Kinderontvoeringen naar Polen en het negeren van een Europees Aanhoudingsbevel |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de casus van de gezochte Nederlandse moeder en de vier ontvoerde kinderen uit Zwolle? Zo nee, bent u bereid kennis te nemen van de casus?1
Ja, ik ben bekend met deze casus.
Wat is uw beeld ten aanzien van de toepassing van weigeringsronden uit het Haags Kinderontvoeringsverdrag door landen zoals Polen waar gerechtelijke procedures traag verlopen?
Ik herken het door u geschetste beeld ten dele. In sommige gevallen wordt een beroep gedaan op de weigeringsgronden in het Haags kinderontvoeringsverdrag in het voordeel van de meenemende ouder. Daarnaast ondervinden sommige ouders problemen bij de tenuitvoerlegging van beslissingen tot teruggeleiding van hun kinderen naar Nederland. In principe staat dit los van de toepassing van eventuele weigeringsgronden door de rechter. Die problemen bij de tenuitvoerlegging vinden hun oorsprong in het nationale recht van het betreffende land. Het kabinet volgt deze problematiek nauwgezet en spreekt relevante landen hier bij gelegenheid op aan. Te meer omdat ik veel waarde hecht aan een correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag.
In hoeverre herkent u het beeld dat Poolse rechters in het voordeel van de ontvoerende moeder vonnis wijzen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom weigert een land, zoals bijvoorbeeld Polen, om kinderen terug te geleiden naar Nederland indien daartoe door een rechter is besloten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat de kinderen waarvan de rechter geoordeeld heeft dat zij naar Nederland moeten, zoals in de casus als benoemd in vraag 1, ook daadwerkelijk zo snel mogelijk naar Nederland worden teruggebracht?
De Nederlandse Centrale autoriteit vraagt bij bilaterale contacten met Polen voortdurend aandacht voor correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Ook in een breder verband wordt hierop aangedrongen: samen met een aantal andere lidstaten heeft Nederland zich in december 2022 gevoegd in een zaak voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. In deze zaak is door een Poolse rechter een prejudiciële vraag gesteld over strijdigheid tussen Poolse wetgeving en Europese regelgeving op het gebied van internationale kinderontvoering. Het Hof heeft deze prejudiciële vraag inmiddels bevestigend beantwoord. Ook binnen de Europese Commissie is aandacht voor de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Om deze reden is de Europese Commissie een zogenaamde inbreukprocedure tegen Polen gestart.
Waarom weigeren de Poolse autoriteiten om een Europees Aanhoudingsbevel uit te voeren en wat vindt u daarvan?
Het is aan de rechter van de aangezochte lidstaat om een besluit te nemen over de uitvoering van een Europees Aanhoudingsbevel. Op een rechterlijke beslissing van een andere lidstaat van de Europese Unie in een individuele zaak kan ik niet ingaan.
Hoe ziet u de toekomst van het Haags Kinderontvoeringsverdrag indien dit verdrag in veel gevallen niet meer dan een papieren tijger blijkt te zijn?
Landen die zijn aangesloten bij de verordening Brussel II ter en het Haags kinderontvoeringsverdrag – zoals Polen – zijn gehouden deze na te leven. Indien een land het verdrag structureel niet nakomt, spreekt het kabinet het desbetreffende land daarop aan. Zoals ook gemeld in mijn brief van 16 december jl. wordt gewerkt aan een protocol om landen te kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag2. Het protocol moet duidelijk maken wie wanneer in actie komt en welke diplomatieke wegen kunnen worden bewandeld om de betrokken verdragslanden te kunnen aanspreken. Dit protocol zal volgens de huidige planning voor de zomerreces van 2023 worden opgeleverd, periodiek worden geëvalueerd en waar nodig aangescherpt.
Het steunen van Polen in haar lijn om weer baas in eigen land te worden |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onzalige besluit van de Europese Commissie om Polen opnieuw voor de rechter te slepen?1
Ja
Bent u het ermee eens dat Europese regelgeving ons land opzadelt met grote problemen, kijk alleen al naar de asiel- en stikstofcrisis?
Het kabinet houdt bij de totstandkoming van nieuwe regelgeving nauwlettend in het oog wat de gevolgen zijn voor Nederland. Het kabinet beoordeelt van elk voorstel voor EU-regelgeving, onder andere, de gevolgen op het gebied van regeldruk en de implicaties voor de uitvoering en handhaving (BNC-fiche). De inzet van het kabinet tijdens de onderhandelingen over nieuwe EU-regelgeving is er steevast op gericht de NL belangen goed te borgen.
Deelt u de mening van Polen dat nationale wetgeving natuurlijk zwaarder moet wegen dan het Europese recht? Zo ja, wilt u Polen steunen in haar strijd om weer baas in eigen land te zijn en wilt u deze lijn ook per ommegaande de Nederlandse lijn richting de Europese Unie laten zijn? Graag een gedetailleerd antwoord.
Nee, die mening deelt het kabinet niet. Een gedeelde, goed functionerende rechtsorde binnen de EU is een voorwaarde voor effectieve Europese samenwerking. Het is hiervoor van essentieel belang dat alle lidstaten de beginselen van het EU-recht erkennen en respecteren, waaronder autonomie, voorrang, doeltreffendheid en uniforme toepassing van het EU-recht, alsmede de eerbiediging van de bevoegdheid van het EU-Hof van Justitie op grond van artikel 267 EU-Werkingsverdrag (VWEU).
Op 14 juli 2021 ontkende het Poolse Grondwettelijk Hof de bindende kracht van voorlopige maatregelen van het EU-Hof van Justitie voor zover deze betrekking hebben op de organisatie en de werking van de rechterlijke macht. Op 7 oktober 2021 oordeelde het Poolse Grondwettelijke Hof dat cruciale onderdelen van de EU-Verdragen (waaronder artikel 19 VEU, het recht op effectieve rechtsbescherming) onverenigbaar zijn met de Poolse Grondwet. Het kabinet steunt de Commissie volledig in haar besluit om Polen voor het EU-Hof van Justitie te dagen over deze uitspraken van het Poolse Grondwettelijk Hof.
Het verlopen van vergunningen door nieuwe Europese regels |
|
Frederik Jansen (FVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Paniek bij kaasboer Veldhuijzen: na 30 jaar op vaste plek in Vleuten is petitie laatste hoop op blijven» en «Bloemetje of broodje op vertrouwde plek op straat kopen? Dat is straks mogelijk verleden tijd»?1, 2
Ja.
Heeft u een beeld van hoeveel Nederlandse ondernemers hun vaste standplaats dreigen te verliezen door de nieuwe Europese aanbestedingsregels?
De Europese regelgeving waar in de vraag op wordt gedoeld betreft geen aanbestedingsregels. Het verlopen van (marktplaats)vergunningen met een onbeperkte looptijd is een uitvloeisel van de Europese Dienstenrichtlijn die eind 2009 door Nederland is geimplementeerd in de Dienstenwet. Voor een toelichting op de gevolgen van de Dienstenrichtlijn voor onder andere de ambulante handel en de achtergrond daarvan verwijs ik graag naar mijn antwoorden van 24 januari jl. op vragen van het lid van Haga over een soortgelijke casus in Utrecht.
Het beleid met betrekking tot marktplaatsvergunningen is een discretionaire bevoegdheid van gemeenten. Het is ook aan gemeenten op welke wijze zij de verdeling van schaarse vergunningen vormgeven. Daarbij zijn zij wel gehouden aan de eisen die de Dienstenrichtlijn hieraan stelt.
Ik beschik niet over informatie over de lokale situatie van de ambulante handel binnen individuele gemeenten.
Deelt u de mening dat deze ondernemingen (vaak na tientallen jaren) onderdeel zijn geworden van de lokale cultuur en dat er daarom meer dan alleen economische afwegingen een rol zouden moeten spelen in het toekennen van standplaatsvergunningen?
Ik begrijp dat het voor de betreffende ambulante handelaren als een klap kan aanvoelen als ze hun vertrouwde plek moeten opgeven. Toch draagt dit bij aan een rechtvaardige verdeling van kansen voor alle ondernemers, waarbij de lokale overheid tegelijk de leefomgeving kan beschermen. In veel gemeenten is sprake van een overgangsfase waarbij de (schaarse) standplaatsvergunningen met een onbeperkte looptijd worden omgezet in een vergunning met een beperkte looptijd. Bij afloop van de vergunning kan een ieder, ook de huidige vergunninghouder, meedingen naar een nieuwe vergunning. Dit zorgt dat niet alleen huidige vergunningshouders maar ook nieuwe ondernemers, een eerlijke kans krijgen op het verkrijgen van een schaarse vergunning.
Indien zich geen andere gegadigden melden kan de gemeente ook overgaan tot verlenging van de vergunning van de zittende vergunninghouder. Het is aan de gemeente hoe zij de toewijzing willen vormgeven.
Aan de basis van dit beleid staan beginselen als evenredigheid, gelijkheid en non-discriminatie. Het meewegen van menselijke factoren werkt twee kanten op: de marktkoopman wiens familie al tientallen jaren heeft geprofiteerd van een exclusief recht op een mogelijkerwijs zeer gewilde plek in de stad en een ander familiebedrijf dat het moet doen met een minder aantrekkelijke locatie en daardoor wellicht twee keer zo hard moet werken om dezelfde omzet te bereiken. Verder heeft de gemeente de ruimte om op basis van lokale factoren en lokale beleidsdoelstellingen te kiezen voor het meest aangewezen allocatiemechanisme (zoals first come, first served; loting; of veiling).
Bent u voornemens maatregelen te nemen om te voorkomen dat ondernemingen die diepgeworteld zijn in hun lokale cultuur zullen komen te verdwijnen?
Zie antwoord vraag 3.
De Sponsoring van het EU-voorzitterschap door bedrijven |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Wat vindt u ervan dat Zweden tijdens het EU-voorzitterschap mogelijkheden biedt voor sponsoring van het voorzitterschap door bedrijven?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Ieder voorzitterschap, ook het huidige Zweedse voorzitterschap, heeft de ruimte om dergelijke sponsoring autonoom vorm te geven. De Raad heeft op 22 juni 20212 richtsnoeren opgesteld voor alle lidstaten over de sponsoring van voorzitterschappen. De Raad moedigt bijvoorbeeld aan dat lidstaten heldere en transparante regels opstellen in het proces van sponsoring.
Het kabinet voert ook actief beleid op transparantie binnen de Europese Unie.3 Tijdens de voorbereiding van het Nederlandse EU voorzitterschap in 2016, zijn er nationale richtsnoeren opgesteld voor mogelijke sponsorschappen. In het kader van transparantie, zijn deze destijds online gepubliceerd.4 Bedrijven dienden aan bepaalde drempelvoorwaarden te voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor mogelijke sponsoring, zoals het leveren van kwalitatief hoogstaande en milieuvriendelijke producten. Daarnaast stelden de opgestelde richtsnoeren expliciet dat sponsoren geen toegang hadden tot overleggen van het EU voorzitterschap.
Deelt u de mening dat inmenging door grote bedrijven op Europese besluitvorming onacceptabel is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat sponsoring van EU-voorzitterschap door bedrijven schadelijk is voor het vertrouwen in de Europese besluitvorming? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid uw Zweedse ambtsgenoot en de voorzitter van de Europese Raad aan te spreken op deze openstelling voor sponsoring door bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Zoals hiervoor aangegeven beslist ieder voorzitterschap, ook het huidige Zweedse voorzitterschap, autonoom hoe eventuele sponsoring wordt vorm gegeven.
Deelt u de mening dat het waarborgen van de integriteit van Europese besluitvorming boven het «drukken van de kosten» van het EU-voorzitterschap moet worden gesteld?
Zoals aangegeven in antwoord op vragen 1 en 2 is het kabinet van mening dat sponsoring in beginsel niet ongewenst is. Sponsorschappen kunnen bijvoorbeeld bepaalde logistiek faciliteren. In het proces van sponsoring hecht het kabinet waarde aan de in 2021 door de Raad opgestelde richtsnoeren en de breder geldende principes van onpartijdigheid en transparantie.
Wilt u toezeggen dat bij het komende Nederlandse EU-voorzitterschap deze vormen van sponsoring niet zijn toegestaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
De uitspraken van dhr. Samsom over verplichte uitkoop van boeren |
|
Roelof Bisschop (SGP) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het advies van Diederik Samsom, kabinetschef van Eurocommissaris Timmersmans en ex-PvdA leider, om boeren verplicht uit te kopen?1
Kunt u het verslag van het overleg tussen het Ministerie van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en de heer Samsom naar de Kamer sturen?
Wat was de aanleiding om met de heer Samsom in gesprek te gaan?
Op welk gezag sprak de heer Samsom?
Deelt u de mening dat de Europese Commissie niet bevoegd is om voor te schrijven hoe Nederland gaat voldoen aan de instandhoudingsdoelstellingen voor Natura 2000-gebieden?
Op welke concrete punten zou Nederland een flexibele opstelling van de Europese Commissie juridisch gezien nodig hebben?
Welke onderbouwing gaf de heer Samsom voor zijn pleidooi om te kiezen voor verplichte opkoop van boerenbedrijven?
Is de veronderstelling juist dat verplichte opkoop per geïnvesteerde euro minder natuurwinst oplevert dan vrijwillige opkoop, verplaatsing, innovatie, extensivering en verbeterd natuurbeheer? Zo nee, waarom niet?
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de Europese goedkeuring voor de voorgelegde opkoopregelingen?
In hoeverre is door de heer Samsom het bieden van ruimte voor de nationale stikstofaanpak gekoppeld aan het geven van steun aan de door de Europese Commissie voorgestelde Verordening natuurherstel?
Is er een verband tussen de druk vanuit de Europese Commissie en de terughoudendheid als het gaat om innovatieve oplossingen in de stikstofaanpak?
Het bericht 'Campaigners urge EU to rethink green investment label for aviation' |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de Europese Commissie overweegt om investeringen in nieuwe vliegtuigen te labelen als «climate-friendly investments»?1
Deelt u de mening dat het absoluut ongeloofwaardig is om investeringen in vervuilende en fossiele vliegtuigen te betitelen als «klimaatvriendelijk»? Zo nee, waarom niet?
Kunt u bevestigen dat luchtvaartmaatschappijen uit zichzelf al hun vloot vernieuwen, omdat a) ze dit veel brandstofkosten bespaart, b) sommige vliegtuigen nou eenmaal einde levensduur zijn en c) er steeds strengere grenzen worden ingevoerd voor geluidshinder, luchtvervuiling en broeikasgasemissies?
Weet u waarom de Europese Commissie deze fossiele investeringen nu dan als «groen» of «klimaatvriendelijk» wil labelen?
Kunt u aangeven wat de gemiddelde levensduur is van een vliegtuig, zodat we weten tot wanneer de straks als «groen» verkochte vliegtuigen zullen bijdragen aan de opwarming van de aarde?
