Subsidie voor stichting Ar Rayaan |
|
Paul de Krom (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Dit is de Dag over de stichting Ar Rayaan?1
Ja.
Is het waar dat deze stichting subsidie ontvangt van de gemeente Nijmegen? Zo ja, hoeveel subsidie ontvangt deze stichting? Met welk doel wordt deze subsidie verstrekt?
Ja. In antwoord op vragen van Nijmeegse raadsleden van 5 juli 2010 heeft het college van burgemeester en wethouders van Nijmegen geantwoord dat de stichting Ar Rayaan sinds 2005 voor bepaalde activiteiten een subsidie ontvangt van de gemeente vanuit het programma Integratie & Emancipatie. De beleidsregels voor subsidie aan allochtone zelforganisaties zijn hier op van toepassing, evenals de Nijmeegse Kaderverordening Subsidies (NKS). Beide regelingen zijn door de Nijmeegse gemeenteraad vastgesteld. In 2009 ontving Ar Rayaan € 2 490 en in 2010 € 3 480. De subsidie is in 2010 bestemd voor de organisatie van twaalf gastlessen/rondleidingen, twee thema-avonden en vier voorlichtingsbijeenkomsten.
Overigens heeft de gemeente Nijmegen de subsidie inmiddels stopgezet.
Ontvangt deze stichting subsidie van de rijksoverheid? Zo ja, hoeveel en met welk doel?
Nee.
Kunt u aangeven waarom het een taak van de overheid is om het verspreiden van (informatie over) een religie te subsidiëren?
De overheid subsidieert geen activiteiten met een zuiver religieus karakter. Dat zou niet passen binnen de scheiding van kerk en staat. Als stelregel bij het verstrekken van financiële steun aan projecten geldt dat niet de religieuze identiteit van de organisatie doorslaggevend is, maar de mate waarin de activiteiten ten behoeve waarvan de subsidie wordt verstrekt bijdragen aan de realisering van beleidsdoelen. Het bij voorbaat uitsluiten van organisaties met een religieuze identiteit van een te verstrekken subsidie verdraagt zich niet met het rechtsstatelijke beginsel van religieuze neutraliteit. Zoals in het Tweeluik religie en publiek domein staat, zal de overheid in principe geen inhoudelijke informatie over de juiste interpretatie van welke religie dan ook verspreiden.
Bent u van mening dat deze stichting de integratie bevordert?
Doelstelling van het integratiebeleid is dat burgers elkaar ontmoeten en met elkaar in dialoog gaan, zodat men niet met de ruggen, maar met de gezichten naar elkaar toe staat. Sommige van de teksten, cartoons en links op de website van Ar Rayaan leveren geen bijdrage aan de bevordering van integratie, maar het staat in Nederland iedereen vrij om binnen de grenzen van de wet gebruik te maken van zijn of haar vrijheid van meningsuiting. Ik verwerp de verheerlijking van geweld in welke vorm dan ook.
Ook de gemeente heeft aangegeven dat er teksten, cartoons en links op de website van Ar Rayaan zijn aangetroffen die indruisen tegen het integratiebeleid. Dat past niet binnen de subsidiekaders die binnen de gemeente Nijmegen gelden voor het verstrekken van subsidie. Daarom is het bestuur van Ar Rayaan uitgenodigd voor een gesprek met de Nijmeegse portefeuillehouder op 9 juli 2010. Inmiddels is de subsidie stopgezet.
In hoeverre komen de (integratie)doelstellingen van de gemeente Nijmegen (c.q. het Rijk) overeen met het anti-Israëlische sentiment op de website van Ar Rayaan?
Zie antwoord vraag 5.
Acht u het wenselijk dat deze stichting videomateriaal op de website plaatst waarin martelaarschap wordt verheerlijkt?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat één van de islamitische sprekers van deze stichting de toegang tot Engeland is geweigerd? Kunt u dit toelichten?
Op 16 juni 2010 werd Dr Zakir Naik de toegang tot het Verenigd Koninkrijk geweigerd. De Britse autoriteiten waren van oordeel dat verscheidene uitspraken van Dr Naik onaanvaardbaar waren en dat zijn aanwezigheid in het Verenigd Koninkrijk niet in het algemeen belang zou zijn.
Is het eveneens waar dat er banden bestaan tussen deze stichting en de beweging Hizb ut-Tahrir, die door de AIVD beschreven wordt als «radicale dawa-beweging»? Kunt u dit toelichten?
Bij de stichting Ar Rayaan worden lezingen verzorgd door verschillende islamitische predikers en geleerden, waaronder personen die het gedachtegoed van de Hizb ut-Tahrir in Nederland uitdragen. De Hizb ut-Tahrir is een politiek islamitische beweging die streeft naar heroprichting van een islamitische staat. De ideologie van de Hizb ut-Tahrir bevat antiwesterse, antisemitische en anti-integratieve elementen. Ze roept niet op tot geweld en vormt geen voedingsbodem voor gewelddadige radicalisering.
Bent u van mening dat de subsidie voor de stichting Ar Rayaan dient te worden stopgezet?
Decentrale overheden zijn vrij om – binnen de grenzen van de wet – zelf hun subsidiebeleid te bepalen. De gemeenteraad van Nijmegen heeft op 5 juli 2010 vragen gesteld aan het college over de subsidie. Het college heeft deze vragen beantwoord, heeft een gesprek gevoerd met de stichting Ar Rayaan en heeft inmiddels de subsidie stopgezet.
Het bericht dat tbs-traject worden ingekort na terugloop van behandelingen |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Tbs-traject ingekort na terugloop behandelingen»?1
Ja.
Klopt het dat de gezamenlijke tbs-klinieken maatregelen nemen om de gemiddelde behandelduur te bekorten om behandeling aantrekkelijker te maken voor patiënten?
Nee. Het doel is niet om de behandeling aantrekkelijker te maken voor patiënten. De forensisch psychiatrische centra hebben een voorstel gedaan om de behandeling van tbs-gestelden transparanter te maken en stappen in het behandelproces te normeren.Zo wordt, bijvoorbeeld, gesteld dat het voor de meeste tbs-gestelden goed mogelijk is om na twee jaar behandeling een eerste keer met begeleid verlof te gaan. Bij die tbs-gestelden die na twee jaar nog niet met verlof kunnen, wordt dan beargumenteerd afgeweken van de norm. Vanzelfsprekend blijft de veiligheid van de maatschappij het leidend criterium.
Deelt u de mening dat tbs over de houdbaarheidsdatum heen is, onder andere omdat het systeem wordt ondergraven door advocaten die hun klanten adviseren om niet mee te werken aan psychiatrische onderzoeken, hetgeen nu ook uit dit artikel blijkt? Zo nee, waarom niet?
Nee. De tbs-behandeling resulteert in substantieel lagere recidivecijfers dan (lange) gevangenisstraf en draagt daarmee bij aan de veiligheid van de samenleving. Zoals ik in het vragenuur van 30 maart jl. reeds heb gezegd, zal ik in het najaar een beleidsbrief over tbs aan het parlement sturen. Daarin wordt ook ingegaan op de mogelijkheden om het opleggen van tbs minder afhankelijk te maken van medewerking van de verdachte. Tevens zal ik daarbij de voorstellen betrekken die nu vanuit de forensisch-psychiatrische sector zijn gedaan.
Deelt u de mening dat de beveiliging van de samenleving veel beter gediend is met afschaffing van tbs en oplegging van zeer langdurige gevangenisstraffen aan gevaarlijke misdadigers? Zo nee, waarom niet?
Nee. De maatschappij heeft geen baat bij het afschaffen van de tbs. Door mensen met een stoornis van de geestvermogens niet te behandelen, blijft de kans op recidive onaanvaardbaar hoog bij terugkeer in de samenleving. Uit het oogpunt van de veiligheid van de samenleving is het daarom niet verantwoord om de tbs-maatregel af te schaffen.
Het bericht dat de EU haar hulp aan Afghanistan bevriest |
|
Johan Driessen (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «EU bevriest hulp aan Afghanistan»?1
Ja.
Deelt u de mening dat onder de Afghaanse autoriteiten corruptie en fraude welig tieren? Zo neen, waarom niet?
Corruptie binnen de Afghaanse overheid is inderdaad een probleem dat veel aandacht vergt. President Karzai heeft, onder andere tijdens de internationale Afghanistanconferentie in Kabul op 20 juli jl., een aantal belangrijke stappen aangekondigd om corruptie aan te pakken. Zo zal het belangrijkste instituut voor corruptiebestrijding, het «High Office of Oversight», op korte termijn worden versterkt. Deze instantie krijgt meer bevoegdheden en een coördinerende rol ten aanzien van corruptiebestrijding. Het «High Office of Oversight» zal ook individuele klachten moeten gaan onderzoeken, benoemingen gaan controleren en samen met het ministerie van Justitie het wettelijk anticorruptiekader in lijn moeten brengen met de VN Conventie tegen Corruptie. Tevens zal er een controlecommissie worden opgericht waarin Afghaanse en internationale experts toezicht houden op de maatregelen op het gebied van corruptiebestrijding. Ook is afgesproken dat de onafhankelijke «Control and Audit Office» zal worden versterkt.
Nederland heeft samen met andere internationale partners lange tijd aangedrongen op dergelijke initiatieven. Nu concrete en goede maatregelen zijn aangekondigd, zal implementatie moeten aantonen of er daadwerkelijk sprake is van voldoende politieke wil en daadkracht om corruptie te bestrijden.
Bent u net als de EU bereid de ontwikkelingshulp aan Afghanistan op te schorten? Zo neen, waarom niet?
De Europese Unie schort de ontwikkelingshulp aan Afghanistan niet op. De EU heeft de vaststelling van het nieuwe EU-meerjarenprogramma 2011–2013 voor Afghanistan uitgesteld tot na de Kabulconferentie om het zoveel mogelijk in lijn te kunnen brengen met Afghaanse prioriteiten. Dit uitstel heeft geen gevolgen voor de lopende OS-programma’s van de EU, omdat het hier de programmering vanaf 2011 betreft. Tijdens de Kabulconferentie heeft de Afghaanse regering beleidsvoorstellen en plannen voor de komende jaren gepresenteerd. De EU zal aan de hand hiervan bekijken of het nieuwe meerjarenprogramma aanpassing behoeft.
Beter toezien op loterijen |
|
Arie Slob (CU) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Meer kosten dan prijzen in loterij» en «Beter toezien op loterijen»?1 Deelt u de mening dat met name de goededoelenloterijen ten onrechte hun eigen gang lijken te gaan?
Ik heb kennisgenomen van beide berichten, maar ik deel de mening niet dat de goede doelenloterijen ten onrechte hun eigen gang lijken te gaan. De cijfers waarop het artikel gebaseerd is, zijn niet geheel juist. Inmiddels heeft het College van toezicht op de kansspelen deze cijfers gerectificeerd. De kostenstijging is dan ook minder groot dan in het artikel wordt gesuggereerd.
De vergunning van de Goede doelenloterijen bevat geen voorwaarde voor de maximale hoogte van de kosten van een loterij. Bij de Goede doelenloterijen is impliciet een plafond voor de hoogte van de kosten aangebracht door de vergunningsvoorwaarde die de aanbieder verplicht ten minste 50% van de inleg af te dragen aan het goede doel. Vervolgens is het vooral een bedrijfsmatige afweging van de aanbieder wat een goede verhouding is tussen de kosten van de loterij en de prijzengelden. Ook de beslissing om de lotprijs te wijzigen is primair een keuze van de aanbieder, die op bedrijfsmatige gronden genomen wordt. Hiermee is niet gezegd dat de aanbieders volledig vrij zijn in de kosten die zij maken. Zo zijn de aanbieders verplicht periodiek te rapporteren over hun marketinguitgaven. Uit de beschikbare informatie is gebleken dat de genoemde loterijen voldoen aan de vergunningvoorwaarden voor wat betreft de afdracht aan de goede doelen.
Ten aanzien van de discrepantie tussen de door de BankGiroLoterij in het vooruitzicht gestelde prijzen en het feitelijke aantal verwijs ik naar mijn antwoorden op vragen van het lid Joldersma van 25 maart 20092.
