Kunst en erfgoed uit Egypte |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Vinden er in Italië speciale controles plaats van reizigers die uit Egypte aankomen om zeker te stellen dat zij geen gestolen kunstobjecten of erfgoedstukken bij zich hebben?1
Ja. In Italië bestaat een speciale eenheid die zich bezighoudt met de bescherming van het cultureel erfgoed, de Carabinieri Tutela Patrimonio Culturale. Naar aanleiding van de situatie in Noord-Afrika is er vanuit de Italiaanse autoriteiten een brief uitgegaan naar alle douaneposten in Italië, waarmee de Carabinieri nauw samenwerken, om extra te letten op de mogelijke smokkel van kunst of erfgoed door reizigers die uit die regio komen. De Carabinieri hebben de bevoegdheid om verdachte objecten in beslag te nemen.
Zo ja, deelt u de mening dat dergelijke controles kunnen helpen kunstsmokkel en dus ook de plundering van kunstschatten tegen te gaan?
Ik deel die mening. Eén van de door Nederland gehanteerde instrumenten in het tegengaan van illegale handel in kunstgoederen is het controleren van reizigers die de EU via Nederland binnenkomen. Dit gebeurt voornamelijk op Schiphol en in de haven van Rotterdam.
Zo ja, bent u bereid ook in Nederland, op de luchthavens en in de zeehavens dergelijke extra controles uit te laten voeren op passagiers en bemanningsleden die uit Egypte in Nederland aankomen, al dan niet op doorreis?
Egypte en Nederland zijn beide verdragsstaten bij het UNESCO-verdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen. De Minister van OCW kan net als in Italië een cultuurgoed in bewaring nemen waarvan vermoed wordt dat het is ontvreemd en illegaal is uitgevoerd. Op basis van nieuwsberichten en alarmeringen van internationale erfgoedorganisaties als UNESCO en ICOM heeft de Erfgoedinspectie, onderdeel van het ministerie van OCW, de douane geïnformeerd opdat zij extra alert moet zijn op mogelijk illegaal uitgevoerd erfgoed uit Egypte.
Deelt u de mening dat als dit effectief wil zijn, het onverwijld en landelijk moet gebeuren? Zo ja, gaat u dan onmiddellijk tot actie over?
Zie het antwoord op vraag 3.
Een Youtube-filmpje waarin in Gouda een paar meisjes worden belaagd en bestolen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het filmpje «Kansenjeugd Gouda berooft meisje van fiets»?1
Ja.
Deelt u de mening dat zowel degene die de op het filmpje getoonde bedreiging, intimidatie en roof plegen als degene die deze handelingen heeft vastgelegd een vorm van niet te tolereren minachting en schaamteloosheid laten zien? Zo ja, deelt u de mening dat hier tegen moet worden opgetreden? Zo nee, waarom niet?
Ja, en hier wordt ook tegen opgetreden. Zie het antwoord op vragen 3 tot en met 5.
Zijn er naar uw mening op dit filmpje (mogelijk) strafbare feiten vastgelegd? Zo ja, wat is er gedaan om de daders – die herkenbaar in beeld zijn – op te sporen en te vervolgen? Zo nee, waarom niet?
Op het filmpje zijn enkele mogelijk strafbare feiten vastgelegd, te weten openlijk geweld tegen een of meer perso(o)n(en) en/of de diefstal van een fiets met geweld. Vanaf 8 februari jongstleden zijn 13 personen aangehouden. De zaken tegen negen verdachten worden in maart alle tegelijkertijd tijdens een speciaal daarvoor ingelaste zitting van de meervoudige strafkamer behandeld.
Is u bekend of de gefilmde jongens eerder in aanraking zijn geweest met politie of justitie? Hoe groot is de groep die in Gouda steeds overlast veroorzaakt? Is er met de ouders van deze jongeren gesproken over hun capaciteit en verantwoordelijkheid als opvoeder (sociaal verhoor)?
Van de gefilmde jongeren bleken twee personen eerder met politie in aanraking te zijn geweest. De overige jongeren waren tot nu toe niet bekend. Het is aannemelijk dat de groep jongeren die betrokken was bij onderhavig incident «ad hoc» is ontstaan. Er is in dit geval geen sprake van een groep die eerder is gesignaleerd en bekend staat bij de justitiële ketenpartners.
De meeste jongeren op de film zitten op dezelfde school. De school heeft hen voor enkele dagen geschorst. De school heeft een voorlichtingsavond gehouden en gesproken met de ouders van de jongeren. Daarnaast is de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek naar deze jongeren en hun thuissituatie gestart, zoals gebruikelijk in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar minderjarigen. De Raad is gevraagd dit onderzoek met voorrang te behandelen. Ook zijn de ouders van de verdachten verplicht om aanwezig te zijn bij de zitting van de meervoudige strafkamer.
Deelt u de mening dat de handelingen die in beeld zijn gebracht bij velen indruisen tegen het rechtsgevoel? Zo ja, wat gaat u doen om het geschonden rechtsgevoel te herstellen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat de praktijken die in het filmpje worden getoond onaanvaardbaar zijn. Voor het rechtsgevoel is vooral van belang dat de daders worden gepakt en bestraft, en daaraan is sinds dit incident hard door politie en justitie gewerkt. Binnenkort moeten de aangehouden verdachten voor de rechter verschijnen. Verder treft de gemeente Gouda allerlei maatregelen om overlast en criminaliteit tegen te gaan, en zodoende de veiligheid en het rechtsgevoel te vergroten. Voor een uiteenzetting hiervan verwijs ik naar het antwoord dat de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft gegeven op vragen van de leden Brinkman en Fritsma (Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel 3322), en naar de brief die ik uw Kamer heb gestuurd over de actuele situatie in Gouda op 22 november 2010 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 26 864, nr. 294).
Het bericht dat buschaffeurs van Connexxion in Flevoland noodgedwongen het werk neerleggen vanwege het toenemende geweld in de bus |
|
Lilian Helder (PVV), Léon de Jong (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de berichtgeving in de Telegraaf «Wilde staking van busbestuurders»?1
Ja. Chauffeurs van Connexxion hebben op woensdag 2 februari 2011 gedurende een uur het werk neergelegd.
Wat is uw mening over het feit dat dit het vierde geval van mishandeling van buschauffeurs van Connexxion is in tien dagen te Almere?
Ik betreur dat dit soort incidenten plaatsvinden. Het is ingrijpend voor het slachtoffer, maar ook voor collega’s. Daarnaast komt de wettelijke vervoersplicht (Wet Personenvervoer 2000) van vervoerders in het geding en waardoor de toegang tot/aanspraak op het recht van burgers op vervoer in de knel komt. Dat is onacceptabel.
Welke maatregelen heeft Connexxion genomen om haar reizigers en het personeel te beschermen en het geweld in bussen tegen te gaan?
Kern van de aanpak is het lokale veiligheidsarrangement openbaar vervoer (LVA). Gemeente, Connexxion, NS, KLPD en regiopolitie maken samen praktische afspraken over de aanpak.
Extra toezicht, goede camerasystemen, afspraken over opvolging bij incidenten en gerichte controleacties maken al deel uit van de aanpak. In een spoedoverleg met alle partners van het LVA zijn bovenop deze afspraken een aantal extra acties afgesproken, zoals een schouw van de busbanen, nog betere afstemming van inzet van BOA’s en politie, een analyse van de incidenten e.d. Daarnaast heb ik op 24 februari 2011 met verschillende partijen vanuit de Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer een convenant getekend met 60 man extra toezicht in een aantal regio’s, waaronder Amsterdam- Almere.
Wat is uw mening over het voornemen om een levenslang busverbod in te voeren bij dergelijke geweldsdelicten tegen OV-personeel in Flevoland en bent u bereid dit landelijk in te voeren? Zo nee, waarom niet?
Een reisverbod behoort op basis van de wet Personenvervoer 2000 al tot de mogelijkheden. Een aanvulling op dit reisverbod, één van de maatregelen van de Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer, is er op gericht om overtreding van zo een verbod automatisch strafbaar te stellen, ligt voor in uw Kamer als onderdeel van de Verzamelwet Verkeer en Waterstaat 20102. Een levenslang busverbod beschouw ik echter als disproportioneel en daarmee weinig realistisch.
Zijn in het belang van de veiligheid voor de reizigers en medewerkers op iedere Connexxion bus in Almere bijzondere opsporingsambtenaren (BOA) aanwezig? Zo ja, waarom hebben deze kennelijk niet ingegrepen? Zo nee, waarom niet?
Connexxion heeft mij gemeld dat niet op iedere bus in Almere buitengewone opsporingsambtenaren aanwezig zijn. De opsporingsambtenaren van Connexxion worden ingezet op plaatsen en tijden waar dat het meest nodig is. Dat is onder andere in de avond en in het weekend. Ook worden gezamenlijke toezichtacties gehouden met politie en andere vervoerders. Nogmaals voor de komende tijd komen er in het kader van de pilot vanuit de Taskforce Veiliger Openbaar Vervoer 30 buitengewone opsporingsambtenaren en 30 toezichthouders in de verschillende concessiegebieden, waaronder Amsterdam-Almere, bij.
De veiligheidsmonitor van het CBS |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van «Dit is De Dag» over de veiligheidsmonitor van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS)?1
Ja.
Deelt u de mening dat validiteit en betrouwbaarheid van misdaadcijfers cruciaal is voor het te ontwikkelen en het te controleren veiligheidsbeleid?
Ja.
Hoe verklaart u de grote verschillen tussen de veiligheidsmonitor (VM) en de integrale veiligheidsmonitor (IVM)?
De toenmalige Ministers van Justitie en van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties hebben in een brief van 31 maart 2009 uw Kamer bericht over de consequenties van de verschillen tussen de onderzoeksmethodes van de Veiligheidsmonitor (VMR) en de Integrale Veiligheidsmonitor (IVM) (Kamerstukken II, 2008–2009, 28 684, nr. 209). Beide zijn enquêtes naar de door de bevolking beleefde veiligheid en leefbaarheid en het beleefde slachtofferschap. De VMR leverde uitkomsten op landelijk niveau en op het niveau van politieregio’s. De IVM is breder van opzet waardoor ook op gemeente- en wijkniveau een beeld kan worden verkregen.
Bij de invoering van de IVM is de vraagstelling veranderd en is de enquêtemethode uitgebreid met internetenquêtes en schriftelijke enquêtes. Daarnaast is bij de IVM aan lokale overheden de mogelijkheid geboden om op eigen kosten en verantwoordelijkheid aan het onderzoek mee te doen. In de genoemde brief is opgemerkt dat de landelijke uitkomsten van de VMR en de IVM vanwege deze veranderingen niet zonder nadere analyse met elkaar vergeleken kunnen worden. Dit geldt zowel voor het vergelijken van de uitkomsten van de IVM met uitkomsten uit eerdere jaren van de VMR, als voor het vergelijken van de uitkomsten van de in hetzelfde jaar gehouden VMR en IVM. Zoals in de genoemde brief is toegelicht, is de VMR enige jaren op beperktere schaal uitgevoerd (circa 6 000 respondenten) naast de IVM (door wisselende lokale deelname per jaar: tussen de circa 40 000 en 200 000 respondenten) om zicht te krijgen op de gevolgen van de methodebreuk. Ook door het grote verschil in aantal respondenten zijn de resultaten van beide enquêtes over dezelfde onderzoeksperiode niet goed vergelijkbaar. De beperktere VMR is voor het laatst uitgevoerd in 2010. Al bij de resultaten over 2008 bleek dat de methodebreuk bij nagenoeg alle onderzochte grootheden leidde tot een significant verschil in uitkomst tussen de IVM en de VMR.
De verschillen duiden zodoende niet op een kwaliteitsgebrek van de IVM. De uitkomsten van de IVM zijn bruikbaar voor de doelen waarvoor de enquête wordt gehouden, zoals het zicht krijgen op het zogenoemde dark number, het verschil tussen aangegeven en ervaren slachtofferschap. Overigens hebben de resultaten altijd onzekerheidsmarges, omdat de IVM zowel landelijk als lokaal een steekproefonderzoek is. Ik verwijs verder naar het antwoord op vragen 4, 5 en 7.
Hoe verklaart u het feit dat de Stichting Aanpak Voertuigencriminaliteit op grond van haar aangifteregistratie tot 11 000 gestolen auto’s in 2009 komt, terwijl de IVM over hetzelfde jaar uitkomt op 49 000 gestolen auto’s?
