Het bericht dat Nederland onverminderd de mensenrechten van illegale vreemdelingen blijft schenden |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het rapport «Vreemdelingendetentie: In strijd met mensenrechten»?1
Amnesty International concludeert dat ondanks enkele kleine verbeteringen de Nederlandse praktijk van vreemdelingenbewaring niet wezenlijk is verbeterd sinds haar vorige rapport uit 2008. Ik ben echter van mening dat de afgelopen jaren zowel op het terrein van het beleid inzake vreemdelingenbewaring als de tenuitvoerlegging daarvan, het nodige is veranderd en verbeterd. Ik wijs in dit verband onder andere op de heroriëntatie waarover u bij brief van 29 juni 20103 bent geïnformeerd. Deze behelsde onder meer uitbreiding van het aantal bezoekuren, uitbreiding van het activiteitenprogramma en inrichting van een juridisch loket.
Wat de opmerkingen van Amnesty International inzake alternatieven voor bewaring betreft verwijs ik hier naar de beleidsbrief over het terugkeerbeleid, die uw Kamer naar verwachting medio 2011 wordt toegezonden. Hierin wordt onder andere ingegaan op de motie Gesthuizen cs over het onderzoeken van alternatieven voor bewaring4.
Hoe verhoudt dit rapport zich tot het door de Inspectie voor de Sanctietoepassing (IST) gepubliceerde rapport «De tenuitvoerlegging van de vreemdelingenbewaring. Drie detentiecentra doorgelicht» dat concludeert dat er onvoldoende werk is gemaakt van de eerder door uw voorganger gedane toezeggingen om de omstandigheden van vreemdelingen in detentie te verbeteren?2 Hoe verhoudt het rapport van Amnesty International zich tot uw reactie op het rapport van de ISt?
Uw Kamer is bij brief van 27 oktober jl. geïnformeerd over mijn reactie op het rapport van de Inspectie voor de Sanctietoepassing (ISt).7 De ISt concludeert in tegenstelling tot Amnesty International, dat ten opzichte van enkele jaren geleden de omstandigheden in de vreemdelingenbewaring in verschillende opzichten wel degelijk zijn verbeterd. Ook uit de onderliggende rapporten van de drie afzonderlijke detentiecentra valt naar mijn mening een positieve ontwikkeling te destilleren.
De toezegging van de toenmalige staatssecretaris van Justitie zag op het uitvoeren van een heroriëntatie. Uw kamer is per brief d.d. 29 juni 20103 door de toenmalige minister van Justitie geïnformeerd over de uitkomsten van deze heroriëntatie op de wijze waarop vreemdelingenbewaring ten uitvoer wordt gelegd, alsook over de stappen die naar aanleiding hiervan worden genomen.
Hoe verhoudt dit rapport zich tot de door uw voorgangers gedane toezeggingen om de omstandigheden van vreemdelingen in detentie te verbeteren?3
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op het commentaar van het Nederlands Juristen Comité voor de Mensenrechten (NCJM) van 4 november 2010?4 Deelt u de mening dat vrijheidsontneming een ultimum remedium is?5 Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom wordt er dan nog steeds weinig gebruik gemaakt van bijvoorbeeld een meldplicht of een borgsom?
Vreemdelingenbewaring dient ter fine van uitzetting. Het Nederlandse beleid gaat uit van de eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling om Nederland te verlaten wanneer niet (langer) sprake is van rechtmatig verblijf. Gedwongen vertrek – en daarmee vreemdelingenbewaring – komt pas aan de orde als de vreemdeling deze verantwoordelijkheid niet (tijdig) neemt en lichtere middelen niet (langer) aan de orde zijn. In dit kader kan vreemdelingenbewaring worden toegepast indien deze maatregel noodzakelijk is om te voorkomen dat de vreemdeling zich aan toezicht onttrekt. Gelet hierop meen ik dat vreemdelingenbewaring voldoet aan het uitgangspunt dat het als ultimum remedium wordt gebruikt.
Uiteraard deel ik de mening dat de duur van de vreemdelingenbewaring zo kort mogelijk dient te zijn. In de beleidsbrief over het terugkeerbeleid, die uw Kamer naar verwachting medio 2011 wordt toegezonden, wordt onder andere ingegaan op de motie Gesthuizen cs over het onderzoeken van alternatieven voor bewaring4.
Over de duur van vreemdelingenbewaring in de ons omringende landen kan ik opmerken dat deze met de totstandkoming van de Europese terugkeerrichtlijn is geharmoniseerd, in die zin dat de maximale duur van vreemdelingenbewaring gemaximeerd is tot zes maanden, eventueel te verlengen met maximaal 12 maanden. Hiermee wordt een maximale termijn voor vreemdelingenbewaring in de verschillende stelsels geïntroduceerd en zullen de verschillen tussen de lidstaten op dit punt dan ook afnemen. Ook over de toepassing van vreemdelingenbewaring en de detentieomstandigheden zijn harmoniserende maatregelen genomen.
Deelt u de mening dat, indien er gekozen wordt voor vrijheidsontneming, de duur van de detentie zo kort mogelijk dient te zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u dan verklaren waarom in de ons omringende landen vreemdelingen veel minder lang vastzitten dan in Nederland?6
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met het bericht «Amnesty: Aanpak illegalen deugt niet?7 Is het waar dat een gedetineerde met nierstenen slechts één paracetamol per dag kreeg als behandeling? Was dit een incident of is dit de standaardprocedure? Deelt u de mening dat dit onacceptabel is en dat ook illegale vreemdelingen recht hebben op acute medische zorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om volwaardige medische zorg aan illegale vreemdelingen beschikbaar te stellen?
Ja, ik ben bekend met dit bericht. Ik herken de hier geschetse situatie niet. De Dienst Justitiële Instellingen (DJI) draagt in haar inrichtingen zorg voor een doeltreffende, doelmatige en op de patiënt gerichte gezondheidszorg, waarvan de kwaliteit gelijkwaardig is aan de gezondheidszorg in de vrije maatschappij, rekening houdende met de bijzondere situatie van de vrijheidsbeneming.
Is het waar dat een zwangere vrouw tijdens haar zwangerschap alleen geboeid naar het ziekenhuis mocht, ondanks eerdere zwangerschapscomplicaties?8 Zo ja, meent u dat dit een correcte gang van zaken is? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om deze praktijk te veranderen?
Het is juist dat een zwangere vrouw geboeid naar het ziekenhuis is gebracht. De regel is dat ingeslotenen geboeid worden vervoerd, tenzij er sprake is van bijzondere omstandigheden waardoor hiervan wordt afgeweken. Dit betekent overigens niet dat iedere zwangere vrouw ongeboeid wordt vervoerd. Per ingeslotene wordt beoordeeld of sprake is van bijzondere omstandigheden.
Wat is uw reactie op de constatering dat de klachten van vreemdelingen niet of gebrekkig worden onderzocht? Welke maatregelen gaat u nemen om een adequate klachtenregeling te realiseren?
Deze constatering herken ik niet. Er is een adequate klachtenregeling.
Ik verwijs hier naar de reactie van de toenmalige staatssecretaris van Justitie op het themarapport van de ISt «werkwijze commissies van toezicht»13.
Is het waar dat kwetsbare mensen, zoals minderjaren, slachtoffers van marteling of mensenhandel, zwangere vrouwen, (psychisch) zieken en zwangere vrouwen in de vreemdelingenbewaring worden geplaatst? Meent u dat dit een adequate opvang is voor deze mensen? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om deze mensen de zorg te geven die ze nodig hebben?
Vreemdelingenbewaring dient niet als adequate opvang, maar als een bestuursrechtelijke maatregel om vreemdelingen beschikbaar te houden met het oog op hun uitzetting.
Voorzover er sprake is van detentieongeschiktheid wordt de maatregel van bewaring niet toegepast. Of iemand al dan niet detentiegeschikt is, hangt af van zijn of haar individuele omstandigheden en wordt getoetst door de medische dienst van de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI).
In de beleidsbrief over het terugkeerbeleid, die uw Kamer naar verwachting medio 2011 wordt toegezonden, wordt ingegaan op de motie Gesthuizen cs over het onderzoeken van alternatieven voor bewaring14.
In het huidige stelsel ontvangen kwetsbare personen in vreemdelingenbewaring steeds de zorg die zij behoeven. Dit is in overeenstemming met de Europese terugkeerrichtlijn. Ik ben dan ook van mening dat (andere) specifieke maatregelen niet nodig zijn.
Bent u bekend met de uitspraak van het Europees Comité inzake de voorkoming van folteringen en onmenselijke of vernederende behandelingen of bestraffingen van de Raad van Europa, waarin gesteld wordt dat vreemdelingen niet in een gevangenisachtige omgeving gedetineerd mogen worden?9 Hoe verhoudt deze uitspraak zich tot de huidige situatie?
Ik ben bekend met de rapportage uit 2009 van het Comité16. De rapportage van de CTP waarop wordt gedoeld ziet op de situatie in alle landen van Europa. Hoewel Nederland uiteraard ook tot die landen behoort, is het niet zo dat de opmerkingen specifiek tot Nederland zijn gericht. Het CTP spreekt de mening uit dat indien detentie van vreemdelingen noodzakelijk is om hun uitzetting zeker te stellen, dit niet onder dezelfde omstandigheden plaats moet vinden als de detentie van personen die vanwege een strafbaar feit zijn gedetineerd. Op zichzelf deel ik die onderliggende gedachte.
In Nederland vindt detentie van vreemdelingen plaats in speciaal voor dat doel ingerichte detentiecentra. Ik acht in dit verband de bepalingen van de terugkeerrichtlijn van belang. De Europese regelgever geeft als hoofdregel dat voor bewaring gebruik wordt gemaakt van speciale inrichtingen voor bewaring. Het onderbrengen in gevangenissen wordt echter door de Europese regelgever niet uitgesloten. Wel wordt benadrukt dat indien een lidstaat de onderdanen van een derde land die in bewaring worden gehouden, niet kan onderbrengen in een gespecialiseerde inrichting voor bewaring en dus gebruik dient te maken van een gevangenis, zij gescheiden dienen te worden gehouden van de gewone gevangenen. Deze Europese regels, die wel een bindend karakter hebben, leef ik na. Ik ben van mening dat in de Nederlandse situatie sprake is van gespecialiseerde inrichtingen in de zin van de terugkeerrichtlijn, maar overigens zal in ieder geval sprake zijn van gescheiden onderbrenging van strafrechtelijke gedetineerden. Het rapport geeft mij dan ook geen aanleiding om de huidige situatie te wijzigen.
Kunt u verklaren waarom uit zowel dit rapport, als het eerdere rapport van de ISt blijkt dat vreemdelingen in cellen verblijven en een soberder regime kennen dan strafrechtelijk gedetineerden? Hoe beoordeelt u de wenselijkheid hiervan?
Op onderdelen zijn er verschillen in regime. Het regime voor vreemdelingen in bewaring is niet per definitie ongunstiger dan dat voor strafrechtelijk gedetineerden. Daarnaast is van belang dat vreemdelingenbewaring ter fine van uitzetting dient en niet – zoals voor strafrechtelijk gedetineerden geldt – terugkeer in de maatschappij.
