Misbruik van 'Britse BV's' |
|
Ed Groot (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Britse bv-vorm snel misbruikt»?1
Ja.
Hoeveel Britse «limited companies» (ltd’s) zijn er bij de Kamer van Koophandels geregistreerd? Hebt u de indruk dat het aantal ltd’s dat in Nederland is geregistreerd de laatste jaren toeneemt? Zo ja, in welke mate en waarom neemt dit aantal naar uw mening toe?
Het aantal ltd’s dat bij de Kamers van Koophandel is ingeschreven fluctueerde in de afgelopen jaren van 200 (2002) naar 1 100 (2005) en bijna 700 in 2010. Het aantal geregistreerde limiteds was in het afgelopen jaar het laagste in de laatste 7 jaren. Ter vergelijking merken wij op dat het aantal bij de Kamers van Koophandel ingeschreven BV’s ruim 780 000 bedraagt.
Wat is uw oordeel over het in het artikel gestelde dat in bijna tweederde van de faillissementen van Nederlandse bedrijven met de ltd als rechtsvorm sprake is van onbehoorlijk bestuur?
Wij zouden de cijfers die worden genoemd in het artikel, in een breder perspectief willen plaatsen. In het afgelopen jaar gingen ongeveer 6 500 Nederlandse bedrijven failliet. In het artikel wordt gesproken over de verslagen van 123 faillissementen van limiteds. Voorts wordt vermeld dat in 79 gevallen waarin een limited failliet is verklaard sprake was van onbehoorlijk bestuur. Op basis van het artikel kunnen wij niet beoordelen in hoeveel gevallen niet alleen door de curator of de schrijvers van het artikel is verondersteld dat in deze rechtspersonen sprake is van onbehoorlijk bestuur, maar dit ook door de rechter is vastgesteld.
Bent u op de hoogte van het frequente misbruik van ltd’s? Zo ja, is dat voor u aanleiding om, bijvoorbeeld via de fiscus, extra alert te zijn op deze ltd’s?
Uit berekeningen op basis van gegevens van de Kamers van Koophandel blijkt dat het bij ondernemingen die worden gedreven door een Nederlandse rechtspersoon gebruikelijk is dat na 5 jaar na de start 50% van de ingeschreven ondernemingen weer is uitgeschreven. Uit dezelfde berekeningen volgt dat dit aandeel bij limiteds de laatste jaren rond 65% bedraagt. Uit deze «verdwijnquote» zou kunnen worden afgeleid dat limiteds minder lang blijven bestaan dan BV’s, maar volgt naar onze mening niet dat met limiteds meer fraude wordt gepleegd dan met BV’s.
Over welke mogelijkheden beschikt u om toezicht op in Nederland geregistreerde ltd’s te houden? Acht u die mogelijkheden adequaat? Zo nee, hoe denkt u wel adequaat toezicht te gaan houden?
Het vernieuwde toezicht op rechtspersonen dat naar verwachting op 1 juli van dit jaar van start zal gaan, biedt de mogelijkheid om alle in Nederland actieve rechtspersonen op een gelijke manier te volgen door middel van een deels geautomatiseerd toezicht. Ook buitenlandse rechtspersonen die in Nederland in het handelsregister staan ingeschreven, zullen onder het bereik van het toezicht worden gebracht. Daarmee zal een eind komen aan de nu bestaande situatie dat er relatief weinig zicht is op naar buitenlands recht opgerichte rechtspersonen. De verwachting is dat het nieuwe toezicht de mogelijkheden van misbruik van rechtspersonen zal beperken. Dit geldt dan eveneens voor de limited.
Acht u het wenselijk om ook voor (bestuurders van) ltd’s of andere buitenlandse rechtspersonen die in Nederland worden geregistreerd een antecedentenonderzoek of verklaring van geen bezwaar te vereisen? Zo ja, op welke wijze gaat u dit mogelijk maken? Zo nee, hoe kan anders worden voorkomen dat bestuurders van rechtspersonen met dubieuze antecedenten in Nederland actief worden?
In de Europese Unie opgerichte vennootschappen beschikken op grond van artikel 49 en 54 Verdrag betreffende de werking van de EU (voorheen: artikel 43 en 48 EG-Verdrag) over het recht van vrijheid van vestiging. Op grond van dit recht mogen vennootschappen die in een lidstaat van de Europese Unie zijn opgericht zich in de gehele Europese vestigen en zakelijke activiteiten ontplooien. Door het Europese Hof van Justitie is in haar uitspraken van 9 maart 1999, JOR 1999, 117 (Centros), 5 november 2002, JOR 2003/4 (Überseering) en 30 september 2003, JOR 2003/249 (Inspire Art) bepaald dat lidstaten van de Europese Unie rechtspersonen die in andere lidstaten zijn opgericht, moeten erkennen en moeten accepteren dat die vennootschappen worden beheerst door het recht van het land waar zij zijn opgericht. Aldus mag Nederland niet verlangen dat binnen de Europese Unie opgerichte vennootschappen die hier zaken doen, kiezen voor een Nederlandse rechtsvorm en mag Nederland ook geen Nederlandse regels van vennootschapsrecht toepassen op in een andere EU-lidstaat opgerichte vennootschappen. Het eisen van een verklaring van geen bezwaar of een antecedentenonderzoek van limiteds die hier in het handelsregister willen worden geregistreerd of van hun bestuurders behoort dan ook niet tot de mogelijkheden. Overigens kan ook in het Verenigd Koninkrijk niet iedereen zomaar bestuurder van een vennootschap worden en voorziet het recht aldaar in bepalingen die personen met dubieuze antecedenten beogen te weren. Een voorbeeld daarvan is de regel dat personen die zich in staat van faillissement bevinden, of een tijdelijke «directors disqualification» hebben opgelegd gekregen, niet mogen optreden als bestuurder of feitelijk leidinggevende van een limited.
Ten aanzien van buiten de Europese Unie opgerichte vennootschappen geldt dat oneigenlijk gebruik daarvan door in Nederland gevestigde ondernemingen wordt geadresseerd door de Wet op de formeel buitenlandse vennootschappen («WFBV»). Teneinde de ontwijking van dwingende regels van Nederlands recht te voorkomen en een afdoende bescherming van Nederlandse schuldeisers te bewerkstelligen, verklaart de WFBV bepaalde dwingende voorschriften van Nederlands recht van toepassing op naar buitenlands recht opgerichte vennootschappen die hun werkzaamheden geheel of nagenoeg geheel in Nederland verrichten, de zogenaamde formeel buitenlandse vennootschappen. Indien de betreffende voorschriften niet worden gerespecteerd, leidt dat tot aansprakelijkheid van de bestuurders of feitelijk leidinggevenden van de formeel buitenlandse vennootschap.
In het verleden gold de WFBV ook voor binnen de Europese Unie opgerichte vennootschappen. Uit de uitspraak van het Europese Hof van Justitie inzake Inspire Art volgt dat de WFBV niet meer op zodanige vennootschappen kan worden toegepast, maar lidstaten wel maatregelen kunnen treffen ter bestrijding van fraude en om te voorkomen dat ondernemers zich onttrekken aan hun verplichtingen jegens schuldeisers. Een Nederlandse maatregel is het vernieuwde toezicht op rechtspersonen dat de mogelijkheid biedt om alle in Nederland actieve rechtspersonen en hun bestuurders op een gelijke manier te volgen. Met het nieuwe toezicht op rechtspersonen zullen bestuurders met dubieuze antecedenten eerder kunnen worden gesignaleerd en weerhouden van het aanrichten van schade.
Heeft u de indruk dat nog andere buitenlandse rechtsvormen in Nederland worden misbruikt voor fraude of wanbeleid? Zo ja, van welke rechtsvormen is u dit bekend en in welke mate doet zich dit voor?
Ons hebben geen signalen bereikt op grond waarvan moet worden aangenomen dat bepaalde buitenlandse rechtsvormen in Nederland op grote schaal worden gebruikt voor onoorbare doeleinden.
Bent u voornemens om het probleem dat er binnen de Europese Unie rechtspersonen bestaan die gebruikt worden om in andere lidstaten fraude te plegen met uw Europese collega’s te bespreken? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Bij de onderhandelingen over Europese rechtsvormen, zoals de thans lopende onderhandelingen over de Europese besloten vennootschap (Societas Privata Europaea, SPE) heeft Nederland voortdurend benadrukt het belangrijk te vinden dat Europese rechtsvormen betrouwbaar zijn en niet kunnen worden gebruikt om nationale regels inzake de bescherming van schuldeisers te omzeilen. Ten aanzien van nationale rechtsvormen geldt dat het aan de lidstaten zelf is te bepalen welke (oprichtings-)eisen zij aan hun vennootschappen stellen. Deze eisen moeten niet op zichzelf worden gezien, maar maken deel uit van een meer omvattend stelsel waarvan bijvoorbeeld ook regels van strafrechtelijke aard, regels van faillissementsrecht en regels omtrent aansprakelijkheid van bestuurders deel uitmaken. In het geval van limiteds geldt dat deze combinatie in het recht van het Verenigd Koninkrijk leidt tot een streng regime van aansprakelijkheid indien de onderneming ten gevolge van frauduleus handelen failliet gaat. Aan bestuurders kan in dat geval bovendien een in een openbaar raadpleegbaar register zichtbare sanctie (directors disqualification) worden opgelegd die verhindert dat zij opnieuw bestuurder van een andere limited kunnen worden. Dit regime is ook van toepassing op limiteds die hun activiteiten geheel of nagenoeg geheel in Nederland verrichten. Indien komt vast te staan dat rechtsvormen uit bepaalde lidstaten in Nederland onevenredig vaak voor onoorbare doeleinden worden gebruikt, zullen wij de collega’s uit de betreffende lidstaten daarop attent maken.
De plannen voor de sociale huursector die slecht zijn voor het Noorden |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
|
|
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Plannen sociale huursector slecht voor Noorden»?1
Wat is uw mening over de stelling dat, ondanks de erkenning van regionale verschillen en aandacht voor krimp in het regeerakkoord, deze issues en maatregelen extra negatief uitpakken in het Noorden? Zo nee waarom niet?
Deelt u de mening dat de issues in het landelijk debat over de woningmarkt en de maatregelen die daaruit voorkomen, niet stroken met de regionale verschillen in de sociale huursector?
Deelt u de conclusies van het RIGO-rapport2 dat de vitaliteit en leefbaarheid van kleinere kernen en de soms grote kwetsbaarheid van individuele eigenaarbewoners aandachtspunten zijn in het Noorden, die afwijken van de opgaven die voor andere woningcorporaties gangbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid om in het kabinetsbeleid de regionale verschillen als vertrekpunt te nemen, gezien het feit dat de woningcorporaties in het Noorden en in andere krimpende woningmarkten te maken hebben met totaal andere vraagstukken? Zo nee, waarom niet?
De dood van een uitgewezen asielzoeker |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op de dood van een uitgewezen Afghaanse asielzoeker in Kabul?1
Ik ken de werkelijke toedracht van het overlijden van deze man niet, maar als de berichten kloppen is zijn dood tragisch. Ik wil er wel op wijzen dat de procedure destijds zorgvuldig is verlopen, dat alle rechtsmiddelen waren uitgeput en dat er vier jaar zit tussen het moment waarop deze persoon zelfstandig is vertrokken en zijn dood.
