Hoge bonussen bij pensioenuitvoerders |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Hoge bonussen drijven kosten pensioenuitvoer fors op»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat het pensioengeld van docenten, verpleegkundigen, agenten en bouwvakkers steeds vaker als bonussen naar vermogensbeheerders gaat?
Ik vind het van belang dat pensioenfondsen en -uitvoerders zorgvuldig omgaan met het pensioengeld van deelnemers, gewezen deelnemers en pensioengerechtigden. Het is aan sociale partners om afspraken te maken over de inhoud van de pensioenregeling. De uitvoering hiervan brengen zij onder bij een pensioenfonds. Het pensioenfondsbestuur gaat over de uitvoering van de pensioenregeling en het beheer van het fonds. Hieronder valt ook het gevoerde beloningsbeleid en de keuze voor de uitbesteding van pensioenadministratie en vermogensbeheer. Het bestuur beziet dit in de context van de afweging tussen risico, rendement en kosten. Voor zover vermogensbeheer binnen het pensioenfonds wordt uitgevoerd is het pensioenfonds daarbij op grond van de wet specifiek verplicht een beheerst beloningsbeleid te voeren dat niet aanmoedigt tot het nemen van onnodige risico’s. Voor zover het vermogensbeheer wordt uitbesteed onderhandelen partijen hierbij onder andere over een vaste en/of variabele beheervergoeding. Variabele beheervergoedingen zijn afhankelijk van het rendement. Of en in welke mate de externe vermogensbeheerder bij goede resultaten op zijn beurt weer een prestatieafhankelijke vergoeding betaalt aan zijn werknemers is niet primair een zaak van het pensioenfonds. Pensioenfondsen moeten bij de uitbesteding van werkzaamheden het beloningsbeleid van de uitvoerder, inclusief het beleid aangaande prestatiebeloningen, wel betrekken in de keuze voor de derde waaraan de werkzaamheden worden uitbesteed. Het is aan het individuele pensioenfonds – en niet aan mij – om een oordeel over te vellen over de keuzes in het beheer van het pensioenfonds.
Vindt u ook vreemd dat de bonussen bij pensioenuitvoerders wel omhoog gaan, maar de pensioenen niet worden geïndexeerd? Vindt u daarom ook niet dat pensioenfondsen geen bonussen mogen uitkeren, zeker zolang er niet wordt geïndexeerd, en als er verliezen zijn, pensioenuitvoerders ook worden afgerekend?
Het is de verantwoordelijkheid van het pensioenfonds om zorg te dragen voor de uitvoering van de pensioenovereenkomst op een manier die past bij de aard en omvang van de overeenkomst. Het is hierbij de verantwoordelijkheid van het bestuur om op prudente wijze met het pensioengeld van deelnemers om te gaan om uiteindelijk een zo goed mogelijk pensioen te kunnen uitkeren. Om dit te bereiken kan het pensioenfonds overwegen tot uitbesteding van werkzaamheden, zoals vermogensbeheer, over te gaan. Zij zullen dit bezien in de context van de afweging tussen risico, rendement en kosten (zie antwoord 1). Het kan daarbij zo zijn dat een vermogensbeheerder in een jaar hoge rendementen behaalt, maar dat indexatie desondanks (nog) niet mogelijk is.
Bent u bereid te onderzoeken dat deelnemers ook invloed hebben op de bonussen bij pensioenuitvoerders?
Deelnemers hebben reeds op verschillende manieren invloed op de uitvoering van de pensioenovereenkomst en de keuzes die daarbij gemaakt worden. Zij zijn vertegenwoordigd in het bestuur van een pensioenfonds en in het verantwoordingsorgaan of in het belanghebbendenorgaan van het fonds. Bij uitbesteding moet het bestuur rekening houden met het beloningsbeleid van de pensioenuitvoerder. Het belanghebbendenorgaan heeft een adviesrecht op het uitbestedingsbeleid. Het bestuur moet daarnaast het beleid en de uitvoering daarvan verantwoorden aan het verantwoordingsorgaan dan wel belanghebbendenorgaan. De verplichting voor pensioenfondsen om in hun jaarverslag informatie te geven over de uitvoeringskosten, inclusief de vermogensbeheerkosten, draagt hieraan bij. In het bestuur hoort vervolgens de discussie thuis over op welke wijze te komen tot een zo goed mogelijk pensioen voor alle deelnemers en pensioengerechtigden. Ik acht hiermee het geheel aan inspraak passend en afdoende.
Hoe staat het bovendien met de toezeggingen die zijn gedaan tijdens het mondelinge vragenuur van 16 mei 2017 omtrent de bonussen bij pensioenuitvoerder APG?
De reactie op deze toezegging is opgenomen in de brief die 11 juli 2017 aan uw Kamer verstuurd is2.
Bent u bereid de pensioenfondsbesturen opnieuw hierop aan te spreken? Is dit bovendien ook al in de pensioenkamer van ABP besproken?
Het is niet aan mij om pensioenfondsbesturen aan te spreken op hun beheer van het pensioenfonds en de uitvoering van hun werkzaamheden, waaronder de keuzes die zij maken ten aanzien van de uitbesteding van werkzaamheden (zie het antwoord op vraag 1). Pensioenfondsbesturen hebben een zelfstandige verantwoordelijkheid voor het beheer van het pensioenfonds, inclusief het beloningsbeleid. Belanghebbenden hebben door middel van deelname in het bestuur en verantwoordingsorgaan dan wel het belanghebbendenorgaan inspraak hierop.
De Pensioenkamer gaat over de inhoud van ABP-regeling (en niet over het beloningsbeleid bij de pensioenuitvoerder van het fonds). Zoals eerder aan de Kamer gemeld3, ziet het bestuur van de Stichting Pensioenfonds ABP – dat bestaat uit leden namens werknemers, werkgevers en gepensioneerden – erop toe dat de uitvoerder invulling geeft aan het beleid voor beheerst belonen.
Het bericht ‘Drugshandel en pooiers: jongere niet veilig in jeugdzorg-instelling Heldring’ |
|
Maarten Hijink (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Drugshandel en pooiers: jongere niet veilig in jeugdzorginstelling Heldring»?1 Wat is uw reactie daarop?
Ja. Jongeren die gesloten geplaatst worden om te voorkomen dat zij zich aan de zorg onttrekken of onttrokken worden, verdienen een veilige woon- en leefomgeving. De berichten in de Gelderlander2 en in het AD3 zijn ernstig. Dergelijke signalen van oud-bewoners neem ik serieus en vragen om een nadere analyse.
Maakt u zich zorgen over de veiligheid van de in jeugdzorginstelling Heldring verblijvende jongeren nu deze zorgwekkende verhalen naar buiten komen? Zo ja, bent u bereid de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) opdracht te geven om onderzoek te laten doen naar de veiligheid van jongeren in jeugdzorginstelling Heldring? Zo ja, wanneer gaat dit onderzoek starten? Zo nee, waarom bent u hiertoe niet bereid?
Zoals ik bij het antwoord van vraag 1 heb aangegeven, neem ik de signalen serieus. Onderzoek zal moeten uitwijzen hoe het staat met de veiligheidsituatie van de jongeren die verblijven bij de OG Heldringstichting. In de antwoorden op de vragen van Kamerleden Kuiken en van den Hul4 heb ik aangegeven dat ik naar aanleiding van de berichten over de Heldringstichting contact heb gehad met de IGJ. De inspectie en de Heldringstichting hebben gezamenlijk afgesproken dat de Heldringstichting een diepgravende analyse van de veiligheidssituatie laat uitvoeren. De IGJ ziet toe op de kwaliteit en de onafhankelijkheid van dit onderzoek. Op basis van dit onderzoek bepaalt de IGJ of en welke verdere vervolgstappen nodig zijn.
Deelt u de mening dat het essentieel is dat de werknemers van jeugdzorginstellingen voldoende tijd hebben voor contact met de jongeren en het uitvoeren van controles om zo onder andere de drugs buiten de deur van de jeugdzorginstelling te kunnen houden? Bent u van mening dat de werknemers daar momenteel voldoende mogelijkheden toe hebben, gezien de hoge werkdruk en de personeelstekorten in de jeugdzorg?
Ik onderschrijf uw stelling: ook ik vind het essentieel dat professionals in de jeugdhulp voldoende tijd hebben voor contact met de jongeren voor wie zij de dagelijkse zorg hebben. Het is primair de verantwoordelijkheid van de werkgevers in de jeugdhulp om ervoor te zorgen dat hun werknemers voldoende ruimte hebben om die zorg kwalitatief goed te kunnen verlenen. Professionals in de jeugdhulp geven echter aan dat zij een hoge werkdruk ervaren. Daarom hebben werkgevers en werknemers in de jeugdzorg in de cao 2017–2018 opgenomen dat werkgevers en ondernemingsraden in elke organisatie beleid en normen ontwikkelen en afspraken maken om de werkdruk aan te pakken. Als de oorzaken van een hoge werkdruk kunnen worden weggenomen door bijvoorbeeld onnodige regels te schrappen of regels te vereenvoudigen, zal dit ook bijdragen aan meer tijd voor de professionals voor het eigenlijke werk. Samen met onder andere gemeenten werk ik aan het verlagen van administratieve lasten. Voldoende personeel is een andere belangrijke voorwaarde. Op veel terreinen is momenteel sprake van krapte op de arbeidsmarkt. Om te beoordelen of dit ook geldt voor de jeugdhulp moet er eerst inzicht komen in de totale arbeidsmarktsituatie in de sector jeugdhulp in relatie tot de vraag. De arbeidsmarkt in het jeugddomein wordt momenteel door middel van een verkennend onderzoek in kaart gebracht.
Hoe kan het dat bij een (jeugdzorg)instelling als deze het niet lukt om de veiligheid van de daar verblijvende jongeren te waarborgen, dat moet toch de eerste prioriteit zijn? Hoe kan het bijvoorbeeld dat loverboys zo makkelijk het terrein op kunnen komen?
Het onafhankelijke onderzoek dat nu wordt uitgevoerd, zal inzicht moeten geven in de veiligheidssituatie van jongeren die verblijven bij de Heldringstichting en of en zo ja, hoe het kan dat loverboys het terrein op kunnen komen.
Zoals ik eerder aangaf in mijn antwoorden op de vragen van de leden Kuiken en van den Hul, weten we uit ervaringen met de werkwijzen van mensenhandelaren/loverboys dat het signaleren van deze problematiek heel moeilijk is. Mensenhandelaren zijn veelal gericht op zoek naar de meest kwetsbare jongeren en ronselen op plekken waar kwetsbare jongeren zijn, zoals op jeugdhulpinstellingen, maar ook op scholen en op het internet. De werkwijzen van de loverboys/mensenhandelaren zijn zo geraffineerd dat niet altijd direct duidelijk is of het gaat om een uitbuitingssituatie. Loverboys/mensenhandelaren doen er alles aan om contact op te nemen of te onderhouden met (potentiële) slachtoffers en om niet opgemerkt te worden. Professionals in instellingen moeten dus heel alert zijn.
Hoe kan het dat de IGJ tot op heden geen signalen over Heldring heeft opgepakt?
De inspectie heeft op verzoek van de voormalige Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in 2017 onderzoek gedaan bij 13 jeugdhulpaanbieders die gespecialiseerde hulp bieden aan minderjarige (vermoedelijke) meisjesslachtoffers van loverboys. De IGJ oordeelde toen dat Heldringstichting in staat was om gespecialiseerde jeugdhulp te bieden aan (vermoedelijke) slachtoffers van loverboys/ mensenhandel. In haar rapport benoemde de inspectie dat Heldringstichting alert moet blijven dat meisjes met vermoedens van loverboyproblematiek, die bij de Heldringstichting geplaatst worden, niet in aanraking kunnen komen met andere jeugdigen bij wie (mogelijk) sprake is van seksueel daderschap.
Verder zijn jeugdhulpaanbieders zoals de Heldringstichting wettelijk verplicht calamiteiten en geweld te melden. De inspectie of de jeugdhulpaanbieder zelf onderzoekt een dergelijke melding. De inspectie heeft in het afgelopen jaar enkele meldingen van de Heldringstichting ontvangen, die naar het weten van de inspectie niet te maken hebben met de strafzaak genoemd in het bericht in het AD. De instelling heeft na deze meldingen de benodigde verbetermaatregelen getroffen. Via het Landelijk Meldpunt Zorg is de afgelopen tijd één signaal binnengekomen over de Heldringstichting, dat niet direct gerelateerd was aan de kwaliteit van de hulp aan slachtoffers van loverboys, zo geeft de Inspectie aan.
Welke maatregelen gaat u op korte termijn nemen om de veiligheid van de in Heldring verblijvende jongeren te garanderen?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, laat de Heldringstichting de veiligheidssituatie in de instelling onafhankelijk onderzoeken, onder toezicht van de inspectie.
Het rapport ‘Duurzame en betaalbare energie in Caribisch Nederland’ |
|
Antje Diertens (D66), Rob Jetten (D66) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat de Mijnbouwwet BES voor Caribisch Nederland van kracht is sinds deze eilanden bijzondere gemeenten van Nederland zijn?
De Mijnwet BES voor Caribisch Nederland is in werking getreden in 2014.
Deelt u de mening dat het verlenen van een geothermische opsporingsvergunning op Caribisch Nederland via het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) moet lopen en vervolgens in de Staatscourant moeten worden gepubliceerd?
De Mijnwet BES bevat geen regelgeving voor het opsporen en winnen van geothermie. Dat betekent dat ik voor de BES-eilanden niet aangewezen ben als vergunningverlener. De verantwoordelijkheid daarvoor ligt bij het maar het openbaar lichaam van Saba. Ik zal bezien hoe de vergunningverlening rond geothermie voor de BES eilanden verankerd kan worden en of daarbij een aanpassing van de Mijnwet BES gewenst is. Ik zal hierover samen met de Staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in overleg treden met de betrokken openbare lichamen.
Geothermie kan op de BES-eilanden een belangrijke rol spelen in de verduurzaming van de elektriciteit. Een eerdere studie van TNO uit 2012 heeft wel kanttekeningen geplaatst bij het ontwikkelen van geothermie voor elektriciteitsproductie. Zo is het bijvoorbeeld de vraag of elektriciteitsopwekking met geothermie op Saba wel economisch winbaar is gezien de beperkte vraag. Het is belangrijk dat ook op de BES-eilanden de ontwikkeling van geothermie op een veilige en milieuvriendelijke manier wordt uitgevoerd.
