Het Nedersaksisch |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Is het u bekend dat UNESCO 21 februari heeft uitgeroepen tot Internationale Moedertaaldag, en hiermee de aandacht wil vestigen op taal als cultureel erfgoed?
Ja.
Kunt u zich de toezeggingen herinneren in het verslag van een schriftelijk overleg van 24 april 2014 (Kamerstuk 33 750 VII, nr. 54) over uw inspanningen rond het erkennen van het Nedersaksisch onder deel III van het Europees Handvest inzake regionale talen?
Op dit moment werk ik aan de vijfde periodieke rapportage inzake de door Nederland getroffen maatregelen met betrekking tot de implementatie van het Handvest. Ik ben voornemens om deze rapportage, die betrekking heeft op de periode 2012–2014, dit voorjaar af te ronden. Daarna zal duidelijk worden wanneer de Raad van Europa Nederland zal bezoeken. In het verslag van het schriftelijk overleg van 24 april 2014 heb ik opgemerkt dat dit bezoek een moment kan zijn om de balans op te maken over de implementatie van het Europees Handvest en dat ik mij voor kan stellen dat dit aanknopingspunten kan bieden om de positie van het Nedersaksisch onder het Europees handvest tegen het licht te houden. Ik acht het niet opportuun om hier vooruitlopend op het bezoek van de Raad van Europa al uitspraken over te doen.
Kunt u aangeven wat de (ambtelijke) gesprekken tussen uw ministerie en vertegenwoordigers van de Samenwerkende Organisaties in het Nedersaksisch Taalgebied (SONT) sindsdien hebben opgeleverd?
In het verslag van het schriftelijk overleg over het Nedersaksisch van 24 april 2014 heb ik opgemerkt dat ik het Nedersaksisch als een wezenlijk onderdeel van het Nederlandse culturele erfgoed zie. Dat geldt ook voor de andere regionale talen en ik ken dan ook grote waarde toe aan de verdere bevordering van deze talen. Naar mijn overtuiging zijn inspanningen vanuit de samenleving en de decentrale overheden hier de belangrijkste waarborg voor. De bijdrage vanuit het Rijk dient hier een aanvulling op te zijn. In de constructieve overleggen die in de afgelopen periode op ambtelijk niveau met SONT zijn gevoerd is er in verkennende zin al over de bijdrage die ik aan de bevordering van de taal kan leveren gesproken. In de komende periode zal in overleg met SONT worden bekeken hoe deze bijdrage concreet vorm kan worden gegeven.
Wat is op basis van deze gesprekken het «actuele beeld» van het beleid, de inspanningen en resultaten van decentrale overheden inzake de bevordering en bescherming van het Nedersaksisch? Bent u nog steeds van mening dat de huidige inspanningen ontoereikend zijn om het Nedersaksisch te kwalificeren onder deel III?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer in 2015 staat het bezoek van de Raad van Europa gepland aan Nederland om onderzoek te verrichten naar de naleving van het Europees Handvest? Op welke wijze is uw ministerie betrokken bij deze evaluatie?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid, nu in het verslag van 24 april 2014 het kabinet aangaf zich te kunnen voorstellen dat het bezoek van de Raad van Europa «ook aanknopingspunten biedt om de positie van het Nedersaksisch onder het Europees Handvest tegen het licht te houden», om het komend jaar uw eigen stellingname over erkenning onder deel III te heroverwegen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven welke waarde en betekenis u hecht aan het voortbestaan van streektalen en welke extra maatregelen u bereid bent te nemen om het gebruik van streektalen te beschermen?
Zie antwoord vraag 3.
Het beleid ten aanzien van haatpredikers en de handhaving daarvan |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Herinnert u zich uw uitspraak dat imams die met kwade bedoelingen naar Nederland willen komen geen visum moeten krijgen en dat al aanwezige haatpredikers het land uitgezet moeten worden?1
Ja.
Zijn er sindsdien haatpredikers het land uitgezet of de toegang tot Nederland geweigerd? Zo ja, hoeveel en waarom? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot de betreffende uitspraak die aanwezigheid van dergelijke personen impliceerde?
Er zijn geen gevallen bekend waarin predikers het land zijn uitgezet of waarvan de toegang tot Nederland op voorhand is geweigerd. Wel zijn, zoals aangegeven, de visa van drie van de predikers die in Rijswijk zouden spreken ingetrokken, met het oog op de openbare orde, tegen de achtergrond van de maatschappelijke onrust, zoals verwoord in een brief van de NCTV.
Bent u bekend met het door Stichting Rohamaa georganiseerde evenement «Zij hebben recht op ons» op 8 maart 2015?2
Ja.
Hoe kwalificeert u, gegeven onder andere de berichtgeving over jihadistische connecties in De Telegraaf, de sprekers op dat evenement?
Van een aantal van de predikers op dit evenement is bekend dat zij behoren tot de stroming van de politieke salafisten. Het gaat hier niet om jihadisten, wel om invloedrijke geestelijken, waarvan bekend is dat sommigen in contact staan met radicaal-islamitische personen of organisaties. De voorbereidingen van de bijeenkomst in Rijswijk vonden plaats in een tijdsgewricht dat er in Nederland grote maatschappelijke ongerustheid bestaat over de risico's van het jihadisme. Hiermee komen naast vraagstukken rondom de vrijheid van meningsuiting ook vraagstukken rondom de openbare orde aan de orde. De visa van een drietal sprekers zijn ingetrokken met het oog op de openbare orde, tegen de achtergrond van de maatschappelijke onrust.
Ziet u aanleiding deze personen toegang tot Nederland te weigeren of hen het land uit te zetten? Zo ja, op welke gronden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze geeft u, in het algemeen en in dit concrete geval, invulling aan uw uitspraak dat we «haat-imams» het werken moeilijk en waar het kan onmogelijk maken?3
De rijksoverheid kan in het geval van omstreden predikers die visumplichtig zijn en een bedreiging vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid visa niet uitvaardigen of intrekken. Op lokaal niveau heeft de burgemeester mogelijkheden om voorafgaand aan een evenement of ter plaatse maatregelen te nemen met het oog op het handhaven van de openbare orde.
Hoe bent u voornemens de ontstane onrust weg te nemen en ervoor zorg te dragen dat eventueel gedane haat zaaiende uitlatingen vervolgd worden?
De visa zijn ingetrokken uit het oogpunt van openbare orde, tegen de achtergrond van de ontstane maatschappelijke onrust. Voor buitenlandse predikers die onverdraagzame en anti-integratieve boodschappen uitdragen en daarmee een bedreiging vormen voor de openbare orde is in Nederland geen plek.
De vrijheid van meningsuiting is de essentie van democratie. Die vrijheid geldt in Nederland voor iedereen. De vrijheid van meningsuiting wordt begrensd als de vrijheden van anderen in het geding komen, als mensen geweld of haat prediken of als de openbare orde of de nationale veiligheid in het geding komt.
Een bijeenkomst in Rijswijk op 8 maart 2015 waarbij zeer radicale predikers zullen spreken |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van de bijeenkomst die de stichting Rohamaa op 8 maart 2015 in het kader van wereldvrouwendag in Rijswijk organiseert?
Ja.
Klopt het dat de volgende personen in Rijswijk zullen spreken te weten: Tarik Bin Ali, Khalid Sujaa, Wahid Baali, Mohamad Hassan, Othman al Khamis, Mamdouh Tamami en Abdallah Kaamil?
Volgens informatie van de website van de stichting Rohamaa zijn dat de uitgenodigde gastsprekers voor de beoogde bijeenkomst op 8 maart te Rijswijk1. De stichting heeft naar aanleiding van de ontstane maatschappelijke onrust en het intrekken van de visa van enkele predikers besloten om het evenement niet door te laten gaan in de oorspronkelijke opzet.
Hoe kijkt u aan tegen mensen die treuren om de dood van Bin Laden, de terreurgroep Al Nusra steunen en de jihad in Europa faciliteren?
Voor visumplichtige predikers die onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen willen uitdragen en daarmee de openbare orde of de nationale veiligheid bedreigen, is in Nederland geen plek. Vrijheid van meningsuiting is de essentie van democratie, maar is niet onbeperkt en wordt begrensd als de vrijheden van anderen in het geding komen, als mensen geweld of haat prediken of als de openbare orde of de nationale veiligheid in het geding komt.
Herinnert u zich dat de vicepremier op 25 augustus 2014 aankondigde in de Telegraaf dat «Haatimams zullen we het werken moeilijk en waar het kan onmogelijk maken. Als een imam uit Syrië hier wil gaan preken en hij heeft daar geen vredelievende bedoeling mee, dan krijgt hij geen visum. Maar ook Nederlandse imams, mensen die hier zijn opgegroeid en helemaal geen gebruik maken van hun vrijheid, maar haatzaaien, zullen we het leven lastig maken. Dat kan via burgemeesters die een gesprek met hen aangaan»?1
Ja, deze uitspraak is bekend. Het standpunt blijft dat waar dat mogelijk is, sprekers die onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen willen uitdragen en daarmee de openbare orde of de nationale veiligheid bedreigen, de toegang tot Nederland wordt ontzegd. Dit geldt voor sprekers die afkomstig zijn uit visumplichtige landen. Degene die de toegang tot Nederland niet geweigerd kan worden omdat hij of zij rechtmatig verblijft in de Schengenzone en die een onverdraagzame boodschap uitdraagt zal daarmee worden geconfronteerd.
Kunt u voor elk van de sprekers aangeven of u hen als haatimams beschouwt, of zij visumplichtig zijn, wanneer zij een visum hebben aangevraagd, of het visum verleend is en of zij een gesprek met de burgemeester van Rijswijk hebben gehad of zullen hebben?
Zonder in te gaan op individuen kan verteld worden dat zeven predikers waren uitgenodigd voor het geven van lezingen op 8 maart. Voor drie van deze predikers waren visa verstrekt door Nederland. Deze visa zijn ingetrokken met het oog op de openbare orde. Twee sprekers waren in het bezit van een Schengenvisum dat eerder is afgegeven door een ander Schengenland. De overige sprekers verblijven rechtmatig in het Schengengebied.
De stichting Rohamaa heeft naar aanleiding van de ontstane maatschappelijke onrust en het intrekken van de visa van drie predikers besloten om het evenement niet door te laten gaan in de oorspronkelijke opzet. De afgelopen weken is op lokaal niveau veelvuldig overleg geweest tussen het lokaal gezag, de organisator en diverse vertegenwoordigers, waaronder het CMO (Contactorgaan Moslims en Overheid). Daarbij zijn alle aspecten die rond dit evenement spelen indringend aan de orde gekomen.
Indien deze mensen een visum hebben gekregen, hebben zij dan correct het doel van hun bezoek gemeld bij de Nederlandse autoriteiten?
Ja. Bij het aanvragen van de visa, is het juiste doel opgegeven.
Van hoeveel mensen is sinds 25 augustus 2014 een visum geweigerd omdat zij hier haatpreken zouden houden? Kunt u zo specifiek mogelijk de details van de weigeringen weergeven?
Er zijn sinds die tijd geen gevallen bekend waarin predikers het land zijn uitgezet of waarvan de toegang tot Nederland op voorhand is geweigerd. Wel zijn, zoals aangegeven, de visa van drie van de predikers die in Rijswijk zouden spreken ingetrokken, met het oog op de openbare orde, tegen de achtergrond van de maatschappelijke onrust, zoals verwoord in de brief van de NCTV.
Deelt u de mening dat de prediking van deze personen in overeenkomst is met het internationale recht vanwege de banden met erkende terreurgroepen als Al Nusra? Deelt u voorts de mening dat de organisator van deze bijeenkomst dus niet algemeen nuttig handelt?
Van een aantal van de predikers op dit evenement is bekend dat zij behoren tot de stroming van de politieke salafisten. Het gaat hier niet om jihadisten, wel om invloedrijke geestelijken, waarvan bekend is dat sommigen in contact staan met radicaal-islamitische personen of organisaties. Voor het tweede deel van de vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 10.