Bent u bereid, zolang de Kansspelautoriteit nog niet is opgericht, om extra toezicht te houden op goededoelenloterijen? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven aangegeven doen de in het artikel genoemde misstanden zich niet voor. Extra toezicht is derhalve niet aan de orde.
Werkloosheid onder allochtone jongeren |
|
Sietse Fritsma (PVV), Léon de Jong (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het artikel «een op de vier jonge allochtonen heeft geen werk»?1
Ja.
Hoe verhouden de in het artikel gepresenteerde cijfers zich tot de Wet Investeren in Jongeren (WIJ), die stelt dat jongeren tussen de 18 en 27 jaar of een baan hebben of een opleiding volgen?
De WIJ is op 1 oktober 2009 in werking getreden en geeft gemeenten een instrument in handen om te investeren in de participatie van jongeren en afhankelijkheid van een uitkering te voorkomen. De wet is in een eerste periode alleen van toepassing op nieuwe jongeren die een beroep doen op ondersteuning door de gemeente. Per 1 juli 2010 eindigt voor die jongeren die op 30 september 2009 recht hadden op algemene bijstand op grond van Wet werk en Bijstand het overgangsrecht. Vanaf dat moment vallen zij ook onder de WIJ. Dit betekent dat pas vanaf het derde kwartaal 2010 een beeld van het gehele bestand van de WIJ zichtbaar gaat worden.
In hoeverre draagt de voortgaande massa-immigratie van ongeschoolde gelukszoekers bij aan het terugdringen van werkloosheid onder allochtone jongeren?
Ik herken mij niet in het beeld van een voortgaande massa-immigratie van ongeschoolde gelukszoekers.
Het terugdringen van de werkloosheid onder allochtone jongeren heeft de aandacht van dit kabinet. De Wet Investeren in Jongeren, het actieplan Jeugdwerkloosheid, de kwalificatieplicht en de maatregelen in het kader van Voortijdig Schoolverlaten zijn voorbeelden van belangrijke instrumenten die de afgelopen jaren zijn ingezet om de kansen van (onder andere allochtone) jongeren structureel te vergroten. Gemeenten hebben de hoofdrol bij het bestrijden van de werkloosheid onder deze groep. Daarnaast zijn er aanvullende maatregelen genomen om werkgevers te stimuleren tot het voeren van diversiteitsbeleid, om de positieve beeldvorming over allochtone jongeren te versterken en allochtone jongeren te trainen in sollicitatie- en werknemersvaardigheden.
Wat is er bekend over de verschillen in arbeidsethos/mentaliteit van allochtone jongeren ten opzichte van autochtone jongeren? In hoeverre spelen die verschillen een rol bij de hoge werkloosheid onder allochtone jongeren?
In een onderzoek uit 2005 onder 100 werkgevers met medewerkers uit etnische minderheden, geeft een overgrote meerderheid van werkgevers aan geen noemenswaardige verschillen te ervaren in de arbeidsprestatie en -motivatie van allochtone en autochtone werknemers.2 Uit onderzoek in 2009 onder werkgevers blijkt dat 87 % van de werkgevers geen verschil ervaart in het functioneren en de motivatie van allochtone en autochtone medewerkers.3 De factor arbeidsethos/mentaliteit lijkt dus geen rol van betekenis te spelen bij de hogere werkloosheid onder allochtone jongeren.
Het bevel van de Inspectie voor de Gezondheid (IGZ) |
|
Renske Leijten |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
Wat is uw inhoudelijke reactie op het feit dat de Inspectie zich genoodzaakt ziet om HWW Zorg een bevel op te leggen, omdat de veiligheid van de bewoners nog steeds gevaar loopt?1
De IGZ heeft op vrijdag 2 juli 2010 een bevel gegeven aan HWW Zorg. Dit bevel was geldig voor 7 dagen. Binnen deze periode moest HWW Zorg de noodzakelijke verbeteringen die in het bevel stonden uitvoeren. Het feit dat de IGZ het nodig vond een bevel op te leggen aan HWW Zorg, betreur ik. Tegelijkertijd heeft de IGZ geconstateerd dat binnen de 7 dagen waarvoor het bevel gold HWW Zorg de opgelegde maatregelen heeft getroffen. Ik constateer dat in dit geval het instrument van het bevel een effectieve werking heeft gehad. Dit stemt mij tevreden over het gebruik van het instrument in deze situatie.
Herinnert u zich uw verontwaardiging over de toestand bij HWW Zorg, met name de BOPZ-afdeling? Vindt u het geven van een bevel, op straffe van een boete, niet een te lichte maatregel, aangezien de bewoners acuut gevaar lopen? Zo nee, waarom niet?2
Door het geven van een bevel is een zeer concrete opdracht aan HWW Zorg gegeven. HWW Zorg had 7 dagen de tijd om dit bevel uit te voeren. Bij het niet uitvoeren van het bevel is er de mogelijkheid een dwangsom of bestuursdwang toe te passen. Tevens is er de mogelijkheid het bevel na 7 dagen te verlengen. De zorginstelling ervaart, mede vanwege het publieke karakter van het bevel, voldoende druk om de opdracht die is bevolen uit te voeren. Door de IGZ is de uitvoering gecontroleerd door middel van onverwachte bezoeken. Kortom, ik zie geen aanleiding om het bevel als een te lichte maatregel in deze situatie te beschouwen.
Heeft HWW Zorg binnen de geldigheidstermijn het bevel van de Inspectie uitgevoerd? Zo nee, heeft u het bevel verlengd?
Ja, HWW Zorg heeft binnen de termijn de in het bevel genoemde maatregelen uitgevoerd. Op 5 juli is er uitvoerig verslag uitgebracht aan de Inspecteur-Generaal voor de Gezondheidszorg. Tevens zijn er door de IGZ twee onaangekondigde bezoeken gebracht op 7 juli aan woonzorgcentrum de Amethisthorst en aan woonzorgcentrum Moerwijk.
Na deze bezoeken was er geen grond om het bevel verder te verlengen en is het bevel 9 juli 2010 opgeheven.
Heeft u nog vertrouwen in de Raad van Bestuur van HWW Zorg? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, welke consequentie hoort deze gang van zaken, naar uw mening, te hebben voor deze RvB?
Het is niet aan mij om wel of geen vertrouwen te hebben in de Raad van Bestuur van een instelling. De Raad van Bestuur van een instelling wordt aangesteld door de Raad van Toezicht en deze houdt vervolgens toezicht op het functioneren van de Raad van Bestuur. In het geval van HWW Zorg geldt dat de Raad van Toezicht in de afgelopen maanden een nieuw tweehoofdig bestuur heeft aangesteld. De voorzitter van de Raad van Bestuur is per 1 april 2010 gestart bij HWW Zorg en het andere bestuurslid is 1 juni 2010 gestart. Ik neem aan dat de Raad van Toezicht zorgvuldig heeft gezocht naar competente bestuurders. Zij moeten de tijd krijgen te bewijzen dat dit het geval is.
Welke actie heeft het zorgkantoor ondernomen, en welke actie gaat zij nog ondernemen vanuit de zorgplicht?
Het zorgkantoor is vanuit de zorgplicht verantwoordelijk voor de continuïteit van zorg en kent vanzelfsprekend de regio. Van het zorgkantoor begrijp ik dat zij actief betrokken is bij de verbetertrajecten van HWW Zorg. Het zorgkantoor voert frequent overleg met HWW Zorg.
Deelt u de mening dat de continuïteit van zorg in het geding is wanneer de kwaliteit van een grote instelling als HWW Zorg ernstig tekort schiet? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u ingrijpen als de misstanden voortduren?
De continuïteit van zorg bij HWW Zorg is niet in het geding. Wel heeft de IGZ aan het begin van dit jaar aan de instelling gevraagd een plan van aanpak te maken om de kwaliteit van zorg te verbeteren. De IGZ volgt de verbeteringen op de voet. De verbeteringen zijn zichtbaar, maar dit betekent niet dat alle noodzakelijke verbeteringen ook binnen korte tijd allemaal gerealiseerd kunnen worden. De IGZ houdt daarom ook de komende tijd de vinger aan de pols bij HWW Zorg. Het feit dat de IGZ er zo boven op zit geeft mij het vertrouwen dat de noodzakelijke verbeteringen binnen afzienbare tijd gerealiseerd kunnen worden.
Bent u van mening dat er in de langdurige zorg situaties denkbaar zijn waarin de dreiging met boetes niet leidt tot verbetering van de zorg, maar waar de ultieme maatregel van sluiting ongewenst is? Deelt u de mening dat u in een dergelijk scenario onvoldoende wettelijke mogelijkheden heeft om in te grijpen? Zo nee, over welke alternatieven beschikt u?
Ik ben van mening dat het huidige toezichtsinstrumentarium wat betreft kwaliteit voldoende instrumenten bevat om kwaliteit van zorg te verbeteren waar dat nodig is.
Situaties waar in de vraag op wordt gedoeld zijn wellicht denkbaar, al zijn deze op dit moment fictief en naar verwachting zeldzaam. Instrumenten toevoegen aan de huidige instrumentenkist van het toezicht door de IGZ is hiervoor mijns inziens niet nodig.
Omdat er gevallen kunnen zijn waarbij (nog) geen sprake is van een faillissement, maar bewindvoering toch nodig kan worden geacht met het oog op de continuïteit van de zorgverlening, wil ik de mogelijkheden daartoe uitzoeken. In de brief Ruimte en Rekenschap heb ik daarom aangekondigd de wettelijke mogelijkheid om verantwoordelijkheden van de Raad van Bestuur/Raad van Toezicht over te laten nemen door een bewindvoerder te willen vastleggen in de wet. Ik moet dit aan een volgend kabinet overlaten.
Herinnert u zich uw brief aan de Kamer waaruit blijkt dat u momenteel geen wettelijke mogelijkheden heeft om de Inspectie tijdelijk het bewind te laten overnemen? Deelt u de mening dat het wenselijk is om de «reguliere instrumentenkist» van de IGZ uit te breiden, teneinde bewindvoering mogelijk te maken? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid met een voorstel te komen?3
Zoals in het antwoord van vraag 7 reeds staat, ben ik van mening dat de huidige instrumentenkist van de IGZ niet hoeft te worden uitgebreid. Het door de IGZ laten voeren van het bewind over een instelling lijkt mij niet wenselijk. De onafhankelijkheid van de IGZ, als toezichthouder van de kwaliteit in de zorg, zou hierdoor in gevaar kunnen komen.
Het aanstellen van een bewindvoerder is een zwaar middel, hiernaast komt dat ten principale de verantwoordelijkheid voor de continuïteit van de zorg bij de zorginstelling ligt. De wijze waarop op dit moment bij HWW Zorg toezicht wordt gehouden op het uitvoeren van het plan van aanpak doet recht aan de verantwoordelijkheden van de verschillende partijen. De IGZ volgt bij geconstateerde onvoldoende kwaliteit de verbeteringen op de voet en kan zonodig ingrijpen. Voor de mogelijkheid een bewindvoerder te benoemen verwijs ik u naar het antwoord op vraag 7.
Heeft u kennis genomen van het bericht op RTLZ.nl: Bedrijven beboet voor overtreding deeltijd-WW?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe het mogelijk is dat 149 bedrijven oneigenlijk gebruik hebben kunnen maken van de deeltijd-WW regeling waardoor er in tijden van crises alsnog 400 medewerkers zijn ontslagen ? Zo neen, waarom niet?
Met de opvatting dat een bedrijf dat door frauduleus handelen ten onrechte of teveel publieke middelen heeft ontvangen, niet alleen het onrechtmatig verkregen bedrag moet terugbetalen, maar ook een boete verschuldigd is, ben ik het geheel eens. De regeling deeltijd-WW voorziet in zo’n boete als een bedrijf het UWV niet informeert over het feit dat zijn werknemers meer uren werken dan in de aanvraag was vermeld. De vergoeding die het bedrijf in dat geval verschuldigd is, is gelijk aan het bedrag van de uitkeringen van alle werknemers van wie de werktijd is verkort, niet alleen het teveel betaalde bedrag. Het is het bedrijf daarnaast niet langer toegestaan de werktijd te verkorten.