Deelt u de mening dat het verlenen van een geothermische opsporingsvergunning aan Teranova door het bestuurscollege van Saba niet in lijn is met de bovengenoemde regelgeving, omdat deze niet is verleend door het Ministerie van EZK en niet is gepubliceerd in de Staatscourant? Zo ja, waarom is de vergunningverlening niet via het wettelijk voorgeschreven traject verlopen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Als de verleende opsporingsvergunning niet via het wettelijk voorgeschreven traject is verlopen, wat is dan het gevolg voor de rechtsgeldigheid?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor aanvang van het algemeen overleg Mijnbouw op 26 september 2018?
Nee, vanwege interdepartementale afstemming is dit niet gelukt.
Het artikel ‘Shell krijgt subsidie voor bouw waterstofstations’ |
|
Tom van der Lee (GL), Suzanne Kröger (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Shell krijgt subsidie voor bouw waterstofstations»?1
Ja, ik ken dit artikel.
Klopt het dat Shell vier miljoen euro subsidie ontvangt van de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) voor het bouwen van vier nieuwe waterstofstations? Hoe is dit bedrag tot stand gekomen?
In opdracht van mijn ministerie voert RVO.nl de subsidieregeling Demonstratie Klimaattechnologieën en -innovaties in transport (DKTI-Transport) uit. Deze subsidieregeling geeft een kader voor het verstrekken van subsidies ter bevordering van de totstandkoming van klimaattechnologieën en -innovaties in de sector transport. Hiermee wordt de uitvoering van de Duurzame Brandstofvisie bevorderd (hierna: Brandstofvisie). Daarnaast is de subsidieregeling ondersteunend aan de implementatie van de EU Richtlijn betreffende de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen2.
In oktober 2017 is de regeling opengesteld met een budget van 16,7 miljoen euro. In het voorjaar van 2018 is het budget verhoogd met 15 miljoen euro aan middelen uit de klimaatenvelop voor 2018.
De DKTI-regeling voorziet in de mogelijkheid van cofinanciering van de aanleg van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen (inclusief elektrische laadinfrastructuur), waarbij het bedrijfsleven zelf ook een deel financiert. De cofinanciering is mogelijk voor projecten waarvoor reeds deels Europese subsidies zijn toegekend. De doelstellingen op gebied van duurzaam transport worden ondersteund binnen de betreffende Europese subsidieprogramma’s. Met behulp van deze regeling kan daarom optimaal gebruik worden gemaakt van middelen die vanuit de Europese Commissie reeds voor soortgelijke projecten beschikbaar worden gesteld.
Shell heeft gebruik gemaakt van de DKTI-regeling door cofinanciering aan te vragen voor haar nieuw te realiseren tankstations voor waterstof in Amsterdam en Schiphol, als onderdeel van het Europese H2-Benelux project. Beide stations ontvangen 1 miljoen euro cofinanciering uit DKTI-Transport.
Daarnaast ontvangen de franchisenemers van Shell, Green Planet Real Estate en Joulz Diensten B.V. (voorheen Stedin Diensten B.V.), respectievelijk 475.734 euro en 804.934 euro cofinanciering voor de te realiseren waterstofstations in Pesse en Den Haag. In totaal ontvangen deze vier nieuwe waterstofstations 3.280.668 euro subsidie uit de subsidieregeling DKTI-Transport.
Deelt u de mening dat batterij-elektrisch rijden een duurzamer alternatief is dan waterstof-elektrisch rijden gezien het feit dat batterijen een hogere energie-efficiëntie hebben?
In het proces van de Brandstofvisie heb ik, samen met alle stakeholders in deze sector, gekeken naar wat nodig is om de CO2-reductiedoelstellingen uit het Parijs-akkoord voor de sector mobiliteit te realiseren. In dat proces hebben we geconstateerd dat alle opties om CO2 te reduceren ingezet moeten worden. Naast batterij-elektrisch rijden moet er daarom ook ingezet worden op waterstof-elektrisch rijden. Zowel batterij-elektrisch rijden als rijden op waterstof zijn Tank-to-Wheel nul-emissietechnologieën en in dat opzicht dus beide even duurzaam. De Well-to-Wheel CO2-emissie van beide technologieën wordt bepaald door de mate waarin de elektriciteit of de waterstof duurzaam geproduceerd is. De inzet is dat uiteindelijk zowel batterij-elektrische als waterstofvoertuigen op duurzaam geproduceerde energie rijden.
Waterstof kan een belangrijke brandstof worden voor met name het vervoer over langere afstanden en met zwaardere voertuigen. Rijden op waterstof kan dan voldoende actieradius bieden.
Klopt het dat Shell ook waterstof verkrijgt uit aardgas in plaats van uit duurzame bronnen? Deelt u de mening dat de manier waarop Shell waterstof produceert niet bijdraagt aan duurzame ontwikkeling?
De waterstof die gebruikt wordt voor transport bestaat voor het overgrote deel uit restproducten van andere industriële processen. Deze industriële processen gebruiken fossiele energie (aardgas). Ook bij gebruik van dit fossiele waterstof zijn er echter, in combinatie met brandstofcelvoertuigen, al belangrijke milieuvoordelen te behalen. Ten eerste is het waterstofvoertuig aan de uitlaat zero emissie en draagt het daarmee bij aan het verbeteren van de lokale luchtkwaliteit (vergeleken met de inzet van een reguliere dieselauto). Ten tweede wordt er van Well-to-Wheel een CO2-reductie van 20% tot 40% bereikt ten opzichte van een diesel aangedreven auto. De inzet is om uiteindelijk op groene waterstof te rijden. Daarvoor is de opbouw van infrastructuur en een markt voor waterstof van belang. Bij inzet van groene waterstof is de CO2-emissie van het waterstofvoertuig (Well-to Wheel) nul.
Klopt het dat batterij-elektrische laadstations nog nooit subsidie hebben ontvangen van het RVO?
Nee, dat klopt niet. In de eerste tender van de DKTI-Transport lag de inhoudelijke focus van de demonstratieprojecten op het versnellen van de ontwikkeling van emissiearme vervoermiddelen voor vervoer over de weg van goederen en personen. Tevens moesten de demonstratieprojecten bijdragen aan de uitrol of het gebruik van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen uit hernieuwbare bronnen. Inmiddels zijn uit de eerste ronde 18 demonstratieprojecten geselecteerd en opgestart waarvan er 12 van toepassing zijn op goederenvervoer met elektrische bedrijfsvoertuigen, zowel vrachtwagens als bestelwagens. In totaal krijgen deze 12 demonstratieprojecten op elektrisch goedervervoer 10,9 miljoen euro subsidie, waarvan 1,3 miljoen euro wordt aangewend voor investeringen in infrastructuur voor elektrisch laden.
Daarnaast is in de afgelopen jaren publieke laadinfrastructuur door de rijksoverheid gestimuleerd via een Rijksbijdrageregeling, waarop decentrale overheden aanspraak konden maken als zij investeerden in publieke laadpalen. De financiering vanuit het rijk was 7,2 miljoen euro. Ook is de energiebelasting in de eerste schijf voor laadinfrastructuur met een eigen aansluiting verlaagd.
Oplaadpunten voor elektrische voertuigen worden ook via de MIA\Vamil-regeling fiscaal gestimuleerd.
Deelt u de mening dat batterij-elektrische laadstations minstens zoveel recht hebben op subsidie van het RVO als waterstof-elektrische laadstations?
De DKTI-Transport is een technologie-neutrale regeling die oplossingen ondersteunt van de totstandkoming van klimaattechnologieën en -innovaties in de sector transport alsmede de uitrol van infrastructuur voor alternatieve brandstoffen. Op voorhand zijn derhalve geen keuzes gemaakt omtrent de besteding van de middelen naar bepaalde oplossingen. De praktijk heeft ook uitgewezen dat er zowel rondom waterstof-elektrisch rijden als rondom batterij-elektrisch rijden ruim van de DKTI-Transport gebruik is gemaakt door markpartijen.
Deelt u de mening dat Shell, het grootste bedrijf van Nederland, deze waterstoftankstations prima zelf had kunnen bekostigen? Deelt u de mening dat het meer impact zou hebben wanneer deze vier miljoen euro zou worden besteed aan batterij-elektrische laadstations?
In het algemeen gesproken staan subsidieprogramma’s in Nederland open voor alle bedrijven die in Nederland projecten uitvoeren die bijdragen aan de doelstellingen van het subsidieprogramma. De projecten van bedrijven moeten daarbij voldoen aan de voorwaarden en eisen van de specifieke subsidieregeling. Zodra de ingediende projecten voldoen aan deze voorwaarden en eisen, komen die projecten in principe in aanmerking voor subsidie. In de gevallen dat het subsidiebudget niet toereikend is, volgt toewijzing van subsidie volgens de rangschikking van de projecten, zoals in de subsidieregeling is bepaald.
Het aandeel van de asieladvocatuur binnen de gefinancierde rechtshulp |
|
Theo Hiddema (FVD) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Hoeveel bedraagt het totale bedrag per jaar van de via de overheid gefinancierde rechtsbijstand per jaar vanaf het jaar 2000?
* De cijfers voor de jaren 2000 en 2001 zijn niet beschikbaar, omdat dit niet apart geregistreerd werd in de Justitiebegroting.
Welk gedeelte van de jaarlijkse gefinancierde rechtsbijstand wordt besteed aan vreemdelingen- en asielprocedures, aangegeven in percentages van het totale rechtsbijstand-budget vanaf het jaar 2000 tot en met 2017?
Zie de tabel bij het antwoord op vraag 1.
Welk totaalbedrag uit gefinancierde rechtshulp op jaarbasis is sinds het jaar 2000 gemoeid met uitbetaling aan advocaten in gevoerde vreemdelingen- en asielprocedures?
Zie de tabel bij het antwoord op vraag 1.
Bent u bereid te onderzoeken in hoeverre de mogelijkheid kan worden geschapen dat in geval van evident gebleken kansloze vreemdelingen- en asielprocedures, de advocaat in kwestie verstoken blijft van inkomsten uit de gefinancierde rechtshulp via veroordeling door de rechter?
Bij de lopende herziening van de asielprocedure zal onder andere aandacht worden besteed aan de mate en vorm waarin rechtshulp in de asielprocedure door advocaten wordt verleend. Ik zie op dit moment geen redenen om te onderzoeken of de inkomsten van advocaten in het kader van de dienstverlening in de asielprocedure onderwerp zouden moeten zijn van een rechterlijk oordeel.
Kunt u zich vinden in het standpunt dat in geval van evident kansloos gebleken vreemdelingen- en asielprocedures, die louter bedoeld zijn om het verblijf in Nederland te rekken, de betreffende advocaatkosten niet vanuit de gefinancierde rechtshulp voldaan dienen te worden. Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u dan bereid te onderzoeken in hoeverre door rechterlijke tussenkomst de advocaat verstoken blijft door enige bijdrage uit de gefinancierde rechtshulp?
Zie mijn antwoord bij vraag 4.
Kunt u de bovengenoemde vragen binnen twee weken beantwoorden?
De vragen zijn zo spoedig mogelijk beantwoord.
Het bericht ‘Escalatie President Guatemala weert corruptie-aanklager VN’ |
|
Sadet Karabulut , Lilianne Ploumen (PvdA), Bram van Ojik (GL) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht Escalatie President Guatemala weert corruptie-aanklager VN»?1 Heeft u eveneens kennisgenomen van het bericht «Corruptiebestrijders niet langer welkom»?2
Ik heb kennis genomen van beide berichten. Het is zorgelijk dat de Guatemalteekse overheid heeft besloten het mandaat van CICIG niet te verlengen. CICIG verricht goed en belangrijk werk in een context van hoge straffeloosheid. Nederland zou daarom graag een verlenging van het mandaat hebben gezien.
Wat is uw reactie op de aankondiging van de president van Guatamala om het mandaat van de Internationale Commissie tegen Straffeloosheid in Guatemala (CICIG) niet te verlengen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van oordeel dat de CICIG een zeer effectief en innovatief instrument is gebleken dat in staat is corruptie en straffeloosheid bij de bron aan te pakken en in Guatemala bijdraagt aan de opbouw van een democratische rechtstaat en onafhankelijk en professioneel functionerende instituties van de rechterlijke macht? Zo nee, waarom niet?
CICIG is een effectief en innovatief instrument tegen corruptie en straffeloosheid. Nederland steunt CICIG dan ook volhartig. Dit is ook de reden waarom dit kabinet de financiële steun voor CICIG tot het einde van het mandaat, te weten september 2019, heeft verlengd.
Gezien de betrokkenheid van Nederland bij de CICIG, hoe heeft u op deze ontwikkelingen gereageerd, zowel individueel als in Europees verband, en welke acties heeft u ondernomen?
De Nederlandse ambassade in Costa Rica – mede geaccrediteerd voor Guatemala – heeft samen met een aantal andere landen in een publieke verklaring steun betuigd aan CICIG en zorgen geuit over de recente ontwikkelingen in Guatemala. Ook in EU-raadskader is Guatemala meerdere malen besproken, waarbij onder andere door Nederland werd aandrongen op gemeenschappelijk EU-optreden. Zo werd op 2 september jl. in een EU-verklaring kritisch gereageerd op het besluit om het mandaat van CICIG niet te verlengen.
Kunt u aangeven welke stappen Nederland kan zetten om de veiligheid van rechters, aanklagers en mensenrechtenactivisten te garanderen?
Het beschermen van mensenrechtenverdedigers is één van de prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het kabinet heeft dit jaar de oprichting van het programma Shelter City Costa Rica gefinancierd. Dit is een programma waar mensenrechtenverdedigers in nood of onder hoge druk uit omliggende landen, zoals Guatemala, tijdelijk naar Costa Rica kunnen komen. Tijdens deze adempauze worden hen ook veiligheidstrainingen aangeboden.
