Het bericht dat Corona de armoede versterkt. |
|
Joël Voordewind (CU), Achraf Bouali (D66) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Hoe corona de armoede versterkt» uit Het Financieel Dagblad van 7 april 2020?1
Ja.
Deelt u de zorgen over de noden in ontwikkelingslanden, waar de gevolgen van de coronacrisis gezien de staat van de gezondheidszorg aldaar mogelijk desastreus zullen zijn?
Die zorgen deel ik. Ervaring met eerdere gezondheidscrises, zoals de ebola-crisis, wijzen uit dat de toch al zwakke gezondheidszorgsystemen in ontwikkelingslanden maximaal onder druk zullen komen te staan. Ontwikkelingslanden kampen vaak met tekorten aan gezondheidspersoneel, persoonlijke beschermingsmaterialen en geneesmiddelen. Veel landen hebben bovendien een zeer geringe IC-capaciteit. COVID-19 is daarbij niet de enige gezondheidscrisis die mensen in de armste landen ervaren: medische dienstverlening is al beperkt aanwezig voor bijvoorbeeld moeder- en kindzorg of de behandeling van andere ziektes zoals TB, malaria en HIV/Aids.
Deelt u de opvatting dat het bijdragen aan oplossingen voor deze delen van de wereld voortkomt uit solidariteit, maar ook uit eigenbelang gezien de verwevenheid van de wereld? Welke belangen ziet u?
De impact van de coronacrisis op kwetsbare landen zal naar verwachting fors zijn, op het vlak van de volksgezondheid, maar ook sociaaleconomisch en voor de politieke en economische stabiliteit. Dat heeft gevolgen voor de mensen in ontwikkelingslanden zelf en indirect ook voor de rest van de wereld. Met het bijdragen aan het bestrijden en mitigeren van de coronacrisis in ontwikkelingslanden neemt Nederland verantwoordelijkheid om de meest kwetsbare mensen en landen in de wereld te ondersteunen. En dat is ook in het belang van Nederland zelf, omdat de korte en lange termijn gevolgen van deze crisis ook Nederland raken. De wereldgemeenschap is in de strijd tegen COVID-19 zo sterk als de zwakste schakel. Virussen kennen geen grenzen, net zo min als hun negatieve gevolgen. Juist voor Nederland als open economie, die ongeveer een derde van het totale inkomen verdient door te handelen met het buitenland, is het van belang dat overal ter wereld de strijd tegen COVID-19 wordt gevoerd en gesteund.
Kunt u een overzicht geven van de vrijgemaakte bilaterale middelen van andere EU-landen en EU-instellingen ten behoeve van de bestrijding van COVID-19?
Verschillende EU-instellingen en individuele lidstaten hebben initiële financiële bijdragen ten behoeve van de externe COVID-19 aanpak aangekondigd. De Europese Commissie (EUR 10,4 mrd) en Europese Investeringsbank (EUR 5,2 mrd) stellen een bedrag van in totaal 15,6 mrd beschikbaar, dat grotendeels voortkomt uit herprogrammering. Van dit pakket zal EUR 502 mln ten goede komen aan korte termijn noodhulp/ humanitaire steun, EUR 2,9 mrd voor versterking van gezondheidssystemen en EUR 12,3 mrd voor de beperking van sociaaleconomische gevolgen.
Daarnaast is de verwachting van de Europese Commissie dat de individuele bijdragen van lidstaten optellen tot nog eens EUR 4 mrd, bestaande uit zowel schenkingen als leningen of garanties. Een precies overzicht is nog niet te geven; nog niet alle lidstaten hebben hun (voorziene) maatregelen al aangekondigd. Voorbeelden van reeds aangekondigde steunpakketten komen bijvoorbeeld uit Duitsland, dat al een pakket van EUR 1 mrd aankondigde, nog zonder verdere toelichting over specifieke bestedingen. Frankrijk zegde een bedrag van EUR 1,2 mrd toe, voor EUR 1 mrd bestaande uit leningen. Denemarken zette EUR 150 mln opzij voor de internationale COVID-19 respons en Zweden, dat nog geen volledig pakket aankondigde, heeft via verschillende maatregelen ruim EUR 14 mln toegezegd.
Welke oproepen tot financiële steun van de VN-instellingen, de multilaterale financiële instellingen, alsook van het maatschappelijk middenveld zijn er inmiddels binnengekomen en om welke bedragen gaat het?
In mijn brief aan de Tweede Kamer van 14 april over de Nederlandse inzet bestrijding coronacrisis ontwikkelingslanden staat een overzicht van de gecoördineerde multilaterale en humanitaire financieringsverzoeken die ik reeds heb ontvangen naar aanleiding van de COVID-19 crisis. Veel andere organisaties en instellingen zijn op dit moment nog aan het inventariseren welke additionele steun ze nodig hebben, en welke ombuigingen zij kunnen doen binnen bestaande financiering.
Hoe duidt u het gegeven dat – gezien de aanstaande economische crisis als gevolg van de coronacrisis – het aan de 0,7%-BNI-norm gekoppelde ontwikkelingsbudget zal dalen? Welk gat dreigt er te vallen?
Het Nederlandse ODA-budget is zoals afgesproken in het regeerakkoord gekoppeld aan de ontwikkeling van het BNI en komt daarmee op 0,7% BNI minus EUR 1,4 miljard. Budgettaire ruimte hangt mede samen met de BNI-ontwikkeling en de effecten hiervan op het ODA-budget. Naar verwachting zal hierover richting de zomer meer bekend worden. Het Centraal Planbureau (CPB) heeft omwille van de bijzondere situatie recent reeds vier scenario’s gepubliceerd over mogelijke effecten van COVID-19 op de economische ontwikkeling. In alle scenario’s wordt rekening gehouden met een economische krimp.
Bent u het ermee eens dat – gezien zowel de economische als de gezondheidsproblematiek in ontwikkelingslanden – een verdere daling van het budget voor ontwikkelingssamenwerking zeer onwenselijk zou zijn?
Ja. Afwegingen daarover worden integraal bekeken in het licht van humanitaire en ontwikkelingssituatie, de Rijksbrede prioriteiten en de budgettaire kaders.
Bent u bereid alles wat nodig is – zowel vanuit solidariteit als eigenbelang en zowel vanuit bilateraal als Europees verband – te ondernemen om de crises in deze regio’s voor zover mogelijk het hoofd te kunnen bieden? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u op de korte termijn? Wat heeft u hiervoor nodig?
Om de coronacrisis het hoofd te kunnen bieden in ontwikkelingslanden, is een internationaal gecoördineerde inzet en financiering wenselijk. Verschillende internationale en multilaterale organisaties hebben de kennis en expertise om een goede inschatting te kunnen maken waar hulp geboden is en kunnen deze via bestaande structuren snel leveren. Om die reden heb ik per direct EUR 100 mln vrijgemaakt op mijn begroting als onderdeel van deze internationale gecoördineerde inzet. Nederland draagt hiermee bij aan preventie, humanitaire hulp en sociaaleconomische weerbaarheid via de WHO en de VN-Noodhulporganisaties, maar ook via andere betrouwbare partners zoals de Dutch Relief Alliance en het Internationaal Comité van het Rode Kruis.
Mede in aanloop naar de Informele Raad Buitenlandse Zaken Ontwikkelingssamenwerking (RBZ/OS) van 8 april 2020 heb ik intensief contact gezocht met mijn EU-collega’s ten behoeve van een krachtige en gecoördineerde EU-inzet. Tijdens de RBZ/OS gaven de EU-instellingen en lidstaten een toelichting op hun geplande inzet. Ook schaarde de Raad zich achter de door de Commissie en EDEO voorgestelde Team Europe benadering; het gezamenlijk optrekken van de Commissie, EU-instellingen, EU lidstaten en hun nationale ontwikkelingsorganisaties en -banken. De Team Europe benadering zal zijn beslag moeten krijgen in partnerlanden én op mondiaal niveau.
Het kabinet heeft naar aanleiding van het plenair debat met de Tweede Kamer over ontwikkelingen rondom het coronavirus op 16 april 2020 de Adviesraad Internationale Vraagstukken verzocht een spoedadvies op te stellen over de wijze waarop Nederland effectief en op gepast niveau kan bijdragen aan de mondiale strijd tegen de impact van het corona virus, met speciale aandacht voor de meest kwetsbare landen en groepen, vooral in Afrika.
Ben u bereid deze vragen binnen een week te beantwoorden?
Helaas is dit niet gelukt.
De werking van economische steunmaatregelen voor sectoren die worden geraakt door kabinetsbeleid rond het COVID-19 virus. |
|
Frank Futselaar (SP) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat een substantieel aantal bedrijven geen gebruik kan maken van de Tegemoetkoming Ondernemers Getroffen Sectoren (TOGS-regeling) omdat zij weliswaar wel een omzetverlies van minimaal 4.000 euro ervaren, maar hun totale vaste lasten (net) beneden de 4.000 euro liggen, zoals bijvoorbeeld sommige bedrijven in de taxi en rijschoolbranche? Ziet u mogelijkheden om de groep toch tegemoet te komen, bijvoorbeeld door hen een bedrag vergelijkbaar met hun vaste lasten toe te kennen? Zo nee, zijn er andere maatregelen buiten de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (TOZO-regeling) waar dit soort bedrijven gebruik van kunnen gaan maken?
Het klopt dat niet alle ondernemers gebruik kunnen maken van de TOGS. De regeling is primair gericht op ondersteuning van ondernemingen met substantiële vaste lasten bij de eerste, meest acute nood, omdat deze groep relatief het hardst getroffen wordt. De ondernemers die u in uw vraag noemt, vaak zzp’ers, kunnen voor de TOZO in aanmerking komen. Sinds 15 april jl. komt overigens ook de taxibranche voor de TOGS in aanmerking.
Bent u ervan op de hoogte dat buurt- en dorpshuizen door de kabinetsmaatregelen ook geen marktinkomsten meer hebben en daardoor in grote problemen komen? Bent u bereid SBI-codes uit te breiden zodat ook deze organisaties gebruik kunnen maken van de TOGS-regeling? Zo nee, ziet u andere mogelijkheden om deze organisaties te helpen?
De TOGS staat alleen open voor ondernemers. Dat betreft niet deze groep.
Herkent u het probleem dat met name kleine ambachten buiten de TOGS-regeling vallen omdat zij van zeer diverse SBI-codes gebruik maken? Is er een coulance-regeling voor deze – in de praktijk niet erg grote – groep bedrijven?
Niet alle sectoren komen in aanmerking. Een aanvrager kan echter, als hij denkt vanwege zijn hoofdactiviteit toch in aanmerking te moeten komen maar niet over de juiste SBI-code beschikt, het formulier «Melding niet-aansluitende SBI-code»1 invullen. Zoals aangegeven in mijn brief aan uw Kamer op 7 april jl.2, zal de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) daar in redelijkheid en billijkheid naar kijken.
Kunt u toelichten waarom voor de meeste bedrijfstakken in de TOGS-regeling wordt vastgehouden aan de eis van een apart bedrijfspand? Erkent u dat er nogal wat bedrijven zijn die substantiële zakelijke vaste lasten hebben zonder een apart adres te hebben? Op welke wijze worden deze bedrijven nog tegemoet gekomen?
De regeling is primair gericht op compensatie van ondernemingen met substantiële vaste lasten, omdat deze groep relatief het hardst getroffen wordt. Daarom is gekozen voor de voorwaarde van een apart bedrijfspand, omdat dan per definitie sprake is van serieuze vaste lasten. Gaandeweg de regeling is gebleken dat veel ondernemers een zaak aan huis hebben waar in vergelijkbare mate vaste lasten mee gemoeid zijn. Daarom is de vestigingseis van de regeling per 15 april jl. gespecificeerd in de zin dat voortaan ook de ondernemer in aanmerking komt die een fysieke vaste inrichting met een eigen opgang buiten de eigen woning bezit of huurt.
Herkent u dat op dit moment verschillende initiatieven het licht zien om platforms op te zetten om lokale mkb’ers te ondersteunen in het afzetten van hun producten (denk bijvoorbeeld aan gecombineerde levensmiddelenpakketten)? Deelt u de mening dat dit soort initiatieven moeten worden toegejuicht? Bent u bereid te bezien of er mogelijkheden bestaan dit soort initiatieven beperkt financieel te ondersteunen? Bent u bereid tot het voeren van een publiekscampagne rond het thema «koop lokaal»?
Het is goed dat deze initiatieven ontstaan. Het getuigt van creativiteit en ondernemerschap. Ik juich dit soort initiatieven dan ook van harte toe. Ik heb er zelf ook aandacht voor gevraagd. Ik zie echter geen aanleiding om dit financieel te ondersteunen. Het kabinet heeft al tot een breed pakket aan maatregelen besloten om ondernemers en bedrijven op verschillende manieren te ondersteunen, met bijvoorbeeld voorzieningen gericht op het vergemakkelijken van kredietverstrekking door de banken, belastingmaatregelen, garantiestelling, en subsidie voor inkomensondersteuning.
Kunt u toelichten waarom bedrijven in de sector Bedrijfsopleiding en training (SBI-code 85.59.2) geen toegang hebben tot de TOGS-regeling? Ziet u in dat deze sector, bijvoorbeeld als het gaat om studiebegeleiding, gebruikt maakt van studiezalen die nu niet kunnen worden ingezet?
Sinds 15 april jl. komt deze sector ook in aanmerking voor TOGS3.
Het bericht ‘Wederom kleuren Nederlandse akkers oranje-geel door gebruik van het omstreden middel glyfosaat’ |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Wederom kleuren Nederlandse akkers oranje-geel door gebruik van het omstreden middel glyfosaat»?1
Ja.
Bent u bekend met de artikelen 11 en 12 van Richtlijn 2009/128/EG (richtlijn duurzaam gebruik) waarin wordt vastgesteld dat lidstaten maatregelen kunnen treffen omwille van het aquatisch drinkmilieu of de bescherming van specifieke gebieden? Zo ja, bent u ook bekend met het feit dat lidstaten op grond van artikel 14 van de richtlijn eveneens maatregelen kunnen treffen om bestrijding met lage pesticideninzet te bevorderen, waarbij zij waar mogelijk voorrang geven aan niet-chemische methoden?
Ja, ik ben bekend met de artikelen 11, 12 en 14 van Richtlijn 2009/128/EG. Deze artikelen zijn geïmplementeerd in nationale regelgeving.
Bent u bekend met de grondslag van de richtlijn duurzaam gebruik, namelijk de artikelen 191 en 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (VWEU)?
Ja, ik ben bekend met de artikelen 191 en 192 van het Verdrag betreffende de werking van de Europese Unie (hierna: VWEU).
Bent u bekend met artikel 193 VWEU, waarin bepaald is dat beschermende maatregelen die worden vastgesteld uit hoofde van artikel 192, een lidstaat niet beletten verdergaande beschermingsmaatregelen te treffen en handhaven?
Ja, ik ben bekend met artikel 193 van het VWEU.
Kunt u toelichten of u op basis van artikel 14 van de Richtlijn Duurzaam Gebruik jo. artikel 78 Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden jo. artikel 193 VWEU uitvoering kunt geven aan de motie-De Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 463) over een verbod op glyfosaat buiten geïntegreerde gewasbescherming? Zo nee, waarom niet?
In Nederland dienen alle agrarische ondernemers de beginselen van geïntegreerde gewasbescherming toe te passen conform artikel 14 van Richtlijn 2009/128/EG. Uit de tussenevaluatie van de nota Gezonde Groei, Duurzame Oogst is naar voren gekomen dat nog niet alle agrarische ondernemers op dit moment alle mogelijkheden benutten. Dit leidt tot de vraag hoe we kunnen bevorderen dat agrarische ondernemers wel alle mogelijkheden van geïntegreerde gewasbescherming gaan benutten. De «Toekomstvisie gewasbescherming 2030» voorziet hierin via onder meer het realiseren van weerbare planten en teeltsystemen. Geïntegreerde gewasbescherming is namelijk een wezenlijk onderdeel van weerbare teeltsystemen.
Dit leidt tot de vraag in hoeverre de in de vragen genoemde artikelen en regelgeving een grondslag bieden voor het verbieden van één specifiek gewasbeschermingsmiddel of van specifieke toepassingen van een gewasbeschermingsmiddel.
Verordening (EG) 1107/2009 bevat regels voor het op de markt brengen van gewasbeschermingsmiddelen. Deze verordening biedt de Europese Commissie de mogelijkheid om op basis van een wetenschappelijke beoordeling al dan niet werkzame stoffen goed te keuren en biedt het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (hierna: Ctgb) de mogelijkheid om al dan niet gewasbeschermingsmiddelen toe te laten in Nederland op basis van goedgekeurde werkzame stoffen. Het uitgangspunt is hierbij het voorkomen van onaanvaardbare risico’s voor mens, dier en milieu.