Er is overleg gaande tussen mijn Ministerie, het CBS en de sector (Stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit) om na te gaan waarop de verschillen op dit vlak kunnen worden teruggevoerd. In ieder geval leert de ervaring dat cijfers uit slachtofferenquêtes altijd afwijken van (aangifte)cijfers uit registraties, Het CBS streeft ernaar de precieze oorzaken van de verschillen zo spoedig mogelijk weg te nemen dan wel te verklaren.
Kunt u uitsluiten dat de vraagstelling in de CBS-veiligheidsmonitor zodanig was dat geënquêteerden de term «autodiefstal» hebben uitgelegd als «diefstal van spullen die in de auto lagen» in plaats van «diefstal uit de auto»?
Om dergelijke misverstanden zoveel mogelijk te voorkomen wordt in de IVM onderscheid gemaakt tussen autodiefstal, diefstal uit de auto en diefstal van onderdelen dan wel beschadiging aan de buitenkant van de auto. Deze drie delictsoorten worden afzonderlijk bevraagd met eigen vraagstellingen. Ik kan echter nooit uitsluiten dat een respondent per ongeluk zich desalniettemin bij de beantwoording vergist.
Is het waar dat de verschillen in uitkomst tussen de VM en de IVM te verklaren zijn door de gebruikte onderzoeksmethode van enquêteren via internet bij de IVM?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u in de toekomst bewerkstelligen dat de gepresenteerde misdaadcijfers ook daadwerkelijk de feitelijkheid weergeven?
Bij de IVM gaat het, zoals aangegeven in het antwoord op vragen 3, 4 en 6 en anders dan bij registraties, over de beleving van criminaliteit en veiligheid door de bevolking. Daarmee hebben de uitkomsten van dit onderzoek een meerwaarde ten opzichte van gegevens over criminaliteit afgeleid uit registraties. Beide typen onderzoek vullen elkaar aan en geven beide inzicht in criminaliteit, onder meer doordat het zogenoemde dark number zichtbaar wordt. De methodologische kwaliteit van het onderzoek heeft de doorlopende aandacht van de betrokken partijen en dit zal, waar nodig, tot aanpassingen van het instrument leiden.
Politieagenten die een sollicitatiecursus zouden geven aan jongeren in Amsterdam Nieuw West |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Agenten gaan jongeren leren solliciteren»?1
Ja
Is het waar dat de politie in het stadsdeel Amsterdam Nieuw West in april een sollicitatiecursus voor jongeren gaat geven? Zo nee, wat is er dan niet waar in dit bericht? Zo ja, op grond van welke bevoegdheid of functie-inhoud mogen en kunnen politiemensen een dergelijke cursus geven en wie heeft toestemming voor deze cursus gegeven?
Naar ik van het korps heb begrepen wordt er eenmalig en kleinschalig één avond aan de jeugd in de wijk Amsterdam-West een sollicitatietraining gegeven. De korpsbeheerder en korpschef van de politieregio Amsterdam-Amstelland bepalen de inzet van politiemedewerkers bij een dergelijke voorlichting. De cursus is niet bedoeld om jongeren te stimuleren bij de politie zelf te solliciteren. Doel van deze cursus is om jeugdige mensen te stimuleren werk te zoeken.
Als er een sollicitatiecursus wordt gegeven door de politie, is die cursus dan mogelijk bedoeld om jongeren te stimuleren bij de politie zelf te solliciteren? Zo ja, in hoeverre moet dit bijdragen aan het wél aantrekken van de in het regeerakkoord in het vooruitzicht gestelde 3 000 extra agenten? Zo nee, wat is dan de achtergrond van deze cursus?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de politie zijn handen al meer dan vol zou moeten hebben met kerntaken zoals het handhaven van de openbare orde, het opsporen van strafbare feiten, het verlenen van hulp bij nood en het signaleren van en adviseren bij (on)veiligheidssituaties? Zo ja, deelt u de mening dat het geven van een sollicitatiecursus daar niet bij hoort en hoe kan het dat politie in Amsterdam Nieuw West blijkbaar tijd over heeft? Zo nee, waarom niet?
De korpsbeheerder en korpschef van de politieregio Amsterdam-Amstelland zijn van mening dat de eenmalige inzet van politiemedewerkers bij een dergelijke voorlichting bijdraagt aan het in contact komen en blijven met de jeugd in de (probleem)wijken in de regio. In het algemeen ben ik van oordeel dat het geven van een sollicitatietraining niet tot de taken van de politie behoort.
Opslag biometrische gegevens |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u op de hoogte van het bericht «Onderzoek naar dataopslag»?1
Ja.
Wat is de reactie van u op dit bericht?
Ik ben nog niet benaderd door de Europese Commissie. Ik wacht af wat de Commissie van plan is te onderzoeken. Op de uitkomsten hiervan loop ik niet vooruit.
Bent u al benaderd door de Europese Commissie om opheldering te geven over de Nederlandse paspoortwet en het gebruik van biometrische gegevens bij het opsporen van criminelen en van strafbare feiten?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid af te zien van het opzetten van een centrale database met een daaraan gekoppelde opsporingsfunctie als blijkt dat de Europese Commissie dit in strijd acht met de Europese regelgeving inzake bescherming persoonsgegevens?
Zie antwoord vraag 2.
De oproep van de voorzitter van het College van procureurs-generaal om winkelbeveiligers te bewapenen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «OM-baas: meer bevoegdheden beveiliger»?1
Ja.
Is het waar dat de voorzitter van het College van procureurs-generaal dit pleidooi heeft gehouden? Zo ja, was u hiervan op de hoogte en heeft u hiermee ingestemd?
De voorzitter van het College van procureurs-generaal (het College) heeft op 1 februari 2011 in een speech gesproken over de vraag of het wenselijk zou zijn particulieren die betaald worden door bedrijven een publieke taak te laten vervullen als buitengewoon opsporingsambtenaren (boa’s). De aanleiding was een artikel waarin de voorzitter van de Vereniging van particuliere beveiligingsorganisaties pleitte voor meer bevoegdheden voor particuliere beveiligers, bijvoorbeeld bij het aanhouden van een winkeldief (Financieel Dagblad 7 december 2010). De voorzitter van het College is daarbij onder andere ingegaan op de mogelijkheid dat de overheid overlegt met het bedrijfsleven over de inzet van een «winkelboa» die kan optreden tegen winkeldiefstal. Hij is ook ingegaan op de vraag of een dergelijke «winkelboa» sommige geweldsmiddelen zou mogen inzetten.
Mijn uitgangspunt is dat het geweldsmonopolie bij de Staat moet blijven berusten. Ik onderzoek samen met de handhavingspartners hoe overheid en bedrijfsleven hun verantwoordelijkheid voor de lokale veiligheid optimaal kunnen waarmaken. Ik was er niet van op de hoogte dat de voorzitter deze speech zou geven noch had ik dat behoeven te zijn. Zijn bijdrage aan een discussie over publiek-private samenwerking bij het houden van toezicht en het handhaven in de openbare ruimte sluit aan bij mijn verkenningen. De vraag of eventuele door het bedrijfsleven betaalde boa’s in naam van de Staat en ten behoeve van het algemeen belang geweld zouden mogen toepassen, zal daarbij ook aan de orde komen. Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 3.
Is het waar dat de inzet van particuliere beveiligers als buitengewoon opsporingsambtenaar (BOA) een grote trendbreuk is met het huidige beleid, BOA’s in principe in overheidsdienst zijn? Zo nee, hoe verhoudt uw mening zich met de circulaire Buitengewoon Opsporingsambtenaar? Zo ja, wat zijn voor u de redenen om een groot deel van het geweldmonopolie te privatiseren?
Het is geen trendbreuk als boa’s niet enkel in dienst zijn van de overheid. Op grond van de Circulaire buitengewoon opsporingsambtenaar (Stcrt. 2011, 926) kunnen gemeenten voor een beperkt aantal opsporingsbevoegdheden boa’s inhuren bij particuliere organisaties. Dergelijke boa’s staan op de loonlijst van een particuliere organisatie en zijn tevens in onbezoldigde dienst van de overheid, zodat de aansturing van en het toezicht op de inzet van de boa en de samenwerking met de politie (regie en informatiedeling) goed kunnen worden geregeld. Van het privatiseren van het geweldsmonopolie is geen sprake. Ik verwijs u hieromtrent ook naar mijn beantwoording van de vragen van het lid Çörüz (Kamerstukken II, 2010–2011, Aanhangsel Handelingen, nr. 1222).
Klopt het dat BOA’s op dit moment ingezet worden in de publieke ruimte en dat hun inzet altijd het publiek belang dient? Deelt u de mening dat dit voor particuliere beveiligers niet altijd gesteld kan worden?
Boa’s van de gemeente zorgen in de (semi-)openbare ruimte voor de handhaving van de lokale veiligheid met een focus op leefbaarheid, overlast en verloedering. Boa’s kunnen derhalve ook optreden op bedrijventerreinen en in winkelcentra. Boa's dienen in het algemeen het publieke belang of een semi-publiek belang, zoals de Openbaar Vervoer-boa of de boswachter. In de private of semi-private ruimte zijn particuliere beveiligers actief die in opdracht van de ondernemer veiligheid bevorderen voor de ondernemer en zijn eigendommen, zijn personeel en zijn publiek. Zij dienen daarmee een privaat en/of commercieel belang en ook een publiek belang.
Welke problemen constateert u in de praktijk van de particuliere beveiligers, die opgelost worden door hen een BOA-status te geven en mogelijk bijbehorende geweldsmiddelen toe te staan? Vindt u de introductie van de particuliere opsporingsambtenaar een proportioneel middel of ziet u andere middelen om deze problemen te ondervangen? Is het aanstellen van extra wijkagenten niet een veel doeltreffender oplossing?
Ik acht het niet wenselijk vooruit te lopen op de in het antwoord op vraag 2 genoemde verkenning. Zodra ik in dat verband tot conclusies ben gekomen, zal ik uw Kamer dienaangaande informeren.
Acht u de rollen verenigbaar van particulier beveiliger en onbezoldigd overheidswerknemer voor het uitoefenen van de taken van BOA-taken? Zo ja, hoe ziet u deze combinatie voor zich? Hoe kan de overheid de inzet van de betreffende beambten sturen?
Volgens artikel 5.2 Wet particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus (Wpbr) mag een boa niet naast zijn werkzaamheden als boa tevens werkzaamheden voor een beveiligingsorganisatie verrichten. Van dit verbod wordt op grond van artikel 5.4 Wpbr ontheffing verleend als de functie als opsporingsambtenaar en de werkzaamheden bij de beveiligingsorganisatie zich zodanig tot elkaar verhouden dat het gevaar voor vermenging van taken en het gevaar voor overdracht van politie-informatie of opsporingsinformatie tot een minimum beperkt blijven. Uitgangspunt daarbij is en blijft dat de betrokken persoon niet op één en dezelfde plaats beide petten tegelijkertijd kan dragen en dus niet kan wisselen naar eigen inzicht. Ik acht het van groot belang dat taken en bevoegdheden voor de burger te allen tijde duidelijk zijn.
Verder verwijs ik naar het antwoord op vraag 2.
Wat voor extra toezicht door politie en Openbaar Ministerie (OM) op particuliere BOA’s acht u nodig, mede gelet op de knelpunten die al geconstateerd zijn door de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid (IOOV) in juni 2009? Deelt u de mening dat het zinvoller is om deze inzet direct ten goede te laten komen aan criminaliteitsbestrijding?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de introductie van geweldsmiddelen voor particuliere beveiligers de onderlinge verschillen in bevoegdheid tussen de verschillende particuliere en publieke toezichthouders vervaagt? Zo ja, hoe wilt u ervoor zorgen dat de verschillen voor iedereen duidelijk zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de branche van particuliere beveiligingsbedrijven, een commercieel belang heeft als die pleit voor bewapening van beveiligers en toegang tot politiegegevens? Strookt belang van de branch met dat van u, zodat er meer toezichthouders komen zonder dat u 3000 extra agenten hoeft te betalen? Zo ja, welke invloed houdt de overheid op de inzet van particuliere toezichthouders en hoe wordt het geweldmonopolie van de staat gewaarborgd?