Het bericht op RTLZ.nl heeft echter geen betrekking op frauduleus handelen. Het beëindigen van dienstbetrekkingen na toepassing van deeltijd-WW is weliswaar niet beoogd, maar ook niet onrechtmatig. Deeltijd-WW stelt een bedrijf in staat om personeel in dienst te houden waarvoor het tijdelijk onvoldoende werk heeft. De regeling beoogt ontslagen te voorkomen, maar het is een illusie te veronderstellen dat dit in alle gevallen mogelijk is. Marktontwikkelingen kunnen immers een onverwachte wending nemen waardoor ontslag niet valt te voorkomen.
Deelt u de mening dat de tijdelijke deeltijd-WW regeling een middel is dat de negatieve gevolgen van de huidige crises in de bedrijven kan verkleinen en werknemers aan het werk kan houden, dat bedrijven die oneigenlijk gebruik maken van deze regeling en fraude plegen naast dat het totaal bedrag moet worden teruggevorderd en er een boete wordt opgelegd ook de totale kosten van de controle op haar rekening moet nemen? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoeveel mensen er in totaal ondanks de deeltijd-WW regeling sinds 1 april 2009 zijn ontslagen bij deelnemende bedrijven? Hoe gaat u voorkomen dat in de toekomst meer bedrijven misbruik maken van deze regeling?
Het in het bericht op RTLZ.nl genoemde aantal van 398 vergoedingen was de stand van zaken op 30 april 2010. Op 31 juli 2010 heeft het UWV 544 vergoedingen opgelegd in verband met het ontstaan van een WW-recht wegens werkloosheid binnen een periode van 13 weken na afloop van de toepassing van deeltijd-WW2. Nog 150 vergoedingen waren op dat moment nog in behandeling.
Het aantal vergoedingen betreft een deel van de instroom in de WW na afloop van deeltijd-WW. In de periode van 1 april 2009 tot 1 augustus 2010 zijn in totaal 3 751 werknemers na toepassing van deeltijd-WW werkloos geworden en in verband daarmee ingestroomd in de WW.
Voor 2 669 van deze werknemers is geen vergoeding verschuldigd vanwege het tijdsverloop tussen het einde van de deeltijd-WW en de instroom in de WW. Vanwege het faillissement van de werkgever heeft het UWV in 388 gevallen geen vergoeding opgelegd.
Onderstand schema geeft de stand van zaken weer per 30 april en 31 juli.
30 april 2010
31 juli 2010
Instroom in WW na afloop deeltijd WW
2 105
3 751
• Geen vergoeding verschuldigd
1 172
2 669
• Vergoeding verschuldigd
933
1 082
° Opgelegd
398
544
° Aantal werkgevers
149
306
° Nog in behandeling
–
150
° Afgezien van vergoeding wegens faillissement
–
388
Over de periode vanaf 1 april 2009 is voor in totaal 70 000 werknemers deeltijd-WW toegepast. Voor ruim de helft van deze werknemers was deeltijd-WW op 31 juli 2010 weer beëindigd. Ongeveer 90% van deze werknemers is na afloop van deeltijd-WW niet werkloos geworden.
Zoals hierboven al is aangegeven maakt deelname aan de deeltijd-WW een ontslag niet onrechtmatig. Wel zijn bedrijven een vergoeding verschuldigd voor iedere werknemer die binnen 13 weken na afloop van de deeltijd-WW uit dezelfde dienstbetrekking werkloos wordt en in verband daarmee recht heeft op WW. Deze verplichting bevordert een zorgvuldige afweging vooraf over het gebruik van deeltijd-WW. Het bedrijf dat deeltijd-WW overweegt wordt hierdoor gedwongen het perspectief op langere termijn bij die afweging te betrekken.
Voor deeltijd-WW is daarnaast de instemming vereist van de relevante vertegenwoordiging van werknemers (vakbonden, ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging). Het gebruik van deeltijd-WW betreft dus een gezamenlijk besluit van werkgever en werknemers. Dat ligt ook in de rede omdat het gebruik van de regeling ten koste gaat van de WW-rechten van de betrokken werknemers. De benodigde instemming van de werknemersvertegenwoordiging draagt er eveneens toe bij dat een aanvraag van deeltijd-WW vooraf zorgvuldig wordt afgewogen.
Deelt u de mening dat ook bij de bedrijven die tussen 1 april 2009 en 1 juli 2009 gebruik maakten van de deeltijd-WW regeling maar desondanks werknemers hebben ontslagen alsnog het bedrag moet worden teruggevorderd, boetes moeten krijgen opgelegd en de controle kosten moeten betalen? Zo neen, waarom niet?
Nee. Het is immers niet onrechtmatig om werknemers te ontslaan van wie eerder de werktijd is verkort. Wel is het bedrijf in voorkomende gevallen een vergoeding verschuldigd. Hiervan uitgezonderd zijn bedrijven die naar aanleiding van de wijziging van de regeling op 20 juli 20093 het aantal werknemers in deeltijd-WW hebben teruggebracht. Per die datum is de maximale duur waarover een bedrijf de werktijd mag verkorten, gerelateerd aan het percentage werknemers voor wie van de regeling gebruik wordt gemaakt. Een bedrijf dat op dat moment de voorkeur gaf aan een qua duur ongewijzigde voortzetting van deeltijd-WW, moest de toepassing van de regeling op een deel van zijn werknemers stopzetten. Als het bedrijf door de gewijzigde regeling werknemers heeft moeten ontslaan, is het niet redelijk een vergoeding op te leggen.
Kunt u aangeven welke tegemoetkoming de ontslagen werknemers is gedaan, hoeveel er inmiddels weer aan het werk zijn en welke inspanningen er zijn geleverd om deze mensen weer aan het werk te krijgen? Zo neen, waarom niet?
Tegemoetkomingen die werkgevers in het kader van een ontslag aan werknemers doen, worden niet geregistreerd. Datzelfde geldt voor inspanningen van werkgevers om hun ontslagen (ex-)werknemers weer aan het werk te krijgen. Werkloze en met werkloosheid bedreigde werknemers kunnen gebruik maken van de dienstverlening van het UWV.
Uit UWV-cijfers blijkt dat tot 1 juni 2010 ongeveer 33% van de werknemers die na afloop van deeltijd-WW werkloos zijn geworden en recht hebben verkregen op WW, in verband met een nieuwe baan weer zijn uitgestroomd uit de WW. Dit betreft een voorlopige stand, een deel van de werknemers was op 1 juni jl. nog maar kort werkloos.
Zijn verschillende antwoorden op de vraag of hij kan aangegeven of door corruptie Afghanen ook Nederlandse hulpgelden Afghanistan zijn uitgesmokkeld |
|
Johan Driessen (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Waarom geeft u op de vraag «Kunt u aangeven of door corrupte Afghanen ook Nederlandse hulpgelden het land zijn uitgesmokkeld?» aanvankelijk het antwoord «Nee, ik kan dat niet aangeven. Er lopen geen concrete zaken»1 en later «Daarvoor zijn geen aanwijzingen»? Waarom zendt u de Kamer twee verschillende antwoorden?
Een conceptversie was abusievelijk reeds elektronisch naar de Kamer verzonden. De tweede, herziene versie beantwoording van uw vragen betreft de juiste versie.
Wat is uw antwoord op voornoemde vraag?
Er zijn geen aanwijzingen dat Nederlandse hulpgelden het land zijn uitgesmokkeld. Zie verder de beantwoording op vraag 3 in mijn voorgaande brief d.d. 9 juli 2010.
Kunt u garanderen dat er geen Nederlandse hulpgelden Afghanistan zijn uitgesmokkeld? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn voorgaande brief d.d. 9 juli 2010 heb aangegeven loopt het grootste gedeelte van de Nederlandse hulpgelden in Afghanistan via fondsen die worden beheerd door internationale instellingen. Voordat financiële middelen aan een organisatie ter beschikking worden gesteld, wordt een risicoanalyse van de betreffende organisatie gemaakt. Op deze wijze wordt de kans op corruptie met Nederlandse hulpgelden zoveel mogelijk beperkt. Daarna vindt monitoring plaats. Bij vermoedens van fraude worden betalingen direct stopgezet en wordt nader onderzoek uitgevoerd. Bij bewezen fraude zullen de fondsen worden teruggevorderd. Nederland wil met het Afghanistanbeleid ertoe bijdragen dat de Afghaanse overheid in staat is onder andere het openbaar bestuur, inclusief corruptiebestrijding, te verbeteren. Zolang de Afghaanse overheid effectief blijft werken aan het verbeteren van het bestuur en sturing geeft aan de wederopbouw, is de regering, met de internationale gemeenschap, bereid dit te steunen.
De stand van zakenbrief inzake MKZ Kootwijkerbroek en het rapport van de Stichting Onderzoek MKZ Kootwijkerbroek |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Gerda Verburg (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat bij de RT-PCR-testen op monstermateriaal van het bedrijf uit Kootwijkerbroek op 22 maart 2001 en 25 maart 2001 interne controles niet goed waren uitgevoerd en de uitslagen daarom niet positief geïnterpreteerd hadden mogen worden? Zo ja, waarom is bij de beantwoording van schriftelijke vragen van de leden Atsma en Mosterd (17 januari 2002; kenmerk VVA 02.67/GK) dan aangegeven dat op 25 maart 2001 het betreffende heparinemonster positief bevonden is in de RT-PCR-test en zet u in uw brief van 8 juli jl. uiteen dat de RT- PCR-testen conform geldende protocollen zijn uitgevoerd?
Het is juist dat bij de gebruikte RT-PCR testen op 22 maart en 25 maart 2001 bij het monster van het bedrijf Teunissen uit Kootwijkerbroek wel een positief signaal werd gezien. Omdat de controles niet voldeden om het testmonster juist te interpreteren, is het heparine monster op 27 maart 2001 in duplo opnieuw getest in de RT-PCR. In deze test was de uitslag wederom positief voor MKZ-virus in beide duplo monsters en nu voldeden de controles wel. Het positieve RT-PCR resultaat op 27 maart heeft de eerste indicatie van besmetting bevestigd.
Zoals ik in mijn brief van 8 juli jl. (TK 29 683, nr. 58) heb aangegeven, is de beslissing om het bedrijf Teunissen in Kootwijkerbroek besmet te verklaren gebaseerd op de uitslag van virusisolatie op lammerniercellen op 27 maart 2001, gevolgd door typering van het virus door middel van de antigeen detectie ELISA. Dit waren de destijds geaccrediteerde testen. Bovendien werd MKZ-virus wederom aangetoond door middel van virusisolatie uit een onafhankelijk tweede monster van hetzelfde dier dat twee dagen later is genomen.
Doelt u in uw brief over de stand van zaken mond- en klauwzeer Kootwijkerbroek (d.d. 8 juli 2010) in het antwoord op vraag 3 op de uitvoering van de virusisolatie of de IDAS ELISA-test? Kunt u bevestigen dat, zoals de afbeelding op het MKZ virusisolatieprotocol P30 aangeeft, op elke plaat twee posities met dezelfde aanduiding (a, b of c) aanwezig waren en bij de virusisolatie van de betreffende monsters op de ene positie a (of b, of c) materiaal van praktijkgeval 26 gedeponeerd werd en op de andere positie met dezelfde aanduiding materiaal van praktijkgeval 29?1
In mijn brief van 8 juli 2010 ben ik uitgebreid ingegaan op de uitslag. Vraag 3 had betrekking op de virusisolatie, dus mijn antwoord had betrekking op het virusisolatieprotocol. Zoals ik in mijn antwoord van 8 juli 2010 heb aangegeven worden de monsters normaal in duplo getest, d.w.z. dat er twee wells (uithollingen) van een plaat – die bestaat uit zes wells, dus zes testposities – gebruikt worden. Normaliter worden beide posities a gebruikt voor een duplo bepaling van een monster, de beide posities b voor een volgend monster etc. Vanwege het tekort aan lammerniercellen is de test in enkelvoud uitgevoerd. Ik kan derhalve bevestigen dat de ene positie a (bovenste) is gebruikt voor praktijkgeval 26 en de andere positie a (onderste) voor praktijkgeval 29.