Anders dan in penitentiaire inrichtingen wordt in de centra voor vreemdelingenbewaring geen structurele arbeid of onderwijs aangeboden, behoudens incidentele educatieve activiteiten zoals alfabetisering en werkzaamheden van huishoudelijke aard. Ik ben van mening dat vreemdelingenbewaring zich niet goed leent voor onderwijs of (structurele) arbeid. In penitentiaire inrichtingen is arbeid of onderwijs gericht op het aanleren of onderhouden van arbeidsvaardigheden met het oog op resocialisatie, in het bijzonder waar het gaat om langere vrijheidsstraffen. Het doel van de vreemdelingenbewaring is daarentegen het beschikbaar houden voor de uitzettingsprocedure, het vaststellen van de identiteit en het voorkomen dat de vreemdeling zich onttrekt aan de uitzetting. Op resocialisatie gerichte elementen als het aanbieden van arbeid, onderwijs of regulier verlof verhouden zich niet met de aard van de maatregel. Bovendien is de gemiddelde duur er evenmin naar om dergelijke – in de regel langduriger – trajecten aan te bieden.
Wat is uw reactie op de conclusie van Amnesty International dat de Nederlandse situatie in strijd is met internationale mensenrechten standaarden?10 Deelt u de mening van de door Amnesty International geciteerde emeritus hoogleraar Straf- en vreemdelingenrecht Anton van Kalmthout dat de huidige situatie een schending van artikel 3 uit het mensenrechtenverdrag is, dat een verbod inhoudt op inhumane en vernederende behandelingen?1 Nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om deze mensenrechtenschendingen tot het verleden te laten behoren?
Ik verwijs u graag naar het antwoord op vraag 1. Ik ben van mening dat vreemdelingenbewaring conform internationaal geldende mensenrechten is, zoals artikelen 3 en 5 van het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er zijn geen uitspraken waarin Nederland vanwege de detentieomstandigheden van vreemdelingen is veroordeeld, noch uit hoofde van 3 EVRM, noch uit hoofde van artikel 5 EVRM. Ik ben er ook van overtuigd dat de Nederlandse detentieomstandigheden een dergelijke toets kunnen doorstaan. Daarbij komt dat op het niveau van de Europese Unie eind 2008 in de terugkeerrichtlijn bindende afspraken zijn gemaakt tussen de Raad en het Europese Parlement over terugkeer, waaronder de toepassing van vreemdelingenbewaring bij niet rechtmatig verblijvende vreemdelingen. Er is derhalve een brede overeenstemming binnen Europa, zowel aan de kant van de Lidstaten als het Europees Parlement, over de toepassing van vreemdelingenbewaring. Het wetsvoorstel ter implementatie van de richtlijn ligt ter behandeling bij uw Kamer. Wat één van de uitgangspunten van de richtlijn is, en sinds jaar en dag reeds in Nederland het uitgangspunt vormt van zowel beleid als praktijk, is dat vreemdelingenbewaring een uiterste middel is. Het standpunt dat vreemdelingenbewaring altijd en/of automatisch wordt toegepast, komt niet overeen met de Nederlandse praktijk, waarin altijd naar de individuele omstandigheden van het geval wordt gekeken.
Bent u bereid om de aanbevelingen van Amnesty International over te nemen?11 Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn worden deze doorgevoerd? Welke concrete verbeteringen op de terreinen van detentieduur, regime, en zorg bent u van plan door te voeren om de tekortschietende situatie in de vreemdelingendetentie aan te pakken?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat de gemeente Utrecht de scriptie "Een evaluatie van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) bij het jongerenloket" niet openbaar wilde hebben voor 2050 |
|
Léon de Jong (PVV) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Utrecht verzweeg chaos bij jongerenloket»?1
Ja.
Is het bericht waar dat de gemeente Utrecht de scriptie «Een evaluatie van de Wet Investeren in Jongeren (WIJ) bij het jongerenloket in Utrecht, waarin wordt geconcludeerd dat het een totale chaos is bij dit jongerenloket, niet openbaar wilde hebben voor 2050?
Dit bericht blijkt onjuist. Ik verwijs u hiervoor naar de antwoorden van het College van de Gemeente Utrecht op de vragen die de VVD fractie op 3 november jl. stelde m.b.t. het «embargo» op de scriptie.
Deelt u de visie van klantmanagers en beleidsmaker van het jongerenloket in Utrecht die aangeven dat het sinds de invoering van de Wet Investeren in Jongeren een chaos is? Zo nee, waarom niet?2
Gemeenten zijn verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering van de WIJ. Centraal in de WIJ staat dat werk en/of scholing altijd boven een uitkering gaat. Gegeven de verantwoordelijkheidsverdeling tussen Rijk en gemeente en mijn verantwoordelijkheid voor het vormgeven van het systeem als geheel past het niet om inhoudelijk te reageren op de uitvoering in afzonderlijke gemeenten. De Gemeenteraad van de betreffende gemeente heeft in deze een controlerende taak. Op 18 november heeft de Commissie mens en samenleving van de Gemeente Utrecht een debat gevoerd over de voortzetting van het jongerenloket naar aanleiding van de evaluatie van het jongerenloket. Het verslag daarvan staat te lezen op www.utrecht.nl.
Is het waar dat er bij het loket een enorme toename was van criminele jongeren, die zich aanmeldden omdat er nauwelijks controle was bij het verkrijgen van een stagevergoeding?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat de enorme toename van criminele jongeren op de werkvloer ervoor zorgde, dat de jongeren die echt gemotiveerd waren, weg bleven?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat deze jongeren gewoon werden doorbetaald terwijl ze niet kwamen opdagen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel belastinggeld is door deze bureaucratische incompetentie verdwenen?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u doen om deze verspilling van gemeenschapsgeld een halt toe te roepen en om te garanderen dat gemeentes de Wet Investeren in Jongeren op een effectieve en transparante wijze gaan uitvoeren?
Zoals genoemd zijn gemeenten verantwoordelijk voor de kwaliteit van de uitvoering van de WIJ. De Gemeenteraad heeft in deze een controlerende taak.
De WIJ is per 1 oktober 2009 in werking getreden, in eerste instantie alleen voor de nieuwe instroom. SZW heeft gemeenten ondersteund bij de implementatie van de WIJ door hulpmiddelen ter beschikking te stellen, zoals een draaiboek voor de implementatie, een handreiking WIJ voor de uitvoering, modelverordeningen en modelbeschikkingen, een verschillenanalyse WWB-WIJ en een publiekstekst. Gemeenten zijn in 2009 en begin 2010 druk doende geweest met de implementatie van de wet. Per 1 juli 2010 is ook het zittende WWB bestand overgeheveld naar de WIJ. Gemeenten zijn nu, ook met de impuls vanuit het Actieplan Jeugdwerkloosheid, vooral aan de slag met de doorontwikkeling en aanscherping van de uitvoering. Waar mogelijk faciliteert SZW dit met voorlichting en verspreiding van goede voorbeelden.
Voor 1 oktober 2011 zal ik u de evaluatie over de WIJ toesturen. Uit deze evaluatie zal blijken op welke wijze vorm is gegeven aan de uitvoering van de WIJ en in hoeverre de WIJ bijdraagt aan de arbeidsparticipatie van jongeren.
Berichten dat de zorg voor autisten ver onder de maat is |
|
Willie Dille (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de zorgen die de Nederlandse Vereniging voor Autisme heeft over de slechte zorg voor autisten?1
Ja, ik ben op de hoogte van de zorgen die de Nederlandse Vereniging voor Autisme heeft over de slechte zorg voor autisten.
Is het waar dat de problemen van autistische patiënten verergeren door gebrekkige kennis van hulpverleners?
Hoe kan het zijn dat, ondanks alle aandacht voor isoleren- en separeren, het nog steeds gangbaar blijkt te zijn dat cliënten te vaak en onnodig in een isoleercel worden opgesloten?
In het artikel staat dat in de afgelopen vijf jaar ruim 150 autisten langer dan een jaar in separatie zijn gezet. Dit aantal is onjuist.
In april 2009 kwam een getal van 150 zeer langdurige separaties in een TV uitzending van NOVA. Het ging toen om het aantal afzonderingen en separaties in de jaren 2004 t/m 2008 in de gehele GGZ. Mijn voorganger heeft hierover een brief gestuurd aan de Tweede Kamer (25 424, nr. 78).
Waar het gaat om het terugdringen van dwangtoepassingen is in het veld de afgelopen jaren duidelijk een cultuurverandering ingezet. Het toepassen van dwangmaatregelen en met name separaties is geen toepassing (meer) die standaard in het arsenaal van de GGZ thuis hoort. De aandacht om dwangmaatregelen en met name separaties te voorkomen, is toegenomen. Het aantal separaties laat, mede als gevolg van het dwang- en drangproject van GGZ Nederland, een daling zien. Dit blijkt ook uit het Rapport «Separeren in de GGZ: beleid, praktijk en toezicht» van de Stichting IVA beleidsonderzoek en Advies, van juli 2010. VWS zal in samenwerking met veldpartijen verder inzetten op het toewerken naar een kwalitatief verantwoorde dwang en drang in de GGZ.
Is het waar dat autisten veelal belanden op afdelingen voor chronisch zieken, terwijl dat niet nodig is?
Wat gaat u doen om een einde te maken aan deze schrijnende situatie voor autisten?
Ik heb het Leo Kannerhuis bereid gevonden om in samenwerking met meerdere instellingen in Nederland meer voorzieningen op te zetten voor kinderen met autisme waardoor kennis over aanpak en behandeling en zorg en of behandeling regionaal beschikbaar komt. Er treedt hierdoor verbreding van kennis op bij de deelnemende instellingen die zich bewust zijn van het feit dat middels een dergelijke samenwerking de cliënt een bij autisme passend antwoord kan krijgen op de zorgvraag.
Kunt u garanderen dat de kennis over autisme bij hulpverleners binnen zes maanden op het gewenste niveau is? Zo nee, waarom niet?
Nee ik kan niet garanderen dat kennis over autisme bij hulpverleners binnen zes maanden op het gewenste niveau is omdat de inhoud van zorgverlening aan het veld is en omdat het om specialistische zorg gaat. Het gaat hierbij over feitelijke kennis over autisme en behandelmethodieken. Naast leren is vooral de praktijkervaring essentieel. Dit vraagt tijd.
Bij de beantwoording van vraag 5 heb ik al aangegeven hoe kennisontwikkeling wordt aangepakt. Het Leo Kannerhuis zal over een langere periode de ontwikkeling van kennis op dit terrein blijven volgen.
Het bericht 'Wateratlas vertelt groot verhaal' |
|
Harm Beertema (PVV), Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Wateratlas vertelt groot verhaal»1 en met de actie Warme Truiendag van de Vereniging Klimaatverbond Nederland die op basisscholen wordt georganiseerd?
Ja.
Wat was uw motivatie om alle middelbare scholen een gratis set van de nieuwe Bosatlas te geven? Welke bedragen zijn hiermee gemoeid en waarom zijn de zogeheten klimaatsceptici niet betrokken bij de totstandkoming van deze atlas?
De uitgever van de Bosatlas van Nederland Waterland, Noordhoff heeft besloten alle middelbare scholen een klassenset van de Atlas te geven. De kosten hiervan worden gedragen door sponsoren, bestaande uit bedrijven, kennisinstituten en overheden. De Ministeries van Infrastructuur en Milieu en van Economie, Landbouw en Innovatie hebben € 55 825,00 bijgedragen aan dit project.
