Het uitbreiden van de testcapaciteit |
|
Maarten Hijink (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wordt alle capaciteit die er bij laboratoria is nu volledig benut?
Welke capaciteit voor testen bestaat er nog in Nederland die niet benut wordt?
Tot hoeveel testen zou kunnen worden opgeschaald als u een beroep doet op alle bedrijven en wetenschappers met capaciteit en benodigde kennis alsook bioscienceparken waar pipetteerrobotten staan?1
Beperken «vendor lock-ins» het aantal testen die worden gedaan? Waarom blijven de labs vasthouden aan de apparatuur en materialen van een specifieke fabrikant?2
Deelt u de mening dat een militaire aanpak en landelijke ondersteuning en coördinatie vanuit de overheid nodig is en er moet worden afgestapt van de cultuur van het gebruiken van machines van specifieke fabrikanten? Deelt u de mening dat er genoeg creatieve, niet-gestandaardiseerde oplossingen zijn om over te gaan tot meer testen, zoals het zelf produceren van benodigde materialen?
Bent u bereid over te gaan tot dwanglicenties voor het produceren van benodigde materialen zodat meer tests kunnen worden gedaan?
Bent u bereid af te stappen van aanbestedingsregels zodat er meer tests kunnen worden gedaan?
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het debat van woensdag 8 april?
Het zo snel mogelijk invoeren van de inburgeringsplicht van Turkse asielstatushouders |
|
Jan Paternotte (D66), Bente Becker (VVD), Gert-Jan Segers (CU), René Peters (CDA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Is het juist dat u in uw brief aangeeft dat het uitvoeringstechnisch en begrotingstechnisch mogelijk is om voor Turkse asielstatushouders niet te wachten tot de invoering van de nieuwe inburgeringswet maar al op korte termijn de inburgeringsplicht in te voeren?1
Ja, het is mogelijk om Turkse asielstatushouders die op of na 1 mei 2020 hun verblijfsstatus verkrijgen een inburgeringsplicht op te leggen.
Bent u bereid met ingang van 1 mei 2020 hier gevolg aan te geven, zodat ook deze nieuwkomers met de Nederlandse taal, de arbeidsmarkt en kennis van de Nederlandse samenleving aan de slag kunnen gaan?
Ja, ik zal hier per 1 mei 2020 gevolg aan geven.
Bent u bereid na 1 mei 2020 voor Turkse asielzoekers die voor die datum een verblijfsvergunning hebben verkregen de optie om vrijwillig deel te nemen aan de inburgering open te houden?
Met de (her)invoering van de inburgeringsplicht met ingang van 1 mei 2020 zal de opt-in regeling vervallen. Het naast elkaar hanteren van twee systemen, te weten een vrijwillige opt-in regeling naast een wettelijke inburgeringsverplichting, is onwenselijk. Bovendien is het uitvoeringstechnisch ingewikkeld voor de betrokken uitvoeringsinstanties (COA, IND en DUO), omdat dit een extra en separaat (handmatig) proces is.
Het blijft voor Turkse asielstatushouders die hun verblijfsstatus voor 1 mei 2020 hebben verkregen wel mogelijk om vrijwillig in te burgeren (met een lening mits het inkomen niet te hoog is, maar zonder een kwijtscheldingsmogelijkheid) zoals geregeld in de Wet inburgering.
Kunt u uiteenzetten hoe momenteel in de coronacrisis in algemene zin met de inburgering wordt omgegaan?
Het is van groot belang dat inburgeringsplichtigen doorgaan met het leren van de Nederlandse taal en kennis opdoen over de Nederlandse samenleving. In plaats van klassikale lessen kunnen zij onder voorwaarden inburgeringsonderwijs via e-learning volgen. Sinds 13 maart zijn alle toetslocaties van DUO gesloten, in ieder geval tot en met 28 april. De reeds ingeplande examens (1000 examens per dag) zullen op een later tijdstip opnieuw moeten worden ingepland en afgenomen. Nu inburgeringsplichtigen geen examen kunnen afleggen en er vertraging te verwachten is bij het afleggen van examens, wordt de inburgeringstermijn van alle inburgeringsplichtigen verlengd met twee maanden. SZW en DUO werken samen om inburgeringsplichtigen zo goed als mogelijk te informeren. De dienstverlening van DUO, zoals het uitbetalen van inburgeringsfacturen en de telefonische helpdesk voor inburgeringsplichtigen en instellingen, gaat gewoon door.
Kunt u bevestigen dat eventuele maatregelen die in het licht van de coronacrisis getroffen worden rond de inburgering ook zullen gelden voor deze nieuwe groep?
Ja. De maatregelen die in het licht van de coronavirus en inburgering worden genomen, gelden voor Turkse asielstatushouders die per 1 mei 2020 inburgeringsplichtig worden.
De effecten van de coronacrisis op kraamverzorgenden |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u zich ervan bewust dat kraamverzorgenden in dicht fysiek contact komen met een groot aantal clienten zonder daar vooralsnog de benodigde beschermingsmiddelen voor te krijgen terwijl zij daar wel recht op hebben? Bent u zich ervan bewust dat kraamverzorgenden hierdoor groot persoonlijk risico lopen en dat zij vrijwel nooit in aanmerking komen te worden getest op het coronavirus?
Wordt deze beroepsgroep betrokken bij het Regionaal Overleg Acute Zorgketen (ROAZ)? Zo nee, waarom niet en kan dit worden veranderd? Zo ja, waarom leidt dit niet tot een betere equipering van kraamverzorgenden?
Per wanneer worden de beschermingsmiddelen en testcapaciteit beschikbaar gemaakt voor kraamverzorgenden nu zij zijn geplaatst op de lijst van zorgverleners die hier recht op hebben?
Het niet naleven van coronavoorschriften |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht: «Controleren migrantenvervoer geen prioriteit politie vanwege voedselvoorziening»?1
De RIVM-richtlijnen moeten altijd worden opgevolgd, ook in het gezamenlijke vervoer van arbeidsmigranten. Het beeld dat arbeidsmigranten alsnog dicht op elkaar in busjes worden vervoerd zonder voorzorgsmaatregelen, vind ik erg zorgelijk.
Deelt u de mening dat het levensgevaarlijk is om coronavoorschriften te negeren? Wat onderneemt u tegen situaties waar de 1,5 meter afstand (stelselmatig) wordt genegeerd?
De richtlijnen van het RIVM en de regels in de noodverordeningen van de voorzitters van de veiligheidsregio’s moeten te allen tijde worden opgevolgd, om het risico op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk te maken. De Minister van VWS heeft op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid, met inachtneming van artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's, de voorzitters van de veiligheidsregio’s diverse aanwijzingen gegeven om hun bevoegdheden op het terrein van openbare orde en veiligheid in te zetten om de verdere verspreiding van het coronavirus tegen te gaan. De 25 voorzitters van de veiligheidsregio’s hebben daartoe vervolgens voor hun eigen regio algemeen verbindende voorschriften gegeven (een noodverordening als bedoeld in artikel 176 van de Gemeentewet).
Deelt u de mening dat alle werknemers en dus ook arbeidsmigranten in staat moeten worden gesteld om op een veilige manier op hun werk te komen?
Ja, die mening deel ik. De situatie rond het coronavirus vereist een adequate en verantwoordelijke houding van ons allemaal. Dit geldt des te meer wanneer je als werkgever zorg draagt voor een gezonde en veilige werkplek voor je werknemers.
Hoe oordeelt u over het feit dat politie en gemeente geen prioriteit geven aan de controle op «volle busjes met arbeidsmigranten»? Is deze opstelling volgens u toelaatbaar?
Het is in ieders belang dat alle werkenden, waaronder ook arbeidsmigranten, op een veilige en gezonde manier kunnen werken. Dit betekent ook dat het gezamenlijke vervoer naar de werkplek toe volgens de richtlijnen van het RIVM is ingericht en er gepaste afstand kan worden gehouden. Werkgevers, uitzendbureaus, veiligheidsregio’s en gemeenten zijn allemaal op zoek naar de juiste oplossingen, waardoor het werk in vitale sectoren waar veel arbeidsmigranten werken, op een gezonde en veilige manier doorgang kan vinden. We zijn in gesprek met sociale partners, gemeenten, provincies en andere betrokken partijen, om te kijken naar de praktische oplossingen die kunnen worden geboden om het gezamenlijk vervoer zo in te richten dat de kans op besmetting met het coronavirus zo klein mogelijk is.
Deelt u de mening dat economische belangen niet mogen prevaleren boven veiligheidsvoorschriften? Zo ja, wat onderneemt u tegen het beleid van de gemeente Westland, waar de werk- en woonomstandigheden alsmede de veiligheid van arbeidsmigranten niet voor het eerst worden veronachtzaamd?2
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om een veilige vervoerswijze te organiseren, bijvoorbeeld door middel van het plaatsen van tussenschotten?3
Als de werkgever gezamenlijk vervoer aanbiedt, is het aan de werkgever om dit vervoer zo te organiseren dat het zo min mogelijk besmettingsrisico’s met zich meebrengt en de richtlijnen van het RIVM worden gevolgd. In de praktijk betekent dit dat de 1,5 meter afstand ook voor het vervoer geldt.
De brandbrief van fysiotherapeuten over een effectief noodplan voor fysiotherapiepraktijken dat per direct voorziet in financiële ondersteuning |
|
Henk van Gerven (SP), Maarten Hijink (SP) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de brandbrief van fysiotherapeuten?1
Wat is uw reactie op het persbericht mondzorg in gevaar van de Associatie Nederlandse Tandartsen (ANT), de Koninklijke Nederlandse Maatschappij tot Bevordering der Tandheelkunde (KNMT), de Organisaie van Nederlandse Tandprothetici (ONT) en de Nederlandse Vereniging van Mondhygienisten (NVM-mondhygiënisten)?2
Wat is uw reactie op het feit dat voor veel zorgverleners faillissement dreigt als er niet snel (duidelijkheid over) een compensatieregeling komt?
Wat is de stand van zaken van compensatieregelingen voor beroepsgroepen die niet onder de bestaande regeling vallen, zoals fysiotherapeuten maar ook logopedisten, mondhygiënisten, tandartsen thuiszorgmedewerkers, jeugdzorgmedewerkers, wijkverpleegkundigen?
Waarom kunnen deze zorgverleners geen aanspraak maken op de bestaande steunmaatregelen en wordt dit overgelaten aan zorgverzekeraars?
Wat maakt dat het zo lang duurt voordat deze zorgverleners duidelijkheid krijgen?
Begrijpt u dat onder veel van deze zorgverleners een gebrek van vertrouwen in zorgverzekeraars bestaat omdat voor bijvoorbeeld fysiotherapeuten geldt dat voor hen al jarenlang geen kostendekkende tarieven bestaan? Hoe kunnen zij er nu op vertrouwen dat zorgverzekeraars deze kwestie adequaat afhandelen?
Deelt u de mening dat geen een zorginstelling of individuele hulpverlener failliet mag gaan als gevolg van de coronacrisis? Hoe gaat u dit regelen?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat van 8 april 2020 over de ontwikkelingen rondom het Coronavirus?
De berichtgeving dat het sterftecijfer door het coronavirus hoger is dan eerder gemeld |
|
Maarten Hijink (SP), Lilian Marijnissen (SP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Hoe oordeelt u over de berichtgeving dat de sterfte in Nederland door het coronavirus twee keer hoger is dan tot nu toe is gemeld?1 2
Ik betreur de overlijdens als gevolg van COVID-19. Het totaal aantal is groter dan de RIVM cijfers die het RIVM publiceert, dat leggen we ook uit bij de publicatie van die cijfers. Deze bevatten immers alléén de overlijdens waarvan zekerheid is dat deze het gevolg zijn van COVID-19.
Vindt u het wenselijk dat de cijfers van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) nodig zijn voor een completer beeld van de gevolgen van het coronavirus?
Voor de beantwoording van deze vragen verwijs ik u naar de beantwoording van de Kamervragen van de Kamerleden Hijink (SP) en Marijnissen (SP) over de berichtgeving dat het sterftecijfer door het coronavirus hoger is dan eerder gemeld (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2019–2020, nr. 2381, Kamerstuk 25 295, nr. 219) die op 7 april jl. naar uw Kamer zijn gegaan.
Hoe kan het dat het CBS en het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) niet eerder samen tot een accurater sterftecijfer zijn gekomen?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de cijfers van het aantal personen waarbij sprake is van een vermoedelijke besmetting reeds beschikbaar, waarover het het RIVM eerder stelde dat deze naast de cijfers over daadwerkelijk geteste coronabesmettingen ook gegeven zouden worden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Geldt de meldingsplicht niet voor mensen die overlijden, waarbij het vermoeden is dat zij, thuis of in het verpleeghuis aan het coronavirus zijn overleden, aangezien in de Wet publieke gezondheid staat dat een meldingsplicht geldt voor zorgverleners aan de GGD bij zowel vastgestelde als vermoedelijke gevallen van besmetting van type-A ziekten zoals het coronavirus?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat een accuraat sterftecijfers essentieel is voor een goed inzicht in de coronacrisis en het kunnen formuleren van de juiste maatregelen? Wat gaat u doen om te zorgen dat de sterftecijfers vanaf nu accurater zijn?
Voor de effectiviteit van de ingezette maatregelen kijken we naar de belasting op de zorg en naar de bescherming van onze kwetsbaren. Daarbij zijn sterftecijfers, maar vooral de trend daarin, van groot belang. Daarnaast is het ook van belang waar deze verhoogde sterfte voorkomt en hoe we deze kunnen voorkomen.
We zien goede vorderingen bij de belasting van de zorg, maar het beschermen van onze kwetsbaren vergt extra inspanning. Daar blijven we de komende periode versterkt op inzetten.
Wat gaat u doen nu blijkt dat de sterftecijfers veel hoger zijn? Gaat u uw beleid aanpassen, nu blijkt dat de sterftecijfers veel hoger liggen? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat juist ouderen die in het verpleeghuis of thuis wonen getest moeten worden als zij gezondheidsklachten hebben? Zo ja, gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Voor een toelichting op (de verruiming van) het testbeleid verwijs ik u naar mijn Kamerbrief van 7 april jl.3
Erkent u dat het vaker testen in de ouderenzorg en thuiszorg essentieel is om zorgverleners veilig hun werk te kunnen laten doen door zich te beschermen tegen besmetting?