Onderschrijft u de stelling dat een nieuw, iets minder vervuilend, vliegtuig nog steeds geen «groene» investering genoemd kan worden als het per saldo verder bijdraagt aan de cumulatieve CO2-uitstoot? Zo nee, hoe definieert u dan een «groene» investering?
Bent u bereid zich actief te verzetten tegen het classificeren van investeringen in fossiele vliegtuigen als «groen» of «klimaatvriendelijk»? Zo ja, gaat u voor die positie steun zoeken in de Europese Unie? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om de lobbyisten van de luchtvaartsector te laten weten dat wanneer ze dit soort ongeloofwaardige plannen blijven aandragen ze niet langer als serieuze gesprekspartner gezien zullen worden? Zo nee, waarom niet
Het bericht dat de Europese Commissie parlementen buitenspel wil zetten inzake het Mercosur verdrag |
|
Christine Teunissen (PvdD), Jasper van Dijk (SP) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw oordeel over het artikel «Europese Commissie wil parlementen buitenspel zetten om export te beschermen»?1
Klopt het dat de Europese Commissie voornemens is het Mercosur verdrag te splitsen in een politiek gedeelte en een handelsgedeelte om de nationale parlementen (gedeeltelijk) te omzeilen? Zo ja, deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar zou zijn?
Deelt u de mening dat nationale parlementen het laatste woord moeten krijgen in de ratificatie van volledige handelsverdragen, conform de aangenomen motie Teunissen (Kamerstuk 21501-02, nr. 2618)? Zo ja, gaat u dit standpunt binnen EU verband uitdragen? Zo nee, waarom niet?
Klopt het dat de regering nog steeds geen standpunt over het Mercosur-verdrag heeft ingenomen? Zo ja, waar komen uw uitspraak uit juni 2022 vandaan dat de commissie zo snel mogelijk moet overgaan tot het «voltooien en implementeren van de onderhandelde handelsovereenkomsten met Chili, Mexico en Mercosur»? Zo nee, wat is het standpunt van de regering?
Hoe verhouden deze ontwikkelingen zich tot de aangenomen motie Teunissen over het tegengaan van het splitsen van het Mercosur-verdrag (Kamerstuk 21501-02, nr. 2618)? Hoe gaat u deze motie uitvoeren?
Gaat u de motie Ouwehand (Kamerstuk 34 682, nr. 125) uitvoeren, in die zin dat de Kamer niet wil dat het Mercosur verdrag in zijn huidige vorm wordt overgenomen? Zo nee, waarom negeert u de democratie?
Het artikel 'Nederland betaalde verdachte stichting in corruptieschandaal Europees Parlement' |
|
Jan Klink (VVD) |
|
Liesje Schreinemacher (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Is het kabinet op de hoogte van de berichtgeving «Nederland betaalde verdachte stichting in corruptieschandaal Europees Parlement»?1
Is het kabinet op de hoogte van de beschuldigingen tegen de stichting «No Peace Without Justice» en haar bestuursleden?
Wanneer is de samenwerking tussen het ministerie en No Peace Without Justice begonnen? Wat is de reden geweest om deze samenwerking te starten?
Voor welke doeleinden is No Peace Without Justice gefinancierd door het ministerie?
Is dit het eerste project van No Peace Without Justice dat gefinancierd is door de Nederlandse regering? Zo nee, hoeveel projecten van No Peace Without Justice zijn er in het verleden gefinancierd? Voor welke doelen dienden deze projecten? Is er een evaluatie geweest nadat deze voorgaande projecten waren afgerond?
Welke eisen zijn er gesteld door het ministerie aan het project van een half miljoen euro waaraan het artikel refereert? Is er tijdens het project controle geweest naar de besteding van de subsidie? Zo nee, kunt u uitleggen waarom dit niet is gebeurd?
Is er een evaluatie geweest van de samenwerking tussen de Nederlandse regering en No Peace Without Justice nadat de pr-manager in mei 2022 in opspraak kwam naar aanleiding van het rapport over de machtige lobby van de Emiraten in Brussel waaraan No Peace Without Justice heeft bijgedragen? Zo nee, waarom is er geen evaluatie gedaan? Zo ja, wat waren de conclusies van deze evaluatie?
Waarom is de samenwerking tussen de Nederlandse regering en No Peace Without Justice opgezegd? Op welke datum is de samenwerking stopgezet?
Bent u van plan te monitoren of andere betrokkenen bij het corruptieschandaal in het Europees Parlement banden hebben met ngo’s of andere organisaties die gefinancierd worden door de Nederlandse regering? Bent u van plan controles uit te voeren bij deze ngo’s of andere organisaties om soortgelijke gevallen als de No Peace No Justice-zaak te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Een dubieuze promotiecampagne van de EU |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over de promotiecampagne «You are EU» vol met opgeblazen teksten als: ««You are EU» is een manifest dat we samen kunnen evolueren naar schone en eigen energie.»?
Bent u het eens met de volgende stelling op de website: «Onze kinderen en kleinkinderen wijzen ons de weg naar ons gemeenschappelijke doel: het behoud van onze democratie, onze economie en onze vreedzame en onafhankelijke Europese Unie»?1
Deelt u de mening dat dit soort teksten nogal pathetisch zijn en gelooft u werkelijk dat dit soort campagnes effectief zijn?
Bent u het eens dat uitbreiding van bevoegdheden van de EU onderwerp moet zijn van politieke discussie in plaats van promotiecampagnes?
Wat zijn de totale kosten voor deze campagne?
Vindt u dit een verstandige campagne of had u het geld liever anders besteed?
Was u op de hoogte van dit initiatief? Zo ja, heeft u toestemming verleend? Zo nee, gaat u dat overbrengen aan de Europese Commissie?
De militaire steun aan Oekraïne |
|
Thierry Baudet (FVD), Ralf Dekker (FVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
![]() |
Kunt u een overzicht verstrekken van uitgevoerde, voorgenomen en/of verzochte leveringen van militaire steun aan Oekraïne? Kunt u voor elke afzonderlijke levering aangeven welke procedures, voorwaarden en bedragen hieraan verbonden zijn? Wordt deze steun geschonken, verkocht, uitgeleend of anderszins ter beschikking gesteld?
Welke overwegingen liggen aan deze leveringen van militaire steun ten grondslag en wie heeft het initiatief tot deze steun genomen? Kunt u uw antwoord toelichten en per levering beantwoorden?
Kunt u voor elke afzonderlijk uitgevoerde, voorgenomen en/of verzochte levering van militaire steun aan Oekraïne aangeven of er sprake is van (mogelijke) onrechtmatigheden, zoals schendingen van het oorlogsrecht, illegale doorverkoop en wanprestaties (zoals het niet terugleveren van materieel)? Indien er sprake is van onrechtmatigheden, kunt u toelichten waaruit deze onrechtmatigheden bestaan, welke bedragen en entiteiten hiermee gemoeid zijn en welke stappen hierop zijn ondernomen?
Kunt u garanderen dat Oekraïne de gemaakte afspraken met betrekking tot de levering van militaire steun nakomt? Zo ja, waarom wel? Zo nee, hoe beoordeelt u dit en hoe gaat u ervoor zorgen dat u deze garantie wel kunt geven?
Kunt u uitsluiten dat de inzet van Nederlandse militairen of dienstplichtigen in de toekomst ook onder de militaire steun aan Oekraïne zal vallen? Kunt u dit toelichten?
Kunt u, conform artikel 68 van de Grondwet, inzage geven in alle gegevens en correspondentie verband houdende met de uitgevoerde, voorgenomen en/of verzochte levering van militaire steun aan Oekraïne? Zo nee, waarom niet?
Kunt u in de beantwoording van deze vragen alle militaire steun betrekken die op enigerlei wijze bestemd is voor Oekraïne en hier dus ook doorleveringen via derde partijen in meenemen? Zo nee, waarom niet?
Kunt u deze vragen volledig, afzonderlijk van elkaar en zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het steunen van Polen in haar lijn om weer baas in eigen land te worden |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het onzalige besluit van de Europese Commissie om Polen opnieuw voor de rechter te slepen?1
Ja
Bent u het ermee eens dat Europese regelgeving ons land opzadelt met grote problemen, kijk alleen al naar de asiel- en stikstofcrisis?
Het kabinet houdt bij de totstandkoming van nieuwe regelgeving nauwlettend in het oog wat de gevolgen zijn voor Nederland. Het kabinet beoordeelt van elk voorstel voor EU-regelgeving, onder andere, de gevolgen op het gebied van regeldruk en de implicaties voor de uitvoering en handhaving (BNC-fiche). De inzet van het kabinet tijdens de onderhandelingen over nieuwe EU-regelgeving is er steevast op gericht de NL belangen goed te borgen.
Deelt u de mening van Polen dat nationale wetgeving natuurlijk zwaarder moet wegen dan het Europese recht? Zo ja, wilt u Polen steunen in haar strijd om weer baas in eigen land te zijn en wilt u deze lijn ook per ommegaande de Nederlandse lijn richting de Europese Unie laten zijn? Graag een gedetailleerd antwoord.
Nee, die mening deelt het kabinet niet. Een gedeelde, goed functionerende rechtsorde binnen de EU is een voorwaarde voor effectieve Europese samenwerking. Het is hiervoor van essentieel belang dat alle lidstaten de beginselen van het EU-recht erkennen en respecteren, waaronder autonomie, voorrang, doeltreffendheid en uniforme toepassing van het EU-recht, alsmede de eerbiediging van de bevoegdheid van het EU-Hof van Justitie op grond van artikel 267 EU-Werkingsverdrag (VWEU).
Op 14 juli 2021 ontkende het Poolse Grondwettelijk Hof de bindende kracht van voorlopige maatregelen van het EU-Hof van Justitie voor zover deze betrekking hebben op de organisatie en de werking van de rechterlijke macht. Op 7 oktober 2021 oordeelde het Poolse Grondwettelijke Hof dat cruciale onderdelen van de EU-Verdragen (waaronder artikel 19 VEU, het recht op effectieve rechtsbescherming) onverenigbaar zijn met de Poolse Grondwet. Het kabinet steunt de Commissie volledig in haar besluit om Polen voor het EU-Hof van Justitie te dagen over deze uitspraken van het Poolse Grondwettelijk Hof.
Kinderontvoeringen naar Polen en het negeren van een Europees Aanhoudingsbevel |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD), Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de casus van de gezochte Nederlandse moeder en de vier ontvoerde kinderen uit Zwolle? Zo nee, bent u bereid kennis te nemen van de casus?1
Ja, ik ben bekend met deze casus.
Wat is uw beeld ten aanzien van de toepassing van weigeringsronden uit het Haags Kinderontvoeringsverdrag door landen zoals Polen waar gerechtelijke procedures traag verlopen?
Ik herken het door u geschetste beeld ten dele. In sommige gevallen wordt een beroep gedaan op de weigeringsgronden in het Haags kinderontvoeringsverdrag in het voordeel van de meenemende ouder. Daarnaast ondervinden sommige ouders problemen bij de tenuitvoerlegging van beslissingen tot teruggeleiding van hun kinderen naar Nederland. In principe staat dit los van de toepassing van eventuele weigeringsgronden door de rechter. Die problemen bij de tenuitvoerlegging vinden hun oorsprong in het nationale recht van het betreffende land. Het kabinet volgt deze problematiek nauwgezet en spreekt relevante landen hier bij gelegenheid op aan. Te meer omdat ik veel waarde hecht aan een correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag.
In hoeverre herkent u het beeld dat Poolse rechters in het voordeel van de ontvoerende moeder vonnis wijzen?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom weigert een land, zoals bijvoorbeeld Polen, om kinderen terug te geleiden naar Nederland indien daartoe door een rechter is besloten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat de kinderen waarvan de rechter geoordeeld heeft dat zij naar Nederland moeten, zoals in de casus als benoemd in vraag 1, ook daadwerkelijk zo snel mogelijk naar Nederland worden teruggebracht?
De Nederlandse Centrale autoriteit vraagt bij bilaterale contacten met Polen voortdurend aandacht voor correcte naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Ook in een breder verband wordt hierop aangedrongen: samen met een aantal andere lidstaten heeft Nederland zich in december 2022 gevoegd in een zaak voor het Hof van Justitie van de Europese Unie. In deze zaak is door een Poolse rechter een prejudiciële vraag gesteld over strijdigheid tussen Poolse wetgeving en Europese regelgeving op het gebied van internationale kinderontvoering. Het Hof heeft deze prejudiciële vraag inmiddels bevestigend beantwoord. Ook binnen de Europese Commissie is aandacht voor de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag. Om deze reden is de Europese Commissie een zogenaamde inbreukprocedure tegen Polen gestart.
Waarom weigeren de Poolse autoriteiten om een Europees Aanhoudingsbevel uit te voeren en wat vindt u daarvan?
Het is aan de rechter van de aangezochte lidstaat om een besluit te nemen over de uitvoering van een Europees Aanhoudingsbevel. Op een rechterlijke beslissing van een andere lidstaat van de Europese Unie in een individuele zaak kan ik niet ingaan.
Hoe ziet u de toekomst van het Haags Kinderontvoeringsverdrag indien dit verdrag in veel gevallen niet meer dan een papieren tijger blijkt te zijn?
Landen die zijn aangesloten bij de verordening Brussel II ter en het Haags kinderontvoeringsverdrag – zoals Polen – zijn gehouden deze na te leven. Indien een land het verdrag structureel niet nakomt, spreekt het kabinet het desbetreffende land daarop aan. Zoals ook gemeld in mijn brief van 16 december jl. wordt gewerkt aan een protocol om landen te kunnen aanspreken op hun verantwoordelijkheid ten aanzien van de naleving van het Haags kinderontvoeringsverdrag2. Het protocol moet duidelijk maken wie wanneer in actie komt en welke diplomatieke wegen kunnen worden bewandeld om de betrokken verdragslanden te kunnen aanspreken. Dit protocol zal volgens de huidige planning voor de zomerreces van 2023 worden opgeleverd, periodiek worden geëvalueerd en waar nodig aangescherpt.
De Sponsoring van het EU-voorzitterschap door bedrijven |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Wat vindt u ervan dat Zweden tijdens het EU-voorzitterschap mogelijkheden biedt voor sponsoring van het voorzitterschap door bedrijven?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Ieder voorzitterschap, ook het huidige Zweedse voorzitterschap, heeft de ruimte om dergelijke sponsoring autonoom vorm te geven. De Raad heeft op 22 juni 20212 richtsnoeren opgesteld voor alle lidstaten over de sponsoring van voorzitterschappen. De Raad moedigt bijvoorbeeld aan dat lidstaten heldere en transparante regels opstellen in het proces van sponsoring.