Herinnert u zich dat u aan de Kamer schreef: «Het is een Nederlandse traditie dat het internationale recht deel uitmaakt van de Nederlandse rechtsorde. Dat is zo neergelegd in de Grondwet. Omdat bij strijdig handelen met het internationale recht doorgaans geen sprake zal zijn van algemeen nuttig handelen, kan bij instellingen die zich daar schuldig aan maken de ANBI (Algemeen Nut Beogende Instellingen)-status reeds worden ingetrokken»?2
Ja.
Ziet u aanleiding te onderzoeken of bij de stichting Rohamaa de ANBI-status ingetrokken kan worden, zo mogelijk met terugwerkende kracht en daarover de Kamer te informeren?
Berichtgeving in de media en signalen uit de samenleving kunnen voor de Belastingdienst aanleiding zijn om een onderzoek in te stellen naar de activiteiten van een instelling om te beoordelen of de feitelijke activiteiten de ANBI-status in de weg staan. Indien dit het geval is kan een ANBI-status worden ingetrokken, onder omstandigheden met terugwerkende kracht. Dit is dan zichtbaar op de openbare ANBI-lijst die te raadplegen is via de website van de Belastingdienst.4 Op de website van de Belastingdienst staat duidelijk aangegeven wat de criteria zijn voor de ANBI-status.5 Als het vermoeden bestaat dat daaraan niet meer wordt voldaan, kan een nader onderzoek worden ingesteld.
Kunt u deze vragen binnen een week beantwoorden, ten minste op het punt van de visa?
U ontvangt wanneer alle informatie bekend is zo spoedig mogelijk antwoord op alle gestelde vragen.
Het bericht 'Imams hebben visum voor benefiet in Rijswijk al binnen' |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Imams hebben visum voor benefiet in Rijswijk al binnen»?1
Ja.
Klopt het dat aan de imams die uitgenodigd zijn voor de bijeenkomst in Rijswijk op 8 maart reeds een visum is verstrekt? Zo ja, kunt u aangeven om hoeveel personen het gaat, of ook aan personen een visum is geweigerd en hoeveel personen burgers van de EU zijn?
Zeven predikers waren uitgenodigd voor het geven van lezingen op 8 maart. Voor drie van deze predikers waren in eerste instantie visa verstrekt door Nederland. Deze visa zijn ingetrokken met het oog op de openbare orde, zoals verwoord in een brief van de NCTV. Twee sprekers waren in het bezit van een Schengenvisum dat eerder is afgegeven door een ander Schengenland. De overige sprekers verblijven rechtmatig in het Schengengebied.
Welke mogelijkheden ziet u om visa te weigeren aan radicale imams of reeds verleende visa in te trekken?
Voor sprekers die visumplichtig zijn, wordt bij de visumaanvraag bij de ambassade of het consulaat een check gedaan op grond van het Schengen Acquis. Het Schengen Acquis biedt de mogelijkheid visa af te wijzen of toegang te weigeren indien sprake is van een bedreiging voor de openbare orde, nationale veiligheid en/of internationale betrekkingen. Bij de beoordeling hiervan is grote zorgvuldigheid geboden met het oog op de rechtsstatelijkheid. Een spreker die in het verleden haat of geweld gepredikt heeft, kan op grond van bovengenoemde criteria een visum geweigerd worden. Ook indien een visum reeds is verleend, bestaat de mogelijkheid deze op basis van nieuwe informatie of omstandigheden in te trekken. Bijvoorbeeld omdat er (nieuwe) aanwijzingen zijn dat sprake is van een bedreiging van de openbare orde en/of de nationale veiligheid.
Ziet u gelet op het huidige dreigingsniveau, de maatschappelijke spanningen en de inzet van het actieplan voor bestrijding van radicalisering en jihadisme aanleiding om de toetsingscriteria voor visumverstrekking aan radicale predikers aan te scherpen, zoals destijds verzocht in de motie Van der Staaij?2
Daartoe zie ik geen aanleiding. De huidige toetsingscriteria geven ook nu de mogelijkheid om visa te weigeren als er sprake is van een bedreiging van de openbare orde, nationale veiligheid en/of internationale betrekkingen. Het kan voorkomen dat toetsing aan deze criteria ten tijde van de behandeling van de visumaanvraag een andere uitkomst oplevert dan wanneer die toetsing op een later moment na de visumverlening wordt uitgevoerd. Verder hebben alle aan het Schengen Acquis verbonden landen op basis van dit verdrag de mogelijkheid om een visum te weigeren op de gronden zoals genoemd in dit antwoord.
Bent u bereid om in EU-verband de ruime mogelijkheden voor radicale predikers om hun schadelijke invloed in andere lidstaten vrij te verspreiden te agenderen?
Zie antwoord vraag 4.
De aanslag bij een synagoge in Kopenhagen |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kengenomen van het bericht «Zeker drie gewonden bij schietpartij synagoge Kopenhagen»?1
Ja.
Kunt u aangeven of er een directe relatie bestaat tussen de aanslag bij deze synagoge en de aanslag eerder op de dag, tijdens het debat over de vrijheid van meningsuiting waar islamcriticus Lars Vilks aanwezig was?
De Deense autoriteiten hebben aangegeven dat een 22-jarige man de dader is van deze twee aanslagen die plaatsvonden in de Deense hoofdstad Kopenhagen.
Ziet u de dreiging door het groeiende islamitisch extremisme voor expliciet joden en joodse instellingen, zeker met het oog op de recente aanslagen op een joods museum, een joodse supermarkt en nu weer bij een synagoge? Graag een toelichting.
De aanslagen in Brussel, Parijs en Kopenhagen illustreren dat ook joodse objecten doelwit zijn van aanslagen door jihadisten. De NCTV benoemt dit dreigingsaspect ook in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland, dat periodiek naar uw Kamer wordt gestuurd.
Bent u, gezien het feit dat er ook voor de aanslagen in Toulouse, Parijs, Brussel en nu dus Kopenhagen geen concrete dreiging was, bereid preventief de beveiliging van alle joodse instellingen maximaal op te voeren? Zo nee, waarom niet?
Er worden momenteel aanvullende beveiligingsmaatregelen getroffen. Deze maatregelen zijn passend bij de huidige dreiging en het risico. U mag er vanuit gaan dat de beveiliging van Joodse objecten in nauwe samenspraak met vertegenwoordigers van de Joodse gemeenschap en de lokale gezagen gebeurt. De beveiligingsmaatregelen worden genomen zolang dreiging en risico daartoe aanleiding geven, en worden aangepast wanneer nodig. Over de beveiligingsmaatregelen doen wij zoals gebruikelijk geen mededelingen.
Het bericht ‘Benefiet ter discussie' |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de omstandigheid dat op 8 maart 2015 in Rijswijk een islamitisch evenement wordt georganiseerd waar omstreden salafistische predikers uit het buitenland zullen spreken?1
Het is mij bekend dat de stichting Rohamaa op 8 maart 2015 een liefdadigheidsgala in Rijswijk zou organiseren. De stichting heeft naar aanleiding van de ontstane maatschappelijke onrust en het intrekken van de visa van enkele predikers besloten om het evenement niet door te laten gaan in de oorspronkelijke opzet.
Bent u bekend met het feit dat een aantal sprekers beschuldigd wordt van nauwe banden met jihadisten en terroristen? Zo ja, wat vindt u daarvan? Deelt u de mening dat dit potentieel een risico voor de openbare orde vormt?
Over de buitenlandse sprekers op het beoogde evenement van de stichting Rohamaa op 8 maart 2015 is veel maatschappelijke onrust ontstaan. Van een aantal van de predikers op dit evenement is bekend dat zij behoren tot de stroming van de politieke salafisten. Het gaat hier niet om jihadisten, maar wel om (in beperkte kring) invloedrijke geestelijken. Van sommigen van hen is bekend dat zij in contact staan met radicaal-islamitische personen of organisaties. De voorbereidingen van de bijeenkomst in Rijswijk vinden plaats in een tijdsgewricht dat er in Nederland grote maatschappelijke ongerustheid bestaat over de risico's van het jihadisme. Hiermee komen naast vraagstukken rondom de vrijheid van meningsuiting ook vraagstukken rondom de openbare orde aan bod. De visa van een drietal sprekers zijn ingetrokken met het oog op de openbare orde, tegen de achtergrond van de maatschappelijke onrust, zoals verwoord in een brief van de NCTV.
Welke mogelijkheden heeft de lokale overheid en rijksoverheid om omstreden predikers te weren?
De rijksoverheid kan in het geval van omstreden predikers die visumplichtig zijn en een bedreiging vormen voor de openbare orde of de nationale veiligheid visa niet uitvaardigen of intrekken. Op lokaal niveau heeft de burgemeester mogelijkheden om voorafgaand aan een evenement of ter plaatse maatregelen te nemen met het oog op het handhaven van de openbare orde.
In hoeverre heeft de overheid voldoende kennis om in te schatten of er sprake is van predikers die haat prediken of anderszins de openbare orde verstoren? In hoeverre vindt u het ook een verantwoordelijkheid van moskeeorganisaties in Nederland om samen met de overheid op te trekken om te voorkomen dat aan dergelijke predikers een podium wordt geboden?
Het bewaken van de openbare orde is een kerntaak van de overheid. In het geval dat een bijeenkomst waar één of meerdere predikers het woord zullen voeren, leidt tot maatschappelijke onrust, zoals het geval is in de casus Rijswijk, komt de openbare orde in het geding. Het is de rol van de overheid om in dat geval maatregelen te nemen om de openbare orde te handhaven. Het Contactorgaan Moslims en Overheid (CMO) toont hierin ook al verantwoordelijkheid. Zij zijn voornemens hun organisaties en moskeeën te informeren en adviseren.
Ziet u mogelijkheden om deze predikers te weren uit het Schengengebied? Is het bijvoorbeeld mogelijk om geen visa te verstrekken aan deze predikers die omstreden worden geacht vanwege hun uitlatingen en gedragingen en daarmee een gevaar zijn voor de openbare orde? Zo nee, waarom niet?
Voor sprekers die visumplichtig zijn, wordt bij de visumaanvraag bij de ambassade of het consulaat een check gedaan op grond van het Schengen Acquis. Het Schengen Acquis biedt de mogelijkheid visa af te wijzen of toegang te weigeren indien sprake is van een bedreiging voor de openbare orde, nationale veiligheid en/of internationale betrekkingen. Bij de beoordeling hiervan is grote zorgvuldigheid geboden met het oog op de rechtsstatelijkheid. Ook de nadere invulling van maatregel 20f van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme is hierbij van belang, hiervoor verwijs ik naar de brief.
Welke mogelijkheden heeft u wanneer predikers een visum hebben van een ander land uit het Schengengebied? Ziet u mogelijkheden om hierin met de andere lidstaten gezamenlijk in op te treken?
Nederland kan het afgevende land verzoeken een visum in te trekken. Hierbij zullen die landen vragen aan welke van de voorwaarden voor afgifte van het visum niet, of niet meer, wordt voldaan. Dit kan bijvoorbeeld zijn als de betreffende persoon een gevaar vormt voor de openbare orde of de nationale veiligheid van Nederland danwel van een andere Schengenlidstaat. Het is onder meer aan de lokale driehoek en de AIVD om te bepalen of van een dergelijke situatie sprake is en dat goed te motiveren. Het is en blijft vervolgens aan de lidstaat die het visum heeft af gegeven om te beslissen al dan niet gehoor te geven aan een dergelijk verzoek.
Daarnaast kunnen de bevoegde Nederlandse autoriteiten ook zelf visa intrekken die zijn afgegeven door andere lidstaten. Deze bevoegdheid is bedoeld om lidstaten de mogelijkheid te geven visumhouders die zich aan haar grens melden dan wel reeds op haar grondgebied bevinden de toegang c.q. verder verblijf in de vrije termijn te ontzeggen indien blijkt dat niet meer aan de voorwaarden voor verblijf wordt voldaan. In die gevallen dient Nederland het land van visumafgifte van de intrekking in kennis te stellen.