Zie antwoord vraag 8.
Wilt u deze vragen beantwoorden voor het aankomende debat over de ontwikkelingen met betrekking tot het coronavirus? Zo nee, waarom niet?
Ik heb u de beantwoording zo snel mogelijk doen toekomen, binnen de ruimte die er in deze periode is.
Het verbieden van samenkomsten buiten de publieke ruimte |
|
Maarten Groothuizen (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het opiniestuk «Noodverordening tegen samenkomsten bedreigt onze privésfeer»?1
Ja.
Leest u de noodverordeningen ook aldus dat het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte (mede) zien op woningen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja. Het verbod op samenkomsten is een maatregel die noodzakelijk is om de verdere verspreiding van het Corona-virus tegen te gaan en vloeit voort uit een opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s. In de toelichting van de modelnoodverordening is opgenomen dat ook kan worden opgetreden tegen samenkomsten buiten de publieke ruimte, zoals «coronafeestjes» in studentenhuizen, garages, loodsen en dergelijke.
Kunt ingaan op de centrale stellingen van het opiniestuk, namelijk dat een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte een te vergaande beperking is van de persoonlijke levenssfeer en het begrip «samenkomsten» onvoldoende is begrensd?
Op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid (Wpg) kan de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) voorzitters van de veiligheidsregio’s opdragen hoe de bestrijding ter hand te nemen van een (direct dreigende) epidemie van een infectieziekte behorend tot groep A. Om te voldoen aan deze opdracht zet de voorzitter van de veiligheidsregio zijn bestaande bevoegdheden op het terrein van openbare orde en ter beperking van gevaar in. Dit betreft onder meer de bevoegdheid om een noodverordening vast te stellen, in dit geval onder andere om een verbod in te stellen op «alle overige samenkomsten», dat wil zeggen andere samenkomsten dan vergunnings- en meldplichtige evenementen. Grondslag voor het vaststellen van de noodverordeningen is artikel 39 van de Wet veiligheidsregio's in combinatie met artikel 176 van de Gemeentewet. In zijn algemeenheid geldt dat een noodverordening voldoende bepaalde voorschriften moet bevatten om te kunnen worden nageleefd en gehandhaafd. Ook geldt dat voor zover voorschriften in een noodverordening een inperking vormen op grondrechten en mensenrechten deze voorschriften moeten passen binnen de beperkingssystematiek van de Grondwet, het EVRM, het EU-recht en ander internationaal recht. De voorzitters van de veiligheidsregio’s bepalen wanneer bestuurlijk wordt opgetreden tegen samenkomsten buiten de publieke ruimte met inachtneming van de beginselen van proportionaliteit, subsidiariteit en evenredigheid. Strafrechtelijk optreden vindt plaats onder het gezag van de officier van justitie. Wanneer wordt getreden in de persoonlijke levenssfeer dient terughoudendheid voorop te staan en is van belang dat optreden beperkt blijft tot verboden samenkomsten waarmee evident de volksgezondheid in gevaar wordt gebracht. Het is uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om te oordelen over het verbod en of het optreden in een concrete situatie de persoonlijke levenssfeer raakt.
Hoe verhoudt een verbod op samenkomsten buiten de publiek ruimte zich tot de artikelen 10 en 12 van de Grondwet?
In zijn algemeenheid geldt dat artikel 12 van de Grondwet regels bevat over het binnentreden in een woning zonder toestemming van de bewoner. Het vaststellen van een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte betreft als zodanig geen binnentredingskwestie. Artikel 10, eerste lid, van de Grondwet bevat ieders recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer, behoudens bij of krachtens de wet te stellen beperkingen. Het zal, ook bij een verbod dat (mede) ziet op een woning en dat zijn grondslag vindt in een noodbevoegdheid van de voorzitter van de veiligheidsregio, afhangen van de concrete situatie of dat verbod de persoonlijke levenssfeer daadwerkelijk raakt en is uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om in een concreet geval te beoordelen. Daarbij moet in ogenschouw worden genomen dat de betreffende maatregelen steeds moeten worden bezien in het licht van de bestrijding van een levensbedreigend virus. Daarbij rusten op de overheid eveneens verplichtingen om het leven en de gezondheid van haar burgers te beschermen.
Hoe verhoudt een verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich tot artikel 8 van het Europees Verdrag tot bescherming van de Rechten van de Mens en de Fundamentele Vrijheden (EVRM)?
Ik stel voorop dat hoe het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich verhoudt tot artikel 8 EVRM afhankelijk is van de concrete situatie. Als in excessieve situaties buiten de publieke ruimte wordt opgetreden, is het uiteindelijk aan de strafrechter of de bestuursrechter om dat optreden in het concrete geval te beoordelen in het licht van artikel 8 EVRM. Artikel 8 EVRM voorziet onder meer in het recht op respect voor privé en familieleven en de eigen woning. In zijn algemeenheid geldt dat bepaalde beperkingen op dit recht mogelijk zijn, indien in overeenstemming met de wet en noodzakelijk in een democratische samenleving. Artikel 8 EVRM noemt daarbij specifiek het legitieme doel van de bescherming van de gezondheid. Zoals aangegeven zijn de huidige maatregelen in een acute, onvoorziene crisissituatie tot stand gebracht in de vorm van noodverordeningen in opdracht van de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport op grond van artikel 7 van de Wet publieke gezondheid. Deze vormen een voor de ontstane crisissituatie belangrijk en noodzakelijk juridisch kader. Noodverordeningen passen binnen de wettelijke kaders van de Wet publieke gezondheid in samenhang met de Wet veiligheidsregio's, en in algemene zin kan dan ook worden gesteld dat noodverordeningen als zodanig Europeesrechtelijk voldoen als basis voor strafrechtelijke handhaving. Dat neemt niet weg dat, zoals beschreven in de brief die op 1 mei 2020 aan uw Kamer is verzonden, in een rechtsstaat noodverordeningen niet al te lang kunnen duren, mede met het oog op de voortdurende gevolgen voor de vrijheden en grondrechten van een ieder. Het kabinet vindt het belangrijk een aanvullend wettelijk instrumentarium te creëren voor de volgende fase waarin de crisisbestrijding terecht is gekomen. Daarom heeft het kabinet het voornemen om voor deze bijzondere situatie op korte termijn een voorstel in procedure te brengen voor tijdelijke wetgeving in formele zin die geldt in Europees en Caribisch Nederland, met daarin bepalingen over bevoegdheidsverdeling, maatregelen voor zover die vrijheden en grondrechten van burgers beperken, toezicht en handhaving, rechtsbescherming en procedurele waarborgen. Deze tijdelijke wetgeving zal bestaan in een aanvulling op het bestaande instrumentarium in de Wet publieke gezondheid en andere bestaande wetten en vormt dan tijdelijk een juridische basis voor een samenleving waarin een «anderhalvemeternorm» en hygiënenormen van groot belang zijn.
Op grond van welk samenstel van wettelijke bepalingen kan een (bijzondere) opsporingsambtenaar, een toezichthouder of een ambtenaar van de Koninklijke Marechausse (KMar) een woning betreden om vast te stellen of er een verboden samenkomst plaatsvindt?
Voorop staat dat toezichthouders en opsporingsambtenaren woningen mogen betreden als de bewoner hiervoor toestemming geeft. Hiervoor bestaat geen wettelijke bepaling en deze is ook niet nodig. Het binnentreden zonder toestemming van de bewoner is gereguleerd via de Algemene wet op het binnentreden en vereist in principe een schriftelijke machtiging. Mede afhankelijk van door een gemeenteraad gemaakte keuzes kan ook artikel 149a van de Gemeentewet een grondslag bieden. Deze bepaling geeft de gemeenteraad namelijk de mogelijkheid onder omstandigheden een binnentredingsbevoegdheid te regelen bij overtreding van een voorschrift van een verordening, dat strekt tot handhaving van de openbare orde of veiligheid of tot bescherming van het leven of de gezondheid van personen. Strafvorderlijk geldt dat iedere opsporingsambtenaar een woning kan betreden ter aanhouding van de verdachte (artikel 55, tweede lid, van het Wetboek van Strafvordering). Dit geldt dus bijvoorbeeld ten aanzien van mensen die daar aanwezig zijn uit feiten of omstandigheden een redelijk vermoeden van schuld voortvloeit dat zij een noodverordening overtreden (artikel 27, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering).
Hoe verhoudt het verbod op samenkomsten buiten de publieke ruimte zich tot u in het opiniestuk geciteerde uitspraak dat «[t]huis [.[in ons land nog altijd de privésfeer [is]?
Op de verhouding met de woning in relatie tot de privésfeer ben ik reeds in gegaan bij de beantwoording van vragen 3 t/m 5.
Bent u bereid om, in overleg met de voorzitters van de Veiligheidsregio’s, te komen tot een betere omschrijving van het begrip «samenkomsten»? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Vertegenwoordigers van de Veiligheidsregio’s zijn vanaf het begin betrokken geweest in de overleggen over de bestrijding van de coronacrisis. Vanaf het moment dat de eerste opdrachten op grond van artikel 7 Wet publieke gezondheid zijn gegeven, worden regelmatig ervaringen gedeeld uit de uitvoeringspraktijk. Ook juridische vraagstukken komen daarbij aan de orde, waaronder die rondom het begrip «samenkomsten». In dit verband is relevant dat, zoals bij de beantwoording van vraag 5 is vermeld, een wetsvoorstel in voorbereiding is waarin ook de normstelling rond samenkomsten wordt betrokken.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Beantwoording eerder dan vandaag was niet mogelijk.
De inzet van vangkooien door zwijnenjagers |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vangkooi maakt jacht op wilde zwijnen makkelijker»?1
Ja.
Is de inzet van vangkooien tijdens de jacht op wettelijk beschermde en niet-bejaagbare dieren toegestaan?
Het wild zwijn is geen wild in de zin van artikel 3.20 van de Wet natuurbescherming. In dat artikel zijn enkele soorten benoemd waarop de jachthouder in zijn jachtveld in een bepaalde periode en onder voorwaarden de jacht mag uitoefenen. Dat geldt niet voor het wild zwijn en dat betekent dat reguliere jacht op het wild zwijn niet is toegestaan. Wel kunnen de provincies de inzet van vangkooien toestaan ten behoeve van schadebestrijding en populatiebeheer door middel van een ontheffing op grond van de Wet natuurbescherming.
Is er onderzoek gedaan naar de welzijnsaspecten voor wilde zwijnen wanneer dit middel wordt ingezet? Zo ja, kunt u inzage verschaffen in de resultaten van dat onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Er is onderzoek gedaan naar de ethische aspecten van de toegestane middelen voor het beheer van wilde zwijnen. («Ethische aspecten bij het beheer van wilde zwijnen» van Groot-Bruinderink/Lammersma, 2002. Voor de resultaten, zie de volgende weblink: https://library.wur.nl/WebQuery/wurpubs/fulltext/27738).
Kunt u aangeven hoe groot de risico's zijn dat ook andere dieren dan wilde zwijnen in de vangkooien gevangen worden? Zo nee, waarom niet?
In de provincie Noord-Brabant worden vangkooien sinds 2014 ingezet bij schadebestrijding en populatiebeheer van wilde zwijnen. Als onderdeel van de door gedeputeerde staten verleende ontheffing is aldaar een procedure van toepassing die mede is gericht om bijvangsten te minimaliseren. Gedurende de afgelopen zes jaar hebben er dankzij deze procedure geen bijvangsten plaatsgevonden. Op basis hiervan mag gesteld worden dat de risico’s op bijvangsten zeer klein zijn.
Is er een certificeringssysteem waarmee kan worden vastgesteld of vangkooien voldoen op het gebied van veiligheid en dierenwelzijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u daar inzage in geven?
Er bestaat geen certificeringssysteem voor vangkooien. De vereisten van dierenwelzijn, voortvloeiend uit de Wet dieren, zijn van toepassing op vangkooien.
Kunt u aangeven wat er gebeurt met zwijnen die in de vangkooien gevangen worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u gedetailleerd aangeven of de zwijnen in de vangkooi gedood worden, door wie en op welke wijze?
De wilde zwijnen worden, nadat zij in de vangkooi zijn gevangen, zo snel mogelijk gedood met inachtneming van de voorschriften die aan de door gedeputeerde staten verleende ontheffing zijn verbonden.
Indien gevangen zwijnen op korte afstand worden doodgeschoten door jagers of anderen, kunt u dan aangeven welke gevolgen die gebeurtenis heeft voor de nog levende zwijnen die zich tegelijkertijd in de vangkooi bevinden? Is daar onderzoek naar gedaan en kunt u dat delen?
De wilde zwijnen in de vangkooi worden door middel van afschot met het geweer gedood. Er is mij geen onderzoek bekend naar de gevolgen van afschot op andere wilde zwijnen in de vangkooi. Op basis van ervaring gedurende zes jaar opgedaan bij de inzet van vangkooien in Noord-Brabant, kan gesteld worden dat in een kooi gevangen wilde zwijnen weinig stress ervaren.
Zijn er videobeelden van de wijze waarop de zwijnen worden gevangen en gedood? Zo nee, waarop is de toestemming voor het gebruik van vangkooien gebaseerd? Zo ja, kunt u die delen?
Bij de uitvoering van het gebruik van de vangkooi moet op basis van de door gedeputeerde staten van Noord-Brabant verleende ontheffing een op scherp gestelde vangkooi worden gemonitord met tenminste 1 wildcamera met bewegingscensor en nachtzichtfunctie die de beelden direct doorstuurt naar de verantwoordelijke uitvoerder van de vangkooi. Deze beelden worden gebruikt om op zo zorgvuldige wijze uitvoering te geven aan het gebruik van de vangkooi. Het betreft privébeelden, die op grond van de Algemene Wet Gegevensbescherming niet met derden (behoudens zij die daartoe gerechtigd zijn) gedeeld mogen worden.