De verordening biedt de Europese Commissie en het Ctgb handvatten om in te grijpen in de goedkeuring van een werkzame stof of in de toelating van een gewasbeschermingsmiddel op het moment dat er nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn, waaruit blijkt dat niet meer aan de goedkeurings- of toelatingsvoorwaarden wordt voldaan. Deze nieuwe wetenschappelijke inzichten zijn er volgens het Ctgb op dit moment niet voor de werkzame stof glyfosaat of voor glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen. Wel heeft het Ctgb in oktober 2019 het principebesluit genomen om de volvelds vooroogst-toepassingen van gewasbeschermingsmiddelen op basis van de werkzame stof glyfosaat in Nederland te verbieden. Deze toepassingen zijn namelijk in strijd met EU-uitvoeringsverordening 2017/2324 (Kamerstuk 27 858, nr. 487). Het Ctgb implementeert dit principebesluit bij de herbeoordeling van glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen en bij nieuwe aanvragen voor dergelijke middelen.
Luxemburg heeft de Europese Commissie en de lidstaten geïnformeerd over het feit dat gebruik wordt gemaakt van artikel 44 van Verordening (EG) 1107/2009 voor het intrekken van de toelating van alle glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen per 1 februari 2020. De wetenschappelijke onderbouwing ontbreekt echter. Het Ctgb heeft mij laten weten deze maatregel van Luxemburg niet over te kunnen nemen, omdat er daarvoor geen wetenschappelijke onderbouwing is. Bovendien sluit een dergelijk verbod niet aan bij de wetenschappelijke lijn die ik volg, namelijk handelen op basis van adviezen van ECHA, EFSA en het Ctgb. Deze lijn heeft ten grondslag gelegen aan het feit dat Nederland eind 2017 heeft ingestemd met het voorstel van de Europese Commissie om de Europese goedkeuring van de werkzame stof glyfosaat te hernieuwen voor een periode van vijf jaar. Binnenkort zullen vier rapporterende lidstaten – voor Nederland het Ctgb -starten met de nieuwe herbeoordeling van de werkzame stof glyfosaat, zodat er op basis van alle wetenschappelijke inzichten eind 2022 weer besluitvorming kan plaatsvinden op Europees niveau.
De milieuregelgeving is aanvullend op Verordening (EG) 1107/2009 en biedt de mogelijkheid om generieke milieuvoorschriften te stellen met als criteria noodzakelijkheid, geschiktheid en evenredigheid. Deze criteria gelden overigens ook als er een beroep wordt gedaan op artikel 36 van het VWEU en artikelen 11, 12 en 14 van Richtlijn 2009/128/EG. Het generieke verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw4, de zuiveringsplicht in de glastuinbouw en de verplichting voor agrarische ondernemers om bij het toepassen van gewasbeschermingsmiddelen de verwaaiing van spuitvloeistof te verminderen met ten minste 75% voldoen aan deze criteria.
Als voor een verbod op specifieke gewasbeschermingsmiddelen of specifieke toepassingen daarvan Verordening (EG) 1107/2009 aangevoerd zou worden, dan dient het Ctgb dit te baseren op nieuwe wetenschappelijke inzichten. Aangezien deze inzichten er op dit moment niet zijn, zou zo’n verbod de verordening doorkruisen. Als een verbod specifieke gewasbeschermingsmiddelen of specifieke toepassingen daarvan gebaseerd zou worden op de milieuregelgeving, dan dient voldaan te worden aan de hierboven genoemde criteria. Daar is geen sprake van. We zullen dan ook moeten afwachten in hoeverre het verbod dat in Luxemburg is ingesteld gerechtelijk zal worden aangevochten en hoe de rechter in dezen zal oordelen. Ik treed daar verder niet in.
Ik heb inmiddels – ter uitvoering van de motie De Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 463) – afspraken gemaakt met de agrarische sector over gebruik van glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen voor het bestrijden van onkruiden, in graslandbeheer en het behandelen van groenbemesters en vanggewassen. Hiervoor gaat een «nee, tenzij»-beleid gelden, waarbij de principes van geïntegreerde gewasbescherming leidend zijn. Dit was niet nodig voor kalenderspuiten (het regelmatig preventief op een vast moment gebruiken van een gewasbeschermingsmiddel om te voorkomen dat een plaag, ziekte of onkruid zich ontwikkelt). Dit preventief toepassen doet zich namelijk niet voor met glyfosaathoudende gewasbeschermingsmiddelen, omdat deze middelen systemisch werken en uitsluitend worden ingezet als het onkruid al aanwezig is (Kamerstuk 27 858, nr. 487).
Kunt u uiteenzetten wat het verschil in wettelijke grondslag is tussen het huidige verbod op het professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de land- en tuinbouw en het in de motie-De Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 426) voorgestelde verbod op het gebruik van glyfosaathoudende middelen voor gebruik buiten geïntegreerde gewasbescherming (zoals kalenderspuiten, resetten van grasland en pre-harvest)? Zo ja, kunt u dan toelichten waarin het wezenlijke verschil tussen de twee verboden ligt, dat u er nu van weerhoudt om uitvoering te geven aan de motie-De Groot (Kamerstuk 27 858, nr. 463)?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven hoe uw antwoorden op vraag 5 en 6 zich verhouden tot de volgende tekst uit de nota van toelichting bij het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden in verband met het niet toestaan van het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw: «Het treffen van een verdergaande beschermingsmaatregel dan waartoe de artikelen 11 en 12 van de richtlijn [Duurzaam Gebruik] verplichten, is op grond van artikel 193 VWEU mogelijk, mits de maatregel verenigbaar is met onder meer het VWEU [...] Het gebruiksverbod wordt wel ter uitvoering van [...] artikel [14 van de Richtlijn Duurzaam Gebruik] getroffen waarbij gebruik wordt gemaakt van de vrije beleidsruimte daarin om alle nodige maatregelen te treffen om een lage inzet van chemische bestrijdingsmiddelen te bevorderen [...] Een dergelijke maatregel binnen het kader van artikel 14 of een verdergaande maatregel dan waartoe artikelen 11 en 12 van richtlijn 2009/128/EG verplichten, is toegestaan als daarvoor een rechtvaardiging bestaat in de in artikel 36 VWEU genoemde gronden»?2
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u toelichten waarom een totaalverbod op glyfosaat wel is toegestaan in Luxemburg vanaf 1 januari 2021? Op basis van welke Europese wetgeving heeft Luxemburg het totaalverbod kunnen instellen? Ziet u op basis van deze wetgeving een kans voor Nederland om het gebruik van glyfosaat buiten geïntegreerde gewasbescherming uit te bannen?3
Zie antwoord vraag 5.
De situatie in de verpleeghuizen |
|
Lilian Marijnissen (SP), Maarten Hijink (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven wat de huidige situatie in de verpleeghuizen is sinds de coronacrisis?1
Het aantal bevestigde besmettingen van COVID-19 wordt in de verpleeghuizen door de specialisten ouderengeneeskunde geregistreerd. De specialisten ouderengeneeskunde en de medisch microbiologische labs melden een besmetting bij de GGD. De GGD geeft de cijfers door aan het RIVM.
In mijn brieven van 15 april jl.2, 21 april jl.3, 6 mei jl.4 ben ik ingegaan op het beeld van het aantal COVID-19 besmettingen en COVID-19 sterfte in verpleeghuizen. In mei schatte het RIVM (peildatum 18 mei jl.) dat tot dan toe bij ruim 7.900 bewoners van verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan ruim 2.500 mensen als overleden zijn gemeld.5 Het totaal aantal verdenkingen van een COVID-19-besmetting in verpleeghuizen bedraagt 4.550 (peildatum 15 mei).6 Om nog beter zicht te krijgen op de ontwikkelingen is afgesproken dat de gegevens uit de EPD’s aan het RIVM verstrekt worden. Daarbij werken Verenso, ActiZ en het RIVM samen.
Op dit moment schat het RIVM (peildatum 6 juli jl.) dat tot nu toe bij ruim 8.400 bewoners van verpleeghuizen een COVID-19-besmetting is bevestigd, waarvan ruim 2.800 mensen als overleden zijn gemeld.7
Uit de beschikbare cijfers blijkt dat veel mensen in verpleeghuizen getroffen zijn door COVID-19. Is er eenmaal sprake van een bevestigde besmetting, dan is de kans op verdere verspreiding groot op de locatie. Bemoedigend is echter dat de maatregelen die we inzetten in de verpleeghuizen zodanig werken dat het aantal meldingen van nieuwe verpleeghuislocaties met minimaal één besmetting per dag afvlakt. Daarop lijkt het samenspel van de in de afgelopen periode genomen maatregelen effect te sorteren. Tegelijkertijd is duidelijk dat verpleeghuizen een zware tijd hebben. Uit de EPD-registraties komt naar voren dat de kans dat de sterftecijfers in verpleeghuizen zullen toenemen groot is. Mijn aandacht voor verpleeghuizen zal onverminderd doorgaan.
Welke cijfers heeft u over de situatie in de verpleeghuizen sinds het begin van de coronacrisis?
Zie antwoord vraag 1.
Komt er ook een aanpak voor de situatie in de verpleeghuizen, aangezien er een plan ligt voor de IC-capaciteit in de ziekenhuizen?
Mijn aanpak voor de verpleeghuizen spitste zich de afgelopen maanden toe op drie lijnen: (1) gefaseerde en gecontroleerde aanpassing van de bezoekregeling, (2) leren van elkaar en (3) innovatieve behandelmethodes.
In mijn brieven «COVID-19 update stand van zaken» aan uw Kamer heb ik u uitgebreid geïnformeerd over de gecontroleerde en gefaseerde aanpak van de bezoekregeling. Inmiddels is de situatie zo dat er op voorhand geen beperkingen meer gelden voor het ontvangen van bezoek, noch wat betreft aantal bezoekers noch wat betreft de frequentie van bezoek. Indien er op een locatie sprake is van één of meer COVID-19 besmettingen dan is bezoek alleen mogelijk met toestemming van de beheerder.
In eerdere brieven heb ik reeds aangegeven dat zorgaanbieders die dat willen, ondersteuning kunnen krijgen. In mijn brief van 3 juni (Kamerstukken 25 295, nr. 386) ga ik in op «leren van elkaar». Ik heb daartoe de kenniscoalitie vormgegeven. Dat is een samenwerkingsverband dat bestaat uit de GGD’en, ActiZ, de Antibiotica Resistentie (ABR)-zorgnetwerken, de Academische Werkplaatsen ouderenzorg en «Waardigheid en Trots op locatie».
Naast de voortdurende inspanningen om snel een vaccin tegen het coronavirus tot onze beschikking te hebben, werken vele onderzoekers aan innovatieve behandelingen tegen COVID-19. Dit type behandelingen kan hopelijk bijdragen aan een beter en sneller herstel en ervoor zorgen dat patiënten minder restschade overhouden na besmetting met het coronavirus. Ik wil waar nuttig en mogelijk ook dergelijke behandelingen verder helpen om er zo voor te zorgen dat behandelingen zo snel mogelijk beschikbaar kunnen komen. Om die reden investeert het kabinet breed in corona gerelateerd onderzoek. In mijn brief van 24 juni jl. heb ik toegelicht op welke manier het kabinet dat doet.
Kunt u een overzicht geven van het aantal vermoedelijke en vastgestelde besmettingen en overlijdens in verpleeghuizen sinds het begin van de coronavirus? Wat zijn de verschillende scenario’s bij een verdere toename van besmettingen in verpleeghuizen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een overzicht geven van hoeveel beschermende middelen per week verstrekt zijn aan de verpleeghuizen en wat per week nodig is?
Verpleeghuizen kunnen via de webportal van het LCH aanvragen welke beschermingsmiddelen zij nodig hebben. Het LCH heeft aangegeven dat zij op dit moment kunnen voldoen aan de vraag en daarmee ook aan de vraag vanuit de verpleeghuizen. Op de webpagina8 van het LCH zijn gegevens te vinden over de bij het LCH beschikbare voorraad en de verwachte vraag. Op 6 april is het testbeleid aangepast en kunnen alle zorgmedewerkers met lichte klachten getest worden, waaronder de medewerkers van verpleeghuizen.
Kunt u de Kamer informeren hoe u meer beschermende middelen en testen inzet in de verpleeghuizen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u aangeven hoeveel meldingen de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) heeft gehad over de verpleeghuizen sinds het begin van de coronacrisis?
De IGJ ontving ten aanzien van de verpleeghuiszorg ongeveer 90 corona gerelateerde meldingen bij het Meldpunt van de IGJ (voor meldingen van zorgaanbieders, zorgverleners en fabrikanten) sinds 1 maart 2020. Deze meldingen hebben met name betrekking op persoonlijke beschermingsmiddelen, testbeleid en besmettingen. Daarnaast haalt de IGJ signalen op uit de sector door middel van belrondes naar bijna alle (bij IGJ bekende) zorgaanbieders van verpleeghuiszorg. Ook het Landelijk Meldpunt Zorg (voor vragen of klachten van burgers) ontvangt signalen.
Kunt u in uw wekelijkse update over het coronavirus uitgebreider ingaan op de situatie specifiek in de verpleeghuizen?
Ja. De afgelopen weken heb ik de Kamer wekelijks uitgebreid geïnformeerd over de situatie in de verpleeghuizen. Ondertussen heb ik u ook de brief «Lessen verpleeghuizen met het oog op een eventuele tweede golf» gestuurd.
Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden in plaats van de antwoorden algemeen mee te nemen in uw wekelijkse update over de ontwikkelingen van het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Ja. Wel met de opmerking dat de vragen en antwoorden ook in de reguliere Kamerdebatten en de daarvoor verstuurde brieven terugkomen.
Tekorten van medische hulpmiddelen in de langdurige zorg |
|
Chris Jansen (PVV) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de door Intrakoop, de inkoopcoöperatie van de zorg, in samenwerking met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) uitgevoerde inventarisatie onder haar leden in de care sector naar tekorten aan medische hulpmiddelen?
Hoe denkt u het huidige tekort aan handschoenen per direct op te lossen, aangezien geconcludeerd kan worden dat de grootste tekorten ontstaan bij de persoonlijke beschermingsmiddelen?
Welke maatregelen heeft u getroffen om een tekort te voorkomen aan schorten, mondmaskers en desinfecterende vloeistoffen en per welke datum worden de voorraden aangevuld, aangezien bij deze beschermingsmiddelen de komende tijd de grootste stijgingen van tekorten worden verwacht?
Zijn er op dit moment al zorgmedewerkers die onbeschermd hun werk moeten uitvoeren omdat er te laat is gereageerd op de dreigende tekorten aan persoonlijke beschermingsmiddelen? Zo ja, om hoeveel mensen gaat dit?
Gaat het onderhandelingstraject ten koste van de bescherming van zorgmedewerkers die hierdoor onbeschermd hun werk moeten doen, gezien veel leveranciers ervaren dat ze ontzettend lang moeten onderhandelen met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport over de prijs?
Het gedrag van verzekeraars richting festivals en artiesten |
|
Peter Kwint (SP), Mahir Alkaya |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Herkent u het signaal uit de Op1-uitzending van donderdag 9 april 2020 dat in deze COVID-19-crisis verzekeraars niet uitkeren en gedupeerden juridische bijstand moeten zoeken om hun recht te halen?1 Wat is uw mening hierover?
Ik ben bekend met de Op1-uitzending van donderdag 9 april 2020. In het algemeen geldt dat een pandemie als COVID-19 en de gevolgen daarvan vaak niet is meeverzekerd als schadeoorzaak. Dit zal echter verschillen per type verzekering en afhangen van de polisvoorwaarden. Indien is gekozen voor uitbreiding van een evenementenverzekering met een onkostendekking als het evenement buiten de wil van de organisator geen doorgang kan vinden, zal de organisator de onkosten vergoed krijgen. Ik verwacht van verzekeraars uiteraard dat zij uitkeren wanneer de verzekeringnemer daar recht op heeft op grond van de polisvoorwaarden. Het Verbond van Verzekeraars heeft mij laten weten dat de verzekeraars deze claims voor onkostendekking op grond van een evenementenverzekering op korte termijn afhandelen en vergoedingen uitkeren. Als een verzekeringnemer het oneens is over de vraag of er uitgekeerd dient te worden, dan staat het hem vrij een klacht in te dienen bij de verzekeraar.
Wat doet u voor kleinere cultuurondernemers zoals kleine poppodia die geen juridische bijstand kunnen betalen, maar toch vitale omzet mislopen?
Ik begrijp dat het mislopen van omzet voor kleine ondernemers in de cultuursector extra vervelend is. Het kabinet heeft een groot pakket aan maatregelen getroffen om de pijnlijkste financiële gevolgen van deze crisis voor een zo groot mogelijke groep zo goed mogelijk op te vangen. Er zijn diverse steunmaatregelen genomen om inkomstenverlies van burgers en faillissementen van bedrijven te beperken en werkloosheid te voorkomen. Daarmee helpen we een zo groot mogelijke groep Nederlanders waar zij dit het hardste nodig hebben. Deze maatregelen zijn ook van toepassing op de culturele en creatieve sector en hun toeleveranciers. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) houdt de vinger aan de pols hoe de culturele en creatieve sector hier gebruik van maakt.
