Het bericht dat wie eerlijk is over hiv een baan kan vergeten |
|
Khadija Arib (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat degene die eerlijk is over hiv een baan kan vergeten?1
Ja.
Wat vindt u van de bevindingen van het onderzoek uitgevoerd door TNS NIPO, waaruit blijkt dat leidinggevenden vinden dat een hiv-besmetting tijdens een sollicitatiegesprek moet worden gemeld, maar de helft van hen een kandidaat met hiv vervolgens niet aanneemt?
Het is teleurstellend te moeten constateren dat er in Nederland nog steeds zoveel gebrek aan kennis is over hiv en er zoveel vooroordelen zijn ten aanzien van personen die leven met hiv, terwijl hiv door personen die onder medische behandeling zijn nauwelijks meer kan worden overgedragen. Sollicitanten hoeven hun hiv-status niet te melden tijdens een sollicitatiegesprek. Een werkgever of een leidinggevende mag er ook niet naar vragen. Op grond van artikel 4 van de Wet medische keuringen (Wmk) mag de werkgever tijdens het sollicitatiegesprek geen vragen stellen over de gezondheid van de sollicitant en mag hij de sollicitant geen hiv-test laten doen. Gegevens over iemands hiv-status behoren tot diens persoonlijke levenssfeer. Discriminatie op grond van hiv bij arbeid en beroep is op grond van van de Wet gelijke behandeling op grond van handicap en chronische ziekte (Wgbh/cz) verboden.
Deelt u de mening dat het onwenselijk en onaanvaardbaar is dat werkgevers en leidinggevenden bij gelijke geschiktheid de voorkeur geven aan een kandidaat zonder hiv? Zo ja, welke middelen staan u ter beschikking om hier wat aan te doen? Zo nee, waarom niet?
Ja, het uitsluiten van personen op grond van hun hiv-status is onwenselijk en onaanvaardbaar. Personen die menen dat zij op grond van hun hiv-status worden gediscrimineerd kunnen dit voorleggen aan de Commissie gelijke behandeling of aan de rechter. Zij kunnen hun klacht ook melden bij een antidiscriminatiebureau dat eventueel kan bemiddelen of advies kan geven. Daarnaast is er door mijn departement een overleg gestart met de hiv-vereniging, FNV en VNO-NCW over het onderwerp hiv op de werkvloer. Dit overleg zal jaarlijks plaatsvinden.
Wat is uw mening over de uitspraak van de directeur van het Aids Fonds dat «Niet alleen het merendeel van de leidinggevenden slecht denkt over hiv-patiënten, ze blijken ook nog eens gemakkelijk over hun werknemersrechten heen te stappen»?
Deze uitspraak onderstreept de uitkomsten van het onderzoek van TNS NIPO. Zoals vermeld in antwoord 2 is discriminatie op grond van hiv bij arbeid en beroep verboden op grond van de Wgbh/cz.
Hoe verklaart u de negatieve beeldvorming onder werkgevers ten aanzien van hiv-patiënten op de werkvloer terwijl het verzuim onder deze patiënten niet hoger is dan bij andere werknemers met chronische ziekten en hiv daarnaast erg moeilijk is over te dragen?
Ik veronderstel dat dit te maken heeft met een gebrek aan kennis.
Bent u bereid om de vooroordelen en misvattingen van werkgevers en leidinggevenden ten aanzien van hiv-patiënten op de arbeidsmarkt te bestrijden? Zo ja, op welke wijze gaat u dat bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Ik bezie of het mogelijk is om binnen bestaande kaders meer aandacht te geven aan discriminatie op grond van hiv. De Internationale arbeidsconferentie heeft in juni 2010 aanbeveling nr. 200 «hiv/aids and the world of work 2010» aangenomen. Uw Kamer is hierover geïnformeerd met het verslag van de conferentie (Kamerstukken II 2010/2011, nr. 29 427). De IAO-constitutie vereist dat de aanbeveling met een reactie aan uw Kamer wordt voorgelegd. De reactie wordt conform de constitutie van de IAO eerst ter consultatie voorgelegd aan sociale partners. U kunt deze reactie na het zomerreces tegemoet zien.
Bent u voornemens om met antidiscriminatiebureaus in gesprek te gaan om te bezien of er aanvullende maatregelen nodig zijn om discriminatie van hiv-patiënten op de arbeidsmarkt en de werkvloer te verminderen? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer over de uitkomsten hiervan informeren? Zo nee, waarom niet?