Daarnaast vormen EU-ambassades, de Verenigde Staten, Canada en Zwitserland in Guatemala een werkgroep waarbij in samenspraak met het maatschappelijk middenveld de mensenrechtensituatie, waaronder de veiligheid van mensenrechtenverdedigers, maar ook aanklagers en rechters wordt besproken en gemonitord. De Nederlandse ambassade in Costa Rica woont de bijeenkomsten van de werkgroep zo vaak mogelijk bij.
Bent u bereid om in Europees verband te pleiten voor een daadkrachtige(r) rol nu de Verenigde Staten een andere politieke koers met betrekking tot Guatemala lijkt te zijn gaan varen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft u inmiddels contact gehad met uw Europese collega’s of met de Hoge Vertegenwoordiger?
Door samen op te treden met gelijkgezinde landen, kan een duidelijke boodschap worden afgegeven wanneer dit nodig is. Daarom is het van belang ook met de G13, een samenwerkingsverband van de grootste donoren in Guatemala, waar de VS deel vanuit maakt, te blijven samenwerken. De Verenigde Staten (VS) is één van de grootste donoren aan CICIG en heeft van oudsher nauwe banden met Guatemala. De opschorting van de financiële steun van de Verenigde Staten aan CICIG is inmiddels opgeheven.
De Verenigde Naties (VN) blijft Iván Velásquez volledig steunen en heeft hem gehandhaafd als hoofd van de CICIG. De VN is in contact met de Guatemalteekse overheid om een werkbare oplossing te vinden voor de zorgelijke situatie.
De Europese Unie is voornemens 5 mln. EUR extra bij te dragen aan CICIG. Ook heeft, zoals hierboven al genoemd, de EU een verklaring uitgedaan nadat Guatemala het mandaat van CICIG niet verlengde.
Bent u bereid in de Verenigde Naties aandacht te vragen voor de zorgwekkende ontwikkelingen in Guatemala? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn denkt u dat te gaan doen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u bevestigen dat er parallel een intimidatie- en criminaliseringscampagne in Guatemala is gestart is tegen de hoofden van de belangrijkste niet-gouvernementele mensenrechtenorganisties die zich inzetten voor de strijd tegen corruptie en straffeloosheid? Zo nee, bent u bereid hierover informatie in te (laten) winnen en/of contact op te (laten) nemen met (vertegenwoordigers) van de betreffende ngo’s? Zo ja, hoe duidt u deze ontwikkelingen?
De situatie van mensenrechtenverdedigers is al vele jaren zorgwekkend. Ook recentelijk zijn signalen ontvangen waaruit blijkt dat er sprake is van intimidatie van ngo’s en mensenrechtenverdedigers. De Nederlandse ambassade in Costa Rica onderhoudt nauwe contacten met het maatschappelijk middenveld in Guatemala. Via het regionale programma NEXOS ontvangen diverse Guatemalteekse mensenrechtenorganisaties financiële steun van de Nederlandse overheid. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal de situatie nauwlettend blijven volgen en blijven aankaarten bij de Guatemalteekse overheid.
Het tracé van buizen voor ondergronds transport van gevaarlijke stoffen |
|
Paul Smeulders (GL) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met de zorgen over het tracé van buizen voor ondergronds transport van gevaarlijke stoffen?1
Ja daar ben ik mee bekend, ook op basis van contacten tussen gemeente Helmond en mijn ministerie.
Wat is de precieze stand van zaken rondom dit plan? Kunt u daarbij een tijdlijn geven van alle relevante besluiten en plannen die tot nu toe in dit dossier aan de orde zijn (geweest)? Kunt u tevens bij elke relevante gebeurtenis in dit dossier de juridische basis van de besluitvorming toelichten?
In mei 2011 heeft het kabinet de ontwerpStructuurvisie Buisleidingen vastgesteld.
Naar aanleiding van ontvangen zienswijzen op de ontwerpStructuurvisie Buisleidingen, en na overleg met betrokken partijen, is met het oog op een kortere verbinding tussen het Rotterdams havengebied en het chemiegebied in Midden-Limburg deze buisleidingenstrook opgenomen. In 2012 is de Structuurvisie Buisleidingen vastgesteld.
De Structuurvisie bevat een aantal indicatieve tracés. Over deze tracés is in de Structuurvisie opgenomen dat het vinden van het juiste tracé nadere analyse en overleg vergt. De buisleidingenstrook Laarbeek-Echt-Susteren is een van deze indicatieve tracés.
De juridische basis van de besluitvorming over de Structuurvisie Buisleidingen is gelegen in artikel 2.3, tweede lid van de Wet ruimtelijke ordening (Wro). Dezelfde juridische basis ligt ten grondslag aan het voornemen om door middel van een partiële herziening of herzieningen de Structuurvisie te wijzigen teneinde de nu nog indicatieve tracés, al dan niet in gewijzigde vorm op te nemen.
Het tracé van de buisleidingenstrook Laarbeek-Echt-Susteren heeft in de vigerende Structuurvisie een voorlopig karakter aangezien de nog te volgen zienswijzeprocedure kan leiden tot aanpassingen van het tracé van de strook. Deze procedure is voorzien in de eerste helft van 2019.
In het kader van die procedure zal uiteraard tevens toepassing worden gegeven aan de bepalingen in artikel 2.3 Wro waarin ook de betrokkenheid van de Tweede Kamer wordt geregeld.
Wat is de precieuze reden dat er nu een tracé op tafel ligt dat dwars onder een woonwijk doorloopt, terwijl er al een buizenverbinding is vanuit Limburg naar de Rotterdamse haven (zie kaart op blz. 58 van de Structuurvisie Buisleidingen 2012–2035)? Kunt u daarbij ook aangeven welke (markt)partijen of overheden op welk moment hebben aangedrongen op dit nieuwe tracé?
Vanuit het bedrijfsleven in Midden-Limburg en Rotterdam zijn zienswijzen op de ontwerpStructuurvisie ingediend met het verzoek een meer rechtstreekse en aanzienlijk kortere verbinding van Laarbeek naar Echt-Susteren in de Structuurvisie op te nemen. Het gaat om een belangrijke verbinding tussen het Rotterdamse haven- en industriegebied en de chemiecluster Chemelot in Midden-Limburg.
Met betrokken overheden en provincies en het bedrijfsleven in Midden-Limburg heeft hierover destijds overleg plaatsgevonden. Daarbij zijn knelpunten op het tracé tussen Laarbeek en Echt-Susteren geïnventariseerd en besproken. Het overleg heeft opgeleverd dat er een strook realiseerbaar is; deze is indicatief in de Structuurvisie Buisleidingen opgenomen. In Helmond is de strook om Helmond-Brandevoort gelegd in plaats van door deze wijk langs de bestaande leidingen.
Hoe verklaart u het feit dat het toenmalige Ministerie van Infrastructuur en Milieu eerder aangaf dat er sprake was van een indicatief tracé en dat nu, na een Wob-procedure, blijkt dat het tracé Echt-Laarbeek (onder de Helmondse wijk Brandevoort) het definitieve voorkeurstracé is?
In de Structuurvisie Buisleidingen is het tracé Laarbeek-Echt-Susteren opgenomen als indicatief en die status heeft het nog steeds. De juridische doorwerking van de Structuurvisie is opgenomen in het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening en de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening. In het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening is de verplichting opgenomen om bij de opstelling of aanpassing van bestemmingsplannen of inpassingsplannen stroken vrij te houden voor de buisleidingen. In de Regeling algemene regels ruimtelijke ordening zijn de voorkeurstracés voor buisleidingen opgenomen, het tracé Laarbeek-Echt-Susteren staat daar niet bij.
Is er in de tussentijd onderzoek gedaan naar de mogelijke gevolgen voor mens en milieu? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van dit onderzoek? Zo nee, waarom is er geen onderzoek gedaan?
Ja er is, in opdracht van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu, een milieustudie verricht door Arcadis. Deze milieustudie is in concept gereed, zodra de milieustudie definitief is zal publicatie volgen.
Waarom kon deze, voor bewoners en gemeenten, belangrijke informatie pas na een Wob-procedure openbaar gemaakt worden?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vorige vraag is de genoemde milieustudie nog niet definitief, dat is ook de reden dat actieve openbaarmaking nog niet heeft plaatsgevonden. Op eerste verzoek is een conceptversie wel toegezonden.
Kunt u aangeven hoe het precies zit met inspraakprocedures? Klopt het dat er geen nieuwe inspraakprocedure is geweest bij de besluitvorming om het tracé Echt-Laarbeek tot definitief voorkeurstracé te bestempelen? Zo ja, waarom is er geen nieuwe inspraakprocedure geweest? Zo nee, hoe kan het dat de gemeente Helmond en omwonenden niet op de hoogte waren van deze inspraakprocedure?
Het is inderdaad juist dat de bedoelde inspraakprocedure nog niet heeft plaatsgevonden. Deze nieuwe inspraakprocedure komt er echter wel aangezien, zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 4, het tracé nog slechts indicatief is en niet het definitieve voorkeurstracé. Een zienswijzefase maakt standaard deel uit van de procedure tot de vaststelling van een Structuurvisie. Dat geldt dus ook voor een partiële herziening. Dat betekent dat na afronding van de ontwerpversie van de partiële herziening, inclusief de onderbouwende studies/onderzoeken dit ontwerp (en de bijbehorende stukken) gedurende zes weken voor een ieder ter inzage wordt gelegd en gedurende die periode zienswijzen kunnen worden ingediend. De ingediende zienswijzen worden betrokken bij de afweging en het voorstel tot vaststelling van de partiële herziening.
Wat zijn de precieze gevolgen voor de gemeente, omwonenden, sportclubs en voor het aanwezige groen wanneer het tracé Echt-Laarbeek het definitieve tracé wordt?
Als het tracé Echt-Laarbeek-Susteren het definitieve tracé wordt, is de gemeente gehouden tot vrijwaren van het tracé van nieuwe belemmeringen. De bestaande bouw- en gebruiksmogelijkheden die het vigerende bestemmingsplan biedt, blijven behouden.
De gemeente kan het voorkeurstracé in een bestemmingsplan nader uitwerken en daar bij gebruik maken van de mogelijkheid om 250 meter aan weerszijden van de buisleidingenstrook te schuiven. Deze mogelijkheid tot lokaal maatwerk draagt bij aan het zoveel mogelijk voorkomen van overlast.
Bent u bekend met de uitspraak van de voltallige gemeenteraad van Helmond waarin zij zich uitspreekt tegen het buizentracé onder of nabij een woonwijk? Deelt u de opvatting dat deze uitspraak van de voltallige lokale volksvertegenwoordiging een belangrijk signaal is en zeer serieus moet worden meegenomen? Zo ja, wat doet u met dit signaal? Zo nee, waarom niet?
Ja, dat is een belangrijk signaal dat zeer serieus moet worden genomen. Daarom is het departement ook in overleg met, onder andere, de gemeente Helmond. Zowel in de ontwerpfase als in de zienswijzefase kan door de gemeente Helmond, en door andere belanghebbenden, inbreng worden geleverd. Deze inbreng zal worden betrokken bij de afweging en het voorstel tot vaststelling van de partiële herziening. In het geval van zienswijzen zal een reactie volgen door middel van een nota van antwoord, hierin zal worden aangegeven wat in de vaststelling van de partiële herziening is gedaan met de argumenten, vragen en opmerkingen uit de zienswijzen.
Wat is uw standpunt over de verschillende tracés die mogelijk zijn? Deelt u de mening dat het niet wenselijk is om een buizentracé vlak langs of onder een woonwijk aan te leggen? Zo nee, waarom niet?
Bij de keuze voor de locatie van leidingstroken is het streven gericht op het zoveel mogelijk voorkomen van nadelige gevolgen voor andere belangen, in lijn met het algemene uitgangspunt in de NOVI. Het besluit externe veiligheid buisleidingen verplicht om rekening te houden met veiligheidscontouren.
Per situatie zal gezocht worden naar een oplossing die een doorgaande verbinding mogelijk maakt, maar tevens haalbaar, betaalbaar en veilig is. De leidingstrook zal zoveel mogelijk zo gekozen worden dat knelpunten, zoals overlap met geplande nieuwbouw, worden vermeden.
De Structuurvisie heeft het karakter van een ruimtelijke reservering, gemeenten zijn gehouden de strook te vrijwaren van nieuwe belemmeringen. Voor het geval dat in de latere fase van vergunningverlenen en vastleggen in het bestemmingsplan toch knelpunten optreden is in het Barro ruimte gegeven aan gemeenten voor lokaal maatwerk.
Bent u bereid met de gemeenten, omwonenden en betrokken bedrijven in overleg te gaan om te bezien welke alternatieven er mogelijk zijn?
Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 9.
Scheuren in pilaren in een parkeergarage in Almere |
|
Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Parkeergarage Almere per direct gesloten om scheuren in pilaren»?1
Ja.
Hoe zijn deze problemen ontstaan? Is er instortingsgevaar geweest? Worden deze probleempilaren alleen in Almere gebruikt, of ook op andere plekken? Zou daar op termijn ook sprake kunnen zijn van instortingsgevaar?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de gemeente Almere. Deze heeft mij laten weten dat het onderzoek nog niet is afgerond.
Is er een relatie tussen de probleempilaren in Almere en de probleemvloeren in de parkeergarage in Eindhoven, die in mei 2017 is ingestort?
Nee.
Hoe ver bent u met de inventarisatie van de probleemvloeren, die u, naar aanleiding van het instorten van de parkeergarage in Eindhoven, zou uitvoeren?
Ik verwijs hierbij naar mijn antwoord op vraag 4 van het lid Smeulders (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr. 130).
Kunt u aangeven of er in deze praktijksituatie een volledig gebouwendossier bij de gemeente ligt? Kunt u op basis hiervan aangeven in hoeverre de oorzaak van deze bouwfout gedeeltelijk bij gemeentelijk toezicht ligt? En kunt u aangeven in hoeverre de in de Tweede Kamer behandelde Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen dit toezicht adresseert?
Ik heb hierover navraag gedaan bij de gemeente Almere. De gemeente heeft een dossier van de verleende bouwvergunning voor de bouw van deze parkeergarage. In dit dossier zitten berekeningen en tekeningen van de constructie van de parkeergarage. Het onderzoek naar de oorzaak is nog niet afgerond.