Het kabinet voert ook actief beleid op transparantie binnen de Europese Unie.3 Tijdens de voorbereiding van het Nederlandse EU voorzitterschap in 2016, zijn er nationale richtsnoeren opgesteld voor mogelijke sponsorschappen. In het kader van transparantie, zijn deze destijds online gepubliceerd.4 Bedrijven dienden aan bepaalde drempelvoorwaarden te voldoen om in aanmerking te kunnen komen voor mogelijke sponsoring, zoals het leveren van kwalitatief hoogstaande en milieuvriendelijke producten. Daarnaast stelden de opgestelde richtsnoeren expliciet dat sponsoren geen toegang hadden tot overleggen van het EU voorzitterschap.
Deelt u de mening dat inmenging door grote bedrijven op Europese besluitvorming onacceptabel is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat sponsoring van EU-voorzitterschap door bedrijven schadelijk is voor het vertrouwen in de Europese besluitvorming? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid uw Zweedse ambtsgenoot en de voorzitter van de Europese Raad aan te spreken op deze openstelling voor sponsoring door bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Zoals hiervoor aangegeven beslist ieder voorzitterschap, ook het huidige Zweedse voorzitterschap, autonoom hoe eventuele sponsoring wordt vorm gegeven.
Deelt u de mening dat het waarborgen van de integriteit van Europese besluitvorming boven het «drukken van de kosten» van het EU-voorzitterschap moet worden gesteld?
Zoals aangegeven in antwoord op vragen 1 en 2 is het kabinet van mening dat sponsoring in beginsel niet ongewenst is. Sponsorschappen kunnen bijvoorbeeld bepaalde logistiek faciliteren. In het proces van sponsoring hecht het kabinet waarde aan de in 2021 door de Raad opgestelde richtsnoeren en de breder geldende principes van onpartijdigheid en transparantie.
Wilt u toezeggen dat bij het komende Nederlandse EU-voorzitterschap deze vormen van sponsoring niet zijn toegestaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Het verlopen van vergunningen door nieuwe Europese regels |
|
Frederik Jansen (FVD) |
|
Micky Adriaansens (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Paniek bij kaasboer Veldhuijzen: na 30 jaar op vaste plek in Vleuten is petitie laatste hoop op blijven» en «Bloemetje of broodje op vertrouwde plek op straat kopen? Dat is straks mogelijk verleden tijd»?1, 2
Ja.
Heeft u een beeld van hoeveel Nederlandse ondernemers hun vaste standplaats dreigen te verliezen door de nieuwe Europese aanbestedingsregels?
De Europese regelgeving waar in de vraag op wordt gedoeld betreft geen aanbestedingsregels. Het verlopen van (marktplaats)vergunningen met een onbeperkte looptijd is een uitvloeisel van de Europese Dienstenrichtlijn die eind 2009 door Nederland is geimplementeerd in de Dienstenwet. Voor een toelichting op de gevolgen van de Dienstenrichtlijn voor onder andere de ambulante handel en de achtergrond daarvan verwijs ik graag naar mijn antwoorden van 24 januari jl. op vragen van het lid van Haga over een soortgelijke casus in Utrecht.
Het beleid met betrekking tot marktplaatsvergunningen is een discretionaire bevoegdheid van gemeenten. Het is ook aan gemeenten op welke wijze zij de verdeling van schaarse vergunningen vormgeven. Daarbij zijn zij wel gehouden aan de eisen die de Dienstenrichtlijn hieraan stelt.
Ik beschik niet over informatie over de lokale situatie van de ambulante handel binnen individuele gemeenten.
Deelt u de mening dat deze ondernemingen (vaak na tientallen jaren) onderdeel zijn geworden van de lokale cultuur en dat er daarom meer dan alleen economische afwegingen een rol zouden moeten spelen in het toekennen van standplaatsvergunningen?
Ik begrijp dat het voor de betreffende ambulante handelaren als een klap kan aanvoelen als ze hun vertrouwde plek moeten opgeven. Toch draagt dit bij aan een rechtvaardige verdeling van kansen voor alle ondernemers, waarbij de lokale overheid tegelijk de leefomgeving kan beschermen. In veel gemeenten is sprake van een overgangsfase waarbij de (schaarse) standplaatsvergunningen met een onbeperkte looptijd worden omgezet in een vergunning met een beperkte looptijd. Bij afloop van de vergunning kan een ieder, ook de huidige vergunninghouder, meedingen naar een nieuwe vergunning. Dit zorgt dat niet alleen huidige vergunningshouders maar ook nieuwe ondernemers, een eerlijke kans krijgen op het verkrijgen van een schaarse vergunning.
Indien zich geen andere gegadigden melden kan de gemeente ook overgaan tot verlenging van de vergunning van de zittende vergunninghouder. Het is aan de gemeente hoe zij de toewijzing willen vormgeven.
Aan de basis van dit beleid staan beginselen als evenredigheid, gelijkheid en non-discriminatie. Het meewegen van menselijke factoren werkt twee kanten op: de marktkoopman wiens familie al tientallen jaren heeft geprofiteerd van een exclusief recht op een mogelijkerwijs zeer gewilde plek in de stad en een ander familiebedrijf dat het moet doen met een minder aantrekkelijke locatie en daardoor wellicht twee keer zo hard moet werken om dezelfde omzet te bereiken. Verder heeft de gemeente de ruimte om op basis van lokale factoren en lokale beleidsdoelstellingen te kiezen voor het meest aangewezen allocatiemechanisme (zoals first come, first served; loting; of veiling).
Bent u voornemens maatregelen te nemen om te voorkomen dat ondernemingen die diepgeworteld zijn in hun lokale cultuur zullen komen te verdwijnen?
Zie antwoord vraag 3.
Het ‘Report - Meeting with NL ministers Van der Wal, De Jonge, Harbers en Jetten’ |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
van der Ch. Wal-Zeggelink |
|
![]() |
Bent u bekend met het «Report – Meeting with NL ministers Van der Wal, De Jonge, Harbers en Jetten»?1
Ik ben bekend met het document.
Met welk doel bent u in gesprek gegaan met de Eurocommissaris?
Meerdere urgente maatschappelijke projecten, zoals die voor de energietransitie, duurzame industrie en woningbouw met bijbehorende infrastructuur staan momenteel onder druk; de huidige overbelasting van de natuur leidt ertoe dat er op dit moment zeer beperkt ruimte is voor nieuwe ontwikkelingen. De voortgang van woningbouwprojecten met bijbehorende infrastructuur, de ontwikkeling van duurzame industrie en de energietransitieprojecten (projecten ten behoeve van opwekking en transport van duurzame energie) zijn van groot van belang voor de verdere ontwikkeling van Nederland. Het kabinet werkt aan een aanpak die waarborgt dat de doelen op natuur, stikstof, water en klimaat worden gerealiseerd. Het duurt enige tijd voordat dit pakket aan maatregelen daadwerkelijk helemaal is uitgevoerd en effecten sorteert. Wij zijn in gesprek met de Eurocommissaris gegaan over de mogelijkheden voor toestemmingverlening met behulp van een ADC-procedure voor regionale pakketten van woningbouwprojecten en energietransitieprojecten, in het bijzonder gelet op de aanpak van stikstof en het pakket zoals het er ligt. Dat wil zeggen tijdens de interim--periode tot de aanpak verder in wetgeving is vastgelegd, richtinggevende gebiedsdoelen en gebiedsplannen zijn vastgesteld en alle maatregelen zijn uitgevoerd.
Waarom heeft u eerder in een debat gezegd dat toenmalig Minister Staghouwer ook bij dit gesprek aanwezig was, terwijl dit niet het geval was?2, 3
Per abuis heb ik inderdaad een bewindspersoon genoemd die niet deelnam aan de vergadering. Dat was onzorgvuldig van mij. Toenmalig Minister Staghouwer was inderdaad niet aanwezig. Voorafgaand aan de vergadering hebben de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit en ik overigens wel een voorbereidend overleg gehad. Mogelijk is voor mij hieruit de verwarring ontstaan.
Hoe waarborgt u een adequaat evenwicht in de inzet gezien het feit dat de ministers die naar dit gesprek over stikstof zijn afgereisd allen een belang hebben bij de stikstofreductie die vanuit een sector moet worden geleverd waar de bewindspersoon dan weer net niet van aanwezig is?
Het onderwerp van de vergadering was de vraag naar de mogelijkheden voor toestemmingverlening met behulp van een ADC-procedure voor regionale pakketten van woningbouwprojecten en energietransitieprojecten, in het bijzonder gelet op de aanpak van stikstof en het pakket zoals het er ligt, en dus niet de stikstofreductie zelf. Ik was aanwezig als beleidsverantwoordelijke voor stikstof; de andere aanwezige Ministers vanuit hun beleidsverantwoordelijkheid voor de genoemde maatschappelijke opgaven. Met dien verstande dat de specifieke afwezigheid van een Minister niet afdoet aan de eenheid van kabinetsbeleid, en dat elke Minister namens het gehele kabinet spreekt.
Waarom is er in het gesprek niet gesproken over natuurherstel terwijl woningbouw, de daaraan gerelateerde benodigde infrastructuur én de energietransitie als problematisch voor het stikstofprobleem naar voren worden geschoven?
Zoals is aangegeven in antwoord op vraag 4, en zoals uit het verslag blijkt, was het onderwerp van de vergadering de vraag naar de mogelijkheden voor toestemmingverlening met behulp van een ADC-procedure van de Habitatrichtlijn voor regionale pakketten van woningbouwprojecten en energietransitieprojecten. Deze projecten zijn niet problematisch voor de stikstofproblematiek, zij ondervinden vertraging of vinden geen doorgang als gevolg van de stikstofproblematiek, terwijl energietranstieprojecten juist bijdragen aan de oplossing van deze problematiek.
Deelt u de mening dat de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit in dat soort gesprekken moet zijn vertegenwoordigd, gezien het feit dat de Minister voor Volkshuisvesting en Ruimtelijke Ordening, de Minister van Infrastructuur en Waterstaat en de Minister voor Klimaat en Energie bij dit gesprek zijn geweest aangezien men vanuit die departementen juist stikstof uit de landbouw wil? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd?
Die mening deel ik niet. Dit gesprek zag specifiek op de mogelijkheden voor toestemmingverlening met behulp van een ADC-procedure van de Habitatrichtlijn voor de regionale pakketten van woningbouw en de energietransitieprojecten. Het gaat bij een ADC-procedure om aanvullende ruimte door natuurcompensatie. Daar is geen stikstof uit de landbouw voor nodig.
Verder was de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit niet aanwezig omdat hij destijds intensief bezig was met de onderhandelingen over de derogatie van de Nitraatrichtlijn voor 2022–2025.
Er is wel een gezamenlijke voorbereiding met de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit geweest voor dit gesprek. Dit ook in het licht van de eenheid van kabinetsbeleid, zoals genoemd in vraag 4.
Hoe zijn de belangen vanuit de landbouw vertegenwoordigd en afgewogen gezien het feit dat in het gesprek uitsluitend wordt ingezet op stikstof vrijmaken vanuit de landbouw, waarvan die Minister toevallig niet aanwezig is?
Ik weerleg de onjuiste weergave van de insteek van het gesprek dat hier geschetst wordt. De inzet in het gesprek was het bespreken van de mogelijkheden voor toestemmingverlening met behulp van een ADC-procedure van de Habitatrichtlijn voor de regionale pakketten van woningbouw en de energietransitieprojecten. De Commissie neemt inmiddels niet meer voetstoots aan dat Nederland zijn stikstofemissie beperkt, dat vergt toelichting. Het maatregelenpakket als zodanig stond en staat echter niet ter discussie.
Kunt u aangeven of reductie van de veestapel toch een doel is geworden gezien het feit dat er steeds is gezegd dat dit nooit een doel op zich is, toch wordt aan de commissie 30 procent reductie ‘ beloofd’? Kunt u een onderbouwd antwoord geven?
Het reduceren van de veestapel is inderdaad geen doel op zich. Door de inzet van het indicatieve pakket van maatregelen van onder andere het stoppen van bedrijven en technische maatregelen, was de inschatting ten tijde van het gesprek niettemin dat de veestapel in de toekomst met ongeveer 30% zal krimpen. Dit is wat wij ook aangegeven hebben in het gesprek. Er is echter geen belofte gedaan over een reductie van 30% van de veestapel.
Hoe kan het dat natuurherstel, waarvan het kabinet het doet voorkomen dat dat de reden is dat we deze maatregelen nemen, geen onderwerp van gesprek geweest is?
Zie antwoord 5.
Van welke mogelijkheden en flexibiliteit die de Habitatrichtlijn (92/43/EEG) biedt, kan Nederland gebruikmaken en waarom wordt hier geen gebruik van gemaakt gezien het feit dat de Eurocommissaris dit aangeeft?
De Eurocommissaris doelde op de mogelijkheden die de ADC-procedure van de Habitatrichtlijn onder de daarbij gestelde voorwaarden biedt, waarbij, zoals de Eurocommissaris ook benadrukt, wel aan alle voorwaarden inclusief compenserende maatregelen moet zijn voldaan. De ADC-procedure is voor woningbouw juridisch gezien mogelijk, maar ook zeer complex. Er moet bijvoorbeeld voldoende ruimte zijn voor compensatie, de compenserende maatregelen moet functioneel zijn voordat de negatieve effecten optreden, en indien de compensatie buiten het Natura 2000-gebied plaatsvindt, volgt hierop aanwijzing van het compensatiegebied als Natura 2000-gebied. De mogelijkheden van RePower EU liggen overigens in de gedachte dat deze projecten een voorwaarde zijn om de emissies van de industrie en huishoudens te kunnen beperken door elektrificatie. Deze projecten dragen daardoor indirect bij aan natuurherstel en het beperken van de reductieopgaven in andere sectoren, mits toestemming kan worden gegeven voor de beperkte en meestal kortdurende emissie die deze projecten veroorzaken, hoofdzakelijk in de aanlegfase. Dit zogeheten «uitgesteld salderen» is juridisch nog niet goed uitgekristalliseerd maar zou reden kunnen zijn voor een ruimere uitleg van bepalingen van de Habitatrichtlijn.
Waarom omarmt u het aanbod van de Eurocommissaris niet en wat is er met dat aanbod gedaan gezien het feit dat hij wil ondersteunen bij de inzet op technische oplossingen?
De mogelijkheden om te kunnen voldoen aan de ADC-procedure voor individuele projecten zijn in de praktijk heel beperkt gebleken, in het bijzonder vanwege de vereiste compensatie. Zie ook het antwoord op vraag 10. Zowel voor de toepassing van de ADC-procedure, als voor «uitgesteld salderen», wordt gebruik gemaakt van het aanbod van de Commissie. Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) doet in dat verband voorbereidend onderzoek naar de emissiereductie die de energietransitie bewerkstelligt, mits de daarvoor benodigde projecten niet stil komen te liggen omdat geen vergunning kan worden verleend vanwege de beperkte emissies, voornamelijk in de aanlegfase, die later worden gesaldeerd door de elektrificatie van installaties bij de eindgebruikers.
Wat heeft u met de informatie van de Eurocommissaris gedaan gezien het feit dat hij ook aangeeft dat de gestelde ambities, om een percentage onder de Kritische Depositie Waarde (KDW) te krijgen, door het kabinet wel erg ambitieus zijn en hij tevens openlijk twijfelt aan de modellenwerkelijkheid die in Nederland geldt?
