Het bericht dat de overheid laks is geweest na een aanval door een botnet |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Overheid laks na aanval door botnet» waarin wordt belicht dat de overheid niet adequaat heeft opgetreden nadat zij was ingelicht dat duizenden bedrijven en overheidsinstellingen slachtoffer zijn geworden van cybercriminelen?1
Het artikel «Overheid laks na aanval door botnet» suggereert dat er door de overheid niets is en wordt gedaan aan de aanval door een botnet. Deze suggestie is onjuist.
Het NCSC heeft Digital Investigation verzocht om het gedeelte van de dataset te leveren dat nodig is om respons naar zijn achterban van overheid en vitale sectoren mogelijk te maken. Deze gegevens zijn op 8 december 2012 aangeleverd. Dit gedeelte van de dataset betrof de IP-adressen, de computernamen en de tijdstippen waarop de geïnfecteerde computers actief waren binnen het botnet. Dit heeft het NCSC gedaan op grond van haar bestaande taken en bevoegdheden, het NCSC heeft geen rechtsbasis om deze inhoudelijke en mogelijk gevoelige gegevens in te zien en te verwerken. De informatie was immers oorspronkelijk afkomstig van een misdrijf en bevatte persoonlijke gegevens en informatie waarvan de betrouwbaarheid en herkomst niet kon worden vastgesteld. Tevens stond niet vast stond hoe Digital Investigation deze informatie had verkregen.
De van Digital Investigation ontvangen IP-adressen zijn in december 2012 gecontroleerd op aanwezigheid in de bij het NCSC bekende IP-ranges (reeksen van door het departement of de instelling gebruikte IP-adressen) van departementen en instellingen binnen de doelgroep van het NCSC: de overheid en de vitale sectoren. Naar aanleiding van de resultaten hiervan zijn een zestiental departementen en instellingen actief geïnformeerd over een mogelijke besmetting omdat een match met mogelijk besmette IP-adressen werd vastgesteld in de IP-range.
Wat zijn de risico’s nu blijkt dat cybercriminelen informatie hebben buitgemaakt van instellingen die deel uitmaken van de vitale infrastructuur zoals energie- en waterleidingmaatschappijen? Hoe treedt u op tegen deze gevaren?
Zie antwoord 8
Waarom heeft de politie besloten geen verder onderzoek te doen naar de melding van deze aanval? Waarom heeft de politie niet gevraagd om een leesbare kopie van de harddisk met de gestolen informatie? Deelt u de mening dat het verloop van deze kwestie niet bijdraagt aan het vergroten van het besef bij bedrijven en instellingen dat het melden van cybercrime van groot belang is?
Door de Politie wordt permanent onderzoek gedaan naar botnets. Begin augustus 2012 werd een groot aantal, voornamelijk Nederlandse bedrijven en (overheids)-instellingen getroffen door de uitbraak van een computervirus met de naam Dorifel. Gelet op de impact van de virusuitbraak, werd daar een onderzoek naar ingesteld door het Team High Tech Crime (THTC) van de Landelijke Eenheid van de Politie.
In dit onderzoek bleek dat het Dorifel-virus werd verspreid middels een botnet dat gebruik maakt van de zogenaamde Citadel-malware. Het onderzoek richt zich (tevens) op de identificatie van het criminele samenwerkingsverband achter het specifieke Citadel-botnet waarmee het Dorifel-virus werd verspreid.
In oktober 2012 kreeg het IT-beveiligingsbedrijf Digital Investigation via Leaseweb de beschikking over de inhoud van een command & controlserver van een Citadel-botnet (met de naam Pobelka). Omdat vermoed werd dat deze command & controlserver gerelateerd was aan de uitbraak van het Dorifel-virus, werd door Digital Investigation contact opgenomen met THTC en werd aangeboden om de gegevens van de command & control-server aan THTC te verstrekken. Op 16 oktober 2012 is door medewerkers van THTC een bezoek gebracht aan Digital Investigation. Door Digital Investigation is een kopie van de data op een harde schijf aan THTC overhandigd. Naar later bleek was deze schijf niet leesbaar. Daarna is op 20 november 2012 door medewerkers van THTC wederom een bezoek gebracht aan Digital Investigations. In dat gesprek kwam naar voren dat er geen directe relatie gelegd kon worden met de uitbraak van het Dorifel-virus. Derhalve is door THTC niet om een nieuwe kopie van de data verzocht. Wel bleek uit het onderzoek van Digital Investigation dat een groot aantal Nederlandse bedrijven besmet was met de Citadel-malware, hierop is door het THTC geadviseerd om contact op te nemen met het NCSC.
Ik ben met u van mening dat het melden van cybercrime van groot belang is. Naar mijn oordeel doet deze casus geen afbreuk aan het besef bij bedrijven dat het melden van cybercrime van groot belang is.
Deelt u de mening dat met de gestolen gegevens heel Nederland platgelegd kan worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord 8
Wat is de reden dat besmette bedrijven niet actief zijn gealarmeerd? Zijn inmiddels alle getroffen bedrijven ingelicht?
Het NCSC heeft op 8 december direct actie ondernomen door na overleg met Digital Investigation dat gedeelte van de dataset in ontvangst te nemen dat noodzakelijk is voor de respons. Dit gedeelte van de dataset betrof de IP-adressen, de computernamen en de tijdstippen waarop de geïnfecteerde computers actief waren binnen het botnet. Dit heeft het NCSC gedaan op grond van haar bestaande taken en bevoegdheden. Op basis van deze gegevens heeft het NCSC voor de partijen waar zij verantwoordelijk voor is, de Rijksoverheid en de vitale sectoren, onderzocht of er, in de bij het NCSC bekende IP-ranges, IP-adressen aanwezig waren. Zo konden deze, wanneer zij getroffen waren, gericht worden geïnformeerd. Het NCSC heeft daarnaast partners als Internet Service Providers (ISP) gewezen op de informatie over het botnet, zodat zij konden nagaan of klanten en andere partijen waar zij een vertrouwensrelatie mee hebben uit hun achterban getroffen waren. In 16 gevallen is er door het NCSC gericht gealerteerd; dit betrof partijen waarvan de zogeheten IP-ranges (de reeksen van IP-adressen die door deze partijen worden gebruikt) bekend waren bij het NCSC. Indien deze IP-adressen niet bekend zijn bij het NCSC, is het onmogelijk om gericht te kunnen alerteren.
Hoe kan het dat het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) zegt dat de organisaties uit de vitale infrastructuur door hen zijn gewaarschuwd, terwijl uit de steekproef van de NOS blijkt dat dit niet het geval is?
Zie antwoord 5
Op basis waarvan heeft het NCSC besloten de gestolen informatie niet aan te mogen nemen? Bent u van mening dat bij directe dreiging de NCSC de bevoegdheid moet hebben om informatie te kunnen inzien? Zo ja, bent u voornemens dit mogelijk te maken?
In zijn algemeenheid ben ik van mening dat de overheid op terughoudende wijze dient om te gaan met onrechtmatig verkregen informatie, zeker als dit informatie betreft die de persoonlijke levenssfeer raakt. Het NCSC kon op grond van haar bestaande taken en bevoegdheden de informatie niet in ontvangst nemen en heeft daar ook geen rechtsbasis voor. Daarbij stond niet vast hoe Digital Investigation deze informatie had verkregen. Om dit belangrijke werk nu en in de toekomst effectief te kunnen blijven doen, zal nog dit jaar gewerkt worden aan het helder duiden van de taken en bevoegdheden van het NCSC. Juridisch verkend zal worden hoe het NCSC op een zorgvuldige wijze kan omgaan met de informatie die het NCSC vanuit de ICT-community bereikt. Daarbij zal worden gekeken hoe en op welke rechtsbasis het NCSC gegevens kan verwerken om de impact van dreigingen in het digitale domein op de nationale veiligheid te beperken. Hiermee wil ik er onder meer voor zorgen dat het NCSC haar rol als Computer Emergency Response Team (CERT) blijvend adequaat kan invullen.
Bestaat het risico dat de verkregen gegevens gebruikt kunnen worden voor het afpersen van bij kritieke bedrijfsprocessen betrokken personen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nu onderdelen van de dataset in de openbaarheid zijn gekomen en daarmee het risico van misbruik groter is geworden, is door een aantal partijen de suggestie gewekt dat hierbij mogelijk grote belangen geschaad zouden zijn. Om deze reden is het van belang om de dataset in een brede context te analyseren en de potentiële impact van gegevens in de dataset in te schatten. Vanuit zijn coördinerende rol heeft de NCTV partijen die, vanuit eigen mandaat en verantwoordelijkheid, aan de analyse meedoen bij elkaar gebracht. De eerste resultaten van dit onderzoek zullen naar verwachting in de 2e helft van maart beschikbaar zijn. In afwachting van de resultaten van het onderzoek is het niet mogelijk om een gefundeerd antwoord te geven op vragen over de potentiële impact van de gegevens en de handelingen die actoren hiermee zouden kunnen verrichten. Ook is een strafrechtelijk onderzoek opgestart. De doelstelling van dit onderzoek is om tot een identificatie te komen van de beheerders van het Pobelka-botnet, die tevens verantwoordelijk moeten worden gehouden door het wegnemen van de 750 GB aan data.
Het onderzoek van de FIOD naar mogelijke belangenverstrengeling in de top van SNS Property Finance |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «SNS stuurt medewerkers weg om belangenverstrengeling»?1
Bent u het met de leden van de PvdA-fractie eens dat integriteit in de financiële sector essentieel is voor het herwinnen van vertrouwen van de samenleving in deze sector?
Welke bevindingen hebben de FIOD doen overwegen een onderzoek in te stellen naar SNS Property Finance? Is er sprake van een verdenking en zo ja, wat is de aard van de verdenking?
In hoeverre houden de verdenkingen verband met de slechte bedrijfseconomische prestaties van SNS Property Finance die uiteindelijk nationalisatie noodzakelijk maakten?
Heeft u met het nieuwe bestuur van SNS Reaal contact gezocht of bent u voornemens contact op te nemen over de mogelijke malversaties en fraude binnen SNS Property Finance? Hoe wordt geborgd dat er binnen het gehele concern integer gehandeld wordt?
Kunnen medewerkers van SNS Property Finance, indien fraude zou worden vastgesteld, ook financieel aansprakelijk worden gesteld voor de verliezen? Zo ja, onder welke voorwaarden?
Zijn aan de vier medewerkers die SNS op non-actief heeft gesteld in de periode 2006–2012 bonussen uitgekeerd? Zo ja, kunt u en bent u voornemens deze bonussen terug te vorderen indien fraude wordt vastgesteld en de claw-back regeling in de Eerste Kamer is aangenomen?
De aanwezigheid van paardenvlees in rundvleesproducten |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u verklaren hoe het bijmengen van paardenvlees bij rundvlees zich aan de controle op vleesverwerking heeft kunnen onttrekken en niet eerder is opgemerkt, op de schaal zoals nu het geval is, door onder andere de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit?
Hoe beoordeelt u het feit dat van paarden die voor de slacht worden aangeboden in de meeste gevallen niet bekend is of zij in het verleden zijn behandeld met medicijnen en met welke en dat dit een risico vormt voor de volksgezondheid?1
Kunt u uiteenzetten hoe het kan dat iemand die al eerder veroordeeld is tot een aanzienlijke celstraf vanwege fraude met vlees vervolgens weer door kan gaan met deze praktijken, waarmee de indruk ontstaat van onvoldoende toezicht?2
Hoe beoordeelt u het bericht over de aanwezigheid van straathonden en zieke schapen in honden -en kattenvoer in het licht van de nu gaande discussie over vleesfraude?3
Kunt u aangeven of in honden -en kattenvoer bestemd voor de Nederlandse markt ook producten van straathonden of zieke schapen kunnen zijn verwerkt en hoe dit wordt gecontroleerd?
Bent u bereid strenger te gaan handhaven op het illegaal mengen van vlees? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en termijn?
Deelt u de mening dat consumenten eerlijk geïnformeerd dienen te worden over de ingrediënten in producten en zeker moeten kunnen zijn van het soort vlees dat zij kopen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke zekerheid kunt of gaat u de consument bieden zodat de consument zeker kan zijn van de vleessoort die hij koopt?
Bent u bereid de regelgeving over etikettering aan te passen zodat consumenten voortaan precies weten welke ingrediënten van welke oorsprong er verwerkt zijn in hun product? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en termijn?