Om te voorkomen dat ongewenste vreemdelingen naar Nederland danwel een ander Schengenlidstaat afreizen, kan de IND namens de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie, een vreemdeling laten signaleren. Omdat de signalering tot doel heeft bepaalde vreemdelingen uit Nederland te weren, wordt deze opgenomen in het Schengen Informatie Systeem (SIS) voor toegangsweigering. Dit betekent dat de vreemdeling gedurende de signalering geen toegang kan verkrijgen tot de landen binnen het Schengengebied en aan de grens zal worden geweigerd, ook als hij of zij (nog) een geldig visum heeft. Wanneer de betreffende vreemdeling reeds een visum heeft ontvangen van een andere lidstaat zal voor de signalering wel contact moeten worden gezocht met de betreffende lidstaat.
Welke verantwoordelijkheid kent de organisator van dit evenement? Welke maatregelen zouden kunnen worden getroffen jegens organisatoren van evenementen die een podium bieden aan predikers die haat prediken ofwel standpunten innemen die indruisen tegen de waarden van de Nederlandse samenleving?
Vrijheid van meningsuiting is de essentie van democratie. In onze rechtsstaat worden dergelijke vrijheden voor iedereen beschermd. Het organiseren van een evenement zoals in Rijswijk, dat volgens de organisatie bedoeld was om geld in te zamelen voor liefdadigheidsactiviteiten in landen als Marokko, Tunesië, Egypte en Turkije, is niet verboden en in het geval van Rijswijk ook niet vergunningplichtig. Echter, de vrijheid van meningsuiting is niet onbeperkt. Deze wordt begrensd als de vrijheden van anderen in het geding komen, als mensen haat of geweld prediken of als de veiligheid in het geding komt. Voor predikers uit het buitenland die onverdraagzame, anti-integratieve en/of anti-democratische boodschappen uitdragen en daarmee de openbare orde bedreigen is in Nederland daarom geen plek.
Voor de verantwoordelijkheid van de overheid en van moskeeorganisaties verwijs ik naar het antwoord op vraag 4. Wat betreft eventuele maatregelen tegen de verschaffers van een locatie geldt, dat als zou blijken dat tijdens een evenement sprake is geweest van het aanzetten tot haat zoals vastgelegd in artikel 137d Wetboek van Strafrecht, het Openbaar Ministerie kan beoordelen of alleen degene die aanzette tot haat moet worden vervolgd, of ook degene die hem eventueel bij de strafbare uitingen heeft geholpen.
Ziet u eveneens een verantwoordelijkheid voor eigenaars van locaties waar dergelijke evenementen plaats vinden? Welke maatregelen zouden kunnen worden getroffen ten aanzien van hen die hier locaties voor beschikbaar stellen?
Zie antwoord vraag 7.
De komst van een islamitische geweldsprediker naar Rijswijk |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Deze haatbaard komt naar Rijswijk»?1
Ja.
Klopt het dat «sjeik» Muhammad Hassan banden heeft met de extremistische moslimsbroederschap met zijn motto: «Allah is ons doel, de profeet onze leider, de koran onze wet, de jihad onze weg en sterven voor Allah onze grootste hoop»?
Mohammed Hassan is een salafistische (ultraconservatieve) prediker van Egyptische komaf. Het salafisme in Egypte is, in tegenstelling tot de organisatie van de Moslimbroederschap, niet hiërarchisch of gecentraliseerd. Salafistische geleerden als Mohammed Hassan hebben invloed gewonnen door hun preken op o.a. satelliettelevisie. Mohammed Hassan is geen lid van de Moslimbroederschap, maar dat betekent niet dat hij niet sympathiek staat tegenover de doelstellingen van die beweging. Hij hield zich tot 2011, net als veel andere salafistische predikers, afzijdig van de politiek.
In de periode na het aftreden van voormalig president van Egypte Mubarak hebben de salafisten zich nadrukkelijker geuit met betrekking tot de politieke koers van het land. Mohamed Hassan stond achter president Morsi en de implementatie van de nieuwe constitutie in 2012. Na de afzetting van president Morsi in 2013 en de massale vervolging van de Moslimbroederschap heeft Mohammed Hassan getracht te bemiddelen tussen de beweging en de nieuwe leiding van Egypte. Dit heeft echter geen doorbraak opgeleverd. Mohammed Hassan heeft zich vervolgens aan het nieuwe klimaat aangepast door zich terughoudend op te stellen. Dit is hem overigens op kritiek komen te staan van moslimbroeders en meer politiek radicale salafisten. Zij verwijten hem bijvoorbeeld het veroordelen van het geweld van ISIS in Syrië maar het «negeren» van de vervolging van zijn geloofsbroeders in eigen land. Er is kortom een band tussen Mohammed Hassan en de moslimbroederschap, maar die is niet eenduidig te duiden.
In hoeverre deelt u de visie dat predikers als Muhammad Hassan, die oproepen tot geweld tegen onder anderen afvalligen, een gevaar vormen voor de openbare veiligheid?
De stichting Rohamaa was voornemens om op 8 maart aanstaande een liefdadigheidsgala in Rijswijk te organiseren. Voor deze gelegenheid wilde de stichting diverse predikers uit het buitenland laten spreken. Over de sprekers van buiten de EU die door de stichting Rohamaa uitgenodigd waren, is veel maatschappelijke onrust ontstaan. De verdere voorbereidingen van de bijeenkomst in Rijswijk vonden plaats in een tijdsgewricht dat er in Nederland grote maatschappelijke ongerustheid bestaat over de risico's van het jihadisme. Hiermee komen naast vraagstukken rondom de vrijheid van meningsuiting ook vraagstukken rondom de openbare orde aan bod. De visa van een drietal sprekers zijn ingetrokken met het oog op de openbare orde, tegen de achtergrond van de maatschappelijke onrust. De stichting heeft naar aanleiding van de ontstane maatschappelijke onrust en het intrekken van de visa van enkele predikers besloten om het evenement niet door te laten gaan in de oorspronkelijke opzet.
Bent u bereid geweldspredikers, waaronder Muhammad Hassan, tot persona non grata te verklaren en hen de toegang tot ons land te weigeren? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u tevens bereid moskeeën waar wordt opgeroepen tot geweld te sluiten? Zo neen, waarom niet?
Het sluiten van een gebouw als zodanig is mogelijk als er sprake is van niet-naleving van brand- en veiligheidsvoorschriften of van drugshandel. In geval van een rechtspersoon is (verboden verklaring en) ontbinding alleen mogelijk als het doel en/of de werkzaamheid in strijd is met de openbare orde.
De uitzending met betrekking tot het gerommel met zwemdiploma’s |
|
Michiel van Nispen |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe oordeelt u over de grote verschillen in kwaliteit van de zwemdiploma’s in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Over verschillen in kwaliteit van de zwemdiploma’s bestaan zorgen bij stakeholders in de zwemsector. Het is van belang om in te blijven zetten op de kwaliteit. De sector ziet dit belang en wil ervoor zorgen dat de kwaliteit beter gegarandeerd wordt. Dit blijkt uit overleg dat recent met de sector is gevoerd.
Wat vindt u van de wildgroei aan verschillende zwemdiploma’s, richtlijnen en onduidelijke regelgeving als het gaat om zwemlessen aan kinderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik deel uw zorgen over de toegenomen verscheidenheid aan zwemdiploma’s en de onduidelijkheid rond de kwaliteitseisen. Hierdoor kunnen ouders niet goed een beredeneerde keuze maken voor een kwalitatief goede zwemles en een gegarandeerd goed zwemdiploma. Die zorgen worden ook door de zwemsector gedeeld.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat eigenlijk iedereen, zonder nadere voorschriften, een zwemschool kan beginnen en zelfstandig zwemdiploma’s kan verstrekken? Zo ja, gaat u dit per direct verbieden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen die in de uitzending zijn geuit over de stoomcursussen die gegeven worden door commerciële ondernemers, wat ertoe leidt dat sommige kinderen daardoor te weinig zwemvaardigheid ontwikkelen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat het zwemdiploma een erkend document dient te zijn, zodat ouders erop kunnen vertrouwen dat hun kind goede en degelijke zwemlessen krijgen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven op welke wijze u uitvoering geeft aan de motie over een onderzoeksprogramma zwemvaardigheid?2
Op 18 februari 2015 is er een overleg met betrokkenen gevoerd over zwemvaardigheid, zwemveiligheid en het borgen en delen van zwemkennis in Nederland.
Aan het overleg hebben de meest betrokken stakeholders in de zwemsector en vertegenwoordigers van VWS en OC en W deelgenomen.
De komende maanden werkt de sector aan een gemeenschappelijke aanpak en aan het verwerven van draagvlak bij alle betrokkenen. Hierbij is ook aandacht voor de in de motie gestelde onderzoeksvragen. Zodra dit proces is afgerond zal ik uw Kamer informeren over de uitkomsten. Ik verwacht dat de zwemsector voor de zomer 2015 tot een afronding komt.
Het bericht ‘Halaleten voor elke scholier’ |
|
Geert Wilders (PVV), Harm Beertema (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Halaleten voor elke scholier»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het dwingend opleggen van halalvoedsel door een christelijke school, ook aan niet-moslims, onaanvaardbaar is? Zo neen, waarom niet?
Scholen zijn vrij om, binnen de grenzen van de wet- en regelgeving, hun eigen keuzes te maken. Dit geldt ook voor de keuzes bij de samenstelling van maaltijden tijdens een schoolkamp. Ouders kunnen met vragen over keuzes van de school terecht bij de schoolleiding en hebben op grond van de Wet medezeggenschap op scholen de mogelijkheid om mee te praten over het beleid van de school. Overigens heeft de school inmiddels op haar website nader toegelicht hoe zij omgaat met maaltijden tijdens het kamp.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat dit onzinnige voorstel wordt ingetrokken? Zo neen, waarom niet?
Nee. De keuzes ten aanzien van de samenstelling van de maaltijden tijdens een schoolkamp vallen onder de verantwoordelijkheid van de school. De rijksoverheid heeft daarin geen rol.
De bouw van een moskee in Gouda |
|
Sadet Karabulut |
|
Opstelten (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat vindt u van het bericht dat buitenlandse financiers meebetalen aan de bouw van een nieuwe moskee in Gouda?1
In de brief van 11 februari 2015 (Kamerstuk 34000-VI, nr. 65) heb ik laten weten dat de gemeente Gouda forensisch accountant PWC onderzoek heeft laten doen naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de moskee. Het onderzoek laat zien dat 0,05% van het totaal opgebrachte bedrag niet uit Nederland afkomstig is. Het bedrag dat niet uit Nederland afkomstig is, is afkomstig uit twee andere Schengenlanden. De gemeente Gouda heeft dit onderzoek laten uitvoeren voor de bestuurlijke afweging van deze lokale aangelegenheid.
Vanuit welke landen is er (financiële) steun voor de bouw van de nieuwe moskee in Gouda toegezegd? Om welke financiers gaat het? Bent u op de hoogte van de inhoud van het onderzoek naar de financiering van de nieuwe moskee dat in opdracht van de gemeente Gouda is uitgevoerd? Zo ja, bent u bereid om de conclusies hiervan met de Tweede Kamer te delen?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze is Tarik ibn Ali betrokken bij het werven van fondsen voor de nieuw te bouwen moskee? Bent u het met de gemeente Gouda eens dat hij «op dit moment niet beschouwd moet worden als radicale prediker»? Vindt u het wenselijk dat een imam die in verband wordt gebracht met radicalisering en jihadisme mede verantwoordelijk is voor de financiering van de bouw van een Nederlandse moskee?2
Tarik ibn Ali heeft deelgenomen aan een benefietbijeenkomst waarbij geld door de Goudse moslimgemeenschap is ingezameld voor de realisatie van een nieuw islamitisch centrum. In algemene zin geldt dat personen het recht hebben zich in te zetten voor de werving van fondsen voor de bouw van een Nederlandse moskee, zolang zij zich aan de Nederlandse wet houden. Met het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme heeft dit kabinet ook duidelijk aangegeven dat het voorkomen van radicalisering en het indammen van jihadisme wenselijk is. Daaruit volgt dat de overheid kan ingrijpen wanneer er concrete aanwijzingen zijn van betrokkenheid van individuen of instellingen bij jihadisme.
Heeft u aanwijzingen dat salafistische krachten betrokken zijn bij de financiering van de nieuwe moskee? Zo ja welke?
