het onderzoek van het Openbaar Ministerie naar de rapporten van van den Bergh en de Commissie van Toezicht betreffende Inlichtingen -en Veiligheidsdiensten (CTIVD) |
|
Harry van Bommel |
|
Hebt u kennisgenomen van de berichten dat Britse militairen in Irak gemarteld hebben gedurende hun tijd dat zij onderdeel waren van de bezettingstroepen en dat Nederlandse militairen op dat moment officieel onder Brits commando vielen tijdens hun verblijf in de provincie Al Muthanna?1 Is het waar dat deze martelingen vanuit een basis in Um Qasr werden georganiseerd?2
De genoemde berichten van The Guardianzijn bekend.
Nederlandse militairen zijn verantwoordelijk voor personen die door hen gevangen zijn genomen. Na overdracht gaat deze verantwoordelijkheid over op de ontvangende partij. Wel verplicht het derde Verdrag van Geneve inzake krijgsgevangenen om in geval van notificatie, bijvoorbeeld door het Internationale Comite van het Rode Kruis (ICRC) dat de ontvangende partij zich niet aan de verplichtingen onder het verdrag ten opzichte van krijgsgevangenen houdt, corrigerende maatregelen te nemen of om teruggave van gevangenen te vragen.
Nederland had en heeft geen aanleiding te veronderstellen dat Britse militairen zich schuldig maakten aan marteling van gevangenen die door Nederland aan het Verenigd Koninkrijk zijn overgedragen ten tijde van SFIR. Er zijn op basis van bronnenonderzoek geen aanwijzingen dat de namen die in de artikelen van
Kunt u uitsluiten dat van de in totaal 52 gevangenen die door Nederlandse troepen in het kader van SFIR-operatie in Al Muthanna aan de Britten in Um Qasr zijn overgedragen, mensen door de Britten zodanig zijn behandeld dat van marteling sprake is? Indien nee, wat is er met hen gebeurd?3
Zie antwoord vraag 1.
Herinnert u zich de toezegging dat de minister van Justitie de rapporten van de commissie Van den Berg en de CTIVD onder de aandacht van het Openbaar Ministerie zou brengen om te bezien of de inhoud van deze rapporten aanleiding geeft tot het instellen van een (nader) oriënterend dan wel strafrechtelijk onderzoek?4
Ja.
Wat was het conclusie van het Openbaar Ministerie? Heeft het aanleiding gezien tot een oriënterend dan wel strafrechtelijk onderzoek? Zo ja, wat is de stand van zaken van dat onderzoek? Indien nee, waarom niet? Kunt u dat toelichten?
In de periode 2009/2010 is door de Koninklijke Marechaussee, onder leiding van het openbaar ministerie te Arnhem, een oriënterend feitenonderzoek ingesteld op basis van de reeds voorhanden en door de onderzoekscommissies beschikbaar gestelde documentatie (in totaal circa 14 000 pagina's).
In het kader daarvan is tevens een groot aantal getuigen (nader) gehoord. Op basis van de resultaten van dit onderzoek heeft het OM te Arnhem geconcludeerd dat geen sprake is van mogelijke vervolgbare strafbare feiten. Voor nader oriënterend en/of strafrechtelijk onderzoek bestaat, mede ook gezien de diepte en uitgebreidheid van het reeds uitgevoerde feitenonderzoek, geen aanleiding.
De afsluiting van de Vlaketunnel |
|
Sander de Rouwe (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vraagtekens rond de Vlaketunnel»?1
Ja
Hebben zich in het verleden meer soortgelijke calamiteiten voorgedaan met in Nederland gebouwde tunnels?
Voor zover mij bekend niet.
Kunnen de herstelwerkzaamheden aan de Vlaketunnel uitgevoerd worden zonder schade voor de huizen van omwonenden, als gevolg van bodemdaling door verlaagd waterpeil?
Momenteel vindt onderzoek plaats naar de precieze oorzaak van de calamiteit. Tegelijkertijd worden maatregelen getroffen om vast te kunnen stellen of door de herstelwerkzaamheden schade kan ontstaan. Op basis van de resultaten daarvan wordt bepaald op welke manier de herstelwerkzaamheden zullen worden uitgevoerd. Bij de uitvoering daarvan krijgt het voorkomen van schade aan bebouwing hoge prioriteit.
Kunt u een indicatie geven van het moment waarop de tunnel weer volledig operationeel kan zijn?
Nee, dit hangt af van de resultaten van het onderzoek en de daarop te baseren herstelwerkzaamheden. Zodra deze resultaten bekend zijn kan ik hier meer over melden.
Bent u bereid, vooruitlopend op volledige openstelling, op de kortst mogelijk termijn in de tunnels meer rijstroken open te stellen, ook voordat de oorzaken van de verschuiving definitief duidelijk zijn? Zo nee waarom niet?
RWS hecht aan een zo goed mogelijke doorstroming van het verkeer. Rijstroken kunnen opengesteld worden als de veiligheid van de weggebruikers en van de stabiliteit van de toeritgewaarborgd is. Ook dient rekening gehouden te worden met het feit dat het openstellen van meerdere rijstroken de voortgang van het onderzoek en de herstelwerkzaamheden kan vertragen. Binnen deze randvoorwaarden zullen zoveel mogelijk rijstroken worden opengesteld.
Wilt u bij de beantwoording van voorgaande vraag ook de mogelijkheid van extra monitoring van mogelijk omhoogkomend wegdek ter plaatse meenemen als middel om tijdelijk meer rijstroken open te stellen?
Ik laat dat al monitoren. Zie verder ook het antwoord op vraag 5.
Kunt u een indicatie geven van de economische schade voor de regio en de overlast voor weggebruikers, nu de Vlaketunnel al sinds 12 november 2010 niet of slecht toegankelijk is?
We doen alle moeite om de overlast te beperken, onder anderen door het aangeven van alternatieve routes. De weggebruikers gebruiken deze ook daadwerkelijk. De overlast blijft mede daardoor nu grotendeels beperkt tot de spitsperioden. De vertraging in de spitsperioden op werkdagen bedraagt gemiddeld circa 15 minuten. Daarbuiten is de vertraging verwaarloosbaar. Een berekening van de maatschappelijke kosten op basis van voertuigverliesuren maal een gemiddelde reistijdwaardering leidt tot een waarde van circa € 0,5 mln per week. Dit is een berekening bij benadering op basis van de gemiddelde vertraging.
Hadden de calamiteiten in de Vlaketunnel voorkomen kunnen worden? Waarom zijn de huidige problemen niet opgemerkt tijdens de werkzaamheden in het kader van het onderhoud dat dit voorjaar heeft plaatsgevonden? Is hier mogelijk sprake van nalatigheid? Welke werkzaamheden zijn er verricht in het kader van het onderhoud dit voorjaar?
In het kader van de onderhoudswerkzaamheden die in het voorjaar van 2010 hebben plaatsgevonden, zijn de technische installaties, verlichting etc. vervangen. Er zijn daarbij geen werkzaamheden verricht aan de constructie van de tunnel. De vermoedelijke oorzaak van het falen van de trekelementen onder de vloer van de toerit is niet via inspectie in het kader van preventief onderhoud te herkennen.
Wat gaat u er aan doen om dergelijke calamiteiten als zich nu hebben voorgedaan in de Vlaketunnel, in de toekomst te voorkomen?
Dat hangt af van de resultaten van het onderzoek naar de oorzaak. Ik kan hier nog niet op vooruit lopen. Als daaruit blijkt dat de problemen zich op meer plaatsen kunnen voordoen, dan zal ik uiteraard preventief ingrijpen.
Het bericht dat "Problemen Heuvellandlijn nog steeds niet opgelost" |
|
Ger Koopmans (CDA), Maarten Haverkamp (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Problemen Heuvellandlijn nog steeds niet opgelost»?1
Ja.
Is het waar dat, net als tussen 25 oktober en 2 november 2010, het spoor wederom niet beschikbaar is voor de normale dienstregeling?
Voor zover mij bekend was er in de periode tussen 25 oktober 2010 en 2 november 2010 wel normaal treinverkeer mogelijk op de Heuvellandlijn. Vanaf 4 november 2010 tot en met 12 november 2010 is het traject Heerlen-Maastricht slechts sporadisch beschikbaar geweest voor treinverkeer. Tussen 23 november 2010 en 25 november 2010 is het treinverkeer op dit traject wel stilgelegd, met uitzondering van enkele stoptreinen die met lage snelheid hebben gereden. Op 25 november is vanaf 15.00 uur het treinverkeer weer hervat.
Klopt het dat, volgens Prorail, de storing in oktober een detectieprobleem was en dit keer een andere oorzaak kent? Welke oorzaak betreft het in dit geval dan en wanneer is dit opgelost? Wat is het verschil tussen «een detectieprobleem» (eind oktober) en «treinen die van de radar verdwijnen» (eind november)?
De storingen in de periode tussen 4 november 2010 en 12 november 2010 werden veroorzaakt door gladheids- en detectieproblemen als gevolg van een vettige substantie door platgereden bladeren.
ProRail heeft onderzoek gedaan naar de storingen in de periode tussen 23 november 2010 en 25 november 2010. Dit onderzoek heeft uitgewezen dat hier hoogstwaarschijnlijk geen sprake is van gladheids- of detectieproblemen, maar van een storing in het signaleringsdeel van de seintechnische installatie, overigens zonder veiligheidstechnische consequenties. Op basis van deze onderzoeksresultaten heeft ProRail een aantal onderdelen in het signaleringsdeel van de seintechnische installatie vervangen. Op basis van de resultaten van het onderzoek van ProRail en de uitgevoerde metingen heeft de Inspectie Verkeer en Waterstaat op 25 november 2010 toestemming gegeven voor het hervatten van de treindienst.
Met een detectieprobleem wordt gedoeld op het risico dat het beveiligingssysteem een aanwezige trein niet detecteert. Hierdoor kan de situatie ontstaan dat de treindienstleider een aanwezige trein niet meer op zijn beeldscherm ziet en deze «van de radar verdwijnt». Dit «van de radar verdwijnen» kan echter ook door andere storingen worden veroorzaakt.
Zoals hierboven aangegeven is dat in de periode tussen 23 en 25 november 2010 enkele malen gebeurd door een storing in het signaleringsdeel van de seintechnische installatie, zonder veiligheidstechnische consequenties.
Is er een relatie tussen de storingen van eind oktober en eind november, en waren de oorzaken daarvan redelijkerwijs te voorzien geweest? Heeft Prorail alle mogelijke maatregelen genomen om te voorkomen dat de treindienst opnieuw verstoord zou raken?
Op basis van de huidige onderzoeksresultaten is er geen relatie tussen de storingen in de periode tussen 4 november 2010 en 12 november 2010 en die in de periode tussen 23 november 2010 en 25 november 2010.
Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven heeft ProRail om herhaling van deze storingen te voorkomen een aantal onderdelen in het signaleringsdeel van de seintechnische installatie vervangen.
Naar aanleiding van de storingen in de periode tussen 4 november 2010 en 12 november 2010 heeft ProRail een aantal maatregelen genomen:
Bent u bereid deze vragen en de eerder gestelde vragen over dit onderwerp uiterlijk maandag 29 november te 12.00 uur te beantwoorden?
Het is mij gelukt op zeer korte termijn bovenstaande vragen te beantwoorden. De antwoorden op de eerder gestelde vragen over dit onderwerp volgen zo spoedig mogelijk.
