Kamerstuk 21501-33-312

Verslag van een algemeen overleg

Raad voor Vervoer, Telecommunicatie en Energie


Nr. 312 VERSLAG VAN EEN ALGEMEEN OVERLEG

Vastgesteld 18 maart 2011

De vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie1 en de vaste commissie voor Europese Zaken2 hebben op 16 februari 2011 overleg gevoerd met minister Verhagen van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie over:

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 10 februari 2011 over de geannoteerde agenda VTE-Raad (Energie) van 28 februari 2011 (21 501-33, nr. 308);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 13 december 2010 over de fiche inzake de richtlijn radioactief afval en ontmanteling (22 112, nr. 1108);

  • de brief van de minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie van 17 december 2010 over het verslag van de VTE-Raad (Energie en Telecom) van 3 december jl. in Brussel (21 501-33, nr. 304);

  • de brief van de staatssecretaris van Buitenlandse Zaken van 7 februari 2011 over de fiche inzake de verordening integriteit en transparantie van de energiemarkt (22 112-1141).

Van dit overleg brengen de commissies bijgaand geredigeerd woordelijk verslag uit.

De voorzitter van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Van der Ham

De voorzitter van de vaste commissie voor Europese Zaken,

Verburg

De griffier van de vaste commissie voor Economische Zaken, Landbouw en Innovatie,

Franke

Voorzitter: Paulus Jansen

Griffier: Franke

Aanwezig zijn zeven leden der Kamer, te weten: Van den Berge, Paulus Jansen, Leegte, Samsom, Van Veldhoven, Verburg en Van Vliet,

en de heer Verhagen, minister van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie, die vergezeld is van enkele ambtenaren van zijn ministerie.

De voorzitter: Wij hebben een uur de tijd voor dit algemeen overleg over de VTE-Raad, dus wij moeten tempo maken. Als eerste geef ik het woord aan mevrouw Van Veldhoven van de D66-fractie. De spreektijd bedraagt in eerste termijn drie minuten.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter. Het wordt een uitdaging om alle punten die ik vandaag in deze vergadering had willen inbrengen, in deze korte tijd te behandelen. Ik skip daarom een deel van mijn introductie. Ik wil vandaag graag drie elementen bespreken: energiebesparing aanjagen, infrastructuur aanleggen en de groothandelsmarkt beter reguleren.

Wat betreft energiebesparing: energie die wij niet gebruiken, is nog steeds de meest duurzame en de goedkoopste vorm van energie. Bovendien is het niet gebruiken van energie de snelste manier om de doelstellingen op het gebied van vermindering van CO2-uitstoot te halen. Daarom zet de Europese Commissie terecht hierop in. Dat blijkt ook uit de uitgelekte stukken voor de EU Low Carbon Roadmap. Daarin wordt het belang herhaald van het reduceren van het energieverbruik met 20%. Is de minister het met mij eens dat een grotere inspanning op het gebied van energiebesparing uit zowel economisch als ecologisch perspectief ontzettend belangrijk is? Gaat hij de bestaande convenanten verlengen en versterken? Is hij bereid de streefwaarden uit de convenanten op te nemen in het nationale hervormingprogramma?

Dan kom ik nu op het punt van duurzame energie. Samen met mijn collega Schouw heb ik tijdens het debat over de Europese top een motie ingediend over de mogelijkheid om bijvoorbeeld Britste doelstellingen voor windenergie op zee in Nederlandse wateren te realiseren, kortom, om op Europese schaal zo goedkoop mogelijk onze doelstellingen op het gebied van hernieuwbare energie te realiseren. De geannoteerde agenda suggereert dat dit soort projecten al tot de mogelijkheden behoort. Dat is heel mooi. Kan de minister het bevestigen, en inhoudelijk reageren op de mogelijkheden die samenwerking biedt? Kortom, ik vraag om een inhoudelijke reactie op de motie.

Energie-infrastructuur is ontzettend duur. Op dat gebied is er ook een rol weggelegd voor Europa, want deze infrastructuur zal van Europees belang zijn en gaat uit boven het belang van het individuele land. De inzet moet dus zijn: investeren in een toekomstgerichte energie-infrastructuur en samenwerken over de grenzen heen, wanneer dat gedeelde energiedoelen dichterbij brengt. Een helpende hand uit Brussel kan dan een conditio sine qua non zijn voor het in goede banen leiden van duurzame stroom, het creëren van concurrentie op EU-schaal en het versterken van de betrouwbaarheid van de netten Een goed voorbeeld voor Noordwest-Europa is het North Sea Grid. Is de minister het daarmee eens? De minister heeft eerst gezegd dat hij een belangrijke rol ziet voor de markt. Vindt hij niet dat er bij dit soort grote projecten ook een belangrijke rol is weggelegd voor de overheid om partijen bij elkaar te brengen en uiteindelijk zaken aan te jagen? Is de minister bereid om in EU-verband te pleiten voor een zorgvuldige inzet van gedeeltelijk Europese middelen om echte knelpunten uit de weg te ruimen of om als hefboom te fungeren voor private en nationale publieke middelen? Of is het wellicht de rol van Europa om garant te staan voor dit soort grote investeringen? Een snelle uitrol hiervan is immers goed voor zowel ons vestigingsklimaat als voor het bedrijfsleven.

Ten slotte heb ik een vraag over de regulering van de groothandelsmarkt. Kan de minister onderzoeken of, en zo ja met betrekking tot welke taken, er bij de nieuwe monitoring- en toezichtactiviteiten kan worden samengewerkt met de andere toezichthouders op de Noordwest-Europese markt? Mijn fractie heeft dit punt al eens eerder gemaakt, dus de minister weet vast nog waarover ik het heb.

De heer Van Vliet (PVV): Voorzitter. Wij hebben onlangs een algemeen overleg gevoerd over energie. Wij hebben toen uitgebreid over energie gesproken. Ik zal mij keurig aan de agenda houden. Ik begin dan bij de richtlijn radioactief afval en ontmanteling. Ik zou daarover willen zeggen: eindelijk eens iets goeds uit Brussel. De minister adviseert de Kamer, in te stemmen met dit voorstel. Mijn fractie is het daarmee van harte eens. Wat mij verheugt, is dat met deze richtlijn kernenergie impliciet dan wel expliciet door Brussel wordt erkend als een normale vorm van energievoorziening voor de maatschappij. Zoals bekend, zijn wij daarvan groot voorstander. Wij hebben er het volste vertrouwen in dat Nederland met zijn ervaring op nucleair gebied kan voldoen aan de verplichting om met een nationaal programma te komen, dus dat onderschrijven wij.

Dan kom ik nu op de verordening integriteit en transparantie van de energiemarkt.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Voorzitter ...

De voorzitter: Wij hadden nog niet afgesproken of wij interrupties zouden toestaan in de eerste termijn van de Kamer. Ik stel voor dat wij één interruptie toestaan per lid, gelet op het inmiddels aanzienlijk toegenomen aantal sprekers.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): In het fiche dat de minister ons heeft gestuurd, staat dat hij de Europese ambitie wat zou willen afzwakken wat betreft de mogelijkheid van de Europese Commissie om te eisen dat lidstaten op een bepaalde datum een definitieve oplossing hebben voor hun afval. Ik ben blij dat de heer Van Vliet alle vertrouwen heeft in de oplossingen die Nederland daarvoor zal kunnen bieden, maar ik vraag mij af of hij ook even veel vertrouwen heeft in alle andere Europese landen die mogelijk nu of in de toekomst met kernenergie willen werken. Zou het dan niet verstandig zijn om ervoor te zorgen dat wij Europa-breed in elk geval op een duidelijke datum een duidelijke afspraak hebben over wat er definitief met het afval gaat gebeuren? Dit om te voorkomen dat er ongelukken gebeuren.