Vindt u het een paradox dat kinderen moeten leren interpreteren en zich een mening moeten leren vormen, terwijl tegelijkertijd van kinderen wordt verwacht dat zij aan kunnen wijzen waar zich problemen voordoen als gevolg van onbewezen klimaatverandering? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de scholen zelf van welke leermiddelen zij gebruik maken.
Hoe beoordeelt u het feit dat er in de atlas geen melding wordt gemaakt van toekomstscenario’s voor temperatuur- en zeefluctuaties, en dat hiervoor als toekomstige bron alleen het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) en het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) kunnen dienen?
In het hoofdstuk «Klimaatverandering en veiligheid» van de Atlas noemt de uitgever geen toekomstscenario’s voor temperatuur- en zeefluctuaties, omdat de vertaling ervan naar kaartbeelden met teveel onzekerheden is omgeven.
Deelt u de mening dat kinderen niet eenzijdig moeten worden geïnformeerd over de klimaatverandering? Zo ja, wat gaat u doen om deze eenzijdige stroom informatie evenwichtiger te laten zijn?
Zie de beantwoording van vraag 3.
Toezicht van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) op reclame uitingen |
|
Ewout Irrgang , Farshad Bashir |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met de advertenties van De Gouden Eeuw1 en Vlootmanschap Flinter Atlantis2, waarin zij hun beleggingsproducten aan de man brengen? Zijn deze ook bij de AFM (Autoriteit Financiële Markten) bekend?3
Ja.
Wat doet de AFM wanneer zij een advertentie tegenkomt waarin een minimaal vast rendement van 10,5% wordt beloofd? Doet de AFM niets met zo’n advertentie wanneer er bij staat dat deelname alleen mogelijk is vanaf € 50 000,–?
De AFM houdt toezicht op informatieverstrekking over financiële producten. Zij doet dat onder andere door continu reclame-uitingen te monitoren. Daarbij komen signalen over mogelijke onjuistheden naar voren. De AFM stelt vervolgens vast welke signalen prioriteit hebben en nader onderzoek verdienen. Wanneer daaruit blijkt dat de betreffende uiting aangepast moet worden gaat de AFM over tot handhavende maatregelen. Dit kan zijn een informele maatregel in de vorm van een normoverdragend gesprek of brief, dan wel een formele maatregel zoals een aanwijzing of een last onder dwangsom. Wanneer de AFM signalen heeft van advertenties met hoge, niet marktconforme, rendementen wordt onderzocht of hier sprake is van een realistisch rendement en op welke wijze dit rendement onderbouwd wordt. Het blijkt vaak te gaan om aanbiedingen die niet onder de Wet op het financieel toezicht (Wft) vallen, omdat de minimale inleg boven de 50 000 euro is.
De AFM kan bij reclame-uitingen voor beleggingen met participaties boven de 50 000 euro tot op heden alleen optreden met behulp van de Wet handhaving consumentenbescherming (Whc). De AFM is voor de Whc toezichthouder met betrekking tot oneerlijke handelspraktijken voor zover het de financiële sector betreft. Daarvan kan bijvoorbeeld sprake zijn als er essentiële informatie wordt weggelaten. Indien er sprake blijkt te zijn van een overtreding van de Whc, biedt dit de AFM mogelijkheden om nadere eisen te stellen aan informatie die gegeven moet worden over bijvoorbeeld welke activiteiten het bedrijf waarin belegd wordt gaat ontplooien, en op welke wijze het rendement tot stand komt. Uiteraard kan hier niet ingegaan worden op individuele toezichtcasussen.
Bij beleggingen die wel onder het Wft-toezicht vallen kan bijvoorbeeld een risico-indicator verplicht zijn. Ook kunnen er nadere eisen gesteld worden aan advertenties met betrekking tot de informatie over de opbouw van het rendement. Een voorbeeld hiervan is dat een aanbieder van beleggingen spreekt over een vast rendement terwijl dit rendement afhankelijk is van de toekomstige bedrijfsresultaten. De Wft bevat o.a. de eis dat alle relevante kenmerken van een product worden vermeld. Deze kenmerken dienen correct, duidelijk en niet misleidend te worden weergegeven. Dit is niet opgenomen in de Whc.
Bent u bereid om de vrijstelling voor de vergunning voor het aanbieden van beleggingsobjecten, te schrappen dan wel het drempelbedrag van deze vrijstelling fors te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Het drempelbedrag voor het vergunningsvrij aanbieden van beleggingsobjecten is 50 000 euro. Deze grens vindt zijn oorsprong in de Prospectusrichtlijn, boven deze grens is het aanbieden van effecten niet onderworpen aan de prospectusplicht. Nationaal is, ten behoeve van een gelijk speelveld, er voor gekozen om deze grens door te trekken naar deelnemingsrechten in beleggingsinstellingen en beleggingsobjecten. In het verleden werd verondersteld dat een belegger boven deze grens kon worden geacht professioneel te zijn. In de praktijk is bij verschillende malafide beleggingsproducten gebleken dat ook consumenten actief zijn in dit vrijgestelde gebied, en dat de grens dus te kort schoot.
Om deze reden heb ik in Brussel tijdens de herziening van de Prospectusrichtlijn gepleit voor een minimale verdubbeling van de 50 000 euro grens. Deze verdubbeling heeft Nederland weten te realiseren. Mijn verwachting is dat de gewijzigde Prospectusrichtlijn, met de nieuwe 100 000 euro grens, nog voor het einde van dit jaar zal worden gepubliceerd. Anticiperend op deze verhoging is er bij achtste Nota van Wijziging bij de Wijzigingswet Financiële Markten 2010 voor gekozen om deze verdubbeling nu al op te nemen, tevens voor beleggingsobjecten en beleggingsinstellingen. Mijn uitgangspunt hierbij is dat de verdubbeling voor 1 januari 2012 in werking kan zijn getreden.
Hiernaast is onlangs de vrijstellingsvermelding (ook wel bekend als het wildwestbordje) behandeld door uw Kamer, als onderdeel van de Wijzigingswet Financiële Markten 2010. Dit voorstel regelt twee zaken. Ten eerste is het een uitbreiding van de al bestaande vermelding naar alle van de prospectusplicht vrijgestelde aanbiedingen van effecten. Ten tweede geeft het wetsvoorstel de mogelijkheid aan de AFM om regels op te stellen over de exacte vorm en inhoud van de vermelding. De vrijstellingsvermelding zal bestaan uit een geschreven tekst en een visueel element. In de geschreven tekst staat een algemeen waarschuwend element en een weergave van de elementen waaruit de vrijstelling bestaat. Het achterliggende doel van de vrijstellingsvermelding is consumentenbescherming.
Wat vindt de AFM van de volgende uitspraken in een advertentie voor een beleggingsproduct: «Deze regeling zorgt ervoor dat u bij een inleg van € 15 000 binnen twee jaar € 18 267 gegarandeerd terug ontvangt van de Nederlandse fiscus» en «fiscale teruggave bedraagt met 121,8 procent aanmerkelijk meer dan uw investering.»? Vindt zij dergelijke uitspraken gepast?
Allereerst is het belangrijk vast te stellen dat er sprake is van een grote verscheidenheid aan reclame-uitingen. De AFM heeft mij aangegeven dat in zijn algemeenheid dergelijke mededelingen ook de overige essentiële kenmerken dienen te bevatten, zoals de risico’s en de bedragen die op een later tijdstip door de belegger met de belastingdienst moeten worden afgerekend.
De uitspraak die in de vraag wordt genoemd verwijst naar de fiscale behandeling van een investering in de bouw van een schip waarop de regeling tijdelijke willekeurige afschrijving (TWA) van toepassing is. Voor de volledigheid verwijs ik voor de inhoud van de TWA naar de beantwoording van de Kamervragen van Kamerlid Bashir (SP) van 4 december 2009.4 Zie ook meer recent de brief van de staatsecretaris van Financiën van 12 november jl. over dit onderwerp.5
Deelt u de mening dat de in deze advertentie genoemde constructie veel risico met zich meebrengt vanwege het gebruik van een hefboom, die in combinatie met de willekeurige afschrijving ervoor zorgt dat er in de eerste jaren een grote fiscale aftrekpost ontstaat? Moet dit risico niet expliciet worden benoemd in de advertentie?
Een belegging in schepen brengt specifieke risico’s met zich mee. Naast de gebruikelijke risico’s van beleggen dienen beleggers zich ook goed te laten informeren over risico’s die zij bijvoorbeeld lopen tijdens de bouw van het schip maar ook over de fiscale gevolgen van een investering in een scheepvaart C.V. De hefboom ontstaat doordat de belegger ook belastingaftrek geniet over het gedeelte van de het schip dat niet met zijn eigen inleg is gefinancierd. In het prospectus van een dergelijk product wordt de werking van de TWA beschreven en hieruit is af te leiden dat er sprake is van financiering van de bouw van het schip door middel van een banklening in combinatie met inleg door beleggers. De belegger geniet belastingaftrek over beide delen. De risico’s die hier aan verbonden zijn, zoals het feit dat de ingebouwde hefboom kan leiden tot een verhoogd risico op het niet terugontvangen van de ingelegde gelden, dienen opgenomen te worden in de informatieverstrekking over dit product, waaronder advertenties.
Vormen reclame-uitingen als deze voor u een aanleiding om de reclameregels aan te scherpen, dan wel het toezicht daarop te intensiveren?
Zoals aangegeven is het monitoren van reclame-uitingen een belangrijk onderdeel van het toezicht door de AFM. Tegen reclame-uitingen wordt door de AFM ook opgetreden wanneer daar aanleiding voor is. Gezien de geheimhoudingsplicht van de toezichthouder beschik ik niet over informatie in deze specifieke casus om hier een uitspraak over te doen. In het jaarverslag van de AFM wordt een toelichting gegeven op de wijze waarop de AFM het reclametoezicht invult.
Een subsidieaanvraag van ABN Amro bij het Europees Globaliseringsfonds (EGF) |
|
Harry van Bommel |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met een subsidieaanvraag van ABN Amro bij het Europees Globaliseringsfonds (EGF) om de gevolgen van de financiële- en economische crisis op te vangen?1
Ja.
Is het waar dat Nederland, indien het verzoek wordt gehonoreerd, € 2,8 miljoen als co-financierder dient bij te dragen?
Nee, dat is niet juist.
ABN AMRO heeft via de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid EGF subsidie aangevraagd voor het van werk naar werk begeleiden van 1 350 werknemers. Het EGF subsidieert 65% van de gemaakte kosten. De overige kosten moeten door de lidstaat zelf worden betaald (cofinanciering). In Nederland hebben we in een regeling en bijbehorend convenant vastgelegd dat het bedrijf (of de bedrijfstak) dat een aanvraag wenst in te dienen zelf voor deze zogeheten cofinanciering dient zorg te dragen. De EGF aanvraag heeft betrekking op een project met een omvang van 7 953 000 euro aan kosten. De Europese Commissie draagt met de EGF subsidie 5 169 450 euro bij aan deze kosten. De overige 2 783 550 euro aan kosten worden betaald door ABN AMRO, en kan niet worden gezien als kapitaalsteun van de Nederlandse Staat aan ABN AMRO.