Bent u, gelet op de bijzondere verantwoordelijkheid van de Nederlandse overheid op grond van het eerder terugsturen naar Afghanistan, bereid onderzoek te (laten) doen naar de toedracht en achtergronden van de dood van de man? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Kamer zo spoedig moegelijk informeren over de uitkomsten van dat onderzoek?
Nee. In antwoord op vragen van het lid Spekman (vraagnr. 2011Z03924) heb ik toegelicht dat deze Afghaanse burger na afronding van zijn asielprocedures medio 2006, via het IOM, vrijwillig naar Afghanistan is teruggekeerd. Nog daargelaten de beperkte onderzoeksmogelijkheden, zal het mede gezien het grote tijdsverloop tussen de terugkeer en het overlijden niet mogelijk zijn om een onderzoek te doen naar de relatie tussen de eerder aangevoerde asielgronden en het overlijden van deze voormalige asielzoeker. Daarbij acht ik het van belang dat uit het dossier blijkt dat sprake is geweest van een zorgvuldige procedure. Overigens is het volgen van asielzoekers na terugkeer naar het land van herkomst, geen onderdeel van het beleid.
De mogelijkheid om de wietpas te weigeren |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Stad mag de wietpas negeren»?1
Ja.
Klopt de analyse van de hoogleraar dat gemeenten zelf kunnen bepalen of zij de wietpas willen invoeren of niet? Zo nee, welke rechtsregel heeft de hoogleraar gemist waaruit blijkt dat de gemeenten wel moeten voldoen aan de door het kabinet opgelegde eis om de wietpas in te voeren?
Zodra de maatregelen uit het Regeerakkoord zijn vormgegeven, zullen deze gaan gelden voor alle gemeenten. Het kabinet zal uw Kamer dit voorjaar over de vormgeving informeren.
Bent u bereid om het invoeren van de wietpas als een advies aan de gemeenten voor te leggen in plaats van proberen de gemeenten te verplichten om de wietpas in te voeren?
Nee. Conform het Regeerakkoord wordt landelijk het principe van een besloten club ingevoerd. Een dergelijke invoering voorkomt dat zich een waterbed-effect voordoet en er regionaal coffeeshoptoerisme op gang komt. Uiteraard is er wel overleg met gemeenten en (grens-)regio’s over hoe dit het beste kan gebeuren.
Deelt u de mening van de hoogleraar die beweert dat er een reële kans is dat de handel dan ondergronds gaat? Zo nee, waarom denkt u dat juist bij de introductie van de wietpas de handel niet ondergronds gaat? Zo ja, bent u bereid af te zien van het invoeren van de wietpas?
Het is niet uitgesloten dat een deel van de gebruikers zonder pasje zijn toevlucht zal proberen te nemen tot illegale verkooppunten. Illegale verkooppunten worden conform de wettelijke mogelijkheden aangepakt door het lokale bestuur, het Openbaar Ministerie en de politie. Zij vormen geen beletsel voor de introductie van de maatregelen uit het Regeerakkoord.
Deelt u de mening van de hoogleraar dat de met de handel in softdrugs een groot economisch belang is gemoeid in Amsterdam dat verder strekt dan de softdrugs zelf? Zo nee, waarom niet?
Het Nederlandse drugsbeleid steunt op twee pijlers. Die van de bescherming van de volksgezondheid enerzijds en van de bestrijding van overlast en criminaliteit anderzijds. Het drugsbeleid heeft niet tot doel de bescherming van economische belangen.
Wat is uw oordeel over de «wietknip»?
Voor zover ik uit de krant heb begrepen, maakt de wietknip het voor buitenlanders mogelijk om cannabis te kopen in een coffeeshop. Dit gaat in tegen het beleid, verwoord in het Regeerakkoord. Coffeeshops worden besloten clubs die alleen toegankelijk zijn voor meerderjarige ingezetenen van Nederland.
Het bericht dat uitzendkrachten met een Nederlands paspoort van vleesverwerker Vion in Enschede moeten vertrekken |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat uitzendkrachten met een Nederlands paspoort van vleesverwerker Vion in Enschede moeten vertrekken?1
Het is aan een bedrijf om te kiezen of gebruik wordt gemaakt van binnenlandse of buitenlandse uitzendkrachten. Vanzelfsprekend dient men zich te houden aan het wettelijk kader. Zo is bijvoorbeeld op grond van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) in bepaalde gevallen een tewerkstellingsvergunning noodzakelijk.
Bent u bereid om met grote spoed in overleg te gaan met Vion teneinde te bereiken dat het ontslag op basis van nationaliteit wordt teruggedraaid? Zo nee, waarom niet?
Er is hier geen sprake van ontslag door Vion. In het algemeen geldt dat wanneer een bedrijf personeel betrekt van een uitzendbureau er gebruik wordt gemaakt van een uitzendconstructie. De uitzendkrachten zijn in dienst van het uitzendbureau. De inlener sluit een contract met het uitzendbureau en niet met de uitzendkracht. Dat betekent dat het beëindigen van het contract tussen de inlener en het uitzendbureau geen invloed heeft op de arbeidsrelatie tussen uitzendkracht en uitzendbureau.
Bent u bereid om een onderzoek te starten naar de naleving van de CAO bij Vion in Enschede? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer de resultaten verwachten?
Voor zover het gaat om het nakomen van cao- of pensioenafspraken is dit een zaak van het bedrijf en de betrokken uitzendbureaus zelf.
Het is aan cao-partijen om toe te zien op de naleving van arbeidsvoorwaarden zoals vastgelegd in de cao’s. Cao-partijen kunnen bij cao’s waarvan bepalingen algemeen verbindend zijn verklaard, de Arbeidsinspectie verzoeken om een onderzoek bij een bedrijf in te stellen. Dit kan indien er een gegrond vermoeden van overtreding bestaat en een cao-partij de intentie heeft tot het indienen van een vordering bij de rechter. Voor meer informatie over de handhaving van cao’s verwijs ik naar de brieven over dit onderwerp (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 29 544 en 32 123 XV, nr. 219).
Acht u het maken van onderscheid op basis van de nationaliteit bij het ontslaan van arbeidskrachten in strijd met de wet en in strijd met fatsoensnormen? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vragen 1 en 2. Voor de volledigheid vermeld ik dat betrokkenen die van mening zijn te zijn gediscrimineerd op grond van nationaliteit een klacht kunnen indienen bij de Commissie Gelijke Behandeling.
Wilt u een inspectie uitvoeren bij het uitzendbureau waarvan Vion nu uitzendkrachten gaat betrekken? Zo nee, waarom niet?
De Arbeidsinspectie voert jaarlijks circa 30 000 inspecties uit. Werkgevers worden gecontroleerd op arbeidsomstandigheden, werktijden en illegale tewerkstelling. De controles worden uitgevoerd op basis van risicoanalyses, meldingen en klachten. Bij de Arbeidsinspectie zijn recentelijk geen klachten of meldingen binnengekomen over genoemd bedrijf. Er is op dit moment dan ook geen aanleiding om daar een inspectie uit te voeren.
De afnemende toegankelijkheid van de havens van Stellendam door opslibbing van het zogenoemde Slijkgat |
|
Ad Koppejan (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel1 waarin melding wordt gemaakt van verondieping van het zogenoemde Slijkgat (Goereese Gat), de belangrijkste vaarweg richting Haringvliet en de toegangspoort tot de haven van Stellendam?
Ik heb kennisgenomen van het desbetreffende artikel.
Bent u bekend met het feit dat de haven van Stellendam als gevolg van verondieping van het zogenoemde Slijkgat nu al wekenlang moeilijk bereikbaar is? Dat uit peilingen van 17 februari 2011, uitgevoerd door het Havenbedrijf Rotterdam, is gebleken dat er nog immer sprake is van een gevaarlijke situatie, omdat de gepeilde diepte slechts 4,50 m bedraagt over een breedte van 20 meter daar waar 5,50 meter over een breedte van 100 meter vereist is? Dat deze situatie, gelet op de huidige baggerinzet, nog weken, zo niet maanden, voort kan duren? Dat deze slechte bereikbaarheid de lokale economie treft in al haar facetten, bijvoorbeeld doordat vissersschepen uitwijken naar andere havens en door een verminderende omzet van de visafslag?
De situatie ter plekke is mij bekend. Het feit dat lokale schepen met een diepgang van 4,50 m of meer gedwongen zijn uit te wijken is mij eveneens bekend.
Ik wil hierbij ingaan op de afspraken die hierover zijn gemaakt. Tijdens de parlementaire behandeling van de Deltaschadewet in 1970 heeft de toenmalige Minister van Verkeer en Waterstaat de toezegging gedaan het Slijkgat gedurende zeven jaar te onderhouden op een diepte van NAP – 4,00 meter op kosten van het Rijk. Deze toezegging hield verband met de afsluiting van het Haringvliet en het daarmee gepaard gaande verzandingsproces. Deze toezegging is bij een schrijven van 3 juli 1980 door de Minister van Verkeer en Waterstaat bevestigd in die zin, dat het Rijk in de toekomst een vaargeul zal blijven onderhouden op een diepte van NAP – 4 meter «zolang de gemeentelijke en visserijbelangen de kosten van het onderhoud van een vaargeul rechtvaardigen». De Minister van Verkeer en Waterstaat heeft indertijd al wel gewaarschuwd dat de garantie niet verandert door een eventuele toename van de diepgang van schepen in de toekomst. Deze situatie is nu wel gecreëerd door de sector. Hiervoor zijn afspraken gemaakt met het Havenbedrijf Rotterdam. Deze zijn vastgelegd in het Alders-Akkoord. In mijn antwoord op uw vraag 3 ga ik daar op in.
Bent u bereid toe te zien op een adequate naleving van het Alders-Akkoord uit 2002, en de verantwoordelijke partijen, in casu Havenbedrijf Rotterdam en Rijkswaterstaat, aan te spreken op het tijdig nakomen van de afspraken teneinde verdere schade aan de vissersvloot en aan de aan de visserij gerelateerde bedrijven, waaronder de visafslag, in Stellendam te voorkomen?
Het «Alders akkoord» van 29 november 2001 is een overeenkomst tussen een aantal partijen waaronder de provincie Zuid-Holland, gemeente Rotterdam, gemeente Goedereede en diverse andere regionale overheden. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu of het onderdeel Rijkswaterstaat is geen partij bij dit akkoord.
Van belang is dat de gemeente Rotterdam in het akkoord aan de gemeente Goedereede de garantie heeft gegeven dat de diepte van het Slijkgat over een lengte van 1800 meter op NAP – 5,50 meter zal worden gehouden. De daarmee gemoeide kosten zijn voor rekening van de gemeente Rotterdam. Deze verplichting rust nu op het Havenbedrijf Rotterdam N.V.
Rijkswaterstaat garandeert, zoals hierboven is aangegeven, alleen een diepte tot NAP – 4,00 meter. Over de toegankelijkheid van de haven bij Stellendam is Rijkswaterstaat met het Havenbedrijf Rotterdam wel met regelmaat in overleg. Verder levert Rijkswaterstaat de noodzakelijke loding gegevens.