Hoe beoordeelt u het aandringen van de EU op het uitvoeren van DNA-tests op verwerkt vlees en het testen op de aanwezigheid van medicijnen in paardenvlees?4
Zoals ik heb gemeld in de brief aan uw Kamer, d.d. 14 februari is het ontoelaatbaar dat consumenten doelbewust worden misleid voor eigen gewin. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 6 is de NVWA al gestart met een grootschalig onderzoek in de gehele keten.
De hierbij geplande aantallen monsters en controles gaan boven de aanbevelingen van de Europese commissie uit. Dit onderzoek zal eind maart worden afgerond.
Bent u bereid gehoor te geven aan dit verzoek? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Het gebruik en de schadelijke effecten van de drugs GHB |
|
Myrthe Hilkens (PvdA), Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending1 over het gebruik en de schadelijke effecten van de drug GHB?
Ja.
Deelt u de mening dat GHB een zeer verslavende drug is, waarbij alles op alles moet worden gezet om het gebruik ervan te ontmoedigen?
GHB is een middel dat al na enkele weken dagelijks gebruik tot verslaving kan leiden. Het gebruik van GHB brengt verschillende ernstige gezondheidsrisico’s met zich mee, zoals het gevaar om in coma te raken. Ik vind het daarom van groot belang het gebruik van GHB te ontmoedigen.
Wat doet u eraan om te voorkomen dat jongeren met GHB beginnen? Welke verklaring heeft u voor de toename van het aantal verslaafden, nu al jaren op rij?
De voorlichting over drugs van het Trimbos-instituut en de instellingen voor verslavingszorg gaat specifiek in op GHB en de mogelijke gezondheidsrisico’s van dit middel. Zo heeft het Trimbos-instituut de site www.drugsenuitgaan.nl voor jongeren die uitgaan en de site www.drugsinfo.nl voor het algemene publiek. Ook de instellingen voor verslavingszorg waarschuwen voor de gezondheidsrisico’s met folders, factsheets en sites, zoals bijv. www.drugsinfoteam.nl van Brijder. In enkele regio’s waar GHB-gebruik relatief vaker wordt gesignaleerd, zoals Heerenveen en West-Brabant, werken gemeente, verslavingszorg, jongerenwerk en andere instanties aan een gezamenlijke doelgroepgerichte aanpak.
Voor persoonlijke informatie en advies kunnen de jongeren direct vragen stellen aan professionals via de alcohol en drugsinfolijn en via de chatservice en sociale media als facebook en twitter.
De GGD-Amsterdam is in samenwerking met Jellinek/Arkin en Unity in 2012 gestart met een voorlichtingscampagne die gericht is op het uitgaanspubliek en tot doel heeft «out gaan» te voorkomen.
Tot 2006 werd GHB-verslaving incidenteel gesignaleerd. In de periode 2007–2012 is het aantal mensen dat zich met GHB-problematiek tot de verslavingszorg heeft gewend toegenomen van ongeveer 60 in 2007 tot bijna 800 in 2012. Dit is een forse toename maar op het totaal aan hulpvragen bij de verslavingszorg vormen zij nog een betrekkelijk kleine groep. Het is onduidelijk waaraan de groei van het aantal GHB-verslaafden is toe te schrijven. Een mogelijke verklaring voor deze toename is dat GHB relatief eenvoudig zelf te maken, goedkoop en gemakkelijk beschikbaar en verkrijgbaar is. Verder blijkt de craving, het verlangen naar GHB, naar het zich nu laat aanzien zo hevig te zijn, dat veel patiënten die zijn behandeld voor hun GHB-verslaving binnen enkele maanden opnieuw GHB gebruiken en verslaafd raken.
Via welke kanalen licht de overheid jongeren voor over deze drug? Bent u van mening – met de specialist in de uitzending – dat de aandacht voor deze drug geïntensiveerd moet worden?
Voor het antwoord op het eerste deel van deze vraag verwijs ik naar het antwoord op vraag 3.
Het aantal actuele GHB-gebruikers wordt geschat op 22.0002. Uit enkele onderzoeken3 is af te leiden dat er een viertal gebruikersgroepen zijn, namelijk deelnemers van party’s en dancefeesten, hangjongeren, thuisgebruikers en swingers, kinky- en gayscene. Verslavingsproblematiek speelt met name onder hangjongeren en thuisgebruikers. Ik ben dan ook van mening dat via een lokale maatwerkaanpak, zoals in Heerenveen en Rucphen, vooral op deze doelgroepen gericht moet worden.
Wat vindt u van de opmerking in de reportage dat het Trimbos Instituut onvoldoende zicht heeft op het aantal thuisgebruikers? Op welke wijze is er nu inzicht in het aantal thuisgebruikers van GHB?
Niemand heeft precies zicht op wat zich achter de voordeur afspeelt. Door het aanleggen van een gegevensverzameling uit diverse bronnen en het analyseren daarvan kan van het aantal thuisgebruikers wel een schatting worden gemaakt.
Bent u ervan op de hoogte dat GHB een verboden middel is? Hoe pakt in de praktijk handhaving van dit verbod uit, in acht genomen dat GHB thuis gemaakt kan worden?
GHB is in 1999 op lijst II van de Opiumwet geplaatst. In verband met de signalen waaruit bleek dat aan GHB ernstige gezondheidsrisico’s verbonden zijn is GHB in mei 2012 van lijst II naar lijst I van de Opiumwet verplaatst en als harddrug gekwalificeerd.
Vanuit het Landelijk Parket zijn afspraken gemaakt over de aanpak van handel in GBL. GBL is de precursor (grondstof) voor GHB. GBL kent legale toepassingen, maar wordt ook gebruikt voor het maken van GHB. GBL is vermeld op de Voluntary Monitoring List behorende bij de Europese Verordeningen 273/2004 en 111/2005 waar de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën naar verwijst. Op deze lijst staan stoffen waarvan bekend is dat deze worden gebruikt in het productieproces van verdovende middelen (drugs). De chemische industrie is uitdrukkelijk verzocht om (op basis van vrijwilligheid) ongebruikelijke of verdachte transacties van deze stoffen te melden bij het Meldpunt Precursoren, waarna doorgeleiding van de melding naar de politie plaatsvindt. In de aanpak van de handel in GBL werken het Landelijk Parket, de Landelijke Eenheid en de FIOD samen. Daarbij zijn geen specifieke afspraken gemaakt met de opsporingsdiensten over de aanpak van de productie en handel in GHB.
Klopt het dat GHB in bepaalde regio’s meer dan in andere regio’s wordt gebruikt? Welke regio’s zijn dit en welke intensivering van voorlichtingsactiviteiten vindt hier plaats?
Dat klopt: het GHB-gebruik verschilt per regio.
In Amsterdam wordt GHB vooral recreatief gebruikt tijdens party’s en dancefeesten en in de swingers, kinky- en gayscene. Vorig jaar zijn de GGD, Jellinek/Arkin en Unity een voorlichtingscampagne gestart die zich specifiek op deze doelgroepen richt.
In Brabant is het gebruik van GHB betrekkelijk groot. In West-Brabant is een door VWS ondersteunde samenwerking van de meest betrokken parijen tot stand gebracht om een op met name GHB-gebruikende hangjongeren gerichte aanpak te realiseren. Een dergelijke aanpak is ook succesvol gebleken in twee andere regio’s waar relatief vaker GHB wordt gebruikt: Heerenveen en Twente.
Welke gevolgen heeft dit voor de beschikbaarheid van afkickplekken in de regio? Klopt het dat er wachtlijsten bij sommige verslavingsinstellingen zijn? Wat kan hieraan gedaan worden?
Alleen de verslavingszorginstelling in Brabant kan hulpvragende GHB-verslaafden niet onmiddellijk behandelen en hanteert een wachtlijst. Indien GHB-verslaafden niet direct in behandeling kunnen worden genomen krijgen zij advies op welke wijze gedurende de wachttijd gezondheidsrisico’s kunnen worden voorkomen. Het is ook mogelijk dat zij zich door een andere verslavingszorginstelling laten behandelen, in elk geval voor de eerste fase, de ontgifting. Tijdens de ontgiftingsfase zijn de gezondheidsrisico’s zo groot, dat intensieve inzet van gekwalificeerd personeel is vereist. Dit stelt grenzen aan de behandelcapaciteit. Verder blijkt dat een groot aantal behandelde GHB-verslaafden na verloop van tijd terugvalt en opnieuw verslaafd raakt aan GHB. Ik ben voornemens een project te ondersteunen waarmee wordt beoogd dat de behandeling zodanig wordt verbeterd dat terugval wordt gereduceerd.
Klopt het dat er jaarlijks evenveel comazuipers als personen met een GHB-coma het ziekenhuis worden binnengebracht? Op welke wijze zorgen ziekenhuizen ervoor dat mensen die met een GHB-coma worden binnengebracht ook de juiste vervolg-hulpverlening krijgen?
Uit cijfers van het Letsel Informatie Systeem van Veiligheid.nl blijkt dat in de periode 2007–2011 het aantal personen dat na GHB-gebruik op de spoedeisende hulp (SEH) belandde toenam van 500 naar 1000 per jaar, waarvan 10% tussen de 15 en 19 jaar en 55% tussen de 20 en 30 jaar. In dezelfde periode nam het aantal personen dat met een alcoholvergiftiging op de SEH belandde toe van 3900 naar 5300, waarvan 40% tussen de 10 en 20 jaar en 30% tussen de 20 en 30 jaar. Van de GHB-gebruikers op de SEH werd 33% opgenomen in het ziekenhuis, van de alcoholgebruikers 41%.
Afgelopen twee jaar is in het kader van een door mij ondersteund project een detoxbehandelprotocol GHB ontwikkeld, dat inmiddels door alle verslavingszorginstellingen wordt toegepast. Tevens zijn twee daarvan afgeleide protocollen opgesteld ten behoeve van herkenning en eerste behandeling van problematisch GHB-gebruik, bedoeld voor de SEH van ziekenhuizen en voor politie en justitie. De volgende stap is de ontwikkeling van de juiste vervolghulpverlening, waarbij meer intensief zal worden samengewerkt door SEH’s en verslavingszorginstellingen.
Heeft u er zicht op in hoeverre GBL op dit moment als alternatief gebruikt wordt nu GHB op lijst 1 staat? Hoe staat het met het voornemen om GBL op lijst 3 van de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën te krijgen?
Daar heb ik geen duidelijk beeld van. Vanuit het project ontwikkeling GHB-behandelprotocol is aangegeven dat ongeveer 10% van de behandelde GHB-verslaafden ook GBL gebruikte.
Het voorstel van Nederlandse zijde om GBL op lijst 3 van de Wet Voorkoming Misbruik Chemicaliën te krijgen is gestrand als gevolg van onvoldoende draagvlak binnen de EU in deze.
Ik zal de Coördinatiecommissie Assessment en Monitoring nieuwe drugs opdragen een quick scan uit te voeren met betrekking tot het gebruik van GBL en daarbij verzoeken mij op basis van de uitkomsten te adviseren over een eventuele aanpassing van het huidige beleid.
Een inbreker die een klacht indient tegen een schietende agent en de reactie daarop van de politieleiding |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Klacht inbreker tegen schietende agent»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de korpsleiding deze agent heeft laten vallen, temeer omdat de nieuwe politiechef van Oost Brabant heeft aangegeven dat een woninginbraak net zo erg is als een verkrachting en het volgens de regering een «High Impact Crime» is? Zo nee, waarom niet?
Het regeerakkoord stelt dat de politie daadkrachtig en gezaghebbend moet kunnen optreden tegen overvallen en inbraken. De agenten die dit elke dag en nacht weer op zich nemen, hebben mijn volledige steun.
Wel is het optreden van politie gebonden aan procedures en regelgeving. Voor de toelaatbaarheid van het gebruik van een vuurwapen door een agent is dit geregeld in de ambtsinstructie voor de politie. Bovendien is één van de standaardprocedures in het geval van vuurwapengebruik door een politiemedewerker dat de Rijksrecherche een onderzoek start. Dat is in dit geval dan ook gebeurd.
Uit het onderzoek is gebleken dat het gebruik van het vuurwapen door de agent in deze specifieke situatie niet rechtmatig was. De oorzaak voor dit onrechtmatig gebruik bleek bij nader onderzoek niet te liggen in onduidelijkheid in of onbekendheid met de ambtsinstructie voor de politie, maar bleek te liggen in het feit dat betrokken agent onvoldoende was onderricht op de inhoud van de nota van toelichting behorend bij de ambtsinstructie.
De Hoofdofficier van Justitie is met de toenmalige korpsleiding tot het oordeel gekomen dat de betrokken politieambtenaar zich met succes kan beroepen op dwaling omtrent de rechtmatigheid van zijn handelen, omdat hij niet juist onderricht was met betrekking tot deze specifieke vorm van geweldstoepassing. Betrokken agent is dan ook niet vervolgd of gestraft.
