De vermeende schending van de ministerscode door de minister voor Immigratie en Asiel |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht1 over de vermeende overtreding van de ministerscode door de minister voor Immigratie en Asiel door zijn zakelijke belangen in Bulgarije in een stichting onder te brengen waarover hij uiteindelijk zelf alle zeggenschap houdt?
Het dagblad Trouw van 3 november jl. bevat hierover geen bericht. Ik ken het bericht op NU.nl van 3 november jl.
Gaat het hier om dezelfde zakelijke belangen als waarvoor de minister voor Immigratie en Asiel als burgemeester van Maastricht heeft moeten aftreden?
De minister voor Immigratie en Asiel heeft het beheer van zijn vordering terzake ondergebracht in een stichting die wordt bestuurd door twee onafhankelijke deskundigen. Hij heeft mij hierover in hoofdlijnen geïnformeerd tijdens de kabinetsformatie. De onderscheiden verantwoordelijkheden zijn uiteengezet in de brief van mijn ambtsvoorganger van 20 december 2002 (Kamerstukken II 2001/02, 28 754, nr. 1) die ook hier van toepassing is. De wijze waarop de minister zijn zakelijke belangen op afstand heeft geplaatst voldoet aan hetgeen in deze brief is opgenomen. De minister neemt na overleg met de landsadvocaat enkele maatregelen die de afstand verder vergroten.
Hoe bent u door de minister voor Immigratie en Asiel betrokken bij de wijze waarop hij zijn zakelijke belangen op afstand heeft geplaatst? Was u op de hoogte van de aangegane constructie en hoe houdt u hierop toezicht? Blijft u er in gemoede bij dat dit de verantwoordelijkheid van de ministers zelf is?2
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u van de kwalificaties van de in dit bericht aangehaalde hoogleraren?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt zich juridisch gezien de wijze waarop de minister voor Immigratie en Asiel zijn zakelijke belangen op afstand heeft geplaatst tot de voorschriften uit de richtlijnen voor aantredende bewindspersonen? Vindt u ook niet dat met de door minister gekozen constructie materieel afbreuk wordt gedaan aan het beginsel dat bewindspersonen voor de duur van hun kabinetsdeelname hun invloed op de behartiging van hun zakelijke belangen moeten opgeven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen treft u om de richtlijnen voor aantredende bewindspersonen in dit geval te handhaven?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat vier technologische topinstituten voor farmacie en biotechnologie dreigen te verdwijnen |
|
Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Weer tegenslag farmasector»?1
Is het waar dat u geen geld meer uittrekt voor de tweede financieringsronde van vier jaar van topinstituut TI Pharma? Zo ja, hoe verhoudt zich deze bezuiniging met het eerder verstrekte budget om TI Pharma op te richten en tot de recente private toezeggingen van 53 miljoen euro voor matching van een mogelijke vervolgsubsidie vanuit het Fonds Economische Structuurversterking (FES)?2
Er is door het Kabinet geen tweede financieringsronde van 4 jaar toegezegd. Bij de start van de topinstituten is aangegeven dat de FES-middelen waren bedoeld als eenmalige investeringsimpuls om publiek private samenwerking op te starten. Daarin zijn de topinstituten, ook TI Pharma, geslaagd. Het is nu vooral aan de deelnemende partijen om kansrijke resultaten uit deze samenwerking te valoriseren en om te zetten in waardevolle producten.
Zoals in het regeerakkoord is aangegeven zal de onbelegde ruimte in het FES ten goede komen aan de algemene middelen en zal geen additionele voeding van het FES plaatsvinden. Daarmee is er geen mogelijkheid meer om TI Pharma vanuit FES een vervolgfinanciering te bieden. De projecten waarvoor reeds financiering is verkregen kunnen gewoon doorgang vinden. Door het vorige kabinet is recentelijk besloten om voor TI Pharma een overbruggingsfinanciering ter grootte van € 6 mln. met een looptijd tot 1 juli te reserveren, zodat een volgend kabinet een besluit zou kunnen nemen over de toekomst van TI Pharma. Deze periode biedt gelegenheid om tot een transitie over te gaan binnen de nieuwe beleidscontext.
De genoemde intentieverklaringen (neergelegd in zgn. «letters of intent») vanuit de private sector stammen uit 2009 en werden alle gegeven onder de conditie dat de overheid voor minimaal hetzelfde bedrag subsidie zou toezeggen. Echter, het bedrijfsleven heeft ook een eigen verantwoordelijkheid om de innovatiekansen te benutten die onder de vlag van TI Pharma van de grond zijn gekomen, en deze met eigen middelen verder te ontwikkelen..
Erkent u dat TI Pharma zorgt voor vertrouwen van het internationale bedrijfsleven in onze kenniseconomie en -infrastructuur, mede gezien de resultaten van de midtermreview?2 Zo ja, kunt u nader toelichten welk vervolg u aan de resultaten van de midtermreview geeft?
Zie ook mijn antwoord op vraag 2 van lid Verhoeven (2010Z15847).
Een positieve midtermreview was door het kabinet als voorwaarde gesteld voor het verstrekken van overbruggingsfinanciering van TI Pharma. Mede op basis van de positieve midterm review heeft het kabinet € 6 mln. overbruggingsfinanciering aan TI Pharma verstrekt.
Op basis van het Regeerakkoord zal er geen nieuwe financieringsronde vanuit FES-middelen plaatsvinden. Meer in algemene zin geldt dat het in het regeerakkoord Life Sciences is genoemd als een van de economische topgebieden. Hierin zal, samen met partijen, vanuit een brede benadering worden gekeken naar de wijze waarop innovatie en economische groei het beste gestimuleerd kunnen worden. In de vormgeving van dit beleid, dat voortbouwt op hetgeen al is bereikt, zullen de resultaten uit de midtermreview van TI Pharma uiteraard worden meegenomen.
Welke actie koppelt u aan het benoemen van farma- en biotech-onderzoek als topgebied in Nederland? Op welke manier wilt u zorgen voor de benodigde kennisinfrastructuur en randvoorwaarden om kennisintensieve bedrijven en kapitaal aan te trekken en te behouden?
Hierop zal ik nader terugkomen in de door mij aangekondigde nota Bedrijfslevenbeleid.
Wat betekent het verdwijnen van technologische topinstituten voor de toekomst van experimenteel onderzoek in de farmasector? Wat betekent het voor de andere in het bericht genoemde sectoren? Hoe beziet u de toekomst van de vele kenniswerkers in de farmasector?
De topinstituten waar het hier om gaat, zijn virtuele instituten die publiek-private onderzoeksprogramma’s organiseren. Het onderzoek zelf vindt plaats binnen reguliere kennisinstellingen en, zij het in mindere mate, bij de betrokken bedrijven.
In welke mate het lopende onderzoek in kennisinstellingen en het bedrijfsleven de komende jaren zal teruglopen, nu er geen zicht is op een nieuwe financieringsimpuls vanuit de FES middelen is thans niet goed te overzien.
Natuurlijk ga ik hierover in gesprek met de betrokken partijen. Ik zie dat als een logisch onderdeel van de topgebiedenaanpak waarbij ik in dialoog met publieke en private partijen de agenda voor de komende jaren wil ontwikkelen. Dit gesprek zal ik ook koppelen aan de uitkomst van de thans lopende midtermreview van het innovatieprogramma Life Sciences & Health, die eind dit jaar wordt afgerond.
Wat betekent het stilvallen van publiek-private financiering voor de betrokken universiteiten, zoals Leiden, Groningen, Nijmegen en de Universiteit van Amsterdam? Erkent u dat het wegvallen van topinstituten ook banen op het spel zet in het MKB en bij Life Science Parken, zoals in Leiden? Wat heeft het voor gevolgen voor universitaire opleidingen, die in bachelor- en mastertrajecten zwaar hebben ingezet op dit type onderzoek?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid met de betrokken bedrijven, brancheverenigingen, universiteiten, topinstituten, Life Science Parken en lokale overheden in gesprek te gaan over de toekomst van toponderzoek en kennisinfrastructuur?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór de begrotingsbehandeling Economische Zaken, Landbouw en Innovatie?
Ja.
De aan Oxfam Novib toegezegde honderden miljoenen euro's belastinggeld |
|
Johan Driessen (PVV) |
|
![]() |
Wist u dat Oxfam Novib een deel van de anti-Israëlbeweging financiert, een beweging die uit is op het discrediteren van de enige echte democratie in het Midden-Oosten: de Joodse staat Israël?1,2
Nee. Wel is mij bekend dat Oxfam Novib uit eigen middelen activiteiten steunt van organisaties die zich op vreedzame wijze inzetten voor een oplossing van de Israëlisch-Palestijnse kwestie. Het staat Oxfam Novib vrij om dit te doen.
Wist u dat Oxfam Novib de organisatie «Nederland Bekent Kleur» financierde2, één van de organisaties achter het politieke proces tegen de voorzitter van de Tweede Kamerfractie van de Partij voor de Vrijheid? Onderschrijft u de stelling «het proces komt van links»?
Het is mij bekend dat Oxfam Novib in 2008 een bijdrage van 2000 leverde aan de organisatie «Nederland bekent kleur» voor een manifestatie tegen racisme en discriminatie. Ik verwijs hiervoor naar de antwoorden van voormalig minister Koenders op schriftelijke vragen van het lid Wilders (PVV), 23 juli 2007, Vergaderjaar 20062007, Aanhangsel van de Handelingen nr. 2414 en van het toenmalig lid Boekestijn (VVD), 8 december 2009, Vergaderjaar 20092010, Aanhangsel van de Handelingen nr. 920.
Over de aard van het proces tegen de voorzitter van de Tweede Kamerfractie van de Partij voor de Vrijheid doe ik geen uitspraken.
Wist u dat Oxfam Novib projecten financiert in bijvoorbeeld Brazilië, de negende, en China, de tweede economie ter wereld?3 Deelt u de verontwaardiging over met Nederlands belastinggeld gefinancierde hulpprojecten in grotere economieën dan de onze? Zo nee, waarom niet?
Brazilië en China staan op de landenlijst van het Ontwikkelingscomité van de OESO4. Daarmee kwalificeren zij voor ontwikkelingshulp.
Wist u dat Oxfam Novib-directrice Farah Karimi onder valse voorwendselen naar Europa verkaste4, lid was van een Iraanse terroristische organisatie4 en 150 asielaanvragen vervalste?5 Hoeveel geld hebben deze praktijken van mevrouw Karimi de Nederlandse belastingbetaler gekost? Deelt u de mening dat het mevrouw Karimi zou sieren als zij haar functies van directrice van Oxfam Novib en voorzitster van de Samenwerkende Hulporganisaties zou neerleggen? Zo nee, waarom niet?
Uit het antwoord van toenmalig minister Verdonk op schriftelijke vragen van het lid Nawijn (Groep Nawijn), 19 juni 2006, Vergaderjaar 20052006, Aanhangsel der Handelingen nr. 1676, blijkt dat mevrouw Karimi regulier is toegelaten tot Nederland en eveneens regulier het Nederlanderschap verwierf. Ik verwijs naar dit antwoord.
Ik heb kennisgenomen van het boek van mevrouw Karimi alsmede van het artikel van HP/De Tijd. Ik zie geen relatie tussen de beschreven activiteiten van mevrouw Karimi en de kosten voor de Nederlandse belastingbetaler. Ik zie geen reden de positie van mevrouw Karimi als directrice van Oxfam Novib en voorzitter van de Samenwerkende Hulporganisaties ter discussie te stellen.
Deelt u de mening dat er geen enkele belastingcent meer naar Oxfam Novib moet gaan? Bent u bereid de aan Oxfam Novib toegezegde honderden miljoenen alsnog in te trekken? Zo nee, waarom niet?
Ik zie geen aanleiding om de aan Oxfam Novib toegekende subsidie alsnog te schrappen.
De wervingscampagne van het Rijk terwijl grootschalige bezuinigingen en inkrimpingen op het ambtenarenapparaat zijn aangekondigd |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Het Rijk werft weer, voor 58 vacatures?»1
Ja.
Is het waar dat het Rijk onlangs een nieuwe campagne is gestart voor de werving van personeel?