In de brief aan de Tweede Kamer, over «aanvullende ondersteuning culturele en creatieve sector» van 15 april jl. heeft de Minister van OCW daar bovenop een steunpakket specifiek voor de cultuursector aangekondigd, waardoor instellingen die van vitaal belang zijn voor de sector, door de financieel zware eerste maanden van de coronacrisis heen geholpen kunnen worden.2 Voor onder andere (pop)podia die van vitaal belang zijn voor de culturele infrastructuur, maar geen onderdeel zijn van de BIS (culturele basisinfrastructuur) of meerjarige subsidie van de Rijkscultuurfondsen ontvangen, werken de overheden samen. In het geval dat gemeenten of provincies deze instellingen aanvullend ondersteunen, kan het Rijk deze ondersteuning verder verhogen. Over de uitwerking hiervan lopen momenteel gesprekken.
Welke gevolgen heeft dit voor toeleveranciers en wat wordt er voor hen gedaan?
De financiële gevolgen voor de toeleveranciers hangen af van de vraag of zij deze omstandigheid hebben verzekerd. Vaak is het zo dat niet de toeleverancier maar de organisator een verzekering heeft afgesloten en dat uit de privaatrechtelijke overeenkomst tussen organisator en toeleverancier volgt op welke manier zij met een dergelijke situatie omgaan, bijvoorbeeld dat de organisator de toeleverancier schadeloos stelt. Blijft de organisator in gebreke, dan kan de toeleverancier soms nog een beroep doen op een eventueel afgesloten kredietverzekering.
Welke gevolgen heeft dit voor de inkomens van geboekte (kleinere) artiesten die geen advocaat in de arm kunnen nemen vanwege de kosten? Heeft u in beeld in hoeverre verzekeraars hieraan tegemoetkomen of dat zij de grenzen van de wet opzoeken?
Ik heb geen signalen dat verzekeraars op grote schaal niet uitkeren waar dit wel op zijn plaats is. Het pakket steunmaatregelen zoals genoemd onder vraag 2 zou de acute financiële zorgen moeten adresseren. De Minister van OCW houdt daarbij de vinger aan de pols en kijkt naar de toekomst. Er zijn bij sommige partijen zorgen dat festivals die in 2021 plaats zullen vinden niet meer verzekerd kunnen worden. De Minister heeft tijdens het Wetgevingsoverleg Cultuur en Corona3 aangegeven in gesprek te gaan met verzekeraars om de impact van de coronacrisis voor de evenementensector te bespreken en dit in samenspraak met EZK en Financiën te doen. Het Verbond van Verzekeraars heeft inmiddels aangegeven een rondetafelgesprek te willen organiseren met OCW, EZK en Financiën, als ook de evenementensector, VNO-NCW en ketenpartners uit de verzekeringssector.
Wat gaat u doen om verzekeraars aan deze mensen tegemoet te laten komen? Wat gaat u zelf doen om deze groepen tegemoet te komen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekent met het bericht dat er reisverzekeraars zijn die niet uitkeren omdat ze de COVID-19-crisis niet zien als legitieme reden om je reis te annuleren? Wat is uw mening hierover? Hoe verhoudt zich dit met het kabinetsadvies om zoveel mogelijk binnen te blijven?
Reisorganisatoren hebben sinds de uitbraak van COVID-19 al veel reizen geannuleerd. Zij verstrekken de reiziger na annulering een voucher of verzorgen een kosteloze omboeking naar een andere periode.
De Europese Commissie heeft op 13 mei jl. aanbevelingen gedaan voor de uitgifte van vouchers door reisbureaus, luchtvaartmaatschappijen, veer- en cruisediensten.4 De Minister van Infrastructuur en Waterstaat (I&W) heeft op 14 mei jl. de Kamer geïnformeerd over deze aanbevelingen.5 De lijn van de Commissie blijft dat het accepteren van vouchers een keuze moet zijn voor consumenten. Het recht op geld terug, zoals vastgelegd in Europese regelgeving, blijft onverkort van toepassing.
Wanneer reizigers zelf hun reis annuleren kunnen annuleringskosten in rekening worden gebracht of bedragen niet worden terugbetaald. Schade door annulering als gevolg van een pandemie zoals COVID-19 is bij de meeste reis- en/of annuleringsverzekeringen uitgesloten van dekking. Bij sommige all-risk annuleringsverzekeringen wordt deze schade wel vergoed. Of de extra kosten worden vergoed hangt dus af van het type verzekering en of het een georganiseerde reis betreft.
Op dit moment roept het kabinet op om drukte te vermijden en de komende periode niet naar het buitenland te reizen, tenzij strikt noodzakelijk. Pas wanneer de maatregelen worden versoepeld zal reizen misschien weer mogelijk zijn. Wij adviseren reizigers om bij twijfel of hun reis door kan gaan of bij vragen over kosten contact op te nemen met hun reisaanbieder en verzekeraar.
Het bericht ‘Zorgverlening zonder afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zorgverlening zonder afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen» van de Koninklijke Nederlandsche Maatschappij tot bevordering der Geneeskunst (KNMG)?1
Bent u het met de KNMG eens dat van hulpverleners niet gevraagd en verwacht mag worden dat zij zonder afdoende persoonlijke beschermingsmiddelen zorg verlenen aan (vermoedelijk) met COVID-19 besmette patiënten?
Bent u het eens met de conclusie van de KNMG dat de risico’s voor hulpverleners op dit moment te groot zijn?
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk en separaat (dus niet enkel en alleen in uw volgende «coronabrief») beantwoorden?
Biomassa |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bouw biomassacentrale Diemen kan doorgaan»?1
Ja.
Erkent u dat er bij de verbranding van biomassa méér CO2 wordt uitgestoten, dan bij de verbranding van steenkool? Zo ja, waarom wordt biomassa op grond van het Klimaatakkoord dan als «duurzaam» beschouwd?
Verbranding van biomassa is klimaatneutraal wanneer gebruik wordt gemaakt van duurzame biomassa. Daarbij moet worden gewaarborgd dat de CO2 die wordt uitgestoten eerder is opgenomen door bomen en planten, en na verbranding opnieuw wordt vastgelegd in nieuwe bomen en planten. In Nederland gelden op dit punt voor houtpellets strenge duurzaamheidscriteria.
Hoe beoordeelt u de toenemende maatschappelijke weerstand tegen biomassacentrales?
Ik ben bekend met de maatschappelijke discussie over het gebruik van biomassa. In die discussie spelen verschillende aspecten een rol. Het kabinet werkt hiervoor aan een integraal duurzaamheidskader dat beoogt het kader te zijn waarbinnen een duurzame productie en duurzame toepassing voor biomassa wordt vormgegeven. De SER streeft ernaar om in juli met een advies hiervoor te komen.
Daarnaast werkt het kabinet ook aan mogelijke oplossingen om de impact van biomassagebruik op de lokale luchtkwaliteit te beperken, bijvoorbeeld door te bezien of de uitstootnormen van kleine tot middelgrote (0,5 – 50 MW) biomassa-installaties kunnen worden aangescherpt. Dit is aangekondigd in het Schone Lucht Akkoord (zie Kamerstuk 30 175, nr. 343).
Kunt u zich voorstellen dat provincies zich genoodzaakt voelen om vergunningen voor biomassacentrales te verlenen, omdat zij verplicht zijn het Klimaatakkoord mede uit te voeren?
De medeoverheden hebben zich vrijwillig gecommitteerd aan de uitvoering van het Klimaatakkoord. Als onderdeel daarvan hebben zij via de Regionale Energie strategieën en de Transitievisies Warmte een grote mate van vrijheid in de planning van duurzame energieproductie in hun regio. Ze zijn daarbij nergens toe verplicht.
Hoe ziet de precieze taak- en bevoegdheidsverdeling tussen Rijk, provincies en gemeenten eruit, omtrent het verlenen van subsidies en vergunningen voor biomassacentrales?
De inzet van duurzame biomassa wordt door het Rijk gestimuleerd via de SDE+. Daarnaast is de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties verantwoordelijk voor de Wet algemene bepalingen omgevingswet, de staatsecretaris van Infrastructuur en Waterstaat voor de milieuwetgeving, en de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) voor de wet Natuurbescherming.
De vergunningverlening voor biomassacentrales is niet anders dan vergunningverlening voor andere installaties onder de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, die opgaat in de Omgevingswet. Biomassacentrales moeten voldoen aan algemene regels (emissie- en keuringseisen) in het Activiteitenbesluit. De gemeente is het bevoegde gezag voor stookinstallaties tot 50MW. Hieronder vallen ook biomassa-installaties. Voor stookinstallaties boven de 50MW is de provincie het bevoegde gezag. Daarnaast kunnen biomassa-installaties een vergunning nodig hebben op grond van de Wet natuurbescherming voor de depositie van stikstof in Natura 2000-gebieden. In de Wet natuurbescherming is de provincie of de Minister van LNV bevoegd gezag voor vergunningverlening en handhaving.
Hoeveel subsidies zijn er sinds 2015 verleend voor biomassacentrales? Hoeveel biomassacentrales staan er in Nederland die (direct of indirect) subsidie hebben ontvangen? Hoeveel bomen worden hier jaarlijks voor verbrand? Hoeveel van die bomen zijn in Nederland gekapt en hoeveel in andere landen? Hoeveel CO2 is er bij de verbranding uitgestoten?
De onderstaande tabel geeft een overzicht van de verstrekte subsidies verdeeld in biomassa-installaties die gerealiseerd of nog in ontwikkeling zijn sinds 2015.
Totaal
Gerealiseerd
In ontwikkeling
Verplicht budget
Biomassa-installaties hout
254
123
131
€ 8,2 miljard
Biomassa-installaties overig
130
69
61
€ 2,8 miljard
totaal biomassa-installaties
384
192
192
€ 11 miljard
In 2018 kwam 77% van alle voor energieopwekking gebruikte houtige biomassa uit Nederland. De rest is geïmporteerd uit de direct omringende landen (België en Duitsland) en Noord- en Centraal Europa. Zoals ik in mijn brief van 20 december 2019 (Aanhangsel Handelingen II 2019–2020, nr. 1171) heb aangegeven, beschik ik op dit moment niet over cijfers voor 2019, maar verwacht ik dat er in 2019 import van houtpellets uit Noord-Amerika heeft plaatsgevonden.
Hoeveel vergunningsaanvragen voor biomassacentrales zijn er momenteel bij de verschillende overheden in behandeling? En hoeveel verlengingsaanvragen of wijzigingsaanvragen voor reeds verleende vergunningen?
Ik beschik niet over deze informatie: vergunning-, verlengings- en wijzigingsaanvragen worden decentraal ingediend en niet centraal bijgehouden.
Bent u bereid om uw oordeel over biomassa als «duurzaam» te heroverwegen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het kabinet is ervan overtuigd dat de inzet van duurzame biomassa nu en richting 2030 en 2050 noodzakelijk is voor de verduurzaming van onze economie en het realiseren van de klimaatopgave. Het uitgangspunt daarbij is wel dat alleen duurzame biomassa werkelijk bijdraagt aan verduurzaming van de economie. Zoals bij vraag 3 is toegelicht, komt het kabinet hiervoor met een integraal duurzaamheidskader.
Het bericht 'Wéér twee gsm-masten in brand, terrorismebestrijder bezorgd' |
|
Joba van den Berg-Jansen (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Wéér twee gsm-masten in brand, terrorismebestrijder bezorgd»?1
Ja, hier hebben wij kennis van genomen.
Is de veiligheid van omwonenden van de zendmasten op enig moment in het geding geweest?
Brandstichting brengt naast de economische schade ook evident risico’s met zich mee voor personen, wanneer de kans bestaat dat de brand overslaat van de zendmast of antenne-installatie naar omliggende bebouwing. Deze incidenten zijn dan ook volstrekt onacceptabel.
De veiligheid van omwonenden is voor zover bekend niet in het geding geweest in de gevallen van (poging tot) brandstichting tot nu toe. Ook hebben zich voor zover bekend geen persoonlijke ongevallen voorgedaan.
In het volgende antwoord gaan wij verder in op risico’s die kunnen ontstaan door mogelijk verminderde beschikbaarheid van het mobiele netwerk en mogelijke gevolgen voor de bereikbaarheid van 1-1-2.
Hebben de branden gevolgen gehad voor de mobiele bereikbaarheid in de regio, waaronder de bereikbaarheid van alarmnummer 112?
Het alarmnummer 1-1-2 is zowel via vaste- als mobiele netwerken bereikbaar. Ten minste één brand heeft mogelijk impact gehad op de bereikbaarheid van 1-1-2. Deze situatie heeft voor zover bekend niet geleid tot persoonlijke ongevallen.
Hoe groot is de schade aan beide zendmasten? Wanneer is deze naar verwachting verholpen? Welke kosten zijn hiermee gemoeid?
De schade varieert sterk tussen de verschillende incidenten, waardoor geen eenduidig algemeen antwoord is te geven ten aanzien van hersteltermijnen of economische schade. Vast staat wel dat de schade aanzienlijk is.
Zijn u naast de branden in de zendmasten in bovengenoemde plaats en die in Nuenen en Liessel nog andere incidenten bij zendmasten en 5G-infrastructuur bekend?
Ja, naast de branden in de zendmasten in Oudenbosch en die in Nuenen en Liessel zijn er nog andere incidenten bij zendmasten bekend. Er zijn geen incidenten bekend met 5G-antennes. Op het moment van schrijven is sprake van 29 door de politie geregistreerde incidenten van brandstichting. Daarnaast zijn diverse incidenten bekend van overige vormen van vandalisme, die niet met zekerheid zijn te verbinden aan de geregistreerde incidenten, bijvoorbeeld omdat niet vast staat of het motief vandalisme of diefstal was.
Kunt u bevestigen dat in alle gevallen sprake is van (het vermoeden van) brandstichting? Is uw indruk dat het hier gaat om activisme tegen 5G? Hoezeer is dergelijk activisme bij de autoriteiten in beeld? Is er een link met vermeende complottheorieën rond het Coronavirus? Is er een verband met soortgelijke brandstichtingen zoals bijvoorbeeld in het Verenigd Koninkrijk?
De afgelopen weken hebben er verschillende incidenten plaats gevonden rondom zendmasten in Nederland. De incidenten variëren van sabotage tot brandstichting. Ook in andere Europese landen vinden brandstichtingen en sabotageacties plaats. Protesten tegen zendmasten en zorgen van burgers om straling zijn niet nieuw, maar het heeft nog niet eerder geleid tot extremistische protestacties in de vorm van de sabotage en brandstichting zoals in de afgelopen weken.
Door de er anti-5G- en anti-overheidsbewegingen doen verschillende complottheorieën de ronde, onder andere over een veronderstelde relatie tussen 5G-netwerken en de verspreiding van COVID-19. Het is voorstelbaar dat het plotselinge geweld mede is geïnstigeerd door complotdenkers met als doel de Nederlandse bevolking te «beschermen» tegen de – in hun ogen gevaarlijke – overheid. Mogelijk spelen verveling en frustratie gekoppeld aan gedwongen thuiszitten een rol. De politie doet onderzoek naar de verdachten en hun motieven. Of en in hoeverre er een verband is met soortgelijke brandstichtingen in het buitenland is onderwerp van het lopende onderzoek.
Hoe gemakkelijk is het om schade toe te brengen aan zendmasten en andere onderdelen van de 5G-infrastructuur? Wie is primair verantwoordelijk voor de beveiliging?
Omdat brandstichting in zendmasten tot enkele weken geleden niet in Nederland voorkwam zijn zendmasten hier tot heden niet specifiek tegen beveiligd.
Bovendien staan zendmasten in het buitengebied afgelegen. De eigenaren van de betreffende grond, zendmasten en (telecom)infrastructuur zijn primair verantwoordelijk voor de beveiliging. Dit kan soms een exploitant van masten zijn, en soms de mobiele operator zelf.
Zijn deze incidenten voor u reden om, in samenspraak met telecomproviders, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en andere betrokken partijen (bijvoorbeeld gemeenten) de kwetsbaarheid en beveiliging van zendmasten en 5G-infrastructuur opnieuw tegen het licht te houden en (extra) maatregelen te overwegen? Bijvoorbeeld vanwege het «copycat-effect»?
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) staat in nauw overleg met de sector, het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en de politie om te bezien in hoeverre aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn. Het is op dit moment te vroeg om in te gaan op specifieke beveiligingsmaatregelen.
Is uw indruk dat gemeenten voldoende klaar zijn voor de uitrol van 5G in Nederland, ook waar het gaat om het veiligheidsvraagstuk?
Ja, bijvoorbeeld VodafoneZiggo biedt sinds 28 april jl. 5G aan in de helft van Nederland en belooft eind juli landelijke dekking te hebben. Om ook de verdere uitrol van 5G in de komende jaren soepel te laten verlopen en gemeenten daarop voor te bereiden, voert EZK specifiek beleid gericht op ondersteuning van gemeenten. Veel van deze acties vloeien voort uit het Actieplan Digitale Connectiviteit2, maar daaraan worden naar behoefte ook nieuwe acties toegevoegd. Zo is EZK in het najaar van 2019 het gesprek aangegaan met meer dan 200 gemeenten en provincies over de uitdagingen rondom de uitrol van nieuwe telecommunicatienetwerken waaronder 5G door middel van zeven regionale gesprekstafels. Het antennebureau vernieuwt dit jaar haar modelverordening lokaal antennebeleid, het Kennisplatform EMV heeft deze maand nieuwe informatie ontsloten over de mogelijke gezondheidseffecten van straling speciaal gericht op gemeenten. Periodiek overleggen gemeenten, operators en het Rijk met elkaar in het antennebeleidsoverleg. Recentelijk is in dat overleg besloten het huidige antenneconvenant eind van dit jaar opnieuw te verlengen omdat het blijkt te voldoen aan de behoeften van de betrokken partijen.
