Het ontnemen van staatsburgerschap en onteigening door de Turkse staat |
|
Rik Grashoff (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Turkey dismisses 6,000 more workers in post-coup crackdown»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het dreigement van de Turkse regering om bepaalde Turken hun staatsburgerschap af te nemen als zij zich niet binnen drie maanden melden in Turkije voor ondervraging?
Het kabinet is van mening dat de noodtoestand zo kort mogelijk moet duren. Maar ook tijdens een noodtoestand zijn er fundamentele rechten waarop geen uitzondering mogelijk is. Spoedig herstel van Turkije na de mislukte couppoging is niet mogelijk zonder inachtneming van de fundamenten van de rechtsstaat. Het kabinet blijft de Turkse autoriteiten dan ook met klem opgeroepen tot het respecteren van de rechtsstaat en het toepassen van proportionaliteit.
Hoe verhoudt het intrekken van staatsburgerschap om een dergelijke reden met het Europees Verdrag inzake Nationaliteit, met name de limitatieve opsomming van de verliesgronden in artikel 7 EVN, en met artikel 6 (recht op eerlijk proces) Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM)?
Op 6 januari 2017 is decreet 680 in de Turkse Staatscourant gepubliceerd. Dit decreet voorziet in de mogelijkheid om in het buitenland verblijvende personen het Turkse staatsburgerschap af te nemen indien zij zich desgevraagd niet binnen 90 dagen in Turkije melden bij de Turkse autoriteiten.
Turkije is geen partij bij het Europees Verdrag inzake Nationaliteiten, noch bij het VN-Verdrag tot beperking van staatloosheid. Indien personen die door deze maatregel worden getroffen zich tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens wenden, kan het Hof zich uitspreken over de verenigbaarheid van deze maatregel met de gegarandeerde rechten en vrijheden van het EVRM. Het feit dat Turkije op grond van artikel 15 EVRM (Afwijking in geval van noodtoestand) bepaalde maatregelen neemt, ontneemt het Hof immers niet de mogelijkheid deze maatregelen te toetsen op strikte noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Is bij u bekend of er Turkse Nederlanders onder dit dreigement vallen?
Het decreet heeft betrekking op alle Turkse staatsburgers die in het buitenland verblijven en door een rechter of aanklager in Turkije gevraagd zijn een verklaring af te geven. Dit gaat buiten de Nederlandse overheid om. Er zijn het kabinet vooralsnog geen gevallen bekend van Turkse Nederlanders die hierdoor geraakt worden.
Kunnen Turkse Nederlanders die slachtoffer dreigen te worden advies of hulp krijgen van de rijksoverheid?
Het is op voorhand niet bekend hoe de Turkse autoriteiten uitvoering zullen geven aan het decreet en wat in individuele gevallen de gevolgen zullen zijn voor Turkse Nederlanders op wie het decreet van toepassing is. Personen die weten of vermoeden dat het decreet op hen van toepassing is wordt geadviseerd juridisch advies in te winnen.
Heeft Nederland rechtshulpverzoeken ontvangen van de Turkse regering vanwege betrokkenheid van in Nederland verblijvende personen bij de couppoging en zo ja, hoe heeft de regering daarop gereageerd?
Nederland heeft tot op heden geen rechtshulpverzoeken ontvangen van Turkije in relatie tot de couppoging.
Hoe verhoudt de wijze waarop de Turkse staat ondernemingen onteigent en doorverkoopt zich tot artikel 1 van het aanvullend protocol bij het EVRM (recht op eigendom) en artikel 6 EVRM (recht op eerlijk proces)?
Ook hier geldt dat personen die getroffen worden door deze maatregelen zich tot het Europees Hof voor de Rechten van de Mens kunnen wenden. Dit Hof kan zich uitspreken over de verenigbaarheid van de maatregelen met de rechten en vrijheden onder het EVRM.
Heeft u over deze zaken contact gehad met Turkije? Zo ja, wat was hiervan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is bij u bekend of deze mogelijke schendingen van het EVRM aanhangig gemaakt zijn bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens?
Het kabinet is vooralsnog niet bekend met zaken die mogelijk aanhangig zijn gemaakt door personen met de Nederlandse nationaliteit. Mochten er zaken aanhangig zijn gemaakt dan zal het kabinet hiervan vernemen wanneer deze formeel aan Nederland, als land van nationaliteit van betrokkene(n), worden gecommuniceerd.
Is deze handelwijze van de Turkse regering onderwerp van bespreking binnen het Comité van Ministers van de Raad van Europa, en zo nee, is de regering bereid om dit onderwerp daar te agenderen en brede steun te verwerven voor een veroordeling van de Turkse regering?
Het kabinet hecht grote waarde aan de expertise van de Raad van Europa. Onder meer de Mensenrechtencommissaris, de Venetiëcommissie en het Comité ter preventie van foltering (CPT) hebben bezoeken gebracht aan Turkije. De bevindingen van deze experts worden momenteel in opinies en rapporten neergelegd en zullen de basis vormen voor discussies over de huidige situatie in Turkije in de Raad van Europa.
Onderneemt de Europese Commissie actie naar aanleiding van deze mogelijke schendingen van het EVRM in het kader van het kandidaat-lidmaatschap van de EU?
De EU heeft herhaaldelijk benadrukt dat het van Turkije – een kandidaat-lidstaat – verwacht dat het land de hoogste standaarden op het gebied van democratie, rechtsstaat en mensenrechten respecteert. In de Voorzitterschapsconclusies van 13 december jl. is ernstige zorg uitgesproken over de reikwijdte en de collectieve aard van de maatregelen die sinds de couppoging zijn genomen, zoals het grote aantal ontslagen, arrestaties en detenties.
Het bericht “Kurdish-Turkish war will be triggered if Abdullah Ocalan is harmed” |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kurdish-Turkish war will be triggered if Abdullah Ocalan is harmed»?1
Ja.
Is het waar dat Zubeyir Aydar, bestuurslid van the Kurdistan Communities’ Union (KCK), kortgeleden op een Koerdische conferentie in het Europees parlement heeft gesproken over het voornemen van de Tukse politieke partijen AKP en MHP om de Koerdische leider Abdullah Öcalan om het leven te brengen? Indien ja, wat is uw opvatting over deze vermeende plannen? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Het betreft geen formeel evenement van het Europees parlement en er is geen verslaglegging van de conferentie beschikbaar. Hierdoor is het niet mogelijk de aangehaalde uitspraak te verifiëren.
Kan Abdullah Öcalan de doodstraf krijgen opgelegd indien deze opnieuw wordt ingevoerd in Turkije?
Er ligt geen voorstel voor aan het Turkse parlement voor herinvoering van de doodstraf. Over de oplegging van een eventuele doodstraf voor Abdullah Öcalan is in deze omstandigheden niets te zeggen.
Welke rol speelt Abdullah Öcalan op dit moment in het overleg tussen de Turkse staat en de Koerden?
Abdullah Öcalan zit sinds 1999 een levenslange straf uit in de Turkse gevangenis en heeft geen formele rol in het overleg tussen de Turkse staat en de Koerden.
De aanslag op Theo van Gogh |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Heeft toezichthouder CTIVD (Commissie van toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten) in het kader van het aanvullende onderzoek naar de aanslag op Theo van Gogh wel de 152 passages uit de taps gezien die journalist Peter Wierenga niet te zien kreeg?1
Ja. Zie paragraaf 2.3.2 van rapport 45 van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD): «de commissie heeft naast dit memo alle tapverslagen bestudeerd die de AIVD in 2015 heeft gemaakt van deze opnames».
Bent u bereid de Tweede Kamer vertrouwelijk inzage te geven in deze 152 passages uit deze taps?
Zoals ik eerder heb aangegeven aan uw Kamer2 heeft de CTIVD geconcludeerd dat er geen concrete aanwijzingen zijn dat Mohammed B. handlangers had bij de (voorbereiding van de) moord op Theo van Gogh. De CTIVD heeft uitgebreid onderzoek gedaan, zowel naar de periode tot en met 2 november 2004 als de periode na de moord. Hierbij had de CTIVD zoals gebruikelijk onbelemmerd toegang tot alle beschikbare documentatie en gegevens en heeft zij eveneens geheel naar eigen inzicht vrijelijk met medewerkers van de AIVD gesproken. Ik heb de conclusies van het rapport van de CTIVD onderschreven en deze zijn met uw Kamer besproken tijdens het algemeen overleg IVD-aangelegenheden op 17 februari 2016 (Kamerstuk 30 977, nr. 144).
Deelt u het gevoelen dat, ondanks alle onderzoeken die tot op heden zijn gedaan, de gedachte dat Mohammed Bouyeri bij de aanslag op Theo van Gogh louter op eigen initiatief zou hebben gehandeld niet erg overtuigend is?
Zie antwoord vraag 2.
Eritrese ambassades |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat de Eritrese ambassade in Den Haag bij vragen om verlenging van het Eritrese paspoort aan Eritreeërs vraagt een spijtbetuigingsformulier voor het verlaten van het land te ondertekenen en dat zij 2% over de verworven inkomsten, in de landen waar hij/zij sinds het verlaten van Eritrea werkzaam zijn geweest, moeten betalen? Zo ja, wat vindt u hiervan?
De kwestie van de 2% diasporabelasting heeft reeds geruime tijd de aandacht van het Kabinet.
Het laatste Algemeen Ambtsbericht Eritrea (uit juli 2015) maakt melding van het feit dat deserteurs, dienstweigeraars en soms ook personen die Eritrea illegaal hebben verlaten, en die bij Eritrese ambassades een paspoort willen verkrijgen, naast het betalen van de 2% diaspora-belasting ook een spijtbetuiging moeten tekenen. Het onderzoeksrapport «Niets is wat het lijkt», uitgevoerd in opdracht van het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en aangeboden aan uw Kamer per brief van 15 december jl. (Kamerstuk 22 831, nr. 125) maakt eveneens melding van het tekenen van spijtbetuigingen. Naar aanleiding van deze rapporten heeft het Kabinet om nadere opheldering gevraagd bij de Eritrese ambassade (in Brussel, want aldaar zetelt de ambassadeur) over het tekenen van spijtbetuigingen op de Eritrese ambassade in Den Haag.
De ambassade reageerde op 12 januari en meldt dat hier sprake is van formulier «B4/4.2» van het Eritrese Ministerie van Immigratie en Naturalisatie dat moet worden ondertekend door elke burger die illegaal is uitgereisd en die in strijd met de Eritrese immigratiewetgeving in het buitenland verblijft. Door ondertekening van het formulier accepteren betrokkenen hun verantwoordelijkheid voor hun illegale uitreis en herstellen zij hun recht op gebruikmaking van consulaire diensten, aldus de Eritrese ambassade. Ook geeft de ambassade aan dat zij hiermee de betrokkenen de verantwoordelijkheid opleggen voor elke andere misdaad, indien begaan, voordat zij Eritrea verlieten.
Het staat mensen vrij het formulier niet te accepteren, maar zij kunnen dan geen gebruik maken van consulaire diensten. De Eritrese ambassade ontkent dat degenen die spijt hebben betuigd bij terugkeer naar Eritrea gevaar lopen.
Het Kabinet acht de koppeling van consulaire dienstverlening aan het tekenen van spijtbetuigingsformulieren laakbaar. Overigens verplicht het Verdrag van Wenen inzake Consulaire Betrekkingen (1963) een staat niet tot het verlenen van consulaire diensten.
Bent u bereid dit probleem aan te kaarten bij de Eritrese overheid en de Kamer hierover te informeren? Zo ja, wilt u dit in Europees verband doen? Zo nee, waarom niet?
Nederland en de EU uiten al geruime tijd in contacten met Eritrea grote zorgen over de mensenrechtensituatie. De laatste jaren zijn daar toenemende zorgen bijgekomen over de inning van de zogenaamde diaspora-belasting en over situaties van druk en intimidatie waarmee die inning gepaard zou gaan.
