De wanhopige oproep van de docenten van de Hoenderloo Groep en de huidige stand van zaken |
|
Peter Kwint (SP), Maarten Hijink (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
|
|
|
Wat vindt u van het bericht «Help ons, we kunnen het niet meer», docenten Hoenderloo Groep doen wanhopige oproep»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht en de zorgen van het onderwijspersoneel tot me genomen. Door middel van beantwoording van deze Kamervragen breng ik u graag op de hoogte van de laatste ontwikkelingen.
Gaat u er nog steeds vanuit dat Pluryn haar beloftes waar gaat maken gezien dit bericht, nu er nog steeds geen sociaal plan ligt voor de leraren van het Hoenderloo College en er voor hen ook nog steeds geen passende plek is gevonden binnen Pluryn? Of bent u intussen bereid om zelf actie te ondernemen om deze ellende op te lossen?2
De Raad van Bestuur van Pluryn heeft op 8 april 2020 aan de Medezeggenschapsraad (mr) een voorgenomen besluit voorgelegd om het Hoenderloo College in afgeslankte vorm tot uiterlijk 1 augustus 2021 voor een beperkte groep leerlingen open te houden. Dit betreft onderwijs aan kinderen met specifieke problematiek, die op een nabijgelegen zorglocatie van Pluryn, Jan Pieter Heije, in Oosterbeek zorg (gaan) krijgen. Het op onderdelen openblijven van het Hoenderloo College maakt tevens een ordentelijke definitieve sluiting van het Hoenderloo College beter mogelijk. Er wordt momenteel gewerkt aan een sociaal plan voor het onderwijspersoneel. Dit is recent op 16 april en 1 mei 2020 tijdens een Decentraal Georganiseerd Overleg (DGO) besproken door de vakbonden en het (onderwijs)bestuur. Voor maandag 18 mei staat het volgende DGO gepland waarin deze onderhandelingen verder worden uitgewerkt.
Wat is de status van de uitwerking van het sociaal plan, zoals eerder toegezegd aan de onderwijsmedewerkers?
Zoals bij vraag 2 is vermeld wordt er momenteel in het DGO gewerkt aan een sociaal plan.
Hoe verhoudt de toezegging van het sociaal plan voor onderwijsmedewerkers zich tot het laatste voorgestelde plan van Karel Verweij (bestuurder van Pluryn), waarin alle werknemers per 1 augustus 2020 ontslagen worden, zonder enige vorm van een sociaal plan of regeling? Is dit arbeidsrechtelijk gezien überhaupt toegestaan?
Zie vraag 2.
Acht u het wenselijk dat, wie van het onderwijspersoneel voor mei vertrekt, enkele maandsalarissen meekrijgt met als consequentie dat de continuïteit van het onderwijs voor leerlingen nu al gevaar loopt en de werkdruk voor de overige medewerkers enorm zal toenemen? Bent u bereid het bestuur van Pluryn hierop aan te spreken?
De inspectie van het onderwijs (IvhO) ziet toe op de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs. Zij heeft signalen ontvangen dat de medewerkers van het Hoenderloo College de kwaliteit en de continuïteit van het onderwijs niet meer zouden kunnen waarborgen. Deze signalen zijn op 18 maart 2020 met de interim schooldirecteur, de locatieleiding en de bestuursmanager onderwijs besproken. De IvhO heeft laten weten dat zij de signalen zorgelijk vindt voor de leerlingen en dat zij voortdurend contact houdt met Pluryn om toe te zien op een goede borging van het onderwijs. Verder betekenen deze signalen dat de IvhO aanleiding ziet om extra scherp navraag te doen over de stand van zaken bij het bestuur.
Hoeveel onderwijsmedewerkers hebben er al van dit aanbod gebruik gemaakt en hoeveel van hen komt het Hoenderloo College nu tekort om in ieder geval tot 1 augustus a.s. het onderwijs te continueren? Wat zijn hier de gevolgen van?
Er hebben tot 1 mei 2020, 8 medewerkers, (7,4 fte) gebruik gemaakt van dit aanbod. Volgens het Hoenderloo College heeft dit geen gevolgen voor de kwaliteit van het onderwijs.
Vindt u ook dat door het sluiten van het Hoenderloo College het toekomstperspectief van jongeren weggenomen wordt, aangezien niet alleen hun specialistische zorg maar ook hun onderwijs nu wordt weggenomen?
Dit is naar mijn mening niet het geval. Voor alle leerlingen van wie de behandeling in augustus 2020 nog niet is afgerond, zoekt Pluryn naar een nieuwe, passende plek binnen de jeugdzorg. Aan deze jeugdzorginstellingen, zijn altijd onderwijsinstellingen met specialistische kennis verbonden die bekend zijn met de problematiek van de jongeren. Daarnaast is het voor een aantal leerlingen het geval dat hun behandeltraject in de residentiële jeugdzorg is afgerond. Voor hen hoeft geen nieuwe residentiële zorg- dan wel onderwijslocatie te worden gezocht.
Voor hoeveel leerlingen is op dit moment al een gepaste onderwijsplek gevonden? Bieden deze plekken hetzelfde type specialistische onderwijs als zij volgden op het Hoenderloo College?
Op dit moment hebben alle jongeren een jeugdhulpaanbod gekregen. Pas als de jongeren en ouders/verzorgers akkoord zijn gegaan, mag contact worden gelegd met de bij de betreffende locatie behorende onderwijsplek. Het Hoenderloocollege is nu in afwachting van akkoord van ouders/verzorgers. Ik heb nogmaals nadrukkelijk onder de aandacht gebracht bij het Hoenderloocollege dat er snel duidelijkheid moet komen voor de leerlingen. De IvhO volgt dit proces nauwgezet.
De IvhO ontvangt maandelijks een overzicht van de uitstromende leerlingen. Ook worden de signalen met betrekking tot de veiligheid van leerlingen nauwlettend gevolgd. Deze jongeren krijgen speciaal onderwijs als dat nodig blijkt te zijn. Aan de jeugdzorginstellingen waar de jongeren worden geplaatst, zijn altijd onderwijsinstellingen met specialistische kennis verbonden die bekend zijn met de problematiek van de jongeren.
Voor hoeveel leerlingen moet er nog een passende onderwijsplek gevonden worden? Wat is de status daarvan?
Zie antwoord vraag 8.
Kunt u toezeggen dat de leerlingen hetzelfde onderwijs zullen krijgen daar waar zij nu ondergebracht zullen gaan worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer hier periodiek over informeren?
De IvhO ontvangt maandelijks een overzicht van welke jongeren waar een plek krijgen en per wanneer. Voor alle jongeren die in augustus nog niet klaar zijn met hun behandeling is er volgens Pluryn Onderwijs, een andere en passende vervolgplek gevonden vanaf 1 augustus 2020. Aan deze jeugdzorginstellingen zijn altijd onderwijsinstellingen met specialistische kennis verbonden die bekend zijn met de problematiek van de jongeren. Het voorgenomen besluit om het Hoenderloo College langer open te houden is voor jongeren die op een nabijgelegen zorglocatie van Pluryn in Oosterbeek zorg (gaan) krijgen. De onderwijsinstelling die hieraan is verbonden hoort bij een ander bestuur. Zij hebben tijd nodig om het onderwijs voor deze doelgroep goed in te richten.
Acht u het wenselijk dat de toekomst van jongeren en onderwijs- en zorgpersoneel ondergeschikt is aan financiële belangen? Zo nee, waarom grijpt u niet in?3
Het besluit tot het sluiten van Het Hoenderloo College lijkt een onvermijdelijk gevolg van het besluit tot het sluiten van beide jeugdzorglocaties van De Hoenderloo Groep. Pluryn heeft allereerst besloten om de zorglocaties Hoenderloo en Kop van Deelen te sluiten. Als redenen voor de sluiting noemt Pluryn zorgen over de kwaliteit van de hulpverlening, de structureel slechte financiële resultaten van de Hoenderloo Groep en de wens om complexe zorg meer gezinsgericht en in de regio de organiseren.
Bent u bereid met het bestuur van Pluryn in gesprek te gaan met als doel het overnemen van het voorstel van de onderwijsmedewerkers, namelijk ook na de zomer de school openhouden, zodat jongeren op een goede wijze elders ondergebracht kunnen worden en er vanwege het doorlopen van de financiering gewerkt kan worden aan een sociaal plan, waarbij leraren van werk naar werk worden begeleid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de uitkomsten van dit gesprek delen met de Kamer?
Zoals ik u al liet weten in mijn antwoord op vraag 2, heeft de Raad van Bestuur van Pluryn op 8 april 2020 aan de Medezeggenschapsraad (mr) een voorgenomen besluit voorgelegd om het Hoenderloo College in afgeslankte vorm tot uiterlijk 01-08-2021 voor een beperkte groep leerlingen open te houden. Het gaat om een aantal leerlingen binnen het Autisme Spectrum Stoornis cluster. Hierdoor is er meer tijd om een passende plek voor deze leerlingen te vinden en de sluiting/afbouw van het Hoenderloo College voor het personeel in goede banen te leiden. Dit zal og nader uitgewerkt moeten worden in het sluitingsplan.
In de eerder genoemde persverklaring geven medewerkers van het Hoenderloo College aan dat er geen sociaal plan aanwezig is. Zoals reeds in het antwoord op vraag 2 is toegelicht, vindt er momenteel overleg plaats over dit sociaal plan tussen het schoolbestuur en de vakbonden in het DGO.
Kunt u de Kamer een update sturen hoe het staat met de sluiting van de Hoenderloo Groep, over de huidige zorg aan de jongeren en hoe het staat met de geplande verhuizingen?
Betreft de jeugdhulplocaties streeft Pluryn naar sluiting eind augustus 2020. Pluryn werkt dus toe naar overplaatsing voor die datum. Pluryn garandeert dat geen kind tussen wal en schip gaat vallen. Die verantwoordelijkheid houdt niet op in augustus. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 al aangeef, blijft het Hoenderloo College in afgeslankte vorm open tot uiterlijk 1 augustus 2021 voor een beperkte groep leerlingen.
De IGJ zal in de praktijk beoordelen of dit ook het geval is en grijpt indien nodig in. Voor het overgrote deel van de ongeveer 40 jongeren van wie Pluryn op dit moment verwacht dat de behandeling in augustus 2020 nog niet is afgerond, hebben in maart oriënterende gesprekken plaatsgevonden met jongeren en ouders/voogden over een mogelijke vervolgplek. Op basis hiervan heeft Pluryn op 7 april 2020 aan de ouders/voogden van alle jongeren een aanbod met een, volgens Pluryn, passende vervolgplek gedaan. Deels zijn dit plekken binnen en deels buiten Pluryn. De komende weken zullen hierover (vervolg)gesprekken plaatsvinden.
Deelt u de mening dat met een toename van de vraag om residentiële jeugdzorg en de huidige tekorten aan geschikte plekken, het verstandiger is om de Hoenderloo Groep – al dan niet tijdelijk langer- open te houden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mijn collega Minister de Jonge en ik delen deze mening niet. In zijn brief4 van 20 februari 2020 schrijft de Minister van VWS dat er een kwantitatief evenwicht tussen vraag en aanbod is. Om ook van een kwalitatief evenwicht te spreken moet de beschikbaarheid van de plaats ook samenvallen met het passend zijn van de groep en het behandelaanbod en zou dit zo mogelijk ook in de regio beschikbaar moeten zijn. Als dat passende aanbod er niet is, is het de verantwoordelijkheid van de gemeente zorg te dragen voor een passend aanbod voor toekomstige zorgvraag. Die verantwoordelijkheid hebben de gemeenten zowel voor de jeugdigen die nu nog bij de Hoenderloo Groep verblijven als voor jeugdigen die in de toekomst geplaatst moeten worden in een 3-milieusvoorziening. Ook geeft de voortgang van het vinden van een vervolgplaats voor jeugdigen die nu bij de Hoenderloo Groep verblijven en in augustus nog niet klaar zijn met hun behandeling geen aanleiding de Hoenderloo Groep langer open te houden. Daarbij helpt het dat Pluryn ongeveer 90 nieuwe plaatsen creëert, waarbij de specifieke expertise van de Hoenderloo Groep wordt meegenomen.
Deelt u de mening dat het wenselijk is om de Hoenderloo Groep open te houden, gezien door de huidige coronavirus de jeugdzorg onder druk staat en de structuur en capaciteit van de Hoenderloo Groep nu nog overeind staan? Zo ja, gaat u stappen ondernemen om de Hoenderloo Groep open te houden? Zo nee, waarom niet?4
U stelt, terecht, dat de coronacrisis de situatie ingewikkelder maakt. Ik kan goed begrijpen dat deze niet bijdraagt aan het verminderen van de al bestaande ongerustheid. Het is daarom in het belang van medewerkers, ouders, maar vooral de jongeren zelf, dat er snel duidelijkheid komt over een vervolgplek. Het proces vertragen vanwege corona zou, mijns inziens, vooral leiden tot een langere periode van onzekerheid. Het langer open houden van de Hoenderloo Groep draagt daar niet aan bij. Ik vind het daarom verstandig dat Pluryn hard door werkt aan de zorgoverdracht, en ook de nodige coronamaatregelen heeft genomen. Op 6 mei heeft de IGJ in haar voortgangsbericht over de zorgoverdracht van jongeren van de Hoenderloogroep geconcludeerd dat de uitstroom van jeugdigen volgens planning verloopt, ondanks het Coronavirus.
Kunt u de Kamer op de hoogte houden en informeren over alle gesprekken die gevoerd worden met Pluryn en het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Apeldoorn en andere betrokken gemeenten omtrent de sluiting van de Hoenderloo Groep? Zo nee, waarom niet?
De Minister van VWS is bereid de Kamer, zoals hij ook de afgelopen periode heeft gedaan vanuit zijn stelselverantwoordelijkheid, op de hoogte te houden van de voortgang van de sluiting. Hij heeft uw Kamer onder andere op 17 december 2019, 15 januari 2020, 20 februari 2020, 2 maart 2020 en via antwoorden op meerdere Kamervragen geïnformeerd.
Het bericht ‘Zorgverlening zonder afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zorgverlening zonder afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen» van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)?1
Bent u het met de KNMG eens dat van hulpverleners niet gevraagd en verwacht mag worden dat zij zonder afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen zorg verlenen aan (vermoedelijk) met COVID-19 besmette patiënten?
Bent u het eens met de conclusie van de KNMG dat de risico’s voor hulpverleners op dit moment te groot zijn?
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk en separaat (dus niet enkel en alleen in uw volgende «coronabrief») beantwoorden?
De financiële situatie van studenten |
|
Lisa Westerveld (GL) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Ontvangt u ook signalen dat studenten in financiële problemen zijn gekomen vanwege de coronacrisis?
Ja, onder andere via de studentenbonden ontvang ik signalen dat daar zorgen over zijn.
Is het aantal studenten dat hiervoor geen lening had lopen bij DUO, maar daar nu wel voor heeft gekozen, afgelopen 30 dagen toegenomen? Zo ja, over welke getallen hebben we het dan?
Dagelijks doen ook normaliter gemiddeld meer dan honderd studenten een eerste aanvraag voor de studielening. De aantallen fluctueren per dag, maar ook per maand, waardoor het niet zo eenvoudig is cijfers van de afgelopen corona-periode te vergelijken met de periode daarvoor. In de beschikbare cijfers tot nu toe is er geen stijging in de aantallen zichtbaar. In de periode van 16 maart tot en met 22 april waren er gemiddeld 114 eerste aanvragen van de studielening per dag. In februari waren dit gemiddeld 165 eerste aanvragen per dag.
Met hoeveel procent is het leenbedrag van studenten afgelopen 30 dagen toegenomen, volgens de gegevens van DUO?
Het maandelijkse leenbedrag dat DUO aan studenten heeft overgemaakt was in februari € 217,8 miljoen. In maart was dit € 216,6 miljoen en in april is het € 214,4 miljoen. Er is dus geen sprake van een toename in deze bedragen. Studenten kunnen ook een leenbedrag aanvragen met terugwerkende kracht. De betalingen van deze bedragen staan los van de maandbetalingen en worden wekelijks door DUO uitgevoerd. De leenbedragen met terugwerkende kracht zijn wel wat gestegen in de corona-periode. In de eerste vijf weken van de corona-periode ging het om € 8,6 miljoen waar het in de vijf weken daarvoor ging om € 8,1 miljoen.
Kunt u zich voorstellen dat de coronacrisis een grote financiële strop kan betekenen voor studenten die net niet in aanmerking komen voor een aanvullende beurs, maar waarvan de ouders financieel niet kunnen bijspringen?
Ik kan mij voorstellen dat sommige ouders meer mogelijkheden hebben om bij te springen dan anderen. Alle studenten beschikken vanuit de studiefinanciering wel over dezelfde financiële middelen. De aanvullende beurs en de leenruimte zijn namelijk communicerende vaten. Een student die net niet in aanmerking komt voor de aanvullende beurs kan net zoveel geld ontvangen van DUO als iemand met een maximale aanvullende beurs. Het bedrag van de aanvullende beurs kan in dat geval namelijk geleend worden. Dit kan resulteren in een hogere studieschuld, maar hoeft niet tot problemen te leiden aangezien de terugbetaalvoorwaarden zeer sociaal zijn.
Kunt u een overzicht met de Kamer delen van de verschillende inkomensgroepen van ouders met studerende kinderen in het hoger onderwijs? Wat is het gemiddelde gezinsinkomen van studenten in het hoger onderwijs? Hoe groot is het aandeel van studenten met ouders met een gezinsinkomen van tenminste drie keer modaal (>€ 108.000 p.j.), tenminste tweeënhalf keer modaal (>€ 90.000 p.j.), tenminste twee keer modaal (>€ 72.000 p.j.), tenminste anderhalf keer modaal (>€ 54.000 p.j.), tenminste een keer modaal (>€ 36.000 p.j.) en minder dan een keer modaal (<€ 36.000 p.j.)?