Ondertussen vernemen wij dat operators en gemeenten elkaar – mede naar aanleiding van de gesprekstafels – steeds beter weten te vinden: meer een meer gemeenten en operators gaan vooraf met elkaar om de tafel om een plaatsingsplangesprek te voeren waarin partijen het gesprek aangaan om te bekijken wat geschikte locaties zijn voor de plaatsing van nieuwe antennes. Ten slotte hanteert EZK sinds eind 2019 een nieuwsbrief waarin het gemeenten maandelijks bijpraat over nieuwe ontwikkelingen en nieuwe tools ter ondersteuning ten aanzien van de uitrol van nieuwe telecomnetwerken, waaronder 5G.
Op het punt van de veiligheid van C2000-masten heeft de Landelijke Eenheid van de Politie de lokale basiseenheden geïnformeerd over de recente brandstichting in zendmasten, met het verzoek om extra toezicht te houden. Via de lokale driehoek kan besloten worden om ook gemeentelijke handhavers te betrekken bij de aanpak van het vandalisme.
Het in gevaar brengen van Nederlanders door het in brand steken van zendmasten |
|
Kees Verhoeven (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Dutch telecommunications towers damaged by 5G protestors»?1
Ja, hier hebben wij kennis van genomen.
Kunt u bevestigen dat de wetenschap geen enkele indicatie heeft voor welk verband dan ook tussen 5G en het nieuwe coronavirus, en de belagers van zendmasten zich derhalve laten leiden door complottheorieën?
De Europese Commissie2 en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) en het Kennisplatform EMV3 hebben reeds benadrukt dat er geen enkel verband is tussen COVID-19 en 5G-technologie, en dat virussen niet worden verspreid via radiogolven/mobiele netwerken.4
Hoeveel aanvallen op zendmasten hebben de afgelopen maand plaatsgevonden en tot welke schade hebben deze geleid?
Op het moment van schrijven is sprake van 29 door de politie geregistreerde incidenten van brandstichting. Daarnaast zijn diverse incidenten bekend van overige vormen van vandalisme, die niet met zekerheid zijn te verbinden aan de geregistreerde incidenten, bijvoorbeeld omdat niet vast staat of het motief vandalisme of diefstal was.
De schade varieert sterk tussen de verschillende incidenten, waardoor geen eenduidig algemeen antwoord is te geven ten aanzien van hersteltermijnen of economische schade. Vast staat wel dat de schade aanzienlijk is.
Is er sprake van een toename van aanvallen op zendmasten dit jaar? Zo ja, hoe verhoudt deze zich tot incidenten in voorgaande jaren?
Voor zover bekend zijn er in Nederland in de afgelopen jaren geen eerdere incidenten gemeld van brandstichting bij zendmasten. Dit is daarmee een nieuw risico dat aandacht vraagt van zowel de sector als de overheid.
Hoe vaak zijn hulpdiensten in gebieden rondom een zendmast onbereikbaar geweest in die periode?
Het alarmnummer 1-1-2 is zowel via vaste- als mobiele netwerken bereikbaar. Ten minste één brand heeft mogelijk impact gehad op de bereikbaarheid van 1-1-2. Deze situatie heeft voor zover bekend niet geleid tot persoonlijke ongevallen. De branden hebben tot op heden geen impact gehad op de communicatie tussen de hulpdiensten (C2000).
Welke maatregelen wilt u treffen om deze vitale infrastructuur te beschermen tegen aanvallen door brandstichters?
Het Ministerie van Economische Zaken en Klimaat (EZK) staat in nauw overleg met de sector, het Ministerie van Justitie en Veiligheid (JenV) en de Landelijke Eenheid van de politie om te bezien in hoeverre aanvullende maatregelen noodzakelijk zijn.
De C2000-masten zullen extra beveiligd worden. Vanuit veiligheidsoogpunt ga ik niet in op de specifieke beveiligingsmaatregelen. De maatregelen hebben zowel een preventieve als repressieve werking. De meest kritische masten zullen eerst beveiligd worden. Het kost naar verwachting ongeveer drie maanden om alle masten te beveiligen.
In hoeverre hebben andere landen te maken met aanvallen op hun infrastructuur van telecommunicatie met hetzelfde motief, namelijk complottheorieën over 5G en het coronavirus?
Verschillende landen in Europa hebben te maken met vandalisme gericht op hun infrastructuur van telecommunicatie. De online verspreiding van onjuiste informatie met betrekking tot COVID-19 lijkt hierin een rol te spelen.
Bent u bekend met de groep of groepen die betrokken zijn bij deze brandstichtingen? Kunt u aangeven of het hier gaat om grensoverschrijdende netwerken?
De afgelopen weken hebben er verschillende incidenten plaats gevonden rondom zendmasten in Nederland. De incidenten variëren van sabotage tot brandstichting. Protesten tegen zendmasten zijn niet nieuw, maar het heeft nog niet eerder geleid tot extremistische protestacties in de vorm van de sabotage en brandstichting van de afgelopen weken. Onder anti-5G- en anti-overheidsbewegingen doen verschillende complottheorieën de ronde, onder andere over de veronderstelde relatie tussen 5G-netwerken en de verspreiding van COVID-19. Tussen de branden is geen relatie gebleken.
Vindt volgens u de verspreiding van deze complottheorieën enkel organisch plaats of is er sprake van een georganiseerde inzet van desinformatie? Indien u nog geen antwoord heeft op deze vraag, bent u bereid te onderzoeken of, en zo ja, hoe deze complottheorieën actief verspreid worden door professionele verspreiders van desinformatie?
De verspreiding van onjuiste informatie over COVID-19 en 5G verloopt zowel ongeorganiseerd (door bijv. individuen) als georganiseerd (bijv. in echokamers op sociale media). In Nederland staan de betrokken ministeries en diensten doorlopend in nauw contact om informatie over en signalen van mogelijke desinformatieactiviteiten te delen, te duiden en daarop zo nodig te acteren. Deze informatie en signalen over COVID-19 worden ook bij elkaar gebracht in de bestaande crisisstructuur.Ook via het Rapid Alert Systeem van de Europese Unie wordt informatie gedeeld tussen de lidstaten en EU-instituties.
Bent u bereid een (video)conferentie van telecomministers te initiëren om deze gevaarlijke trend te agenderen en de EU-informatie te gaan uitwisselen over de aanvallen op zendmasten?
Op 5 mei jl. vond er een informele Telecomraad plaats, waarin ik (de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat) aandacht heb gevraagd voor de onjuiste informatie over 5G in relatie tot COVID-19 en andere negatieve gezondheidseffecten en de recente branden in zendmasten.
Het bericht ‘Een op de vier medewerkers in verpleeghuizen Nijmegen besmet met corona’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Een op de vier medewerkers in verpleeghuizen Nijmegen besmet met corona»?1
Ja, daar heb ik kennis van genomen.
Herkent u het beeld dat daarin wordt geschetst dat grofweg 25 procent van de verpleeghuismedewerkers in de regio Nijmegen is besmet met het coronavirus?
Ik heb het artikel gelezen waarin is aangegeven dat verpleeghuismedewerkers van 17 verpleeghuiszorglocaties in de regio Nijmegen met milde klachten zijn getest. Aangegeven is dat van de helft van de 450 geteste medewerkers de onderzoeksresultaten bekend waren en hiervan was ca. 25 procent besmet.
Heeft u inzicht in hoe het beeld omtrent besmettingen van medewerkers in de verpleeghuissector in de rest van Nederland is? Zo ja, wilt u dat met de Kamer delen? Zo nee, bent u dan bereid een dergelijk inzicht (door middel van nader onderzoek) per direct te verwerven en te delen?
Nee, ik beschik niet over landelijke informatie omtrent besmettingen van medewerkers in de verpleeghuissector. Binnen de meldplicht wordt alleen verzameld of iemand die positief getest is zorgmedewerker is, dit is niet onderverdeeld per sector. Er lopen wel initiatieven om het testen van zorgmedewerkers per sector beter te gaan volgen, zowel het aantal positief geteste medewerkers als het aantal geteste medewerkers.
Ik beschik wel over cijfers van het ziekteverzuim in de VVT (verpleeghuiszorg en thuiszorg gezamenlijk).2 Over de periode van week 9 tot en met week 15 ligt het ziekteverzuim in de VVT 1,89% hoger, dan in dezelfde periode vorig jaar. Ook in de andere sectoren zien we van een toename van het ziekteverzuim over deze periode; gehandicaptenzorg (+1,36%), ziekenhuizen (+0,88%) en voor de GGZ (+0,88%). Uit de cijfers blijkt dat het ziekteverzuim in week 13, 14 en 15 gedaald is. Er zijn in die weken dus minder zieke medewerkers.
Wat is volgens u de verklaring van het hoge percentage besmette verpleeghuismedewerkers? Bent u van oordeel dat de tot nu toe geldende richtlijnen omtrent het gebruiken van beschermingsmiddelen, het gebrek aan voldoende beschermingsmiddelen, het in zeer beperkte mate testen van medewerkers in verpleeghuizen en/of de tot nu toe van kracht zijnde instructie dat medewerkers met milde klachten en zolang ze geen koorts hebben aan het werk dienen te blijven, aan die hoge besmettingsgraad hebben bijgedragen?
Het RIVM geeft aan dat er voor het toenemend aantal meldingen van COVID-19 in de verpleeghuizen meerdere redenen kunnen zijn. De kans op verspreiding in de verpleeghuizen is hoog, mede vanwege de gesloten setting, het langdurig verblijf en het intensieve contact tussen bewoners en zorgpersoneel en tussen bewoners onderling. Ook kan het te maken hebben met het feit dat bij mensen met dementie hygiëne maatregelen lastiger te handhaven zijn. Omdat er dus veel factoren een rol kunnen spelen is het lastig om precies aan te geven wat de oorzaak is van de stijging van de meldingen in verpleeghuizen en welke factoren in welke mate hieraan hebben bijgedragen, zowel wat betreft bewoners als medewerkers. Wel geeft het RIVM aan dat het aantal besmette verpleeghuislocaties nauwelijks toe neemt ten opzichte van vorige weken. De bezoekersregeling lijkt effectief.
Is er naar uw mening een verband tussen de hoge besmettingsgraad van medewerkers in verpleeghuizen en het aantal coronabesmettingen onder bewoners van verpleeghuizen en dus (mogelijk) ook tussen het in bovenstaande vraag genoemde beleid en laatstbedoelde besmettingen?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid tot aanpassing van uw beleid op een of meerdere genoemde punten in de vierde vraag? Zo ja, vanaf wanneer? Zo nee, waarom niet?
Met het inmiddels geïntensiveerde testbeleid verwacht ik dat wordt bijgedragen aan de beperking van het ziekteverzuim.
Kunt u garanderen dat bij het bijvoorbeeld aanscherpen van de richtlijnen rondom het gebruik van beschermingsmiddelen voldoende beschermingsmiddelen beschikbaar zullen zijn?
In mijn brief van 15 april 20203 (en de brieven over de stand van zaken omtrent Corona-beleid) heb ik de maatregelen aangegeven die moeten bijdragen aan het tekort van persoonlijke beschermingsmiddelen.
Komt naar uw mening aanpassing van het «ziekmeldingsbeleid» feitelijk neer op de volgende keuze tussen twee kwaden: eerder mogen ziekmelden betekent minder beschikbare personeelsleden en dus mogelijk minder zorg voor bewoners, terwijl handhaving van de regels leidt tot onacceptabel hoge besmettingspercentages onder medewerkers en mogelijk meer risico voor bewoners? Hoe gaat u dit dilemma oplossen?
Het «ziekmeldingsbeleid» is al enige tijd als volgt: een zorgmedewerker met symptomen van COVID-19 (hoesten en/of neusverkouden en/of koorts) kan direct getest worden. Totdat de testuitslag bekend is blijven medewerkers met koorts thuis. Medewerkers zonder koorts blijven bij voorkeur thuis of gebruiken persoonlijke beschermingsmiddelen zodat de medewerker de cliënt niet besmet. Op deze manier wordt de zorgverlener als de cliënt beschermd. Daarnaast is het aan zorgaanbieders om te zorgen voor voldoende personeel. Overigens werken zorgaanbieders zelf ook aan andere oplossingen, zoals onder andere het versneld opleiden van nieuwe zorgverleners en het inzetten van zorgverleners die door het sluiten van de dagbesteding daar niet meer kunnen werken.
Tot hoeveel extra medewerkers in verpleeghuizen heeft het door het vorige kabinet daarvoor uitgetrokken geld inmiddels geleid?
De extra impuls van € 2,1 miljard voor de verpleeghuiszorg om de zorgaanbieders in staat te stellen om aan het kwaliteitskader verpleeghuiszorg te voldoen, wordt in deze kabinetsperiode in tranches beschikbaar gesteld (2018–2021). In de derde voortgangsrapportage «Thuis in het verpleeghuis»4 heb ik uw Kamer geïnformeerd over de laatste stand van zaken. De eerstvolgende voortgangsrapportage informeer ik u over de nieuwe cijfers.
Wilt u deze vragen zo spoedig mogelijk en separaat (dus niet enkel en alleen in uw volgende «coronabrief») beantwoorden?
Ja.
De tekorten aan beschermende middelen bij zorginstellingen |
|
Maarten Hijink (SP), Lilian Marijnissen (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wilt u reageren op de berichtgeving dat zorginstellingen en fabrikanten klagen over de samenwerking tussen het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH)?1
Wat is de reden dat er twee weken gewacht is op een reactie van de Minister voor Medische Zorg op de eigen productie van mondkapjes in Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat er veel bureaucratie is en er lang gewacht wordt met het doorhakken van knopen over de productie en verdeling van beschermingsmiddelen door het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en het LCH? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat diverse leveranciers niet of nauwelijks reactie krijgen op aanbiedingen die ze weken geleden al hebben gedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe groot is de capaciteit om binnengekomen beschermingsmiddelen te testen op kwaliteit? Op hoeveel locaties gebeurt dit en hoe is dat precies georganiseerd?
Klopt het dat het soms lang kan duren voordat de testresultaten worden teruggekoppeld aan leveranciers? Kan het voorkomen dat dit zo lang duurt dat de partij beschermingsmiddelen inmiddels al aan een ander land is verkocht?
Bent u bekend met signalen dat aanbiedingen van regelmatige aanvoer worden afgewezen? Kunt u uitleggen hoe vanuit het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hierin wordt geopereerd?
Waarom worden risico’s op dit moment vooral bij inkopers gelegd? Zou u niet meer garanties moeten bieden – zoals in Duitsland wel het geval is – zodat men er zeker van is dat ingekochte materialen ook daadwerkelijk afgenomen worden?
Klopt het dat het LCH zich met name op grote partijen richt, terwijl ook voor deze partijen geldt dat deze weggekaapt kunnen worden door andere landen? Kunt u dat toelichten?
Vind u het wenselijk en/of begrijpelijk dat zorginstellingen op grote schaal beschermende middelen bestellen buiten het Landelijk Consortium Hulpmiddelen om? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat is op dit moment de concrete bijdrage van de chemische industrie en bijvoorbeeld asbestsaneringsbedrijven om het tekort aan beschermingsmiddelen op te lossen? Waarom worden met deze sectoren geen dwingende afspraken gemaakt over het leveren van beschermingsmaterialen die ook hergebruikt kunnen worden?
Wilt u deze schriftelijke vragen beantwoorden in plaats van de antwoorden algemeen mee te nemen in uw wekelijke update over de ontwikkelingen met betrekking tot het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Het bericht “Kabinet schuift vanwege corona ook CO2-heffing industrie voor zich uit” |
|
Tom van der Lee (GL), Bart Snels (GL) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Kabinet schuift vanwege corona ook CO2-heffing industrie voor zich uit»?1
Ja.
Klopt het bericht dat de CO2-heffing voor de industrie wordt uitgesteld? Zo ja, wanneer bent u van plan de CO2-heffing wel te publiceren? Wanneer komt het voorstel naar de Kamer?
Nee, de internetconsultatie van het wetsvoorstel CO2-heffing industrie is gestart op 24 april jl. en loopt tot en met 29 mei. De planning is om het wetsvoorstel als onderdeel van het belastingplanpakket 2021 met Prinsjesdag aan te bieden aan uw Kamer.
Bent u nog steeds voornemens om de CO2-heffing per 1 januari 2022 in te voeren?
Nee, het kabinet is voornemens om de CO2-heffing voor de industrie, conform de afspraken in het Klimaatakkoord, per 1 januari 2021 in te voeren.
Deelt u de opvatting dat deze ingrijpende voorstellen op een goede en nette manier behandeld dienen te worden? Deelt u de opvatting dat kabinetsplannen allereerst met de Kamer moeten worden gedeeld, en niet met de media? Deelt u de opvatting dat het lekken van geruchten over de klimaatmaatregelen (rondom het Urgenda-vonnis en de CO2-heffing) ronduit slordig is en niet bevorderlijk is voor het parlementaire proces?