Veel antidiscrmininatiebureaus (ADB’s) zijn onafhankelijke stichtingen. Deze bureaus voeren in het kader van de Wet gemeentelijke antidiscriminatievoorzieningen voor gemeenten twee wettelijke taken uit, namelijk bijstand verlenen bij discriminatieklachten en het registreren van die klachten. Afhankelijk van de contractuele relatie met gemeenten kunnen zij ook facultatieve taken uitvoeren, zoals voorlichting over discriminatie. Die keuze wordt op lokaal niveau gemaakt. Ik ben voornemens om vertegenwoordigers van de ADB’s te betrekken bij het overleg over discriminatie op grond van hiv. In de reactie op aanbeveling nr. 200 «hiv/aids and the world of work 2010» zal ik hierop nader ingaan.
Het bericht dat Nederlandse uitkeringen naar Marokko en naar Turkije worden geëxporteerd |
|
Ino van den Besselaar (PVV) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ook hogere uitkering voor Turken»?1
Ja.
Daar Turkije niet staat vermeld op het lijstje «Uitzondering Toeslagenwet voor verdragslanden»,2 waar baseert het Europees Hof zich dan op om vast te stellen dat ook Turken in Turkije de toeslag uitbetaald moeten krijgen?
Zie antwoord 2 en 3 op vragen van de leden Van Hijum (CDA) en Omtzigt (CDA) aan de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over uitkeringen in Turkije (ingezonden 30 mei 2011).
Kan deze uitspraak van het Europees Hof een precedent zijn voor uitkeringsgerechtigden in andere landen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 2.
Welke stappen hebt u al gezet om de export van toeslagen op uitkeringen naar het buitenland te verhinderen?
Op grond van de Wet beperking export uitkeringen, die per 1 januari 2000 in werking is getreden, is export van toeslagen op grond van de Toeslagenwet vanaf dat moment niet langer mogelijk voor nieuwe gevallen. Voor reeds bestaande rechten op een toeslag krachtens de toeslagenwet werd een overgangsregeling getroffen.
Sinds 5 mei 2005 (plaatsing van de Toeslagenwet op bijlage II bis bij Verordening nr. 1408/71) is Nederland niet langer verplicht om de toeslagen krachtens de Toeslagenwet naar andere landen van de EU/EER/Zwitserland te exporteren. Voor bestaande rechten werd een overgangsregeling van drie jaar getroffen. Per 1 mei 2010 is Verordening Nr. 1408/71 vervangen door Verordening 883/2004. Ook op grond van Verordening 883/2004 hoeven geen toeslagen krachtens de Toeslagenwet te worden geëxporteerd (op grond van artikel 70 van Verordening (EG) Nr. 883/2004 + plaatsing op Bijlage X).
Naar landen buiten de EU/EER/Zwitserland vindt tot op heden alleen nog export van toeslagen krachtens de Toeslagenwet plaats indien die verplichting bestaat op grond van het betreffende bilaterale socialezekerheidsverdrag.
Hoe ver staat het met het eventueel aanpassen/opzeggen van de verdragen die Nederland verplichten om toeslagen op uitkeringen naar verschillende landen te exporteren?
Zie antwoord 6 op vragen van de leden Van Hijum (CDA) en Omtzigt (CDA) aan de minister en de staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid over uitkeringen in Turkije (ingezonden 30 mei 2011).
Welke belemmeringen ondervindt u bij het uitvoeren van de stappen bedoeld in vragen 4 en 5?
Zie antwoord vraag 5.
De veroordeling van twee voormalige presidentskandidaten in Wit-Rusland |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat twee voormalige oppositiekandidaten in Wit-Rusland veroordeeld zijn tot gevangenisstraf wegens deelname aan demonstraties?1
Ja.
Deelt u de mening dat het recht om te demonstreren een groot voorrecht is binnen een rechtstaat en dat met dit recht zorgvuldig moet worden omgegaan?
Ja, het recht om te demonstreren is een wezenlijk onderdeel van de rechtsstaat.
Bent u van mening dat de protesten na de – door onafhankelijke waarnemers als zwaar frauduleus bestempelde – verkiezingen zijn veroorzaakt door deze voormalige presidentskandidaten? Zo, ja waarom? Zo nee, waar ligt volgens u de mogelijke oorzaak?