Waarom is er voor gekozen om monstermateriaal van twee verschillende bedrijven op één plaat in te zetten?
Zoals ik in mijn vorige brief heb aangegeven, was de beperkte beschikbaarheid van lammerniercellen op dat moment de reden om de monsters slechts in enkelvoud te testen. Aangezien een «testplaat» uit zes wells bestaat en dit zes individuele testposities zijn, komt het vaker voor dat meerdere monsters, al dan niet van meerdere bedrijven, tijdens een viruskweek op één plaat worden getest.Elke well in de plaat is een afzonderlijke test en materiaal in een well heeft geen invloed op materiaal in de aangrenzende well.
Kunt u bevestigen dat bij geen enkele test (van welke aard dan ook) op monstermateriaal van praktijkgeval 29 een positieve uitslag is geconstateerd?
Ja, dit kan ik bevestigen. De monsters van praktijkgeval 29 zijn op 21 maart genomen en in geen van deze zeven monsters zijn of MKZ-virus of antilichamen aangetoond. Op 31 maart 2001, 10 dagen na de eerste bemonstering, zijn van dit bedrijf opnieuw 93 serum monsters genomen en ook in deze monsters zijn geen antilichamen tegen MKZ aangetoond.
Overigens zijn de gegevens van dit bedrijf niet relevant voor de uitslag van het bedrijf in Kootwijkerbroek.
Is het waar dat de Wereldorganisatie voor dier gezondheid (OIE) voor het uitvoeren van een IDAS ELISA-test een test in triplo, zonder verdunning voorschrijft?
Het klopt dat het OIE-handboek een IDAS ELISA test in triplo, zonder verdunning, beschrijft. Het handboek heeft evenwel tot doel de internationale handel te faciliteren door beschrijvingen te geven van de testen die voor de internationale handel kunnen worden gebruikt. Er geldt geen verplichting voor de overheid om de richtsnoeren uit het handboek te volgen voor de diagnostiek voor het bepalen van een dierziektebesmetting.
Daarom kon in 1996 de IDAS ELISA, waarin monsters onverdund in duplo worden getest, binnen ID-Lelystad worden gevalideerd en door de Raad van Accreditatie geaccrediteerd voor de diagnostiek van mond-en-klauwzeer in Nederland, op basis van ISO 17025. Zoals ik in mijn brief van 8 juli jl. heb aangegeven is de kans op een vals positieve uitslag bij duplo monsters kleiner dan 0,01% waardoor ook het testen in duplo een betrouwbaar resultaat geeft.
Waarom is bij de beantwoording van de vragen van het toenmalige lid Van den Brink (d.d. 30 januari 2003) verzwegen dat, zoals blijkbaar gebruikelijk, naast de test in duplo met onverdund materiaal, ook een test met verdund (1/5) materiaal is gedaan en dat deze laatste bij het monstermateriaal van het bedrijf uit Kootwijkerbroek eerder een negatieve dan een positieve uitslag vertoonde en waarom is dit ook verzwegen bij de beantwoording van vragen van de leden Atsma en Mosterd (17 januari 2002; kenmerk VVA 02.67/GK) waar expliciet wordt gemeld dat «alle gevonden absorptiewaarden ruim boven de grenswaarde van 0,2» liggen. Wat was dan de relevantie van deze test met verdund monstermateriaal en haar uitslag?
De uitslag van de IDAS ELISA wordt primair bepaald door de absorptiewaarden van beide onverdunde monsters (duplo’s). De 1/5 verdunning kan soms aanvullende informatie over de typering van het MKZ-virus geven, maar is niet relevant voor de uitslag van een monster. Daarom is dat resultaat eerder niet expliciet gemeld. Bij het verstrekken van de protocollen zijn alle uitslagen van monsters van bedrijf Teunissen uit Kootwijkerbroek overhandigd, dus ook de uitslag van de 1/5 verdunning.
Is het waar dat bij een IDAS ELISA-test op monstermateriaal van het bedrijf in Kootwijkerbroek op 22 maart 2001 voor serotype O driemaal een netto absorptiewaarde hoger dan 0,2 werd gemeten, maar dat voor twee andere serotypen tegelijkertijd ook netto absorptiewaarden hoger dan 0,2 werden gemeten, waardoor de uitslag van deze test negatief was en is het waar dat vergelijkbare constateringen zijn gedaan bij IDAS ELISA-testen op monstermateriaal van andere bedrijven? Hoe is dit te rijmen met de in uw brief van 8 juli jl. vermeende betrouwbaarheid van de inperking van de IDAS ELISA-test tot één serotype als controle naast serotype O?
Het is onjuist dat bij de IDAS ELISA test voor serotype O waarnaar in deze vraag wordt verwezen, een absorptiewaarde hoger dan 0,2 is gemeten. Op de eerste pagina van het betreffende werkprotocol is aangegeven dat de testposities van de monsters de rijen E, F, G en H betreft, en dat deze posities een negatieve uitslag geven. Dit blijkt ook uit de uitslagen op de gemarkeerde posities E, F, G en H op pagina’s 2 en 3 van het document.
Bij overhandiging van protocollen in 2008 heeft ID Lelystad ten behoeve van de duidelijkheid aan appelanten de testposities gemarkeerd die bij de geteste monsters horen. Bij die gelegenheid zijn echter abusievelijk de rijen A, B, C en D in plaats van E, F, G en H aangeduid.
Dit is niet van invloed geweest op de testresultaten omdat deze pas in 2008, uitsluitend ter verduidelijking van de stukken aan appelanten, op het protocol is aangebracht. Een versie van het protocol met de juiste markering zal aan de appellanten uit Kootwijkerbroek worden overhandigd en zal ik vertrouwelijk bij uw Kamer ter inzage leggen.
Bent u bereid al het mogelijke te doen om voor 1 september a.s. alle door de Stichting Onderzoek MKZ Kootwijkerbroek gevraagde laboratoriumgegevens boven water te krijgen en openbaar te maken of, in vertrouwen, naar de Kamer toe te sturen, tenzij er zwaarwegende redenen zijn om dat niet te doen?
Zoals toegezegd heb ik met het CVI gesproken over de verstrekking van nog meer laboratoriumgegevens, waarover ik beschik noch zeggenschap heb. Het opvragen van de gegevens zoals vermeld op pagina 93 van het rapport «Correct compleet, compleet correct» gaat verder dan het verstrekken van gegevens die nodig zijn voor een juiste beoordeling van de besmetverklaring van het bedrijf van Teunissen, en suggereert een integraal onderzoek van de MKZ-uitbraak in 2001. Ik wijs erop dat mijn voorganger destijds de partijen in Kootwijkerbroek een bindend onderzoek door een onafhankelijke commissie van MKZ-deskundigen heeft aangeboden. Dit aanbod is niet door de partijen geaccepteerd, waardoor nu nog steeds de juistheid van de besmetverklaring door hen in twijfel kan worden getrokken. Voor de volledigheid verwijs ik u naar zijn brief aan uw Kamer van 1 april 2003 (zie TK 27 622, nr. 122).
Het CVI is een onafhankelijk en geaccrediteerd referentielaboratorium. Conform de afspraken tussen mij en de Stichting DLO worden alle daaronder vallende laboratoria, waaronder het CVI, elke 4 tot 5 jaar extern geauditeerd op wetenschappelijke kwaliteit en taakgerichtheid. Daarnaast viel en valt de uitbraakdiagnostiek en -onderzoek van ID-Lelystad, CIDC-Lelystad en CVI onder ISO 17 025 accreditatie en ISO 9 001 certificering en worden beiden jaarlijks geauditeerd. Tot slot wijs ik u opnieuw op de uitspraak van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) in deze zaak dat niet zozeer aan de juistheid van onderzoeksresultaten wordt getwijfeld, maar wel dat belanghebbenden de gelegenheid hadden moeten krijgen om kennis te nemen van de onderzoeksresultaten. Die onderzoeksresultaten heb ik al verstrekt in het kader van de lopende bezwaarprocedures, op 24 september 2008 en aanvullend op 4 maart 2009.
In de bezwaarprocedures worden voornoemde onderzoeksresultaten alsmede de inhoud van het rapport betrokken. De partijen zullen tijdens de hoorzitting die binnenkort in het kader van de procedures zal plaatsvinden, gelegenheid krijgen hun zienswijze te geven. Ook zal het CVI de onderzoeksresultaten nader toe kunnen lichten. Mochten partijen het besluit betwisten, dan hebben ze altijd nog de mogelijkheid om in beroep te gaan en hun zienswijzen voor de rechter te presenteren. De huidige procedure biedt daarmee voldoende waarborgen voor partijen.
De toegezegde stukken waarover ik wel beschik, zullen vertrouwelijk bij uw Kamer ter inzage worden gelegd voor zover deze niet eerder al aan uw Kamer zijn verstrekt of eerder zijn openbaargemaakt. Dit vanwege de bescherming van de privacy van de personen die in de stukken worden genoemd. In de bijlage bij deze brief heb ik een lijst opgenomen van de stukken.2
De uitzetting van Somaliërs |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hirsch Ballin gaat Somaliërs uitzetten»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er voorbereidingen worden getroffen om een groep Somalische ex-asielzoekers naar Mogadishu uit te zetten en dat er een terugkeerovereenkomst is gesloten met de Somalische overgangsregering? Zo ja, op basis waarvan is deze terugkeerovereenkomst gesloten? En wat zijn de voorwaarden van deze terugkeerovereenkomst?
Op 3 mei 2010 heeft de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in een MoU werkafspraken gemaakt met de internationaal erkende Somalische overgangsregering, de Transitional Federal Government van Somalië.
Deze werkafspraken in het kader van terugkeer zijn gebaseerd op de volkenrechtelijke verplichting van staten om de eigen onderdanen terug te nemen.
In het MoU zijn afspraken gemaakt over zowel zelfstandige als gedwongen terugkeer van uitgeprocedeerde Somaliërs. Ook voorziet het MoU erin dat de terugkeer plaats kan vinden met gebruikmaking van een EU-staat als reisdocument, indien de vreemdeling hier niet over beschikt.
De DT&V is, zoals gemeld in de brief van 29 maart 2010 (Kamerstuk 29 344, nr. 72), naar aanleiding van de beëindiging van het categoriaal beschermingsbeleid begonnen met de nodige voorbereidingen, teneinde gedwongen terugkeer op individuele basis naar Somalië te kunnen realiseren. Afhankelijk van het verdere verloop van deze voorbereiding in de betreffende individuele zaken, zal mogelijk reeds deze zomer tot gedwongen terugkeer op individuele basis kunnen worden overgegaan. Er is geen sprake van een voorgenomen groepsgewijze uitzetting naar Somalië.
Bent u op de hoogte van de brief die de minister van Buitenlandse Zaken onlangs naar de Kamer stuurde waarin staat dat de situatie in Somalië vanuit elk perspectief somber?2 Deelt u deze mening? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Met deze brief van de Minister van Buitenlandse Zaken ben ik bekend. De zorgwekkende situatie in Somalië, die in deze brief wordt geschetst, is in lijn met informatie uit algemene ambtsberichten van de Minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in Somalië. Zoals ik ook eerder aan uw Kamer heb gemeld, ben ik van mening dat de situatie in Somalië zorgwekkend is.
Onderkent u dat de huidige regering slechts delen van de hoofdstad Mogadishu in handen en onder controle heeft?
Dit beeld herken ik. Dit staat ook vermeld in het laatstverschenen ambtsbericht over Somalië van de Minister van Buitenlandse Zaken.
Bent u op de hoogte van het reisadvies voor Somalië op de site van Buitenlandse Zaken?3
Ja.
Deelt u de mening dat het erg tegenstrijdig is als het ministerie van Buitenlandse Zaken een negatief reisadvies voor Somalië geeft en tegelijkertijd voorbereidingen worden getroffen om ex-asielzoekers uit te zetten?
Nee, deze mening deel ik niet.