Ook is gebleken dat de ambtsinstructie geen aanpassing behoeft. Wel wordt naar aanleiding van deze casus in de Integrale Beroepsvaardigheidstraining (IBT) gericht aandacht besteed aan het gebruik van het vuurwapen ter aanhouding van een inbreker of insluiper en de bijbehorende bepalingen in de nota van toelichting bij de ambtsinstructie.
Op welke wijze is de ambtsinstructie van de politie aangepast? Betekent dit dat agenten geacht worden niet te schieten op vluchtende woninginbrekers? Zo ja, deelt u de mening dat dit een vrijbrief is voor woninginbrekers in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid duidelijk stelling te nemen en op te komen voor agenten die met succes woninginbrekers in de kraag vatten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Fraude bij Holland Casino |
|
Mei Li Vos (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Casino ten einde raad: verlink foute collega's»?1
Ja.
Is het waar dat frauderende medewerkers door de directie van Holland Casino tijd krijgen zichzelf aan te geven en dat zij in ruil daarvoor een vorm van baangarantie krijgen? Zo ja, deelt u de mening dat frauderende medewerkers van Holland Casino wellicht niet goed in staat zijn om taken zoals het voorkomen van witwassen van geld, fraude of gokverslaving uit te voeren en dat dat arbeidsrechtelijke consequenties dient te hebben? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Holland Casino heeft mij desgevraagd meegedeeld in haar bedrijfsvoering het tegengaan van fraude, criminaliteit en kansspelverslaving hoog in het vaandel te hebben staan en dat, in het verlengde daarvan, de integriteit van haar personeel boven iedere twijfel verheven moet zijn. Dit komt duidelijk tot uiting in een aantal interne regels en procedures bij Holland Casino. Begin vorig jaar zijn arbeidsrechtelijke stappen genomen tegen een aantal medewerkers van het casino in Scheveningen die deze regels hadden overtreden, onder meer omdat zij betrokken waren bij het organiseren van illegale kansspelen. In de periode daarna bleven op de werkvloer van het casino echter nog steeds hardnekkige geruchten de ronde doen dat ook andere werknemers betrokken waren bij illegale kansspelen. Het bewijs daarvan was echter niet te leveren. De directie van het casino in Scheveningen heeft haar medewerkers vervolgens, in een uiterste poging de feiten op tafel te krijgen dan wel de geruchten in de kiem te smoren, per brief opgeroepen er melding van te maken als zij zélf dan wel eventuele collega’s betrokken zijn bij het organiseren of spelen van illegale kansspelen.
Op basis van eventuele meldingen worden gesprekken gevoerd met de betrokken medewerkers en wordt vervolgens bepaald tot welke maatregelen wordt overgegaan. Het onderzoek wordt begin april afgerond. Naar ik van Holland Casino heb begrepen, zullen in geval van feitelijk vastgestelde integriteitsschendingen passende arbeidsrechtelijke maatregelen worden genomen, maar worden medewerkers die zichzelf op eigen initiatief melden niet ontslagen.
Het behoort tot de competentie van het bestuur van Holland Casino om, als onderdeel van de bedrijfsvoering, te bepalen hoe om te gaan met eventuele geconstateerde strafbare feiten of andere overtredingen van haar medewerkers, zolang dit geen afbreuk doet aan de wijze waarop Holland Casino uitvoering geeft aan haar publieke taken.
Deelt u de mening dat de directie van Holland Casino, mede gegeven de publieke taken die dit bedrijf heeft, zich niet zou moeten beperken tot interne maatregelen of sancties, laat staan het geven van enige vorm van baangarantie voor fraudeurs, maar dat aangifte van strafbare feiten bij de politie eerder voor de hand ligt? Zo ja, hoe gaat u dit aan de directie van Holland Casino vertellen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de directie van Holland Casino sinds 1 januari 2012 aangiften gedaan van strafbare feiten die door medewerkers van het bedrijf zouden zijn gepleegd? Zo ja, hoe vaak is dit gebeurd en wat is de aard van de delicten waarvoor aangifte is gedaan? Zo nee, deelt u dan de mening dat de berichten over een stroom incidenten, de signalen dat medewerkers de regels overtreden en het feit dat er geen of nauwelijks aangiften bekend zijn, de indruk wekken van een doofpotcultuur bij Holland Casino?
Holland Casino heeft mij meegedeeld sinds 1 januari 2012 zeven keer aangifte te hebben gedaan, nadat zich verschillende incidenten hadden voorgedaan. Het betrof incidenten waarbij sprake was van samenspel tussen medewerkers en gasten, dan wel diefstal. Incidenten komen op verschillende manieren aan het licht: via medewerkers die hun leidinggevende informeren, door signalen van gasten of door zelfstandig onderzoek van de afdeling Security & Legal. Gemelde incidenten worden altijd onderzocht.
Op basis van mij bekende informatie heb ik niet de indruk dat er bij Holland Casino sprake is van een doofpotcultuur. Het bedrijf kent zowel vertrouwenspersonen als een klokkenluidersregeling. Ook schroomt Holland Casino niet om aangifte te doen van strafbare feiten, zelfs wanneer dit leidt tot media-aandacht. Incidenten worden bovendien breed binnen de organisatie gecommuniceerd.
Over welke mogelijkheden beschikken u of andere organen van de overheid om toezicht te houden op Holland Casino? Wordt daar in verband met het voorkomen van fraude door medewerkers van dat bedrijf gebruik van gemaakt? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Naast mijn stelselverantwoordelijkheid voor het kansspelbeleid in brede zin zijn er verschillende overheidsorganen die, steeds vanuit verschillend perspectief, toezicht houden op Holland Casino.
De kansspelautoriteit ziet toe op de naleving van de Wet op de kansspelen (en onderliggende regelgeving) en de aan Holland Casino verleende vergunning. Het gaat hier in het algemeen om voorschriften die ertoe strekken de voor kansspelen relevante publieke belangen – het tegengaan van kansspelverslaving en het beschermen van consumenten – te borgen. Bij overtreding van deze voorschriften kan de kansspelautoriteit o.a. een bestuurlijke boete opleggen.
Conform het deelnemingenbeleid is de Minister (in dit geval: de Staatssecretaris) van Financiën verantwoordelijk voor het beheer van het aandeelhouderschap in de onderneming en treedt hij bij Holland Casino, gelet op diens rechtsvorm, op als ware hij aandeelhouder. Dit komt tot uiting in de statuten van Holland Casino, waarin verschillende rechten en bevoegdheden van de minister in zijn rol van aandeelhouder zijn vastgelegd.
De Nederlandsche Bank ziet toe op de naleving van tal van wetten van financiële aard. Het betreft hier onder andere de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme, de Wet op het financieel toezicht, de Wet inzake de geldtransactiekantoren en de Sanctiewet.
De Algemene Rekenkamer tenslotte kan onderzoek instellen naar het financiële beheer van Holland Casino.
Naast deze overheidsorganen ziet de raad van commissarissen van Holland Casino toe op de algemene gang van zaken in de stichting, het financiële verloop bij de stichting en de winstafdracht aan de Staat der Nederlanden alsmede op het beleid van het bestuur.
Het voorkomen van dan wel het omgaan met fraude door medewerkers van de onderneming valt net als bij andere ondernemingen binnen de normale verantwoordelijkheden van het bestuur, en is als zodanig niet specifiek belegd bij één van de publieke toezichthouders. Naar mijn mening is dat ook niet nodig, omdat het hier gaat om maatregelen die het bestuur in het kader van haar normale bedrijfsvoering kan (en zal) treffen en waarop de raad van commissarissen toezicht houdt.
Wat is de stand van zaken met de plannen om het staatsbedrijf Holland Casino te verkopen? Wordt er bij die plannen uitdrukkelijk rekening gehouden met eisen ten aanzien van de integriteit van het personeel en taken met betrekking tot het voorkomen van fraude, witwassen van geld en gokverslaving?
Op dit moment werken de ministeries van Veiligheid en Justitie en van Financiën, in nauw overleg met de kansspelautoriteit, beleidsmatige maatregelen uit die strekken tot herinrichting van de casinomarkt. Integraal onderdeel van de herinrichting is de privatisering van Holland Casino. De Staatssecretaris van Financiën en ik streven ernaar uw Kamer daarover voor de zomer nader te berichten. Bij de uitwerking van de plannen zal nadrukkelijk rekening worden gehouden met de beleidsdoelstellingen – het tegengaan van kansspelverslaving, het beschermen van de consument en het tegengaan van fraude en witwassen.
Het negeren van een rijverbod door een dronken chauffeur |
|
Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Dronken buschauffeur rijdt door na botsing» en «Dronken buschauffeur na ongeluk ontslagen»?1
Ja.
Is het waar dat een werkgever niet op de hoogte wordt gesteld van het feit dat een werknemer, die beroepsmatig in het bezit van een geldig rijbewijs moet zijn, dat rijbewijs niet meer heeft? Zo ja, waarom is dat zo? Zo nee, hoe is dit dan wel geregeld?
Ten aanzien van het verstrekken van gegevens omtrent invordering, inneming en teruggave van het rijbewijs en ontzegging van de rijbevoegdheid vermelden het Reglement Rijbewijzen, het Privacyreglement Centraal Rijbewijzen- en Bromfietscertificatenregister en het Besluit aanwijzing Stichting Waarborgfonds Motorverkeer voor ontvangen van gegevens uit het rijbewijsregister een aantal personen of instanties aan wie de Dienst Wegverkeer inlichtingen verstrekt. Werkgevers worden in al deze regelingen niet genoemd. De politie mag op grond van de Wet politiegegevens (Wpg) en het Besluit politiegegevens alleen politiegegevens verstrekken aan limitatief genoemde derden. Werkgevers staan daarbij niet genoemd.
Het Openbaar Ministerie kan op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens en de daarop gebaseerde Aanwijzing Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens strafvorderlijke gegevens over verdachten of veroordeelden verstrekken aan bepaalde instanties, waaronder werkgevers in de vervoerssector. Voorwaarde hierbij is wel dat uit het strafdossier blijkt van feiten en omstandigheden die twijfels doen rijzen over het behoorlijk beroepsmatig functioneren van de verdachte of veroordeelde. Er moet van geval tot geval worden beoordeeld of er aanleiding is van deze bevoegdheid gebruik te maken.
Is het in het kader van het inlichten van een werkgever relevant of het rijbewijs door de politie is ingevorderd, door de officier van Justitie is ingenomen dan wel door de rechter de rijbevoegdheid is ontzegd? Zo ja, op welke wijze en waarom?
Als de politie een rijbewijs invordert dat wordt daarvan een proces-verbaal ingezonden naar de officier van justitie. Deze beslist over inhouding dan wel teruggave van een rijbewijs. Voor het verstrekken van gegevens die bij de politie of het Openbaar Ministerie berusten verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
Ontzeggingen van de rijbevoegdheid die zijn opgelegd door de strafrechter kunnen alleen door de voorzitter van de rechtbank aan derden worden verstrekt.
Deelt u de mening dat de bescherming van de verkeersveiligheid en de veiligheid van passagiers voorrang dient te hebben boven de bescherming van de persoonlijke levenssfeer van degene van wie de rijbevoegdheid is ingevorderd, ingenomen of ontzegd? Zo ja, hoe gaat u hier gevolg aan geven? Zo nee, waarom niet?
Uitgangspunt is dat iemand waarvan het rijbewijs is ingenomen geen voertuig bestuurt. Een persoon die toch achter het stuur wordt aangetroffen begaat een misdrijf. De verkeersveiligheid, de veiligheid van passagiers en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer zijn allen belangrijke aspecten. Het Openbaar Ministerie en de rechter beoordelen in een individuele zaak wat het zwaarst moet wegen, en houden daarbij rekening met alle relevante omstandigheden. Als het Openbaar Ministerie aanleiding ziet om de werkgever in te lichten heeft het deze bevoegdheid. Zie het antwoord op vraag 2. Gelet hierop zie ik geen aanleiding om bijvoorbeeld een algemene meldplicht aan werkgevers in het leven te roepen.
Houdt de rechter bij het opleggen van een onvoorwaardelijke rijontzegging rekening met de omstandigheid dat iemand zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk en is dit belang daarmee reeds meegewogen bij het desalniettemin opleggen van de rijontzegging?