De voorgenomen Wet Kwaliteitsborging voor het bouwen (Wkb) beoogt de verbetering van de bouwkwaliteit, waaronder constructieve veiligheid, van nieuw te bouwen gebouwen. Het bouwtoezicht zal hierbij worden uitgevoerd door een onafhankelijke en deskundige private kwaliteitsborger, die werkt volgens een door de overheid toegelaten instrument voor kwaliteitsborging. De publiekrechtelijke toelatingsorganisatie (ZBO) die in het kader van invoering van het stelsel de Wkb wordt ingesteld, zal erop toezien dat toegelaten instrumenten voor kwaliteitsborging volgens de gestelde eisen worden toegepast. De gemeente blijft bevoegd gezag voor de bouwkwaliteit en kan indien nodig zijn handhavende bevoegdheden inzetten. Hiermee is een adequaat en onafhankelijk toezicht op gebouwen geborgd.
Het bericht dat de verhuizing van de marinierskazerne op losse schroeven staat |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verhuizing marinierskazerne onzeker» en herinnert u zich uw brief van 11 september over hetzelfde onderwerp?1
Ja.
Kunt u aangeven bij welke uitstroom bij de mariniers, percentage of absoluut aantal, u maatregelen gaat nemen in plaats van louter monitoren? Zo nee, waarom niet?
De irreguliere uitstroom onder mariniers neemt toe. Juist vanwege het belang van de toekomstbestendigheid van het Korps, zoals ik heb aangegeven in mijn brief van 11 september jl. (Kamerstuk 33 358, nr. 9), blijf ik deze cijfers nauwlettend monitoren.
Het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) neemt al verschillende maatregelen om de uitstroom onder mariniers terug te dringen, waarbij onder andere wordt aangesloten op het Defensiebrede actieplan Behoud & Werving. Een van de maatregelen is mariniers eerder zekerheid te bieden over hun toekomstige flexibel personeelssysteem (FPS) fase 3-contract. Ook wordt voor vlootpersoneel en mariniers een maximaal aantal oefendagen per persoon gehanteerd, wordt het veelvuldig ongepland overplaatsen van mariniers zoveel mogelijk beperkt en worden de initiële opleidingen anders ingericht met het doel opleidingsuitval onder mariniers te verminderen en te zorgen voor een hogere instroom van mariniers naar de operationele eenheden. Daarnaast wordt bekeken of er vanaf 2019 voor schaarse categorieën mariniers een bindingspremie mogelijk is. Tot slot heeft het CZSK het saamhorigheidsbudget voor personeel en het beloningenbudget voor uitstekend functionerend personeel het afgelopen jaar (bijna) verdubbeld, om zo de operationele commandanten meer tools voor behoud te bieden.
Irreguliere uitstroom is een Defensiebreed probleem en het behoud van het personeel verdient daarom alle aandacht. Om die reden willen we de komende jaren een aantal moderniseringen doorvoeren, onder andere in het loongebouw, in het FPS en met betrekking tot toelagen.
Kunt u aangeven wat de directe en indirecte gevolgen zijn van het stilzetten van het Raining Squadron? Zo nee, waarom niet?
Een van de twee mariniersbataljons heeft nu de beschikking over twee manoeuvre-eenheden (Raiding Squadrons) in plaats van drie. Omdat het stilgezette Raiding Squadron oorspronkelijk vanaf augustus 2018 een opwerktraject zou doorlopen om tussen juli 2019 en juli 2021 operationeel inzetbaar te zijn, heeft CZSK in deze periode van twee jaar minder operationeel inzetbare capaciteit en neemt het voorzettingsvermogen af. Het CZSK kan op dit moment blijven voldoen aan de huidige inzetverplichtingen. Wel heeft het CZSK tussen juli 2019 en juli 2021 minder mogelijkheden om onverwachte of aanvullende taken uit te voeren.
Daarnaast daalt door het stilzetten van het Raiding Squadron de geoefendheid van het betreffende mariniersbataljon, omdat de eenheid hierdoor niet meer volledig gevuld is. Om deze tekortkoming te verzachten maakt het CZSK gebruik van de al vele jaren bestaande internationale samenwerking waarbij het CZSK voor oefeningen op bataljonsniveau eenheden van partnerlanden uitnodigt te integreren in de Nederlandse bataljonsstructuur. Zo draaien eenheden van Britse mariniers en Belgische Lichte Brigade mee in een aantal oefeningen.
Kunt u aangeven waar u de datum 1 oktober op heeft gebaseerd en welke financiële gevolgen het uitstellen van een aantal bouw-voorbereidende werkzaamheden heeft en voor wie zijn rekening deze bouwstop is? Zo nee, waarom niet?
Een aantal bouw-voorbereidende werkzaamheden, waaronder sanering van grond, stond gepland op uiterlijk 25 juni jl. Ik heb naar aanleiding van het AO van 21 juni jl. echter aangegeven dat ik nog verwacht met de Kamer te spreken over de stand van zaken brief (Kamerstuk 33 358, nr. 9). Om dit proces ordentelijk te laten verlopen is Defensie met de partijen die zich hebben ingeschreven voor het bouwrijp maken van de grond overeengekomen de gestanddoeningstermijn op te schorten tot 1 oktober 2018. Omdat het gesprek met de Kamer hierover nog niet heeft plaatsgevonden, heb ik u op 5 oktober jl. geïnformeerd (BS2018024313) dat Defensie de bouw-voorbereidende werkzaamheden opnieuw opschort met drie maanden, tot 1 januari 2019 en over de bijbehorende consequenties.
Het uitstel van de gunning voor de bouw-voorbereidende werkzaamheden betekent dat de prijs die Defensie zal betalen voor de werkzaamheden over de periode van 25 juni jl. tot de uiteindelijke gunningsdatum door de desbetreffende partijen mag worden geïndexeerd. Dit is voor rekening van Defensie.
Kunt u aangeven waarom mariniers nog vertrouwen in de defensiestaf moeten hebben, aangezien u en uw staf ondanks alle duidelijke signalen van de mariniers de verhuizing niet staakt of terugdraait? Zo nee, waarom niet?
Ik neem de signalen over de onvrede onder het personeel over de mogelijke verhuizing van de marinierskazerne naar Vlissingen zeker serieus. Inmiddels zijn, zoals gemeld in de Kamerbrief van 5 oktober jl. (Kamerstuk 33 358, nr. 10), onder leiding van procesbegeleider lt.gen. b.d. B.H. Hoitink, oud-Inspecteur-Generaal der Krijgsmacht, de bijeenkomsten begonnen die moeten leiden tot de voortzetting van het reguliere overleg met de TRMC Verhuizing MARKAZ, overeenkomstig het advies van het College voor Geschillen Medezeggenschap Defensie.
De inventarisatie van brandgevaarlijke gevelplaten |
|
Sandra Beckerman (SP), Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() ![]() |
Is er meer informatie bekend over de schaal van het gebruik van brandgevaarlijke gevelplaten in Nederland? Zo nee, worden er stappen gezet om deze informatie te verkrijgen, aangezien er eerder geen informatie beschikbaar was? 1
Zoals ik heb aangegeven in mijn antwoord op vraag 1 van het lid Beckerman (Vergaderjaar 2017–2018, Vraagnummer 2018Z14994) zal ik alle gemeenten vragen een inventarisatie uit te voeren van de meest risicovolle gebouwen en daarbij onderzoek uit te laten voeren of de brandveiligheid van de gevels voldoet aan het Bouwbesluit. Ik ben nog in overleg met de VBWTN en de Brandweer over deze inventarisatie en de wijze van onderzoek. Hierbij wordt ook het mogelijk opvragen van informatie bij leveranciers bezien.
Is er al informatie opgevraagd bij leveranciers van gevelplaten, omdat zij nuttige informatie hebben over de verwerking van gevelplaten?2
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u Nederlandse gemeenten gevraagd een inventarisatie uit te voeren naar panden die mogelijk geïsoleerd zijn met brandgevaarlijke gevelplaten? Zo ja, wanneer verwacht u de uitkomst hiervan naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is het bekend of gemeenten uit zichzelf zo’n inventarisatie uitvoeren? Zo ja, hoeveel en welke gemeenten doen dit? Zo nee, bent u bereid dit in kaart te brengen?
Mij is tot dusverre bekend dat de gemeente Rotterdam en de gemeente Nijmegen een inventarisatie uitvoeren. Zoals aangegeven in mijn vorige zal ik alle gemeenten vragen een inventarisatie uit te voeren.
Is het waar dat de gemeente Nijmegen, in antwoord op schriftelijke vragen van de SP Nijmegen, aangeeft dat de Omgevingsdienst Regio Nijmegen (ODRN) een inventarisatie doet naar brandgevaarlijke gevelplaten, maar dat uit de brief van de ODRN blijkt dat woningcorporaties is gevraagd een inventarisatie te doen? Is dat niet een slager vragen om zijn eigen vlees te keuren? Wat is uw reactie daarop?3 4
Gemeenten hebben beleidsvrijheid bij de uitvoering van het toezicht op de bouwvoorschriften. Over de uitvoering hiervan leggen burgemeester en wethouders verantwoording af aan de gemeenteraad.
Het is primair de verantwoordelijkheid van gebouweigenaren om te voldoen aan de bouwvoorschriften en waar nodig onderzoek te doen. Gemeenten kunnen daarom in het kader van hun toezicht gebouweigenaren informeren over de problematiek en vragen een inventarisatie te doen. Uit navraag blijkt dat dit het geval is in Nijmegen. De gebouweigenaren leggen verantwoording af aan de omgevingsdienst en gemeente.
Mensenrechtenschendingen in Afrin in Noord-Syrië |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Syria: Turkey must stop serious violations by allied groups and its own forces in Afrin»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevindingen van Amnesty International dat door Turkije gesteunde gewapende groepen in Noord-Syrië zich schuldig maken aan veel en ernstige mensenrechtenschendingen?
Het rapport van Amnesty International schetst een ernstig beeld over mensenrechtenschendingen door strijdende partijen in Syrië. De mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht moeten door alle partijen in Syrië worden gerespecteerd.
Bent u het ermee eens dat Turkije, die de bezettende macht is, ervoor moet zorgen dat deze schendingen van het internationaal recht stoppen? Hoe dringt u hierop aan?
Turkije heeft de verantwoordelijkheid om maatregelen te nemen om schendingen van mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht te stoppen. De Nederlandse zorgen over de situatie in Afrin zijn onder andere binnen de EU, NAVO en in VN-verband besproken. Ik heb de situatie in Noord-Syrië ook opgebracht in mijn gesprekken met Minister Çavuşoğlu op 3 en 4 oktober jl.
Deelt u de opvatting dat alle partijen bij het conflict er zorg voor moeten dragen dat ontheemde burgers terug kunnen naar hun huizen? Hoe dringt u hierop aan?
De mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht moeten door alle partijen in Syrië worden gerespecteerd. Daar hoort ook bij dat de ontheemden het recht hebben om terug te keren naar hun huizen zodra dit mogelijk is. Nederland draagt deze boodschap actief uit in bilaterale contacten, in de VN en in EU-verband.
Kunt u uitsluiten dat aan Turkije loyale gewapende groepen in het verleden zogenaamde niet-lethale steun hebben gekregen van Nederland. Zo nee, waarom niet?
Het kabinet kan niet uitsluiten dat door Nederland geleverde NLA is ingezet tijdens het offensief in Afrin. Uw kamer is middels een vertrouwelijke brief op 23 januari jl. (kenmerk: 32 623, nr. 184) over de situatie in Afrin en de Nederlandse bijdrage aan het NLA-programma geïnformeerd.
Het achterhouden van informatie voor de Kamer |
|
Corinne Ellemeet (GL) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het NRC nieuwsartikel «De brief en ruzie waar de Tweede Kamer niets over mocht weten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de Kamer niet volledig is geïnformeerd over dit dossier? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u verklaren waarom de notitie van de landsadvocaat niet naar de Kamer is toegestuurd?
Deze mening deel ik niet. Het is staand beleid om adviezen van de Landsadvocaat, die net als adviezen van advocaten in het algemeen vertrouwelijk zijn, niet met de Kamer te delen. Het is de verantwoordelijke bewindspersoon die op basis van alle voorhanden zijnde analyses, van juridische aard en anderszins, een eigenstandige afweging maakt en de uitkomst daarvan aan de Kamer meedeelt.
Deelt u de opvatting dat de Kamer bij dit gevoelige en complexe dossier volledig geïnformeerd had moeten worden? Waarom ontbrak de urgentie zoveel mogelijk informatie te delen met de Kamer?
Uit het NRC-artikel blijkt naar mijn mening niet dat het aan deze urgentie heeft ontbroken. Ik deel de opvatting dat de Kamer altijd zo volledig en tijdig mogelijk moet worden geïnformeerd.
Hoe wilt u voortaan waarborgen dat de Kamer zo volledig en tijdig als mogelijk wordt geïnformeerd zodat controlerende taken van Kamerleden zo goed mogelijk kunnen worden uitgevoerd? Deelt u de mening dat het op tijd krijgen van volledige informatie cruciaal is voor het functioneren van Kamerleden? Zo nee, waarom niet?
Ik deel deze mening. Daarom wordt de Kamer door mij altijd zo volledig en tijdig mogelijk geïnformeerd.
Het bericht 'Tientallen gemeenten hebben geen goed beeld van WOZ-waarde huizen' |
|
Albert van den Bosch (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Tientallen gemeenten hebben geen goed beeld van WOZ-waarde huizen»?1
Het bericht is mij bekend. Uit cijfers van de Waarderingskamer komt naar voren dat in de periode juni 2014 tot en met september 2018 bij 95 gemeenten op enig moment sprake was van een onvoldoende zorgvuldige uitvoering van de Wet WOZ en derhalve van een negatieve beoordeling van de Waarderingskamer.