In de brief van 15 december jl. (Kamerstuk 22 831, nr. 125) heeft de Minister van Buitenlandse Zaken evenwel gemeld dat Eritrea, volgens de Externe Volkenrechtelijke Adviseur, in beginsel het recht heeft belasting te heffen en/of te innen van zijn onderdanen in het buitenland, mits de inning niet gepaard gaat met dwang en/of bedreiging. In reactie daarop heeft het Kabinet, in aanvulling op de sanctieregeling Eritrea, op 26 oktober 2016 een ministeriële regeling vastgesteld die de inning van diasporabelasting door Eritrea verbiedt wanneer deze gepaard gaat met fraude, dwang, afpersing en andere strafbare feiten (nr. MinBuZa-2016.707235; Staatscourant 2016, nr. 58321).
Ook heeft de Minister van Buitenlandse Zaken zijn Eritrese ambtgenoot Saleh in augustus jl. verzocht de heffing van de 2% diasporabelasting een halt toe te roepen. Deze nam daar goede nota van. De kwestie van die belasting wordt voortdurend aan de orde gesteld bij de Eritrese regering en ambassade in de diverse contacten die plaatsvinden op verschillende niveaus, onder meer in reactie op motie 109 van de leden Azmani en Sjoerdsma (Kamerstuk 22 831, nr. 109). Tenslotte laat het Ministerie van Buitenlandse Zaken, in reactie op motie 119 van het lid Karabulut (Kamerstuk 22 831, nr. 119), momenteel een studie uitvoeren naar de Eritrese diasporabelasting in een aantal Europese landen. De Kamer zal over de bevindingen van die studie worden geïnformeerd.
Naast het uiten van zorgen over de inning van de diasporabelasting zal in toekomstige contacten ook zorg worden uitgesproken over het gebruik van de spijtbetuigingsformulieren. Ook zal het Kabinet bij Europese partners sonderen of er draagvlak bestaat om de zorgen omtrent de spijtbetuigingsformulieren op Europees niveau aan te kaarten bij de Eritrese autoriteiten en de Kamer daarover informeren.
Klopt het dat, indien een Eritreeërs met een verblijfsvergunning ervoor kiezen niet aan de eisen van de Eritrese ambassade te voldoen en zij dus niet langer over een Eritrees paspoort beschikken, zij geen verlenging van de Nederlandse verblijfsvergunning kunnen krijgen? Zo ja, deelt u de mening dat de Nederlandse regering dan de facto Eritreeërs ertoe dwingt aan de eisen van de Eritrese ambassade te voldoen?
Bij de verlenging van een asielvergunning wordt niet de eis gesteld dat een vreemdeling een paspoort overlegt van het land van herkomst. Bij de verlenging van een reguliere vergunning wordt deze eis, uitzonderingen daargelaten, in het algemeen wel gesteld. Hierbij merk ik op dat verreweg de meeste van de in Nederland verblijvende Eritreeërs een asielvergunning hebben.
Hoe kan een Eritreeër toch zijn/haar Nederlandse verblijfsvergunning verlengen als hij/zij niet aan de eisen van spijtbetuiging en het betalen van de belasting van de Eritrese ambassade wil voldoen?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat sommige andere Europese landen de beschikking over Eritrese documenten van de ambassade, welke vaak lastig te verkrijgen zijn wegens onwil van de ambassade of van de vluchteling om aan dergelijke eisen te voldoen, niet meeweegt in de asielprocedure? Zo ja, welke landen zijn dat en waarom voert Nederland niet ook een dergelijk beleid?
Zoals uit bovenstaand antwoord volgt, stelt Nederland, indien het handelt om een asielprocedure, deze eisen ook niet. Ik verwacht ook dat andere Europese landen op deze wijze handelen. Het zou immers in strijd zijn met het Vluchtelingenverdrag om de eis te stellen dat iemand die asiel aanvraagt zich moet wenden tot de autoriteiten van het land waarvandaan hij gevlucht is.
Bent u bekend met het feit dat de Eritrese ambassade in Den Haag daarnaast veelal Eritrese vrouwen weigert te helpen waardoor zij geen asiel kunnen verkrijgen in Nederland en terugkeer ook niet mogelijk gemaakt wordt? Zo ja, welke acties neemt u hierop? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken of dit inderdaad een probleem is en daarover de Kamer te informeren?
Het is niet bekend dat de Eritrese ambassade in algemene zin Eritrese vrouwen niet zou helpen. Het onderzoeksrapport van de DSP groep, dat aan uw Kamer is verstuurd per brief van 16 december jl., maakt melding van een beperkt aantal individuele zaken waarin de asielaanvragen zouden zijn afgewezen en waarin betrokkenen ook niet zouden kunnen terugkeren naar het land van herkomst, omdat de Ethiopische noch de Eritrese autoriteiten de betreffende (vrouwelijke) vreemdelingen zouden erkennen als onderdanen. Omdat mij onbekend is om welke concrete zaken het gaat, kan ik hierover echter geen oordeel geven. Zoals in de beantwoording hiervoor aangegeven hoeft de omstandigheid dat de Eritrese ambassade hen weigert te helpen op zichzelf geen belemmering voor de asielprocedure te vormen. Indien in een voorkomend uitzonderlijk geval aannemelijk is dat, ondanks de inspanningen van de vreemdeling het vertrek uit Nederland niet mogelijk is, kan dat – wanneer aan alle daartoe geldende voorwaarden is voldaan – dit leiden tot een verblijfsvergunning op grond van het buitenschuldbeleid. Concrete zaken kunnen onder de aandacht van de IND worden gebracht.
Deelt u de mening dat het inhumaan is asielzoekers, aan wie medewerking door de ambassade van het land van herkomst aan bijvoorbeeld terugkeer wordt geweigerd, opvang te ontzeggen? Zo ja, bent u bereid te onderzoeken of dit nu wél gebeurt en deze groep te helpen? Zo nee, waarom niet?
Een ieder die geen recht meer heeft op verblijf dient Nederland te verlaten na afloop van de vertrektermijn. De vreemdeling is in beginsel zelf verantwoordelijk voor dit vertrek. Het uitgangspunt van het Kabinet is dat dit zoveel mogelijk zelfstandig of vrijwillig gebeurt. Om dit te stimuleren biedt de Nederlandse overheid – in samenwerking met de Internationale Organisatie Migratie en het maatschappelijk middenveld – ondersteuning aan. Deze ondersteuning bestaat uit hulp bij het wegnemen van praktische belemmeringen en ondersteuning voor de herintegratie in het land van herkomst. De ervaring leert dat zodra iemand zelfstandig wil vertrekken het eigenlijk niet uitmaakt naar welk land van herkomst dat is. In vrijwel alle gevallen wordt dan meegewerkt door de autoriteiten van de landen van herkomst. Wanneer een vreemdeling meewerkt aan zijn vertrek zal de Dienst Terugkeer & Vertrek in veel gevallen de vreemdeling ook onderdak bieden in een vrijheidsbeperkende locatie. In die uitzonderlijke gevallen dat een vreemdelingen inderdaad geen medewerking krijgt van de autoriteiten van het land van herkomst kan een beroep worden gedaan op het buitenschuldbeleid met de daarbij behorende voorzieningen.
Op welke wijze heeft u de afgelopen jaren al kenbaar gemaakt aan de Eritrese overheid dat deze gang van zaken niet door Nederland geaccepteerd wordt? Heeft u contact gehad met de Eritrese ambassade in Nederland? Zo ja, hoe is dit contact verlopen en welke uitkomst had dit? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen?
Zie antwoord vraag 2.
Het gebruik van prepaidkaarten door de minister van Defensie |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de Minister van Defensie op 8 september 2016 in een Kamerdebat heeft gezegd: «(i)k reis af en toe naar landen waar ik mijn telefoon niet aanzet en gewoon met een prepaiddingetje mijn werk doe. We maken er nu grappen over maar het is wel een serieus aandachtspunt, ook voor uw relatiegeschenken, uw bezoeken en uw contacten.»? Wordt bij het Ministerie van Defensie vaker gebruik gemaakt van prepaidkaarten uit veiligheidsoverwegingen? Maakt het gebruik daarvan onderdeel uit van het veiligheidsprotocol van het Ministerie van Defensie?
Tijdens het Algemeen Overleg Toezichtsverslagen AIVD en MIVD op 29 juni 2016 (Kamerstuk 29 924, nr. 143) heeft de Minister van Defensie aangegeven dat het in sommige situaties wenselijk kan zijn om geen gebruik te maken van de reguliere werktelefoon. Om veiligheidsredenen ga ik niet nader in op de inhoud van beveiligingsprotocollen of – regels.
Kunt u toelichten hoe het gebruik van prepaid kaarten door de Minister van Defensie uit serieuze veiligheidsoverwegingen, zoals zij zelf stelt, zich verhoudt tot uw voornemen het gebruik van prepaidkaarten te verbieden omdat terroristen en criminelen ze ook zouden gebruiken?
Er bestaat geen voornemen voor een algeheel verbod van prepaid SIM-kaarten. Tijdens het Algemeen Overleg over terrorismebestrijding van 7 september 2016 (Kamerstuk 29 754, nr. 396) heb ik aangekondigd voornemens te zijn – net als België en Duitsland – de anonieme pre-paid simkaarten te verbieden en daartoe een onderzoek te zullen doen naar de effectiviteit en proportionaliteit van een verplichte registratie van de houders van prepaid SIM-kaarten ten behoeve van terrorisme- en criminaliteitsbestrijding.
Heeft u contact gehad met de Minister van Defensie over haar gebruik van prepaidkaarten dan wel het gebruik daarvan door het Ministerie van Defensie als zodanig en uw voornemen het gebruik prepaidkaarten te verbieden? Zo ja, wat was de reactie van de Minister van Defensie op uw voornemen?
Nee.
Zijn er meer bewindspersonen die gebruik maken van prepaidkaarten uit veiligheidsoverwegingen? Zo ja, wie?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u, mede gezien de uitlatingen van de Minister van Defensie en ook de beschikbaarheid van zogeheten digitale cricumventietechnieken en katvangers, begrip voor het standpunt dat een verbod op prepaid kaarten niet zozeer de crimineel of terrorist zal raken maar vooral de onschuldige burger die prepaidkaarten gebruikt voor «goede» doeleinden? Zo ja, bent u bereid om nog eens heel goed naar de effectiviteit en implicaties te kijken van uw voorgenomen verbod op prepaid kaarten? Zo nee, wat betekent uw voornemen dan voor het veiligheidsprotocol van de Minister van Defensie?
Zie het antwoord op vraag 2.
Activiteiten van de Turkse geheime dienst in Nederland |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Spionnen ook in Nederland: Erdogan kijkt mee» en «Oud-AIVD’er: Turkse gemeenschap ondoorgrondelijk. «Blij met spionage»»?1
Ja.
Kloppen de in deze artikelen gedane beweringen? Zo ja, wat doet de Turkse inlichtingendienst MIT precies in Nederland en wat vindt u daarvan? Zo nee, waarom niet?
Het is buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten niet toegestaan activiteiten in Nederland te ontplooien zonder toestemming van de Nederlandse overheid. Er kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan over activiteiten die buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten met toestemming van de Nederlandse overheid zouden uitvoeren. Ook over onderzoek naar activiteiten die deze diensten zonder toestemming van de Nederlandse overheid zouden uitvoeren kunnen in het openbaar geen mededelingen worden gedaan.
Hoeveel agenten en informanten van de MIT of aanverwante Turkse inlichtingen- en/of veiligheidsdiensten zijn in Nederland actief en/of slapend? Indien u deze gegevens niet wilt openbaren, in hoeverre verhoudt zich dat tot het wel openbaar zijn van cijfers over aanwezigheid van 6.000 agenten en informanten in Duitsland?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom worden Rusland en China in het openbare jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) over 2015 wel als hoofdrolspelers qua spionage en beïnvloeding in Nederland genoemd, maar Turkije niet?
De AIVD is van mening dat als het gaat om spionage en beïnvloeding in Nederland, Rusland en China de hoofdrolspelers zijn.
Wat doen de AIVD en u om Turkse Nederlanders te beschermen tegen ongewenste activiteiten, intimidatie, chantage, beïnvloeding, door de Turkse overheid of onderdelen daarvan?