De huidige arbeidsmarktcampagne van de Rijksoverheid loopt sinds september 2007. In die periode zijn er gemiddeld twee campagneperioden per jaar geweest. De campagne richt zich zowel op werving als positionering van de Rijksoverheid als werkgever. Omdat het aantal vacatures bij de Rijksoverheid sterk is teruggelopen is de campagne sterk versoberd. In de eerste twee weken van december zal er online nog een kleine campagne gevoerd worden, gericht op positionering van de Rijksoverheid als werkgever; daarna houdt deze campagne op. Begin 2010 is een nieuwe arbeidsmarktstrategie voor de Rijksoverheid geformuleerd, die rekening houdt met veranderende omstandigheden op de arbeidsmarkt en bij de Rijksoverheid. Het contract met de uitvoerder van de huidige campagne is per 1 november afgelopen. Er is recent een Europese aanbesteding afgerond om een contract met een nieuwe partij voor de komende jaren af te sluiten. Samen met deze nieuwe uitvoerder wordt gewerkt aan een passende nieuwe arbeidsmarktcampagne.
Hoe verhoudt de doelstelling om het imago van het Rijk als werkgever in stand te houden zich tot de realiteit van aangekondigde bezuinigingen en inkrimpingen van het personeelsbestand van het Rijk?
Het blijven investeren in de positionering en imago van het Rijk als werkgever vereist voor de lange termijn permanente aandacht. Weliswaar is op de korte termijn slechts een beperkt aantal vacatures te verwachten, maar op de lange termijn zal het Rijk weer beroep moeten doen op de arbeidsmarkt. Wanneer het Rijk daar nu niet herkenbaar blijft als aantrekkelijk en onderscheidend werkgever, is in de toekomst een grote investering nodig om het imago weer van af het begin op te bouwen.
Is, alle argumentatie van de campagnemanager van Expertisecentrum Arbeidsmarktcommunicatie Rijk meegenomen, een campagne met posters op treinstations gepast indien er maar 58 vacatures op de site van de Rijksoverheid staan en een groot aanbod aan vacatures voorlopig niet verwacht kan worden?
Zoals het antwoord op vraag 2 al aangeeft, is deze imagocampagne van het Rijk niet gericht op de werving voor vacatures, maar op positionering van de Rijksoverheid als werkgever.
Deelt de mening dat met, het oog op de grootschalige bezuinigingen op het aantal ambtenaren, deze campagne een onjuiste suggestie wekt bij het publiek over werkmogelijkheden bij het Rijk en het daarmee ongepast is op deze wijze zichtbaar te willen blijven als aantrekkelijke aanbieder op de arbeidsmarkt? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel die mening niet. Een grote werkgever dient op zijn minst zichtbaar te blijven op de arbeidsmarkt. Wel is relevant op welke wijze dit zal gebeuren. Dit is onderdeel van de nieuwe arbeidsmarktcommunicatiestrategie van de Rijksoverheid, die begin 2010 is geformuleerd. Deze strategie vormt de richtlijn bij de uitwerking van een nieuwe arbeidsmarktcampagne voor de Rijksoverheid, zodat veranderende omstandigheden op de arbeidsmarkt en bij de Rijksoverheid daarbij worden betrokken.
Op welke termijn denkt u dat er bij het Rijk weer veel vacatures te vinden zijn gelet op het in het artikel aangevoerde argument dat de overheid zichtbaar moet blijven zodat werknemers het Rijk snel weten te vinden op het moment dat er weer veel vacatures te vinden zijn? Waar baseert u deze verwachting dit op?
Op grond van de samenstelling van het personeel bij het Rijk eind 2009 zal de grote uittocht bij het Rijk op grond van pensionering zijn hoogtepunt bereiken na 2020. Ter illustratie: tot 2015 zullen naar verwachting gemiddeld ruim 1 200 mensen per jaar met pensioen gaan. In de periode 2015 tot 2020 gaat het om ruim 3 000 mensen en in de periode na 2020 is dat naar verwachting opgelopen tot gemiddeld 4 000 per jaar. Daarbij is rekening gehouden met verhoging van de pensioenleeftijd naar 66 in 2020. Daarnaast zal uiteraard ook normale uitstroom plaatsvinden. Vooral het feit dat jongere ambtenaren een kortere verblijfsduur in de rijksdienst hebben dan hun oudere collega’s maakt, dat werving van vooral jongeren noodzakelijk blijft.
Verwacht u over vier of vijf jaar dat er hoge nood bij het Rijk zal ontstaan vanwege het vertrek van een groot aantal ambtenaren in verband met het behalen van pensioengerechtigde leeftijd? Zo ja, waar baseert u deze verwachting op?
Op grond van de resultaten, vermeldt in de beantwoording van vraag 6 verwacht ik over vier of vijf jaar nog geen hoge nood vanwege het vertrek van grote aantallen ambtenaren. Wel zal vanaf die tijd het aantal ambtenaren dat met pensioen gaat jaarlijks flink stijgen. Of dit tot hoge nood leidt is mede afhankelijk van de keuzes die gemaakt worden bij de voorliggende bezuinigingstaakstelling en van de samenstelling van het personeelsbestand van afzonderlijke diensten.
Kunt u inzicht bieden in de verwachte kostenpost die de beoogde leegloop gaat opleveren wat betreft de dan uit te zetten wervingstrajecten? Hoe verhouden deze kosten zich tot de door het kabinet beoogde bezuiniging op en inkrimping van het ambtenarenapparaat?
Dat is moeilijk te zeggen. Het hangt af van de wervingsmethoden en de wervingskosten op dat moment.
Hoe zorgt u er voor dat talentvolle ambtenaren die relatief kort bij het Rijk werken behouden worden, zodat zij over vier of vijf jaar kunnen doorstromen naar de vacante functies?
Ook in tijden van krimp is behoud van kwaliteit van groot belang. Binnen de mogelijkheden die het sociaal flankerend beleid biedt zal zoveel mogelijk geprobeerd worden (jonge) talentvolle medewerkers uit de bedoelde categorie voor het Rijk te behouden. Overigens blijkt uit onderzoek dat jongere werknemers zich anders gedragen op de arbeidsmarkt, ze hechten minder aan vaste banen en zijn sneller mobiel. Het zou dus kunnen dat zij eerder reageren op de verwachte krimp door zich te oriënteren op werken buiten het Rijk.
Het mogelijk stop zetten van medefinanciering door de overheid aan topinstituten |
|
Pauline Smeets (PvdA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Weer tegenslag farmasector»?1
Klopt de constatering in het artikel dat vier technologische topinstituten voor farmacie en biotechnologie in de toekomst niet langer op financiering vanuit het Rijk kunnen rekenen? Zo ja, kunt u deze bezuiniging motiveren?
Ja, voor wat betreft financiering uit het FES. Zie ook mijn antwoord op vraag 2 van lid Wiegman-van Meppelen Scheppink (2010Z15866). Verder wil ik in dit verband verwijzen naar de nota Bedrijfslevenbeleid.
Deelt u de mening dat een eventueel voornemen te bezuinigen op onder meer het Topinstituut Pharma, Biomedical Materials, het Center for Translational Molecular Medicine en Groene Genetica zich slecht verhoudt tot de notie uit de brief aan de Tweede Kamer over de voorgenomen reorganisatie bij MSD Organon dat de overheid zich door het versterken van met name kennis en innovatie moet inzetten om een aantrekkelijke vestigingsplaats te creëren voor dit soort activiteiten?2
Zie ook mijn antwoord op vraag 2 van lid Verhoeven (2010Z15847).
Ook hier geldt allereerst dat de FES-investeringen in deze instituten moeten worden gezien als een éénmalige impuls. Het is overigens niet zo dat de financiering voor de vier topinstituten acuut stopt. De totale investering vanuit de overheid voor de vier genoemde instituten betreft € 350 mln over 9 jaar (2006–2014). De Topinstituten Center for Moleculair Medicine en BioMedical Materials lopen vooralsnog door tot en met 2014. Het Topinstituut Groene Genetica heeft een overbruggingsfinanciering gekregen van € 3,4 mln tot juli 2012. De financiering uit het FES (€ 130 mln. over vijf jaar) voor het Top Instituut Pharma loopt in september 2011 af. De projecten waarvoor TI Pharma financiering heeft gekregen kunnen gewoon doorgang vinden. Van het vorige Kabinet heeft het TI Pharma een overbruggingsfinanciering van € 6 mln. gereserveerd met een looptijd tot 1 juli 2012. Deze periode biedt de gelegenheid om tot een transitie over te gaan binnen de nieuwe beleidscontext.
Bent u het eens met de volgende uitspraak van de voormalige minister van Economische Zaken in het Kamerdebat over de voorgenomen sluiting van de onderzoeksafdeling van het bedrijf Abbott te Weesp: «Juist in een sector als deze (…) moet je ervoor zorgen dat je concurrerend bent op het punt van kennis, innovatie en het scheppen van randvoorwaarden. Kortom, je vestigingsklimaat. Dat is nu precies de uitdaging waar het nieuwe kabinet voor staat»? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke initiatieven gaat het kabinet op het terrein van de farmasector nemen om de kennis en innovatie te versterken en betere randvoorwaarden te scheppen?
Zie ook mijn antwoord op vraag 2 van lid Verhoeven (2010Z15847).
Voor het gebied van de Life Sciences, zoals ook voor de andere topgebieden willen we internationaal concurrerend zijn, dus ook op genoemde factoren die het vestigingsklimaat in belangrijke mate bepalen. Ik kom daarop terug in de toegezegde nota Bedrijfslevenbeleid.
Aflossingsvrije hypotheken |
|
Jan van Bochove (SGP), Raymond Knops (CDA) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Hebt u kennisgenomen van berichten in de media (in het bijzonder RTL-Z) dat de Rabobank geen 100% aflossingsvrije hypotheken meer verstrekt in bepaalde regio’s?1
Ja.
Is het waar dat dit beleid wordt ingezet vanuit de veronderstelling dat er in de genoemde regio sprake is van bevolkingskrimp?
Ik heb van de Rabobank begrepen dat er geen beleid is om te stoppen met het verstrekken van aflossingsvrije leningen. Ook niet in gebieden waar de bevolking krimpt. De Rabobank benadrukt dat de persoonlijke situatie van de klant het advies bepaalt. Bij dit advies is de betaalbaarheid van de hypotheeklasten als vanzelfsprekend een belangrijk uitgangspunt.
In zijn algemeenheid wordt de betaalbaarheid getoetst door de zogenaamde Loan-to-income norm (LTI-norm). Deze bepaalt de leencapaciteit van een consument voor een hypothecair krediet in relatie tot zijn inkomen. Echter, ook de waarde van de woning speelt een rol bij het tegengaan van overkreditering. Als consumenten door omstandigheden in de situatie komen dat zij hun huis moeten of willen verkopen bestaat het risico op een restschuld.
Dit restschuldrisico zal ook deel uitmaken van het advies van kredietverstrekkers. Het is dan ook voor de hand liggend dat een kredietverstrekker veelal zal adviseren om ook spaardeel in de hypotheek op te nemen, of om aflossing in de hypotheek in te bouwen. Ook dat draagt bij aan beperking van het restschuldrisico. Dit alles moet wel worden bezien vanuit een specifieke klantsituatie.
Wat vindt u van het beleid van de Rabobank waaruit blijkt dat er in het land twee soorten bevolkingsgroepen zijn, namelijk zij die wel en zij die geen aflossingsvrije hypotheek kunnen afsluiten?
Zie antwoord vraag 2.
Is hier sprake van gelijke behandeling en gelijkwaardigheid van alle klanten?
Het geven van een persoonlijk, op de hypotheeknemer gericht advies is niet per definitie een vorm van ongelijke behandeling. Zoals besproken bij vraag 2 kunnen aanvullende vereisten namelijk bijdragen aan het bereiken van legitieme doelen, zoals het beperken van financiële risico’s. Het is hierbij van belang dat de mogelijke risico’s zoveel mogelijk op individueel niveau worden bepaald.
Vrij ondernemerschap impliceert dat individuele hypothecair financiers evenals aanbieders van andere producten en diensten (binnen de grenzen van de wet) vrijelijk bepalen op welk (geografisch) deel van de markt zij zich richten bij het aanbieden van hun producten en onder welke voorwaarden die producten worden aangeboden. Echter, het enkele feit dat de hypothecair te verbinden woning is gelegen in een bepaald postcodegebied kan volgens de Gedragscode Hypothecaire Financiering geen grond zijn om de aanvraag af te wijzen.
Ten aanzien van hypotheekverstrekking geldt artikel 4.34 van de Wet financieel toezicht. Daarin een open norm voor verantwoorde kredietverstrekking opgenomen. Die open norm wordt op dit moment voor hypotheekverstrekking ingevuld door de Gedragscode Hypothecaire Financiering. In deze gedragscode (artikel 6, lid2 staat weergegeven dat discriminatie bij hypotheekverstrekking op grond van wijk of postcodegebied verboden is.