Een reisadvies van het ministerie van Buitenlandse Zaken brengt advies uit ten behoeve van een voorgenomen bezoek aan het land. Indien er een negatief reisadvies ligt voor een land, betekent dit nog niet dat asielzoekers uit dit land voor asielrechtelijke bescherming in aanmerking komen. Uiteraard komt de zorgwekkende situatie in Somalië in het landgebonden asielbeleid Somalië tot uitdrukking. Zoals ik u in mijn brief van 29 maart 2010 heb gemeld, bied ik groepsgewijze bescherming aan de bevolkingsgroep Reer Hamar vanwege hun bijzonder kwetsbare positie in het land. Deze groep is aangewezen als groep die systematisch bloot staat aan schending van artikel 3 EVRM. Aanvragen van overige Somalische asielzoekers worden uiteraard eveneens beoordeeld in het licht van hetgeen bekend is over de situatie in het land. Dit neemt niet weg dat ook Somalische asielzoekers worden afgewezen als zij niet voor bescherming in aanmerking komen. Zij die na de zorgvuldige afweging niet in aanmerking komen voor een verblijfsvergunning in Nederland, zullen Nederland moeten verlaten. Hierbij wordt door de Dienst Terugkeer en Vertrek in eerste instantie ingezet op zelfstandige terugkeer. Voor Somalische vreemdelingen die ervoor kiezen niet zelfstandig te vertrekken, komt gedwongen terugkeer naar Somalië aan de orde.
Waarom is er gekozen om voorbereidingen te treffen om een groep Somalische ex-asielzoekers uit te zetten, terwijl gerespecteerde mensenrechtenorganisaties als Amnesty en Human Rights Watch aangeven dat de situatie rondom Mogadishu verschrikkelijk is?
De zorgwekkende situatie in Zuid- en Centraal-Somalië, daaronder begrepen Mogadishu, is betrokken bij de totstandkoming van het beleid, zoals beschreven in de onder antwoord 6 genoemde brief van 29 maart 2010. Die situatie is niet zodanig dat in geen geval terugkeer naar Somalië aan de orde kan zijn. Er wordt ingezet op zelfstandige terugkeer. Bij gedwongen terugkeer kan ook uitzetting naar Mogadishu aan de orde zijn.
Deelt u de mening dat de voorbereidingen van de uitzettingen een vorm van intimidatiepolitiek is?
Deze mening deel ik niet. Als de vreemdeling zijn plicht om uit eigen beweging Nederland te verlaten niet nakomt, volgt uit de Vreemdelingenwet de bevoegdheid om dat vertrek gedwongen te realiseren.
Bent u bereid om de voorbereiding van een groep Somalische ex-asielzoekers te herzien? Zo nee, waarom niet?
Zoals eerder aangegeven betreft het hier geen voorbereidingen voor de uitzetting van een groep Somaliërs. Verder verwijs ik u naar het antwoord op vraag 8.
Bent u bereid, om deze bovenstaande vragen voor de uitzetting te beantwoorden gezien de urgentie?
Ja.
Het verwerpen van de Indonesische speciale autonomie door de bevolking van Papua |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het persbericht van het United Papuan Democratic Forum over het verwerpen van de Indonesische speciale autonomie door de bevolking van Papua?1
Ja.
Deelt u de zorgen van de organisatoren van de demonstraties die gaande zijn, over intimidatie en machtsvertoon door Indonesische militiegroepen?
Nederland erkent de nationale soevereiniteit en territoriale integriteit van Indonesië. Binnen dat kader zet Nederland zich in de samenwerking met Indonesië inzake Papoea vooral in voor een effectievere implementatie van de Speciale Autonomiewet voor Papoea (SAL) van 2001. De implementatie verloopt langzaam, hetgeen onder meer samenhangt met de capaciteitsproblemen van het lokale bestuur. Om deze reden werkt Nederland nauw samen met de Indonesische regering en met NGO’s om de capaciteit van het lokale bestuur in Papoea te versterken. De situatie in Papoea vormt de laatste jaren vrijwel permanent onderwerp van overleg tussen Nederland en Indonesië, waarbij het recht om vreedzaam te demonstreren nadrukkelijk aan de orde is gesteld, evenals de hoge straffen die in individuele gevallen aan vreedzame demonstranten zijn opgelegd.
Nederland zal de situatie in Papoea nauwgezet blijven volgen en bespreken in de contacten met de Indonesische autoriteiten. Ook in EU-verband staat de kwestie- Papoea regelmatig op de agenda, zoals recent nog tijdens de eerste EU-Indonesië mensenrechtendialoog, die op 29 juni jl. in Jakarta plaatsvond.
Bent u bereid bij de Indonesische regering aan te dringen op vreedzame dialoog met de bevolking van Papua en haar vertegenwoordigers, alsmede haar recht om vreedzaam te demonstreren?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u tevens bereid de Indonesische regering op te roepen om onafhankelijke media, humanitaire hulpverleningsorganisaties en onafhankelijke waarnemers toe te laten in alle delen van Papua?
Nederland heeft de Indonesische autoriteiten in het verleden herhaaldelijk aangesproken op het restrictieve toelatingsbeleid tot Papoea. Inmiddels is de situatie enigszins verbeterd, hoewel zeker nog niet ideaal. Verscheidene humanitaire organisaties zijn momenteel actief in Papoea en in de vrije en onafhankelijke media in Indonesië wordt uitgebreid en gedetailleerd gerapporteerd over de situatie in Papoea. Desalniettemin zal het toelatingsbeleid tot Papoea ook in de toekomst onderwerp blijven vormen van overleg tussen Nederland en Indonesië.
Het bericht "Mohammed Bouyeri: "Geen spijt moord Theo van Gogh"" |
|
Lilian Helder (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Mohammed Bouyeri: «geen spijt moord Theo van Gogh»»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat een tot levenslange gevangenisstraf veroordeelde moordenaar zijn islampropaganda en geweldsuitspraken buiten de gevangenispoort kan brengen en zelfs in contact staat met de Moslim Broederschap Sanabil, een islamitische groepering in België en daar een brief heeft laten bezorgen met daarin onder meer het volgende: «Ik wil dat jullie weten dat we geen spijt hebben van de keuzes die we hebben gemaakt en het pad dat we hebben gekozen te bewandelen», en «We stonden aan de rand van verdoemenis en Allah heeft ons gered van een val in de duisternis. Hij heeft voor ons gezorgd en ons gereinigd van de vuiligheid en het ongeloof».
Mohammed B. verblijft in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI). Elke gedetineerde, dus ook een EBI-gedetineerde, heeft op grond van de Penitentiaire beginselenwet (Pbw) het recht brieven en stukken per post te verzenden en te ontvangen. Er wordt toezicht gehouden op de inhoud van de brieven, de correspondentie wordt gescreend.
Ingevolge artikel 36, vierde lid, Pbw kan de directeur van de inrichting de verzending of uitreiking van bepaalde brieven of poststukken weigeren, indien dit noodzakelijk is met het oog op de volgende belangen:
De inhoud van de bewuste brief van Mohammed B. is aan bovenstaande criteria getoetst. Nu de brief geen inhoudelijke details bevatte over het gepleegde misdrijf en er niet werd gerefereerd aan het slachtoffer of aan personen die anderszins bij het misdrijf zijn betrokken, heeft de directeur geoordeeld de verzending niet te kunnen weigeren. Ik acht deze afweging onjuist nu bepaalde passages mijns inziens wel degelijk als kwetsend voor de nabestaanden van het slachtoffer kunnen worden beschouwd. Strengere toepassing van deze criteria acht ik aangewezen teneinde dit soort onwenselijke correspondentie te voorkomen.
Bent u op de hoogte van het feit dat de Moslim Broederschap Sanadil banden onderhoudt met gedetineerde moslims over de gehele wereld en ervan verdacht verschillende terreurverdachten te ondersteunen?
De website van de Moslim Broederschap Sanabil meldt dat de organisatie opkomt voor moslims die het moeilijk hebben. Hiertoe onderhoudt de Moslim Broederschap Sanabil contacten met moslims die gedetineerd zijn onder andere door middel van het schrijven van brieven. Mij zijn geen concrete aanwijzingen bekend dat de Moslim Broederschap Sanabil zelf oproept tot geweld of terroristische acties voorbereidt.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat deze radicale moslim geen contact meer zal hebben met andere groeperingen en/of personen en zelfs met de buitenwereld om ervoor te zorgen dat zijn oproepen tot geweld niemand meer bereiken?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het regime waaronder deze radicale moslim gevangen zit teveel ruimte biedt en derhalve niet passend is voor iemand die tot een levenslange gevangenisstraf is veroordeeld vanwege een afschuwelijk misdrijf?
Nee. Betrokkene is op grond van artikel 6 van de «Regeling selectie, plaatsing en overplaatsing gedetineerden» in een extra beveiligde inrichting geplaatst. In deze inrichting is een extra beveiligd regime van toepassing. Zie overigens het antwoord op de vragen 2 en 4.
Deelt u de mening dat het regime in gevangenissen versoberd dient te worden?
Nee, deze mening deel ik niet. De huidige persoonsgerichte aanpak biedt mogelijkheden om per gedetineerde de mate van beveiliging te bepalen.
Het ongeoorloofd verstrekken van diploma's media-opleiding door hogeschool InHolland te Haarlem |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Slechte scriptie, toch je bul», waaruit blijkt dat de hogeschool InHolland in Haarlem de afgelopen twee jaar aan circa 250 studenten van de opleiding media- en entertainmentmanagement ongeoorloofd diploma’s heeft uitgereikt?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de werkwijze van de hogeschool, in het bijzonder dat er sprake is van een ongeoorloofde ongelijke behandeling van studenten en de onderliggende prikkel richting de hogeschool om aldus te handelen teneinde de door de overheid in het vooruitzicht gestelde afstudeerbonussen te kunnen toucheren?
De werkwijze van InHolland in verband met het alternatieve afstudeertraject van de opleiding MEM keur ik af, omdat daarmee onacceptabele risico’s voor de kwaliteit van het onderwijs zijn ontstaan. De kwaliteit van het onderwijs moet boven alle twijfel zijn verheven.
De inspectie voert een diepgaand onderzoek uit naar alternatieve afstudeertrajecten, zowel bij InHolland als in het gehele hoger onderwijs. Als vast komt te staan dat er onterecht diploma’s zijn verstrekt, dan zal ik de daaraan verbonden bekostiging terugvorderen van de instelling die het betreft.
Wat betreft de onderliggende prikkel richting de hogeschool om afstudeerbonussen te toucheren merk ik op met ingang van 1 januari 2011 de bekostiging van het hoger onderwijs verandert. In het huidige model ontvangen de hogescholen het merendeel van hun onderwijsbekostiging (ca. 60–80%) bij de afgifte van het bachelor diploma. Dit percentage wordt in het model, dat per 2011 in werking treedt, verlaagd naar ca. 20%. De aanleiding voor de verlaging van de vergoeding voor een diploma is onder meer dat de bekostiging meer in evenwicht komt met de inspanningsverplichtingen van de hoger onderwijsinstellingen en niet voornamelijk gericht is op output bekostiging.
Blijft dat bij welk bekostigingsmodel dan ook nimmer een situatie zoals bij InHolland aan de orde mag zijn. Hoger onderwijsinstellingen krijgen in Nederland veel vrijheid. Daaraan is de verantwoordelijkheid voor kwaliteit onlosmakelijk verbonden. Als die niet wordt waargemaakt, brengt dat grote schade toe aan het vertrouwen in de waarde van onze diploma’s.
Deelt u de mening dat hier inderdaad sprake is van een ongeoorloofde werkwijze van de hogeschool? Zo neen, waarom niet?Indien u vindt dat een en ander wel geoorloofd is, wat zijn de procedures en formaliteiten waar de betreffende hogescholen zich aan dienen te houden om de kwaliteit van hun onderwijs te handhaven en te waarborgen? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om deze werkwijze in het vervolg te voorkomen?
Ja, die mening deel ik (zie verder antwoord op vraag 2).
Naast het mogelijk terugvorderen van de onderwijsbekostiging die is verbonden aan de diploma-afgifte verwijs ik naar een aantal aanscherpingen in de wetgeving die onlangs zijn ingevoerd en die ertoe kunnen leiden dat de werkwijze die in de vraag wordt bedoeld in het vervolg meer wordt voorkomen.