Het kabinet dringt er in contacten met de Turkse autoriteiten op aan ervoor te zorgen dat spanningen uit Turkije niet in Nederland worden geïmporteerd. Wanneer er ernstige vermoedens zijn van illegale en/of heimelijke activiteiten kunnen de politie en/of de AIVD/MIVD onderzoek doen. Over dergelijk onderzoek van de AIVD/MIVD worden buiten het jaarverslag om in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Bij wie kunnen personen die intimidatie ondervinden door een buitenlandse geheime dienst, erdoor bedreigd worden of anderszins vermoeden daardoor gevolgd te worden, zich melden? Hoe garandeert u dat dit goed opgepakt wordt, mede in het kader van naar verluidt door Israël ernstig geïntimideerde mensenrechtenadvocate die – naar het lijkt – eerst niet serieus genomen werd door de politie?2
Van strafbare feiten als bedreiging kan aangifte worden gedaan bij de politie. Inzake de mensenrechtenadvocate waar u naar verwijst geldt dat er vanaf februari dit jaar een strafrechtelijk onderzoek loopt naar de bedreigingen van mevrouw Kiswanson. Mevrouw Kiswanson is opgenomen in het stelsel van bewaken en beveiligen.
In hoeverre waren voor de op 24 december 2015 – en nog steeds openstaande vacature3 – voor 5 vertalers, onder andere met kennis van het Turks, er vertalers en/of agenten en/of onderzoekers en/of analisten met kennis van het Turks bij de AIVD aanwezig?
Het kabinet kan in het openbaar geen mededelingen doen over de bij de AIVD aanwezige kennis en expertise.
Betekent het nog steeds openstaan van deze vacature dat de AIVD al minstens acht maanden te weinig specialisten aangaande Turkije en/of het Turks in huis heeft? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor de analyse van in het Turks opgestelde informatie? Zo nee, waarom leidt een langdurig openstaande vacature niet tot onderbezetting?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat de AIVD gebruik maakt, actief of passief, van de door de Turkse diensten verkregen informatie over Turken in Nederland? Zo nee, waarom wordt dit wel gesuggereerd door een oud-AIVD’er? Indien dit klopt, kunt u uitsluiten dat deze informatie verkregen wordt op manieren die de AIVD zelf niet toegestaan zouden zijn?
De uitspraken in het door u aangehaalde artikel zijn voor rekening van de aangehaalde persoon. De AIVD werkt binnen de kaders van de WIV2002.
Wat is de status van de wegingsnotitie voor de afweging of het delen van informatie door de AIVD en/of Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) met Turkije verantwoord is?
In een wegingsnotitie wordt een aantal factoren behandeld, waaronder de door u genoemde factoren. Op basis daarvan vindt een weging plaats of samenwerking al of niet kan plaatsvinden en zo ja, onder welke voorwaarden. De weging van deze factoren kan wijzigen naar aanleiding van actuele ontwikkelingen; de wegingsnotitie is dan ook onderworpen aan een doorlopend proces van beoordeling en – waar nodig – actualisering.
Over de inhoud van individuele wegingsnotities kan in het openbaar geen uitspraak worden gedaan.
Op welke wijze blijkt uit de wegingsnotitie, mede in acht nemende de motie-Schouw/Segers (Kamerstuk 30 977, nr. 89) en de zorgen van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de hoeveelheid en diepgang van de informatie die in de notities zijn opgenomen (toezichtsrapport 48),
Zie antwoord vraag 10.
Turkse steun voor jihadi’s en een Turks verzoek om de inzet van inlichtingendiensten voor de jacht op opponenten van Erdogan |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de Turkse inlichtingendienst (MIT) steun heeft gevraagd aan een Duitse inlichtingendienst (BND) bij de jacht op opponenten van het bewind van president Erdogan?1
Ja
Is een dergelijk verzoek ook terecht gekomen bij een of meer Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten? Zo ja, hoe bent u hiermee omgegaan? Zo nee, welke instructies gaf en geeft u aan de inlichtingendiensten voor het geval een dergelijk verzoek binnenkomt?
De AIVD en de MIVD werken binnen de kaders van de Wet op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (WIV2002). Voor de samenwerking van de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten met buitenlandse diensten geldt dat de aard van deze samenwerking (mede) wordt bepaald door criteria zoals de democratische inbedding, de professionaliteit en betrouwbaarheid van de desbetreffende dienst en het mensenrechtenbeleid van het desbetreffende land.
Toezichtsrapport 48 van de Commissie van Toezicht op de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CTIVD) over de invulling van deze samenwerkingscriteria door de AIVD en de MIVD en de reactie van de Ministers van BZK en Defensie hierop (Kamerstuk 29 924, nr. 142 d.d. 30 juni 2016) gaan meer in detail op de samenwerking met buitenlandse diensten in.
De regering kan in het openbaar niet ingaan op concrete contacten tussen Nederlandse en buitenlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Nederland heeft regelmatig contact met de Turkse autoriteiten over verschillende onderwerpen.
Turkije is een belangrijke partner in de strijd tegen terroristische organisaties als ISIS en daaraan gelieerde individuen. Dit is tijdens het bezoek van Minister Koenders aan Ankara op 29 augustus jl. benadrukt.
Ziet u hierin aanleiding om de samenwerking met Turkse inlichtingendiensten te beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om aan president Erdogan duidelijk te maken dat de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten geen verlengstuk mogen zijn van zijn politieke terreur?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u het bericht dat de Turkse regering jihadi’s steunt?2
Ja.
Was de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) bekend met deze Turkse steun voor jihadi’s?
Over specifieke aandachtsgebieden en het kennisniveau van de AIVD en MIVD kunnen in het openbaar geen uitspraken worden gedaan.
Het rapport van Amnesty International aangaande ontvoeringen en martelingen door de Egyptische veiligheidsdiensten |
|
Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het recente rapport van Amnesty International genaamd «Egypt: «Officially you do not exist»: Disappeared and tortured in the name of counter-terrorism»1, waarin melding wordt gemaakt van ontvoeringen en martelingen door de Egyptische veiligheidsdienst NSA? Zo ja, wat is uw reactie op de schokkende bevindingen van dit rapport?
Het rapport van Amnesty International levert verontrustende nieuwe getuigenissen op van gedwongen verdwijningen en martelingen in Egyptische gevangenissen. In het rapport wordt een toename hiervan geconstateerd sinds begin 2015. Het kabinet kan de bevindingen over de aantallen en het moment van toename niet op basis van eigen bronnen bevestigen, maar beschouwt het rapport van Amnesty International als een gezaghebbende bron. De bevindingen van Amnesty zijn onder andere gebaseerd op inschattingen en gedocumenteerde gevallen van verschillende Egyptische lokale NGO’s. Door gebrek aan medewerking van de Egyptische autoriteiten is het niet mogelijk voor Egyptische en internationale NGO’s om de precieze aantallen van martelingen en gedwongen verdwijningen vast te stellen.
Het kabinet ziet de in het rapport beschreven praktijk als in strijd met de Egyptische Grondwet en met internationale verdragen die Egypte ook heeft ondertekend.
Kunt u de bevindingen bevestigen uit het genoemde rapport, waarin wordt gesproken over duizenden ontvoeringen door de NSA, waarbij de ontvoerden, waaronder minderjarigen, geen aanspraak kunnen maken op basisrechten zoals contact met een advocaat en bovendien worden blootgesteld aan martelingen? Zo ja, kunt u bevestigen dat Egypte hiermee handelt in strijd met haar eigen wetgeving en internationale verdragen zoals de UN Convention against Torture?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de – reeds eerder bekritiseerde – antiterrorismewetgeving wordt misbruikt om kritische tegengeluiden van het bewind van president Sisi de mond te snoeren?
Mede door de strenge antiterreurwetgeving is de vrijheid van meningsuiting verslechterd in Egypte.
Herkent u het beeld dat het aantal ontvoeringen en martelingen alsmede andere vormen van mensenrechtenschendingen is toegenomen sinds de aanstelling van Magdy Abd el-Ghaffar als Minister van Binnenlandse Zaken in maart 2015?
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich de conclusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 10 februari 20142, waarin wordt gesteld dat de EU zeer bezorgd is over «selective justice» tegen de politieke oppositie en waarin wordt opgeroepen om de basisrechten van verdachten te waarborgen? Welke inspanningen zijn sindsdien in EU-verband gedaan om de situatie aan de kaak te stellen? Bent u bereid om naar aanleiding van het genoemde rapport de praktijken van het Egyptische regime opnieuw te bespreken met uw Europese collega's?
De mensenrechtensituatie in Egypte wordt door de EU doorlopend aan de orde gesteld in contacten met de Egyptische autoriteiten. Dit gebeurde onder meer tijdens bezoeken aan Caïro van EU Hoge Vertegenwoordiger Mogherini (november 2015), de voorzitter van de Europese Raad Tusk (september 2015) en de EU Speciaal Gezant voor Mensenrechten Stavros Lambrinidis (oktober 2014). Zorgen over mensenrechtenschendingen zijn ook uitgesproken tijdens het EU – Egypte Subcomité Mensenrechten en Democratie (november 2015), in persverklaringen van Mogherini en haar woordvoerder, tijdens de Universal Periodic Review van Egypte (november 2014) en in overige zittingen van de Mensenrechtenraad en de Derde Commissie van de VN.3
Met actieve steun van Nederland heeft de EU tijdens zittingen van de Mensenrechtenraad in 2015 en 2016 onder andere zorgen uitgesproken over gedwongen verdwijningen en martelingen in Egyptische gevangenissen.
Uw verzoek voor agendering tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 18 juli jl. is niet op tijd ontvangen om in overweging te kunnen worden genomen. Nederland zal de mensenrechtensituatie in Egypte in EU-verband blijven aankaarten en de noodzaak van verbeteringen onderstrepen. In dit kader dringt Nederland binnen de EU onder andere aan op een spoedig vervolgbezoek van de EU Speciaal Gezant voor Mensenrechten aan Caïro.
Bent u bekend met Artikel 2 uit het EU Associatieverdrag met Egypte3, waarin respect voor democratische principes en fundamentele mensenrechten als essentieel element voor de relatie tussen de EU en Egypte wordt benoemd? Zo ja, deelt u de mening dat het Egyptische regime momenteel het Associatieverdrag schendt gezien de verslechterende mensenrechtensituatie in het land?
Maatregelen door de Egyptische regering die leiden tot een verslechtering van de mensenrechtensituatie zijn in tegenspraak met het feit dat Egypte zich heeft gecommitteerd aan het bevorderen en respecteren van mensenrechten en fundamentele vrijheden, zoals verankerd in de Egyptische Grondwet en opgenomen in het EU-Egypte Associatieakkoord.
Bent u bereid om tijdens de aankomende Raad Buitenlandse Zaken (18 juli) het Amnesty-rapport ter sprake te brengen en te bepleiten om de druk op Egypte op te voeren om te komen tot een onafhankelijk onderzoek in Egypte naar de genoemde ontvoeringen en martelingen en onmiddellijke erkenning en stopzettingen van deze praktijken?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat de minister van Economische Zaken doorgaat met het gebruik van Gmail voor communicatie met ambtenaren |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bereid het onderzoek dat de Auditdienst Rijk (ADR) doet te verbreden naar alle bewindspersonen die hun privée-mailadres gebruiken voor werkaangelegenheden?1
Zoals eerder is vermeld in de antwoorden op de vragen van de leden Gesthuizen (SP) en Van Tongeren (GroenLinks) en de vragen van het lid Verhoeven (D66) hebben alle bewindspersonen aan de Minister-President laten weten dat zij in verschillende mate (en in sommige gevallen geen) gebruik maken van een privé e-mailaccount voor werkaangelegenheden.2 Zij houden daarbij rekening met de aard van de informatie. Het is op grond van de Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst 2012 (BIR) niet zo dat het gebruik van een privé e-mailaccount voor zakelijke e-mails niet is toegestaan, zolang daar terughoudend en bewust gebruik van wordt gemaakt. Gelet op het feit dat bewindspersonen hebben aangegeven rekening te houden met de aard van de informatie, acht het kabinet het niet nodig het onderzoek van de ADR uit te breiden of per bewindspersoon te specificeren of al dan niet gebruik wordt gemaakt van een privé e-mailaccount. Het kabinet is van mening dat een onderzoek van een privé e-mailaccount een inbreuk op de persoonlijke levenssfeer is. Tot een dergelijk onderzoek moet alleen worden overgegaan als daartoe een concrete aanleiding bestaat.