Leidt een dergelijke handelwijze van de Rabobank niet juist tot een versterking van ongewenste krimpeffecten?
Zoals aangegeven bij vraag 2 en 4 hanteert de Rabobank naar eigen zeggen geen beleid om te stoppen met het verstrekken van aflossingsvrije leningen. Ook niet in gebieden waar de bevolking krimpt. Het is de persoonlijke situatie van de klant welke het advies bepaalt.
Bent u bereid met banken te komen tot afspraken die leiden tot gelijke behandeling van alle klanten in alle regio’s van het land?
Zie antwoord vraag 5.
Het rappaort Azerbaijan |
|
Martijn van Dam (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport Azerbeidzjan Vulnerable Stability van de International Crisis Group (ICG)?
Ja.
Deelt u de mening van de ICG dat het presidentschap van Ilham Aliyev economische voorspoed heeft opgeleverd door de export van olie, maar dat dit gepaard is gegaan met versterking van zijn autoritaire macht, grotere onderdrukking en corruptie? Kunt u uw mening toelichten?
De uitvoer van olie vormt een belangrijke inkomstenbron voor Azerbeidzjan. De Azerische economie is daardoor met name de laatste jaren sterk gestimuleerd.
De regeringsmacht is sinds 1993 in handen geweest van slechts twee presidenten, Heydar Aliyev en zijn zoon Ilham Aliyev. Gedurende deze periode is er sprake van een gebrekkig functionerende democratie en rechtstaat.
Op de website van het ministerie van Veiligheid en Justitie wordt aangegeven dat er met het ministerie van Binnenlandse Zaken van Azerbeidzjan een goede samenwerking nodig is om te komen tot een effectieve bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, zoals mensenhandel en mensensmokkel, en de bestrijding van illegale migratie. Welke afspraken zijn concreet gemaakt?
Tijdens het bezoek van de voormalige Minister van Justitie aan Azerbeidzjan van 8 tot 12 augustus jl. zijn afspraken gemaakt op basis waarvan kennisuitwisseling en, binnen de wettelijke kaders, samenwerking op het gebied van onder meer bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit, zoals mensenhandel en mensensmokkel, en de bestrijding van illegale migratie, kan plaatsvinden. Op dit moment zijn nog geen concrete afspraken voor nadere samenwerking gemaakt.
Wat is de Nederlandse opstelling ten aanzien van Azerbeidzjan als het gaat om de mensenrechtensituatie in het land? Liggen hier ook concrete afspraken aan ten grondslag?
Als lid van de Raad van Europa en OVSE heeft Azerbeidzjan zich gecommitteerd aan de geldende principes op het gebied van democratie en mensenrechten. In de Partnerschaps- en Samenwerkingsovereenkomst, die in 1999 met de EU in werking is getreden, worden in artikel 2 respect voor democratie, beginselen van internationaal recht en mensenrechten genoemd, zoals gedefinieerd in documenten van de Verenigde Naties en de OVSE. De EU steunt Azerbeidzjan met verschillende programma’s (zie ook antwoord op vraag 6), onder meer gericht op «civil society». Regelmatig vinden bijeenkomsten plaats van de Samenwerkingsraad (ministerieel niveau), het Samenwerkingscomité (hoog ambtelijk niveau) en diverse subcomités. In 2010 is een «Subcomité voor Justitie, Vrijheid en Veiligheid en Mensenrechten en Democratie» ingesteld, dat op 30 november en 1 december 2010 voor het eerst bijeen zal komen.
Nederland volgt ontwikkelingen op het terrein van de mensenrechten en moedigt langs bilaterale en in EU- en multilateraal kader Azerbeidzjan aan zijn internationale verplichtingen na te komen, met name waar het de versterking van pluralistische democratie, vrijheid van meningsuiting en media betreft.
Wat is het Nederlandse terugkeerbeleid ten aanzien van Azeri?
Het terugkeerbeleid vloeit in beginsel voort uit het toelatingsbeleid. Indien het asielverzoek wordt afgewezen, dient de asielzoeker terug te keren naar zijn land van herkomst. Beoordeling van asielaanvragen vindt plaats op individuele basis aan de hand van de algemene wet- en regelgeving en de beschikbare landeninformatie. Voor Azerbeidzjan geldt op dit moment geen bijzonder toelatingsbeleid.
Kunt u aangeven op welke manier Nederland bijdraagt aan de bevordering van de rechtsstaat in Azerbeidzjan? Kunt u concreet aangeven welke projecten gericht op verbeteringen op het gebied van administratieve wetten en detentieomstandigheden Nederland ondersteunt en hoeveel geld hiermee gemoeid is?
Nederland draagt bij aan enkele afzonderlijke projecten in Azerbeidzjan. Het gaat om (a) versterking van procesvoering van rechtzaken bij schending van mensenrechten in o.a. Azerbeidzjan. Dit project wordt uitgevoerd door het Nederlands Helsinki Comité en wordt gefinancierd op basis van het Thematische Medefinancierings (TMF)-programma; (b) de verbetering van de gezondheidssituatie in gevangenissen in o.a. Azerbeidzjan, uitgevoerd door de Wereld Gezondheidsorganisatie.; (c) de introductie van nieuw bestuursprocesrecht in Azerbeidzjan. Dit project is onlangs beëindigd en werd uitgevoerd door het Centre for International Legal Cooperation op basis van financiering door de Nederlandse ambassade in Tbilisi.
Azerbeidzjan is één van de zes partnerlanden van de Europese Unie in het Oostelijk Partnerschap. In dit Partnerschap zijn vier zogenaamde multilaterale platforms ingesteld, waaronder één inzake «Democratie, Goed Bestuur en Stabiliteit». Het werkprogramma 2009–2011 van dit platform richt zich met name op: (1) beter functioneren van het gerechtelijke systeem, (2) hervormingen van het openbaar bestuur en (3) strijd tegen corruptie. Naar aanleiding van een Nederlands voorstel is voor het uitvoeren van programma’s in deze sectoren € 4 miljoen over 2 jaar aan de Raad van Europa ter beschikking gesteld.
Welke follow up wordt gegeven aan de veroordelingen door het Europees Hof van de Rechten van de Mens inzake martelingen in detentie, de vrijlating van de journalist Fatullayev en van de repressieve NGO-wet?
Het Comité van Ministers van de Raad van Europa (CM) houdt op grond van artikel 46 lid 2 EVRM toezicht op de tenuitvoerlegging van uitspraken van het Europese Hof van de Rechten van de Mens (EHRM). Dit gebeurt in aparte bijeenkomsten die vier keer per jaar worden gehouden. Het is de verwachting dat de genoemde kwesties binnenkort op de agenda van het CM staan. De eerstvolgende bijeenkomst vindt plaats op 30 november tot en met 3 december aanstaande. Zodra deze kwesties aan de orde komen zal Nederland zich actief opstellen.
Op 11 november jl. heeft het hooggerechtshof van Azerbeidzjan zich gebogen over de uitspraak van het EHRM. Het heeft de veroordeling van de heer Fatullayev, in lijn met de EHRM-uitspraak, vernietigd. Echter, de heer Fatullayev blijft in hechtenis in verband met een aanklacht voor drugsbezit tijdens zijn huidige detentie.
Ook de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa, waarin ook leden van uw Kamer zitting hebben, heeft diverse resoluties aangenomen om de naleving van Hofuitspraken te bespoedigen. De resolutie van 31 mei 2010 over Azerbeidzjan is daarvan een recent voorbeeld.
Op welke wijze zullen onafhankelijke waarnemers de aanstaande parlementsverkiezingen monitoren?
In totaal waren 406 waarnemers uit 42 landen betrokken bij de internationale waarnemingsmissie op 7 november. Door de OVSE/ODIHR werden 36 lange termijn waarnemers (waaronder 1 Nederlandse) en 270 korte termijn waarnemers (5 Nederlanders) ingezet. De Parlementaire Assemblee van de OVSE zond 51 mensen uit en PACE had 33 vertegenwoordigers als waarnemer in het land. Het Europese Parlement zond 16 vertegenwoordigers naar Azerbeidzjan voor de verkiezingen. Behalve de 406 waarnemers die onder de paraplu van de gezamenlijke ODIHR-OVSE-RvE-EP missie deelnamen waren ook in totaal meer dan 1 000 waarnemers betrokken, waaronder parlementariërs uit GOS-landen en Turkije.
Hebben in de aanloop naar de verkiezingen ongeregeldheden plaatsgevonden? Is in de aanloop naar de verkiezingen de vrijheid van meningsuiting van media, organisaties en burgers verder onder druk komen te staan? Zo ja, kunt u voorbeelden geven?
Volgens de OVSE-waarnemingsmissie was de aanloop naar de verkiezingen vreedzaam en verliep de verkiezingsdag zelf ook zonder gewelddadige incidenten. Wel is de OVSE kritisch over de beperkingen in mediavrijheid, vrijheid van vergadering en een gebrekkige kandidaatstellingsregistratie, alsmede onregelmatigheden bij het tellen van de stemmen, hinderen van lokale waarnemers voor de oppositie en zichtbare fraude met stembiljetten.
Wat is de stand van zaken van de onderhandelingen over de Nabucco pijplijn?
In juli 2009 is door de regeringsleiders van Turkije, Roemenië, Bulgarije, Hongarije en Oostenrijk een Intergouvernementeel Akkoord ondertekend over de Nabucco gaspijpleiding, waarmee een politiek en juridisch raamwerk is gecreëerd voor het project. In juni dit jaar heeft Turkije ook een overeenkomst met Azerbeidzjan gesloten over de aankoop en doorvoer van gas. Europese energiebedrijven voeren momenteel besprekingen met leveranciers in Azerbeidzjan, Turkmenistan en Irak over de levering van gas, dat via Nabucco getransporteerd zou kunnen worden.
In september hebben de internationale financiële instellingen EBRD, EIB en IFC (Wereldbank) aangekondigd een grote bijdrage aan de financiering van Nabucco te overwegen, in samenwerking met commerciële banken. Dit financieringspakket kan oplopen tot circa € 4 miljard. De totale kosten van het project worden door het Nabucco-secretariaat (ingesteld door betrokken (staats) energiemaatschappijen) geschat op € 7,9 miljard. De definitieve investeringsbeslissing van het Nabucco-consortium wordt in de loop van 2011 verwacht.
Kunt u deze vragen vóór de parlementsverkiezingen van 7 november a.s. in Azerbeidzjan beantwoorden of anders zo spoedig mogelijk?
Het bleek niet mogelijk de vragen die op 4 november waren ontvangen vóór 7 november te beantwoorden.
Het rapport 'De Weet wat je eet Gifmeter Bestrijdingsmiddelen op groente en fruit, Analyse controlegegevens nVWZ in 2009' |
|
Bruno Braakhuis (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het rapport «De Weet wat je eet Gifmeter Bestrijdingsmiddelen op groente en fruit, analyse controlegegevens nVWA 2009» van 1 november 2010?
Ja.
Wat vindt u ervan dat het aantal gezondheidsrisico’s voor jonge kinderen, waar internationale acute gezondheidsnormen werden overschreden, net als vorig jaar 0,5 procent is?
Elke overtreding van de gezondheidsnormen is onwenselijk.
Het toezicht van de nVWA is op risico gebaseerd. Dat komt er op neer dat de nVWA vooral daar bemonstert en controleert waar overschrijdingen kunnen worden verwacht. In 2009 zijn op die basis door de nVWA ca. 3500 metingen op groente en fruit uitgevoerd waarbij 16 keer (ca. 0,5%) sprake was van overschrijding van de gezondheidsnormen. Het beleid is dat groente en fruit waarbij de gezondheidsnormen zijn overschreden door de nVWA van de markt wordt gehaald. Overigens worden van buiten de EU afkomstige producten, waarbij herhaaldelijk overschrijdingen van de gezondsheidsnormen worden geconstateerd, op basis van recente Europese controlewetgeving (Verordening (EG) 669/2009), onderworpen aan een ingangscontrole aan de EU grenzen. Hierdoor wordt voorkomen dat producten die niet aan de gezondheidsnormen voldoen op de markt worden gebracht.
Waarom heeft de nieuwe Voedsel en Waren Autoriteit (nVWA) niet ingegrepen bij constatering van gezondheidsrisico’s bij druiven en peren in Nederlandse supermarkten?