Ik ben het ermee eens dat deze voorstellen op een goede en nette manier behandeld dienen te worden en met uw Kamer gedeeld moeten worden. Het kabinet is voornemens om de CO2-heffing voor de industrie, conform de afspraken in het Klimaatakkoord, per 1 januari 2021 in te voeren.
Het wetsvoorstel zal als onderdeel van het belastingplanpakket 2021 met Prinsjesdag worden aangeboden aan uw Kamer. Op dit moment wordt een concept van het wetsvoorstel geconsulteerd via www.internetconsulatie.nl. Het pakket met extra maatregelen inzake het Urgenda-vonnis is 24 april jl. aan uw Kamer aangeboden.
Deelt u de analyse dat, aangezien de klimaatplannen niet naar de Kamer worden gestuurd terwijl er wel geruchten worden verspreid, er juist onrust wordt veroorzaakt en dat dit tegengesteld is aan uw bedoelingen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de klimaatcrisis te groot is om ver vooruit te schuiven?
Het blijft de inzet van het kabinet om het tijdspad van het Klimaatakkoord te volgen.
Bent u bereid de klimaatplannen zo snel mogelijk naar de Kamer te sturen, eventueel onder een licht voorbehoud gezien de huidige omstandigheden?
Het pakket met extra maatregelen inzake het Urgenda-vonnis is 24 april jl. aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 32 813, nr. 496).
Het uitstellen van klimaatmaatregelen en het bericht dat de CO2-heffing mogelijk wordt uitgesteld. |
|
Lammert van Raan (PvdD) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA), Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kabinet stelt CO2-heffing voor industrie uit om coronacrisis»?1
Ja.
Klopt het dat CO2-heffing wordt uitgesteld? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe zit het dan?
Nee.
Wanneer ontvangt de Kamer het wetsvoorstel voor de CO2-heffing?
De internetconsultatie van het wetsvoorstel CO2-heffing industrie is gestart op 24 april jl. en loopt tot en met 29 mei. De planning is om het wetsvoorstel als onderdeel van het belastingplanpakket 2021 met Prinsjesdag aan te bieden aan uw Kamer.
Wat is de huidige inhoudelijke stand van zaken omtrent dit wetsvoorstel?
Kunt u toelichten wat volgens u de gevolgen zijn voor de uitvoering van het Klimaatakkoord?
Aangezien de invoering van de CO2-heffing niet is uitgesteld, zijn er voor wat betreft dit onderdeel van het Klimaatakkoord geen gevolgen. Ten aanzien van de uitvoering van het Klimaatakkoord volgt het kabinet de borgingscyclus uit de Klimaatwet die ervoor zorgt dat de reductieopgave gehaald wordt.
Klopt het dat ook de vliegtaks mogelijk later wordt ingevoerd? Zo ja, waarom? Zo nee, hoe zit het dan?
De coronacrisis heeft zoals bekend ook zware gevolgen voor de luchtvaartsector, waarbij de ontwikkelingen in de komende periode nog zeer onzeker zijn. Het wetsvoorstel voor de invoering van de vliegbelasting voorziet inwerkingtreding van de vliegbelasting op een bij koninklijk besluit vast te stellen tijdstip. Achtergrond is dat op deze manier tot het laatste moment rekening kan worden gehouden met de mogelijke totstandkoming van een Europese belasting op luchtvaart. Het betekent ook dat een latere inwerkingtreding mogelijk is als gevolg van de coronacrisis.
Indien de vliegtaks wordt uitgesteld, wanneer wordt de vliegtaks dan wel ingevoerd?
Zie antwoord vraag 6.
Wanneer mag de Kamer de extra maatregelen inzake het Urgenda-vonnis verwachten?
Het pakket met extra maatregelen inzake het Urgenda-vonnis is 24 april jl. aan uw Kamer aangeboden (Kamerstuk 32 813, nr. 496).
Erkent u dat we momenteel meerdere crises tegelijkertijd doormaken, met naast de coronacrisis ook onder andere de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis? Zo nee, waarom niet?
Ook het tegengaan van klimaatverandering en biodiversiteitsverlies zijn urgente opgaven waar het kabinet mee bezig is, bijvoorbeeld door het nemen van extra maatregelen voor uitvoering van het Urgenda-vonnis en de uitvoering van maatregelen uit het Klimaatakkoord.
Bent u zich, naast de coronacrisis, ook bewust van de urgentie waarmee de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis moeten worden aangepakt? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Zie antwoord vraag 9.
Erkent u dat het economische model van vóór de coronacrisis juist onderdeel was van het probleem waardoor we nu te maken hebben met onder andere de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis? Zo nee, waarom niet?
Uitstootbeperking grijpt niet aan bij het ene of andere economische model, maar vraagt de inspanningen zoals neergelegd in het Klimaatakkoord.
Erkent u dat wanneer we de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis nog verder laten ontsporen, de kosten in de brede zin van het woord vele malen hoger kunnen uitpakken dan het economische steunpakket dat nu wordt uitgewerkt? Zo nee, waarom niet?
Er zijn verschillende onderzoeken die uitwijzen dat het niet nemen van maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan uiteindelijk tot hogere maatschappelijke kosten zal leiden dan de maatregelen die onze broeikasgasuitstoot helpen verminderen.
Erkent u dat de enorme financiële middelen die nu ter beschikking komen, gebruikt zouden kunnen worden om de transitie te versnellen naar een daadwerkelijk toekomstbestendige economie, binnen de grenzen van onze planeet? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat veel bedrijven sowieso al moesten veranderen om ook een rol te kunnen spelen in de toekomstige economie, waarin we de klimaatcrisis en biodiversiteitscrisis zo snel mogelijk moeten hebben opgelost en de grenzen van de planeet niet worden overschreden? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat veel bedrijven daarom juist gebaat zouden zijn bij het inzetten van de enorme financiële middelen die nu vrijkomen, om de transitie te versnellen naar een daadwerkelijk toekomstbestendige economie, binnen de grenzen van onze planeet? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat veel bedrijven daarom juist niet gebaat zouden zijn bij het herstellen van de oude status quo van vervuiling, uitbuiting en schaalvergroting? Zo nee, waarom niet?
Erkent u dat een groot deel van het geld dat u nu nog steekt in het terug laten keren van de fossiele en natuur-ontwrichtende economie, zal eindigen als «gestrande bezitting»? Zo nee, waarom niet?
Wat gaat u doen om de enorme financiële middelen die nu vrijkomen, slim te benutten zodat we alle crises tegelijkertijd aanpakken?
Wat gaat u doen om alle tijd die onder dit kabinet werd en wordt verloren met de aanpak van de klimaat- en biodiversiteitscrisis, weer in te halen?
De betrokkenheid van Nederland bij spionageoperatie ‘Rubicon’ en afluistergenootschap ‘Maximator’ |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Sinds wanneer bent u op de hoogte van de betrokkenheid van ons land bij spionageoperatie «Rubicon»? Wanneer was uw ministerie hiervan op de hoogte? Wie heeft wanneer besloten tot deelname aan deze spionageoperatie? Is deze operatie nog steeds aan de gang?1
In het openbaar worden geen uitspraken gedaan over het kennisniveau en de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
In algemene zin kunnen we zeggen dat samenwerking met buitenlandse diensten een belangrijk onderdeel is van het werk van de AIVD en de MIVD en noodzakelijk is voor de goede taakuitvoering. De Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) ziet toe op de rechtmatige uitvoering van deze bevoegdheid.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van onze betrokkenheid bij het afluistergenootschap «Maximator»? Wanneer was uw ministerie hiervan op de hoogte? Wie heeft wanneer besloten tot deelname aan dit afluistergenootschap? Is het waar dat dit verbond bestaat uit Nederland, Duitsland, Frankrijk, Zweden en Denemarken? Is dit afluistergenootschap nog altijd actief?
Zie antwoord vraag 1.
Waarom is het actief afluisteren van buurlanden en bondgenoten zoals België en Italië volgens u gewenst? Waarom is het volgens u geoorloofd? Waarom mogen Nederlandse geheime diensten hier aan meewerken? Gebeurt dit nog altijd?
Zie antwoord vraag 1.
Welke Nederlandse bedrijven zijn nu of in het verleden direct of indirect betrokken geweest bij «Operatie Rubicon»? Is het waar dat Philips bij deze operatie betrokken is geweest? Wisten deze bedrijven bij wat voor soort operatie zij betrokken waren? Wisten de bedrijven dat in deze operatie agenten en andere betrokkenen om het leven zijn gekomen? Hebben vertegenwoordigers van deze bedrijven zélf ooit gevaar gelopen?
In het openbaar worden geen uitspraken gedaan over het kennisniveau en de werkwijze van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
In algemene zin geldt dat op grond van artikel 41 van de Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten 2017 de diensten bevoegd zijn tot de inzet van agenten. De CTIVD ziet toe op de rechtmatige uitvoering van deze bijzondere bevoegdheid.
Is het geoorloofd dat vertegenwoordigers van bedrijven, zonder dat ze dit weten, door geheime diensten worden ingezet als agenten? Is het waar dat Crypto AG, maar ook Philips, mensen naar landen als Iran, Saoedi-Arabië, China en Turkije stuurde met afgezwakte apparaten, zonder dat die mensen wisten dat ze betrokken waren bij een operatie in het kader van «Rubicon»? Wanneer wist u dat vertegenwoordigers van bedrijven die, zonder het te weten, actief waren in het kader van «Rubicon», gevangen hebben gezeten en zelfs zijn vermoord in Iran, Pakistan en Saoedi-Arabië?
Zie antwoord vraag 4.
Welke geheime diensten in ons land waren betrokken bij afluistergenootschap «Maximator»? Welke geheime diensten in ons land waren betrokken bij spionageoperatie «Rubicon»? Hebben bepaalde diensten wél en andere niet bepaalde gegevens gekregen? Wist bijvoorbeeld de Militaire Inlichtingendienst hoe de Binnenlandse Veiligheidsdienst (BVD) was betrokken? Kreeg het Technisch Informatie Verwerkingscentrum (TIVC), de afluisterdienst van de Marine, informatie over de afgezwakte Aroflex die, op verzoek van de National Security Agency (NSA) en met medewerking van het Nationaal Bureau Verbindingsbeveiliging (NBV), een afdeling van de BVD, aan Turkije werd geleverd?
Zie antwoord vraag 1.
Het mondiale tekort aan vaccinaties |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Deelt u de opvattingen in het artikel «Coronavirus risks creating a lethal vaccine gap» dat het tekort aan vaccinaties een groot gezondheidsrisico vormt in de lage inkomenslanden?1
Ja. Daarbij geldt dat niet zozeer de aanvoer van vaccins maar het opschorten van vaccinatiecampagnes gezien wordt als het grootste gezondheidsrisico.
Kunt u aangeven welke 21 landen met tekorten dreigen te kampen en welke van deze landen in de Nederlandse focusregio’s liggen?
Genoemde lijst van 21 landen opgesteld door UNICEF was gebaseerd op een dreigende opschorting van intercontinentale vluchten en niet op beschikbare voorraden van vaccins in de betreffende landen. De meeste vluchten vonden echter alsnog plaats volgens schema. Momenteel is het niet zozeer de aanvoer van vaccins die immunisatie in een land in gevaar brengt, maar de opschorting van vaccinatiecampagnes in de betreffende landen zelf. Navraag bij GAVI leerde dat evenwel de volgende landen kampen met een dreigend vaccintekort: Ivoorkust; Pakistan; Uganda; Cambodia; Burundi; Tajikistan; Tsjaad.2
Kunt u bevestigen dat 13,5 miljoen mensen in de 14 armste landen binnen korte tijd zonder vaccins zitten? Zo ja, kunt u daarbij aangeven wat er wordt gedaan door Nederland en internationale organisaties om dit tekort aan vaccinaties aan te pakken?
De genoemde 13,5 miljoen mensen betreft de totale doelgroep die zou zijn bereikt met alle geplande grootschalige vaccinatiecampagnes voor de periode maart-december 2020 als er geen uitbraak van COVID-19 had plaats gevonden. Outreach activiteiten, waar gezondheidswerkers proactief gemeenschappen bezoeken om routinevaccinaties aan te bieden, zijn echter in meerdere landen vanwege de «lockdown» opgeschort.3 Veel gezondheidswerkers worden ingezet bij de COVID-19 respons. Waarschijnlijk zal het aantal niet volledig geïmmuniseerde kinderen verder oplopen, vanwege de opschorting van grootschalige landelijke vaccinatiecampagnes en het gebrek aan voldoende gezondheidswerkers voor het uitvoeren van routinevaccinaties.
Nederland en internationale organisaties sporen regeringen aan om immunisatie programma’s te intensiveren zodra «lockdowns» worden versoepeld en zich bij het inhalen van de gemiste vaccinaties vooral te richten op de armste en meest kwetsbare kinderen.4
Kunt u aangeven hoe de maatregelen met betrekking tot »physical distancing» zoals afgekondigd door de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO), eraan bijdragen dat kinderen noodzakelijke vaccinaties mislopen? Hoe kan dat verholpen worden?
Vaccinaties worden beperkt door de noodzaak van «physical distancing» en door «lockdown» maatregelen in verschillende landen.5 Routinevaccinatie gebeurt nog wel op bescheiden schaal in gezondheidsklinieken onder strikte hygiëne en «physical distancing» maatregelen. Multilaterale actoren als UNICEF en GAVI, alsook NGOs en andere organisaties die actief zijn in vaccinatieprogramma’s, dienen zich aan deze nationale maatregelen te houden.
Meerdere instellingen staan klaar om grootschalige landelijke vaccinatiecampagnes te ondersteunen zodra de «lockdown» op landenniveau wordt opgeheven. Hierbij gaat het om ondersteuning bij het herstel van gezondheidssystemen en om verhoging van de dekkingsgraad voor vaccinaties. Verder werken internationale partners aan het versterken van de «epidemic preparedness» van gezondheidssystemen in lage-inkomens landen.
Bent u op de hoogte van het feit dat er bij de laatste uitbraak van ebola in 2014–2016 een veelvoud aan slachtoffers van ebola is gevallen aan de gevolgen van HIV, TBC en malaria? Worden dergelijke cijfers nu ook bijgehouden als gevolg van de adsorberende kracht die vanuit de bestrijding van COVID-19 uitgaat op de zorgsector, waardoor reguliere zorg ontbreekt?
Tijdens de 2014–2016 Ebola-epidemie in West Afrika is gebleken dat een gelijktijdige epidemie van een andere infectieziekte een vernietigend effect heeft op de mogelijkheid van gezondheidssystemen om reguliere gezondheidszorg te leveren. Er zijn naar schatting 10.600 mensen gestorven aan HIV, tuberculose en malaria, bijna zo veel als het sterftecijfer ten gevolge van Ebola zelf. Ook zijn er ten tijde van de Ebola epidemie ongeveer 2.5 keer zoveel mensen overleden aan mazelen dan aan Ebola. Aantallen en oorzaken voor sterfgevallen worden routinematig verzameld door nationale «health information systems». Een vergelijking van deze sterftecijfers ten tijde van de COVID-19 pandemie met sterftecijfers van de periode voor de COVID-19 zal de additionele sterftecijfers aan HIV, TBC en malaria aantonen.6
Bent u bereid beleid te maken en middelen in te zetten om het toenemend aantal slachtoffers van niet COVID-19 gerelateerde ziekten mede aan te pakken?
Nederland zet zich samen met andere partners in voor versterking van gezondheidssystemen in die landen waar SRGR tot de prioritaire thema’s behoort.
De respons op COVID-19 zet de vaak al fragiele gezondheidssystemen in ontwikkelingslanden verder onder druk.7 Nederland geeft binnen het SRGR-programma nadrukkelijk aandacht aan de versterking van gezondheidssystemen juist om gezondheidsinstellingen in staat te stellen de noodzakelijke reguliere zorg te kunnen blijven bieden. Van het SRGR budget gaat 40% naar multilaterale organisaties zoals WHO, GFATM, GAVI, en UNFPA die zorgsystemen direct versterken. Nederland financiert daarnaast de Global Financing Facility (GFF), een initiatief van de VN en de Wereldbank waarin specifiek het versterken van nationale gezondheidssystemen centraal staat. Ook in de COVID-19 respons combineert GFF dit met reguliere versterking van gezondheidssystemen die nu extra onder druk staan. Daarmee draagt GFF bij aan het voorkomen van een grotere gezondheidscrisis.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het aanstaande Schriftelijk Overleg Ontwikkelingssamenwerking?
Helaas is dit niet gelukt.
Het bijgesteld advies van het Capaciteitsorgaan ‘Capaciteitsplan 2011-2024’ en de opleidingscapaciteit van tandartsen |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Is het juist dat het Capaciteitsorgaan een bijgesteld advies heeft uitgebracht voor Medische en Tandheelkundige Vervolgopleidingen, omdat het Centraal Bureau voor de Statistiek in zijn nieuwe Kernprognose bevolking 2019–2060 een extra bevolkingstoename van ruim 900.000 heeft geraamd?1
Vindt u deze ramingen adequaat?
Bent u bereid dit advies over te nemen met name ook met betrekking tot de jaarlijkse instroom van studenten geneeskunde en de instroom te handhaven op 2900 en deze niet te verlagen naar 2700 studenten?