Ik heb geen twijfel van de Eurocommissaris vernomen over de Nederlandse modellen. Tevens is de kritische depositiewaarde (KDW) niet besproken tijdens het gesprek. Wel benadrukte hij het borgen van de doelstellingen en de noodzaak van tussentijdse doelstellingen.
Dat de plannen ambitieus zijn betekent niet dat ze niet haalbaar zijn. Het beleid berust op wetenschappelijk onderbouwde modellen en data.
Wat voor reflectie is er gedaan op deze input van de Eurocommissaris?
Zoals aangegeven, hebben wij geen twijfel vanuit de Eurocommissaris vernomen over de Nederlandse modellen, en is de KDW niet ter sprake gekomen. Wij zijn het verder met de Eurocommissaris eens dat de plannen ambitieus zijn, dat de doelstellingen moeten worden geborgd en dat tussendoelen noodzakelijk zijn om het wettelijk beoogde resultaat te behalen. We hebben het gesprek als constructief ervaren.
Deelt u de mening dat de reductie van de veestapel dan niet per definitie noodzakelijk is?
Het stoppen van bedrijven en daarmee een krimp van de veestapel helpt bij het behalen van de doelen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied (NPLG), maar er zijn ook andere maatregelen denkbaar. We zoeken steeds naar een breed gedragen aanpak. Zo zullen wij de Kamer begin dit jaar informeren over de provinciale doelen voor klimaat en natuur en de structurerende keuzes, tegelijk met de stikstofdoelen voor onder andere industrie en mobiliteit.
Kunt u deze vragen ruim voor het commissiedebat Stikstofproblematiek van 8 februari 2023 beantwoorden en met de Kamer delen?
U treft de beantwoording voor het commissiedebat aan.
Het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie inzake de ongeldigheid van het openbaar UBO-register |
|
Wybren van Haga (BVNL) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie (hierna: het Hof) inzake de ongeldigheid van het openbaar UBO-register (ultimate beneficial owner)?1
Ja.
Bent u het eens met het Hof dat toegang van het grote publiek tot de uiteindelijk begunstigden een grove inbreuk vormt op de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie en dus een ernstige inmenging betekent op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens? Indien wel, waarom? Indien niet, waarom niet?
Het is niet aan mij een waardeoordeel te geven over een uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie. Ik stel vast dat de verplichting voor lidstaten om UBO-informatie voor een breder publiek toegankelijk te maken, vervalt. Op dit moment wordt een analyse gedaan naar de specifieke gevolgen die de uitspraak voor de Nederlandse wetgeving heeft. Zodra deze analyse is afgerond, wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Bent u het tevens eens met het feit dat – gelet op het arrest van het Hof – het UBO-register zoals dat thans in Nederland bestaat niet langer houdbaar is? Indien niet, waarom niet?
Op 22 november jl. is naar aanleiding van de uitspraak van het Hof besloten om het UBO-register direct te sluiten voor informatieverstrekkingen. Dit betekent dat per die datum tijdelijk geen informatieverstrekkingen uit het register meer verzorgd worden.
Op dit moment wordt een juridische analyse over de uitspraak uitgevoerd door de Ministeries van Financiën, Justitie en Veiligheid en Economische Zaken en Klimaat. Uit een eerste bestudering van de uitspraak van het Hof lijkt er een onderscheid gemaakt te kunnen worden tussen (i) bevoegde autoriteiten zoals opsporingsdiensten, (ii) Wwft-instellingen en (iii) het brede publiek. Voor een goede werking van het register is het van belang dat de eerste twee categorieën toegang hebben tot informatie uit het register. Voor bevoegde autoriteiten zien we voldoende grondslag om de informatielevering spoedig te herstellen. Deze autoriteiten worden daarom zo snel mogelijk opnieuw aangesloten op het register. Voor Wwft-instellingen ligt dit complexer en wordt nauwkeurig naar gekeken. Wat betreft de derde categorie is het Hof helder. Toegang voor het brede publiek wordt beperkt tot personen of organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen. Nader onderzocht moet worden wat deze term precies behelst.
Zodra de juridische analyse helder is en duidelijk is welke maatregelen genomen zullen worden, zal ik uw Kamer hierover direct informeren. Hierbij zal ik tevens ingaan of wetswijzigingen noodzakelijk zijn.
Bovenstaande laat onverlet dat het register zelf in stand blijft. Ook blijft de verplichting voor juridische entiteiten bestaan om hun uiteindelijk belanghebbenden in het register te registreren.
Op welke wijze bent u voornemens het arrest van het Hof te implementeren?
Zie antwoord vraag 3.
Per welke datum zal het UBO-register niet meer voor het grote publiek toegankelijk zijn?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel euro heeft de – volgens het Hof – onrechtmatige exercitie ons land gekost?
De zaak van het Hof heeft geen invloed op het bestaan van het register zelf, maar ziet op de toegang tot de gegevens in het register. In Nederland worden de kosten voor het beheer van het register gedekt door vergoedingen voor raadplegingen. Omdat een deel van die raadplegingen gedaan werd door het brede publiek, kan de uitspraak ook financiële gevolgen hebben, namelijk minder dekking voor het beheer van het register. De omvang hiervan is op dit moment niet goed te duiden.
De podcast uitzending ‘Kim Lane Scheppele on Viktor Orbán’s Hungary’ |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD), Pieter Omtzigt (Lid Omtzigt), Ruben Brekelmans (VVD), Kati Piri (PvdA) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de podcast uitzending «Kim Lane Scheppele on Viktor Orbán’s Hungary»?1
Ja.
Vindt u dat Hongarije op dit moment een democratische rechtsstaat is? Voldoet het aan alle basisvoorwaarden genoemd in artikel 2 van de Grondwet van de Europese Unie (EU)? En kunt u zowel voor een positief als een negatief antwoord op bovenstaande vraag toelichten hoe u tot die conclusie komt?
Nee, op dit moment niet. Zelfs de Hongaarse premier Orbán zegt dat Hongarije een «illiberal democracy» is. Freedom House, dat een jaarlijkse beoordeling geeft van hoe democratisch landen zijn, geeft Hongarije als enige EU-lidstaat het oordeel «partly free». Ook de Commissie wijst in haar jaarlijkse rechtsstaatsrapport op de ernstige rechtsstaatsproblematiek in Hongarije. Hongarije schendt fundamentele waarden genoemd onder artikel 2 van het EU Verdrag. Daarom is het van belang dat de Commissie alle beschikbare EU-instrumenten inzet om de problemen met de democratische rechtsstaat in Hongarije aan te pakken.
Deelt u de mening dat de ontwikkelingen ten aanzien van het verval van de Hongaarse rechtsstaat gevaarlijk zijn voor het functioneren van de EU? Zo ja, in welke opzicht(en)?
Respect voor de rechtsstaat in de Europese lidstaten is een fundamenteel uitgangspunt voor het functioneren van de Europese Unie, omdat het een randvoorwaarde is voor doeltreffende en uniforme toepassing van het EU-recht en voor het wederzijdse vertrouwen tussen de lidstaten. Dit geldt voor alle terreinen van Europese samenwerking; van strafrechtelijke samenwerking en klimaat tot de interne markt. Een Nederlandse ondernemer actief in Hongarije moet er bijvoorbeeld op kunnen vertrouwen bij een betalingsgeschil terecht te kunnen bij een onafhankelijke rechter in Hongarije. Zo zijn er tal van voorbeelden die laten zien hoe de rechtsstaatsproblematiek in een lidstaat de Europese samenwerking kan ondermijnen. Het is daarom noodzakelijk dat alle EU-lidstaten in lijn met principes van de EU handelen en gemaakte afspraken nakomen. Het kabinet blijft zich hier onverminderd voor inzetten.
Hoeveel Russische diplomaten zijn er de afgelopen vier jaar door Hongarije uitgewezen en hoeveel Russische diplomaten zijn er de afgelopen vier jaar door andere EU-lidstaten uitgewezen?
Sinds 2018 heeft Hongarije geen uitzettingen van Russische diplomaten bekend gemaakt. In andere Europese landen zijn het afgelopen jaar in totaal ongeveer 400 Russische diplomaten uitgewezen.
Klopt het dat het aantal geaccrediteerde Russische diplomaten de afgelopen jaren in Hongarije is toegenomen? Zijn er andere EU-lidstaten waar dat ook het geval is?2
Ja. Het kabinet is niet bekend met het precieze aantal Russische diplomaten in verschillende EU-hoofdsteden en houdt daar ook geen tellingen van bij.
In welke EU-lidstaten is de International Investment Bank (IIB) actief?
Van de EU-lidstaten zijn Bulgarije, Roemenië, Slowakije, Tsjechië en Hongarije lid van de IIB, waarbij al deze landen behalve Hongarije hun terugtrekking hebben aangekondigd.
Verwacht u dat de Europese activiteiten van de IIB zich vooral in Hongarije zullen concentreren nadat Roemenië, Slowakije, Bulgarije en Tsjechië hun voorgenomen terugtrekking uit de bank hebben afgerond?
Hoe de toekomst van de IIB, na terugtrekking van Roemenië, Slowakije, Bulgarije en Tsjechië, eruit ziet is onbekend. Mocht de IIB blijven voortbestaan, kan verwacht worden dat de Europese activiteiten zich in Hongarije zullen concentreren, als enig overgebleven Europees lid.
Klopt het dat de IIB een instrument is voor de Russische staat om invloed in het buitenland te krijgen, en nauw verbonden is met de Russische inlichtingen- en veiligheidsdiensten, gezien onder meer dat de bankpresident Nikolay Kosov voormalig KGB-chef in Boedapest was?
Het kabinet stelt vast dat de IIB banden onderhoudt met de Russische staat, bijvoorbeeld via de Russische leden in de Raad van Bestuur, de Raad van Directeuren en de Managementraad van de IIB. Het is niet aan het kabinet om te speculeren over banden met Russische inlichtingendiensten.
Hoeveel Russische medewerkers van de IIB hebben in Boedapest diplomatieke status?
Het Hongaarse Ministerie van Buitenlandse Zaken en Handel heeft een publiek overzicht van diplomatieke accreditaties. Volgens dit Hongaarse overzicht is de plaatsvervangend voorzitter van de IIB geaccrediteerd. Hij heeft de Russische nationaliteit.
Waarom staat de IIB niet op de sanctielijsten van de EU?
Voor het plaatsen van personen of entiteiten op een sanctielijst moet worden voldaan aan de daarvoor geldende listingscriteria, EU-eenheid en de doelstellingen van de sancties. Het gaat hierbij in het geval van Oekraïne bijvoorbeeld om een bijdrage van de persoon of entiteit aan de ondermijning van de soevereiniteit en onafhankelijkheid van Oekraïne of materiële of financiële steun aan of profijt van Russische besluitvormers die verantwoordelijk zijn voor de destabilisatie van Oekraïne. Wat betreft dit sanctieregime is het Kabinet voorstander van aanvullende sanctiemaatregelen, is hierover voortdurend in gesprek in EU-kader en levert hieraan een actieve bijdrage. Voor een eventuele listing dient juridisch onderbouwd te worden hoe de IIB hierbij betrokken is. Voor entiteiten is het effect een tegoedenbevriezing. In dit geval zou dit een impact hebben op verschillende EU lidstaten die lid zijn van de IIB.
Hoeveel Oekraïense vluchtelingen vangt Hongarije op? Hoeveel bij mensen thuis en hoeveel bij de overheid? Hoe verhoudt dit aantal zich tot de bevolkingsomvang met de andere EU-lidstaten die grenzen aan Oekraïne, plus de drie Baltische Staten?
Op 21 november 2022 waren ca. 1.8 miljoen Oekraïners via Hongarije de EU binnen gereisd. Het is niet bekend hoeveel van hen in Hongarije zijn gebleven, aangezien verplaatsingen binnen het Schengengebied niet geregistreerd worden. Op 21 november jl. had Hongarije 32.662 tijdelijke beschermingsstatussen aan Oekraïners toegekend. Daarnaast kent Oekraïne een relatief grote Hongaarse minderheid (ca. 150.000), waarvan veel mensen naast de Oekraïense ook over de Hongaarse nationaliteit beschikken. Het niet bekend hoeveel mensen uit deze groep zich momenteel in Hongarije bevinden. Op 21 november jl. werden 1.656 personen in opvangcentra opgevangen. Het is niet bekend hoeveel Oekraïners bij mensen thuis worden opgevangen of in hun eigen levensonderhoud voorzien. Ook voor de buurlanden is het moeilijk exacte cijfers te geven, omdat ook daar niet bekend is hoeveel Oekraïners zijn doorgereisd of teruggekeerd, of welke niet geregistreerd zijn omdat ze geen tijdelijke beschermingsstatus of asiel hebben aangevraagd. Polen ving eind november ongeveer 1.3 miljoen geregistreerde vluchtelingen op. Slowakije vangt momenteel nog circa 70.000 Oekraïners op met tijdelijke beschermingsstatus. In Roemenië worden op dit moment rond de 94.000 Oekraïners opgevangen. Ook de Baltische staten hebben een groot aantal vluchtelingen uit Oekraïne opgevangen, waarvan momenteel rond de 150.000 nog in deze landen verblijven.
Hoe ondersteunt Hongarije Oekraïense vluchtelingen en hoe verhoudt dat zich tot de geboden ondersteuning in de hierboven genoemde landen?
Hongarije biedt, samen met ngo’s en UNHCR, o.a. opvang, onderwijs, zorg, voedsel en financiële ondersteuning. Ook de andere landen bieden de steun in samenwerking met NGO’s en de UNHCR. Polen, Roemenië, Slowakije en de Baltische staten bieden opvang, financiële ondersteuning, toegang tot sociale voorzieningen waaronder zorg, onderwijs en sociale ondersteuning, inclusief aandacht voor inzet op de arbeidsmarkt.
Wat vindt u ervan dat Hongarije per 15 september Oekraïense vluchtelingen niet meer gratis op alle binnenlandse treinen (inclusief de verbindingen binnen de stad Boedapest) laat reizen, maar hoofdzakelijk op de verbindingen die vanaf de Hongaarse grens met Oekraïne en Roemenië via Boedapest doorvoeren naar de grens met Oostenrijk en Slowakije?3
Het is aan de afzonderlijke lidstaten om de opvang van vluchtelingen en daarbij behorende voorzieningen in het eigen land vorm te geven.
Hoe verhoudt zich bovenstaande maatregel tot de geest van de tijdelijke beschermingsrichtlijn, waarbij het idee is dat alle lidstaten zich inspannen om Oekraïners zo goed mogelijk te helpen bij verblijf op hun eigen grondgebied?
Het is aan de afzonderlijke lidstaten om de opvang van vluchtelingen en daarbij behorende voorzieningen in het eigen land vorm te geven.