In de genoemde brief van 11 februari jongstleden over deze specifieke casus is aangegeven dat de gemeente Gouda forensisch accountant PWC onderzoek uit heeft laten voeren naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de nieuwe moskee. Uit dit onderzoek zijn geen belemmeringen naar voren gekomen die de (door)verkoop van een gedeelte van het PWA-complex in de weg zouden staan. Daarnaast heeft de gemeente aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB), onderdeel van de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, een advies in het kader van de Wet Bibob gevraagd. Dit onderzoek is nog niet afgerond. Over individuele (lopende) onderzoeken kan ik geen uitspraken doen.
Voor meer informatie over de buitenlandse financiering van islamitische instellingen in algemene zin verwijs ik naar zijn beleidsreactie over dit onderwerp van 25 maart jongstleden (Kamerstuk 29 614, nr. 37).
Vindt u dat er sprake is van een scheiding van kerk en staat nu de gemeente Gouda mee wil werken aan de wens van een moskeebestuur om vrouwen in de openbare ruimte buiten het zicht van mannen te houden? Wat is uw oordeel hierover?3
Volgens de informatie van de gemeente Gouda is in het schetsplan van de drie initiatiefnemers een erfscheiding voorzien bij de hoofdentrees. Dit op verzoek van de school voor speciaal onderwijs en het medisch kinderdagverblijf, die vanwege hun leerlingen behoefte hebben aan een rustige en overzichtelijke eigen entree.
Bent u van mening dat de opzet, de financiering en de bouw van de moskee een bijdrage leveren aan het bestrijden van segregatie en radicalisering? Zo ja, waarom? Zo nee, welke mogelijkheden heeft u om de plannen tegen te houden?
Het moskeebestuur heeft recent (half maart) het aanbod gedaan om de moskee qua omvang substantieel te verkleinen. Een onafhankelijke procesbegeleider gaat nu een nieuw proces in met buurtbewoners, om te kijken onder welke voorwaarden de gezamenlijke huisvesting van de drie partijen op het complex op meer draagvlak kan rekenen. Dit is en blijft een lokale verantwoordelijkheid.
De bezetting van een moskee in Leiden |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Moslimorganisaties bang na «bezette» moskee Leiden»1 en ««Bezetting» in Leiden schokt Marokkaanse organisaties»2? Kent u de website Identitair Verzet?3
Ja.
Deelt u de mening dat personen die acties tegen een moskee ondernemen dat binnen de grenzen van de wet moeten doen? Was daar in het geval van de bezetting van de moskee in Leiden sprake van? Zo ja, waarom? Zo nee, van welke overtredingen worden deze personen verdacht?
Ja, in Nederland geldt dat een ieder binnen de grenzen van de wet dient te acteren. Het openbaar ministerie (OM) heeft mij meegedeeld dat aan een aantal personen in verband met het beklimmen van de moskee door de officier van justitie een strafbeschikking is opgelegd vanwege het ongerechtigd betreden van een afgesloten bouwterrein. De strafbeschikking jegens een van deze verdachten zag ook op het afsteken van vuurwerk.
Deelt u de mening dat bewoners die op reguliere wijze bezwaar maken tegen de bouw van een moskee dat in vrijheid moeten kunnen doen? Zo ja, is het op de site van Identitair Verzet vermelde waar dat «bewoners die in die tijd tegen de bouw van de moskee in Leiden waren, sinds de bouw begon, stelselmatig in de persoonlijke levenssfeer worden aangepakt door groepen niet Nederlandse jongeren»? Is het bovendien waar dat er ruiten zijn ingegooid bij deze bewoners?4 Als dat waar is, is er aangifte gedaan en wat is de stand van zaken van het onderzoek? Zo nee, wat is er niet waar?
De vrijheid van meningsuiting en de mogelijkheid om bezwaar te maken tegen voorgenomen besluiten, zoals tegen nieuwbouwplannen, zijn een groot goed. Het is ontoelaatbaar als mensen als reactie hierop met treiterijen, bedreigingen of vernielingen te maken krijgen. De politie en het OM hebben mij meegedeeld dat er meermalen per jaar vernielingen, zoals het ingooien van ruiten, plaatsvinden in de buurt waar de moskee gebouwd wordt. Het betreft elke keer een andere woning en het zijn niet alleen de woningen van tegenstanders van de bouw. In de gevallen waarbij schade is ontstaan aan ruiten is aangifte gedaan van vernieling. De daders zijn onbekend en het motief is onduidelijk. Een verband tussen de bouw van de moskee en de vernielingen is niet aangetoond. Uit politiecijfers blijkt overigens dat het totaal aantal vernielingen in de betreffende wijk Haagweg-Noord ongeveer gelijk is gebleven sinds de bouw van de moskee. In dezelfde periode is sprake van een daling van het aantal bij de politie geregistreerde bedreigingen. De politie heeft geen informatie over het vermeende «stelselmatig in de persoonlijke levenssfeer aanpakken» van tegenstanders van de bouw van de moskee.
Hebt u begrip voor de angst die er binnen moslimorganisaties en bij moslims bestaat over de actie van Identitair Verzet? Zo ja, wat gaat u doen teneinde er voor te zorgen dat die angst en de oorzaak daarvan worden weggenomen? Zo nee, waarom niet?
Hoewel er geen geweldsdreiging van deze actie is uitgegaan, heeft de actie angst en onrust veroorzaakt. Het kabinet veroordeelt de actie sterk en heeft begrip voor de onrust die is ontstaan. Daarom is er door Minister Asscher direct contact gezocht met de getroffen moskee. Het kabinet is alert op ontwikkelingen in de dreiging tegen moskeeën en als het nodig is nemen we specifieke maatregelen in het kader van bewaken en beveiligen. Eén van de taken van de overheid is immers het creëren van een samenleving waarin mensen veilig zijn en zich veilig voelen. Hiervoor is echter een inspanning vereist van meer dan alleen de overheid. Zo zijn in dit geval het maatschappelijk middenveld en islamitische gemeenschappen belangrijke partners. Vanuit deze context spreekt de overheid regelmatig met partners, niet alleen om radicalisering tegen te gaan en de weerbaarheid te vergroten (conform maatregel 21 van het Actieprogramma), maar ook om handelingsperspectief te bieden en het dialoog te stimuleren.
Deelt u de vrees van het Contactorgaan Moslims en Overheid dat acties zoals die van Identitair Verzet het begin kunnen zijn van een escalatie? Zo ja, waarom? Wat kunt u doen om deze acties te de-escaleren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre kunnen naast extremistische moslimorganisaties ook rechts-extremistische groeperingen een bedreiging voor onze rechtsstaat vormen? Deelt u de mening dat naast het terechte optreden van de diverse ketenpartners tegen moslimextremisme er ook aandacht moet zijn voor de gevaren van het rechts-extremisme? Zo ja, op welke wijze worden die laatste gevaren tegengegaan? Zo nee, waarom niet?
De Nederlandse overheid spant zich in om elke bedreiging van de rechtsstaat tegen te gaan. Er is vanuit dit oogpunt aandacht voor elke vorm van extremisme. Ook vanuit extreemrechtse hoek kan (terroristisch) geweld voorkomen, zoals in het buitenland is gebleken. De Nederlandse veiligheidsinstanties volgen ontwikkelingen in deze ideologische hoek op de voet. Personen of partijen die verantwoordelijk zijn voor eventuele wetsovertredingen of extremistische acties zullen worden vervolgd. Wel kan worden vastgesteld dat de dreiging die momenteel uitgaat van rechts-extremisme minder groot is dan de gevaren van moslimextremisme. De AIVD stelt al enige jaren in haar jaarverslagen dat rechts-extremisme een beperkt verschijnsel is.
Kent ook u de voorbeelden die het Contactorgaan Moslims en Overheid noemt van incidenten die te maken hebben met moslimhaat? Zo ja, is er nog wel sprake van incidenten of is er sprake van een structurele en groeiende moslimhaat?
In algemene zin is ten aanzien van discriminatie-incidenten een stijgende trend waarneembaar. De registratie van de politie ondersteunt dit beeld. Ten aanzien van moslimdiscriminatie kan ik dit beeld echter niet bevestigen. Sinds 2008 rapporteert de politie weliswaar over discriminatie-incidenten en incidenten met een discriminatoir karakter, maar zonder onderscheidende kenmerken te vermelden. Zoals gemeld in antwoord op de Kamervragen van de leden Kuzu en Öztürk (Groep Kuzu/Öztürk) over de golf van incidenten jegens moskeeën, zal de politie de komende tijd werken aan een betere registratie van (moslim)discriminatie. Het Contactorgaan Moslims en Overheid wordt hierbij betrokken. De eerste gesprekken daarover zijn gestart. Voor een goed inzicht zal onder meer afzonderlijk over moslimdiscriminatie (en specificaties daarbinnen) worden gerapporteerd in de jaarlijkse Poldis rapportage.
Het bericht dat er een scheidingsmuur wordt gebouwd bij het Goudse moskeecomplex |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Gouds bestuur lost vrouwenkwestie op»?1
Ja
Klopt het dat er een muur zal worden gebouwd bij het schoolplein met als doel het vermijden van visueel contact tussen de moskeebezoekers en vrouwen?
De gelijkheid van mannen en vrouwen is een belangrijke kernwaarde van de Nederlandse samenleving.
Volgens de informatie van de gemeente Gouda is in het schetsplan van de drie initiatiefnemers (moskee, school voor speciaal onderwijs, medisch kinderdagverblijf) een erfscheiding voorzien bij de hoofdentrees. Dit op verzoek van de school voor speciaal onderwijs en het medisch kinderdagverblijf, die vanwege hun leerlingen behoefte hebben aan een rustige en overzichtelijke eigen entree.
Het moskeebestuur heeft recent (half maart) overigens het aanbod gedaan om de moskee qua omvang substantieel te verkleinen. Een onafhankelijke procesbegeleider gaat nu een nieuw proces in met buurtbewoners, om te kijken onder welke voorwaarden de gezamenlijke huisvesting van de drie partijen op het complex op meer draagvlak kan rekenen. Dit is en blijft een lokale verantwoordelijkheid.
Deelt u de mening dat het faciliteren van projecten die de gelijkheid van man en vrouw aantasten geen taak is van de Nederlandse staat? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat met de bouw van de muur het verkeerde signaal wordt afgegeven dat Nederland zich aanpast aan de islam in plaats van andersom?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om, nu de omstreden moskee er toch lijkt te komen, tenminste de realisatie van voornoemde scheidingsmuur te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer wordt er eindelijk ingezet op een integratiebeleid dat nieuwkomers voor de keuze stelt zich aan te passen aan de hier heersende opvattingen of te vertrekken?
Het Nederlandse integratiebeleid is er mede op gericht de nieuwkomers te laten kennisnemen van de kernwaarden van de Nederlandse samenleving, en deze ook te verinnerlijken. Uitgangspunt is dat wie er voor kiest om in Nederland een toekomst op te bouwen, zich richt naar de Nederlandse samenleving en de waarden die hier gelden. Integratie vergt een wederzijdse inspanning van de ontvangende samenleving en van migranten. Van gevestigde Nederlanders mag verwacht worden dat zij migranten de ruimte bieden en hen als gelijken accepteren.
Het bericht ‘Moskee in Gouda mag er komen van college’ |
|
Klaas Dijkhoff (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Moskee in Gouda mag er komen van college»?1
Ja.
Deelt u de mening dat er geen twijfel zou moeten bestaan over de herkomst van het geld waarmee de moskee wordt gefinancierd?
De herkomst van het geld voor de bouw van de moskee in Gouda is bekend en deze informatie heb ik in de brief van 11 februari jongstleden over dit onderwerp aan uw Kamer kenbaar gemaakt. Er is gebleken dat 0,05% van het totaal opgebrachte bedrag niet uit Nederland afkomstig is, en dat het bedrag dat niet uit Nederland afkomstig is, afkomstig is uit twee andere Schengenlanden.
Bent u bereid na te gaan op welke wijze de gemeente de financiering van het gebedshuis heeft onderzocht en of dit onderzoek grondig genoeg en deugdelijk is geweest?