Om te beginnen kan met ingang van 2011, wanneer het onderwijs onder de maat is en er geen zicht meer is op verbetering, de verleende accreditatie tussentijds (d.w.z. buiten de context van een accreditatieprocedure) worden ingetrokken. Het gevolg van het tussentijds intrekken is dat de desbetreffende opleiding de aan accreditatie verbonden wettelijke rechten, zoals bekostiging, verliest.
Ten tweede is de rol die de kwaliteit van examinering speelt bij de accreditatie verzwaard. Als alleen al het onderdeel examens en toetsing van een accreditatie negatief wordt beoordeeld, kan een opleiding de accreditatie verliezen.
Ook zijn onlangs de taak en de positie van de examencommies bij het hoger onderwijs versterkt (zie de wet versterking besturing, Staatsblad 2010 168), o.a. door de wettelijke verplichting voor het instellingsbestuur om zorg te dragen voor het onafhankelijk en deskundig functioneren van de examencommissie.
Bent u bereid te onderzoeken of dit soort praktijken ook bij andere hogescholen voorkomen? Wanneer uit uw onderzoek blijkt dat dergelijke praktijken inderdaad elders voorkomen, bent u dan ook van mening dat deze onmiddellijk moeten stoppen? Zo ja, hoe gaat u dat aanpakken?
In mijn antwoord op vraag 2 heb ik aangegeven, dat er inspectieonderzoek wordt uitgevoerd naar dit soort praktijken bij andere hoger onderwijsinstellingen. Uit de tussenrapportage van dit onderzoek, die u op 19 oktober jl. hebt ontvangen, blijkt dat de inspectie bij 41 instellingen aanvullende informatie zal opvragen over alternatieve afstudeertrajecten en de reeds beschikbare informatie zal verifiëren. Op grond daarvan kan worden vastgesteld of daadwerkelijk sprake is van risico’s. Is dat het geval dan volgt een verdiepingsonderzoek op de examinering. Indien daarbij risicovolle situaties worden aangetroffen, wordt nagegaan of er hiaten zijn in het interne toezicht en de kwaliteitszorg van de instelling. Waar nodig wordt samen met de NVAO onderzoek in gang gezet naar het gerealiseerde eindniveau van afgestudeerden. Mochten in deze stappen onregelmatigheden worden aangetroffen, dan wordt het instellingsbestuur gemaand de nodige maatregelen te treffen en een verbeterplan op te stellen.
Zwangere vrouwen die een vragenlijst moeten invullen bij gemeente Venray |
|
Brigitte van der Burg (VVD), Halbe Zijlstra (VVD), Anouchka van Miltenburg (VVD) |
|
André Rouvoet (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport, minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
![]() |
Kent u het artikel »Venray test of moeder wel of niet geschikt is»?1
Ja.
Is het u bekend dat de gemeente Venray vrouwen die 12 weken zwanger zijn een vragenlijst laat invullen om te kunnen vaststellen of ze geschikt zijn voor het ouderschap?
Ik heb begrepen dat de gemeente Venray voornemens is om de methodiek Samen Starten te laten uitvoeren door verloskundigen. De vragenlijst is een hulpmiddel ter ondersteuning van de verloskundige om goed het gesprek te kunnen voeren met de aanstaande ouders. Het doel van de methodiek is niet
om te bepalen of de zwangere vrouw een geschikte moeder zal zijn, maar om waar nodig extra hulp of ondersteuning te kunnen aanbieden.
Denkt u dat het mogelijk is, op basis van 36 vragen over psychische, relationele en financiële onderwerpen vast te stellen of de aanstaande moeder een goede moeder zal worden?
Het doel van de methodiek is niet om vast te stellen of de zwangere vrouw een goede moeder zal zijn, maar om te beoordelen of de aanstaande moeder extra hulp of begeleiding nodig heeft. Deelname is op vrijwillige basis.
Wat vindt u er van dat de gemeente Venray op basis van deze 36 vragen en na analyse van de antwoorden bepaalt of de moeder extra zorg nodig heeft en dat zelfs op basis van de antwoorden een melding kan uitgaan naar het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK)?
De methodiek Samen Starten is een hulpmiddel ter ondersteuning van de zorgprofessionals om goed het gesprek te kunnen voeren met de aanstaande ouders met als doel om waar nodig extra hulp of ondersteuning te kunnen bieden. Los van deze methodiek geldt dat, als er signalen van mogelijke kindermishandeling zijn, het belangrijk is dat de zorgprofessional hiervan melding doet aan het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling (AMK). Voor de sector verloskunde beschrijft de meldcode kindermishandeling van de Koninklijke Nederlandse Organisatie van Verloskundigen (KNOV) hoe verloskundigen dienen om te gaan met het melden van vermoedens van mogelijke kindermishandeling bij het AMK.
Deelt u de mening dat door deze vragenlijst toekomstige ouders mogelijk op voorhand als risico-ouder worden neergezet?
Nee. Het doel van Samen Starten is het waar nodig bieden van extra hulp of ondersteuning aan aanstaande ouders. De gemeente geeft aan dat door verloskundigen de vragenlijst te laten toesturen aan alle aanstaande ouders zij juist wil voorkomen dat onterechte voorselectie en/of stigmatisering optreedt.
Deelt u voorts de mening dat dit een eerste stap is op weg naar de selectie van geschiktheid voor ouderschap, en dat zeer ongewenst is? Zo nee, waarom niet? Hoe valt dit dan te rijmen met deze vragenlijst? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen, zodat de gemeente Venray niet verder gaat met dit onzinnige plan?
Nee, ik deel deze mening niet. De gemeente Venray heeft naar mij aangegeven dat de methodiek een hulpmiddel is voor de verloskundigen bij hun beoordeling of iemand extra hulp of ondersteuning nodig heeft.
Zijn er volgens u objectieve criteria op basis waarvan de Nederlandse overheid geschiktheid voor ouderschap kan definieren?
Nee. Dit is ook geen taak van de overheid.
Deelt u voorts de mening dat het feit dat deze vragenlijst wordt aangeboden en ingevuld dient te worden, het risico bestaat dat potentiële ouders worden afgeschikt om in een later stadium hulp te vragen aan verloskundigen?
De basis van de zorgverlening is het gesprek tussen de zorgverlener en de cliënt.
De vragenlijst is uitsluitend bedoeld als hulpmiddel voor de zorgprofessionals om goed het gesprek met de aanstaande ouders te kunnen voeren. Voorop staat dat zorgprofessionals in het gesprek met de aanstaande ouders in staat moeten zijn om aan de aanstaande ouders helder uit te leggen wat het doel en de inhoud van de methodiek Samen Starten is, namelijk het waar nodig aanbieden van extra hulp of ondersteuning. Daarbij dienen zij duidelijk aan te geven dat deelname hieraan geheel vrijwillig is en dat gegevens niet zonder toestemming van de cliëntaan derden mogen worden doorgeven. Het signaleren van eventuele risico’s voor de gezondheid van de aanstaande moeder en het kind, en het doorverwijzen naar verdere hulp of ondersteuning, is overigens standaard onderdeel van de reguliere zorg die verloskundigen bieden.
Bent u van mening dat de gemeente Venray verloskundigen kan dwingen deze vragenlijst aan te bieden aan hun cliënten, of deelt u de mening dat gemeenten dit niet aan verloskundigen zouden mogen vragen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, in welke positie brengt u verloskundigen ten opzichte van hun cliënten?
De gemeente is opdrachtgever en financier van prenatale voorlichting.
De gemeente bepaalt in overleg met de aanbieders de invulling van prenatale voorlichting op doelgroepniveau. De gemeente Venray is voornemens om afspraken te gaan maken met verloskundigen in de regio over het uitvoeren van de methodiek Samen Starten. De verloskundigen hebben hun eigen professionele verantwoordelijkheid bij de uitvoering van de prenatale voorlichting in hun individuele relatie met de cliënt.
Bent u ervan op de hoogte dat aanleiding voor het plan van de gemeente Venray is de plicht van gemeenten om vanaf 1 januari 2010 te werken aan prenatale signalering en ondersteuning volgens de nieuwe Wet Publieke Gezondheid (WPG)? Heeft de gemeente Venray naar uw mening deze wet en plicht op een juiste wijze geïnterpreteerd? Zo nee, kunt u aangeven wat de WPG bedoelt met prenatale signalering en ondersteuning en gaat u de gemeente Venray hierop aanspreken?
Momenteel ligt het wetsvoorstel tot wijziging van de Wet publieke gezondheid voor bij de Tweede Kamer. Een onderdeel van dit wetsvoorstel is om prenatale voorlichting als wettelijke taak van de gemeente te formuleren, waar dit voorheen gebeurde op basis van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Prenatale signalering is geen onderdeel van dit wetsvoorstel.
Prenatale voorlichting houdt in het geven van voorlichting aan aanstaande ouders in het belang van de gezondheid en welzijn van de aanstaande moeder en kind.
Er wordt vanuit gegaan dat gemeenten prenatale voorlichting aanbieden via het Centrum voor Jeugd en Gezin en dat de prenatale voorlichting wordt afgestemd op de behoeften van de aanstaande ouders in lijn met het lokale gezondheidsbeleid. De gemeente kan zelf de inhoud van het aanbod van prenatale voorlichting en de aanbieders bepalen.
Bent u ervan op de hoogte dat de gemeente Venray stelt dat het beantwoorden van de vragenlijst op vrijwillige basis gebeurt? Kan de minister aangeven wat de gemeente Venray doet met toekomstige ouders die weigeren de vragenlijst in te vullen? Meent de gemeente Venray dat toekomstige ouders die de vragenlijst niet invullen op basis daarvan al risico-ouder zijn?
Het is belangrijk dat de verloskundigen naar de aanstaande ouders duidelijk aangeven wat het doel is van het gesprek, en dat deelname aan het gesprek en het beantwoorden van de vragen geheel vrijwillig is. De gemeente Venray onderschrijft dit uitgangspunt. De gemeente geeft aan dat, indien ouders geen vragenlijst invullen, dit uiteraard geen verdere gevolgen zal hebben.
Worden de ingevulde vragenlijsten na inname onderdeel van het Elektronisch Kinddossier (EKD)?
Nee. De vragenlijsten zullen worden afgenomen door verloskundigen, niet door de JGZ-professionals.
Het bericht dat een levenslang gestrafte zesvoudig moordenaar toch met verlof mag |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat een levenslang gestrafte zesvoudig moordenaar toch met verlof mag?1
Ja.
Kloppen de feiten in dit bericht? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Ja, de feiten in het bedoelde artikel komen overeen met de overwegingen zoals weergegeven in de uitspraak van de RSJ. Ik respecteer de uitspraak van de RSJ.
Hoe moet het oordeel van de beroepscommissie van de Raad voor strafrechtstoepassing en jeugdbescherming worden gezien in verhouding tot het eerdere besluit van de toenmalige staatssecretaris van Justitie die de machtiging voor begeleid verlof juist introk?
De toestand van de slachtoffers en nabestaanden heeft heel zwaar gewogen bij het besluit tot intrekking van machtiging tot het verlenen van het begeleide verlof. De RSJ heeft overwogen dat hoezeer ook de reacties van de slachtoffers begrijpelijk zijn, deze niet kunnen worden beschouwd als nieuwe feiten of omstandigheden die rechtvaardigen dat de machtiging ingetrokken kan worden.
Klopt het dat levenslang gestraften die voor een behandeling naar een tbs-kliniek gaan nu niet meer met verlof mogen? Hoe moet dit worden gezien in het licht van de onderhavige kwestie, waarin de tot levenslang veroordeelde wegens psychische problemen is overgeplaatst naar een tbs-kliniek?
Het huidige verlofkader, dat in 2007 van kracht werd, sluit verlof voor levenslanggestraften uit. Sindsdien is verlof, anders dan beveiligd incidenteel verlof van humanitaire aard, voor een levenslanggestrafte niet meer mogelijk. In de onderhavige zaak is op grond van in 2001 geldende wet- en regelgeving begeleid verlof toegekend. De RSJ heeft de intrekking van de machtiging tot begeleid verlof vernietigd. Hierdoor is de machtiging uit 2001 nog van kracht.