Deelt u de mening dat ABN Amro als bedrijf met de Rijksoverheid als enige aandeelhouder een voorbeeldfunctie dient te hebben en daarom zeer terughoudend dient te zijn bij het aanvragen van subsidies? Zo nee, waarom niet?
Er zijn Europese subsidiemiddelen vanuit het EGF beschikbaar. Hiertoe heeft mijn voorganger op 15 juli 2009 een regeling gepubliceerd tot openstelling van de mogelijkheid projectvoorstellen in te dienen in het kader van het EGF. Elk bedrijf (of elke bedrijfstak) dat een EGF subsidieverzoek tot ondersteuning bij het van werk naar werk begeleiden van ontslagen werknemers wil indienen en voldoet aan de EGF voorwaarden wordt serieus in behandeling genomen. ABN AMRO voldoet aan de strenge voorwaarden voor toekenning van EGF subsidie. ABN AMRO is een zelfstandig en commercieel bedrijf. Het feit dat de aandelen worden gehouden door de Staat doet daar niets aan af, en het staat ABN AMRO vrij om subsidie aan te vragen. De Staat is zakelijk aandeelhouder, en bemoeit zich niet met de operationele kant van de bank. Daarom is besloten de EGF aanvraag van ABN AMRO in te dienen bij de Europese Commissie.
Is het waar dat ABN AMRO de subsidie heeft aangevraagd voor werknemers die overbodig zijn geworden als gevolg van de integratie van de Nederlandse activiteiten van het voormalige Fortis in het bedrijf? Zo ja, deelt u de mening dat deze integratie vooral is terug te leiden tot de overname van ABN AMRO door onder andere Fortis in 2007 en niet tot de financiële- en economische crisis? Zo nee, waarom niet? Als dat zo is, deelt u de mening dat daarom het verzoek dient te worden afgewezen?
Het EGF is bedoeld voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte veranderingen in de wereldhandelspatronen of van de wereldwijde financiële en economische crisis. Als gevolg van de financiële en economische crisis werd ABN AMRO enerzijds geconfronteerd met een enorme daling in de verkoop van hypotheken en de handel in aandelen en anderzijds met een toename in kredietrisico (cliënten die niet in staat waren om hun leningen terug te betalen). Toen bleek dat deze financieel-economische situatie niet binnen afzienbare termijn zou verbeteren, werd duidelijk dat ABN AMRO dit niet meer alleen kon opvangen met maatregelen zoals bezuinigingen op extern ingehuurd personeel, het niet verlengen van tijdelijke contracten, bezuinigen op huisvestingskosten en scherpe heronderhandelingen met toeleveranciers. De aanvraag voor financiële ondersteuning van het van werk naar werk begeleiden van 1 350 ontslagen werknemers past in de doelstelling van het EGF. Daarom heb ik besloten de EGF aanvraag van ABN AMRO in te dienen bij de Europese Commissie.
In verschillende brieven aan uw Kamer onder dossier nummer 31 371 is de reden voor ingrijpen door de Nederlandse Staat in het Fortis concern toegelicht. De reden voor ingrijpen was onverkort de kredietcrisis. De kredietcrisis had – door een toenemende onrust en onvoorspelbare liquiditeitsbewegingen – een stadium bereikt waarin zelfs sterke solvabele financiële instellingen in een kwetsbare positie dreigden te komen. Ingrijpen van de Staat had tot doel stabiliteit te waarborgen bij onder andere ABN AMRO, waar Fortis, door middel van haar 34% middellijke deelneming in het consortiumvehikel RFS Holdings, aandeelhouder in was. Op 21 november 2008 heeft het kabinet de strategische richting geformuleerd voor de delen van het Fortis-concern die de Staat eerder had verworven, de strategische richting hield een integratie van Fortis Bank Nederland en de verworven ABN AMRO delen in.
Was u als aandeelhouder van het bedrijf op de hoogte dat deze aanvraag zou worden ingediend? Zo ja, wat zijn voor u de afwegingen geweest bij het besluit om de Kamer hierover niet in te lichten? Heeft u op enig moment geprobeerd om het bedrijf af te laten zien van deze aanvraag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u enige reden waarom ABN Amro, dat operationeel winst maakt, niet in staat is om zelf de kosten van de reorganisatie op te brengen? Zo ja, welke zijn dat? Zo nee, bent u bereid om binnen de Europese Unie te pleiten voor aanpassing van de subsidievoorwaarden zodat winstgevende bedrijven worden uitgesloten van deze subsidies?
Bedrijven of sectoren kunnen in Nederland alleen een aanvraag indienen via de Minister van SZW. Die is dan ook automatisch op de hoogte, omdat hij de aanvraag zelf indient bij Brussel. We zijn niet specifiek in de rol van aandeelhouder op de hoogte gesteld, maar in de rol van subsidieaanvrager.
Op 5 oktober 2010 heeft Nederland een EGF aanvraag voor ABN AMRO ingediend. Ieder bedrijf of bedrijfstak dat voldoet aan de voorwaarden heeft de mogelijkheid via de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een EGF aanvraag bij de Europese Commissie in te dienen. In de monitor arbeidsmarkt rapporteer ik u over de door Nederland bij de Europese Commissie ingediende EGF aanvragen. De eerstvolgende monitor arbeidsmarkt staat gepland voor december 2010. Zoals in vraag 3 aangegeven voldoet ABN AMRO aan de strenge voorwaarden voor toekenning van EGF subsidie. Er is dan ook geen reden geweest om de aanvraag niet in te dienen.
Het in rekening brengen van kosten door zorginstellingen voor diensten die onder de Algemene Wet Boijzondere Ziektekosten (AWBZ) vallen |
|
Ad Koppejan (CDA), Sabine Uitslag (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Zorg brengt gratis dienst in rekening»1 waarin de resultaten worden vermeld van een onderzoek van patiëntenvereniging Klaverblad onder eenentwintig Zeeuwse zorginstellingen?
Ik heb kennisgenomen van dit artikel. Een van mijn medewerkers was aanwezig bij de bijeenkomst waar het onderzoek van Klaverblad Zeeland «Van recht tot betalen» is gepresenteerd.
Wat vindt u van het feit dat een zorginstelling 39 euro in rekening brengt voor een extra douchebeurt?
Het rapport van Klaverblad gaat in op aanvullende eigen betalingen in Zeeuwse intramurale instellingen. De uitkomst volgens Klaverblad is dat er geen sprake is van forse of grootschalige onrechtmatigheden onder de Zeeuwse instellingen die hebben deelgenomen aan het onderzoek. Over verzorging constateert Klaverblad dat er één instelling is die laat bijbetalen voor een extra zorgbeurt die niet binnen het ZZP te plannen is. Voor een extra zorgbeurt wordt € 39,- per uur gerekend. Klaverblad constateert nadrukkelijk dat dit een uiterste is en dat onduidelijk is hoe de betreffende instelling helder maakt dat een extra douchebeurt niet binnen het ZZP te plannen is.
Aan het aanbieden van aanvullende pakketten zijn voorwaarden verbonden, die mijn voorganger met cliëntenorganisaties, branches en zbo’s heeft besproken. Deze voorwaarden zijn uiteengezet in een brief aan uw kamer van 5 juli 2010 (kamerstuk 30 597, nr. 149).
Bent u ervan op de hoogte dat in het onderzoek melding wordt gemaakt dat voor sommige diensten en hulpmiddelen, bijvoorbeeld een hoog-laagbed, door de zorginstelling kosten in rekening worden gebracht bij de cliënt die onder de AWBZ vallen en derhalve gratis aangeboden dienen te worden? Deelt u de mening dat dit niet mag voorkomen en hoe denkt u deze misstanden aan te pakken?
Ik ben hiervan op de hoogte. Er mogen geen kosten in rekening worden gebracht voor zaken die onder het verzekerd pakket vallen. Het vragen van bijbetalingen voor diensten die tot de verzekerde zorg behoren is niet geoorloofd. Ik wil waken voor het beeld dat alle instellingen in Zeeland ongeoorloofde bijbetalingen vragen voor zorg die onder het verzekerde pakket valt.
Het onderzoek laat zien dat er in Zeeland geen sprake is van forse of grootschalige onrechtmatigheden. In een brief aan uw Kamer van 26 augustus 2010 (30597, nr 156), is ingegaan op de wijze waarop verschillende partijen optreden tegen onterechte betalingen. Ik zal u begin volgend jaar informeren over de stand van zaken.
Is het voldoende duidelijk welke zorg precies tot de reguliere zorg behoort en wat de extra's zijn? Zo ja, deelt u de mening dat de zorginstelling helder moet aangeven dat zij alleen kosten in rekening brengen voor extra zorg en ook welke vormen van extra zorg zij levert? Worden de cliëntenraden wel altijd voldoende in staat gesteld om een goede beoordeling te geven van de extra kosten die bij de cliënten in rekening worden gebracht voor extra diensten?
In het Besluit zorgaanspraken zijn de aanspraken van een cliënt geregeld en in de Kwaliteitswet staat dat zorgaanbieders «verantwoorde zorg» moeten bieden. Verantwoorde zorg is volgens artikel 2 van de Kwaliteitswet «zorg van goed niveau, die in ieder geval doeltreffend, doelmatig en patiëntgericht wordt verleend en die is afgestemd op de reële behoefte van de patiënt.» Met cliënten worden zorgafspraken gemaakt, afgestemd op de daadwerkelijke zorgbehoefte van de cliënt en vastgelegd in het zorgplan. Ik vind het van belang dat aanbieders transparant zijn in hun aanbod van aanvullende diensten. De cliënt moet weten waar hij voor betaalt. Het LOC heeft in het najaar aan alle cliëntenraden in Nederland een handreiking verstrekt hoe zij het gesprek kunnen voeren met aanbieders. Het is essentieel dat er een gesprek tussen aanbieder en cliëntenraad plaatsvindt over aanvullende diensten. Ik verneem dat dit gesprek steeds meer op gang komt, een goed voorbeeld hiervan is de provincie Zeeland.
Bent u ervan op de hoogte dat vanaf 1 januari 2011 alle zorginstellingen op hun website dienen te vermelden welke bedragen zij voor diensten in rekening brengen? In hoeverre is bij de presentatie van diensten en prijzen voldoende transparantie en eenduidigheid gegarandeerd, zodat deze voor de cliënt goed met elkaar vergelijkbaar zijn?
Ik ben ervan op de hoogte dat met ingang van 1 januari 2010 de algemene leveringsvoorwaarden van de Verpleging, Verzorging en Thuiszorg (VV&T)
inwerking treden. In de algemene leveringsvoorwaarden is opgenomen dat cliënten bij de intake schriftelijke informatie ontvangen van de aanbieder over de zorg en/of diensten die de cliënt al dan niet zelf moet betalen.
De zorgovereenkomst moet een beschrijving bevatten van de overeengekomen aanvullende zorg die voor rekening van de cliënt komt en een specificatie van de kosten.
Daarnaast is in de algemene leveringsvoorwaarden opgenomen dat de zorgaanbieder ervoor zorgt dat hij die informatie beschikbaar heeft die het voor de cliënt mogelijk maakt een goede vergelijking te maken met andere zorg-aanbieders, teneinde een weloverwogen keuze te kunnen maken. In de toelichting bij de voorwaarden staat vermeld dat de zorgaanbieder hieraan voldoet als hij op kiesbeter.nl zijn gegevens heeft vermeld. Er is geen verplichting voor aanbieders om op kiesbeter de tarieven van aanvullende diensten en producten te plaatsen.