De oorzaken van deze negatieve beoordeling door de Waarderingskamer zijn divers. Zoals beschreven in de onderzoekrapportages van de Waarderingskamer scoort een groot deel van deze gemeenten onvoldoende op het bijhouden van de registratie van objectenkenmerken. Een andere veelvoorkomende oorzaak voor een negatieve beoordeling van de Waarderingskamer is gelegen in achterstanden die gemeenten hebben bij bijvoorbeeld het afhandelen van bezwaarschriften, het verzenden van beschikkingen of het aansluiten op de Landelijke Voorziening WOZ. Verder was bij een aantal gemeenten die op enig moment in de afgelopen vier jaar een onvoldoende scoorden, sprake van een overgang naar een gemeentelijk samenwerkingsverband of een gemeentelijke herindeling. Een dergelijke overgang blijkt regelmatig te leiden tot tijdelijke achteruitgang in de kwaliteit van de werkzaamheden en/of tot achterstanden in de processen. Uit de gegevens van de Waarderingskamer komt naar voren dat bij veel van de samenwerkingsverbanden het algemeen oordeel na enige tijd weer op een acceptabel niveau ligt.
Slechts bij één gemeente en bij één gemeentelijk samenwerkingsverband was sprake van structurele problemen, dat wil zeggen dat de Waarderingskamer gedurende de gehele periode 2014–2018 een onvoldoende beoordeling heeft gegeven aan de uitvoering van de Wet WOZ. Met beide organisaties zijn heldere verbeterafspraken gemaakt, die tot op heden goed worden opgevolgd.
Klopt het dat in de afgelopen vier jaar in bijna honderd gemeenten fouten zijn gemaakt bij het vaststellen van de WOZ-waarde? Wat ligt volgens u ten grondslag aan deze fouten en waarom lukt dit in andere gemeenten wel? Zijn er gemeenten waar dit probleem structureel lijkt?
Zie antwoord vraag 1.
In hoeveel gevallen is de WOZ-waarde van woningen te hoog is vastgesteld? Zijn hier correcties op gekomen en zijn de desbetreffende eigenaren daar voor gecompenseerd? Zo ja, hoe?
Het precieze aantal gevallen is mij of de Waarderingskamer niet bekend. Wel kan het volgende gezegd worden. Er zijn ruim 8,5 miljoen objecten. Uit de cijfers van de Waarderingskamer (feiten over de WOZ) blijkt dat in 2017 (waardepeildatum 1 januari 2016) ten aanzien van 2,1% van de woningen bezwaar is ingediend, waarvan 43,3% geheel of gedeeltelijk is gehonoreerd. In totaal is voor 0,9% van de woningen in 2017 de WOZ-waarde aangepast. Het gaat hierbij niet enkel om bezwaar tegen te hoge waarden. Voor een gedeelte betreft dit correcties naar aanleiding van bezwaar van de belanghebbende dat de WOZ-waarde te laag was vastgesteld, waarbij de correctie derhalve bestond uit een verhoging van de WOZ-waarde. Na bezwaar en beroep is het verschil met de oorspronkelijk vastgestelde WOZ-waarde in totaal landelijk –0,13%.
Bij haar onderzoeken heeft de Waarderingskamer niet geconstateerd dat er gemeenten zijn waar de WOZ-waarden van woningen systematisch te hoog (of te laag) worden vastgesteld. Indien een gemeente naar aanleiding van een bezwaar constateert dat een WOZ-waarde te hoog is, wordt deze gecorrigeerd. Alle belastingen die gebaseerd zijn op deze WOZ-waarde, dienen aangepast te worden aan de gecorrigeerde WOZ-waarde. In die zin wordt de belanghebbende dus «gecompenseerd».
Voor welke belastingen en heffingen wordt de WOZ-waarde gebruikt? Wat zijn de gevolgen voor de verschillende belastingen en heffingen?
De WOZ-waarde wordt als heffingsmaatstaf gebruikt bij de volgende belastingen:
De WOZ-waarde kan ook worden gebruikt als heffingsmaatstaf voor de rioolheffing, forensenbelasting en de Bedrijfsinvesteringszone heffing. Verder wordt de WOZ-waarde gebruikt bij de winstberekening van ondernemingen, waarbij voor de afschrijving op gebouwen de «bodemwaarde» van belang is, en die wordt bepaald door de WOZ-waarde. Een inschatting van «de gevolgen» voor de belastingopbrengsten is opgenomen in bijlage 2 bij het Jaarverslag 2017 van de Waarderingskamer.
Kunt u uiteenzetten wat het verschil is tussen een beoordeling van de Waarderingskamer van één of twee sterren? In hoeverre kunt u garanderen dat bij twee sterren het juiste bedrag aan belasting wordt betaald?
Het algemeen oordeel «moet dringend worden verbeterd» geeft één ster en is van toepassing op een gemeente (1) waar de gegevens en taxaties nog van onvoldoende kwaliteit zijn, (2) die op cruciale onderdelen van het WOZ-werkproces niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen en (3) die nog onvoldoende maatregelen heeft getroffen voor adequate aansturing en kwaliteitsbeheersing van de werkzaamheden. De Waarderingskamer stemt bij dergelijke gemeenten niet in met het verzenden van de WOZ-beschikkingen. Dit houdt in dat deze gemeenten geen WOZ-beschikkingen en OZB-aanslagen mogen versturen, totdat de kwaliteit van de taxaties is verbeterd en aantoonbaar voldoet aan de kwaliteitseisen van de Waarderingskamer. Dit heeft er de afgelopen jaren regelmatig toe geleid dat gemeenten pas enkele maanden later de WOZ-beschikkingen verstuurden, nadat de afgesproken verbeteringen bereikt waren. Het heeft er tot nog toe niet toe geleid dat een gemeente een heel jaar geen beschikkingen heeft kunnen versturen.
Met gemeenten die op enig moment een oordeel van één ster hadden, zijn afspraken gemaakt op bestuurlijk niveau over de noodzakelijke verbeteringen. De voortgang en de resultaten van de genoemde verbeteracties worden door de Waarderingskamer intensief gevolgd. Zolang er geen sprake is van aantoonbare significante verbeteringen zal de Waarderingskamer niet instemmen met het versturen van de WOZ-beschikkingen.
Het algemeen oordeel «moet op onderdelen worden verbeterd» geeft twee sterren en is van toepassing op een gemeente (1) waar de WOZ-uitvoering op onderdelen moet worden verbeterd en (2) die op één of meer belangrijke onderdelen van het WOZ-werkproces niet voldoet aan de gestelde kwaliteitseisen. De gewenste verbetering kan bijvoorbeeld betrekking hebben op de tijdigheid van bekend maken van WOZ-waarden, de snelheid van afhandelen van bezwaren, de volledigheid van de gemeentelijke administratie en de kwaliteitszorg rond de bij de taxatie gebruikte objectkenmerken.
Er zijn op dit moment 26 gemeenten die van de Waarderingskamer een beoordeling van twee sterren hebben gekregen. Deze gemeenten staan onder «verscherpt toezicht», wat betekent dat de Waarderingskamer verbetermaatregelen afspreekt met deze gemeenten en met grotere frequentie inspecties uitvoert om te controleren of de beoogde verbeteringen daadwerkelijk bereikt worden. Bij deze beoordeling worden afspraken gemaakt over de benodigde maatregelen en wordt een planning voor de noodzakelijke verbeteracties gemaakt. Verder vindt bij deze beoordeling ook een gesprek met de verantwoordelijke bestuurder plaats. Het gevolg van verscherpt toezicht is dat de Waarderingskamer de gemeente of het samenwerkingsverband meerdere keren per jaar bezoekt en de nakoming van de gemaakte afspraken volgt.
Wanneer de Waarderingskamer van oordeel is dat in een gemeente de uitvoering van de Wet WOZ nog op onderdelen verbeterd moet worden, kan de Waarderingskamer toch van mening zijn dat de kwaliteit van de nieuwe taxaties wel voldoende geborgd is, zodat de nieuwe WOZ-waarden bekend gemaakt kunnen worden aan belanghebbenden. In het algemeen oordeel over de WOZ-uitvoering worden immers veel meer aspecten van de WOZ-uitvoering beoordeeld dan alleen de kwaliteit van de taxaties. Bij gemeenten met het oordeel «moet op onderdelen worden verbeterd» (verscherpt toezicht) wordt de kwaliteit van nieuwe taxaties extra zorgvuldig door de Waarderingskamer beoordeeld door middel van een intensief onderzoek.
Deelt u de mening dat «het op orde brengen (...) niet op korte termijn mogelijk is», geen reden mag zijn om geen sancties op te leggen aan desbetreffende gemeenten, daar Nederlanders uit moeten kunnen gaan van een betrouwbare overheid? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat Nederlanders uit moeten kunnen gaan van een betrouwbare overheid. Om die reden kent de Wet WOZ ook een toezichthouder, de Waarderingskamer. Het oordeel welke sancties op welk moment worden toegepast is aan de Waarderingskamer. Ik kan mij voorstellen dat, gelet op de samenstelling van dit zelfstandig bestuursorgaan, een zorgvuldige belangenafweging ten grondslag ligt aan de manier waarop de Waarderingskamer intervenieert. Daarbij zullen ongetwijfeld doelmatigheid en doeltreffendheid een rol spelen. Uit de evaluatie met betrekking tot de doelmatigheid en doeltreffendheid van het functioneren van de Waarderingskamer over de periode 2011–2016, is naar voren gekomen dat het toezicht op de Wet WOZ door de Waarderingskamer adequaat functioneert.2
Welke maatregelen zijn er de laatste jaren genomen om de vaststelling van WOZ-waarden door gemeenten te verbeteren? Bent u naar aanleiding van dit nieuwsbericht voornemens om extra maatregelen te nemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke?
Voor de maatregelen die de laatste jaren genomen zijn, verwijs ik naar de jaarverslagen van de Waarderingskamer die, nadat ze door mij zijn goedgekeurd, ook aan uw Kamer zijn aangeboden. Ik zie vooralsnog geen aanleiding om extra maatregelen te nemen. In dit kader verwijs ik eveneens naar de recente evaluatie van de Waarderingskamer.
De halfjaarcijfers van de NS |
|
Mustafa Amhaouch (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Schommelingen» ten aanzien van de halfjaarcijfers van de Nederlandse Spoorwegen?1
Ja.
Deelt u de conclusie dat het binnen- en buitenlandse treinvervoer zo’n 2,9 miljard euro binnen bracht aan inkomsten en daarmee een nettorendement had van 1%? Zo ja, wat is de bandbreedte voor het normrendement van NS en hoe verhoudt deze 1% zich hier mee? Kunt u de ontwikkeling van het normrendement over de afgelopen tien jaar weergeven?
De totale opbrengsten van NS in het eerste halfjaar van 2018 bedroegen € 2,87 miljard. Hiervan is € 2,47 miljard afkomstig van binnen- en buitenlands treinvervoer. De overige opbrengsten zijn afkomstig van stationsontwikkeling en -exploitatie en van busgerelateerd vervoer in het Verenigd Koninkrijk. Het resultaat van NS bedroeg in het eerste halfjaar € 30 miljoen, wat gelijk staat aan 1% van de opbrengsten. De staat als aandeelhouder stuurt niet op de verhouding tussen nettoresultaat en opbrengsten, maar op de verhouding tussen nettoresultaat en eigen vermogen, en stelt daar een normrendement voor vast. Het rendement op eigen vermogen van alle staatsdeelnemingen wordt jaarlijks gerapporteerd in het Jaarverslag Beheer Staatsdeelnemingen en bevat een toelichting hoe het rendement zich verhoudt tot het normrendement. Met NS is in 2017 een normrendement overeengekomen in de bandbreedte 4%-6%. De afgelopen tien jaar hebben het normrendement en het rendement op eigen vermogen van NS zich als volgt ontwikkeld:
2008
2009
2010
2011
2012
2013
2014
2015
2016
2017
Normrendement
6–8%
6–8%
6–8%
6–8%
6–8%
6–8%
6–8%
6–8%
6–8%
4–6%
Gerealiseerd rendement
6,7%
3,3%
5,7%
7,3%
8,6%
– 1,4%
5,8%
3,6%
6,2%
0,7%
Deelt u de gedachte dat de NS de gestelde rendementseis van 7% makkelijk zou moeten kunnen halen, omdat men op het hoofdrailnet geen concurrentie kent? Zo ja, hoe komt het dan dat de NS daartoe niet in staat is?
Het voor NS vastgestelde normrendement bevindt zich sinds 2017 in de bandbreedte 4%-6%. Het normrendement is niet alleen van toepassing op het hoofdrailnet, maar op alle activiteiten van NS, waaronder de exploitatie van buitenlandse concessies en stations. In 2015 is aan NS een concessie verleend voor de periode 2015–2025, waarmee NS zich heeft gecommitteerd aan bepaalde prestatieafspraken. Zo zijn er prestatieafspraken gemaakt over klantoordeel, punctualiteit en zitplaatskans (zowel op het HRN als geheel als de HSL). NS voert diverse programma’s uit om verbeteringen te realiseren en investeert fors in nieuw materieel. Daarnaast is NS het veiligheidsakkoord overeengekomen. Deze maatregelen gaan gepaard met (tijdelijke) extra inspanningen en kosten, terwijl er voorwaarden zijn verbonden aan tariefstijgingen. Tot slot is de CAO-stijging de afgelopen jaren de tariefstijging te boven gegaan, wat eveneens druk op de marges veroorzaakt. Het was voor NS de afgelopen jaren dan ook een uitdaging om het verbeteren van de prestaties op het spoor (en de kosten en investeringen die daarmee gepaard gaan) te combineren met een goed rendement. In 2017 had NS bovendien te maken met eenmalige tegenvallers, zoals een boete van € 41 miljoen van de ACM. Hoewel het rendement in het eerste halfjaar van 2018 is verbeterd, blijft het rendement op eigen vermogen van NS voor de staat als aandeelhouder een punt van aandacht.
Vindt u het ook opmerkelijk dat er een enorme omslag in het werkkapitaal en de financiering van de dagelijkse werkzaamheden heeft plaatsgevonden, nu er een verschil met vorig jaar is van 400 miljoen euro?
In de eerste zes maanden van 2017 is het netto werkkapitaal van NS met € 153 miljoen toegenomen. In de eerste zes maanden van 2018 is het netto werkkapitaal met € 253 miljoen afgenomen. Dit verschil is voornamelijk te verklaren door het moment van betaling in verband met de OV-studentenkaart. Zo is bijvoorbeeld de bijdrage voor 2017 in december 2016 ontvangen, terwijl de bijdrage voor 2018 in januari 2018 is ontvangen. Het moment van uitbetaling door het Rijk is dus medebepalend voor de hoogte van het werkkapitaal van NS. Het moment van uitbetaling van de bijdrage voor de OV-studentenkaart heeft geen groot effect op de financiering van de operationele activiteiten van NS, aangezien het verschil in moment van uitbetaling slechts een maand betreft. Om het kasritme van de staat te optimaliseren, wordt de verplichting aan de vervoersbedrijven voor de OV-studentenkaart in 2018 vooruitbetaald via een kasschuif.