Het Holland-Belgium bid voor het Wereld Kampioenschap (WK) 2018 |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat u op 19 november 2010 nieuwe documenten heeft verstrekt die betrekking hebben op de Nederlands-Belgische kandidatuur voor het WK voetbal in 2018? Zo ja, om welke documenten gaat het? Kunnen afschriften daarvan naar de Kamer worden gestuurd?1
Ja, op 19 november 2010 zijn zowel aan RTL als aan de NRC documenten verstrekt in het kader van de Wob. Al eerder, namelijk op 7 oktober 2010, waren in dat verband naar beide partijen stukken gestuurd die betrekking hadden op het besluit van het kabinet het WK voetbal te steunen en de wijze waarop dat besluit tot stand is gekomen. In aanvulling daarop heeft NRC gevraagd naar stukken die betrekking hadden op de subsidieaanvraag van de KNVB voor de gehele bidprocedure. Deze stukken zijn op 19 november 2010 aan zowel de NRC als RTL ter beschikking gesteld. Bijgaand treft u een kopie van de betreffende set aan.2
Hoe is het mogelijk dat deze documenten later opduiken uit het archief? Kunt u uw antwoord toelichten? Zit er nog meer in het archief dat nog niet geopenbaard is?
Bij de beoordeling van het Wob-verzoek heb ik alle documenten die betrekking hebben op het besluit van het kabinet en de wijze waarop dat besluit tot stand is gekomen verzameld. Ik ben van oordeel dat de subsidieaanvragen weliswaar indirect verband houden met het kabinetsbesluit, maar niet inhoudelijk betrekking hebben op de besluitvorming als zodanig. Het verzoek van NRC heb ik dan ook opgevat als een nieuw verzoek om informatie.
Is het waar dat de documenten zijn verstrekt in het kader van een Wob-verzoek? Lopen er met betrekking tot de WK-kandidatuur nog andere Wob-verzoeken en/of procedures, met als mogelijk gevolg en/of de mogelijke uitkomst de verstrekking van aanvullende documenten? Zo ja, wanneer verwacht u dat die aanvullende documenten verstrekt gaan worden?
Ja (zie antwoord op vraag 1) Er lopen op dit moment geen andere Wob-procedures. RTL heeft bezwaar gemaakt tegen de besluiten van 7 oktober en 19 november 2010. Voorts heeft RTL een voorlopige voorziening aangevraagd. Dit verzoek om een voorlopige voorziening is door de rechtbank Amsterdam afgewezen, doch met dien verstande dat de rechter wel verzocht heeft om in de bezwaarprocedure mede de e-mailcorrespondentie in het Wob-besluit te betrekken. Deze bezwaarprocedure zal er uiteindelijk toe leiden dat mogelijk meer informatie openbaar wordt gemaakt, waaronder dus ook e-mails.
Hoe verhouden de antwoorden op vraag 5 en vraag 7 zich tot elkaar? Zegt u toe dat er geen extra kosten voor onder andere stadions zullen optreden om de suggestie van een blanco cheque geheel weg te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
In antwoord (24 november 2010) op kamervragen d.d. 15 oktober 2010 van het lid Leijten (SP) heb ik melding gemaakt van de afspraken die er bestaan tussen het kabinet en de burgemeesters van de vijf speelsteden over de dekking van de kosten van de stadionaanpassing. Indien het WK zou zijn toegewezen zou nader overleg plaats vinden over een voor beide partijen acceptabele oplossing voor de dekking van de kosten die samenhangen met de WK eisen. Dat betreft de aanpassing van de stadions die verder gaat dan de al voorziene aanpassingen van diezelfde stadions. Die laatste aanpassingen zullen ook plaats vinden zonder het WK voetbal en daar heeft de afspraak met de burgemeesters geen betrekking op.
Is het waar dat bij de Europese Commissie de belastingvrijstelling met een hoog gevoelige status behandeld wordt?
Het is mij niet bekend dat de aan de FIFA toegezegde belastingvrijstelling in het kader van het WK-bid door Nederland en België en/of de door Engeland, Spanje en Portugal toegezegde belastingvrijstelling, door de Europese Commissie als hooggevoelig zou zijn aangemerkt.
Kunt u de totale begroting van het Holland-Belgiumbid openbaar (laten) maken? Zo nee, waarom niet?
In mijn Wob-besluit van 19 november 2010 heb ik aangegeven dat openbaarmaking van de begroting de positie van het Holland-Belgium Bid in de aanloop naar het definitieve besluit van de FIFA zou kunnen schaden. Daarmee zou immers inzage worden gegeven in de wijze waarop het BID zou worden gepresenteerd. Gelet op de afwijzing van het Nederlandse BID is dit argument minder zwaarwegend. Met inachtneming van de Wob zal ik in mijn beslissing op het bezwaarschrift van RTL nogmaals bezien of openbaarmaking dan mogelijk kan zijn.
Is het waar dat de bijdrage voor de begroting van het Holland-Belgiumbid van overheden (Rijk en gemeenten) hoger is dan die van sponsors? Hoe oordeelt u hierover?
De KNVB heeft een begroting ingediend voor de gehele bidprocedure van in totaal € 15 miljoen. Door het Rijk is een bijdrage van € 4,5 miljoen verleend. Daarvan is 1 miljoen afkomstig van het Ministerie van ELI en 3,5 miljoen van VWS. Een zelfde bedrag is aan de Belgische overheid gevraagd. De rest van de begroting – 6 miljoen – is gedekt door bijdragen van de voetbalbonden en sponsors. Ik vind dit een acceptabele verdeling. De begroting die destijds bij VWS is ingediend is gebaseerd op een aantal aannames. Het Holland Belgium Bid comité is, direct na 2 december jl. al gestart met de afrekening om de daadwerkelijke inkomsten en uitgaven vast te stellen. Deze afrekening zal ik u in het voorjaar doen toekomen. Deze afrekening zal een goed inzicht geven op de kosten van de verschillende activiteiten, zoals het haalbaarheidsonderzoek, het produceren van het Bid Book, communicatie in verschillende vormen, de finale presentatie in Zürich op 2 december, e.d. Duidelijk is al wel, dat volgens het Bidcomité ruim binnen die begroting gebleven wordt.
Hoe oordeelt u over de uitspraak van Harry Been dat de belastingvrijstelling de Nederlandse staat «hooguit tientallen miljoenen» zal kosten, in relatie tot uw informatie over € 300 miljoen?23
De cijfers die de heer Been heeft genoemd zijn gebaseerd op berekeningen die door het bureau PWC in opdracht van de stichting The HollandBelgium Bid zijn gemaakt. Uit die berekening komt een bedrag van om en nabij de € 30 miljoen naar voren. De bedragen hangen erg af van de gekozen aannames.
In antwoord op door de heer Klaver van de fractie van GroenLinks op 12 augustus 2010 gestelde vragen over de raming van de kosten van de aan de FIFA toegezegde fiscale vrijstellingen, is al een keer een toelichting gegeven op de door het kabinet geraamde kosten van de fiscale vrijstellingen van maximaal € 300 miljoen. Ik zou hier graag kortheidshalve naar de antwoorden op deze vragen willen verwijzen (II, 2009–2010, Aanhangsel, nr. 3345).
Bent u van mening dat het bijdraagt aan de openheid als de woordvoerder van het Holland-Belgiumbid en u andere cijfers noemen als het gaat over de kosten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Over de kosten en baten van het WK voetbal bestaan nu eenmaal verschillende opvattingen. Die verschillen ontstaan, zoals gezegd, door de gekozen aannames. Wanneer die aannames duidelijk zijn, dan behoeft dat de openheid niet negatief te beïnvloeden.
Wilt u deze vragen beantwoorden vóór het AO WK-bid op 8 december?
Ja.
Het voortbestaan van Fokus-projecten |
|
Renske Leijten |
|
Deelt u de mening dat de unieke visie en werkwijze van Fokus-wonen behouden dient te blijven? Zo nee, waarom niet?1
In ADL-clusterwoningen wonen mensen met een ernstige lichamelijke handicap. Velen daarvan zijn aangewezen op 24-uurs zorg op afroep. Dat is voor deze mensen een essentiële voorwaarde om een zelfstandig leven te kunnen leiden. Dat dient uiteraard mogelijk te blijven als op 1 januari 2012 de huidige financiering van deze zorg vanuit een tijdelijke subsidieregeling eindelijk wordt vervangen door reguliere bekostiging. Na dertig jaar is het experimenteerstadium van het Fokuswonen voorbij. De overgang naar de AWBZ betekent uiteraard wel dat er voor cliënten en zorgaanbieders veranderingen op kunnen treden die samenhangen met het verdwijnen van de subsidieregeling. Een verandering voor bewoners is dat voor de zorg in ADL-clusters een eigen bijdrage betaald moet worden. De aanbieder krijgt te maken met meerdere regimes. Het is in de nieuwe situatie aan zorgaanbieder en verzekerde om heldere afspraken te maken over de gewenste invulling van de AWBZ-indicatie.
Bent u van mening dat deze werkwijze behouden kan blijven wanneer het Fokus-wonen grotendeels wordt ondergebracht in de AWBZ? Wilt u uw antwoord toelichten?
Per 1-1-2012 krijgen de bewoners een recht op AWBZ-zorg voor de zorg in- en om de woning die thans nog via een instellingssubsidie wordt bekostigd. Vanaf dat moment gelden ook voor bewoners van ADL-clusters de regels die van kracht zijn voor alle andere mensen met een lichamelijke beperking. Voor individuele bewoners kan dat gevolgen hebben. Bij de indicatiestelling door het CIZ is namelijk de geobjectiveerde zorgbehoefte het uitgangspunt en niet de subjectieve zorgvraag zoals in de huidige dienstverlening in ADL-clusters. Een bewoner kan dan niet zonder meer ten laste van de AWBZ meer hulp vragen dan nodig is om een verantwoorde situatie te bereiken. Daarnaast speelt dat de AWBZ-indicatie is afgestemd op een doelmatige manier van zorgverlening. Het kan doelmatiger zijn om een aantal handelingen tijdens één sessie uit te voeren. Gebleken is echter dat de meeste bewoners van ADL-clusters momenteel niet meer hulp inroepen dan waarop zij op grond van de AWBZ recht op zouden hebben. Uit de resultaten van het herindicatietraject komt naar voren dat de huidige gemiddelde ingeroepen ADL-assistentie van bewoners goed past in de AWBZ-indicatie voor persoonlijke verzorging. Voor velen zal de overgang per 1-1-2012 dan ook geen grote gevolgen hebben.
Kent u de zorgen van Fokus-cliënten over het voornemen om deze voorziening onder te brengen in de AWBZ? Zo ja, wat is hierop uw reactie? Zo nee, bent u bereid zich hierover actief te informeren bij de betrokkenen?
Ja. De cliëntenraad heeft op 2 november 2009 aan voormalig Staatssecretaris Bussemaker een notitie overhandigd tijdens de viering van het 30 jarig jubileum van Fokus. Als vervolg daarop hebben ambtenaren van mijn ministerie meerdere malen gesproken met de cliëntenraad van Fokus om te spreken over hun zorgen en wensen. Daarnaast ontvang ik soms ook rechtstreeks signalen van kritische bewoners van ADL-clusters.
Deelt u de mening dat de 24-uursbeschikbaarheid van een ADL-hulp (algemene dagelijkse levensverrichtingen) voor veel Fokus-cliënten essentieel is om zelfstandig te kunnen blijven wonen? Zo nee, waarom niet?
Wat is uw reactie op de bezorgdheid van Fokus-cliënten dat overheveling naar de AWBZ zal leiden tot versobering of zelfs verdwijning van de Centrale Units van waaruit ADL-hulpen opereren? Kunt u toezeggen dat deze bezorgdheid ongegrond is? Wilt u uw antwoord toelichten?