Vindt u dat een krachtige en eensgezinde Europese aanpak van Rusland en steun aan Oekraïne nodig is als respons op de Russische aanval op Oekraïne?
Jazeker.
Hoe beoordeelt u de Hongaarse rol bij deze aanpak?
Hongarije heeft de invasie veroordeeld en zich tot nu toe achter alle EU-sanctiepakketten tegen Rusland geschaard, maar laat tegelijkertijd ook zien in de praktijk niet altijd in de geest van het EU beleid ten aanzien van Rusland te handelen. Het belang van EU eenheid ten aanzien van Oekraïne en Rusland en stevig beleid waar alle EU lidstaten zich vervolgens in letter en geest aan houden, wordt door Nederland, vele andere lidstaten en de Commissie blijvend onderstreept.
Legt de Hongaarse regering een relatie tussen uitbetaling van EU-subsidies en haar steun aan verlenging of aanscherping van sancties tegen Rusland? Zo ja, op welke manier?
De Hongaarse regering ontkent dat er een relatie is tussen uitbetaling van EU-subsidies en de Hongaarse steun voor sancties tegen Rusland.
Heeft de nauwe band tussen de Hongaarse- en de Russische regering gevolgen voor de samenwerking met Hongarije binnen de NAVO en het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid (GBVB) van de EU, waaronder de uitwisseling van (al dan niet geclassificeerde) informatie met Hongarije? Hoe schat u de veiligheidsaspecten in van de rechtsstatelijke problemen in Hongarije?
Binnen NAVO en EU-verband zijn er goede afspraken over veiligheidssamenwerking, waaronder over het uitwisselen van informatie. Dat levert ons veel op. Uiteraard bestaan er altijd risico’s bij een dergelijke samenwerking, waarbij niet gegarandeerd kan worden dat uitgewisselde informatie binnen de EU en/of NAVO niet met derden gedeeld wordt.
Hoe beoordeelt u in algemene zin de rol van Hongarije in het buitenlands- en veiligheidsbeleid van de EU?
Hongarije maakt als EU-lidstaat onderdeel uit van het GBVB en heeft daarin net als alle lidstaten vetorecht op onderwerpen waar unanimiteitsbesluitvorming geldt. Hongarije heeft niet altijd dezelfde positie als andere lidstaten en laat dit vaak ook publiekelijk weten. Soms leidt dit tot het blokkeren van besluitvorming, maar in veel gevallen ook niet. Hoewel dit de beeldvorming over EU-eenheid in dergelijke gevallen geen goed doet, heeft de Hongaarse positie een effectief GBVB de afgelopen jaren in algemene zin niet in de weg gestaan, bijvoorbeeld door sancties binnen het mensenrechtensanctieregime aan te nemen, evenals de maatregelen naar aanleiding van de Russische agressie tegen Oekraïne sinds 24 februari.
Bent u van mening dat alle EU-lidstaten lid zouden moeten zijn van European Public Prosecutor’s Office (EPPO)?
Het kabinet beschouwt het Europees Openbaar Ministerie (EOM) als een belangrijk instrument om de EU-begroting te beschermen tegen corruptie en fraude en is er voorstander van dat alle EU-lidstaten zich aansluiten bij het EOM. Het kabinet blijft lidstaten, inclusief Hongarije, in lijn met moties Sjoerdsma (Kamerstuk 21 501-02, nr. 2312 en Kamerstuk 21 501-02, nr. 2543) dan ook aansporen om deel te nemen aan het EOM. Het betreft echter een instrument van versterkte samenwerking, de keuze tot deelname is aan de lidstaten zelf.
Indien ja op vraag 20, hoe kan Nederland zich inzetten om dit te bewerkstelligen?
Nederland roept lidstaten die nog niet zijn aangesloten bij het EOM in bilaterale contacten op zich aan te sluiten.
Hoe heeft Nederland zich ingezet sinds 2012 (sinds de start van Viktor Orbán zijn premierschap van Hongarije) om het verval van de Hongaarse democratie tegen te gaan? Hoe zet Nederland zich nu in aangaande dit onderwerp?
Nederland heeft zorgen over de rechtsstaat in Hongarije consequent aangekaart, zowel in bilateraal als multilateraal verband. Nederland heeft de Commissie consequent opgeroepen het volledig beschikbare EU-instrumentarium in te zetten om de problemen in Hongarije en de schendingen van de EU-verdragen door Hongarije aan te pakken. Ook blijft Nederland het maatschappelijk middenveld in Hongarije dat zich inzet voor versterking van de rechtsstaat en naleving van mensenrechten, zowel politiek als financieel steunen.
Welke stappen zou de EU kunnen zetten om de Hongaarse regering onder druk te zetten om het democratisch verval terug te draaien conform de normen van artikel 2 Verdrag betreffende de Europese Unie (VEU)?
De EU beschikt over een breed juridisch, financieel en politiek instrumentarium om de rechtsstatelijke problematiek in de Unie te adresseren. Middels de brief van 17 november 2021 is uw Kamer een overzicht van het EU-rechtsstaatinstrumentarium toegegaan.4 Het kabinet zet zich er voor in dat deze instrumenten zo effectief en volledig mogelijk worden benut. Zo roept het kabinet de Commissie onder andere op om adequaat gebruik te maken van inbreukprocedures om de openstaande problemen inzake rechterlijke onafhankelijkheid te adresseren. Ook dringt het kabinet bij de Commissie aan om naleving af te dwingen van arresten van het EU Hof van Justitie, inclusief waar nodig het vorderen van geldelijke sanctie.
Hoe oordeelt u over het ontbreken van garanties over het herstel van een onafhankelijke rechterlijke macht in de 17 hervormingen die Hongarije bereid is door te voeren om weer volledige uitbetaling van EU-subsidies onder het reguliere Meerjarig Financieel Kader (MFK) te krijgen?
Middels de brieven van 7 oktober 2022 en 30 november 2022 is uw Kamer geïnformeerd over het voorstel voor een Uitvoeringsbesluit maatregelen tegen Hongarije op grond van de MFK-rechtsstaatsverordening. Het kabinet licht in deze brieven toe dat de problematiek rondom de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht als zodanig geen onderdeel uitmaakt van de procedure tegen Hongarije op grond van de MFK-rechtsstaatverordening. In aanvulling op het zo volledig mogelijk benutten van de MFK-rechtsstaatsverordening dringt Nederland er om die reden bij de Commissie op aan om ook andere instrumenten in te zetten om Hongarije te bewegen hervormingen door te voeren op het gebied van rechtsstatelijkheid. Zo wordt Hongarije onder meer via mijlpalen in het Hongaarse herstelplan aangezet tot het doorvoeren van hervormingen op het gebied van de onafhankelijkheid van de rechterlijke macht als voorwaarde om middelen uit het EU-Herstelfonds te kunnen ontvangen
Klopt het dat de Hongaarse regering wetten over onder meer hervormingen vaak pas kort voor de stemmingen publiceert? Hoe verhoudt zich dat tot adequate democratische controle en de mogelijkheid van burgers en maatschappelijke organisaties om input te leveren voor parlementaire debatten?
Dat klopt. In deze gevallen is er hierdoor onvoldoende ruimte gegeven voor de benodigde publieke consultaties.
Wat vindt u van de aanhoudende juridische status van «noodtoestand» in Hongarije?
Het is primair aan landen zelf te bepalen of er al dan niet een noodtoestand geldt en onder welke omstandigheden. Lidstaten dienen bij de vaststelling van dergelijke maatregelen echter wel te voldoen aan de vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit, tijdelijkheid en rechterlijke controle en tevens de waarden van de Unie van artikel 2 VEU, waaronder die van de democratie en de rechtsstaat, en internationale verdragsverplichtingen te respecteren. Nederland heeft, evenals de Commissie, zorgen geuit over de gevolgen van de voortdurende noodtoestand in Hongarije omdat het de regering in staat stelt per decreet te regeren en toegang tot informatie voor NGO’s en andere maatschappelijke organisaties beperkt is, met bijbehorende negatieve gevolgen voor het democratische proces.
Vindt u dat er een gerechtvaardigde grond is voor het bestaan van deze noodtoestand?
Zie antwoord vraag 26.
Welke inperkingen zijn onderdeel van deze noodtoestand?
Zie antwoord vraag 26.
Hoe verhoudt zich het langjarig voortduren van een noodtoestand (waarbij de rechtvaardiging van Corona overgaat in de oorlog met Oekraïne) met de normen die in de EU gelden voor een democratische rechtsstaat?
Zie antwoord vraag 26.
Vindt u dat EU-subsidies aan Hongarije moeten worden stopgezet indien blijkt dat een deel van EU-subsidies aan Hongarije in de zakken verdwijnt van Hongaarse oligarchen?
Middels de brieven van 7 oktober 2022 en 30 november 2022 is uw Kamer geïnformeerd over het voorstel voor een Uitvoeringsbesluit maatregelen tegen Hongarije op grond van de MFK-rechtsstaatsverordening.
Indien nee op vraag 30, wanneer bent u wel van mening dat EU-subsidies aan Hongarije stopgezet dienen te worden?
Zie antwoord vraag 30.
Ziet u problemen voor de legitimiteit van het Europees Parlement, waaronder als medewetgever in EU-verband, als de Europese Parlementsverkiezingen in Hongarije niet vrij en eerlijk verlopen?
Voor de democratische legitimiteit van het Europees Parlement is het zaak dat Europese parlementsverkiezingen vrij en eerlijk verlopen in elk van de 27 EU-landen waar de Europese parlementsverkiezingen plaatsvinden. Als verkiezingen niet vrij en eerlijk verlopen in een van de lidstaten heeft dat gevolgen voor de democratische legitimiteit van de in die lidstaat te verdelen zetels van het Europees Parlement.
Indien ja op vraag 32, hoe kunnen EU-instellingen zoals het Europees Parlement zelf, de Europese Commissie of specifiek Nederland ervoor zorgen dat de Europese verkiezingen in Hongarije vrij én eerlijk verlopen?
Het Office for Democratic Institutions and Human Rights (ODIHR) van de OVSE heeft naar aanleiding van de parlementsverkiezingen van april jl. in Hongarije, waarbij ODIHR een volledige waarnemingsmissie uitvoerde, geconcludeerd dat de verkiezingen weliswaar vrij, maar niet eerlijk zijn verlopen. Daarbij heeft ODIHR heldere aanbevelingen gedaan, waarbij de Commissie, het Europees Parlement en ook Nederland Hongarije blijvend oproepen deze aanbevelingen te implementeren.
Kijkend naar de neergang van de Hongaarse democratie, ziet u gevaren voor of gelijkenissen met andere democratieën?
Een sterke democratie met een goed functionerende rechtsstaat is nooit een gegeven. In ieder land kan het de verkeerde kant op gaan. Binnen de EU is het zaak aan alle EU-lidstaten om continue te blijven bezien waar de democratie versterkt kan en moet worden en zorgen te adresseren. Alle lidstaten hebben zich bij toetreding gecommitteerd aan de EU fundamentele waarden en dienen deze na te leven. Waar dit niet gebeurt en er schendingen van EU-verdragen plaatsvinden, is het primair aan de Commissie, als hoedster van de Verdragen, om op te treden.
Hoe plausibel is het dat, afgezien van Polen, meer EU-lidstaten in de toekomst een dergelijk traject kunnen volgen van democratisch verval? Is de EU heden ten dage beter in staat om dergelijke trajecten vanaf het eerste moment te herkennen en te stoppen?
Zie antwoord op vraag 34. Het kabinet constateert hierbij dat het EU-instrumentarium om rechtsstatelijke problemen aan te pakken over de jaren is uitgebreid. In 2020 is de Commissie bijvoorbeeld gestart met de publicatie van het jaarlijkse rechtsstaatsrapport, waarin zij verslag doet van de rechtsstatelijke situatie in de EU als geheel en in de lidstaten afzonderlijk. Sinds 2022 omvat het jaarlijkse rechtsstaatsrapport tevens aanbevelingen per lidstaat. Het instrument draagt zo bij aan het preventief en structureel monitoren van de rechtsstaat in de Unie om zo in een vroeg stadium eventuele rechtsstatelijke problemen in de Unie te kunnen identificeren, te bespreken en gezamenlijk tot oplossingen te komen. Ook worden via mijlpalen in herstelplannen lidstaten aangezet tot het doorvoeren van hervormingen op het gebied van de rechtsstaat als voorwaarde om middelen uit het EU-Herstelfonds te kunnen ontvangen. Daar waar EU-lidstaten de rechtsstatelijke beginselen die in de EU-verdragen zijn neergelegd, schenden, is handhavend optreden geboden, bijvoorbeeld via inbreukprocedures. Ook is het in dit licht positief dat de Commissie voor het eerst over is gegaan tot de inzet van de MFK-rechtsstaatsverordening om een lidstaat te bewegen tot hervormingen.
De afgezwakte Nederlandse inzet voor de nieuwe Europese landbouwgifverordening |
|
Leonie Vestering (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Klopt het dat de Europese lidstaten op 25 november 2022 bij elkaar komen in een raadswerkgroep om te onderhandelen over de Verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen, zoals u schrijft in uw Kamerbrief?1
Zoals aangegeven in mijn brief van 17 november jl. (Kamerstuk 27 858, nr. 600) zal op 25 november a.s. in een raadswerkgroep worden gesproken over het voorstel voor een verordening duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen. Lidstaten worden in de gelegenheid gesteld om standpunten uit te wisselen en vragen te stellen. Er wordt nog niet onderhandeld over concrete tekstvoorstellen voor aanpassing van het voorstel, zoals dat door de Europese Commissie is gepresenteerd op 22 juni jl.
Zoals ik uw Kamer heb toegezegd in het Commissiedebat gewasbescherming op 20 oktober jl., informeer ik u voorafgaand en na afloop van deze besprekingen over de voorziene bespreekpunten respectievelijk de uitkomsten. Daarmee wil ik voldoen aan het informatieverzoek van de rapporteurs (kenmerk 2022D39627).
Kunt u bevestigen dat u in het BNC-fiche over de Nederlandse inzet schreef positief te staan tegenover een verbod op het gebruik van landbouwgif in gevoelige gebieden, met als uitzondering «de glastuinbouw of andere situaties waarin verwaaiing of afspoeling vanaf het landbouwperceel naar het milieu niet kan plaatvinden»?2
In het BNC fiche (Kamerstuk 22112-3472) staat dat het Kabinet op zich positief staat tegenover de verplichting om in gevoelige gebieden en in oppervlaktewater geen gewasbeschermingsmiddelen meer te mogen gebruiken én in zones van 3 meter rondom deze gebieden en oppervlaktewater. Daarbij plaatst het Kabinet enkele kanttekeningen voor het gebruik binnen de landbouw. Die kanttekeningen hebben betrekking op de vraag of er wel voldoende rekening wordt gehouden met artikel 191, lid 3 van de VWEU3, over het generieke karakter van de beoogde zones, over de uitvoerbaarheid en naleefbaarheid van die zones en of er voldoende rekening wordt gehouden met afspraken die zijn gemaakt op andere beleidsterreinen. En tenslotte dat het voorstel juist te beperkt is ten aanzien van het gebruik buiten de landbouw. Nederland kent daar bijvoorbeeld een verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen. zie ook antwoord op vraag 7.