Ik heb besloten dat in mijn geval een concrete aanleiding bestaat om onderzoek te doen naar mijn privé e-mailaccount. Ik maak al langere periode frequent gebruik van het privé e-mailaccount voor werkgerelateerde zaken. Het privé
e-mailaccount is in 2014 getroffen door een vermoedelijk ongerichte phishingaanval. Ik heb u eerder gemeld dat ik wat betreft de aard van de informatie die op mijn privé e-mailaccount aanwezig was, niet het beeld had dat dit staatsgeheim gerubriceerde informatie betrof. Ik constateerde naar aanleiding van uw Kamervragen evenwel dat hierover twijfel bestond, en wilde daarom onafhankelijk laten vaststellen of er als staatsgeheim gerubriceerde documenten op het account aanwezig waren. Over de uitkomsten van het door de Auditdienst Rijk (ADR) uitgevoerde onderzoek informeer ik u gelijktijdig met de beantwoording van uw vragen. Voor de andere bewindspersonen doen deze omstandigheden zich niet voor.
Welke bewindspersonen gebruiken of gebruikten hun privée-mailadres voor werkaangelegenheden? Vallen de ministers van Veiligheid en Justitie, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie, Buitenlandse Zaken en Algemene Zaken hier ook onder?
Zie antwoord vraag 1.
Gebruiken ook (top)ambtenaren privée-mailaccounts voor werkaangelegenheden? Zo ja, kunt u uitsluiten dat er bijzondere informatie, zoals beschreven in het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst – Bijzondere Informatie (VIR-BI), verstuurd wordt via deze privée-mailaccounts?
Rijksambtenaren worden er regelmatig op gewezen dat tijd,- plaats,- en apparaatonafhankelijk werken enkel veilig is, wanneer gebruik wordt gemaakt van de departementale faciliteiten. Gebruik van privé e-mailaccounts is niet in alle gevallen uit te sluiten. Uit de BIR volgt overigens ook niet dat het gebruik van een privé e-mailaccount voor zakelijke e-mails door (top)ambtenaren niet is toegestaan. Wel moet terughoudend en bewust gebruikgemaakt worden van privé e-mailaccounts.
Bent u bereid de ADR ook te laten onderzoek of er, naast documenten met de rubriceringen Departementaal Vertrouwelijk, Staatsgeheim Confidentieel, Staatsgeheim Geheim of Staatsgeheim Zeer Geheim, ook documenten of informatie naar het privée-mailadres gestuurd is die redelijkerwijs als (economisch) gevoelige, of voor buitenlandse inlichtingendiensten interessante, informatie aangeduid kan worden?
Het onderzoek van de ADR heeft naar mijn mening een passende reikwijdte en is proportioneel, gezien de voorliggende feiten. Het rubriceren van informatie binnen de rijksoverheid heeft als doel om aan te geven in welke mate geheimhouding van informatie geboden is. De aan de ADR verstrekte opdracht sluit hierbij aan; er is onderzocht of er gerubriceerde documenten op het e-mailaccount stonden, en zo ja welke. Daarnaast was dit naar mijn mening de meest efficiënte en zorgvuldige methode om binnen afzienbare tijd antwoord te kunnen geven op uw eerdere vraag of er als staatsgeheim gerubriceerde documenten op het e-mailaccount aanwezig waren.
Waarom wordt de mogelijkheid om op een locatie buiten het ministerie te werken via het zakelijke e-mailaccount door u als omslachtig en niet als gebruiksvriendelijk ervaren? Bent u bereid veilige alternatieven te onderzoeken die wél gebruiksvriendelijk zijn?
Die mogelijkheid werd door mij zo ervaren, omdat het in mijn beleving niet op praktische wijze mogelijk was om bij gebruik van mijn zakelijke e-mailaccount
e-mails en bijlagen te printen, of bijlagen bij e-mails te voegen. Inmiddels maak ik voor werkgerelateerde e-mails enkel gebruik van de departementale zakelijke
e-mailfaciliteiten.
Kunt u de resultaten van het onderzoek van de ADR nog voor aanstaande Prinsjesdag naar de Kamer sturen?
Het onderzoek van de ADR is inmiddels afgerond en over de uitkomsten informeer ik u gelijktijdig met het toesturen van mijn antwoorden op de door u gestelde vragen.
Wanneer is de Rijksbeveiligingsambtenaar op de hoogte gesteld van het gebruik van uw privée-mailadres voor werkaangelegenheden?
De Rijks-BVA is op 13 januari 2016 geïnformeerd over de vermoedelijk ongerichte phishingaanval op mijn privé e-mailaccount. Op advies van de Rijks-BVA zijn vervolgens alle bewindspersonen gewezen op de risico’s die men loopt, en de acties die men kan treffen om de digitale weerbaarheid, ook bij het eventuele gebruik van privé e-mailaccounts, verder te vergroten.
De BVA van het Ministerie van Economische Zaken is op 11 juli 2014 geïnformeerd over de vermeende inbreuk op mijn privé e-mailaccount. Er is daarnaast op 11 juli 2014 aangifte gedaan bij de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie. Het Team High Tech Crime van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie heeft onder leiding van het Openbaar Ministerie (OM) onderzoek verricht en geconcludeerd dat een ongerichte phishingaanval aannemelijk was. Voor een nader, afzonderlijk onderzoek door de departementale BVA leek daarom op dat moment daarom geen aanleiding.
Welke acties zijn er ondernomen nadat geconstateerd is dat uw privée-mailadres gehacked was? Is het wachtwoord veranderd? Zijn gebruikte privéapparaten opgeschoond? Waaruit blijkt dat het ging om een ongerichte phishingaanval?
Door het Security Center van de Dienst ICT Uitvoering (DICTU) is onder meer het wachtwoord van het privé e-mailaccount gewijzigd en is de door mij gebruikte apparatuur gecontroleerd. Het Openbaar Ministerie (OM) heeft geconcludeerd dat een ongerichte phishingaanval aannemelijk was, op basis van onderzoek van de phishing e-mail en mijn apparatuur door het Team High Tech Crime van de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie.
Artikel 8 lid 1 van het VIR-BI stelt dat «elke ambtenaar is verplicht de Beveiligingsambtenaar (BVA) onmiddellijk mededeling te doen van een inbreuk op de beveiliging die redelijkerwijs kan leiden, dan wel vermoedelijk of vaststaand heeft geleid, tot compromittering van bijzondere informatie». Is de BVA medegedeeld over de inbreuk op uw privée-mailadres? Wanneer is dat gebeurd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Heeft de BVA onmiddellijk (nood)maatregelen getroffen om verdere inbreuk te voorkomen? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Heeft de BVA conform het VIR-BI onderzocht of compromittering van bijzondere informatie heeft plaatsgevonden? Is hiervan vervolgens mededeling gedaan aan de secretaris-generaal en geadviseerd over de noodzaak tot het instellen van een commissie van onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Wanneer is het bestuurlijk advies van het Landelijk Parket van het OM en de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie aangeboden aan de Minister van Veiligheid en Justitie? Bent u alsnog bereid het bestuurlijk advies naar de Kamer te sturen?
Het bestuurlijk advies van het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie en de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie is op 1 augustus 2014 verzonden aan de Minister van Veiligheid en Justitie. Zoals ik uw Kamer eerder in antwoorden op de schriftelijke vragen van het lid Verhoeven (D66) en de vragen van de leden Gesthuizen (SP) en Van Tongeren (GroenLinks) berichtte, wordt een dergelijke interne advisering aan een beleidsverantwoordelijk bewindspersoon in de regel niet gedeeld met uw Kamer.
Het bestuurlijk advies is als zodanig ook niet gedeeld met alle departementen. Het stuk leent zich, gezien het vertrouwelijke karakter van de erin vervatte informatie, niet voor een brede en integrale verspreiding binnen de rijksoverheid. Om die reden kan niet worden vastgesteld of het gebruik van privé e-mailaccounts door bewindspersonen als gevolg van het bestuurlijk advies is aangepast.
De inhoud van het bestuurlijk advies sloot aan bij eerdere adviezen van de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding en Veiligheid (NCTV) en was in lijn met de bijbehorende inspanningen op het gebied van digitale veiligheid in de afgelopen jaren. Dit laat onverlet dat het verstandig zou zijn geweest om op dat moment naar aanleiding van het bestuurlijk advies nogmaals expliciet de aandacht te vragen voor de risico’s van zakelijk gebruik van privé e-mailaccounts.
Hebben bewindspersonen hun gebruik van privée-mailaccounts gestopt, dan wel aangepast, na dit advies?
Zie antwoord vraag 12.
Is het advies gedeeld met alle ministeries?
Zie antwoord vraag 12.
Heeft u ook in uw vorige ministerschappen, zoals bij Defensie, gebruik gemaakt van uw privée-mailaccount?
Ja, in mijn periode als Minister van Sociale Zaken gebruikte ik hetzelfde privé
e-mailaccount. Daarnaast beschikte ik, in de daaraan voorafgaande periode waaronder mijn bewindsperiode bij Defensie, over een ander privé e-mailaccount. Dat privé e-mailaccount is in 2009 opgeheven. De betreffende dienstenaanbieder heeft mij medegedeeld dat de inhoud van het e-mailaccount bij de opheffing is verwijderd. Overigens is er, in tegenstelling tot mijn huidige privé e-mailaccount, geen indicatie dat mijn vorige privé e-mailaccount getroffen is door een (on)gerichte (phishing)aanval, waardoor aanleiding zou kunnen zijn voor een nader onderzoek.
U geeft aan dat bewindspersonen die gebruik maken van een privée-mailadres voor werkaangelegenheden daarbij rekening houden met de aard van de informatie, waarbij het geen als staatsgeheim gerubriceerde informatie zou betreffen. Betreft het tevens geen informatie met de rubriceringen Departementaal Vertrouwelijk, Staatsgeheim Confidentieel, Staatsgeheim Geheim of Staatsgeheim Zeer Geheim?
Zie antwoord vraag 1.
Acht u het aannemelijk dat als de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) in zijn jaarverslag 2015 constateert dat sommige landen geïnteresseerd zijn in de politieke besluitvorming in Nederland en dat ministers een bijzonder doelwit zijn?
Ik kan niet uitsluiten dat ministers een bijzonder doelwit kunnen zijn, of dat sommige landen of buitenlandse inlichtingendiensten interesse hadden kunnen hebben in de informatie op het door mij gebruikte privé e-mailaccount. Ik ben mij er onvoldoende bewust van geweest dat, gezien de aard van mijn werkzaamheden, de door mij gebruikte privé e-maildienst niet geschikt was. Zoals ik u eerder berichtte heb ik deze werkwijze beëindigd en maak ik nu voor mijn werkgerelateerde communicatie enkel gebruik van de departementale digitale faciliteiten.3
Het gebruik van een privé-e-mailadres voor werkaangelegenheden |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u een reactie geven op het item «Minister Kamp ontving werkmail op privémail tegen de regels in»?1
Hiervoor verwijs ik u naar bovenstaande.
Welke regels zijn vastgelegd omtrent het gebruik van een privé-e-mailadres voor bewindspersonen in de Baseline Informatie Beveiliging Rijksdienst 2012 en eventuele andere regelgeving?
Voor de Rijksdienst gelden het Beveiligingsvoorschrift Rijksdienst (BVR), het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR), het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIR-BI) en de Baseline Informatievoorziening rijksoverheid (BIR). In het VIR-BI zijn regels opgenomen over de omgang met bijzondere informatie (hierna ook: gerubriceerde informatie). Bijzondere informatie is informatie waarvan kennisname door niet geautoriseerden nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen van de staat, van zijn bondgenoten of van één of meer ministeries. Het gaat dan om informatie met de rubricering Departementaal Vertrouwelijk, Staatsgeheim Confidentieel, Staatsgeheim Geheim of Staatsgeheim Zeer Geheim.