De ADL-units zijn nodig om 24 uur per etmaal noodoproepen te kunnen beantwoorden. De bezorgdheid dat ADL-units als gevolg van de overheveling van ADL-assistentie naar de AWBZ zouden moeten verdwijnen deel ik niet. Voor de totstandkoming van de bestaande ADL-units hebben de woningcorporaties middelen ontvangen van de overheid. De corporaties stellen de bestaande centrale ADL-units om niet beschikbaar aan de aanbieders van ADL-assistentie. Voor nieuwe steunpunten is de NZa-beleidsregel Zorginfrastructuur van kracht. Op dit moment werkt de Nederlandse zorgautoriteit (Nza) aan een uitvoeringstoets over de bekostiging van 24-uurs zorg op afroep. Aan de NZa is expliciet gevraagd om te bezien of wijzigingen in de bekostiging van zorg op afroep noodzakelijk zijn als gevolg van de beëindiging van de instellingssubsidie aan Fokus per 1-1-2012.
Wat is uw reactie op de bezorgdheid van Fokus-cliënten dat overheveling naar de AWBZ zal leiden tot het verlies van de regie over het eigen leven, bijvoorbeeld niet meer de duur van een douchebeurt of het tijdstip van naar bed gaan kunnen bepalen? Kunt u toezeggen dat deze bezorgdheid ongegrond is? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik vind deze bezorgdheid ongegrond. Het is en blijft aan Fokus en de cliënt om goede afspraken te maken over de wijze waarop de zorg wordt geleverd. Net als voor alle andere lichamelijk gehandicapten die niet kiezen voor een Fokuswoning, moet de omvang van de ingeroepen zorg passen binnen de afgegeven AWBZ-indicatie. Uit het herïndicatietraject komt naar voren dat de omvang van de hulp die de bewoners gemiddeld inroepen goed past binnen de afgegeven AWBZ-indicaties.
Bent u van mening dat de versnipperde ZZP-/PGB-financiering2 bevorderlijk is voor het voortbestaan en de ontwikkeling van unieke, kleinschalige concepten voor wonen en zorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het is voor veel zorgaanbieders een gegeven dat mensen met een hulpvraag op meerdere systemen een beroep kunnen doen voor wonen, zorg en ondersteuning. Veel zorgaanbieders slagen er in om voor een doelgroep een samenhangend zorgaanbod te organiseren, zodanig dat hun bewoners weinig last van de schotten hebben. Het is echter ook van belang dat niet alleen aanbieders maar ook de inkopers meer integraal denken en inkopen. Pas dan kan voor de mensen met een hulpvraag het beste resultaat worden bereikt.
Op welke wijze garandeert u dat unieke, kleinschalige concepten voor wonen en zorg kunnen worden ontwikkeld en blijven voortbestaan? Wilt u uw antwoord toelichten?
Ik geef geen garanties. Het is een gezamenlijke verantwoordelijkheid van cliëntorganisaties, gemeenten, corporaties en zorgaanbieders om de handen ineen te slaan en ervoor te zorgen dat alle mensen met een zorgvraag op de woningmarkt aan hun trekken kunnen komen. Door goede samenwerking op lokaal niveau en het optimaal gebruiken van de mogelijkheden die de wet- en regelgeving biedt, kunnen zorg- en woonconcepten waar mensen met een beperking behoefte aan hebben, behouden blijven en nieuwe concepten tot ontwikkeling komen.
De moord op een Nederlander door de Russische geheime dienst |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de Nederlandse architect Hans Elkerbout, alsmede vijf buitenlandse verpleegkundigen, zouden zijn vermoord door de Russische geheime dienst?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat Rusland de moord indertijd nooit heeft willen onderzoeken?
Het onderzoek naar de moord op zes Rode Kruis-medewerkers werd in 1996 door de lokale autoriteiten in Tsjetsjenië geopend en werd enkele jaren later overgedragen aan de landelijke autoriteiten, die het onderzoek nooit hebben gesloten. Het betreft dus een nog lopende zaak.
Heeft u uw zorgen geuit richting de Russische autoriteiten over deze zaak? Kunt u aangeven of u bereid bent al uw invloed uit te oefenen om ervoor te zorgen dat deze zaak alsnog tot op de bodem wordt uitgezocht? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft meerdere malen bij de Russische autoriteiten zijn zorgen geuit over het uitblijven van voortgang bij het justitieel onderzoek naar de moord op de Rode Kruis-medewerkers. Tevens onderhoudt het ministerie van Buitenlandse Zaken contact met het Rode Kruis over de kwestie en zijn herdenkingsdiensten voor de slachtoffers bijgewoond.
Zowel in 1996 als bij deze verklaring neemt het Rode Kruis, als werkgever van betrokkenen, het initiatief in de contacten met de Russische autoriteiten. Het Rode Kruis heeft onlangs gemeld in contact te staan met de Russische autoriteiten over het onderzoek.
Mede gelet op de reactie van het Rode Kruis en het feit dat het vooralsnog om speculaties lijkt te gaan, is vooralsnog afgezien van een demarche richting de Russische autoriteiten, zoals die in het verleden is uitgevoerd. Uiteraard zal ik hierover contact blijven houden met het Rode Kruis.
Restricties bij export naar Iran |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «UK to restrict exports to Iran»?1
Ja.
Exporteren Nederlandse bedrijven ook zogenaamde «dual-use» goederen die volgens de sancties van de Europese Unie mogelijk ook voor het Iraanse nucleaire programma kunnen worden gebruikt? Zo ja, kunt u een overzicht verstrekken van deze goederen?
Dual-use goederen zijn goederen die vanwege hun aard zowel een civiele als een militaire toepassing kunnen krijgen. Om te voorkomen dat deze goederen worden gebruikt voor de ontwikkeling en productie van massavernietigingswapens of overbrengingsmiddelen, gelden strenge regels voor de uitvoer en doorvoer ervan. Deze regels zijn gebaseerd op de Europese dual-use verordening (Verordening (EU) nr. 428/2009).
Vanwege het omstreden nucleaire programma van Iran, de voortdurende weigering gehoor te geven aan de eisen van de VN-Veiligheidsraad en gebrekkige samenwerking met het Internationaal Atoomenergie Agentschap (IAEA), heeft de EU sinds 2007 steeds strengere sancties ingesteld tegen Iran. Op 27 oktober jl. zijn de meest recente sanctiemaatregelen in werking getreden (Verordening (EU) nr. 961/2010 van 25 oktober 2010).
Deze sancties bevatten onder andere vergaande beperkingen voor de uitvoer van dual-use goederen naar Iran. Het is verboden goederen uit te voeren die gebruikt kunnen worden voor de ontwikkeling van kernwapens, en overbrengingsmiddelen daarvoor (bijvoorbeeld raketten of onbemande vliegtuigen). Dat verbod geldt ook voor goederen die gebruikt kunnen worden voor de ontwikkeling van chemische of biologische wapens of voor conventioneel militaire toepassingen. Voor sommige van deze goederen is een ontheffing van het uitvoerverbod mogelijk, mits voldoende vaststaat dat de goederen uitsluitend voor civiele doeleinden zullen worden gebruikt.
Bij de laatste Iran-verordening (nr. 961/2010) is tevens een lijst met aanvullende goederen en technologieën vastgesteld die niet voorkomen op de goederenlijst van de dual-use verordening van de Europese Unie (nr. 428/2009). Voor deze goederen is op basis van de Iran-verordening nu ook een vergunning nodig.
Zoals in Europees verband overeengekomen, pas ik bij vergunningaanvragen voor uitvoer naar Iran het principe van «presumption of denial» toe. Dat wil zeggen dat ik een vergunningaanvraag voor uitvoer naar Iran afwijs indien de geringste twijfel bestaat over de verklaring dat de uit te voeren goederen een civiele toepassing zullen krijgen.
Tegelijkertijd blijft de regering streven naar een Europees «level playing field», ook voor Nederlandse bedrijven en ondernemers.
Ik heb een overzicht bijgevoegd van vergunningen voor de uitvoer naar Iran die ik of mijn ambtsvoorgangers aan Nederlandse bedrijven hebben verstrekt van het moment dat de sancties in 2007 van kracht werden tot eind 2010.2
Bent u bereid in navolging van uw Britse collega de toestemming voor de export van dergelijke «dual-use» goederen naar Iran per direct in te trekken, indien er sprake is van dergelijke export vanuit Nederland? Zo nee, waarom niet?
Met zijn exportcontrolebeleid ten aanzien van Iran behoort Nederland tot de strengsten van Europa en de regering zal hier, gezien de huidige situatie in Iran, niet van afwijken. Niettemin is de regering van mening dat dual-use goederen die aantoonbaar een civiele (o.a. humanitaire) toepassing zullen hebben, naar Iran geëxporteerd moeten kunnen blijven worden.
Een kostendekkende premie voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) |
|
Paulus Jansen |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van een directielid van de Nederlandse Bank, die stelt dat de risicopremie voor de Nationale Hypotheek Garantie(NHG) omhoog moet, omdat de premie nu niet kostendekkend is waardoor de risico's te veel bij de overheid liggen? Onderschrijft u deze analyse? Zo nee, waarom niet?
Zie hiervoor de antwoorden op de vragen terzake van de leden Plasterk en Monasch (beiden PvdA) ingezonden 29 november 2010 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 940).
Hoe is het toezicht op de stichting Waarborgfonds Eigen Woning (WEW), de uitvoeringsorganisatie van de NHG, geregeld? Kan WEW adviezen van de Nederlandse Bank naast zich neerleggen?
Het toezicht op het WEW is allereerst belegd bij de Raad van Commissarissen van de Stichting. De minister van BZK benoemt een lid van deze raad alsmede, op voordracht van de overige leden, de voorzitter. Per 1 januari zal de minister van Financiën ook een lid van de Raad van Commissarissen benoemen (in plaats van het huidige lid dat benoemd is door de VNG).
Daarnaast staat het WEW onder toezicht van de minister van BZK. De mogelijkheden voor het Rijk om indien nodig in te kunnen grijpen bij het WEW, worden daarbij versterkt per 1 januari 2011 (Kamerstukken 32 395 nr. 14). Het toezicht is gericht op de verantwoordelijkheden van de minister van BZK zoals vastgelegd in de statuten en de achtervangovereenkomst tussen het Rijk en het WEW. Dit betekent dat de minister onder meer de premie voor de NHG en de normen – waaronder de kostengrens – moet goedkeuren. De focus van het toezicht ligt op de kwaliteit van de uitvoering van de NHG en het voorkomen van aanspraak op de achtervang. Ten aanzien van de premie betekent dit dat de minister zijn goedkeuring baseert op de liquiditeitsprognose van het WEW. Deze liquiditeitsprognose is weer gebaseerd op uitgebreid jaarlijks onderzoek van een actuarieel bureau. Het WEW en het Rijk hebben thans gezamenlijk verder onderzoek opgestart naar de uitgangspunten van de liquiditeitsprognose.
Op grond van artikel 3:6, tweede lid, onder a, van de Wet op het financieel toezicht staat het WEW niet onder toezicht van de Nederlandsche Bank. Het WEW kan de adviezen van de Nederlandsche Bank dan ook naast zich neerleggen.
Verschilt het risico op polissen van NHG bij het goedkopere (tot € 265 000) en het duurdere segment (tot € 350 000)? Zo ja, in welke mate? Is premiedifferentiatie naar uw mening een optie?
Bij het onderzoek naar de tijdelijke verhoging van de NHG-grens in 2009 is geconstateerd dat de schaderisico’s in het hogere segment gemiddeld lager liggen dan in het reguliere segment. De voornaamste redenen voor dit verschil is dat – gemiddeld genomen – werkloosheid minder vaak voorkomt bij hogere inkomens en dat bij gedwongen verkoop duurdere huizen een relatief hogere opbrengst kennen ten opzichte van de marktwaarde. Eigenaar-bewoners in dit segment zijn gemiddeld genomen wat ouder en hebben stabielere (arbeids-)relaties, meer inkomen en meer vermogen. Vanuit dit perspectief is er geen reden voor een hogere premie in het verhoogde segment.
Neemt u het advies over van de Nederlandse Bank om een stresstest uit te voeren naar de gestegen risico's op de polissen van de NHG?