In antwoord op vragen van uw Kamer van 3 februari 2015 (leden Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik verslag gedaan van de wijze waarop de financiering onderzocht is en welk onderzoek nog loopt. De gemeente Gouda heeft forensisch accountant PWC onderzoek uit laten voeren naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de nieuwe moskee. Hierbij is de bankadministratie van islamitisch centrum El Wahda en drie daaraan gelieerde verenigingen onderzocht. Dit betreft specifiek de besturen van de drie bestaande moskeeën in Gouda, die financiële middelen hebben ingebracht bij El Wahda. Daarnaast heeft de gemeente aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB), onderdeel van de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, een advies in het kader van de Wet Bibob gevraagd. Het bieden van hulp is dus niet aan de orde, want er is al sprake van betrokkenheid van mijn ministerie. Voor een verdere toelichting verwijs ik u specifiek naar mijn antwoord op de vragen 7, 8 en 9 van de genoemde vragen van uw Kamer.
Bent u bereid hulp te bieden bij een onderzoek naar de herkomst van het geld waarmee de moskee wordt gefinancierd, indien zou blijken dat de gemeente in staat was slechts beperkt onderzoek te doen?
Zie antwoord vraag 3.
STER-afspraken in het NOS-contract voor de eredivisiesamenvattingen |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Fox krijgt gratis spotjes bij deal met NOS over voetbal»?1
Ja.
Nieuw zijn berichten dat er sprake is van gratis reclamezendtijd voor Fox en van een voorkeurspositie voor bepaalde sponsoren in STER-zendtijd; acht u dergelijke afspraken ook zonder te moeten wachten op eventueel nader onderzoek van het Commissariaat voor de Media niet in strijd met de Mediawet?
Het is niet aan mij om te beoordelen of de afspraken in strijd zijn met de Mediawet. Voor toezicht op naleving van de Mediawet is het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) ingesteld als onafhankelijke toezichthouder. Het Commissariaat is bevoegd om toezicht te houden op de naleving van de Mediawet en waar nodig handhavend op te treden.
Het Commissariaat heeft op 19 januari 2015 aangekondigd dat het zijn onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen vervolgt en verbreedt naar andere partijen, waaronder de Ster. Dit onderzoek wacht ik af.
Op 18 maart heeft het Commissariaat laten weten dat de NOS de afspraken met FOX aanpast over de uitzendrechten van de samenvattingen van het eredivisievoetbal. De NOS moest de afspraken uiterlijk 17 maart aanpassen, anders zou de omroep een dwangsom riskeren. Volgens het Commissariaat is de dreigende dwangsom nu komen te vervallen. Het brede onderzoek van het Commissariaat naar de activiteiten van de NOS rond het Eredivisievoetbal loopt nog door. Dat richt zich nu vooral op andere Mediawettelijke vereisten en is verbreed naar andere partijen, waaronder de STER. Afhankelijk van de uitkomsten daarvan kunnen nadere maatregelen volgen.
Acht u het wenselijk dat door dergelijke afspraken de STER-afdrachten aan de mediabegroting kunstmatig laag worden gehouden en er zo via een omweg nog meer belastinggeld naar de eredivisiesamenvattingen gaat dan al bekend was?
De Ster heeft als wettelijke taak om het beschikbare kijk-, luister- en online bereik van de publieke omroep optimaal te verzilveren. De uiteindelijke afdracht van de Ster wordt beïnvloed door afspraken die gemaakt worden met adverteerders over hoogte van tarieven en kortingen. De afdracht is altijd een netto-afdracht vanwege de kosten die de Ster maakt om reclamezendtijd te verkopen.
Sportprogramma’s bij de publieke omroep leveren een substantiële bijdrage aan het kijktijdaandeel en daarmee aan de netto-opbrengst van de Ster voor de mediabegroting. Dat is het kenmerk van ons duaal gefinancierde bestel, waarin een vijfde van de mediabegroting wordt gevoed uit de reclame-inkomsten. Het totale Sterresultaat (i.e. de reclame-opbrengsten minus de kosten van de ten behoeve van de Eredivisiesamenvattingen beschikbaar gestelde reclamezendtijd) verbetert als de NPO Eredivisiesamenvattingen uitzendt. Het resultaat van de Ster, en daarmee de afdracht van de Ster, is mede van belang omdat het kabinet aan NPO en Ster heeft gevraagd om de inkomsten uit de Ster de komende jaren juist te verhogen.2
Bij de afspraken tussen de Ster en EMM gaat het om de vraag of de afspraken die gemaakt zijn, binnen de wettelijke kaders zijn toegestaan. Ik wacht daarvoor het onderzoek van het Commissariaat af.
Wat is uw oordeel over het bericht dat de overkoepelende NPO niet vooraf op de hoogte was van deze afspraken en dat betrokkenen bij een journalistiek verzoek om opheldering naar elkaar wijzen?
Op 1 januari 2010 zijn de taken van de NOS gesplitst en ondergebracht in twee zelfstandige rechtspersonen (de NPO en de NOS). Bij de splitsing zijn de NPO en de NOS met elkaar een samenwerkingsovereenkomst aangegaan. In deze overeenkomst hebben de NPO en de NOS onderlinge afspraken vastgelegd over onder meer de uitvoering van de facilitaire overeenkomsten en de grote sportovereenkomsten. In deze overeenkomst is onder andere afgesproken dat bij het afsluiten van grote sportcontracten de bestaande werkwijze zou worden gecontinueerd, dat wil zeggen dat de directie van de NOS een mandaat aanvraagt bij de Raad van Bestuur van de NPO.
In het kader van de verwerving van de uitzendrechten voor de samenvattingen van de Eredivisie per seizoen 2014–2015 heeft de NOS eind 2013 een mandaataanvraag ingediend bij de NPO. De aanvraag betrof het starten van de onderhandelingen voor de uitzendrechten van de samenvattingen van de Eredivisie voor een maximaal budget per seizoen.
De NPO heeft het door de NOS gevraagde mandaat verleend. De NPO was op hoofdlijnen op de hoogte van de onderhandelingen van de NOS met EMM. Een gedetailleerder niveau was ook niet nodig, aangezien de verwerving van rechten binnen de vastgestelde kaders een verantwoordelijkheid van de NOS zelf is. De afspraken, die de NOS uiteindelijk in een zogenoemde short form met de EMM in maart 2014 heeft gemaakt, hebben de NPO eind juli 2014 bereikt. Vanaf dat moment was de NPO ook op de hoogte van de inhoud van de afspraken met betrekking tot het onderdeel van de Ster.
Worden deze STER-afspraken momenteel concreet onderzocht door het Commissariaat voor de Media?
Bij de publicatie van zijn besluit met betrekking tot de last onder dwangsom heeft het Commissariaat gemeld dat het zijn onderzoek zal vervolgen en verbreden naar andere partijen, waaronder de Ster. Dit onderzoek wacht ik af.
Wanneer is dat onderzoek uiterlijk gereed? Bent u bereid het onderzoek per ommegaande naar de Kamer te zenden?
Het Commissariaat is de onafhankelijke toezichthouder en publiceert als zelfstandig bestuursorgaan zelf zijn besluiten. Als het Commissariaat besluiten met betrekking tot het onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen publiceert dan zal ik u deze toezenden.
Afspraken tussen FOX en NOS |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Fox krijgt gratis spotjes bij deal met NOS over voetbal»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Is het waar dat deze afspraken in strijd zijn met de Mediawet, in het bijzonder het dienstbaarheidsverbod, en is er ook sprake van overtreding van andere regels over STER-reclame en/of het hanteren van niet marktconforme tarieven?
Zie het antwoord op vraag 3.
Is het onderzoek door het Commissariaat voor de Media inmiddels verbreed, waarbij ook de specifieke afspraken over reclamezendtijd en plaatsing van reclames zijn meegenomen? Zo nee, gaat dat wel gebeuren? Kunt u tevens aangeven wanneer dit onderzoek beschikbaar zal zijn, en bent u bereid dit onderzoek aan de Kamer te doen toekomen ook als daarmee de vertrouwelijk elementen van het contract openbaar worden?
Het is aan het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) om te beoordelen welke afspraken geoorloofd zijn binnen de kaders van de Mediawet. Het Commissariaat heeft op 19 januari 2015 aangekondigd dat het zijn onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen vervolgt en verbreedt naar andere partijen, waaronder de Ster. Dit onderzoek is gestart en de resultaten wacht ik af. Daarom kan ik hierover op dit moment geen verdere mededelingen doen, ook niet over de termijn waarbinnen het onderzoek afgerond zal worden.
Als het Commissariaat besluiten over het onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen publiceert dan zal ik u deze toezenden. Het Commissariaat neemt bij de publicatie van besluiten de Wet openbaarheid van bestuur in acht. Om die reden kan bedrijfsvertrouwelijke informatie ontbreken.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van deze schimmige deal? Welke acties heeft u ondernomen sinds u op de hoogte bent en heeft u daarbij een mogelijke overtreding van de Mediawet in beschouwing genomen?
Op 3 juli 2014 heb ik informatie over de afspraken met Eredivisie Media & Marketing CV (hierna: EMM) ter vertrouwelijke inzage aan uw Kamer aangeboden (de zogenoemde short form overeenkomst). Het Commissariaat is in mei 2014 gestart met een onderzoek naar de verenigbaarheid van de afspraken tussen de NOS en EMM met de Mediawet. Het Commissariaat ziet toe op de naleving van de Mediawet en kan, waar nodig, handhavend optreden.
In antwoord op de Kamervragen van het lid Elias van 11 december 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1815) heb ik gezegd dat ik aan de huidige situatie niets kan veranderen, maar dat ik in overleg ben met de NPO en NOS over hoe dit in de toekomst transparanter kan.
Was de NPO op de hoogte van deze schimmige deal?
Sinds 1 januari 2010 is de NOS gesplitst. De oorspronkelijke taken zijn ondergebracht in twee afzonderlijke rechtspersonen (de NPO en de NOS).
Bij de splitsing hebben de NPO en de NOS een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin onderlinge afspraken zijn vastgelegd over onder meer de grote sportovereenkomsten. Hierin is onder andere afgesproken dat bij het afsluiten van grote sportcontracten zoals de Eredivisie, de directie van de NOS een mandaat aanvraagt bij de Raad van Bestuur van de NPO.
Vanaf het seizoen 2014–2015 waren de uitzendrechten voor de samenvattingen van de Eredivisie weer beschikbaar. EMM is de uitvoerende partij voor het vermarkten van deze mediarechten. EMM heeft hiertoe een tender gepubliceerd en (rand)voorwaarden openbaar gemaakt.
In het kader van de verwerving van bovenbedoelde uitzendrechten heeft de NOS bij de NPO eind 2013 een mandaataanvraag ingediend. De aanvraag betrof het starten van de onderhandelingen voor de uitzendrechten van de samenvattingen van de Eredivisie voor een maximaal budget per seizoen. De NOS heeft hierbij gewezen op het belang van Eredivisievoetbal voor de sportprogrammering van de NOS en de bijdrage aan de brede wettelijke taakopdracht, die sport en evenementen ook als zodanig benoemt.
De NPO heeft het door de NOS gevraagde mandaat verleend. De NPO was op hoofdlijnen op de hoogte van de onderhandelingen van de NOS met EMM. Een gedetailleerder niveau was ook niet nodig, aangezien de verwerving van rechten binnen de vastgestelde kaders aan de omroepen zelf is. De afspraken, die de NOS uiteindelijk in een zogenoemde short form met de EMM in maart 2014 heeft gemaakt, hebben de NPO eind juli 2014 bereikt. Vanaf dat moment was de NPO ook op de hoogte van de inhoud van de afspraken met betrekking tot het onderdeel van de Ster.
In mijn brief van 13 oktober 2014 (Kamerstuk 32 827, nr. 67) over de toekomst van de publieke omroep heb geschreven dat de sturing op doelmatigheid binnen de publieke omroep beter moet. In heb aangekondigd dat de wettelijke taak en bevoegdheid van de NPO op dit punt wordt aangescherpt. Het is aan het Commissariaat om te beoordelen of afspraken geoorloofd zijn binnen de kaders van de Mediawet.
Wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor dergelijke commerciële contracten en de voorwaarden daarin, de STER of de NOS?
De NOS is verantwoordelijk voor de contracten gesloten door de NOS. De afspraken met de Ster zullen in een separate overeenkomst worden vastgelegd, hiervoor is de Ster verantwoordelijk.