De rechter betrekt in zijn afweging bij het opleggen van een straf of maatregel onder meer de gevolgen daarvan voor de te veroordelen persoon, gelet op diens persoonlijke omstandigheden. Wanneer ter zitting de mogelijkheid van een onvoorwaardelijke rijontzegging als sanctie aan de orde komt, is het gegeven dat iemand zijn rijbewijs nodig heeft voor zijn werk in dit verband een relevante omstandigheid.
Het bericht dat internetoplichting voortaan een zaak voor de civiele rechter zou zijn |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht in de Leeuwarder Courant over internetbedrog?1 Wat is uw reactie hierop?
Ja. Voor mijn reactie verwijs ik naar het antwoord op de hierna volgende vragen.
Is het waar dat het ten laste leggen van het delict verduistering niet meer mogelijk is ten aanzien van mensen die betalingen van een ander opstrijken, maar de beloofde goederen niet leveren? Kunt u de exacte effecten van het genoemde arrest van de Hoge Raad uiteen zetten? Is hiermee de strafrechtelijke aanpak van internetoplichting moeilijker geworden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het krantenbericht refereert aan een arrest van de Hoge Raad van 2 oktober 2012 (LJN: BV8280). Het betrof een zaak waar dvd’s vooraf waren betaald maar niet geleverd. De Hoge Raad oordeelde dat het betaalde geld na overmaking eigendom werd van de verdachte. Hier is geen sprake van wederrechtelijke toe-eigening en dus in strafrechtelijk zin ook geen sprake van verduistering (iemand kan zijn eigen geld immers niet wederrechtelijk toe-eigenen). Het feit dat de tegenprestatie (het leveren van de dvd’s) niet was nagekomen maakt dit niet anders. Het gevolg van dit arrest is dat een situatie waarbij geld wordt ontvangen maar de tegenprestatie uitblijft niet kan worden vervolgd als verduistering.
Mogelijk kan in dergelijke gevallen nog wel vervolgd worden wegens oplichting. Daarvoor moet volgens artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht bijvoorbeeld sprake zijn van «listige kunstgrepen of een samenweefsel van verdichtsels», zoals het gebruik van valse keurmerken of een valse naam. Hier zal in sommige, maar zeker niet in alle gevallen van internetoplichting sprake van zijn. Zo had in de genoemde zaak over de niet-geleverde dvd’s het Hof Den Bosch de verdachten al vrijgesproken van de primair ten laste gelegde oplichting, omdat zij onder eigen naam en met eigen bankrekening handelden. Ook in een andere recente uitspraak van het Hof Den Haag (LJN: BW5086) is iemand die online concertkaartjes verkocht maar niet leverde vrijgesproken van oplichting, omdat hij gebruik maakte van zijn eigen voornaam en bankrekening en er geen sprake was van een listige kunstgreep of samenweefsels van verdichtsels.
Gevallen van internetfraude waarbij noch verduistering noch oplichting ten laste kan worden gelegd zijn bij de huidige wetgeving gezien de jurisprudentie niet te kwalificeren als een strafbaar feit.
Deelt u de mening dat het oplichten van mensen op het internet door mensen wel te laten betalen maar geen goederen te leveren, aangepakt moet worden met het strafrecht en dat slachtoffers van oplichting op het internet niet te horen moeten krijgen dat het een civiele zaak betreft? Kunt u bevestigen dat het strafrecht ingezet blijft worden tegen dergelijke vormen van internetoplichting? Op welke wijze kan een strafrechtelijke aanpak tegen internetoplichters gewaarborgd blijven?
De zaak waarover de Hoge Raad oordeelde toont eens te meer aan dat mensen goed op moeten letten als zij, bijvoorbeeld via internet, zaken doen met een onbekende tegenpartij. Dat geldt zeker als er vooraf (aan)betaald moet worden. Er zijn op internet verschillende oplossingen voorhanden waarmee de risico’s van dergelijke transacties beperkt kunnen worden.
Ook als mensen eenmaal slachtoffer zijn geworden van oplichting houden ze een eigen verantwoordelijkheid om de schade die zij hierdoor geleden hebben te verhalen. Het strafrecht kan niet voor ieder zakelijk conflict een oplossing bieden. Maar bij ernstige gevallen, bijvoorbeeld als het gaat om grote bedragen en/of grote aantallen gedupeerden, moet naar mijn mening ook langs strafrechtelijke weg opgetreden kunnen worden. Zoals vermeld in antwoord op vraag 2 kan het Openbaar Ministerie ook nu nog optreden tegen bepaalde gevallen van internetoplichting. Ik zal naar aanleiding van het arrest in overleg met het Openbaar Ministerie bezien of, en zo ja op welke wijze, nieuwe strafrechtelijk mogelijkheden gecreëerd moeten worden.
Grootschalige omkoping bij 380 sportwedstrijden |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Europol: grootschalige omkoping bij 380 voetbalwedstrijden»?1
Ik verwijs u naar de brief over dit onderwerp, die ik op 8 februari 2013 aan uw Kamer heb verzonden.2 Elk gegeven dat van belang is voor het onderzoek naar matchfixing wordt hierbij vanzelfsprekend betrokken.
Wat is uw reactie op de uitspraken van Europol, waarin gezegd wordt dat er voor het eerst harde bewijzen zijn verzameld van matchfixing? Zijn deze gegevens van Europol betrokken in het onderzoek dat u laat uitvoeren naar matchfixing? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de uitspraken van Europol die aangeven dat criminelen € 8 miljoen aan winst hebben geboekt door matchfixing, en dat dit nog maar het topje van de ijsberg is? Wordt in het Nederlandse matchfixingonderzoek ook gekeken naar de winsten die in Nederland zijn geboekt door criminelen? Zo nee, waarom niet?
Ik wacht in dit verband eventuele toekomstige informatie van Europol af. In ons matchfixingsonderzoek wordt de vraag over winsten meegenomen.
Wat is uw reactie op de conclusies van Europol die aangeven dat ook Nederlanders handelen in matchfixingpraktijken? Zijn deze Nederlanders bekend in het onderzoek naar matchfixing en/of bij het Openbaar Ministerie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Is u bekend hoeveel zaken die betrekking hebben op matchfixing momenteel strafrechtelijk worden onderzocht, waardoor zij niet deel kunnen uitmaken van het onderzoek dat u laat doen naar matchfixing? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
In Nederland loopt geen strafrechtelijk onderzoek naar matchfixing. Ik verwijs u verder naar voornoemde brief van 8 februari 2013 aan uw Kamer.
Kunt u aangeven of in Nederland arrestaties hebben plaatsgevonden van mensen die betrokken zijn bij matchfixing? Zo nee, wilt u deze gegevens betrekken in het onderzoek dat u momenteel laat uitvoeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Betrekt u alle sporten in het onderzoek naar matchfixing of zijn er sporten die niet in het onderzoek worden meegenomen? Wilt u een overzicht sturen welke sporten wel en/of niet onderzocht worden op matchfixing? Zo nee, waarom niet?
De drie sporten die in ieder geval meegenomen worden in het onderzoek zijn voetbal, tennis en de draf- en rensport. Dit zal worden aangevuld met naar verwachting twee additionele sporten. Welke sporten dat zijn hangt mede af van de vraag op welke Nederlandse wedstrijden in het buitenland gegokt kan worden.
Hoe reageert u op de opmerking van de heer Van Rompuy dat het onderzoek dat u laat uitvoeren enkel kijkt naar het verleden, terwijl juist een strategie nodig is voor de toekomst? Bent u bereid een plan te maken hoe er met klokkenluiders zal worden omgegaan, teneinde hen te bewegen zich te melden? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Er is opdracht gegeven voor een breder onderzoek naar de aard en omvang van matchfixing in Nederland. Op basis van de resultaten zal worden bepaald of, en zo ja welke, verdere maatregelen noodzakelijk zijn voor een integrale aanpak van matchfixing. De behandeling van klokkenluiders maakt deel uit van het onderzoek en betreft vooral tuchtrechtelijke aspecten.
Drugssmokkel via de Antwerpse Haven. |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat zijn de precieze politiecijfers met betrekking tot de invoer van cocaïne in Nederland vanuit overige lidstaten van de Europese Unie (EU)? Welk percentage komt er bij benadering doorheen en zijn dus niet in deze cijfers verwerkt?1
Welk bedrag wordt door het Openbaar Ministerie (OM) jaarlijks ontnomen aan criminelen wegens wederrechtelijk verkregen voordeel uit cocaïnesmokkel?
Welke maatregelen worden er precies getroffen nu de hoofdverdachten van deze smokkel in het merendeel van de gevallen de Nederlandse nationaliteit hebben? Zijn deze personen al in beeld bij het OM? Zo nee, hoe wordt ervoor gezorgd dat deze personen zo spoedig mogelijk worden geïdentificeerd en aangepakt?
De in mijn antwoorden op eerdere vragen5 van het lid Van der Steur opgenomen constatering dat het merendeel van de hoofdverdachten van cocaïnehandel- en smokkel in Nederland een Nederlandse achtergrond heeft, ziet op resultaten van strafrechtelijke onderzoeken. Deze hoofdverdachten zijn zodoende bekend bij het OM.
De prioritaire aanpak van cocaïnehandel- en smokkel houdt ondermeer in dat Nederlanders en in Nederland actieve personen die zich met (de voorbereiding van) internationale cocaïnehandel bezighouden worden opgespoord en vervolgd. De 100%-controles op Schiphol van bepaalde vluchten vloeien ook voort uit deze prioriteitsstelling. Ik verwijs voor de verdere invulling van de prioriteitsstelling graag naar het Nationaal Dreigingsbeeld 2012 en de beleidsreactie daarop. Deze beide documenten zijn op 13 maart 2013 aan uw Kamer worden gezonden.
Wat wordt er bedoeld met het antwoord dat er grote prioriteit wordt toegekend aan de bestrijding van cocaïnehandel en -smokkel? Wat voor maatregelen en inzet van politie en justitie worden er aan die prioritering verbonden?
Zie antwoord vraag 3.
Is het in de praktijk mogelijk om wederrechtelijk verkregen voordeel uit cocaïnehandel en -smokkel te ontnemen? Hoe vaak komt het voor dat dit niet lukt? Welke maatregelen worden er getroffen om ervoor te zorgen dat ook in deze gevallen kan worden gekomen tot het ontnemen van wederrechtelijk verkregen voordeel? Kunt u een overzicht geven van de straffen die zijn opgelegd voor deze vorm van smokkel en het aantal verdachten dat met succes veroordeeld is?
Het ontnemen van uit cocaïnehandel en -smokkel verkregen vermogen is mogelijk. In de praktijk dient hiertoe zicht te worden verkregen op uitgaven en/of vermogensbestanddelen ten behoeve van het maken van de voordeelsberekening en/of de executie van een opgelegde ontnemingsmaatregel. Dit is lastiger naarmate er meer vermogen is ondergebracht in het buitenland, zeker als het gaat om een land waarmee Nederland geen – op ontneming toegesneden – rechtshulprelatie heeft. Ik onderhoud contacten met andere landen om eventuele belemmeringen voor het ontnemen zoveel mogelijk weg te nemen. Mijn inzet in EU-verband is gericht op wederzijdse erkenning van ontnemingsbeslissingen. Verder zijn met de inwerkingtreding van de Wet verruiming mogelijkheden voordeelontneming per 1 juli 2011 de mogelijkheden om criminele winsten af te pakken uitgebreid. Zo is het mogelijk geworden na een opgelegde ontnemingsmaatregel een strafrechtelijk executie onderzoek te starten om vermogensbestanddelen op te (blijven) sporen.
Het OM heeft mij meegedeeld dat geen overzichten beschikbaar zijn van gevallen waarin ontnemen niet lukt, of van de straffen die zijn opgelegd voor deze vorm van smokkel en het aantal verdachten dat met succes is veroordeeld.
Waarom bestaat er geen voornemen om de taakomschrijving van de Koninklijke Marechaussee uit te breiden naar de bestrijding van cocaïnehandel en -smokkel?
Waarom wordt slechts op ad hoc basis samengewerkt met het Verenigd Koninkrijk bij de bestrijding van drugssmokkel, zeker nu qat recent strafbaar is gesteld? Is er extra inzet vereist in de landen waarmee Nederland op ad hoc basis samenwerkt om tot een betere bestrijding van drugssmokkel te komen? Is er geen aanleiding om structureler samen te werken met andere EU-lidstaten om de smokkel van drugs tegen te gaan?
Welke concrete maatregelen heeft België genomen om deze vorm van smokkel tegen te gaan? Hoe beoordeelt u die inspanningen in vergelijking met de aanpak in Rotterdam? Hoeveel kilo cocaïne wordt jaarlijks in België in beslag genomen en hoe verhoudt zich dat met de vangsten in Rotterdam?