Wijkt de Nederlandse werkwijze van afschot in vangkooien substantieel af van de beelden waarop te zien is hoe zulk afschot in de Verenigde Staten plaatsvindt? Zo nee, hoe zeker bent u ervan dat de Nederlandse methode afwijkt van de Amerikaanse en kunt u bewijsmateriaal daarvan met ons delen? Zo nee, heeft u zelf kennisgenomen van die werkwijze en op welke wijze was dat?2
De beelden op het videofilmpje van de situatie in de Verenigde Staten zijn op geen enkele wijze representatief voor de manier waarop in Nederland wilde zwijnen in kooien worden gevangen en gedood. Zie verder antwoord op vraag 8.
Deelt u de mening dat het afschieten van weerloze dieren in een vangkooi in aanwezigheid van soortgenoten een onnodig wrede wijze van doden is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke alternatieven zijn er onderzocht om elke vorm van onnodig dierenleed te voorkomen?
Ik ben van oordeel dat de wijze waarop in Nederland de wilde zwijnen in kooien worden gevangen en gedood, op een verantwoorde en volgens de wet toegestane manier plaatsvindt en dat er derhalve geen sprake is van onnodig dierenleed.
Kunt u alle correspondentie delen (inclusief beeld- en onderzoeksmateriaal) tussen uw ministerie en de betreffende provincies van de afgelopen drie jaar die betrekking hebben op de inzet van vangkooien om zwijnen te vangen, inclusief daarnaar verricht onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Het verlenen van ontheffingen voor de inzet van vangkooien is een wettelijke bevoegdheid van de provincies. Er is geen correspondentie noch beeldmateriaal van de provincies op het ministerie aanwezig dat provincies gebruiken bij het beoordelen en beslissen op verzoeken om inzet van vangkooien.
Kunt u aangeven of gedurende de coronamaatregelen de inzet van vangkooien en het met een jachtgeweer doden van wilde zwijnen wordt stilgelegd? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik onlangs op vragen vanuit uw Kamer heb geantwoord, kunnen schadebestrijding en populatiebeheer gedurende de coronamaatregelen doorgang vinden3. Ten aanzien van wilde zwijnen in het bijzonder acht ik het noodzakelijk dat de met provincies afgesproken aanpak ter preventie van de Afrikaanse varkenspest niet worden ingeperkt.
Kent u het genetisch onderzoek van Alterra en Wageningen University and Research, waaruit blijkt dat er bij verschillende populaties wilde zwijnen sprake is van illegale herintroducties (het uitzetten van wilde zwijnen) of van ontsnappingen van wilde zwijnen uit particuliere jachtvelden?3
Dat onderzoek is mij bekend. Voor de volledigheid merk ik hierbij op dat uit genoemde genetische onderzoek niet blijkt dat er bij verschillende populaties wilde zwijnen sprake is van illegale herintroducties of ontsnappingen van wilde zwijnen uit particuliere jachtvelden. Wel is in dit onderzoek aangegeven dat in enkele gevallen sprake kan zijn geweest van een (gedeeltelijk) onnatuurlijke oorsprong door illegale herintroducties of ontsnappingen.
Deelt u de mening dat het illegaal uitzetten van grote hoefdieren in Nederland krachtig bestreden dient te worden?
Deze mening deel ik.
Kunt u aangeven hoe vaak in de afgelopen tien jaar proces-verbaal is opgemaakt tegen het illegaal uitzetten van grote hoefdieren?
Er zijn mij geen situaties bekend waar de afgelopen tien jaar proces-verbaal is opgemaakt tegen het illegaal uitzetten van grote hoefdieren.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voordat de vangkooien zoals hier genoemd in gebruik zullen worden genomen? Zo nee, waarom niet?
De inzet van vangkooien voor wilde zwijnen kan alleen met ontheffing van gedeputeerde staten. Het is niet aan mij om te treden in deze bevoegdheden van de provincies.
Het faillissement van hulpmiddelenleverancier HMC |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het uitgesproken faillissement van het Hulpmiddelencentrum (HMC), de grootste leverancier van hulpmiddelen in Nederland?1
Ja, ik heb kennisgenomen van dit faillissement.
Bent u het ermee eens dat voorkomen moet worden dat mensen die (mede) afhankelijk zijn van hulpmiddelen (50.000 mensen maken gebruik van hulpmiddelen van HMC) niet de dupe mogen worden van dit faillissement?
Ik ben het ermee eens dat cliënten niet de dupe mogen worden van het faillissement van deze leverancier van hulpmiddelen. Alle betrokken partijen delen het uitgangspunt dat de continuïteit van zorg aan cliënten niet in het gedrang mag komen. Vanaf het moment dat het faillissement werd uitgesproken, hebben deze partijen (de curatoren, het Hulpmiddelencentrum, VNG, Ieder(in) en VWS) zich hier sterk voor gemaakt. Zo is de insteek geweest dat de door het HMC geleverde hulpmiddelen die bij cliënten thuis staan, daar ook blijven en dat levering, reparatie en onderhoud van hulpmiddelen doorgang moest vinden.
De Bank Nederlandse Gemeenten (BNG) heeft na de faillietverklaring een boedelkrediet voor een periode van elf weken verstrekt. In die periode kon het Hulpmiddelencentrum de dienstverlening continueren waardoor cliënten zo min mogelijk hinder hebben ondervonden van het faillissement. In de situaties waarin HMC niet in staat was de vereiste hulpmiddelenzorg te bieden, maakten gemeenten afspraken met andere hulpmiddelenleveranciers. Enkele gemeenten hadden al eerder afspraken gemaakt met een andere partij vanwege de haperende dienstverlening door het Hulpmiddelencentrum. De VNG is bij dit gehele traject nauw betrokken geweest en heeft gemeenten ook kunnen ondersteunen bij de vragen en zorgen die bij hen leefden over de ontstane situatie. Ik sta in nauw contact met de VNG. De algemene communicatie richting cliënten is met Ieder(in) afgestemd.
Binnen de periode van elf weken hebben de curatoren een overnamekandidaat gevonden. Kersten Hulpmiddelenspecialist realiseert een doorstart en heeft de beschikking over het overgrote deel van de hulpmiddelen van het Hulpmiddelencentrum verkregen. Het merendeel van de gemeenten (circa 85%) die voorheen een contract hadden met het Hulpmiddelencentrum, hebben aangegeven deze partij te willen contracteren. De gemeenten die dat niet wilden, zetten hun dienstverlening voort bij een door hen reeds gecontracteerde hulpmiddelenleverancier of bevinden zich in een transitiefase naar een andere nieuwe leverancier. Het is belangrijk dat het gezamenlijk gedeelde uitgangspunt van continuïteit van zorg ook in de praktijk is gerealiseerd, nu iedere gemeente tenminste één hulpmiddelenleverancier heeft gecontracteerd.
Welke mogelijkheden ziet u om dat tegen te gaan? Kunt u bijvoorbeeld borgen dat hulpmiddelen en -materiaal, welke bij HMC «in depot staat» en waarvoor door gemeenten reeds betaald is, beschikbaar blijven voor gemeenten respectievelijk cliënten?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat gemeenten de mogelijkheid moeten hebben om per direct afspraken te maken met alternatieve leveranciers en kunnen zij daarbij op uw steun rekenen?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke (andere) wijze kunnen gemeenten rekenen op steun van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in dezen om te voorkomen dat kwetsbare cliënten de dupe worden? Zo ja, waaruit bestaat die?
Zie antwoord vraag 2.
Wilt u, rekening houdend met de drukke werkzaamheden van u en uw medewerkers, deze vragen met spoed beantwoorden?
Zie antwoord vraag 2.
De verspreiding van het coronavirus in verpleeghuizen |
|
Maarten Hijink (SP) |
|
Lilian Marijnissen (SP), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wilt u reageren op het artikel over «De corona-angst achter de dichte deuren van het verpleeghuis»?1
Het raakt mij om te lezen wat voor verdriet er is in verpleeghuizen. De impact op bewoners en hun familie, maar ook op het personeel is groot. De angst voor besmetting of om iemand te besmetten zorgt voor angst en spanningen. Ik ben mij daarvan zeer bewust.
Wat vindt u ervan dat steeds meer verpleeghuizen noodgedwongen hele woongroepen volledig afsluiten nadat er bij een bewoner corona is geconstateerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zorgaanbieders doen wat nodig is om verdere verspreiding van COVID-19 op een locatie te voorkomen. Zij volgen daarbij het COVID 19-behandeladvies van Verenso. Dit behandeladvies gaat onder meer in op isolatie en cohortverpleging met een vast team van verpleegkundigen en verzorgenden. Dit kan betekenen dat soms een afdeling of unit wordt geïsoleerd. Verpleeghuizen doen dit om te voorkomen dat gezonde bewoners van andere afdelingen of units ook besmet worden.
De verpleging van de bewoners met COVID-19 gebeurt op de eigen kamer of, als er meer zieken zijn, op een aparte afdeling. Het komt ook voor dat een verpleeghuisorganisatie een aparte locatie inricht voor zieke bewoners. Dit is maatwerk en hangt af van de mogelijkheden van de locatie en van de groep cliënten die het betreft.
In dit verband merk ik ten slotte op dat ik de directeuren Publieke Gezondheid eind maart heb gevraagd tijdelijke zorglocaties te creëren voor cohortverpleging («coronacentra»). Deze locaties kunnen eventueel uitkomst bieden voor die situaties waarin het niet mogelijk is besmette bewoners geïsoleerd te verplegen op de eigen locatie.
Wat vindt u ervan dat een deel van het personeel liever werkt op bevestigde corona-afdelingen dan op afdelingen waar officieel nog niemand het virus heeft opgelopen, omdat ze dan wel beschermende kleding en andere beschermingsmiddelen krijgen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb begrip voor het feit dat personeel deze voorkeur aangeeft en het is aan de werkgever om hiermee om te gaan. Daarbij is het belangrijk om aan te geven in welke situaties gebruik van beschermende middelen noodzakelijk is op basis van de richtlijnen van het RIVM en Verenso. Het OMT heeft aangegeven dat het in het algemeen uit voorzorg gebruiken van persoonlijke beschermingsmiddelen bij patiënten die geen (verdenking op) COVID-19 hebben niet nodig is. Tegelijkertijd zijn er specifieke situaties denkbaar dat professionals beredeneerd afwijken van deze algemene uitgangspunten op basis van hun inschatting en ervaring.
Kunt u aangeven hoe de verstrekking van beschermende materialen aan zorgverleners in verpleeghuizen, maar ook in de thuiszorg en gehandicaptenzorg, verloopt? Wat wordt er gedaan om een verdere toename van het aantal besmettingen te voorkomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen in verpleeghuizen, thuiszorg en gehandicaptenzorg, maar ook door andere zorgverleners buiten het ziekenhuis, heeft het RIVM uitgangspunten opgesteld die te vinden zijn op de website van het RIVM. Die worden met regelmaat aangevuld.
Zoals ik in het debat van 8 april 2020 aangaf doe ik doe ik er samen met het Landelijk Consortium Hulpmiddelen (LCH) alles aan om voldoende persoonlijke beschermingsmiddelen beschikbaar te krijgen voor de zorg in Nederland. Genoemde zorgverleners kunnen via het webportaal van het LCH hun vraag om hulpmiddelen doorgeven. Dat geldt ook voor verpleeghuizen.
Om een verdere toename van het aantal besmettingen te voorkomen worden – naast het testbeleid voor medewerkers en patiënten en het gebruik van persoonlijke beschermingsmiddelen – kwetsbare bewoners beschermd door het toepassen van de algemene hygiënerichtlijnen, door de bezoekregelingen, door patiënten met (verdenking van) COVID-19 geïsoleerd te verplegen en door het beleid gericht op de inzet van personeel bij ziekte.
Gaan de richtlijnen van het RIVM voor werken met beschermende middelen in verpleeghuizen aangepast worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De uitgangspunten voor het gebruik van beschermingsmiddelen worden aangepast als nieuwe inzichten daartoe aanleiding geven. Er is ook expliciet ruimte te geven om van de uitgangspunten af te wijken als de professionele inschatting van medewerkers in een specifieke situatie daarvoor aanleiding geeft.
Als een bewoner als gevolg van de maatregelen om het coronavirus te bestrijden tijdelijk naar familie of het ziekenhuis gaat, kan de bewoner dan later terugkeren naar zijn of haar plek in het verpleeghuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het geval een bewoner door familie mee naar huis wordt genomen, dan is het niet mogelijk de cliënt terug te brengen naar het verpleeghuis zolang de bezoekersregeling van kracht is. De branchevereniging ActiZ heeft op deze wijze, in overleg met het Ministerie van VWS, de regeling verder ingevuld. De cliënt (of zijn vertegenwoordiger) is dan samen met zijn familie zelf verantwoordelijk voor de continuïteit van zorg. In het geval dat een bewoner is ontslagen uit het ziekenhuis zal worden bezien of het verantwoord is dat de bewoner weer terug kan naar het verpleeghuis of dat er een andere oplossing moet worden gevonden, bijvoorbeeld opname in een zorghotel. Het kan gebeuren dat als een bewoner weer terugkomt in het verpleeghuis, dat deze 14 dagen in quarantaine moet of dat er een corona test wordt gedaan. Dit gebeurt in overleg met de familie en de zorginstelling.
Als mensen op dit moment niet langer thuis kunnen blijven wonen, kunnen zij dan geplaatst worden in een verpleeghuis wanneer daar plek voor is? Kunt u uw antwoord toelichten? Hoe wordt de continuïteit van zorg thuis gewaarborgd als van opname in een verpleeghuis geen sprak is?
Als het CIZ oordeelt dat aan de criteria voor toegang tot de Wlz is voldaan, dan is plaatsing in het verpleeghuis mogelijk. Als blijkt dat niet per direct een passende plek beschikbaar is, dan kan het zorgkantoor overbruggingszorg inzetten. In spoedsituaties wordt echter in de meeste situaties snel een plek gevonden. Als de cliënt niet voldoet aan de criteria voor de Wlz, dan krijgt de cliënt zorg en ondersteuning op grond van de Zvw en de Wmo.
In geval van (verdenking van) een besmetting met COVID-19, dan kunnen de zorgverleners samen met de cliënt en diens mantelzorger bezien of de zorg nog veilig thuis geleverd kan worden of dat tijdelijke opname in het ziekenhuis, een corona-unit in een bestaande instelling of in een coronacentrum uitkomst biedt.