De arrestatie van een journalist |
|
Bruno Braakhuis (GL), Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht over de oorlogsjournalist die op station Brussel Noord is gearresteerd vanwege het fotograferen van een politieactie tegen asielzoekers en illegalen?1
Ja.
Is het waar dat de journalist werd opgepakt nadat hij foto’s maakte van het wegslepen van een man door twee Belgische politieagenten wegens verstoring van de openbare orde en opruiing, maar dat deze aanklacht inmiddels is ingetrokken?
Volgens de Belgische politie weigerde de heer Karskens de omgeving van de ingang van het station te verlaten na herhaalde verzoeken. Ook zou hij daar aanwezige personen hebben opgeroepen actie te ondernemen tegen de politie. Daarop werd de heer Karskens administratief aangehouden wegens het verstoren van de openbare orde. Na drie uur werd hij weer vrijgelaten.
Ik ben mij ervan bewust dat de heer Karstens een andere lezing van de gebeurtenissen heeft.
Deelt u de mening dat deze politiële ingreep jegens de journalist een inbreuk is op de vrije nieuwsgaring?
Het betreft hier een interne Belgische aangelegenheid die dan ook door de Belgische autoriteiten moet worden beoordeeld.
Bent u bereid om te onderzoeken hoe vrije nieuwsgaring Europeesrechtelijk veranderd kan worden?
Sinds de inwerkingtreding van het Verdrag van Lissabon schrijft het Handvest van de Grondrechten van de Europese Unie dwingend voor dat eenieder recht heeft op vrijheid van meningsuiting. Dit recht omvat onder meer de vrijheid om kennis te nemen of te geven van informatie of ideeën, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen, aldus artikel 11 van het Handvest van de Grondrechten. Eventuele beperkingen door de overheid moeten in overeenstemming zijn met het Europees Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Daarmee is de vrije nieuwsgaring in het kader van de EU-Verdragen naar mijn oordeel voldoende verankerd en weet iedere lidstaat waaraan hij zich heeft te houden.
Hierbij moet bedacht worden dat de EU formeel geen bevoegdheid heeft om maatregelen vast te stellen met betrekking tot de vrije nieuwsgaring in een lidstaat.
Leerlingen die worden gedwongen te stoppen met hun opleiding vanwege een tekort aan leer-werkplekken |
|
Metin Çelik (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Opleiding honderden scholieren in gevaar in het Noorden»?1
Ja.
Is het waar dat in het Noorden van het land en in Overijssel ruim 350 mbo-scholieren mogelijk gedwongen met hun opleiding moeten stoppen, omdat zij grote moeite hebben met het vinden van een werk-leerplek bij een bedrijf?
Nee.
Op 5 november jl. bleken in totaal ca. 350 mbo-studenten in het noorden van het land (ca. 100 in Groningen, ca. 100 in Friesland en ca. 50 in Drenthe) en Overijssel (ca. 100) in oktober 2010 nog zoekende te zijn naar een bpv-plaats.
Vervolgens zijn de regionale partijen (kenniscentra beroepsonderwijs bedrijfsleven, mbo-instellingen en gemeenten) samen aan de slag gegaan om voor elk van deze jongeren alsnog een passende bpv-plaats te vinden.
Al snel bleken deze activiteiten positieve resultaten op te leveren.
Zo bleken in de regio Groningen medio november jl. nog maar vijftig van voornoemde mbo-studenten niet te beschikken over een bpv-plaats2. Op 30 november jl. berichtte de regionale projectleider mijn ministerie dat voor nagenoeg alle 100 mbo-studenten een oplossing naar tevredenheid is gevonden, veelal in de vorm van een passende bpv-plaats en in een enkel geval is er gekozen voor een andere opleiding.
Uit de informatie van Colo volgt dat de inzet die de andere betrokken arbeidsmarktregio’s hebben geleverd ter bestrijding van de problematiek, een vergelijkbaar resultaat heeft opgeleverd.
Door de sterk verbeterde regionale samenwerking en een intensievere inzet van voornoemde partijen zijn knelpunten rondom het aanbod aan bpv-plaatsen sneller dan voorheen in beeld en worden deze knelpunten vervolgens sneller opgelost.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat deze leerlingen overstappen naar een werk-leertraject waarbij ze vier dagen in de week naar school gaan en één dag in de week werken, omdat veel van deze leerlingen daarbij helemaal niet gebaat zijn ?
Indien het niet mogelijk blijkt een toereikend aanbod aan bpv-plaatsen voor een bepaalde opleiding te realiseren, zal voor sommige studenten de overstap naar de bol-opleiding als enige mogelijkheid resteren om toch de opleiding af te ronden. De desbetreffende student kiest er dan bewust voor om de opleiding van voorkeur te vervolgen in de bol-variant, om zo in de toekomst toch het beroep van voorkeur te kunnen gaan uitoefenen.
Dat laat onverlet dat er alles aan moet worden gedaan om te voorkomen dat jongeren die beter gedijen in een bbl-opleiding, noodgedwongen kiezen voor deze overstap. Uit de berichten die mij bereiken vanuit Colo, de MBO Raad en de regionale projectleiders jeugdwerkloosheid heb ik er alle vertrouwen in dat alle betrokken sectorale, regionale partijen zich daartoe maximaal inspannen.
Is het waar dat deze groep leerlingen bij gebrek aan een leerbaan nu hooguit twee dagen in de week naar school gaan en de rest van de week thuis zitten?
Voor bbl-studenten die langere tijd niet beschikken over een bpv-plaats spannen de desbetreffende mbo-instellingen zich in om doordeweeks toch voldoende structuur te bieden aan deze jongeren. Zo spreiden mbo-instellingen de onderwijsuren voor deze opleidingen over meerdere ochtenden in de week, opdat jongeren niet dagenlang achter elkaar doelloos thuiszitten. Ingeval het leerplichtige bbl-studenten betreft, zetten mbo-instellingen extra in op een verhoging van het aantal onderwijsuren op de instelling zelf.
Kunt u aangeven in welke sectoren in het noorden van het land de problemen om een leerbaan te vinden het grootst zijn?
Volgens de kenniscentra is het wat betreft de noordelijke provincies vooral in de sectoren bouw, techniek en transport & logistiek lastiger voor mbo-studenten om in crisistijd aan een leerbaan te komen.
Wat gaat u doen om deze problemen op te lossen, zodat deze mbo-scholieren verder kunnen met hun opleiding en kunnen gaan werken aan hun toekomst?
Ingeval voor een bepaalde opleiding niet voldoende bpv-plaatsen beschikbaar zijn, spannen mbo-instellingen zich samen met kenniscentra en gemeenten intensief in om alsnog alle studenten aan een bpv-plaats te helpen.
In eerste instantie wordt samen met de student gezocht naar een op de huidige opleiding toegesneden bpv-plaats, onder andere door de werving van extra bpv-plaatsen. Voor die studenten voor wie dat geen soelaas biedt, wordt een bpv-plaats van een aanverwante opleiding aangeboden waarmee de huidige opleiding kan worden afgerond. In zich daarvoor lenende gevallen wordt een bpv-plaats formatief opgevuld door twee studenten in plaats van één.
Uit mijn antwoord op vraag 2 blijkt mijns inziens dat de huidige aanpak van tekorten aan bpv-plaatsen – het Stage- en Leerbanenoffensief van de kenniscentra en de regionale aanpak – effectief is. Dit komt mede doordat de branches crisismaatregelen hebben genomen, met inzet van middelen uit de O&O-fondsen, waarmee veel stageplaatsen en leerbanen voor mbo-studenten in crisistijd zijn behouden.
Zijn er in andere delen van het land soortgelijke problemen en kunt u aangeven in welke gebieden en in welke sectoren?
Uit de Colo Barometer volgt juist dat het aanbod en de vraag naar bpv-plaatsen steeds beter in verhouding tot elkaar komen te staan. Naar verwachting van de kenniscentra is juist het zwaartepunt van de crisis voor de bpv-markt voorbij.
Volgens de Colo Barometer van oktober jl. bezetten mbo-studenten op dit moment 343 983 bpv-plaatsen, tegenover slechts 309 225 bpv-plaatsen vorig jaar. Het aantal erkende leerbedrijven is op dit moment gestegen naar 214 300 leerbedrijven (een stijging van ca. 10% sinds aanvang van de economische crisis). Tevens laat voornoemde Colo Barometer zien dat het aantal opleidingen waarin zich knelpunten m.b.t. het aanbod aan bpv-plaatsen voordoen, wederom is gedaald ten opzichte van de voorgaande Colo Barometer.
Ingeval er desondanks nog substantiële knelpunten optreden rondom het aanbod aan bpv-plaatsen, worden deze effectief bestreden.
De beschuldiging van de Turkse premier Recep Tayyip Erdogan dat Europa verantwoordelijk is voor de bomaanslag die 31 oktober 2010 plaatsvond in Istanbul |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
![]() |
Kent u het nieuwsbericht «Erdogan: Europa verantwoordelijk voor aanslag Istanbul»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de beschuldiging van premier Erdoğan, dat Europa terroristische organisaties zou steunen en bijgevolg verantwoordelijk is voor de bomaanslag in Istanbul?
De Turkse premier vindt dat Europa onvoldoende onderneemt tegen organisaties die terrorisme steunen. In het verleden is gebleken dat de Turkse regering daarbij met name doelt op de, ook in Europa, verboden PKK. De Turkse zorgen op dit punt zijn niet nieuw. Turkije is de afgelopen jaren regelmatig het slachtoffer geweest van terroristische aanslagen, waarbij vele doden en gewonden zijn gevallen. De Nederlandse regering veroordeelt dit terroristische geweld ten zeerste. Hetzelfde geldt voor de recente bomaanslag op politiemensen in Istanbul.
De EU en Turkije werken nauw samen bij terrorismebestrijding, waaronder het tegengaan van terrorismefinanciering. Dat geldt ook voor Nederland. De regering voelt zich daarom niet aangesproken door genoemde uitspraak van de Turkse premier.
De regering beschikt niet over aanwijzingen dat de Turkse regering terrorisme zou steunen. Eerder is met uw Kamer gedeeld dat het IHH (Insani Yardim Vakfi) één van de grotere ngos is in Turkije, die volledig onafhankelijk opereert en in die zin geen formele banden heeft met de Turkse staat. Dit laat onverlet dat de Turkse regering sympathiseerde met de humanitaire doelstellingen van het zogenaamde «Gaza-flottielje». Wat Hamas betreft, is bekend dat de Turkse regering vindt dat het Midden-Oosten Vredesproces gebaat is bij een dialoog met Hamas. Dit is een opvatting die de EU en Nederland nadrukkelijk niet delen met Turkije.
Deelt u de constatering dat de beschuldiging van premier Erdoğan een prachtig voorbeeld is van de pot die de ketel verwijt dat die zwart ziet, gezien de Turkse steun voor organisaties als
Zie antwoord vraag 2.