Naar aanleiding van het advies van de Studiegroep Begrotingsruimte (Kamerstukken II 2009/2010, 32 123, nr. 52) en het verzoek van de Kamer daarom tijdens de Algemene Financiële Beschouwingen, zal een risico-analyse van de Nederlandse begroting worden uitgevoerd. In deze analyse zal de NHG worden meegenomen. Deze analyse zal in de loop van 2011 aan de Kamer worden gestuurd. Daarnaast zal, zoals aangegeven in de Startnota (Kamerstukken II, 2010/2011, 32 500, nr.29), een Commissie Risicoregelingen de diverse garantieregelingen met budgettaire risico’s voor het Rijk, waaronder de NHG, doorlichten.
Kinderporno op de computer bij leraar bassischool |
|
Ard van der Steur (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «kinderporno op basisschool» waaruit blijkt dat een basissschool in Avenhorn pas deze week heeft gehoord dat twee jaar geleden kinderporno is gevonden op de computer van de adjunct-directeur?1
Ja.
Klopt het dat het Openbaar Ministerie pas twee jaar nadat de kinderporno is gevonden de basisschool op de hoogte heeft gesteld?
Ja.
Kunt u aangeven waarom het Openbaar Ministerie de school niet eerder op de hoogte heeft gesteld? Zo nee, waarom niet?
Het OM had de schoolleiding al eerder op de hoogte behoren te stellen van de verdenking tegen hun directeur. Ik begrijp de ontevredenheid die hierover leeft bij de betrokken ouders en medewerkers van de school. Met de voorzitter van het College van procureurs-generaal betreur ik de gang van zaken.
Hoewel er geen aanwijzingen zijn dat het geregeld voorkomt dat gevoelige instellingen als scholen te laat worden geïnformeerd, zal het OM, gelet op het belang dat het hier aan hecht, toch intern maatregelen nemen om herhaling te voorkomen.
Kunt u aangeven of er bij het openbaar ministerie beleid bestaat inzake het melden van verdenkingen van dit soort ernstige feiten bij personen die beroepsmatig veel met kinderen te maken hebben en zo ja, wat houdt dat beleid in? En zo nee, bent u voornemens hier beleid voor te formuleren?
Het beleid van het OM wordt in deze bepaald door de Wet justitiële en strafvorderlijke gegevens (Wjsg) en de Aanwijzing Wjsg. Hierin staan diverse doelen genoemd op basis waarvan (vroegtijdig) kan worden overgegaan tot het op de hoogte brengen van derden van strafvorderlijke informatie. Werkgevers van «gevoelige bedrijven of instellingen» waar met kinderen wordt gewerkt, worden in de Aanwijzing specifiek als ontvanger van de informatie genoemd. Zo kan de strafvorderlijke informatie worden verstrekt met het oog op het voorkomen van strafbare feiten (art. 39f sub a Wjsg). Ook kan bijvoorbeeld een schoolbestuur worden ingelicht zodat maatregelen kunnen worden getroffen voor de interne veiligheid op school (art. 39f sub b Wjsg). Verder kunnen aan werkgevers die gegevens worden verstrekt die nodig zijn om rechtspositionele maatregelen te kunnen treffen tegen een verdachte werknemer, waarvan wordt gemeend dat deze zijn functie niet meer op integere wijze kan vervullen (art. 39f sub e Wjsg).
In gevallen waarbij sprake is van een combinatie van een gevoelige functie en de verdenking van kinderporno of kindermisbruik, wordt over het algemeen al snel een zwaarwegend algemeen belang alsmede een spoedeisend belang aanwezig geacht die een informatieverstrekking aan derden kunnen rechtvaardigen. Het OM zal in dergelijke zaken in beginsel informatie verstrekken indien de officier van justitie heeft besloten om daadwerkelijk tot vervolging van de verdachte over te gaan, en nog voordat de rechter zich over de bewijsbaarheid heeft uitgelaten.
Deelt u de mening dat de school direct op de hoogte had moeten worden gesteld? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het pleidooi van De Nederlandsche Bank het NGH-tarief te verhogen |
|
Ronald Plasterk (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Hypotheekgarantie onder vuur»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de stelling van De Nederlandsche Bank (DNB) dat de premies voor de Nationale Hypotheek Garantie (NHG) naar een meer kostendekkend niveau zouden moeten? Is het waar dat de premie dan bijna zou verdrievoudigen, van 0,55% naar 1,5%? Deelt u overigens de mening dat DNB hier niet de toezichthouder is?
Ieder jaar wordt een berekening gemaakt om de hoogte van de NHG-premie in het erna volgende jaar te bepalen. Het uitgangspunt is dat de premie over een langere reeks van jaren kostendekkend moet zijn. Daarnaast wordt er rekening gehouden met meer conjuncturele factoren door een risico-opslag te hanteren. Voor 2011 is de premie vastgesteld op 0,55%. Deze is opgebouwd uit een kostendekkende premie van 0,36% en een risico-opslag van 0,19%. Deze risico-opslag is bedoeld om situaties aan te kunnen in geval de verliezen hoger zijn dan gemiddeld. De beide componenten van de premie vormen de voeding voor een buffer in de vorm van het garantievermogen. De omvang van het garantievermogen van het Waarborgfonds Eigen Woningen (WEW) is dermate groot dat op de korte termijn geen tekorten worden verwacht. Het is mogelijk dat in uitzonderlijke (slechte) omstandigheden het waarborgfonds een beroep moet doen op de achtervang van de overheid. In dat geval worden achtergestelde, renteloze leningen verstrekt aan het waarborgfonds. Dit is het wezen van de overheidsachtervang: het afdekken van een kleine kans op een grote schade voor het waarborgfonds.
Zie hiervoor uitgebreid een eerder antwoord over de kostendekkende NHG-premie uit december 2009 (TK 30 196, nr. 91) en de antwoorden op de recente Kamervragen van het lid Koolmees (TK Vergaderjaar 2010–2011, 362).
Mij is niet bekend dat DNB van mening is dat de premie zou moeten stijgen naar 1,5%. Navraag bij DNB heeft opgeleverd dat men van oordeel is dat de eenmalige premie te laag is in verhouding tot het risico, wat blijkt uit het feit dat de voordelen van NHG voor de koper in de vorm van een jaarlijkse rentekorting hoger liggen dan de eenmalige door de koper te betalen premie, waardoor een verstorende werking van de NHG uitgaat. Het is heel goed mogelijk dat er een verschil is tussen de kostendekkende premie op langere termijn en de huidige beprijzing van de voordelen van de NHG door marktpartijen. De voordelen van het instrument kunnen door de tijd anders ingeschat worden door geldgevers. Sinds het uitbreken van de kredietcrisis is de rentekorting voor leningen met NHG door de geldverstrekkers verhoogd van circa 0,2% naar 0,5%. Het verschil tussen de rentekorting en de premie komt overigens ten goede aan de consument en vormt onderdeel van de stimulerende werking van het instrument NHG.
Ten aanzien van het Waarborgfonds Eigen Woningen wordt het toezicht uitgevoerd door de minister van BZK en niet DNB.
Kunt u de berekening die DNB heeft gemaakt toelichten? Kunt u aangeven hoeveel de premie-inkomsten van het fonds de afgelopen 10 jaar jaarlijks bedroegen en hoeveel uitgaven er per jaar zijn gedaan? Hoe groot is de buffer van het fonds? Kunt u aangeven bij welke scenario’s deze buffer niet meer toereikend is? Is het waar dat deze buffer pas ontoereikend is bij extreme scenario’s waarin de huizenprijzen met 25% dalen en de werkloosheid oploopt tot 10%?
In onderstaande tabel zijn de gevraagde kerncijfers van het WEW opgenomen, waaronder de premie-inkomsten, de verliezen en het garantievermogen. In de afgelopen 10 jaar is het garantievermogen gestaag gegroeid. Eind 2009 bedroeg het garantievermogen ruim 600 mln euro. De verwachting van het WEW is dat het garantievermogen in 2010 verder zal toenemen.
Baten totaal
waarvan premie
Lasten totaal
waarvan verliezen
Saldo baten en lasten
Omvang Garantievermogen
2000
35,8
24,9
2,0
0,6
33,8
181,1
2001
34,6
23,1
2,5
0,5
32,1
213,3
2002
35,2
21,5
3,3
1,1
31,9
245,2
2003
47,1
33,4
6,7
4,4
40,4
285,6
2004
61,1
45,3
11,8
8,5
49,3
334,9
2005
71,0
54,3
18,5
14,6
52,5
387,0
2006
63,9
50,6
25,5
21,3
38,4
425,4
2007
70,1
56,3
31,9
25,9
38,2
463,6
2008
82,2
60,5
25,6
19,0
56,6
529,4
2009
110,1
77,8
29,3
22,0
80,8
610,2
Bij de doorrekening van een stress test waarbij de huizenprijzen met 25% afnemen over een periode van 4 jaar en nadien stabiel blijven, en waarbij de werkloosheid oploopt tot een tweejarige piek van 10% en daarna daalt naar het lange-termijngemiddelde van 6%, bleek dat het fonds dit scenario nog kan opvangen. Bij scenario’s met een sterkere prijsdaling dan 25% en/of een langduriger periode van hoge werkloosheid (10%) zal de huidige buffer ontoereikend kunnen zijn.
Deelt u de mening dat de maatschappelijke waarde van de Stichting Waarborgfonds er nu juist uit bestaat om tegen de laagst mogelijke premies hypotheekgarantie te bieden, opdat mensen ondersteund worden bij de aanschaf van een huis?
Het uitgangspunt is dat de premie NHG kostendekkend is op langere termijn. Het premiebeleid tot nu toe is erop gericht om voldoende premie te vragen en voldoende buffer op te bouwen om op langere termijn kostendekkend te zijn. Gezien de onzekerheid op de korte termijn en de verhoging van de NHG-grens is de premie in 2009 verhoogd van 0,45% naar 0,55%. Op dit moment wordt veel waarde gehecht aan een risicobeperkend instrument als de NHG. Voor leningen met NHG is de korting op het rentepercentage dat geldgevers bieden in korte tijd omhoog gegaan van gemiddeld circa 0,2% naar 0,5%.
Deelt u de mening dat een stijging zoals bepleit door DNB velen zal kunnen weerhouden van de aankoop van een huis?
Zoals gezegd bij het antwoord op vraag 2 ken ik geen pleidooi van DNB om de NHG-premie te verhogen naar 1,5%. Meer in het algemeen kan ik aangeven dat ik verwacht dat een NHG-premie van 1,5% het kopen van een huis met een NHG-hypotheek minder aantrekkelijk zal maken.
Deelt u de mening dat de premies voor de NHG niet verhoogd hoeven te worden?
De premie voor 2011 is medio dit jaar vastgesteld op 0,55% op basis van een actuariële liquiditeitsprognose en ik zie thans geen aanleiding tot verhoging. In 2011 zullen het Rijk en het WEW verder onderzoek doen naar de uitgangspunten van de liquiditeitsprognose. Het uitgangspunt dat de premie kostendekkend is op de langere termijn wordt daarbij betrokken.
Bent u van plan het advies van DNB te volgen?
Zie de antwoorden op de vragen 5 en 6.
Hebt u kennisgenomen van het feit dat kunsthandelaren voornemens zijn om de kunst vanaf 1 januari 2011 via onder andere Groot Brittannië te importeren?1
Ja.
Wat is uw reactie op de stelling dat kunsthandelaren in reactie op de aangekondigde BTW-verhoging nu overwegen om import van grote kunstwerken (bijvoorbeeld kunst van buiten de Europese Unie) nu onder meer via het Verenigd Koninkrijk te laten verlopen, waar een lager BTW-tarief hoeft te worden betaald? Is deze route legaal?