ResearchNed heeft deze gegevens kunnen verzamelen door een bestandkoppeling met DUO-data en CBS-gegevens. De analyse is uitgevoerd op studenten uit 2018/2019 en inkomens uit 2017 omdat recentere inkomensgegevens niet voorhanden waren. Het gemiddelde gezinsinkomen in het hoger onderwijs is ongeveer € 89 duizend. Onderstaande tabel laat de verdeling zien naar de gevraagde inkomensklassen.
Tenminste drie keer modaal
18%
Tenminste tweeënhalf keer modaal
9%
Tenminste twee keer modaal
14%
Tenminste anderhalf keer modaal
16%
Tenminste één keer modaal
13%
Minder dan één keer modaal
15%
Inkomen onbekend
15%
Zijn voornoemde inkomensgegevens ook bekend voor studerende kinderen in het middelbaar beroepsonderwijs of kunt u daarvan een inschatting met de Kamer delen?
Het gemiddelde gezinsinkomen in het middelbaar beroepsonderwijs is ongeveer € 57 duizend. Onderstaande tabel laat de verdeling zien naar de gevraagde inkomensklassen.
Tenminste drie keer modaal
7%
Tenminste tweeënhalf keer modaal
5%
Tenminste twee keer modaal
11%
Tenminste anderhalf keer modaal
20%
Tenminste één keer modaal
23%
Minder dan één keer modaal
30%
Inkomen onbekend
4%
Zijn er gegevens bekend van het gemiddelde aantal kinderen per gezinssituatie dat gelijktijdig studeert? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen?
Dit gegeven is bij DUO niet voor alle studenten beschikbaar. DUO heeft alleen gegevens over aantallen kinderen in het gezin wanneer er sprake is van een aanvullende beurs, omdat het aantal kinderen per gezin bepalend is bij de berekening daarvan. Uit deze gegevens blijkt dat er gemiddeld sprake is van 1,17 studerende kinderen per gezin.
Zijn er gegevens bekend van het gemiddelde vermogen van ouders van studerende kinderen? Zo ja, kunt u deze met de Kamer delen?
Nee, deze gegevens zijn mij niet bekend. Het vermogen van ouders heeft geen directe invloed op de studiefinancieringsbedragen en zijn derhalve ook niet bij DUO bekend.
Wat is, naar benadering, de omvang van de verschillende opleidings- en ontwikkelingsfondsen? Hoe groot zijn de reserves van deze fondsen?
Opleidings- en ontwikkelingsfondsen vallen onder de zogenoemde cao-fondsen, waarin werkgevers- en werknemersorganisaties door premieheffing middelen reserveren voor verschillende doelen. De rapportage van het Ministerie van SZW, CAO afspraken 2018, geeft een beeld van baten, lasten en reserves van 75 algemeen verbindend verklaarde cao-fondsen, op basis van de financiële jaarverslagen over 2017. In 2017 waren de baten van de onderzochte fondsen € 355,4 miljoen, voornamelijk uit premieheffing. De lasten bedroegen € 339,8 miljoen, waarvan 34% uitgaven aan opleiding en ontwikkeling betrof. Andere uitgaven zijn gericht op verbeteren werkgelegenheid, arbeidsomstandigheden en cao gerelateerde uitgaven. De reserves van de onderzochte fondsen bedroegen eind 2017 in totaal € 473,6 miljoen, waarvan ruim driekwart valt onder 11 van de 75 fondsen. Reserves zijn nodig voor periodes waarin geen premies worden ontvangen, maar wel vaste lasten en activiteiten moeten worden gefinancierd.
Kunt u een overzicht delen met de Kamer over het gemiddelde totale leenbedrag van studenten gecategoriseerd op basis van het inkomen van hun ouders? Zijn er grote verschillen in het te lenen bedrag tussen studenten wiens ouders één of twee keer modaal verdienen en studenten wiens ouders drie keer modaal of meer verdienen?
In onderstaande tabel zijn de jaarbedragen van lenende studenten opgenomen, uitgesplitst naar de inkomensklassen die ook bij de vijfde en zesde vraag zijn gebruikt. Uit deze gegevens blijkt dat hoe hoger het gezinsinkomen is, hoe meer gemiddeld door de student geleend wordt. Voor een groot deel wordt dit verklaard doordat in gezinnen met hogere inkomens relatief meer studenten uit het hoger onderwijs aanwezig zijn, die gemiddeld meer lenen dan studenten uit het middelbaar beroepsonderwijs. Volledigheidshalve, studenten uit gezinnen met lagere inkomens lenen wel vaker, dan uit gezinnen met hogere inkomens, maar lagere bedragen. Als beiden worden gecombineerd (hoe vaak geleend wordt en hoeveel geleend wordt) lenen studenten uit hogere en lagere inkomens ongeveer evenveel.
Tenminste drie keer modaal
6.864
Tenminste tweeënhalf keer modaal
6.602
Tenminste twee keer modaal
6.399
Tenminste anderhalf keer modaal
6.208
Tenminste één keer modaal
5.780
Minder dan één keer modaal
5.300
Inkomen onbekend
5.840
Kunt u de toekenningssystematiek van de aanvullende beurs met de Kamer delen, op basis waarvan beoordeeld wordt tot welk gezinsinkomen je als student in aanmerking komt voor een volledige aanvullende beurs en de afbouw hiervan?
De aanvullende beurs wordt berekend op basis van het verzamelinkomen van de ouders van twee jaar geleden (bij grote wijzigingen in het inkomen kan op verzoek naar recentere gegevens worden gekeken). Ook wordt rekening gehouden met het aantal schoolgaande of studerende kinderen in een gezin en met een eventuele studieschuld van de ouders. De maximale hoogte van de aanvullende beurs bedraagt in het hoger onderwijs 403,17 euro per maand. In het middelbaar beroepsonderwijs is dat 371,10 euro per maand. Naarmate het inkomen toeneemt, neemt de hoogte van de aanvullende beurs af. De aanvullende beurs is in het hoger onderwijs maximaal tot een verzamelinkomen van bijna 33.000 euro. Vanaf een inkomen van ruim 51.000 euro is er geen recht meer op de aanvullende beurs. Deze grenzen gelden in een situatie van één studerend kind, geen andere kinderen, twee ouders en geen aanwezige studieschuld bij de ouders. In artikelen 3.8 tot en met 3.13 van de Wet Studiefinanciering 2000 wordt in detail beschreven hoe de veronderstelde ouderlijke bijdrage en de aanvullende beurs worden berekend. In de grafiek hieronder zijn een aantal voorbeelden getoond. Het betreffen voorbeelden van de hoogte van de aanvullende beurs naar inkomen van studenten in het hoger onderwijs. In de basis is sprake van één studerend kind. Daarnaast worden voorbeelden getoond voor de situatie met twee studerende kinderen en voor één studerend kind en een niet-studerend kind.
Kunt u een overzicht delen met de Kamer over de studieduur van studenten in het middelbaar beroepsonderwijs en hoger onderwijs? Dat wil zeggen, wat is het aandeel van studenten dat vier, vijf of zes (et cetera) jaar over de studie doet?
Om dit inzichtelijk te maken is van instroomcohort 2011/2012 de groep studenten genomen waarvan inmiddels bekend is dat zij een diploma hebben gehaald. Deze groep is uitgesplitst naar het aantal jaren dat zij erover hebben gedaan om het diploma te halen. Onderstaande tabellen geven deze informatie voor respectievelijk studenten die een voltijd bol opleiding hebben gedaan en studenten die een opleiding in het hoger onderwijs hebben gevolgd.
1 jaar
12%
2 jaar
29%
3 jaar
31%
4 jaar
23%
5 jaar
4%
>5 jaar
1%
<3 jaar
4%
4 jaar
30%
5 jaar
26%
6 jaar
19%
7 jaar
13%
8 jaar
8%
Kunt u bovenstaande vragen één voor één uiterlijk op maandag 20 april beantwoorden?
Helaas is het niet gelukt deze vragen uiterlijk 20 april te beantwoorden.
Het in gevaar brengen van Nederlanders door het in brand steken van zendmasten |
|
Kees Verhoeven (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Dutch telecommunications towers damaged by 5G protestors»?1
Ja, hier hebben wij kennis van genomen.
Kunt u bevestigen dat de wetenschap geen enkele indicatie heeft voor welk verband dan ook tussen 5G en het nieuwe coronavirus, en de belagers van zendmasten zich derhalve laten leiden door complottheorieën?
De Europese Commissie2 en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Kennisplatform EMV3 hebben reeds benadrukt dat er geen enkel verband is tussen COVID-19 en 5G-technologie, en dat virussen niet worden verspreid via radiogolven/mobiele netwerken.4
Hoeveel aanvallen op zendmasten hebben de afgelopen maand plaatsgevonden en tot welke schade hebben deze geleid?
Op het moment van schrijven is sprake van 29 door de politie geregistreerde incidenten van brandstichting. Daarnaast zijn diverse incidenten bekend van overige vormen van vandalisme, die niet met zekerheid zijn te verbinden aan de geregistreerde incidenten, bijvoorbeeld omdat niet vast staat of het motief vandalisme of diefstal was.
De schade varieert sterk tussen de verschillende incidenten, waardoor geen eenduidig algemeen antwoord is te geven ten aanzien van hersteltermijnen of economische schade. Vast staat wel dat de schade aanzienlijk is.
Is er sprake van een toename van aanvallen op zendmasten dit jaar? Zo ja, hoe verhoudt deze zich tot incidenten in voorgaande jaren?
Voor zover bekend zijn er in Nederland in de afgelopen jaren geen eerdere incidenten gemeld van brandstichting bij zendmasten. Dit is daarmee een nieuw risico dat aandacht vraagt van zowel de sector als de overheid.
Hoe vaak zijn hulpdiensten in gebieden rondom een zendmast onbereikbaar geweest in die periode?
Het alarmnummer 1-1-2 is zowel via vaste- als mobiele netwerken bereikbaar. Ten minste één brand heeft mogelijk impact gehad op de bereikbaarheid van 1-1-2. Deze situatie heeft voor zover bekend niet geleid tot persoonlijke ongevallen. De branden hebben tot op heden geen impact gehad op de communicatie tussen de hulpdiensten (C2000).
Welke maatregelen wilt u treffen om deze vitale infrastructuur te beschermen tegen aanvallen door brandstichters?
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) staat in nauw overleg met de sector, het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en de Landelijke Eenheid van de politie om te bezien in hoeverre aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
De C2000-masten zullen extra beveiligd worden. Vanuit veiligheidsoogpunt ga ik niet in op de specifieke beveiligingsmaatregelen. De maatregelen hebben zowel een preventieve als repressieve werking. De meest kritische masten zullen eerst beveiligd worden. Het kost naar verwachting ongeveer drie maanden om alle masten te beveiligen.
In hoeverre hebben andere landen te maken met aanvallen op hun infrastructuur van telecommunicatie met hetzelfde motief, namelijk complottheorieën over 5G en het coronavirus?
Verschillende landen in Europa hebben te maken met vandalisme gericht op hun infrastructuur van telecommunicatie. De online verspreiding van onjuiste informatie met betrekking tot COVID-19 lijkt hierin een rol te spelen.
Bent u bekend met de groep of groepen die betrokken zijn bij deze brandstichtingen? Kunt u aangeven of het hier gaat om grensoverschrijdende netwerken?
De afgelopen weken hebben er verschillende incidenten plaats gevonden rondom zendmasten in Nederland. De incidenten variëren van sabotage tot brandstichting. Protesten tegen zendmasten zijn niet nieuw, maar het heeft nog niet eerder geleid tot extremistische protestacties in de vorm van de sabotage en brandstichting van de afgelopen weken. Onder anti-5G- en anti-overheidsbewegingen doen verschillende complottheorieën de ronde, onder andere over de veronderstelde relatie tussen 5G-netwerken en de verspreiding van COVID-19. Tussen de branden is geen relatie gebleken.
Vindt volgens u de verspreiding van deze complottheorieën enkel organisch plaats of is er sprake van een georganiseerde inzet van desinformatie? Indien u nog geen antwoord heeft op deze vraag, bent u bereid te onderzoeken of, en zo ja, hoe deze complottheorieën actief verspreid worden door professionele verspreiders van desinformatie?
De verspreiding van onjuiste informatie over COVID-19 en 5G verloopt zowel ongeorganiseerd (door bijv. individuen) als georganiseerd (bijv. in echokamers op sociale media). In Nederland staan de betrokken ministeries en diensten doorlopend in nauw contact om informatie over en signalen van mogelijke desinformatieactiviteiten te delen, te duiden en daarop zo nodig te acteren. Deze informatie en signalen over COVID-19 worden ook bij elkaar gebracht in de bestaande crisisstructuur.Ook via het Rapid Alert Systeem van de Europese Unie wordt informatie gedeeld tussen de lidstaten en EU-instituties.
Bent u bereid een (video)conferentie van telecomministers te initiëren om deze gevaarlijke trend te agenderen en de EU-informatie te gaan uitwisselen over de aanvallen op zendmasten?
Op 5 mei jl. vond er een informele Telecomraad plaats, waarin ik (de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat) aandacht heb gevraagd voor de onjuiste informatie over 5G in relatie tot COVID-19 en andere negatieve gezondheidseffecten en de recente branden in zendmasten.
Het bericht 'Wéér twee gsm-masten in brand, terrorismebestrijder bezorgd' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Wéér twee gsm-masten in brand, terrorismebestrijder bezorgd»?1
Ja, hier hebben wij kennis van genomen.
Is de veiligheid van omwonenden van de zendmasten op enig moment in het geding geweest?
Brandstichting brengt naast de economische schade ook evident risico’s met zich mee voor personen, wanneer de kans bestaat dat de brand overslaat van de zendmast of antenne-installatie naar omliggende bebouwing. Deze incidenten zijn dan ook volstrekt onacceptabel.
De veiligheid van omwonenden is voor zover bekend niet in het geding geweest in de gevallen van (poging tot) brandstichting tot nu toe. Ook hebben zich voor zover bekend geen persoonlijke ongevallen voorgedaan.
In het volgende antwoord gaan wij verder in op risico’s die kunnen ontstaan door mogelijk verminderde beschikbaarheid van het mobiele netwerk en mogelijke gevolgen voor de bereikbaarheid van 1-1-2.
Hebben de branden gevolgen gehad voor de mobiele bereikbaarheid in de regio, waaronder de bereikbaarheid van alarmnummer 112?
Het alarmnummer 1-1-2 is zowel via vaste- als mobiele netwerken bereikbaar. Ten minste één brand heeft mogelijk impact gehad op de bereikbaarheid van 1-1-2. Deze situatie heeft voor zover bekend niet geleid tot persoonlijke ongevallen.
Hoe groot is de schade aan beide zendmasten? Wanneer is deze naar verwachting verholpen? Welke kosten zijn hiermee gemoeid?
De schade varieert sterk tussen de verschillende incidenten, waardoor geen eenduidig algemeen antwoord is te geven ten aanzien van hersteltermijnen of economische schade. Vast staat wel dat de schade aanzienlijk is.
Zijn u naast de branden in de zendmasten in bovengenoemde plaats en die in Nuenen en Liessel nog andere incidenten bij zendmasten en 5G-infrastructuur bekend?
Ja, naast de branden in de zendmasten in Oudenbosch en die in Nuenen en Liessel zijn er nog andere incidenten bij zendmasten bekend. Er zijn geen incidenten bekend met 5G-antennes. Op het moment van schrijven is sprake van 29 door de politie geregistreerde incidenten van brandstichting. Daarnaast zijn diverse incidenten bekend van overige vormen van vandalisme, die niet met zekerheid zijn te verbinden aan de geregistreerde incidenten, bijvoorbeeld omdat niet vast staat of het motief vandalisme of diefstal was.
Kunt u bevestigen dat in alle gevallen sprake is van (het vermoeden van) brandstichting? Is uw indruk dat het hier gaat om activisme tegen 5G? Hoezeer is dergelijk activisme bij de autoriteiten in beeld? Is er een link met vermeende complottheorieën rond het Coronavirus? Is er een verband met soortgelijke brandstichtingen zoals bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk?
De afgelopen weken hebben er verschillende incidenten plaats gevonden rondom zendmasten in Nederland. De incidenten variëren van sabotage tot brandstichting. Ook in andere Europese landen vinden brandstichtingen en sabotageacties plaats. Protesten tegen zendmasten en zorgen van burgers om straling zijn niet nieuw, maar het heeft nog niet eerder geleid tot extremistische protestacties in de vorm van de sabotage en brandstichting zoals in de afgelopen weken.
Door de er anti-5G- en anti-overheidsbewegingen doen verschillende complottheorieën de ronde, onder andere over een veronderstelde relatie tussen 5G-netwerken en de verspreiding van COVID-19. Het is voorstelbaar dat het plotselinge geweld mede is geïnstigeerd door complotdenkers met als doel de Nederlandse bevolking te «beschermen» tegen de – in hun ogen gevaarlijke – overheid. Mogelijk spelen verveling en frustratie gekoppeld aan gedwongen thuiszitten een rol. De politie doet onderzoek naar de verdachten en hun motieven. Of en in hoeverre er een verband is met soortgelijke brandstichtingen in het buitenland is onderwerp van het lopende onderzoek.
Hoe gemakkelijk is het om schade toe te brengen aan zendmasten en andere onderdelen van de 5G-infrastructuur? Wie is primair verantwoordelijk voor de beveiliging?
Omdat brandstichting in zendmasten tot enkele weken geleden niet in Nederland voorkwam zijn zendmasten hier tot heden niet specifiek tegen beveiligd.
Bovendien staan zendmasten in het buitengebied afgelegen. De eigenaren van de betreffende grond, zendmasten en (telecom)infrastructuur zijn primair verantwoordelijk voor de beveiliging. Dit kan soms een exploitant van masten zijn, en soms de mobiele operator zelf.