Welke mogelijkheden ziet u om bij dreigende verondieping van het Slijkgat tot onder de overeengekomen 5,50 meter, nadere afspraken te maken met betrokken partijen over capaciteit en inzetbaarheid van het baggermaterieel om in voorkomend geval sneller en adequater gezamenlijk actie te ondernemen om situaties zoals die zich nu voordoen in de toekomst te voorkomen?
Rijkswaterstaat heeft de lodingen van de vaargeul en het omliggend gebied opgevoerd in frequentie en stelt het Havenbedrijf Rotterdam N.V. op de hoogte van de constateringen. Het Havenbedrijf Rotterdam N.V. is verantwoordelijk voor het uitvoeren van de werkzaamheden en het te bereiken resultaat, te weten het garanderen van een diepte van NAP – 5,50 meter. Dat commitment van het Havenbedrijf Rotterdam wordt in de praktijk ook uitgevoerd want de vaargeul wordt inmiddels uitgebaggerd. Het noodzakelijke profiel is binnen enkele weken weer terug. De vaargeul is mogelijk al weer eerder bevaarbaar. De voortgang van de werkzaamheden is wel afhankelijk van de weersomstandigheden.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar de mogelijke oorzaken van de nu kennelijk sneller en vaker voorkomende verondieping van het Slijkgat, waarbij onder andere onderzocht wordt of de aanleg van de Tweede Maasvlakte hierop van invloed is?
In uw vraag wordt al voorzien. RWS voert lodingen uit die inzicht geven in de bodemontwikkeling en voor het instandhouden van een diepte tot NAP – 4,00 meter. Daarnaast is in het kader van de aanleg van Maasvlakte 2 op grond van de vergunning voor de Wet beheer rijkswaterstaatswerken en de Concessie op grond van de Wet van 14 juli 1904, (Stb. 147) aan het Havenbedrijf Rotterdam N.V. een verplichting tot monitoring opgelegd.
Deze monitoring stoelt op de te verwachten effecten die in de MER als significant zijn geïdentificeerd. Voor de MER is grondig en uitgebreid onderzoek uitgevoerd naar mogelijke effecten van Maasvlakte 2 op de kustmorfologie in de omgeving. Uit de MER blijkt dat Maasvlakte 2 geen significante invloed heeft op verondiepingen in het Slijkgat. De vierwekelijkse monitoring tot op heden bevestigt deze uitgangspunten.
Het bericht dat de apothekersruzie het kookpunt heeft bereikt |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Apothekersruzie naar kookpunt»?1
Ja, ik ben bekend met dat bericht in de Telegraaf.
Klopt het bericht dat De Thuisapotheek over medische gegevens beschikt en is bekend hoe men daaraan komt? Hoe verhoudt deze praktijk zich tot de invoering van het Elektronisch Patiënten Dossier (EPD)?
Ook in de TV-uitzendingen van Radar en Meldpunt over de Thuisapotheek kwam naar voren dat de Thuisapotheek over medische gegevens van (potentiële) klanten zou beschikken. Het is niet aanvaardbaar als (potentiële) klanten geen toestemming daarvoor hebben gegeven of als zij niet zelf eerder hun medicatiegebruik hebben opgegeven, bijvoorbeeld via een enquête. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) stelt hiernaar een onderzoek in.
Wat de invoering van het Elektronisch Patiënten Dossier betreft merk ik op dat zorgverleners slechts via een zogenaamde UZI-pas met pincode via het landelijk schakelpunt toegang kunnen krijgen tot voor hen relevante delen van het dossier met gegevens van een patiënt. Dat mag pas nadat patiënten toestemming daarvoor hebben gegeven. Omdat bijgehouden wordt wie met welke UZI-pas welk dossier heeft opgevraagd kan misbruik worden bestraft en onterechte beschuldiging van misbruik worden weerlegd.
Klopt het bericht dat De Centrale Apotheek artsen een bonus aanbieden als ze patiënten aandragen?
Nee, dit bericht is niet juist. Dat is ook geconstateerd door de rechter. Op 9 maart 2011 heeft de rechtbank in Den Haag uitspraak gedaan in het beroep van de KNMP tegen de IGZ wegens het niet handhaven door de IGZ van het verbod op belangenverstrengeling tussen een voorschrijvende arts en De Centrale Apotheek. De Rechtbank wijst het beroep van de KNMP af en overweegt daarbij dat niet kan worden vastgesteld dat de huisarts een financieel voordeel heeft van het samenwerkingsverband met De Centrale Apotheek. Daarnaast overweegt de rechtbank dat de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) in een onderzoek op grond van artikel 35, tweede lid, van de Wet marktordening Gezondheidszorg in de onderzochte periode geen betalingen (noch in geld noch in natura) van De Centrale Apotheek aan meewerkende huisartsenpraktijken heeft aangetroffen.
Deelt u de mening dat de telefonische verkoop misleidend is en dat patiënten onvoldoende worden voorgelicht over de versnippering van de medicijnafgifte, wat kan leiden tot onvolledige medicijnoverzichten van de patiënt?
Telefonische verkoop is als zodanig niet misleidend. Ik vind wel dat het duidelijk moet zijn voor de mensen op grond waarvan zij worden benaderd door de Thuisapotheek of andere aanbieders. Als dat een internetenquête is, zou dat aan het begin van het klantcontact moeten worden aangegeven. Daarnaast zou bij het invullen van een dergelijke enquête het helder moeten zijn voor de mensen dat zij toestemming geven om telefonisch benaderd te worden. De Inspectie voor de Gezondheidszorg stelt een onderzoek hiernaar in.
Wat de versnippering van de medicijnafgifte betreft geldt dat iedere klant de keuzevrijheid heeft om te bepalen van welke apotheek hij zijn geneesmiddelen betrekt. Onvolledige medicijnoverzichten ontslaan de apotheekhoudende die de geneesmiddelen ter hand stelt niet van de verplichting zich op de hoogte te stellen van het actuele geneesmiddelengebruik van de betrokken klant. Dat kan op verschillende manieren. Idealiter via één elektronisch dossier of via uitwisseling van de betrokken medicatiegegevens door de betrokken apotheken. Mocht dat onverhoopt niet plaatsvinden dan zal de afleverende apotheker zich op een andere manier op de hoogte moeten stellen van het geneesmiddelengebruik van de patiënt, bijvoorbeeld door het vragen aan de klant en diens voorschrijvers, al dan niet aan de hand van een daarvoor ontwikkeld protocol zoals De Centrale Apotheek gebruikt.
Deelt u de mening dat de medicatieverstrekking buiten kantooruren in grote problemen kan komen, doordat in dunner bevolkte gebieden, waar weinig apotheekvoorzieningen zijn, veel patiënten de makkelijke klussen laten doen door de Thuisapotheek en daardoor de kleine plaatselijke apotheek weleens het onderspit zou kunnen delven?
Nee. De Thuisapotheek en andere landelijk werkende apotheken die zich toeleggen op herhaalmedicatie voorzien in een behoefte van de klant. De klant kiest hiervoor. Met de introductie van vrije tarieven wordt het veel gemakkelijker dan nu mogelijk om differentiatie aan te brengen in de bedragen die voor verschillende prestaties worden betaald. Nu is het nog gebruikelijk dat het door de NZa vastgestelde maximale receptregeltarief in rekening wordt gebracht voor diensten van zeer verschillende zwaarten. Straks zullen diensten met een geringe toegevoegde waarde minder beloond worden dan diensten met een hoge toegevoegde waarde. De beschikbaarheid van de diensten komt daarmee niet onder druk te staan. Uitgangspunt van vrije tarieven is immers dat de beloning is afgestemd op de toegevoegde waarde van de dienst. Dat zal ongetwijfeld betekenen dat de minder bewerkelijke en planbare diensten zoals het terhandstellen van herhaalreceptuur naar verhouding minder en de meer bewerkelijke diensten (ook in kleine plaatselijke apotheken) meer zullen worden beloond.
Bent u bereid onderzoek te doen naar deze nieuwkomers op de markt en eventueel de regels aan te scherpen?
De regels waaraan nieuwkomers op de markt moeten voldoen zijn duidelijk en behoeven geen aanscherping. Het zijn dezelfde regels waaraan alle andere apotheken moeten voldoen. Apotheekhoudenden zijn zich over het algemeen zeer goed bewust van hun zorgplicht en de verplichting om verantwoorde farmaceutische zorg te leveren. De IGZ ziet op de naleving van deze regels en beoordeelt zonodig de afwegingen die apothekers in het kader van het verlenen van verantwoorde farmaceutische zorg maken.
Uitbetaling toeslagrechten |
|
Ger Koopmans (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Veenweide boer wacht op toeslag»?1
Ja, ik heb kennis genomen van dat artikel.
Klopt het dat er nogal wat bedrijven zijn die door de late uitbetaling van toeslagrechten het risico lopen failliet te gaan en hun financiering aan moeten passen? Heeft de regering zicht op de aantallen bedrijven die dit aangaat? Hebben LTO, NMV en andere organisaties daar zicht op?
Voor de uitvoering van de Bedrijfstoeslagregeling (BTR) is het niet nodig om financiële bedrijfsgegevens te verzamelen. Daarom zijn er op voorhand geen gegevens bekend over bedrijven die in financiële moeilijkheden verkeren. Ik ben afhankelijk van signalen uit de sector, maar die signalen, voor zover ze er al zijn, zijn voor mij niet verifieerbaar. Ik heb immers geen toegang tot gegevens die de noodlijdende financiële positie van deze landbouwers zouden kunnen onderbouwen. Aangezien er geen verifieerbare signalen zijn, is het voor mij ook niet mogelijk om vast te stellen hoe groot dit aantal zou zijn. Ik heb regelmatig contact met LTO en NMV, maar ook van deze organisaties heb ik deze signalen niet ontvangen.
Deelt u de mening dat bedrijven die mogelijk in hun continuïteit bedreigd worden door de indeling van de betaalschema versneld geholpen dienen te worden? Bent u bereid om zulks op te pakken?
Zoals ik in antwoord op vraag 2 al aangaf, heb ik geen verifieerbare signalen ontvangen van bedrijven die in acute financiële problemen zijn gekomen door het uitbetalingschema van de BTR 2010. Maar daarnaast is al meer dan 70% van de BTR 2010 uitbetaald en zou ingrijpen in het proces in een dergelijk laat stadium alleen maar leiden tot vertraging van de uitbetaling van andere landbouwers. Ik verwijs hierbij naar mijn brief van 28 januari jl. (Kamerstuk 28 625, nr. 112), waar ik de complexiteit van het verwerkings- en controleproces van de BTR hebt geschetst. Mijn inspanning zal er op gericht zijn om het toegezegde betaalschema uit te voeren zodat eind volgende maand 90 tot 95% van de landbouwers hun geld hebben ontvangen.