Klopt het dat u er bij de onderhandelingen op 25 november voor zal pleiten dat het verbod op landbouwgif in gevoelige gebieden enkel zou moeten gelden voor gebruikbuiten de landbouw?
Bij de besprekingen op 25 november zal, indien het onderwerp «gevoelige gebieden» aan bod komt, worden ingebracht dat Nederland voorstander is van een verbod op professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw en dat voor het professioneel gebruik in de landbouw ook beperkingen noodzakelijk kunnen zijn. Nederland zal zich dan nog niet expliciet uitspreken welke beperkingen het betreft, anders dan dat Nederland vindt dat die beperkingen gerelateerd zouden moeten zijn aan de doelen die vanuit andere beleidsopgaven, zoals de Kaderrichtlijn water en de Vogel- en Habitatrichtlijnen al gelden in die gebieden. Daarmee wordt invulling gegeven aan het beleidskader dat is verwoord in het BNC fiche.
Kunt u bevestigen dat dit onder andere betekent dat u wilt blijven toestaan dat op landbouwgrond, dat in beschermde natuurgebieden ligt, nog steeds landbouwgif kan worden gespoten?
Uit het beleidskader in het BNC fiche volgt dat volgens de Nederlandse inzet het landbouwkundig gebruik van (bepaalde) gewasbeschermingsmiddelen in gevoelige gebieden mogelijk is, zolang ervoor gewaakt wordt dat milieu, water- of natuurdoelen niet in gevaar komen. Dit gebeurt in Nederland bijvoorbeeld via het wettelijk gebruiksvoorschrift waarin restricties zijn opgelegd aan toepassing van gewasbeschermingsmiddelen in gevoelige gebieden, zoals de grondwaterbeschermingsgebieden.
Kunt u bevestigen dat dit niet overeenkomt met het BNC-fiche en een afzwakking daarvan is? Zo ja, waarom kiest u daarvoor?
De Nederlandse inzet is in lijn met de BNC-fiche. Ik verwijs u naar het antwoord op vraag 2 en 3.
Kunt u bevestigen dat deze inzet bovendien een afzwakking is van de nu geldende Richtlijn duurzaam gebruik pesticiden, waarin in artikel 12 wordt gesproken van een volledig verbod of minimalisatie van het gebruik van landbouwgif in gevoelige gebieden, ook binnen de landbouw? Zo ja, waarom wilt u de bestaande regels afzwakken?
Ik kan niet bevestigen dat een afzwakken van artikel 12 aan de orde is. Artikel 12 van Richtlijn 2009/128 (EU) schrijft voor dat lidstaten het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen in bepaalde kwetsbare gebieden minimaliseren of verbieden, dat passende risicobeheersmaatregelen worden genomen en dat- als het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen nodig is- eerst het gebruik van laag-risicomiddelen en biologische bestrijdingsmiddelen wordt overwogen. Nederland heeft die bepaling geïmplementeerd door emissiebeperkende maatregelen in het Activiteitenbesluit milieubeheer en daarnaast door verwijzing naar de beheerplannen voor Natura 2000-gebieden en KRW stroomgebiedsplannen. In het geactualiseerde nationaal actieplan duurzaam gebruik gewasbeschermingsmiddelen 2022–2025 is dat nader uiteengezet (Kamerstuk 27 858, nr. 579).
Kunt u bevestigen dat u in het BNC-fiche schreef positief te staan «tegenover de verplichting om in (...) zones van 3 meter rondom (gevoelige) gebieden en oppervlaktewater geen gewasbeschermingsmiddelen meer te mogen gebruiken»?
Ja, Nederland staat positief tegenover de verplichting om in gevoelige gebieden en in oppervlaktewater geen gewasbeschermingsmiddelen meer te mogen gebruiken én in zones van 3 meter rondom deze gebieden en oppervlaktewater. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 2.
Klopt het dat u bij de onderhandelingen op 25 november zal pleiten voor slechtsbeperkingen op het gebruik van landbouwgif in de drie meter-bufferzones in plaats van een verbod?
Nee, dat klopt niet. Nederland pleit ervoor dat, indien een verbod op gebruik van toepassing is in het gevoelig gebied en oppervlaktewater, dat verbod ook zal gelden voor een drie-meter bufferzone. Met betrekking tot bufferzones langs watergangen zal Nederland er wel voor pleiten dat afspraken die in het kader van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid (GLB) en de uitvoering van de Nitraatrichtlijn daar al over zijn gemaakt met de Europese Commissie, worden gerespecteerd.
Indien in een deel van een gevoelig gebied sprake is van landbouwkundig gebruik en andere beperkingen gelden (in Natura 2000 gebieden komt beperkt landbouw voor. Ca 5 a 7% van de Nederlandse landbouw is gelegen in Natura 2000-gebieden), zal volgens de Nederlandse inzet in de bufferzone dezelfde beperking gelden. Dat is overigens alleen aan de orde indien er geen sprake is van een watergang tussen het gevoelige gebied en aangrenzend landbouwperceel. Bij een watergang geldt immers de verbodsbepaling.
Kunt u bevestigen dat dit niet overeenkomt met het BNC-fiche en een afzwakking daarvan is? Zo ja, waarom kiest u daarvoor?
Nee, dat kan ik niet bevestigen, het is geen afzwakking ten opzichte van het BNC-fiche. Zie het antwoord op vraag 2, 3 en 8.
Kunt u uitleggen wat u bedoelt met «Nederland heeft ook gewezen op flexibiliteit voor de volgordelijkheid van Integrated Pest Manegement (IPM)-maatregelen»?3
Geïntegreerde gewasbescherming (IPM) is nu beschreven als een volgordelijkheid van maatregelen die planmatig overwogen moeten worden: eerst preventie, dan monitoring, dan inzet van niet-chemische methoden en als het echt niet anders kan dan een doelgerichte inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen. En tenslotte een evaluatie van de effectiviteit van de maatregelen.
Deze volgordelijkheid van te overwegen maatregelen zou er niet toe moeten leiden dat te allen tijde de daadwerkelijke inzet van die maatregelen in die volgordelijkheid uitgevoerd moet worden. Er dient ruimte te zijn om, na een gemotiveerde afweging van maatregelen, daarvan af te kunnen wijken indien het strikt toepassen van de volgorde ertoe leidt dat gebruik en risico’s van gewasbeschermingsmiddelen daarmee juist toenemen of dat de inzet van chemische gewasbeschermingsmiddelen dan te laat komt om plagen, ziekten en onkruiden nog effectief te bestrijden en met een grote kwantitatieve of kwalitatieve opbrengstderving gepaard gaat.
Kunt u bevestigen dat de volgordelijkheid van de maatregelen juist de essentie van IPM is (eerst preventieve maatregelen en daarna pas spuiten, indien onvermijdelijk)?
Het is inderdaad de essentie dat eerst zoveel mogelijk preventieve niet-chemische maatregelen worden genomen om het gebruik van chemische gewasbeschermingsmiddelen te voorkomen. Echter, er zijn situaties denkbaar dat, ná het nemen van preventieve niet-chemische maatregelen, de inzet van chemische middelen de voorkeur geniet boven het eerst inzetten van niet-chemische middelen of- methoden. Zie ook het antwoord op vraag 10.
Kunt u bevestigen dat flexibiliteit in de volgordelijkheid van IPM-maatregelen het hele effect van IPM onderuit haalt? Zo ja, waarom kiest u daarvoor?
Dat kan ik niet bevestigen. Zie het antwoord op vraag 10 en 11.
Kunt u deze vragen op een zo kort mogelijke termijn beantwoorden, het liefst vóór 25 november 2022?
Ja.
De uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over het UBO-register |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie (het Hof) over het ultimate beneficial owner-register (UBO)?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat het Hof de ongeldigheid heeft vastgesteld van de bepaling van de anti-witwasrichtlijn, waar het UBO-register op gebaseerd is?
Het Hof stelt vast dat de Europese wetgever met de anti-witwasrichtlijn een doelstelling van algemeen belang nastreeft die zelfs een ernstige inmenging in de artikelen 7 en 8 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie erkende grondrechten, namelijk eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens, kan rechtvaardigen, en dat de toegang van het grote publiek tot informatie over uiteindelijk begunstigden kan bijdragen tot de verwezenlijking van die doelstelling. Echter, het Hof concludeert kort gezegd dat de bepaling in de Europese anti-witwasrichtlijn, die regelt dat lidstaten moeten zorgen dat een ieder van het algemeen publiek toegang moet krijgen tot UBO-informatie, onvoldoende onderbouwd en daarmee ongeldig is.
Bent u bekend met dat de lidstaten ervoor moeten zorgen dat de informatie over de uiteindelijk begunstigden van binnen hun grondgebied opgerichte vennootschappen en andere juridische entiteiten in alle gevallen voor het grote publiek toegankelijk is?
Ja. Artikel 30 lid 5, sub c van de Europese anti-witwasrichtlijn schrijft voor dat informatie over uiteindelijk begunstigden in alle gevallen toegankelijk is voor elk lid van de bevolking. Het Hof vindt deze passage onvoldoende onderbouwd en verklaart het daarom ongeldig.3
Het gevolg van de uitspraak is dat de verplichting voor lidstaten om het UBO-register voor het brede publiek toegankelijk te maken, komt te vervallen. Daarmee geldt voor lidstaten enkel nog de verplichting om toegang te geven tot informatie over uiteindelijk begunstigden nog voor bevoegde autoriteiten, meldingsplichtige instellingen en alle personen of organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen. Het Hof noemt specifiek pers en maatschappelijk organisaties als voorbeeld.4
Wat is uw reactie op de uitspraak van het Hof dat toegang van het grote publiek tot informatie over de uiteindelijk begunstigden een ernstige inmenging vormt in de grondrechten op eerbiediging van het privéleven en bescherming van persoonsgegevens, die respectievelijk zijn neergelegd in de artikelen 7 en 8 van het Handvest?
Zodra de uitspraak bekend werd, is besloten om het register te sluiten voor informatieverstrekkingen. Dit geldt voor alle partijen. Ik heb uw Kamer hierover direct geïnformeerd in de Kamerbrief van 22 november jl.5
De reden hiervoor is dat ik een analyse wil doen naar de gevolgen van de uitspraak voor Nederland. Op dit moment vindt een gezamenlijke juridische analyse plaats door de Ministeries van Financiën, Justitie en Veiligheid en Economische Zaken en Klimaat. Onderzocht wordt hoe de uitspraak van het Hof nationale wetgeving raakt.
Uit een eerste bestudering van de uitspraak van het Hof komt naar voren dat de verplichting voor lidstaten om UBO-gegevens op te nemen in een centraal register (het UBO-register) volgt uit de vierde Europese anti-witwasrichtlijn (AMLD4).6 Artikel 30, vijfde lid, van deze richtlijn schrijft voor aan wie lidstaten toegang moeten geven tot informatie in het UBO-register. Onder artikel 30, vijfde lid, AMLD4 was voorgeschreven dat toegang moesten hebben bevoegde autoriteiten (onderdeel a), meldingsplichtige instellingen (onderdeel b) en personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen (onderdeel c). Met de vijfde anti-witwasrichtlijn7 (AMLD5) is onderdeel c van het vijfde lid zo gewijzigd dat informatie over uiteindelijk begunstigden in alle gevallen toegankelijk diende te zijn voor elk lid van de bevolking.
De uitspraak van het Hof ziet alleen op categorie c en heeft geen betrekking op de categorieën a en b. Dat betekent dat bevoegde autoriteiten en meldingsplichtige instellingen toegang dienen te behouden. In Nederland hebben we echter niet al deze drie categorieën (onderdeel a tot en met c) expliciet in onze wetgeving benoemd. We zien in ieder geval wel voldoende grondslag om de informatieverstrekking aan bevoegde autoriteiten te herstellen.
In samenwerking met de Kamer van Koophandel zullen we daarom de informatieverstrekking aan de bevoegde autoriteiten op korte termijn weer herstellen. Het gaat daarbij om specifieke autoriteiten, die zijn aangewezen in het Handelsregisterbesluit 2008 op basis van criteria genoemd in artikel 30 van de vierde anti-witwasrichtlijn.
Voor Wwft-instellingen ligt het herstellen van informatielevering complexer. Daarom wordt hier nauwkeurig naar gekeken. Gezien het klantcontactonderzoek en de terugmeldplicht is er groot belang om ook deze instellingen weer aan te sluiten. De juridische implicaties van de uitspraak zijn op dit punt echter nog onduidelijk. Ook spelen hier uitdagingen in de uitvoering omdat de aansluiting van Wwft-instellingen in het register complex is. Sommige instellingen zijn namelijk rechtstreeks aangesloten op het register, andere via private tussenpartijen.
Wat betreft de derde categorie is het Hof helder. De verplichting voor lidstaten om het register voor het brede publiek open te stellen is onvoldoende onderbouwd en daarom ongeldig. Teruggevallen wordt op personen en organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen. Op dit moment is nog onduidelijk wat dit precies behelst, en of bijvoorbeeld de taak van journalisten of wetenschappelijke onderzoekers onder dit begrip valt. Onderzocht wordt of de Handelsregisterwet aanpassing behoeft, omdat deze voorschrijft dat bepaalde UBO-informatie door een ieder kan worden ingezien.
Zodra bovenstaande analyse verder uitgewerkt is en duidelijk is welke maatregelen genomen zullen worden, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Wat is uw reactie op het genoemde arrest?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u voornemens het UBO-register (tijdelijk) buiten werking te stellen?
Zie antwoord vraag 4.
Welke maatregelen gaat u nemen ten einde recht te doen aan het genoemde arrest?
Zie antwoord vraag 4.
De uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over het UBO-register |
|
Eelco Heinen (VVD) |
|
Sigrid Kaag (viceminister-president , minister financiën) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie over de Antiwitwasrichtlijn waarin het Hof stelt dat de bepaling dat het grote publiek in alle gevallen toegang moet hebben tot informatie over de uiteindelijk begunstigden van vennootschappen van de lidstaten ongeldig is?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie? Erkent u dat het openbare karakter van het UBO-register (ultimate beneficial owner) een (ernstige) aantasting is van de grondrechten van burgers, niet beperkt tot wat strikt noodzakelijk is en tot slot, niet evenredig is met het nagestreefde doel? Waar zijn ondernemers nu aan toe?
Kort gezegd concludeert het Hof dat de bepaling in de Europese anti-witwasrichtlijn, die regelt dat lidstaten moeten zorgen dat een ieder van het algemeen publiek toegang moet krijgen tot UBO-informatie, onvoldoende onderbouwd en daarmee ongeldig is. De verplichting voor lidstaten om het register voor het brede publiek open te stellen vervalt daarom.