De heer Van Vliet (PVV): Zoals mevrouw Van Veldhoven weet, zijn wij bij de PVV niet zo dol op dingen die in Brussel worden geregeld. Ik moet er wel bij zeggen dat bij het opslaan en opwerken van kernafval veiligheid voor alles gaat. Dat ben ik hartgrondig met haar eens. Als met een gecoördineerde aanpak vanuit Brussel de veiligheid meer optimaal kan worden gewaarborgd dan wanneer wij Nederland op dit punt als een eilandje zouden zien, zeg ik: laten wij inderdaad in Europees verband goede afspraken maken. Ook de PVV-fractie is zich ervan bewust dat de kwestie van het nucleaire afval zwaar weegt in de discussie over kernenergie. Wij willen graag meewerken aan een oplossing daarvan.

Voorzitter. Ik was toegekomen aan de verordening inzake de integriteit en transparantie van de energiemarkt. Mijn vraag aan de minister is de volgende. Handhaving en sanctionering blijven nationale aangelegenheden. In Nederland gaat de NMa hierin een rol spelen. De minister heeft aangekondigd dat hij onderzoek laat doen naar eventuele verzwaring van de lastendruk. Als dat onderzoek negatief uitvalt, met andere woorden, als er sprake zou zijn van een verzwaring van de administratievelastendruk, wat gaat de minister daarmee dan doen? Hoe is dit dan te combineren met het streven van dit kabinet om de lastendruk zo veel mogelijk te verminderen?

De heer Van den Berge (GroenLinks): Voorzitter. Gezien de beperkte spreektijd richt ik mij op het BNC-fiche Richtlijn Radioactief Afval en Ontmanteling. Het Commissievoorstel verplicht lidstaten om een nationaal programma op te stellen voor het beheer en de opslag van kernafval. In het BNC-fiche lees ik dat de regering positief staat tegenover het Commissievoorstel. Er wordt wel opgemerkt dat, als er meer kernreactoren bij zouden komen in Nederland, de uitvoering van dit Commissievoorstel wel eens lastig zou kunnen worden. Ik wil graag een nadere toelichting daarop van de minister. In welk opzicht wordt het lastiger als er meer kernreactoren bijkomen? Als dat zo is, moeten wij het daar volgens mij vandaag al over hebben. Wij moeten dan nu niet zeggen dat dit voorstel goed is en dat Nederland het kan nakomen, terwijl wij nu al kunnen zien aankomen, met de plannen van het kabinet om meer kerncentrales te bouwen, dat het niet gaat lukken.

Gaat Nederland erop inzetten dat de eindberging, zoals die in de richtlijn wordt geregeld, een niet-permanente eindberging moet zijn, zodat het afval kan worden teruggehaald op het moment dat er betere oplossing wordt gevonden? Dat zal toch hopelijk ooit gebeuren. Zoals bekend, is mijn fractie daarover heel sceptisch, maar goed, je weet het nooit; wij moeten alle opties openhouden. Het zou zonde zijn als wij het kernafval permanent onder de grond zouden opslaan en het nooit meer mogelijk zou zijn om het terug te halen.

Mijn volgende vraag aan de minister is: waar gaan wij het kernafval opslaan? Het Commissievoorstel is heel helder: lidstaten moeten dit op eigen grondgebied doen, of zij moeten afspraken maken met andere lidstaten, om het daar te doen. Ik geloof niet dat de Duitsers of de Fransen op ons kernafval zitten te wachten, dus ik ga ervan uit dat wij het gewoon in Nederland moeten opslaan. Ik vraag de minister: waar gaan wij dat dan doen? Staatssecretaris Atsma heeft bij de behandeling van de begroting van het ministerie van Infrastructuur en Milieu, in antwoord op vragen van GroenLinks, gezegd dat de opslag van kernafval in zoutkoepels niet aan de orde is. Wij hebben ook een brandbrief gekregen van het Interprovinciaal Overleg. De provincies zitten ook absoluut niet te wachten op permanente opslag van kernafval onder hun grondgebied. Waar gaan wij het dan wel doen?

De minister schrijft verder aan de Kamer dat hij naar verwachting in 2014 een programma zal afronden voor de eindberging van kernafval. Waarom gebeurt dat pas in 2014, als hij van plan is om al vanaf 2015 nieuwe kerncentrales te laten bouwen? Ik zie dat overigens niet gebeuren, want technisch noch juridisch is dat haalbaar. Maar goed, het is de ambitie van de minister, en dan zou het ook zijn ambitie moeten zijn om al veel eerder met een oplossing voor het vraagstuk van het kernafval te komen, om te voldoen aan het voorstel van de Europese Commissie.

Ik ga afronden. De minister is op dit moment druk bezig om verkiezingscadeautjes uit te delen. Afgelopen maandag nog deed hij dat in het noorden, waar hij op een CDA-bijeenkomst bekendmaakte dat hij zou afzien van CO2-opslag. Het is niet zo sjiek om dat op een CDA-bijeenkomst bekend te maken, na alle Kamerdebatten over dit onderwerp.

Minister Verhagen: Voorzitter, bij interruptie: voordat ik naar de CDA-bijeenkomst ging, heb ik een brief naar de Kamer gestuurd. U kunt het tijdstip nakijken. Dat is één. In de tweede plaats heb ik op in het journaal, vóór de CDA-bijeenkomst, mijn besluit kenbaar gemaakt. De heer Van den Berge kan dus niet stellen dat ik op een CDA-bijeenkomst iets naar voren breng wat in de Kamer thuishoort.

De heer Van den Berge (GroenLinks): Ik heb alleen gezegd dat ik het niet zo sjiek vond dat de minister het op die CDA-bijeenkomst bekend heeft gemaakt, maar ik begrijp dat dit niet zo is gebeurd. In elk geval zou ik de minister ertoe willen oproepen om er vandaag nog een verkiezingscadeautje aan toe te voegen, namelijk om af te zien van de bouw van nieuwe kerncentrales en daarmee ook af te zien van de productie van nieuw kernafval. Laat ik die oproep in ieder geval doen. Ik vond het zelf heel vreemd op de televisie te zien dat de minister zijn besluit met een CDA-sjaal om bekendmaakte. Maar als het zo is dat hij de brief eerder heeft gestuurd, neem ik dat punt terug. Maar ik zou hem in ieder geval vandaag ertoe willen oproepen om nog een nieuw verkiezingscadeautje eraan toe te voegen en te zeggen: wij gaan geen kernafval opslaan en wij gaan geen nieuwe kerncentrales bouwen.

De heer Leegte (VVD): Voorzitter. Met betrekking tot het radioactieve afval en de ontmanteling bestaat altijd de verwarring dat kerncentrales die energie opwekken, afval produceren, maar dat geldt natuurlijk ook voor de meeste preparaten. De hoeveelheid is ongeveer even groot. Wij moeten nadenken over de vraag wat wij met het afval doen. De VVD-fractie steunt de lijn die is ingezet, namelijk dat wij dit niet zozeer in eigen land moeten bergen, maar dat wij moeten bezien waar wij efficiënt afval kunnen opslaan. Er schijnt een Fins initiatief te zijn om afval op te slaan in granietlagen. Dat geldt ook voor afval van andere landen. Qua hoeveelheid moet het allemaal passen. In hoeverre is dat onderdeel van de beraadslaging? In hoeverre wordt er gekeken naar het opwekken? Ook de SP-fractie heeft daar wel eens iets over gezegd. Je kunt niet verwachten dat in de toekomst centrales gebruik kunnen maken van het afval van vandaag. Wij moeten daarmee dus goed oppassen. Wij willen daarbij de, hopelijk overbodige, waarschuwing geven dat Nederland natuurlijk niet gedwongen moet worden om al eerder na te denken over de eindberging, want het systeem met de COVRA werkt juist zo goed.