Aangezien in verpleeghuizen wordt mondjesmaat getest, op welke wijze zorgt u ervoor dat er meer testcapaciteit beschikbaar komt in de verpleeghuizen en andere zorgsectoren? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vanaf 6 april is het beleid voor testen op een COVID-19 besmetting, wat gebeurt met zogenaamde moleculaire testen, verruimd. Niet langer worden uitsluitend zorgmedewerkers met patiëntcontact en risicogroepen van patiënten binnen het ziekenhuis getest. Ook zorgverleners met patiëntencontact buiten het ziekenhuis (huisartsen, verpleeghuizen, gehandicaptenzorg, thuiszorg, jeugdzorg, ggz en mantelzorgers) kunnen getest worden als ze klachten hebben die samenhangen met COVID-19.
GGDGHOR Nederland heeft samen met de GGD’en de beschikbare testcapaciteit verruimd zodat deze zorgverleners getest kunnen worden.
Bent u ermee bekend dat u in uw brief over de stand van zaken met betrekking tot COVID-19 van 31 maart 2020 slechts summier ingaat op de situatie van de verpleeghuizen en acht u de schriftelijke vragen van ondergetekenden beantwoord? Wilt u alsnog antwoord geven op de afzonderlijke vragen in de Kamervragen over de gevolgen van het coronavirus op bewoners en medewerkers van verpleeghuizen? Zo nee, waarom niet?2 3
Ik geef alsnog antwoord op de op 30 maart 2020 gestelde vragen. In de – ook daaropvolgende – reguliere brieven met de stand van zaken COVID-19 ben ik steeds uitgebreid op de situatie ingegaan.
Wilt u deze vragen beantwoorden voorafgaand aan het aankomende plenair debat op 8 april 2020 over de ontwikkelingen rondom het coronavirus?
Zoals toegezegd in mijn brief van 7 april 2020 (1671618-203996-PG) beantwoord ik uw vragen alsnog separaat en is een tijdige verzending helaas niet gelukt.
De coronacrisis |
|
Tom van der Lee (GL), Bram van Ojik (GL), Jesse Klaver (GL), Kathalijne Buitenweg (GL), Niels van den Berge (GL), Nevin Özütok (GL), Corinne Ellemeet (GL), Lisa Westerveld (GL) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66), Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het dreigende langdurige medicijntekort, zoals onder meer de televisie-uitzending van Zembla 2 april 2020 aan de kaak stelt? Welke maatregelen treft u op de korte termijn om de geneesmiddelenvoorraden aan te sterken en welke maatregelen overweegt u op de middellange termijn om minder afhankelijk te worden van de productie uit China en India?1
De afgelopen jaren zijn we afhankelijker geworden van landen als India en China voor wat betreft de productie van geneesmiddelen. Wereldwijd is de vraag naar geneesmiddelen toegenomen terwijl er minder productielocaties zijn overgebleven. Daardoor zijn de geneesmiddelentekorten toegenomen. Door de coronacrisis is dit versterkt, fabrieken in China hebben stilgelegen en India had exportrestricties afgekondigd voor bepaalde (grondstoffen) voor geneesmiddelen. Inmiddels zijn de restricties grotendeels opgeheven.
Om de geneesmiddelenvoorraden op korte termijn op peil te houden zijn er nationale maatregelen genomen. Ook in Europees verband worden door de Europese Commissie en de lidstaten gezamenlijke acties ondernomen. Voor de inhoud van de verschillende maatregelen verwijs ik u naar de recente Kamerbrieven2 over corona waarin dit duidelijk is beschreven.
Eind vorig jaar is besloten om een verplichte ijzeren voorraad aan te leggen van vijf maanden in Nederland om daarmee de kortdurende leveringsproblemen te verlichten. Het aanleggen van een ijzeren voorraad heeft tijd nodig, naar schatting (1,5 tot 2 jaar). Door de coronacrisis zal dit echter veel meer tijd vergen. In overleg met partijen moet verder gekeken worden naar de mogelijkheden voor het aanleggen van de ijzeren voorraad mede in relatie tot de gevolgen van de coronacrisis.
Voor de middellange termijn geldt dat de Europese Commissie bezig is met een analyse ten aanzien van geneesmiddelentekorten en er zal een plan gemaakt worden om te bewerkstelligen dat de Europese Unie minder afhankelijk wordt van derde landen voor de leveringszekerheid van geneesmiddelen. Daarbij wordt gedacht om de productie van geneesmiddelen meer terug naar Europa (of Nederland) te halen. De Europese Commissie is zich terdege bewust van de urgentie van deze problematiek, mede door de coronacrisis en neemt dit ter hand.
Heeft u afgelopen dagen contact opgenomen met (afgezanten) van de Amerikaanse regering om de Nederlandse bestelling van beademingsapparaten veilig te stellen? Zo ja, welke boodschap heeft u de Amerikanen meegegeven? Zo nee, bent u voornemens dit alsnog te doen? Deelt u de zorgen dat de Amerikanen onder het mom van de Defence Production Act de Nederlandse bestellingen van beademingsapparaten alsnog kunnen confisqueren?
De Nederlandse overheid heeft via verschillende kanalen doorlopend contact met andere overheden, waaronder de Amerikaanse, over COVID-19 en het openhouden van de supply chain voor medische producten. Het kabinet is van mening dat het essentieel is dat de supply chain voor medische producten zoveel mogelijk open blijft. Dit dragen wij ook uit in onze internationale contacten.
Het Ministerie van VWS heeft bij verschillende producenten orders geplaatst voor het leveren van beademingsapparatuur en andere medische goederen. Deze producenten benadrukken dat hun vermogen om te produceren afhankelijk is van de toelevering van onderdelen uit de hele wereld. De maatregelen die de Amerikaanse overheid tot op dit moment onder de Defense Production Act (DPA) heeft genomen zijn positief voor de productie van beademingsapparatuur, omdat deze toeleveranciers de prioriteiten opleggen om de productie open te houden.
Hoeveel extra beademingsapparaten zijn noodzakelijk om de intensive care-capaciteit uit te breiden naar 2.400 bedden?
Elk bed op de intensive care (IC) is voorzien van een beademingsapparaat. Bij de uitbreiding naar 2400 IC-bedden zijn beademingsapparaten ingezet uit de ziekenhuizen zelf, vanuit partijen buiten de ziekenhuizen (zoals Defensie en de zelfstandige klinieken) en vanuit de aanschaf van nieuwe beademingsapparaten door het Ministerie van VWS. Zie verder de brief aan de Tweede Kamer van 31 maart jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Kamerstukken 25 292, nr. 200).
Heeft u er kennis van genomen dat Medtronic, een bedrijf in medische technologie, het ontwerp en software van de eigen beademingsapparatuur vrij beschikbaar maakt? Bent u bereid deze kennis onder de aandacht te brengen van Nederlandse bedrijven die op korte termijn mogelijk in staat zijn beademingsapparatuur te produceren?2
Ja, ik heb er kennis van genomen dat Medtronic het ontwerp en software van een specifiek model beademingsapparaat beschikbaar heeft gesteld. Deze informatie is reeds gedeeld met Nederlandse bedrijven die op korte termijn mogelijk in staat zijn beademingsapparatuur te produceren. De FME, de ondernemersorganisatie voor de technologische industrie, heeft dit bericht onder haar leden gedeeld. Zie verder de brief aan de Tweede Kamer van 7 april jl. (Tweede Kamer, vergaderjaar 2019–2020, Kamerstukken 25 292, nr. 219).
Kunt u aangeven welke juridische mogelijkheden er zijn om, mocht blijken dat het toch verstandig zou zijn, religieuze bijeenkomsten van minder dan dertig personen te verbieden? Kunt u hierbij ook specifiek ingaan op de vraag wat de Minister-President tijdens het plenaire debat van 1 april 2020 precies bedoelde met de toezegging: «dan zal Grapperhaus niet aarzelen om via deskundigen voor te stellen om extra maatregelen te nemen»? Welke extra maatregelen zouden dit kunnen betreffen?
Het kabinet stelt voorop dat er thans geen aanleiding is voor een verbod op religieuze bijeenkomsten van minder dan dertig personen. Het gros van de geloofsgemeenschappen draagt op grote schaal bij aan de bestrijding van de verdere verspreiding van COVID-19. Het overgrote deel van de zondagsdiensten en het vrijdagmiddaggebed is geannuleerd of zodanig aangepast dat die online kan worden gevolgd. Waar toch de randen van de regels worden opgezocht (dit is in een enkel geval gebeurd), worden kerken direct door hun kerkelijke vertegenwoordiger aangesproken. Sindsdien worden ook door die kerken de diensten in de kleinst mogelijke eenheid gehouden. Dit blijkt uit de contacten die de Minister van Justitie en Veiligheid hierover onderhoudt met koepelorganisaties van de verschillende kerkgenootschappen.
Er is een juridische mogelijkheid om religieuze bijeenkomsten buiten gebouwen, op openbare plaatsen, te verbieden ter bescherming van de gezondheid en dus ook in de huidige COVID-19-crisis. Deze bevoegdheid is neergelegd in de artikelen 5 t/m 7 van de Wet openbare manifestaties, waarbij zo nodig aanvullend gebruik kan worden gemaakt van artikel 175 en 176 Gemeentewet (noodbevel en noodverordening). Voor niet-openbare plaatsen, waaronder kerken, moskeeën en synagogen, geldt dat een verbod op religieuze bijeenkomsten niet mogelijk is. De bestaande wetgeving biedt geen grondslag om in het belang van de volksgezondheid godsdienstige bijeenkomsten in niet-openbare plaatsen te verbieden. Momenteel ziet het kabinet, mede gelet op het bovenstaande, ook geen noodzaak om de totstandkoming van een wet te bevorderen die daarin wel zou voorzien.
De extra maatregelen kunnen zien op het direct aanspreken van kerkelijke vertegenwoordigers of koepelorganisaties kerkgenootschappen als zij de bovengrenzen opzoeken en het ontmoedigen van fysieke bijeenkomsten. Daarnaast kunnen – waar nodig – nadere gesprekken plaatsvinden met vertegenwoordigers van verschillende kerkgenootschappen. De Minister van Justitie en Veiligheid zal het, indien nodig, niet nalaten om ook zelf in contact te treden met kerkgenootschappen die de maatregelen op het gebied van aantal, afstand, hygiëne en gezondheid niet in acht nemen.
Wat is uw appreciatie van de noodwet en pakket van maatregelen dat de Hongaarse regering op maandag 30 maart 2020 heeft doorgevoerd in het kader van de coronacrisis? Gaan deze maatregelen wat u betreft in tegen artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie (EU)? Heeft u de Hongaarse regering hierop aangesproken en wat bent u, eventueel in EU-verband, van plan te ondernemen?
Op 11 maart jl. heeft de Hongaarse regering de staat van gevaar uitgeroepen die alleen door de regering kan worden opgeheven. Vervolgens heeft het Hongaarse parlement op 30 maart jl. een autorisatiewet aangenomen waarmee het de tijdsbeperking van uitgevaardigde decreten opheft. De uitgevaardigde decreten hadden voordat de autorisatiewet werd aangenomen een geldigheid van 15 dagen. Het Hongaarse parlement kan in principe met een gewone meerderheid de geldigheidsduur van een decreet beperken. Daarnaast kan het Hongaarse parlement bij twee derde meerderheid, indien het erin slaagt bijeen te komen, de autorisatiewetgeving herroepen, waarmee de specifieke volmachten die de Hongaarse regering momenteel bezit tevens tot een einde komen. De regeringspartij heeft sinds 2010 een constitutionele meerderheid in het parlement. De wetgeving bevat tevens bepalingen die de verspreiding van fake news aan banden moeten leggen.
De Hongaarse autorisatiewetgeving roept vanuit het oogpunt van de beginselen van rechtsstaat, democratie, grondrechten en persvrijheid vragen op. Buitengewone maatregelen in het kader van de bestrijding van COVID-19 zijn geoorloofd en wenselijk vanuit het oogpunt van de bescherming van de volksgezondheid, maar dienen wel te voldoen aan vereisten van noodzakelijkheid, proportionaliteit en tijdelijkheid, en dienen tevens de waarden van de Unie zoals vastgelegd in artikel 2 VEU en internationale verdragsverplichtingen te respecteren.
Het kabinet heeft zich er in Europees verband samen met gelijkgezinde lidstaten voor ingespannen om een verklaring tot stand te brengen waarin lidstaten wordt opgeroepen om bij het nemen van uitzonderlijke noodmaatregelen de beginselen van rechtsstaat, democratie en grondrechten te respecteren. Deze verklaring is op 1 april jl. gepubliceerd. In de verklaring wordt verder het voornemen van de Europese Commissie om de (toepassing van) noodwetgeving in lidstaten te monitoren verwelkomd en de Raad Algemene Zaken opgeroepen dit onderwerp op een gepast moment nader te bespreken.
Tijdens de extra informele Raad Buitenlandse Zaken van 3 april jl. uitten verschillende lidstaten – waaronder Nederland – zorgen over de onlangs in Hongarije aangenomen wetgeving. De Minister van Buitenlandse Zaken heeft na de Raad telefonisch contact gehad met zijn Hongaarse ambtsgenoot om de Nederlandse zorgen te bespreken.
De Minister voor Rechtsbescherming heeft tijdens de informele JBZ-Raad van 6 april jl. eveneens het Nederlandse standpunt onderstreept en ook gewezen op de bijzondere verantwoordelijkheid die JBZ-ministers hebben. Ook heeft de Minister voor Rechtsbescherming aangegeven dat de vrijheid van meningsuiting en de persvrijheid niet beperkt mogen worden.
Op de videoconferentie van de leden van de Raad Algemene Zaken van 22 april is het onderwerp ook aan de orde gekomen. Een grote meerderheid van de lidstaten, waaronder Nederland, benadrukte het belang van het respecteren van de beginselen van de rechtsstaat en sprak steun uit voor de monitoring door de Commissie. Nederland riep de Commissie daarbij op indien noodzakelijk nadere actie te ondernemen.
Het kabinet verwelkomt verder het rapport van het EU-Grondrechtenagentschap van 8 april jl. over COVID-19 en de implicaties voor grondrechten, en de handreiking van de Raad van Europa die op 7 april jl. met alle 47 lidstaten is gedeeld. Het kabinet hoopt dat de internationale druk Hongarije zal doen bewegen de autorisatiewetgeving te heroverwegen.