Zijn deze incidenten voor u reden om, in samenspraak met telecomproviders, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en andere betrokken partijen (bijvoorbeeld gemeenten) de kwetsbaarheid en beveiliging van zendmasten en 5G-infrastructuur opnieuw tegen het licht te houden en (extra) maatregelen te overwegen? Bijvoorbeeld vanwege het «copycat-effect»?
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) staat in nauw overleg met de sector, het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en de politie om te bezien in hoeverre aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Het is op dit moment te vroeg om in te gaan op specifieke beveiligingsmaatregelen.
Is uw indruk dat gemeenten voldoende klaar zijn voor de uitrol van 5G in Nederland, ook waar het gaat om het veiligheidsvraagstuk?
Ja, bijvoorbeeld VodafoneZiggo biedt sinds 28 april jl. 5G aan in de helft van Nederland en belooft eind juli landelijke dekking te hebben. Om ook de verdere uitrol van 5G in de komende jaren soepel te laten verlopen en gemeenten daarop voor te bereiden, voert EZK specifiek beleid gericht op ondersteuning van gemeenten. Veel van deze acties vloeien voort uit het Actieplan Digitale Connectiviteit2, maar daaraan worden naar behoefte ook nieuwe acties toegevoegd. Zo is EZK in het najaar van 2019 het gesprek aangegaan met meer dan 200 gemeenten en provincies over de uitdagingen rondom de uitrol van nieuwe telecommunicatienetwerken waaronder 5G door middel van zeven regionale gesprekstafels. Het antennebureau vernieuwt dit jaar haar modelverordening lokaal antennebeleid, het Kennisplatform EMV heeft deze maand nieuwe informatie ontsloten over de mogelijke gezondheidseffecten van straling speciaal gericht op gemeenten. Periodiek overleggen gemeenten, operators en het Rijk met elkaar in het antennebeleidsoverleg. Recentelijk is in dat overleg besloten het huidige antenneconvenant eind van dit jaar opnieuw te verlengen omdat het blijkt te voldoen aan de behoeften van de betrokken partijen.
Ondertussen vernemen wij dat operators en gemeenten elkaar – mede naar aanleiding van de gesprekstafels – steeds beter weten te vinden: meer een meer gemeenten en operators gaan vooraf met elkaar om de tafel om een plaatsingsplangesprek te voeren waarin partijen het gesprek aangaan om te bekijken wat geschikte locaties zijn voor de plaatsing van nieuwe antennes. Ten slotte hanteert EZK sinds eind 2019 een nieuwsbrief waarin het gemeenten maandelijks bijpraat over nieuwe ontwikkelingen en nieuwe tools ter ondersteuning ten aanzien van de uitrol van nieuwe telecomnetwerken, waaronder 5G.
Op het punt van de veiligheid van C2000-masten heeft de Landelijke Eenheid van de Politie de lokale basiseenheden geïnformeerd over de recente brandstichting in zendmasten, met het verzoek om extra toezicht te houden. Via de lokale driehoek kan besloten worden om ook gemeentelijke handhavers te betrekken bij de aanpak van het vandalisme.
De tekorten aan beschermende middelen bij zorginstellingen |
|
Lilian Marijnissen (SP), Maarten Hijink (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Wilt u reageren op de berichtgeving dat zorginstellingen en fabrikanten klagen over de samenwerking tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH)?1
Wat is de reden dat er twee weken gewacht is op een reactie van de Minister voor Medische Zorg op de eigen productie van mondkapjes in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat er veel bureaucratie is en er lang gewacht wordt met het doorhakken van knopen over de productie en verdeling van beschermingsmiddelen door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het LCH? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat diverse leveranciers niet of nauwelijks reactie krijgen op aanbiedingen die ze weken geleden al hebben gedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe groot is de capaciteit om binnengekomen beschermingsmiddelen te testen op kwaliteit? Op hoeveel locaties gebeurt dit en hoe is dat precies georganiseerd?
Klopt het dat het soms lang kan duren voordat de testresultaten worden teruggekoppeld aan leveranciers? Kan het voorkomen dat dit zo lang duurt dat de partij beschermingsmiddelen inmiddels al aan een ander land is verkocht?
Bent u bekend met signalen dat aanbiedingen van regelmatige aanvoer worden afgewezen? Kunt u uitleggen hoe vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hierin wordt geopereerd?
Waarom worden risico’s op dit moment vooral bij inkopers gelegd? Zou u niet meer garanties moeten bieden – zoals in Duitsland wel het geval is – zodat men er zeker van is dat ingekochte materialen ook daadwerkelijk afgenomen worden?
Klopt het dat het LCH zich met name op grote partijen richt, terwijl ook voor deze partijen geldt dat deze weggekaapt kunnen worden door andere landen? Kunt u dat toelichten?
Vind u het wenselijk en/of begrijpelijk dat zorginstellingen op grote schaal beschermende middelen bestellen buiten het Landelijk Consortium Hulpmiddelen om? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat is op dit moment de concrete bijdrage van de chemische industrie en bijvoorbeeld asbestsaneringsbedrijven om het tekort aan beschermingsmiddelen op te lossen? Waarom worden met deze sectoren geen dwingende afspraken gemaakt over het leveren van beschermingsmaterialen die ook hergebruikt kunnen worden?
Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden in plaats van de antwoorden algemeen mee te nemen in uw wekelijke update over de ontwikkelingen met betrekking tot het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Een alomvattend aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten drastisch te verkleinen |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Eva van Esch (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
|
|
|
Kunt u bevestigen dat circa 75 procent van alle in het afgelopen decennium opkomende infectieziekten in mensen zoönotisch zijn, dat wil zeggen dat ze worden overgedragen van dieren op mensen?1
Er zijn diverse kwantitatieve analyses uitgevoerd waarbij de inschatting is dat het gaat om een percentage tussen de 60 en de 75 procent.
Erkent u dat elk van de volgende recente grote infectieziekte-uitbraken een zoönose was: SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse griep, ebola, corona en zika?
De introductie van elk van deze infectieziekten heeft vanuit een dierreservoir plaatsgevonden. De belangrijkste stuwende kracht van de uitbraken van SARS, COVID-19, Ebola en Mexicaanse griep was een overdracht van mens tot mens.
Kunt u bevestigen dat de bovenstaande uitbraken in totaal wereldwijd tot zeker 260.000 vroegtijdige sterfgevallen hebben geleid?
Wij kunnen deze inschatting van het aantal sterfgevallen bevestigen.
Tot hoeveel economische schade hebben bovenstaande uitbraken naar schatting geleid?
Het inschatten van de totale economische schade van deze uitbraken is complex. Bovendien zijn de virusuitbraken onderling lastig vergelijkbaar.
Voor de coronacrisis geldt dat duidelijk is dat deze grote gevolgen gaat hebben voor de Nederlandse economie. De omvang hiervan is echter nog zeer onzeker.
Daarnaast verschilt de economische schade per genoemde uitbraak, omdat de uitbraken verschillen in duur en verspreiding. Het SARS-virus kende bijvoorbeeld een zeer beperkte regionale verspreiding, waardoor de wereldwijde impact beperkt was. Verder vonden de uitbraken plaats in verschillende periodes. Economieën zijn nu bijvoorbeeld sterker internationaal verbonden dan in 2003, ten tijde van de uitbraak van het SARS-virus, waardoor de impact van een uitbraak nu groter is. Onderstaande tabel probeert desondanks op basis van verschillende bronnen een overzicht te bieden van de economische effecten van de genoemde uitbraken.
2002/2003
China, Hongkong, Singapore, Taiwan
Wereldbank (2008)
China: USD 14,8 mld. (0,4% bbp-krimp in 2003). Hongkong en Singapore beide 1,1% bbp-verlies in 2003. Taiwan: 0,6–0,7% bbp-krimp. Wereldwijd verlies geschat op USD 54 mld.
2012–2016
Midden-Oosten en Zuid-Korea
WHO (2019) en Nomura (2015)
USD 12 mld. 0,3%-punt bbp-krimp in Zuid-Korea (2,2% i.p.v. 2,5% groei) in 2015.
2007–2009
Nederland
SEO economisch onderzoek (2011)
De totale schade is naar schatting EUR 161–336 mln. van 2007–2010. O.a.:
Verlies kwaliteit van leven (EUR 67–145 mln.).
Ziekteverzuim (EUR 12,5–96,5 mln.).
2009/2010
Pandemie
Kamerstuk 22 894, nr. 308 (2011)
De aanpak kostte Nederland EUR 340 mln. van 2009–2011.
2014
West-Afrika
Wereldbank (2014)
USD 2.2 mld. bbp-verlies in 2015 in Guinea (bbp-groeiverwachting gedaald met 3,9%-punt, van 4.0% naar 0,1%, in 2015) Liberia (bbp-groei daalde van 8,7% in 2013 naar 0,7% in 2014) en Sierra Leone (–21,5% bbp-groei in 2015).
2015/2016
Latijns-Amerika en het Caribisch gebied
Wereldbank (2016)
USD 3,5 mld. in 2016 (0,06% bbp) in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.
2019/2020
Pandemie
CPB (2020)
IMF (2020)
Verwachte bbp-krimp in Nederland 1,2–7,7% in 2020.
Verwacht 3% bbp-krimp wereldwijd en 7,5% bbp-krimp in Nederland in 2020.
Erkent u dat wetenschappers, waaronder de meest vooraanstaande virologen, en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) al jaren waarschuwen dat epidemische uitbraken van zoönotische infectieziekten de afgelopen jaren zijn toegenomen, en dat het wachten was op de volgende ontwrichtende pandemie?23456
Ja. We zijn ons in Nederland bewust van de risico’s en zorgen ervoor dat de kans op dierziekten, waaronder zoönosen, zo klein mogelijk is. Zo werken overheid, sectoren en veterinaire zorg in Nederland goed samen om dierziekten te voorkomen, snel te ontdekken, te beheersen of te bestrijden. In 2011 is in Nederland de zogenaamde zoönosestructuur ingericht om ervoor te zorgen dat de humane en veterinaire gezondheidsorganisaties, waaronder de Ministeries van VWS en LNV, goed met elkaar samenwerken (https://www.onehealth.nl/over-one-health/zoonosenstructuur). Zoönotische signalen worden beoordeeld en indien nodig wordt er opgeschaald. Deze manier van werken wordt internationaal uitgedragen, bijvoorbeeld via het One Health-project (COHESIVE) en de Global Health Security Agenda, om andere landen te ondersteunen zich voor te bereiden op opkomende zoönosen.
Kunt u bevestigen dat de milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door de grootschalige en intensieve veehouderij?7
In het door u aangehaalde artikel wordt gesteld dat productiedieren een zogenaamde epidemiologische brugfunctie kunnen vervullen bij het overspringen van infecties van wilde dieren naar de mens.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door ontbossing en menselijke activiteiten in ecosystemen, vanwege het daarmee vergrote contact tussen mensen en in het wild levende dieren?
Ja, in het UNEP Frontiers rapport uit 2016 werd gesteld dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor was voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In het officiële persbericht over COVID 19 wordt door de Executive Secretary van UNEP aangegeven dat door het degraderen van de ecosystemen en menselijke inbreuk op de natuur, wij als mensen de gezondheid in gevaar brengen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat de illegale handel in wilde dieren het risico op de uitbraak van zoönosen vergroot?
Veel factoren zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. In het twitterbericht van UNEP van 1 april jl. wordt illegale en ongereguleerde handel in wilde dieren als een factor genoemd, naast andere factoren als veranderingen in landgebruik, intensieve landbouw en klimaatsverandering. Er wordt verwezen naar het UNEP frontiers rapport uit 2016. In dat rapport in het hoofdstuk «Zoonoses» (pag. 18–27) wordt echter de illegale handel niet genoemd. Er wordt daarin wel aangegeven dat steeds meer dieren worden gehouden door steeds meer mensen en er daardoor meer mogelijkheden van overdracht ontstaan. Ook stelt UNEP in het rapport dat directe overdracht van wilde dieren naar mensen zelden voorkomt, maar dat gedomesticeerde dieren daarin een brugfunctie kunnen vervullen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op zoönotische uitbraken vergroot wordt door het gebruik van antibiotica in de veehouderij, waardoor resistente bacteriën gemakkelijker kunnen ontstaan?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, zijn er vele factoren die van invloed zijn op de problematiek van zoönosen. Een infectieziekte die van dier op mens overgaat kan ook een resistente bacterie betreffen. Antibioticaresistentie is een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier. Daarom wordt in binnen- en buitenland al jaren ingezet op verlaging van het antibioticumgebruik, humaan en veterinair. Dit is een effectieve manier om vermindering van antibioticaresistentie te bereiken.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op nieuwe zoönotische ziekte-uitbraken vergroot wordt door de klimaatverandering?
Ja, dat kunnen wij bevestigen.
Erkent u dat zowel hoog- als laagpathogene vogelgriepvirussen van dieren op mensen overgedragen kunnen worden?
Sommige laag- en hoogpathogene typen van het vogelgriepvirus kunnen op mensen worden overgedragen.
Kunt u bevestigen dat de mortaliteit van het vogelgriepvirus H5N1 onder mensen 60% is?8
Sommige bronnen, zoals de WHO, vermelden een mortaliteit in de groep geïnfecteerden van 60%. Andere melden dat de mortaliteit niet goed te bepalen is, omdat niet alle gevallen gediagnostiseerd worden en er mogelijk ook H5N1-infecties subklinisch (zonder ziekteverschijnselen) verlopen.
Erkent u dat wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het vogelgriepvirus H5N1 met vijf mutaties zó veranderd kan zijn dat het gemakkelijk overdraagbaar is van mens op mens? Hoeveel mutaties zijn daarvoor nodig bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen?
Wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het H5N1 vogelgriepvirus met vijf mutaties overdraagbaar werd tussen fretten. Zij stelden dat het onwaarschijnlijk was dat dit virus tussen mensen zou verspreiden. Hoeveel mutaties nodig zijn bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen is niet bekend, maar dezelfde onderzoekers lieten in een tweede publicatie zien dat de kans op het ontstaan van mens-overdraagbare varianten van hoog-pathogene vogelgriepvirussen in de natuur bijzonder klein is.
Kunt u bevestigen dat griepvirussen, dus ook het vogelgriepvirus, van zichzelf een relatief hoge mutatiesnelheid hebben?
Vogelgriepvirussen hebben een hoge mutatiesnelheid, net zoals de meeste RNA-virussen (Ribo Nucleic Acid, ribonucleïnezuur).
Kunt u bevestigen dat de uitbraak van de Mexicaanse griep in 2009 veroorzaakt werd door mutaties in de varkensgriep in Noord-Amerika, en het heen en weer springen van het virus tussen mens en dier waardoor het virus zó veranderde dat het resistent was voor menselijke antistoffen, waardoor vele mensen ziek werken en overleden? Zo nee, waardoor werd de uitbraak dan veroorzaakt?
De precieze herkomst van het H1N1 Influenza A-virus, dat in 2009 voor het eerst in Mexico werd aangetroffen, is onbekend. Het virus bevatte naast kenmerken van varkensgriepvirussen ook kenmerken van humane griep- en vogelgriepvirussen. Een direct verband met een varken is echter niet aangetoond. De meeste landen, waaronder Nederland, gebruiken de term «varkensgriep» daarom niet, omdat er geen eenduidig verband is aangetoond met varkens. Er zijn geen aanwijzingen dat het virus resistent is geworden tegen antistoffen. Het RIVM beschouwt deze griepepidemie nu als een «normale» griep veroorzaakt door Influenza A H1N1.
Erkent u dat varkens besmet kunnen worden door varkensgriepvirussen, vogelgriepvirussen en humane virussen en dat deze besmettingen tegelijk in één dier kunnen plaatsvinden?
Van varkens is bekend dat ze gevoelig zijn voor influenza A-virusstammen, ook voor aviaire en humane influenzastammen. Het is niet uit te sluiten dat een besmetting met influenzavirussen van verschillende herkomst op één moment plaats vindt, maar de kans daarop is heel klein. Spreiding tussen varkens van andere influenzastammen dan typische varkensinfluenza-isolaten wordt door het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) beschouwd als een zelden optredend fenomeen.
Erkent u dat virussen daarom in varkens gemakkelijk kunnen muteren en evolueren, waardoor varkens als «mixing vessels» (mengvaten) voor virussen kunnen worden beschouwd?
Niet alle virussen die bij varkens voorkomen muteren snel en vaak. Influenza A-virusstammen zijn bekend om de antigene drift, het telkens veranderen van de genetische opmaak. Dit gebeurt bij alle influenza A stammen, ook die van de mens en bij vogels. ECDC geeft aan dat de verandering van Influenza A stammen van varkens minder vaak optreedt dan bij Influenza A stammen bij mensen. Als een varken op hetzelfde moment besmet wordt met verschillende influenza A stammen zou er re-assortment (uitwisseling van erfelijk materiaal tussen deze stammen in het varken) kunnen optreden. De kans dat een varken op een en hetzelfde moment wordt besmet is zeer klein en daarmee dus de kans dat er een nieuw virus ontstaat. Het is niet te voorspellen of dit gebeurt, wanneer en wat dit betekent voor de humane gezondheid.
Kunt u bevestigen dat er tussen 2014 en 2018 20 uitbraken waren van hoog-pathogene vogelgriep bij Nederlandse pluimveehouderijen? Hoeveel uitbraken waren er in 2019?
Er waren van 2014 tot en met 2018 20 uitbraken van hoog-pathogene vogelgriep bij pluimveebedrijven in Nederland. In 2019 waren er geen uitbraken in Nederland.
Kunt u bevestigen dat in 2019 in het reguliere vogelgriep monitoringsprogramma 20 Nederlandse pluimveehouderijen positief getest zijn op laag-pathogene vogelgriep?
Er werden in 2019 op 48 bedrijven antistoffen tegen LPAI-virussen aangetoond, waarvan in twee gevallen antistoffen tegen een H5-virus en eenmaal tegen een H7-virus. Alleen de H5- en H7-typen zijn bestrijdingsplichtig. De overige 45 waren andere, niet-bestrijdingsplichtige typen van het vogelgriepvirus. Deze bevindingen komen deels uit het reguliere monitoringprogramma en deels uit de zogenaamde early warning meldingen.