Dan kom ik nu op de integriteit en de transparantie van de energiemarkt. Het gaat daarbij om het grensoverschrijdende karakter van de energie- en groothandelsmarkten. Het lijkt gerechtvaardigd om op Europees niveau in te grijpen. De manier waarop dat gebeurt, roept bij ons wel enkele vragen op. Wij moeten ervoor zorgen, dat een en ander niet leidt tot extra administratieve lasten voor marktpartijen, doordat meerdere landen eventuele lasten zouden kunnen opleggen.

Mevrouw Verburg (CDA): Voorzitter. Ik heb drie punten. In de eerste plaats is het heel goed dat er een Europese top heeft plaatsgevonden over energie en innovatie. Het is ook goed dat dit op Europees niveau prioriteit krijgt. Wij zijn daar allemaal bij gebaat. Het komt nu aan op het zorgvuldig invullen daarvan. Wat dat betreft is het goed dat er weer over energie wordt gesproken, en dan met name over hernieuwbare energie. Ik heb de notitie van de minister gelezen. Wat mij daarin opvalt, is de nadruk op de eigen verantwoordelijkheid van lidstaten om de energie-infrastructuur aan te leggen en op de druk die zal worden uitgeoefend, via peer review of via de commissarissen in Europa. Er wordt wel een gaatje opengelaten om eventueel infrastructuur aan te leggen met gebruikmaking van de structuur- en cohesiefondsen. Daarvoor moet nog een voorstel worden gedaan, maar ik zou de minister nu al willen vragen op welke wijze hij dat gaatje zo klein mogelijk gaat maken. Voor je het weet is er namelijk een klein gaatje gemaakt, en besteden wij straks alle structuur- en cohesiefondsen aan energie-infrastructuur. Daarvoor zijn die fondsen niet bedoeld en het is niet de bedoeling dat energie-infrastructuur op die wijze wordt aangelegd.

Mijn tweede punt heeft te maken met de berging van radioactief afval. Het is heel goed dat het Europese been op dat punt goed wordt bijgetrokken. Tegelijkertijd is het wel zaak dat wij in Nederland met deze Europese richtlijn niet onbedoeld en ongewild toch wat achteruit boeren. Daarover bestaan zorgen, en ik hoop dat de minister die nu al kan wegnemen. Wij hebben geregeld dat de eerste honderd jaar de berging van het afval door de COVRA wordt geregeld. Dat gebeurt bovengronds. Daarover zijn goede afspraken gemaakt en het kan op steun rekenen. Nu wordt de suggestie gewekt dat er ook sprake zou zijn van ondergrondse eindberging. Daar zijn de nodige aarzelingen bij en er worden de nodige vraagtekens bij geplaatst. Misschien is de zorg overbodig, maar dan heb ik graag dat de minister die zorg hier vandaag wegneemt. Ik heb het over de veiligheid, maar ook over het aspect van de onomkeerbaarheid, namelijk het risico dat ondergrondse opslag onomkeerbaar is. Verder noem ik de mogelijke risico's van interferentie met drinkwaterwinning en dat soort zaken. Ik wil graag van de minister de helderheid en de zekerheid hebben dat wij op Europees niveau een stap voorwaarts zetten, maar niet tegelijkertijd op nationaal niveau een stap zetten in de richting van grotere risico's.

De heer Van den Berge (GroenLinks): Collega Verburg is sceptisch over de permanente eindberging. Ik wil graag van haar horen waar het afval volgens haar dan moet blijven. Wij kunnen dat toch niet tot in lengte van dagen in tonnetjes in een loods in Zeeland blijven zetten? Het zal toch een keer ergens moeten worden opgeslagen? Wij hebben nooit voor afval van kerncentrales gekozen, maar het is er nu. Waar wil mevrouw Verburg het afval laten als zij het niet permanent wil opslaan?

Mevrouw Verburg (CDA): Regeren is vooruitzien. Het is geen nieuw punt dat nu op de agenda staat. Het is iets waaraan wij de komende jaren aandacht zullen moeten besteden. Mijn wens en de wens van de CDA-fractie is, het afval opnieuw op te werken. Laten de techniek en het onderzoek alsjeblieft zodanig voortschrijden dat wij uiteindelijk geen afval meer overhouden, maar dat wij een soort cradle-to-cradle-principe kunnen toepassen, in de zin dat alles weer herbruikbaar is. Ik heb mij laten vertellen dat dit nu nog niet mogelijk is, maar de onderzoekers en de techniek staan hopelijk voor niets, dus tegen die tijd is het misschien wel mogelijk. Eén ding is zeker: wat wij ook doen met het afval, het moet veilig zijn.

De heer Van den Berge (GroenLinks): Is mevrouw Verburg het dan in ieder geval met mij eens dat wij geen nieuwe kerncentrales zouden moeten bouwen, zolang deze technische droomwensen nog geen werkelijkheid zijn en wij het probleem nog niet hebben opgelost?

Mevrouw Verburg (CDA): Nee, dat ben ik niet met u eens. Het CDA ziet kernenergie als een vorm van schone energie die wij nodig hebben in de transitie naar duurzame en hernieuwbare energie rond, laten wij zeggen, 2050. Wij moeten het afval nu nog zorgvuldig opslaan, maar wij hopen dat op enig moment afval nieuw uitgangsmateriaal kan worden.

Eerder hebben wij met de minister een discussie gevoerd over het gelijke speelveld voor grijze energie. Is de minister bereid om zich op Europees niveau in te zetten voor een benchmark, of voor een gelijk speelveld, om hernieuwbare energie te stimuleren? Dat is natuurlijk de toekomst. Het zou de CDA-fractie iets waard zijn dat lidstaten elkaar aanmoedigen en aanvuren om meer in te zetten op duurzame energie, waardoor een nieuw gelijk speelveld ontstaat.