De verspilling van energie door diverse musea |
|
|
|
|
|
|
|
Wat vindt u van het onderzoek van de Technische Universiteit Eindhoven dat tot de conclusie is gekomen dat musea veel te strenge eisen aan klimaatcontrole stellen?1
Deelt u de mening dat musea minder kunnen uitgeven doordat vele kunstvoorwerpen, beter dan gedacht, bestand zijn tegen schommelingen in het klimaat, en er dus ook minder geld uitgegeven hoeft te worden aan dure installaties en energiekosten? Zo nee, waarom niet?
Onderschrijft u de aanbevelingen, zoals het overstappen van «streven naar een zo constant mogelijk klimaat» naar een gerichte risicoanalyse?
Deelt u de mening dat aangepaste klimaatseisen een bescheiden bijdrage kunnen leveren aan de afgesproken taakstelling voor musea?
Bent u bereid met de vertegenwoordigers van rijksmusea in gesprek te gaan om de onnodig hoge energiekosten terug te dringen? Wilt u VNG en vertegenwoordigers van gemeentelijke musea informeren over de besparingsmogelijkheden?
Het gebrek aan informatie over de interpretatie en toepassing van het EU-US TFTP Agreement |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de notitie van de Duitse delegatie die binnen de Raad van Ministers circuleert?1
Ja.
Klopt het dat alle informatie en documenten van het EU-US TFTP Agreement als «top secret»2 zijn geclassificeerd? Deelt u de zorgen geuit door de Duitse delegatie over het «top secret» classificeren van alle informatie en documenten aangaande het EU-US TFTP Agreement?
Het is de regering niet bekend of daadwerkelijk alle aan de tenuitvoerlegging van de TFTP-overeenkomst gerelateerde documenten en informatie als «top secret» zijn geclassificeerd. Het betreft hier een EU-aangelegenheid en niet een verantwoordelijkheid van Nederland. In algemene zin is de regering wel voorstander van een zo groot mogelijke mate van transparantie op dit punt. De regering is eveneens van mening dat degenen die op basis van deze overeenkomst met tussentijdse evaluatiewerkzaamheden zijn belast maximale toegang tot alle relevante stukken en informatie dienen te hebben om hun rol goed te kunnen vervullen. Tegelijkertijd heeft de regering begrip voor het feit dat sommige van de desbetreffende documenten op operationele gronden niet aan de openbaarheid zullen kunnen worden prijsgegeven. Dit geldt ook voor de afweging om bepaalde bedrijfsgevoelige gegevens van de betrokken ondernemingen vertrouwelijk te behandelen.
Deelt u de mening dat er voor een adequate evaluatie en een daadwerkelijke beoordeling van de toepassing van het akkoord volledige en onconditionele toegang nodig is tot alle documenten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van de Europese Commissie dat zowel zij, als Europol, als de lidstaten niet bevoegd zijn om het EU-US TFTP Agreement te interpreteren? Zo ja, heeft de Europese Commissie laten weten op grond waarvan zijzelf, Europol en de lidstaten niet bevoegd zou zijn? Heeft de Europese Commissie aangegeven welke instantie dan wel bevoegd is om het EU-US TFTP Agreement te interpreteren? Bent u bereid om bij die instantie die wel bevoegd is er op aan te dringen met een juridisch bindende interpretatie van het akkoord te komen?
De toepassing van de overeenkomst is een zaak van de de Verenigde Staten enerzijds en de Europese Unie anderzijds. Dit vereist aan de kant van de EU een eenvormige uitvoering van de overeenkomst. Onder meer om deze reden zal de Europese Commissie binnenkort een expertbijeenkomst organiseren (zie hieromtrent verder het antwoord op vraag 7 en 8). Nederland wacht de uitkomst daarvan af en ziet op dit moment geen aanleiding om bij de Europese Commissie of elders aan te dringen op een (juridisch bindende) interpretatie van de overeenkomst. Het is uiteraard zo dat de Europese Commissie, die als onderhandelaar betrokken was bij de opstelling van de overeenkomst, een belangrijke rol toekomt bij de praktische toepassing van de overeenkomst. Voor de goede orde merk ik op dat het Hof van Justitie in laatste instantie bevoegd is de eenvormige uitleg van deze overeenkomst te verzekeren, onder de voorwaarden die in het EU-Werkingsverdrag zijn bepaald.
Welke vragen leven er bij de Nederlandse regering over de toepassing van het EU-US TFTP Agreement?
Vooralsnog leven er bij de Nederlandse regering geen concrete vragen over de interpretatie van de TFTP-overeenkomst. Nederland is uiteraard wel benieuwd naar de uitkomsten van de eerste tussentijdse evaluatie van de toepassing van de overeenkomst, die onlangs heeft plaatsgevonden. Die uitkomsten zullen naar verwachting eind deze maand beschikbaar komen en ook met de JBZ-Raad en het Europees Parlement worden gedeeld.
Deelt u de mening van de Duitse delegatie dat de Europese Commissie essentieel is voor interpretatie van het akkoord omdat zij als onderhandelaar namens de Europese Unie (EU) de enige is die de motivatie en houding van de partners in het akkoord kent? Indien ja, welke stappen worden ondernomen om dit aan de Europese Commissie kenbaar te maken? Indien nee, bent u dan niet van mening dat de onduidelijkheid en het gebrek aan informatie leidt tot wantrouwen ten aanzien van het verdrag?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u vernomen wanneer de geplande workshop zal plaatsvinden die de Europese Commissie in haar brief van 20 December 2010 voorstelde en waarin zij oppert om alle vragen die leven bij de lidstaten over het EU-US TFTP Agreement aan de orde te stellen? Zo ja, wanneer zal deze workshop plaatshebben? Wilt u aanwezig zijn? Welke vragen wil de minister beantwoord zien tijdens deze workshop?
Op 14 maart a.s. zal een expertbijeenkomst plaatsvinden onder leiding van de Europese Commissie. Nederland zal vertegenwoordigd zijn. De Europese Commissie heeft de lidstaten de gelegenheid geboden schriftelijke vragen in te dienen met betrekking tot de interpretatie van de overeenkomst. Nederland heeft, onder verwijzing naar het antwoord op vraag 5, geen gebruik gemaakt van deze mogelijkheid.
Indien de workshop plaatsvindt, wie gaat de vragen van de lidstaten beantwoorden en in hoeverre wordt daarbij openheid van zaken gegeven over uitgewisselde informatie en documenten aangaande het EU-US TFTP Agreement?
Tijdens de workshop op 14 maart aanstaande is het de bedoeling dat de vertegenwoordigers van de lidstaten en de Europese Commissie onderling over eventueel nog levende vragen discussiëren, zonder de intentie tot een bindende uitleg te komen.
Belastingontwijkroutes die worden gebruikt door Kadhafi in Nederland |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het artikel op quotenet waarin staat dat Kadhafi tankt in Nederland met 0,125% belasting?12
Ja.
Is het waar dat de Belastingdienst geen bijzondere afspraken maakt met buitenlandse bedrijven?
De Belastingdienst maakt met zowel binnenlandse als buitenlandse bedrijven afspraken over hun fiscale aangelegenheden in Nederland. Dit zijn geen bijzondere afspraken, maar afspraken waarin op basis van de feiten en omstandigheden van een concrete situatie wordt vastgelegd welke fiscale gevolgen een voorgenomen rechtshandeling of structuur zal hebben, uiteraard binnen de kaders van wet, jurisprudentie en het (uitvoerings)beleid.
Is het waar dat elk bedrijf dat zich in Nederland vestigt, dus ook de zogenoemde «brievenbussen» en multinationals, te allen tijde dezelfde percentages vermogensbelasting en overige belastingen betalen als bedrijven met een beperktere omvang?
Een bedrijf dat zich in Nederland vestigt zal onderworpen zijn aan de vennootschapsbelasting en overige belastingen en zal ook hetzelfde tarief betalen als elk ander bedrijf in Nederland met dezelfde belastbare winst. De winst wordt net als voor de overige bedrijven vastgesteld op basis van de Nederlandse wet- en regelgeving.
Kunt u bevestigen dat er geen sprake is van belastingen op maat, dus aparte afspraken en deals, voor multinationals en hier gevestigde buitenlandse bedrijven?
Voor de multinationals en hier gevestigde buitenlandse bedrijven gelden dezelfde wetten en regels als voor andere in Nederland gevestigde bedrijven. Aangezien de Belastingdienst slechts afspraken maakt binnen de kaders van wet- en regelgeving en internationale afspraken, is er dus geen sprake van aparte afspraken en deals voor de genoemde bedrijven. Uiteraard vallen er wel verschillen te onderkennen in de fiscale vraagstukken die aan de orde zijn bij buitenlandse bedrijven die in of via Nederland activiteiten ontplooien, in vergelijking met binnenlandse bedrijven. Bij buitenlandse bedrijven kan in dit kader bij voorbeeld worden gedacht aan de vraag of sprake is van buitenlandse belastingplicht voor de vennootschapsbelasting vanwege de eventuele aanwezigheid van een in Nederland gelegen vaste inrichting of vanwege het anderszins genieten van inkomsten uit een Nederlandse bron.
Indien er wel sprake is van aparte overeenkomsten, deelt u de mening dat dit leidt tot fiscale ontwijking en dat Nederland daarom gezien wordt als belastingparadijs?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich de Kamervragen die op 14 januari zijn gesteld over de € 12 300 000 000 000 die via bijzondere financiële instellingen door Nederland loopt en waarover maar 0,008% aan belasting wordt betaald? Aanvullend op deze vragen: is duidelijk wie er profiteert van deze fiscale ontwijkroutes? Wordt er misbruik gemaakt van deze fiscale ontwijkroutes door dictators of door vijandige regimes?2
Ja, in mijn brief van 16 maart 2011, IFZ2011/073M, heb ik in het antwoord op de desbetreffende vraag aangegeven dat dit bedrag niets te maken heeft met belastbare winsten en dat in dit bedrag ook bijvoorbeeld de waarden van leningen en deelnemingen zijn opgenomen. Ik heb daarbij aangegeven dat uit een nadere DNB publicatie blijkt dat in 2009 door BFI’s (Bijzondere Financiële Instellingen) per saldo ruim € 3 mrd meer is ontvangen dan is betaald. Daarbij heb opgemerkt dat dit zich niet één op één laat vertalen in een fiscaal belastbaar bedrag (deze statistische gegevens worden niet voor fiscale doeleinden opgesteld). In beginsel kan elk bedrijf dat activiteiten in of via Nederland ontplooit, gebruik maken van het Nederlandse juridische, financiële en fiscale stelsel. Echter, in de APA/ATR-praktijk is één van de voorwaarden voor het verkrijgen van zekerheid vooraf over fiscale structuren, dat informatie wordt verstrekt met betrekking tot de wereldwijde organisatiestructuur (waaronder informatie over de uiteindelijke gerechtigdheid van het vermogen van degene die zekerheid vooraf verzoekt). Daarnaast zal geen zekerheid vooraf worden verstrekt indien sprake is of kan zijn van vermoedens over betrokkenheid bij activiteiten als witwassen, steekpenningen, ernstige vermogensdelicten en/of terrorismefinanciering of een internationale boycot. Mocht de Belastingdienst, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de aangifte of een eventueel boekenonderzoek, stuiten op de hiervoor genoemde activiteiten, dan zal de Belastingdienst deze melden bij andere overheids- en toezichtsinstanties, zoals het Openbaar Ministerie, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, de Autoriteit Financiële Markten, en De Nederlandsche Bank.