Hoe gaat de 5,6 miljard euro die Hongarije vanwege de coronacrisis krijgt toebedeeld, verdeeld worden? Bent u bereid te onderzoeken hoe dit geld rechtstreeks bij de bevolking, het midden- en kleinbedrijf en andere instellingen terecht kan komen zonder tussenkomst van de Hongaarse regering?
De 5,6 miljard euro die Hongarije krijgt toebedeeld, zijn bestaande middelen onder het Cohesiebeleid. Elke lidstaat heeft met het Corona Response Investment Initiative (CRII) de ruimte om, in samenspraak met zijn regio’s, te bepalen of en hoe er binnen de bestaande en al toegekende middelen, coronamaatregelen worden genomen. Met dit initiatief worden lidstaten en regio’s in staat gesteld op korte termijn liquiditeit binnen de ESI-fondsen te mobiliseren voor Coronamaatregelen die zij het meest nodig achten. Als een lidstaat gebruik wil maken van bepaalde flexibiliseringsmaatregelen die onder het CRII mogelijk zijn, zoals 100% EU-financiering of het overhevelen van middelen van de ene naar de andere regio, dan moet daarvoor een aanvraag worden gedaan bij de Europese Commissie. Het is aan de Commissie om de implementatie van het Cohesiebeleid, waaronder het CRII, te monitoren en controleren op rechtmatige en doelmatige besteding, in samenwerking met de Europese Rekenkamer en, in het geval van fraude, het Europees bureau voor fraudebestrijding OLAF. Het is nog onduidelijk in hoeverre Hongarije gebruik zal maken van het CRII aangezien Hongarije, net als vele andere lidstaten, het overgrote deel van haar middelen onder het Cohesiebeleid al gecommitteerd heeft. Dit komt omdat dit het laatste jaar is van het huidige Meerjarig Financieel Kader van de EU.
Bent u bereid de koppeling van de ontvangst van EU-subsidies en naleving van rechtsstaatbeginselen hoog te agenderen bij de onderhandelingen rondom het meerjarig financieel kader? Welke medestanders heeft u daarbij?
Het kabinet is uitgesproken voorstander van een koppeling tussen de ontvangst van EU-middelen en de naleving van rechtsstatelijkheidsbeginselen, ook wel bekend als de conditionaliteit t.a.v. rechtsstatelijkheid, gelet op de zorgen die bestaan over de rechtsstaat. Sterke conditionaliteiten zijn voor het kabinet onlosmakelijk verbonden met een moderne EU-begroting. Het kabinet zal zich in de MFK-onderhandelingen blijven inzetten om een zo sterk en effectief mogelijke conditionaliteit inzake rechtsstatelijkheid de eindstreep van de MFK-onderhandelingen te laten halen. Het kabinet vindt hierbij een grote groep lidstaten (breder dan alleen netto-betalende lidstaten), de Europese Commissie en het Europees parlement aan haar zijde.
Bent u bereid om, eventueel in gezamenlijkheid met andere EU-lidstaten en de Commissie, een rechtszaak jegens Hongarije op basis van Artikel 259 betreffende de Werking van de Europese Unie bij het Europees Hof aan te spannen? Zo nee, waarom niet?3
De Commissie, als onafhankelijk hoedster van de Verdragen, is bij uitstek toegerust om waar nodig handhavend op te treden door middel van het starten van inbreukzaken tegen lidstaten die rechtsstatelijke beginselen schenden. De uitspraken van het Hof van Justitie vervullen in dit verband een cruciale rol, zowel in inbreukzaken als prejudiciële verwijzingszaken. Om deze cruciale rol te ondersteunen, en omdat we als Nederland belang hechten aan de naleving van rechtsstatelijkheidsvereisten door de lidstaten, maakt Nederland samen met gelijkgezinde lidstaten reeds regelmatig gebruik van het instrument van deelname aan Hofzaken die een duidelijke link hebben met mogelijke schending van de rechtsstatelijkheidsvereisten. De statenklachtprocedure waartoe artikel 259 VWEU de mogelijkheid biedt, is naar de visie van het kabinet op dit moment niet de aangewezen wijze om rechtsstatelijkheid in andere lidstaten te bevorderen.
Inzet van individuele lidstaten op het instrument van de statenklachtprocedure tegen Hongarije heeft in de eerste plaats als risico dat het de centrale positie van de Commissie, als hoedster van de Verdragen, ondermijnt. In dat licht verwelkomt het kabinet de aankondiging van de Commissie de noodmaatregelen in alle lidstaten, en dus ook die in Hongarije, te monitoren. Als slechts één of enkele lidstaten artikel 259 VWEU inzetten, kan daar bovendien (ook richting het betrokken land) het onwenselijke signaal vanuit gaan dat er geen consensus bestaat over de rechtsstaatproblematiek. Het is voorts onwaarschijnlijk dat gelijkgezinde lidstaten hier samen met Nederland zouden willen optrekken: een belangrijke voorwaarde voor de Nederlandse inzet op rechtsstatelijkheid binnen de EU. Ook is het zeer de vraag of individuele lidstaten, in tegenstelling tot de Commissie, de capaciteit en instrumenten hebben om dergelijke juridisch complexe zaken te beginnen. Deze zouden immers onder meer zeer grondige kennis van de nationale wet- en regelgeving ter zake en gedegen beheersing van, in dit geval, de Hongaarse taal vergen.
Hoe wordt voorkomen dat, nu sommige veiligheidsregio’s alle toeristische overnachtingen hebben verboden, er extra druk ontstaat op bijvoorbeeld het Waddengebied omdat daar nog geen verbod geldt voor toeristische overnachtingen? Bent u bereid om dit potentiële risico met de veiligheidsregio’s te bespreken voor het paasweekend?
Over de mogelijkheden om drukte in verband met toerisme te beheersen, heeft de Minister van Justitie en Veiligheid op 6 april 2020 uitgebreid gesproken met de voorzitters van de veiligheidsregio’s. Grensverkeer wordt ontmoedigd als het om niet noodzakelijk verkeer gaat en hiervoor wordt waar nodig de KMar ingezet. Indien op bepaalde gebieden/locaties situaties ontstaan of dreigen te ontstaan waarbij de afstand van 1,5 meter niet in acht genomen wordt, kan de voorzitter van de Veiligheidsregio overgaan tot sluiting van dergelijke gebieden/locaties en/of wegen. Dit geldt ook met betrekking tot het Waddengebied. Het is aan de voorzitters van de veiligheidsregio’s Fryslân en Noord-Holland Noord om hierover met betrekking tot het Waddengebied – in overleg met de betrokken burgemeesters – afgewogen besluiten te nemen.
Deelt u de zorg dat verschillende gebieden economisch extra hard worden getroffen omdat zij voor een groot deel afhankelijk zijn van het toerisme, zoals de Waddeneilanden? Voor welke regelingen komen zij in aanmerking? Bent u bereid om in overleg te treden met de deze regio’s, zoals de Waddeneilanden, om te bezien hoe zij eventueel extra ondersteund kunnen worden?
Het kabinet heeft een groot steunpakket uitgerold de afgelopen weken. Ook de medeoverheden maken extra kosten en lopen inkomsten mis, zowel op korte als op lange termijn. Het is reëel dat ook de medeoverheden duidelijkheid verkrijgen over wat ze mogen verwachten aan tegemoetkoming ten aanzien van al hun inspanningen. Het is daarom van belang de omvang van deze financiële gevolgen in kaart te brengen en te werken aan oplossingsrichtingen. Het Rijk en de medeoverheden hebben daarom besloten tot de oprichting van een interbestuurlijke regiegroep, waarin naast het Rijk ook de VNG, het IPO en de UvW zitten. De interbestuurlijke regiegroep zal toezien op het in kaart brengen en de tegemoetkoming in de problematiek als gevolg van corona en de besluitvorming hierover.
Bent u ervan op de hoogte dat opting-in verplicht is voor zelfstandige sekswerkers in de besloten prostitutie en dat veel sekswerkers daardoor op dit moment geen aanspraak kunnen maken op de steunmaatregelen voor zzp’ers? Bent u bereid om de financiële noodmaatregelen ook open te stellen voor sekswerkers, die via een opt-in constructie werkzaam zijn?
In artikel 5a van het Besluit aanwijzing gevallen die als dienstbetrekking worden beschouwd (Stb. 655) is geregeld dat als een dienstbetrekking wordt beschouwd de arbeidsverhouding van de persoon die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht, tenzij wordt voldaan aan bij ministeriële regeling te stellen regels. In beginsel is dus sprake van een zogenoemde fictieve dienstbetrekking. Als een sekswerker werkzaam is op basis van een fictieve dienstbetrekking dan wordt er premie betaald door de werkverschaffer en is de sekswerker (verplicht) verzekerd voor de werknemersverzekeringen. In dat geval komt de werkgever in aanmerking voor de NOW indien aan de overige voorwaarden voor deze regeling wordt voldaan. Een eventuele uitkering op grond van de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandigen (Tozo) is dan niet aan de orde.
In artikel 5a van de ministeriële regeling «Aanwijzing als werkgever en uitzondering verzekeringsplicht werknemersverzekeringen» is echter bepaald dat de arbeidsverhouding van degene die als sekswerker persoonlijk arbeid verricht niet als fictieve dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen wordt beschouwd indien aan de voorwaarden, bedoeld in artikel 2.2 van de Uitvoeringsregeling loonbelasting 2011, wordt voldaan. Indien de sekswerker werkzaam is conform deze voorwaarden en ook de exploitant van de inrichting waar de sekswerker werkzaam is deze voorwaarden in acht neemt, dan is er dus geen sprake van een dienstbetrekking voor de werknemersverzekeringen en is de sekswerker niet verzekerd voor de werknemersverzekeringen. Wel is dan sprake van heffing van loonbelasting.
Of een sekswerker een beroep kan doen op de Tozo is afhankelijk van de vraag of wordt voldaan aan de voorwaarden van die regeling. Op grond van de Tozo kan een uitkering worden verleend aan de zelfstandige die op 17 maart 2020 stond ingeschreven in het handelsregister indien zijn of haar bedrijf financieel is geraakt als gevolg van de coronacrisis. De Tozo is een generieke regeling voor alle zelfstandige ondernemers in Nederland. Er wordt niet gedifferentieerd naar specifieke sectoren of beroepsgroepen. Voor de vaststelling of voldaan wordt aan het begrip «zelfstandige» in de zin van de Tozo is doorslaggevend of voldaan wordt aan de volgende eisen:
Afhankelijk van de concrete feiten en omstandigheden moet worden bezien of sekswerkers aan deze voorwaarden voldoen. Wanneer een onderneming wordt geëxploiteerd dient er sprake te zijn van inschrijving in het handelsregister. Als hier geen sprake van is wordt niet voldaan aan voorwaarde a). Voorwaarde b) betekent dat een bedrijf een reëel karakter moet hebben met een substantieel tijdsbeslag. Voorwaarde c) betekent dat de ondernemer samen met degene met wie hij het bedrijf of zelfstandig beroep uitoefent de volledige zeggenschap in dat bedrijf moet hebben en de financiële risico’s daarvan draagt.
Kunnen sekswerkers uit het buitenland aanspraak maken op de financiële noodmaatregelen zonder dat dit gevolgen heeft voor hun verblijfsstatus? Zo nee, bent u bereid dit mogelijk te maken?
In Nederland rechtmatig verblijvende personen kunnen als zij aan de criteria van de regeling voldoen, aanspraak maken op de Tozo-regeling, WW of algemene bijstand.
Van personen met een verblijfsvergunning die aanspraak maken op de Tozo-regeling hoeft door de gemeente geen melding te worden gemaakt bij de IND.
Het aanvragen van algemene bijstand kan gevolgen hebben voor de verblijfstatus, zowel voor mensen met een verblijfsvergunning als voor EU-burgers. De IND hanteert coulance ten aanzien van personen van wie de verblijfsvergunning afloopt (en door wie geen verlenging wordt aangevraagd) en voor EU-burgers die tijdelijk vanwege de huidige situatie niet terug kunnen naar het land van herkomst. Dit betekent dat de periode van »overstay» personen niet wordt aangerekend bij een nieuwe aanvraag om een verblijfsvergunning of visum of bij het uitreizen naar het land van herkomst na de coronacrisis. Personen zonder geldige verblijfstatus kunnen geen beroep doen op algemene bijstand.
Bent u er bekend mee dat ook goede doelen geld mislopen vanwege de coronacrisis? Wat is uw reactie op de berichtgeving dat Centraal Bureau Fondsenwerving (CBF)-erkende goede doelen tussen de 300.000 en de 500.000 vaste donateurs mislopen?
Ja, het kabinet is ermee bekend dat de Filantropische sector, waaronder goede doelen, evenals andere sectoren wordt getroffen door de gevolgen van het Corona-virus. Zo zijn de landelijke collectes die veel goede doelen in deze periode houden tot 16 mei a.s. opgeschort. Ditzelfde geldt voor de donateurswerving. Ook evenementen en andersoortige fondswervingsacties zijn of worden afgeblazen. Een aantal goede doelen bekijkt in hoeverre ze later dit jaar deze vorm van collecteren kunnen hervatten of organiseren andere manieren van online fondsenwerving. Het door de leden genoemde aantal «misgelopen» donateurs betreft overigens het aantal donateurs dat normaliter jaarlijks wordt geworven. De sector, waaronder Goede Doelen Nederland i.s.m. Partos evenals CBF i.s.m. de Radboud Universiteit, is momenteel bezig met een analyse van de impact van de crisis. De Minister voor Rechtsbescherming volgt dit nauwgezet.
Deelt u de zorgen van goede doelen, fondsenwervers en hun medewerkers die zich afvragen of zij de coronacrisis gaan doorkomen? Zo ja, hoe bent u van plan te voorkomen dat zij gedurende deze crisis omvallen en hun medewerkers daardoor hun baan verliezen?
Het kabinet neemt diverse maatregelen om de werkgelegenheid zoveel mogelijk te behouden. Dat betekent dat ook maatschappelijke organisaties een beroep kunnen doen op verschillende generieke financiële maatregelen. In overleg met de sector bekijkt het kabinet waar mogelijk nog specifieke noden liggen.
Wordt er bij het medisch onderzoek naar COVID-19 rekening gehouden met genderverschillen?