De heer Samsom (PvdA): Voorzitter. Ik begin ook met de richtlijn kernafval. Het is een vrij vergaande richtlijn. De Nederlandse regering is het daarmee eens, omdat – en dan staat er in het fiche een intrigerend zinnetje – «de huidige situatie in sommige Europese landen kan worden betiteld als wait and see-beleid». Hoe zat het Nederland ook alweer? «We wait 100 years» en dan «see» we wel verder hoe we het afval opslaan. Nederland hoort dus bij die landen die een «wait and see»-beleid hebben. Dat wordt wel extra prangend nu er een grote nieuwe kerncentrale op stapel staat, die volgens de brief die wij deze week van de minister ontvingen, al in 2015 een vergunning moet krijgen. Hoort bij die vergunning ook een plan voor de verwerking van het kernafval? Ik bedoel dan niet voor de eerste 100 jaar, maar voor de gehele tijd dat het afval onder beheer of op een of andere manier ingepakt moet blijven. Met andere woorden, is de regering bereid om vóór 2015 een pen op de kaart van Nederland te zetten, met de mededeling: hier gaan wij het opslaan? Andere landen hebben dat lef wel getoond. Het was niet altijd gemakkelijk, maar het hoort natuurlijk wel consequent bij de keuze voor kernenergie. Zweden heeft een pen op de kaart gezet. Finland heeft het gedaan, Frankrijk en België ook. Al die landen zijn nog bezig met de ontwikkeling, maar durft Nederland het ook? Of blijven wij bij de aanpak die zich het beste als volgt laat vergelijken? Je zet een auto boven aan de berg zonder remmen, duwt die naar beneden en zegt: onderweg vinden wij de remmen wel uit, wij zijn er nog niet. Tegen de tijd dat wij beneden zijn, hebben wij vast wel iets bedacht. Dat kan natuurlijk niet langer. Met deze richtlijn moet je niet een of ander vaag plan maken, maar gewoon de pen op de kaart durven zetten met de mededeling: dames en heren, hier slaan wij het kernafval ondergronds op. Dat is de enige plek waar je het voor de komende 240 000 jaar – zo lang is het – kan opslaan. Volgens mijn fractie is dat ook niet de bedoeling van de richtlijn. Als de minister een afspraak weet te maken voor de afvalberg, mag dat natuurlijk ook. Ik ben benieuwd of dat dan lukt voor 2014. Graag een antwoord op die vraag.

Ook met betrekking tot de hernieuwbare energie-doelstelling is er een intrigerend plan van Nederland. Ik ben het ermee eens dat Nederland dit inbrengt, namelijk dat wij onze duurzame energie-doelstelling natuurlijk Europa-breed moeten kunnen behalen. Het zou een beetje raar zijn om alles binnen Lobith en de Vaalserberg te prakken, terwijl dat helemaal niet verstandig is. Maar wij gaan dan natuurlijk wel de doelstelling van 20% realiseren. Nederland heeft ooit 14% toebedeeld gekregen op basis van zijn geografische beperkingen: een vol landje, weinig neervallend water en dat soort omstandigheden. Als wij nu met elkaar in Europa durven af te spreken dat wij gewoon Europa-breed de duurzame energie-doelstelling realiseren, is dat prima, maar dan staat elk land ook gewoon voor 20% aan de lat en niet voor 14%, respectievelijk 35% voor andere landen. Je zou nog op welvaart kunnen beoordelen, maar dan staan wij ook voor 20% aan de lat, maar niet meer op basis van geografische beperkingen, omdat wij die dan immers opheffen. Ik ben benieuwd of de minister het daarmee eens is. Anders kan hij wat ons betreft die inbreng beter achterwege laten. Het moet wel een package deal zijn: Europa-breed, oké, maar dan wel iedereen 20%, of per land organiseren, met 14% et cetera.

Voorzitter: Verburg

De voorzitter: Het woord is aan de heer Paulus Jansen.

De heer Paulus Jansen (SP): Voorzitter. De SP-fractie is het ermee eens dat Europa een taak heeft met betrekking tot het stellen van eisen aan de opslag van kernafval en de ontmanteling van kerncentrales. Ook al vinden wij het niet verstandig om op dit moment nieuwe kerncentrales te bouwen, het afval is er en het zal er de komende tijd blijven. Wij moeten daar op een veilige manier mee omgaan. De SP-fractie denkt dat de Ladder van Lansink daarbij het leidende uitgangspunt moet zijn. Wat ons betreft leidt dat niet of pas in allerlaatste instantie tot ondergrondse berging. Er zijn een aantal technieken die meer perspectief bieden op hoogwaardiger gebruik, bijvoorbeeld als nieuwe brandstof in een nieuw type reactor. Een andere optie is het onschadelijk maken van het afval in de vorm van isotopen die een kortere halfwaardetijd hebben of zelfs helemaal niet radioactief zijn. Wat ons betreft zijn dit twee aantrekkelijker opties dan het spul onder de grond stoppen. Dat laatste willen wij al helemaal niet als het niet meer kan worden teruggehaald. Daarvoor is het wel nodig dat wij het huidige afval op een andere manier opslaan, dus niet: afvoeren naar Frankrijk, opwerken, verglazen en in bolletjes stoppen. Dan is het afval in de toekomst nooit meer op een nuttige manier te gebruiken. Wij hebben het daarover eerder met de minister gehad. Mijn oproep aan de regering blijft: maak tempo met het uitwerken van die optie en ga deze zo snel mogelijk gebruiken.

Wij hebben het in het kader van de VTE-Raad al vaker gehad over de integriteit van de grensoverschrijdende markten. Er is één aspect dat ik deze keer als huiswerk wil meegeven. Nederland wordt steeds meer een exportland van elektriciteit. Dit betekent dat ons netwerk in steeds hogere mate wordt gebruikt voor export. Het droevige is dat de partijen die daarvan profiteren in feite geen cent meebetalen aan de netkosten, want die worden gesocialiseerd onder de Nederlandse afnemers. Het is urgent om iets aan die zaak te doen. Wij dringen erop aan dat er ook in Europees verband voor Nederland geen enkel beletsel wordt opgeworpen om op dat punt tot een eerlijke kostentoedeling te komen. Ik vraag de minister, om op dat punt helderheid te verschaffen over onze positie.

Voorzitter: Paulus Jansen

De voorzitter: Het woord is aan de minister van EL&I voor de beantwoording in eerste termijn. Ik sta één interruptie per Kamerlid toe.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik dank de Kamer voor haar inbreng. Over een aantal onderwerpen met betrekking tot de energiestrategie hebben wij al eerder gesproken: naar aanleiding van de vorige VTE-Raad, bij het algemeen overleg over energie en bij de debatten over de Europese Raad. In de follow-up van die voorgaande overleggen zullen wij in de komende Energieraad conclusies vastleggen. Nederland is op zichzelf genomen een groot voorstander van de geïntegreerde energiemarkt en de gedegen infrastructuur die daarbij past. Dat vereist onder andere de implementatie van bestaande regels, het bieden van betere mogelijkheden om de kosten van de grensoverschrijdende infrastructuur eerlijk te verdelen en het versnellen van vergunningsprocedures. Met die stappen maken wij al een enorme sprong naar het realiseren van de Europese geïntegreerde energiemarkt.

In de huidige versie van de conceptconclusies wordt, conform onze wens, aangegeven dat het primaat voor investering in de infrastructuur bij de markt ligt. Tegelijkertijd wordt aangegeven dat in specifieke gevallen, waarin de markt de investeringen niet kan realiseren, beperkt publieke middelen kunnen worden ingezet op basis van transparantie en objectieve criteria. Vooral de perifere landen hechten daar zeer aan.

De positie van Nederland en van een aantal andere lidstaten op dit punt houdt in dat wij een kritische houding blijven aannemen ten aanzien van de Europese financiering. Wij zullen dat blijven bepleiten bij toekomstige voorstellen van de Europese Commissie. Het heeft met een aantal zaken te maken. In de eerste plaats moet je aan de markt overlaten wat aan de markt is. Op het moment dat ook bedrijven profiteren van de Europese energie-infrastructuur, onder andere door mogelijkheden voor export, behoren daar zo weinig mogelijk publieke gelden aan te worden besteed. In de tweede plaats is het zo dat juist ook op Europees vlak het budget beperkt is. Alle lidstaten moeten de overheidsfinanciën op orde krijgen, de tering naar de nering zetten en bezuinigen. Dan zou het vreemd zijn als het Europese budget bleef groeien en wij steeds meer publieke gelden vanuit Europa uitgaven. Als wij met alle moeite die ons dat kost tot allerlei bezuinigingen komen, en wij daarbij alsnog extra geld naar Europa moeten overmaken omdat men vanuit de Europese begroting dit wil financieren, dan zeg ik: dat is niet de bedoeling. Wij zijn dus primair kaders aan het scheppen voor een goed functionerende energiemarkt, onder andere door het derde pakket. Tegen mevrouw Verburg zeg ik dat wij kritisch blijven wat betreft eventuele Europese middelen.