Welke middelen heeft Nederland om sancties te treffen in die gevallen dat dictators of vijandige regimes tegoeden of bezittingen hebben in Nederland?
De Sanctiewet 1977 biedt de grondslag voor het treffen van sancties ten dienste van de handhaving of het herstel van de internationale vrede en veiligheid of de bevordering van de internationale rechtsorde dan wel de bestrijding van terrorisme. Dergelijke sancties worden in internationaal verband overeengekomen, hetzij door de VN hetzij door de EU. De Veiligheidsraad heeft inmiddels sancties tegen Libië uitgevaardigd; deze sancties zijn door de EU overgenomen en uitgebreid. Sindsdien heeft de EU o.a. naar aanleiding van VNVR resolutie 1973 eveneens de tegoeden en bezittingen van belangrijke Libische staatsentiteiten, waaronder de Centrale Bank van Libië, de Libyan Foreign Bank en de Libyan Investment Authority (LIA) en de National Oil Corporation (NOC) bevroren. Reden voor deze bevriezing is de controle die Qaddafi en zijn familie op deze entiteiten uitoefenen.
Bent u bereid deze middelen in te zetten in het geval van dictators, teneinde deze gelden toe te kennen aan de rechtmatige eigenaren, te weten de burgers van Libië?
Zie antwoord vraag 7.
Wat betekent de stelling uit het artikel dat de Belastingdienst amoreel is precies? Welke verantwoordelijkheid heeft de Belastingdienst als zij misstanden aantreft? Welke verantwoordelijkheid heeft de Belastingdienst ten opzichte van inwoners van Nederland? Welke verantwoordelijkheid heeft de Belastingdienst ten opzichte van inwoners van dictatoriale regimes die de dupe zijn van ons fiscaal beleid? Vindt u dit toelaatbaar? Waar ligt volgens u de morele grens?
Belastingen worden geheven «zonder aanzien des persoons». Dit betekent dat de feiten en omstandigheden van een specifieke situatie bepalen op welke wijze volgens de wet- en regelgeving belasting wordt geheven. Mocht de Belastingdienst, bijvoorbeeld bij het vaststellen van de aangifte of een eventueel boekenonderzoek, stuiten op de in de vraag bedoelde onregelmatigheden, dan zal de Belastingdienst deze melden bij andere overheids- en toezichtsinstanties, zoals het Openbaar Ministerie, de Nationaal Coördinator Terrorismebestrijding, de Autoriteit Financiële Markten, en De Nederlandsche Bank.
Erfrecht |
|
|
|
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Herinnert u zich uw brief d.d. 2 juli 2009 over de verklaring van erfrecht die u schreef naar aanleiding van twee series schriftelijke vragen van de leden Blanksma-van den Heuvel en Van Vroonhoven-Kok?1
De Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) heeft een expertpool in het leven geroepen om een advies te formuleren voor een gemeenschappelijk beleid van de banken aangaande de verklaring van erfrecht. Dit advies richt zich op de mogelijkheid om te komen tot een eenduidig beleid in welke gevallen en/of onder welke voorwaarden kan worden afgezien van het verlangen van een verklaring van erfrecht voor de vrijgave van banktegoeden in geval van overlijden van een rekeninghouder. Het ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is ook bij het onderwerp betrokken in het kader van de vermindering van administratieve lasten. Zij heeft de NVB over het gebruik van de verklaring van erfrecht geadviseerd. Beide adviezen bevatten grote gemeenschappelijkheid. Het integrale advies zal voor de zomer door de NVB worden afgerond, vervolgens ter goedkeuring aan de banken worden voorgelegd en daarna door de NVB aan haar leden worden medegedeeld.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is met betrekking tot het gemeenschappelijk beleid van de NVB inzake het vragen van een verklaring van erfrecht?2
Zie antwoord vraag 1.
Heeft u kennisgenomen van een publicatie op de website van het Ministerie van Veiligheid en Justitie waarin wordt vermeld «bij kleine bedragen eisen sommige banken geen verklaring»? Mag hieruit worden afgeleid dat er geen gemeenschappelijk beleid is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke vervolgstappen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat er wel een gemeenschappelijk beleid komt?
Zie antwoord vraag 1.
Verkeerd gebruiken van Meld Misdaad Anoniem door de politie |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Politie blundert weer met anonieme tips»?1
Ja.
Is het waar dat agenten van de politie in Noord-Holland-Noord in voorkomende gevallen anonieme tips van de tiplijn M. gebruiken om zonder verder bewijs of extra onderzoek potentiële verdachten thuis op te zoeken? Zo ja, zijn er wettelijke of andere regels die zich hiertegen verzetten en welke zijn dat dan? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dit bericht?
De anonieme tip waaraan het artikel refereert was onderbouwd met aanvullende onderzoeksgegevens.
Kunnen en mogen anonieme tips gebruikt worden om criminaliteit tegen te houden? Zo ja, was daar in bovenstaande gevallen sprake van? Zo nee, waarom niet?
Ja. Anonieme tips mogen gebruikt worden om criminaliteit tegen te houden. In haar arrest van 13 juni 2006 overwoog de Hoge Raad2 dat de politie anonieme informatie mag gebruiken als startinformatie voor een opsporingsonderzoek. Uitgangspunt is dat op basis van een anonieme tip kan worden opgetreden, mits de informatie uit de tip voldoende concreet is en leidt tot de verdenking van een strafbaar feit. De rechter-commissaris kan, afhankelijk van de specifieke omstandigheden, verlangen dat er nog aanvullende informatie is die de anonieme tip ondersteunt, alvorens toestemming te geven voor bijvoorbeeld een doorzoeking.
In hoeverre is de krappe capaciteit bij de politie de oorzaak van het feit dat de politie zich genoodzaakt ziet om zonder verder bewijs of extra onderzoek anonieme tips te gebruiken om potentiële verdachten op te sporen?
Er is geen oorzakelijk verband tussen de wijze waarop de politie gebruik maakt van anonieme tips in het opsporingsonderzoek en de capaciteit bij de politie.
Deelt u de mening van de korpsleiding dat er sprake is van een onjuiste handelswijze? Zo ja, wat is er onjuist en hoe gaat u voorkomen dat dit weer gebeurt? Zo nee, waarom niet?
In onderhavige zaak heeft de politie zorgvuldig gehandeld.
Is er sprake van dat door toedoen van de politie Noord-Holland-Noord namen van anonieme bedoelde tipgever in de openbaarheid zijn gekomen?
Dit is niet aan de orde. Meldingen bij de tiplijn M. zijn niet naar personen herleidbaar. De politie beschikt dan ook niet over namen van anonieme tipgevers.
Deelt u de mening van de directeur van Meld Misdaad Anoniem dat het image van de tiplijn M. door het bovenstaande is geschaad? Zo ja, wat zegt dat over de mogelijke tipbereidheid van burgers en de effectiviteit van anonieme tips? Zo nee, waarom niet?
Het spreekt voor zich dat berichtgeving zoals de onderhavige niet goed is voor het imago van M. Het vertrouwen dat mensen in de tiplijn stellen – en hun bereidheid om tips te geven – hangt direct samen met de zorgvuldigheid waarmee de politie met anonieme meldingen omgaat. De politie is zich hier terdege van bewust.
Mensen in ontwikkelingslanden gebruikt als proefpersoon |
|
Ewout Irrgang , Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht op de website Vice Versa: «Mensen in ontwikkelingslanden gebruikt als proefpersoon»?1
Ja ik heb hier kennis van genomen.
Wat is uw reactie op het bericht dat het toezicht op medicijntesten in ontwikkelende regio’s als India, Brazilië en Argentinië zeer te wensen over laat?
Ik ben op de hoogte van de ontwikkeling dat het uitvoeren van klinisch onderzoek steeds internationaler wordt. De redenen hiervoor zijn divers, bijvoorbeeld de beschikbaarheid van patiënten met een bepaalde ziekte, bereidheid van patiënten en artsen om deel te nemen aan klinisch onderzoek, de efficiëntie van het toetsingssysteem (Medisch Ethische Commissies) in een bepaald land, de kosten van het onderzoek enzovoort. Klinische onderzoeken ten behoeve van de registratie van geneesmiddelen in de EU waar ook ter wereld uitgevoerd, moeten voldoen aan alle regelgeving op het gebied van «Good Clinical Practice» (GCP) die geldt in de EU. Wat dat betreft maakt het niet uit of een onderzoek in of buiten Europa wordt uitgevoerd. Mocht worden getwijfeld aan het ingediende registratiedossier of de uitvoering van het onderzoek dan wordt, wanneer Nederland betrokken is, bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg een verzoek tot inspectie gedaan, die deze inspectie vervolgens uitvoert. Op Europees niveau worden in zo’n geval EU inspecteurs ingeschakeld via het Europese Geneesmiddelenbureau (EMA).
Bent u op de hoogte dat in de helft van de gevallen de farmaceutische bedrijven hun eigen medicijntesten niet meer uitvoeren, maar dat dit wordt uitbesteed aan onderaannemers, zogeheten Contract Research Organisations (CRO’s)?
Ja ik ben ervan op de hoogte dat veel farmaceutische bedrijven hun klinische onderzoeken met geneesmiddelen uitbesteden aan CRO’s.
Wereldwijd is er een tendens dat het klinisch onderzoek steeds meer via CRO’s wordt uitgezet (zie artikel NJEM 04-10-2007, Steinbrook). Ik hecht er echter aan enige nuancering aan te brengen. Er zijn verschillende typen CRO’s. Sommige CRO’s zijn in feite niet meer dan een administratiekantoor voor de farmaceutische industrie en verzorgen de documentenstromen, maar leveren zelf geen inhoudelijke bijdrage aan het onderzoek. Daarnaast zijn er CRO’s die zelf de daadwerkelijke uitvoering van het onderzoek met proefpersonen ter hand nemen. Binnen deze groep van CRO’s kan weer een onderscheid gemaakt worden tussen organisaties die met name een commercieel belang nastreven en CRO’s die in stichtingsverband onderzoek uitvoeren en zich sterk richten op het verwerven van nieuwe kennis.
De opkomst van de CRO’s (en met name van de CRO’s die zich beperken tot de administratieve zaken) wordt voor een belangrijk deel veroorzaakt door de uitgebreide en complexe regelgeving bij geneesmiddelenonderzoek. Klinisch onderzoekers hebben in toenemende mate moeite om de regelgeving te overzien en te volgen. Om deze reden wordt steeds vaker een CRO ingeschakeld die de administratieve zaken voor haar rekening neemt. In ons land krijgen klinisch onderzoekers hulp in de vorm van voorbeeldbrieven, sjablonen en ICT-hulpmiddelen. In alle gevallen geldt dat CRO’s zich ook aan de regelgeving omtrent klinische onderzoeken moeten houden.
Kunt u een reactie geven op het feit dat uitbesteding van medicijntesten aan CRO’s leidt tot het opknippen van verantwoordelijkheden en minder overkoepelend overzicht over de test?