Wilt u ook het advies overnemen om bij het toekennen van opleidingsplaatsen uit te gaan van de bovenkant van de bandbreedte aan instroom dat het Capaciteitsorgaan in zijn nieuwe advies voorstelt? Zo neen, waarom niet?
Klopt het dat de huidige opleidingscapaciteit voor tandartsen 240 per jaar bedraagt?
Klopt het dat het Capaciteitsorgaan in zijn nieuwste advies pleit voor een opleidingscapaciteit voor tandartsen van 359?
Is het juist dat u de instroom van mondzorgkunde en tandheelkunde in 2021 niet wilt uitbreiden, ondanks dat het Capaciteitsorgaan aangegeven heeft dat er meer tandartsen moeten worden opgeleid om de vraag in de komende jaren aan te kunnen?2
Vindt u het wenselijk dat door het niet uitbreiden van de opleidingscapaciteit u zorgt voor een grotere tweedeling in de mondzorg, omdat een gebrek aan tandartsen en mondhygiënisten leidt tot minder goed bereikbare mondzorg voor de lagere sociaaleconomische groeperingen? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Hoe is de capaciteit van zorgopleidingen wanneer deze moet worden aangepast gerelateerd aan het budget van OCW? Hoeveel extra geld is ermee gemoeid als de capaciteit voor tandartsen wordt uitgebreid conform het voorstel van het Capaciteitsorgaan?
Bent u bereid om uw besluit te heroverwegen en alsnog de capaciteit van mondzorgkunde en tandheelkunde uit te breiden op basis van het bijgestelde advies van het Capaciteitsorgaan en in lijn met de antwoorden op Kamervragen, waaraan men de hoop kon ontlenen dat het advies zou worden overgenomen? Zo neen, waarom niet?4
Het bericht ‘Corona-app dreigt te mislukken door enorme haast van kabinet’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Corona-app dreigt te mislukken door enorme haast van kabinet»?1
Kunt u nader ingaan op de tijdlijn voor de ontwikkeling van de vorige week aangekondigde Corona-app? Wat is de reden dat op zaterdag, zonder dat dit is aangekondigd tijdens het debat op 8 april, een tender online werd geplaatst? Waarom is de deadline van die tender gezet op dinsdag 14 april 2020, 12:00 uur, net na Pasen?
Vindt u dit een realistische deadline voor experts en bedrijven om een gedegen reactie op de tender voor te bereiden? Hoe zijn de deadlines met betrekking tot de ontwikkeling van de app (18 april een publieke proef en eind van de maand gereed voor verspreiding) tot stand gekomen? Vindt u dit realistische deadlines om een app te ontwikkelen en te waarborgen dat de app aan alle in de tender beschreven uitgangspunten voldoet? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de uitgangspunten met betrekking tot de cyberveiligheid? Kunt u onderbouwen in hoeverre het onder deze strenge deadlines mogelijk is om een veilige app te bouwen?
Kunt u uitsluiten dat u reeds een voorkeur voor een bepaalde aanbieder van een Corona-app heeft? Is er de afgelopen weken reeds contact geweest met aanbieders van Corona-apps? Zo ja, welke?
Waarom vraagt de aanbesteding uitsluitend om reeds bestaande, uitontwikkelde en werkende oplossingen? Worden hiermee innovatieve oplossingen die op dit moment nog niet volledig zijn uitontwikkeld niet ten onrechte uitgesloten?
Hoe zijn de uitgangspunten in de tender tot stand gekomen? Waarom staat opensource niet als uitgangspunt in de tender, aangezien u tijdens het debat op 8 april jl.: «Open source: dat kan ik me ook heel goed voorstellen» zei?
Heeft u de brief van een groep van zestig wetenschappers en experts over de corona-apps gelezen? Bent u het ermee eens dat het vertrouwen van wetenschappers en experts in de apps van groot belang is voor de effectiviteit van de apps, indien deze worden ingezet? Wat doet u om dat vertrouwen te creëren?
Kunt u deze vragen voor het debat op donderdag 16 april beantwoorden?
Een alomvattend aanvalsplan om het risico op toekomstige overspringende zoönotische infectieziekten drastisch te verkleinen |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Eva van Esch (PvdD), Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (CU), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kunt u bevestigen dat circa 75 procent van alle in het afgelopen decennium opkomende infectieziekten in mensen zoönotisch zijn, dat wil zeggen dat ze worden overgedragen van dieren op mensen?1
Er zijn diverse kwantitatieve analyses uitgevoerd waarbij de inschatting is dat het gaat om een percentage tussen de 60 en de 75 procent.
Erkent u dat elk van de volgende recente grote infectieziekte-uitbraken een zoönose was: SARS, MERS, Q-koorts, de Mexicaanse griep, ebola, corona en zika?
De introductie van elk van deze infectieziekten heeft vanuit een dierreservoir plaatsgevonden. De belangrijkste stuwende kracht van de uitbraken van SARS, COVID-19, Ebola en Mexicaanse griep was een overdracht van mens tot mens.
Kunt u bevestigen dat de bovenstaande uitbraken in totaal wereldwijd tot zeker 260.000 vroegtijdige sterfgevallen hebben geleid?
Wij kunnen deze inschatting van het aantal sterfgevallen bevestigen.
Tot hoeveel economische schade hebben bovenstaande uitbraken naar schatting geleid?
Het inschatten van de totale economische schade van deze uitbraken is complex. Bovendien zijn de virusuitbraken onderling lastig vergelijkbaar.
Voor de coronacrisis geldt dat duidelijk is dat deze grote gevolgen gaat hebben voor de Nederlandse economie. De omvang hiervan is echter nog zeer onzeker.
Daarnaast verschilt de economische schade per genoemde uitbraak, omdat de uitbraken verschillen in duur en verspreiding. Het SARS-virus kende bijvoorbeeld een zeer beperkte regionale verspreiding, waardoor de wereldwijde impact beperkt was. Verder vonden de uitbraken plaats in verschillende periodes. Economieën zijn nu bijvoorbeeld sterker internationaal verbonden dan in 2003, ten tijde van de uitbraak van het SARS-virus, waardoor de impact van een uitbraak nu groter is. Onderstaande tabel probeert desondanks op basis van verschillende bronnen een overzicht te bieden van de economische effecten van de genoemde uitbraken.
2002/2003
China, Hongkong, Singapore, Taiwan
Wereldbank (2008)
China: USD 14,8 mld. (0,4% bbp-krimp in 2003). Hongkong en Singapore beide 1,1% bbp-verlies in 2003. Taiwan: 0,6–0,7% bbp-krimp. Wereldwijd verlies geschat op USD 54 mld.
2012–2016
Midden-Oosten en Zuid-Korea
WHO (2019) en Nomura (2015)
USD 12 mld. 0,3%-punt bbp-krimp in Zuid-Korea (2,2% i.p.v. 2,5% groei) in 2015.
2007–2009
Nederland
SEO economisch onderzoek (2011)
De totale schade is naar schatting EUR 161–336 mln. van 2007–2010. O.a.:
Verlies kwaliteit van leven (EUR 67–145 mln.).
Ziekteverzuim (EUR 12,5–96,5 mln.).
2009/2010
Pandemie
Kamerstuk 22 894, nr. 308 (2011)
De aanpak kostte Nederland EUR 340 mln. van 2009–2011.
2014
West-Afrika
Wereldbank (2014)
USD 2.2 mld. bbp-verlies in 2015 in Guinea (bbp-groeiverwachting gedaald met 3,9%-punt, van 4.0% naar 0,1%, in 2015) Liberia (bbp-groei daalde van 8,7% in 2013 naar 0,7% in 2014) en Sierra Leone (–21,5% bbp-groei in 2015).
2015/2016
Latijns-Amerika en het Caribisch gebied
Wereldbank (2016)
USD 3,5 mld. in 2016 (0,06% bbp) in Latijns-Amerika en het Caribisch gebied.
2019/2020
Pandemie
CPB (2020)
IMF (2020)
Verwachte bbp-krimp in Nederland 1,2–7,7% in 2020.
Verwacht 3% bbp-krimp wereldwijd en 7,5% bbp-krimp in Nederland in 2020.
Erkent u dat wetenschappers, waaronder de meest vooraanstaande virologen, en de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) al jaren waarschuwen dat epidemische uitbraken van zoönotische infectieziekten de afgelopen jaren zijn toegenomen, en dat het wachten was op de volgende ontwrichtende pandemie?23456
Ja. We zijn ons in Nederland bewust van de risico’s en zorgen ervoor dat de kans op dierziekten, waaronder zoönosen, zo klein mogelijk is. Zo werken overheid, sectoren en veterinaire zorg in Nederland goed samen om dierziekten te voorkomen, snel te ontdekken, te beheersen of te bestrijden. In 2011 is in Nederland de zogenaamde zoönosestructuur ingericht om ervoor te zorgen dat de humane en veterinaire gezondheidsorganisaties, waaronder de Ministeries van VWS en LNV, goed met elkaar samenwerken (https://www.onehealth.nl/over-one-health/zoonosenstructuur). Zoönotische signalen worden beoordeeld en indien nodig wordt er opgeschaald. Deze manier van werken wordt internationaal uitgedragen, bijvoorbeeld via het One Health-project (COHESIVE) en de Global Health Security Agenda, om andere landen te ondersteunen zich voor te bereiden op opkomende zoönosen.
Kunt u bevestigen dat de milieuorganisatie van de Verenigde Naties (UNEP) waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door de grootschalige en intensieve veehouderij?7
In het door u aangehaalde artikel wordt gesteld dat productiedieren een zogenaamde epidemiologische brugfunctie kunnen vervullen bij het overspringen van infecties van wilde dieren naar de mens.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op het overspringen van ziektes van dieren op mensen vergroot wordt door ontbossing en menselijke activiteiten in ecosystemen, vanwege het daarmee vergrote contact tussen mensen en in het wild levende dieren?
Ja, in het UNEP Frontiers rapport uit 2016 werd gesteld dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor was voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In het officiële persbericht over COVID 19 wordt door de Executive Secretary van UNEP aangegeven dat door het degraderen van de ecosystemen en menselijke inbreuk op de natuur, wij als mensen de gezondheid in gevaar brengen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat de illegale handel in wilde dieren het risico op de uitbraak van zoönosen vergroot?
Veel factoren zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. In het twitterbericht van UNEP van 1 april jl. wordt illegale en ongereguleerde handel in wilde dieren als een factor genoemd, naast andere factoren als veranderingen in landgebruik, intensieve landbouw en klimaatsverandering. Er wordt verwezen naar het UNEP frontiers rapport uit 2016. In dat rapport in het hoofdstuk «Zoonoses» (pag. 18–27) wordt echter de illegale handel niet genoemd. Er wordt daarin wel aangegeven dat steeds meer dieren worden gehouden door steeds meer mensen en er daardoor meer mogelijkheden van overdracht ontstaan. Ook stelt UNEP in het rapport dat directe overdracht van wilde dieren naar mensen zelden voorkomt, maar dat gedomesticeerde dieren daarin een brugfunctie kunnen vervullen.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op zoönotische uitbraken vergroot wordt door het gebruik van antibiotica in de veehouderij, waardoor resistente bacteriën gemakkelijker kunnen ontstaan?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, zijn er vele factoren die van invloed zijn op de problematiek van zoönosen. Een infectieziekte die van dier op mens overgaat kan ook een resistente bacterie betreffen. Antibioticaresistentie is een bedreiging voor de gezondheid van mens en dier. Daarom wordt in binnen- en buitenland al jaren ingezet op verlaging van het antibioticumgebruik, humaan en veterinair. Dit is een effectieve manier om vermindering van antibioticaresistentie te bereiken.
Kunt u bevestigen dat het UNEP waarschuwt dat het risico op nieuwe zoönotische ziekte-uitbraken vergroot wordt door de klimaatverandering?
Ja, dat kunnen wij bevestigen.
Erkent u dat zowel hoog- als laagpathogene vogelgriepvirussen van dieren op mensen overgedragen kunnen worden?
Sommige laag- en hoogpathogene typen van het vogelgriepvirus kunnen op mensen worden overgedragen.
Kunt u bevestigen dat de mortaliteit van het vogelgriepvirus H5N1 onder mensen 60% is?8
Sommige bronnen, zoals de WHO, vermelden een mortaliteit in de groep geïnfecteerden van 60%. Andere melden dat de mortaliteit niet goed te bepalen is, omdat niet alle gevallen gediagnostiseerd worden en er mogelijk ook H5N1-infecties subklinisch (zonder ziekteverschijnselen) verlopen.
Erkent u dat wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het vogelgriepvirus H5N1 met vijf mutaties zó veranderd kan zijn dat het gemakkelijk overdraagbaar is van mens op mens? Hoeveel mutaties zijn daarvoor nodig bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen?
Wetenschappers van het Erasmus MC hebben aangetoond dat het H5N1 vogelgriepvirus met vijf mutaties overdraagbaar werd tussen fretten. Zij stelden dat het onwaarschijnlijk was dat dit virus tussen mensen zou verspreiden. Hoeveel mutaties nodig zijn bij andere hoog-pathogene vogelgriepvirussen is niet bekend, maar dezelfde onderzoekers lieten in een tweede publicatie zien dat de kans op het ontstaan van mens-overdraagbare varianten van hoog-pathogene vogelgriepvirussen in de natuur bijzonder klein is.
Kunt u bevestigen dat griepvirussen, dus ook het vogelgriepvirus, van zichzelf een relatief hoge mutatiesnelheid hebben?
Vogelgriepvirussen hebben een hoge mutatiesnelheid, net zoals de meeste RNA-virussen (Ribo Nucleic Acid, ribonucleïnezuur).
Kunt u bevestigen dat de uitbraak van de Mexicaanse griep in 2009 veroorzaakt werd door mutaties in de varkensgriep in Noord-Amerika, en het heen en weer springen van het virus tussen mens en dier waardoor het virus zó veranderde dat het resistent was voor menselijke antistoffen, waardoor vele mensen ziek werken en overleden? Zo nee, waardoor werd de uitbraak dan veroorzaakt?
De precieze herkomst van het H1N1 Influenza A-virus, dat in 2009 voor het eerst in Mexico werd aangetroffen, is onbekend. Het virus bevatte naast kenmerken van varkensgriepvirussen ook kenmerken van humane griep- en vogelgriepvirussen. Een direct verband met een varken is echter niet aangetoond. De meeste landen, waaronder Nederland, gebruiken de term «varkensgriep» daarom niet, omdat er geen eenduidig verband is aangetoond met varkens. Er zijn geen aanwijzingen dat het virus resistent is geworden tegen antistoffen. Het RIVM beschouwt deze griepepidemie nu als een «normale» griep veroorzaakt door Influenza A H1N1.
Erkent u dat varkens besmet kunnen worden door varkensgriepvirussen, vogelgriepvirussen en humane virussen en dat deze besmettingen tegelijk in één dier kunnen plaatsvinden?
Van varkens is bekend dat ze gevoelig zijn voor influenza A-virusstammen, ook voor aviaire en humane influenzastammen. Het is niet uit te sluiten dat een besmetting met influenzavirussen van verschillende herkomst op één moment plaats vindt, maar de kans daarop is heel klein. Spreiding tussen varkens van andere influenzastammen dan typische varkensinfluenza-isolaten wordt door het European Centre for Disease Prevention and Control (ECDC) beschouwd als een zelden optredend fenomeen.
Erkent u dat virussen daarom in varkens gemakkelijk kunnen muteren en evolueren, waardoor varkens als «mixing vessels» (mengvaten) voor virussen kunnen worden beschouwd?
Niet alle virussen die bij varkens voorkomen muteren snel en vaak. Influenza A-virusstammen zijn bekend om de antigene drift, het telkens veranderen van de genetische opmaak. Dit gebeurt bij alle influenza A stammen, ook die van de mens en bij vogels. ECDC geeft aan dat de verandering van Influenza A stammen van varkens minder vaak optreedt dan bij Influenza A stammen bij mensen. Als een varken op hetzelfde moment besmet wordt met verschillende influenza A stammen zou er re-assortment (uitwisseling van erfelijk materiaal tussen deze stammen in het varken) kunnen optreden. De kans dat een varken op een en hetzelfde moment wordt besmet is zeer klein en daarmee dus de kans dat er een nieuw virus ontstaat. Het is niet te voorspellen of dit gebeurt, wanneer en wat dit betekent voor de humane gezondheid.
Kunt u bevestigen dat er tussen 2014 en 2018 20 uitbraken waren van hoog-pathogene vogelgriep bij Nederlandse pluimveehouderijen? Hoeveel uitbraken waren er in 2019?
Er waren van 2014 tot en met 2018 20 uitbraken van hoog-pathogene vogelgriep bij pluimveebedrijven in Nederland. In 2019 waren er geen uitbraken in Nederland.
Kunt u bevestigen dat in 2019 in het reguliere vogelgriep monitoringsprogramma 20 Nederlandse pluimveehouderijen positief getest zijn op laag-pathogene vogelgriep?