Kunt u bevestigen dat hoog-pathogene vogelgriep in de eerste maanden van 2020 is opgedoken in Polen, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Tsjechië, Bulgarije en Duitsland, waarbij in het geval van Duitsland vogelgriep is vastgesteld op 45 kilometer van de Nederlandse grens?
Ja. De eerste meldingen van hoog-pathogene vogelgriep kwamen eind 2019 uit Polen. Hierna zijn ook uitbraken gemeld uit de andere Europese lidstaten en landen.
Erkent u dat door het gericht fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde commercieel gewenste eigenschappen (zoals snelle groei) de genetische diversiteit van de dieren in de afgelopen decennia sterk is afgenomen?
Commerciële fokprogramma’s zijn gericht op genetische verbetering van de gewenste fokdoelkenmerken, maar duurzame fokprogramma’s moeten zich tegelijkertijd ook richten op het lange termijn behoud van genetische diversiteit binnen de fokpopulatie. Fokkerij-organisaties proberen in het algemeen de inteelttoename en daarmee het verlies van genetische diversiteit beperkt te houden. Monitoring van de impact van fokkerij strategieën en van selectie is belangrijk. In de Nederlandse veehouderij worden op kleine schaal ook dieren van zeldzame rassen gehouden. In kleine populaties van zeldzame rassen is genetische drift (toeval) ook vaak een oorzaak van verlies van genetische diversiteit binnen de populatie.
Erkent u dat door het fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde eigenschappen (zoals snelle groei) het afweersysteem tegen ziektes gemiddeld gezien slechter is geworden in de afgelopen decennia?9
Die stelling kunnen wij niet onderschrijven. Er is geen bewijs dat er nu meer infectieziekten bij landbouwhuisdieren voorkomen dan een aantal decennia geleden of dat dieren nu gevoeliger zijn voor infectieziekten. Of er ziekte optreedt hangt van heel veel factoren af, zoals hygiëne, bedrijfsvoering en huisvesting, en hangt niet alleen samen met het afweersysteem van het dier.
Ziet u de erfelijke versmalling en het verminderde afweersysteem als serieuze risico’s voor het ontstaan van nieuwe zoönotische mutaties en de verspreiding daarvan?
De relatie tussen fokkerij en gevoeligheid van dieren voor ziekten is zeer complex. Er zijn verschillende factoren van invloed op de gevoeligheid voor dierziekten, en erfelijke eigenschappen van een dier kunnen daarbij een rol spelen.
Kunt u bevestigen dat Nederland het meest veedichte land ter wereld is, met het hoogste aantal kippen en varkens per vierkante kilometer in vergelijking met andere landen?101112 Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft door zijn beperkte oppervlakte een hoge veedichtheid, vooral in Zuidoost Nederland. In andere Europese landen is de veehouderij geconcentreerd in regio’s met een veedichtheid die vergelijkbaar is met de veedichtheid in Zuidoost Nederland. Het gaat hier om Vlaanderen, het westen van Niedersachsen (Duitsland), Bretagne (Frankrijk) en de Po-vlakte (Italië).
Kunt u bevestigen dat onderzoekers virussen hebben gevonden bij schubdieren die lijken op Covid-19 en dat er sterke aanwijzingen zijn dat het schubdier als tussenschakel heeft gediend bij de overdracht van Covid-19 op de mens?13
In een recente publicatie in Nature hebben Chinese onderzoekers melding gemaakt van de vondst van SARS-CoV-2-gerelateerde coronavirussen in een Javaans schubdier (Manis javanica). Volgens de onderzoekers suggereert deze bevinding dat schubdieren mogelijk gastheer zijn van nieuwe coronavirussen. Van deze soort is bekend dat zij coronavirussen bij zich kunnen dragen, maar daarmee is nog niet bewezen dat een schubdier bij aanvang van de huidige pandemie van SARS CoV-2 een brugfunctie heeft vervuld.
Kunt u bevestigen dat juist het schubdier een van de meest verhandelde wilde zoogdieren is?14
Het schubdier, ook wel pangolin genoemd, heeft de hoogste beschermingsstatus binnen CITES: de commerciële handel is internationaal verboden. Er zijn Afrikaanse en Aziatische soorten. De instandhouding van deze soorten in het wild wordt ernstig bedreigd door stroperij en illegale handel. Internationaal worden grote hoeveelheden schubben van Afrikaanse soorten gesmokkeld naar Azië.15
Erkent u dat Nederland een belangrijke rol kan spelen in het voorkomen van de uitbraak van toekomstige infectieziekten door de legale en illegale handel in wilde dieren, zowel op internationaal als nationaal vlak, te bestrijden?
De manier waarop we met wilde dieren omgaan, en ook de wijze waarop we met de natuur omgaan en het verlies van biodiversiteit in de wereld zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. Zoals aangegeven in de reactie op motie van het lid van Esch (PvdD) (zie Kamerstukken 25 295, nr. 87 en 25 295, nr. 200) zal indien er signalen zijn dat de internationale handel in (wilde) dieren bij de verspreiding van een zoönose een rol speelt, Nederland dit Europees aankaarten; er is een bestaand Europees juridisch kader om importmaatregelen te treffen ten behoeve van de dier- of volksgezondheid, als dat nodig en proportioneel is.
Zoals toegezegd in bovengenoemde brief zal de Chief Veterinary Officer het onderwerp inzake handel in wilde dieren als mogelijke bron van nieuwe infectieziekten bespreken met haar Europese collega’s.
Ten algemene is illegale handel in beschermde diersoorten een bedreiging van de biodiversiteit en onacceptabel. Hierop wordt blijvend gehandhaafd in nauwe samenwerking met Europese en internationale partners.
Bent u bereid zich hiervoor met spoed in te zetten in internationaal (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) en WHO) en EU-verband?
Zoals in het antwoord op vraag 27 verwoord, zet de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zich hier vooral in Europees verband voor in. Dit staat los van het CITES-verdrag. Het CITES-verdrag ziet toe op de bescherming van de mondiale biodiversiteit en de rol die internationale handel daarin speelt, en niet op de volksgezondheid.
Waarom is het nog altijd toegestaan om wilde en exotische dieren te verhandelen op beurzen en markten in Nederland, terwijl wetenschappers waarschuwen dat «markten met levende dieren een broeihaard van ziektes» zijn? Bent u bereid deze markten in het kader van de preventie van de verspreiding van zoönosen per direct te verbieden? Zo nee, waarom niet?1516
In Nederland zijn beurzen en markten van dieren onder voorwaarden toegestaan voor de verkoop van dieren van legale herkomst. Het gaat dan veelal om gefokte dieren. De algemene voorwaarden staan beschreven in het Besluit houders van dieren. Eén van de algemene regels is dat alle dieren worden gezien en gecontroleerd door een dierenarts voordat de dieren worden toegelaten tot de beurs of markt. Voor sommige diersoorten/-groepen gelden aanvullende regels of zijn markten geheel verboden met het oog op bijvoorbeeld vogelgriep.
Op 1 april 2021 treedt de Europese diergezondheidsverordening in werking. In de uitwerking van deze verordening zijn de regels rondom de intracommunautaire deelname van dieren aan tentoonstellingen wat aangescherpt. In het kader van de nationale implementatie van deze verordening wordt gekeken naar regels rondom tentoonstellingen en beurzen. Het risico op zoönosen wordt daarbij meegenomen.
Omdat mens tot mens overdracht de stuwende kracht van de epidemie is, zijn evenementen zoals beurzen en markten in elk geval tot 1 september verboden. Of er aanvullende maatregelen nodig zijn, zal worden bezien.
Kunt u bevestigen dat Rotterdam en Schiphol belangrijke doorvoerhavens zijn voor de handel in wilde dieren, en dat Nederland daarmee een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar te doen verrichten?17
Nederland is met de haven van Rotterdam en Schiphol een belangrijk invoer- en doorvoerland in algemene zin. De handel in levende zoogdiersoorten die beschermd worden onder het CITES-verdrag betreft voor het grootste deel gefokte of gekweekte specimen. Er is geen signaal dat Nederland op deze wijze een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen. De Minister van LNV ziet nu dan ook geen aanleiding om hier verder onderzoek naar te doen. Als er risico’s zijn met betrekking tot de verspreiding van een zoönose worden er Europees of internationaal maatregelen genomen door de daartoe bevoegde gremia. Zo geldt bijvoorbeeld een importverbod voor (uit het wild afkomstige) vogels in verband met de mogelijke verspreiding van vogelgriep.
Kunt u bevestigen dat Interpol al geruime tijd aandacht vraagt voor het gebrek aan capaciteit voor het opsporen van de handel in wilde dieren?18
In het aangehaalde artikel uit 2016 vraagt Europol aandacht voor de prioritering. Nederland werkt samen met de Europese partners op het gebied van het opsporen van de illegale handel in bedreigde dieren. Dit gebeurt onder meer op grond van het EU Action Plan against Wildlife Trafficking.20 Ook participeert Nederland actief in het door Europol gecoördineerde EMPACT21/Envi-crime-programma op het gebied van wildlife-criminaliteit, bijvoorbeeld in de actie gericht op de aanpak van cybercrime. Daarnaast werkt Nederland breder internationaal samen, zoals tijdens de Interpolactie Thunderball in 201922, maar ook bilateraal bij strafrechtelijke onderzoeken.
Erkent u dat door het gebrek aan opsporingscapaciteit dat wat er van de handel in wilde dieren die op dit moment wél onderschept wordt, slechts het topje van de ijsberg vormt?
Opsporingscapaciteit staat altijd onder druk en is onderhevig aan zorgvuldige prioritering Voor de vervolging geldt dat in 2005 het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie is opgericht voor de aanpak van onder andere wildlife crime. Nederland neemt een groot aantal zendingen van illegaal verhandelde dieren in beslag (top 5 EU-lidstaten).23 Blijvende inzet en samenwerking is van belang. We hebben niet het beeld dat dit slechts een klein percentage is van de daadwerkelijke illegale handel. De totale omvang van illegale handel is nooit met zekerheid vast te stellen, waardoor het exacte aandeel niet is te bepalen. Mondiaal is er nog zeker een wereld te winnen en is capaciteitsopbouw en de aanpak van corruptie cruciaal.
Deelt u derhalve de mening dat zowel Nederland als Europa meer prioriteit moet geven aan het bestrijden van de handel in wilde dieren en dat er in Nederland meer kennis en capaciteit op het gebied van toezicht en handhaving moet komen? Bent u bereid hier snel werk van te maken? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
«Wilde dieren» is een breed begrip waar allerlei Europese en internationale regels voor gelden. Als het gaat om de internationale handel in beschermde of bedreigde diersoorten wordt deze gereguleerd door het CITES-verdrag. Illegale handel wordt bestreden. Daartoe wordt nationaal, Europees en internationaal nauw samengewerkt. Nederland committeert zich ook aan het EU Action Plan against Wildlife Trafficking. Kennis van soorten, regels en bijvoorbeeld illegale routes is cruciaal en moet ook op peil blijven. Door alle Nederlandse ketenpartners wordt daarop ingezet, waarbij ook veel kennis Europees en internationaal wordt gedeeld. De capaciteit moet ook goed op elkaar worden afgestemd om ook adequaat samen op te kunnen trekken, ieder vanuit zijn eigen rol. Dit wordt periodiek bekeken. Zoals ook al eerder aan uw Kamer gemeld in reactie op de motie van het lid van Esch (PvdD) (Kamerstukken 25 295, nr. 89 en 25 295, nr. 200), is er geen aanleiding om handhaving of toezicht naar aanleiding van de corona-uitbraak nu te intensiveren.
Erkent u dat CITES-vergunningen waarmee gecontroleerd wordt of de dieren gefokt of uit het wild gevangen zijn, in de praktijk zeer eenvoudig te vervalsen zijn?19
In algemene zin is het helaas zo dat allerlei soorten documenten kunnen en worden vervalst. Dit komt ook bij CITES-documenten voor. Om dergelijke illegale praktijken te ondervangen worden tal van voorzorgsmaatregelen genomen. Om fraude verder terug te dringen wordt er in CITES en Europees verband gewerkt aan het opzetten van e-permitting. Het gaat nog wel tijd kosten om dit mondiaal in te voeren.
Deelt u de mening dat ook de handel in gefokte dieren verboden moet worden om de bestrijding van de handel effectiever en efficiënter te maken? Zo nee, waarom niet?
Indien het gaat om de bestrijding van illegale handel, helpt een verbod op handel in gefokte dieren niet. Als het gaat om de geoorloofde handel in bedreigde/beschermde diersoorten die onder het CITES-verdrag vallen, geldt dat de handel in gekweekte of gefokte dieren de wilde populaties ontziet. Vanuit biodiversiteitsoogpunt is dit belangrijk. Hierdoor wordt een duurzame handel bewerkstelligd, welke in CITES-verband wordt gecontroleerd en gemonitord. De Minister van LNV ziet daarom geen aanleiding voor een verbod op de handel in gefokte dieren.
Erkent u dat er ook via internet en het dark web veelvuldig legaal en illegaal wilde dieren worden verhandeld? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar in te stellen?20
Ja, internet is een kanaal waarlangs dieren te koop worden aangeboden, legaal en illegaal. Ook het dark web wordt incidenteel hiervoor gebruikt. Hierop wordt risicogericht gehandhaafd.
Hoe is het mogelijk dat in Nederland veel wilde, exotische dieren nog altijd als huisdier gehouden mogen worden?
Beschermde dieren afkomstig uit het wild in Nederland (EU) mogen niet worden gehouden als huisdieren. Ook is het verboden om grote katachtigen en primaten in Nederland te houden, alsmede diersoorten die op de Unielijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten staan. Voor beschermde uitheemse soorten gelden er onder het CITES-verdrag strenge regels over welke diersoorten wel of niet verhandeld mogen worden. Voor diersoorten, waarvoor geen verbod geldt om deze te houden, gelden er regels die als doel hebben de dieren te beschermen. Zo gelden er bijvoorbeeld regels voor het houden en verzorgen van (landbouw)huisdieren.
Erkent u dat een positieflijst voor zoogdieren, reptielen en vogels veel zou bijdragen aan het bestrijden van het houden van wilde dieren in Nederland? Wanneer kunnen we dergelijke positieflijsten verwachten?
Positieflijsten voor zoogdieren, reptielen en vogels worden opgesteld met het oog op dierenwelzijn en gevaar voor de mens. Een lijst van alle, in Nederland gehouden diersoorten wordt beoordeeld aan de hand van risicofactoren voor dierenwelzijn en gevaar voor de mens (letsel- en zoönoserisico). Deze lijst bevat zowel gedomesticeerde als uit het wild afkomstige diersoorten, die niet verboden zijn om in Nederland te houden (zie het antwoord op vraag 37). Positieflijsten zorgen ervoor dat het helder wordt welke diersoorten geen gevaar voor de mens opleveren en wat de welzijnsrisico’s zijn bij het houden van verschillende diersoorten. Nadat een positieflijst is vastgesteld, is het niet langer toegestaan bepaalde diersoorten te houden die nu in Nederland worden gehouden.
De Minister van LNV is gestart met het opstellen van een positieflijst voor zoogdieren. Zij verwacht een conceptlijst aan het einde van het jaar te kunnen consulteren op internetconsultatie.nl. De lijsten voor vogels, reptielen en amfibieën volgen later.
Kunt u bevestigen dat de mens tegenwoordig wereldwijd ook meer contact met wilde dieren heeft dan vroeger, vanwege de toenemende ontwikkeling van economische activiteiten zoals landbouw, houtkap, mijnbouw, en aanleg van infrastructuur, dorpen en steden in natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?
Het is aangetoond dat meer diersoorten en populaties, die voorheen afgezonderd van mensen leefden, door de verstoring en vernietiging van habitats en ecosystemen nu wel in contact komen met de mens. Het kan overigens niet gezegd worden dat de mens gemiddeld meer contacten heeft met wilde dieren. Door toenemende urbanisatie neemt het aantal mensen dat in nauw contact staat met de natuur eerder af.
Onderschrijft u het wetenschappelijke feit dat voor virussen die aanvankelijk alleen in het (wilde) dierenrijk circuleren, er geen groepsimmuniteit voor mensen is opgebouwd en dat daarom juist dit soort virussen zeer gevaarlijk voor mensen zijn wanneer deze virussen van dieren op mensen overspringen?21
Virussen die via het dierenrijk bij de mens terecht komen kunnen een probleem vormen voor de gezondheid van individuele mensen. Zo’n virus is nieuw voor mensen en hierdoor kan de weerstand van mensen voor dit specifieke virus minder zijn. In de meeste gevallen gaat het om een eenmalige overdracht van dier naar mens en speelt het feit dat er geen groepsimmuniteit is geen rol. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV-2, kan het virus zich efficiënt verder verspreiden van mens tot mens. Dit is een gevaar voor de volksgezondheid.
Erkent u dat door de verkleining van het leefgebied van wilde dieren en door de opmars van agro-industriële monoculturen in die gebieden het grensvlak waarop mensen en (wilde) dieren elkaar treffen de laatste decennia veel groter is geworden?
Verandering van landgebruik en van landbouwsystemen zijn volgens onderzoek de oorzaak van een groot aantal van de overdrachten van dierziekten op mensen.
Zie ook het antwoord op vraag 39.
Erkent u dat door ontbossing, het verlies aan biodiversiteit en de toename van de agro-industriële monoculturen dierlijke virussen veel makkelijker dan voorheen kunnen rondwaren op het grensvlak waar (wilde) dieren en mensen elkaar treffen en daardoor ook makkelijker kunnen overslaan op mensen?22
Er zijn vele factoren van invloed op de problematiek van zoönosen, zoals beschreven bij mijn antwoorden hiervoor zoals vraag 8.