In Nederland is de opdrachtgever (verrichter) van de studie altijd eindverantwoordelijk voor het klinisch onderzoek. Hij dient te allen tijde een goed overzicht te hebben over het verloop van klinisch onderzoek, «aan het roer» te staan en wanneer nodig tijdig maatregelen te nemen. Daarnaast moet iedere instelling die onderzoek met mensen uitvoert beschikken over goed opgeleide klinische onderzoekers en een juiste infrastructuur voor het doen van klinisch onderzoek.
Bent u van mening dat de uitbesteding aan CRO’s in niet-traditionele onderzoekslanden ten koste gaat van de zorgvuldigheid, kwaliteit en naleving van ethische normen, en dat dit uiteindelijk ten koste gaat van de veiligheid van de proefpersonen en de kwaliteit van de medicijnen?
Zoals hierboven genoemd zijn er vele vormen van CRO’s en daarnaast zijn er ook vele vormen van klinisch onderzoek. Of een klinisch onderzoek wel of niet zorgvuldig uitgevoerd kan worden in niet-traditionele onderzoekslanden is sterk afhankelijk van deze twee zaken. Ik kan mij voorstellen dat er ook in sommige opkomende landen in bepaalde situaties uitstekend klinisch onderzoek kan worden uitgevoerd. Maar helaas is het ook mogelijk dat in bepaalde landen de zorgvuldigheid rond klinisch onderzoek niet goed geborgd is.
Bent u ervan op de hoogte dat volgens de statistische gegevens van de European Medicines Agency (EMA) over de medicijntesten die bepalend zijn voor markttoegang van medicijnen in Europa, 40% van de proefpersonen zich bevinden in niet-traditionele onderzoekslanden zoals India, Latijns-Amerika, China etc?2 Wat is uw reactie hierop?
Deze gegevens zijn mij bekend. Voor mijn reactie verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2.
Bent u ervan op de hoogte dat uit verschillende publicaties, waaronder een strategiepaper van het Europees Medicijnagentschap EMA3 blijkt dat bij het beoordelen van een geneesmiddel voor markttoegang dat getest is in niet-traditionele test regio’s, nauwelijks aandacht wordt besteed aan de naleving van ethische richtlijnen zoals de Verklaring van Helsinki, en het EMA daarom in 2010 voorstellen heeft gedaan om ethische richtlijnen beter te verankeren in het toelatingsproces van geneesmiddelen tot de Europese markt die in deze regio’s getest zijn? Kunt u inzicht verschaffen in de wijze waarop het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) nu de naleving van de Verklaring van Helsinki verifieert in het toelatingsproces van medicijnen die in niet-traditionele regio’s zijn getest?
Het CBG is, in nationaal of Europees verband via het Europese Geneesmiddelenbureau, betrokken bij verschillende fasen van het klinisch onderzoek. Daarbij gaat het om wetenschappelijk advies voorafgaand aan een aanvraag voor een handelsvergunning tot aan het beoordelen van de uiteindelijke onderzoeksresultaten. Het CBG werkt samen met EMA om de ethische richtlijnen Europees beter verankerd te krijgen en heeft hiervoor input geleverd aan EMA. Het CBG dient, net als EMA, erop toe te zien dat de Verklaring van Helsinki wordt nageleefd, alsmede de GCP-richtsnoeren. Dit betekent in het kort dat gekeken wordt of:
Kunt u inzicht verschaffen in de wijze waarop het CBG nu de naleving van de Verklaring van Helsinki door de contractpartners van farmaceutische bedrijven verifieert?
Het CBG krijgt in principe de resultaten van de klinische onderzoeken in het dossier achteraf (retrospectief). Daarbij gaat het vaak om klinische onderzoeken die in meerdere landen tegelijk zijn uitgevoerd. Hierdoor kunnen mogelijke problemen of ongerechtigheden pas ontdekt worden als ze al hebben plaatsgevonden. Gecontroleerd wordt wél of door de uitvoerder en/of de verrichter van het onderzoek verklaard is dat de studie conform wet- en regelgeving is uitgevoerd. Wanneer het CBG twijfelt aan de uitvoering van een klinisch onderzoek, wordt overleg gezocht met de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Dit kan gebeuren op nationaal (Inspectie voor de Gezondheidszorg), maar ook op Europees niveau (de zogenaamde Inspectors Working Party bij EMA).
Deelt u de zorg dat in de huidige markttoegang procedures te weinig onafhankelijke verificatie van de naleving van de Verklaring van Helsinki door de contractpartner van farmaceutische bedrijven bieden? Zo ja, wat bent u van plan hieraan te doen?
Het kan altijd beter en zorgvuldiger. Het is daarom goed om te weten dat de Europese Commissie momenteel de huidige Richtlijn met betrekking tot klinisch onderzoek gaat herzien. In oktober 2009 tot januari 2010 is er een consultatie door de Europese Commissie gedaan waarin er onder meer aandacht voor is gevraagd hoe toezicht op klinisch onderzoek in lage loonlanden kan worden verbeterd, inclusief de nationale toestemming om een onderzoek te starten. Daarnaast is er van 6–7 september 2010 een internationale workshop gehouden door EMA.
Daarnaast heeft Nederland de afgelopen jaren geïnvesteerd in het vergroten van de capaciteit in ontwikkelingslanden om zelf voorwaarden te kunnen stellen aan de (ethische) kwaliteit van klinische studies, onder andere via het European Developing Countries Clinical Trials Partnership (EDCTP) en via het VN onderzoeksprogramma voor tropische ziekten (TDR).
Bent u bereid u zowel op Europees niveau als in Nederland er hard voor te maken dat ethische richtlijnen daadwerkelijk worden verankerd in het toelatingsproces van medicijnen die in niet-traditionele regio’s zijn getest, zodat rechten van proefpersonen in ontwikkelingslanden zullen worden beschermd?
Ja ik ben bereid mij ervoor in te zetten dat de ethische richtlijnen daar waar dat nog niet voldoende het geval is daadwerkelijk worden verankerd in het toelatingsproces.
Bent u bereid tot het invoeren van een verplichte registratie van alle medicijntesten die ten grondslag liggen aan een aanvraag voor toegang tot de Europese markt, inclusief de testen die buiten Europa plaatsvinden, in de Europese publieke database van medicijntesten EudraPharm, zoals ook organisaties als SOMO dit vinden? Bent u van mening dat per medicijntest in deze database ook alle betrokken organisaties en bedrijven zouden moeten worden geregistreerd, inclusief de locaties waar de testen worden uitgevoerd?
Ik ben groot voorstander van meer transparantie rond klinisch onderzoek. In ons land wordt inmiddels van vrijwel alle klinische studies basisinformatie via de website van de Centrale Commissie Mensgebonden Onderzoek (CCMO) openbaar gemaakt. Ook als het gaat om klinisch onderzoek dat buiten Nederland en Europa wordt uitgevoerd is transparantie belangrijk. Veel farmaceutische bedrijven doen dat inmiddels en melden hun studies aan bij openbare databanken zoals www.clinicaltrails.gov en de International Clinical Trials Registry Platform (ICTRP) (zie http://www.who.int/ictrp/en/).
Eudrapharm is de Europese geneesmiddeleninformatiebank voor humane geneesmiddelen die een handelsvergunning hebben. Daarnaast is er de zogenaamde EudraCT databank voor klinische onderzoeken die zijn gestart, stopgezet of afgerond in de EU. EudraCT is een afgeschermde website.
Zeer recentelijk heeft de EMA bekend gemaakt (zie: http://www.cbg-meb.nl/CBG/nl/humane-geneesmiddelen/actueel/Lancering-Europees-register-klinisch-onderzoek/default.htm) dat er een openbaar EU klinisch onderzoeksregister (https://www.clinicaltrialsregister.eu/) van start is gegaan dat toegang geeft tot informatie die voorheen nog niet openbaar was. Het register geeft voor het eerst aan het publiek informatie over klinisch onderzoek met geneesmiddelen uit de 27 EU lidstaten, en daarnaast ook uit IJsland, Liechtenstein en Noorwegen. De informatie van dit register komt uit het niet voor het publiek openbare EudraCT register.
Deze vorm van transparantie betekent dat het voor NGO’s als SOMO en WEMOS en alle andere geïnteresseerde partijen transparanter wordt welke onderzoeken er op welke locatie zijn en worden uitgevoerd.
Chaos bij de Osira Groep |
|
Renske Leijten |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat de «zorgroutes» bij de Osira Groep 4 miljoen euro hebben gekost? Deelt u de mening dat dit een schandelijke verspilling van zorggeld betreft? Zo nee, waarom niet?12
Ik heb het bericht ontvangen dat de zorgroutes 4 miljoen euro hebben gekost en dat vind ik heel jammer.
Wilt u de verantwoordelijke bestuurders van Osira persoonlijk aansprakelijk stellen voor dit wanbeleid? Zo nee, waarom niet?
Ik heb niet de bevoegdheid om de bestuurders persoonlijk aansprakelijk te stellen. Ik heb de Raad van Toezicht uitgenodigd voor een gesprek. Er heeft inmiddels een bestuurswisseling plaats gevonden, waarbij er een nieuwe voorzitter van de Raad van Bestuur is aangenomen. Tevens heeft de Raad van Toezicht iemand aangewezen als gedelegeerde om toezicht te houden op de Raad van Bestuur en deze bij te staan bij de opstelling en implementatie van verbeterplannen.
Herkent u het beeld dat de situatie op locaties van Regio West 2 «instabiel te noemen» is, met hoog ziekteverzuim, opzegging van tijdelijke contracten en het vertrek van verschillende medewerkers? Wat zegt dit over de situatie in de rest van de organisatie van Osira? Wilt u uw antwoord toelichten?3
Uit de rapporten van de IGZ blijkt dat er inderdaad veel gewerkt wordt met flexwerkers, wat de kwaliteit en continuïteit van de zorg niet ten goede is gekomen. De Raad van Toezicht heeft mij verteld dat één van de eerste acties die zij gaan uitvoeren is het minder werken met flexwerkers en gaan opzetten van vaste zorgteams.
Deelt u de mening dat de chaos bij Osira een bedreiging vormt voor de continuïteit van zorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze gaat u ingrijpen, gelet op uw verantwoordelijkheid voor de continuïteit van zorg?
Ik ben zeker van mening dat chaos en de genoemde meldingen van de cliëntenraad van invloed is op de kwaliteit en continuïteit van de zorgverlening.
In mijn brief naar uw Kamer op 15 maart jl. meld ik u dat de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) Osira Amstelring onder verscherpt toezicht heeft gesteld. De reden van deze maatregel is het ernstig tekort schieten van de kwaliteit van zorg binnen de door de IGZ bezochte locaties. Zoals ik in mijn brief al aangeef, is dit geen geringe maatregel aangezien het 27 locaties van de zorginstelling betreft. Ik ondersteun deze maatregel van harte, want ik wil bewerkstelligen dat de organisatie weer op het juiste pad gezet wordt. Ik ben van mening dat het verscherpt toezicht hierin kan helpen. Ik wil dat het vertrouwen tussen de werkvloer en het bestuur hersteld wordt. Ik wil dat de medewerkers het vertrouwen weer terug krijgen, door onder toezicht van de IGZ verbeteringen door te voeren.