De uitspraak oordeelt over de toegang tot informatie over uiteindelijk belanghebbenden. Ik benadruk dat het niet van invloed is op de plicht voor ondernemers (juridische entiteiten) om hun uiteindelijk belanghebbenden te registreren. Deze verplichting blijft dan ook van kracht.
Hoe heeft u uitvoering gegeven aan het verzoek om voorbereidingen te treffen om kwetsbare elementen van het UBO-register direct buiten werking te stellen, indien de uitspraak van het Hof van Justitie is dat elementen van het UBO-register in strijd zijn met de Europese waarborgen rondom privacy, zoals beschreven in de schriftelijke vragen van de VVD van 18 februari 2022?2
Zodra de uitspraak bekend werd, is besloten om het register te sluiten voor informatieverstrekkingen. Dit geldt voor alle partijen. Ik heb uw Kamer hierover direct geïnformeerd in de Kamerbrief van 22 november jl.7 Het is van groot belang dat zorgvuldig wordt omgegaan met het opnieuw verlenen van toegang tot informatie en het aansluiten van partijen op het register. Daarom vindt op dit moment een juridische analyse plaats naar de gevolgen van de uitspraak voor Nederland.
Wanneer gaat u opvolging geven aan de aangenomen motie Heinen en Van Dijk over het onverkort opvolgen van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie?3
Zie antwoord vraag 3.
Hoe snel verwacht u de openbare gegevens van het UBO-register definitief af te laten schermen door de Kamer van Koophandel (KvK)? Wanneer kan de Tweede Kamer een (wets)wijzigingsvoorstel tegemoetzien?
Op 22 november jl. heb ik naar aanleiding van de uitspraak van het Hof besloten om het UBO-register te sluiten voor informatieverstrekkingen. Dit betekent dat per die datum tijdelijk geen informatieverstrekkingen uit het register meer verzorgd worden.
Op dit moment wordt een juridische analyse over de uitspraak gedaan door de Ministeries van Financiën, Justitie en Veiligheid en Economische Zaken en Klimaat. Uit een eerste bestudering van de uitspraak van het Hof lijkt er een onderscheid gemaakt te kunnen worden tussen (i) bevoegde autoriteiten zoals opsporingsdiensten, (ii) Wwft-instellingen en (iii) het brede publiek. Voor een goede werking van het register is het van belang dat de eerste twee categorieën toegang hebben tot informatie uit het register. Voor bevoegde autoriteiten zien we voldoende grondslag om de informatielevering spoedig te herstellen. Deze autoriteiten worden daarom zo snel mogelijk opnieuw aangesloten op het register. Voor Wwft-instellingen ligt dit complexer en wordt nauwkeurig naar gekeken. Wat betreft de derde categorie is het Hof helder. Toegang voor het brede publiek wordt beperkt tot personen of organisaties die een legitiem belang kunnen aantonen. Nader onderzocht moet worden wat deze term precies behelst.
Zodra de juridische analyse helder is en duidelijk is welke maatregelen genomen zullen worden, zal ik uw Kamer hierover direct informeren. Hierbij zal ik tevens ingaan of wetswijzigingen noodzakelijk zijn.
Deelt u de mening dat de eerdere toezegging, om geen boetes of taakstraffen op te leggen en handhaving alleen risico-gebaseerd plaats te laten vinden gericht op significante risico’s voor witwassen of andere strafbare activiteiten, tot de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie van kracht moet blijven tot na het voltooien van de noodzakelijke (wets)wijzigingen inzake het UBO-register?
In mijn Kamerbrief van 14 april jl. heb ik aangegeven dat enkel risicogebaseerd zal worden gehandhaafd tot de uitspraak van het Hof, en niet steekproefsgewijs.8 Deze werkwijze wordt tot nader order gehandhaafd. Dit onderdeel wordt ook betrokken bij de beoordeling of wetsaanpassing nodig is. Hierover zal ik uw Kamer in een later stadium informeren.
Weet u of boetes of taakstraffen zijn opgelegd die op basis van deze uitspraak niet opgelegd hadden mogen worden? Zo ja, worden deze ondernemers gecompenseerd?
De uitspraak van het Hof ziet op toegang tot het register. Handhaving richt zich op de registratie. Op grond van de uitspraak van het Hof kunnen er derhalve geen onterechte boetes of taakstraffen zijn opgelegd. Ten aanzien van de registratieplicht wordt overeenkomstig de motie van uw Kamer enkel risicogebaseerd gehandhaafd en dit blijft tot nader order het geval.
Waarom gaat u met de Europese Commissie in overleg om te bezien welke informatieverstrekkingen wel mogelijk zijn? Wat is uw inzet en kan u toezeggen dat u niet meer informatieverstrekkingen zal toestaan dan strikt noodzakelijk is op basis van de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie?
De uitspraak van het Hof betreft de uitleg van een Europese richtlijn. Het is daarom verstandig om duiding op de richtlijn en de gevolgen van de uitspraak van het Hof te krijgen van de Europese Commissie. Deze duiding helpt ons om de gevolgen voor Nederland beter in kaart te brengen. We zullen dit daarom gebruiken voor de juridische analyse over de uitspraak die nu door de betrokken ministeries gedaan wordt.
Voor een goede werking van het register is het van belang dat relevante partijen in het kader van het anti-witwasbeleid, zoals bevoegde autoriteiten en Wwft-instellingen, toegang hebben tot informatie uit het UBO-register. Het is daarom van belang dat deze partijen zo snel mogelijk weer op het register worden aangesloten. Zoals aangegeven bij de beantwoording op vraag 5, kan de aansluiting van sommige partijen op het register complex zijn, omdat voorkomen moet worden dat informatieverstrekkingen plaatsvinden die niet noodzakelijk zijn. Vandaar dat op dit moment een analyse gemaakt wordt, onder andere ten aanzien van welke partijen wanneer kunnen worden aangesloten. In ieder geval wordt gestart met de heraansluiting van bevoegde autoriteiten op het register.
Kunt u een overzicht geven van informatieverstrekkingen op basis van het UBO-register in andere Europese landen, welke hebben plaatsgevonden na de uitspraak van het Hof van Justitie van de Europese Unie? Kunt u garanderen dat Nederland de regels niet strenger implementeert dan andere landen?
Met de uitspraak van het Hof vervalt de verplichting om UBO-informatie voor eenieder toegankelijk te maken. Dit betekent niet dat lidstaten dit niet mogen doen. Er is immers sprake van minimumharmonisatie. Mij is bekend dat een aantal lidstaten kiest voor een UBO-register dat volledig openbaar blijft, ondanks de onderhavige uitspraak van het Hof. Zoals gezegd, zijn voor Nederland de definitieve gevolgen nog niet bekend, omdat ik het belangrijk vind om de uitspraak van het Hof nader, uitgebreider te analyseren. Voor nu kan ik wel aangeven dat er sinds 22 november jl. geen informatieverstrekkingen aan private partijen of particulieren hebben plaatsgevonden en dat nu is gestart met het heraansluiten van bevoegde autoriteiten op het register.
Het nieuws dat alle ambtenaren in Brussel een grote loonsverhoging krijgen |
|
Jasper van Dijk (SP), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Wat vindt u van het bericht dat alle ambtenaren die voor de instellingen van de Europese Unie werken, dit jaar een totale loonsverhoging van 7 procent krijgen?1
De loonsverhoging komt voort uit de Verordening tot vaststelling van het ambtenarenstatuut. Daarin staat een standaardmethode voor het berekenen van salarisstijgingen voor EU-ambtenaren, die is gebaseerd op de loonontwikkeling van ambtenaren van centrale overheden in tien (referentie)lidstaten. Nederland heeft tegen deze methode gestemd bij de aanpassing van het EU-ambtenarenstatuut in 2014.
De uitkomst van de standaardmethode is voor 2022 een verhoging van 4,4% voor EU-ambtenaren. Daarnaast worden de lonen van EU-ambtenaren met 2,5% verhoogd met een uit 2020 uitgestelde verhoging. In 2020 hebben de EU-ambtenaren deze verhoging van 2,5% niet ontvangen, omdat het BBP in de gehele EU met meer dan 3% was gedaald vanwege de coronacrisis. In 2022 heeft het BBP van de gehele EU het niveau van voor de coronacrisis bereikt en daarom hebben de EU-ambtenaren alsnog recht op deze verhoging.
Het kabinet vindt dat gekeken moet worden in hoeverre deze methode duurzaam is in het geval van hoge inflatieperioden, zoals nu het geval is. Om die reden heeft Nederland met de overige leden van de Raad middels artikel 241 VWEU de Europese Commissie gevraagd dit te bestuderen en eventueel maatregelen te nemen2. De Europese Commissie heeft laten weten nu geen noodzaak te zien om maatregelen te treffen.
Vindt u het correct dat deze loonsverhoging bovenop het al riante salaris van Europarlementariërs en Eurocommissarissen zal komen?2
Zie het antwoord op vraag 1. Het kabinet heeft eerder al aangegeven bezwaren te hebben tegen de methode die is gebruikt bij de berekening van de salarissen en vindt dat tevens gekeken moet worden in hoeverre deze methode duurzaam is in het geval van hoge inflatieperioden, zoals nu het geval is.
Wat vindt u van de verklaring van de lidstaten dat budgetoverschrijdingen die voortkomen uit deze verhoging niet mogen worden vergoed uit andere niet gerelateerde potjes?
De Raad heeft zorgen geuit over de houdbaarheid van automatische salarisindexatie bij de Europese instellingen in tijden van hoge inflatie en de hoge druk die dit meebrengt op de administratieve uitgaven in 2023 en verder. Daarom heeft de Raad bij de Ecofin van 6 december4 j.l. een verklaring aangenomen waarin de Commissie wordt opgeroepen om uiterlijk 1 juni 2023 met maatregelen te komen om de houdbaarheid van de administratieve uitgaven van de EU te borgen. Deze oproep aan de Commissie houdt verband met het eerder genoemde verzoek van de Raad aan de Commissie op grond van artikel 241 VWEU om met maatregelen te komen m.b.t. de duurzaamheid van de methode voor salarisstijgingen ten tijde van hoge inflatie. Hiermee komt het kabinet tegemoet aan de motie-Van Wijngaarden5 over het versoberen van de methode voor salarisstijgingen van EU-ambtenaren. Het kabinet is van mening dat eventuele extra uitgaven binnen de daarvoor bestemde begrotingshoofdstukken moeten worden gedekt en geen beslag moeten leggen op andere begrotingshoofdstukken.
Erkent u dat ambtenaren werkzaam bij de Europese instellingen al veel voordelen kennen, zoals hoge onkostenvergoedingen en een lager belastingtarief?
Zie antwoord vraag 5.
Vindt u het verdedigbaar dat ambtenaren, zoals Eurocommissarissen, met een jaarlijks inkomen van boven de 200.000 euro nog een loonstijging krijgen van 7 procent?
Ambtenaren werkzaam bij Europese instellingen kunnen aanspraak maken op onkostenvergoedingen en een lager belastingtarief. De loonstijging kan worden verklaard door de standaardmethode voor het berekenen van salarisstijgingen voor EU-ambtenaren. De stijging geldt voor alle EU-ambtenaren, en ook de commissarissen. Of dit verdedigbaar is, is onderdeel van de vraag naar de duurzaamheid van de methode voor berekening van salarisstijgingen waar de Raad de Commissie om heeft gevraagd. De Europese Commissie heeft laten weten nu geen noodzaak te zien om maatregelen te treffen. Zoals in de beantwoording op de vragen 1 en 3 beschreven, spoort Nederland met de Raad de Commissie andermaal aan om de vraag rondom duurzaamheid van de rekenmethode te beantwoorden en waar nodig met maatregelen te komen.
Deelt u het ongemak dat juist de 7 procent loonstijging voor de hogere inkomens een behoorlijke extra kostenpost vormt op de Europese Begroting?
In en met de Raad heeft Nederland zorgen geuit over de duurzaamheid van dergelijke loonstijgingen. Hieruit is het artikel 241-verzoek van de Raad, genoemd in het antwoord op vraag 1, aan de Commissie voortgekomen om de Commissie aan te sporen met voorstellen te komen om de druk van de administratieve uitgaven te verlichten. De Commissie heeft laten weten nu geen noodzaak te zien om maatregelen te treffen. Zoals in de beantwoording op vraag 3 beschreven, spoort Nederland met de Raad de Commissie verder aan om met maatregelen te komen.
Wat wordt uw inzet richting de Europese Commissie, die volgend jaar de mogelijkheid heeft om het personeelsreglement te herzien? Gaat u invoering van een Balkenende-norm bepleiten, een maximumsalaris voor Europese topfunctionarissen?
In lijn met de Europese Raadsconclusies over het MFK van juli 20206 is Nederland kritisch over eventuele verhogingen van de administratieve uitgaven van Europese instellingen betreffende onder andere salarissen, personeel, en gebouwen. Daarnaast heeft het kabinet – zoals opgenomen in de beantwoording op de vragen 1, 2, 5 en 6 – zorgen over de houdbaarheid van automatische salarisindexatie bij de Europese instellingen in tijden van hoge inflatie en de hoge druk die dit meebrengt op de administratieve uitgaven.
Zoals in de beantwoording op de vragen 1 en 3 is beschreven, spoort Nederland met de Raad de Commissie aan om met maatregelen te komen om de houdbaarheid van administratieve lasten te garanderen.
Bent u daarnaast bereid te pleiten voor een verlaging van de topsalarissen in Brussel, waardoor zij meer in lijn komen met de salarissen van ambtenaren in de lidstaten, zoals Nederland? Zo nee, hoe voorkomt u dat dit elk jaar tot ergernis leidt?
Zie antwoord vraag 7.
Europese belemmeringen voor het invoeren van een kwaliteitseis voor bio-ethanol |
|
Henri Bontenbal (CDA) |
|
Vivianne Heijnen (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Herinnert u zich het commissiedebat Duurzaam vervoer van 29 juni jl., waarin u aangaf de reactie van de Europese Commissie op de vraag of de richtlijn Brandstofkwaliteit de invoering van een kwaliteitseis voor ethanol verbiedt te willen afwachten, dat het een terechte vraag is waarom andere lidstaten wel een kwaliteitseis hebben ingevoerd en dat u niet voornemens was om extra belemmeringen op te werpen voor bio-ethanol?
Ja, dat herinner ik me.
Bent u bekend met het bevestigende antwoord van de Europese Commissie1 op de vraag van Europarlementariër Tom Berendsen (EVP) of het klopt dat het lidstaten vrijstaat om voor te schrijven dat enkel zuivere ethanol bijgemengd kan worden in benzine, voor zover deze ethanol voldoet aan de kwaliteitsvereisten van Richtlijn 2009/30/EG met betrekking tot brandstofkwaliteit? Is ditzelfde antwoord door de Commissie ook naar u gecommuniceerd in antwoord op uw vragen?