Ik neem aan dat u hier doelt op de drie monsters druiven/peer uit bijlage 1 van het rapport weetwatjeeet die bemonsterd zijn bij supermarkten. De nVWA heeft bij 2 van deze monsters geen overschrijding van de MRL vastgesteld. Het is standaard EU beleid om in dergelijke gevallen geen nadere actie te ondernemen. Voor het derde monster waar het residu boven de MRL lag werd een boete gegeven. Deze partij is in augustus/september 2009 niet van de markt gehaald omdat door een interne nVWA communicatieverstoring te laat werd gereageerd. De partij was inmiddels als geheel verkocht. Inmiddels zijn begin 2010 de interne nVWA procedures voor risicobeoordeling aangepast.
Waarom controleert en handhaaft de nVWA alleen op gezondheidsrisico’s wanneer de Maximale Residu Limiet (MRL) tweemaal wordt overschreden, waardoor met name jonge kinderen onnodig blootgesteld worden aan te hoge residuen landbouwgif?
De nVWA controleert en handhaaft op gezondheidsrisico’s zodra de MRL limiet wordt overschreden. Wanneer is geconstateerd dat er geen gezondheidsrisico is dan wordt bij de beoordeling van het analyseresultaat rekening gehouden met de meetonzekerheid. Alle handhavers in Europa hanteren bij de analysemethoden een meetonzekerheid van 50%.
Bent u bereid de nVWA eerder te laten controleren en handhaven dan nu het geval is, zodat met name jonge kinderen niet meer onnodig worden blootgesteld aan te hoge residuen landbouwgif? Waarom (niet)?
Het toezicht van nVWA is op risico gebaseerd. Dat komt er op neer dat de nVWA vooral daar bemonstert en controleert waar overschrijdingen kunnen worden verwacht. De werkwijze van de VWA is onlangs geaudit door de Europese Commissie en er zijn geen tekortkomingen geconstateerd.
Overigens voert ook het bedrijfsleven zelf controles uit op haar producten.
Wat vindt u er van dat Nederlandse aardbeien, appels, peren en sla méér vervuild zijn dan dezelfde producten uit het buitenland en wat gaat u hier aan doen?
Ik neem aan dat u met vervuild doelt op overschrijding van de wettelijke norm (MRL). In verhouding zijn bij Nederlandse producten significant minder overschrijdingen aangetroffen dan bij buitenlandse producten. Bij zowel peren als appels zijn geen overtredingen van de MRL waargenomen. Het percentage overschrijdingen van de MRL bij aardbeien was bij het Nederlands product geringer dan bij producten uit het buitenland. Echter bij Nederlandse sla was er in tegenstelling tot sla uit het buitenland sprake van een gering aantal overschrijdingen van de MRL.
Bent u bereid op Europees niveau te pleiten voor een verbod op de nu in Europa toegestane stoffen die door de Wereldgezondheidsorganisatie als «zeer gevaarlijk» geclassificeerd worden? Bent u bereid deze stoffen op nationaal niveau te verbieden?
Nee, want de classificatie van de WHO is alleen gebaseerd op de eigenschappen van de stof, zonder daarbij de hoeveelheid van die stof waaraan men wordt blootgesteld te betrekken. Voor het bepalen van een risico zijn beide gegevens even belangrijk. Omdat de blootstelling in het algemeen zeer laag is, zijn gezondheidsrisico’s niet te verwachten.
Hoe lang duurt het voor een wettelijke norm wordt aangepast aan de nieuwste wetenschappelijke inzichten van de Wereldgezondheidsorganisatie met betrekking tot gezondheidsrisico’s?
Wettelijke residunormen (MRL’s) worden in Europees verband vastgesteld. Deze worden vòòr vaststelling getoetst aan de gezondheidskundige grenswaarden, die ook Europees worden vastgesteld. Als de inname gebaseerd op de MRL de gezondheidskundige grenswaarde overschrijdt, wordt deze MRL niet geaccepteerd. Ook de VN (WHO en FAO) leiden normen en gezondheidskundige grenswaarden af voor pesticiden, binnen het raamwerk van de Codex Alimentarius. Aangezien de Europese normen en gezondheidskundige grenswaarden in het algemeen strenger zijn dan die van de Codex Alimentarius, is er in het algemeen weinig reden tot aanpassing aan WHO inzichten.
Normaliter worden normen en gezondheidskundige grenswaarden eens in de 10 jaar opnieuw geëvalueerd. Als daar echter aanleiding toe is kan de Europese Commissie besluiten om deze eerder aan te passen.
Vindt u dat het een taak van maatschappelijke organisaties is om jaarlijks over te gaan tot publicatie van de meetgegevens van de nVWA, of vindt u dat dit een taak van de nVWA zelf is?
De resultaten van het onderzoek op residuen zijn openbaar en staan vermeld op de website1 van de nVWA. De maatschappelijke organisaties maken voor hun publicatie gebruik van die openbare resultaten.
De hoge hypotheekmarges in Nederland |
|
Wouter Koolmees (D66), Kees Verhoeven (D66) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de «quick scan» van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa)?1 Hoe beoordeelt u de eerste uitkomsten van het gedane onderzoek?
Ik heb met veel belangstelling kennisgenomen van de quick scan hypotheekrente, die de Nederlandse Mededingingautoriteit (NMa) recentelijk heeft gepubliceerd. Dit betreft het eerste deel van het onderzoek dat de NMa momenteel uitvoert naar de Nederlandse hypotheekmarkt. De quick scan geeft meer duidelijkheid over de ontwikkelingen van de hypotheekmarges in Nederland. Hiervoor heeft de NMa de marges door middel van drie methoden onderzocht. Daarbij heeft zij rekening gehouden met mogelijke stijgingen in de kosten van banken. Uit de quick scan blijkt dat de Nederlandse hypotheekmarges na medio 2009 hoog zijn in historisch perspectief. Deze conclusie geldt voor zowel hypotheken met een variabele rente als voor hypotheken met een langere rentevaste periode. Daarnaast blijkt uit een internationale vergelijking van de hypotheekmarges met Frankrijk, Duitsland en België dat de marges in Nederland relatief hoog zijn.
De eerste uitkomsten van het onderzoek naar de Nederlandse hypotheekmarkt vormen een serieus signaal. De NMa gaat in het eerste deel van haar onderzoek naar de Nederlandse hypotheekmarkt nog niet in op mogelijke oorzaken die aan de hoogte van de marges ten grondslag kunnen liggen. Zij geeft banken en andere stakeholders de gelegenheid te reageren op de bevindingen uit haar quick scan. De reacties van de stakeholders zullen belangrijke aanknopingspunten vormen voor het tweede deel van het onderzoek naar de hypotheekmarkt, waarin de NMa ontwikkelingen in de concurrentieomstandigheden op de hypotheekmarkt in kaart zal brengen en mogelijke gebreken van de marktwerking zal identificeren. Hierdoor zal meer duidelijkheid ontstaan over de oorzaken die aan de hoogte van de marges ten grondslag liggen. Ik ben dan ook zeer benieuwd naar de reacties uit de sector en de bevindingen uit het tweede deel van het onderzoek.
Wat vindt u van het feit dat het NMa-onderzoek pas in het voorjaar van 2011 verwacht wordt? Deelt u de mening dat het slecht is dat consumenten nog een half jaar in onzekerheid blijven over de hoge marges op de hypotheekmarkt en de oorzaken daarvan? Bent u bereid om het onderzoek te versnellen?
Ik vind het tweede deel van het onderzoek van de NMa naar de hypotheekmarkt erg belangrijk, omdat het meer duidelijkheid zal verschaffen over de oorzaken die aan de hoogte van de marges ten grondslag liggen. Voor consumenten, en voor eventuele maatregelen vanuit de overheid, is deze duidelijkheid van groot belang. Ik acht het dan ook wenselijk dat het onderzoek zo spoedig mogelijk wordt afgerond. De NMa heeft mij hierop verzekerd dat het onderzoek prioriteit heeft.
Tegelijkertijd is het noodzakelijk dat het onderzoek zorgvuldig wordt uitgevoerd. De consument is niet gebaat bij een onvolledig of onjuist uitgevoerd onderzoek. De NMa heeft aangegeven dat banken en andere stakeholders tot uiterlijk vrijdag 17 december 2010 kunnen reageren op het eerste deel van haar onderzoek. Omdat deze reacties vanuit de sector belangrijke aanknopingspunten zullen vormen voor het onderzoek, vind ik het belangrijk dat zij voldoende gelegenheid krijgen hun zienswijzen kenbaar te maken.
Wat vindt u van het feit dat de Nederlandse hypotheekmarkt niet goed functioneert, ongeacht of dit aan eventuele prijsafspraken ligt? Welke andere oorzaken voor de hoge marges zouden een rol kunnen spelen?
De Nederlandse hypotheekmarkt speelt een belangrijke rol in het economisch verkeer. Gebreken in de marktwerking op de hypotheekmarkt kunnen gevolgen hebben voor de Nederlandse economie. Prijsafspraken tussen banken zouden consumenten de voordelen van concurrentie op de hypotheekmarkt kunnen ontnemen en daarmee een overtreding kunnen vormen van de Mededingingswet.
De NMa ziet hierop toe. Zij heeft aangegeven op dit moment niet te vermoeden dat banken zich schuldig maken aan prijsafspraken.2
Het tweede deel van het onderzoek naar de Nederlandse hypotheekmarkt van de NMa zal meer duidelijkheid verschaffen over de oorzaken die aan de hoogte van de marges ten grondslag liggen. De NMa zal hierbij ontwikkelingen in de concurrentieomstandigheden op de hypotheekmarkt in kaart brengen en mogelijke gebreken van de marktwerking identificeren. Volgens de NMa kunnen hierbij onder meer aan bod komen de ontwikkeling van de marktaandelen, de ontwikkeling van de toetreding- en uittredingsdrempels, de ontwikkeling van de mate van transparantie van de markt, gedragingen die de marktwerking kunnen verstoren en de ontwikkeling van de tarieven van hypotheekaanbieders. De door u genoemde factoren kunnen derhalve in het tweede deel van het onderzoek aan bod komen.
Wat is het doel van het onderzoek? Bent u bereid de NMa te verzoeken om ook de aspecten aanbodstructuur, transparantie van prijsopbouw, vergelijkbaarheid van tarieven, mogelijkheid van overstappen, de Nederlandse hypotheekregels en de gevolgen van de financiële crisis en de staatsteun in het onderzoek mee te nemen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de Nederlandse hypotheekmarkt een oligopolie is? Vermoedt u dat tussen de aanbieders sprake is van «onderling afgestemde feitelijke gedraging»?
Op de Nederlandse hypotheekmarkt is een beperkt aantal ondernemingen actief dat gezamenlijk een groot marktaandeel heeft. Dit maakt het concurrentieproces kwetsbaar. De financiële markten, waaronder de markt voor hypotheken, vormen om die reden een speerpunt in het toezicht van de NMa. Ook is de sector als aandachtsveld opgenomen in de «NMa-Agenda 2010–2011».3
Zoals ik op eerdere van uw vragen heb geantwoord, zal de NMa in het tweede deel van haar onderzoek naar de Nederlandse hypotheekmarkt diepgaand ingaan op de concurrentieomstandigheden en de ontwikkelingen daarvan. Daarbij zullen ook kenmerken van de aanbodstructuur aan bod komen.
Daarnaast houdt de NMa toezicht op de naleving van de Mededingingswet. Onderling afgestemde feitelijke gedragingen tussen aanbieders kunnen een overtreding vormen van de Mededingingswet. De quick scan heeft geen aanleiding gegeven voor een vermoeden van een overtreding van de Mededingingswet. De NMa heeft aangegeven elke concrete aanwijzing die wijst op onderlinge afstemming van gedragingen van banken graag te ontvangen.
Welke gevolgen denkt u dat mogelijke prijsafspraken hebben voor het broze consumentenvertrouwen en de aanhoudende stagnatie op de woningmarkt? Wat gaat u doen om negatieve gevolgen te voorkomen?
Prijsafspraken hebben doorgaans als gevolg dat de concurrentie merkbaar wordt beperkt en de consument de voordelen van een goede marktwerking wordt ontnomen. Zo leiden prijsafspraken over het algemeen tot hogere tarieven, een daling in de kwaliteit en in het niveau van dienstverlening en beperkte keuzevrijheid. Deze gevolgen acht ik zeer onwenselijk. Ook voor het consumentenvertrouwen in de financiële sector is het cruciaal dat banken zich onthouden van prijsafspraken en andere overtredingen van de Mededingingswet. Ik vind het hierom belangrijk dat de NMa extra aandacht besteedt aan het toezicht op de naleving van de Mededingingswet in de financiële sector.