Het onderzoeken en het tijdig voorkomen van pedofilie |
|
Nine Kooiman , Magda Berndsen (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Undercover in Nederland over vrouwelijke pedofilie?1
Ja.
Is het waar dat er weinig bekend is over de verborgen groep van duizenden pedofiele vrouwen in Nederland? Welke cijfers zijn nu bekend over (vrouwelijke) daders en medeplegers van zedendelicten? Hoe hoog wordt de verborgen groep van pedofielen ingeschat?
Voldoet het huidige onderzoek naar (vrouwelijke) pedofilie in Nederland aan de kennisbehoeften van zorginstanties en politie om het probleem tijdig te signaleren en te voorkomen? Zo nee, bent u bereid om hier onderzoek naar te laten doen of financiële middelen voor beschikbaar te stellen?
Welke middelen zijn nu beschikbaar om pedofiele gevoelens van (potentiële) daders tijdig te signaleren en te behandelen? Waar kunnen mensen met pedofiele gevoelens terecht voor hulp? Is de bekendheid van deze middelen bij de Nederlandse bevolking voldoende zodat potentiële daders op zoek naar hulp hun weg naar de desbetreffende instanties kunnen vinden?
Mensen met pedofiele gevoelens kunnen in Nederland terecht bij de reguliere zorg in de vorm van de huisarts, de eerstelijnspsycholoog en de seksuoloog. Daarnaast zijn er gespecialiseerde forensische poliklinieken die behandelingen aanbieden, ook als er geen delict is gepleegd. Voor mensen met pedofiele gevoelens blijkt de drempel tot de hulpverlening echter vaak te hoog. Om deze drempel te verlagen en zo seksueel misbruik te voorkomen is het project «Stop It Now!» opgezet. Het project biedt misbruikers en mensen die zich seksueel tot kinderen aangetrokken voelen een uitweg naar hulp. Door middel van een website, spotjes, banners, het instellen van een anonieme hulplijn en het gratis aanbieden van een aantal gesprekken wordt getracht de persoon te laten deelnemen aan hulpverlening. Daarnaast kunnen partners, buren, familieleden en professionals naar de hulplijn bellen voor advies. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 5.
Kunt u actuele cijfers geven over de meldingen en personen in behandeling via de Stichting Meldpunt Kinderporno? Is het waar dat het aantal meldingen en de werkvoorraad toeneemt? Welke voorlichtingsmiddelen, publiekscampagnes en preventieberichten zijn nu beschikbaar en welke zouden nog moeten worden ingezet?
Met de hulplijn «Stop It Now!», die bij de Stichting Meldpunt Kinderpornografie is ondergebracht, is sinds april 2012 tot begin februari 2013 130 keer gebeld (door 108 unieke bellers) en 29 keer gemaild. Daarbij ging het in 62 gevallen om personen die zich zorgen maken over hun eigen gedrag of gevoelens jegens kinderen. Daarvan zijn 31 personen doorverwezen voor een gesprek met een behandelaar van forensische kliniek De Waag. Hiervan zijn 20 personen een behandeling gestart bij De Waag of een andere forensische kliniek. Met het toenemen van de bekendheid van deze hulplijn is de verwachting dat ook het aantal meldingen zal toenemen. Bekendheid voor «Stop It Now!» is tot op heden gegenereerd via media-aandacht, folders voor hulpverleners, een politiefolder en uiteraard de website.
Is het waar dat de financiering van de hulplijn StopitNow van de Stichting Meldpunt Kinderporno onder druk staat? Kunt u garanderen dat hier voldoende financiering voor beschikbaar wordt gesteld? Zo ja, welk bedrag gaat u hiervoor beschikbaar stellen? Kunt u het bedrag per departement aangeven? Voldoet deze financiering aan de behoefte van de hulplijn?
Stop It Now! heeft in 2011 een eenmalige startsubsidie gekregen van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS). Deze loopt door tot de zomer van 2013. Recentelijk heeft Stop It Now! gevraagd om een verlenging van de startsubsidie. Ook uw Kamer heeft mij tijdens het AO kinderpornografie van 20 december 2012 gevraagd nog eens te kijken naar de mogelijkheden voor de verdere financiering van Stop It Now! Zoals toegezegd tijdens het AO zal ik dit samen mijn ambtgenoot van VWS beoordelen en zal ik uw Kamer in de voortgangsrapportage kinderpornografie, welke medio april 2013 gepland staat, informeren over de uitkomst.
Het bericht dat tot twee maal veroordeelde huisarts nog altijd als bevoegd arts in het BIG register staat |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht op Medical Facts dat een tot tweemaal veroordeelde huisarts nog altijd als bevoegd arts in het BIG-register staat?1
Ja.
Hoe kan het dat een arts die tweemaal is veroordeeld voor kinderporno nog in het BIG-register ingeschreven staat?
Omwille van de privacy van betrokkene kan ik niet ingaan op de achtergronden van dit concrete geval. Bij de handhaving van wettelijke regels rond volksgezondheid speelt het samenwerkings- en informatieprotocol IGZ-OM een belangrijke rol. Hierin is afgesproken hoe wordt samengewerkt en door welke instantie wordt gehandeld wanneer sprake is van een samenloop van toezicht, bestuurlijke handhaving, opsporing en strafrechtelijke handhaving. Wanneer voor handelingen in de zorg strafrechtelijk in plaats van tuchtrechtelijk optreden geïndiceerd is, dan vindt in het kader van voornoemd protocol overleg plaats tussen OM en IGZ over onder andere de vraag of een beroepsverbod gevorderd wordt. Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 2 van het lid Bouwmeester (vraagnummer 2013Z01939, ingezonden 1 februari 2013).
Waarom heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) niet via een tuchtprocedure (regionaal tuchtcollege of college medisch toezicht) afgedwongen om tot doorhaling uit het BIG-register over te gaan om daarmee de patiënt te beschermen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de IGZ laks is geweest indien zij geen verdere actie heeft ondernomen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat iemand die tot twee keer is veroordeeld voor kinderporno in geen geval geschikt kan zijn om huisarts te zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is er na de recidive geen beroepsverbod opgelegd?
Zie antwoord vraag 2.
Welke mogelijkheden zijn er om alsnog tot doorhaling in het BIG-register over te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Welke oplossingen biedt een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) als het gaat om zelfstandig functionerende beroepsbeoefenaren zoals een huisarts?
Ik wil verplicht stellen dat alle medisch professionals in de zorg een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kunnen overleggen. Dit betekent dat ook vrijgevestigde artsen en ZZP’ers, wanneer de IGZ hierom vraagt, een VOG moeten kunnen overleggen. Dit voornemen zal onderdeel zijn van de nota van wijziging waarmee de Wet cliëntenrechten zorg wordt beperkt tot bepalingen omtrent kwaliteit, toezicht en klachten en geschillen. Zoals aangegeven in de strategische agenda van de staatssecretaris en mijzelf van 8 februari 2013 zal uw Kamer deze nota van wijziging in april ontvangen.
Een veroordeelde arts die veroordeelt is voor kinderporno, maar nog wel big register staat |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met bericht «veroordeelde huisarts nog ingeschreven als bevoegd arts in BIG-register»?1 2
Ja.
Vind u het ook zeer zorgelijk dat een arts die is veroordeelt voor kinderporno met een patiënt nog steeds staat ingeschreven als arts in BIG-register? Zo ja, wat kan u daaraan doen?
Omwille van de privacy van betrokkene kan ik niet ingaan op de achtergronden van dit concrete geval. In het algemeen is het zo dat de strafrechter slechts bij een beperkt aantal delicten een beroepsverbod kan opleggen, hetgeen doorhaling in het BIG-register tot gevolg heeft, en alleen indien de strafbare feiten zijn begaan in de beroepsuitoefening. Dit beroepsverbod is beperkt in duur. Een blijvend beroepsverbod kan alleen worden opgelegd bij veroordeling tot levenslange gevangenisstraf.
Ik vind het onbevredigend dat beroepsbeoefenaren die ernstige zeden- of geweldsmisdrijven hebben gepleegd, en bij wie een kans op recidive aanwezig is, hun beroep (opnieuw) kunnen uitoefenen. Zoals eerder gemeld in mijn brief van 22 januari 2013 over het tuchtrecht (Kamerstukken II, vergaderjaar 2012–2013, 31 016, nr.3 bezie ik in overleg met mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie of en op welke wijze de mogelijkheden voor het opleggen van een beroepsverbod kunnen worden verruimd.
Deelt u de mening dat hierdoor voor patiënten niet inzichtelijk is dat deze arts is veroordeeld voor kinderporno met een patiënt en dat dit zeer ongewenst is?
Ik vind het belangrijk dat bevoegdheidsbeperkende maatregelen kenbaar zijn voor patiënten. Tuchtrechtelijke maatregelen, zoals doorhalingen, worden openbaar gemaakt. Sinds 1 juli 2012 worden ook de doorhalingen op grond van door de strafrechter opgelegde ontzettingen van het recht het beroep uit te oefenen openbaar gemaakt. Bij tuchtrechtelijke maatregelen wordt sinds juli 2012 de aard van het vergrijp dat heeft geleid tot de maatregel vermeld. Alle voornoemde maatregelen die via de website van het BIG-register openbaar worden gemaakt blijven (afhankelijk van de zwaarte van de maatregel) 5 tot 10 jaar raadpleegbaar voor het publiek. Daarnaast vindt publicatie van de maatregel plaats in een dagblad en in de Staatscourant.
Ik wil verplicht stellen dat alle medisch professionals in de zorg een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kunnen overleggen. Dit betekent dat ook vrijgevestigde artsen en ZZP’ers, wanneer de IGZ hierom vraagt, een VOG moeten kunnen overleggen. Dit voornemen zal onderdeel zijn van de nota van wijziging waarmee de Wet cliëntenrechten zorg wordt beperkt tot bepalingen omtrent kwaliteit, toezicht en klachten en geschillen. Zoals aangegeven in de strategische agenda van de staatssecretaris en mijzelf van 8 februari 2013 zal uw Kamer deze nota van wijziging in april ontvangen.
Deelt u de mening dat patiënten het recht hebben op vindbare en leesbare informatie over kwaliteit, maar ook over misstanden van artsen?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich eerdere vragen over afwezigheid van koppeling tussen strafrecht, tuchtrecht en bestuursrecht?
Ja.
Deelt u de mening dat gezien dit zoveelste voorbeeld het wenselijk is om een koppeling te maken tussen strafrecht, tuchtrecht en civielrecht? Deel u de mening dat een arts die strafbare handelingen met een patiënt heeft gepleegd niet alleen strafrechtelijk wordt veroordeeld, maar ook zijn vak niet meer mag uitoefenen? Zo ja, hoe gaat u dit regelen? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de strafrechter om te beoordelen of een beroepsverbod in een concrete strafzaak tegen een BIG-geregistreerde aangewezen is. Zoals vermeld in antwoord op vraag 2 ben ik in overleg met mijn ambtgenoot van Veiligheid en Justitie om te bezien of en op welke wijze de mogelijkheden voor het opleggen van een beroepsverbod kunnen worden verruimd. Wat betreft het maken van een koppeling tussen strafrecht, tuchtrecht en civielrecht is van belang dat het BIG-register bevoegdheidsbeperkingen verwerkt die voorvloeien uit uitspraken van de tuchtrechter (zoals doorhaling en schorsing), de strafrechter (ontzetting van het recht het beroep uit te oefenen) en de civiele rechter (ondercuratelestelling wegens geestelijke stoornis). De bevoegdheidsbeperking wordt openbaar gemaakt door verwerking in het BIG-register, door vermelding op de online lijst met «maatregelen Wet BIG» en door publicatie in een dagblad en in de Staatscourant.
Op welke manier kunnen strafrechtelijke uitspraken over artsen, die relevant zijn voor de relatie arts patiënt inzichtelijk worden gemaakt voor patiënten, zodat patiënten niet worden blootgesteld aan artsen die een gevaar vormden of kunnen vormen voor patiënten?
Als door de strafrechter een beroepsverbod wordt opgelegd aan een BIG-geregistreerde, wordt de inschrijving van betrokkene doorgehaald in het BIG-register. Zie hierover mijn antwoord op vragen 3 en 6. De strafrechter kan, indien de bescherming van de samenleving daartoe noodzaakt, in bij de wet bepaalde gevallen, als bijkomende straf openbaarmaking van de rechterlijke uitspraak gelasten.
Waarom wordt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) niet automatisch ingeschakeld bij strafrechtelijke uitspraken over artsen, indien die van invloed zijn op patiëntveiligheid en de arts-patiënt relatie? Op welke manier kan dat wel worden geregeld?