De BIR uit 2012 stelt het volgende. «Voor het doorsturen van informatie naar privémail geldt: de medewerker bepaalt dan per geval of de betreffende informatie doorgestuurd kan worden. Automatische doorzending van alle mail naar een privéadres of andere onveilige omgeving wordt dan ook niet toegestaan omdat dan niet per bericht door de medewerker beoordeeld kan worden of de informatie naar een onvoldoende veilige omgeving kan worden gestuurd.»
Zijn deze regels door u overtreden? Zo ja, met welke redenen heeft u dit gedaan?
Zoals uit de BIR volgt, is het niet zo dat het gebruik van een privé
e-mailaccount voor zakelijke e-mails niet is toegestaan. Wel moet terughoudend en bewust gebruik worden gemaakt van privé e-mailaccounts. Voor de redenen voor het gebruik van het privé e-mailaccount verwijs ik naar bovenstaande.
Hoe lang en met welke frequentie heeft u gebruik gemaakt van uw privé-e-mailadres voor werkaangelegenheden?
Hiervoor verwijs ik u naar bovenstaande.
Om wat voor e-mailverkeer ging het toen u uw privéadres gebruikte? Waarom was het gebruik van dit adres «gemakkelijker» voor u?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de e-mails ter vertrouwelijke inzage aan de Kamer ter beschikking te stellen? Zo nee, bent u bereid deze e-mails voor te leggen aan de Raad van State?
Ik heb de ADR opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de vraag of gerubriceerde informatie zoals bedoeld in het VIR-BI, op mijn privé e-mailaccount aanwezig was, en welke informatie uit welke periode het eventueel betrof. Ik informeer uw Kamer over de bevindingen van het onderzoek van de ADR.
Is de Rijksbeveiligingsambtenaar op de hoogte gesteld van het gebruik van uw privé-e-mailadres voor werkaangelegenheden? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Op basis van welke verdenkingen is in de zomer van 2014 een strafrechtelijk onderzoek ingesteld naar computervredebreuk en op basis waarvan is tot seponering overgegaan?
Op 9 juli 2014 constateerde ik dat er e-mailberichten waren verzonden vanuit mijn privé e-mailaccount, die niet persoonlijk door mij waren verzonden. Er is vervolgens, namens mij, aangifte gedaan bij de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie van een vermoeden van computervredebreuk. Dit betreft het opzettelijk en wederrechtelijk binnendringen in een geautomatiseerd werk of in een deel daarvan. De politie is onder leiding van het Openbaar Ministerie (OM) een opsporingsonderzoek gestart, met als doelstelling vast te stellen of, en zo ja door wie, mijn privé e-mailaccount was gehackt. Het OM heeft mij laten weten dat een ongerichte phishingaanval aannemelijk was, en dat geen vervolg is gegeven aan het strafrechtelijk onderzoek, onder andere omdat er onvoldoende onderzoeksindicaties waren.
Waarom is ondanks het sepot een Bestuurlijke Rapportage geschreven en waarom is deze niet gedeeld met de Kamer?
Het Landelijk Parket van het OM en de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie hebben een bestuurlijk advies aangeboden aan de Minister van Veiligheid en Justitie om aandacht te vragen voor de risico’s van zakelijk gebruik van privé e-mail door medewerkers en bewindspersonen van ministeries in het kader van het specifiek (op dat moment nog lopend) strafrechtelijk onderzoek naar de hack van mijn privé e-mailaccount. Dergelijke interne advisering aan een beleidsverantwoordelijke bewindspersoon wordt in de regel niet gedeeld met uw Kamer.
Is er aanleiding om aan te nemen dat meerdere mensen naast uzelf beschikken over inloggegevens van uw privé-e-mailaccount?
Direct na de aangifte in juli 2014 zijn de inloggegevens van mijn privé e-mailaccount aangepast. Ik heb geen aanleiding te veronderstellen dat andere mensen dan mijn echtgenote en ik, beschikken over de inloggegevens van het privé e-mailaccount.
Bestaat er een koppeling van uw privé-e-mailaccount en uw werk-e-mailaccount. Zo ja, op welke wijze is deze vormgegeven?
Nee.
Hoe veilig beoordeelt u de door u gebruikte privé-e-maildienst en welke verschillen bestaan er tussen de door u gebruikte e-maildienst en de door uw departement gebruikte e-maildienst?
Hiervoor verwijs ik u naar bovenstaande.
Is er op basis van wetgeving in de Verenigde Staten aanleiding om aan te nemen dat de Amerikaanse overheid beschikt over Nederlandse overheidsinformatie? Zo ja, om welke informatie uit welke perioden als bewindspersoon gaat dit? Welke posten in de regering bekleedde u tijdens die perioden?
De Amerikaanse wetgeving bevat waarborgen voor het op rechtstatelijke wijze kennisnemen van informatie. Er kan echter in zijn algemeenheid niet worden uitgesloten dat die Amerikaanse wetgeving een zodanige werking heeft dat bedrijven die een (hoofd)vestiging in de Verenigde Staten hebben verplicht kunnen worden tot het verstrekken van gegevens die door hen worden verwerkt, of waarover zij anderszins de beschikking hebben, ongeacht waar die gegevens zich bevinden. In dit specifieke geval heb ik geen aanwijzing dat een dergelijke verplichting voor mijn privé e-mailaccount is opgelegd. Het onderzoek van de ADR zal uitwijzen of gerubriceerde informatie zoals bedoeld in het VIR-BI, op mijn privé e-mailaccount aanwezig was, en welke informatie uit welke periode het eventueel betrof.
Het bericht dat de minister van Economische Zaken doorgaat met het gebruik van Gmail voor communicatie met ambtenaren |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Minister Kamp gaat door met gebruik Gmail voor communicatie met ambtenaren»?1
Ja.
Kunt u uitsluiten dat er gevoelige of staatsgeheime informatie naar het privé e-mailaccount van de Minister van Economische Zaken is gestuurd? Zo nee, bent u bereid hier nader onderzoek naar te doen?
Hiervoor verwijs ik naar bovenstaande.
Kunt u uitsluiten dat er gevoelige of staatsgeheime informatie in handen van derden is gekomen?
Op dit moment heb ik geen aanleiding om aan te nemen dat als staatsgeheim gerubriceerde informatie in handen van derden is gekomen. De ADR is opdracht gegeven om onderzoek te doen naar de vraag of gerubriceerde informatie zoals bedoeld in het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIR-BI), op mijn privé e-mailaccount aanwezig was, en welke informatie uit welke periode het eventueel betrof.
Is het waar dat de Minister slachtoffer is geworden van phishing en daardoor derden toegang hadden tot zijn e-mailaccount?
In juli 2014 is, namens mij, aangifte gedaan van een vermoeden van computervredebreuk. Tijdens het daaropvolgende onderzoek is vastgesteld dat een ongerichte phishingaanval waarmee toegang tot het account werd verkregen, aannemelijk was.
Is het waar dat het gebruik van een privé e-mailaccount niet is toegestaan volgens relevante richtlijnen van de rijksoverheid, zoals de richtlijn Baseline Informatiebeveiliging Rijksdienst (BIR 2012)?
Nee. Het is niet zo dat het gebruik van een privé e-mailaccount voor zakelijke e-mails niet is toegestaan.
Voor de Rijksdienst gelden het Beveiligingsvoorschrift Rijksdienst (BVR), het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst (VIR), het Voorschrift Informatiebeveiliging Rijksdienst Bijzondere Informatie (VIR-BI) en de Baseline Informatievoorziening rijksoverheid (BIR). In het VIR-BI zijn regels opgenomen over de omgang met bijzondere informatie. Bijzondere informatie is informatie waarvan kennisname door niet geautoriseerden nadelige gevolgen kan hebben voor de belangen van de staat, van zijn bondgenoten of van één of meer ministeries. Het gaat dan om informatie met de rubricering Departementaal Vertrouwelijk, Staatsgeheim Confidentieel, Staatsgeheim Geheim of Staatsgeheim Zeer Geheim.
De BIR uit 2012 stelt het volgende: «Voor het doorsturen van informatie naar privémail geldt: de medewerker bepaalt dan per geval of de betreffende informatie doorgestuurd kan worden. Automatische doorzending van alle mail naar een privéadres of andere onveilige omgeving wordt dan ook niet toegestaan omdat dan niet per bericht door de medewerker beoordeeld kan worden of de informatie naar een onvoldoende veilige omgeving kan worden gestuurd.»
Bent u het ermee eens dat het in het belang van de staatsveiligheid is om te zorgen dat Ministers geen privé e-mailaccounts gebruiken voor gevoelige of staatsgeheime zaken?
Ja.
Bent u bereid een intern onderzoek te starten naar het gebruik van privé e-mailaccounts onder bewindslieden?
Alle bewindspersonen hebben aan de Minister-President laten weten dat zij in verschillende mate (en in sommige gevallen geen) gebruik maken van een privé e-mailaccount voor werk gerelateerde e-mails, maar daarbij rekening houden met de aard van de informatie (het betreft geen als staatsgeheim gerubriceerde informatie).
Is het waar dat met name Ministers een bijzonder doelwit vormen voor hackers uit landen als China, Rusland en Iran, en dat digitale spionage een dreiging voor de nationale veiligheid vormt, en dat overheidsinstellingen hiervan structureel doelwit zijn zoals uit het jaarverslag van de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) blijkt?
Mij is niet bekend of Ministers een bijzonder doelwit vormen voor hackers uit landen als China, Rusland en Iran. In zijn algemeenheid heeft de AIVD in zijn jaarverslag 2015 geconstateerd dat sommige landen geïnteresseerd zijn in de politieke besluitvorming in Nederland. Daarbij ziet de AIVD een toename van digitale spionage gericht op het vergaren van politieke inlichtingen, alsmede economische spionage. In het Cybersecurity Beeld Nederland 2015 is opgemerkt dat de grootste digitale spionagedreiging komt van buitenlandse inlichtingendiensten.
Bent u van mening dat Ministers, los van bestaande richtlijnen, zich bewust zouden moeten zijn van het feit dat zij een bijzonder doelwit zijn voor staatshackers en daardoor een additionele verantwoordelijkheid hebben om zorgvuldig om te gaan met gangbare normen omtrent cyberveiligheid?
Ik ben van mening dat Ministers nadrukkelijk een verantwoordelijkheid hebben om zorgvuldig om te gaan met gangbare normen rond cyberveiligheid.
Krijgen Ministers en hooggeplaatste ambtenaren speciale training of informatie over best practices op het gebied van cyberveiligheid of «cyberhygiëne»? Zo nee, waarom niet?
In het Handboek voor aantredende bewindspersonen worden bewindspersonen gewezen op het VIR-BI. Departementen geven bij het aantreden van bewindspersonen informatie over cyberveiligheid en -hygiëne. Verder leveren zij voldoende veilige faciliteiten voor informatie en communicatie.
Voor hooggeplaatste ambtenaren kent de Algemene Bestuursdienst het Ambtelijk Professionaliserings Programma. Daarin zit onder meer een ICT-module. Informatiebeveiliging is hierin één van de onderwerpen, waarbij ook aandacht is voor cyberveiligheid en incidenten op dat vlak.
Daarnaast zijn voor ambtenaren en managers workshops en e-learningmodules beschikbaar binnen het programma «iBewustzijn Rijk». Per 1 juli 2016 is er één rijksbrede Gedragsregeling voor de digitale werkomgeving met daarin afspraken over digitale gebruiksmogelijkheden, online gedrag en bewuste omgang met risico's. Hiermee worden de tot dan toe in gebruik zijnde internet- en e-mailgedragscodes bij de departementen geharmoniseerd. Organisaties binnen de rijksoverheid kunnen deze nieuwe Gedragsregeling waar nodig nader specificeren en mogen daarbij alleen strikter zijn in hun normering dan de Gedragsregeling als rijksbreed kader aangeeft. Voor verdere interne communicatie wordt het programma «iBewustzijn Rijk» ingezet.