Zoals aangegeven in het antwoord op vragen 3 en 4 dienen de taken van particuliere beveiligers ook een publiek belang.
Gemeentelijke straattoezicht- en handhavingdiensten zijn geen aanvulling op, vervanging of concurrent van de politie, maar een exponent van de eigen verantwoordelijkheid van het lokaal bestuur voor de lokale veiligheid. Zij zijn het antwoord op verzoeken van burgers aan de gemeente om zaken op het terrein van leefbaarheid, verloedering en overlast in de openbare ruimte aan te pakken.
Ik verwijs verder naar het antwoord op vraag 2.
Als u op deze wijze beveiligers als verlengstuk van de politie in kunt zetten tellen, de BOA’s van de dierenbescherming, de Algemene Inspectiedienst (AID) en de landschapsbeheerders dan ook mee bij de taakstelling van de regering voor animal cops? Zo nee, waarom niet?
Dergelijke boa's tellen niet mee bij de taakstelling van de regering voor animal cops. De dierenpolitie gaat bestaan uit 500 agenten en niet uit boa's. Het kabinet heeft ervoor gekozen om agenten met algemene opsporingsbevoegdheid in te zetten bij de aanpak van dierenmishandeling en dierenverwaarlozing. Zo kan de pakkans voor daders van deze delicten worden vergroot en kunnen ook delicten die in samenhang worden gepleegd met dierenmishandeling en dierenverwaarlozing worden aangepakt.
Het onderzoeken van de effecten van geweld op hulpverleners |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Politieverdriet», waarin wordt gesproken over post traumatische stressstoornis (PTSS) bij politiemensen?1
Ja.
Herinnert u zich het verzoek, gedaan tijdens het interpellatiedebat van 25 januari 2011, om een onderzoek naar de effecten van geweld tegen hulpverleners te ondersteunen?
Tijdens het interpellatiedebat van 25 januari is dit inderdaad verzocht. De minister van Veiligheid en Justitie heeft toen aangegeven dat hij dit onderwerp zeer belangrijk vindt en dat het valt onder het programma Veilige Publieke Taak van het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties. Hij heeft toegezegd dat hier naar gekeken zal worden.
Bent u voornemens om niet alleen bij de politie maar voor alle hulpverleners een onderzoek naar de aard, omvang en gevolgen van PTSS te laten uitvoeren?
Voor de politiesector wordt in het kader van het «Landelijk programma versterking professionele weerbaarheid» fundamenteel onderzoek gedaan naar de aard en omvang van de problematiek van PTSS bij de politie en wat er nodig is om dit op korte en langere termijn effectief aan te pakken. De kennis uit onderzoek en praktijk komt te goede van de praktijk en het politieonderwijs.
Voor een multidisciplinaire aanpak is in opdracht van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties de «Richtlijn voor psychosociale zorg aan geüniformeerde hulpverleners» ontwikkeld.2 De huidige inzichten uit wetenschappelijk onderzoek zijn in de richtlijn beschreven. Er is al een grote hoeveelheid onderzoek beschikbaar rond het onderwerp PTSS. Niet alleen bij de politie, maar ook over andere geüniformeerde hulpverleners, zoals brandweer, ambulancezorg Nederland, defensie en reddingswerk.
Daarnaast wordt in het jaarlijkse overzicht van het Nederlands Centrum voor Beroepsziekten (NCvB), aandacht besteedt aan de aard en omvang van PTSS. In 2010 schrijft het NCvB dat PTSS als beroepsziekte onder andere voorkomt bij personeel van hulpdiensten (politie, brandweer en ambulancepersoneel) bij personeel uit de publieke sector (bijvoorbeeld baliemedewerkers of veiligheidsemployees) en in de gezondheidszorg. Het NCvB noemt in 2006 66 door artsen gerapporteerde gevallen van PTSS en in 2009 108 gevallen. De toename wordt deels verklaard door de feitelijke toename van PTSS, anderzijds door het feit dat steeds meer artsen PTSS melden doordat inzichten rond PTSS beter bekend zijn geworden.
Tot slot zal het programma Veilige Publieke Taak van mijn ministerie de gevolgen van agressie en geweld, waaronder PTSS, voor alle overheidssectoren in haar monitoring meenemen. Deze monitoring, het voor de richtlijn verzamelde onderzoek en het onderzoek door het NCvB voorzien ruimschoots in de informatiebehoefte waardoor een extra onderzoek op dit moment niet noodzakelijk is.
Deelt u de opvatting dat de opvang en bijstand van hulpverleners met PTSS een duidelijke invulling en structurele verankering behoeft? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
Voor de politiesector wordt in samenwerking met de RKC, Politieacademie en politie-vakbonden gewerkt aan de inrichting van een landelijk programma versterking professionele weerbaarheid. Het doel van dit programma is versterking van de fysieke, mentale en morele weerbaarheid van politieambtenaren. Hierbij zal ondermeer ingezet worden op het voorkomen, vroegtijdig signaleren en aanpakken van mentale problemen bij politieambtenaren – waaronder PTSS.
In het algemeen is de opvang en bijstand van hulpverleners met PTSS primair de verantwoordelijkheid van de werkgever. De Arbowet verplicht werkgevers tot het voeren van een preventief agressie en geweld beleid. Deze onderwerpen zijn onderdeel van het bredere thema Psychosociale Arbeidsbelasting (PSA) waarvoor de werkgever een beleid in zijn organisatie moet opstellen. De door de werkgevers en werknemers gekozen methoden en maatregelen in een bepaalde sector of branche worden vastgelegd in een arbocatalogus die voor marginale toetsing aan de Arbeidsinspectie wordt voorgelegd. Dit maakt maatwerk mogelijk en vergroot het draagvlak.
Ook door de in vraag 3 genoemde richtlijn voor psychosociale zorg aan geüniformeerde hulpverleners zal er meer eenduidigheid in de ondersteuning ontstaan. Het doel van de richtlijn is optimale psychosociale ondersteuning voor de geüniformeerde hulpverlener te stimuleren, opdat gezondheidsklachten en werkuitval worden voorkomen.
Het programma Veilige Publieke Taak constateert wel dat er grote verschillen zijn tussen de sectoren ten aanzien van de bekendheid en signalering van PTSS. In samenwerking met het instituut voor psychotrauma wordt nu gewerkt aan een handreiking voor leidinggevenden binnen deze organisaties om PTSS eerder te signaleren en aan te pakken. Daarnaast lopen er verkenningen om te kijken hoe PTSS aan de voorkant kan worden voorkomen.
De aanpak via de arbocatalogus, richtlijn en handreiking maakt een wettelijke regeling voor opvang en bijstand van hulpverleners met PTSS overbodig.
Bent u bereid om de opvang en bijstand van hulpverleners met PTSS bij wet te regelen?
Zie antwoord vraag 4.
Onderzoek naar vermeende witwaspraktijken en corruptie door politici op Bonaire |
|
Eric Lucassen (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kent u de inhoud van het bericht «OM wil nader onderzoek naar politici Bonaire»?1
Ja. Sinds dit krantenbericht van 1 februari zijn er echter nieuwe ontwikkelingen. De strafzaak is op 17 februari 2011 door het OM geseponeerd. De reden hiervoor is dat de rechter-commissaris een datum (1 november 2010) had vastgesteld waarop het onderzoek afgerond moest zijn. Deze termijn was te kort voor een dermate complex onderzoek. Feitelijk betekende dit dat het onderzoek moest worden uitgevoerd binnen een tijdsbestek van één jaar en twee maanden. Het OM is in hoger beroep gegaan tegen de beschikking van de rechter-commissaris, maar werd door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba niet ontvankelijk verklaard.
Van welk land heeft het openbaar ministerie in deze zaken het voortouw en welke opsporingsdiensten zijn bij het onderzoek naar deze feiten betrokken?
Het onderzoek was gestart op het moment dat Bonaire nog behoorde tot het land Nederlandse Antillen en stond op dat moment onder leiding van het OM van de Nederlandse Antillen. Thans zijn er drie onafhankelijke landspakketten: van de landen Curaçao en Sint Maarten en van Caribisch Nederland (de BES-eilanden). Hoewel deze zaak op Bonaire speelde, is vanwege het vermijden van ongewenste (schijnbare) belangenverstrengeling, gekozen niet het Openbaar Ministerie Bonaire (landsparket Caribisch Nederland), maar het Openbaar Ministerie Curaçao (het parket van de hoofdofficier van justitie) te belasten met het onderzoek.
Wordt er vanuit Nederland steun geleverd aan dit omvangrijke en complexe internationale onderzoek? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Vanaf september 2009 verleende de Rijksrecherche, vanwege haar expertise, bijstand. Vanaf februari 2010 was het gehele onderzoek in handen van de Rijksrechercheonder gezag van het OM van de Nederlandse Antillen.
Hoe beoordeelt u het feit dat een lid van de eilandsraad van Bonaire en een voormalig minister van de Nederlandse Antillen worden verdacht van witwaspraktijken en corruptie?
Aangezien de strafzaak is geseponeerd, zijn de heren Booi en Elhage niet langer verdachte in deze zaak.
Bent u het eens met de stelling dat bestrijding van corruptie onder bestuurders en politici op de eilanden een onderdeel moet zijn van de waarborgfunctie die deugdelijk bestuur moet garanderen?
Ik acht het van belang, mede in het licht van de discussie die ik met uw Kamer heb gehad tijdens het plenaire debat van 10 februari jl., nogmaals te benadrukken dat ook de bestrijding van corruptie in eerste instantie een Landsaangelegenheid betreft. Wat betreft de inzet van de waarborgfunctie op Aruba, Curaçao en Sint Maarten, verwijs ik u graag naar mijn brief van 8 februari (TK, 32 500 IV, nr. 29).
De instrumenten met betrekking tot de waarborgfunctie zijn op grond van artikel 50 lid 2 en 51 lid 2 van het Statuut voor het Koninkrijk der Nederlanden niet van toepassing in Nederland, omdat voor Nederland voor zover nodig in dit onderwerp wordt voorzien in de Grondwet. Indien daar aanleiding toe is, kan de Nederlandse regering ingrijpen op grond van Nederlandse wet- en regelgeving.
Kunt u uitsluiten dat deze personen zich (indirect) ook hebben verrijkt met Nederlands belastinggeld? Zo nee, hoe gaat u dit in de toekomst voorkomen? Kunt u deze vragen beantwoorden voor het aanstaande plenaire debat over de waarborgfunctie?
Aangezien de zaak geseponeerd is en personen niet meer verdacht zijn is de vraag zonder object.
Om de integriteit binnen het openbaar bestuur te bevorderen schept de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) randvoorwaarden in de wet waaraan politici en overheidsorganisaties moeten voldoen. Overheden in Nederland, in dit geval het Bestuurscollege van Bonaire, zijn echter primair zelf verantwoordelijk voor het opzetten, implementeren en handhaven van een integriteitbeleid voor de eigen organisatie. De minister van BZK brengt in april van dit jaar in samenwerking met onder meer de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG) een «handreiking Bestuurlijke Integriteit» uit om het bestuur te ondersteunen bij het uitvoeren van hun integriteitsbeleid. Ter verdere ondersteuning van de integriteit binnen het openbaar bestuur heeft de minister van BZK in 2006 het Bureau Integriteitsbevordering Openbare Sector (BIOS) opgericht. Het BIOS ondersteunt, op verzoek, overheden bij het implementeren van een integriteitsbeleid door het ter beschikking stellen van onder meer praktische handreikingen, modellen, risicoanalyses, dilemmatrainingen, opleidingen en workshops. Dit bureau is sinds 1 januari 2009 ondergebracht bij het CAOP (Centrum Arbeidsverhoudingen).
Daarnaast moeten op grond van artikel 49 van de Wet openbare lichamen BES gedeputeerden direct na benoeming onderscheidenlijk aftreden aan de Rijksvertegenwoordiger een opgave doen van hun vermogen, alsmede dat van hun partner (de zogenaamde financial disclosure). Deze maatregel is bedoeld om gevallen van onrechtmatige verrijking ten koste van het openbaar lichaam te voorkomen, dan wel op te sporen. De bepaling is ook van toepassing op de gezaghebber. De Rijksvertegenwoordiger beschikt over de opgaven en is daarmee in de positie om aangifte te doen.