De reguliere invoer van goederen via een ander EU-land is geheel legaal. Dit geldt voor kunstvoorwerpen evenzeer als voor ieder ander goed. Daarbij zullen die goederen via de daarvoor geldende regelingen vanuit dat land naar Nederland moeten worden overgebracht. Uiteraard dient het hierbij te gaan om reële transacties, met andere woorden om normale handelstransacties. Indien in het toezicht door de Belastingdienst blijkt dat sprake is van schijnconstructies met het doel te voorkomen dat btw wordt geheven over de invoer die feitelijk in Nederland plaatsvindt, zullen deze constructies worden aangepakt.
Is bij de geschatte opbrengst van de btw-verhoging op kunst rekening gehouden met mogelijk ontwijkgedrag?
Bij het berekenen van de opbrengst van de btw-verhoging op kunst is geen rekening gehouden met mogelijk ontwijkgedrag.
Wat is de geschatte inkomstenderving wanneer kunsthandelaren niet langer via Nederland kunst importeren?
Wat zou de schatkist binnenkrijgen bij een import van een kunststuk van 1 miljoen euro onder het bestaande belastingregime? Wat zou de schatkist volgens uw berekeningen binnenkrijgen als de hogere BTW van toepassing wordt? En wat zou de schatkist krijgen wanneer hetzelfde kunstwerk ingekocht zou worden via bijvoorbeeld een Brits postadres, waar dus een veel lager (5%) BTW tarief wordt gehanteerd?
Klopt het beeld dat met name kleine handelaren die niet de middelen hebben om gebruik te maken van een buitenlands postadres hierdoor in financiële problemen komen?
Welke problemen voorziet u voor de internationale concurrentiepositie in zijn algemeenheid wat betreft de kunsthandelsector in Nederland?
Kunt u aangeven hoe groot de verschillen zijn tussen het toekomstige Nederlandse regime en de regimes in het buitenland? Kunt u een overzicht geven van de BTW-tarieven op kunst- en verzamelobjecten in Europa? Is er in de analye van de regering sprake van een werkbaar level playing field? Zoja, op welke onderzoeken is dit gebaseerd?
Verpleeghuis Houtwijk te Den Haag |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
![]() |
Deelt u de mening die uit de eindconclusie1 van de IGZ mag worden afgeleid dat het onder verscherpt toezicht stellen van verpleeghuis Houtwijk niet heeft geleid tot de noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen van de cliëntenzorg? Zo nee, waarom niet?
Bij verpleeghuis Houtwijk is op 11 november jl. door de IGZ Verscherpt Toezicht (VT) ingesteld. Bovenstaande vraag lijkt op een misverstand te berusten. De IGZ heeft sinds januari 2010 intensief toezicht gehouden op verpleeghuis Houtwijk. Omdat de verbeteringen die de Raad van Bestuur van HWW Zorg sinds maart jl. in gang heeft gezet tot onvoldoende resultaten heeft geleid in verpleeghuis Houtwijk, is de IGZ op 11 november jl. tot het instellen van VT overgegaan.
Welke maatregelen kan de IGZ nog nemen, nadat gebleken is dat de periode van onder verscherpte toezichtstelling van een verpleeghuis als Houtwijk niet heeft geleid tot de noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen van de cliëntenzorg, anders dan een verlenging van die onder verscherpte toezichtstelling?
Op advies van de IGZ kan ik besluiten HWW Zorg een aanwijzing te geven.
Bent u bereid tot verregaande sancties als blijkt dat noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen van de cliëntenzorg achterwege blijven? Zo nee, waarom niet?
Zie vraag 6
Wanneer moet verpleeghuis Houtwijk de beoogde doelstellingen met betrekking tot de kwaliteitsverbeteringen van de cliëntenzorg behaald hebben?
Zo spoedig mogelijk en uiterlijk binnen 4 maanden, te weten begin maart 2011.
Hoe verankert u de vereiste verbetermaatregelen met betrekking tot de cliëntenzorg in verpleeghuis Houtwijk in het bestaande beleid van de instelling?2
Verankering is primair de verantwoordelijkheid van de zorginstelling zelf door een goed systeem van intern toezicht op kwaliteit en veiligheid. Daarnaast zal de IGZ HWW Zorg ook na maart 2011 nog blijven volgen om te beoordelen of de verbeteringen beklijven.
Wat doet u, indien het voorgenomen nieuwe plan van aanpak niet leidt tot de noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen van de cliëntenzorg?
Vooralsnog gaat de IGZ ervan uit dat de bestuurder van verpleeghuis Houtwijk zorg zal dragen voor de noodzakelijke kwaliteitsverbeteringen. De houding van de bestuurder is serieus en coöperatief. Het plan van aanpak is op 26 november jl. door de IGZ ontvangen en met de uitvoering is men al voortvarend van start gegaan.
Als de IGZ constateert dat het plan van aanpak niet tot de gewenste verbeteringen leiden zal ik –mede op basis van advies van de IGZ- aanvullende maatregelen nemen.
De barrières in regelgeving voor stichting Solink |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP), Esmé Wiegman-van Meppelen Scheppink (CU), Renske Leijten |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met stichting SOlink, die twee maatschappelijke problemen (eenzaamheid onder ouderen en een gebrek aan huisvesting voor studenten) op wil lossen door rustige, kamerzoekende studenten onder te brengen bij een alleenstaande of eenzame oudere, waarbij de student de verplichting op zich neemt om een zekere mate van saamhorigheid te betrachten en gezamenlijke activiteiten te verrichten? Deelt u de mening dat dit maatschappelijke initiatief alle steun moet krijgen om uit te kunnen groeien tot een succes?
Ik ben op de hoogte van het bestaan van de Stichting SOlink. Sinds 2009 bestaan er contacten tussen medewerkers van mijn departement en vertegenwoordigers van deze Stichting.
Graag wil ik voorop stellen dat ik het initiatief van de Stichting SOlink van harte ondersteun, omdat het samenwonen van alleenstaande ouderen met studenten een uitkomst kan zijn voor het tekort aan geschikte studentenhuisvesting en het tevens het sociaal isolement van sommige alleenstaande ouderen kan voorkomen.
Het mooie is dat dit initiatief binnen de wettelijk kaders van de AOW kan worden verwezenlijkt. Voorwaarde hiervoor is wel dat de alleenstaande oudere en de student zowel ten aanzien van hun huisvesting als ten aanzien van hun onderlinge zorg hun relatie op een zakelijke wijze hebben vormgegeven. Er zijn dus geen barrières in de regelgeving die de werkzaamheden van de Stichting SOlink zouden belemmeren.
De Stichting SOlink heeft contact opgenomen met mijn medewerkers om te bezien welke mogelijkheden er bestaan om de alleenstaande oudere en de student samen te laten wonen zonder dat dit financiële consequenties heeft voor de hoogte van het AOW-pensioen van de oudere. In dat kader is informatie gegeven over het recht op AOW-pensioen, de verschillende hoogten daarvan naar gelang de leefsituatie en het begrip gezamenlijke huishouding binnen de sociale zekerheid.
De Stichting SOlink meldde vervolgens dat zij enkele individuele overeenkomsten ter beoordeling aan de SVB hadden voorgelegd. De SVB zou volgens de Stichting SOlink de door hen overgelegde overeenkomsten als onvoldoende zakelijk hebben gekwalificeerd. Daarbij heeft de SVB tevens aangegeven aan welke eisen de contracten moeten voldoen: er is sprake van een commerciële relatie als de te leveren prestaties en de daarvoor bedongen prijs zijn vastgelegd, waarbij een onderscheid wordt gemaakt tussen de prijs voor huisvesting en overige diensten. Ook dient de bedongen prijs te worden betaald. Verder moet de prijs in verhouding staan tot de geleverde prestaties en datgene wat in het commerciële verkeer gebruikelijk is. Dit laatste veronderstelt tevens de periodieke aanpassing van de bedongen prijs.
De SVB adviseerde daarop de Stichting SOlink de door hen opgestelde contracten aan de hand van de bovengenoemde eisen nader te bezien en aan te passen. Die conclusie onderschrijf ik.
Uw verzoek om de SVB op te dragen de overeenkomsten tussen SOlink, de studenten en de alleenstaande ouderen generiek te gaan beschouwen als een «commerciële» relatie, kan ik niet inwilligen. Dit zou betekenen dat voor de Stichting SOlink een uitzondering zou worden gemaakt op het begrip gezamenlijke huishouding in de AOW, waarbij niet alleen de zakelijk vormgegeven contracten maar alle vormen van ongehuwd samenwonen tussen een oudere en een student tot gevolg hebben dat de AOW-gerechtigde recht heeft op een ongehuwdenpensioen. Deze algemene uitzondering voor samenwonende ouderen/studenten leidt tot strijdigheid met het gelijkheidsbeginsel en heeft ook een ongewenste doorwerking naar andere sociale zekerheidswetten waarin het hetzelfde begrip gezamenlijke huishouding wordt gehanteerd.
Overigens is de door u gewenste uitzondering voor deze specifieke groep ook niet nodig. Zoals ik hiervoor al heb aangestipt, kan de Stichting SOlink zijn doelstellingen gemakkelijk verwezenlijken door de door hen opgestelde contracten op een zakelijke manier vorm te geven. De hoogte van het AOW-pensioen blijft dan ongewijzigd.
Bent u ermee bekend dat dit initiatief aanloopt tegen de grenzen van de AOW-regelgeving met betrekking tot het voeren van een gezamenlijke huishouding vanwege de constructie dat de stichting woonruimte huurt bij de eenzame oudere en die vervolgens weer in bruikleen stelt aan een woningzoekende student?
Zie antwoord vraag 1.
Is het u bekend dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) concludeert dat de overeenkomsten via een tussenpersoon in onvoldoende mate duiden op een zakelijke relatie tussen de eenzame oudere en de woningzoekende jongere, waardoor er een kans is dat de eenzame oudere wordt gekort op zijn of haar AOW?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u zich voorstellen dat veel senioren ervan afzien om deel te nemen aan het initiatief van SOlink, omdat zij zich zorgen maken over mogelijke financiële consequenties voor de hoogte van hun AOW?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid er zorg voor te dragen dat de SVB de overeenkomsten tussen SOlink, de studenten en de eenzame ouderen generiek gaat beschouwen als een «commerciële» relatie, waardoor deze relatie geen gevolgen meer kan hebben voor de AOW? Het betreft hier immers, zoals uw ambtsvoorganger ook al zei, een vergelijkbare situatie met het «klassieke» model bij een hospita als zijnde een «commerciële» relatie?1
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de plenaire begrotingsbehandeling van SZW?
Zie antwoord vraag 1.
Het effect van elektromagnetische straling van zendinstallaties |
|
Maarten Haverkamp (CDA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van TU Delft en Wageningen Universiteit naar de effecten van draadloos internet op planten en bomen?1
Het onderzoek is nog niet beschikbaar en ik heb er geen kennis van kunnen nemen. De Universiteit Wageningen heeft een persbericht uitgebracht over een onderzoek dat niet openbaar is gemaakt. Het onderzoek wordt uitgevoerd in opdracht van de gemeente Alphen aan de Rijn. Het Kennisplatform Elektromagnetische Velden en Gezondheid houdt op mijn verzoek de wetenschappelijk ontwikkelingen bij op het gebied van elektromagnetische velden. In dit Kennisplatform zijn deskundige instanties vertegenwoordigd die gezamenlijk informatie verstrekken over elektromagnetische velden. De rol van het Kennisplatform is om het publiek onafhankelijk en toegankelijk te informeren over de stand van de wetenschap inzake elektromagnetische velden. Het Kennisplatform heeft informatie opgevraagd bij de onderzoeker en deze informatie is te vinden op de website www.kennisplatform.nl.
Wat is uw reactie op de conclusies van het onderzoek? Bent u bereid de instituten te verzoeken het onderzoek en de conclusies daarvan openbaar maken?