Er werden in 2019 op 48 bedrijven antistoffen tegen LPAI-virussen aangetoond, waarvan in twee gevallen antistoffen tegen een H5-virus en eenmaal tegen een H7-virus. Alleen de H5- en H7-typen zijn bestrijdingsplichtig. De overige 45 waren andere, niet-bestrijdingsplichtige typen van het vogelgriepvirus. Deze bevindingen komen deels uit het reguliere monitoringprogramma en deels uit de zogenaamde early warning meldingen.
Kunt u bevestigen dat hoog-pathogene vogelgriep in de eerste maanden van 2020 is opgedoken in Polen, Slowakije, Hongarije, Roemenië, Tsjechië, Bulgarije en Duitsland, waarbij in het geval van Duitsland vogelgriep is vastgesteld op 45 kilometer van de Nederlandse grens?
Ja. De eerste meldingen van hoog-pathogene vogelgriep kwamen eind 2019 uit Polen. Hierna zijn ook uitbraken gemeld uit de andere Europese lidstaten en landen.
Erkent u dat door het gericht fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde commercieel gewenste eigenschappen (zoals snelle groei) de genetische diversiteit van de dieren in de afgelopen decennia sterk is afgenomen?
Commerciële fokprogramma’s zijn gericht op genetische verbetering van de gewenste fokdoelkenmerken, maar duurzame fokprogramma’s moeten zich tegelijkertijd ook richten op het lange termijn behoud van genetische diversiteit binnen de fokpopulatie. Fokkerij-organisaties proberen in het algemeen de inteelttoename en daarmee het verlies van genetische diversiteit beperkt te houden. Monitoring van de impact van fokkerij strategieën en van selectie is belangrijk. In de Nederlandse veehouderij worden op kleine schaal ook dieren van zeldzame rassen gehouden. In kleine populaties van zeldzame rassen is genetische drift (toeval) ook vaak een oorzaak van verlies van genetische diversiteit binnen de populatie.
Erkent u dat door het fokken van dieren in de veehouderij op bepaalde eigenschappen (zoals snelle groei) het afweersysteem tegen ziektes gemiddeld gezien slechter is geworden in de afgelopen decennia?9
Die stelling kunnen wij niet onderschrijven. Er is geen bewijs dat er nu meer infectieziekten bij landbouwhuisdieren voorkomen dan een aantal decennia geleden of dat dieren nu gevoeliger zijn voor infectieziekten. Of er ziekte optreedt hangt van heel veel factoren af, zoals hygiëne, bedrijfsvoering en huisvesting, en hangt niet alleen samen met het afweersysteem van het dier.
Ziet u de erfelijke versmalling en het verminderde afweersysteem als serieuze risico’s voor het ontstaan van nieuwe zoönotische mutaties en de verspreiding daarvan?
De relatie tussen fokkerij en gevoeligheid van dieren voor ziekten is zeer complex. Er zijn verschillende factoren van invloed op de gevoeligheid voor dierziekten, en erfelijke eigenschappen van een dier kunnen daarbij een rol spelen.
Kunt u bevestigen dat Nederland het meest veedichte land ter wereld is, met het hoogste aantal kippen en varkens per vierkante kilometer in vergelijking met andere landen?101112 Zo nee, waarom niet?
Ja. Nederland heeft door zijn beperkte oppervlakte een hoge veedichtheid, vooral in Zuidoost Nederland. In andere Europese landen is de veehouderij geconcentreerd in regio’s met een veedichtheid die vergelijkbaar is met de veedichtheid in Zuidoost Nederland. Het gaat hier om Vlaanderen, het westen van Niedersachsen (Duitsland), Bretagne (Frankrijk) en de Po-vlakte (Italië).
Kunt u bevestigen dat onderzoekers virussen hebben gevonden bij schubdieren die lijken op Covid-19 en dat er sterke aanwijzingen zijn dat het schubdier als tussenschakel heeft gediend bij de overdracht van Covid-19 op de mens?13
In een recente publicatie in Nature hebben Chinese onderzoekers melding gemaakt van de vondst van SARS-CoV-2-gerelateerde coronavirussen in een Javaans schubdier (Manis javanica). Volgens de onderzoekers suggereert deze bevinding dat schubdieren mogelijk gastheer zijn van nieuwe coronavirussen. Van deze soort is bekend dat zij coronavirussen bij zich kunnen dragen, maar daarmee is nog niet bewezen dat een schubdier bij aanvang van de huidige pandemie van SARS CoV-2 een brugfunctie heeft vervuld.
Kunt u bevestigen dat juist het schubdier een van de meest verhandelde wilde zoogdieren is?14
Het schubdier, ook wel pangolin genoemd, heeft de hoogste beschermingsstatus binnen CITES: de commerciële handel is internationaal verboden. Er zijn Afrikaanse en Aziatische soorten. De instandhouding van deze soorten in het wild wordt ernstig bedreigd door stroperij en illegale handel. Internationaal worden grote hoeveelheden schubben van Afrikaanse soorten gesmokkeld naar Azië.15
Erkent u dat Nederland een belangrijke rol kan spelen in het voorkomen van de uitbraak van toekomstige infectieziekten door de legale en illegale handel in wilde dieren, zowel op internationaal als nationaal vlak, te bestrijden?
De manier waarop we met wilde dieren omgaan, en ook de wijze waarop we met de natuur omgaan en het verlies van biodiversiteit in de wereld zijn van invloed op de problematiek van zoönosen. Zoals aangegeven in de reactie op motie van het lid van Esch (PvdD) (zie Kamerstukken 25 295, nr. 87 en 25 295, nr. 200) zal indien er signalen zijn dat de internationale handel in (wilde) dieren bij de verspreiding van een zoönose een rol speelt, Nederland dit Europees aankaarten; er is een bestaand Europees juridisch kader om importmaatregelen te treffen ten behoeve van de dier- of volksgezondheid, als dat nodig en proportioneel is.
Zoals toegezegd in bovengenoemde brief zal de Chief Veterinary Officer het onderwerp inzake handel in wilde dieren als mogelijke bron van nieuwe infectieziekten bespreken met haar Europese collega’s.
Ten algemene is illegale handel in beschermde diersoorten een bedreiging van de biodiversiteit en onacceptabel. Hierop wordt blijvend gehandhaafd in nauwe samenwerking met Europese en internationale partners.
Bent u bereid zich hiervoor met spoed in te zetten in internationaal (Convention on International Trade in Endangered Species of Wild Fauna and Flora (CITES) en WHO) en EU-verband?
Zoals in het antwoord op vraag 27 verwoord, zet de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit zich hier vooral in Europees verband voor in. Dit staat los van het CITES-verdrag. Het CITES-verdrag ziet toe op de bescherming van de mondiale biodiversiteit en de rol die internationale handel daarin speelt, en niet op de volksgezondheid.
Waarom is het nog altijd toegestaan om wilde en exotische dieren te verhandelen op beurzen en markten in Nederland, terwijl wetenschappers waarschuwen dat «markten met levende dieren een broeihaard van ziektes» zijn? Bent u bereid deze markten in het kader van de preventie van de verspreiding van zoönosen per direct te verbieden? Zo nee, waarom niet?1516
In Nederland zijn beurzen en markten van dieren onder voorwaarden toegestaan voor de verkoop van dieren van legale herkomst. Het gaat dan veelal om gefokte dieren. De algemene voorwaarden staan beschreven in het Besluit houders van dieren. Eén van de algemene regels is dat alle dieren worden gezien en gecontroleerd door een dierenarts voordat de dieren worden toegelaten tot de beurs of markt. Voor sommige diersoorten/-groepen gelden aanvullende regels of zijn markten geheel verboden met het oog op bijvoorbeeld vogelgriep.
Op 1 april 2021 treedt de Europese diergezondheidsverordening in werking. In de uitwerking van deze verordening zijn de regels rondom de intracommunautaire deelname van dieren aan tentoonstellingen wat aangescherpt. In het kader van de nationale implementatie van deze verordening wordt gekeken naar regels rondom tentoonstellingen en beurzen. Het risico op zoönosen wordt daarbij meegenomen.
Omdat mens tot mens overdracht de stuwende kracht van de epidemie is, zijn evenementen zoals beurzen en markten in elk geval tot 1 september verboden. Of er aanvullende maatregelen nodig zijn, zal worden bezien.
Kunt u bevestigen dat Rotterdam en Schiphol belangrijke doorvoerhavens zijn voor de handel in wilde dieren, en dat Nederland daarmee een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar te doen verrichten?17
Nederland is met de haven van Rotterdam en Schiphol een belangrijk invoer- en doorvoerland in algemene zin. De handel in levende zoogdiersoorten die beschermd worden onder het CITES-verdrag betreft voor het grootste deel gefokte of gekweekte specimen. Er is geen signaal dat Nederland op deze wijze een mogelijke schakel is in de verspreiding van zoönosen. De Minister van LNV ziet nu dan ook geen aanleiding om hier verder onderzoek naar te doen. Als er risico’s zijn met betrekking tot de verspreiding van een zoönose worden er Europees of internationaal maatregelen genomen door de daartoe bevoegde gremia. Zo geldt bijvoorbeeld een importverbod voor (uit het wild afkomstige) vogels in verband met de mogelijke verspreiding van vogelgriep.
Kunt u bevestigen dat Interpol al geruime tijd aandacht vraagt voor het gebrek aan capaciteit voor het opsporen van de handel in wilde dieren?18
In het aangehaalde artikel uit 2016 vraagt Europol aandacht voor de prioritering. Nederland werkt samen met de Europese partners op het gebied van het opsporen van de illegale handel in bedreigde dieren. Dit gebeurt onder meer op grond van het EU Action Plan against Wildlife Trafficking.20 Ook participeert Nederland actief in het door Europol gecoördineerde EMPACT21/Envi-crime-programma op het gebied van wildlife-criminaliteit, bijvoorbeeld in de actie gericht op de aanpak van cybercrime. Daarnaast werkt Nederland breder internationaal samen, zoals tijdens de Interpolactie Thunderball in 201922, maar ook bilateraal bij strafrechtelijke onderzoeken.
Erkent u dat door het gebrek aan opsporingscapaciteit dat wat er van de handel in wilde dieren die op dit moment wél onderschept wordt, slechts het topje van de ijsberg vormt?
Opsporingscapaciteit staat altijd onder druk en is onderhevig aan zorgvuldige prioritering Voor de vervolging geldt dat in 2005 het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie is opgericht voor de aanpak van onder andere wildlife crime. Nederland neemt een groot aantal zendingen van illegaal verhandelde dieren in beslag (top 5 EU-lidstaten).23 Blijvende inzet en samenwerking is van belang. We hebben niet het beeld dat dit slechts een klein percentage is van de daadwerkelijke illegale handel. De totale omvang van illegale handel is nooit met zekerheid vast te stellen, waardoor het exacte aandeel niet is te bepalen. Mondiaal is er nog zeker een wereld te winnen en is capaciteitsopbouw en de aanpak van corruptie cruciaal.
Deelt u derhalve de mening dat zowel Nederland als Europa meer prioriteit moet geven aan het bestrijden van de handel in wilde dieren en dat er in Nederland meer kennis en capaciteit op het gebied van toezicht en handhaving moet komen? Bent u bereid hier snel werk van te maken? Zo ja, hoe en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
«Wilde dieren» is een breed begrip waar allerlei Europese en internationale regels voor gelden. Als het gaat om de internationale handel in beschermde of bedreigde diersoorten wordt deze gereguleerd door het CITES-verdrag. Illegale handel wordt bestreden. Daartoe wordt nationaal, Europees en internationaal nauw samengewerkt. Nederland committeert zich ook aan het EU Action Plan against Wildlife Trafficking. Kennis van soorten, regels en bijvoorbeeld illegale routes is cruciaal en moet ook op peil blijven. Door alle Nederlandse ketenpartners wordt daarop ingezet, waarbij ook veel kennis Europees en internationaal wordt gedeeld. De capaciteit moet ook goed op elkaar worden afgestemd om ook adequaat samen op te kunnen trekken, ieder vanuit zijn eigen rol. Dit wordt periodiek bekeken. Zoals ook al eerder aan uw Kamer gemeld in reactie op de motie van het lid van Esch (PvdD) (Kamerstukken 25 295, nr. 89 en 25 295, nr. 200), is er geen aanleiding om handhaving of toezicht naar aanleiding van de corona-uitbraak nu te intensiveren.
Erkent u dat CITES-vergunningen waarmee gecontroleerd wordt of de dieren gefokt of uit het wild gevangen zijn, in de praktijk zeer eenvoudig te vervalsen zijn?19
In algemene zin is het helaas zo dat allerlei soorten documenten kunnen en worden vervalst. Dit komt ook bij CITES-documenten voor. Om dergelijke illegale praktijken te ondervangen worden tal van voorzorgsmaatregelen genomen. Om fraude verder terug te dringen wordt er in CITES en Europees verband gewerkt aan het opzetten van e-permitting. Het gaat nog wel tijd kosten om dit mondiaal in te voeren.
Deelt u de mening dat ook de handel in gefokte dieren verboden moet worden om de bestrijding van de handel effectiever en efficiënter te maken? Zo nee, waarom niet?
Indien het gaat om de bestrijding van illegale handel, helpt een verbod op handel in gefokte dieren niet. Als het gaat om de geoorloofde handel in bedreigde/beschermde diersoorten die onder het CITES-verdrag vallen, geldt dat de handel in gekweekte of gefokte dieren de wilde populaties ontziet. Vanuit biodiversiteitsoogpunt is dit belangrijk. Hierdoor wordt een duurzame handel bewerkstelligd, welke in CITES-verband wordt gecontroleerd en gemonitord. De Minister van LNV ziet daarom geen aanleiding voor een verbod op de handel in gefokte dieren.
Erkent u dat er ook via internet en het dark web veelvuldig legaal en illegaal wilde dieren worden verhandeld? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar in te stellen?20
Ja, internet is een kanaal waarlangs dieren te koop worden aangeboden, legaal en illegaal. Ook het dark web wordt incidenteel hiervoor gebruikt. Hierop wordt risicogericht gehandhaafd.
Hoe is het mogelijk dat in Nederland veel wilde, exotische dieren nog altijd als huisdier gehouden mogen worden?
Beschermde dieren afkomstig uit het wild in Nederland (EU) mogen niet worden gehouden als huisdieren. Ook is het verboden om grote katachtigen en primaten in Nederland te houden, alsmede diersoorten die op de Unielijst voor zorgwekkende invasieve uitheemse soorten staan. Voor beschermde uitheemse soorten gelden er onder het CITES-verdrag strenge regels over welke diersoorten wel of niet verhandeld mogen worden. Voor diersoorten, waarvoor geen verbod geldt om deze te houden, gelden er regels die als doel hebben de dieren te beschermen. Zo gelden er bijvoorbeeld regels voor het houden en verzorgen van (landbouw)huisdieren.
Erkent u dat een positieflijst voor zoogdieren, reptielen en vogels veel zou bijdragen aan het bestrijden van het houden van wilde dieren in Nederland? Wanneer kunnen we dergelijke positieflijsten verwachten?
Positieflijsten voor zoogdieren, reptielen en vogels worden opgesteld met het oog op dierenwelzijn en gevaar voor de mens. Een lijst van alle, in Nederland gehouden diersoorten wordt beoordeeld aan de hand van risicofactoren voor dierenwelzijn en gevaar voor de mens (letsel- en zoönoserisico). Deze lijst bevat zowel gedomesticeerde als uit het wild afkomstige diersoorten, die niet verboden zijn om in Nederland te houden (zie het antwoord op vraag 37). Positieflijsten zorgen ervoor dat het helder wordt welke diersoorten geen gevaar voor de mens opleveren en wat de welzijnsrisico’s zijn bij het houden van verschillende diersoorten. Nadat een positieflijst is vastgesteld, is het niet langer toegestaan bepaalde diersoorten te houden die nu in Nederland worden gehouden.
De Minister van LNV is gestart met het opstellen van een positieflijst voor zoogdieren. Zij verwacht een conceptlijst aan het einde van het jaar te kunnen consulteren op internetconsultatie.nl. De lijsten voor vogels, reptielen en amfibieën volgen later.
Kunt u bevestigen dat de mens tegenwoordig wereldwijd ook meer contact met wilde dieren heeft dan vroeger, vanwege de toenemende ontwikkeling van economische activiteiten zoals landbouw, houtkap, mijnbouw, en aanleg van infrastructuur, dorpen en steden in natuurgebieden? Zo nee, waarom niet?
Het is aangetoond dat meer diersoorten en populaties, die voorheen afgezonderd van mensen leefden, door de verstoring en vernietiging van habitats en ecosystemen nu wel in contact komen met de mens. Het kan overigens niet gezegd worden dat de mens gemiddeld meer contacten heeft met wilde dieren. Door toenemende urbanisatie neemt het aantal mensen dat in nauw contact staat met de natuur eerder af.
Onderschrijft u het wetenschappelijke feit dat voor virussen die aanvankelijk alleen in het (wilde) dierenrijk circuleren, er geen groepsimmuniteit voor mensen is opgebouwd en dat daarom juist dit soort virussen zeer gevaarlijk voor mensen zijn wanneer deze virussen van dieren op mensen overspringen?21
Virussen die via het dierenrijk bij de mens terecht komen kunnen een probleem vormen voor de gezondheid van individuele mensen. Zo’n virus is nieuw voor mensen en hierdoor kan de weerstand van mensen voor dit specifieke virus minder zijn. In de meeste gevallen gaat het om een eenmalige overdracht van dier naar mens en speelt het feit dat er geen groepsimmuniteit is geen rol. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV-2, kan het virus zich efficiënt verder verspreiden van mens tot mens. Dit is een gevaar voor de volksgezondheid.