Deelt u de conclusie van de NS dat het verschil vooral te verklaren is vanwege de ov-studentenkaart, waardoor het Rijk eens per jaar aan de NS per student ruim 1.100 euro betaalt?
Zie antwoord vraag 4.
Klopt het dat het moment van uitbetalen van het Rijk, aan het eind van het jaar dan wel aan het begin, bepalend is voor het werkkapitaal in enig jaar voor de omvang van een kwart miljard euro? Zo ja, welk beleid volgt het Rijk ten aanzien van het moment van uitbetalen bij de NS en vergelijkbare bedrijven?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht ‘Man uit Doornenburg verdacht van voorbereiden aanslag op moslims’ |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Man uit Doornenburg verdacht van voorbereiden aanslag op moslims»?1
Ja.
Klopt het dat de verdachte lid is van de Anti Terreur Brigade Special Forces?2
Ik doe geen uitspraken over individuele strafzaken.
Is de Anti Terreur Brigade Special Forces bij de veiligheidsdiensten in beeld? Zo ja, sinds wanneer? Zo nee, waarom niet?
De hoeveelheid groepen is fluïde en verandert vrijwel dagelijks. De AIVD en de MIVD doen vanuit hun taakuitvoering onderzoek naar personen of organisaties die door de doelen die zij nastreven of door hun activiteiten aanleiding geven tot het ernstige vermoeden dat zij een gevaar vormen voor het voortbestaan van de democratische rechtsorde.3 Wanneer er sprake is van extremistische gedragingen die een strafbaar feit opleveren, zal het OM voor zover mogelijk onderzoek instellen en beoordelen of tot strafrechtelijke vervolging wordt overgegaan. Dit hangt af van de context van een zaak en de individuele feiten.
Op de website van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is daarnaast de factsheet «Extreemrechts in Nederlandse gemeentes» te vinden. De factsheet beoogt inzicht te geven in de omvang, regionale spreiding, betekenis en betrokkenheid bij geweldsincidenten van de verschillende extreemrechtse organisaties in Nederland.
Klopt het dat de Anti Terreur Brigade Special Forces een «underground group» is die aan commando-opleiding doet met trainingen op speciale locaties?
Zie antwoord vraag 2.
Kan tegen de Anti Terreur Brigade Special Forces worden opgetreden, strafrechtelijk of op een andere manier? Zo ja, gebeurt dit nu? Zo nee, waarom niet?
Indien individuele leden van een organisatie aanzetten tot haat, geweld en discriminatie of als zij andere ernstige strafbare feiten plegen, dan kan het openbaar ministerie en de politie hiertegen optreden.
Weet u hoeveel extreemrechtse groeperingen er in Nederland zijn? Zo ja, hoeveel? Zo nee, bent u bereid dit grondig te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel extreemrechtse groeperingen worden er in Nederland gemonitord door de veiligheidsdiensten?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat de verdachte in het verleden heeft gewerkt voor Defensie (de Luchtmobiele Brigade)?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u, mede ook naar aanleiding van de situatie in Chemnitz, bereid te onderzoeken of er ook in Nederland mogelijk banden tussen extreemrechtse groepen en de politie of Defensie zijn?3 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kunnen we de resultaten verwachten?
Zoals mijn ambtgenoot van Defensie eerder heeft gemeld bij de beantwoording van Kamervragen over dit onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 177), doet de MIVD onderzoek naar de dreiging die uitgaat van personen of groepen binnen de defensieorganisatie, die extremistisch gedachtegoed aanhangen of steun verlenen aan extremistische organisaties. De MIVD verricht onderzoek naar de aard en omvang van de mogelijke dreiging, indien nodig en mogelijk in samenwerking met andere (Europese) diensten. Over de uitkomsten van dergelijk onderzoek worden in de openbaarheid geen uitspraken gedaan.
Hoeveel mensen worden op het moment in Nederland verdacht van het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf?
In algemene zin kan gezegd worden dat bij misdrijven met een terroristisch oogmerk het Openbaar Ministerie zal overgaan tot vervolging. De gevraagde gegevens zijn niet voorhanden aangezien het aantal zaken, het aantal verdachten, de aard van verdenking en het aantal zaken onder de rechter van moment tot moment kan verschillen. Onder «het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf» vallen bovendien niet alleen voorbereidingshandelingen om een misdrijf met een terroristisch oogmerk mogelijk te maken, maar ook misdrijven zoals diefstal, valsheid in geschrifte en afpersing, die worden gepleegd met het oogmerk om een terroristisch misdrijf mogelijk te maken en dus als zodanig niet zélf met een terroristisch oogmerk worden gepleegd. Het is daarom niet goed mogelijk een nauwkeurig procentueel beeld te geven van veroordelingen die geschaard kunnen worden onder «het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf».
Hoeveel van de mensen die verdacht worden van het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf hebben een niet-westerse migratieachtergrond en hoeveel mensen die verdacht worden van het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf hebben geen migratieachtergrond?
Deze vragen zijn niet te beantwoorden omdat er niet wordt geregistreerd op migratiestatus of migratie- of etnische achtergrond.
Hoe lang zitten mensen die verdacht worden van het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf gemiddeld vast, uitgesplitst naar mensen met een niet-westerse migratieachtergrond en mensen zonder migratieachtergrond?
Zie antwoord vraag 11.
Hoeveel procent van de mensen die worden verdacht van het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf worden daadwerkelijk door het openbaar ministerie vervolgd?
Zie antwoord vraag 10.
Hoeveel procent van de mensen die worden vervolgd voor het voorbereiden of vergemakkelijken van een terroristisch misdrijf worden door de rechter schuldig bevonden?
Zie antwoord vraag 10.
Ligt de focus in de terrorismebestrijding in Nederland meer op het zogenaamde jihadistische terrorisme dan op extreemrechts terrorisme? Zo ja, wat is daar de legitimatie van? Zo nee, waar blijkt dat uit?
In de aanpak van terrorisme is de dreiging leidend bij het bepalen van de inzet. Het Jihadisme is al jaren de bepalende factor binnen het dreigingsbeeld, en derhalve is bijzondere aandacht voor de dreiging vanuit die hoek gerechtvaardigd. De NCTV heeft al jaren structureel aandacht voor alle vormen van extremisme en terrorisme. Wanneer het dreigingsbeeld verandert wordt het beleid er daar waar nodig op aangepast. Zo is er de afgelopen jaren ook voorzien in een aanpak van links- en rechts-extremisme die past bij het dreigingsbeeld zoals geformuleerd in het Dreigingsbeeld Terrorisme Nederland (DTN). Tot slot is het belangrijk te constateren dat een groot deel van de aanpak van radicalisering, extremisme en terrorisme generiek toepasbaar is.
Is de parabel van de verloren sleutel (iemand is zijn sleutel kwijt en zoekt alleen in het licht van de straatlantaarn, niet in het donker daarbuiten) van toepassing op de Nederlandse terrorismebestrijding omdat de focus vooral ligt op het zogenaamde jihadistisch terrorisme terwijl er een extreemrechtse dreiging is waarvan de omvang onvoldoende bekend is?
Al jarenlang wordt in het DTN nadrukkelijk aandacht besteed aan de ontwikkelingen met betrekking tot de dreiging vanuit rechts-extremisme. De arrestatie past in het dreigingsbeeld zoals dat eerder is geschetst in verschillende DTN’s dat ernstig extreemrechts geweld voornamelijk voorstelbaar is vanuit snel radicaliserende groepjes of eenlingen.
Heeft het oppakken van een verdachte die een aanslag op moslims voorbereidde, gevolgen voor het dreigingsbeeld? Zo ja, hoe? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Zijn moslims in Nederland in gevaar? Zo ja, wat doet u daaraan? Zo nee, waar blijkt dat uit?
Geweld tegen en bedreiging en intimidatie van moslims en Islamitische gebedshuizen is onacceptabel. Iedere dreiging tegen een gebedshuis of goedkeuring daarvan, ongeacht van welke geloofsovertuiging, zorgt ervoor dat mensen worden geraakt in de uitoefening van hun geloofsbeleving en zich onveilig voelen. De veiligheidssituatie van moskeeën wordt zowel op het lokale als het nationale niveau nauwlettend gevolgd. Als dreiging en risico aanleiding geven voor extra maatregelen dan worden deze genomen.
De stellage in Enschede waar je als slachtoffer van een ISIS beul gefotografeerd kunt worden |
|
Lenny Geluk-Poortvliet (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het feit dat op het Gogbot festival in Enschede een stellage geplaatst is waar mensen gefotografeerd kunnen worden als een slachtoffer van ISIS in een oranje overal met een beul ernaast, die op het punt staat met de executie te beginnen?1
Ja.
Deelt u de mening dat het hoogst ongepast is, zeker in een stad en samenleving waar veel mensen wonen die het geweld van ISIS ontvlucht zijn?
De 22-jarige kunstenares maakt gebruik van het grondwettelijke recht op de vrijheid van meningsuiting. Dat is een grote verworvenheid; die perk je niet zomaar in. Het is niet ongebruikelijk dat kunst grenzen opzoekt om maatschappelijke discussie aan te wakkeren. De kunstenares heeft laten weten met haar werk Fantoompijn geen kwade bedoelingen te hebben. Zij wil toeschouwers na laten denken over de gevolgen van terrorisme in de westerse samenleving, vooral onze identificatie met slachtoffers.
Het kunstwerk was onderdeel van het jaarlijks festival Gogbot dat tussen 6 en 9 september plaatsvond. Het stond met een zwarte zijde naar bezoekers opgesteld. Op deze zijde stond een toelichting. Voor de IS-strijder moesten bezoekers om het bord heen lopen.
Wie heeft de plaatsing van dit kunstwerk gesubsidieerd?
Het kunstwerk was onderdeel van het meerdaags festival Gogbot dat jaarlijks plaatsvindt in Enschede. Meerdere partijen steunen dit festival, waaronder het Mondriaan Fonds, het Fonds Podiumkunsten, de gemeente Enschede, de provincies Gelderland en Overijssel, het Prins Bernhard Cultuurfonds, de Universiteit Twente en verschillende lokale bedrijven.
Bent u bereid onmiddellijk contact op te nemen met de burgemeester van Enschede en hem te vragen ervoor te zorgen dat mensen, die bijvoorbeeld zelf gevlucht zijn, hier niet ongewild mee geconfronteerd worden?
Nee. De burgemeester heeft al op 8 september, toen het festival nog plaatsvond, laten weten dat hij geen reden zag om het kunstwerk weg te halen. Ook hij beschouwt de vrijheid van meningsuiting als een groot goed. De openbare orde was volgens de burgemeester niet in het geding.
Het bericht ‘Griekenland wil af van pensioenafspraken met Europa’ |
|
Aukje de Vries (VVD), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Griekenland wil af van pensioenafspraken met Europa»?1
Ja.
Wat zijn de precieze pensioenafspraken die Griekenland wil herzien?
Op basis van een bilateraal gesprek met de Griekse Minister van Financiën en de berichten in de media maak ik op dat het gaat om een bezuinigingsmaatregel van 1% bbp die tot stand is gekomen tijdens de tweede voortgangsmissie van het ESM-programma op voordracht van het IMF. Het IMF wilde deze maatregel mede vanwege onzekerheid over het bereiken van de primair surplus doelstellingen uit het programma. De genoemde pensioenbesparing betreft het doorvoeren van een eerder bepaalde herkalibratie van pensioenen ingaande op 1 januari 2019. Tot op heden was deze enkel van kracht op de aankomende pensioenen en was de huidige groep oudere gepensioneerden uitgesloten van deze maatregel. Vanaf januari 2019 zal deze maatregel ook van toepassing zijn op de huidige groep oudere gepensioneerden. Deze maatregel zal van kracht zijn tot 2022. Tevens wordt inflatie indexatie voor alle pensioenen in de periode 2019–2022 opgeschort.
Griekenland bepleit het niet doorvoeren van deze afspraak op basis van het argument dat zij ook zonder deze maatregel zal voldoen aan de primair saldo doelstellingen, en daarnaast tevens ruimte heeft voor extra groeibevorderende en sociale uitgaven. Bovendien geeft de Griekse regering aan dat deze pensioenen ook een belangrijke rol spelen als sociaal vangnet. Over de afspraken met Griekenland in het kader van de post-programma periode bent u op 29 juni 20182 geïnformeerd per kamerbrief en bijgevoegde programmadocumentatie en Eurogroep statement.
Zijn er ook andere afspraken of hervormingen die Griekenland wil herzien? Hoe vallen de aangekondigde lastenverlichtingen en intensiveringen binnen de afspraken tussen Griekenland en Europa?
Op dit moment heeft Griekenland geen formeel voorstel gedaan tot aanpassing van enige afspraak zoals overeengekomen voor de post-programma periode. Mocht Griekenland een dergelijk verzoek doen dan zal dit beoordeeld moeten worden in het licht van de afspraken en allereerst door de instellingen in het kader van het verscherpte toezicht, zoals opgenomen in het Eurogroep statement van juni 2018.3 Een van de afspraken is dat Griekenland tot en met 2022 een primair surplus van 3,5% realiseert.
Heeft Griekenland genoeg financiële middelen om aan de lawine aan beloften van premier Tsipras te voldoen? Wat zijn de geschatte kosten van door Tsipras gedane beloftes?
Momenteel beschikken we nog niet over de actuele cijfers van de Griekse ontwerpbegroting voor 2019. Uiterlijk 15 oktober zal deze bij de Commissie worden ingediend.
Wat zijn de meest recente schattingen van het (primair) overschot van Griekenland voor de komende jaren, wat zou het effect zijn van deze intensiveringen en lastenverlichtingen op het overschot?