In de conclusies wordt de Commissie uitgenodigd om voor juni met een nadere analyse te komen. Dat is op zichzelf genomen belangrijk, want zonder een gedegen financiële analyse en onderbouwing, goed inzicht in de budgettaire gevolgen voor de Europese Unie, maar ook voor de lidstaten, en heldere besluitvormingsprocedures kan Nederland sowieso geen voorstel voor een financieel instrument ondersteunen. Ik wacht dus de voorstellen af en blijf, samen met andere, gelijkgestemde, lidstaten een kritische houding aannemen. Ik heb het nu over Duitsland, het Verenigd Koninkrijk, Zweden en Finland. Ook de Kamer zelf noemt dit landen die op dit punt stappen vooruit zetten.

Mevrouw Verburg had het over de mogelijkheid om in dit verband cohesiefondsen in te zetten. Daarbij spelen twee afzonderlijke discussies. Enerzijds is er al een hele discussie gaande over de financiële perspectieven in relatie tot de noodzaak om cohesiefondsen met name op de armste lidstaten te richten, om het rondpompen van geld in de Europese Unie te voorkomen. Als cohesiefondsen in de toekomst blijven bestaan, zullen wij die wel zo moeten inrichten dat ook wij daarvan gebruik kunnen maken, op het punt van duurzame energie, innovatie en grensoverschrijdende samenwerking. Juist in de Euregio's is er op het punt van de grensoverschrijdende infrastructuur de behoefte om te kijken naar samenwerking, of het nu de fysieke infrastructuur betreft of de energie-infrastructuur. Het gaatje is echter heel klein, zoals mevrouw Verburg terecht zegt.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg hoe wij de North Sea Grid gaan realiseren. Wij werken samen met de Noordzeelanden binnen het North Seas Countries’ Offshore Grid Initiative. De samenwerking tussen de tien Noordzeelanden is gericht op een gezamenlijk onderzoek naar de mogelijkheden van een toekomstig Europees elektriciteitsnet op zee. Hiermee geven de overheden, toezichthouders, transmission system operators en de Commissie gezamenlijk invulling aan een van de prioriteiten uit het infrapakket. In december heb ik een memorandum of understanding van de tien Noordzeelanden getekend, waarin wij een aantal werkprogramma's hebben afgesproken: een offhore grid-configuratie, integratie van marktkwesties, planning en goedkeuringsprocedures. Die programma's zullen voor eind 2010 moeten zijn uitgevoerd.

De Commissie heeft recentelijk een mededeling gepubliceerd over hernieuwbare energie. Nederland steunt de visie dat wij moeten streven naar één Europese markt voor duurzame energie. Wij willen met zijn allen een efficiënte, koolstofarme energievoorziening hebben in 2050. Het streven blijft daarop gericht, met zonne-energie in het zuiden en windenergie in het noorden. Die verdeling is in Europa naar voren gebracht. Hiervoor is meer coherentie en samenwerking tussen lidstaten nodig. Er zijn inderdaad nationale stimuleringsregimes. Mevrouw Verburg sprak daarover. In de Raadsconclusies is opgenomen dat wij willen onderzoeken welke barrières er zijn om te komen tot de gewenste Europese markt voor duurzame energie. Op basis van het eerste onderzoek naar de barrières kunnen wij bezien welke maatregelen verder genomen moeten worden.

De heer Samsom stelt dat wij eigenlijk met twee verschillende maten meten en dat wij ons niet zouden moeten beperken tot de 14%-doelstelling. Ik houd mij in ieder geval aan het regeerakkoord, zoals dit door de meerderheid van de Tweede Kamer is vastgesteld. Daarin staat: 20% CO2-reductie in 2020 en 14% duurzame energie in 2020. Dat is wat de meerderheid van de Tweede Kamer wenst. De heer Samsom kan niet van mij vragen dat ik de meerderheid van de Kamer negeer; ik neem tenminste niet aan dat hij dat wil. Voorts moet de heer Samsom, als hij een richtlijn leest, wel de hele richtlijn lezen. De doelstelling voor het gebruik van duurzame energie wordt dwingend opgelegd. Dat erkent het kabinet ook. In dezelfde richtlijn wordt evenwel ook nadrukkelijk bepaald dat er vier mechanismen zijn om de doelstelling deels in het buitenland te realiseren, waaronder import. Dat is ook de reden waarom in het regeerakkoord de mogelijkheid van het halen van de doelstelling via import van duurzame energie uit andere landen is opengehouden. Ik verwacht dat het importeren van duurzame energie een heel reële mogelijkheid is om ons aandeel in de duurzame energie-doelstellingen op een zo goedkoop mogelijke wijze te realiseren. In contacten met de Europese Commissie heb ik aangegeven dat Nederland van deze mechanismen gebruik zal moeten maken, omdat Nederland geografisch en qua bevolkingsdichtheid minder geschikt is voor het opwekken van duurzame energie dan veel andere landen. De Commissie verwacht dat ook. Dit mechanisme staat gewoon in de richtlijn. Als de heer Samsom stelt dat wij ons aan de afspraken moeten houden, zeg ik: in de richtlijn wordt dit juist heel duidelijk als instrument naar voren gebracht. Wij hebben hierover eerder met de Kamer gesproken. Ik heb toen niet de indruk gekregen, los van de ondersteuning van het regeerakkoord op dit punt door een meerderheid van de Kamer, dat de Kamer als zodanig tegen import van duurzame energie was om de doelstelling te bereiken. Wij zouden eigenlijk wel gek zijn – onparlementair gesproken – om, als wij op een goedkope wijze duurzame energie uit Noorwegen of uit een ander land kunnen krijgen, dat niet te doen. Ik denk dat het ook voor de heer Samsom meer van belang is dat het aandeel duurzame energie zo groot mogelijk is, dan dat dit aandeel per se in Nederland wordt gerealiseerd. Zo nationalistisch heb ik hem nooit horen redeneren.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg hoe de regering aankijkt tegen de aangehouden motie over samenwerking met de Britten op het gebied van wind op zee. De richtlijn biedt hiervoor een basis. Ik vind het een creatief voorstel, dat ik graag zal meenemen in het onderzoek en bij de verdere stappen die wij zullen zetten. Ik heb overigens vorige week met de Britse onderminister voor energie gesproken over de mogelijkheden daartoe, juist omdat de Britten verdergaande plannen hebben en bereid zijn om op dat punt naar Nederland te kijken. De details worden nog uitgewerkt, maar ik sta sympathiek tegenover de gedachte die mevrouw Van Veldhoven en haar collega Schouw op dit punt eerder hebben verwoord.

Dan kom ik nu op het punt van de energiebesparing. Een groot aantal leden wijst terecht op het belang van energiebesparing. Dit is natuurlijk de goedkoopste en de meest directe vorm van terugdringen van het aandeel CO2. De beste methode om geen niet-duurzame energie te gebruiken is natuurlijk: geen energie gebruiken. Het doorvoeren van energiebesparing is dus van het grootste belang. In de Europese conclusies onderstrepen wij het belang van kostenefficiënte maatregelen. Daar hoort ook energiebesparing bij. Wij zijn niet voor een bindende nationale doelstelling voor energie-efficiëntie, omdat wij de hoofddoelstellingen van 14% duurzame energie en 20% CO2-reductie voor onszelf als bindend hanteren. Als wij dan weer doelstelling op doelstelling stapelen ... het gaat erom dat wij die twee einddoelstellingen bereiken.