Erkent u dat door de verkleining van het leefgebied van wilde dieren en door de opmars van agro-industriële monoculturen in die gebieden het grensvlak waarop mensen en (wilde) dieren elkaar treffen de laatste decennia veel groter is geworden?
Verandering van landgebruik en van landbouwsystemen zijn volgens onderzoek de oorzaak van een groot aantal van de overdrachten van dierziekten op mensen.
Zie ook het antwoord op vraag 39.
Erkent u dat door ontbossing, het verlies aan biodiversiteit en de toename van de agro-industriële monoculturen dierlijke virussen veel makkelijker dan voorheen kunnen rondwaren op het grensvlak waar (wilde) dieren en mensen elkaar treffen en daardoor ook makkelijker kunnen overslaan op mensen?22
Er zijn vele factoren van invloed op de problematiek van zoönosen, zoals beschreven bij mijn antwoorden hiervoor zoals vraag 8.
Kunt u derhalve de stelling onderschrijven die tal van virologen huldigen, dat het juist menselijke activiteit is die het risico op het overslaan van virussen van dieren op mensen veel groter heeft gemaakt?23
Het klopt dat bijvoorbeeld de manier waarop de mens met wilde dieren omgaat, en ook de wijze waarop zij met de natuur omgaat en het verlies van biodiversiteit in de wereld van invloed zijn op de problematiek van zoönosen.
Erkent u net als het UNEP dat veranderend landgebruik (bijvoorbeeld ontbossing) en wereldwijde intensivering van de landbouw tegenwoordig de twee belangrijkste drijvende krachten zijn achter het ontstaan en de verspreiding van zoönotische ziektes?24 Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 7, stelt het UNEP Frontiers rapport uit 2016 dat verandering van landgebruik in het verleden de belangrijkste risicofactor is voor het kunnen overdragen van infectieziekten van dier op mens. In uitzonderlijke gevallen, zoals nu bij SARS-CoV 2, kan het virus zich verder verspreiden van mens tot mens en spelen zaken als globalisering en reisgedrag een rol in de verspreiding.
Kunt u bevestigen dat Nederland de grootste importeur is van veevoer (soja) en palmolie van de Europese Unie?2526
Ja, Nederland is de grootste bruto importeur van sojabonen en sojameel in de EU.
Uiteindelijk wordt ongeveer 11% van deze soja-import in Nederland geconsumeerd. Dit volume is volledig afgedekt door de duurzaamheidscertificaten RTRS, Round Table on Responsible Soy, dat wil zeggen duurzaam en zonder ontbossing of ecosysteemconversie geproduceerd.
Soja die in Nederland wordt verwerkt tot veevoer en dierlijke producten en wordt uitgevoerd is afgedekt met certificaten onder de FEFAC Soy Sourcing Guidelines (SSG). Deze SSG garanderen dat de sojaproductie legaal was maar niet noodzakelijkerwijs vrij van ontbossing.
Binnen de EU is Nederland ook de grootste bruto importeur van palmolie. Ongeveer 12% wordt gebruikt door de Nederlandse veevoederbranche.
Inmiddels is alle palmolie die in voeding en diervoeders voor de binnenlandse markt wordt verwerkt gecertificeerd duurzaam. Palmolie wordt als duurzaam bestempeld als het voldoet aan de standaarden van de Roundtable on Sustainable Palm Oil (RSPO).
Wanneer naast de binnenlandse markt ook de palmolie wordt betrokken die in Nederland werd verwerkt in voedingsmiddelen voor de export, was 89 procent van de in 2018 geïmporteerde palmolie gecertificeerd duurzaam. Voor palmolie die in Nederland werd verwerkt tot diervoer was het aandeel duurzaam geproduceerd 68 procent; een forse toename ten opzichte van de 53 procent in 2016.
Erkent u dat de productie van palmolie en veevoer (soja) leidt tot ontbossing en het ontstaan van monoculturen in landen elders?
De productie van palmolie en de productie van soja in de tropen en subtropen is een belangrijke aanjager van ontbossing en een oorzaak van ecosysteemconversie. Om dat risico zoveel mogelijk te vermijden, kopen Nederlandse marktpartijen bij voorkeur gecertificeerde palmolie en soja.
Nederland zet zich in Europees en internationaal verband actief in voor verdere verduurzaming van de wijze waarop soja en palmolie worden geproduceerd, inclusief de milieuproblematiek, de verbetering van arbeidsomstandigheden en de naleving van mensenrechten. Zie verder het antwoord op vraag 48.
Daarnaast wil de EU minder afhankelijk worden van import en meer zelfvoorzienend worden in de (duurzame) productie van plantaardige eiwitten. In deze context werkt Nederland momenteel aan een nationale eiwitstrategie toegesneden op de Nederlandse situatie.
Kunt u bevestigen dat Nederland het land is met de hoogste veedichtheid ter wereld en dat het voer voor de dieren die in Nederland gefokt, gehouden en gedood worden voor een deel geïmporteerd wordt uit gebieden waar verregaande ontbossing plaatsvindt of heeft plaatsgevonden?27
Uit de Grondstoffenwijzer van de Nederlandse Vereniging voor de Diervoederindustrie (Nevedi) uit 2018 blijkt dat circa 67% van de door de Nederlandse veevoerindustrie verwerkte veevoergrondstoffen uit Europa afkomstig was (waarvan 12% uit Nederland), 20% uit Zuid-Amerika, 8% uit Noord-Amerika en 5% uit Azië. Voor het eerste deel van de vraag wordt verwezen naar het antwoord op vraag 24. Met betrekking tot de herkomst van het diervoer wordt verwezen naar de antwoorden op vragen 45 en 46.
Erkent u dat Nederland als een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing een extra grote verantwoordelijkheid heeft om te stoppen met het veroorzaken van ontbossing en de verdere toename van agro-industriële monoculturen een halt toe te roepen, zowel in eigen land als in het buitenland, om het risico op het ontstaan op zoönotische ziektes te verkleinen? Zo nee, waarom niet?
Dat in Nederland gevestigde ondernemingen een rol spelen in mondiale handelsketens maakt Nederland nog niet tot «een van de grootste veroorzakers van wereldwijde ontbossing». Het kabinet beseft dat grondstoffen worden geïmporteerd waarvan de productie kan leiden of heeft geleid tot ontbossing en zet zich daarom in voor de verduurzaming van de productie van die grondstoffen. Alhoewel het tegengaan van ontbossing primair de verantwoordelijkheid is van het land waar ontbossing plaatsvindt, zet het kabinet zich in voor het realiseren van volledig ontbossingsvrije handelsketens vanaf 2030, juist vanwege de erkenning dat bossen van groot belang zijn voor het bereiken van de klimaatdoelstellingen, het behoud van biodiversiteit en het grote belang van bossen voor de lokale bevolking. Samen met mijn collega voor Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft de Minister van LNV onze inzet geschetst in de brief van 9 maart jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 708).
Vindt u het verantwoord om bestaande risico’s op een nieuwe uitbraak van een besmettelijke mens-op-mens-infectieziekte te laten voortbestaan in afwachting van een mogelijke nieuwe pandemische uitbraak?
De manier waarop mensen met dieren omgaan, maar ook de veranderingen aan ecosystemen en het verlies van biodiversiteit zijn zaken die de problematiek van zoönosen beïnvloeden. Daar is internationaal aandacht voor en zal de komende tijd aandacht voor moeten blijven. Hoe dan ook zal er altijd een risico op een nieuwe uitbraak blijven bestaan. Al eeuwenlang leven mens en dier samen. Het is aan onze en toekomstige generaties om ervoor te zorgen dat risico’s die daarbij horen zo klein mogelijk zijn.
Bent u bereid om gezamenlijk tot een alomvattend aanvalsplan te komen om het gevaar van overspringende zoönosen tussen landbouwdieren en wilde dieren, en mogelijke mens-op-mens besmettingen drastisch te verminderen?
Het kabinet zet zich in tegen schadelijke veranderingen in landgebruik, zoals ontbossing, en voor het behoud van biodiversiteit en is goed voorbereid op uitbraken van zoönosen door de Nederlandse zoönosestructuur. Het doet dit in goede samenwerking met zijn Europese en internationale partners. Het kabinet zal zich ervoor blijven inzetten dat de risico’s zo klein mogelijk zijn of kleiner worden.
Bent u bereid deze vragen een voor een en op korte termijn te beantwoorden gelet op het actuele en grote maatschappelijke belang om dit soort pandemieën in de toekomst te voorkomen?
Gezien de vragen interdepartementale afstemming vereisten, zijn de vragen niet binnen de gebruikelijke termijn beantwoord. Uw Kamer is daarvan eerder op de hoogte gesteld bij brief op 24 april jl.
Het voorstel om migranten op de Griekse eilanden vanwege corona over te brengen naar stilliggende cruiseschepen |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Bram van Ojik (GL), Maarten Groothuizen (D66), Joël Voordewind (CU), Jasper van Dijk (SP), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Wat is uw oordeel over het artikel «Hoe moet het dan met die vluchtelingen op Lesbos»?1
Ik heb dit artikel, waarin de aandacht wordt gevestigd op de situatie van migranten in de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden, waaronder Moria, en het risico van een COVID-19 uitbraak aldaar, met belangstelling gelezen. Het kabinet onderkent dit risico en volgt de situatie in Griekenland al langer nauwlettend. Nederland biedt sinds de migratiecrisis van 2015/2016 doorlopend steun aan Griekenland, middels expertise, middelen en/of financiering. Juist ook nu, met het verspreidingsrisico van COVID-19 in de opvangfaciliteiten, heeft de EU, maar ook Nederland, deze steun geïntensiveerd.
Zoals bekend zal Nederland geen steun aanbieden in de vorm van ad hoc herplaatsing van alleenstaande minderjarigen. Het kabinet geeft de voorkeur aan het doorvoeren ter plekke, samen met de Griekse partners, van structurele verbeteringen, in de opvang en bescherming van deze kwetsbare groep. Dit heeft geleid tot een Grieks-Nederlands initiatief dat is gericht op de spoedige realisatie van een voogdijsysteem voor alleenstaande minderjarige asielzoekers en de duurzame verbetering van hun opvang en bescherming. Dit Grieks-Nederlandse samenwerkingsverband zal bestaan uit drie elementen: 1) het opzetten van een voogdijvoorziening in Griekenland, 2) het opzetten en organiseren van opvang van alleenstaande minderjarige asielzoekers in opvangvoorzieningen, kleinschalige begeleid wonen projecten en bij gastouders en 3) het bieden van hulp bij het begeleiden van alleenstaande minderjarigen nadat zij de asielprocedure hebben doorlopen. Dit sluit aan op de Europese inzet gericht op capaciteitsopbouw waaraan ook de huidige Griekse regering sterk is gecommitteerd. Uw Kamer is separaat over dit samenwerkingsinitiatief geïnformeerd.2 De verdere details van het voorstel worden momenteel nader uitgewerkt in nauwe samenwerking met de Griekse autoriteiten. Uw Kamer zal gedurende de looptijd van het programma met regelmaat worden geïnformeerd over de uitvoering van het programma.
Voor wat betreft de verwijzing van de auteurs naar «vermeende beloftes van de Nederlandse regering» inzake herplaatsing, verwijst het kabinet naar de oorspronkelijke herplaatsingsbesluiten. Deze betroffen een specifieke groep asielzoekers die op het moment van de besluiten al in Griekenland aanwezig was. Over het verloop van de uitvoering van deze besluiten is uw Kamer eerder geïnformeerd.3 In dit verband zij tevens gewezen op de Mededeling van de Europese Commissie met betrekking tot de voortgangsrapportage uit maart 2018 over de implementatie van de Europese Migratieagenda en Annex 4: Herplaatsing.4 In deze mededeling stelt de Europese Commissie dat de herplaatsing van de migranten succesvol is gebleken en dat 96% van de herplaatsingsverzoeken die in het kader van de noodregelingen zijn verzonden naar de ontvangende lidstaten en geassocieerde landen, tot daadwerkelijke herplaatsing leidde. Deze conclusie is tevens weergeven in de recente reactie van de Europese Commissie op het Speciaal Verslag van de Europese Rekenkamer «Asiel, Herplaatsing en Terugkeer van Migranten: tijd om de inspanningen op te voeren en de kloof tussen doelstellingen en resultaten aan te pakken».5
Deelt u de mening dat op de Griekse eilanden 42.000 vrouwen, mannen en kinderen op elkaar gepakt zitten en dat een corona-uitbraak zowel voor hen als voor de Europeanen een groot gevaar vormt?
Zoals aangegeven in bovenstaand antwoord deelt het kabinet de zorgen rondom een mogelijke COVID-19 uitbraak in de opvangfaciliteiten op de Griekse eilanden, waar momenteel rond de 36.400 migranten worden opgevangen. Het kabinet zet via verschillende manieren in om te komen tot structurele verbeteringen. Daarover is uw Kamer meermaals geïnformeerd, waaronder in de recente Kamerbrief Grieks-Nederlandse samenwerking ter verbetering van de situatie alleenstaande minderjarige asielzoekers in Griekenland, het schriftelijke overleg met de Vaste Kamer Commissie Justitie en Veiligheid en in de schriftelijke beantwoording in het kader van de informele Raad Justitie en Binnenlandse Zaken.6
De Europese Commissie, UNHCR en IOM werken op dit moment samen met de Griekse autoriteiten om kwetsbare groepen, waaronder alleenstaande minderjarige vreemdelingen, vanuit de opvangfaciliteiten op de eilanden onder te brengen in leegstaande hotels en appartementen op het Griekse vasteland die naar verwachting voorlopig dicht zullen blijven in verband met COVID-19. Er zijn momenteel geen geluiden vanuit de Europese Commissie bij het kabinet bekend dat dit onverwacht traag zou verlopen en dat hiervoor aanvullende steun wordt gevraagd. Ook de recente financiering van EUR 700 mln in het kader van het EU Actieplan voor Griekenland kan hiervoor worden ingezet. Een deel van de financiering voorziet in het vergroten van de opvangcapaciteit in Griekenland. Daarnaast is EUR 220 miljoen beschikbaar gesteld om op de Griekse eilanden vijf Multi-Purpose Reception and Identification Centres (MPRIC´s) op te zetten voor het einde van 2020. Hierover is uw Kamer recentelijk geïnformeerd.7
Wat onderneemt u om een humanitaire ramp te voorkomen op de Griekse eilanden?
Zie antwoord vraag 2.
Is het juist dat de Europese Commissie (d.m.v. een «temporary accomodation scheme») 35 miljoen euro beschikbaar heeft om vluchtelingen in lege hotels te plaatsen? Is het tevens juist dat de uitplaatsing traag verloopt en dat de Eurocommissaris voor Binnenlandse Zaken, Johansson, meer steun vraagt vanuit Europese lidstaten?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van het voorstel om «stilliggende cruiseschepen in te zetten voor de Griekse kust zodat we mensen de verzorging geven die ze nodig hebben om overslag van de epidemie te voorkomen»?
Het is in beginsel aan de Griekse autoriteiten om adequate maatregelen te treffen om de COVID-19 situatie het hoofd te bieden. Dit geldt ook voor een mogelijke evacuatie van migranten in de opvangkampen op de Griekse eilanden naar een andere locatie. Hierbij zij opgemerkt dat de «transfer» van kwetsbare migranten vanaf de Griekse eilanden naar het vasteland al geruime tijd staand Grieks beleid is. Volgens de Griekse autoriteiten zijn in 2020 tot en met 24 mei jl. al ruim 13.500 migranten van de Griekse eilanden overgebracht naar het vasteland. Dit is meer dan het totaal aantal aankomsten op de Griekse eilanden in dezelfde periode (circa 7.400). Op de korte termijn is Griekenland voornemens andermaal een grote groep kwetsbare migranten naar het vasteland over te plaatsen en in opvangcentra, leegstaande hotels en appartementen onder te brengen.
Bekend is dat de Griekse autoriteiten in het verleden (o.a. in 2015 en 20178) overwogen hebben om gebruik te maken van schepen om tijdelijke extra opvangcapaciteit te creëren op de eilanden. Tijdens een recent video-overleg met mijn collega’s heb ik mijn Griekse ambtgenoot naar deze optie gevraagd. Daarop werd aangegeven dat hiervoor op dit moment geen noodzaak werd gezien en voorts dat dit een relatief kostbare optie betreft. Zoals hierboven gemeld is geopteerd voor opvang in leegstaande hotels en appartementen
Bent u bereid om bij Eurocommissaris Johansson aan te dringen op het nemen van alle benodigde acties om evacuatie van de vluchtelingen naar cruiseschepen (of andere locaties in Griekenland waar beschermingsmaatregelen getroffen kunnen worden) mogelijk te maken? Zo nee, hoe voorkomt u een uitbraak op de Griekse eilanden met grote gevolgen voor allen, waaronder vluchtelingen en omwonenden?
Zie antwoord vraag 5.