Tekortschieten van de wet Victoria bij de aanpak van ernstige overlast |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «De wet Victoria volstaat niet»?1
Ja.
Herinnert u zich het antwoord op Kamervragen van 16 november 2009 over het inzetten van dwangsommen door gemeenten bij het bestrijden van overlast?2
Ja.
Deelt u de opvatting dat de aanpak van woonoverlast grote prioriteit verdient? Zo ja, op welke wijze gaat u gemeenten faciliteren en activeren om deze aanpak vorm te geven en hoe werkt u mee aan deskundigheidsbevordering? Deelt u de opvatting dat gemeentelijke slagkracht voor de aanpak van woonoverlast van cruciaal belang is, onder andere in het licht van de wijkaanpak?
De aanpak van woonoverlast verdient grote prioriteit, want dit draagt bij aan het verhogen van de leefbaarheid in wijken. De primaire verantwoordelijk voor handhavend optreden ligt bij gemeenten, en uiteraard is het van belang dat zij voldoende slagkracht hebben. Met het instrumentarium dat hen thans ter beschikking staat is dat naar mijn mening ook het geval, en gemeenten geven dat ook zelf aan. Wel is mij bekend dat gemeenten het soms lastig vinden om dit instrumentarium in de praktijk toe te passen. Om hierbij te helpen is in 2010 de handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering opgesteld.
Op welke schaal wordt de handreiking aanpak woonoverlast en verloedering op dit moment gebruikt en welke ervaringen heeft dit opgeleverd?
De VROM-Inspectie heeft afgelopen najaar 188 gemeenten bezocht, verspreid over heel Nederland. Daarbij is onder andere gevraagd naar de aanwezigheid van woonoverlast en het gebruik van de handreiking. Uit deze steekproef is gebleken dat in 92 van de 188 gemeenten woonoverlast aan de orde is. Ongeveer tweederde van deze gemeenten kent de handreiking en een groot deel gebruikt deze ook. De andere gemeenten melden geen woonoverlast, maar ook een groot deel van deze gemeenten kent de handreiking wel. In totaal gaven 19 gemeenten aan knelpunten te ervaren bij de uitvoering van de aanpak van woonoverlast. Met die gemeenten gaat de VROM-Inspectie verder in gesprek om deze knelpunten te analyseren en eventueel op te lossen.
Klopt het dat toepassing van de Wet Victoria (artikel 174a Gemeentewet) één van de laatste middelen is die een gemeente ter beschikking heeft om overlast te bestrijden als alle andere middelen niet toereikend zijn gebleken? Zo nee, hoe ziet u dit instrument dan? Zo ja, hecht u ook aan een goede toepasbaarheid van dit artikel voor gemeenten, zodat het op een effectieve manier ingezet kan worden?
De Wet Victoria is inderdaad bedoeld als ultimum remedium. Artikel 174a van de Gemeentewet kan worden ingezet als er sprake is van een ernstige verstoring van de openbare orde rondom de woning, die wordt veroorzaakt door gedragingen in de woning. De ordeverstoring moet gepaard gaan met ernstige overlast die nadelig is voor de veiligheid en de gezondheid van de woonomgeving. Ik hecht zeker aan een goede toepasbaarheid van de Wet Victoria. Daarom hebben alle gemeenten de handreiking woonoverlast en verloedering ontvangen. In de handreiking komen naast de Wet Victoria ook de vele andere instrumenten die gemeenten ter beschikking staan om woonoverlast aan te pakken en te voorkomen aan de orde.
Deelt u de mening dat uit de uitspraak van de Raad van State blijkt dat de Wet Victoria voor gemeenten en politie te lastig is om toe te passen tegen ernstige woonoverlast? Zo nee, waarom niet? Wat wilt u doen om de voorwaarden voor toepassing van dit instrument aan gemeenten te verduidelijken? Zo ja, hoe wilt u de inzetbaarheid van de Wet Victoria verbeteren? Bent u bereid hiervoor de wet aan te passen?
De Wet Victoria is een zwaar middel: het gaat om sluiting van een pand, waardoor de bewoners in ieder geval voor bepaalde tijd niet meer in het pand kunnen wonen. Vanwege de zwaarte van dit instrument is het noodzakelijk dit met waarborgen te omgeven. Ik begrijp dat gemeenten dit soms als lastig ervaren, zeker omdat de Wet Victoria niet met grote regelmaat wordt toegepast. Dat is ook de reden dat in de handreiking voor gemeenten ruim aandacht wordt besteed aan zaken als dossieropbouw en de te volgen procedures. Ook zijn in de handreiking voorbeeldbrieven en –besluiten opgenomen. Ik zie op dit moment geen reden om de wet aan te passen.
Is er sinds de evaluatie van de wetten Victor en Victoria door andere gemeenten dan Tilburg meer ervaring opgedaan met de toepassing van artikel 174a Gemeentewet tegen ernstige overlast die niet voortkomt uit drugsgerelateerde activiteiten? Zo ja, welke ervaring is dit? Zo nee, wat zegt dit voor u over de toepasbaarheid van dit instrument?
Er is geen overzicht van zaken waarbij artikel 174a van de Gemeentewet tegen ernstige overlast is ingezet door gemeenten. Wel is sinds de evaluatie meer jurisprudentie verschenen over de toepassing van de Wet Victoria. In meerdere gevallen is de gemeente door de Rechtbank of de Raad van State in het gelijk gesteld wat betreft het inzetten van dit instrument. In enkele van deze zaken ging het om ernstige overlast in combinatie met drugsgerelateerde activiteiten. Hieruit blijkt dat de Wet Victoria wel degelijk goed toepasbaar is om ernstige overlast te bestrijden. Overigens leidt een procedure in het kader van artikel 174a Gemeentewet niet altijd tot sluiting van een woning. Er zijn ook gevallen bekend waarbij tijdens het inzetten van de procedure de overlast werd beëindigd en sluiting van de woning niet meer nodig bleek.
Begrijpt u dat omwonenden die zich bedreigd voelen niet altijd met naam en toenaam hun klachten in de dossiers vastgelegd willen zien? Heeft dit meegespeeld in de zaak in Berkel-Enschot, waar de uitspraak van de Raad van State betrekking op heeft? Zo ja, hoe wilt u ervoor zorgen dat serieuze en onderbouwde klachten wel anoniem gemeld kunnen worden en gebruikt worden voor toepassing van de Wet Victoria?
Om ingrijpende maatregelen zoals sluiting van een woning te kunnen inzetten dient een dossier gebaseerd te zijn op concrete, verifieerbare feiten. De Raad van State heeft in deze zaak geoordeeld dat het dossier onvoldoende concreet en verifieerbaar was. Anonieme meldingen kunnen wel tot steun zijn in het dossier, maar toepassing van de Wet Victoria kan niet gebaseerd zijn op uitsluitend anonieme meldingen.
Is het door de uitspraak van de Raad van State onmogelijk om gemeentelijke dossiers en sfeerverslagen van de politie te gebruiken te gebruiken voor toepassing van de Wet Victoria? Vindt u dit ook onwenselijk? Zo ja, wat wilt u hieraan doen?
Gemeentelijke dossiers en sfeerverslagen van de politie zijn en blijven bruikbaar voor toepassing in het kader van de Wet Victoria. Het dossier dat aan de rechter wordt voorgelegd dient evenwel voldoende concreet en verifieerbaar te zijn om te kunnen onderbouwen dat de openbare orde is verstoord.
Is het voor huurders die geconfronteerd worden met ernstige woonoverlast toegestaan om de betaling van hun huur op te schorten als zij door de woningbouwcorporatie en de gemeente niet voldoende ondersteund worden? Zo ja, op welke voorwaarden mag de huurbetaling opgeschort worden en wilt u dit consumentenrecht onder de aandacht van huurders brengen? Zo nee, wilt u dit mogelijk maken?
Ernstige woonoverlast kan gezien worden als een gebrek, waar een huurder zijn verhuurder op kan aanspreken. Als de overlastgever eveneens huurder is van deze verhuurder, mag verwacht worden dat de verhuurder stappen onderneemt om de overlast te beëindigen, eventueel door beëindiging van de huurovereenkomst van de overlastgevende huurder. Een huurder kan zijn verhuurder niet aanspreken op een eventueel nalaten door de gemeente.
In geval van vermindering van het huurgenot ten gevolge van een gebrek kan een huurder een daaraan evenredige vermindering van de huurprijs vorderen, zolang het gebrek voortduurt. Hij moet de verhuurder dan wel gemeld hebben dat er sprake is van een gebrek, voor zover die daarvan nog niet op de hoogte was, zodat de verhuurder in staat wordt gesteld om het gebrek te verhelpen. Op grond van het algemene overeenkomstenrecht kan een huurder de huurbetaling in een dergelijk geval ook opschorten. Daarbij moet wel worden aangetekend dat opschorting niet betekent dat de opgeschorte huurbetalingen vervallen. Opschorting is een pressiemiddel om de verhuurder te bewegen zijn verplichting na te komen om het rustig woongenot te verschaffen.
Voor opschorting van de huurbetaling is in beginsel voldoende, dat de verhuurder zijn verplichting niet nakomt om de huurder het rustig woongenot te verschaffen. De opschorting moet echter wel in verhouding staan tot de mate van het niet verschaffen van het rustig woongenot door de verhuurder. De huurder doet er dan ook goed aan zich er bij voorbaat van te vergewissen of opschorting van de huurbetaling niet disproportioneel is, om te voorkomen dat de verhuurder hem aanspreekt op wanbetaling.
Aangezien het om situaties gaat die telkens verschillend zijn, en het van de omstandigheden van het geval afhangt welke maatregelen genomen moeten worden, acht ik brede publieksvoorlichting geen geschikte methode om dit onder de aandacht te brengen. Dit soort zaken vereist een individuele aanpak.
Hoe oordeelt u over het plan dat in West Brabant uitgewerkt wordt om drugsteelt als ontbindende voorwaarde op te nemen in hypotheekcontracten? Acht u deze aanpak ook te gebruiken voor plegers van bewezen ernstige overlast? Zo ja, hoe wilt u de ontwikkeling ondersteunen van plannen om hypotheken onder deze voorwaarde te ontbinden?
De landelijke Taskforce aanpak georganiseerde hennepteelt bekijkt hoe door diverse partners, waaronder private partijen, drempels opgeworpen kunnen worden tegen de georganiseerde hennepteelt. Op dit moment loopt een pilot in de vijf zuidelijke politieregio's waarin, op basis van een convenant en binnen de wettelijke kaders, de politie bij de ontmanteling van een hennepkwekerij informatie uitwisselt met het Verbond van Verzekeraars (waarvan sommige leden tevenshypotheekverstrekker zijn) en Netbeheer Nederland. De toenmalige Minister van Justitie heeft dit convenant ter instemming mede ondertekend. Deze aanpak stelt deze private partijen in staat de maatregelen te treffen die zij nodig vinden om fraude tegen te gaan.De uiterste consequentie van deze aanpak kan zijn dat in een individueel geval een hypotheek wordt aangepast of opgezegd.Het is nog te vroeg om een uitbreiding van deze aanpak naar andere vormen van overlast te overwegen.
Welke inzet kan de Kamer van u verwachten om ervoor te zorgen dat gemeenten voldoende instrumenten hebben om woonoverlast door huurders en woningeigenaren op een doeltreffende wijze te bestrijden? Op welke termijn wilt u het instrumentarium op orde hebben?
Gemeenten hebben aangegeven dat het huidige instrumentarium in principe voldoende is voor de handhaving van woonoverlast. Wel vinden gemeenten het soms lastig om dit instrumentarium toe te passen. Om die reden is in 2010 de handreiking Aanpak woonoverlast en verloedering opgesteld. Deze handreiking wordt momenteel geüpdatet met onder andere de onderwerpen woonschepen, verkamering en interventieteams. Deze update is in april beschikbaar.