Zoals medegedeeld in de Kamerbrief van 31 maart jl. wordt op nationaal en internationaal niveau veel wetenschappelijk onderzoek gedaan naar kennisontwikkeling met betrekking tot het coronavirus. Vanuit het kabinet ondersteunen wij verschillende nationale onderzoekspartijen – bijvoorbeeld via ZonMw en OCW/NWO – in hun werkzaamheden. Door deze aanvullende middelen zorgt het kabinet ervoor dat op zeer korte termijn zowel acute medische vragen, alsook urgente medische, bredere maatschappelijke vragen over de gevolgen van COVID19 worden beantwoord. Nederland loopt daarmee in de pas met Europese initiatieven.
Op basis van de RIVM-cijfers kunnen we concluderen dat mannen vaker dan vrouwen worden opgenomen in het ziekenhuis, en ook vaker overlijden. Er zijn verschillende verklaringen denkbaar, zowel biologische als gedragsfactoren, maar dit kunnen we op dit moment niet wetenschappelijk funderen. Het RIVM doet nader onderzoek naar genderverschillen en zal daar binnenkort over publiceren.
Welke mogelijkheden ziet u om kinderen, die vanwege het feit dat hun ouders digibeet/analfabeet zijn geen thuisonderwijs kunnen volgen, met spoed een alternatief voor thuisonderwijs te bieden? Kunnen er bijvoorbeeld (gespecialiseerde) docenten op afstand ingezet worden, die een paar uur per dag maatwerk kunnen bieden? Welke handvatten kunt u hiervoor bieden?
Het delen van corona-patenten door farmaceuten |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Erkent u de zorgen die bestaan omtrent de beschikbaarheid en betaalbaarheid van toekomstige coronamedicijnen en vaccins? Erkent u tevens dat we in een mondiale crisis verkeren waarin internationale samenwerking en solidariteit onmisbaar zijn?
Ik erken zowel de genoemde zorgen als het feit dat we in een mondiale crisis verkeren waarin internationale samenwerking en solidariteit onmisbaar zijn om de crisis de baas te worden.
Hoe beoordeelt u de oproep van Costa Rica aan de World Health Organisation (WHO) tot het creëren van een patent pool om een eerlijke toegang tot coronabehandelingen mogelijk te maken?1
Van patent pools is bekend dat ze vervolg-innovaties versterken omdat ze relevante technologie effectief beschikbaar maken. Het geeft meer partijen laagdrempelig toegang tot standaarden en versterkt daarmee kaders en normen die bruikbaar zijn of als bouwsteen kunnen dienen om effectieve therapieën te ontwikkelen. Een therapie kan immers bestaan uit meerdere patenten of is ontwikkeld op basis van bestaande patenten.
Nederland is voorstander van het delen van informatie en wetenschappelijke data. Hierbij moet wel worden gewaakt dat data wordt opgeslagen in toegankelijke systemen, zodat iedereen er later weer bij kan. Daarom is Nederland voorstander van samenwerkingsverbanden die werken volgens de FAIR principes (FAIR staat voor: Findable, Accessible, Interoperable, Reusable). Op grond van deze FAIR principes zijn data vindbaar, toegankelijk, interoperabel en herbruikbaar en kunnen data gemakkelijk met behulp van algoritmes worden onderzocht. Nog belangrijker in verband met persoonsgevoelige informatie is dat databeheerders zelf de mate kunnen bepalen waarin ze hun data openstellen voor derden.
Het idee van Costa Rica is dus een stap in de goede richting, echter, er dient zeer zorgvuldig naar de uitvoering ervan te worden gekeken.
Zoals 8 april jongstleden in de gewijzigde motie van het lid Ellemeet c.s. over het opzetten van een wereldwijde COVID-19 pool (t.v.v. motie 25295–224) is gevraagd, zal de regering voorafgaand, en tijdens, de jaarlijkse vergadering van de WHO leiderschap tonen en zich expliciet uitspreken voor zo’n wereldwijde COVID-19 pool en de WHO hierbij actief steunen.
Wat is uw oordeel over de uitspraak van de directeur van de internationale branchevereniging van farmaceutische industrie dat het mogelijk maken van wereldwijd gebruik van coronamedicijnen «niet bovenaan de prioriteitenlijst» staat? Bent u van mening dat de farmaceutische industrie met deze houding haar maatschappelijke taak serieus neemt?
Bij de ontwikkeling van een therapie voor of vaccin tegen COVID-19 is een goede private-publieke samenwerking nodig. Zowel voor wat betreft de noodzakelijke financiële middelen als voor wat betreft de kennis en expertise. De farmaceutische industrie heeft hier in mijn ogen dus ook een belangrijke taak in. Als ik vertegenwoordigers van de industrie of bedrijven spreek, benoem ik dit ook. Het is voor mij randvoorwaardelijk dat een therapie beschikbaar komt die toegankelijk en betaalbaar is. Gelukkig zien we ook vanuit farmaceutische bedrijven de wil om hieraan mee te werken.
Ik heb het citaat, zoals genoemd wordt in de vraag, niet kunnen controleren. De internationale branchevereniging van de farmaceutische industrie heeft ondertussen wel een verklaring op hun website geplaatst, waarin ze het belang van therapie ontwikkeling voor COVID-19 onderschrijven2.
Bent u bereid de Costa Ricaanse oproep aan de WHO te ondertekenen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De gevolgen van de coronacrisis voor het urencriterium, de zelfstandigenaftrek en de startersaftrek |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris financiën) (D66), Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de coronacrisis voor zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) een belemmering kan vormen om het urencriterium te halen en daarmee gevolgen kan hebben voor het recht op zelfstandigenaftrek en startersaftrek?
Ja.
Is het mogelijk om het urencriterium voor 2020 aan te passen, bijvoorbeeld door de uren over de maanden waarin het noodpakket in werking is, niet mee te tellen?
Ondernemers die belastingplichtig zijn voor de inkomstenbelasting kunnen onder voorwaarden aanspraak maken op verschillende ondernemersfaciliteiten. Op sommige van deze ondernemersfaciliteiten zoals de zelfstandigenaftrek, de meewerkaftrek en de oudedagsreserve kan enkel aanspraak worden gemaakt als aan het zogenoemde urencriterium wordt voldaan. Op basis van de hoofdregel wordt aan dit urencriterium voldaan wanneer de ondernemer ten minste 1.225 uren per kalenderjaar besteedt aan werkzaamheden voor zijn onderneming. Hierbij wordt alle tijd in aanmerking genomen die hij met het oog op de zakelijke belangen van zijn onderneming verricht. Het urencriterium waarborgt dat bepaalde ondernemersfaciliteiten uitsluitend toegekend worden aan ondernemers die een substantieel deel van hun werktijd aan hun onderneming(en) besteden. Een besluit tot versoepeling van het urencriterium mag dan ook enkel weloverwogen worden gemaakt. Als gevolg van de coronacrisis en de daarmee samenhangende maatregelen die door het kabinet zijn genomen is het mogelijk dat een ondernemer zijn werkzaamheden gedurende een bepaalde periode niet of in beperkte mate kan uitoefenen, zeker naarmate deze maatregelen langer van kracht zijn. Dit kan ertoe leiden dat hij over het jaar 2020 niet aan het urencriterium voldoet, waardoor de ondernemer het recht op bepaalde ondernemersfaciliteiten verliest. Ook het lid Stoffer (SGP) heeft in het wetgevingsoverleg van de commissie voor Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 14 april 2020 vragen gesteld om de mogelijkheden te bekijken ten aanzien van het urencriterium in verband met de doorwerking naar de fiscale faciliteiten.
Het feit dat ondernemers puur als gevolg van het coronavirus bepaalde ondernemersfaciliteiten verliezen, acht ik onwenselijk en onrechtvaardig. Daarom heb ik in mijn brief van 24 april 2020 met aanvullende fiscale maatregelen in verband met het coronavirus een versoepeling van het urencriterium aangekondigd.
Deelt u dat het goed is om in deze uitzonderlijke tijd ruimhartig om te gaan met het urencriterium?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich uw besluit om naar aanleiding van crisisjaren 2009 en 2010 bij twijfel soepelheid te betrachten over de aannemelijkheid van het behalen van het urencriterium?1
Ja.
Bent u bereid om ook nu soepel om te gaan als er twijfel mogelijk is over de aannemelijkheid van de uren besteed aan werkzaamheden die worden uitgevoerd met oog op de zakelijke belangen van de onderneming, die niet direct te koppelen zijn aan een opdracht?
Het beleidsbesluit dat mijn ambtsvoorganger heeft genomen ten tijde van de kredietcrisis zou ook een maatregel kunnen zijn om nu met enige soepelheid om te gaan met het urencriterium. Echter, deze versoepeling zal het doel – zorgen dat ondernemers die normaliter aan het urencriterium voldoen, ook in 2020, ondanks de coronamaatregelen, aan het urencriterium kunnen voldoen – naar mijn mening niet volledig bereiken. De coronamaatregelen kunnen er namelijk toe leiden dat een ondernemer ook geen of minder indirecte uren maakt. Daarom heb ik in mijn brief van 24 april 2020 met aanvullende fiscale maatregelen in verband met het coronavirus gekozen voor een meer ruimhartige versoepeling van het urencriterium. Bij deze versoepeling is het onderscheid tussen directe en indirecte uren niet relevant.
Welke andere mogelijkheden heeft het kabinet om soepelheid te betrachten?
Er zijn verschillende mogelijkheden onderzocht om soepelheid te betrachten bij de toets of een ondernemer aan het urencriterium over het jaar 2020 voldoet. Het kabinet heeft echter de voorkeur gegeven aan een variant waarbij een ondernemer in de periode van 1 maart 2020 tot en met 31 mei 2020 geacht wordt ten minste 24 uren per week aan zijn onderneming te hebben besteed, ook als hij die uren niet daadwerkelijk heeft besteed. Deze mogelijkheid levert voor een ondernemer namelijk weinig administratieve lasten op in vergelijking met andere varianten en is tevens goed uitvoerbaar voor de Belastingdienst.
Is het mogelijk het urencriterium aan te passen bij de vooraangifte voor 2020? Zo niet, is het dan wel mogelijk om in de toelichting bij de vooraangifte aan te geven dat besloten is om ruimhartig om te gaan met het urencriterium?
De vraag over het urencriterium kan in de vooraangifte 2020, i.e. het verzoek om een voorlopige aangifte, worden aangepast. Ik hecht er wel veel waarde aan dat de fiscale maatregelen die worden genomen bekend worden bij alle ondernemers, bijvoorbeeld door het inzetten van diverse communicatiemiddelen. Ik denk hierbij aan de reguliere communicatiekanalen, zoals de website van de Belastingdienst en sociale media voor Belastingdienst Zakelijk.
Aan het begin van het kalenderjaar wordt een voorlopige aanslag opgelegd op basis van de winst van voorgaande jaren. Daarbij is rekening gehouden met toepassing van de ondernemersfaciliteiten. Wanneer de ondernemer een (nadere) voorlopige aanslag over het jaar 2020 aanvraagt, bijvoorbeeld omdat een deel van de omzet is weggevallen en een eerdere voorlopige aanslag daarom te hoog is, kan de ondernemer zijn winst schatten met in begrip van de ondernemersfaciliteiten. Bij de vraag of wordt voldaan aan het urencriterium kan de ondernemer rekening houden met de versoepeling van het urencriterium.
Bent u voornemens om van deze mogelijkheden gebruik te maken?
Zie antwoord vraag 7.
Wat adviseert u zelfstandigen die gebruik maken van de mogelijkheid om opnieuw vooraangifte te doen voor 2020 om in te vullen bij de vraag over het urencriterium?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 14 april 2020?
Beantwoording van deze vragen voor 14 april 2020 heeft niet plaatsgevonden. Dit houdt verband met lopende onderzoeken naar fiscale maatregelen en mogelijke versoepelingen daarin als gevolg van de coronacrisis. Daarvan maakte ook de mogelijkheid tot versoepeling van het urencriterium onderdeel uit. Inmiddels heeft het kabinet besloten tot een versoepeling van het urencriterium. De resultaten van dat besluit zijn in deze antwoorden verwerkt, waardoor de antwoorden op dit latere moment aangeboden worden.
De berichten ‘De corona-angst achter de dichte deuren van het verpleeghuis’ en ‘Frankrijk moet dodenlijst bijstellen: honderden ouderen overleden in verpleeghuizen’ |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichten «De corona-angst achter de dichte deuren van het verpleeghuis» en « Frankrijk moet dodenlijst bijstellen: honderden ouderen overleden in verpleeghuizen» en andere berichten die betrekking hebben op corona-gerelateerde sterfgevallen in verpleeghuizen en kleinschalige woonvormen voor bijvoorbeeld dementerende ouderen?1
Vindt u het van belang om een zo betrouwbaar mogelijk inzicht te hebben in het aantal bewoners van verpleeghuizen dat ziek wordt als gevolg van het coronavirus en het aantal bewoners dat (mede) daaraan komt te overlijden?
Heeft u een betrouwbaar inzicht in en een overzicht van de aan corona gerelateerde sterfgevallen in verpleeghuizen en woonvormen als hierboven bedoeld? Als dat niet het geval is, bent u dan bereid om dat inzicht wel te verkrijgen (bijvoorbeeld door het, via branche-organisaties, wekelijks gestructureerd verzamelen van gegevens) en de Kamer daarover vervolgens te informeren?
Worden, zoals in het artikel in de Volkskrant door een zorgbestuurder wordt gesteld, bewoners met ziekteverschijnselen die op corona zouden kunnen wijzen, standaard getest of vindt (zoals elders in hetzelfde artikel wordt gesteld) testen slechts «mondjesmaat» plaats? Indien beide beweringen waar zijn, hoe kan het dat klaarblijkelijk zo verschillend met testen wordt omgegaan? Vindt u dat dat moet kunnen en bent u bereid daar verandering in aan te brengen, zodat alle bewoners (èn medewerkers) met ziekteverschijnselen die op corona zouden kunnen wijzen worden getest?
Hoeveel locaties zijn er inmiddels «opgegeven», zoals in het artikel in de Volkskrant bedoeld? Als u daar geen inzicht in heeft, zou u dat dan wel willen verwerven en delen?