Wat is uw reactie op meldingen van de cliëntenraad over het regelmatig ontbreken van melk en voldoende broodbeleg, het voortdurende gebrek aan privacy bij de toiletten en het niet op tijd afvoeren van gebruikt incontinentiemateriaal en ander vuilnis van de afdeling? Als zulke basale zaken al niet geregeld kunnen worden door het bestuur van Osira, hoe zullen de zorg en veiligheid er dan aan toe zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid deze vragen, in tegenstelling tot de eerdere vragen over dit onderwerp, serieus te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?1
Ik reageer altijd serieus op vragen die vanuit uw Kamer worden gesteld.
Wapenuitvoer naar Noord-Afrika en Midden-Oosten |
|
Jasper van Dijk (SP), Harry van Bommel |
|
|
|
|
Is het waar dat Nederland in 2008 en 2009 toebehoren voor militaire transporthelikopters en nachtzichtkijkers aan Libië heeft geleverd?1
Ten dele. In augustus 2008 is een uitvoervergunning verleend aan een in Nederland gevestigd bedrijf om gereviseerde onderdelen van militaire transporthelikopters aan een Italiaans bedrijf te leveren. Dit bedrijf ruilde deze en andere elders ingekochte delen voor kapotte delen van de eerder vanuit Italië aan Libië geleverde transporthelikopters voor onderhoudsdoeleinden. Deze vergunningaanvraag is getoetst op de eindbestemming Libië. Begin 2010 heeft Nederland opnieuw een uitvoervergunning verleend voor een vergelijkbare omruil van onderdelen voor deze helikopters, maar deze vergunning heeft niet geresulteerd in een daadwerkelijke uitvoer.
In 2008 is een vergunning verleend voor tijdelijke uitvoer van twee nachtzichtkijkers voor een demonstratie aan het Libische ministerie van Defensie. De looptijd van deze vergunning is in 2009 verlengd met nogmaals een jaar. Uiteindelijk heeft de demonstratie niet plaatsgevonden en is de vergunning ongebruikt retour gezonden.
Wat is uw oordeel over het opheffen van het EU-wapenembargo in 2004 in het licht van de gebeurtenissen van de laatste dagen in Libië?
Het instellen van het wapenembargo was gebaseerd op de Lockerbie-kwestie en de vrees dat Libië aan een kernwapenprogramma werkte en geen medewerking gaf aan de internationale gemeenschap om die vrees weg te nemen. In 2004 maakte de Libische leider Muammar al-Gadaffi in beide kwesties een draai om schoon schip te maken en zich te conformeren aan de eisen die de internationale gemeenschap gesteld had. Omdat daarmee de grond voor het toen geldende wapenembargo verviel, is het opgeheven. Zie verder vraag 4.
Deelt u de opvatting dat wapenexportcriteria moeten worden toegepast? Indien neen, waarom niet? Kunt u aangeven waarom dat in dit geval niet is gebeurd? Deelt u de opvatting dat de wapenexportcriteria strenger moeten worden gemaakt? Indien nee, waarom niet? Zo ja, welke voorstellen zult u daartoe ondernemen?
Uiteraard moeten vergunningaanvragen voor wapenexport getoetst worden aan de criteria van het EU Gemeenschappelijk Standpunt. Dat is bij de betreffende vergunningaanvragen dan ook gebeurd. Bij de toetsing aan de criteria wordt echter, conform het Gemeenschappelijk Standpunt, rekening gehouden met de aard van de goederen, de eindgebruiker en het eindgebruik van de goederen.
De EU-lidstaten beoordelen periodiek of de oorspronkelijk uit begin jaren ’90 stammende criteria nog voldoen. Dit leidde bijvoorbeeld in 2008 tot een aanscherping van het 2e criterium inzake de mensenrechten. Daarenboven is een «Gebruikersgids» ontwikkeld met richtlijnen voor de interpretatie van de afzonderlijke criteria.
Deelt u de opvatting dat vanwege de inzet van de Libische strijdkrachten tegen de eigen geweldloos demonstrerende bevolking onmiddellijk een wapenembargo tegen Libië moet worden ingesteld? Zo ja, bent u ook bereid via de Europese Unie (EU) en de Verenigde Naties (VN) een dergelijk wapenembargo van kracht te laten worden? Indien nee, waarom niet?
Ja. Veiligheidsraadresolutie 1 790 van 26 januari jl. heeft een VN-wapenembargo ten aanzien van Libië ingesteld. De EU heeft dit op 28 februari gedaan.
Deelt u tevens de opvatting dat ook tegen Bahrein, Jemen en andere landen in de Arabische wereld onmiddellijk een wapenembargo moet worden ingesteld, omdat de regeringen van deze landen wapens inzetten tegen demonstrerende bevolking of gezien de situatie in de verleiding zouden kunnen komen dat te doen? Zo ja, bent u ook bereid via de EU en de VN een dergelijk wapenembargo van kracht te laten worden? Indien nee, waarom niet?
Nee. De regering heeft besloten nieuwe aanvragen voor wapenexport naar Jemen en Bahrein, evenals nieuwe aanvragen voor Tunesië en Egypte, aan te houden, totdat er aanleiding is voor een nieuwe overweging. Verlengingen van aanvragen voor deze landen zullen kritisch worden getoetst. Voor Libië, Syrië en Iran geldt dat geen wapenexportvergunningen worden afgegeven. Voor de andere landen in de Arabische wereld bieden de toetsingscriteria van het Gemeenschappelijk Standpunt voldoende mogelijkheden om gepaste terughoudendheid te garanderen.
Hebt u kennisgenomen van het jaarrapport van het Zweedse onderzoeksbureau SIPRI dat stelt dat de wereldwijde wapenhandel niet te lijden heeft gehad onder de economische wereldcrisis?2 Deelt u de opvatting dat het in het licht van toenemende economische schaarste aannemelijker wordt dat politieke spanningen makkelijker gewapenderhand worden uitgevochten? Indien neen, waarom niet? Deelt u de conclusie dat extra inspanningen van de internationale gemeenschap noodzakelijk zijn om de wapenproductie en -handel te doen verminderen? Zo ja, welke stappen neemt u op dat terrein?
Het jaarrapport moet nog verschijnen. In een recente publicatie van SIPRI over de honderd belangrijkste defensiebedrijven ter wereld wordt de conclusie getrokken dat de wereldwijde wapenhandel niet te lijden heeft gehad onder de economische crisis. Het onderzoeksinstituut legt daarbij een duidelijk verband tussen de groei van de omzetcijfers van veel van deze bedrijven sinds 2002, en de stijging van de Amerikaanse uitgaven voor militaire goederen en diensten in die periode.3
Economische schaarste kan aanleiding zijn voor onrust, onder andere wanneer die schaarste leidt tot significante prijsverhogingen van basisbehoeften. Dit kan politieke spanningen opleveren die in sommige gevallen – maar niet altijd – gewapenderhand uitgevochten worden.
De regering is van mening dat alles eraan gedaan moet worden om illegale wapenhandel en productie tegen te gaan en, zo mogelijk, stop te zetten. Wat betreft de legale wapenhandel en productie is de regering van mening dat deze onder strikte controle noodzakelijk is om veiligheid en stabiliteit te waarborgen.
Hebt u kennisgenomen van de internationale wapenbeurs IDEX 2011 in Abu Dhabi, die van 20 t/m 24 februari 2011 plaatsvindt?3 Hebt u er tevens kennisgenomen dat daar ook vijf Nederlandse wapenondernemingen hun waren tentoonstellen? Deelt u de mening dat dit in het licht van de repressie in de Arabische wereld ongepast is? Bent u bereid er bij Nederlandse wapenproducenten op aan te dringen zich van deelname aan deze beurzen te onthouden? Indien nee, waarom niet?
Ja, deze feiten zijn bekend. Het is niet de taak van de overheid om te voorkomen dat bedrijven deelnemen aan internationale tentoonstellingen, waarmee zij menen nieuwe markten te kunnen aanboren voor hun producten. Het is wel de taak van de overheid om eventuele aanvragen voor de tijdelijke uitvoer van militaire goederen die bij dergelijke tentoonstellingen worden gerepresenteerd, te toetsen en zo nodig af te wijzen. Dit gebeurt aan de hand van de acht criteria van het Gemeenschappelijk Standpunt.
Het niet werken van het politiecommunicatiesysteem C2000 |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de site http://www.hierpastgeenmast.nl/, het verzet tegen de bouw van een zendmast aan de Rotterdamse Essenburgsingel en e-mailbericht van het Actiecomité Hier Past Geen Mast?1
Ja.
Is het waar dat de C2000 zendmast aan de Rotterdamse Essenburgsingel nog steeds niet volledig functioneert? Is het waar dat de mast niet werkt voor het centrum van de stad? Zo nee, wat is dan niet waar aan dit bericht?
De C2000 mast aan de Rotterdamse Essenburgsingel is operationeel sinds 30 november 2009. De mast dekt momenteel het gebied richting diergaarde Blijdorp af. Het dekkingsprobleem op de locatie Blijdorp is hiermee opgelost. De antenne op de mast beschikt weleens over de benodigde functionaliteit voor radiodekking richting het centrum; de antenne is daarvoor nog niet ingeschakeld. Dit zal naar verwachting in mei gebeuren.
Bent u nog steeds van mening dat in verband met de veiligheid de mast aan de Essenburgsingel en niet op een alternatieve locatie kan staan? Zo ja, waarom werkt die mast dan nog steeds niet en wat zegt dat over de urgentie van de plaatsing van deze mast? Zo nee, welke conclusies trekt u hieruit?
Er dient bij de beantwoording van deze vraag een onderscheid te worden gemaakt tussen de locatie van het opstelpunt en het moment waarop het opstelpunt volledig in gebruik kan worden genomen.
Er zijn – gezien de locatie van de overige geplaatste opstelpunten – geen alternatieve locaties voor dit opstelpunt beschikbaar die een gelijkwaardige dekking voor de binnenstad van Rotterdam opleveren.
De reden voor het nog niet volledig operationeel zijn van dit opstelpunt is gelegen in het feit dat het hier niet gaat om het simpel aanzetten van een enkel opstelpunt maar om een onderling samenhangend en complex pakket van technische maatregelen dat er voor moet zorgen dat de dekking in de binnenstad van Rotterdam wordt verbeterd. Verschillende masten moeten worden gebouwd, in gebruik worden genomen en op elkaar worden afgestemd. Bestaande masten moeten worden aangepast. Daarbij moet ook het beheer van deze nieuwe constellatie worden ingeregeld.
Kan er vanwege het niet volledig functioneren van de mast sprake zijn van onveilige situaties in het centrum van Rotterdam? Zo ja, aan welke situaties denkt u en hoe gaat u er voor zorgen dat dit probleem wordt opgelost? Zo nee, waarom is die zendmast dan per se op de voorziene locatie nodig?