Het bericht ‘Politicus Bonaire werd onterecht bespioneerd’ |
|
Roelof van Laar (PvdA), Alexander Pechtold (D66), Fatma Koşer Kaya (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Politicus Bonaire onterecht bespioneerd»?1
Ja.
Vindt u het, mede omwille van het vertrouwen in de democratische rechtsstaat, ook zorgwekkend dat de Commissie van Toezicht op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (CTIVD) concludeert dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) deels onrechtmatig gegevens van de oud-minister en bestuurder van Bonaire, Jopie Abraham, heeft verzameld?
Het oordeel van de CTIVD inzake de klacht van de heer Jopie Abraham is niet openbaar. Ik kan derhalve niet ingaan op het oordeel van de CTIVD.
Kunt u uiteen zetten op welke manier is getoetst dat er zwaarwegende redenen op basis van staatsveiligheid waren om Abraham het recht te ontzeggen zijn eigen gegevens bij de AIVD in te zien? Bent u van mening dat dat met de kennis van nu geen rechtmatig oordeel was, en zo ja, hoe gaat u dit in de toekomst voorkomen?
Over dit individuele geval kan ik in het openbaar geen uitspraken doen. In zijn algemeenheid kan ik melden dat een verzoek om kennisneming van persoonsgegevens wordt getoetst aan de bepalingen van de Wiv 2002. De Wiv bepaalt dat kennisneming moet worden geweigerd indien de betreffende gegevens het actuele kennisniveau van de dienst, bronnen of modus operandi prijs kunnen geven. Die toets heeft niets te maken met de toets of rechtmatig inlichtingenmiddelen zijn ingezet jegens een individu.
Kunt u in het licht van het eerdere bericht van het NRC2 dat er in dezelfde periode meerdere Bonariaanse politici door de AIVD zijn gevolgd, uitsluiten dat er van meer Bonariaanse politici onrechtmatig gegevens zijn verzameld? Heeft de CTIVD daar onderzoek naar gedaan of bent u bereid daartoe te verzoeken om te voorkomen dat elke Bonariaanse politicus uit die periode een inzageverzoek en/of klacht moet indienen om hieromtrent de waarheid te achterhalen?
Over operationele aangelegenheden kan ik in de openbaarheid geen uitspraken doen. De Nederlandse Wet op de inlichtingen- en veiligheidsdiensten (Wiv 2002) is bepalend voor het optreden van de AIVD. Bij de inzet van inlichtingenmiddelen door de AIVD is een robuust toetsingsregime van kracht. Daarbij wordt getoetst of de inzet past binnen de wettelijke taakopdracht van de AIVD. Bovendien wordt getoetst of de inzet van een inlichtingenmiddel proportioneel is, ofwel of het belang opweegt tegen het middel. Ook wordt getoetst of de inzet subsidiair is, ofwel of er geen lichtere mogelijkheden zijn dan de inzet van een bepaald inlichtingenmiddel. Ik hecht eraan te benadrukken dat de CTIVD in haar controle achteraf in het overgrote deel van de gevallen tot de conclusie komt dat de AIVD rechtmatig handelt. Ik zie nu dan ook geen aanleiding te verzoeken tot nader onderzoek.
Klopt het dat de toenmalige Minister-President van de Nederlandse Antillen niet op de hoogte was van de verzameling van gegevens op Bonaire, terwijl dat wettelijk wel noodzakelijk was? Zo ja, kunt u exact ingaan op de wettelijke grond en de destijds gemaakte interpretatie hiervan als gevolg waarvan geen notificatie heeft plaatsgevonden?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u uitsluiten dat de gegevens die door de AIVD onrechtmatig zijn verzameld iets te maken hadden met de onderhandelingen over de aansluiting van Bonaire bij Nederland? Indien u dit niet kunt uitsluiten, vindt u dit passend binnen de gelijkwaardigheid van de verschillende Koninkrijksdelen? Welke gevolgen geeft u daar dan aan?
Zie antwoord vraag 4.
Welke «maatregelen», zoals genoemd in het artikel van vorige week heeft u getroffen? Kunt u deze nader toelichten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De relatie tussen openbaarmaking van interne tijdschriften van de MIVD en het geheimhouden van de AIVD-tapstatistieken |
|
Fatma Koşer Kaya (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bij de MIVD is amateurisme nooit ver weg»?1
Ja.
Biedt volgens u het openbaar maken van het interne tijdschrift van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) «Ingelicht» inzicht in de werkwijze van de dienst? Zo ja, waarom komt u tot een andere conclusie dan de MIVD, terwijl zowel voor de MIVD als AIVD (Algemene inlichtingen- en veiligheidsdienst) hetzelfde wettelijk kader geldt? Zo nee, hoe kan berichtgeving over personeelszaken, een slechte werksfeer binnen de dienst en verslagen over gedane operaties en gang van zaken bij de MIVD geen inzicht bieden in die werkwijze, maar tapstatistieken van de AIVD wel?
Het openbaar maken van de edities van Ingelicht en berichtgeving daarin over personeelszaken en werksfeer heeft geen inzicht gegeven in de werkwijze van de MIVD. Er zijn geen verslagen van operaties openbaar gemaakt.
Waarom kunnen, mede in acht nemende het antwoord op de vorige vraag, de AIVD-tapstatistieken niet openbaar gemaakt worden? Indien u dat niet kan uitleggen, zou het niet aangelegen zijn de tapstatistieken per ommegaande te publiceren?
Zoals ook in antwoord op de schriftelijke vragen van lid Koşer Kaya (2016Z00645, 29 januari 2016) is gesteld, zal de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een nieuw besluit nemen in de zaak over het openbaren van tapstatistieken, waarover de Raad van State uitspraak heeft gedaan. Tot het moment waarop deze beoordeling is afgerond, kan er niets worden toegevoegd aan de eerdere beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Koşer Kaya.
Het bericht "Openbaarmaking personeelsblad MIVD brengt werknemers in gevaar" |
|
Fred Teeven (VVD), Ronald Vuijk (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Openbaarmaking personeelsblad MIVD brengt werknemers in gevaar»?1
Ja.
Waarom is de keuze gemaakt om het blad van de Militaire Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (MIVD) «Ingelicht» te publiceren op een particuliere website? Graag een toelichting.
De stichting Argus heeft, naar aanleiding van een gehonoreerd inzageverzoek, verschillende edities van het blad Ingelicht op haar website gepubliceerd. Het blad verscheen tussen 2000 en 2011, een periode waarin veel nadruk werd gelegd op transparantie. Dit hield mede verband met de vorming in 2002 van de MIVD uit vier verschillende militaire inlichtingenorganisaties. Doel van het blad Ingelicht was om het draagvlak onder het personeel voor deze complexe reorganisatie te vergroten. Het blad werd dan ook breed binnen Defensie en het netwerk van de MIVD verspreid. Achteraf kan echter geconcludeerd worden dat bij het honoreren van het inzageverzoek de namen in de bladen geanonimiseerd hadden moeten worden.
Waarom zijn de namen in het blad daarbij niet gezwart? Hoe rijmt u dit met het verzoek aan personeel van inlichtingendiensten om zeer terughoudend te zijn met het openlijk spreken over hun beroep? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat nu vele namen van MIVD-personeel openbaar zijn geworden? Zo ja, welke gevolgen heeft dit volgens u voor hun veiligheid en dat van hun familieleden? Wat wordt gedaan om de veiligheid van deze personen te garanderen?
Het klopt dat namen en foto’s van (oud-)werknemers van de MIVD zichtbaar zijn op de bewuste website. De personen om wie het gaat zijn, voor zover zij nog werkzaam zijn bij de MIVD, geïnformeerd en geadviseerd hoe hiermee om te gaan. Voor personen die niet meer werkzaam zijn bij de MIVD is een speciaal meldpunt ingericht. Indien er dreigingen ontstaan, zullen passende maatregelen worden genomen. Om de effectiviteit van deze maatregelen niet te ondermijnen, doe ik over de inhoud ervan geen mededelingen.
Zijn er gevallen bekend waarbij personen zijn bedreigd nadat hun naam op de website is verschenen? Zo ja, om hoeveel gevallen gaat het? Op welke wijze is daarop gereageerd en welke maatregelen zijn genomen?
Dergelijke gevallen zijn niet bekend.
Klopt het dat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) al in 2008 haar zorgen heeft uitgesproken over Ingelicht, dat in tegenstelling tot het AIVD-blad niet is gerubriceerd als staatsgeheim? Wat is daar destijds mee gedaan? Zijn deze zorgen meegewogen bij het openbaar maken van Ingelicht?
Een woordvoerder van de AIVD heeft in 2008 in een dubbelinterview met een woordvoerder van de MIVD een mogelijk nadeel benoemd van het niet gerubriceerd zijn van Ingelicht. In het interview geeft de woordvoerder van de MIVD aan dat er bewuste afwegingen zijn gemaakt om Ingelicht niet te rubriceren. Het hoofd Communicatie van de AIVD heeft, voor zover mij bekend, geen uitspraken gedaan over het al dan niet in de openbaarheid verschijnen van Ingelicht.
Waarom is Ingelicht niet gerubriceerd als staatsgeheim? Graag een toelichting.
Zie het antwoord op vraag 3.
Klopt het dat het hoofd Communicatie van de AIVD in 2008 heeft gezegd dat men er binnen de MIVD niet gelukkig mee zou zijn als Ingelicht in de openbaarheid zou verschijnen? Hoe rijmt u die uitspraak met het besluit om het blad toch openbaar te maken? Graag een toelichting.
Zie antwoord vraag 6.
Is de MIVD zelf om advies gevraagd over het al dan niet openbaar maken van Ingelicht? Zo ja, hoe luidde dit advies en wat is daarmee gedaan? Zo nee, waarom niet?
De MIVD heeft inderdaad advies gegeven. Zoals gesteld in antwoord op vraag 3, verscheen het blad Ingelicht in een periode waarin veel nadruk werd gelegd op transparantie en openheid, mede in verband met de complexe reorganisatie waarin de MIVD verwikkeld was. Het blad werd dan ook breed binnen Defensie en het netwerk van de MIVD verspreid. In het licht hiervan heeft de MIVD geadviseerd het inzageverzoek van de Stichting Argus te honoreren.
Wordt momenteel aanstalten gemaakt om Ingelicht van het internet af te halen, of in ieder geval namen en foto's van personeel onherkenbaar te maken? Zo ja, wanneer zal dit zijn afgerond? Zo nee, waarom niet?
De MIVD heeft overlegd met de persoon die de desbetreffende edities van Ingelicht op zijn website heeft geplaatst, met als doel de persoonsgegevens alsnog te laten verwijderen. Dit heeft tot op heden niet tot het gewenste resultaat geleid.
De samenwerking van de AIVD in Europees verband via de Counter Terrorism Group |
|
Fatma Koşer Kaya (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de EU Intelligence and Situation Centre (ook wel: IntCen), de Europese inlichtingendienst?
Ja.
Wat zijn de grondslagen, bevoegdheden en institutionele posities van de aangesloten partijen bij IntCen, de Counter Terrorism Group (CTG) en het nieuw op te richten CTG-platform?
INTCEN is onderdeel van de EDEO onder verantwoordelijkheid van de Hoge Vertegenwoordiger van de Europese Unie. INTCEN is een analytisch veiligheidsorgaan binnen de EU. INTCEN stelt op basis van de bijdragen van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten van de Europese lidstaten, strategische analyses op ten behoeve van het gemeenschappelijk buitenlands- en veiligheidsbeleid, inclusief op het gebied van terrorismebestrijding. Zie ook de beantwoording van de vragen van de leden Schouw en Sjoerdsma d.d. 29 november 2013 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2013–2014, Aanhangsel 708).