Welke gevolgen denkt u dat deze publicatie heeft voor het consumentenvertrouwen gezien het feit dat nog steeds een op de zes consumenten een hypotheekadvies onder de maat krijgt?
De quick scan naar de ontwikkelingen van de hypotheekmarges in Nederland geeft meer duidelijkheid over de ontwikkelingen van de marges, maar gaat nog niet in op de oorzaken die aan de hoogte van de marges ten grondslag liggen. Het tweede deel van het onderzoek van de NMa zal hier meer duidelijkheid over verschaffen. Voor zowel consumenten en hun vertrouwen in de sector als voor eventuele maatregelen vanuit de overheid is deze duidelijkheid van groot belang.
Kunt een inschatting geven van de gemiddelde economische kosten voor consumenten van deze hoge hypotheekmarges?
Zoals de NMa benadrukt in haar quick scan zijn de gebruikte methodes bedoeld om de ontwikkelingen van de marges te onderzoeken en niet om de absolute niveaus van de marges te bepalen. Ik kan aan hand van de uitkomsten van deze quick scan dan ook geen inschatting maken van de gemiddelde economische kosten voor consumenten.
Bent u van mening dat de totstandkoming van de hypotheekrente voldoende transparant is? Zijn er afspraken gemaakt met De Nederlandse Bank en of het ministerie van Financiën in welke mate deze transparantie gegeven moet worden?
Voor consumenten die overwegen een hypothecaire kredietovereenkomst te sluiten, is het belangrijk dat zij beseffen hoe de rente is opgebouwd. In het tweede deel van haar onderzoek naar de Nederlandse hypotheekmarkt zal de NMa ingaan op de mate van transparantie op de markt.
Zoals eerder is geantwoord op Kamervragen van het lid Blanksma-van den Heuvel heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM) onderzoek gedaan naar de toereikendheid van de informatieverstrekking door financiële dienstverleners aan consumenten voor het sluiten van een hypotheek met variabele rente. Uit het onderzoek kwam naar voren dat de verstrekte informatie consumenten onvoldoende inzicht geeft in de fluctuatie en de opbouw van het in rekening gebrachte variabele rentepercentage. Hierdoor kunnen consumenten de risico’s die zij lopen door fluctuatie van de variabele rente niet goed inschatten. Gelet op de uitkomsten van dit onderzoek heeft mijn collega van Financiën aangegeven het wenselijk te vinden nadere regels te stellen aan de informatieverschaffing door aanbieders. Naar aanleiding van de eerste resultaten van het onderzoek van de NMa zal in een breder kader gekeken worden naar de ontwikkelingen op de hypotheekmarkt. Hiertoe zal de minister van Financiën op korte termijn in overleg treden met marktpartijen en andere stakeholders, waaronder de AFM.
Is er een relatie tussen de kredietcrisis, de verzwakte bankbalansen en de hogere marges die banken aan consumenten vragen? Welke relatie is er met de afspraken die zijn gemaakt met de banken die staatssteun ontvangen en zich niet als prijsvechter mogen gedragen?
De kredietcrisis heeft ontegenzeggelijk invloed gehad op de bankbalansen. In haar quick scan heeft de NMa rekening gehouden met de mogelijke stijgingen in de kosten van banken. Zo heeft zij rekening gehouden met verhoogde risicopremies die banken moeten betalen op de kapitaalmarkt en de mogelijke verschuiving van de financieringsmix van de banken naar relatief dure financieringsbronnen zoals spaargeld. Daarbij heeft de NMa aangegeven dat de gebruikte methodes niet bedoeld zijn om de absolute niveaus van de marges te bepalen. De NMa geeft banken en andere stakeholders de gelegenheid te reageren op haar quick scan.
De NMa legt in haar quick scan geen directe relatie tussen de kredietcrisis, de verzwakte bankbalansen en de marges die hypotheekverstrekkers hanteren. In het tweede deel van het onderzoek naar de hypotheekmarkt zal de NMa diepgaand ingaan op de oorzaken die aan de hoogte van de hypotheekmarges liggen. Meer specifiek zal zij ontwikkelingen in de concurrentieomstandigheden op de hypotheekmarkt in kaart brengen en mogelijke gebreken van de marktwerking identificeren. Daarbij zal ook aandacht worden besteed aan ontwikkelingen sinds en achtergronden van de financiële crisis. Mijn collega van Financiën en ik willen niet vooruitlopen op de resultaten van dit bredere onderzoek. Zodra de NMa het tweede deel van haar onderzoek naar de hypotheekmarkt heeft afgerond, zal ik dat u doen toekomen.
Wat is de samenhang tussen het feit dat Nederland de hoogste totale hypotheekschuld van Europa heeft en het feit dat Nederland hogere hypotheekmarges heeft dan andere Europese landen?
Zie antwoord vraag 10.
Welke relatie is er tussen de hoge hypotheekmarges en de fiscale faciliering van hypotheekschuld?
Het is de minister van Financiën en mij niet bekend dat er een directe relatie is tussen de hoogte van de hypotheekmarges, zoals onderzocht door de NMa, en de fiscale faciliëring van hypotheekschuld. Zoals eerder is geantwoord op Kamervragen van het lid Sap achten de minister van Financiën en ik het op dit moment niet nodig hiernaar aanvullend onderzoek te doen.
De bezuinigingen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen die de rechtspraak frustreren |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat de oorzaak van het te laat aanleveren van de verdachte in de Almelose gijzelingszaak bij zijn rechtszaak gelegen is in de bezuinigingen bij de Dienst Justitiële Inrichtingen?1 Zo ja, wat vindt u daar van? Zo nee, wat was dan wel de oorzaak?
Nee, door een samenloop van omstandigheden is de verdachte te laat bij het hof gearriveerd.
Omdat de DV&O streeft naar een efficiënte inzet van haar vervoerscapaciteit worden waar mogelijk vervoersaanvragen gebundeld. Op de bewuste dag zijn drie verdachten uit de PI Veenhuizen (waaronder bovengenoemde verdachte) en een verdachte uit PI Leeuwarden naar het gerechtshof in Arnhem vervoerd. Naast de feitelijke reistijd is tijd nodig voor procedurele- en veiligheidsaspecten bij de penitentiaire inrichting enerzijds en bij de overdracht aan de parketpolitie in het gerechtshof anderzijds. Er is vertraging ontstaan bij het ophalen van de verdachte. Bovendien was het drukker op de weg dan voorzien.
De verdachte is circa 30 minuten te laat bij het gerechtshof in Arnhem gearriveerd. Over de te verwachten vertraging is het hof vooraf geïnformeerd.
Hoeveel kost deze specifieke vertraging het gerechtshof?1
De meerkosten door de vertraging zijn in dit geval minimaal gebleven.
De griffier bij deze zitting was telefonisch op de hoogte gesteld van de vertraging. Daarop heeft de voorzitter besloten op tijd te beginnen en de noodzakelijke formaliteiten in afwezigheid van de verdachte al af te handelen. Nadat de verdachte was gearriveerd heeft de voorzitter hem kort geïnformeerd over alles wat voorafgaand aan zijn komst aan de orde was geweest.
Komt het vaker voor dat verdachten als gevolg van problemen met vervoer door de Dienst Justitiële Inrichtingen niet op tijd kunnen worden aangeleverd bij zittingen? Zo ja, hoe vaak? Indien dit niet bekend is, bent u bereid navraag te doen bij de rechtbanken of dit een structureel probleem is?
De DV&O streeft er naar om alle verdachten tijdig bij de rechtbank aan te laten komen. Jaarlijks ontvangt de DV&O ongeveer 250 000 vervoersaanvragen en wordt er zo’n 12 000 000 kilometer gereden. DV&O vervoert dagelijks zo'n 1 000 personen, waarvan ongeveer 250 naar gerechten.
Een enkele keer, zoals ook in onderhavige zaak, komt het wel eens voor dat een verdachte te laat verschijnt voor een zitting. Dit wordt niet apart geregistreerd. De redenen hiervoor zijn divers en per geval wisselend (slecht weer, logistieke problemen, persoonlijke omstandigheden van de verdachte, e.d.).
In 2010 zijn er geen klachten ontvangen vanuit de gerechten over het te laat aanleveren van een verdachte.
Welke maatregelen gaat u nemen om dit probleem op te lossen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit niet meer voorkomt en dat rechtszaken op tijd kunnen beginnen?
Het is niet nodig maatregelen te nemen, nu het slechts incidenteel voorkomt dat de DV&O een verdachte niet op tijd kan aanleveren bij een zitting.
Gedwongen ontslagen bij de Belastingdienst |
|
Pierre Heijnen (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Mes gaat in Belastingdienst»?1
Ja.
Is het waar dat de directeur-generaal van de Belastingdienst via een interne boodschap de vrees voor gedwongen ontslagen heeft uitgesproken? Zo ja, in hoeverre is die vrees gerechtvaardigd? Zo nee, wat was de boodschap dan wel?
De directeur-generaal Belastingdienst heeft zijn medewerkers via een intern interview op de hoogte gebracht van de bezuinigingstaakstellingen waarvoor de Belastingdienst staat. De taakstellingen uit de vorige kabinetsperiode bedragen ca € 270 mln. structureel, terwijl uit het Regeerakkoord een aanvullende taakstelling van ongeveer € 125 mln. structureel in 2015 voortvloeit. In totaal gaat het om een bedrag van ca € 400 mln. structureel in 2015. Er heeft nog geen besluitvorming plaatsgevonden over de precieze invulling van de taakstelling. Wel heeft de directeur-generaal in het interview aangegeven dat het onvermijdelijk is dat de formatie moet inkrimpen. De reden hiervoor is dat het grootste deel van het budget wordt besteed aan personele kosten.
Binnen de Belastingdienst wordt op dit moment uitgewerkt welke maatregelen nodig zijn om de taakstellingen in te vullen. Daarbij wordt ook gekeken naar de doelstellingen die de Belastingdienst zich voor de komende jaren stelt. Dit maakt het mogelijk expliciete keuzes te maken op welke wijze de taakstellingen doorwerken in het takenpakket van de Belastingdienst. Een onafhankelijk onderzoek naar de consequenties van de taakstellingen voor de taakuitoefening van de Belastingdienst is dan ook niet aan de orde.
Nadat er meer duidelijkheid is over de invulling van de taakstellingen bij de Belastingdienst zal ik uw Kamer daarover informeren. Overigens is de natuurlijke mobiliteit van medewerkers van de Belastingdienst naar de huidige stand bijzonder laag. Sowieso staat dan ook al wel vast dat moet worden ingezet op het verder stimuleren van hun mobiliteit. Daarbij is het streven zoveel mogelijk binnen fase 2 van het sociaal flankerend beleid te blijven, dit om de volgende fase – gedwongen mobiliteit – te voorkomen.
Kunt u de Kamer informeren over de omvang van het aantal gedwongen ontslagen, het sociaal plan, de kosten ervan en de pogingen die worden ondernomen om overtollige medewerkers elders in de rijksdienst aan het werk te helpen ?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel extern personeel werkt er bij de Belastingdienst en voor welk bedrag? Kan daarmee de taakstelling niet worden opgevangen?
Bij de invulling van de taakstellingen worden alle mogelijkheden in kaart gebracht. Niet alleen wordt gekeken naar efficiënter te werken, ook worden vereenvoudigingen van wet- en regelgeving geïnventariseerd en blijft de Belastingdienst kritisch kijken naar de noodzaak van externe inhuur.
De Belastingdienst huurde in 2008 voor ca. € 320 mln aan extern personeel in. Het betrof ca. 2 900 fte uitzendkrachten en ca. 700 fte ander extern personeel. In 2009 ging het om ca. € 270 mln (ca. 2 700 fte uitzendkrachten en ca. 550 fte ander extern personeel). Naar verwachting zullen de uitgaven voor de inhuur van extern personeel voor 2010 ca. € 170 mln bedragen (ca. 2 100 fte uitzendkrachten en 300 fte ander extern personeel).
Een efficiënte bedrijfsvoering brengt met zich mee dat ook in de toekomst in voorkomende gevallen van externe inhuur gebruik zal worden gemaakt. Te denken valt bijvoorbeeld aan de inzet van uitzendkrachten in de flexibele schil van de Belastingtelefoon, waarmee effectief kan worden ingespeeld op fluctuaties in het aanbod van telefonische vragen. In de praktijk zal het ook incidenteel blijven voorkomen dat door middel van externe inhuur moet worden voorzien in een tijdelijke behoefte aan specifieke expertise.