Kunt u derhalve de stelling onderschrijven die tal van virologen huldigen, dat het juist menselijke activiteit is die het risico op het overslaan van virussen van dieren op mensen veel groter heeft gemaakt?23
Het klopt dat bijvoorbeeld de manier waarop de mens met wilde dieren omgaat, en ook de wijze waarop zij met de natuur omgaat en het verlies van biodiversiteit in de wereld van invloed zijn op de problematiek van zoönosen.
Erkent u net als het UNEP dat veranderend landgebruik (bijvoorbeeld ontbossing) en wereldwijde intensivering van de landbouw tegenwoordig de twee belangrijkste drijvende krachten zijn achter het ontstaan en de verspreiding van zoönotische ziektes?24 Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, stelt het UNEP Frontiers rapport uit 2016 dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor is voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV 2, kan het virus zich verder verspreiden van mens tot mens en spelen zaken als globalisering en reisgedrag een rol in de verspreiding.
Kunt u bevestigen dat Nederland de grootste importeur is van veevoer (soja) en palmolie van de Europese Unie?2526
Ja, Nederland is de grootste bruto importeur van sojabonen en sojameel in de EU.
Uiteindelijk wordt ongeveer 11% van deze soja-import in Nederland geconsumeerd. Dit volume is volledig afgedekt door de duurzaamheidscertificaten RTRS, Round Table on Responsible Soy, dat wil zeggen duurzaam en zonder ontbossing of ecosysteemconversie geproduceerd.
Soja die in Nederland wordt verwerkt tot veevoer en dierlijke producten en wordt uitgevoerd is afgedekt met certificaten onder de FEFAC Soy Sourcing Guidelines (SSG). Deze SSG garanderen dat de sojaproductie legaal was maar niet noodzakelijkerwijs vrij van ontbossing.
Binnen de EU is Nederland ook de grootste bruto importeur van palmolie. Ongeveer 12% wordt gebruikt door de Nederlandse veevoederbranche.
Inmiddels is alle palmolie die in voeding en diervoeders voor de binnenlandse markt wordt verwerkt gecertificeerd duurzaam. Palmolie wordt als duurzaam bestempeld als het voldoet aan de standaarden van de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO).
Wanneer naast de binnenlandse markt ook de palmolie wordt betrokken die in Nederland werd verwerkt in voedingsmiddelen voor de export, was 89 procent van de in 2018 geïmporteerde palmolie gecertificeerd duurzaam. Voor palmolie die in Nederland werd verwerkt tot diervoer was het aandeel duurzaam geproduceerd 68 procent; een forse toename ten opzichte van de 53 procent in 2016.
Erkent u dat de productie van palmolie en veevoer (soja) leidt tot ontbossing en het ontstaan van monoculturen in landen elders?
De productie van palmolie en de productie van soja in de tropen en subtropen is een belangrijke aanjager van ontbossing en een oorzaak van ecosysteemconversie. Om dat risico zoveel mogelijk te vermijden, kopen Nederlandse marktpartijen bij voorkeur gecertificeerde palmolie en soja.
Nederland zet zich in Europees en internationaal verband actief in voor verdere verduurzaming van de wijze waarop soja en palmolie worden geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek, de verbetering van arbeidsomstandigheden en de naleving van mensenrechten. Zie verder het antwoord op vraag 48.
Daarnaast wil de EU minder afhankelijk worden van import en meer zelfvoorzienend worden in de (duurzame) productie van plantaardige eiwitten. In deze context werkt Nederland momenteel aan een nationale eiwitstrategie toegesneden op de Nederlandse situatie.
Kunt u bevestigen dat Nederland het land is met de hoogste veedichtheid ter wereld en dat het voer voor de dieren die in Nederland gefokt, gehouden en gedood worden voor een deel geïmporteerd wordt uit gebieden waar verregaande ontbossing plaatsvindt of heeft plaatsgevonden?27
Uit de Grondstoffenwijzer van de Nederlandse Vereniging voor de Diervoederindustrie (Nevedi) uit 2018 blijkt dat circa 67% van de door de Nederlandse veevoerindustrie verwerkte veevoergrondstoffen uit Europa afkomstig was (waarvan 12% uit Nederland), 20% uit Zuid-Amerika, 8% uit Noord-Amerika en 5% uit Azië. Voor het eerste deel van de vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 24. Met betrekking tot de herkomst van het diervoer wordt verwezen naar de antwoorden op vragen 45 en 46.
Erkent u dat Nederland als een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing een extra grote verantwoordelijkheid heeft om te stoppen met het veroorzaken van ontbossing en de verdere toename van agro-industriële monoculturen een halt toe te roepen, zowel in eigen land als in het buitenland, om het risico op het ontstaan op zoönotische ziektes te verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Dat in Nederland gevestigde ondernemingen een rol spelen in mondiale handelsketens maakt Nederland nog niet tot «een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing». Het kabinet beseft dat grondstoffen worden geïmporteerd waarvan de productie kan leiden of heeft geleid tot ontbossing en zet zich daarom in voor de verduurzaming van de productie van die grondstoffen. Alhoewel het tegengaan van ontbossing primair de verantwoordelijkheid is van het land waar ontbossing plaatsvindt, zet het kabinet zich in voor het realiseren van volledig ontbossingsvrije handelsketens vanaf 2030, juist vanwege de erkenning dat bossen van groot belang zijn voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen, het behoud van biodiversiteit en het grote belang van bossen voor de lokale bevolking. Samen met mijn collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister van LNV onze inzet geschetst in de brief van 9 maart jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 708).
Vindt u het verantwoord om bestaande risico’s op een nieuwe uitbraak van een besmettelijke mens-op-mens-infectieziekte te laten voortbestaan in afwachting van een mogelijke nieuwe pandemische uitbraak?
De manier waarop mensen met dieren omgaan, maar ook de veranderingen aan ecosystemen en het verlies van biodiversiteit zijn zaken die de problematiek van zoönosen beïnvloeden. Daar is internationaal aandacht voor en zal de komende tijd aandacht voor moeten blijven. Hoe dan ook zal er altijd een risico op een nieuwe uitbraak blijven bestaan. Al eeuwenlang leven mens en dier samen. Het is aan onze en toekomstige generaties om ervoor te zorgen dat risico’s die daarbij horen zo klein mogelijk zijn.
Bent u bereid om gezamenlijk tot een alomvattend aanvalsplan te komen om het gevaar van overspringende zoönosen tussen landbouwdieren en wilde dieren, en mogelijke mens-op-mens besmettingen drastisch te verminderen?
Het kabinet zet zich in tegen schadelijke veranderingen in landgebruik, zoals ontbossing, en voor het behoud van biodiversiteit en is goed voorbereid op uitbraken van zoönosen door de Nederlandse zoönosestructuur. Het doet dit in goede samenwerking met zijn Europese en internationale partners. Het kabinet zal zich ervoor blijven inzetten dat de risico’s zo klein mogelijk zijn of kleiner worden.
Bent u bereid deze vragen een voor een en op korte termijn te beantwoorden gelet op het actuele en grote maatschappelijke belang om dit soort pandemieën in de toekomst te voorkomen?
Gezien de vragen interdepartementale afstemming vereisten, zijn de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoord. Uw Kamer is daarvan eerder op de hoogte gesteld bij brief op 24 april jl.
Injecties met giftige bestrijdingsmiddelen in eikenbomen |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
|
|
|
Kent u het bericht »Vlinderstichting waarschuwt voor bestrijdingsmiddel eikenprocessierups»?1
Ja.
Is het juist dat in de proef 2500 eiken worden geïnjecteerd met het giftige bestrijdingsmiddel Vertimec, dat ook dodelijk is voor onder meer bijen, hommels en vlinders (waaronder zeldzame soorten)?2
De proef was aangevraagd voor de behandeling van 2.500 eiken in zes gemeenten. Het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) heeft met ingang van 15 april de proefontheffing voor het injecteren van eiken met het middel Vertimec ter bestrijding van de eikenprocessierups ingetrokken. Voordat het Ctgb de proefontheffing heeft ingetrokken was daar in één gemeente al gebruik van gemaakt. Middelen met de actieve stof uit Vertimec zijn als biocide tot nu toe alleen toegelaten voor het bestrijden van organismen in gesloten, goed te definiëren ruimtes, kieren, etc. Na een interne evaluatie heeft het Ctgb besloten dat voor het toedienen buiten in een eik, ook de kennis over milieuaspecten van Vertimec als gewasbeschermingsmiddel (het buitengebruik) moet worden meegewogen. Dat betekent dat nu breder is gekeken naar de gevolgen van het middel in het milieu, zoals naar de effecten op andere organismen die leven in en bij de boom. Het Ctgb oordeelt dat die risico’s voor andere insecten en voor bijvoorbeeld foeragerende vogels te groot zijn. Die risico’s kunnen bij deze toepassing niet worden weggenomen met aanvullende voorschriften.
Is het juist dat eiken honderden insectensoorten herbergen en dat deze bomen daarmee van cruciaal belang zijn voor veel insecten?3
Eiken in Nederland kunnen honderden insectensoorten herbergen en dragen daarmee bij aan de biodiversiteit.
Is onderzocht of Rode lijst-soorten het genoemde gif binnen kunnen krijgen wanneer zij zich op een met gif geïnjecteerde eik bevinden en zich voeden? Zo nee, waarom niet? Hoe zal voorkomen worden dat ook andere, beschermde soorten sterven door het gebruik van dit middel?
Het middel Vertimec is een insecticide dat bij deze proef geïnjecteerd zou worden in de sapstroom van de boom en vanuit deze sapstroom verder verspreid zou worden naar andere delen van de boom, zoals naar het blad. Op die manier zou het middel beschikbaar kunnen komen voor de eikenprocessierups en wellicht ook voor andere organismen die in en van deze boom leven. Gezien dit laatste risico heeft Ctgb de proef inmiddels verboden. Alle beheerders zijn wettelijk verplicht (conform Wet natuurbescherming) om te voorkomen dat beschermde soorten schade ondervinden van een uitgevoerde bestrijding.
Is er een ontheffing voor het gebruik van het bestrijdingsmiddel aangevraagd op grond van de Wet natuurbescherming, omdat het gebruikte middel niet soortspecifiek is en dus ook andere insectensoorten zal doden?
Nee.
Deelt u de zorg dat gebruik van het gif het natuurlijke evenwicht verder kan ontwrichten, waardoor de natuurlijke bestrijding van eikenprocessierupsen nog moeilijker wordt?
Het Ctgb heeft geoordeeld dat de risico’s van deze proef voor andere insecten en voor bijvoorbeeld foeragerende vogels te groot zijn. Die risico’s kunnen bij deze toepassing niet worden weggenomen met aanvullende voorschriften. Daarom heeft het Ctgb de proefontheffing ingetrokken. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Is het juist dat het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Gtgb) erkent dat de proef schadelijke en onaanvaardbare effecten kan hebben op de gezondheid van mensen, in het bijzonder kwetsbare groepen, voor dieren en voor het milieu?4
Zie antwoord vraag 6.
Is het juist dat de proef al is begonnen terwijl er nog een bezwaarprocedure loopt? Zo ja, klopt het dat het experiment daarmee tegen de regels en dus illegaal is? Zo nee, waarom niet?
Dat klopt niet. De bevoegdheid van het Ctgb is vastgelegd in de wet gewasbeschermingsmiddelen en biocide. Er is een melding van de proef gemaakt binnen het kader van de Biocidenverordening. Dat is een reguliere procedure. Ctgb beoordeelt de proef en kan – binnen 45 dagen – de proef toestaan, verbieden of restricties opleggen. Het besluit dat het Ctgb neemt staat open voor bezwaar. Dit bezwaar heeft geen schorsende werking.
Bent u bereid om de schadelijke proef, waarbij gif wordt geïnjecteerd in bomen, direct te beëindigen?
Zie het antwoord op vraag 2. De proefontheffing is ingetrokken. Daarmee is de proef beëindigd.
Gaat u zich inzetten, bijvoorbeeld via het Kennisplatform Processierups, voor uitsluitend gebruik van natuurvriendelijke oplossingen voor minder eikenprocessierupsen? Zo nee, waarom niet?
Op 9 april jl. heb ik uw Kamer uitgebreid geïnformeerd over het beleid rondom de bestrijding van de overlast van de eikenprocessierups en de rol van het Kennisplatform Processierups (Kamerstuk 27 858, nr. 507). In de brief benadruk ik het belang van een natuurlijke balans. Een omgeving met een rijke en robuuste variëteit aan plant- en diersoorten geeft natuurlijke weerstand tegen plaagsoorten en is verreweg de te prefereren optie. Biodiversiteitsherstel duurt echter jaren en experts geven aan dat natuurlijke bestrijders ten tijde van een plaag met grote overlast niet voldoende zijn en aanvullende inzet nodig is.
Het doel van het Kennisplatform processierups is ondersteuning van de preventie en bestrijding van de (eiken)processierups door het bieden van eenduidige informatie aan professionals, overheden, burgers en terreineigenaren over preventie, bestrijding, monitoring, opschaling, gezondheid en (na)zorg. Het uitgangspunt daarbij is dat gemeenten en terreineigenaren zelf verantwoordelijk zijn voor preventie en bestrijding van de processierups.
Samen met alle betrokken partijen doen we hard ons best om handvatten voor manieren van, liefst natuurlijke, vormen van preventie en bestrijding aan te reiken aan burgers, professionals en overheden. Voor het bestrijden van de eikenprocessierups dienen de principes van geïntegreerde gewasbescherming te worden toegepast. Wanneer de eikenprocessierups, ondanks de inzet van natuurlijke vijanden of andere preventiemaatregelen, bestreden dient te worden zal dit eerst met niet-chemische maatregelen moeten worden gedaan (zoals mechanisch wegzuigen). Wanneer dit de eikenprocessierups onvoldoende bestrijdt en de volksgezondheid in het gedrang komt, kan gebruik worden gemaakt van bestrijdingsmiddelen, waarbij de voorkeur uitgaat naar laagrisicomiddelen.
De situatie in de verpleeghuizen |
|
Lilian Marijnissen (SP), Maarten Hijink (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Kunt u aangeven wat de huidige situatie in de verpleeghuizen is sinds de coronacrisis?1
Het aantal bevestigde besmettingen van COVID-19 wordt in de verpleeghuizen door de specialisten ouderengeneeskunde geregistreerd. De specialisten ouderengeneeskunde en de medisch microbiologische labs melden een besmetting bij de GGD. De GGD geeft de cijfers door aan het RIVM.
In mijn brieven van 15 april jl.2, 21 april jl.3, 6 mei jl.4 ben ik ingegaan op het beeld van het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte in verpleeghuizen. In mei schatte het RIVM (peildatum 18 mei jl.) dat tot dan toe bij ruim 7.900 bewoners van verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan ruim 2.500 mensen als overleden zijn gemeld.5 Het totaal aantal verdenkingen van een COVID-19-besmetting in verpleeghuizen bedraagt 4.550 (peildatum 15 mei).6 Om nog beter zicht te krijgen op de ontwikkelingen is afgesproken dat de gegevens uit de EPD’s aan het RIVM verstrekt worden. Daarbij werken Verenso, ActiZ en het RIVM samen.
Op dit moment schat het RIVM (peildatum 6 juli jl.) dat tot nu toe bij ruim 8.400 bewoners van verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan ruim 2.800 mensen als overleden zijn gemeld.7
Uit de beschikbare cijfers blijkt dat veel mensen in verpleeghuizen getroffen zijn door COVID-19. Is er eenmaal sprake van een bevestigde besmetting, dan is de kans op verdere verspreiding groot op de locatie. Bemoedigend is echter dat de maatregelen die we inzetten in de verpleeghuizen zodanig werken dat het aantal meldingen van nieuwe verpleeghuislocaties met minimaal één besmetting per dag afvlakt. Daarop lijkt het samenspel van de in de afgelopen periode genomen maatregelen effect te sorteren. Tegelijkertijd is duidelijk dat verpleeghuizen een zware tijd hebben. Uit de EPD-registraties komt naar voren dat de kans dat de sterftecijfers in verpleeghuizen zullen toenemen groot is. Mijn aandacht voor verpleeghuizen zal onverminderd doorgaan.
Welke cijfers heeft u over de situatie in de verpleeghuizen sinds het begin van de coronacrisis?
Zie antwoord vraag 1.
Komt er ook een aanpak voor de situatie in de verpleeghuizen, aangezien er een plan ligt voor de IC-capaciteit in de ziekenhuizen?
Mijn aanpak voor de verpleeghuizen spitste zich de afgelopen maanden toe op drie lijnen: (1) gefaseerde en gecontroleerde aanpassing van de bezoekregeling, (2) leren van elkaar en (3) innovatieve behandelmethodes.
In mijn brieven «COVID-19 update stand van zaken» aan uw Kamer heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de gecontroleerde en gefaseerde aanpak van de bezoekregeling. Inmiddels is de situatie zo dat er op voorhand geen beperkingen meer gelden voor het ontvangen van bezoek, noch wat betreft aantal bezoekers noch wat betreft de frequentie van bezoek. Indien er op een locatie sprake is van één of meer COVID-19 besmettingen dan is bezoek alleen mogelijk met toestemming van de beheerder.
In eerdere brieven heb ik reeds aangegeven dat zorgaanbieders die dat willen, ondersteuning kunnen krijgen. In mijn brief van 3 juni (Kamerstukken 25 295, nr. 386) ga ik in op «leren van elkaar». Ik heb daartoe de kenniscoalitie vormgegeven. Dat is een samenwerkingsverband dat bestaat uit de GGD’en, ActiZ, de Antibiotica Resistentie (ABR)-zorgnetwerken, de Academische Werkplaatsen ouderenzorg en «Waardigheid en Trots op locatie».