Op grond van de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en de daarop gebaseerde Aanwijzing Wjsg is het Openbaar Ministerie (OM) bevoegd om derden in kennis te stellen van strafvorderlijke gegevens voor buiten de rechtspleging gelegen doeleinden. De IGZ behoort tot de in de aanwijzing genoemde ontvangers. Per geval beoordeelt het OM aan de hand van de in de aanwijzing genoemde criteria of verstrekken aangewezen is.
Pedofiele praktijken door vrouwen |
|
Magda Berndsen (D66), Peter Oskam (CDA), Nine Kooiman , Ard van der Steur (VVD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u de aankondiging van de uitzending van Undercover Nederland van zondag 3 februari 2013?1
Ja.
Deelt u de walging over de gedragingen die in de uitzending naar voren komen?
Ik keur het ten zeerste af als personen informatie geven aan andere personen over manieren om in contact te komen met kinderen teneinde deze te misbruiken, of over manieren om dat misbruik te verhullen.
Klopt het dat leden en sympathisanten van de verboden vereniging Martijn in nieuwe netwerken met elkaar in contact staan en elkaar van adviezen voorzien?
Het is het Openbaar Ministerie niet bekend dat er sprake is van nieuwe netwerken waarin de voormalige leden en sympathisanten van de vereniging Martijn met elkaar in contact staan.
Zijn deze gedragingen strafrechtelijk vervolgbaar?
Het Openbaar Ministerie heeft al medewerking aan het opsporingsonderzoek in Griekenland aangeboden. Mede naar aanleiding van de bevindingen binnen het Griekse opsporingsonderzoek zal worden bezien of gedragingen individueel dan wel in verenigingsverband naar Nederlands recht vervolgbaar zijn en een strafrechtelijk onderzoek in Nederland aangewezen is.
Is het Openbaar Ministerie (OM) voornemens om een strafrechtelijk onderzoek te starten naar de in de uitzending naar voren gekomen personen en/of medewerking te verlenen bij vervolging in het buitenland?
Zie antwoord vraag 4.
Beschikken politie en het OM over afdoende bevoegdheden om de gedragingen van personen, zoals die in de uitzending te zien waren te vervolgen?
Het Openbaar Ministerie beschikt over afdoende bevoegdheden om gedragingen van personen zoals die in de uitzending te zien waren te vervolgen indien deze naar Nederlands recht strafbaar zijn.
Zijn politie en OM voldoende op de hoogte van de mogelijkheid dat ook vrouwen pedofiele neigingen kunnen hebben?
Dat ook vrouwen pedofiele neigingen kunnen hebben is bij de politie en het Openbaar Ministerie al bekend. Ik verwijs verder naar mijn antwoorden op de schriftelijke vragen van de leden Berndsen-Jansen en Kooiman van uw Kamer.2
Bent u bereid een onderzoek uit te (laten) voeren naar het fenomeen vrouwelijke pedofiel, de omvang en strafrechtelijke aanpak daarvan?
Zie antwoord vraag 7.
Regels die een snelle publicatie van beelden mishandeling belemmeren |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Regels belemmeren snelle publicatie van beelden mishandeling»?1
Ja.
Klopt het dat afspraken, wachttijden en regels politie en justitie belemmeren in het snel naar buiten brengen van camerabeelden van zware misdrijven, zoals de straatmishandelingen in Eindhoven en Nijmegen?
Voor het antwoord op deze Kamervraag verwijs ik u naar mijn antwoord op vragen van de leden De Wit en Kooiman (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, nr. 1528).
Bent u bereid eindelijk een beetje met de tijd mee te gaan en per direct deze afspraken, wachttijden en regels te veranderen om de betreffende beelden zo spoedig mogelijk aan de samenleving te tonen, zodat de daders gepakt en bestraft kunnen worden, nieuwe misdrijven door deze daders worden voorkomen en de samenleving weer iets veiliger wordt? Zo nee, waarom niet?
Of en wanneer opsporingsberichtgeving wordt ingezet hangt af van de concrete zaak en de andere opsporingshandelingen die daarin zijn of worden ondernomen. Zo kan het noodzakelijk zijn om eerst minder ingrijpende opsporingsmiddelen toe te passen alvorens over te gaan tot opsporingsberichtgeving. Het te snel of ongericht inzetten van opsporingsberichtgeving kan een onderzoek schaden.
Omdat het bij opsporingsberichtgeving om een opsporingsmiddel gaat, dient de regie bij het OM en de politie te liggen en is het nodig dat vooraf afspraken worden gemaakt over bijvoorbeeld de werkwijze, omgang met vertrouwelijke informatie en verwijdering van gegevens. Dat maakt ook dat van geval tot geval moet worden bekeken van welke media gebruik wordt gemaakt. Als snelle inzet van het middel geboden is, bestaan hiertoe voldoende mogelijkheden, ook bij media waarmee geen vaste samenwerking bestaat.
Gaat u uit de aanwijzing opsporingsberichtgeving de eis verwijderen dat het van belang is dat het Openbaar Ministerie (OM) nadrukkelijk rekening houdt met het grote (en steeds grotere) bereik van verschillende mediavormen, zoals ook een hoofdofficier van justitie in feite bepleit? Zo nee, waarom niet?
Voor ieder opsporingsmiddel geldt dat de inzet ervan een effectieve bijdrage moet kunnen leveren aan het desbetreffende opsporingsonderzoek en dat de inzet moet voldoen aan de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit. De rechter zal wanneer de zaak aan hem wordt voorgelegd toetsen of daaraan in het specifieke geval is voldaan en wat de consequentie moet zijn indien de inzet niet aan die eisen voldoet. De keuze van de mediavorm die is ingezet maakt onderdeel uit van deze toetsing.
Het gebruik van camerabeelden is reeds in voldoende mate mogelijk. Opname in het Wetboek van Strafvordering als bijzondere opsporingsbevoegdheid is hiervoor niet nodig.
Deelt u de mening dat het te bizar voor woorden is dat beelden pas laat openbaar worden gemaakt omdat er een wachtlijst is bij het programma opsporing verzocht? Per wanneer gaat u het mogelijk maken dat politie en OM met camerabeelden deze ook bij andere media mogen tonen indien het daar wel direct gepubliceerd kan worden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat daders hun privacy zelf op het spel zetten door een misdrijf te begaan en dat rechters dus geen lagere straffen mogen opleggen aan daders die op camerabeelden aan de samenleving zijn getoond omdat zij al publiekelijk aan de schandpaal zijn genageld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer gaat u het gebruik van camerabeelden etc. in het kader van de opsporing als bijzondere opsporingsbevoegdheid opnemen in het Wetboek van Strafvordering, zodat er een wettelijke grondslag is voor politie en OM om snel zonder al teveel rompslomp beelden openbaar te kunnen maken en rechters geen lage straffen meer kunnen opleggen wegens zogenaamde privacyschending van een dader?
Zie antwoord vraag 4.
De rol van het €500 biljet in de geldsmokkel, witwascircuit, drugs- en overige criminaliteit |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel: «Organised crime fears cause ban on 500 euro note sales»?1
Ja.
Kunt u de afweging toelichten om bij de invoering van de euro in 2002 een € 500 biljet in de eurozone te gaan gebruiken, gegeven de toen reeds bekende gevaren voor grensoverschrijdende witwaspraktijken, geldsmokkel en andere criminaliteit?
Het besluit welke coupures eurobankbiljetten door de centrale banken van het Eurosysteem zouden worden uitgegeven, is indertijd genomen door de Europese Centrale Bank (ECB).
Met de uitgifte van biljetten van 500 euro heeft de ECB de traditie voorgezet van eurolanden als Duitsland en Nederland om bankbiljetten uit te geven met een aanzienlijke nominale waarde. In deze landen gaf de centrale bank al tientallen jaren voor de invoering van de euro bankbiljetten uit van respectievelijk 1000 Duitse mark (het equivalent van afgerond € 511) en 1000 gulden (het equivalent van afgerond € 454).
Welke coupures centrale banken uiteindelijk kiezen om in de vraag naar bankbiljetten te voorzien, wordt enerzijds bepaald door de behoeften van het publiek en anderzijds door de productiekosten; het is goedkoper om biljetten van een hoge waarde te laten produceren dan een veelvoud daarvan aan biljetten met een (veel) lagere waarde. De Nederlandsche Bank (DNB) heeft geschat dat het eurosysteem door de uitgifte van het biljet van 500 euro tot nu toe meer dan € 90 miljoen aan productiekosten bespaard heeft.
Wat is uw oordeel over het uit de roulatie nemen van het € 500 biljet in het Verenigd Koninkrijk naar aanleiding van de schatting van het Britse Serious Organised Crime Agency dat meer dan 90 procent van de in het Verenigd Koninkrijk in omloop zijnde € 500 biljetten gebruikt wordt in het georganiseerde criminele circuit?
Blijkens het bericht van de BBC verkopen wisselkantoren in het VK geen biljetten van 500 euro meer, omdat het Serious Organised Crime Agency op basis van gefundeerd onderzoek raamt dat 90% van de door deze kantoren verkochte van 500-eurobiljetten gebruikt wordt voor witwassen. Biljetten van 500 euro worden wel ingekocht door de wisselkantoren in het VK.
Gelet op het feit dat het VK geen deel uitmaakt van de eurozone, is het gebruik van biljetten van 500 euro in het VK op zich al ongebruikelijk en is het stopzetten van de uitgifte van dergelijke biljetten eerder aan de orde.
Is voor Nederland en het eurogebied bekend welk deel van de geldhoeveelheid bestaat uit € 500 biljetten? Kloppen de schattingen dat 38 procent van de geldhoeveelheid uit € 500 biljetten bestaat en deelt u de mening dat dat merkwaardig zou zijn, aangezien het biljet in de meeste winkels feitelijk niet als betaalmiddel fungeert?
Het is niet bekend welk deel van de Nederlandse chartale geldhoeveelheid bestaat uit biljetten van 500 euro. De rol van deze biljetten in Nederland is echter niet groot. Zo had bijvoorbeeld van de totale waarde van de in 2012 door DNB uitgegeven bankbiljetten slechts 1,5% betrekking op het biljet van 500 euro. Voorts werden van deze coupure in 2012 door DNB meer biljetten ingenomen dan uitgegeven. Elders ligt dit anders. Van de totale waarde van alle in omloop zijnde eurobankbiljetten heeft inderdaad 38% betrekking op biljetten van 500 euro. Welk deel zich hiervan in het eurogebied bevindt, en dus ook in Nederland, is niet bekend. De ECB heeft echter geraamd dat naar waarde (niet naar aantallen) eind 2008 20–25% van de eurobankbiljetten zich buiten het eurogebied bevond (zie ECB, The international role of the euro, 2010, www.ecb.europa.eu).
Behalve als betaalmiddel vervullen bankbiljetten ook een rol als zogenoemd oppotmiddel. In tijden van (financiële) crisis is gebleken, dat zich een toenemende vraag voordoet naar biljetten met een hoge coupure. Bij gebrek aan vertrouwen in de veiligheid en bereikbaarheid van hun girale tegoeden willen sommigen extra contant geld aanhouden. Dit is een legitieme aanwending van bankbiljetten.
Hoe beoordeelt u de uitspraak in het artikel «De bolletjesslikker heeft plaatsgemaakt voor de euroslikker»?2 Hoeveel euro’s aan zwart geld is op deze wijze aangetroffen?
In het desbetreffende artikel wordt een veelheid van methoden beschreven waarop men probeert zwart geld door te sluizen en wit te wassen. Bij grenscontroles zijn douaniers in 2012 het slikken van geldbollen niet veel tegengekomen.
De Douane heeft mij laten weten dat er in 2012 twee casussen zijn geweest waarbij geld in bolletjes een rol speelden. In een geval betrof het een mannelijke verdachte die wel bolletjes bij zich had met daarin biljetten van 500 euro (totale bedrag € 254.000), maar de bolletjes waren in zijn koffer verstopt. Een ander geval betrof een vrouw die € 3510 (waaronder € 1500 aan biljetten van 500 euro) in een zogenaamde duwersbol in een lichaamsholte had gestopt.
Hoe oordeelt u over het besluit van de Canadese Centrale bank in 2000 om het 1000 dollar biljet op advies van de corruptie- en misdaadbestrijding uit de omloop te halen? Wint de ECB ook dergelijke adviezen in en hoe worden deze gewogen?