Het is aan de onderzoeker of aan de opdrachtgever om het onderzoek openbaar te maken. Ik beschik niet over het onderzoek. Volgens informatie van het Kennisplatform geeft de onderzoeker van de Universiteit Wageningen zelf aan dat het gaat om eerste resultaten en dat die nog niet bevestigd zijn in een herhalingsonderzoek. De onderzoeker waarschuwt dat er nu nog geen vergaande conclusies te trekken zijn uit zijn resultaten. Ik heb daar niets aan toe te voegen.
Geweld tegen winkelpersoneel |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Caissières bespuugd en geschopt»?1
Ja.
Is het waar dat een derde van de kwart miljoen caissières en vakkenvullers afgelopen jaar werd bedreigd of gemolesteerd door klanten? Herkent u dit beeld? Zo nee, welk beeld hebt u dan wel van de omvang van deze problematiek?
In de aankondiging van een uitzending op 24 november 2010 van Eén Vandaag, waarop De Telegraaf zich baseert, wordt gemeld dat een derde van het personeel in supermarkten te kampen heeft met agressie en geweld van klanten. Voor deze reportage is Eén Vandaag in drie gemeenten bij een aantal supermarkten langs geweest. In de uitzending wordt niet duidelijk op welk onderzoek het percentage bedreigde personeelsleden is gebaseerd. In het algemeen kan wel gesteld worden dat agressie en geweld op de werkvloer voorkomen. Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2009 blijkt dat in de sector detailhandel supermarkten relatief vaak te maken hebben met geweld tegen het personeel: op jaarbasis 17% van het personeel tegen 5% gemiddeld voor de hele sector. Meestal gaat het om bedreiging, die door 75% van de slachtoffers genoemd wordt, gevolgd door mishandeling (29%). In recent onderzoek naar agressie op de totale werkvloer, in opdracht van de FNV onder de eigen leden, komt naar voren dat bijna vier op de tien het afgelopen jaar geconfronteerd is met agressie en geweld op het werk.
Wat is de oorzaak van geweld en agressie tegen winkelpersoneel? Draagt de verkoop van alcohol en tabak in supermarkten en het verbod van deze verkoop aan jongeren bij aan bedreigingen en geweld door jongeren omdat die deze producten toch willen kopen? Zo ja, welke conclusies trekt u hier uit?
Agressie en geweld zijn geen fenomen die exclusief voorkomen in winkels. Ook elders – in het verkeer, het openbaar vervoer, de sport, op scholen, tijdens het uitgaan en bij evenementen – komen geweldsincidenten voor. Ze weerspiegelen de verruwing van de omgangsvormen in de samenleving. Geweld is een complex verschijnsel dat niet uit één enkele oorzaak verklaard kan worden. Deels is de oorzaak gelegen in individuele kenmerken, zoals ADHD, psychische stoornissen en de mate van frustratie. Deels hangt ze samen met de invloed van de sociale (opvoeding) en fysieke (verstedelijking) omgeving. En deels vindt het geweld een voedingsbodem in maatschappelijke factoren, zoals de opvattingen in bepaalde (sub)culturen over hetgeen onder normoverschrijdend gedrag wordt verstaan. Het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL) onderschrijft de zienswijze dat agressie in supermarkten in een bredere context geplaatst moet worden. De weigering om alcohol en tabak te verkopen kan soms leiden tot een agressieve reactie, maar is zeker niet de enige aanleiding. Dit laat onverlet dat jongeren – ook tegen hun wil – beschermd dienen te worden tegen voor hen schadelijke stoffen.
Is het waar dat terwijl bedreigde ambtenaren en ambulancemedewerkers op extra juridische bescherming kunnen rekenen, waardoor de daders altijd vervolgd worden, er voor winkelpersoneel helemaal niets (is) geregeld? Zo ja, deelt u de mening dat ook voor winkelpersoneel, dat uit de aard van de functie een kwetsbare positie inneemt, extra bescherming nodig is? Zo ja, hoe gaat u hier vorm aan geven? Zo nee, waarom niet?
Ik deel het beeld niet dat er helemaal niets geregeld zou zijn voor winkelpersoneel dat slachtoffer is van geweld. Geweld is een ernstig delict, dat kan rekenen op prioriteit bij de behandeling in het juridische traject.
Bij wet wordt het als strafverzwarende omstandigheid aangemerkt, indien het slachtoffer een ambtenaar is die in de uitoefening van zijn openbare orde dienst geconfronteerd wordt met een aantal specifieke basisdelicten, waaronder geweld. Een ambtenaar kan zich immers minder makkelijk onttrekken aan een situatie waarin hij het slachtoffer van een misdrijf dreigt te worden, dan een doorsnee burger. In de vervolgingsrichtlijnen van het Openbaar Ministerie is bepaald dat deze redenering ook opgaat voor niet-ambtenaren, wanneer zij in het kader van de uitoefening van hun beroep met een van deze delicten worden geconfronteerd. Dit geldt onder meer voor winkelpersoneel. Daarmee is dus al voorzien in een hogere strafeis voor geweld tegen winkelpersoneel.
Herkent u het geschetste beeld dat de politie nauwelijks optreedt en het doen van aangifte geen zin lijkt te hebben? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Van de bedrijven in de detailhandel die geweldsdelicten bij de politie melden, geeft 78% in de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2009 aan dat de politie de melding registreert en 56% dat de politie proces-verbaal opmaakt. 40% meldt dat de politie het geweldsmisdrijf is gaan onderzoeken. Als het gaat om supermarkten liggen deze percentages hoger. De meest genoemde redenen om géén aangifte te doen zijn dat het probleem zelf aangepakt is (29%), de schade te gering was (26%) en op de derde plaats dat de politie er toch niets aan doet (24%).
Mits er voldoende aanknopingspunten zijn voor de opsporing dient de politie geweldszaken met voorrang te onderzoeken. Mogelijk wordt het beeld van een politie die onvoldoende in actie komt tegen geweld mede veroorzaakt door een onvoldoende terugkoppeling van de opsporingsresultaten. Ik tref thans, conform het voornemen in het Regeerakkoord, voorbereidingen om het aangifteproces te vereenvoudigen en versnellen en daarbij ook tijdig informatie te doen verstrekken over wat er met de aangifte gebeurd is.
Deelt u de mening dat voor alle werknemers die in uitoefening van hun beroep in voor publiek toegankelijke bedreigd of slachtoffer van geweld worden, extra bescherming nodig is? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat dit tot uitdrukking dient te komen in een hogere strafeis? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat werkgevers van winkelpersoneel voor hun werknemers aangifte zouden moeten doen? Zo ja, gebeurt dat naar uw mening voldoende? Zo nee, waarom niet?
In het Regeerakkoord is aangegeven dat werkgevers in de publieke sector de aangifte van werknemers kunnen overnemen die slachtoffer van geweld zijn geworden. Ik acht het van belang dat deze mogelijkheid in ieder geval altijd geboden wordt aan werknemers die zelf geen aangifte durven te doen.
Het in antwoord 2 aangehaalde onderzoek van de FNV naar agressie op het werk geeft een indicatie van de ondersteuning die werkgevers daarbij bieden: onder de werknemers die van hun laatste geweldsincident aangifte deden, vroeg een derde om ondersteuning van de werkgever en heeft 66% van hen de ondersteuning ook daadwerkelijk gekregen. Uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven 2009 blijkt dat 58% van de bedrijven in de detailhandel die met geweld geconfronteerd worden, hiervan melding maakt bij de politie. Supermarkten lopen hierbij voorop met een meldingsbereidheid van 83%. Afgezet tegen de gemiddelde aangiftebereidheid die – zoals blijkt uit de Integrale Veiligheidsmonitor – op een derde van de ondervonden geweldsdelicten ligt, onderscheidt de detailhandel zich daarmee in positieve zin. Zowel voor een goed zicht op de criminaliteitsontwikkelingen als voor het niet onbestraft laten van strafbaar gedrag is aangifte natuurlijk van groot belang.
Worden er in het kader van het verstrekken van het certificaat Keurmerk Veilig Ondernemen voor winkelgebieden eisen gesteld over maatregelen tegen agressie tegen winkelpersoneel? Zo ja, welke eisen? Zo nee, deelt u de mening dat deze eisen in dit kader wel moeten worden opgenomen?
Het Keurmerk Veilig Ondernemen (KVO) voor winkelgebieden stelt geen specifieke eisen aan het invoeren van maatregelen tegen agressie tegen winkelpersoneel. Wel is aan het keurmerk de module «Agressie en geweld» toegevoegd, die als hulpmiddel kan dienen voor een veiliger werkomgeving. Deze module is primair ontwikkeld voor KVO-samenwerkingsverbanden, maar kan ook elders worden toegepast. Het stellen van eisen op het gebied van agressie en geweld in het KVO acht ik niet nodig, omdat deze verplichting al in de Arbowet is opgenomen. In deze wet is bepaald dat werkgevers verplicht zijn hun medewerkers te beschermen tegen agressie en geweld op het werk. Specifiek voor supermarkten geldt bovendien dat in de cao die in 2009 is afgesloten, bepaald is dat iedere nieuwe werknemer binnen zes maanden een cursus «omgaan met agressie» moet krijgen.
Worden middelen, zoals winkelverboden en het verspreiden van foto’s (onder winkelpersoneel) van bekende overlastgevers, voldoende gebruikt om agressie tegen winkelpersoneel te bestrijden? Welke beperkingen in wet- en regelgeving staan het gebruik van deze middelen in de weg?
Volgens het CBL worden (collectieve) winkelverboden en het onderling delen van informatie over overlastgevers regelmatig toegepast, maar is niet bekend in welke omvang dit gebeurt. Deze maatregelen worden niet alleen tegen overlast- en geweldplegers ingezet, maar ook tegen anderen die de «huisregels» overtreden, zoals winkeldieven. Conform artikel 138 van het Wetboek van Strafrecht (huisvredebreuk) kan iemand de toegang van een winkel ontzegd worden. Op preventieve middelen als cameratoezicht en het hanteren van een «zwarte lijst» als collectieve ontzegging is de Wet bescherming persoonsgegevens van toepassing.
Het terugvorderen van miljoenen in verband met misbruik van pgb's |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Menzis Zorgkantoor meer dan honderd persoongebonden budgetten (pgb’s) terugvordert in de regio Twente in verband met fraude, niet complete besteding en onvoldoende verantwoording van de pgb’s?1
Ja.
Klopt het bericht dat het gaat om een totaal bedrag aan terugvorderingen van miljoenen euro’s? Zou een vergelijkbare actie in andere regio’s tot een soortgelijk hoog bedrag leiden?
Menzis heeft inderdaad een vordering van enkele miljoenen op budgethouders. Het terugvorderen van niet bestede middelen is echter bestaande praktijk. Jaarlijks worden door de zorgkantoren, naar aanleiding van de verantwoording door budgethouders, niet of onjuist besteedde middelen teruggevorderd of verrekend met toekomstige budgetten. Het gaat om gemiddeld 10% van het pgb. Landelijk gaat het om ruim 200 miljoen. Bij het vaststellen van de beschikbare middelen voor het pgb (het pgb-subsidieplafond) is met dit ervaringsgegeven rekening gehouden.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het uitvoeren van de motie De Vries/Wolbert2, waarin de regering wordt verzocht alles in het werk te stellen om de taken van bemiddelingsbureaus te scheiden zodat beheer, bemiddeling en het aanbieden van zorg niet meer door één bureau ka worden gedaan?
Hiermee is het vorige kabinet voortvarend aan de slag gegaan. Zoals mijn voorganger in haar brief van 12 juni 2009 (kenmerk: DLZ/CB-U-2912189) heeft aangegeven, hebben Per Saldo en stichting de Ombudsman een gedragscode voor pgb-bemiddelingsbureaus ontwikkeld waarin deze scheiding van taken is vastgelegd. Op basis van deze gedragscode is vervolgens door Per Saldo en het Keurmerkinstituut met subsidie van VWS een kwaliteitskeurmerk voor pgb-bemiddelingsbureaus ontwikkeld. Dit keurmerk is bijna klaar. Het streven is dat bemiddelingsbureaus vanaf 1 januari 2011 een aanvraag voor het keurmerk kunnen indienen. In de werkgroep fraude die mij begin volgend jaar zal adviseren, wordt bekeken of het wenselijk is dit keurmerk een wettelijke status te geven.