Naast de voortdurende inspanningen om snel een vaccin tegen het coronavirus tot onze beschikking te hebben, werken vele onderzoekers aan innovatieve behandelingen tegen COVID-19. Dit type behandelingen kan hopelijk bijdragen aan een beter en sneller herstel en ervoor zorgen dat patiënten minder restschade overhouden na besmetting met het coronavirus. Ik wil waar nuttig en mogelijk ook dergelijke behandelingen verder helpen om er zo voor te zorgen dat behandelingen zo snel mogelijk beschikbaar kunnen komen. Om die reden investeert het kabinet breed in corona gerelateerd onderzoek. In mijn brief van 24 juni jl. heb ik toegelicht op welke manier het kabinet dat doet.
Kunt u een overzicht geven van het aantal vermoedelijke en vastgestelde besmettingen en overlijdens in verpleeghuizen sinds het begin van de coronavirus? Wat zijn de verschillende scenario’s bij een verdere toename van besmettingen in verpleeghuizen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een overzicht geven van hoeveel beschermende middelen per week verstrekt zijn aan de verpleeghuizen en wat per week nodig is?
Verpleeghuizen kunnen via de webportal van het LCH aanvragen welke beschermingsmiddelen zij nodig hebben. Het LCH heeft aangegeven dat zij op dit moment kunnen voldoen aan de vraag en daarmee ook aan de vraag vanuit de verpleeghuizen. Op de webpagina8 van het LCH zijn gegevens te vinden over de bij het LCH beschikbare voorraad en de verwachte vraag. Op 6 april is het testbeleid aangepast en kunnen alle zorgmedewerkers met lichte klachten getest worden, waaronder de medewerkers van verpleeghuizen.
Kunt u de Kamer informeren hoe u meer beschermende middelen en testen inzet in de verpleeghuizen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven hoeveel meldingen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft gehad over de verpleeghuizen sinds het begin van de coronacrisis?
De IGJ ontving ten aanzien van de verpleeghuiszorg ongeveer 90 corona gerelateerde meldingen bij het Meldpunt van de IGJ (voor meldingen van zorgaanbieders, zorgverleners en fabrikanten) sinds 1 maart 2020. Deze meldingen hebben met name betrekking op persoonlijke beschermingsmiddelen, testbeleid en besmettingen. Daarnaast haalt de IGJ signalen op uit de sector door middel van belrondes naar bijna alle (bij IGJ bekende) zorgaanbieders van verpleeghuiszorg. Ook het Landelijk Meldpunt Zorg (voor vragen of klachten van burgers) ontvangt signalen.
Kunt u in uw wekelijkse update over het coronavirus uitgebreider ingaan op de situatie specifiek in de verpleeghuizen?
Ja. De afgelopen weken heb ik de Kamer wekelijks uitgebreid geïnformeerd over de situatie in de verpleeghuizen. Ondertussen heb ik u ook de brief «Lessen verpleeghuizen met het oog op een eventuele tweede golf» gestuurd.
Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden in plaats van de antwoorden algemeen mee te nemen in uw wekelijkse update over de ontwikkelingen van het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Ja. Wel met de opmerking dat de vragen en antwoorden ook in de reguliere Kamerdebatten en de daarvoor verstuurde brieven terugkomen.
Biomassa |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Bouw biomassacentrale Diemen kan doorgaan»?1
Ja.
Erkent u dat er bij de verbranding van biomassa méér CO2 wordt uitgestoten, dan bij de verbranding van steenkool? Zo ja, waarom wordt biomassa op grond van het Klimaatakkoord dan als «duurzaam» beschouwd?
Verbranding van biomassa is klimaatneutraal wanneer gebruik wordt gemaakt van duurzame biomassa. Daarbij moet worden gewaarborgd dat de CO2 die wordt uitgestoten eerder is opgenomen door bomen en planten, en na verbranding opnieuw wordt vastgelegd in nieuwe bomen en planten. In Nederland gelden op dit punt voor houtpellets strenge duurzaamheidscriteria.
Hoe beoordeelt u de toenemende maatschappelijke weerstand tegen biomassacentrales?
Ik ben bekend met de maatschappelijke discussie over het gebruik van biomassa. In die discussie spelen verschillende aspecten een rol. Het kabinet werkt hiervoor aan een integraal duurzaamheidskader dat beoogt het kader te zijn waarbinnen een duurzame productie en duurzame toepassing voor biomassa wordt vormgegeven. De SER streeft ernaar om in juli met een advies hiervoor te komen.
Daarnaast werkt het kabinet ook aan mogelijke oplossingen om de impact van biomassagebruik op de lokale luchtkwaliteit te beperken, bijvoorbeeld door te bezien of de uitstootnormen van kleine tot middelgrote (0,5 – 50 MW) biomassa-installaties kunnen worden aangescherpt. Dit is aangekondigd in het Schone Lucht Akkoord (zie Kamerstuk 30 175, nr. 343).
Kunt u zich voorstellen dat provincies zich genoodzaakt voelen om vergunningen voor biomassacentrales te verlenen, omdat zij verplicht zijn het Klimaatakkoord mede uit te voeren?
De medeoverheden hebben zich vrijwillig gecommitteerd aan de uitvoering van het Klimaatakkoord. Als onderdeel daarvan hebben zij via de Regionale Energie strategieën en de Transitievisies Warmte een grote mate van vrijheid in de planning van duurzame energieproductie in hun regio. Ze zijn daarbij nergens toe verplicht.
Hoe ziet de precieze taak- en bevoegdheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten eruit, omtrent het verlenen van subsidies en vergunningen voor biomassacentrales?
De inzet van duurzame biomassa wordt door het Rijk gestimuleerd via de SDE+. Daarnaast is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk voor de Wet algemene bepalingen omgevingswet, de staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voor de milieuwetgeving, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) voor de wet Natuurbescherming.
De vergunningverlening voor biomassacentrales is niet anders dan vergunningverlening voor andere installaties onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die opgaat in de Omgevingswet. Biomassacentrales moeten voldoen aan algemene regels (emissie- en keuringseisen) in het Activiteitenbesluit. De gemeente is het bevoegde gezag voor stookinstallaties tot 50MW. Hieronder vallen ook biomassa-installaties. Voor stookinstallaties boven de 50MW is de provincie het bevoegde gezag. Daarnaast kunnen biomassa-installaties een vergunning nodig hebben op grond van de Wet natuurbescherming voor de depositie van stikstof in Natura 2000-gebieden. In de Wet natuurbescherming is de provincie of de Minister van LNV bevoegd gezag voor vergunningverlening en handhaving.
Hoeveel subsidies zijn er sinds 2015 verleend voor biomassacentrales? Hoeveel biomassacentrales staan er in Nederland die (direct of indirect) subsidie hebben ontvangen? Hoeveel bomen worden hier jaarlijks voor verbrand? Hoeveel van die bomen zijn in Nederland gekapt en hoeveel in andere landen? Hoeveel CO2 is er bij de verbranding uitgestoten?
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verstrekte subsidies verdeeld in biomassa-installaties die gerealiseerd of nog in ontwikkeling zijn sinds 2015.
Totaal
Gerealiseerd
In ontwikkeling
Verplicht budget
Biomassa-installaties hout
254
123
131
€ 8,2 miljard
Biomassa-installaties overig
130
69
61
€ 2,8 miljard
totaal biomassa-installaties
384
192
192
€ 11 miljard
In 2018 kwam 77% van alle voor energieopwekking gebruikte houtige biomassa uit Nederland. De rest is geïmporteerd uit de direct omringende landen (België en Duitsland) en Noord- en Centraal Europa. Zoals ik in mijn brief van 20 december 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2019–2020, nr. 1171) heb aangegeven, beschik ik op dit moment niet over cijfers voor 2019, maar verwacht ik dat er in 2019 import van houtpellets uit Noord-Amerika heeft plaatsgevonden.
Hoeveel vergunningsaanvragen voor biomassacentrales zijn er momenteel bij de verschillende overheden in behandeling? En hoeveel verlengingsaanvragen of wijzigingsaanvragen voor reeds verleende vergunningen?
Ik beschik niet over deze informatie: vergunning-, verlengings- en wijzigingsaanvragen worden decentraal ingediend en niet centraal bijgehouden.
Bent u bereid om uw oordeel over biomassa als «duurzaam» te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het kabinet is ervan overtuigd dat de inzet van duurzame biomassa nu en richting 2030 en 2050 noodzakelijk is voor de verduurzaming van onze economie en het realiseren van de klimaatopgave. Het uitgangspunt daarbij is wel dat alleen duurzame biomassa werkelijk bijdraagt aan verduurzaming van de economie. Zoals bij vraag 3 is toegelicht, komt het kabinet hiervoor met een integraal duurzaamheidskader.
Het gedrag van verzekeraars richting festivals en artiesten |
|
Peter Kwint (SP), Mahir Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Herkent u het signaal uit de Op1-uitzending van donderdag 9 april 2020 dat in deze COVID-19-crisis verzekeraars niet uitkeren en gedupeerden juridische bijstand moeten zoeken om hun recht te halen?1 Wat is uw mening hierover?
Ik ben bekend met de Op1-uitzending van donderdag 9 april 2020. In het algemeen geldt dat een pandemie als COVID-19 en de gevolgen daarvan vaak niet is meeverzekerd als schadeoorzaak. Dit zal echter verschillen per type verzekering en afhangen van de polisvoorwaarden. Indien is gekozen voor uitbreiding van een evenementenverzekering met een onkostendekking als het evenement buiten de wil van de organisator geen doorgang kan vinden, zal de organisator de onkosten vergoed krijgen. Ik verwacht van verzekeraars uiteraard dat zij uitkeren wanneer de verzekeringnemer daar recht op heeft op grond van de polisvoorwaarden. Het Verbond van Verzekeraars heeft mij laten weten dat de verzekeraars deze claims voor onkostendekking op grond van een evenementenverzekering op korte termijn afhandelen en vergoedingen uitkeren. Als een verzekeringnemer het oneens is over de vraag of er uitgekeerd dient te worden, dan staat het hem vrij een klacht in te dienen bij de verzekeraar.
Wat doet u voor kleinere cultuurondernemers zoals kleine poppodia die geen juridische bijstand kunnen betalen, maar toch vitale omzet mislopen?
Ik begrijp dat het mislopen van omzet voor kleine ondernemers in de cultuursector extra vervelend is. Het kabinet heeft een groot pakket aan maatregelen getroffen om de pijnlijkste financiële gevolgen van deze crisis voor een zo groot mogelijke groep zo goed mogelijk op te vangen. Er zijn diverse steunmaatregelen genomen om inkomstenverlies van burgers en faillissementen van bedrijven te beperken en werkloosheid te voorkomen. Daarmee helpen we een zo groot mogelijke groep Nederlanders waar zij dit het hardste nodig hebben. Deze maatregelen zijn ook van toepassing op de culturele en creatieve sector en hun toeleveranciers. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) houdt de vinger aan de pols hoe de culturele en creatieve sector hier gebruik van maakt.
In de brief aan de Tweede Kamer, over «aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector» van 15 april jl. heeft de Minister van OCW daar bovenop een steunpakket specifiek voor de cultuursector aangekondigd, waardoor instellingen die van vitaal belang zijn voor de sector, door de financieel zware eerste maanden van de coronacrisis heen geholpen kunnen worden.2 Voor onder andere (pop)podia die van vitaal belang zijn voor de culturele infrastructuur, maar geen onderdeel zijn van de BIS (culturele basisinfrastructuur) of meerjarige subsidie van de Rijkscultuurfondsen ontvangen, werken de overheden samen. In het geval dat gemeenten of provincies deze instellingen aanvullend ondersteunen, kan het Rijk deze ondersteuning verder verhogen. Over de uitwerking hiervan lopen momenteel gesprekken.
Welke gevolgen heeft dit voor toeleveranciers en wat wordt er voor hen gedaan?
De financiële gevolgen voor de toeleveranciers hangen af van de vraag of zij deze omstandigheid hebben verzekerd. Vaak is het zo dat niet de toeleverancier maar de organisator een verzekering heeft afgesloten en dat uit de privaatrechtelijke overeenkomst tussen organisator en toeleverancier volgt op welke manier zij met een dergelijke situatie omgaan, bijvoorbeeld dat de organisator de toeleverancier schadeloos stelt. Blijft de organisator in gebreke, dan kan de toeleverancier soms nog een beroep doen op een eventueel afgesloten kredietverzekering.
Welke gevolgen heeft dit voor de inkomens van geboekte (kleinere) artiesten die geen advocaat in de arm kunnen nemen vanwege de kosten? Heeft u in beeld in hoeverre verzekeraars hieraan tegemoetkomen of dat zij de grenzen van de wet opzoeken?
Ik heb geen signalen dat verzekeraars op grote schaal niet uitkeren waar dit wel op zijn plaats is. Het pakket steunmaatregelen zoals genoemd onder vraag 2 zou de acute financiële zorgen moeten adresseren. De Minister van OCW houdt daarbij de vinger aan de pols en kijkt naar de toekomst. Er zijn bij sommige partijen zorgen dat festivals die in 2021 plaats zullen vinden niet meer verzekerd kunnen worden. De Minister heeft tijdens het Wetgevingsoverleg Cultuur en Corona3 aangegeven in gesprek te gaan met verzekeraars om de impact van de coronacrisis voor de evenementensector te bespreken en dit in samenspraak met EZK en Financiën te doen. Het Verbond van Verzekeraars heeft inmiddels aangegeven een rondetafelgesprek te willen organiseren met OCW, EZK en Financiën, als ook de evenementensector, VNO-NCW en ketenpartners uit de verzekeringssector.
Wat gaat u doen om verzekeraars aan deze mensen tegemoet te laten komen? Wat gaat u zelf doen om deze groepen tegemoet te komen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekent met het bericht dat er reisverzekeraars zijn die niet uitkeren omdat ze de COVID-19-crisis niet zien als legitieme reden om je reis te annuleren? Wat is uw mening hierover? Hoe verhoudt zich dit met het kabinetsadvies om zoveel mogelijk binnen te blijven?
Reisorganisatoren hebben sinds de uitbraak van COVID-19 al veel reizen geannuleerd. Zij verstrekken de reiziger na annulering een voucher of verzorgen een kosteloze omboeking naar een andere periode.
De Europese Commissie heeft op 13 mei jl. aanbevelingen gedaan voor de uitgifte van vouchers door reisbureaus, luchtvaartmaatschappijen, veer- en cruisediensten.4 De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) heeft op 14 mei jl. de Kamer geïnformeerd over deze aanbevelingen.5 De lijn van de Commissie blijft dat het accepteren van vouchers een keuze moet zijn voor consumenten. Het recht op geld terug, zoals vastgelegd in Europese regelgeving, blijft onverkort van toepassing.
Wanneer reizigers zelf hun reis annuleren kunnen annuleringskosten in rekening worden gebracht of bedragen niet worden terugbetaald. Schade door annulering als gevolg van een pandemie zoals COVID-19 is bij de meeste reis- en/of annuleringsverzekeringen uitgesloten van dekking. Bij sommige all-risk annuleringsverzekeringen wordt deze schade wel vergoed. Of de extra kosten worden vergoed hangt dus af van het type verzekering en of het een georganiseerde reis betreft.
Op dit moment roept het kabinet op om drukte te vermijden en de komende periode niet naar het buitenland te reizen, tenzij strikt noodzakelijk. Pas wanneer de maatregelen worden versoepeld zal reizen misschien weer mogelijk zijn. Wij adviseren reizigers om bij twijfel of hun reis door kan gaan of bij vragen over kosten contact op te nemen met hun reisaanbieder en verzekeraar.
Het bericht “Kabinet schuift vanwege corona ook CO2-heffing industrie voor zich uit” |
|
Tom van der Lee (GL), Bart Snels (GL) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Kabinet schuift vanwege corona ook CO2-heffing industrie voor zich uit»?1
Ja.
Klopt het bericht dat de CO2-heffing voor de industrie wordt uitgesteld? Zo ja, wanneer bent u van plan de CO2-heffing wel te publiceren? Wanneer komt het voorstel naar de Kamer?
Nee, de internetconsultatie van het wetsvoorstel CO2-heffing industrie is gestart op 24 april jl. en loopt tot en met 29 mei. De planning is om het wetsvoorstel als onderdeel van het belastingplanpakket 2021 met Prinsjesdag aan te bieden aan uw Kamer.
Bent u nog steeds voornemens om de CO2-heffing per 1 januari 2022 in te voeren?
Nee, het kabinet is voornemens om de CO2-heffing voor de industrie, conform de afspraken in het Klimaatakkoord, per 1 januari 2021 in te voeren.
Deelt u de opvatting dat deze ingrijpende voorstellen op een goede en nette manier behandeld dienen te worden? Deelt u de opvatting dat kabinetsplannen allereerst met de Kamer moeten worden gedeeld, en niet met de media? Deelt u de opvatting dat het lekken van geruchten over de klimaatmaatregelen (rondom het Urgenda-vonnis en de CO2-heffing) ronduit slordig is en niet bevorderlijk is voor het parlementaire proces?
Ik ben het ermee eens dat deze voorstellen op een goede en nette manier behandeld dienen te worden en met uw Kamer gedeeld moeten worden. Het kabinet is voornemens om de CO2-heffing voor de industrie, conform de afspraken in het Klimaatakkoord, per 1 januari 2021 in te voeren.
Het wetsvoorstel zal als onderdeel van het belastingplanpakket 2021 met Prinsjesdag worden aangeboden aan uw Kamer. Op dit moment wordt een concept van het wetsvoorstel geconsulteerd via www.internetconsulatie.nl. Het pakket met extra maatregelen inzake het Urgenda-vonnis is 24 april jl. aan uw Kamer aangeboden.
Deelt u de analyse dat, aangezien de klimaatplannen niet naar de Kamer worden gestuurd terwijl er wel geruchten worden verspreid, er juist onrust wordt veroorzaakt en dat dit tegengesteld is aan uw bedoelingen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de klimaatcrisis te groot is om ver vooruit te schuiven?
Het blijft de inzet van het kabinet om het tijdspad van het Klimaatakkoord te volgen.