Bent u bereid om onafhankelijk onderzoek te doen plaatsvinden naar de vraag of de belastinginning op hetzelfde niveau kan blijven na realisatie van de opgelegde taakstelling, bijvoorbeeld door de Algemene Rekenkamer?
Zie antwoord vraag 2.
De legekosten voor het aanvragen voor een vervangend verblijfsdocument voor een vreemdeling |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Is het legestarief voor het aanvragen van een vervangend verblijfsdocument voor vreemdelingen met een verblijfsvergunning regulier vanwege diefstal of vermissing per 15 oktober 2010 verhoogd van 100 euro naar 250 euro?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze verhoging exorbitant is, en bovendien vreemdelingen onevenredig benadeelt ten opzichte van Nederlanders, aangezien de gemiddelde extra kosten voor het aanvragen van een vervangend identiteitsbewijs wegens vermissing of diefstal voor hen slechts tussen de 14 en 30 euro is?
Ik acht deze verhoging niet exorbitant. Uitgangspunt in het regeerakkoord is het kostendekkend maken van de leges. Dit betekent overigens niet dat in alle gevallen de hoogte van de leges gelijk is aan de kostprijs. Binnen een legeskolom bestaat de mogelijkheid om onderscheid te maken tussen de verschillende leges, waarbij sommige leges hoger en andere leges lager dan de kostprijs kunnen zijn. Aspecten als draagkracht kunnen hierbij een rol spelen. Uitgangspunt vormt de kostendekkendheid van het geheel van de leges in de desbetreffende kolom.
De kostprijs van een vervangend vreemdelingendocument bedraagt € 228. De kostprijs van een vervangend Nederlands identiteitsdocument bedraagt € 42,85. De kosten van een vervangend vreemdelingendocument zijn hoger dan de kostprijs van een Nederlands reisdocument, omdat bij verlies of diefstal van een vreemdelingendocument een aantal handelingen verricht moeten worden, die bij verlies of diefstal van een Nederlands reisdocument niet plaatsvinden. In de eerste plaats moet de IND bij verlies of diefstal van een vreemdelingendocument opnieuw toetsen of de vreemdeling aan de voorwaarden voor verblijf voldoet. De IND dient daarnaast na te gaan of het vermiste vreemdelingendocument nog steeds geldig is. Dit is van belang om misbruik van het vermiste of gestolen document tegen te gaan. In dat kader dient ook onderzocht te worden of er antecedenten zijn op het terrein van de openbare orde. Voor zover relevant voor de aanvraag zal verder moeten worden nagegaan of de huwelijkse staat van de aanvrager gewijzigd is.
Aangezien de kostprijs voor het vervaardigen en uitreiken van een vervangend vreemdelingendocument aanzienlijk hoger is dan die van een Nederlands reisdocument, deel ik de mening niet dat het verschil in legeskosten op gespannen voet staat met het gelijkheidsbeginsel.
Hoe kan het dat de kostprijs van een vreemdelingendocument blijkbaar 250 euro bedraagt en die van een Nederlands identiteitsdocument 42,85 euro?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat dit verschil in legeskosten voor vergelijkbare documenten tussen vreemdelingen en Nederlanders op gespannen voet staat met het gelijkheidsbeginsel?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt de betreffende verhoging van leges zich tot uitspraken van de voormalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken, mevrouw Bijleveld, dat zij een eind wilde maken aan de extra vermissingskosten voor een identiteitsdocument?2
De voormalige staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft in reactie op vragen van het televisieprogramma TROS Regelrecht aangegeven, dat zij de suggestie in overweging wilde nemen om mensen die buiten hun eigen schuld een Nederlands reisdocument verliezen, vrij te stellen van het betalen van vermissingleges, indien deze extra leges geen grondslag hebben in door de vermissing extra te verrichten werkzaamheden.
Zoals ik in antwoord 4 heb aangegeven, is er een onderscheid tussen het vervaardigen en uitreiken van een vreemdelingendocument en dat van een Nederlands reisdocument. Ik ben dan ook van mening dat beide zaken niet op een gelijke wijze hoeven te worden behandeld.
Zoals in mijn antwoord op de vragen 2, 3 en 4 aangegeven zijn er aan het verstrekken van een nieuw vreemdelingendocument de nodige kosten verbonden. Ik realiseer mij dat het voor degene, die zijn verblijfsdocument door verlies of diefstal is kwijtgeraakt, plezierig zou zijn wanneer deze kosten zouden worden gedragen door de Staat en voor deze aanvraag geen kosten in rekening zouden worden gebracht. Anderzijds zou door geen kosten in rekening te brengen afbreuk worden gedaan aan de verantwoordelijkheid van de betrokken burger zelf de financiële consequenties te dragen voor verlies of diefstal van het betrokken document. Daarbij acht ook ik het niet onredelijk bij het vaststellen van de hoogte van de leges de kostprijs leidend te laten zijn.
Bent u bereid deze betreffende legesverhoging, in elk geval voor een groot deel, terug te draaien? Zo nee, waarom niet?
Nee. De argumenten hiervoor heb ik in mijn antwoorden op uw voorgaande vragen gegeven.
De gijzelingsactie in de Syrisch Katholieke Onze Lieve Vrouwe kathedraal in Bagdad |
|
|
|
Heeft u nadere informatie over de gijzelingsactie in de Syrisch Katholieke Onze Lieve Vrouwe kathedraal in Bagdad, op zondag 31 oktober 2010, aan de vooravond van Allerheiligen, waarbij vele doden gevallen zijn?1
De aanval is opgeëist door de «Islamitische Staat van Irak», een waarschijnlijk aan Al Qaida gerelateerde organisatie. Het aantal dodelijke slachtoffers onder de priesters, kerkgangers, politie en terroristen bedraagt 52. Er zijn voor zover bekend 67 gewonden gevallen.
Wilt u er bij de Iraakse regering op aandringen dat de oorzaak tot de bodem toe wordt uitgezocht,de schuldigen gestraft worden en dat religieuze minderheden beschermd worden tijdens hun geloofsuitoefening?
Ja. Ik heb erop aangedrongen dat de Europese Unie onder de aandacht van de Iraakse autoriteiten brengt dat de daders van dit bloedbad worden bestraft en dat de veiligheid van religieuze minderheden wordt gewaarborgd en hun rechten worden gerespecteerd. De Iraakse regering heeft inmiddels toegezegd de bescherming van de christelijke minderheid in Irak te vergroten.
Is dit de eerste keer dat het frequente geweld tegen christenen in Irak zich niet alleen richt tegen een gebouw of een enkele priester of gelovige, maar tegen een hele biddende gemeenschap?
Ja, voor zover mij bekend is dat inderdaad het geval.
Ziet u een verband tussen deze actie en recente bedreigingen gericht aan de Koptische kerk in Egypte?
Zowel in Irak als in Egypte doen zich al geruime tijd spanningen voor tussen verschillende religieuze groeperingen. Naar verluidt zouden de gijzelnemers in de Syrisch Katholieke kerk in Bagdad de vrijlating hebben geëist van twee (tot de islam bekeerde) echtgenotes van Koptische priesters in Egypte, die daar tegen hun wil in een Koptische kerk zouden worden vastgehouden. Dit kan ik echter niet bevestigen.
Bent u bereid namens de Nederlandse regering de Arabische Liga te verzoeken geweld tegen religieuze minderheden, aanslagen op kerken en gijzelingsacties scherp te veroordelen en hun eigen bevolkingen op te roepen hieraan geen steun te verlenen?
In mijn contacten met leden van de Arabische Liga zal ik de noodzaak van bescherming van religieuze minderheden aan de orde stellen. Eerste aanspreekpunt blijven wel respectievelijke regeringen.
Het rapport van de Inspectie voor Sanctietoepassing over vreemdelingenbewaring |
|
Hans Spekman (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het rapport van de Inspectie voor Sanctietoepassing over «De tenuitvoerlegging van de vreemdelingenbewaring» van 27 oktober 2010?1
Ja.
Klopt de conclusie van de Inspectie dat de behandeling van asielzoekers en illegalen in vreemdelingendetentie vaak nog te streng is? Wat is uw reactie op die conclusie en welke maatregelen neemt u om te zorgen dat asielzoekers en illegalen altijd fatsoenlijk behandeld worden?
Deze conclusie wordt niet door de Inspectie getrokken.
In antwoord op eerder door het lid Schouw gestelde vragen, ingezonden 1 november 2010, vraagnummer 2010Z15579, heb ik aangegeven dat de Kamer per brief van 27 oktober 20102 is geïnformeerd over de aanbevelingen die door de Inspectie voor Sanctietoepassing in haar rapport zijn gedaan en mijn reactie daarop. Graag verwijs ik naar voornoemde brief.
Vindt u het noodzakelijk, en bent u bereid, meer, nieuwe alternatieven voor vreemdelingenbewaring in detentiecentra te ontwikkelen om ervoor te zorgen dat er qua regime duidelijk(er) verschil ontstaat tussen een gewone gevangenis en een detentiecentrum voor vreemdelingen?
In de beleidsbrief over het terugkeerbeleid, die uw Kamer naar verwachting medio 2011 wordt toegezonden, wordt onder meer ingegaan op de motie Gesthuizen cs over het onderzoeken van alternatieven voor bewaring3.
Voor zover de vraagstelling ziet op bewaring in een «gevangenisachtig regime» verwijs ik kortshalve naar de eerdergenoemde brief van 27 oktober 2010 in reactie op het rapport van de ISt.
Deelt u de mening dat ten aanzien van kwetsbare groepen vreemdelingen, zoals minderjarige kinderen, ouderen en zieken, in elk geval geen vreemdelingenbewaring in een «gevangenisachtig regime» dient plaats te vinden? Bent u bereid uw beleid ten aanzien van de vreemdelingenbewaring voor die groepen daarop aan te passen?
Zie antwoord vraag 3.
De geplande executie van een Iraanse vrouw |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van 1 november «Iran Plans to Execute Woman in Stoning Case» o.a. verschenen op Fox News?1
Ja.
Bent u bereid om zowel in de Europese Unie als in Verenigde Naties er bij de Iraanse autoriteiten op aan te dringen Sakineh Mohammadi Ashtiani niet te executeren?
Ja. Vandaag heeft de Nederlandse regering HV Ashton verzocht namens de EU een verklaring uit te laten gaan waarin de grote zorg van de EU over de zaak Ashtiani wordt geuit en de boodschap wordt overgebracht dat de EU onder alle omstandigheden overal ter wereld tegenstander is van de doodstraf. Ook heeft Nederland het Belgisch voorzitterschap in Teheran verzocht de zaak spoedigst onder de aandacht van de Iraanse autoriteiten te brengen.
In VN-verband werkt Nederland momenteel aan een resolutie over de mensenrechtensituatie in Iran. Mede op basis van het zorgwekkende SGVN-rapport terzake wordt in de ontwerpresolutie specifiek zorg uitgesproken over de gebrekkige rechtsgang in Iran, de grote toename van het aantal executies, en de wijze waarop deze voltrokken worden.
Kunt u, gezien het feit dat de executie morgen gepland staat, deze vraag vandaag nog beantwoorden?
Ja.
Het onttrekken van rechten aan het Europese emissiehandelssysteem met als doel deze te vernietigen |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de website www.co2markt.eu?
Ja.
Hoe oordeelt u over het initiatief van de organisatie achter deze website om CO2-rechten van bedrijven te verkopen aan consumenten? Vindt u dat deze organisatie verantwoord bezig is en zo ja, kunt u uiteenzetten waarop u dat baseert?
De mogelijkheid om emissierechten vrijwillig te annuleren komt voort uit het Kyoto Protocol. De Europese Commissie heeft bij het opzetten van het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) ervoor gekozen om deze mogelijkheid ook in dit systeem op te nemen.
Bij het opzetten van het EU ETS is afgesproken dat iedereen mag deelnemen aan de CO2-emissiehandel. Dit betekent dat het een ieder is toegestaan rechten te bezitten, in rechten te handelen en rechten te annuleren. Het vrijwillig annuleren van emissierechten is dus een mechanisme inherent aan het emissiehandelssysteem.