Mogelijke fraude en corruptie bij de aanschaf van het nieuwe dienstpistool |
|
Ronald van Raak |
|
Klopt het dat de rijksrecherche onderzoek doet naar mogelijke fraude en corruptie bij de aankoop van een nieuw politiepistool?1
De Rijksrecherche doet onderzoek naar de mogelijke omkoping bij de aanbesteding van de pepperspray door de Nederlandse politie in 2002. Een bedrijf en een politieagent die voorwerp van onderzoek zijn spelen een rol bij de aanbesteding van het nieuwe pistool. Dit was voor mij de aanleiding om de Rijksrecherche en de Rijksauditdienst te verzoeken om preventief een onderzoek in te stellen naar de aanbesteding van het nieuwe dienstpistool. Dit om inzichtelijk te krijgen of er al dan niet sprake was van onrechtmatigheden bij de aanbesteding van het nieuwe dienstpistool. Op basis van het onderzoek van de Rijksauditdienst en de Rijksrecherche, die onafhankelijk van elkaar onderzoek hebben verricht, heb ik geconcludeerd dat er gedurende het gehele aanbestedingsproces van het nieuwe pistool niet gebleken is van onregelmatigheden bij de totstandkoming van de keuze van het nieuwe pistool. Op dit moment beschik ik dan ook niet over informatie die een uitsluiting van de desbetreffende tussenpersoon bij de aanbesteding van het pistool rechtvaardigt, hetgeen wordt bevestigd door een advies van de Landsadvocaat dat op mijn verzoek hierover is opgesteld.
Gaat het hier om dezelfde bedrijven en personen die eerder onderwerp van onderzoek waren bij de aankoop van pepperspray? Waarom is Technisch Bureau Müller (TBM) alsnog bij de aanschaf van het politiepistool betrokken?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat nog twee andere wapens in de race waren en dat testgebruikers niet de voorkeur gaven aan het uiteindelijk gekozen wapen?2
De toenmalige minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Raad van Korpschefs (RKC) de opdracht gegeven om een aanbesteding te starten voor de vervanging van het huidige dienstpistool, de Walther P5. De RKC heeft hiervoor het project NPNP (Nieuw Pistool Nederlands Politie) in het leven geroepen. De korpschef van Gelderland-Zuid is voorzitter van de stuurgroep NPNP.
Uitgangspunt bij de aanbesteding van het pistool is dat de Nederlandse politie het best beschikbare dienstwapen moet krijgen. Dit is het pistool dat in zijn totaliteit het beste aan de eisen van de politie voldoet. Hiertoe zijn in nauwe samenwerking met de politie en politievakbonden criteria opgesteld waaraan het pistool moet voldoen. De wijze van testen en de wijze van beoordelen ligt van te voren vast en is bekend bij de inschrijvers. Daarvan kan na aanvang van de aanbesteding niet meer worden afgeweken. Via een Europese aanbestedingsprocedure, op basis van deze criteria, is vervolgens het wapen geselecteerd dat het beste scoort.
De pistolen zijn op drie onderdelen getest: een visuele test, een technische test en een operationele test. Bij de eerste twee testen werden eisen gesteld waaraan het pistool in ieder geval moest voldoen, indien een pistool op één of meer onderdelen niet voldeed dan viel hij hierdoor af. Er waren in totaal tien inschrijvingen, hiervan zijn zes pistolen, van vier verschillende fabrikanten (Beretta, Heckler & Koch, SIG-Sauer en Walther) uiteindelijk visueel en technisch goedgekeurd.
Deze zes pistolen zijn doorgegaan naar de operationele test. De operationele test is uitgevoerd door 61 testers (waaronder ook vertegenwoordigers van de politievakbonden) die zijn geselecteerd uit een groot aantal verschillende onderdelen van de Nederlandse politie. De testers hebben deze zes pistolen onder de meest uiteenlopende omstandigheden getest. De scores die in deze operationele test zijn behaald tellen voor 70% mee in de eindscore, bij de visuele test konden punten gescoord worden die voor 5% hebben meegeteld en de prijs telde tot slot voor 25% mee in de eindscore. Het pistool van het merk SIG-Sauer heeft de hoogste totaalscore behaald en op basis hiervan heeft de voorlopige gunning plaatsgevonden aan de firma SIG-Sauer die in Nederland wordt vertegenwoordigd door Technisch Bureau Muller. Tegen deze voorlopige gunning aan SIG-Sauer is door twee fabrikanten (Heckler & Koch en Walther) bezwaar gemaakt en zij hebben hiertoe een kort geding procedure aanhangig gemaakt bij de Voorzieningenrechter van de rechtbank te ’s-Gravenhage.
Zodra de uitkomsten van deze juridische procedures bekend zijn zal ik de kamer hierover per brief informeren alsmede over het vervolgtraject met betrekking tot de aanschaf van het nieuwe dienstpistool.
Wie heeft uiteindelijk de beslissing genomen om met TBM in zee te gaan? Hoe zijn de politiebonden en de ondernemingsraden bij die uiteindelijke beslissing betrokken? Welke verantwoordelijkheid hebben de korpschefs voor de aanschaf van het nieuwe politiewapen en hoe hebben zij naar uw opvatting vorm gegeven aan die verantwoordelijkheid?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u garanderen dat er bij de aankoop van een nieuw politiepistool geen sprake is geweest van omkoping of andere beïnvloeding van de besluitvorming? Zo nee, hoe gaat u dit onderzoeken?
Het aanbestedingsproces is zodanig ingericht dat een onrechtmatige beïnvloeding van de besluitvorming vrijwel geen kans heeft. Dit wordt ook bevestigd door het rapport van de Rijksauditdienst die per processtap hebben onderzocht wat de risico’s zijn en welke waarborgen zijn genomen om onrechtmatig beïnvloeding te voorkomen. Ook uit het Rijksrecherche onderzoek is geen informatie naar voren gekomen die wijst op omkoping of op onrechtmatige beïnvloeding van de besluitvorming bij de aanbesteding van het nieuwe pistool.
Het kansspelbeleid |
|
|
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat u op korte termijn al licenties voor internetgokken gaat veilen?1 Zo nee, op welke termijn dan wel?
Bij brief van 19 maart 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2010–2011, 24 557, nr. 124) heb ik de Tweede Kamer, mede namens de staatssecretaris van Financiën, mijn visie op het kansspelbeleid doen toekomen. In die brief heb ik de verwachting uitgesproken dit najaar een voorstel tot wijziging van de Wet op de kansspelen ter advies voor te leggen aan de Raad van State, dat voorziet in de invoering van een vergunningstelsel voor kansspelen via internet. Uit dat voorstel zal blijken op welke wijze dergelijke vergunningen zullen worden verleend. Voorts heb ik in die brief aangegeven een onderzoek te zullen instellen naar de mogelijkheden meer marktwerking in te voeren bij (onder andere) speelcasino’s. Bij Holland Casino zal ook het pseudo-staatsaandeelhouderschap onderwerp van onderzoek zijn.
Zijn er door u, of namens u, gesprekken gevoerd over het vrijgeven van internetgokken met de lobbyorganisatie Stichting Online Gaming Nederland onder leiding van de heer Linschoten? Zo ja, wanneer en hoe vaak? Zo nee, met wie zijn er wel gesprekken gevoerd over dit onderwerp?
Ten behoeve van de voorbereiding van nieuw beleid, onder andere op het gebied van kansspelen via internet, hebben ambtenaren van mijn ministerie de afgelopen maanden gesprekken gevoerd met verschillende stakeholders op het gebied van kansspelen. In dat kader is ook gesproken met vertegenwoordigers van genoemde organisatie.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot aangiftes die door het ministerie van Veiligheid en Justitie zijn gedaan tegen de aanbieders van illegale goksites?
In dit soort zaken is bijna altijd sprake van een internationale component waardoor het Openbaar Ministerie (OM) afhankelijk is van internationale rechtshulp. Het ontbreken van rechtshulpverdragen en/of de dubbele strafbaarheid staat succesvolle vervolging echter veelal in de weg. Het OM heeft de toenmalige minister van Justitie daarom eind 2009 laten weten de aangiften, mede gelet op de beperkt beschikbare opsporingscapaciteit, niet verder in behandeling te nemen.
Wat is de stand van zaken in de gesprekken met in Nederland opererende banken om te stoppen met het faciliteren van illegale kansspelen via internet en het daarmee overtreden van de Wet op de kansspelen?
Het overleg over het beëindigen van het faciliteren van illegale kansspelen via internet wordt niet met individuele banken maar met de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) gevoerd. Vorig jaar heeft de toenmalige minister van Justitie de NVB een zwarte lijst verstrekt waarop illegale aanbieders van kansspelen via internet staan vermeld. Met de NVB was afgesproken dat zij deze lijst zou verspreiden onder haar leden, opdat dezen vervolgens geen betalingen meer laten plaatsvinden – al dan niet via iDEAL – aan illegale kansspelaanbieders. Bij de NVB bestond echter nog enige twijfel over de legitimiteit van deze lijst. Deze twijfel is inmiddels weggenomen. Met de NVB is onlangs afgesproken dat zij de zwarte lijst binnenkort alsnog aan haar leden stuurt. Ik heb geen reden aan te nemen dat individuele banken – waaronder ABN AMRO Bank – of iDEAL – dat bestaat uit een samenwerkingsverband van verschillende banken – zich niet zullen houden aan de met de NVB gemaakte spraken. Overigens nemen banken waarvan de Staat in het kapitaal deelneemt geen bijzondere positie in ten opzichte van andere banken; wet- en regelgeving gelden in gelijke mate voor alle ondernemingen.
Heeft de ABN AMRO-bank inmiddels alle medewerking aan het faciliteren van illegale kansspelen op internet beëindigd, zowel van aanbieders als van spelers? Zo nee, hoe is het mogelijk dat een bank die volledig in handen is van de Nederlandse Staat de Wet op de kansspelen blijft overtreden?
Zie antwoord vraag 4.
Is het nog steeds mogelijk om via Ideal deel te nemen aan illegale kansspelen via internet? Zo ja, welke maatregelen zijn er genomen door het vorige kabinet om hier een eind aan te maken en wat is de stand van zaken in dezen?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke termijn zal u duidelijkheid geven over de mogelijke verkoop van Holland Casino?2
Zie antwoord vraag 1.
Drugshandel en diefstal bij DMO |
|
Jasper van Dijk , Angelien Eijsink (PvdA), Wassila Hachchi (D66) |
|
|
|
Kent u het artikel «Bij materieeltak van defensie is drugshandel en diefstal de norm»?1
Kunt u de rapportage huishoudelijk onderzoek van 13 februari 2009 aangaande mogelijke integriteitsschendingen bij de Defensie Materieel Organisatie (DMO)/Ressort Bedrijfsondersteuning (RBO), die werd uitgevoerd door de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID), naar de Kamer sturen?
Is het waar dat de problemen bij DMO, waaronder het niet ingrijpen bij integriteitsschendingen en onderling wantrouwen, nog altijd voortduren? Zo ja, was u hier van op de hoogte? Welke nadere maatregelen worden er nu of op korte termijn genomen om de problemen alsnog op te lossen?
Op welke wijze zijn de aanbevelingen van de COID opgevolgd? Welke nadere stappen en maatregelen zijn er genomen ten aanzien van de gehele defensieorganisatie, en DMO in het bijzonder, naar aanleiding van de bevindingen van de COID inzake integriteitsschendingen bij DMO?
Zijn de medewerkers die betrokken waren bij de integriteitsschendingen, en die genoemd worden in de officiële en vertrouwelijke verklaringen over deze integriteitsschendingen, nog altijd werkzaam bij DMO? Zo niet, zijn zij nog werkzaam bij de defensieorganisatie? Welke maatregelen zijn er genomen tegen deze medewerkers van DMO?
Wat was de reactie tot op heden van de directeur DMO op alle afzonderlijke aanbevelingen (a t/m g) van de COID ten aanzien van de organisatie? Wat was de reactie tot op heden van de directeur DMO op alle afzonderlijke aanbevelingen (a t/m h) van de COID ten aanzien van het personeel?
Is het Openbaar Ministerie ooit geïnformeerd over mogelijke integriteitsschendingen bij DMO/RBO? Zo ja, wanneer?
Is de Algemene Rekenkamer geïnformeerd over de integriteitonderzoeken van de COID bij DMO/RBO? Zo ja, wanneer?
Klopt het dat door het ontbreken van een stabiele leidinggevende factor, er door het personeel van DMO/RBO een «attractieve dienstverlening» wordt gehanteerd? Wat wordt verstaan onder «attractieve dienstverlening»?
Kunt u de conclusie van de COID onderschrijven dat «opportunistisch beheer van dienstvervoer bestaat en het materieel- en voorraadbeheer niet op orde is»? Wat wordt hier verstaan onder «opportunistisch beheer van dienstvervoer»? Is het waar, dat het materieel- en voorraadbeheer niet op orde is?