Is het waar dat deze afspraken nadelig zijn voor de belastingbetaler, omdat er op deze manier minder STER-inkomsten zijn waardoor er uiteindelijk minder geld beschikbaar is voor de omroepreserve? Zo ja, kunt u een schatting maken om hoeveel geld het gaat?
De Ster heeft als wettelijke taak om het beschikbare kijk-, luister- en online bereik van de publieke omroep optimaal te verzilveren. De Ster levert jaarlijks een bijdrage aan de mediabegroting van circa 200 miljoen euro. Dat geld is niet bedoeld voor de algemene mediareserve maar voedt de lopende mediabegroting.
Sportprogramma’s bij de publieke omroep leveren een substantiële bijdrage aan het kijktijdaandeel en daarmee aan de netto-opbrengst van de Ster voor de mediabegroting. Dat is het kenmerk van ons duaal gefinancierde bestel. Het totale Sterresultaat (i.e. de reclame-opbrengsten minus de kosten van de ten behoeve van de Eredivisiesamenvattingen beschikbaar gestelde reclamezendtijd) verbetert als de NPO Eredivisiesamenvattingen uitzendt. Het resultaat van de Ster, en daarmee de afdracht van de Ster, is mede van belang omdat het kabinet aan NPO en Ster heeft gevraagd om de inkomsten uit de Ster de komende jaren juist te verhogen.2
In verband met de vertrouwelijkheid van de gegevens en het lopende onderzoek kan ik verder geen mededelingen doen over bedragen.
Bent u bereid de precieze afspraken voor de rechten van het uitzenden van de Champions League toe te lichten en openbaar te maken? Zijn deze afspraken volledig in overeenstemming met de Mediawet?
Bij (sport)rechtencontracten van enige omvang geldt gebruikelijk, volgens afspraak met de rechtenhouder, vertrouwelijkheid ten aanzien van de inhoud van de overeenkomst. Dat is ook bij deze overeenkomst het geval. Zoals ik in antwoord op vraag 4 reeds zei ben ik in overleg met de NPO en NOS over hoe dit in de toekomst transparanter kan.
Bent u bereid te onderzoeken of er vaker contracten zijn gesloten met dubieuze voorwaarden over reclamezendtijd en plaatsing van reclames door de STER en/of de NOS?
Voor toezicht op naleving van de Mediawet is om principiële redenen een onafhankelijke toezichthouder opgericht die op afstand van de politiek staat. Het Commissariaat is bevoegd om toezicht te houden op de naleving van de Mediawet en waar nodig handhavend op te treden.
Het rapport ‘Tackling intolerance and discrimination in Europe with a special focus on Christians’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van de resolutie die vorige week door de parlementaire vergadering van de Raad van Europa is aangenomen naar aanleiding van het rapport «Tackling intolerance and discrimination in Europe with a special focus on Christians»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over dit rapport en de conclusies ervan?
Wij onderschrijven het belang dat in het rapport wordt beschreven van het grondrecht van vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, met inbegrip van de vrijheid om geen religie aan te hangen. Dit grondrecht impliceert, zoals ook het rapport constateert, dat deze vrijheden zowel gelden met betrekking tot personen die een religie of levensovertuiging hebben die door een minderheid van de bevolking wordt aangehangen, als voor degenen die de godsdienst of levensovertuiging van de meerderheid hebben. In het rapport wordt terecht geconstateerd dat in Europa de godsdienstvrijheid wordt gegarandeerd door internationale verdragen en instrumenten. Het rapport stelt aan de hand van praktijkvoorbeelden dat de afgelopen jaren vijandigheid jegens religie kan worden gesignaleerd in talloze gewelddadigheden en vandalisme en in beperkingen in geloofsbeleving. Het rapport besteedt in het bijzonder aandacht aan intolerantie jegens en discriminatie van christenen.
Het kabinet is bezorgd over het beeld van toenemende onverdraagzaamheid, en is vastberaden om discriminatie, op welke grond dan ook, te bestrijden. In de voortgangsbrief discriminatie van 11 februari 2015 (Kamerstuk 30 950, nr. 76) is de inzet van het kabinet op dit gebied beschreven, ook voor wat betreft discriminatie op grond van godsdienst of levensovertuiging.
Het beeld dat in het rapport wordt geschetst van een toename van intolerantie, discriminatie en zelfs geweld jegens christenen herkennen wij echter niet. Voor de Nederlandse situatie wordt de indruk die het rapport wekt, niet gesteund door de rapportages die bij de voortgangsbrief zijn gevoegd. Ook uit het SCP-rapport naar ervaren discriminatie in Nederland (Kamerstuk 30 950, nr. 68) komt deze veronderstelde tendens niet naar voren.
Deelt u de opvatting dat nationale regeringen vaak voorbij zien aan de vele momenten waarop in de laatste jaren handelingen van vijandschap, geweld en vandalisme tegen christenen zichtbaar zijn en tegen hun plaatsen van samenkomst?
Nee. Voor wat betreft de situatie in Nederland verwijzen wij naar het antwoord op vraag 2.
Het kabinet beschikt niet over aanwijzingen dat de regeringen van andere lidstaten van de Raad van Europa voorbij zouden gaan aan gewelddadige en vijandige handelingen tegen christenen of personen met andere levensbeschouwingen.
In hoeverre is er naar de mening van de regering in Nederland en andere lidstaten van de Raad van Europa voldoende aandacht voor het tegengaan van al dan niet subtiele vormen van discriminatie tegen christenen, ongeacht of zij horen tot een meerderheids- of minderheidsgroepering?
Voor wat betreft de situatie in Nederland verwijzen wij naar het antwoord op vraag 2.
Het kabinet beschikt niet over aanwijzingen dat bij de overheden van andere lidstaten van de Raad van Europa onvoldoende aandacht is voor het bestrijden van al dan niet subtiele vormen van discriminatie tegen christenen of personen met andere levensbeschouwingen.
Deelt u de opvatting van de parlementaire vergadering van de Raad van Europa dat het concept van «reasonable accomodation» een goed handvat biedt voor de omgang met godsdienstige opvattingen binnen Europa, om te verzekeren dat ook christenen voluit de ruimte hebben om hun geloof te uiten en er zowel in de publieke als private sfeer naar te leven?
Het concept van «reasonable accommodation» («redelijke aanpassingen») is vooral bekend als instrument om te waarborgen dat personen met een handicap mensenrechten en fundamentele vrijheden op voet van gelijkheid met anderen kunnen genieten of uitoefenen. Gelijke behandeling van personen zonder en met handicap, en trouwens ook van personen met uiteenlopende beperkingen, zou er immers toe leiden dat niet iedereen tot zijn recht komt. In de Kaderrichtlijn gelijke behandeling (RL2000/78/EG), het VN-verdrag inzake de rechten van personen met een handicap en de Wet gelijke behandeling op grond van handicap of chronische ziekte is de verplichting tot «redelijke aanpassingen» in deze context opgenomen.
Ten aanzien van andere discriminatiegronden wordt het concept van «reasonable accommodation» in de Europese en Nederlandse wetgeving niet of nauwelijks gehanteerd, maar is een andere benadering gekozen. Waar nodig, is ten aanzien van specifieke omstandigheden een bijzondere regeling opgenomen, of wordt vrijheid gegeven aan betrokkenen om onderling afspraken te maken. Het rapport vermeldt hiervan enkele voorbeelden. De uitkomst van deze benadering is naar onze tevredenheid. Niettemin volgen wij de discussie die vooral in wetenschappelijke kringen wordt gevoerd over «reasonable accommodation» met belangstelling.
Deelt u de opvatting van deze vergadering dat het belangrijk is dat de verschillende lidstaten zoveel als mogelijk ruimte laten voor opvattingen die voortkomen uit deze wezenlijke overtuigingen van burgers?
Ja. De formulering van de beide vragen impliceert terecht dat de bedoelde vrijheden beperkt kunnen worden, bijvoorbeeld door de rechten en vrijheden die anderen hebben.
Deelt u de opvatting van deze parlementaire vergadering dat het goed is om zoveel mogelijk rekening te houden met godsdienstige of andere bezwaren tegen delen van werkzaamheden en daar op een gezonde manier ruimte voor te bieden?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe verhoudt dit concept van «reasonable accomodation» zich tot de vorig jaar aangenomen wet die het met name nieuwe trouwambtenaren onmogelijk maakt hun werk te doen als zij gewetensbezwaren hebben tegen het huwelijk tussen personen van gelijk geslacht? Zou niet met dit door de parlementaire vergadering aangenomen rapport gesteld moeten worden dat deze wet een stap terug in de tijd was?
Uit de Wet van 4 juli 2014 tot wijziging van het Burgerlijk Wetboek en de Algemene wet gelijke behandeling met betrekking tot ambtenaren van de burgerlijke stand die onderscheid maken als bedoeld in de Algemene wet gelijke behandeling (Stb. 2014, 260) vloeit voort dat een nieuwe (buitengewoon) ambtenaar van de burgerlijke stand geen onderscheid mag maken tussen een huwelijk van een man en een vrouw en een huwelijk van twee mannen of twee vrouwen. Ten aanzien van zittende (buitengewoon) ambtenaren van de burgerlijke stand, behouden gemeenten een beleidsvrijheid, dus bijvoorbeeld de vrijheid om hen aangepast werk te laten doen. De wet is in overeenstemming met de arresten van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens (EHRM) van 15 januari 2013 in de zaken van Ladele en McFarlane. Wij kunnen niet beoordelen of het concept van «reasonable accommodation» tot een andere uitkomst zou hebben geleid.
Naar de mening van het kabinet is de wet juist een stap vooruit op de weg naar volledige acceptatie van homoseksualiteit.
Welke conclusies verbindt de regering aan dit rapport, de conclusies en aanbevelingen voor Nederland?
Het kabinet ziet in het rapport een ondersteuning van zijn inzet om discriminatie, op welke grond dan ook, te bestrijden.
Op welke wijze is de regering voornemens aandacht voor dit rapport, de conclusies en aanbevelingen hiervan te vragen van de regeringen van andere lidstaten van de Raad van Europa? Bent u bereid de Kamer over de voortgang hiervan te rapporteren?
Het kabinet gaat ervan uit dat de nationale delegaties naar de Parlementaire Assemblee van de overige lidstaten van de Raad van Europa dit rapport, en de conclusies en aanbevelingen daaruit, zelf onder de aandacht van hun regeringen zullen brengen.
De megamoskee in Gouda |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Megamoskee weert crèche om vrouwen»?1
Ja.
Is het waar dat vertegenwoordigers van de moskee trachten te voorkomen dat er een speciale school en een medisch kinderdagverblijf worden gevestigd in de voormalige atoombunker?
Nee, in het schetsplan waarover de drie initiatiefnemers overeenstemming hebben bereikt, wordt de bunker gesloopt en is op deze plaats een nieuw gebedshuis gepland. De school voor speciaal onderwijs en het medisch kinderdagverblijf zijn elders op het terrein ingepland.
Hoe oordeelt u over de absurde, door de moskee gegeven reden, dat zij in de voorbereiding op hun gebed niet geconfronteerd willen worden met vrouwen omdat dit ten koste zou gaan van hun «heiligheid»?
Volgens de informatie van de gemeente Gouda is in het schetsplan van de drie initiatiefnemers een erfscheiding voorzien bij de hoofdentrees. Dit op verzoek van de school voor speciaal onderwijs en het medisch kinderdagverblijf, die vanwege hun leerlingen behoefte hebben aan een rustige en overzichtelijke eigen entree.
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om te voorkomen dat de belastingbetaler opdraait voor deze ongerijmde stellingname?
Zie antwoord vraag 3.
Is er inmiddels al zicht op de (buitenlandse) financiering van de nu al omstreden moskee?
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft in de brief van 11 februari 2015 (kenmerk VenJ 616102) laten weten dat de gemeente Gouda forensisch accountant PWC onderzoek heeft laten doen naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de moskee. Uit dit onderzoek is gebleken dat 0,05% van het totaal opgebrachte bedrag niet uit Nederland afkomstig is. Het bedrag dat niet uit Nederland afkomstig is, is afkomstig uit twee andere Schengenlanden.