Hebben inmiddels alle verpleeghuizen (inclusief woonvormen voor bijvoorbeeld dementerende ouderen) de beschikking over voldoende beschermingsmiddelen?
Wat vindt u van het pleidooi dat verpleeghuizen maatwerk zouden moeten kunnen leveren als het gaat om het bijvoorbeeld toch (eerder) toestaan van bezoek, mede tegen de achtergrond van de kwaliteit van leven van vaak al ernstig zieke ouderen? Is dergelijk maatwerk mogelijk dan wel zou u dat mogelijk willen maken?
Het bericht dat het kabinet de productie van kolencentrales omlaag wil brengen |
|
Chris Stoffer (SGP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat het kabinet inzet op verlaging van de productie van kolencentrales om aan de Urgenda-opgave te voldoen?1
Het kabinet werkt op dit moment aan een pakket met aanvullende maatregelen om een bijdrage te leveren aan de uitvoering van het Urgenda-vonnis. Ook maatregelen rondom de kolencentrales worden hierin meegewogen. Ik zal de Kamer op zeer korte termijn informeren over de resultaten hiervan. Met deze brief zullen ook uw vragen worden beantwoord. Ik kan hier nu niet op vooruitlopen.
Hoeveel CO2-reductie wilt u hiermee behalen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel budget heeft u beschikbaar voor de genoemde productieverlaging?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u een schets geven van het traject dat u wilt volgen?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de hoeveelheid CO2-reductie op Europees niveau heel beperkt zal zijn, gelet op het Europese emissiehandelssysteem en het waterbedeffect?
Bij een nationale ingreep op de elektriciteitsmarkt rondom de kolencentrales zal er sprake zijn van weglekeffecten omdat een deel van de weggevallen elektriciteitsopwekking in Nederland zal worden overgenomen door productie in onze buurlanden. Dit zal daarmee leiden tot extra CO2-uitstoot aldaar waarmee een deel van de in Nederland behaalde CO2-reductie teniet wordt gedaan. Hoe groot het weglekeffect is, zal afhankelijk zijn van zowel de vormgeving van een nationale ingreep rondom de kolencentrales als de ontwikkelingen op de elektriciteitsmarkt.
Met het waterbedeffect wordt bedoeld dat CO2-reductie op de ene plek ertoe leidt dat ergens anders binnen het ETS-systeem ruimte ontstaat om meer CO2-emissies uit te stoten. In het ETS-systeem is sinds vorig jaar een mechanisme in werking getreden waarmee overtollige emissierechten, onder meer ten gevolge van extra emissiebeperkende nationale maatregelen, stapsgewijs worden weggenomen en vernietigd. Met de invoering van dit mechanisme (de marktstabiliteitsreserve, MSR) en het vernietigen van rechten uit de MSR leiden emissiebeperkende maatregelen, zoals een nationale ingreep rondom de kolencentrales, niet automatisch tot een toename van emissies op EU-niveau.
Dit betekent ook dat vermeden emissies in Nederland, zoals als gevolg van een nationale ingreep rondom kolencentrales, niet automatisch en direct leiden tot meer emissies elders. Met andere woorden, het waterbedeffect zal naar verwachting in de periode tot 2030 slechts een beperkte rol spelen.
Hoeveel CO2-reductie zal naar verwachting gerealiseerd worden vanwege de economische terugval en de enorme beperking van het aantal verkeersbewegingen als gevolg van de coronacrisis?
Zie antwoord vraag 1.
Acht u het investeren van overheidsgeld in de genoemde productieverlaging, gelet op voornoemde beperkte effect op de Europese CO2-reductie, op de verwachte CO2-reductie als gevolg van de coronacrisis en op het feit dat door de crisissituatie veel bedrijven op omvallen staan en steun nodig hebben, opportuun?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid uw inzet op productieverlaging van kolencentrales te heroverwegen?
Zie antwoord vraag 1.
Tolheffing bij de Westerscheldetunnel in Zeeuws-Vlaanderen |
|
Corrie van Brenk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de artikelen over tolheffing bij de Westerscheldetunnel in Zeeuws-Vlaanderen?1, 2, 3
Ja.
Bent u zich ervan bewust dat inwoners van Zeeuws-Vlaanderen alleen de rest van Nederland kunnen bereiken via de Westerscheldetunnel, nu de Belgisch-Nederlandse grens zo goed als gesloten is? Vindt u dit wenselijk? Kunt u dit antwoord toelichten?
In heel Nederland geldt dat er gelet op het corona-virus maatregelen zijn genomen. Als uitgangspunt geldt dat iedereen thuis blijft, tenzij men werkzaam is in een vitale sector. Indien dit beroep wordt uitgeoefend in België, kan men hiervoor een vignet aanschaffen via het Belgisch nationaal crisiscentrum teneinde makkelijker de grens te passeren. Indien geen vignet is aangeschaft, moet een werkgeversverklaring worden getoond. De Westerscheldetunnel blijft daarbij zorgen voor goede bereikbaarheid tussen Zeeuws-Vlaanderen en de rest van Nederland. Het noodzakelijke vervoer kan zo doorgang vinden.
Bent u bereid de Westerscheldetunnel, gedurende de coronacrisis en zolang de Belgisch-Nederlandse grens gesloten is, in overleg met de provincie Zeeland en de directie van de Westerscheldetunnel tolvrij te maken, eventueel alleen voor bepaalde groepen, gezien de regels voor sociale onthouding? Kunt u uw antwoord toelichten?
Provinciale staten van de Provincie Zeeland besluit als aandeelhouder van de Westerscheldetunnel over het tolheffingskader. De directie van de Westerscheldetunnel besluit over de toltarieven.
Gedeputeerde staten van Zeeland wijst er in recente beantwoording op soortgelijke vragen op dat het advies van de overheid is om sociale contacten te mijden en thuis te blijven en dat het tijdelijk tolvrij maken van de Westerscheldetunnel, averechts zal werken op dit advies en juist contacten zal bevorderen.
Welke afspraken zijn er gemaakt met België over grensoverschrijdende zorg in het kader van het coronavirus en zijn de zorgverleners in Zeeuws-Vlaanderen hiervan goed op de hoogte? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals in antwoord 2 aangegeven, is de Belgische grens gesloten voor niet essentiële reizen. Wel kunnen Nederlanders werkzaam in een vitale sector of cruciaal beroep een vignet aanschaffen via het Belgisch crisiscentrum teneinde de grens makkelijker te passeren. Zoals aangegeven op de Belgische internetpagina met informatie over de corona-maatregelen, kunnen hulpdiensten vrij de grens over zonder controle. Medische behandelingen kunnen slechts doorgang vinden voor zover dit urgent is of in het kader van een noodzakelijke medische behandeling. Hiervoor moet een opnameverklaring van het ontvangende ziekenhuis respectievelijk een medisch attest overlegd kunnen worden.
Deze informatie is openbaar beschikbaar voor alle zorghulpverleners.
De bilaterale relatie met België is zeer goed. Er zijn diverse samenwerkingen tussen ziekenhuizen in de grensregio.
Zijn er, na het incident met de ambulance bij de Liefkenshoektunnel, heldere afspraken gemaakt over het laten passeren van hulpverleningsvoertuigen?
In de Liefkenshoektunnel kunnen prioritaire hulpvoertuigen die met het gebruik van de geluid- en lichtinstallatie als zodanig kenbaar zijn en via de meldkamer zijn aangemeld, de tunnel doorrijden zonder tol te betalen. Overige hulpvoertuigen die niet prioritair zijn, moeten wel betalen. Dit geldt ongeacht de herkomst van het voertuig. Dit beleid wordt reeds jaren toegepast en is bekend bij Nederlandse hulpdiensten die gebruik maken van de tunnel. Naar aanleiding van het incident met de Nederlandse ambulance heeft het management van de Liefkenshoektunnel maatregelen genomen.
Het gereedstellen van het Bronovo ziekenhuis |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Martin van Rijn (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep van een oud-chirurg om het eerder gesloten Bronovo ziekenhuis gereed te maken voor de opvang van patiënten en mogelijk ook coronapatiënten?1
Welk type zorg kan naar uw inzicht worden geboden in het Bronovo ziekenhuis? Kan het Bronovo ziekenhuis daarmee deels voorzien in de verhoogde vraag naar zorg die we momenteel ervaren?
Bent u van mening dat het Bronovo ziekenhuis met zijn infrastructuur een goede locatie is voor de tijdelijke opvang van extra patiënten, zeker in vergelijking met andere locaties die momenteel benut worden zoals bijvoorbeeld evenementencentrum Ahoy?
Bent u bereid gehoor te geven aan deze oproep en het Bronovo ziekenhuis zo snel mogelijk in gereedheid te brengen?
De coronacrisis en bewonersinitiatieven |
|
Harry van der Molen (CDA), Nevin Özütok (GL), Jan de Graaf (CDA) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Financieel zwaar weer voor bewonersinitiatieven: tijd voor actie» en het onderliggend onderzoek van MAEX?1
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat initiatieven juist ook in deze tijd van grote waarde zijn, maar dat zij tegelijkertijd te maken hebben met een inkomstenverlies van gemiddeld 70%?
Ja, maatschappelijke initiatieven zijn (juist ook in deze tijd) van grote waarde voor de samenleving. Dat blijkt onder meer uit de grote betrokkenheid en inzet van mensen binnen de sociale structuren in buurten en wijken. Zij zetten zich geheel belangeloos in voor de medemens. Ik heb daar grote bewondering voor. Daarom zet dit kabinet ook in op het vergroten en versterken van de invloed van bewoners op de eigen woon- en leefomgeving, onder meer via het uitdaagrecht. Bewoners weten vaak als geen ander wat nodig is in hun buurt. De Coronacrisis heeft – net zoals op andere terreinen – impact op de initiatieven vanuit de samenleving. In het door u genoemde onderzoek wordt daarbij een gemiddeld inkomstenverlies van 68 procent onder 244 respondenten gemeld, waarbij maatschappelijke initiatiefnemers en sociaal ondernemers onder één noemer zijn gebracht.
Kunnen niet-commerciële organisaties ook een beroep doen op de reeds aangekondigde regelingen voor financiële ondersteuning?
Niet-commerciële instellingen kunnen ook een beroep doen op de reeds aangekondigde regelingen voor financiële ondersteuning. Dat geldt echter niet voor alle maatregelen uit het ondersteuningspakket. Een dergelijke instelling moet dan kwalificeren als een onderneming, en dat is «iedere eenheid, ongeacht haar rechtsvorm of wijze van financiering, die een economische activiteit uitoefent». Een economische activiteit is iedere activiteit waarbij goederen of diensten op een markt worden aangeboden. Als er geen sprake van een onderneming is, zoals mogelijk bij buurtinitiatieven, dan staan de regelingen dus niet ter beschikking.
Bent u bereid om het initiatief te nemen om met gemeenten en relevante partijen, waaronder wellicht landelijke fondsen die bewonersinitiatieven ondersteunen zoals het Oranjefonds en anderen, te bezien hoe tot een gezamenlijke inzet kan worden gekomen om noodlijdende bewonersinitiatieven, waarvan de activiteiten tijdelijk niet (of nauwelijks) kunnen doorgaan en voor wie het opbrengen van vaste lasten een probleem is, de komende maanden te ondersteunen?
Ik wil een beroep doen op gemeenten om oog te hebben voor de maatschappelijke initiatieven binnen hun gemeenschap, zeker als deze maatschappelijke initiatieven door de coronacrisis in hun voortbestaan worden bedreigd. Op mijn beurt ben ik bereid om samen met betrokken gemeenten te kijken naar maatwerkmogelijkheden om specifieke lokale knelpunten het hoofd te bieden. Naast het kabinetsbrede ondersteuningspakket en de ondersteuning via het meerjarige samenwerkingsprogramma Democratie in Actie zie ik vooralsnog geen aanleiding om op dit moment extra initiatief te nemen voor een algemene ondersteuningsmaatregel.
Bent u bereid via het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties praktische ondersteuning te bieden aan het spontaan ontstane noodfonds dat wordt getrokken door MAEX, de Maatschappelijke Alliantie, en dat wordt gesteund door LSA bewoners, de Landelijke Vereniging Voor Kleine Kernen en anderen?
Vooropgesteld wil ik mijn waardering uitspreken voor de snelle inventarisatie van het vraagstuk en de uitwerking van de initiatiefnemers om uitkomst te bieden aan de noodlijdende maatschappelijke initiatieven en sociale ondernemers. Ik ben bereid, zoals hierboven al gemeld, om praktische ondersteuning te bieden bij lokale knelpunten in specifieke gemeenten. Daarover ga ik graag het gesprek aan.
Ziet u mogelijkheden om met of via het programma Lokale Democratie van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties bij te dragen aan het verkleinen of oplossen van de acute problemen die zich voordoen bij bewonersinitiatieven en/of gemeenten? Welke mogelijkheden ziet u in het programma om middelen, die nog niet juridisch verplicht zijn, in te zetten voor de bewonersinitiatieven?
Het samenwerkingsprogramma Democratie in Actie richt zich primair op de ondersteuning van decentrale overheden. Zoals ik al eerder opmerkte hecht ik veel waarde aan maatschappelijk initiatief en betrokkenheid van bewoners. Het versterken van bewonersbetrokkenheid bij de lokale democratie en daarmee ook maatschappelijke initiatieven maakt nadrukkelijk deel uit van dat programma. Om die reden investeer ik ook jaarlijks via uitvoeringspartners als het Landelijk Samenwerkingsverband Actieve bewoners en de Landelijke Vereniging Kleine Kernen in een ondersteuningsprogramma ten behoeve van maatschappelijke initiatieven. Ook de komende jaren zal ik dat blijven doen. Daarnaast zal ik in overleg met gemeenten actief monitoren op welke wijze noodlijdende maatschappelijke initiatieven extra kunnen worden ondersteund. Ik denk daarbij aan praktische ondersteuning in de vorm van kennis en het tijdelijk beschikbaar stellen van extra ondersteunende expertise.
Het bericht dat een terrorist in Oman is opgehaald en naar Nederland is gebracht |
|
Theo Hiddema (FVD), Thierry Baudet (FVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Somaliëganger (38) opgepakt op Schiphol»?1
Ja.