Mevrouw Van Veldhoven vroeg of wij de bestaande convenanten kunnen verlengen. Zoals ik al zei, is energie besparen onverminderd van groot belang. Het is kosteneffectief. Wij willen lopende convenanten dan ook verlengen, als ze goed werken. Daar zullen wij wel naar moeten kijken. Het zal worden meegenomen in het kader van de «green deal». Juist energiebesparing zal een belangrijk onderdeel moeten zijn van de green deal. Het wordt ook onderdeel van het nationale actieplan. Als de conventanten goed werken, ligt het natuurlijk voor de hand om dit instrumentarium te verlengen.

De heer Van Vliet en de heer Leegte zijn ingegaan op de transparantie. Het voorstel van de Commissie heeft tot doel om marktmisbruik op de Europese energiemarkt te voorkomen en een goede prijsvorming te waarborgen. Daarvoor is aanvullend toezicht en monitoring noodzakelijk. Naast bepaalde evidente lasten voor bedrijven, die de informatie natuurlijk moeten aanleveren, levert dit ook voordelen op voor consumenten en grootverbruikers. Dat moge ook evident zijn. Ik laat op dit moment een analyse uitvoeren naar de mogelijke administratieve lasten die met dit voorstel zijn gemoeid. Met name de heer Van Vliet vroeg hiernaar. Uiteraard laat ik ook de mogelijkheden onderzoeken om de lasten zo veel mogelijk te beperken. Tijdens de onderhandelingen zal ik dit punt inbrengen. Conclusies kunnen nog niet worden getrokken, omdat het voorstel nog onderdeel is van behandeling in de Raad en het Europees Parlement. Het ligt er ook aan wat het Europees Parlement doet, maar in de contacten met het parlement zal ik met name wijzen op het voorkomen van administratieve lasten. Het Europees Parlement is daarvoor tegenwoordig gevoeliger dan wellicht in het verleden het geval was, in de tijd dat ik nog in het Europees Parlement zat.

De heer Leegte (VVD): Ik realiseer mij dat ik hiermee mijn kostbare interruptie kwijt ben, maar het gaat ook om onze concurrentiepositie als energie-exportland. Wij moeten ook bezien hoe wij buitenlanders kunnen laten meebetalen voor de transportkosten van de energie op het Nederlandse deel, om daarmee de concurrentiepositie verder te versterken.

Minister Verhagen: Dat is de reden waarom zowel marktmisbruik als goede prijsvorming een belangrijk element is in dit voorstel van de Europese Commissie. Ik geef u op dat punt gelijk. Uw kostbare interruptie zie ik als ondersteuning van het beleid van de regering. De Commissie geeft aan dat in de huidige regeling met betrekking tot zowel transmission system operators (TSO) als toezichthouders onvoldoende rekening wordt gehouden met de grensoverschrijdende effecten van investeringen in de infrastructuur. De huidige tariefstructuren zijn nationaal opgezet. Daardoor krijg je dat probleem natuurlijk. Ze zijn gericht op het bereiken van nationale kostenefficiency. Zeker in een Europese energiemarkt, kunnen projecten niet alleen van nationaal belang zijn, maar juist ook van Europees of regionaal grensoverschijdend belang. Een investering in het ene land kan ook het transportnet in het andere land ontlasten, of zorgen voor handelsmogelijkheden in een andere regio. Dat levert maatschappelijke voordelen op, waarvoor de TSO die investeert geen vergoeding krijgt. De Commissie is van plan om aan het einde van dit jaar met voorstellen te komen, zodat hiermee beter rekening kan worden gehouden. Ik neem dan ook de noties en opvattingen van de Kamer mee.

Voorzitter. De Commissie heeft in november een eerste concept gepubliceerd over radiactief afval. De Kamer is op de hoogte gesteld van het Nederlandse standpunt via het gebuikelijke BNC-traject. Wij steunen het voorstel van de Europese Commissie om te komen tot een wettelijke regeling voor het beheer van alle typen radioactief afval en gebruikte splijtstof. Dit voorstel komt voor een groot deel overeen met het Nederlandse standpunt omdat het voorstel van de Europese Commissie gebaseerd is op het IAEA-verdrag, dat wij al hadden geïmplementeerd. Wij zijn dus voorloper, en wat dat betreft ben ik blij dat hierbij aansluiting wordt gezocht, zodat ook de overige lidstaten zich hebben te houden aan de elementen in het IAEA-verdrag die hierop slaan. De richtlijn is wat ons betreft dus heel goed uitvoerbaar, omdat wij op dit punt al voorloper waren. Dat heeft onder andere te maken met het feit dat wij op een veilige en verantwoorde manier willen omgaan met kernafval. Ik ben zeer blij dat door dit voorstel nu eindelijk ook andere lidstaten daartoe geprest worden. De richtlijn verplicht lidstaten ook tot het opstellen van een nationaal programma voor het beheer van radiactief afval en gebruikte splijtstof. Ook dat juich ik toe, omdat een aantal landen op dit moment niet zo'n uitgewerkt en goed onderbouwd beleid hebben. Het Nederlandse beleid is wat dat betreft glashelder.

In Euopees verband voeren wij onderzoek uit naar de eindberging. Wat zijn de mogelijkheden en hoe kan het op de meest veilige en verantwoorde wijze plaatsvinden? Op dit moment vindt bijvoorbeeld onderzoek plaats naar de eindberging in de diepe ondergrond. Het gezamenlijke onderzoek richt zich nu met name op de berging in de diepe ondergrond in klei. Eerder is onderzoek gedaan naar eindberging in zoutlagen. Wij beschikken nu over langetermijnopslag in speciaal daarvoor ontworpen gebouwen bij de COVRA in Vlissingen. Daar wordt het afval voor een periode van 100 jaar opgespaard. Aan het eind van deze periode moet de eindberging worden gerealiseerd. Alle kosten die hiermee zijn gemoeid, worden gedragen door de aanbieders van afval, dat wil zeggen door de exploitanten van de kerncentrales. De huidige tekst van de richtlijn biedt ruimte om dit beleid te continueren, maar gelet op het bestaande onderzoek en op het feit dat wij een buitengewoon veilige opslag boven de grond hebben, zou ik niet eerder gedwongen willen worden tot eindbering in de ondergrond. Dat is de reden waarom wij op dat punt vrijheid wilden hebben.

De heer Paulus Jansen zei terecht dat wij eigenlijk toe willen naar een situatie waarin wij alles kunnen hergebruiken, zodat er eigenlijk geen afval is. Mevrouw Verburg, de heer Leegte en de heer Van Vliet wezen hier ook op. Op dit moment hebben wij de opwerking in Frankrijk. Door de verwerking wordt 95% weer bruikbaar voor kerncentrales. 5% kan niet worden hergebruikt. Dat wordt verglaasd en opgeslagen bij COVRA. Dit laat onverlet dat het onderzoek naar nieuwe methoden van verwerking, die het mogelijk maken om 100% te hergebruiken, uiteraard moet doorgaan. Op dit moment is dat echter nog niet het geval; er zijn daartoe nog geen methoden toepasbaar. Dat is de reden waarom wij in de discussie met de Kamer over de verlenging van het verdrag met Frankrijk voor deze situatie hebben gekozen. Mevrouw Verburg vroeg om meer duidelijkheid voor de lange termijn. Wij hebben nu een uitstekende oplossing voor het beheer van het afval in de COVRA. «Partitioning» en «transplantation», waarover zij sprak, zullen de komende decennia niet commercieel beschikbaar zijn. Europees onderzoek steun ik. Samen met de sector, met de exploitanten, investeren wij in het grote onderzoeksprogramma naar de realisatie van de eindberging. In de randvoorwaardenbrief voor de nieuwe kerncentrale die ik vorige week naar de Kamer heb gestuurd, heb ik aangegeven dat vergunninghouders van kerncentrales moeten bijdragen aan het fonds waaruit het onderzoek wordt gefinancierd.