Kunt u de conclusie van de COID onderschrijven dat door opportunistisch beheer van dienstvervoer en het niet op orde zijn van materieel- en voorraadbeheer er een «risicovolle bedrijfsvoering» is ontstaan waarmee mogelijkheden worden geboden tot «onoorbaar gedrag»? Wat wordt hier verstaan onder «onoorbaar gedrag» en kunnen daarvan voorbeelden worden gegeven?
Deelt u de bevinding van de COID dat er sprake is van «een open winkel» bij Defensie? Welke elementen van de bedrijfsvoering hebben geleid tot het ontstaan van een «open winkel»? Van welke concrete integriteitsschendingen is in dit kader sprake geweest?
In hoeverre betreffen de al dan niet vermeende integriteitsschendingen uit de rapportages van de COID het ontvreemden van (onderdelen van) staatseigendommen, dan wel (onderdelen van) zaken die door de overheid geleased en/of in bruikleen zijn?
Het bericht dat de Nederlandse afgeschreven detentieboten mogelijk in Griekenland worden ingezet |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
Bent u bekend met het bericht «Greece May Use Dutch Ships to Detain Migrants»?1
Ja.
Is het waar dat er plannen bestaan om de afgeschreven detentieboten van Nederland beschikbaar te stellen aan Griekenland voor de problemen met migranten aldaar? Zo ja, bent u van plan om dit voornemen daadwerkelijk uit te voeren?
Nee. De Griekse autoriteiten hebben belangstelling getoond voor de wijze waarop vreemdelingenbewaring in Nederland ten uitvoer wordt gelegd. Daarbij hebben zij zich tevens georiënteerd op de boten die voorheen in Nederland als detentiefaciliteit in gebruik waren. Van concrete plannen van Griekse zijde is mij niets bekend. Mocht de belangstelling van Griekenland voor het gebruik van de boten op enig moment concreet worden, dan ben ik bereid om in Nederland opgedane kennis over het gebruik van de boten over te dragen aan de Griekse autoriteiten. De boten zijn overigens eigendom van een particulier bedrijf en van ter beschikking stelling door Nederland is dus geen sprake.
Staat u achter het genomen besluit om de detentieboten in Nederland te sluiten als verblijfplaats voor vreemdelingen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u dan de mening dat een vreemdeling in Griekenland ook niet moet worden opgevangen in een detentieboot?
De detentieboten zijn in Nederland buiten gebruik genomen omdat met de ingebruikname van permanente capaciteit geen behoefte meer bestond aan deze tijdelijke faciliteiten. Ik sta achter dit besluit. De detentieboten boden een naar Nederlandse maatstaven volwaardige detentiecapaciteit. Ik zie geen aanleiding te veronderstellen dat dit in Griekenland anders zou zijn.
Is het weggeven van de Nederlandse afgeschreven detentieboten aan Griekenland één van de praktische maatregelen die u aan Griekenland hebt beloofd bij de oplossing van het migrantenprobleem aldaar?
Nee. De boten zijn geen eigendom van de Nederlandse Staat, maar door de Staat gehuurd van particuliere eigenaren. Inmiddels is het huurcontract beëindigd. Van weggeven door de Staat kan derhalve geen sprake zijn. Indien de Griekse overheid gebruik van de boten wenst te maken, zal zij dit moeten afhandelen met de eigenaar. De Nederlandse overheid heeft daarin geen rol.
Ziet u geen alternatieve praktische oplossingen die u aan Griekenland kan bieden?
Zoals gemeld in eerdere antwoorden op soortgelijke vragen (Kamervragen (Aanhangsel) 2010–2011, 732 en 739), hecht ik er aan dat wij ons, in onze ondersteuning van Griekenland, richten op het Griekse actieplan («Greek Action Plan on Migration Management and Asylum Reform»), omdat dit bij een goede implementatie de asiel- en migratiesituatie in Griekenland structureel kan verbeteren. Daarbij heeft het plan brede Europese en UNHCR ondersteuning. Het ligt voor de hand dat de op Griekenland toegesneden operationele steun via het nieuwe Europees Asielagentschap (EASO) wordt verleend. Langs deze weg kan de inzet van de EU-lidstaten, de Europese Commissie en de UNHCR worden gebundeld. Indien de Griekse regering een verzoek indient bij het EASO, kunnen via het EASO asiel-ondersteuningsteams worden ingezet op het Griekse grondgebied. Deze teams bestaan uit asiel- en opvangdeskundigen uit de verschillende lidstaten. Ik heb de Commissie en EASO aangeven dat wij als Nederland een substantiële bijdrage willen leveren aan deze asiel-ondersteuningsteams en heb een «nationale expert-pool» aangeboden. Dit betreft een lijst met daarop Nederlandse experts op het gebied van asiel en migratie, variërend van experts op het gebied van horen en beslissen in asielzaken en informatie over landen van herkomst tot experts op het gebied van opvang en projectmanagement. Deze experts kunnen naar behoefte worden ingezet. Het is uiteindelijk aan het EASO om aan te geven aan welke expert op welk moment behoefte is.
Om bij te dragen aan een snelle en goed op de Griekse noden toegesneden inzet van deze teams, zal na de ontvangst van een procedureel correct ingediend Grieks verzoek om ondersteuning via het EASO een coördinatieteam naar Griekenland afreizen. Dit team zal bestaan uit vijf à zeven asiel- en opvangexperts. Ook Nederland is bereid een expert voor dit team beschikbaar te stellen. Het team zal de Griekse autoriteiten ondersteunen bij het in kaart brengen van de specifieke behoeftes en mogelijkheden bij de implementatie van het actieplan. Nadrukkelijk merk ik hierbij op dat Griekenland zelf verantwoordelijk blijft voor het oplossen van de problemen en het ontwikkelen van een deugdelijke procedure, waarbij het Kabinet bereid is uit solidariteit (praktische) ondersteuning aan Griekenland te bieden.
De schade die is veroorzaakt door vuurwerkvandalisme |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Kent u het bericht «Gemeenten lijden meer schade door vuurwerk»?1
Ja.
Deelt u de conclusies van het in het bericht genoemde onderzoek waaruit blijkt dat gemeenten gemiddeld ruim een derde meer schade door vuurwerkvandalisme hebben opgelopen dan in het voorgaande jaar? Zo ja, hoe verklaart u deze toename? Zo nee, waarom niet en wat zijn dan wel de juiste gegevens?
Cijfers over schade geleden door gemeenten door vuurwerkvandalisme zijn mij niet bekend. Ik kan daarom geen oordeel geven over het in het bericht in het Reformatorisch Dagblad (28 januari 2011) genoemde onderzoek. Uit een schatting van het Centrum voor Verzekeringsstatistiek van het Verbond van Verzekeraars blijkt dat er tijdens de afgelopen jaarwisseling voor een bedrag van circa 10 miljoen Euro schade is geleden door particulieren. Het gaat daarbij om schade aan woningen en auto’s door brand. Het jaar ervoor werd de door particulieren geleden schade tijdens de jaarwisseling vastgesteld op 12 miljoen Euro. Het Verbond van Verzekeraars ziet deze daling als een resultaat van het zero-tolerance beleid van de overheid tegen vandalen en andere raddraaiers.
Hoe verklaart u het gegeven dat in de Biblebelt relatief meer schade, zowel ten opzichte van het vorig jaar als ten opzichte van andere gemeenten, door vuurwerk wordt veroorzaakt?
In het Politieacademie-onderzoek naar het verloop van de jaarwisselingen in Nederland, uitgebracht in 2007 na de jaarwisseling 2006–2007, werd geconstateerd dat er tijdens de jaarwisseling opvallend veel problemen in kleine gemeenten en dorpskernen in de zogeheten «biblebelt» waren. Volgens de onderzoekers wortelen de ongeregeldheden bij de jaarwisseling in dat gebied meer in structurele problemen – zoals overlast, criminaliteit, regelontduiking en alcoholgebruik – dan dat het incidentele uitingen zijn (Adang & Van der Torre, 2007).
Deelt u de mening dat het onbevredigend is dat er al jarenlang geen sprake is van een substantiële vermindering van schade in de openbare ruimte rond Oud en Nieuw? Zo ja, wat gaat u doen om dit tij te keren? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in het antwoord op vraag 2 heb aangegeven, kan ik geen uitspraken doen over de omvang van de schade in de openbare ruimte.
Ofschoon tijdens de laatste jaarwisseling sprake was van een afname van het totale aantal incidenten (Kamerstukken II, 2010–2011, 32 500 VI, nr. 76 en de geschatte schade geleden door particulieren met bijna 20 procent gedaald is, kan het nog beter. Daarom ga ik onverminderd door met het aandacht vragen bij gemeenten voor dit onderwerp. Ieder jaar in september wordt een brief met aandachtspunten met betrekking tot de jaarwisseling verstuurd aan alle korpsbeheerders, korpschefs, burgemeesters, hulpdiensten en andere betrokken partijen. Daarin wordt ook aandacht geschonken aan het verhalen van schade op vandalen. Het Centrum voor Criminaliteitspreventie en Veiligheid heeft in samenwerking met het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en gemeenten een toolkit ontwikkeld. Daarin zijn onder andere de juridische mogelijkheden voor het verhalen van schade en de bijbehorende richtlijnen en procedures te vinden. Het initiatief om dit instrument toe te passen ligt bij de gemeenten.
Kunt u aan de hand van evaluaties van eerdere ongeregeldheden rondom Oud en Nieuw een beeld schetsen van de groep vandalen die dan actief zijn? Zo ja, waarom slaagt u er niet in deze groep beter in de greep te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Uit het Rapport Commissie overlast jaarwisseling (Kamerstukken II, 2008–2009, 31 700 VII, nr. 47) blijkt dat het voornamelijk om mannen gaat van 18–30 jaar. Op gemeentelijk niveau bestaat een meer gedetailleerd beeld van de vandalen en dienen maatregelen te worden genomen. Zo heeft een aantal gemeenten de Wet maatregelen bestrijding voetbalvandalisme en ernstige overlast toegepast op personen die in beeld waren. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 4.
Wat is uw mening over het pleidooi van zes burgemeesters van gemeenten in de Betuwe en de Liemers om een schadetaks op vuurwerk in te stellen waardoor de koper van vuurwerk standaard een heffing moet betalen die kan dienen voor het betalen van het herstel van vuurwerkschade?2
Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft mij bericht dat de consequenties van het invoeren van een heffing op vuurwerk al in 2002 in kaart zijn gebracht door het Economisch Instituut Midden- en Kleinbedrijf (EIM; het onderzoeksrapport is op 12 november 2002 aan uw Kamer aangeboden). Een heffing op vuurwerk om schade als gevolg van vuurwerkvandalisme te bekostigen kan leiden tot een toename van de hoeveelheid illegaal vuurwerk, waarvoor geldt dat zowel geen heffing wordt betaald als de kwaliteit niet wordt gecontroleerd. Een toename van het aantal letselgevallen is te verwachten. Een dergelijke heffing kan gelijkertijd leiden tot een toename van de aanschaf van het goedkopere knalvuurwerk waarmee het merendeel van het vandalisme wordt gepleegd. Volgens het Ministerie van Infrastructuur en Milieu is de situatie sinds die tijd niet zodanig gewijzigd dat het rapport zijn geldigheid heeft verloren.
Het bericht dat geprivatiseerde gevangenissen niet goedkoper zijn |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het krantenartikel «Geprivatiseerde gevangenis is niet goedkoper»?1
Ja.
Deelt u de stelling van de auteurs dat de besparingen door privatisering zullen tegenvallen? Zo ja, welke conclusie trekt u hieruit? Zo nee, waarom niet?
De auteurs van het krantenartikel zijn van mening dat een geprivatiseerde gevangenis niet goedkoper is dan een publieke gevangenis. Zij baseren zich daarbij onder meer op de analyse van Hart, Shleifer en Vishny, waarin erop wordt gewezen dat het juist in een sector als het gevangeniswezen erg lastig is om in contracten vast te leggen aan welke kwaliteitseisen moet worden voldaan. Ook de monitorkosten om de naleving van de contracteisen te controleren zouden hoog zijn. De auteurs raken met hun opmerkingen over het opstellen van contractuele eisen en het monitoren van de naleving van deze eisen aan een belangrijk punt. Aan het WODC is gevraagd een onderzoek uit te voeren naar de voor- en nadelen van privatisering van voor het gevangeniswezen relevante taken. Het WODC zal de wijze waarop in andere landen wordt omgegaan met het opstellen van contracteisen en het monitoren van de naleving meenemen in zijn onderzoek. Het WODC zal op basis van dit onderzoek ook inzicht verschaffen in de financiële kosten en baten van privatisering van het gevangeniswezen in andere landen, voor zover de bestaande evaluatieonderzoeken daarover gegevens bevatten.