Wat is de stand van zaken in de ontwikkeling van het keurmerk voor bemiddelingsbureaus? Wat is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot het uitvoeren van de motie Wolbert3, waarin de regering wordt verzocht te stimuleren dat er een keurmerk komt voor commerciële zorgaanbieders die zorg leveren die wordt betaald uit een pgb?
De stand van zaken ten aanzien van het keurmerk voor bemiddelingsbureaus heb ik uiteengezet in het antwoord op vraag 3.
Ik geef op de volgende wijze uitvoering aan de motie Wolbert.
Na overleg met Per Saldo zijn we gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat budgethouders meer baat hebben bij goede vergelijkende informatie over zorgaanbieders dan bij een keurmerk. Ik heb vervolgens aan Per Saldo subsidie verstrekt om een deel van deze keuze-informatie te ontwikkelen. De volgende drie aspecten worden uitgewerkt:
Wat is uw mening over het advies dat Menzis pgb-houders geeft om aangifte te doen wanneer zij niet de zorg ontvangen die zij nodig hebben? Herkent u zich in de uitspraak dat wettelijke uitspaken in dergelijke zaken te lang op zich laten wachten? Op welke manier kan dit effectiever worden aangepakt?
De pgb-regeling gaat ervan uit dat de budgethouder zelf verantwoordelijk is voor het inkopen van de benodigde zorg. Deze zorg dient zowel qua omvang als kwaliteit voldoende te zijn. Afspraken over de te leveren zorg worden, al dan niet met tussenkomst van een bemiddelingsbureau, vastgelegd in een overeenkomst tussen budgethouder en zorgaanbieder. Wanneer de budgethouder merkt dat de zorgaanbieder de gemaakte afspraken niet nakomt en (kwalitatief) onvoldoende zorg levert, dient deze de zorgverlener hierop aan te spreken. Ook kan de budgethouder, als deze ontevreden is over de geleverde zorg, overstappen naar een andere zorgaanbieder. Aangifte door de budgethouder is alleen dan aan de orde wanneer blijkt dat er sprake is van onrechtmatig handelen door de zorgaanbieder of bemiddelaar. Veel fraudesignalen hebben betrekking op budgethouders die zelf niet goed in staat zijn de regie over hun zorgvraag en budget te voeren.
Deze budgethouders geven de regie en het budgetbeheer uit handen en worden vervolgens het slachtoffer van praktijken van malafide pgb-bureautjes. Deze bureaus leveren nauwelijks of geen zorg en besteden het pgb aan andere zaken dan waar het voor bedoeld is. In dergelijke zaken is het doen van aangifte zeker van belang.
In zijn algemeenheid kan niet worden gesteld dat een uitspraak naar aanleiding van een aangifte te lang op zich laat wachten. De tijd die hiervoor nodig is verschilt van geval tot geval en is mede afhankelijk van de complexiteit van een zaak. In het overleg «Fraudebestrijding in de zorg», dat op initiatief van VWS periodiek bijeenkomt, is gemeld dat het Openbaar Ministerie, politie en verzekeraars werken aan een convenant om te komen tot betere stroomlijning van meldingen en aangiften van verzekeringsfraude.
Kunt u toezeggen dat u de zorgkantoren van de andere verzekeraars gaat vragen dat ook zij zich zullen toeleggen op het beter signaleren van mogelijke fraude en aangifte te doen in geval van vermoedens van fraude en het terugvorderen van teveel betaalde of niet verantwoorde zorg?
Dit is bij zorgkantoren bestaande praktijk. Het College voor Zorgverzekeringen heeft in samenspraak met de zorgkantoren een controleprotocol ontwikkeld dat met ingang van dit jaar in gebruik is genomen. Alle zorgkantoren controleren op basis van dit controleprotocol. Zij zijn daarbij alert op het zich voordoen van fraude. Wanneer fraude wordt gesignaleerd wordt het pgb stopgezet en worden de onjuist besteedde middelen teruggevorderd.
De zorgkantoren delen hun fraudesignalen onderling.
De bedreiging van ex-moslims in asielzoekerscentra |
|
Kees van der Staaij (SGP), Gerard Schouw (D66), Joram van Klaveren (PVV), Joël Voordewind (CU) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u werkelijk van mening dat de analyse van gegevens uit het bewonersinformatiesysteem representatief is voor de schaal waarop de vermeende bedreigingen en geweldplegingen plaatsvinden? Betekent dit dat er in de afgelopen twee jaar, verdeeld over ongeveer 60 Asielzoekerscentra (AZC) slechts 24 incidenten zijn geweest waarbij asielzoekers vanwege hun religie, etniciteit, sekse, seksuele gerichtheid of ander kenmerk, slachtoffer werden van bedreigingen en geweld?
Alleen in gevallen waarin een bewoner een incident meldt, wordt dit geregistreerd. De 24 incidenten zijn situaties waarin dit is gebeurd. Omdat incidenten alleen worden geregistreerd wanneer deze worden gemeld, kan niet worden uitgesloten dat zich de afgelopen twee jaar situaties hebben voorgedaan die, wanneer deze waren gemeld, tot registratie hadden geleid.
Hoe kan het dat er in twee jaar slechts 24 incidenten zijn geregistreerd, terwijl het meldpunt van Secret Garden de afgelopen anderhalf jaar 158 klachten ontving van asielzoekers die vanwege hun seksuele gerichtheid slachtoffer werden van bedreiging en geweld, en ook uit de ervaring en peiling van de stichting Gave blijkt dat het aantal incidenten hoger moet liggen dan de genoemde drie incidenten, als het gaat om ex-moslims die slachtoffer zijn van bedreiging en geweld?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uiteenzetten hoe vaak de politie per jaar moet uitrukken om in te grijpen bij conflicten op een AZC?
In de eerdere beantwoording van de kamervragen1 heb ik al aangegeven de signalen serieus te nemen en ook dat het COA reeds laagdrempelige voorzieningen om incidenten te kunnen melden heeft getroffen. Voor het instellen van een vertrouwenspersoon zie ik daarom geen reden. Zoals aangegeven in het begrotingsdebat d.d. 1 december jl. ben ik bereid in overleg te treden met belangenorganisaties en zal ik uw Kamer informeren over de resultaten van dit gesprek. Daarbij zal ik tevens ingaan op de vraag hoe vaak de politie moet uitrukken bij conflicten op een azc.
Deelt u de mening dat het vertrouwen van de asielzoekers in de overheid en in het rechtssysteem niet als vanzelfsprekend mag worden aangenomen?
Ja.
Deelt u de mening dat juist vanwege het recht dat asielzoekers hebben op een veilige opvangsituatie, ongeacht hun nationaliteit, etniciteit, religie, seksuele geaardheid of politieke overtuiging, een laagdrempelig meldingssysteem van belang is wanneer deze veiligheid in het geding is?
Ja. Het COA heeft de opdracht om asielzoekers in een veilige en leefbare omgeving op te vangen. Het COA beschikt daartoe over een laagdrempelig meldsysteem. Voor bewoners bestaat de mogelijkheid om via een medewerker van het COA incidenten al dan niet anoniem te melden. Indien een bewoner aangifte wil doen kan in overleg met de politie gekeken worden naar noodzakelijkheid van openbaarheid van de aangifte.
Deelt u de mening dat bij een eerste laagdrempelige mogelijkheid tot melding vertrouwelijkheid en geheimhouding het uitgangspunt moeten zijn, waarna in overleg met de asielzoeker kan worden gekeken of openbaarheid en aangifte noodzakelijk zijn?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de signalen van stichting Gave en Secret Garden serieus te nemen en een vertrouwenspersoon in het leven te roepen bij wie asielzoekers te rade kunnen gaan als ze worden bedreigd?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom zegt u niet toe dat in het geval van (doods)bedreigingen en mishandeling, niet het slachtoffer overgeplaatst hoeft te worden naar een andere (veilige) locatie, maar dat de dader zal worden overgeplaatst naar de vreemdelingendetentie?
Zoals ik in de eerdere beantwoording van de kamervragen1 heb aangegeven, moet de vraag of de dader in vreemdelingendetentie kan worden geplaatst per geval worden bekeken. Ik heb het COA verzocht om in geval van een incident, in overleg met de betrokken ketenpartners, te bezien in hoeverre de stand van zaken in de procedure mogelijkheden biedt voor een plaatsing in vreemdelingendetentie.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de behandeling van de begroting van Immigratie en Asiel?
Ja. Dit is echter helaas niet mogelijk gebleken.
Het bericht dat het budget voor de regeling maatwerkadviezen voor woningen is uitgeput |
|
René Leegte (VVD) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht op de website van Agentschap.NL dat per 19 november het budget voor de regeling maatwerkadviezen voor woningen is uitgeput?1
Ja.
Kunt u verklaren waarom het budget in een paar weken uitgeput is, terwijl er tot voor kort het beeld was en naar buiten werd gebracht door het Agentschap dat er voldoende middelen beschikbaar zijn tot het einde van 2010?
In oktober 2010 zijn diverse communicatieactiviteiten rond de regeling uitgevoerd. Hierdoor is in korte tijd het aantal ingediende subsidieaanvragen sterk toegenomen. Daarnaast is op verzoek van diverse partijen (verenigingen van eigenaren, gemeenten en anderen), die voor hun achterban maatwerkadviezen verzorgen, de mogelijkheid gecreëerd om de subsidieaanvraag voor meerdere maatwerkadviezen in één keer in te dienen. Het ministerie van BZK heeft hiervoor een aanwijzing gegeven aan Agentschap NL.
Het bovenstaande heeft geleid tot een snellere uitputting van het subsidiebudget.
Kunt u inzichtelijk maken welke negatieve gevolgen dit zal hebben voor lopende energiecampagnes in het land, bijvoorbeeld de stad Amersfoort waar naar verwachting nog zo’n 700 burgers zullen worden teleurgesteld?
Voor aanvang van de regeling zijn de looptijd en het maximale subsidiebudget in de Staatscourant gepubliceerd. In oktober en november 2010 was sprake van een sterke toename van subsidieaanvragen. Dit is een gebruikelijk beeld bij regelingen die binnen afzienbare tijd aflopen en/of bijna uitgeput zijn.
Op de website van Agentschap NL konden aanvragers het verloop van de uitputting van het budget volgen. Het uitputtingspercentage is in de laatste weken van oktober en begin november 2010 met grote sprongen toegenomen, van 71% naar 94% en vervolgens naar 100%. De oorzaak van deze toename is hierboven omschreven.
Een regeling met een vast subsidieplafond brengt altijd met zich mee dat aanvragers teleurgesteld zullen zijn indien voor hen geen subsidie meer beschikbaar is.
Klopt het beeld dat door deze plotsklapse uitputting van de regeling verwachtingen die door het Agentschap zijn gewekt over de beschikbare middelen bij gemeenten, installateurs, bedrijven en burgers niet worden waargemaakt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om te inventariseren hoeveel burgers door deze uitputting worden benadeeld en met het betrokken bedrijfsleven, gemeenten en provincies in overleg te treden hoe kan worden voorkomen dat burgers worden teleurgesteld? Ziet u kansen om in 2010 en anders in 2011 alsnog de middelen vrij te maken om de maatwerkadviezen die nu tussen wal en schip belanden te laten uitvoeren?
Om burgers tegemoet te komen is eind 2010 besloten om het maximale subsidiebudget in 2010 eenmalig op te hogen met bijna € 1,2 miljoen. Hiermee is de wachtlijst van aanvragen weggewerkt. De regeling is daarna gesloten.