In de praktijk wordt er weinig gebruik gemaakt van de mogelijkheid om emissierechten te annuleren. Dit heeft o.a. te maken met het feit dat veel mensen onbekend zijn met de mogelijkheid om op deze manier de uitstoot van CO2 te reduceren. Daarnaast dient een rekening à 100 euro te worden geopend bij de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa), wat als relatief duur wordt beschouwd. Stichting Natuur en Milieu (SNM) wil deze reeds bestaande mogelijkheid voor de burger gemakkelijker maken en heeft daarvoor een rekening geopend bij de NEa. Via deze rekening voert SNM in opdracht van burgers annuleringstransacties uit. De NEa controleert de annuleringstransacties. Op deze manier is het annuleren van rechten geborgd.
De uitstoot van de Europese industrie is gereguleerd onder het plafond van het emissiehandelssysteem. Voor elk recht dat geannuleerd wordt, geldt dat het nooit meer gebruikt kan worden om de uitstoot van CO2 mee te vereffenen. Het uitstootplafond van de Europese industrie wordt op deze manier lager en dit heeft een lagere uitstoot van CO2 tot gevolg.
Deelt u de mening dat het afkopen van schuldgevoel Middeleeuws te noemen is, zeker gezien het feit dat er nog nooit wetenschappelijk is aangetoond dat CO2 de temperatuur op aarde laat toenemen?
Deze mening deel ik niet. De huidige stand van zaken in de wetenschap laat zien dat de aarde opwarmt en dat deze opwarming sinds het midden van de 20ste eeuw zeer waarschijnlijk voor het grootste deel komt door de mens. Het afzien van rechten om CO2 uit te stoten is derhalve geen symbolische maar direct werkende maatregel.
Wordt deze website, of het initiatief, (mede)gefinancierd door de overheid? Zo ja, kunt u uiteenzetten aangeven om welke bedragen het gaat? Zo nee, kunt u garanderen dat u dit soort initiatieven nooit met belastinggeld zult steunen?
SNM heeft van de overheid SMOM-subsidie ontvangen voor dit project. Deze subsidie werd aangevraagd om de opstartkosten te dekken en is vooral gebruikt voor het opbouwen van de website. Het gaat om een bedrag van € 236 690,55. Nu dient het platform zichzelf te onderhouden.
Het WRR-rapport "Happy Landings, het biometrisch paspoort als black box" |
|
Pierre Heijnen (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de publicatie nr. 46 van de Wetenschappelijke Raad voor het Regeringsbeleid getiteld «Happy Landings, het biometrisch paspoort als black box?1
Ik heb kennis genomen van de genoemde publicatie. Het betreft hier geen rapport van de WRR. Het gaat enkel om een publicatie die in opdracht van de WRR is geschreven. De inhoud daarvan zal eventueel meespelen bij het opstellen en vaststellen van een WRR-rapport. De verantwoordelijkheid voor de inhoud en de ingenomen standpunten van deze publicatie berust bij de externe auteurs. Ik heb begrepen dat de WRR in het voorjaar van 2011 met een rapport komt over de bredere thematiek van de rol en verantwoordelijkheid van de overheid bij de inzet van ICT-Beleid. Als dat rapport er is, zal het kabinet daar een standpunt over innemen.
Bent u voornemens een kabinetsreactie te maken op de conclusies van dit rapport? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze reactie tegemoet zien? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid de voorbereidende werkzaamheden voor de bouw van een centrale opslag van biometrische gegevens op te schorten totdat de Kamer met u over de reactie op dit WRR-rapport van gedachten heeft kunnen wisselen? Zo nee, waarom niet?
In het Algemene Overleg van 7 oktober 2010 heeft de toenmalige staatssecretaris van BZK gezegd dat er nog geen onomkeerbare stappen zijn gezet ten aanzien van de ontwikkeling van de centrale online raadpleegbare reisdocumentenadministratie (ORRA). Staatssecretaris Bijleveld heeft tevens aangegeven dat de Kamer zal worden geïnformeerd over de stappen die worden overwogen, zodat de Kamer daar desgewenst over kan spreken. Ik wil mij op dit dossier oriënteren om tot een oordeel te kunnen komen over de wijze waarop de ORRA vorm zou kunnen krijgen. Ik verwacht hier enkele maanden voor nodig te hebben en zal daarna de Kamer over de uitkomsten informeren.
Bent u bereid de Kamer een volledig overzicht te doen toekomen van de wijze waarop andere EU-lidstaten de EU-richtlijnen met betrekking tot paspoorten en identiteitsbewijzen implementeren, in het bijzonder ten aanzien van de verificatie van gegevens bij uitgifte, en de wijze van opslag van biometrische gegevens?
Ik ben bereid om na te gaan of deze informatie beschikbaar is. De uitkomsten zal ik de Kamer doen toekomen.
De recente ontmoeting tussen de Iraanse president Mahmoud Ahmadinejad en de Nederlandse ambassadeur in de Islamitische Republiek Iran |
|
Roland van Vliet (PVV) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «President in a meeting with the new Dutch Ambassador: Iran does not heed political stand of others»?1
Ja.
Wie of wat wordt volgens u bedoeld met de (veelvuldig) door Ahmadinejad gebruikte term «world arrogance»?
«World arrogance» is een begrip dat door president Ahmadinejad vaker wordt gebruikt in zijn retoriek, zonder dat duidelijk is wat hij daar precies mee bedoelt.
Heeft ambassadeur Kole inderdaad gezegd: «The Islamic Republic of Iran and the Netherlands enjoy rich and deep-rooted culture which this can help deepen and consolidate political and diplomatic relations between the two nations. There are ample untapped economic potentials in both countries which should be explored to help enhance level of economic relations and trade»? Zo ja, hoe beoordeelt u deze uitspraken dan in het licht van:
Nee. De tekst in het artikel geeft niet weer wat ambassadeur Kole heeft gezegd. Hij heeft tijdens het aanbieden van zijn geloofsbrieven aan president Ahmadinejad gewezen op de vier eeuwen oude relatie tussen Nederland en Iran. Ambassadeur Kole heeft aangegeven het ten zeerste te betreuren dat Iran weigert openheid van zaken te geven over zijn nucleaire programma. Ook heeft hij president Achmadinejad aangesproken op de steeds verslechterende mensenrechtensituatie.
Bent u bereid de politieke en diplomatieke relaties tussen Nederland en het islamofascistische regime van de Islamitische Republiek Iran in het algemeen zoveel mogelijk te beperken en te bevriezen en contacten van Nederlandse diplomaten (en bewindslieden) met de Iraanse president Ahmadinejad en de Iraanse geestelijk leider Ali Khamenei te verbieden?
Nederland en de EU hanteren ten aanzien van Iran een tweesporenbeleid. Dat houdt in dat er in gesprekken voortdurend pressie wordt uitgeoefend om tot een oplossing te komen (eerste spoor) en tegelijkertijd – nu Iran zich daaraan onttrekt en weigerachtig blijft – sancties zijn ingevoerd (tweede spoor). Voor dit tweesporenbeleid is de mogelijkheid tot contact met de leiders van Iran noodzakelijk.
Bent u voorts bereid te bevorderen dat er een internationaal tribunaal tegen president Ahmadinejad en geestelijk leider Khamenei wordt opgericht wegens het ophitsen tot genocide en de vernietiging van de staat Israel? Zo neen, waarom niet?
Nee. Voor de berechting van (het aanzetten tot) een misdrijf als genocide en andere internationale misdrijven is het Internationaal Strafhof in het leven geroepen.
Het artikel 'Kerkgijzeling Bagdad draait uit op bloedbad' |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Kerkgijzeling Bagdad draait uit op bloedbad»?1
Ja.
Heeft u ook kennisgenomen van, vooralsnog, onbevestigde berichten dat niet alleen één maar in totaal drie priesters zijn vermoord? Kunt u bevestigen dat het gaat om Father Wasim Sabieh en Father Thaier Saad Abdal, die ter plekke zijn overleden, en Father Qatin, die later in het ziekenhuis aan zijn verwondingen is overleden.?
Voor zover mij bekend vanuit diverse bronnen zijn bij de kerkgijzeling twee priesters gedood. Door tegenstrijdige berichtgeving is het voor mij echter onmogelijk gebleken om dit te verifiëren.
Bent u van mening dat er een toename is van gericht geweld ten opzichte van christenen in Irak?
Er vindt geweld plaats tegen christenen en andere gelovigen in Irak. Er is echter geen reden om aan te nemen dat er sprake is van een gerichte toename van geweld tegen christenen in Irak.
Bent u bereid bij de Irakese autoriteiten aan te dringen op een grondig onderzoek naar deze bloedige aanslag?
De vrijheid van godsdienst, de vrijheid om geloof te belijden en het verbod op discriminatie op basis van religie, zijn opgenomen in de Iraakse grondwet. De autoriteiten in Centraal-Irak zijn evenwel niet altijd in staat voldoende bescherming te bieden tegen gericht danwel willekeurig geweld.
Deelt u de mening dat het de Irakese autoriteiten op dit moment aan een effectief gecoördineerd beleid voor de bescherming van christenen ontbeert? Bent u bereid aan te dringen op een dergelijk beleid zodat aanslagen als niet louter incidenten worden beschouwd?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat deze aanslag, in combinatie met talloze andere aanslagen, geweldplegingen en intimidaties, die gepleegd worden tegen religieuze minderheden en andere onschuldige burgers, het zoveelste bewijs is voor het feit dat het terugsturen van Irakese vluchtelingen zeer onverantwoord zou zijn?
Hoe betreurenswaardig het bloedbad in de kerk ook is, dit incident wijzigt niet het beeld van de veiligheidssituatie in Irak dat wordt geschetst in het recente ambtsbericht over Irak van 29 oktober 2010. Zoals door de Minister voor Immigratie en Asiel aan uw Kamer reeds is bericht bij de beantwoording van kamervragen van de leden Voordewind (ChristenUnie), Spekman (PvdA) en Dibi (GroenLinks) op 2 november jl. en ook is bevestigd in zijn brief aan uw Kamer van 4 november jl., geeft dit ambtsbericht voor de Minister voor Immigratie en Asiel geen aanleiding tot wijziging van het landgebonden asielbeleid ten aanzien van vreemdelingen afkomstig uit Irak.
In dezelfde brief van 4 november jl. heeft de Minister voor Immigratie en Asiel wel gemeld dat de terugkeer naar Irak tijdelijk wordt opgeschort tot 24 november 2010 naar aanleiding van een juridisch bindende beslissing van de President van de Derde Sectie van het Europees Hof van de Rechten van de Mens van 2 november jl.
Het dreigement van de NMa aan samenwerkende thuiszorgorganisaties |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het dreigement van de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa) aan thuiszorgorganisaties over afspraken over marktverdeling, prijsafspraken en gerommel met aanbestedingen, alsmede de boetes voor verschillende thuiszorgorganisaties?1
Wij hebben kennis genomen van de recentelijk door de NMa oplegde boetes aan een viertal thuiszorgorganisaties, alsook vijf besluiten op bezwaar van reeds in 2008 opgelegde boetes. Tevens hebben wij kennis genomen van het bericht dat de NMa met raden van toezicht van thuiszorgorganisaties in gesprek zal gaan om hen te wijzen op het belang van naleving van de Mededingingswet, zodat onderlinge prijsafspraken, het verdelen van markten of cliënten en het vervalsen van aanbestedingen worden voorkomen.2 Dit is evenwel niet op te vatten als een dreigement en wordt ook niet als zodanig ervaren blijkens de contacten die de NMa reeds met verscheidene thuiszorgorganisaties heeft gehad rondom het inplannen van gesprekken met raden van toezicht.
Bent u van mening dat de thuiszorg een sector is die rommelt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NMa constateert in haar persbericht dat thuiszorgorganisaties moeite hebben met het vinden van een balans tussen concurreren en het aangaan van ketensamenwerking. Tegen die achtergrond wil de NMa bereiken dat raden van toezicht actief toezien op de naleving van de Mededingingswet. Zoals bij vraag 1 aangegeven benadert de NMa derhalve raden van toezicht actief om dat te bereiken. Wij ondersteunen deze opstelling van de NMa.
Niettemin is gebleken dat de NMa in de sector verschillende onregelmatigheden heeft aangetroffen die dermate ernstig waren dat de NMa het noodzakelijk achtte om boetes op te leggen aan een negental thuiszorgorganisaties.
Erkent u dat de NMa een belangrijke taak heeft bij het opsporen van grote fraudes, zoals in de bouw en/of telefonie? Bent u van mening dat de zorg onder de fraudeprioriteit valt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NMa heeft een belangrijke taak bij het opsporen van grote fraudes, daar waar het overtredingen van de Mededingingswet betreft. De NMa bepaalt, na een uitgebreide consultatie, zelf haar prioriteiten en aandachtsvelden. De afgelopen jaren is de zorgsector steeds een aandachtsveld geweest. Het is van belang dat waar wet- en regelgeving vormen van vraagsturing in de zorg mogelijk maakt, de NMa met haar toezicht op naleving van de Mededingingswet de onderlinge onderscheidingsruimte van aanbieders en keuzevrijheid van patiënten beschermt.