Bent u van plan om de lonen van het gevangenispersoneel te verlagen, omdat uit ervaringen in het buitenland is gebleken dat het een manier is om besparingen te realiseren?
Medewerkers van DJI vallen net als alle ambtenaren onder de CAO-Rijk en het ARAR. Daarmee worden medewerkers Beveiliging beloond conform de CAO-Rijk en zijn de functies gewaardeerd conform de rijksbrede functiewaarderingssystematiek. Onderhandelingen over de CAO worden gevoerd door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Is het waar dat de kosten van privatisering hoog zijn, omdat ambtenaren zullen moeten vastleggen, controleren en rapporteren of de beveiligingsbedrijven hun verplichtingen nakomen?
Zie antwoord vraag 2.
Kent u de analyse van de Amerikaanse (en bepaald niet linkse) academici Hart, Shleifer en Vishny dat juist het gevangeniswezen een sector is waarbij de contractuele problemen van privatisering het grootst zijn en de winst het kleinst? Zo ja, waarom houdt u dan nog steeds de mogelijkheid open om het Nederlandse gevangeniswezen te privatiseren? Zo nee, waarom niet en kunt u dan een cijfermatig overzicht verschaffen van de financiële voordelen van privatisering van het gevangeniswezen in andere landen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de conclusie dat het privatiseren van gevangenissen leidt tot lagere lonen en slechtere arbeidsomstandigheden voor gevangenispersoneel en tot onveiliger gevangenissen? Zo ja, vindt u dit ook onwenselijk? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 2, 4 en 5 heb aangegeven, zal het WODC in zijn literatuuronderzoek inzicht verschaffen in de financiële kosten en baten van privatisering van het gevangeniswezen in andere landen, voor zover de bestaande evaluatieonderzoeken daarover gegevens bevatten. De loonkosten vormen een belangrijk onderdeel van de kosten en zullen dan ook door het WODC in beeld worden gebracht. Op de uitkomsten van dit onderzoek wil ik niet vooruitlopen.
Is het waar dat besparing door gevangenissen goedkoper in te richten in Nederland niet te realiseren is omdat er gezien de overcapaciteit in cellen geen nieuwe gevangenissen gebouwd zullen gaan worden? Zo nee, hoe denkt u dan concreet dat er wel bezuinigd kan gaan worden op de inrichtingskosten van gevangenissen?
Op dit moment is er geen sprake van overcapaciteit bij het gevangeniswezen. In het Verenigd Koninkrijk, waarnaar in het Regeerakkoord met name wordt verwezen, is alleen ervaring opgedaan met de privatisering van nieuw te bouwen gevangenissen. Het is juist dat bij nieuw te bouwen gevangenissen de mogelijkheden om te privatiseren gunstiger zijn, omdat dan al bij het ontwerp van het gebouw optimaal rekening kan worden gehouden met de uit te voeren detentietaak. Op voorhand sluit ik overigens niet uit dat er ook mogelijkheden zijn om (deel)taken te privatiseren dan wel uit te besteden bij bestaande gevangenissen. Het WODC zal onderzoeken welke vormen van privatisering in de praktijk nog meer worden toegepast.
Het toegenomen gebruik van de populaire drug GHB |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van het toegenomen gebruik van de partydrug Gamma-Hydroxy-Butyraat (GHB)?1
Uit beschikbare gegevens van hulpverleningsinstellingen blijkt dat het aantal GHB-verslaafden dat een beroep doet op hulpverlening de afgelopen jaren is toegenomen.
Deelt u de mening dat het gebruik en de gevolgen van GHB zouden moeten worden gemonitord, zoals bijvoorbeeld bij alcohol en drugs? Zo nee, waarom niet?
GHB wordt al als drug gemonitord, sinds 2008 als apart middel, onder andere via de Nationale Drug Monitor. Via het Nationaal Vergiftigingen Informatie Centrum (NVIC), het Letsel Informatie Systeem (LIS) en de Stichting Informatievoorziening Zorg (IVZ) worden ook de gevolgen van problematisch GHB-gebruik gemonitord.
Is het waar dat kennis over het gebruik en verslavingsgevaar van GHB bij de gebruikers erg laag is? Vindt u dit gewenst en zo nee, welke middelen heeft u om deze kennis bij (potentiële)gebruikers te vergroten en welke van deze middelen gaat u daadwerkelijk inzetten?
Ondanks de voorlichting en informatievoorziening zoals toegelicht in het antwoord op vraag 5 is niet geheel uit te sluiten dat er gebruikers zijn die zich niet goed realiseren aan welke risico’s zij zich bloot stellen door GHB te gebruiken. Uit internetfora is af te leiden dat er gebruikers zijn die willens en wetens de risico’s die aan het gebruik van GHB verbonden zijn op de koop toe nemen. Ik ben van mening dat via de gebruikelijke kanalen voldoende informatie over de gevaren en risico’s van GHB-gebruik voorhanden is.
Deelt u de mening dat gebruik van «nieuwe en/of populaire» drugs, zoals GHB, moet worden gemonitord, zodat preventie en behandeling hierop tijdig kunnen worden aangepast? Welke drugs zouden hier naar uw mening voor in aanmerking komen?
Via het Drugs Informatie en Monitoring Systeem (DIMS) wordt inzicht verkregen in de markt van de recreatieve drugs en de ontwikkelingen die zich op die markt voordoen. De Stichting Informatievoorziening Zorg inventariseert de hulpvraag van mensen die vanwege problematisch gebruik van GHB een beroep doen op hulpverlening. Naar aanleiding van berichten uit het Verenigd Koninkrijk is vorig jaar enige tijd bijzondere aandacht uitgegaan naar het middel mefedron. Het DIMS is een belangrijke informatiebron voor preventiewerkers bij de instellingen voor verslavingszorg en voor preventiewerkers die het uitgaansleven als werkterrein hebben.
Op welke wijze vindt op dit moment preventie van GHB gebruik plaats? Vindt u het gewenst dat jongeren nadrukkelijk worden gewezen op de gevaren van GHB? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
De voorlichting over drugs van het Trimbos Instituut en de instellingen voor verslavingszorg gaat specifiek in op GHB en waarschuwt voor de gevaren van dit middel. Zo heeft Trimbos de site www.drugsenuitgaan.nl voor jongeren die uitgaan en de site www.drugsinfo.nl voor het algemene publiek. Ook de instellingen voor verslavingszorg waarschuwen voor de gevaren met folders en sites, zoals bijv. www.drugsinfoteam.nl van Brijder verslavingszorg. Voor persoonlijke informatie en advies kunnen de jongeren direct vragen stellen aan professionals via de drugsinfolijn en via de chatservice. Daarnaast bevat het voorlichtingsprogramma De Gezonde School en Genotmiddelen voor de bovenbouw van het voortgezet onderwijs (+MBO) een lespakket over uitgaansdrugs. In dat pakket wordt GHB ook meegenomen. Ik ben van mening dat deze preventieve activiteiten op dit moment voldoende zijn, mede gezien de omvang van de GHB problematiek.
Op welke manier wilt u gebruik van GHB voorkomen, aangezien de gebruikers deze met behulp van reinigingsstoffen en aan de hand van Youtube-filmpjes zelf kunnen vervaardigen?
De belangrijkste stof bij het vervaardigen van GHB is Gamma-Butyro-Lactone (GBL). Deze stof zit in tal van schoonmaakmiddelen (gootsteenontstopper, velgreiniger) die vrij verkrijgbaar zijn. Zoals in september 2010 ook al is aangegeven wordt GBL grootschalig toegepast voor industriële doeleinden. Een verbod van GBL is alleen al om die reden onwenselijk.2
Vindt u dat er meer behandelplekken met terugvalpreventie voor de GHB gebruikers in Nederland zouden moeten zijn, omdat de huidige instellingen de toestroom van mensen niet aan kunnen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Vanaf 2008 hebben steeds meer problematisch GHB-gebruikers hulp gezocht bij de instellingen voor verslavingszorg. Inmiddels is vastgesteld dat het onmiddellijk stoppen met gebruik tot grote gezondheidsrisico’s kan leiden. Ook de behandeling waarbij benzodiazepines werden voorgeschreven is niet voor iedere patiënt succesvol. De door verslavingszorginstelling Novadic-Kentron ontwikkelde behandeling met gebruik van GHB in een afbouwschema heeft vooralsnog het beste behandelresultaat. Ik stimuleer een project waarbij verslavingszorginstellingen participeren in het onder wetenschappelijke begeleiding uitvoeren van een nieuwe behandelmethode voor GHB-verslaving. Doel daarvan is een adequaat behandelprotocol te realiseren waarmee elke verslavingszorginstelling met succes GHB-verslaving kan behandelen. Daardoor zal ook de behandelcapaciteit sterk kunnen worden uitgebreid.
Wat is de invloed van GHB op de verkeersdeelname, aangezien de werking vergelijkbaar is met overmatig alcoholgebruik? Is er een reëel hoger gevaar op verkeersdoden door het toegenomen gebruik van GHB?
Het besturen van voertuig onder invloed van GHB kan gevaarlijk zijn, omdat het feitelijk een slaapmiddel is en gebruikers bewusteloos kunnen raken.
Over het aantal verkeersdoden en -gewonden die het direct gevolg is van het gebruik van GHB, is geen informatie voorhanden.
Is het mogelijk het GHB gehalte in het lichaam te meten? Vindt u dat de verkeerstesten op alcohol op basis hiervan uitgebreid moeten worden?
De aanwezigheid van GHB in het lichaam kan worden gemeten door middel van een bloedtest, als die binnen 24 uur na inname van GHB wordt uitgevoerd. Via een speekseltest kan GHB niet worden waargenomen. Op dit moment bereidt mijn collega van Veiligheid en Justitie in samenwerking met mijn collega van Infrastructuur en Milieu en met mij een wijzigingsvoorstel van de Wegenverkeerswet 1994 voor om de aanpak van rijden onder invloed van drugs te verbeteren. Deze aanpak zal ook betrekking hebben op het rijden onder invloed van GHB.
Het bericht 'Gevangenis huurt meer imams in en minder pastors en humanisten' |
|
Lilian Helder (PVV), Geert Wilders (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Gevangenis huurt meer imams in en minder pastors en humanisten»?1
Ja.
Is het waar dat het aantal gevangenisimams stijgt ten opzichte van andere (geestelijke) verzorgers?
Ja. Dit is het gevolg van de uitkomsten van een voorkeurspeiling die is uitgevoerd in 2008, 2009 en 2010. De voorkeurspeiling betreft een onderzoek dat gedurende de hierboven vermelde drie opeenvolgende jaren is uitgevoerd onder een representatief deel van de ingeslotenen naar hun voorkeur voor de verschillende denominaties. Daaruit blijkt dat de vraag naar sommige denominaties is gegroeid en naar andere is gedaald.
Hoe beoordeelt u het commentaar van de voorzitter van het Humanistisch Verbond, die de wijze waarop Justitie de wensen van gedetineerden heeft gepeild «misleidend» noemt?
Het Nederlands strafrecht en gevangeniswezen berusten op de gedachte dat de gevangenisstraf dient als reactie op een misdrijf en in de hoop dat dit herhaling voorkomt. De gevangenisstraf strekt echter niet tot verandering van personen en de diepste overtuiging van mensen die door grondrechten worden beschermd. Het zou leiden tot een vorm van «brainwashing». Daarom volgt de geestelijke verzorging de overtuiging van personen en beoogt niet deze te hervormen.
In hoeverre deelt u de visie dat de integratie nog verder onder druk komt te staan bij een toename van het aantal imams in het gevangeniswezen?