Volgens het compliance report van de Europese Commissie van 23 juni jl.4 en volgens het IMF Artikel IV rapport over Griekenland van 31 juli jl.5 wordt voor de periode 2019–2022 het primair saldo als volgt geraamd:
3,8%
3,8%
4,1%
4,3%
3,5%
3,5%
3,5%
3,5%
Over recentere ramingen inclusief eventuele effecten van Griekse beleidsmaatregelen beschik ik momenteel nog niet.
Heeft Griekenland ook in recente vergaderingen van de Eurogroep of de Ecofinraad dergelijke verzoeken tot het wijzigingen van de afspraken geuit? Zo ja, wat was de reactie van Nederland en andere lidstaten?
Tot op heden heeft een dergelijk verzoek niet op de agenda van een Eurogroep of Ecofinraad gestaan.
Heeft Griekenland op andere wijze een officieel verzoek ingediend om afspraken te herzien? Zo ja, hoe wordt hier mee omgegaan?
Op dit moment heeft Griekenland geen officieel verzoek ingediend tot aanpassing van de gemaakte afspraken zoals overeengekomen voor de post-programma periode. Een dergelijk verzoek zal eerst worden besproken met de betrokken Europese instellingen die verantwoordelijk zijn voor de post-programma surveillance (PPS).
Nu Griekenland geen lopend ESM-programma meer heeft, zal het ook weer aan de verplichting moeten voldoen om een draft budgetary plante presenteren aan de Europese Commissie in het kader van het Europese Semester. Uiterlijk 15 oktober zal dit bij de Commissie worden ingediend.
Hoe staat Nederland in het algemeen tegenover het herzien van de afspraken?
Aangezien Griekenland op dit moment geen officieel verzoek heeft ingediend tot aanpassing van de gemaakte afspraken is het prematuur om hierop vooruit te lopen. In algemene zin vindt Nederland dat Griekenland zich dient te houden aan de afspraken zoals overeengekomen in het Eurogroep statement van juni 2018.
Is dit onderwerp besproken tijdens de Eurogroep of Ecofinraad d.d. 7 en 8 september? Zo ja, kunt u de discussie aldaar weergeven?
Nee.
Hoe verhouden de beloften van Tsipras zich tot de zogenoemde post-program surveillance (PPS)? Hoe verhoudt het herzien van pensioenafspraken zich tot de eerdere afspraak binnen de Eurogroep dat het mogelijk moet zijn om de hand te houden aan de doelstellingen van de essentiële hervormingen die in het kader van het ESM-programma zijn aangevat?2
In het Eurogroep statement van juni 2018 is opgenomen dat Griekenland in het kader van PPS onder verscherpt toezicht (Enhanced Surveillance) zal staan. Tijdens de periode van verscherpt toezicht zal de Europese Commissie elk kwartaal rapporteren over onder andere de economische en financiële situatie in Griekenland en toezien dat Griekenland zich aan de beleidsafspraken houdt.
Daarnaast heeft Griekenland zich nog aan specifieke hervormingen en beleid gecommitteerd, welke zijn opgenomen in een Annex bij het Eurogroep statement van juni 2018.7 De in de vragen genoemde pensioenmaatregel valt daar niet onder.
Kan uitgebreid ingegaan worden op de procedure en de beleidsvrijheid binnen PPS? Leidt een dergelijke toespraak van Tsipras tot aangescherpt toezicht of extra aandacht vanuit het PPS?
Griekenland heeft in principe volledige beleidsvrijheid binnen de grenzen van de afspraken uit het Eurogroep statement van juni 2018 en de aanvullende specifieke hervormingen en beleid zoals hierboven genoemd.
In kader van PPS is vastgelegd dat de Commissie, in samenspraak met de ECB, regelmatig controlebezoeken aflegt in de lidstaat onder post-programmatoezicht om de economische, budgettaire en financiële situatie ervan te beoordelen en om na te gaan of corrigerende maatregelen vereist zijn.
Wanneer is de eerstvolgende review van Griekenland vanuit het PPS?
Het verscherpte toezicht (enhanced surveillance) met betrekking tot Griekenland is gestart op het moment dat het ESM-programma tot haar einde kwam op 20 augustus jl.8 De Europese Commissie zal elk kwartaal haar bevindingen rapporteren. In de week van 10 september heeft de eerste post-programma missie van de instellingen aan Athene plaatsgevonden. Een eerste rapportage zal naar verwachting in het najaar van 2018 gereed zijn.
Kunt u deze vragen een voor een binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Het bericht '430.000 gulden voor onderzeeër' |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «430.000 gulden voor onderzeeër»?1
Ja.
Herinnert u zich de volgende uitspraken van de Staatssecretaris van Defensie dat « wij (...) bij de verwerving van materieel het nationaal veiligheidsbelang zwaarder (gaan) laten meewegen. Dat doen onze buurlanden ook» en «we moeten ook niet de «gekke Henkie» van Europa willen zijn»?2
Ja.
Herinnert u zich tevens de uitspraak dat de ministeries van Defensie en Economische Zaken en Klimaat in ieder geval gaan kijken naar de Defensie Industrie Strategie als het gaat om de wijze waarop het kabinet artikel 346 VWEU wil gaan toepassen, alsmede naar industriële participatie, aangezien dit «echt een wezenlijk element is om het Nederlandse bedrijfsleven erbij te betrekken»?3
Ja.
Deelt u de opvatting dat de miljarden aan investeringen bij Defensie onder dit kabinet en het zwaarder laten wegen van het nationaal veiligheidsbelang grote kansen bieden voor de Nederlandse defensie-gerelateerde industrie en de «Gouden Driehoek» van Defensie, bedrijfsleven en kennisinstituten?
Nieuwe investeringsprojecten bieden vanzelfsprekend kansen voor de Nederlandse industrie en de «Gouden Driehoek». Daarbij blijft voor Defensie een belangrijk uitgangspunt dat, binnen de financiële kaders, voor onze militairen het beste materieel voor de beste prijs moet worden verkregen. Bij een aanbestedingstraject worden zoveel als mogelijk aanbiedingen van de Nederlandse industrie betrokken.
Zal de nieuwe Defensie Industrie Strategie conform de eerdere planning in het derde kwartaal van 2018 verschijnen, dus uiterlijk 30 september 2018?
Het verschijnen van de nieuwe Defensie Industrie Strategie (DIS) is nu voorzien voor het vierde kwartaal van 2018.
Bent u bereid de nieuwe Defensie Industrie Strategie, waar mogelijk, zo snel mogelijk te betrekken bij nieuwe en lopende materieelprojecten waarbij nog geen aanbestedingstraject in gang is gezet? Zo nee, waarom niet?
De nieuwe DIS zal na publicatie onmiddellijk worden betrokken bij verwervingstrajecten voor materieel. Bij verwervingstrajecten waar dit evident is, worden nationale veiligheidsbelangen al meegenomen op grond van de DIS van 2013. Dit is bijvoorbeeld het geval geweest bij de vervanging van de M-fregatten en de verwerving van het Combat Support Ship. De Kamer heeft van deze projecten op 3 mei jl. de A-brieven ontvangen (Kamerstuk 27 830, nrs. 212 en 224).
Klopt het dat Defensie in het kader van de B-fase van het project Vervanging Onderzeebootcapaciteit diverse potentiële leveranciers gevraagd heeft informatie aan te leveren bij Defensie over hun voorstellen voor nieuwe onderzeeboten?4
Ja, dat klopt. Zoals uiteengezet in de herziene brochure «DMP bij de tijd» (Kamerstuk 27 830, nr. 197 van 3 februari 2017) hoort bij B-fase een inventarisatie van kansrijke verwervingsalternatieven, van kansen op materieelsamenwerking en van samenwerking met de industrie. De Defensie Materieel Organisatie heeft dan ook in het kader van de onderzoeksfase (DMP B-fase) van het project Vervanging onderzeebootcapaciteit een marktverkenning uitgevoerd.
Is uw verwachting nog steeds dat de B-fase van dit proces eind 2018 wordt voltooid?
De vervanging van de onderzeeboten is het grootste investeringsproject van de krijgsmacht in voorbereiding. Daarom is het zorgvuldig doorlopen van het besluitvormingsproces van groot belang. Anders dan in het Materieelprojectenoverzicht 2018 staat vermeld, verwacht ik de B-brief daarom pas begin 2019 aan u te kunnen aanbieden.
Welke kansen en mogelijkheden ziet u om juist in deze fase, waarin de verwervingsstrategie bepaald wordt en de mogelijkheden tot internationale samenwerking en industriële participatie onderzocht worden, de nieuwe Defensie Industrie Strategie toe te passen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Bent u in elk geval bereid de Defensie Industrie Strategie ruimschoots eerder aan de Kamer te doen toekomen dan de B-brief Vervanging Onderzeebootcapaciteit?
De DIS zal eerder aan de Kamer worden aangeboden dan de B-brief voor de vervanging van onderzeebootcapaciteit.
De personeelsuitbuiting en soms ook mensenhandel die schuil gaat achter de idyllische wereld van riviercruises |
|
Bart van Kent (SP) |
|
Tamara van Ark (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving van platform voor onderzoeksjournalistiek Investico, Trouw en Argos over de personeelsuitbuiting en soms ook mensenhandel die schuil gaat achter de idyllische wereld van riviercruises?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat het personeel dikwijls aaneengesloten werkdagen van tien tot zestien uur maakt, waarbij overuren niet worden vergoed zodat werknemers (ver) onder het minimumloon duiken?
Ik kan op basis van deze informatie niet beoordelen of ook daadwerkelijk sprake is van een overtreding van arbeidstijdenwetgeving en de Wet minimumloon. Wat betreft de arbeidstijden geldt het Arbeidstijdenbesluit vervoer binnen de Nederlandse binnenwateren. Na de invoering van de Binnenvaartrichtlijn op 1 januari 2017 zijn de regels voor de het niet-nautisch personeel gelijkgetrokken met het nautisch personeel en zijn deze regels ruimer dan voor werknemers op het land. Gemiddeld mag er 12 uur per dag gewerkt worden en dagen met 14 uur arbeid zijn toegestaan. Men mag maximaal 31 dagen achtereen arbeid verrichten. De Binnenvaartrichtlijn is tot stand gekomen op basis van overleg tussen de Europese sociale partners.
Is het voor u acceptabel dat er gewerkt wordt met arbeidscontracten met daarin opgenomen «zoveel extra uur te werken als nodig is» met werkweken als gevolg die in strijd zijn met de Arbeidstijdenwet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het soort praktijken zoals geschetst in het radioprogramma is zeer kwalijk. In zijn algemeenheid kan de werkgever van een werknemer vragen om soms over te werken als de situatie daarom vraagt. De werkgever moet zich hierbij als een redelijke werkgever opstellen. Wat redelijk is, is afhankelijk van de individuele situatie, bijvoorbeeld de functie van de werknemer. De uiteindelijke beoordeling of een verzoek redelijk is, is aan de rechter. Ook kunnen er in de cao-afspraken staan over wanneer er mag worden overgewerkt, hoe lang en welke vergoeding er tegenover staat. De werkgever is daarnaast gebonden aan de voorschriften van in dit geval het arbeidstijdenbesluit vervoer en de Wet minimumloon. Het is een werkgever verboden om overwerk te laten verrichten indien dat overwerk met zich brengt dat de werknemer meer uren werkzaam is dan op grond van het arbeidstijdenbesluit is toegestaan. De werknemer mag het verzoek om overwerk te verrichten in dat geval weigeren. Zoals gezegd zijn de regels wat betreft werktijden wel ruimer voor hotel- en horecapersoneel in de binnenvaart dan voor werknemers op het land.
Onderschrijft u de uitspraak van de hoogleraar mensenhandel en globalisering, dat dit «echt een heel gevaarlijke constructie» is omdat niet te zien is wat iemand per uur verdient en dit mensen derhalve kwetsbaar maakt voor uitbuiting?
Als er sprake is van constructies waarbij bewust werknemers geen duidelijkheid krijgen over het aantal te werken uren en het loon dat daarmee verdiend wordt, dan is dit een kwalijke zaak. Eerlijk, gezond en veilig werk vind ik zeer belangrijk. Op grond van het arbeidstijdenbesluit vervoer dienen de rusttijden en de arbeidstijd geregistreerd te worden. Op grond van de Wet aanpak schijnconstructies dient een werknemer de volledige beschikking te hebben over het Wml. Met het programma Schijnconstructies en cao- naleving besteedt de Inspectie SZW bijzondere aandacht aan de aanpak van schijnconstructies. Op 23 oktoberjl. heb ik een meerjarige rapportage over dit programma aan uw Kamer toegezonden. Dit kabinet wil ook de aanpak van mensenhandel intensiveren. Dit komt onder andere tot uitdrukking in de extra middelen die in het Regeerakkoord zijn vrijgemaakt voor versterking van de handhavingsketen van de Inspectie SZW. Daarnaast presenteert het kabinet op korte termijn een integraal plan van aanpak mensenhandel, waarin expliciet aandacht wordt geschonken aan arbeidsuitbuiting.
Doen er ook riviercruises Nederland aan waarbij sprake is van Cypriotische sociale zekerheid en arbeidsvoorwaarden? Erkent u de uitspraak van de hoogleraar arbeidsrecht dat dit illegaal is omdat de Nederlandse arbeidstijdenwetgeving van «openbare orde» is?
Ondernemingen en uitzenders in de riviercruises werken internationaal. Daarbij komt het ook voor dat een Cypriotisch uitzendbureau betrokken is. Wat betreft de Nederlandse binnenwateren geldt zoals gezegd het arbeidstijdenbesluit vervoer.
Hoeveel schepen heeft de Inspectie SZW de afgelopen jaren gecontroleerd, hoeveel overtredingen zijn daarbij geconstateerd? Welke sancties zijn er opgelegd en hebben die het gewenste effect gehad? Of betrof het dezelfde schepen die nu weer in opspraak zijn?
Sinds 1 januari 2016 maakt de Inspectie SZW haar inspectiegegevens openbaar, onder meer met betrekking tot de Wet arbeid vreemdelingen (Wav), de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) en de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi). Een van de doelen van openbaarmaking van deze gegevens is om transparantie omtrent de naleving van de arbeidswetgeving en het toezicht hierop te verhogen.