Het is bekend dat het intrekken van het biljet van 1000 Canadese dollar (dat op het moment van intrekking ongeveer € 700 waard was, en voorzag in ongeveer 11% van de Canadese bankbiljettenvraag) geen noemenswaardige impact heeft gehad op de ontwikkeling van de vraag naar contant geld in Canada in de jaren daarna. Dit voedt de verwachting dat bij intrekking van de hoogste coupure de vraag zich verplaatst naar het biljet van 200 euro.
DNB heeft mij laten weten dat de ECB zich ten behoeve van haar besluitvorming terdege pleegt te informeren over het gebruik van de onderscheiden eurobiljetten.
In hoeverre is bekend dat het € 500 biljet internationaal het 100 dollarbiljet verdringt als gangbaar betaalmiddel in criminele milieus? Welke acties zijn door u, door DNB en door de ECB ondernomen om dit tegen te gaan?
DNB heeft aangegeven dat de vraag naar eurobankbiljetten (alle coupures samen) in de eerste 8 jaar na hun introductie harder gegroeid is dan de vraag naar dollarbiljetten. Dit lijkt, aldus DNB, eerder het gevolg van het feit dat met introductie van de euro naast de dollar een tweede grote valuta op het wereldtoneel is verschenen. Of daarmee het biljet van 100 dollar internationaal door het biljet van 500 euro is verdrongen als gangbaar betaalmiddel in het criminele circuit is moeilijk na te gaan. Exacte cijfers zijn niet te geven; er is immers sprake van een schaduweconomie waarvan de juiste omvang niet is vast te stellen.
Om het gebruik van biljetten in criminele milieus terug te dringen is het Nederlandse beleid gericht op het ontmoedigen van het gebruik van contant geld voor witwastransacties. Bijvoorbeeld dienen in dat kader, krachtens de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft), onder andere banken, wisselinstellingen en betaaldienstverleners transacties, waaronder contante geldtransacties, waarbij zij aanleiding hebben om te veronderstellen dat zij verband kunnen houden met witwassen te melden bij de Financiële Inlichtingen Eenheid. Daarbij moeten ook alle geldtransfers van € 2000 of meer gemeld worden wanneer daarbij gelden in de vorm van chartaal geld ter beschikking worden gesteld. Hierop wordt toezicht gehouden door DNB. Voorts dienen handelaren transacties te melden waarbij voertuigen, schepen, kunstvoorwerpen, antiquiteiten, edelstenen, sierraden of juwelen verkocht worden tegen gehele of gedeeltelijke contante betaling, wanneer het contant te betalen bedrag meer dan € 25.000 bedraagt. Onafhankelijke juridisch adviseurs, advocaten, notarissen, belastingadviseurs, externe accountants, bedrijfseconomische adviseurs, bemiddelaars in onroerende zaken en trustkantoren dienen transacties te melden waarbij contante betalingen van € 15.000 of meer aan henzelf of door hun tussenkomst plaatsvinden.
Deze meldplichten hebben het voordeel dat zij het legitieme gebruik van contant geld onverlet laten en ook effect kunnen sorteren als andere bankbiljetten dan het biljet van 500 euro gebruikt worden.
Voorts kan worden gewezen op de Verordening liquide middelen.3
In artikel 3, eerste lid, van die verordening is bepaald: «Iedere natuurlijke persoon die de Gemeenschap binnenkomt of verlaat, en liquide middelen ten bedrage van EUR 10.000 of meer vervoert, moet dat bedrag overeenkomstig deze verordening aangeven bij de bevoegde autoriteiten4 van de lidstaat via welke deze middelen de Gemeenschap binnenkomen of verlaten. Er is niet aan de aangifteplicht voldaan indien de verstrekte gegevens onjuist of onvolledig zijn.»
Bij constateren van niet-aangeven of onjuist dan wel onvolledig aangeven is de bewijsvoering voor witwassen vergemakkelijkt.
De Douane heeft mij laten weten dat zij vanuit haar toezichthoudende taak op de naleving van de verordening weet dat er veel biljetten van 500 euro in omloop zijn. Het bezit van deze grote coupures levert niet automatisch het redelijke vermoeden op van witwassen. Het in bezit hebben van grote hoeveelheden biljetten van 500 euro wordt regelmatig gezien bij reizigers uit West-Afrika, Egypte en Libië in verband met de handel in tweedehands auto’s en trucks.
Is bekend welk deel van de gelden die gepaard gaan met witwassen in de vorm van € 500 biljetten gebeurt?
Het gebruik van contant geld – waaronder gebruik van biljetten van hoge waarde – is in een witwasproces veelal een tussenstap ten behoeve van het verplaatsen of overdragen van geld zonder sporen na te laten. Het is niet bekend in hoeverre gelden die worden witgewassen, worden aangehouden in of omgezet van of naar biljetten van 500 euro. Deze praktijk is moeilijk te kwantificeren nu, zoals opgemerkt in het antwoord op vraag 7, sprake is van een schaduweconomie. Verder kan witwassen – het verhullen van de criminele herkomst van geld – ook geschieden ten aanzien van giraal geld.
Zijn er studies verricht naar het gebruik van dit biljet door witwassers, drugscriminelen en andere malifide types in Nederland of de Eurozone door de Nederlandsche Bank of het Europees Systeem van Centrale Banken? Zo ja, wat waren de uitkomsten? Zo nee, vindt u dan niet dat hiernaar onderzoek moet worden gedaan gelet op de ervaringen in het Verenigd Koninkrijk en berichtgeving over het smokkel- en zwartgeldcircuit in Nederland?
DNB en andere centrale banken, waaronder de centrale banken die deel uitmaken van het Europees Stelsel van Centrale Banken, verrichten regelmatig onderzoek naar verschillende aspecten van het gebruik van contant geld.
Soms wordt daarbij aandacht besteed aan het gebruik van grote coupures. Een recent voorbeeld is een artikel in het Monthly Bulletin van de ECB van april 2011 (The Use of Euro Banknotes – Results of two surveys among households and firms, ECB Monthly Bulletin, april 2011, blz. 79 tot en met5. Een uitkomst van het daarin beschreven onderzoek is bijvoorbeeld dat in de acht onderzochte eurolanden gemiddeld een kwart van de respondenten tenminste eens per jaar een biljet van 200 of 500 euro gebruikt. Dit gemiddelde zou nog hoger liggen als Nederland (8%) en Frankrijk (9%) buiten beschouwing zouden worden gelaten. Het onderzoek dat DNB verricht naar het gebruik van cash om inzicht te hebben in de verschuiving van contant naar elektronisch betalen, richt zich sinds de introductie van de euro vooral op het aantal contante betalingen en de waarde van de contante omzet in Nederland.
Ook binnen de overheid wordt stil gestaan bij het probleem van geldsmokkel en het zwartgeldcircuit. In het Criminaliteitsbeeld analyse Witwassen van het Korps Landelijke Politiediensten (Klpd) wordt momenteel specifiek gekeken naar contante geldsmokkel door Colombianen naar Zuid-Amerika. Voorts richt het Flexibele informatie en expertise team Financieel van de Klpd zich ook specifiek op georganiseerde contante geldsmokkel.
Deelt u de zorgen over het malafide gebruik van het € 500 biljet? Deelt u de mening dat als het zo is dat het biljet voornamelijk criminaliteit faciliteert het uit het betalingsverkeer moet worden genomen? Zo ja, bent u bereid om u daarvoor bij DNB en de ECB in te zetten? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de zorg over het door criminele motieven gedreven gebruik van contant geld.
Voor een adequate beantwoording van deze en de vorenstaande vragen heb ik uitgebreid advies gevraagd aan en inlichtingen ingewonnen bij de Nederlandsche Bank, de Belastingdienst, de FIOD, de Douane en het Korps Landelijke Politiediensten. Daarbij is onder andere ook opgemerkt, dat naast het malafide gebruik tevens sprake is van bonafide gebruik van het biljet van 500 euro.
Als beschreven in mijn antwoord op vraag 7 is het Nederlandse beleid gericht op het voorkomen en waar mogelijk opsporen van een dergelijk gebruik met behulp van de meldplichten op grond van de Wwft. Er zijn naar mijn mening voldoende mogelijkheden om criminaliteit en witwassen te bestrijden. Bij het uit circulatie nemen van het biljet van 500 euro is de verwachting gerechtvaardigd dat het volgende biljet in de reeks, in dit geval het biljet van 200 euro, voor dat doel gebruikt zal gaan worden.
Alles overwegende ben ik niet voornemens om bij DNB en de ECB het uit het betalingsverkeer halen van het biljet van 500 euro te bepleiten.
De islamitische opvoeding als vrijbrief voor verkrachting |
|
Geert Wilders (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Verkrachter niet naar cel vanwege islamitische opvoeding»?1
Ja.
In hoeverre deelt u de mening dat de uitlatingen van de verkrachter, dat vrouwen waardeloos zijn, de vrouwhatende aard van de islam tonen?
Ik ben niet van mening dat de uitlatingen van één individu iets zeggen over de aard van een godsdienst.
Hoe duidt u het gegeven dat er binnen Europa een land bestaat dat verkrachters vanwege hun islamitische opvoeding niet in de cel gooit?
Het betreft hier berichtgeving over een uitspraak van een Britse rechter in een strafzaak. Het is niet aan de Nederlandse regering om uitspraken te doen over de juiste toepassing van het Britse recht door een Britse rechter in een individuele strafzaak.
Ben u bereid uw walging uit te spreken over het gegeven dat een islamitische opvoeding in Engeland praktisch een vrijbrief is voor verkrachting en deelt u de mening dat dergelijk dhimmie-gedrag door rechters in Nederland nooit mag worden vertoond?
Zie antwoord vraag 3.
Diefstal uit schuren in Oost-Nederland |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht dat in Oost-Nederland relatief veel diefstal uit schuren plaatsvindt?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat, in aanvulling op de eigen verantwoordelijkheid die mensen hebben, met stevige hand opgetreden moet worden tegen deze vorm van diefstal?
Net als overvallen, geweld en straatroven vallen (woning)inbraken onder de High Impact Crimes met een grote impact op het slachtoffer. Dit heeft de prioriteit van mijn Ministerie alsmede de Politie en het OM. In het kader van de landelijke prioriteiten voor de politie heb ik bij de aanpak van high impact criminaliteit met bestuur, politie en OM afgesproken dat de pakkans voor deze delicten in 2014 met 25% moet stijgen t.o.v. van 2009. Hierbij worden zowel maatregelen genomen ter voorkoming van deze delicten als ter vergroting van de pakkans. Per eenheid wordt specifiek naar de veiligheidssituatie gekeken om hierbij, in overleg met het gezag, passende maatregelen te nemen.
De politie zit goed op koers om dit resultaat te behalen.
Om die pakkans te vergroten en verdere delicten te voorkomen is het belangrijk dat slachtoffers aangifte doen. De politie stimuleert slachtoffers dan ook om dat te doen. Eventuele aangetroffen trends bij die aangiften worden onderzocht en geanalyseerd. Op basis van deze informatie wordt een passende aanpak opgesteld om zo de heterdaadkracht te vergroten. Tevens besteedt de politie aandacht aan preventie waarmee voorkomen kan worden dat een delict plaatsvindt of de slagingskans van een eventueel onderzoek kan worden vergroot.
Blijkt uit de politiecijfers inderdaad dat er sprake is van een toename van het aantal diefstallen uit schuren?
Het aantal aangiften of incidenten waarbij het een inbraak of diefstal uit specifiek een schuur betreft wordt niet door de politie geregistreerd. Wel wordt het totaal aantal aangiften van een diefstal of inbraak uit ofwel een box, ofwel een garage, ofwel een schuur ofwel een tuinhuis geregistreerd. In de regionale eenheid Oost lag dit aantal in 2012 4% hoger dan in 2011. Aangezien binnen dit totaal aantal aangiftes van inbraken of diefstal niet gedifferentieerd wordt, is het daarbij niet aan te geven bij welk deel van deze aangiftes het specifiek een schuur betrof.
Is u bekend welk aandeel van de gestolen goederen, zoals zitmaaiers en bladblazers, naar Oost-Europa verdwijnt? Welke acties onderneemt de politie om hier zicht op te krijgen? Vindt er overleg plaats met politie en justitie van Oost-Europese landen om in het bijzonder alert te zijn op invoer van gebruikte (landbouw)werktuigen?