Hoe denkt u in dit concrete geval de verlofmogelijkheid alsnog te stoppen?
Zoals aangegeven in antwoord 2, respecteer ik de uitspraak van de RSJ.
Bent u van mening dat de huidige wet- en of regelgeving volstaat of moet deze worden aangepast?
Zoals aangegeven in het antwoord op de vragen 3, 4 en 5 van het lid Helder (PVV), ben ik van mening dat de huidige wet- en of regelgeving volstaat.
Pilot met diploma's bij InHolland |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de methode van InHolland die tussen 2008 en 2010 aan een 250-tal studenten middels een speciaal traject een diploma heeft verschaft? Hoe beoordeelt u deze gang van zaken? Acht u de kwaliteit van deze methode van voldoende niveau?1
Uit nader onderzoek en analyse daarop van de Inspectie van het Onderwijs blijkt dat het hier om een verontrustende situatie gaat. Zoals eerder met uw Kamer is besproken tijdens het spoeddebat van 30 september jl., is de methode die in de vraag wordt bedoeld toegepast in het kader van een alternatief afstudeertraject van de opleiding Media & Entertainment Management (MEM) van hogeschool InHolland. Na publicatie over deze methode in de Volkskrant en andere media in juli jl. heeft nader onderzoek naar dit afstudeertraject plaatsgevonden door de Commissie Leers. Het onderzoek van deze commissie is in eerder genoemd spoeddebat besproken en inmiddels nader geanalyseerd door de inspectie. De analyse van de inspectie is opgenomen in de tussenrapportage alternatieve afstudeertrajecten in het hoger onderwijs, die ik uw Kamer op 19 oktober jl. heb toegezonden.
Uit het onderzoeksrapport en de analyse van de inspectie blijkt dat er in ieder geval 104 getuigschriften zijn uitgereikt waarvoor geldt dat:
Verder is er onvoldoende sprake geweest van rekenschap en verantwoording en corrigerende mechanismen hebben onvoldoende gewerkt.
Mijn oordeel over deze gang van zaken is dat deze onacceptabel is.
Mijn oordeel over de kwaliteit van dit afstudeertraject houd ik, afgezien van de hiervoor gemaakte opmerking over de kwaliteit van de begeleiding en beoordeling, aan totdat de inspectie in samenwerking met de NVAO het niveau van de afgestudeerden heeft beoordeeld (april 2011).
Heeft in deze periode de Inspectie van het Onderwijs op enige wijze een rol vervuld in het bekritiseren of tegengaan van deze methode? Is er contact geweest tussen docenten en/of studenten aangaande deze zaak? Hoe beoordeelt u de positie van de Inspectie van het Onderwijs?
Tot voor de in het vorige antwoord genoemde mediapublicaties waren er geen signalen over de specifieke situatie bij MEM bekend bij de inspectie. Of er tussen studenten en/of docenten contact is geweest over deze zaak is mij niet bekend. De inspectie is dit voorjaar een onderzoek naar (ver)korte studietrajecten in het hoger onderwijs gestart. Juist na afronding van het vooronderzoek publiceerde de Volkskrantop 10 juli een artikel met de boodschap dat bij de MEM van Hogeschool Inholland langstuderende studenten te lichtvaardig een diploma hadden ontvangen op basis van een alternatief afstudeertraject. Al snel ontstond een golf van min of meer vergelijkbare berichten over andere opleidingen en instellingen bij officiële meldpunten en in diverse media.
De inspectie kondigde daarop in juli jl. een onderzoek aan naar alternatieve afstudeertrajecten onder alle instellingen in het hoger onderwijs. Bij brief van 28 juli werd de Tweede Kamer daarover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2009–2010, 31 288, nr. 109). De tussenrapportage van dit onderzoek is sinds 19 oktober jl. in uw bezit. Daarin constateert de inspectie een aantal risico’s rondom alternatieve afstudeertrajecten.
In het kader van het vervolgonderzoek zal de inspectie waar nodig ook contact zoeken met docenten en studenten. De inspectie zit dus bovenop deze zaak.
Wat is uw oordeel over de stelling van de bestuursvoorzitter van InHolland dat het hier een pilot betrof? Welke ruimte heeft een instelling om op deze wijze pilots te organiseren? Op welke wijze wordt een minimale kwaliteit gegarandeerd van dergelijke pilots?
Instellingen in het hoger onderwijs hebben, binnen de grenzen van wet- en regelgeving de ruimte om pilots voor langstudeerders te organiseren. Ik ben van oordeel dat dergelijke pilot op zich geen risico hoeft te vormen voor het eindniveau, vooropgesteld dat aan de kwaliteit van het onderwijs en de examinering geen concessies worden gedaan en de regelgeving wordt nageleefd.
Is er reden voor u om nadere maatregelen te nemen naar aanleiding van deze gang van zaken?
Ja, want er zijn onacceptabele risico’s ontstaan voor de waarde van diploma’s.
Er lopen twee onderzoekstrajecten van de inspectie:
Onderdelen van laatstgenoemd onderzoek zijn:
Recreatief medegebruik van defensieterrein Infanterie Schietterrein Harskamp |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Welke actie hebt u ondernomen om volgens de wens van de Tweede Kamer recreatief medegebruik van defensieterreinen zo mogelijk in stand te houden?1
Vrijwel alle oefenterreinen van Defensie staan van oudsher open voor extensief recreatief medegebruik zoals wandelen, fietsen en paardrijden. Daarin komt geen verandering. Defensie treedt zelfs faciliterend op door op verschillende plaatsen voorzieningen, zoals het aanleggen van routes, te treffen. Ten aanzien van lawaaisporten, zoals motorcross, was het beleid terughoudend vanwege de verstoring voor mens en dier. Conform de motie Knops c.s. zullen de bestaande faciliteiten voor lawaaisporten gehandhaafd blijven of in goed overleg worden verplaatst. Inmiddels is met enkele belangenorganisaties gesproken over hun wensen en de knelpunten ten aanzien van het medegebruik van defensieterreinen. Dit wordt gebruikt bij het opstellen van nieuw beleid over recreatief medegebruik. Kern daarvan is dat onverkort gelegenheid tot extensief recreatief medegebruik wordt gegeven en dat de ruimte voor intensief recreatief medegebruik voor zover mogelijk blijft gehandhaafd.
Enkele oefenterreinen en de schietterreinen zijn en blijven om veiligheidsredenen niet toegankelijk.
Wat hebt u ondernomen om de mogelijkheden te onderzoeken om camping «de Oase» nabij het Infanterie Schietterrein Harskamp (ISK) in stand te houden? Bent u bereid om volgens de wens van de Kamer op korte termijn in gesprek te gaan met de beheerders van dit recreatieoord en te zoeken naar een oplossing om het recreatiepark te behouden?
Defensie heeft met de eigenaren van camping De Oase, hun vertegenwoordiger en hun raadsman gesproken. Hierbij is vooraf aangegeven dat het besluit de erfpacht niet te verlengen vast staat. Defensie heeft tijdens de gesprekken de bereidheid getoond om binnen haar mogelijkheden tot een oplossing te komen. Tijdens deze gesprekken was ook de provincie Gelderland vertegenwoordigd. Ook de provincie was bereid te zoeken naar een oplossing. De eigenaren van camping De Oase hebben verdere gesprekken niet afgewacht en zetten de reeds aanhangig gemaakte juridische procedure door.
Kent u de situatie van het nabijgelegen woonhuis op de grens van het Infanterie Schietterrein Harskamp (ISK), dat verwijderd zal moeten worden? Deelt u de mening dat hier een maatwerkoplossing mogelijk is en bent u bereid samen met de bewoners een passende oplossing te zoeken die voor beide partijen acceptabel is?
De situatie van het nabijgelegen woonhuis op de grens van het ISK is mij bekend. De bewoners van deze woning is gevraagd op korte termijn met Defensie in gesprek te gaan over het moment en de wijze van oplevering van het perceel. Defensie is bereid te zoeken naar een maatwerkoplossing, maar wil benadrukken dat van verlenging van de erfpacht geen sprake kan zijn.
Het budget van Nederland Open in Verbinding (NOiV) |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel van Webwereld over het verlagen van het budget Nederland Open in Verbinding? En kent u het artikel van Computable over het verdubbelen van het budget Nederland Open in Verbinding? Wat is uw reactie op de strekking van de artikelen en de schijnbare onduidelijkheid over het budget?1
Ik ken de artikelen van Webwereld en Computable.
Uitgangspunt voor de jaarlijkse budgetten zijn de bedragen die daarvoor bij aanvang van het programma gebudgetteerd zijn. Elk jaar bekijk ik of dat budget toereikend is om de doelstellingen van het actieprogramma te behalen. In 2009 bleek een ruime verdubbeling van het oorspronkelijke budget noodzakelijk. Om de in de tweede Voortgangsrapportage NOiV benoemde knelpunten voldoende aan te kunnen pakken, achtte ik voor 2010 een verdubbeling van het oorspronkelijke budget afdoende.
De interpretatie van de door mij aangeleverde gegevens valt onder de verantwoordelijkheid van de redacties van de door u genoemde media.
Kunt u deze onduidelijkheid wegnemen? Kunt u aangeven hoe het budget zich vanaf de vaststelling van het actieplan Nederland Open in Verbinding precies heeft ontwikkeld? Welk bedrag is er jaarlijks door het ministerie beschikbaar gesteld?
Bij de start van het programma Nederland Open in Verbinding (NOiV) is 5,5 miljoen euro beschikbaar gesteld voor de uitvoering van het programma door het programmabureau, dat is ondergebracht bij de stichting ICTU. Daarbij is gesteld dat wanneer nodig aanvullende middelen aan het programmabureau ter beschikking zouden worden gesteld. In 2008, 2009 en 2010 is gebleken dat verhoging van het budget inderdaad noodzakelijk was, om de beoogde resultaten te kunnen bereiken.
(in euro)
jaar 1:
2008
jaar 2: 2009
jaar 3:
2010
jaar 4:
2011
Oorspronkelijk gebudgetteerd
1 450 000
1 350 000
1 350 000
1 350 000
Uiteindelijk aan ICTU toegekend budget
1 792 000
3 144 000
2 700 000
Uiteindelijk uitgegeven door ICTU
1 647 537
3 235 000
Saldo
+ 144 463
– 91 000
Welke bedragen zijn er jaarlijks precies begroot en uitgegeven? Kunt u hier een overzicht van verstrekken?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er door Nederland Open in Verbinding externen ingehuurd voor de uit te voeren werkzaamheden? Hoeveel procent van het personeelsbestand is als externe ingehuurd?
Ja, het programmabureau NOiV huurt externen in. De verhouding intern–extern personeel werkzaam bij het programmabureau NOiV: is 57,5% (intern)– 42,5% (extern).
Hoeveel procent van het totale personeelsbudget wordt uitgegeven aan de inhuur van externen? Als dit boven de 13 procent uitkomt, kunt u dan aangeven waarom van de rijksnorm wordt afgeweken en wat u gaat doen om dit terug te brengen naar de nieuwe norm van 10 procent?2
De uitvoering van het programma NOiV is belegd bij de stichting ICTU. ICTU is opgericht door het ministerie van Binnenlandse Zaken en de VNG en voert in opdracht van het ministerie van Economische Zaken en het ministerie van Binnenlandse Zaken het programma NOiV uit.
Binnen het programma NOiV gaat 55,5% van het personeelsbudget naar de inhuur van externen. ICTU is geen onderdeel van de rijksoverheid en valt daarmee niet onder de rijksnorm.
ICTU organiseert haar personeel op basis van opdrachten, die kunnen fluctueren en waarbij wisselende expertise nodig is. Bij de oprichting van ICTU is aan de Eerste en Tweede Kamer gemeld dat «voor uitbesteding van werkzaamheden zoveel mogelijk gebruik wordt gemaakt van de markt....». Hiermee wordt flexibiliteit mogelijk en kan specifieke deskundigheid worden ingehuurd.3
Welke aanbestedingsprocedures zijn gevolgd bij de inhuur van externen? Bent u bereid de Kamer hier inzicht in te verschaffen?