Vanaf begin 2017 heeft de Inspectie SZW in de sector Binnenvaart, in casu passagiersvaart en veerdiensten, 20 onderzoeken uitgevoerd waarbij 24 werkgevers zijn gecontroleerd. Bij 13 van deze onderzoeken zijn in totaal 40 overtredingen geconstateerd waarna een boeterapport is opgemaakt dan wel een waarschuwing is gegeven. De Inspectie zet zich in om met een risicogerichte, programmatische aanpak een zo groot mogelijk maatschappelijk effect te bereiken. Hiertoe wordt een mix van handhavingsinstrumenten ingezet.
Klopt het dat ondanks dat er vorig jaar bij vijftien schepen, negen overtredingen werden geconstateerd, de Inspectie SZW hier geen prioriteit aan geeft? Hoe verhoudt zich dit tot het Jaarplan 2018 waarin de horeca nadrukkelijk als risicosector is aangemerkt?2
Bij het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in de binnenvaart zijn diverse diensten betrokken, zoals de Inspectie SZW, De Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) en de politie.
De Inspectie SZW houdt toezicht op de naleving van de arbeidswetgeving zoals de wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) en de Wet arbeid vreemdelingen (Wav). De afgelopen jaren heeft de Inspectie SZW binnen het programma Metaal onderzoeken uitgevoerd naar de naleving van arbeidswetgeving in de binnenvaart, waaronder de riviercruisevaart. Dat heeft dit jaar tot nu toe geresulteerd in € 492.000 aan boetes die zijn opgelegd aan riviercruiserederijen voor overtreding van de Wav. Op dit moment lopen nog enkele onderzoeken naar mogelijke overtreding van de Wml. De Inspectie SZW heeft mij desgevraagd laten weten dat de aanpak van misstanden in de riviercruisevaart blijvende aandacht van de Inspectie heeft. Ik zie dan ook geen aanleiding om de Inspectie hierop te wijzen.
Bent u bereid de Inspectie SZW erop te wijzen dat de controle op deze «drijvende hotels» wel degelijk prioriteit dient te krijgen, mede gelet op het grote aantal misstanden en conform het eigen Jaarplan 2018? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Wat gaat u eraan doen om ook in internationaal en Europees verband een eind te maken aan het uitbuiten van werknemers op deze riviercruises? Wanneer kunnen we daarvan de eerste resultaten verwachten?
Ondernemers en uitzenders in de riviercruises werken zoals bekend internationaal. De Inspectie SZW levert met haar controles in de binnenvaart, waaronder de riviercruisevaart een bijdrage aan het verbeteren van eerlijk, veilig en gezond werken en het tegengaan van oneerlijke concurrentie. Bij het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving wordt samengewerkt met ILT en de politie. Internationaal wordt samengewerkt met Aquapol, een Europees samenwerkingsverband van politiediensten. Zoals gezegd heeft de aanpak van misstanden in de riviercruisevaart blijvende aandacht van de Inspectie SZW.
Wat is tot slot uw reactie op de vergoelijkende toon van brancheorganisatie European Barge Union (EBU)? Acht u het bijvoorbeeld waarschijnlijk dat er voor een Cypriotische constructie gekozen wordt, vanwege «de expertise op het gebied van cateringconcepten en themareizen» van dit land?
Als daadwerkelijk sprake is van constructies en misstanden zoals geschetst in het radioprogramma en het artikel in Trouw, dan is het mede aan de brancheorganisaties om dit soort constructies binnen de branche aan te pakken.
Het artikel ‘Ongeplande uitval kerncentrale Borssele kost zeker tien miljoen’ |
|
Tom van der Lee (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Ongeplande uitval kerncentrale Borssele kost zeker tien miljoen», waaruit blijkt dat de ongeplande uitval van de kerncentrale in Borssele die nu een maand duurt minstens tien miljoen euro aan inkomstenderving heeft gekost voor de Elektriciteits Produktiemaatschappij Zuid-Nederland (EPZ)?1
Ja.
Klopt het dat de ontmanteling van kerncentrale Borssele gefinancierd wordt door een fonds dat gevuld wordt met de winst van de kerncentrale Borssele? Hoe groot is dat fonds op dit moment?
EPZ dient als vergunninghouder financiële zekerheid te stellen voor de kosten van ontmanteling van de kerncentrale (artikel 15f van de Kernenergiewet). Het is de gezamenlijke verantwoordelijkheid van de Minister van Financiën en mijzelf om deze goed te keuren. In 2012 is voor het eerst de financiële zekerheidstelling goedgekeurd en in 2017 is een geactualiseerde financiële zekerheidstelling goedgekeurd. Deze financiële zekerheidstelling houdt kort gezegd in dat EPZ geld reserveert in een ontmantelingsfonds. Dit fonds groeit door middel van de jaarlijkse stortingen van EPZ. Die zijn afkomstig uit de verkoop van stroom door EPZ en daarnaast wordt jaarlijks een rendement op de fondsbeleggingen behaald. De winstgevendheid van EPZ is geen voorwaarde voor de storting en de verplichting hiertoe staat daar los van. Het fonds is ondergebracht in een stichting. Op de gelden in deze stichting rust een eerste pandrecht ten gunste van de Staat. Dit betekent dat in het geval van faillissement deze gelden beschikbaar blijven voor de ontmanteling. Op 31 december 2017 was € 201,4 mln. opgebouwd in het fonds (Jaarverslag EPZ 2017). De opbouw van het fonds ligt op schema. Hiermee en door de vijfjaarlijkse actualisaties is voldoende zeker dat EPZ in 2033 de middelen heeft om de ontmanteling van de kerncentrale te betalen.
Komt de vulling van dit fonds in gevaar door het uitvallen van de kerncentrale? Zo ja, hoe wordt ervoor gezorgd dat het fonds toch voldoende gevuld wordt? Zo nee, waarom niet?
Nee. EPZ heeft langlopende overeenkomsten met de «de tollers» (dit zijn de vaste afnemers van de elektriciteit en tevens aandeelhouders). Op basis hiervan worden jaarlijks afspraken gemaakt over de levering van stroom en de dekking van de kosten van de centrale inclusief de stortingen in het ontmantelingsfonds. Zoals bij vraag 2 is vermeld, is winstgevendheid van EPZ (of PZEM) hiervoor geen voorwaarde. Dit systeem op basis van de «tollers» is in 2017 beoordeeld in het kader van de actualisering van de financiële zekerheidstelling voor de ontmanteling van de kerncentrale Borssele. De fondsopbouw door EPZ ligt op schema. Mede op basis daarvan is er voldoende zekerheid dat in 2033 voldoende middelen voor ontmanteling beschikbaar zijn. Als de situatie sterk wijzigt en als ten gevolge daarvan de financiële situatie verandert, kunnen de Minister van Financiën en ik verzoeken, dat EPZ de financiële zekerheidstelling actualiseert en ter goedkeuring voorlegt.
Hoeveel geld is er nodig om de kerncentrale op een nette en veilige wijze te ontmantelen? Wat is de meest recente berekening van deze kosten en wanneer komt de volgende berekening hiervan? Kunt u een overzicht geven van de eerdere berekeningen van de ontmantelingskosten? Kunt u een recent overzicht geven van de inschattingen en berekeningen van ontmantelingskosten per centrale in Europa en hoe die zich historisch ontwikkeld hebben? Klopt het dat de ontmantelingskosten de afgelopen decennia steeds hoger worden ingeschat?
De meest recente raming voor de Kerncentrale Borssele is gemaakt voor de geactualiseerde financiële zekerheidstelling in 2017. Deze gaat uit van het door de ANVS goedgekeurde ontmantelingsplan. De totale kosten van ontmanteling bedragen in die raming € 493 mln. Dit is een raming op basis van prijspeil 2015. De financiële zekerheidstelling (inclusief raming) moet op grond van de Kernenergiewet ten minste elke vijf jaar worden geactualiseerd. De vorige raming, de eerste sinds de verplichting tot financiële zekerheidstelling, was in 2012 en bedroeg toen € 434 mln. (prijspeil 2010).
Ik beschik niet over de gevraagde informatie per centrale in Europa. De Organisation for Economic Cooperation and Development die regelmatig studies uitvoert naar de kosten van ontmantelingen geeft aan dat er geen recente internationale vergelijkingen zijn gemaakt tussen landen. Daarnaast is een internationale vergelijking moeilijk. De regels per land kunnen verschillen waardoor een zuivere vergelijking niet direct te maken is. Wel heeft het International Atomic Energy Agency (IAEA) standaarden geïntroduceerd die internationale kostenvergelijkingen moeten vergemakkelijken.
Deelt u de verwachting dat naarmate de kerncentrale ouder wordt de kerncentrale vaker zal uitvallen en er steeds meer geld in de kerncentrale moet worden gestoken om energie te blijven produceren? Kunt u een overzicht geven van incidenten bij alle Europese kerncentrales van de laatste vijftien jaar met daarbij ook de leeftijd per kerncentrale ten tijde van het incident?
Nee, die verwachting deel ik niet. Verouderingsbeheer vormt een belangrijk onderdeel van het toezicht en onderhoud van een kerncentrale. De kerncentrale Borssele heeft altijd ruim voldoende geïnvesteerd in zowel het onderhoud van de installatie als het installeren van extra veiligheidssystemen. Er is geen verwachting dat de reactor in de toekomst vaker zal uitvallen of significant meer onderhoudskosten zal maken.
Ik wijs u ook op het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV) «samenwerken aan nucleaire veiligheid». De OvV stelt daarin over het aantal incidenten en afschakelingen voor België, Nederland en de Duitse kerncentrale Emsland: «Wel is duidelijk dat er in de afgelopen tien jaren geen toename te zien is in het aantal incidenten en afschakelingen dat zich bij de betreffende kerncentrales heeft voorgedaan». De betreffende reactoren zijn in bedrijf genomen in de periode 1973 tot 1988.
Lidstaten van het IAEA zijn verplicht om alle relevante nucleaire incidenten te melden. Het IAEA publiceert deze ongewone gebeurtenissen op zijn website. Het gaat hier uitsluitend om incidenten in de categorie niveau INES-2 of hoger over de afgelopen twaalf maanden en niet de ongewone gebeurtenissen (niveau INES-1 of lager). Voor deze ongewone gebeurtenissen, vanuit een oogpunt van veiligheid minder ingrijpende gebeurtenissen, bestaat geen verplichting deze te melden bij het IAEA. Op nationaal niveau vindt daarentegen wel rapportage over deze ongewone gebeurtenissen plaats (zie ook artikel 43b van de Kernenergiewet). De ANVS communiceert via de website over alle ongewone gebeurtenissen en rapporteert hierover jaarlijks doormiddel van de «Rapportage ongewone gebeurtenissen in Nederlandse nucleaire inrichtingen». Het Belgische FANC rapporteert jaarlijks in zijn jaarverslag over de gebeurtenissen vanaf INES-1 en hoger en via de website ook over gebeurtenissen die hier niet onder vallen maar wel tot aandacht kunnen leiden in de omgeving.
Klopt het dat de aandeelhouders van de kerncentrale de facto verlies lijden op de kerncentrale gezien de oude contracten rondom de stroomafname? Klopt het dat de Provinciale Zeeuwse Energie Maatschappij (PZEM) verlies moet nemen op elke kilowattuur aan atoomstroom die wordt verkocht? Klopt het dat de kerncentrale (EPZ) winst maakt terwijl de aandeelhouders (PZEM) tegelijkertijd al het door hen aan de verkoop van Delta onderdelen verdiende geld momenteel opbranden ten gevolge van de verplichte stroomafname tegen een niet marktconforme, veel te hoge prijs?
Ik heb geen zicht op de meest actuele cijfers van PZEM anders dan het jaarverslag 2017. De aandeelhouders van de kerncentrale zijn contractueel de verplichting aangegaan om alle elektriciteit van de kerncentrale voor een vaste prijs af te nemen. Dit zorgt voor financiële stabiliteit bij de kerncentrale. De aandeelhouders, die de elektriciteit verkopen tegen de groothandelsprijs, lopen dus het marktrisico. Uit onderzoek dat het kabinet samen met DELTA (de voorganger van PZEM), EPZ en Essent/RWE heeft laten verrichten in 2016 blijkt dat DELTA na verkoop van twee van haar drie gezonde bedrijfsonderdelen over voldoende financiële middelen beschikt om aan haar verplichtingen jegens EPZ te kunnen blijven voldoen. De conclusies werden door alle partijen onderschreven. Beide bedrijfsonderdelen zijn inmiddels voor substantieel hogere bedragen verkocht dan waar in het onderzoek rekening mee was gehouden. Dit betekent dat de buffers bij PZEM aanzienlijk groter zijn dan verwacht. Zelfs bij langdurig lage elektriciteitsprijzen zal PZEM nu kunnen blijven voldoen aan haar verplichting jegens de kerncentrale.
Het klopt dat de N.V. EPZ winst maakt. Uit het jaarverslag van N.V. EPZ blijkt dat het boekjaar 2017 is afgesloten met een positief bedrijfsresultaat van € 17,2 mln.
Draagt EPZ uit de winst weer geld af aan de aandeelhouders om de verliezen te compenseren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe ziet de constructie er precies uit?
Volgens het jaarverslag EPZ is in 2017 € 6,674 mln. (interim-) dividend uitbetaald. In het vennootschapsrecht en statuten van de N.V. EPZ is geregeld onder welke omstandigheden dividend kan worden uitgekeerd en hoe de besluitvorming hierover verloopt.
Deelt u de mening dat het beter is de kerncentrale op korte termijn te sluiten om te voorkomen dat de kerncentrale een steeds grotere financiële last wordt? Zo nee, waarom niet?
De afweging om de kerncentrale Borssele in bedrijf te houden is aan de exploitant, zolang deze blijft voldoen aan de geldende voorschriften. In het eerder aangehaalde onderzoek uit 2016 dat het kabinet samen met DELTA (de voorganger van PZEM), EPZ en Essent/RWE heeft laten verrichten, was acute sluiting van de KCB in alle in het onderzoek gehanteerde marktscenario’s veel duurder voor EPZ en haar aandeelhouders, dan reguliere sluiting in 2033 (zoals vastgelegd in de Kernenergiewet).
Hoe waarborgt u dat er voldoende middelen beschikbaar zijn voor de ontmanteling van de kerncentrale Borssele?
Zie antwoord vraag 2.