Kunt u uitleggen hoe het toezicht van de NMa moet worden beoordeeld naar aanleiding van de waarschuwing aan de sector?2 Heeft zij dit overlegd met de andere toezichthouders in de zorg?
De NMa is verantwoordelijk voor het algemene mededingingstoezicht in alle sectoren. Vanuit deze verantwoordelijkheid is de NMa exclusief bevoegd om toezicht te houden op het kartelverbod. In het kader van dit toezicht binnen de thuiszorgsector, heeft de NMa aangekondigd met raden van toezicht van verschillende thuiszorgorganisaties in gesprek te willen gaan. Deze gesprekken worden vooraf ingepland in overleg met de betreffende thuiszorgorganisaties.
De NMa pleit ervoor dat elke thuiszorgorganisatie een complianceregeling invoert. Zo’n regeling helpt thuisorganisaties te voorkomen dat mensen binnen de organisatie zich schuldig maken aan overtredingen van de Mededingingswet. De NMa ziet hierbij een belangrijke rol voor raden van toezicht om de besturen te wijzen op het belang van een complianceregeling zodat medewerkers weten wat wel en niet kan.
Is het waar dat een zorgkantoor door de andere toezichthouder, de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), verplicht wordt meerdere aanbieders te contracteren, om zo de marktwerking in de thuiszorg «te organiseren»?
De NZa beoordeelt jaarlijks de zorgkantoren op de uitvoering van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ). Een van de aandachtsvelden is het zorginkoopbeleid van zorgkantoren. Toetsingscriteria zijn daarbij: het contracteerbeleid, de doelmatige zorglevering, alsook innovatie en kwaliteit van zorgverlening. De NZa toetst onder andere of zorgkantoren zorgaanbieders, die vergelijkbare producten aanbieden, op een gelijke en objectieve manier behandelen. Tevens moeten zorgkantoren in het contracteerbeleid duidelijk opnemen welke coulance zij eventueel hanteren in hun beoordeling van nieuwe aanbieders. Een instrument om de doelmatigheid te bevorderen is het contracteren van meerdere aanbieders. Door nieuwe aanbieders een eerlijke kans te geven wordt tevens de keuzevrijheid van cliënten bevorderd. Om dit mogelijk te maken moeten zorgkantoren de procedure voor het contracteerproces en het contracteerbeleid tijdig kenbaar maken aan alle (potentiële) zorgaanbieders.
In het Algemeen rapport Uitvoering AWBZ 2009 besteedt de NZa ruim aandacht aan het functioneren van de zorgkantoren op het gebied van zorginkoop. In deze rapportage geeft de NZa naast het oordeel over het functioneren ook aan welke verbeterpunten er nog resteren. Hiermee wil de NZa bereiken dat zorgkantoren hun taken op een kwalitatief steeds hoger niveau uitvoeren.
Is het tevens waar dat de NZa ook de tarieven voor de thuiszorghandelingen heeft vastgesteld?
De NZa stelt maximumtarieven vast voor de thuiszorgprestaties die in het kader van de AWBZ worden vergoed. Sinds 2007 geldt dit evenwel niet meer voor thuiszorgprestaties in het kader van de huishoudelijke verzorging, omdat deze zijn overgeheveld van de AWBZ naar de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo), uitgevoerd door gemeenten.
Kunt u uitleggen hoe het kan dat er onderhandeld moet worden over de prijzen, terwijl de NZa de tarieven heeft vastgesteld?
Zoals aangegeven bij vraag 6, stelt de NZa maximumtarieven vast. Een maximumtarief geeft het plafond aan en biedt de mogelijkheid om in de onderhandelingen lager uit te komen. In het kader van een doelmatige uitvoering van de AWBZ is het aan de zorgkantoren om de tarieven vast te stellen die uiteindelijk worden vergoed. Veel zorgkantoren starten de onderhandelingen met een basistarief onder het maximumtarief waarbij aanbieders een opslag tot aan het maximumtarief kunnen krijgen indien zij ervoor kiezen extra kwaliteit te leveren.
Kunt u uitleggen hoe deze wijze van de zorg organiseren, door het zorgkantoor, de NZa en NMa, bijdraagt aan de kwaliteit van de zorg voor mensen die thuiszorg nodig hebben?
De wijze van organiseren van zorg bevat prikkels die ervoor moeten zorgen dat de cliënt waar voor zijn premiegeld krijgt. Het zorgkantoor koopt daartoe zorg in met de best haalbare prijs-kwaliteitverhouding en houdt op die manier de aanbieders van zorg scherp. De NZa houdt op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) en de AWBZ toezicht op de uitvoering van de AWBZ door de zorgkantoren. De NMa voorkomt op grond van de Mededingingswet dat door mededingingsbeperkende afspraken de prijs en/of kwaliteit onder druk komt te staan omdat dergelijke afspraken de bewust ingebrachte prikkels uitschakelen.
Bent u gelukkig met de miljoenen euro’s boete die is uitgedeeld aan thuiszorginstellingen door de NMa? Bent u van mening dat dit een goede besteding is van zorggelden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wij zijn het met u eens dat deze boetes – en indien tegen de boetes in beroep wordt gegaan de daarmee gepaard gaande rechtszaken – geen doelmatige besteding van zorggelden zijn. De boetes zijn echter het directe gevolg van duidelijke overtredingen van de Mededingingswet. Deze wet is van wezenlijk belang voor het waarborgen van de in de zorgsector geïntroduceerde vraagsturing en keuzevrijheid voor de patiënt. Het opleggen van boetes leidt ertoe dat zorgaanbieders een prikkel hebben om de Mededingingswet na te leven en keuzevrijheid voor patiënten nu en op langere termijn te borgen. Omgekeerd zou het volledig zonder consequenties laten van inbreuken op de Mededingingswet betekenen dat aan zorgaanbieders een vrijbrief wordt gegeven om eigenhandig de concurrentie en keuzevrijheid van de patiënt te beperken. Dit zal ten koste gaan van een structurele verbetering van de effectiviteit en doelmatigheid van de zorgsector en is daarmee niet in het belang van de Nederlandse gezondheidszorg. Aanvullend willen we nog opmerken dat bij het bepalen van de hoogte van de boetes door de NMa zowel gekeken is naar de hoogte van de omzet als naar de draagkracht van de betrokken instellingen. De boetes brengen derhalve de continuïteit van zorg niet in gevaar.
Bent u van mening dat de NMa het gezondheidszorgbelang dient met het uitdelen van boetes? Zo ja, hoe legt u dat uit? Zo nee, wilt u de NMa verzoeken te stoppen met boetes uitdelen?
Zie antwoord vraag 9.
Bent u van mening dat het boetegeld weer terecht moet komen bij de zorg? Zo ja, wilt u dat regelen en daarover de Kamer informeren? Zo nee, hoe legt u uit dat premiegelden via een omweg niet bij de zorg terecht komen?
In de Mededingingswet is bepaald dat boetes van de NMa de Staatskas invloeien. Ook bestuurlijke boetes van onder meer de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) vloeien zonder oormerk in de algemene middelen. Voorts hebben verschillende betrokken thuiszorgaanbieders aangegeven dat de boetes niet ten koste zullen gaan van de patiënt of de kwaliteit van de zorg, maar uit de reserves gefinancierd zullen worden. Wij zien dan ook geen aanleiding om voor boetes van de NMa een sectorspecifieke uitzondering te maken.
In dit kader is ten slotte van belang dat in mei van dit jaar de leden van de grootste branchevereniging van zorgaanbieders, ActiZ, een door de NMa voorgestelde sectorbrede schikkingsregeling voor mededingingsovertredingen – de zogenoemde regeling alternatieve afdoening – hebben afgewezen. Hierbij zou een programma worden gestart met een onafhankelijke commissie, waarbinnen thuiszorgaanbieders mededingingsbeperkende afspraken vrijwillig konden melden en beoogd werd herhaling in de toekomst te voorkomen. De commissie zou op grond van de ernst en duur van de gemelde afspraken per onderneming een schikkingsom vaststellen, af te dragen aan een apart fonds. Het geld uit dat fonds zou uitsluitend bestemd zijn voor innovatieve zorgprojecten die direct ten goede zouden komen aan de cliënt.
Een belangrijk aanvullend aspect van deze regeling was dat zorgaanbieders niet in beroep zouden gaan tegen het schikkingsoordeel van de commissie. Aangezien ook de NMa geen opvolging meer zou geven aan bij de commissie aangemelde afspraken, zou de regeling aldus langslepende en kostbare juridische procedures voorkomen. Vooraf was bekend dat het afwijzen van de schikkingsregeling met zich zou brengen dat de NMa de – tijdelijk stilgelegde – onderzoeken enbezwaarprocedures weer ter hand zou nemen. Dit heeft onder meer geresulteerd in de nu vastgestelde boetes.
Bent u er gelukkig mee dat de thuiszorgbranche en de NMa recht tegenover elkaar staan, met als resultaat rechtszaken?3 Kunt u uw antwoord toelichten?
Wij kunnen ons niet vinden in het beeld dat de NMa en de thuiszorgbranche recht tegenover elkaar staan. Een groot deel van de sector is zich inmiddels bewust van het belang van naleving van de Mededingingswet. Dit blijkt onder meer uit het feit dat de meerderheid van de leden van ActiZ zich hebben uitgesproken ten faveure van het tot stand brengen van een zogenoemd «compliance programma» om naleving van de Mededingingswet binnen de sector te bewerkstelligen en voor de toekomst te waarborgen.
De thuiszorgbranche verschilt met name van mening met de NMa over de manier waarop met overtredingen van de Mededingingswet uit het verleden moet worden omgegaan. Zoals bij vraag 11 is aangegeven heeft de meerderheid van de ActiZ leden zich uitgesproken tegen de handreiking die de NMa de sector op dit punt heeft gedaan. Dat er nu sprake zal zijn van rechtszaken is een logisch gevolg op het afwijzen van deze regeling. Zoals al aangegeven bij vraag 11, was immers vooraf bekend dat het afwijzen van de schikkingsregeling met zich zou brengen dat de NMa de – tijdelijk stilgelegde – onderzoeken enbezwaarprocedures weer op zou pakken.
Vindt u het bijdragen aan de effectiviteit van de zorgsector en met name de doelmatige besteding van gelden, dat er rechtszaken moeten plaatsvinden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Hoe draagt de bemoeienis van de NMa bij aan de wens de bureaucratie in de zorg terug te dringen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NMa legt geen administratieve verplichtingen op aan zorgaanbieders, noch vraagt zij (periodieke) rapportages. De NMa is, als het ware, bureaucratieneutraal. Wel is het van belang dat zorgaanbieders op de hoogte zijn van, en handelen naar, alle op hen van toepassing zijnde regelgeving. In dat kader passen bijvoorbeeld de Richtsnoeren Zorg van de NMa, die zorgaanbieders daarbij ondersteunen, als ook de aangekondigde gesprekken met de raden van toezicht van thuiszorgorganisaties.
Kunt u uitleggen hoe u kleinschalige thuiszorg tot stand wilt brengen, zonder dat er afspraken over aanbod worden gedaan?4
Zorgkantoren kunnen het element kleinschaligheid in hun inkoopbeleid meenemen. Vervolgens kunnen zij meer zorg inkopen bij organisaties die hun zorgverlening kleinschalig hebben ingericht. Buurtzorg is een voorbeeld van een kleine thuiszorgorganisatie die groot geworden is door eigenstandig te groeien.
Bent u van mening dat er voor kleinschalig thuiszorg meerdere buurt- of wijkgerichte teams zich moeten «aanbieden»? Zo ja, kunt u uitleggen wat hier efficiënt aan is? Zo nee, wat gaat u doen met de bemoeienis van de NMa met de thuiszorg?
Vanuit het oogpunt van effectiviteit en doelmatigheid is het zinvol dat ook voor kleinschalige thuiszorg meerdere organisaties zich gaan aanbieden. Dit voorkomt dat een lokaal monopolie ontstaat waarin cliënten niets meer te kiezen hebben. Keuzevrijheid is van belang voor het behoud van onderscheidingsprikkels, wat positieve gevolgen heeft voor de prijs en de kwaliteit.