Begrijpt u dat de komst van de moskee lijkt te schuren met de democratische besluitvorming, gezien het gegeven dat de meerderheid van de gemeenteraad en de lokale bevolking tegen de komst zijn? Zo nee, waarom niet?
Krachtens de Gemeentewet is uitsluitend het college van B en W bevoegd om vastgoedtransacties aan te gaan. Het college van Gouda heeft de gemeenteraad om «wensen en bedenkingen» gevraagd die het college meeweegt bij de uiteindelijke besluitvorming over de vastgoedtransactie.
Het moskeebestuur heeft recent (half maart) het aanbod gedaan om de moskee qua omvang substantieel te verkleinen. Een onafhankelijke procesbegeleider gaat nu een nieuw proces in met buurtbewoners, om te kijken onder welke voorwaarden de gezamenlijke huisvesting van de drie partijen op het complex op meer draagvlak kan rekenen. Dit is en blijft een lokale verantwoordelijkheid.
Deelt u de visie dat buitenlandse financiering van moskeeën moet worden tegengegaan en bent u eindelijk bereid met wetgeving te komen?
In de kabinetsreactie op het briefadvies van de Raad voor Maatschappelijke Ontwikkeling (RMO) «De kaders van de rechtsstaat. Over buitenlandse financiering van moskeeën en gebedshuizen», d.d. 25 september jl. (Kamerstukken II, 2014/15, 29 614, nr. 35), onderschrijft het Kabinet de constatering van de RMO dat elke geloofsgemeenschap de vrijheid heeft financiering aan te trekken, zowel van binnen als buiten de Nederlandse grenzen, ten behoeve van een moskee, kerk of tempel. Het als zodanig verbieden van buitenlandse financiering van geloofsuitoefening is niet aan de orde, behalve voor zover er sprake is van financiering van geweldsuitoefening of onrechtmatige dan wel criminele praktijken.
De mogelijkheden voor sportverenigingen om te investeren in zonnepanelen |
|
Jan Vos (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Deelt u de mening dat sportverenigingen een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan decentrale duurzame energie?
Ja.
Is het waar dat sportverenigingen over de energie die zij via zonnepanelen op hun eigen gebouwen opwekken wel btw moeten afdragen terwijl kleinverbruikers dit niet hoeven? Zo ja, ziet u mogelijkheden om de teruggaafregeling ook voor sportverenigingen in te stellen?
Op grond van een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie zijn eigenaren van zonnepanelen btw-plichtig, op het moment dat zij duurzaam en tegen vergoeding de door de zonnepanelen opgewekte energie leveren aan energiemaatschappijen. Sportverenigingen die duurzaam en tegen vergoeding elektriciteit leveren aan energiemaatschappijen zijn voor de exploitatie van zonnepanelen ook aan te merken als btw-ondernemer. Dit betekent overigens ook dat zij recht op aftrek van btw hebben voor de btw die in rekening is gebracht voor de aanschaf, installatie en reparatie van de zonnepanelen, namelijk voor zover de zonnepanelen worden gebruikt voor belaste leveringen van elektriciteit. Er bestaat geen btw-aftrekrecht voor zover de zonnepanelen worden gebruikt voor eigen gebruik van de vereniging. De reden hiervoor is dat de sportvereniging voor haar primaire activiteiten (de diensten op het gebied van de sportbeoefening aan leden) vrijgesteld is van btw.
De zelf opgewekte en gebruikte elektriciteit wordt dan voor die vrijgestelde activiteiten gebruikt waarvoor geen recht op aftrek bestaat.
Ziet u andere mogelijkheden om het (fiscaal) aantrekkelijk te maken voor sportverenigingen om in duurzame maatregelen zoals zonnepanelen of energiebesparing te investeren? Zo ja, kunt u aangeven welke maatregelen dit zouden kunnen zijn?
In de energiebelasting bestaan drie regelingen die duurzame lokaal opgewekte energie stimuleren waar ook sportverenigingen gebruik van kunnen maken.
Dit betreft de salderingsregeling bij teruglevering van elektriciteit aan het elektriciteitsnet, de vrijstelling voor het verbruik van elektriciteit die door de verbruiker zelf achter de meter is opgewekt en het verlaagd tarief voor lokaal opgewekte elektriciteit door coöperaties en VvE’s. Verder is in een motie van de Kamerleden Bruins Slot en Dijkstra van 17 december 2012 gevraagd om een regeling om het gebruik van hernieuwbare energie bij sportverenigingen te stimuleren. Ter uitvoering van deze motie stel ik momenteel samen met de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport een subsidieregeling op die per 1 januari 2016 effectief zal worden. Onder deze regeling zal een specifieke lijst van maatregelen voor energiebesparing en duurzame energie worden opgenomen, waarvoor subsidie kan worden verstrekt. In de overweging van de hoogte van het subsidiepercentage zal het voor sommige sportverenigingen niet aftrekbaar zijn van de btw worden meegenomen.
Het bericht ‘Nederland financierde conferentie die Gezinssynode 2014 wilde beïnvloeden’ |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland financierde conferentie die Gezinssynode 2014 wilde beïnvloeden»?1
Ja.
Welke motieven lagen ten grondslag aan uw besluit om deze conferentie financieel te ondersteunen?
De conferentie is georganiseerd door het European Forum of LGBT2 Christian Groups. Deze koepelorganisatie van Europese christelijke LHBT3-organisaties ontvangt subsidie van OCW zodat de organisatie de belangen van christelijke LHBT’s kan behartigen binnen verschillende Europese instituties en christelijke geloofsgemeenschappen.
In hoeverre acht u het toelaatbaar dat de overheid invloed probeert uit te oefenen in kerkelijke aangelegenheden door het financieel ondersteunen van theologische vergaderingen en conferenties? Wanneer is de Kamer geïnformeerd over uw voornemen om in het kader van uw emancipatiecampagne invloed uit te oefenen in kerkelijke aangelegenheden door middel van subsidie?
Er is geen sprake van dat de overheid invloed probeert uit te oefenen op kerkelijke aangelegenheden. De overheid ondersteunt een koepelorganisatie van christelijke LHBT-organisaties zodat zij in staat worden gesteld om binnen hun eigen geloofsgemeenschappen de dialoog aan te gaan over de rechten van LHBT’s en de positie van LHBT’s binnen de kerk.
De subsidie aan het European Forum of LGBT Christian Groups is onderdeel van het emancipatiebeleid van dit kabinet en is ook als zodanig aangekondigd in de bijlage bij de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid 2013–2016 (referentienummer 477641). U vindt een verwijzing naar deze subsidie onder het kopje «Capaciteitsversterking en samenwerking in Europa» (p. 11 van de bijlage).
Staat deze subsidie in het kader van een actieprogramma om de acceptatie van homoseksualiteit in alle godsdiensten te bevorderen? Kunt u een overzicht geven van de subsidies die worden verstrekt in islamitische landen waar homoseksuelen vanwege hun geaardheid moeten vrezen voor vervolging en straffen?
Deze subsidie staat in het kader van het tegengaan van internationale polarisatie via emancipatiebeleid zoals aangekondigd in de Hoofdlijnenbrief Emancipatiebeleid (p. 10). In het internationale debat is sprake van een opkomend conservatisme en fundamentalisme binnen orthodox-religieuze landen en kringen en een actieve internationale inzet is op dit punt zeer noodzakelijk.
Het European Forum of LGBT Christian Groups is met name actief in Oost-Europa. De koepelorganisatie heeft lid-organisaties in Rusland, Letland, Estland, Moldavië, Kirgizië, Oekraïne, maar ook bijvoorbeeld in Nederland, Polen en Italië. Er worden op dit moment geen subsidies door mijn departement verstrekt in islamitische landen. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zet zich wereldwijd in voor de verdediging van de rechten van LHBT’s.
De vestiging van een mega-moskee in Gouda |
|
Raymond Knops (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Peter Oskam (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
|
|
|
Herinnert u zich uw antwoorden op eerdere vragen over de vestiging van een mega-moskee in Gouda?1
Ja.
Waarom gaat u, gezien de betrokkenheid van een salafistische fondsenwerver die vermoedelijk een belangrijke facilitator en financier is van Europese jihadisten in Syrië, niet eigenstandig over tot onderzoek naar de financiering van deze moskee, maar laat u dit aan de gemeente Gouda over?
In de brief van 11 februari aan uw Kamer heb ik laten weten dat de aankoop van het Prins Willem Alexandercomplex (PWA-complex) door de gemeente Gouda en de doorverkoop van een gedeelte hiervan aan islamitisch centrum El Wahda, een lokale aangelegenheid is. Zoals gemeld in de brief heeft de gemeente Gouda forensisch accountant PWC onderzoek uit laten voeren naar de herkomst van de financiële middelen voor de bouw van de nieuwe moskee. Uit dit onderzoek zijn geen belemmeringen naar voren gekomen die de (door)verkoop van een gedeelte van het PWA-complex in de weg zouden staan. Er is gebleken dat 0,05% van het totaal opgebrachte bedrag niet uit Nederland afkomstig is. Het bedrag dat niet uit Nederland afkomstig is, is afkomstig uit twee andere Schengenlanden. Daarnaast heeft de gemeente Gouda een adviesaanvraag ingediend bij het Landelijk Bureau Bibob. Het voorgenomen besluit over de doorverkoop aan El Wahda kan door het college van burgemeester en wethouders eventueel worden gewijzigd na ontvangst van het advies van het Landelijk Bureau Bibob.
Deelt u de opvatting van professionele terrorismedeskundigen dat de financiering bij nieuwbouw van salafistische moskeeën moeilijk te controleren is, omdat er bij dergelijke projecten veel contant geld in omloop is waarvan de herkomst onduidelijk is?2
In uw Kamer leidt de moeilijke controleerbaarheid van de herkomst van dergelijke gelden al langere tijd tot zorg. Een zorg die zich onder andere heeft geuit in de motie Segers van 28 mei 2013 (Kamerstuk 29 754, nr. 221). In deze motie is gevraagd de omvang en de aard van de financiële steun aan Nederlandse moskeeverenigingen en andere organisaties in kaart te brengen. Zoals ik u op 29 januari jongstleden in reactie op uw rappelverzoek (kenmerk 2015Z01279/2015D02847) heb laten weten, wordt op dit moment een haalbaarheidsstudie uitgevoerd waarin wordt vastgesteld in hoeverre onderzoek naar buitenlandse financiering van moskeeverenigingen en andere organisaties op basis van open bronnen mogelijk is. Daarnaast levert dit onderzoek een eerste inschatting van financieringsstromen en -bronnen, waarbij ook wordt nagegaan of bij andere religies financiering vanuit het buitenland ook voorkomt. Hierbij merk ik op dat de financiering van stichtingen, verenigingen of (religieuze) instellingen op basis van contant geld of via internationale geldstromen niet per definitie problematisch is. Pas wanneer de uitkomsten van dit onderzoek bekend zijn, kan meer gezegd worden over de financiering van moskeeën en andere religieuze instellingen.
Hoe beoordeelt u de bewering dat bij de financiering van salafistische moskeeën internationaal onder het mom van liefdadigheid grote sommen geld rondgepompt worden in een schimmig netwerk van stichtingen, via contanten of ondergronds bankieren?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de opvatting van de professionals dat opsporingsinstanties nog scherper zouden moeten letten op deze schimmige geldstromen? Zo ja, bent u bereid dit daadwerkelijk te doen, ook ten aanzien van een nieuwe moskee in Gouda?
De opsporingsinstanties letten scherp op malafide geldstromen en er wordt strafrechtelijk opgetreden tegen bijvoorbeeld witwassen en fraude. Ten aanzien van het onderzoek naar geldstromen inzake de casus aankoop en gedeeltelijke doorverkoop PWA-complex te Gouda verwijs ik naar het antwoord op de vragen 7, 8 en 9.
Kunt u uitgebreider ingaan op hetgeen u stelt over de internationale geldstromen, de fondsenwerving van salafistische groeperingen en de invloed die zij daar waar mogelijk trachten te vergroten, waarbij nieuwbouw het moment is waarop dergelijke groeperingen «instappen»? In hoeverre is dit risico juist bij de voorgenomen nieuwbouw van de moskee in Gouda aanwezig?