Wanneer bent u erover geïnformeerd dat de 38-jarige man is afgereisd naar Somalië om zich aan te sluiten bij een of meerdere islamitische terreurorganisaties en deel te nemen aan de gewapende jihad?
In verband met de lopend strafzaak naar deze persoon kan ik niet ingaan op de details van deze specifieke casus.
Wanneer en op welke welke wijze heeft deze terrorist ooit de Nederlandse nationaliteit verkregen? Had hij naast de Nederlandse, nog een of meerdere andere nationaliteiten?
In verband met de lopend strafzaak naar deze persoon kan ik niet ingaan op de details van deze specifieke casus.
Van welke terroristische misdrijven wordt de man precies verdacht? Hoe bent u achter deze informatie gekomen?
Zoals gepubliceerd in het persbericht van het Openbaar Ministerie2 wordt de man verdacht van deelneming aan een terroristische organisatie. Hij zou in 2010 zijn uitgereisd naar Somalië om vermoedelijk deel te nemen aan de gewapende strijd van een of meer terroristische organisaties, zoals Al-Shabaab of Al Qaida. Het strafrechtelijk onderzoek is op dit moment gaande.
Wanneer, waarom en door wie is besloten om hem op zijn verzoek in Oman op te halen en naar Nederland te brengen?
Voor iedere Nederlandse uitreiziger is het beleid dat als een persoon zich meldt bij een Nederlandse diplomatieke vertegenwoordiging er (consulaire) bijstand verleend wordt volgens de reguliere kaders gericht op een gecontroleerde terugkeer naar Nederland met het oog op vervolging en berechting. Daarbij worden ook de autoriteiten van het land in kwestie geïnformeerd, om lokale rechtspleging niet in de weg te staan. Bij terugkomst in Nederland worden zij aangehouden op grond van verdenking van een terroristisch misdrijf. Veroordeelden voor en verdachten van een terroristisch misdrijf worden op één van de speciale terroristenafdelingen (TA’s) geplaatst.
Houdt u er rekening mee dat het niet lukt om voldoende wettig bewijsmateriaal te verzamelen van de terroristische misdrijven die hij duizenden kilometers verderop heeft gepleegd?
Elke onderkende terugkeerder wordt bij terugkeer op Schiphol aangehouden. Het Openbaar Ministerie zal, indien het opportuniteitsbeginsel dit toelaat, een verdachte vervolgen voor deelname aan een terroristische organisatie. Buiten het strafrechtelijke kader zijn ook bestuursrechtelijke interventies mogelijk, bijvoorbeeld vanuit de tijdelijke wet bestuursmaatregelen terrorisme.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze man geen gevaar voor de Nederlandse bevolking vormt wanneer hij op vrije voeten wordt gesteld?
Om de risico’s die van jihadisten uit gaan te verminderen worden door alle relevante partners (internationaal, nationaal en lokaal) de beschikbare middelen ingezet. Tevens worden terugkeerders in een lokaal multidisciplinair casusoverleg besproken met het doel passende maatregelen te treffen. Op basis van een risico-inschatting wordt per geval bepaald welke maatregelen worden getroffen. Terugkeerders zijn onder andere onderwerp van strafrechtelijk onderzoek en kunnen onderwerp zijn van inlichtingenmatig onderzoek. Politie en AIVD maken bij onderkende terugkeerders een inschatting van de dreiging, houden hen daar waar mogelijk en noodzakelijk scherp in beeld en zijn alert. Na een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf kan bij een tweede nationaliteit ook het Nederlanderschap worden ingetrokken.
Heeft u onderzocht wat de mogelijkheden zijn om zijn Nederlandse nationaliteit af te pakken en hem als ongewenst vreemdeling te laten verklaren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat waren de uitkomsten van dat onderzoek?
Zonder in te gaan op de details van deze casus is het algemeen beleid dat indien iemand is teruggekeerd naar Nederland en indien er sprake is van een onherroepelijke veroordeling voor een terroristisch misdrijf als bedoeld in artikel 14, tweede lid aanhef en onder b, Rijkswet op het Nederlanderschap vindt een beoordeling plaats of het Nederlanderschap kan worden ingetrokken. Voorwaarde hiervoor is onder andere dat de persoon een tweede nationaliteit heeft, zodat betrokkene na intrekking van het Nederlanderschap niet stateloos wordt. Na intrekking van het Nederlanderschap wordt onder regie van de Dienst Terugkeer en Vertrek ingezet op vertrek naar het land van de tweede nationaliteit.
Hoeveel mensen zijn er naar schatting in totaal afgereisd vanuit Nederland naar Somalië om zich aan te melden bij een terroristische organisatie? Hoeveel van hen zijn teruggekeerd, hoeveel zijn omgekomen en hoeveel zijn nog in het buitenland?
Er zijn slechts enkele personen vanuit Nederland uitgereisd naar Somalië om zich aan te sluiten bij een terroristische organisatie, zoals Al-Shabaab of Al Qaida.
De sluiting locaties Hoenderloo en Deelen van jeugdzorgaanbieder Puryn |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wilt u erkennen dat het doel van de motie-Hijink c.s. van 23 januari 2020 over maximale inzet op een doorstart voor De Hoenderloo Groep nooit een serieuze kans heeft gemaakt?1
Conform de motie Hijink cs2 heb ik mij, samen met gemeenten en instelling, maximaal ingespannen om met de initiatiefnemers van «Klein Hoenderloo» te verkennen of een doorstart van de Hoenderloo Groep mogelijk is. Zoals ik toelichtte in mijn brief van 20 februari 2020 heb ik de initiatiefnemers van «Klein Hoenderloo» samen met alle stakeholders bijeengeroepen voor een overleg over het plan «Klein Hoenderloo». Dit plan is serieus beoordeeld door alle stakeholders (gemeenten, Pluryn, Jeugdautoriteit, de IGJ, de Inspectie van het Onderwijs en het Ministerie van OCW), ieder vanuit de eigen rol en verantwoordelijkheid. Na twee rondes van verhelderende vragen bleek dat het plan door alle betrokkenen werd beoordeeld als onvoldoende zekerheid gevend. De plannen waren beperkt uitgewerkt op de punten continuïteit en kwaliteit van zorg en er werd uitgegaan van een faillissement van de Hoenderloo Groep. Daarnaast hebben vooral gemeenten aangegeven de ambitie te hebben dat ook als jongeren uit huis geplaatst moeten worden, ze deze zorg zoveel mogelijk in kleinschalige, meer gezinsgerichte woonvormen willen organiseren.
Ik heb Pluryn verzocht serieus na te denken over alternatieve doorstartmogelijkheden en deze met spoed uit te werken. Vier mogelijkheden zijn onderzocht. Geen van de alternatieven bood een praktisch haalbare optie die zou leiden tot verbeterde kwaliteit van zorg, aansluitend op de zorgvraag en tegen verantwoorde kosten. Daarentegen bleek een doorstart van de zorg van de Hoenderloo Groep op andere locaties wél mogelijk. Tot heb ik KPMG zowel het plan «Klein Hoenderloo» als de vier doorstart ideeën van Pluryn onafhankelijk laten toetsen.
Wat is uw oordeel over de inspectierapportages over de locaties Hoenderloo en Deelen, waarin wordt gesproken over onder andere een gebrek aan kwaliteit en continuïteit en een gebrek aan personeel door ziekteverzuim?2
De IGJ heeft Pluryn na een inspectieonderzoek eind 2018 om verbeteringen gevraagd. Pluryn heeft vervolgens zelf geconstateerd dat het nog onvoldoende is gelukt om verbeteringen te realiseren. Dit in combinatie met de financiële problematiek van de organisatie waardoor middelen om de zorg te verbeteren ook niet beschikbaar zijn, heeft Pluryn doen besluiten de locaties te sluiten. De IGJ geeft aan te begrijpen dat het bestuur van Pluryn genoodzaakt is ingrijpende maatregelen te treffen. Daarom vindt de IGJ de keuze voor sluiting van deze locaties navolgbaar. Ik sluit mij hier bij aan.
Hoe beoordeelt u de oorzaak van de problemen, die volgens het rapport voortkomen uit slecht management en bestuur, te zien in de top-down benadering, gebrek aan verbinding met de werkvloer en gebrek aan begeleiding van werknemers?
De IGJ heeft sinds 2016 meermaals toezicht uitgevoerd bij de Hoenderloo Groep en verbetermaatregelen gevraagd4. In haar laatste rapport geeft de IGJ geeft aan zich zorgen te maken over het ziekteverzuim, de lage mate van ervaren vertrouwen van medewerkers in het bestuur van de organisatie en het ontbreken van een gevoel van veiligheid binnen de organisatie. De IGJ verwacht dat het bestuur van Pluryn haar medewerkers zo goed mogelijk ondersteunt om nu en in de komende periode de kwaliteit en veiligheid van de hulp aan jeugdigen te borgen. Ik sluit mij hier bij aan.
Bent u van mening dat het sluiten van deze twee locaties ertoe zal leiden dat de bredere problemen binnen Pluryn worden opgelost? Hoe reëel schat u de mogelijkheid dat Pluryn in de toekomst problemen blijft ervaren en dat daaruit verdere sluitingen zullen voortvloeien?
Zoals bekend is Pluryn’s financiële situatie al enige tijd precair. Pluryn zal samen met haar stakeholders, zoals gemeenten en zorgkantoren, moeten komen tot een gedragen inzet voor de richting en benodigde maatregelen tot herstel. Vanuit mijn rol als stelselverantwoordelijke ben ik hierbij betrokken, altijd met het oog op de borging van de continuïteit van zorg. De afgelopen maanden is Pluryn in gesprek met haar stakeholders over het meerjarenherstelplan voor de periode 2020–2021. De sluiting van de Hoenderloo Groep is onderdeel hiervan. Vanwege het belang van zorgcontinuïteit gaat de Jeugdautoriteit een monitoringsrol vervullen.
Erkent u dat er stevige beloften zijn gedaan tijdens het debat van 23 januari 2020 over het het herplaatsen van gedupeerde jongeren? Hoe rijmt u dit met de conclusie van de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd dat Pluryn zorgvuldiger moet omgaan met de begeleiding van jongeren naar een vervolgopleiding en dat hun wensen onvoldoende worden meegewogen? Bent u van mening dat hiermee deze belofte voldoende wordt waargemaakt?
In het debat heb ik aangegeven dat geen kind tussen wal en schip mag vallen en er voor elke jongere een passende vervolgplek moet worden gezocht. Ook heb ik gezegd dat ik Pluryn aan deze verantwoordelijkheid zal houden. Daar ziet de IGJ namens mij op toe.
De IGJ heeft in haar voortgangsbericht inderdaad verbeterpunten over de werkwijze van Pluryn geconstateerd. De IGJ verwacht dat Pluryn haar werkwijze voor de komende periode op deze punten aanpast en verbetermaatregelen treft
De IGJ verwacht dat Pluryn een werkwijze gaat hanteren waarbij ook expliciet de wensen en behoefte van jeugdigen worden betrokken bij het bepalen van een vervolgplek.
De IGJ ontvangt tweewekelijks van Pluryn de stand van zaken en een overzicht van de aanwezige cliënten en hun perspectief. Vierwekelijks ontvangt de IGJ een uitgebreidere voortgangsrapportage en onderliggende bijlagen waarin Pluryn de afbouw en aanwezige risico’s en getroffen maatregelen beschrijft. De IGJ brengt in de komende periode maandelijkse voortgangsbezoeken aan beide locaties om te beoordelen of Pluryn voldoende verbetermaatregelen treft en zal indien verbetering uitblijft ingrijpen. Afhankelijk van de ontwikkelingen met het Coronavirus vormt de IGJ zich ook op alternatieve wijzen een eigen beeld van de situatie. Ik ga er hiermee vanuit dat voor ieder kind een passend vervolg komt.
Kunt u aangeven welke toekomstplannen Pluryn momenteel verkent voor de locaties? Bent u van mening dat Pluryn zich hierin gedraagt als een organisatie die het publiek belang dient?
Pluryn is voornemens het vastgoed van de Hoenderloo Groep te verkopen. Pluryn is een stichting. Dat betekent dat de opbrengst uit (bijvoorbeeld) verkoop van vastgoed in beginsel zal worden aangewend voor activiteiten die bijdragen aan de doelomschrijving van de stichting (dus voor zorgactiviteiten), en de organisatie niet zomaar kan verlaten. Pluryn heeft in haar meerjarenherstelplan omschreven dat de opbrengst van de verkoop van de Hoenderloo Groep wordt geïnvesteerd in onder meer de opbouw van extra plekken op andere locaties.
Kunt u een overzicht geven van het aantal jongeren dat momenteel een passende vervolgplek heeft gekregen?
Begin april heeft Pluryn alle jongeren die naar verwachting niet voor de sluitingsdatum in augustus uitstromen een, volgens hen, passend aanbod gedaan voor een plek. Een deel van deze plekken is buiten Pluryn. De komende weken zullen hierover (vervolg)gesprekken plaatsvinden met alle jongeren, ouders/voogden en (waar gewenst) gemeenten.
Welke concrete stappen gaat u nemen om te verzekeren dat passende plekken worden gevonden voor de jongeren die nog geen nieuwe plek hebben gekregen nu blijkt dat Pluryn hier vooralsnog in tekort schiet?
Zoals gemeld bij antwoord 7 hebben alle jongeren voor wie een vervolgplek moet worden gevonden inmiddels een aanbod gehad, binnen of buiten Pluryn. De komende weken zullen hierover (vervolg)gesprekken plaatsvinden met alle jongeren, ouders/voogden en (waar gewenst) gemeenten.
Wekelijks is er overleg over de voortgang tussen betrokken gemeenten, de jeugdbescherming, het ministerie en Pluryn. Ook de IGJ houdt toezicht. De IGJ volgt de overdracht en continuïteit van zorg ook op de voet en heeft in haar laatste voortgangsbericht verbeterpunten over de werkwijze van Pluryn geconstateerd. De IGJ heeft niet geconcludeerd dat Pluryn tekort schiet in het vinden van een passende plek. De IGJ brengt in de komende periode maandelijkse voortgangsbezoeken aan beide locaties om te beoordelen of Pluryn voldoende verbetermaatregelen treft en zal indien verbetering uitblijft, en Pluryn te kort schiet, ingrijpen.