Inbraken, waaronder ook schuurinbraken, hebben de aandacht van de politie in de regionale eenheid Oost. Op basis van politie-informatie is niet aan te geven waar goederen die bij schuurinbraken worden gestolen uiteindelijk naar toe gaan. Bij politieonderzoeken naar dergelijke inbraken komen verdachten van verschillende nationaliteiten, waaronder Nederlandse maar ook Oost-Europese, in beeld. Er zijn daarbij de afgelopen twee jaar verschillende onderzoeken geweest naar (reeksen van) dergelijke inbraken. Daarbij is onder andere samengewerkt met de Litouwse politie en zijn in 2012 integrale controle acties uitgevoerd waarbij de Eenheid Oost-Nederland samenwerkte met Poolse agenten.
Tot slot heeft de politie, als in het kader van een onderzoek naar schuurinbraken concrete aanwijzingen zijn dat een vreemdeling daarbij betrokken is, de mogelijkheid om een internationaal rechtshulpverzoek in te dienen bij de autoriteiten van het land van herkomst van de verdachte. Deze contacten zijn er, net als bij andere landen, ook met Oost-Europese autoriteiten.
Wat is uw inzet om deze diefstallen terug te dringen en de pakkans van daders te vergroten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe waarborgt u binnen de Nationale Politie dat ook in landelijke gebieden in Oost-Nederland ’s nachts en in de weekenden voldoende politie beschikbaar is om deze trend te keren?
De operationele sterkte van de politie en de verdeelsystematiek over de regionale eenheden is door mij in overleg met uw Kamer vastgesteld. De verdeling van de capaciteit binnen de eenheid is een verantwoordelijkheid van de burgemeesters en de Hoofdofficier van Justitie. Het is daarbij dus aan het gezag waar zij de prioriteiten willen leggen. Het Regionaal Beleidsplan, waarin de landelijke en lokale prioriteiten voor de eenheid worden vastgelegd, vormt hiervoor de basis. Op basis van actuele ontwikkelingen kunnen burgemeesters en Hoofdofficier van Justitie vervolgens eventueel besluiten tot (tijdelijke) verschuiving van capaciteitsinzet binnen de eenheid.
Het vechten voor een schone vechtsport |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de nieuwsuitzending van Brandpunt waarin geweldsincidenten met kickboksers en geweldsincidenten rond vechtsportgala’s aan de orde worden gesteld?1
Ja.
Is het waar wat de Utrechtse wetenschapper in de uitzending beweert dat er te weinig medisch toezicht is op de boksers? Zo ja, hoe komt dat en wat gaat u doen om hier verbetering in aan te (laten) brengen? Zo nee, waarom niet? Waaruit blijkt dat het medisch toezicht wel goed geregeld is?
De betreffende wetenschapper heeft op 24 januari 2013 het onderzoek, getiteld «Aanzien en overleven in een sport vol passie» naar de praktijk van de vechtsporten gepresenteerd tijdens de Vechtsportconferentie «Samen de sport gezond houden en beschermen». Een bevinding uit het onderzoek die in dit verband relevant is, is dat er vanuit medisch perspectief gezien onvoldoende afspraken en regels zijn om de lichamelijke veiligheid van (jonge) vechtsporters te garanderen. Het ontbreekt aan een adequaat systeem van registratie en verplichte controles om de gezondheid van (jonge) vechtsporters op de lange termijn te waarborgen. Dit vergroot de kans dat een sporter bijvoorbeeld na een knock out weer te snel de ring in gaat met alle mogelijke gevolgen van dien.
Een oorzaak hiervan kan gelegen zijn in de slechte organisatie van de vechtsporten. Veelzeggend is de bevinding in het onderzoeksrapport, dat een structurele organisatorische wanorde wordt waargenomen. «Deze wanorde wordt veroorzaakt door bestuurlijke onmacht in een door wantrouwen, conflicten en vetes verdeelde sector waarin niet met elkaar wordt gesproken en amper kan worden samengewerkt. Deze wanorde maakt het bijna onmogelijk om de kwaliteit en het imago van de vechtsporten te verbeteren». Tijdens de conferentie werden de bevindingen niet tegengesproken.
Deelt u de mening van de genoemde wetenschapper dat er geen zicht is op de kwaliteit van vechtsportdocenten? Zo ja, hoe komt dat en wie is er verantwoordelijk voor verbetering van die kwaliteit? Zo nee, waar blijkt uit dat die kwaliteit wel goed is?
De voor het eerder genoemde onderzoek ondervraagde respondenten ervaren het gebrek aan voldoende pedagogisch en didactisch onderlegde vechtsportdocenten als probleem. Ik kan deze conclusie en de oorzaken die daaraan ten grondslag liggen niet op basis van eigen informatie bevestigen, maar heb geen aanleiding aan de juistheid hiervan te twijfelen. Door dit gebrek kan de kwaliteit en het op verantwoorde wijze onderwijzen van vechtsporten niet gegarandeerd worden. Een uitzondering op deze situatie vormt wellicht de FOG (Federatie Oosterse Gevechtskunsten), die bij NOC*NSF is aangesloten. De FOG kent een erkend opleidingsprogramma voor docenten in een aantal vechtsporten.
Hebt u kennisgenomen van het intern rapport van het Regionale Informatie en Expertise Centrum (RIEC)? Is het waar dat er in dit rapport geconcludeerd wordt dat er bij zeker de helft van de vechtsportgala’s relaties zijn met georganiseerde criminaliteit? Zo ja, wat wordt er nog meer in het rapport beschreven en geconcludeerd en kunt u dit rapport voorzien van uw reactie aan de Kamer doen toekomen? Zo nee, wat staat er dan wel in het rapport?
In het najaar van 2010 is van de Politie Amsterdam-Amstelland een bestuurlijke rapportage verschenen over het criminele karakter van vechtsportevenementen. Naar aanleiding daarvan heeft de burgemeester van Amsterdam, tevens toenmalig voorzitter van de Stuurgroep RIEC Noord-Holland, het RIEC verzocht om een bredere analyse. Deze analyse is in april 2012 door het RIEC Noord-Holland afgerond en heeft geresulteerd in het rapport «Verwevenheid in de ring bij Kickbocksen, MMA, freefight en K1». In het rapport wordt geconcludeerd dat bij bijna de helft van de vechtsportevenementen misstanden van politiële en/of fiscale aard zijn aangetroffen, en dat er dus risico op georganiseerde criminaliteit bestaat. Bijna alle onderzochte organisatoren zijn van malafide aard en vertonen kenmerken die witwaspraktijken suggereren. In de politieregio’s Amsterdam-Amstelland en Kennemerland bleek de helft van de onderzochte sponsoren te vallen in de zogenaamde risicocategorie (ernstige misstanden en/of relatie tot georganiseerde criminaliteit). Verder is sprake van vechters die criminele activiteiten plegen en actief zijn in de georganiseerde misdaad.
Het betreft hier een intern rapport van het RIEC Noord-Holland, dat beschikbaar is voor alle deelnemers aan het RIEC. De verspreiding en eventuele openbaarmaking is een zaak van het RIEC. Het rapport is aangeboden aan alle gemeenten die onder het gebied van het RIEC vallen2, en aan de gemeente Amsterdam. Hierbij is het advies gegeven om het gemeentelijk beleid op dit onderwerp aan te passen, onder andere door in de APV op te nemen dat vechtsportevenementen vergunningsplichtige evenementen zijn. Dit maakt het mogelijk om een Bibob-toets uit te voeren en zo bij risico’s op betrokkenheid van georganiseerde criminaliteit een vergunning niet te verlenen. Inmiddels heeft naar aanleiding van het rapport het merendeel van de gemeenten in Noord-Holland de APV aangepast, of zal dit op korte termijn gaan doen. Om dit mogelijk te maken is door het ministerie van Veiligheid en Justitie het Besluit Bibob aangepast.
Overigens hadden enkele gemeenten, waaronder Amsterdam en Hoorn, dit al eerder gedaan als gevolg van aanbevelingen die in de eerder genoemde bestuurlijke rapportage staan vermeld.
De hierboven geschetste ontwikkeling is bij uitstek een voorbeeld van hoe de RIEC’s functioneren in het signaleren van regionale misstanden, het analyseren van de problematiek en het vervolgens geven van beleidsadvies aan de gemeenten in de betreffende regio. De samenwerking tussen lokaal, regionaal en landelijk niveau maakt het voor malafide organisatoren steeds moeilijker een locatie voor hun evenementen te vinden. Uiteraard is het zaak om uiteindelijk in alle gemeenten van Nederland dergelijk beleid in te voeren. Ik zal dan ook verzoeken om voornoemd rapport aan alle RIEC’s in Nederland ter beschikking te stellen. Gezien de effectieve aanpak van deze problematiek in Noord-Holland zie ik vooralsnog geen reden tot een landelijk onderzoek naar de verwevenheid van de vechtsport met de criminaliteit in Nederland. Ik ben ervan overtuigd dat er voldoende instrumenten voorhanden zijn om hier op lokaal en regionaal op te reageren.
Hoe lang bent u op de hoogte van bovengenoemd rapport of andere gegevens over misstanden binnen de vechtsportwereld? Welke maatregelen heeft u naar aanleiding hiervan genomen?
Zie antwoord vraag 4.
Hebt u inzicht in de mate waarin de vechtsport verweven is met criminaliteit in Nederland? Zo ja, kunt u de Kamer een volledig overzicht geven van de aard en omvang van deze verwevenheid? Zo nee, bent u bereid om nader onderzoek te doen naar deze verwevenheid en de Kamer op de hoogte te stellen van de uitkomsten van dit onderzoek?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat er een speciale commissie in het leven geroepen moet worden die orde op zaken gaat stellen in de vechtsport? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn gaat u dit realiseren?
Uit eerder genoemd onderzoek komt naar voren dat het inrichten van een nationale Vechtsportcommissie, die vergaande bevoegdheden zou moeten krijgen, aan te bevelen is. De Minister van VWS zou daarin volgens de onderzoekers het voortouw moeten nemen, omdat de problematiek een landelijk karakter heeft gekregen, maar ook, om met de onderzoekers te spreken, omdat het ministerie een onafhankelijke positie in kan nemen en dwingend zou kunnen optreden.
Ik beraad mij nog op mijn positie in dit dossier dat complexe organisatorische, financiële, pedagogische, medische en ook criminele aspecten in zich heeft. Ik ben bereid een aantal relevante stakeholders uit te nodigen om te verkennen wat in deze een goede en begaanbare weg zou kunnen zijn. Ik zal uw Kamer voor het zomerreces daarover inlichten.
Inbeslagnames van qat |
|
Myrthe Hilkens (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent de berichten over inbeslagnames van qat?1
Ja.
Zijn de vluchten waarmee qat naar Nederland werd aangevoerd inmiddels gestaakt? Is ook de handel vanuit een industrieterrein bij Uithoorn gestopt? Zo ja, wat is dan de herkomst van de inbeslaggenomen qat? Zo nee, waarom niet?
Nu qat verboden is kunnen luchtvaartmaatschappijen die op Schiphol vliegen geen ladingen qat meer accepteren. Wel kan het gebeuren dat ladingen qat niet als zodanig op de vrachtbrieven zijn vermeld of dat er qat in de bagage van passagiers wordt meegesmokkeld. Hierop vindt steekproefsgewijs controle plaats. Uit informatie van de politie blijkt dat de activiteiten die verband hielden met de handel in qat vanuit een bedrijfspand bij Uithoorn zijn gestaakt. Bij enkele recente inbeslagnames bleek de qat uit Engeland afkomstig te zijn.
Zijn de recente inbeslagnames van qat te beschouwen als naweeën van de handel in qat in Nederland? Zo ja, op welke termijn denkt u dat deze handel geheel stilgelegd zal zijn? Zo nee, is er sprake van nieuwe toevoerkanalen en welke zijn dat?
Nu in Nederland de legale status van qat is vervallen zullen qattransporten naar de overige Europese landen vermoedelijk vaker vanuit Engeland plaatsvinden.
Weet u of het qatverbod al geleid heeft tot een verminderd gebruik van qat binnen de Somalische gemeenschap in Nederland? Zo ja, wat zijn uw bevindingen? Zo nee, kunt u zich alsnog hiervan op de hoogte doen stellen en de Kamer hierover nog voor het zomerreces van 2013 rapporteren?
Conform de wens die uw Kamer per motie2 heeft uitgesproken zal de regering het verbod op qat na twee jaar evalueren, met aandacht voor effectiviteit en neveneffecten, waaronder een verschuiving naar ander verslavend drugsgebruik en alcohol. Uw Kamer wordt hierover te zijner tijd geïnformeerd.
Kunt u tevens voor het zomerreces van 2013 rapporteren of en in welke mate het verbod van qat heeft bijgedragen aan de vermindering van de aan qat gerelateerde problematiek binnen de Somatische gemeenschap?
Zie antwoord vraag 4.