De ICTU werkt met mantelovereenkomsten, die zijn aanbesteed volgens de Europese aanbestedingsregels. NOiV huurt externe medewerkers in onder dit regime van de mantelovereenkomsten.
Kritiek op de JSF in de VS |
|
Jasper van Dijk |
|
Wat is uw oordeel over de uitzending van Nova waarin stevige kritiek wordt geuit op de JSF?1
De opvattingen van de heren Sprey en Wheeler zijn reeds sinds 2008 bekend. De vaste commissie voor Defensie heeft hen op 24 februari 2009 ontmoet tijdens een werkbezoek aan de Verenigde Staten (Kamerstuk 26 488, nr. 195).
Over de eigenschappen van de F-35 is de Kamer geïnformeerd met de brief van 18 december 2008 over de resultaten van de kandidatenvergelijking en vervolgens met de beantwoording van de daarover gestelde vragen (Kamerstukken 26 488, nrs. 131, 138, 142 en 156). Uit de kandidatenvergelijking bleek dat de F-35 goed in staat is de zes door Nederland geformuleerde generieke hoofdmissies uit te voeren en daarmee voldoet aan de Nederlandse eisen. Deel 3 van het uit zes delen bestaande rapport van de kandidatenvergelijking dat de Kamer op 18 december 2009 vertrouwelijk heeft ontvangen (Kamerstuk 26 488, nr. 129) bevat hierover meer informatie. Daarnaast heeft de vaste commissie voor Defensie begin 2009 in twee vertrouwelijke gesprekken nadere informatie over dit onderwerp ontvangen. De resultaten van de kandidatenvergelijking zijn vervolgens aan de orde geweest in het algemeen overleg van 22 april 2009 en het plenaire debat van 23 april 2009.
Zoals ik u heb gemeld in de brief van 9 juli jl. (Kamerstuk 26 488, nr. 244) heeft het Amerikaanse ministerie van Defensie de prestatie-eisen van de F-35 (de zogeheten Key Performance Parameters) ongewijzigd herbevestigd. In diezelfde brief bent u ook geïnformeerd over de Amerikaanse kostenraming voor het JSF-programma. In die brief is uiteengezet dat deze raming nog onvoldoende informatie verschaft om de gevolgen voor het Nederlandse project Vervanging F-16 in kaart te brengen.
Deelt u de mening van de heren Sprey en Wheeler die zeggen dat de JSF een «ramp» is qua kosten, veiligheid en wendbaarheid? Zo nee, wat is uw reactie op hun bezwaren tegen de JSF?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat voorstanders altijd een (persoonlijk) belang hebben om voor aanschaf te zijn van de JSF, zoals geld en/of werk?
Neen.
Deelt u de mening dat het beter is om bestaande F16»s op te knappen dan om over te gaan op aanschaf van de JSF waar zoveel kritiek op is?
Neen. De Kamer is met de brief van 18 december 2008 en vervolgens met de beantwoording van vragen daarover (Kamerstukken 26 488, nrs. 132, 139 en 161) geïnformeerd over de voor- en nadelen van een end life update van de F-16. Defensie heeft daarin geconcludeerd dat een endlife update geen begaanbare weg is.
Hoe ver bent u met het uitwerken van opties voor beëindiging van de deelneming aan de JSF testfase, zoals ook wordt gevraagd in de motie Eijsink c.s.?2
Met de brief van 30 juni 2010 (Kamerstuk 26 488, nr. 243) is de Kamer gemeld
dat, naar het oordeel van de onlangs aangestelde Program Executive Officer van het JSF Program Office (JPO), de Amerikaanse vice-admiraal Venlet, enige weken gemoeid zullen zijn met de uitwerking van deze opties. Ik zal de Kamer vervolgens informeren. Op dit moment is er nog geen aanvullende informatie beschikbaar.
De militaire opbouw in Zuid-Libanon, van de met Iran samenspannende islamitische terreur- en jihadbeweging Hezbollah |
|
Raymond de Roon (PVV), Wim Kortenoeven (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister buitenlandse zaken, minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de artikelen «IDF reveals Hezbollah’s deployment»1, «Hezbollah readying for urban war in southern Lebanon, IDF warns»2 en «IDF reveals intel on huge Hezbollah arms stockpile in southern Lebanon»?3
Ja.
Deelt u de mening, dat de legering van jihadeenheden van Hezbollah in Zuid-Libanon een schending is van VN-Veiligheidsraadresolutie 1701 (2006), waarin gesproken wordt van een «Permanent Ceasefire to Be Based on Creation Of Buffer Zone Free of Armed Personnel Other than UN, Lebanese Forces»?4
De berichten over bewapening van Hezbollah geven aanleiding tot zorg. Nederland heeft zich om deze reden altijd sterk gemaakt voor de naleving van verplichtingen voortvloeiende uit VN-Veiligheidsraadresoluties en heeft betrokken partijen, wanneer en waar mogelijk, hierop aangesproken. Dit geldt niet alleen voor resolutie 1 701 maar ook voor resolutie 1 559 (2004), die beide oproepen tot ontwapening van milities in Libanon.
Is het u bekend, dat Hezbollah in Zuid-Libanon, een gebied dat onder het gezamenlijk toezicht staat van de VN-Vredesmacht in Libanon UNIFIL en het Libanese leger, kan beschikken over een arsenaal van zo’n 40.000 door Iran en Syrië geleverde raketten, die het grootste deel van Israël kunnen bereiken?5
Aangenomen mag worden dat Hezbollah beschikt over een substantiële militaire capaciteit. De omvang ervan is echter onbekend. De VN heeft geen mandaat om de exacte capaciteit zelf te kunnen verifiëren.
De Secretaris-generaal van de VN geeft in zijn rapportage aan de Veiligheidsraad van de VN (S/2010/352) d.d. 1 juli 2010 aan dat de VN bekend is met berichten dat Hezbollah raketten zou hebben ontvangen van Syrië. In samenwerking met de Libanese autoriteiten onderzoekt UNIFIL claims van illegaal wapenbezit zodra zij hierover specifieke informatie ontvangt. Tot nu toe heeft UNIFIL geen bewijs gevonden voor illegale wapeninvoer in deze regio.
Deelt u de mening, dat het – mede door Nederlandse marineschepen gecontroleerde – wapenembargo tegen Hezbollah volledig heeft gefaald? Zo neen, waarom niet?
De regering deelt deze mening niet.
Nederlandse marineschepen hebben van 15 december 2006 tot 1 maart 2008 deelgenomen aan de Task Force van UNIFIL die tot doel heeft de ondersteuning van de Libanese Armed Forces (LAF) in het tegengaan van illegale invoer van wapens en wapenmateriaal over zee. Ter illustratie kan ik u wijzen op het feit dat tijdens de Nederlandse deelname de Maritieme Task Force ruim 13 000 schepen heeft ondervraagd, waarvan 1 714 schepen door de Nederlandse marineschepen werden geïnterpelleerd. Hierbij werd verdachte scheepvaart begeleid en overgedragen aan de Libanese autoriteiten. In deze periode hebben de Libanese autoriteiten geen illegale wapenleveranties over zee waargenomen.
De regering stelt vast dat de activiteiten van de Maritieme Task Force van UNIFIL hiermee een belangrijk onderdeel vormen van de ondersteuning van het algehele toezicht op alle invoermogelijkheden.
Voor wat betreft de overige activiteiten die UNIFIL ontplooit ter ondersteuning van het ten uitvoer leggen van de verplichtingen voortvloeiende uit resolutie 1701, verwijs ik u naar de beantwoording van vraag 5.
Deelt u de mening dat UNIFIL andermaal volledig heeft gefaald in het uitvoeren van haar opdracht om de Libanese regering te assisteren bij het ontwapenen en uit Zuid-Libanon weren van milities? Zo neen, waarom niet?
De regering deelt deze mening niet. Wel erkent de regering dat de veiligheidssituatie in Zuid-Libanon vraagt om de niet aflatende aandacht van de internationale gemeenschap.
UNIFIL heeft mede tot taak het assisteren van het Libanese leger bij het weren van wapens en het ontwapenen van milities. Deze samenwerking geschiedt naar volle tevredenheid van de Libanese regering. Al met al heeft UNIFIL er in hoge mate toe bijgedragen dat het al bijna vier jaar rustig is in Zuid-Libanon.
Libanon is op grond van genoemde VN-veiligheidsraadresoluties gehouden uitvoering te geven aan het ontwapenen van milities. Nederland acht van groot belang dat UNIFIL de Libanese regering bijstaat in het bereiken van deze doelstelling, maar stelt vast dat een duurzame oplossing uiteindelijk langs politieke weg moet worden gevonden, geleid door de Libanese regering. Dat laatstgenoemde zich hiervan bewust is blijkt uit het feit dat zij, in het begin van dit jaar aangenomen regeringsverklaring, zich gecommiteerd heeft aan de naleving van deze resoluties.
De regering heeft dit proces in gang gezet door het onderwerp te behandelen in de «Libanese National Dialogue»: een politiek proces dat onder leiding staat van de Libanese president en belangrijke maatschappelijke kwesties adresseert. Tijdens een bijeenkomst op 9 maart jl. hebben de commissieleden besloten tot het gezamenlijk opstellen van een nationale defensiestrategie, die tevens de ontwapening van Hezbollah adresseert. De VN heeft de leden aangemoedigd het nodige te doen in lijn met de VN-veiligheidsraadresoluties 1 559 en 1 701 en voortvarendheid te betrachten op dit dossier. Nederland onderschrijft het belang dat de VN hieraan hecht.
Deelt u de mening, dat het primair de verantwoordelijkheid van de Libanese regering is om uitvoering te geven aan VN-resolutie 1701 m.b.t. het ontwapenen en weren van Hezbollah? Zo ja, bent u dan bereid die regering te waarschuwen, dat zij verantwoordelijk is voor de catastrofale gevolgen van het tussen haar eigen burgers laten vestigen van een jihadstrijdmacht die tot verklaard doel heeft de Joodse staat aan te vallen en zelfs te vernietigen?
Voor wat betreft de positie van Hezbollah wijs ik u erop dat deze organisatie ook is vertegenwoordigd in de huidige regering. Het kabinet van Nationale eenheid onder leiding van Premier Hariri (zoon van de vermoorde oud-premier Rafiq Hariri) kwam tot stand na democratische verkiezingen die, aldus de waarnemingsmissie van de EU, ordelijk en vreedzaam verliepen. Dat de uitkomst van deze verkiezingen ook met zich meebracht dat in deze regering twee ministers zitting nemen die lid zijn van Hezbollah, geeft aan dat deze groepering de politieke steun geniet van een substantieel deel van de bevolking.
Of de participatie van Hezbollah tot positieve ontwikkelingen zal leiden, zoals het afzweren van geweld en het nakomen van verplichtingen o.g.v. resoluties van de VN Veiligheidsraad, moet nog blijken. Belangrijk is dat de Libanese regering zich in de aangenomen regeringsverklaring uitdrukkelijk verbonden heeft met resolutie 1701. De President, de Premier en de Minister van Defensie hebben deze verbondenheid nog eens nadrukkelijk onderstreept naar aanleiding van recente incidenten waarbij UNIFIL-soldaten door de plaatselijke bevolking in het zuiden van het land gehinderd werden in de uitvoering van verkenningsmissies.
Zoals aangegeven: Nederland hecht sterk aan de naleving van genoemde VN Veiligheidsraadresoluties.
Deelt u de mening dat Israël, gezien het systematisch in gebreke blijven van de Libanese regering en UNIFIL, het recht heeft met militaire middelen de illegale en voor Israël letterlijk levensgevaarlijke militaire opbouw van de islamitische terreur- en jihadbeweging Hezbollah ongedaan te maken? Zo neen, waarom niet?
Op grond van het Handvest van de VN zijn landen gerechtigd zich te verdedigen tegen een gewapende aanval. Partijen dienen bewogen te worden in dialoog hun geschillen uit te werken ten behoeve van het bewerkstelligen van een duurzame vrede. De internationale gemeenschap, waaronder Nederland, tracht hiervoor de voorwaarden te scheppen.