Wat gaat u eraan doen om deze beschuldiging te weerleggen, die is gedaan door het islamistische Turkse regime, dat niet alleen zelf steun verleent aan terroristische organisaties, maar dat bovendien een deel van een lidstaat van de Europese Unie bezet houdt (Cyprus); antiterrorismewetgeving misbruikt om de oppositie te onderdrukken5; en openlijk aanpapt met en financiële steun ontvangt van het islamoterroristische regime in Teheran?
Nederland zal nauw met de Turkse regering blijven overleggen om internationaal terrorisme tegen te gaan. De regering doet dit zowel bilateraal als via de EU. Hiertoe is nadrukkelijk van belang dat de samenwerking in overeenstemming plaatsvindt met het Nederlandse strafrecht en internationale verdragen.
Deelt u de mening dat Turkije nooit en te nimmer lid mag worden van de Europese Unie?
Nederland heeft in 2004 ingestemd met het lidmaatschapsperspectief voor Turkije, mits aan alle gestelde voorwaarden wordt voldaan. Turkije moet nu de afgesproken hervormingsagenda onverkort uitvoeren. Ook moet Turkije onverwijld het Ankara Protocol implementeren. Zolang dit niet gebeurt, kunnen de acht onderhandelingshoofdstukken, die de Raad in december 2006 heeft bevroren, niet worden ontdooid.
Het bericht ‘Juristen: “Overheid loopt aanzienlijke risico’s voor aansprakelijkheid klimaatverandering’ |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht: «Juristen: «Overheid loopt aanzienlijke risico’s voor aansprakelijkheid klimaatverandering»1 en het boek «Klimaat en recht. Is het recht klaar voor klimaatverandering»?
Ja.
Deelt u de mening dat dit boek niets anders doet dan de mensheid angst aan jagen, doordat de auteurs stellen dat als de Nederlandse overheid niks doet op het gebied van klimaatwetgeving, dit op termijn kan leiden tot aansprakelijkheid? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het boek geeft een overzicht van opvattingen van juristen van een advocatenkantoor. Weliswaar betreft het hier het kantoor van de Landsadvocaat, maar de advocaten van dit kantoor hebben de vrijheid te publiceren. Het Rijk is hier op geen enkele manier bij betrokken geweest, en de conclusies komen dan ook voor rekening van het advocatenkantoor. Ik ben het eens met de constatering dat het klimaatprobleem een reëel probleem is, ook in Nederland. Het is daarom niet verwonderlijk dat verkend wordt wat de juridische grenzen zijn van aansprakelijkheid als gevolg van klimaatverandering.
Wat vindt u van de mening van één van de auteurs dat de overheid meer juridische kaders moet scheppen voor bedrijven en burgers aangaande klimaatbeleid?
De overheid anticipeert continu op problemen die zich feitelijk bij de toepassing van het recht voordoen. Op dit moment voldoet de regelgeving op dit punt en deze is ook in overeenstemming met Europese en andere verdragsverplichtingen.
Wilt u afstand nemen van de conclusies van het boek? Zo nee, waarom niet?
De opvattingen in het boek zijn, zoals gezegd, opvattingen van een aantal juristen die deskundig zijn op het terrein van het klimaatrecht.
Is aan de totstandkoming van het boek; «Klimaat en recht. Is het recht klaar voor klimaatverandering?» belastinggeld besteed? Zo ja, om welk bedrag of welke bedragen ging het daarbij?
Nee.
De arrestatie van vier ex-moslims in Azerbeidzjan |
|
Wim Kortenoeven (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de arrestatie van vier ex-moslims (christenen) in Azerbeidzjan tijdens een dankdagdienst?1
Ja.
Kunt u aanduiden wat de aanleiding is voor deze arrestaties? Weet u waarvan zij worden beschuldigd en wat hen eventueel boven het hoofd hangt?
Mij is niet bekend op welke gronden de vier personen zijn gearresteerd en wat hun ten laste is gelegd. Navraag heeft alleen opgeleverd dat de vier arrestanten tijdens een nachtelijke gesloten rechtszitting diezelfde zondag tot vijf dagen gevangenis zijn veroordeeld. De vier mannen zijn inmiddels weer op vrije voeten gesteld.
Op welke wijze heeft u in de afgelopen periode, eventueel middels internationale gremia, de zorgelijke positie van christenen in Azerbeidzjan aan de orde gesteld bij de betreffende autoriteiten? Welke resultaten heeft dit opgeleverd? Betoont Azerbeidzjan zich enigszins gevoelig voor internationale kritiek hieromtrent?
In hoeverre heeft de positie van godsdienstige minderheden in Azerbeidzjan thans de aandacht van de Europese Unie? Kan deze aandacht verder geïntensiveerd worden? Wilt u dit in Europees verband bevorderen?
Bent u bereid – zo mogelijk ook in internationaal verband – om de nu aangeduide casus te benutten als handvat om opnieuw de godsdienstvrijheid van religieuze minderheden aan de orde te stellen bij de autoriteiten van Azerbeidzjan? Zo ja, op welke wijze en op welke termijn?
Bent u bereid om u ten zeerste in te spannen om de nu opgepakte ex-moslims weer op vrije voeten te krijgen?
Zie antwoord vraag 2.
het terugplaatsen van orka Morgan |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Kent u het plan dat de mogelijkheden in kaart brengt om orka Morgan de vrijheid te hergeven?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat terugplaatsing in het wild van orka Morgan nog steeds uw doelstelling is? Zo neen, waarom niet? Zo ja, op welke wijze wilt u vrijlating bevorderen?
Kunt u de garantie geven dat u geen toestemming zult geven om orka Morgan over te plaatsen naar SeaWorld of een ander soortgelijk dolfinarium?
Kunt u een inhoudelijke reactie geven op het plan van de organisatie «Free Morgan», waarin wordt aangegeven hoe orka Morgan in het wild kan worden teruggeplaatst?
Deelt u de mening dat zo snel mogelijk duidelijkheid moet komen over de rehabilitatie en resocialisatie van orka Morgan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze denkt u die duidelijkheid te kunnen verschaffen?
Het bericht dat het Uitvoeringsinstituut Werknemers Verzekeringen UWV parttimers zoekt die ontslagen postbodes vervangen |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat het UWV parttimers zoekt die ontslagen postbodes vervangen?1
De visie dat het UWV meewerkt aan het massaontslagplan van TNT zoals in de vraagstelling beschreven, deel ik niet. UWV voert haar taken uit conform de wet. Het bemiddelen van werkzoekenden op de arbeidsmarkt en het verstrekken van WW-uitkeringen zijn twee belangrijke taken van het UWV. Het kan gebeuren dat UWV, onder specifieke omstandigheden, beide taken uitvoert voor één organisatie. Als TNT ontslagaanvragen indient, zullen die op de gebruikelijke wijze worden getoetst.
Deelt u de visie dat het UWV hier meewerkt aan het massaontslagplan van TNT, waarbij voltijderpostbodes worden vervangen door goedkopere parttimers en flexwerkers?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw reactie op de redenering «Fulltime bezorgers kloppen na hun ontslag voor een uitkering aan bij het UWV, de instantie die nu ook voor TNT Post goedkopere parttimers werft»?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat, zolang er niet genoeg banen zijn voor alle mensen die willen werken, deze inspanningen van het UWV er per saldo niet toe leiden dat er meer mensen aan het werk komen, maar wel dat er druk op de arbeidsvoorwaarden ontstaat bij TNT, waar volwaardige banen met een fatsoenlijk loon worden vervangen door flexibele banen tegen veel lagere lonen?
Het is primair de verantwoordelijkheid van TNT om in samenwerking met de OR en de vakbonden de moeilijke beslissingen te nemen waar zij voor staan, met het oog op een financieel gezonde bedrijfsvoering op de lange termijn. Daarin zit ook het gedeelde belang van deze partijen. Het is ook hun taak en om daarbij al het mogelijke te doen om werknemers aan ander werk te helpen.
De Nederlandse relatie met Israël |
|
Mariko Peters (GL) |
|
![]() |
Kunt u uitleggen wat wordt bedoeld met de zin «Nederland wil verder investeren in de band met de staat Israël» in het regeerakkoord van VVD en CDA «Vrijheid en verantwoordelijkheid»? Wat is het beleidsmotief achter deze doelstelling en hoe kan dat met de intensivering worden bereikt?
Het regeerakkoord stelt dat Nederland verder wil investeren in de band met de staat Israël. Bij de verdere investering wordt voortgebouwd op hetgeen tot nu toe is bereikt, ook door mijn voorgangers.
Het is nodig om verder in de banden met Israël te investeren omdat het bestaansrecht van Israël, de enige democratie in de regio, door sommige landen en groeperingen nog steeds in twijfel wordt getrokken. Nederland wil weerstand bieden tegen pogingen tot delegitimatie van Israël. Israëls bestaansrecht moet onomstreden zijn en Israël dient zich daarin gesteund te weten door de internationale gemeenschap.
Daarnaast biedt intensivering van de relaties meer mogelijkheden om een constructieve dialoog met Israël te hebben, bijvoorbeeld daar waar het gaat over het Midden-Oosten Vredesproces (MOVP). Versterkte samenwerking maakt moeilijke boodschappen makkelijker aanvaardbaar.
Vindt u dat de Nederlandse band met de staat Israël door uw voorgangers was verwaarloosd? Zo nee, wat denkt u te kunnen bereiken wat met het beleid van uw voorstanders niet is gelukt?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe staan andere Europese landen tegenover intensivering van de banden met Israël? In hoeverre komt uw wens tot intensivering van de banden met Israel overeen met de mening die andere Europese landen en de EU zijn toegedaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan niet treden in de bilaterale relaties van andere Europese landen met Israël.
Ten aanzien van de relaties tussen de EU en Israël geldt dat de EU en Israël hierover in de EU-Israël Associatieraad van juni 2008 nadere afspraken hebben gemaakt. Het gaat hier om het intensiveren van de politieke relaties, deelname van Israël aan communautaire programma’s en agentschappen en verdere integratie in de interne markt. Deze afspraken staan nog steeds, zij het dat de Europese Commissie en Israël na de Israëlische actie in Gaza (Cast Lead) besloten hebben de uitwerking ervan tot nader orde aan te houden. De verantwoordelijke Commissaris Füle heeft tijdens zijn recente bezoek aan Israël (3 november 2010) overleg gevoerd over de manier waarop de EU en Israël de draad weer kunnen oppakken.
Nederland streeft ernaar dat deze uitwerking spoedig aan de orde komt in een nieuwe Associatieraad tussen Israël en de EU.
Kunt u voor de volgende terreinen aangeven op welke wijze daar thans in de bilaterale relaties van Nederland met Israël invulling aan wordt gegeven en op welke manier u daarin eventueel wilt intensiveren:
De bilaterale betrekkingen tussen Nederland en Israël bestrijken een breed palet aan onderwerpen. Een deel van deze betrekkingen vindt plaats op het intergouvernementele vlak, een deel op het maatschappelijke vlak. De contacten tussen de Nederlandse en Israëlische samenlevingen kennen veel facetten die zich lenen voor verdere verdieping. De regering zal de komende tijd inventariseren en concrete voorstellen uitwerken voor de invulling daarvan. Naast politieke samenwerking zal de intensivering zich met name, maar niet uitsluitend, richten op handel en economie, water, wetenschap en innovatie. Daarover zal ook overleg plaatsvinden met Israël.