De CTG is het samenwerkingsverband van de veiligheidsdiensten van de EU, Noorwegen en Zwitserland. De CTG is, kort na de aanslagen in New York op 11 september 2001, opgericht op initiatief van een aantal Europese ministers van Binnenlandse Zaken. Het is geen EU instelling omdat nationale veiligheid tot de exclusieve verantwoordelijkheid van de lidstaten behoort (art. 4 EU verdrag). Het nieuw op te richten CTG-platform is een volgende stap op het gebied van de uitwisseling van operationele gegevens onder genoemde Europese veiligheidsdiensten.
Wat voor samenwerking gaat de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) precies aan in de CTG? Waarom gaat dit via een nieuw platform van de CTG en niet via het reeds bestaande IntCen?
Binnen de CTG wordt al sinds de oprichting in 2001 intensief samengewerkt op het gebied van terrorismebestrijding. Hierbij worden in bi- en multilateraal verband op dagelijkse basis gegevens uitgewisseld. Een crisisresponsiemechanisme is beschikbaar om na een aanslag in een van de EU-lidstaten, Zwitserland of Noorwegen assistentie te kunnen bieden en verantwoordelijke bewindspersonen en beleidsmaker in deze landen te kunnen informeren. Operationele ontwikkelingen en gemeenschappelijke interesses van de diensten, op bijvoorbeeld een sterk ontwikkeld fenomeen als terroristische reisbewegingen, worden tevens besproken.
Het ligt voor de hand dat intensivering van informatie-uitwisseling tussen diensten binnen hetzelfde CTG-samenwerkingsverband gebeurt. Als EU-orgaan gericht op het verstrekken van inlichtingenanalyses aan EU beleidsmakers, in INTCEN hiervoor niet het geëigende gremium
Kan uit het voorzitterschap van de AIVD van de CTG tot 1 juli 2016 en de oprichting van het nieuwe platform direct daarna worden afgeleid dat de AIVD zelf een voorkeur heeft om via IntCen in plaats van de CTG samen te werken? Zo ja, waarom is dan het pleit verloren? Zo nee, waarom is dat zo?
Nee. INTCEN en de CTG hebben ieder hun specifieke taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden.
Wat gebeurt er met informatie die via de AIVD bij dit nieuwe platform van de CTG terecht komt?
Conform de Wiv2002, wisselt de AIVD in het kader van terrorismebestrijding gegevens uit met andere Europese inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Op deze uitwisseling is de zogenaamde derde-partijregel van toepassing. De CTG-diensten mogen de uitgewisselde informatie gebruiken binnen hun eigen onderzoeken. Voor verder gebruik is – zoals gebruikelijk – toestemming nodig van de dienst die de betreffende informatie heeft verstrekt.
Hoe ziet u het toezicht op het nieuwe CTG-platform vormgegeven en uitgeoefend worden?
De Commissie van Toezicht betreffende de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten is op grond van haar toezichthoudende taak krachtens artikel 64 van de WIV2002 de aangewezen instantie is om toezicht te houden op de taakuitvoering. Dit geldt dus ook voor de internationale samenwerking, zoals de AIVD deelname in de CTG.
Waarom zet u niet in op IntCen als een volwaardige en democratisch gelegitimeerde Europese inlichtingendienst met dito toezicht?
In artikel 4.2 van het Verdrag van Europa is vastgelegd dat de nationale veiligheid een uitsluitende verantwoordelijkheid is van elke lidstaat. Nationale veiligheid is dus geen communautaire bevoegdheid van de EU. Het hebben van een inlichtingen- en veiligheidsdienst behoort tot de nationale soevereiniteit van Nederland.
Het bericht dat Rusland de Nederlandse politiek financieel beïnvloedt |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Russia accused of clandestine funding of European parties as US conducts major review of Vladimir Putin’s strategy»?1
Het kabinet heeft kennis genomen van dit bericht in de Britse media.
Klopt het dat er vanuit Rusland pogingen zijn gedaan om de Nederlandse politiek te beïnvloeden? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het jaarverslag AIVD 2014 (blz. 29–30) is vermeld dat de Russische inlichtingen- en veiligheidsdiensten structureel aanwezig zijn in Nederland en dat de wereldwijde Russische campagne om beleid en beeldvorming ten aanzien van Rusland te beïnvloeden ook Nederland raakt.
Het kabinet beschikt echter niet over aanwijzingen dat er in het geval van het aanstaande raadgevend referendum over het Associatieverdrag tussen Oekraïne en de Europese Unie sprake is van beïnvloeding op oneigenlijke wijze vanuit Rusland.
Beschikt u over enige aanwijzing dat het aanstaande raadgevend referendum over het Associatieverdrag tussen Oekraïne en de Europese Unie op enige wijze, al dan niet financieel, is beïnvloed vanuit Rusland?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u in het geheel uitsluiten dat het aanstaande raadgevend referendum over het Associatieverdrag tussen Oekraïne en de Europese Unie op enige wijze, al dan niet financieel, is beïnvloed vanuit Rusland? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de argumenten voor een referendum over het Associatieverdrag met Oekraïne grote gelijkenis vertonen met Russische propaganda? Zo ja, kunt u aangeven om welke argumenten het gaat?
Het referendum is conform de Nederlandse wet tot stand gekomen.
Zijn er bij u gegevens of feiten bekend over (clandestiene) Russische financiële ondersteuning van Nederlandse politieke partijen?
Nee.
Zijn er Nederlandse inlichtingendiensten betrokken bij het onderzoek naar Russische beïnvloeding van Europese politieke partijen, zoals dat wordt uitgevoerd door autoriteiten in de VS?
In het openbaar kunnen geen mededelingen gedaan worden over eventuele onderzoeken van de Nederlandse inlichtingendiensten.
Bent u bereid een proactieve houding aan te nemen ten aanzien van dit onderzoek, dat wil zeggen, na te gaan wat de uitkomsten zijn van het onderzoek en, zodra het onderzoek is afgerond, de Kamer daarover uitgebreid te informeren? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet is niet bekend met de bronnen op basis waarvan de Telegraph meldt dat er sprake zou zijn van een dergelijk onderzoek en ziet dan ook geen reden om navraag te doen bij de autoriteiten van de Verenigde Staten.
Het bericht dat Amerikaanse inlichtingendiensten onderzoek doen naar onder meer het GeenPeil-initiatief |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «America to investigate Russian meddling in EU»?1
Ja.
Hoe duidt u de uitlatingen van de Amerikaanse inlichtingendiensten dat zij grootschalig onderzoek doen naar een aantal Europese initiatieven die onder Russische invloed zouden staan, waarbij het referendum-initiatief eveneens wordt genoemd?
Het is de Amerikaanse inlichtingendiensten niet toegestaan operaties in Nederland te verrichten zonder toestemming van de Nederlandse overheid. Het artikel waarnaar verwezen wordt is onvoldoende aanwijzing dat dit wel het geval zou zijn.
Bent u bereid, voor zover dat nog niet is gebeurd, bij de Amerikanen na te gaan in hoeverre de initiatiefnemers van het referendum (GeenPeil) in de gaten worden gehouden door Amerikaanse inlichtingendiensten en op welke wijze dit gebeurt?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze zijn de Nederlandse inlichtingendiensten hierbij betrokken?
Het kabinet kan niet in het openbaar ingaan op (vermeende) activiteiten van de Nederlandse inlichtingendiensten.
Baart deze ontwikkeling u zorgen?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat de aanpak van radicalisering is gedoemd te mislukken |
|
Tunahan Kuzu (GrKÖ) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Kent u het artikel in «Terrorismedeskundige: aanpak radicalisering gedoemd te mislukken»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de terrorismedeskundige en adviseur van de gemeente Amsterdam op het gebied van Syriëgangers, de Westerse en daarmee dus ook de Nederlandse aanpak van radicalisering beschrijft als gedoemd te mislukken?
Volgens de heer Kenning is radicalisering een emotionele beslissing van het individu. Iemand kiest voor de gewelddadige extremistische ideologie omdat hij of zij die nodig heeft vanuit een emotionele behoefte. Hij stelt daarmee dat het niet de ideologie is die de extremist creëert of binnentrekt, maar de extremistische mindset die de ideologie grijpt. Risico’s ontstaan wanneer deze jongeren geraakt worden door een effectief extremistisch aanbod. Ik onderschrijf het belang van deze invalshoek en ik heb ook deze invalshoek meegenomen in de uitvoering van de aanpak.
Bent u van mening dat de Westerse aanpak van radicalisering tot polarisatie in de samenleving leidt en terroristen kweekt van eigen bodem? Zo ja, wat gaat u tegen deze aanpak doen? Zo nee, waarom niet?
De aanpak van radicalisering vereist een brede benadering waarbij gewelddadig extremisme wordt ingedamd en nieuwe aanwas wordt voorkomen. Tegelijkertijd is er oog voor het vergroten van de weerbaarheid tegen maatschappelijke spanningen en polarisatie. De dynamiek van polarisatie draagt bij aan het vergroten van de voedingsbodem voor gewelddadig extremisme en heeft onze aandacht in de aanpak.
Deelt u de mening van de terrorismedeskundige dat de huidige aanpak is gestoeld op het onterechte idee dat de strijd tegen Al-Qaeda en Daesh een gevecht is tegen de islamitische cultuur? Zo ja, wat gaat u doen om dit recht te zetten? Zo nee, waarom niet?
Nee, de huidige aanpak van radicalisering is een strijd tegen alle vormen van gewelddadig extremisme die de democratische rechtsorde ondermijnen.
Vindt u dat de huidige aanpak van radicalisering de Nederlandse moslims in een kwaad daglicht stelt? Zo ja, wat gaat u doen om dit recht te zetten? Zo nee, waarom niet?
Nee, het kabinet heeft aandacht voor verschillende vormen van gewelddadig extremisme, ongeacht welke vorm deze aanneemt. Bevolkingsgroepen mogen niet verantwoordelijk worden gehouden voor gedragingen van individuen.
Bent u bereid een andere, effectievere aanpak van radicalisering in te zetten, welke niet leidt tot polarisatie en niet gedoemd is te mislukken? Zo ja, welke concrete maatregelen gaat u nemen? Zo nee, waarom niet?
Het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme heeft naast het verzwakken van de jihadistische kern en het voorkomen van aanwas, tot doel de democratie en rechtsstaat te beschermen. Hoewel het kabinet vanzelfsprekend inzet op een onmiddellijke beperking van de dreiging en de bescherming van de democratische rechtsstaat, leert de geschiedenis dat het tegengaan van radicalisering en de bestrijding van terrorisme bij uitstek ook een zaak is van de lange adem. Het kabinet zet daarom, naast de maatregelen gericht op gevolgbestrijding, nadrukkelijk in op preventie van radicalisering en het vergroten van de weerbaarheid van de samenleving op de langere termijn.
Deelt u de mening dat het woord jihadisme in een verkeerde context wordt gebruikt en hierdoor een negatieve lading heeft gekregen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet maakt hier onderscheid tussen jihad als religieus begrip en het fenomeen jihadisme. Het is aan moslims zelf om het begrip jihad te interpreteren en het de lading te geven die men wenst. Als het gaat om het jihadisme ligt dit echter anders. Deze term duidt voor het kabinet op een kleine minderheid van extremistische moslims in de wereld die het begrip jihad geperverteerd hebben en misbruiken voor mobilisering van geloofsgenoten voor hun politiek-extremistische doeleinden. Ik verwijs voor een uitgebreide uiteenzetting hieromtrent naar de NCTV publicatie Het mondiaal jihadisme: een fenomeenanalyse en een reflectie op radicalisering 2.
Deelt u de mening dat het woord jihadisme in overheidsdocumenten vervangen moet worden door het woord terrorisme, zodat er geen verwijzingen worden gemaakt naar bepaalde religieuze groepen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet gebruikt de term jihadisme om een specifieke politiek-ideologische stroming en fenomeen aan te duiden.
Wat gaat u doen om de voedingsbodem van radicalisering aan te pakken in Nederland? Kunt u dat toelichten? Zorgen de uitspraken van de terreurdeskundige voor nieuwe inzichten over het beleid dat gevoerd moet worden?