Los van politieke opvattingen bestaat er internationaal brede wetenschappelijke consensus over het gegeven dat eindberging in de diepe ondergrond voor het beheer van radiactief afval op de zeer lange termijn de meest reële en enige optie is. Dat staat ook in de toelichtende stukken van de Europese Commissie. Met de conceptrichtlijn wordt er bij de lidstaten op aangedrongen om concrete stappen te zetten in het afvalbeleid. Daarmee wordt voorkomen dat de lasten van het beheer van het afval op de schouders van komende generaties worden afgewenteld.

Het tweede punt dat ik van belang vind, is dat wij niet de escape kiezen om het afval maar naar derdewereldlanden te sturen.

De heer Samsom (PvdA): Ik begrijp een ding niet. U zegt dat de aanbieder van het afval, de exploitant van de kerncentrale, genoeg geld moet reserveren om de eindberging van het afval te realiseren. Maar u weet nog niet waar die eindberging komt. U weet dus ook niet hoe duur het wordt. Hoe kunt u dan stellig beweren dat er genoeg geld wordt gereserveerd om hiervoor te betalen?

Minister Verhagen: Ik heb mijzelf die zin niet horen uitspreken.

De heer Samsom (PvdA): Zegt u dan dat er niet per se noodzakelijkerwijs genoeg geld wordt gereserveerd door de aanbieder van het afval?

Minister Verhagen: Ik stel in de eerste plaats dat de vervuiler betaalt. Dat staat ook in de voorwaarden. Met andere woorden: voor de kosten van opslag en eindberging van het afval is de gebruiker verantwoordelijk. De exploitant van de kerncentrale behoort dat te betalen.

De heer Samsom (PvdA): Wij weten niet hoe hoog die rekening is.

Minister Verhagen: Precies, en dus is het risico niet voor onze rekening, maar voor rekening van de exploitant. Deze is daarvoor verantwoordelijk en moet betalen. Net zo goed als de exploitant nu betaalt voor de COVRA en meebetaalt aan het onderzoek naar de eindberging, weet hij ook dat er een kostenplaatje vastzit aan de eindberging. Daarvoor is de exploitant verantwoordelijk.

Voorzitter. Veiligheid is het sleutelwoord van de conceptrichtlijn, zeg ik tegen mevrouw Verburg. Wij moeten een wettelijk raamwerk ontwikkelen voor de veiligheid. In het zevende kaderprogramma worden er diverse initiatieven ontplooid op het gebied van veiligheid van eindberging. Dat is een Europese stap voorwaarts. Ik ben blij dat de heer Van Vliet het op dit punt toejuicht dat Europa stappen zet en initiatieven neemt. Als je het alleen maar nationaal zou doen, zou je eigenlijk geen antwoord hebben op een gezamenlijk probleem. De nationale en Europese plannen versterken elkaar nu.

Ten aanzien van de opmerkingen van de heer Van den Berge over de eindberging verwijs ik nogmaals naar mijn brief over de nieuwe kerncentrales. Geologische eindberging is uiteindelijk de enige oplossing waarover op dit moment althans wetenschappelijk gezien overeenstemming bestaat dat het voor de zeer lange termijn veilig is. wij werken aan de meest veilige optie, door middel van een onderzoek.

De heer Van den Berge wil nu al een oplossing voor de eindberging, voordat er een besluit kan worden genomen over een nieuwe kerncentrale. Het afvalplan zal gereed zijn op de termijn waarop ik verwacht een vergunning voor een kerncentrale te geven. Dat is iets anders dan dat wij de definitieve oplossing hebben. Het zou ook niet slim zijn dat wij ons nu zouden vastleggen op een eindberging die over 100 jaar moet worden gerealiseerd, waarbij wij de stand van de techniek en van de wetenschap van 2014 gebruiken en geen gebruik maken van nader onderzoek en van nieuwe methoden. Nederland zal dus een plan maken waarin staat hoe het proces de komende 100 jaar zal verlopen, vergelijkbaar met het proces dat nu loopt in België. Wij wijken op dat punt niet af. Wij wijzen echter nu geen locatie aan, zoals ik al heb gezegd, want wij kiezen voor 100 jaar bovengrondse opslag in Vlissingen. Dat is de locatie voor de komende 100 jaar. Het is niet aan de orde om nu een locatie aan te wijzen voor de eindberging.

De voorzitter: Wij lopen uit de tijd. Ik stel het volgende voor. Wij inventariseren bij de leden of er nog punten zijn blijven liggen. Vervolgens rondt de minister zijn termijn afrondt. Ik denk niet dat er tijd is voor een tweede termijn. Ik constateer dat de leden ermee instemmen dat wij om elf uur afronden.

Het woord is aan mevrouw Van Veldhoven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik heb nog een paar punten, maar misschien ga ik dat gieten in de vorm van het indienen van een motie. De minister is bereid om de convenanten te verlengen als ze goed werken en hij zal ervoor zorgen dat ze goed gaan werken als dat nu niet het geval is, maar ik heb nog wel de heel concrete vraag aan de minister of hij de ambities met betrekking tot de convenanten wil aanscherpen en deze, hoewel het geen harde nationale doelstellingen zijn, maar wel degelijk streefwaarden die vanuit de markt komen, onderdeel te laten zijn van de nationale hervormingsplannen, zodat wel zwart op wit staat wat de doelstelling van Nederland is.

De heer Van den Berge (GroenLinks): Het afvalplan, waarover de minister spreekt in de randvoorwaardenbrief, is klaar voordat er een vergunning voor een nieuwe kerncentrale wordt verleend. Mag ik er dan vanuit gaan dat er geen vergunning voor een nieuwe kerncentrale wordt afgegeven als het afvalplan vertraging oploopt, om welke reden dan ook – bijvoorbeeld omdat de provincie er niet mee kan instemmen, waar het nu naar uitziet? Die twee zaken moeten hard aan elkaar worden gekoppeld.

De heer Leegte (VVD): Ik heb nog een vraag over de Finse oplossing voor de eindberging van het afval. In hoeverre zijn er schaalvoordelen te behalen in Europees verband? Kunnen wij meedoen met zo'n Fins initiatief, of moeten wij eraan blijven vasthouden om het allemaal individueel zelf te doen?

Mevrouw Verburg (CDA): Wat mij betreft heeft de minister voldoende toezeggingen gedaan. Ik wens hem veel succes bij het realiseren ervan.