Ten aanzien van de aspecten a. (mensenrechten), f. (cultuur), g. (politieke contacten) en h. (diplomatieke contacten), geldt dat deze regelmatig aan de orde komen in officiële contacten tussen Israël en Nederland op ministerieel en hoogambtelijk niveau. Deze dialoog is openhartig en constructief. Vanuit de begroting van het ministerie van Buitenlandse Zaken staan voor bepaalde thema’s bescheiden programmabudgetten open. Uit het Mensenrechtenfonds is voor 2010 € 140 000 voor Israël toegekend. Dit bedrag komt onder andere ten goede aan activiteiten in de Arabisch-Israëlisch gemeenschap, onder Bedoeïenen en voor slachtoffers van vrouwenhandel. Uit het «Kleine Programma Fonds- non ODA» is in 2010 € 40 000 voor projecten op het gebied van dialoog en cultuur besteed, met name aan ondersteuning van interculturele dialoog en samenwerking. Ook het «Programma Ondersteuning Buitenlands Beleid» (POBB) staat open voor projecten in Israël.
Wat betreft de aspecten b. (handel) en e. (onderwijs en wetenschap) en f. (cultuur) is op te merken dat Nederlandse en Israëlische organisaties, instellingen en personen intensief met elkaar samenwerken. Beide samenlevingen kenmerken zich door hun toegankelijkheid. Intensivering van de relatie Nederland-Israël op economisch gebied levert een win-win situatie op. De seminars die de Nederlandse Ambassade in Israël organiseert over investeren en innovatie in Nederland hebben een goede deelname van het Israëlisch bedrijfsleven en genereren de nodige follow-up. De ambassade stimuleert match-making tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven op (innovatieve) gebieden die voor beide partijen interessant zijn, o.m. milieutechnologie, landbouwtechnieken, life sciences en telecom/ICT. Er liggen ook kansen op het gebied van samenwerking in watertechnologie en (duurzame) energie.
Op militair terrein (aspect c.) werken Nederland en Israël in operationele zin in voorkomend geval alleen samen in de NAVO-operatie Active Endeavour. De beide ministeries van Defensie onderhouden verder bilaterale contacten over diverse onderwerpen van gezamenlijk belang. Wat betreft wapenexport (aspect d.) verwijs ik naar het antwoord op vraag 6.
Uit het bovenstaande blijkt dat de Nederlandse en Israëlische samenlevingen veel raakvlakken kennen die zich lenen voor verdere investering in elkaar. De regering zal de komende tijd concrete voorstellen uitwerken voor de invulling daarvan. Ik wil nog niet vooruitlopen op de inhoud daarvan.
Is de kritische bejegening door Nederland van mensenrechtenschendingen door Israël nog staand beleid, zoals de discriminatie van niet-joden in Israël, detentie van mensenrechtenactivisten en kinderen, beperkingen van de bewegingsvrijheid van Palestijnen en nederzettingenbouw op de Westelijke Jordaanoever? Zo nee, waarom niet?
Het regeerakkoord stelt dat Nederland opkomt voor de bescherming van mensenrechten wereldwijd. Waar nodig zal Nederland in bilateraal en in EU-verband bij Israël blijven aandringen op respect voor mensenrechten en het humanitair oorlogsrecht. De oprichting van een subcomité Mensenrechten onder het EU-Associatieakkoord met Israël (zoals voorzien in de afspraken tussen de EU en Israël tijdens de Associatieraad van juni 2008 en conform de praktijk gevolgd met andere regionale partners) zal de mensenrechtendialoog met Israël verder vormgeven.
Is het aangescherpte wapenexportbeleid ten aanzien van Israël1 nog staand beleid, in die zin dat vergunningaanvragen voor wapenexport in beginsel worden afgewezen op grond van de criteria van de Europese gedragscode wapenexport (mensenrechten, interne spanningen en spanningen in de regio), vooral indien het leveranties aan de landmacht of luchtmacht betreft? Zo nee, in welke opzichten niet?
Israël heeft het recht zich te verdedigen tegen aanvallen van buitenaf. Het beleid ten aanzien van leveranties aan Israël is restrictief. Iedere aanvraag wordt per geval getoetst aan het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexport. Hierbij wordt met name gekeken naar de gevolgen van de mogelijke export voor de regionale, interne en mensenrechtensituatie.
De eindgebruiker speelt een rol bij de toetsing. Voor lucht- en landmacht zijn tot nu toe alleen retour-na-reparatie vergunningen verleend, aangezien dit materieel al eigendom is van Israël. Het is echter nog altijd mogelijk dat vergunningen worden afgegeven voor de uitvoer van materieel waarmee Israël zich kan verdedigen.
De komende verkiezingen in Birma |
|
|
|
Kent u de berichten over de verkiezingen in Birma van 7 november a.s?1
Ja
Deelt u de mening dat deze verkiezingen onmogelijk vrij en eerlijk kunnen zijn, zoals de autoriteiten claimen?
Zo ja, bent u bereid om zich in EU-verband sterk te maken voor een verklaring waarin de uitslag van de verkiezingen niet wordt erkend? Bent u daarbij bereid om, bilateraal en in EU-verband, andere landen in de regio, zoals China, de Asean-landen en India, aan te sporen om de uitslag van deze verkiezingen niet te erkennen?
Deelt u de mening dat deze verkiezingen niet het begin mogen zijn van verminderde aandacht en afname van internationale druk op het Birmese regime van de EU en andere betrokken partijen als de Verenigde Staten, Asean, China en India?
Ja, die mening deel ik. Binnen de EU zal overleg plaatsvinden over de recente ontwikkelingen in Birma en hoe daar mee om te gaan. De verkiezingsuitslagen zijn nog niet officieel bekend gemaakt, alhoewel het ernaar uitziet dat de staatspartij USDP met grote meerderheid gewonnen heeft. Enkele oppositiepartijen lijken de uitslagen aan te willen vechten. Aung San Suu Kyi is 13 november jl. vrijgelaten, het is echter nog niet duidelijk of zij een rol kan gaan spelen in de Birmese politiek en zo ja welke. Binnen de EU zal ik pleiten voor het handhaven van de EU-sancties en nadere studie doen naar de wenselijkheid en modaliteiten van toekomstige contacten met het Birmese regime. De EU zal ook moeten blijven wijzen op de noodzaak van vrijlating van alle 2 200 politieke gevangenen.
Zo ja, bent u bereid om er bij deze internationale actoren op aan te dringen zich achter een hernieuwd initiatief van VN-secretaris generaal Ban Ki Moon te scharen, dat werkelijke verbeteringen in Birma voor ogen heeft?
Zoals ook vastgelegd in de Raadsconslusies van de Raad Buitenlandse Zaken van 26 april jl., geeft Nederland met de overige landen van de EU onverminderd steun aan de missie van goede diensten van de Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties. Hetzelfde geldt de internationale «group of friends of Burma». Nederland en de EU dringen er bij de Birmese autoriteiten, alsook andere landen in de betrokken regio, op aan de goede diensten van de SGVN zo goed mogelijk te benutten en te ondersteunen.
Bent u bereid om u, na de verkiezingen van 7 november, binnen de Europese Unie sterk te maken voor een VN Commission of Inquiry ten behoeve van onderzoek naar oorlogsmisdaden in Birma, en te pleiten om daarover een tekst op te nemen in de Common Position on Burma?
Ja, zoals aangeven in mijn brief aan de kamer van 4 oktober 2010, ben ik voorstander van het instellen van een VN-onderzoekscommissie naar oorlogsmisdaden en misdaden tegen de menselijkheid in Birma. Ik zal in nauw overleg met gelijkgezinde partners bezien wat het juiste moment en meest effectieve strategie is om zo breed mogelijke steun voor een internationale onderzoekscommissie te genereren. De EU Common Position on Burma zal pas eind april 2011 voor verlenging in aanmerking komen. Tegen die tijd zal ik bezien of een tekst over de VN Commission of Inquiry in het licht van de ontwikkelingen op dat moment zinvol is.
Beëindiging samenwerking Israël met United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization (UNESCO) |
|
Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Israel: UNESCO West Bank Decision «Absurd»»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Israël heeft aangekondigd dat het elke samenwerking met UNESCO opschort wegens haar beslissing Joodse heiligdommen te herklasseren als een islamitische moskee totdat UNESCO haar besluit terugdraait?
De woordvoerder van de Onderminister van Buitenlandse Zaken heeft gesteld dat Israël de relaties met UNESCO zou verbreken, maar deze verklaring is kort daarna herroepen. Wel weigert Israël mee te werken aan de uitvoering van de vijf besluiten van de 185e Uitvoerende Raad (UR) van UNESCO die van 5 – 22 oktober 2010 gehouden is. Deze vijf besluiten hebben betrekking op behoud van cultureel erfgoed en op de toegang van Palestijnen tot cultureel erfgoed en onderwijs.
Deelt u de mening dat UNESCO door haar besluit de Palestijnse Autoriteit in feite steunt in het streven om Israël te delegitimiseren?
Nee. Van een PLO-streven naar ontkenning van de staat Israël is overigens naar oordeel van Nederland hier geen sprake. De PLO is reeds in 1993 als enige erkende vertegenwoordiger van het Palestijnse volk overgegaan tot erkenning van de staat Israël.
Kunt u zich vinden in het standpunt van premier Netanyahu dat deze poging om het volk van Israël los te maken van zijn cultureel-historische erfenis, absurd is?
Nee. Maar de Uitvoerende Raad van UNESCO is onverstandig om zich op deze wijze en daarenboven niet zoals gebruikelijk bij consensus uit te spreken over deze politiek zeer gevoelige vraagstukken.
Bent u bereid, indien dit bericht correct is, UNESCO op te roepen dit besluit per ommegaande ongedaan te maken?
Nederland zal wel waar mogelijk aandringen op een stellingname van de Uitvoerende Raad ten gunste van de voorheen bestaande consensus-methode.
De inzetbaarheid van F16s |
|
André Bosman (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht1 dat tweederde van de Nederlandse F-16’s niet inzetbaar is omdat deze onderhoud behoeven? Klopt het voorts dat onderdelen uit de stilstaande F-16’s gebruikt worden om reparaties uit te voeren bij de actieve toestellen?
Deelt u de zorgen van de voorzitter van de Algemeen Christelijke Organisatie van Militairen en haar missie (ACOM), over de zorgwekkende toestand waarin de Nederlandse vloot F-16’s verkeert? Zo ja, wat zijn de plannen om deze situatie te verbeteren?
Is het nu nog mogelijk om een stabilisatiemissie in de lucht te ondersteunen? Zo ja, van welke grootte?
Deelt u voorts de zorgen over de situatie bij Defensie met betrekking tot de beschikbaarheid van opleidings- en trainingsfaciliteiten, munitie en reserveonderdelen, zoals ook weergegeven in uw antwoord op de vragen van de vaste commissie voor Defensie over het Materieelprojectenoverzicht 2010 van 3 november 2010?