Een voortzetting van de regeling wordt niet overwogen. Momenteel wordt een door uw Kamer verzocht Plan van aanpak energiebesparing in de gebouwde omgeving opgesteld. Hierin worden de samenhangende maatregelen op dit terrein in kaart gebracht.
Hoe wordt de effectiviteit van dit soort regelingen beoordeeld?
Agentschap NL heeft in opdracht van het ministerie in augustus 2010 de regeling tussentijds geëvalueerd. Meer dan de helft van de respondenten neemt binnen een half jaar energiebesparende maatregelen naar aanleiding van het maatwerkadvies. Daarnaast heeft meer dan 90% van de respondenten een energielabel ontvangen bij het maatwerkadvies.
Softdrugsbeleid |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Amsterdam wil geen pasjessysteem coffeeshops»?1
Ja.
Hoe verhoudt zich uw uitgangspunt dat een pasjessysteem overlast moet tegengaan met de uitspraak van de Amsterdamse burgemeester dat Amsterdam geen overlast ervaart van bezoekers van coffeeshops? Bent u van mening dat een pasjessysteem de drugscriminaliteit zal doen afnemen? Zo ja, hoe dan? Zo nee, waarom wilt u toch een pasjessysteem invoeren?
Doel van een pasjessysteem is het bevorderen van kleinschaligheid. De relatie tussen deze maatregel en drugcriminaliteit is dat kleinschaligheid leidt tot een geringere aanvoer van cannabis naar de coffeeshop. Landelijke invoering voorkomt dat zich een waterbed-effect voordoet en er regionaal coffeeshoptoerisme op gang komt. Verder verwijzen wij naar het antwoord op de vragen van het lid Van der Ham (vraagnummer 2010Z17721, ingezonden 25 november 2010) en de daarin genoemde drugsbrief.
Bent u bereid het invoeren van het pasjessysteem over te laten aan die gemeenten die het nodig denken te hebben? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat door het invoeren van een pasjessysteem gebruikers die geen pasje hebben hun toevlucht zullen nemen tot illegale verkooppunten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe wilt u voorkomen dat de verkoop van cannabis nog meer in de illegaliteit verdwijnt?
Het is niet uitgesloten dat een deel van de gebruikers zonder pasje zijn toevlucht zal nemen tot illegale verkoopunten. Illegale verkooppunten worden conform de wettelijke mogelijkheden aangepakt door het lokale bestuur, het Openbaar Ministerie en de politie.
Deelt u de mening dat gebruikers die bij illegale verkooppunten cannabis kopen eerder in aanraking zullen komen met andere (hard)drugs? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u daar tegen doen?
Die mogelijkheid bestaat. Bij illegale verkooppunten is geen controle mogelijk op de middelen die daar worden aangeboden. Illegale verkooppunten worden conform de wettelijke mogelijkheden aangepakt door het lokale bestuur, het Openbaar Ministerie en de politie.
Bent u van mening dat het drugsbeleid benaderd moet worden vanuit de «harm-recution» en dus met een grote gezondheidscomponent? Zo nee, wat is er veranderd aan het uitgangspunt ? Zo ja, hoe gaat u dat vormgeven?
Wij delen de mening dat drugsbeleid moet worden benaderd vanuit zowel de gezondheidscomponent als handhaving en overlastbestrijding. Ons beleid is daar ook op gericht.
Bent u van mening dat het huidige drugsbeleid jongeren beschermen en weerbaar maken tegen gebruik en koop bij drugsrunners en andere illegale verkopers van softdrugs? Zo nee, waarom niet en welke echte oplossingen gaat u voorstellen? Zo ja, welke cijfers tonen aan dat de strafbaarstelling van drugsverkoop via drugsrunners en andere illegale verkopers succesvol is?
Het weerbaar maken van jongeren tegen drugs is onderdeel van het gezondheidsbeleid. Deze problematiek laat zich niet makkelijk in cijfers vatten.
Deelt u de mening dat al jaren verbod op verbod wordt gestapeld, maar dit niet het gewenste effect heeft? Deelt u de mening dat preventie en handhaving juist daarom hand in hand moet gaan? Zo ja, wat gaat u eraan doen. Zo nee, waarom niet?
Wij zijn met u van mening dat preventie en handhaving hand in hand moeten gaan. Er bestaat momenteel een noodzaak tot intensivering van de bestuurlijke en justitiële aanpak van de georganiseerde misdaad. Het is van belang dat de overheid hierbij als één front optreedt tegen de georganiseerde misdaad.
Maakt u zich ook zorgen om de schooluitval van jongeren onder de 18 jaar en jongeren erboven door gebruik van genotsmiddelen, waaronder cannabis? Welke preventieve maatregelen wil u nemen zin om schooluitval door genotsmiddelen tegen te gaan? Of bent u van mening dat het sluiten van coffeeshops of ontmoedigen van verkoop van softdrugs via coffeeshops een adequaat middel is om jongeren af te houden van het gebruik van softdrugs? Zo nee, waarom meent u toch maatregelen te moeten nemen tegen coffeeshops? Zo ja, kunt u dit staven aan de hand van cijfers?
Volgens onderzoek spelen veel factoren een rol bij schooluitval. Cannabis is daarbij een factor, maar niet de belangrijkste. Via het partnership vroegsignalering wordt ingezet op tijdige detectie door zorgverleners van beginnende alcohol- en drugsproblematiek.
Kent u het artikel «Het Nederlands drugsbeleid en de wet van de remmende voorsprong»?2
Ja.
Deelt u de mening van de schrijver dat Nederland haar voorsprong op het gebied van liberaal drugsbeleid heeft verloren door de wet van de remmende voorsprong? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. De veranderende aard van de drugsproblematiek vraagt om aanpassingen in ons beleid om problemen zo goed mogelijk op te lossen. Hoe onze oplossingen zich verhouden tot die in andere landen is daarbij niet leidend.
Bent u met de schrijver van mening dat slimme en creatieve juristen moeten kijken naar de mogelijkheden voor een gereguleerde of gelegaliseerde aanvoer om op die manier legaal drugsbeleid te kunnen voeren? 13 Bent u van mening dat het niet mogen telen van wiet door coffeeshops of het niet hebben van een grotere handelsvoorraad korte metten zal maken met criminaliteit, overlast en intimidatie? Zo ja, op welke wijze?
Nee, die mening deel ik niet. Het reguleren van de achterdeur zien we niet als oplossing voor de bestaande problemen.
Hoe moet overlastgevende thuisteelt tegengegaan worden nu het telen van wiet door coffeeshops niet mogelijk wordt gemaakt?
Indien u bedoelt te vragen of het toestaan van het telen van wiet en van een grotere handelsvoorraad criminaliteit zal helpen voorkomen, dan verwijzen wij u naar ons antwoord op de vragen 12 en 15.
Is het verhogen van de handelsvoorraad volgens het voorstel van Commissie-Van de Donk een manier om criminaliteit begaan tegen de loopjongens van cannabis tegen te gaan? Zo ja, bent u bereid deze loopjongens deze bescherming te bieden? Zo nee, waarom niet en welk middel is wel effectief?
Het telen van wiet is verboden op grond van de Opiumwet. Dit geldt zowel voor thuisteelt als voor de meer professioneel georganiseerde teelt. Overlastgevende thuisteelt moet krachtig worden tegengegaan en wordt daarom bestuurlijk en justitieel gehandhaafd.
Het mogelijk afschaffen van de Wtcg |
|
Agnes Wolbert (PvdA), Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat u overweegt de Wet tegemoetkoming chronisch zieken en gehandicapten (Wtcg) af te schaffen?1
De Wtcg is ingesteld om chronisch zieken en gehandicapten een tegemoetkoming te verschaffen voor de meerkosten die zij maken als gevolg van hun aandoening of beperking. Deze groepen maakten nauwelijks gebruik van de fiscale aftrekmogelijkheden voor buitengewone uitgaven, terwijl die fiscale regeling juist voor hen was bedoeld. In de berichtgeving over de Wtcg is veelvuldig benadrukt dat de tegemoetkoming nog niet in alle gevallen goed terecht komt. Hierbij is onderbelicht geraakt dat het geld in veel gevallen ook wél terecht komt bij de mensen die we met de Wtcg willen ondersteunen.
Dit laat onverlet dat ik in het interview met EenVandaag heb aangegeven dat de tegemoetkoming daadwerkelijk terecht moet komen bij de mensen waarvoor de regeling is bedoeld. Ik heb geconstateerd dat de doelgroepbepaling nu nog niet optimaal is. De regeling moet dus beter. Het vorige kabinet heeft op advies van de Taskforce Verbetering Afbakening Wtcg al verbeteringen aangebracht in de afbakeningscriteria van de Wtcg. Die verbeteringen worden in 2011 merkbaar. Ik ben voornemens om de regeling na de uitkeringsronde van 2011 te evalueren. Als dan blijkt dat de regeling dan nog niet werkt zoals we beogen, wil ik zelf nog een poging doen om de criteria te verbeteren. Zoals ik echter heb aangegeven, kun je niet oneindig doorgaan met verbeteren. Als uiteindelijk blijkt dat we de regeling niet goed krijgen, dan moeten we op zoek gaan naar iets anders.
Bent u zich ervan bewust dat deze uitspraak leidt tot veel ongerustheid bij mensen die een tegemoetkoming hard nodig hebben om zorgkosten (deels) gecompenseerd te krijgen?
Zie antwoord vraag 1.
Staat u garant voor een vervangende regeling als u het niet lukt om de Wtcg beter terecht te laten komen?2
Verwijzend naar bovenstaand antwoord ben ik thans niet voornemens om de Wtcg tegemoetkoming af te schaffen zonder dat hier iets voor in plaats komt.
Erkent u dat de belofte dat de Wtcg het instrument was om geld beter terecht te laten komen dan de Buitengewone aftrek bijzondere ziektekosten is geschaad?3
De Wtcg is begin 2009 ingesteld ter vervanging van de buitengewone uitgavenregeling (BU). Ik wil daarbij benadrukken dat de Wtcg een samenstel van maatregelen omvat en dus méér is dan alleen de algemene tegemoetkoming. Naast deze tegemoetkoming regelt de Wtcg ook een korting op de eigen bijdrage voor de AWBZ en de Wmo, maandelijkse inkomenscompensatie voor ouderen en een jaarlijkse tegemoetkoming van € 350,– voor mensen die meer dan 35% arbeidsongeschikt zijn. Tenslotte is er ook een nieuwe fiscale regeling voor specifieke zorgkosten. De doelgroep van chronisch zieken en gehandicapten wordt door dit samenstel van maatregelen veel beter bereikt dan bij de BU het geval was. Zoals ik in mijn antwoord op vragen 1 en 2 heb aangegeven, laat dit onverlet dat de afbakening van de doelgroep voor de algemene tegemoetkoming nog niet optimaal is en verder wordt verbeterd.
Acht u het mogelijk dat er een nieuwe fiscale mogelijkheid wordt gecreëerd voor teruggave van concrete kosten die samenhangen met chronische ziekte? Zo ja, bent u bereid dit te bespreken met uw collega van Financiën? Zo nee, waarom niet?
Zoals hierboven reeds gesteld, bestaat de Wtcg uit vijf verschillende maatregelen en één daarvan is een fiscale regeling voor specifieke zorgkosten. Op grond van deze regeling is het nu al mogelijk om zorgkosten die niet langs een andere weg worden vergoed op te voeren bij de aangifte inkomstenbelasting. Zo kunnen uitgaven voor onder andere genees- en heelkundige hulp, voorgeschreven medicijnen, hulpmiddelen zoals steunzolen of een kunstgebit, een dieet op medisch voorschrift of extra gezinshulp via de belasting worden afgetrokken. Het creëren van een nieuwe fiscale regeling voor kosten die samenhangen met een chronisch ziekte acht ik dan ook niet aan de orde.