Bent u bereid de klimaatplannen zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen, eventueel onder een licht voorbehoud gezien de huidige omstandigheden?
Het pakket met extra maatregelen inzake het Urgenda-vonnis is 24 april jl. aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 32 813, nr. 496).
Tekorten van medische hulpmiddelen in de langdurige zorg |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de door Intrakoop, de inkoopcoöperatie van de zorg, in samenwerking met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) uitgevoerde inventarisatie onder haar leden in de care sector naar tekorten aan medische hulpmiddelen?
Hoe denkt u het huidige tekort aan handschoenen per direct op te lossen, aangezien geconcludeerd kan worden dat de grootste tekorten ontstaan bij de persoonlijke beschermingsmiddelen?
Welke maatregelen heeft u getroffen om een tekort te voorkomen aan schorten, mondmaskers en desinfecterende vloeistoffen en per welke datum worden de voorraden aangevuld, aangezien bij deze beschermingsmiddelen de komende tijd de grootste stijgingen van tekorten worden verwacht?
Zijn er op dit moment al zorgmedewerkers die onbeschermd hun werk moeten uitvoeren omdat er te laat is gereageerd op de dreigende tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dit?
Gaat het onderhandelingstraject ten koste van de bescherming van zorgmedewerkers die hierdoor onbeschermd hun werk moeten doen, gezien veel leveranciers ervaren dat ze ontzettend lang moeten onderhandelen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de prijs?
Het bericht ‘Corona-app dreigt te mislukken door enorme haast van kabinet’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Corona-app dreigt te mislukken door enorme haast van kabinet»?1
Kunt u nader ingaan op de tijdlijn voor de ontwikkeling van de vorige week aangekondigde Corona-app? Wat is de reden dat op zaterdag, zonder dat dit is aangekondigd tijdens het debat op 8 april, een tender online werd geplaatst? Waarom is de deadline van die tender gezet op dinsdag 14 april 2020, 12:00 uur, net na Pasen?
Vindt u dit een realistische deadline voor experts en bedrijven om een gedegen reactie op de tender voor te bereiden? Hoe zijn de deadlines met betrekking tot de ontwikkeling van de app (18 april een publieke proef en eind van de maand gereed voor verspreiding) tot stand gekomen? Vindt u dit realistische deadlines om een app te ontwikkelen en te waarborgen dat de app aan alle in de tender beschreven uitgangspunten voldoet? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de uitgangspunten met betrekking tot de cyberveiligheid? Kunt u onderbouwen in hoeverre het onder deze strenge deadlines mogelijk is om een veilige app te bouwen?
Kunt u uitsluiten dat u reeds een voorkeur voor een bepaalde aanbieder van een Corona-app heeft? Is er de afgelopen weken reeds contact geweest met aanbieders van Corona-apps? Zo ja, welke?
Waarom vraagt de aanbesteding uitsluitend om reeds bestaande, uitontwikkelde en werkende oplossingen? Worden hiermee innovatieve oplossingen die op dit moment nog niet volledig zijn uitontwikkeld niet ten onrechte uitgesloten?
Hoe zijn de uitgangspunten in de tender tot stand gekomen? Waarom staat opensource niet als uitgangspunt in de tender, aangezien u tijdens het debat op 8 april jl.: «Open source: dat kan ik me ook heel goed voorstellen» zei?
Heeft u de brief van een groep van zestig wetenschappers en experts over de corona-apps gelezen? Bent u het ermee eens dat het vertrouwen van wetenschappers en experts in de apps van groot belang is voor de effectiviteit van de apps, indien deze worden ingezet? Wat doet u om dat vertrouwen te creëren?
Kunt u deze vragen voor het debat op donderdag 16 april beantwoorden?
Het interview met speciaal gezant Sijbesma bij Buitenhof |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het interview met de speciaal gezant bij het programma Buitenhof waarin hij uitspraken doet over het testbeleid?1
Kunt u aangeven hoe het kan dat Nederland vanwege een restrictief testbeleid minder testmaterialen geleverd kreeg dan gewenst, terwijl bij eerdere verklaringen juist is aangegeven dat slechts beperkt getest kon worden vanwege een gebrek aan dat materiaal?
Betekenen de uitspraken van de speciaal gezant dat het restrictief testen in Nederland een beleidskeuze was en niet een gevolg van een tekort aan testen?
Hoeveel testmateriaal heeft Nederland in de afgelopen weken niet geleverd gekregen vanwege het restrictief testbeleid terwijl dit wel gewenst was?
Welke leveranciers van testmateriaal hebben Nederland vanwege restrictief beleid minder geleverd?
Welke gevolgen zijn er nu nog merkbaar van het feit dat Nederland eerder een restrictief testbeleid had? Had Nederland wel voldoende testmateriaal kunnen krijgen wanneer gekozen was om meer mensen te testen?
Welke tekorten of andere beperkingen zijn er op dit moment nog om voldoende te kunnen testen? Op welke wijze wordt dit opgelost?
Kunt u uw vragen uiterlijk beantwoorden in de wekelijkse coronabrief voorafgaand aan het debat in de Kamer?
Een noodfonds voor mensen werkzaam in de zorg |
|
Lodewijk Asscher (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de uitzending van Nieuwsuur waarin aandacht was voor een steunfonds, opgezet voor zorgverleners die intensief werken met COVID-19-patiënten?1
Ja.
Is er vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport contact geweest met de initiatiefnemers van de Stichting Zorg na Werk In Coronazorg (ZWIC)?
Ja.
Vindt u ook dat zorgverleners die in de huidige crisis extra risico’s lopen, een vangnet moet worden geboden?
Voor het antwoord op de gestelde vragen verwijs ik naar de toezegging die ik heb gedaan in de brief van 15 april jl. inzake COVID-19 Update stand van zaken (Kamerstuk 25 295, nr. 249).
Bent u het ermee eens dat zo snel mogelijk een steunfonds moet worden gerealiseerd voor (nabestaanden van) een brede groep zorgverleners, die als gevolg van hun werkzaamheden besmet raken met het coronavirus, worden opgenomen op de afdeling intensive care of komen te overlijden? Zo ja, ziet u mogelijkheden om bij het oprichten van een fonds voor zorgmedewerkers, zoals voorgesteld in de aangehouden motie van het lid Asscher, een samenwerking aan te gaan met de initiatiefnemers van ZWIC? Zo ja, hoeveel bent u bereid aan een steunfonds bij te dragen?2
Zie antwoord vraag 3.
Vindt u ook dat hierover zo snel mogelijk duidelijkheid moet zijn voor de medewerkers in de zorg die door hun werk extra risico’s lopen?
Zie antwoord vraag 3.
Op welke kortst mogelijke termijn is het mogelijk een steunfonds te realiseren?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u deze vragen zo snel mogelijk, maar uiterlijk voor het debat op 16 april beantwoorden?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Test op antistoffen, dat is nu essentieel’ en ‘onderzoek relatie corona en vuile lucht’. |
|
Maarten Hijink (SP), Henk van Gerven |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het opiniestuk «Test op antistoffen, dat is nu essentieel»?1
Op dit moment wordt nog onderzoek gedaan naar wat het doormaken van de infectie betekent voor de aanmaak van antistoffen en de mate van immuniteit. De taskforce serologie, bestaande uit onder andere experts van het RIVM, zal advies uitbrengen over een teststrategie op basis van de resultaten van dit onderzoek. De taskforce zal onder andere beoordelen of en voor welke personen het wenselijk is dat een test op antistoffen op grote schaal ingezet gaat worden.
Wat is uw reactie op het punt uit het opiniestuk dat de meeste virologen en immunologen ervan uit gaan dat als je flink wat antistoffen hebt aangemaakt tegen het krooneiwit van het coronavirus, een week of drie na infectie, niet opnieuw geïnfecteerd kunt worden en niemand meer kunt besmetten?
Dit is bij veel andere type coronavirussen inderdaad het geval: hoe meer antistoffen je aanmaakt, hoe meer immuun je wordt. Je kunt dan vaak in een periode van enkele jaren niet opnieuw geïnfecteerd worden of iemand anders besmetten. Echter bij COVID-19 is veel nog onduidelijk, ook de mate van immuniteit na al een besmetting door te hebben gemaakt. Op dit moment lopen er vele onderzoeken om hier meer inzicht in te krijgen.
Wat is uw reactie op de stelling van de heer Van Dissel van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), gedaan tijdens de technische briefing van 8 april 2020 in de Kamer over het coronavirus, dat iemand die geen of lichte klachten heeft gekregen na besmetting, ook minder antistoffen opbouwt?
De heer van Dissel noemde tijdens dezelfde briefing ook dat de hoeveelheid antistoffen die je opbouwt (nog) niet gerelateerd kan worden aan de mate van immuniteit die je opbouwt. Oftewel, het betekent niet dat als je minder antistoffen opbouwt dat je minder immuun bent en vice versa. Hier wordt op dit moment nog onderzoek naar gedaan.
Kunnen mensen die slechts lichte of geen klachten hebben gehad ten gevolge van een corona-infectie, en daardoor minder antistoffen opbouwen, wel opnieuw geïnfecteerd worden en daardoor anderen besmetten? Zijn deze mensen dus niet immuun, ook al hebben ze een infectie doorgemaakt?
Hier kunnen we op dit moment nog geen uitsluitsel over geven, dit wordt nog volop onderzocht.
Heeft (de uitslag van) een bloedtest voor mensen die slechts lichte of geen klachten hebben gehad ten gevolge van een corona-infectie, en daardoor minder antistoffen opbouwen, dezelfde betekenis en waarde als eenzelfde bloedtest op antistoffen voor mensen die meer antistoffen hebben opgebouwd door het doorlopen van een zwaardere infectie?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de testen onder donoren die Sanquin uitvoert, een onderschatting van het aantal geïnfecteerden zullen opleveren, aangezien zij onderzoek doen onder gezonde mensen tussen 18 en 65 jaar? Vindt u het ook van belang dat er een doorsnee van de bevolking getest wordt, om zo een beter beeld te krijgen van het aantal infecties?
De populatie bloeddonoren betreft inderdaad de relatief gezonde mensen tussen 18 en 79 jaar en de prevalentie van antistoffen zal dus een onderschatting weergeven. De Pienter-Covid studie kent een bredere steekproef van de algemene Nederlandse populatie en deze testen op Covid-19. Deze studie zal aanvullend meer inzicht geven in de prevalentie in Nederland.
Als de testen voor serologisch onderzoek nu nog niet goed genoeg zijn, maar in de toekomst hopelijk wel, heeft het dan toegevoegde waarde om nu al bloed(plasma) af te nemen bij een representatieve groep voordat de maatregelen worden afgebouwd? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u van plan dit te doen?
In de Pienter-Covid studie wordt nu al in een bredere steekproef van de bevolking serologisch onderzoek gedaan.
Wat is uw reactie op het onderzoeksvoorstel uit het opiniestuk om snel bloed te verzamelen van een representatieve groep, zeg tienduizend mensen per provincie, en die kort daarop te testen op antistoffen als maat voor immuniteit versus infectiegevaar, om zo data te verkrijgen over hoeveel mensen er per leeftijdscategorie respectievelijk geen antistoffen hebben als maat voor gevoeligheid voor het virus, zogeheten IgM-antistoffen als maat voor besmettelijkheid en IgG-antistoffen als maat voor immuniteit? Bent u van plan dit snel ter hand te nemen?
Zowel in het onderzoek van Sanquin als in het Pienter-Covid onderzoek wordt getest op antistoffen. Deze antistoffen zeggen iets over het hebben doorgemaakt van de infectie. Echter bij COVID-19 is veel nog onduidelijk, ook de mate van immuniteit na al een besmetting door te hebben gemaakt. De vertaling van IgM en IgG antistoffen naar besmettelijkheid en immuniteit als maat is op dit moment nog onderwerp van onderzoek.
Acht u het mogelijk dat er een relatie bestaat tussen luchtverontreiniging en luchtkwaliteit enerzijds in bepaalde gebieden en de hevigheid waarin corona zich manifesteert anderzijds? Bent u bereid hier onderzoek naar te laten doen?2
Voor de beantwoording van deze vraag verwijs ik u naar de beantwoording van Kamervragen over dit onderwerp op 4 mei.3
Het bericht ‘Zorgpersoneel op de Veluwe neemt ontslag uit angst voor corona: ‘Enorm gebrek aan beschermingsmiddelen’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zorgpersoneel op de Veluwe neemt ontslag uit angst voor corona: «Enorm gebrek aan beschermingsmiddelen»1
Ja.
Hoe kijkt u in het licht van bovenstaand bericht terug op uw uitspraken over beschermingsmiddelen tijdens de persconferentie van afgelopen dinsdag, 7 april? Kunt u zich voorstellen dat die uitspraken door zorgmedewerkers die «in de frontlinie, maar zonder geweer», zoals zij het zelf uitdrukken, hun werkzaamheden moeten verrichten, als een klap in hun gezicht zijn ervaren?
Ik ben hier tijdens het Kamerdebat van 8 april op ingegaan. Ik heb daarbij aangegeven dat mijn antwoord op de vraag over persoonlijke beschermingsmiddelen in relatie tot de zorgplicht die tijdens de persconferentie werd gesteld ongelukkig was, in de zin dat het voeding gaf aan een misverstand. Ik was en ben me er volledig van bewust dat de zorg over voldoende bescherming sterk speelt onder zorgpersoneel en we zetten dan ook alles op alles om te zorgen voor voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen.
Het verdelingskader voor persoonlijke beschermingsmiddelen is op 13 april aangepast op basis van besmettingsrisico’s in de verschillende zorgsituaties, juist ook buiten het ziekenhuis. We zien dit in de feitelijke verdeling ook terug.
Er is op dit moment geen schaarste aan persoonlijke beschermingsmiddelen. Zorgaanbieders kunnen deze inkopen bij de eigen leveranciers en als deze niet meer kunnen leveren, kunnen zij een aanvraag doen bij het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH). Het LCH koopt persoonlijke beschermingsmiddelen in en zorgt voor de verdeling hiervan op landelijk niveau. Alle zorginstellingen, ook de verpleeghuizen, kunnen hier een beroep op doen. De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt bij hoeveel meldingen er komen van verpleeghuizen die geen persoonlijke beschermingsmiddelen hebben en daardoor geen goede zorg kunnen verlenen. Volgens deze registratie hebben zich geen situaties voorgedaan dat er geen beschermingsmiddelen beschikbaar waren en de RIVM-richtlijnen niet gevolgd konden worden.
Bent u het met de woordvoerder van branche-organisatie Actiz eens dat «het voortdurende tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen in de ouderenzorg onacceptabel is»?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u zich voorstellen dat zorgmedewerkers, ten einde raad vanwege het gebrek aan beschermingsmiddelen, geen andere oplossing zien dan ontslag te nemen uit het vak waar ze met zoveel bezieling voor hebben gekozen? Wat zou u tegen hen willen zeggen?
Er zijn op dit moment nog geen betrouwbare gegevens over de uitstroom van personeel in het tweede kwartaal van 2020. Het wordt ook niet structureel bijgehouden wat de reden is om de zorgsector te verlaten. Wel zijn gegevens over het ziekteverzuim bekend. De eerste weken na de uitbraak van COVID-19 is het ziekteverzuim gestegen, met circa 2 procentpunt ten opzichte van dezelfde periode in 2019. Daarna is het verschil met het voorgaande jaar weer geleidelijk afgenomen. Van een verhoogd ziekteverzuim is nu nauwelijks nog sprake.
Gegeven de toenemende zorgvraag is het van belang dat de zorg het personeel goed weet te binden. Goed werkgeverschap is daar uitermate belangrijk bij. Via het actieprogramma Werken in de Zorg en ook het programma Thuis in het Verpleeghuis ondersteun ik dat met een regionale aanpak en specifieke regelingen als Sectorplan Plus en Sterk in je Werk.
Vindt u dat de zorgsector het zich, tegen de achtergrond van het grote personeelstekort waarvan voor de corona-crisis al sprake was, kan veroorloven om op deze wijze afscheid te nemen van haar mensen? Hoe gaat u voorkomen dat dit vaker gaat gebeuren?
Zie antwoord vraag 4.
Herkent u dat er, behalve van een groot tekort aan persoonlijke beschermingsmiddelen, ook sprake is van een in bedoeld artikel genoemde «enorme bureaucratie» om zorgmedewerkers te testen, zodat dit «uiterst traag» verloopt als ook dat ook díe werkelijkheid in schril contrast staat tot de op de persconferentie van 31 maart gewekte en door een bestuurder van een zorginstelling in bedoeld artikel verwoorde verwachting dat zorgmedewerkers uit (onder meer) de verpleeghuissector met ingang van 6 april getest konden worden?
Per 6 april is het testbeleid gewijzigd Dit houdt onder andere in dat alle zorgverleners met COVID-19 klachten laagdrempelig kunnen worden getest. In het begin moest de uitvoering hiervan op gang komen.
Per 1 juni is het mogelijk dat iedereen met (lichte) klachten getest kan worden. De uitslag wordt binnen 48 uur bekend gemaakt. Tot de uitslag bekend is blijft de persoon met klachten thuis. Dit geldt ook voor zorgmedewerkers. Als de uitslag negatief is, kan de zorgmedewerker weer werken met in achtneming van de algemene hygiëne richtlijnen.
Bent u bereid op zo kort mogelijke termijn een einde te maken aan bedoelde bureaucratie, zodat de op bedoelde persconferentie bij zorgmedewerkers gewekte verwachtingen ook onverkort kunnen worden waargemaakt?
Zie antwoord vraag 6.
Herkent en erkent u met de woordvoerder van branche-organisatie Actiz dat «de zorg voor met corona besmette ouderen, zowel in verpleeghuizen als thuis, dreigt vast te lopen»? Hoe gaat u dat voorkomen?
Wij zetten zoals gezegd alles op alles om ervoor te zorgen dat zorgmedewerkers met het nieuwe testbeleid en met persoonlijke beschermingsmiddelen volgens de richtlijnen van het RIVM op een veilige manier hun werk kunnen doen.