Het schriftelijke antwoord van Eurocommissaris de heer Timmermans namens de Europese Commissie is tweeledig en in die zin kan uit het antwoord van de Commissie niet geconcludeerd worden dat het lidstaten vrijstaat om voor te schrijven dat enkel zuivere ethanol bijgemengd kan worden in benzine, voor zover deze ethanol voldoet aan de kwaliteitsvereisten van Richtlijn 2009/30/EG met betrekking tot brandstofkwaliteit (FQD-richtlijn). De Commissie geeft in de tweede alinea van haar antwoord juist aan dat het lidstaten niet is toegestaan om gedenatureerde dan wel zuivere ethanol voor bijmenging in benzine te verbieden, indien deze ethanol voldoet aan de FQD-eisen. In termen van de FQD-richtlijn: het is lidstaten niet toegestaan om het in de handel brengen van brandstoffen te verbieden, beperken of belemmeren, indien deze brandstoffen voldoen aan de eisen van de FQD.
De Commissie nuanceert vervolgens het antwoord, door op te merken dat het lidstaten wel is toegestaan om het gebruik van één soort ethanol te stimuleren, zolang een dergelijke nationale bepaling in overeenstemming is met het EU-recht. Als voorbeeld haalt de Commissie het stimuleren van bijvoorbeeld zuivere ethanol aan, om zodoende te kunnen worden meegeteld voor het bereiken van het bijzonder nationaal streefcijfer voor vervoer in het kader van de Richtlijn hernieuwbare energie (RED). Vertaald naar het Nederlandse RED-systeem van energie voor vervoer, verankerd in titel 9.7 van de Wet milieubeheer, zou dit betekenen dat alleen het leveren van een biobrandstof met zuivere ethanol in aanmerking zou komen voor verkrijging van hernieuwbare brandstofeenheden (HBE’s). HBE’s vertegenwoordigen een marktwaarde en dus zou het leveren van een biobrandstof met zuivere ethanol een prijsvoordeel opleveren ten opzichte van leveringen van biobrandstof met gedenatureerde ethanol.
Echter, in de Nederlandse praktijk zou een keuze om biobrandstof met zuivere ethanol via het RED-systeem van energie voor vervoer te stimuleren, tegelijkertijd leiden tot strijdigheid met de hiervoor aangehaalde verbodsbepaling uit de FQD. De (gemaximeerde) jaarverplichting voor conventionele biobrandstoffen die voor HBE’s in aanmerking komen worden in Nederland feitelijk volledig gerealiseerd met tot benzine-E10 bijgemengde bio-ethanol. Tankstations zijn immers wettelijk verplicht om met hun benzinepompen ten minste voor de helft benzine-E10 aan te bieden (naast bijvoorbeeld Euro 98). Met HBE’s gestimuleerde benzine-E10, indien bijgemengd met zuivere ethanol, zal een prijsvoordeel opleveren ten opzichte van benzine-E10, bijgemengd met gedenatureerde ethanol, en deze uit de markt drukken. Kortom, het aan de ene kant stimuleren van bijmenging in benzine-E10 met zuivere ethanol in het kader van de RED door het ontvangen van HBE’s, leidt aan de andere kant tot het beperken of belemmeren van het in de handel brengen van gedenatureerde ethanol in E10-benzine, hetgeen niet is toegestaan ingevolge de FQD.
Het antwoord van Eurocommissaris de heer Timmermans namens de Commissie stemt overeen met het antwoord dat het Ministerie van IenW ambtelijk vanuit de Commissie heeft ontvangen.
Deelt u de constatering dat er geen Europese belemmeringen zijn om ook in Nederland een kwaliteitseis voor bio-ethanol in te voeren, aangezien er geen bepaling in de Richtlijn Brandstofkwaliteit (FQD) is die lidstaten verbiedt het gebruik van enkel ongedenatureerde ethanol voor te schrijven en de Renewable Energy Directive (RED) lidstaten vrijlaat bij het inzetten van de instrumenten die zij nodig achten om de doeleinden van de RED te realiseren?
Nee, die constatering deel ik niet zoals ik heb toegelicht in mijn antwoord op vraag 2.
Onderkent u het feit dat met het inzetten van bio-ethanol tot 95% aan broeikasgasemissies kan worden gereduceerd en dat het invoeren van een kwaliteitseis ervoor kan zorgen dat het invoeren van juist minder duurzame bio-ethanol uit bijvoorbeeld de Verenigde Staten wordt voorkomen?
Dit is een mogelijk gevolg, maar uit het onderzoek van TNO blijkt dat ook andere effecten kunnen optreden, waardoor juist de gewenste ontwikkeling en inzet van geavanceerde bio-ethanol wordt belemmerd.
Bent u bereid, gezien het antwoord van de Europese Commissie dat er geen Europese wetgeving is die een kwaliteitseis voor bio-ethanol verbiedt, het feit dat andere lidstaten al gebruik maken van een dergelijke kwaliteitseis, en uw eigen voornemen om geen extra belemmeringen op te werpen voor bio-ethanol, opnieuw te bezien of er ook in Nederland een kwaliteitseis voor bio-ethanol kan worden ingevoerd en deze zo spoedig mogelijk uit te werken?
Zoals ik reeds heb toegelicht in mijn Kamerbrief2 van 24 juni 2022 ben ik niet voornemens de kwaliteitseis in te voeren.
Zoals in deze brief is aangegeven maakt de kwaliteitseis geen onderscheid op basis van CO2-reductie, maar op basis van ethanolspecificatie. Hierdoor zal voor niet-Europese ethanol meer invoerheffing moeten worden betaald. Hieronder valt ook geavanceerde ethanol van buiten de EU, dat door deze extra kosten minder aantrekkelijk wordt voor importeurs. Hoewel er momenteel slechts beperkte productiecapaciteit voor geavanceerde ethanol buiten de EU is, kunnen toekomstige ontwikkelingen snel gaan.
Bovendien laten de recente cijfers van de Nederlandse Emissieautoriteit3 zien dat het aandeel ethanol uit geavanceerde grondstoffen sterk groeit. De REDII stimuleert dit ook, doordat steeds hogere CO2-reductie-eisen worden gesteld aan nieuwe ethanolinstallaties. Daarmee zou een kwaliteitseis op bio-ethanol zelfs negatieve effecten op de uitstoot van CO2 kunnen hebben, terwijl de verplichting juist CO2-reductie als doel stelt.
De RED III biedt concretere handvatten om specifieker CO2-reductie in de keten te belonen. Ik overweeg dit bij de nationale implementatie ook door te voeren. Daarvoor zijn bij de RED II implementatie ook handvatten in onze nationale wetgeving opgenomen (de broeikasgasreductie-eenheid, BKE), met uitgestelde inwerkingtreding.4
De rapportage van de Europese Rekenkamer |
|
Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitspraken van de president van de Europese Rekenkamer tegen Politico?1
Ja.
Deelt u de zorgen over het feit dat er in toenemende mate fouten worden gevonden in de budgetten van Europese Commissie door de Europese Rekenkamer?
Ja, ik deel de zorg dat nog steeds ieder jaar teveel fouten worden gemaakt in de rechtmatigheid van de uitgaven van de EU-begroting. Dit zijn overigens niet alleen de uitgaven in direct beheer van de Europese Commissie, maar met name ook uitgaven die in gedeeld beheer met de lidstaten worden gedaan. De ERK schat het foutenpercentage bij de uitgaven over 2021 op 3,0%, dit was in 2020 2,7%. De tolerantiegrens ligt op 2,0%. Het klopt dat het foutenpercentage voor de uitgaven in de afgelopen jaren licht gestegen is. In de jaren daarvoor is het foutenpercentage gedaald. Onderstaande grafiek geeft een beeld van de ontwikkeling van het foutenpercentage sinds 2007 en de Nederlandse stemming bij de Raadsaanbevelingen aan het Europees Parlement voor decharge van de EU-begroting.
Op welke wijze is de Nederlandse regering van plan de problemen met de controle op uitgaven en het tegengaan van frauderisico’s aan te kaarten mede gelet op het feit dat Nederland nettobetaler is aan de Europese Unie (EU) en de Europese Commissie nog nooit een goedkeurende verklaring heeft ontvangen?
Op basis van het jaarverslag stelt de Raad ieder jaar Raadsaanbevelingen op voor het Europees Parlement, dat decharge verleent aan de Europese Commissie over de uitvoering van de Europese begroting. Nederland zet zich in de discussies in de Raad al jaren actief in voor kritische Raadsaanbevelingen die de conclusies en aanbevelingen van de ERK voldoende reflecteren. Het kabinet heeft daarbij in het verleden tegengestemd indien het foutenpercentage te hoog was en daarnaast ook geen verbetering zichtbaar was of de Raadsaanbevelingen volgens het kabinet niet stevig genoeg waren. Nederland heeft hierbij vaak samen opgetrokken met Zweden. Het kabinet zal zich ook dit jaar in de discussie in de Raad hard maken voor Raadsaanbevelingen die de conclusies van de ERK in voldoende mate reflecteren.
Het kabinet is van mening dat het niet uit zou moeten maken of een land nettobetaler of -ontvanger is. Voorop staat dat voorkomen moet worden dat fouten worden gemaakt met publiek geld.
Met betrekking tot het voorkomen van fraude merkt het kabinet op dat het foutenpercentage geen indicator is voor fraude, zoals ook de ERK aangeeft in het jaarverslag, maar een indicator van rechtmatigheid. De ERK meldt gevallen van fraude bij het Europees Bureau voor fraudebestrijding (OLAF). Het is vervolgens aan OLAF om te besluiten of een administratief onderzoek wordt ingesteld. OLAF werkt hierbij zo nodig samen met de autoriteiten van de lidstaten en het EOM.
Deelt u de zorgen van de Europese Rekenkamer over risico’s op leningen aan derde landen? Hoe worden deze risico’s nu zichtbaar gemaakt in de EU-begroting en voor zover van toepassing op de Rijksbegroting?
De president van de ERK heeft aangegeven dat de oorlog in Oekraïne risico’s met zich meebrengt voor de EU-begroting, als gevolg van uitgegeven leningen en het risico dat Oekraïne deze niet kan terugbetalen. Eind 2021, dus nog voor het uitbreken van de oorlog en had Oekraïne nog 4,7 miljard euro aan leningen bij de Commissie lopen, met name vanuit enkele bestaande Macro Financiële Bijstand-programma’s (MFB). Sinds het uitbreken van de oorlog heeft Oekraïne verdere steun van de Unie ontvangen, waaronder in de vorm van concessionele leningen in het kader van nieuwe MFB-programma’s.
Op de Europese begroting is een gemeenschappelijk voorzieningenfonds (GVF) opgericht waar voor garanties een voorzieningspercentage wordt bepaald. Indien leningen niet terugbetaald worden door de ontvangende partij zal het GVF de eerste verliezen dekken.
De jaarrekeningen2 van de Europese Unie bevatten informatie over de verschillende financiële instrumenten van de Unie, waaronder leningen aan derde landen en daarbij behorende garanties. In de Rijksbegroting wordt het Nederlandse aandeel van Europese garanties verantwoord op de begroting van het Ministerie van Financiën.
Deelt het kabinet de zorgen dat de Europese Rekenkamer niet alle informatie krijgt die zij nodig heeft om haar werk te kunnen doen? Op welke wijze gaat het kabinet dit probleem aan de kaak stellen bij de Europese instellingen en in de Raad?
Het kabinet is eerder in antwoord op vragen van het lid van Wijngaarden ingegaan op deze kwestie.3 Het kabinet is van mening dat alle EU-instellingen, binnen de kaders van het verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU) art. 287 en de regels uit het Financieel Reglement, door Europese Rekenkamer gevraagde informatie beschikbaar dienen te stellen.
In dit geval betreft het een specifieke zaak tussen twee EU-instellingen, waar het kabinet geen partij is. In algemene zin zal de kabinet zich bij de besprekingen van het jaarverslag van de ERK uitspreken over transparantie en een oproep doen om de ERK van alle informatie te voorzien die zij nodig acht voor de uitvoering van haar taken.
Is het kabinet voornemens tegen het verlenen van décharge aan de Europese Commissie te stemmen en het signaal af te geven dat in een tijd van afnemend vertrouwen in de politiek de juistheid van de besteding van EU-gelden alleen maar in belang is toegenomen?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 stelt de Raad ieder jaar Raadsaanbevelingen op voor het Europees Parlement, dat de daadwerkelijke decharge verleent aan de Europese Commissie over de uitvoering van de Europese begroting. Het kabinet kan dus niet voor of tegen decharge stemmen, maar wel voor of tegen de aanname van Raadsaanbevelingen aan het Europees Parlement over de decharge.
In januari 2023 starten de inhoudelijke en technische besprekingen in het ambtelijke Begrotingscomité, die resulteren in aanbevelingen van de Raad aan het Europees Parlement. Nederland wil deze besprekingen eerst afwachten voor het een standpunt in neemt. De Ecofinraad beslist, waarschijnlijk in februari of maart, met gekwalificeerde meerderheid over het dechargeadvies (op basis van art. 319 VWEU).
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 zal het kabinet zich inzetten voor Raadsaanbevelingen die de conclusies van de ERK voldoende reflecteren en heeft Nederland in het verleden tegengestemd indien dit niet het geval was. Indien de concept-Raadsaanbevelingen dit jaar een onvoldoende krachtig signaal geven met betrekking tot het overschrijden van de materialiteitsgrens zal het kabinet tegen aanname daarvan stemmen.
Het openen van een EU-attractie in Den Haag |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
Wopke Hoekstra (viceminister-president , minister buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verbazing over Brusselse plannen voor «EU-attractie» in Den Haag»?1
Ja.
Kunt u dit EU-propaganda-project direct een halt toeroepen? Zo nee, waarom niet?
«Europa Experience» is een initiatief van het Europees Parlement, dat voornemens is de tentoonstelling in alle lidstaten uit te rollen. De desbetreffende lidstaat heeft daar geen rol bij, noch in de accordering of begroting, noch in de uitvoering. Zie verder het antwoord op vraag 5.
Klopt het dat alleen al voor de inrichting van het pand 1,5 tot 2 miljoen euro beschikbaar is?
Navraag bij het Europees Parlement leert dat het nog niet mogelijk is concrete bedragen te bevestigen. Kosten voor aankoop of huur, alsmede voor inrichting en exploitatie van het pand zijn afhankelijk van het pand dat geïdentificeerd wordt aan de hand van een openbare oproep tot inschrijving na een eerste prospectiefase.
Welk budget is er voor de aankoop en exploitatie van het pand?
Zie antwoord op vraag 3.
Hoe legt u deze verspilling van belastinggeld uit aan al die Nederlanders die hun energierekening en hun boodschappen amper kunnen betalen?
Zoals bekend heeft de Raad, in algemene zin, het Europees Parlement opgeroepen terughoudendheid te betrachten in de administratieve uitgaven. Zoals eveneens bekend zet Nederland in op een prudente begroting voor alle Europese instellingen. De huidige sociaaleconomische situatie onderstreept andermaal het belang daarvan