Zoals ik heb uiteengezet in de brief van 18 november jl. (Kamerstuk 32 500 X, nr. 16) zijn de tekorten aan reservedelen en munitie toegenomen. Hierdoor kunnen reparaties vaak niet volledig worden uitgevoerd of duren de reparaties langer. Het gevolg is een lagere inzetbaarheid van het materieel. Dit heeft, net als de tekorten aan munitie, een weerslag op de geoefendheid van de eenheden en daarmee op de inzetgereedheid. Een hernieuwd evenwicht tussen de omvang en de samenstelling van de krijgsmacht en de beschikbare middelen is noodzakelijk om een krijgsmacht in stand te houden die er werkelijk toe doet. In het voorjaar zal ik in een beleidsbrief de maatregelen presenteren die daarvoor nodig zijn.
Bent u van mening dat de gereedstelling van militaire eenheden de hoogste prioriteit moet zijn bij de krijgsmacht en dat de voldoende beschikbaarheid van opleidings- en trainingsfaciliteiten, munitie en reserveonderdelen hierbij essentieel is? Zo ja, kunt u toezeggen dat de aanstaande bezuinigingen hierop geen negatieve invloed zullen hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat vijf jaar marktwerking de kwaliteit van de kinderopvang heeft verslechterd |
|
Nine Kooiman |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat vijf jaar marktwerking de kwaliteit van de kinderopvang heeft verslechterd?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 van de leden Koşer-Kaya en Verhoeven (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 552).
Kunt uiteenzetten wat de gemiddelde uurprijs was in 2008, 2009 en 2010? Wanneer dit niet bekend is, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat u ervoor zorgen dat de gemiddelde uurprijs niet nog meer stijgt?
2006
2007
2008
2009
2010 (gegevens sept 2010
Dagopvang
€ 5,45
€ 5,67
€ 5,81
€ 5,97
€ 6,15
Buitenschoolse opvang
€ 5,68
€ 5,83
€ 5,91
€ 5,95
€ 6,10
Gastouderopvang
€ 5,43
€ 5,74
€ 5,86
€ 5,90
€ 5,53
Bovenstaande tabel presenteert de gemiddeld door ouders opgegeven uurprijs aan de Belastingdienst. De stijging van het uurtarief lijkt niet buitenproportioneel te zijn. De NMa komt op basis van het onderzoek «Marktwerking in de kinderopvang», tot dezelfde conclusie.
Wat gaat u doen om ouders meer mogelijkheden te geven om tegen de stijging van uurprijzen en de verplichte afname van meer kinderopvanguren dan dat ouders afnemen, in beroep te gaan? Bent u bereid om het advies van de oudercommissie bindend te maken? Zo nee, waarom niet?
Ouders waarvan de kinderopvangorganisatie is aangesloten bij één van de brancheorganisaties hebben altijd de mogelijk om, na een interne klachtenprocedure, het geschil in te dienen bij de Geschillencommissie Kinderopvang. Mijn voorganger heeft in haar brief van 5 februari j.l. maatregelen aangekondigd om de positie van ouders te versterken en zo de werking van de kinderopvangmarkt te verbeteren. Zoals ik in het antwoord op vraag 4 van de leden Koşer-Kaya en Verhoeven aangeef, stuur ik u in de loop van 2011 een brief over dit onderwerp.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat kinderopvangorganisaties zich aan de wettelijke normen gaan houden zodat er genoeg begeleidsters op een groep met kinderen staan? Hoe gaat u ervoor zorgen dat kinderopvangorganisaties hier voldoende op gecontroleerd worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Voldoende pedagogische medewerkers op de groep is één van de voornaamste kwaliteitscriteria waarop de GGD toetst. Sinds september 2009 is de GGD begonnen met de zogenoemde onaangekondigde controles. Daardoor kan de GGD nog scherper controleren of kindercentra niet de hand lichten met deze kwaliteitseis. Als sprake is van een overtreding moet de gemeente handhavend optreden. Dat gebeurt vaak goed, maar in veel gevallen nog onvoldoende (zie tevens mijn antwoord op vraag 6). Tegelijk ben ik bezig met de convenantpartijen te komen tot eenvoudiger te hanteren normen. De convenantpartijen streven ernaar om nog in 2010 tot overeenstemming te komen. Eenvoudiger normen zijn voor GGD-en en gemeente beter te handhaven en zullen ook leiden tot een hogere nalevingsbereidheid bij de kindercentra
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat de gemeentelijke gezondheidsdiensten (GGD’s) ook niet aangekondigd en onverwachts kinderopvangorganisaties inspecteren? Zo nee, waarom niet?
Ja. Op dit moment controleren de GGD-inspecteurs vaak al onaangekondigd.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat gemeenten de kinderopvangorganisaties die de wettelijke normen overtreden, ook daadwerkelijk aanpakt?
Met project «achterblijvende gemeenten» zet ik stevig in op verbetering van vooral de handhaving door gemeenten. In de praktijk blijkt het effectief te werken als de Onderwijsinspectie de individuele gemeenten op dit achterblijven aanspreekt. Inmiddels zijn er veel meer gemeenten die de uitvoering op orde hebben of waar afspraken mee zijn gemaakt om de uitvoering binnenkort op orde te hebben.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat kleinschalige kinderopvang in Nederland mogelijk blijft en niet alleen in handen komt, zoals dat nu het geval is in de grote gemeenten, van de vier grootste organisaties die meer dan negentig procent van de crèches en naschoolse opvang in handen heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
De NMa concludeert op basis van onderzoek door Regioplan dat de markt voor kinderopvang een dynamische markt is. Dat blijkt uit het aantal aantal toetreders en uittreders. Uit het onderzoek blijkt dat in gemeenten met meer dan 50 000 inwoners waar de vier grootste aanbieders van kinderopvang gezamenlijk een marktaandeel van 80 à 90% hebben, 62% van de kinderopvangorganisaties tussen december 2006 en december 2008 toe- dan wel uitgetreden is. Verder blijkt uit onderzoek van het Netwerkbureau kinderopvang naar de capaciteit in de kinderopvang, dat de relatief kleine aanbieders tot 20 locaties een marktaandeel hebben van circa 60%. Daarnaast is ook een meerderheid van de nieuwe toetreders een kleine aanbieder met minder dan 50 kindplaatsen. Dat betekent dat er voldoende kleine aanbieders op de markt voor kinderopvang actief zijn en zullen blijven.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de arbeidsvoorwaarden in kinderopvangorganisaties gewaarborgd wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Als u bedoelt de arbeidsvoorwaarden zoals afgesproken in de CAO kinderopvang, dan ga ik daar niet over. Arbeidsvoorwaarden zijn het onderwerp van werkgevers en werknemers. Mocht een werkgever zich daaraan niet houden dan kan de werknemer de vakbond in de arm nemen en zonodig naar de rechter stappen.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat de kinderopvang betaalbaar blijft nu de marktwerking zorgt voor hogere kosten kinderopvang en u wilt bezuinigingen op de kinderopvang?
Zoals ik schrijf in antwoord op vraag 2 van de leden Koşer-Kaya en Verhoeven, zijn volgens de NMa de prijzen in de kinderopvang de afgelopen jaren niet buiten proportioneel gestegen. De effecten van de bezuinigingen op de marktwerking zullen worden meegenomen in de brief die ik heb toegezegd in antwoord op vraag 4 van de leden Koşer-Kaya en Verhoeven.
Bent u bereid om ervoor te zorgen dat ook de werkgevers de afgesproken een derde van de kinderopvangkosten gaan betalen? Zo nee, waarom niet?
De invoering van de Wet kinderopvang is gebaseerd op de gedachte dat formele kinderopvang tripartiet gefinancierd wordt door de overheid, de werkgevers en de ouders. Sinds 1 januari 2007 betalen werkgevers verplicht mee via een opslag op de wachtgeldpremie. Daarvoor was de bijdrage nog vrijwillig. Het is echter zo dat als de kosten van kinderopvang stijgen maar de grondslag van de opslagpremie stijgt minder hard mee, dan hoeft het opslagpercentage niet dienovereenkomstig te wijzigen. Relevant om op te merken is dat een stijging van de werkgeversbijdrage, gegeven de scheiding van inkomsten en uitgaven niet kan dienen als dekking van overschrijdingen van het kinderopvangbudget. Gegeven het inkomstenkader dat het kabinet hanteert dient een eventuele stijging van deze opslag op de wachtgeldpremie gecompenseerd te worden met lagere collectieve lasten elders. In 2010 bedroeg de gemiddelde bijdrage van werkgevers 23%, van ouders 22% en van het Rijk 55%. Met de bezuinigingen beweegt de verhouding in de bijdragen door de 3 verschillende partijen zich in de richting van 1/3.
Bent u bereid de marktwerking in de kinderopvang af te schaffen die ervoor zorgt dat de kinderopvang steeds duurder wordt en van slechtere kwaliteit? Zo nee, waarom niet?
Nee. Voor dit antwoord verwijs ik u naar het antwoord op vraag 2 van de leden Koşer-Kaya en Verhoeven.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het nader te plannen wetgevingsoverleg kinderopvang?
Ja.
De integriteitscode voor bewindspersonen |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hoe wordt verzekerd dat bewindspersonen door het in hun functie nemen van besluiten of andere handelingen – te denken valt aan subsidies, opdrachten en vergunningen – de waarde van hun financiële belangen doen stijgen? Vergt het tegengaan van (schijnbare) belangenverstrengeling niet dat volstrekte openheid wordt betracht over de belangen van bewindspersonen? Bent u bereid hierover informatie aan de Kamer te verschaffen?
De integriteit van besluitvorming door bewindspersonen wordt verzekerd door de ministeriële verantwoordelijkheid, de controle van hun handelen en nalaten door het parlement, de rechterlijke macht en de Nationale ombudsman, de rol van de media, wet- en regelgeving en voorschriften met betrekking tot de benoeming en handelwijze van bewindspersonen. Hierdoor en door het grondrecht van de bescherming van de persoonlijke levenssfeer wordt de openheid van belangen van bewindspersonen bepaald.
Is er nagedacht over de vraag welke financiële belangen bewindspersonen in het geheel niet mogen bezitten, ook niet indien zij door derden worden beheerd? Kunt u een opsomming daarvan, per ministerie, aan de Kamer verstrekken?
Ja, hierover is nagedacht. Nee, de departementale indeling is niet bepalend. Voor de bewindspersonen van Financiën gelden striktere criteria ten aanzien van bepaalde belangen.
Bent u bereid nadere informatie te verschaffen over de wijze waarop alle bewindspersonen met financiële belangen het beheer van die belangen op afstand hebben geplaatst, opdat beoordeeld kan worden of met de gekozen constructie in voldoende mate de schijn van belangenverstrengeling wordt vermeden?
Nee. Voor zover het geen gegevens betreft die niet reeds openbaar zijn, is het aan de individuele bewindspersonen om te beoordelen of en in hoeverre zij verstrekking van gegevens in overeenstemming achten met het grondrecht op een persoonlijke levenssfeer van henzelf en anderen.
Is het, gelet op de verwikkelingen met de vakantiewoning van de minister voor Immigratie en Asiel, nog wel juist om er vanuit te gaan, zoals in bijlage 1, onder A, van de code wordt gedaan, dat bij roerende en onroerende zaken die niet commercieel worden geëxploiteerd, geen sprake is van een risico van (schijnbare) belangenverstrengeling? Welke andere bewindspersonen bezitten onroerende zaken in het buitenland en in welke land?
Ja. Enkele bewindspersonen bezitten onroerende zaken in het buitenland.