Verschillende onderzoeken, waaronder het recente onderzoek naar triggerfactoren van radicalisering3, laten zien dat radicalisering niet door één enkele oorzaak te verklaren is, maar vanuit de samenhang van drijfveren, concrete gebeurtenissen en persoonlijke eigenschappen. Er is zodoende geen direct causaal verband tussen sociaaleconomisch achterstelling of discriminatie-ervaringen enerzijds en radicalisering anderzijds. Het zou echter onjuist zijn om geen rekening te houden met deze omstandigheden. Het jihadisme speelt in op gevoelens van discriminatie en buitensluiting onder moslims en poogt deze te mobiliseren. De aanpak van radicalisering en jihadisme is gestoeld op een grondige analyse die voortdurend wordt aangescherpt op basis van nieuwe ontwikkelingen en inzichten. De inzichten van de heer Kenning zijn hierin meegenomen.
Welke maatregelen bent u van plan te nemen om te zorgen dat bestrijding van radicalisering en terrorisme geen gevecht tegen de islamitische cultuur wordt en op welke termijn?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 4 is de strijd tegen terrorisme een strijd tegen alle vormen van gewelddadig extremisme die de democratische rechtsorde ondermijnen.
Om de verspreiding van verschillende vormen van extremisme geen kans te geven, is het van belang dat de onderliggende waarden van de rechtsstaat worden gedeeld en uitgedragen. Dit vergt permanente inspanning van de maatschappij als geheel, waarbij ruimte wordt gegeven aan elkaar. Het kabinet stimuleert maatschappelijke initiatieven over botsende normen, de grenzen van de rechtsstaat en samenleven met verschillen.
Bent u bereid onderzoek te doen naar de gevolgen van het huidige aanpakplan van radicalisering? Zo ja, wanneer? Zo nee, waarom niet?
Zoals u weet, vindt momenteel de integrale evaluatie plaats van de Nationale CT-strategie 2011–2015. Het radicaliseringsbeleid maakt daar logischerwijs deel van uit. Hierbij wordt zowel gekeken naar de integrale aanpak zoals verwoord in de CT-strategie als in het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme. In de evaluatie worden de uitgangspunten van het beleid onderzocht en wordt gekeken naar de wijze waarop samenwerking, coördinatie en informatie-uitwisseling plaatsvinden, zowel op landelijk als lokaal niveau. De resultaten van de evaluatie zullen in het voorjaar van 2016 naar de Tweede Kamer worden verzonden.
Weet u dat uit onderzoek van de Landelijke Politie blijkt dat 60 procent van Syriëgangers met psychosociale problemen kampt? Zo ja, gaat dit voor een andere aanpak en visie zorgen? Bent u bereid na aanleiding van deze informatie uw beleid aan te passen?
Het onderzoek van de heer Weenink – waar u aan refereert – geeft aan dat jihadisten meer dan gemiddeld gedragsproblemen en -stoornissen vertonen. Dit is een aanvulling op theorieën over radicalisering die de nadruk leggen op ideologie/religie of op uitsluiting/discriminatie. De sociaalpsychologische invalshoek kan aanvullende verklaringen en handvatten voor de aanpak bieden en wordt meegenomen in mijn beleid.
Bent u bereid onderzoek te doen naar psychologische problemen die een rol spelen bij radicalisering? Zo nee, waarom niet?
Zoals reeds aangegeven in het antwoord op vraag 9 is radicalisering niet door één enkele oorzaak te verklaren. Er vindt doorlopend onderzoek plaats naar radicalisering en de diverse aspecten die hierbij mogelijk een rol spelen. Daartoe behoren ook, maar niet uitsluitend, psychologische problemen.
Het bericht op Twitter: Foto met mijn favoriete geleerde |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Aissa Zanzen op Twitter: Foto met mijn favoriete geleerde»?1
Ja
Klopt het dat de heer A. Zanzen hoofd Algemene Zaken is op uw ministerie?
Nee dat klopt niet.
Wel is betrokkene werkzaam als hoofd Algemene zaken in een penitentiaire inrichting.
Zo ja, hoe beoordeelt u het feit dat de heer A. Zanzen een dubbele pet op heeft, aangezien hij namens de Raad van Marokkaanse Moskeeën in Nederland (RMMN) officieel gesprekspartner is van de regering?
Aan betrokkene is – conform de circulaire nevenwerkzaamheden van het Ministerie van Veiligheid en Justitie – toestemming verleend voor de uitoefening van de door hem gemelde nevenwerkzaamheden. Dit wordt periodiek getoetst. Zodra wordt geconstateerd dat nevenwerkzaamheden zich niet verdragen met de functie van de medewerker, kan dit alsnog leiden tot een verbod op de uitvoering hiervan.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Moslimbroederschap door de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst wordt gezien als een bedreiging voor de democratische rechtsorde?
In een brief aan de Tweede Kamer van 11 april 2011 (Kamerstuk 29 614, nr. 26) liet de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties weten dat de AIVD heeft geconstateerd dat de activiteiten van de Moslimbroederschap op de lange termijn een risico zouden kunnen vormen voor de democratische rechtsorde in Nederland. In diezelfde brief meldt de Minister ook dat de AIVD niet over concrete aanwijzingen beschikt dat de Moslimbroederschap op dat moment in Nederland een bedreiging vormde voor de democratische rechtsorde of de nationale veiligheid. Er is thans geen aanleiding dit standpunt te herzien.
Deelt u de mening dat het hoofd Algemene Zaken op V&J onhoudbaar is, niet vanwege een cartoonactie van een belangenorganisatie waarvoor hij ook werkzaam is, maar wèl wanneer hij beweert dat zijn favoriete islamgeleerde Issam al Bashir is, die opereert in de top van de Moslimbroederschap en tevens lid is van de European Council for fatwa and research van jodenhater Yusuf al Qaradawi? Zo nee, waarom niet?
Betrokkene is niet het hoofd Algemene Zaken op V&J, maar werkzaam bij een penitentiaire inrichting.
Ik deel die mening niet. Uit onderzoek van DJI is gebleken is dat de uitingen van betrokkene op geen enkele wijze het functioneren van hemzelf of van de PI heeft geschaad. Betrokkene is voorts aangesproken op de onderhavige tweet en hij is er op gewezen dat hij bij het gebruik van social media rekening dient te houden met zijn positie als leidinggevende en zich zeer terughoudend dient op te stellen hierin.
Bent u bereid alle ministeries en ambtelijke diensten door te lichten, zodat mensen die een overduidelijke loyaliteit aan de dag leggen voor islamitische organisaties en foute figuren die tot doel hebben de rechtstaat te ondergraven, ontslagen kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Nee, hiertoe zie ik geen noodzaak. Het personeelsbeleid is zodanig ingericht dat er via een VOG-screening integriteitsonderzoeken worden uitgevoerd door de dienst Justis, van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Met de VOG laat de aanvrager zien dat hij of zij, geen voor de functie relevante justitiële antecedenten heeft. Daarnaast mogen (eventueel conflicterende) nevenfuncties alleen met toestemming van het bevoegd gezag worden bekleed. Op deze wijze kan worden bepaald of er sprake is van onverenigbaarheid van zaken. Tevens leggen alle ambtenaren de eed of belofte af waarbij zij nadrukkelijk worden gewezen op onder meer de plicht zich als een goed ambtenaar te gedragen. Via bijeenkomsten, workshops of trainingen wordt gewenst en ongewenst gedrag besproken. Mocht de beschreven situatie van onverenigbare zaken zichtbaar worden, dan vindt gericht onderzoek plaats en zullen passende maatregelen worden getroffen. Tot op heden zie ik geen aanleiding om, naast deze al genomen maatregelen, tot een dergelijk grote doorlichting over te gaan.
Het bericht dat kwetsbaarheden in encryptiesoftware door Amerikaanse inlichtingendiensten zijn gebruikt |
|
Wassila Hachchi (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het wetenschappelijk artikel over kwetsbaarheden in het Diffie-Hellman-sleuteluitwisselingsprotocol?1
Ja.
Deelt u de mening van de wetenschappers dat het zeer aannemelijk is dat de National Security Agency (NSA) via deze kwetsbaarheden toegang heeft verkregen tot VPN- (Virtual Private Network), SSH- (Secure Shell) en TLS (Transport Layer Security) verkeer? Zijn er bij u signalen bekend dat ook inlichtingendiensten van andere landen of niet-statelijke actoren deze kwetsbaarheden hebben gebruikt?
Zoals ook aangegeven in de beantwoording op de vragen van het lid Oosenbrug (PvdA) wordt in het wetenschappelijk artikel, naast een uitleg van de Logjam bug, gespeculeerd over de mogelijkheden van de NSA of andere statelijke actoren om als passieve aanvaller (die het internetverkeer tussen een server en een klant uitsluitend registreert en probeert te ontcijferen) het verkeer te kraken. De onderzoekers stellen dat in veelgebruikte communicatieprotocollen (voor beveiligde internetverbindingen, voor geauthentiseerde toegang tot afgeschermde netwerken, of voor mailsystemen) een vercijfermethode gebruikt wordt die gezien de huidige stand van de techniek niet meer veilig geacht wordt, zeker niet als men bescherming tegen grote statelijke actoren nastreeft.
Inlichtingen- en veiligheidsdiensten geven geen inzicht in de wijze waarop zij hun inlichtingen verzamelen in verband met de bescherming van bronnen, modus operandi en actueel kennisniveau. Om die reden is het niet mogelijk een oordeel te geven of de hypothese van de wetenschappers correct is.
In zijn algemeenheid kan ik u wel aangeven dat, dit in lijn met eerdere adviezen van het NCSC, het van belang is om cryptografische producten op de juiste wijze in te stellen en te gebruiken en dat deze instellingen naar de stand der techniek dienen te worden bezien. Het NCSC heeft reeds eerder geadviseerd om van langere sleutellengtes gebruik te maken dan in het artikel worden genoemd.
Bent u van mening dat de Nederlandse overheid toegang zou moeten hebben tot versleutelde data via bestaande kwetsbaarheden of door het (laten) inbouwen van kwetsbaarheden?
De ingezette acties, zoals gesteld in de Nationale Cyber Security Strategie 2, richten zich op het vinden van een balans tussen veiligheid, vrijheid en economische en maatschappelijke groei. Beveiligde verbindingen en encryptie zijn waardevolle hulpmiddelen voor vertrouwelijke communicatie en opslag van gegevens, met veel gebruiksmogelijkheden. Ook overheden en bedrijven maken gebruik van beveiliging en encryptie om gegevens vertrouwelijk te houden. Het gebruik van adequate beveiliging vermindert de kans slachtoffer te worden van criminaliteit of spionage.
Het kabinet steunt het gebruik van beveiliging en encryptie voor legale doeleinden. Ter versterking van de digitale veiligheid van Nederland en het beperken van de criminaliteit stimuleert het ministerie ook het melden van kwetsbaarheden, onder meer met het beleid voor responsible disclosure.
Ter beantwoording van de resterende vragen verwijs ik u, gezien de overeenkomsten met de door het lid Oostenbrug (PVDA) gestelde vragen, graag naar de in deze bijlage weergegeven antwoorden op de betreffende vragen.
Zoals toegezegd door Minister Kamp in het Algemeen Overleg van 10 juni 2015 inzake de Telecomraad op 12 juni 2015, Den Haag, zal door het kabinet nader worden ingegaan op de thematiek van het gebruik van encryptie.
Is er sprake van een eenduidig kabinetsbreed beleid ten opzichte van onbekende kwetsbaarheden, oftewel 0-days, of worden in verschillende ministeries verschillende afwegingen gemaakt? Worden alle door de overheid ontdekte, of via het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) gemelde, 0-days bij de maker van de software gemeld?
Zie antwoord vraag 3.
Maken defensie, inlichtingendiensten, politie of andere overheidsinstanties ook gebruik van 0-days of alleen van reeds bekende kwetsbaarheden?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat vertrouwen in veilige digitale communicatie en infrastructuur essentieel is voor een goed functionerende digitale economie? Hoe verhoudt zich dat tot een overheid die actief gebruik maakt van kwetsbaarheden in software?
Zie antwoord vraag 3.