Wanneer is de uitvoering van de 8 april jongstleden aangenomen motie van de leden Asscher (PvdA) en Ellemeet (GroenLinks)2 om in zaken als hier aan de orde gesteld centrale regie te nemen en voeren, een feit?
Met het testbeleid van 6 april en met het nieuwe verdeelkader voor persoonlijke beschermingsmiddel van 13 april in combinatie met de eerdere oprichting van het Landelijk Consortium Hulpmiddelen heb ik hier invulling aan gegeven.
Per 1 juni is het mogelijk dat iedereen met (lichte) klachten getest kan worden. De uitslag wordt binnen 48 uur bekend gemaakt. Tot de uitslag bekend is blijft de persoon met klachten thuis. Dit geldt ook voor zorgmedewerkers. Als de uitslag negatief is, kan de zorgmedewerker weer werken met inachtneming van de algemene hygiëne-richtlijnen.
Wat betreft de beschikbaarheid van persoonlijke beschermingsmiddelen geldt dat hier op dit moment geen sprake is van schaarste. Zorgaanbieders kunnen deze inkopen bij de eigen leveranciers en als deze niet kunnen leveren, kunnen zij een aanvraag doen bij het LCH. Het LCH koopt persoonlijke beschermingsmiddelen in en zorgt voor de verdeling hiervan op landelijk niveau. Alle zorginstellingen, ook de verpleeghuizen, kunnen hier een beroep op doen. De IGJ houdt bij hoeveel meldingen er komen van verpleeghuizen die geen persoonlijke beschermingsmiddelen hebben en daardoor geen goede zorg kunnen verlenen. Uit deze registratie is gebleken dat zich geen situaties hebben voorgedaan dat er geen beschermingsmiddelen beschikbaar waren en de RIVM-richtlijnen niet gevolgd konden worden.
Gegeven het feit dat de kennis over het virus nog sterk in ontwikkeling was en er zeker in het begin sprake was van schaarste aan beschermingsmiddelen en testcapaciteit begrijp ik goed dat zorgmedewerkers vaak in onzekerheid verkeerden of ze goede en veilige zorg konden blijven verlenen. Datzelfde geldt voor werkgevers gegeven hun verantwoordelijkheid. Bij een (ervaren) tekort aan beschermingsmiddelen was en is het belangrijk dat medewerkers dit met hun werkgever bespreken. Biedt dit gesprek geen uitkomst, dan kunnen professionals dit melden bij de Inspectie SZW en/of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd.
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk, separaat (dus niet in een eerstvolgende «coronabrief»), beantwoorden? Wilt u datzelfde ook doen met de door vragensteller d.d. 6 april ingediende vragen naar aanleiding van het bericht «Onrust bij thuiszorg en wijkverpleging om gebrek aan bescherming»?
Helaas is dit niet gelukt.
De schriftelijk vragen «Onrust bij thuiszorg en wijkverpleging om gebrek aan bescherming» (2020Z06302) zijn inmiddels beantwoord middels de brief COVID-19 – Update stand van zaken (Kamerstuk 25 295, nr. 277).
De ‘veronderstelde toegang’ tot elektronische patiëntendossiers |
|
Eva van Esch (PvdD) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Klopt het dat er op 8 april 2020 is besloten om de medische dossiers van ruim acht miljoen mensen open te stellen middels een zogeheten «corona-opt-in»?1
In mijn brieven van 25 maart jl.2, 7 april jl.3 en 15 april jl.4 informeerde ik uw Kamer over de genomen tijdelijke noodmaatregelen om bij te dragen aan de beschikbaarheid van meer gegevens ten behoeve van de juiste zorg op de juiste plek en op het juiste moment om de zorg te ontlasten. Een van deze tijdelijke noodmaatregelen is de corona opt-in. Hiermee is het technisch mogelijk voor SEH-zorgverleners en huisartsen om een beperkte set huisartsgegevens van patiënten met of verdacht van COVID-19 op de HAP en SEH te raadplegen na het vragen en verkrijgen van toestemming hiervoor van de patiënt.
Klopt het dat met het in fysieke zin openstellen van deze medische dossiers in theorie elke zorgverlener in Nederland met een Unieke Zorgverlener Identificatie (UZI)-pas, dus niet alleen zorgverleners met een behandelrelatie, nu in deze acht miljoen dossiers kan kijken? Acht u dat wenselijk?
Nee, niet elke zorgverlener met een UZI-pas kan de huisartsgegevens raadplegen. De patiënt moet ingeschreven staan in het informatiesysteem van de eigen zorgaanbieder. De opvragende zorgverlener moet zich identificeren met een UZI-pas. Op grond daarvan wordt vastgesteld of en welke gegevens mogen worden ingezien. Tot slot worden niet alle medische dossiers opengesteld, maar is een samenvatting van de huisartsgegevens raadpleegbaar voor specifieke zorgverleners, onder strikte voorwaarden.
Hoe is de corona-opt-in volgens u te rijmen met de wet, waarin staat vermeld dat voor elektronische gegevensuitwisseling uitdrukkelijk toestemming moet zijn gegeven?
De corona-opt-in richt zich op de beschikbaarstelling van huisartseninformatie via elektronische uitwisselingssystemen. Daarop is de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz) van toepassing. Artikel 15a geeft dan aan dat uitdrukkelijke toestemming is vereist.
Met de Corona-opt-in wordt bedoeld dat voor de mensen die geen keuze hebben vastgelegd een deel van bij de huisarts bekende gegevens beschikbaar wordt gesteld voor de HAP en SEH. Op de HAP en SEH wordt door de zorgverlener de mondelinge toestemming gevraagd aan de patiënt, wanneer de noodzakelijke medische informatie bij de huisarts dient te worden geraadpleegd, tenzij de patiënt niet meer in staat is zijn wil te uiten. In dit laatste geval waar er sprake is van een spoedsituatie kan de hulpverlener de gegevens zonder mondelinge toestemming raadplegen. Als de patiënt geen toestemming geeft, dan worden zijn gegevens niet geraadpleegd. Daarmee is geen sprake van een opt-out-systeem, maar blijft de regie bij de patiënt. Tevens is van belang dat burgers ook als ze nog geen zorgvraag hebben, de mogelijkheid hebben tot een opt-out. Burgers die niet willen dat hun gegevens beschikbaar worden gesteld, kunnen zich melden bij de huisarts om dit aan te geven of kunnen de keuze doorgeven op volgjezorg.nl.
Waarom noemt u deze ingreep een «corona-opt-in» aangezien een opt-in systeem er vanuit gaat dat men een actie moet ondernemen om mee te doen en hier het tegenovergestelde (dus opt-out) het geval is? Acht u een opt-out systeem passend voor de omgang met medische gegevens?
Zie antwoord vraag 3.
Is er sinds de brief van uw ambtsvoorganger van 8 februari 2019, waarin als reactie op vragen van de Partij voor de Dieren wordt aangegeven dat er geen volledige end-to-end encryptie plaatsvindt bij het uitwisselen van medische gegevens, gekeken naar een herziening van de richtlijn, zoals toen gesteld? Zo nee, waarom niet?2
Op dit moment wordt NEN 7512 herzien, de norm over informatieveiligheid bij het uitwisselen van (medische) gegevens. In die herziening wordt End-to-End encryptie als een van de onderwerpen meegenomen. De verwachting is dat de herziening in het eerste kwartaal van 2021 afgerond zal zijn.
Waarom was naar uw mening de huidige praktijk, waarbij men bij de huisarts aangeeft of er toestemming is voor het uitwisselen van gegevens, niet langer werkbaar? Klopt het dat u deze maatregel heeft genomen om de huisartsen te ontlasten?
De maatregel is bedoeld om tijdelijk voor patiënten met symptomen van het coronavirus de triage op de HAP en SEH met betere informatie te ondersteunen. Hiermee ondersteunt het deze zorgverleners in het kunnen leveren van goede zorg. Vanwege de inrichting van specifieke huisartsenposten voor COVID-19 komen veel mensen niet bij hun eigen huisarts maar bij een HAP. De daarbij voor triage benodigde informatie is in de praktijk vaak bij de eigen huisarts voorhanden, maar door het ontbreken van een toestemmingskeuze niet altijd beschikbaar op de HAP. Deze informatie wordt nu tijdelijk op de HAP en SEH beschikbaar gesteld als de patiënt daar (mondeling) toestemming voor geeft op het moment van opvragen. Dit is gedaan op uitdrukkelijk verzoek van Patiëntenfederatie Nederland en de huisartsen vanwege de sterk oplopende belasting op huisartsenposten en de benodigde tijd voor triage.
De uitwisseling van gegevens in een spoedsituatie was al voor de coronacrisis punt van aandacht. Juist omdat een patiënt in een acute situatie niet altijd in de gelegenheid is om toestemming te verlenen en omdat de betrokken zorgprofessionals niet altijd de tijd hebben om gegevens met elkaar uit te wisselen. Snelheid in het beschikbaar hebben van de patiëntsituatie is in dergelijke situaties juist van belang voor goede zorg.
Heeft u een inschatting gemaakt hoeveel van de acht miljoen mensen, wiens medische gegevens nu voor elke zorgverlener van Nederland in te zien zijn, hun huisarts gaan bellen om de veronderstelde, maar nooit gegeven goedkeuring voor deze inzage in te trekken? Wat voor belasting zou dat geven bij de huisartsen?
Gezien de bijzondere situatie en de getroffen mitigerende maatregelen om misbruik tegen te gaan, verwachten we niet dat veel patiënten hun goedkeuring voor inzage gaan intrekken en zal de belasting daarmee dus beperkt blijven. Ik weet niet hoeveel mensen in de huidige situatie een opt-out hebben geregistreerd en kan en mag dat ook niet weten want dit is onderdeel van de registraties van de afzonderlijke huisartsen en privacygevoelige informatie.
Klopt het dat de elektronische uitwisseling van medische gegevens vrijwel altijd via het Landelijk Schakelpunt verloopt?
Nee integendeel. Het merendeel loopt niet via het Landelijk Schakelpunt (LSP) maar via allerlei andere kanalen en systemen. De meeste uitwisseling in de zorg gebeurt door het actief meesturen van gegevens met de patiënt zoals bij een verwijzing, een consultatie, een ontslagbrief of het uitschrijven van een recept.
Klopt het dat het Landelijk Schakelpunt in beheer is bij een Amerikaans bedrijf dat onder de Amerikaanse wet verplicht kan worden medische gegevens in haar beheer (zoals de Nederlandse) over te dragen aan (of door te geleiden naar) de Amerikaanse autoriteiten en dat het bedrijf verplicht is daarover te zwijgen? Acht u dat wenselijk?
De beheerder van het Landelijk Schakelpunt is VZVZ Servicecentrum, de uitvoeringsorganisatie van de Nederlandse vereniging VZVZ. Deze heeft mij bij navraag laten weten dat het technisch onderhoud onder andere is ondergebracht bij een Nederlands bedrijf met een Amerikaanse moedermaatschappij. Met deze organisatie is overeengekomen dat zij handelen volgens Nederlandse wetgeving en dat die prevaleert boven Amerikaanse wetgeving.
Blijft de corona-opt-in of veronderstelde toestemming staan na de coronacrisis? Zo nee, hoe kunt u dat garanderen?
De corona opt-in is alleen bedoeld voor zorgverleners betrokken bij de behandeling van COVID-19-patiënten, of wanneer de gegevens noodzakelijk zijn voor het beoordelen van patiënten met mogelijke COVID-19-verschijnselen. Het gaat om een tijdelijke maatregel gedurende deze coronacrisis. De duur is in ieder geval tot 1 juni 2020 dan wel zolang er maatregelen van kracht zijn om het coronavirus onder controle te krijgen. De terugkeer naar de normaaltoestand blijft het uitgangspunt en technisch is voorzien dat de corona-opt-ins dan direct kunnen worden verwijderd.
Kunt u in ieder geval nog de garantie geven dat alle crisismaatregelen die ingrijpen op het recht op privacy, na de crisis worden teruggedraaid?
Ik kan spreken voor de maatregelen die ik zelf neem of initieer. Bij het nemen van die maatregelen is er altijd oog voor de rechten van burgers en die rechten worden zo goed mogelijk gewogen en geborgd. Zo is de corona-opt-in ook in nauwe afstemming met de Autoriteit Persoonsgegevens tot stand gekomen om
een gedragen afweging te kunnen maken ten aanzien van het recht op privacy. Uitgangspunt van deze maatregelen is dat ze tijdelijk zijn, dat is inherent aan het doel namelijk de bestrijding van de huidige crisis.
De werkzaamheden bij het CBR en de medische keuringen tijdens het coronavirus. |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Is het bij u bekend welke gevolgen het coronavirus heeft op de werkzaamheden bij het CBR en specifiek voor de afdeling rijgeschiktheid?
Ja.
Verwacht u verdere vertraging van het verlengen van een rijbewijs waarvoor een medische keuring noodzakelijk is, bijvoorbeeld bij vitale beroepen, zoals vrachtwagen-, bus-, en ambulancechauffeurs, door het coronavirus? Zo ja, welke vertraging verwacht u en wat gebeurt er om deze vertraging te voorkomen of zoveel mogelijk te beperken?1
Als gevolg van de maatregelen in relatie tot de aanpak van COVID-19 worden er veel minder medische keuringen in het kader van het rijbewijs uitgevoerd. Bij het ingaan van de maatregelen in relatie tot COVID-19 konden bestuurders niet bij een arts terecht, omdat de keuringen niet vallen binnen het kader van een «medische behandeling». Hierdoor kunnen mensen niet tijdig een keuringsverslag of medische rapportage bij het CBR indienen. Daardoor kan het CBR de rijgeschiktheid niet beoordelen. De rijbewijzen van deze mensen verlopen of gaan binnenkort verlopen. De artsenfederatie KNMG heeft onlangs aangegeven dat keuringen in het kader van het rijbewijs wel doorgang kunnen vinden als deze met inachtneming van de richtlijnen van het RIVM worden afgenomen. Of artsen nu ook meer gaan keuren is niet te voorspellen. Inmiddels is na overleg met het Ministerie van J&V en het Verbond van Verzekeraars een tijdelijke coulanceregeling van kracht geworden waardoor mensen wier rijbewijs verloopt tussen 16 maart en 1 juni kunnen doorrijden in Nederland tot 1 juni a.s. Mensen van wie het huidige rijbewijs een geldigheidsduur van 1 of 3 jaar heeft zijn hiervan uitgezonderd in verband met de verkeersveiligheid.2 Omdat de verwachting is dat dit probleem op 1 juni nog niet voorbij zal zijn, wordt voor de langere termijn gewerkt aan een alternatieve oplossing. Gedacht wordt onder andere aan een nood-AMvB waarbij rijbewijzen voor een nog nader te bepalen periode administratief worden verlengd. Ook wordt gepolst bij de Europese Commissie of verlenging van het rijbewijs met een Europese verordening geregeld zou kunnen worden. Tot slot zal het CBR in de opstartscenario’s de medische keuringen meenemen.
Is het bij u bekend dat voor sommige medische keuringen een ziekenhuisbezoek moet plaatsvinden, maar dat deze afspraken nu geen doorgang kunnen vinden gezien de volledig terechte en noodzakelijke focus binnen ziekenhuizen op het bestrijden van het coronavirus?
Het is mij bekend dat op dit moment veel minder artsen dan normaal keuringen uitvoeren in het kader van het rijbewijs. Dit geldt ook voor specialisten in het ziekenhuis.
Erkent u dat het verlengen van rijbewijzen waarvoor een medische keuring in het ziekenhuis noodzakelijk is, nu vertraging kunnen oplopen en als gevolg daarvan rijbewijzen niet op tijd verlengd kunnen worden? Zo ja, wat gaat u voor deze groep mensen doen om hen toch mobiel te houden in deze crisistijd of hun vitale beroep te laten uitoefenen?
Ja, daarom is nu een coulanceregeling van kracht zoals beschreven in het antwoord op vraag 2.
Bent u het ermee eens dat mensen, die op tijd hun aanvraag voor verlening van hun rijbewijs met alle toebehoren hebben gedaan en nu door het coronavirus hun rijbewijs niet op tijd verlengd krijgen, in aanmerking moeten kunnen komen voor een coulanceregeling waarbij zij door kunnen rijden na het verlopen van hun rijbewijs? Zo ja, welke stappen neemt u om dit zo snel mogelijk voor elkaar te krijgen en wanneer verwacht u dit gerealiseerd te hebben? Zo nee, waarom niet?
Tot 1 juni kan men in Nederland door blijven rijden met een verlopen rijbewijs. Mensen van wie het huidige rijbewijs een geldigheidsduur van 1 of 3 jaar heeft, zijn hiervan uitgezonderd in verband met de verkeersveiligheid. Zoals beschreven in antwoord op vraag 2 wordt voor de langere termijn gekeken naar alternatieve oplossingen.
Is het mogelijk om de coulanceregeling voor 75-plussers in deze crisistijd uit te breiden zodat de groep mensen die beschreven staat onder vraag 5, ook gebruik kunnen maken van deze regeling? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u in gesprek met het CBR om tot oplossingen te komen voor deze groep? Zo ja, wat hebben deze gesprekken opgeleverd en welke mogelijkheden zijn er om dit probleem op te lossen? Zo nee, wanneer gaat u dit gesprek voeren met het CBR?
Met het CBR ben ik voortdurend in overleg over de gevolgen van de huidige crisis als gevolg van COVID-19 en hoe de onstane problemen op te lossen. Het CBR onderhoudt intensief contact met de verschillende artsen- en specialistenorganisaties en geeft hen informatie om de keuringen binnen de wettelijke mogelijkheden en richtlijnen in verband met COVID-19 zoveel mogelijk op te pakken.
Kunt u deze vragen zo snel mogelijk beantwoorden gezien de problemen waar deze groep op korte termijn mee te maken gaat krijgen?
Ja.