In antwoord op vragen van uw Kamer van 20 november 2014 (leden Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik u laten weten dat in algemene zin gesteld kan worden dat de financiering van nieuwbouw-moskeeën vaak deels vanuit het buitenland komt en dat salafistische groeperingen hun invloed daar waar mogelijk via fondsenwerving voor deze nieuwbouwprojecten trachten te vergroten. Deze risico’s onderken ik en neem ik serieus. Dit laat onverlet hetgeen ik in dezelfde beantwoording heb aangegeven, namelijk dat moslims in Gouda het recht hebben een moskee te bouwen, zolang betrokkenen zich aan de wet houden. Voor de wijze waarop de lokale overheid en de rijksoverheid in de casus Gouda de risico’s onderkennen, verwijs ik naar het antwoord op de vragen 7, 8 en 9.
Kunt u aangeven wat de onderzoeksvragen, de reikwijdte en de diepgang zijn van het onderzoek dat de gemeente Gouda laat uitvoeren?
De gemeente Gouda geeft aan dat de bankadministratie van El Wahda en drie daaraan gelieerde verenigingen door PWC zijn onderzocht. Dit betreft specifiek de besturen van de drie bestaande moskeeën in Gouda, die financiële middelen hebben ingebracht bij El Wahda.
Daarnaast heeft de gemeente aan het Landelijk Bureau Bibob (LBB), onderdeel van de dienst Justis van het Ministerie van Veiligheid en Justitie, een advies in het kader van de Wet Bibob gevraagd en in dat verband de bevindingen uit het eigen onderzoek -waaronder in dit geval het betreffende PWC-rapport- overlegd. Het LBB adviseert -gelet op zijn wettelijke taak en artikel 9, derde lid, van de Wet Bibob- desgevraagd een bestuursorgaan over de mate van gevaar dat de vastgoedtransactie mede zal worden gebruikt om uit gepleegde strafbare feiten verkregen, of te verkrijgen, op geld waardeerbare voordelen te benutten, of met de onroerende zaak waar de vastgoedtransactie betrekking op heeft, mede strafbare feiten zullen worden gepleegd of de ernst van de feiten in omstandigheden die er op wijzen of redelijkerwijs doen vermoeden dat ter verkrijging van een vastgoedtransactie een strafbaar feit is gepleegd. Het LBB bevraagt in dat verband informatiebronnen bij onder meer het Openbaar Ministerie, de politie en de belastingdienst. Het LBB betrekt tevens eventuele antecedenten van financiers en zakelijke samenwerkingsverbanden bij het aan de gemeente Gouda uit te brengen advies. Op de gegevens, verkregen krachtens de Wet Bibob en daarop te baseren advies van het LBB berust, gelet op art. 28, tweede lid, van de Wet Bibob een geheimhoudingsplicht. Het LBB brengt zijn advies uit aan het college, dat dit advies in de besluitvorming zal betrekken.
Door welke deskundige of instantie wordt het onderzoek uitgevoerd? Op welke wijze werkt de gemeente Gouda hierin samen met het Rijk?
Zie antwoord vraag 7.
Wanneer wordt het onderzoek afgerond? Bent u bereid de uitkomsten ervan aan de Tweede Kamer te doen toekomen, voorzien van een eigen appreciatie?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid de verkoop van de voormalige Prins Willem Alexander (PWA) kazerne op te schorten totdat het onderzoek is afgerond en de uitkomsten met de Tweede Kamer gedeeld zijn?
Neen, dit is namelijk een lokale aangelegenheid. Het Rijksvastgoedbedrijf verkoopt het PWA-complex aan de gemeente Gouda. Zoals gemeld in de brief van 11 februari jongstleden bestaat het plan voor het door de gemeente Gouda aan te kopen PWA-complex uit drie delen: het complex zal gaan dienen voor de huisvesting van een school voor speciaal onderwijs (De Ark), een islamitisch centrum (El Wahda) en een kinderdagcentrum (Gemiva). Het college van burgemeester en wethouders van Gouda heeft het proces gefaciliteerd. Voor de school en het kinderdagcentrum geldt dat de plannen omtrent de kredietverstrekking voor deze twee delen van het plan aan de gemeenteraad zijn voorgelegd. De gemeenteraad van Gouda vergadert eind februari over deze kredietverstrekking en neemt in maart een besluit hierover. Verder volgt er in dezelfde periode met de gemeenteraad nog een wensen en bedenkingen procedure over de totale planvorming.
De gemeente Gouda financiert de moskee niet, dat doet de stichting El Wahda zelf. De gemeente Gouda heeft conform de reguliere gang van zaken bij een voorgenomen (door)verkoop van onroerend goed onderzoek in gang gezet. Dit betreft de reeds genoemde onderzoeken van PWC en het LBB. In mijn brief van 11 februari heb ik uw Kamer reeds gemeld dat het definitieve besluit over doorverkoop van een gedeelte van het PWA-complex door het college van burgemeester en wethouders pas genomen wordt na ontvangst van het advies van het LBB.
Waarom verkoopt u de PWA-kazerne met atoombunker, zonder expliciet als voorwaarde te stellen dat bunker wordt gesloopt? Is slechts de intentie van de gemeente Gouda en de Vereniging van Moskeeën om de atoombunker te slopen voor u voldoende garantie dat de toekomstige nieuwe eigenaar er geen toegang toe zal kunnen hebben?
Het Rijksvastgoedbedrijf verkoopt regelmatig onroerende zaken, waar een bunker onderdeel van uit maakt. Het Rijksvastgoedbedrijf legt bij de verkoop van onroerende zaken geen sloopverplichting op. De koper bepaalt de toekomst hiervan. In antwoord op vragen van uw Kamer van 20 november 2014 (leden Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik u reeds gemeld dat de gemeente Gouda heeft aangegeven dat de bunker zal worden gesloopt.
Kunt u aangeven hoe groot de bunker is die zich onder het complex bevindt? Klopt het dat de bunker zwaarbeschermde en ondergrondse onderkomens bevat en is gebouwd om commandocentra te beschermen tegen massavernietigingswapens op basis van het dreigingsbeeld ten tijde van de Koude Oorlog?
De oppervlakte van de bunker is 2.119 m2. De bunker is, net als de kazerne als geheel, in de jaren zestig gebouwd, bovengronds, maar enigszins verdiept ten opzichte van het maaiveld. De bunker is destijds gebouwd om het Nationaal Territoriaal Commando te beschermen, ook tegen massavernietigingswapens. Maar door allerlei bouwkundige ingrepen, bijvoorbeeld voor de aanleg van bekabeling, biedt de bunker nu niet meer het oorspronkelijke beschermingsniveau.
Bent u bereid de historische kennis van de atoombunker, waarover het Ministerie van Defensie beschikt, zoals bouwtekeningen, onder de aandacht te brengen van de gemeente Gouda en de bouwtekeningen openbaar te maken, ervan uitgaande dat het de bedoeling is dat de bunker gesloopt gaat worden?
De relevante bouwtekeningen zijn aan de gemeente Gouda ter beschikking gesteld. De gemeente Gouda heeft deze tekeningen gepubliceerd op zijn website. De Minister van Defensie is bereid alle beschikbare bouwkundige gegevens over de bunker aan de gemeente over te dragen. De gemeente Gouda heeft aangegeven deze vervolgens ook op zijn website te publiceren.
Kunt u een inschatting maken van de kosten van de sloop van de atoombunker? Klopt het dat de gemeente Gouda deze kosten momenteel veel te laag inschat?
De sloopkosten zijn bekend bij het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Gouda en maken onderdeel uit van het niet-openbare taxatierapport, dat vertrouwelijk aan de gemeenteraad is voorgelegd. De gemeente Gouda geeft aan dat als de plannen na afronding van de onderzoeken en het doorlopen van het democratische lokale proces doorgaan, dat de kosten voor de sloop door El Wahda worden gedragen.
Wie gaat de kosten van de sloop betalen?
Zie antwoord vraag 14.
Is er al een concept-bouwplan ingediend bij de gemeente Gouda voor de verbouw van de kazerne tot multifunctioneel centrum/moskee? Zijn er plannen en begrotingen beschikbaar van de gemeente Gouda en/of de Vereniging van Moskeeën voor de sloop?
De gemeente Gouda geeft aan dat de betrokken partijen een schetsplan ontwikkeld hebben en een eerste begroting. Allereerst moet de gemeenteraad beslissen over de kredietverstrekking zoals uiteengezet in antwoord op vraag 10. Een aanvraag voor een omgevingsvergunning zal dan in een later stadium aan de orde komen. Dit betreft uitsluitend een lokale aangelegenheid en zoals in de vorige antwoorden reeds aangegeven heeft er al een onderzoek plaatsgevonden door PWC en loopt er nog een Bibob-onderzoek.
Hoe groot zijn de geschatte kosten van de verbouwing? Bent u bereid ook onderzoek te doen naar de herkomst van de financiering voor de beoogde verbouwing, voordat de vergunning wordt afgegeven?
Zie antwoord vraag 16.
Vindt u het verantwoord een atoombunker via de gemeente Gouda te verkopen voor de nieuwbouw van een moskee waarvan de financiering en salafistische invloed vooralsnog schimmig zijn en/of de gemeente Gouda op te zadelen met een groot financieel drama als de gemeente Gouda over moet gaan tot sloop van de atoombunker tegen veel hogere kosten dan zij tot nu toe zelf inschat?
Het Rijksvastgoedbedrijf en de gemeente Gouda volgen de reguliere verkoopprocedure. Voor de verdere beantwoording verwijs ik u naar de vragen 3, 4, 7 t/m 9, 14, 15 en 19.
Waarom is de nationale veiligheid kennelijk geen criterium bij de verkoop van onroerend goed door het Rijksvastgoedbedrijf in het algemeen en bij de verkoop van de voormalige PWA-kazerne met atoombunker in het bijzonder?
In antwoord op vragen van uw Kamer van 20 november 2014 (leden Oskam, Omtzigt en Knops) heb ik u reeds gemeld dat het Rijksvastgoedbedrijf de reallocatieprocedure heeft gehanteerd. Deze houdt in dat indien een departement een onroerende zaak niet meer nodig heeft, dit departement de onroerende zaak aanbiedt aan het Rijksvastgoedbedrijf. Vervolgens gaat het Rijksvastgoedbedrijf bij andere departementen en decentrale overheden na of aan deze zaak een andere bestemming in de publieke sfeer kan worden gegeven. De gemeente Gouda heeft gebruik gemaakt van zijn voorkeurspositie in de aankoop van het PWA-complex. In het bestemmingsplan van de gemeente Gouda geldt voor deze locatie de bestemming «maatschappelijk».
In het algemeen geldt dat wanneer het Rijksvastgoedbedrijf de eigen integriteit wil beschermen er een Bibob-procedure kan worden gevolgd. In dit geval is er sprake van een verkoop aan een decentrale overheid en is een aanvraag van een Bibob-procedure vanuit het Rijksvastgoedbedrijf niet aan de orde. Ten aanzien van de doorverkoop van een gedeelte van het PWA-complex geldt dat de gemeente Gouda zelf een Bibob-procedure heeft aangevraagd, waar in antwoord op vraag 7, 8 en 9 al uitgebreid bij stil is gestaan. Een nationaal veiligheidsprobleem is niet aan de orde in het specifieke geval van de verkoop en gedeeltelijke doorverkoop van het PWA-complex, omdat de bijbehorende bunker zoals aangegeven in antwoord op de vragen 11, 14 en 15 gesloopt zal worden.
Bent u bereid dit criterium alsnog te hanteren? Zo nee, waarom niet?
Neen; zie antwoord op vraag 19.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de burgemeester van Arnhem heeft openbaar gemaakt het aantal jongeren dat naar Syrië is vertrokken? Bent u bereid aan te geven hoeveel jongeren naar Syrië en Irak zijn vertrokken uit Gouda (net als Arnhem één van de zeven gemeentes) en hoeveel jongeren risico lopen op radicalisering?
Het bericht van de burgemeester van Arnhem is mij bekend. Het bekend maken van het aantal uitreizigers op gemeentelijk niveau is niet aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Het totaal aantal uit Nederland gereisde jihadisten bedraagt circa 180 (aantal per 1 februari 2015).