De heer Samsom (PvdA): Bij de duurzame energiemarkt had ik het natuurlijk over de certificatenmarkt, die niet in de richtlijn is geregeld. Daar was ik zelf bij. De minister kan zich er gemakkelijk vanaf maken, maar er zit geen padvinder aan deze kant van de Kamer. Ik had het over de Europese certificatenmarkt. Als de minister die wil realiseren, zal hij ook de toezegging moeten doen dat Nederland daarmee een iets hogere doelstelling voor zijn rekening neemt. Mijn concrete vraag is: begrijp ik de minister goed dat de exploitant van de kerncentrale in 2015 een blanco cheque tekent, in de trant van: de eindberging zal door hem betaald worden, ongacht wat die eindoplossing daadwerkelijk gaat kosten? Als in de komende 100 jaar de politiek op enig moment verzint dat het afval naar de maan geschoten moet worden, zal dat ook worden betaald. Klopt dat?

Minister Verhagen: Dat is vast de meest efficiënte oplossing.

Voorzitter. Ik dacht dat ik mevrouw Van Veldhoven tegemoet gekomen was op het punt van de convenanten, door te stellen dat wij deze uiteraard gaan verlengen als ze werken. Als ze onvoldoende werken, zullen wij ze moeten aanpassen. Wij moeten ze dus niet blind verlengen. Het is uiteraard wel de bedoeling dat de convenanten zodanig worden aangescherpt, dat zij werken. Ik dacht dus dat ik haar tegemoet gekomen was. Ik zou dan ook graag willen weten wat ik moet doen om een motie te voorkomen. Volgens mij vinden wij hetzelfde, dus ik stel die vraag ter voorkoming van een VAO.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Het was niet het enige punt dat ik had, maar ik kreeg van de voorzitter niet meer tijd om vragen te stellen. Het gaat mij erom dat convenanten die niet werken, verbeterd worden. Ook van de convenanten die wel werken, moet de doelstelling worden aangescherpt. Wij moeten proberen die nog scherper te stellen. Dit alles moet worden opgenomen in het Nederlandse nationale hervormingsplan. Wij moeten dus de ambitie opschroeven, waar het werkt en waar het niet werkt, en alles vastleggen in het hervormingsplan.

Minister Verhagen: Ik ben graag bereid om u daarin tegemoet te komen.

Voorzitter. Tegen de heer Van den Berge zeg ik: het afvalplan wordt wel gerealiseerd. Mijn beleid is erop gericht, een afvalplan te hebben in 2015, voordat ik de vergunning verleen. Zo simpel is dat. De heer Ten Berge vraagt zich af wat er gebeurt als de provincies niet meewerken. Welnu, bijvoorbeeld met betrekking tot COVRA heb ik, juist van de provincie Zeeland, alleen maar alle medewerking die mogelijk is. Ik ben bij COVRA geweest en heb op het gevaarte gestaan. Het gaat om een kubieke meter afval per jaar. Er is ruimte zat om het op een buitengewoon veilige en zeer adequate manier op te slaan. In dit opzicht lopen wij voorop ten opzichte van tal van andere lidstaten. De provincie Zeeland verleent alle medewerking om dit voort te zetten. Ik begrijp dat de heer Van den Berge aanzienlijk pessimistischer en sceptischer is over de opstelling van de provincie Zeeland, maar in mijn contacten heb ik dat in elk geval niet meegemaakt. Ik zie dus ook niet in waarom provinciale overheden het realiseren van een afvalplan zouden dwarsbomen. Integendeel, ik word in de contacten die ik heb alleen maar gesterkt in de overtuiging dat wij dit gewoon kunnen realiseren. Wij zullen er vanuit het ministerie alles aan doen om het ook daadwerkelijk te realiseren.

De heer Van den Berge (GroenLinks): Het gaat mij niet om de provincie Zeeland of om de COVRA, het gaat mij juist om de permanente eindberging, waartoe de Europese Commissie ons wil verplichten. Waarschijnlijk komt er een verplichting uit en zal Nederland die steunen. Het gaat mij niet om de provincie Zeeland, maar juist om al die andere provincies, die zich in de brief van het Interprovinciaal Overleg ...

De voorzitter: In de randvoorwaardenbrief, die op 1 maart in de procedurevergadering wordt besproken, komt dit punt nog terug. Laten wij de discussie daarover op dat moment voortzetten.

Minister Verhagen: Voorzitter. Ik deel de somberheid van de heer Van den Berge niet. Dat is maar goed ook, want ik kijk vooruit.

De heer Samsom stelt dat hij geen padvinder is. Ik zou het niet wagen om de heer Samsom met een padvinder te vergelijken. De doelstelling is bepaald op basis van het bbp per capita. De kosten in Nederland zijn relatief hoog. Daarom onderschrijft de Commissie dat Nederland een deel van de 14% moet kunnen importeren. In het regeerakkoord hebben wij vastgelegd dat dit een reële optie is. Ik deel daarom niet de opvatting dat wij ambitieuzer moeten zijn. Ik vind dat wij met de doelstelling van 14% ambitieus zijn. Wij zullen stappen vooruit moeten zetten om deze doelstelling te realiseren. De heer Samsom heeft gelijk dat de certificatenmarkt niet in de richtlijn wordt geregeld, maar de richtlijn is voor mij leidend. Wij bespreken nu de richtlijn. Ik wil best nog eens met de Kamer van gedachten wisselen hoe wij een en ander in de toekomst nog duurzamer kunnen maken in Europa, maar ten aanzien van wat wij vandaag bespreken en waarvoor wij ons in Europees verband inzetten, is de richtlijn zoals die nu geldt, leidend.

De heer Leegte vroeg of wij kunnen samenwerken met Finland, in relatie tot de keuze voor opslag in graniet die daar gemaakt is. Ik zeg ja tegen samenwerking, maar op dit moment wordt in Nederland opslag in klei en zout onderzocht. Daarop richt zich ook het Europese onderzoek. Het onderzoek in samenwerking met andere EU-lidstaten wordt natuurlijk voortgezet. Ik wil niet direct de visionaire maanvisie van de heer Samsom van de hand wijzen – de maan is ook niet een derdewereldland, waartegen ik mij zojuist heb verzet – maar op het moment dat wij op basis van het onderzoek naar de samenwerking met andere lidstaten tot een veilige eindberging komen, moeten wij die niet bij voorbaat uitsluiten. Juist door middel van samenwerking en Europees onderzoek komen wij uiteindelijk tot de meest veilige eindberging. Dat is waarnaar wij streven.

Mevrouw Van Veldhoven (D66): Ik dank de minister hartelijk voor zijn toezegging. Het andere punt dat ik had willen maken, zal ik niet in een motie verwoorden. Wel wil ik van de minister graag de toezegging dat wij nog eens nader met elkaar spreken, misschien bij een van de eerstvolgende AO's over energie, over de mogelijkheid om de doelstellingen voor hernieuwbare energie meer op Europese schaal in te vullen. Wij gaan daar zelf over, maar de minister heeft gezegd dat hij de motie-Schouw over samenwerking met de Britten interessant vindt en die meeneemt. Ik wil het wat breder trekken. De minister werkt aan een North Sea Grid. Misschien kan hij ook nadenken over North Sea Goals. die twee zijn best aan elkaar gelinkt. Het net moet gedimensioneerd zijn op de hoeveelheid energie die wij naar elkaar willen importeren en exporteren. Hernieuwbare energie heeft daarin een duidelijke plaats. Is de minister bereid, daarover na te denken en de Kamer daarover te informeren? Dan is ook dat punt geadresseerd.

De voorzitter: Misschien is het een praktisch voorstel dat de minister voor de volgende VTE-Raad daarop kort een schriftelijke reactie geeft. Die kunnen wij dan meenemen bij de volgende agenda.

Minister Verhagen: Dat zeg ik toe.