Het Nederlands strafrecht en gevangeniswezen berusten op de gedachte dat de gevangenisstraf dient als reactie op een misdrijf en in de hoop dat dit herhaling voorkomt. De gevangenisstraf strekt echter niet tot verandering van personen en de diepste overtuiging van mensen die door grondrechten worden beschermd. Het zou leiden tot een vorm van «brainwashing». Daarom volgt de geestelijke verzorging de overtuiging van personen en beoogt niet deze te hervormen.
Op grond van de hierboven reeds toegelichte voorkeurspeiling is vast komen te staan dat het aantal formatieplaatsen voor islamitisch geestelijke verzorging diende te worden uitgebreid om te kunnen voldoen aan het wettelijke vereiste dat de geestelijke verzorging zoveel mogelijk dient aan te sluiten bij de godsdienst of levensovertuiging van de ingeslotenen. Ik zie geen relatie tussen de taakuitoefening door de bij DJI aangestelde islamitisch geestelijk verzorgers en de integratie van ingeslotenen in de Nederlandse maatschappij. Ik deel de visie dan ook niet dat de integratie onder druk komt te staan bij een toename van het aantal imams in het gevangeniswezen.
Deelt u de mening dat onze samenleving grotendeels is gevormd door de joods/christelijk/humanistische cultuur, dat deze in Nederland dominant moet blijven en dat het stijgende aantal imams in gevangenissen dit niet bevordert? Zo nee, waarom niet?
Onze samenleving heeft gedurende vele eeuwen de invloed van allerlei culturen ondergaan. De cultuur van de samenleving wordt gevormd door allen die daaraan volgens hun eigen overtuiging deelnemen. In de samenleving zoals wij die kennen is de Joods/christelijk/humanistische cultuur dominant. De vrijheid van godsdienst en levensovertuiging, zoals geregeld in artikel 6 van de Grondwet en in internationale verdragen omvat mede het recht om naar die overtuiging te leven, behoudens ieders verantwoordelijkheid volgens de wet. Met de geestelijke verzorging in de penitentiaire inrichtingen geeft de overheid uitvoering aan zijn verantwoordelijkheid om voorwaarden te scheppen die het uitoefenen van de vrijheid van godsdienst en levensovertuiging mogelijk maken voor hen aan wie de fysieke vrijheid is ontnomen.
Hoe groot is het percentage moslims onder de gedetineerden in Nederlandse gevangenissen?
In de registratiesystemen van DJI wordt niet bijgehouden of iemand moslim is. Door middel van eerdergenoemde voorkeurspeilingen is wel onderzoek verricht naar de voorkeur op het gebied van geestelijke verzorging van de ingeslotenen, niet naar hun godsdienstige of levensbeschouwelijke achtergrond. Uit de voorkeurspeiling volgt dat 21 van de ingeslotenen aangeeft gebruik te willen maken van islamitisch geestelijke verzorging.
Op basis van welke berekening bent u op het specifieke aantal van 43 fte’s voor imams uitgekomen?
Het budget voor geestelijke verzorging binnen de Dienst Justitiële Inrichtingen is gebaseerd op het totale aantal ingeslotenen. Hierbij wordt een norm gehanteerd van één geestelijk verzorger op 90 ingeslotenen. Toepassing van deze norm, in combinatie met de uitkomsten van de voorkeurspeiling, heeft geleid tot de vaststelling dat er 43 fte nodig zijn voor de islamitisch geestelijke verzorging.
Welke gevolgen heeft de (gedeeltelijke) privatisering van het gevangeniswezen voor deze (geestelijke) verzorgers?
De privatisering van de tenuitvoerlegging van straffen kan geen invloed hebben op de verantwoordelijkheid van de regering om personen die gedwongen hun vrijheid wordt ontnomen in staat te stellen hun vrijheid van godsdienst uit te oefenen.
Bent u bereid onmiddellijk een imamstop (als geestelijk verzorger) in te voeren bij gevangenissen?
De Penitentiaire beginselenwetten bepalen dat elke ingeslotene recht heeft op geestelijke verzorging die zo veel mogelijk aansluit bij zijn/haar godsdienst of levensovertuiging. Nu een deel van de ingeslotenen aangeeft een voorkeur te hebben voor islamitisch geestelijke verzorging, is de overheid verplicht te zorgen voor voldoende islamitisch geestelijk verzorgers in de justitiële inrichtingen. Ik zie dan ook geen enkele aanleiding om een imamstop (als geestelijk verzorger) in te voeren bij DJI.
De passagier die na een valse bommelding gewoon werd vrijgelaten |
|
André Elissen (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Bent u bekend met het bericht «Onrust Schiphol na bommelding passagier tijdens controle»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de situatie dat iemand die doelbewust grote wanorde op een luchthaven veroorzaakt en daarbij inspeelt op de angst voor een aanslag, na verhoor direct wordt vrijgelaten?
Uiteraard vind ik het onaanvaardbaar dat mensen dreiging en wanorde veroorzaken met valse bommeldingen. Het Openbaar Ministerie treedt hier in voorkomende gevallen dan ook consequent tegen op, waarbij de zwaarte van de sanctie afhangt van de overlast die door de valse bommelding is veroorzaakt. In dit geval was er overigens geen sprake van «grote wanorde» op de luchthaven. Deze valse bommelding heeft ongeveer 15 minuten vertraging veroorzaakt bij het inchecken van de passagiers, en geen vertraging voor de vlucht zelf ten gevolge gehad.
Waarom is er geen gebruik gemaakt van de mogelijkheid tot inverzekeringstelling, voorlopige hechtenis, voorgeleiding of snelrecht?
Op 25 januari 2011 is een persoon als verdachte verhoord door de Koninklijke Marechaussee. Daarnaast zijn twee getuigen gehoord. Nadat het onderzoek was afgerond is de verdachte conform artikel 61 van het Wetboek van Strafvordering op last van de hulpofficier van justitie binnen 6 uur heengezonden. Verdere vrijheidsbeneming van de verdachte was niet gerechtvaardigd, omdat er geen verder onderzoek nodig was. Evenmin was er aanleiding om snelrecht toe te passen. De Koninklijke Marechaussee heeft een proces-verbaal opgemaakt en ingestuurd naar het Openbaar Ministerie, alwaar de zaak is beoordeeld. De verdachte is een transactie van 750 euro aangeboden. Dat is het gebruikelijke bedrag bij een valse bommelding die een vertraging bij het inchecken veroorzaakt, maar geen vertraging van de vlucht zelf. Indien de transactie niet wordt betaald zal hij worden gedagvaard.
Hoe gaat u de beeldvorming bestrijden dat het verstoren van de openbare orde met een valse bomdreiging vrijwel straffeloos kan gebeuren?
Ik deel niet de indruk dat er in de beeldvorming sprake van is dat men straffeloos valse bommeldingen op Schiphol kan doen. Het Openbaar Ministerie treedt consequent op in voorkomende gevallen, en daders krijgen een aanzienlijke transactie voorgesteld. Indien de transactie niet wordt betaald, of indien sprake is van ernstige verstoring of recidive, worden verdachten standaard gedagvaard.
Bent u van plan de kosten voor de inzet van orde- en veiligheidsdiensten te verhalen op de dader? Zo nee, waarom niet?
Zoals vermeld in antwoord op vraag 2 heeft het onderhavige incident geen grote wanorde, maar slechts een geringe vertraging bij het inchecken veroorzaakt. Door de Koninklijke Marechaussee kon het incident op reguliere wijze met de reeds beschikbare mensen worden afgehandeld. De Koninklijke Marechaussee acht deze zaak daarom niet geschikt voor een poging om schade op de dader te verhalen.
Criminele activiteiten in de taxi wereld |
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Coke koop je in de taxi»?1
Ja, met de kanttekening dat het artikel mij bekend is onder de titel «Taxi’s Cocaïne Amsterdam».
Wat vindt u ervan dat door een kleinschalige steekproef al zoveel criminele activiteiten aan het licht zijn gebracht? Deelt u de mening dat dit doet vermoeden op grote schaal taxichauffeurs wat extra’s bijverdienen?
Een betrouwbaar beeld over de omvang van handel in drugs door taxichauffeurs is naar mijn oordeel, mede vanwege de beperkte schaal van de steekproef, niet af te leiden uit het artikel. Handel in cocaïne is strafbaar en niet acceptabel.
Zijn er bij u meer cijfers bekend over dergelijke criminele activiteiten in de taxiwereld en is bij u bekend of het hier gaat om de zogenaamde «vrije rijders» of komt dit ook voor onder taxi chauffeurs die aangesloten zijn bij een erkende taxiorganisatie?
Voor een algemeen beeld over aanwezigheid van criminaliteit in de taxisector verwijs ik naar het rapport «Preventieve doorlichting van de taxibranche», dat de toenmalige Minister van Justitie per brief van 20 maart 2009 aan de Tweede Kamer gezonden heeft (Kamerstuk 29 911, nr. 25). Het rapport gaat overigens niet in op specifieke groepen taxichauffeurs en de verschillen tussen «vrije rijders» en taxichauffeurs die aangesloten zijn bij een erkende taxiorganisatie.
Welke maatregelen gaat u nemen om de criminelen tussen de goedwillende taxi chauffeurs uit te pikken? Bent u bereid deze maatregelen aan te scherpen?
Zoals bekend zijn de politie en het Openbaar Ministerie verantwoordelijk voor de opsporing en vervolging van overtredingen. Vanuit mijn verantwoordelijkheid voor veilig en betrouwbaar taxivervoer met het oog op het belang van de consument, wijs ik erop dat recent meerdere maatregelen genomen zijn om de integriteit van de taxichauffeur beter te borgen.
Sinds medio 2010 heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat (IVW) de bevoegdheid om een chauffeurspas te schorsen bij ernstige delicten of het vermoeden hiervan. Deze bevoegdheid maakt onderdeel uit van de wijziging van het Besluit personenvervoer 2000 d.d. 4 mei 2010.
Voorts is door het Ministerie van Veiligheid en Justitie de implementatie voorbereid van een systeem van continue screening van de integriteit van taxichauffeurs, dat volgens planning medio 2011 in werking treedt (31 521, nr. 57). Dit systeem houdt in dat in het geval een taxichauffeur strafrechtelijk wordt vervolgd dan wel veroordeeld voor het plegen van een ernstig delict, het Ministerie van Veiligheid en Justitie daarvan melding doet aan IVW. Op grond van het Besluit personenvervoer 2000 zal IVW in dat geval de betrokkene verzoeken om een nieuwe Verklaring omtrent het Gedrag (VOG) aan te vragen, en kan IVW hangende de procedure de chauffeurspas schorsen. Indien vervolgens aan de taxichauffeur geen nieuwe VOG wordt verstrekt, trekt IVW de chauffeurspas in.
De verbetering van de kwaliteit van het taxivervoer staat voorts centraal in het bij de Tweede Kamer aanhangige wetvoorstel waarop in vraag 5 wordt gedoeld.
In hoeverre biedt het voorstel voor de taxiwet2, dat nu bij de Kamer voorligt, mogelijkheden om bij dergelijke overtredingen de desbetreffende taxichauffeurs en taxiorganisaties op te sporen en aan te pakken?
Het bedoelde wetsvoorstel biedt voor gemeenten bevoegdheden om aanvullende regels te stellen en voorzieningen te treffen in het belang van de kwaliteit van taxivervoer. Op grond van de voorgestelde artikelen 82a en 82b kunnen gemeenten aan taxichauffeurs aanvullende kwaliteitseisen stellen respectievelijk groepsvorming opleggen. Veilig en betrouwbaar taxivervoer met het oog op het belang van de consument staat in het wetsvoorstel centraal. Dit nieuwe wettelijke regiem ondersteunt de inzet om overtredingen zoals in de vraag bedoeld, tegen te gaan.
Bent u bereid de bevoegdheden van de «mystery guests», zoals genoemd in de aangenomen motie De Mos3, hiervoor aan te wenden en deze op een grotere schaal in te zetten?
Over de inzet van «mystery guests» in het toezicht op en de kwaliteitsbeoordeling van taxichauffeurs heeft mijn voorganger de Kamer naar aanleiding van de motie De Mos geïnformeerd per brief van 9 maart 2010 (Kamerstuk 31 521, nr. 45). De inzet van «mystery guests» door IVW is niet gericht op opsporing van criminele activiteiten, maar op de naleving van wet- en regelgeving waarop IVW toeziet. Dit laat onverlet dat geconstateerde criminele activiteiten door IVW worden gemeld aan de politie.