Momenteel verzorgt de mast op het Erasmus Medisch Centrum de dekking in het centrum van Rotterdam. Daardoor treedt er op sommige locaties in de binnenstad de zogenaamde handover-problematiek op. De vaste commissie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is in het algemeen overleg van 13 mei 2009 over deze problematiek reeds uitvoerig geïnformeerd. Indien de zendmast op de Essenburgsingel niet wordt aangezet dan zal de door alle betrokken partijen noodzakelijk geachte verbetering in het centrum van Rotterdam niet worden gerealiseerd.
Hoe oordeelt u nu, in het licht van het bovenstaande en gegeven het verzet van de Rotterdamse gemeenteraad en actievoerders tegen de locatie van de mast aan de Essenburgsingel, nu over de noodzaak om de mast op die locatie te bouwen?
Zie het antwoord op vraag 3.
Het rapport Hoekstra |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Jetta Klijnsma (PvdA) |
|
|
|
|
|
|
|
Kent u het bericht over de klacht van de Friese gedeputeerde De Vries over het nog steeds niet openbaar maken van het rapport van de commissie-Hoekstra?1
Waarom is het rapport van de commissie Hoekstra nog steeds niet openbaar?
Waarom duurt dit openbaar maken zo lang? Kunt u bevestigen dat het rapport in november 2010 klaar zou zijn?
Wanneer maakt u dit rapport van de commissie-Hoekstra openbaar?
AKZO Nobel en de internationale duurzaamheidsindex |
|
Sjoera Dikkers (PvdA), Pauline Smeets (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Akzo Nobel ontkoppelt bonus van positie in duurzaamheidsindex»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat Akzo Nobel de hoogte van haar bonussen niet langer wil laten afhangen van de positie op de Dow Jones Sustainability Index nu duidelijk wordt dat door de ranking van Akzo Nobel die bonussen mogelijk in gevaar komen?
Hoe AkzoNobel invulling geeft aan zijn remuneratiebeleid, is aan het bedrijf zelf. In de Corporate Governance Code is bepaald dat de Raad van Commissarissen de bezoldiging van de individuele bestuurders vaststelt, op voorstel van de uit zijn midden benoemde remuneratiecommissie. Deze beloning dient te passen binnen het door de algemene vergadering van aandeelhouders vastgestelde bezoldigingsbeleid.2 De wijze waarop het remuneratiebeleid bij AkzoNobel wordt bepaald, is in lijn met de Nederlandse Corporate Governance Code.
Een ander referentiepunt vormt de handleiding van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling (VBDO) uit 2010 over duurzame remuneratie, waarin het remuneratiebeleid bij Akzo Nobel als voorbeeld wordt aangehaald. De handleiding beschrijft hoe een bedrijf haar duurzame remuneratiebeleid kan vormgeven3. Een koppeling aan de Dow Jones Sustainability Index is één van de mogelijkheden, maar er zijn ook andere manieren.
Tot op heden was het remuneratiebeleid van AkzoNobel gekoppeld aan een top 3 positie in de Dow Jones Sustainability Index. De Dow Jones Sustainability Index is opgebouwd uit twee elementen. In de eerste plaats verzamelt Ratingbureau SAM informatie van de bedrijven. Dit gebeurt op basis van een vragenlijst die bedrijven in dienen te vullen en het (door SAM zelf) verzamelen van gegevens en uitvoeren van een media-analyse. Op basis hiervan wordt een ranglijst vastgesteld. Vervolgens wordt de ranglijst voorgelegd aan een onafhankelijke commissie van de Dow Jones Sustainability Index. Deze commissie kan besluiten om bedrijven geheel uit de Index te verwijderen. Punt van kritiek van AkzoNobel is dat de criteria en overwegingen voor een eventuele verwijdering niet transparant zijn. De remuneratiecommissie van AkzoNobel heeft daarom voorgesteld om de bonussen voortaan alleen nog te koppelen aan (een top 3 notering in) de SAM benchmark.
Vindt u de Index een belangrijk instrument om bedrijven aan te moedigen transparant en duurzaam te ondernemen?
Ja. De Dow Jones Sustainability Index is een internationale, gerenommeerde index. Voor Nederlandse multinationals gaat er een stimulerende werking van uit om zo hoog mogelijk op de lijst te eindigen. Ook AkzoNobel geeft aan te blijven streven naar een nummer één positie in de Sam benchmark (die ten grondslag ligt aan de Dow Jones Sustainability Index).
Bent u nog steeds van mening dat een open dialoog met stakeholders een wezenlijk element van maatschappelijk verantwoord ondernemen is?2
Ja. Kernelementen van maatschappelijk verantwoord ondernemen (MVO) zijn dat bedrijven transparant zijn over hun beleid en bereid zijn tot dialoog met stakeholders. De dialoog met stakeholders wordt eveneens vermeld in de Nederlandse Corporate Governance Code5:
«De Code gaat uit van het in Nederland gehanteerde uitgangspunt dat de vennootschap een lange termijn samenwerkingsverband is van diverse bij de vennootschap betrokken partijen. De belanghebbenden zijn de groepen en individuen die direct of indirect het bereiken van de doelstellingen van de vennootschap beïnvloeden of er door worden beïnvloed: werknemers,
aandeelhouders en andere kapitaalverschaffers, toeleveranciers, afnemers, de overheid en maatschappelijke groeperingen. Het bestuur en de raad van commissarissen hebben een integrale verantwoordelijkheid voor de afweging van deze belangen, doorgaans gericht op de continuïteit van de onderneming. (...)
Het bestuur en de raad van commissarissen behoren met de belangen van de verschillende belanghebbenden rekening te houden, inclusief de voor de onderneming relevante maatschappelijke aspecten van ondernemen.»
Hoe beoordeelt u, in dat licht bezien, de kritiek van bestuursvoorzitter Weijers op de rol van «stakeholders issues» bij de ranking van de Dow Jones Sustainability Index?
Volgens een woordvoerder van AkzoNobel was de kritiek van de heer Wijers gericht op het gebrek aan transparantie van de commissie die de definitieve ranking van de Dow Jones Sustainability Index bepaalt, en niet zozeer op het belang van het voeren van een stakeholderdialoog. AkzoNobel heeft aangegeven dat de dialoog met stakeholders een continu onderdeel van de bedrijfsvoering vormt.
Hoe beoordeelt u het feit dat bestuursvoorzitter aangeeft dat Shell ook van plan is tot een soortgelijke ontkoppeling over te gaan?
Ik zie dat als een aangelegenheid van het bedrijf zelf. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het volgens de OESO-richtlijnen van belang is dat bedrijven door zelfregulering het vertrouwen in de sector moeten borgen?
Ja. De richtlijnen hebben mede tot doel om het vertrouwen tussen ondernemingen en de samenlevingen waarin zij actief zijn te verstevigen. Daartoe doen de richtlijnen vele aanbevelingen. De richtlijnen bevatten overigens geen specifieke aanbevelingen ten aanzien van een koppeling van bonussen van bestuurders aan duurzaamheidsindicatoren.
Vindt u dat de stap van Akzo Nobel bijdraagt aan het waarmaken van de ambities van het bedrijfsleven zelf op het gebied van Internationaal Maatschappelijke Verantwoord Ondernemen (IMVO)? Zo ja, waarom?
Ja. AkzoNobel was één van de eerste bedrijven ter wereld die remuneratie op basis van duurzaamheidsindicatoren invoerde. De stap die AkzoNobel nu zet, kan het interne draagvlak voor dit systeem bevorderen en daarmee de stimulans voor een duurzame oriëntatie van bestuursbesluiten bestendigen. Bovendien streeft AkzoNobel nog steeds naar een top 3 positie in de SAM benchmark.
Bent u, zoals u zelf heeft aangegeven, bereid om partijen die bij de SER zijn aangesloten, zoals Akzo Nobel scherp te houden op commitment, ambitie en concrete activiteiten en op basis hiervan, een gesprek aan te gaan met de heer Wijers aan te gaan?
Het SER IMVO-initiatief is gebaseerd op een gezamenlijke verklaring van de vakbonden en de grote koepels in het bedrijfsleven, gericht op de verdere versterking van de invulling van ketenverantwoordelijkheid door Nederlandse bedrijven. Hoewel deze verklaring niet rechtstreeks bindend is voor individuele bedrijven, verwacht ik wel dat de gezamenlijke organisaties in het bedrijfsleven «peer pressure» zullen toepassen als individuele bedrijven niet conform of zelfs contrair aan de doelstelling van het IMVO-initiatief handelen. Daar lijkt mij echter in dit geval geen sprake van.
Hoe stelt u zich op tegenover andere Nederlandse bedrijven die in hun bonussenbeleid rekening houden met de Dow Jones Sustainability Index?
De invulling van MVO is de eigen verantwoordelijkheid van bedrijven. Ik vind het positief als bedrijven hun remuneratiebeleid koppelen aan duurzaamheidsdoelen. Ik faciliteer dit onder meer via de Transparantiebenchmark. Deze maakt transparant in hoeverre bedrijven in hun verantwoordingsinformatie inzicht geven in hoe maatschappelijke resultaten worden meegewogen bij de vaststelling van de beloning van bestuurders. Daarnaast heeft de VBDO, met behulp van een subsidie van mijn departement, de eerder genoemde handreiking over duurzame remuneratie ontwikkeld, waarin diverse mogelijkheden en voorbeelden beschreven staan. Het is aan bedrijven zelf of zij kiezen voor een koppeling aan de Dow Jones Sustainability Index of voor een andere methode.
Inbeslagnames door de stichting BREIN |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Brein nam servers van piraten illegaal in beslag»?1
Naar aanleiding van het bericht en de gestelde vragen heb ik bij de betrokken partijen navraag laten doen. Daaruit blijkt dat partijen verschillen van mening over wat zich precies heeft voorgedaan. Zij zijn op dit moment nog met elkaar in gesprek. Mogelijk volgt nog een procedure bij de rechter. Ik onthoud mij daarom van een inhoudelijke reactie. Verder verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 2, 3 en 4 van de vragen van de leden Hennis-Plasschaert, Taverne en Van der Steur (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2004).
Klopt het dat eigendom onrechtmatig in beslag is genomen?
Hiervoor verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 2, 3 en 4 van de vragen van de leden Hennis-Plasschaert, Taverne en Van der Steur (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 2004).
Deelt u de mening dat dergelijke eigenrichting onwenselijk is en dat om soortgelijke toestanden in de toekomst te voorkomen de handhaving van de naleving van het auteursrecht beter kan worden toevertrouwd aan een overheidsinstantie?
Het uitgangspunt bij het auteursrecht is dat het in beginsel aan de rechthebbenden is om te zorgen voor de handhaving. Daarbij staat het partijen bijvoorbeeld vrij om rechtsmaatregelen te treffen, voor zover deze in overeenstemming zijn met de daarvoor geldende regels, zoals onder meer neergelegd in het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering. Overtreedt een rechthebbende de regels, dan kan dit leiden tot een plicht om de daardoor geleden schade te vergoeden. In bepaalde omstandigheden kan er bovendien sprake zijn van een strafbaar feit. Ik ben van mening dat deze middelen afdoende zijn om eventuele misstanden aan te pakken. De mening dat de handhaving van de naleving van het auteursrecht beter kan worden toevertrouwd aan een overheidsinstantie deel ik niet.