Ja, maar niet uitsluitend. Voormalige presidentskandidaten Statkevitsj en Uss behoorden tot een groep van Belarussische oppositieleden die heeft opgeroepen en deelgenomen aan een demonstratie die bedoeld was als protest tegen de frauduleuze presidentiële verkiezingen van 19 december 2010. Daarnaast waren er vele andere demonstranten. De demonstratie was officieel niet toegestaan. Deze had een vreedzaam karakter en oppositieleiders hebben de deelnemers opgeroepen zich van geweld te onthouden. In de loop van de demonstratie is door enkele aanwezigen (niet de oppositieleiders) schade toegebracht aan een regeringsgebouw, waarna ordetroepen hard ingrepen, de demonstratie uiteen joegen en honderden deelnemers arresteerden. Volgens meerdere waarnemers zouden de aanvallen op het gebouw zijn uitgegaan van personen die niet tot de oppositie behoren. Deze personen zijn tot op heden niet geïdentificeerd of berecht. Een onafhankelijk onderzoek waartoe internationaal is opgeroepen, heeft niet plaatsgevonden.
Deelt u de mening dat het een slechte ontwikkeling is dat er landen zijn waarin het recht op demonstratie nog altijd niet is erkend, dan wel dat er overheden zijn die deelnemers aan demonstraties intimideren of straffen of hardhandig ingrijpen tijdens demonstraties?
Ja.
Bent u bereid de veroordeling van de voormalig presidentskandidaten rechtstreeks en in EU-verband ter sprake te brengen? Zo ja, op welke wijze zult u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik blijf de veroordeling van voormalige presidentskandidaten en demonstranten in bilaterale contacten en in multilateraal kader (EU, OVSE, Raad van Europa, EBRD) aan de orde brengen.
In de EU blijft Nederland zich inspannen om het strikte huidige EU-sanctiebeleid1 tegen het regime te handhaven en is Nederland voorstander van aanvullende maatregelen, waaronder economische sancties. De leidraad hierbij moet wel zijn dat maatregelen gericht moeten zijn tegen het regime en dat de bevolking niet onnodig moet worden getroffen. Mede op sterk aandringen van Nederland besloot de EU op 20 juni jl. om de lijst van personen tegen wie sancties gelden wederom uit te breiden (voor het eerst ook met bedrijven), een wapenembargo in te stellen op middelen die kunnen worden ingezet voor interne repressie en verdere leningen van het EIB aan het Belarussische regime afhankelijk te maken van verbetering in de mensenrechtensituatie.
CO2-vrije stroomopwekking |
|
Brigitte van der Burg (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het fenomeen van «chemical looping», een mooi voorbeeld van kringloopsluiting?1
Ja, ik ben bekend met het fenomeen van «chemical looping». De conventionele technieken voor afvang van CO2 zijn relatief energie-intensief omdat in de afvalgassen CO2 en stikstof nog van elkaar gescheiden moeten worden, voordat de CO2 kan worden afgevangen. Onderzoekers van de TU Eindhoven hebben nu een techniek ontwikkeld, waarbij CO2 en stikstof gescheiden vrijkomen. De CO2 kan daardoor ook gemakkelijker worden afgevangen, zonder dat dit veel energie kost. Dit proces wordt «chemical looping» genoemd.
Ziet u voor Nederland, in overleg met producenten, kansen op het gebied van «chemical looping», zoals dat in eerste instantie is ontwikkeld aan de Technische Universiteit Eindhoven en nu wordt uitgeprobeerd in Spanje?
Chemical looping is een veelbelovende ontwikkeling voor de afvang van CO2 (CCS). Tegelijkertijd staat deze techniek nog in de kinderschoenen en is verder onderzoek nodig. Om dit onderzoek te stimuleren heeft de Europese Unie 5 miljoen euro beschikbaar gesteld voor het demonstratieproject «DemoCLOCK». Dit project dient zowel de economische als technische levensvatbaarheid van chemical looping aan te tonen.
De uitvoering van DemoCLOCK is in handen van een internationaal consortium dat geleid wordt door de Noorse onderzoeksorganisatie SINTEF. Naast de TU Eindhoven zijn tevens ECN en het bedrijf Array Industries vanuit Nederland betrokken. Nederland is derhalve goed betrokken bij de verdere ontwikkeling van deze nieuwe technologie.
Wat doet u om op de hoogte te blijven van de resultaten van het door de Europese Unie gefinancierde proefproject en de ontwikkelingen van deze techniek?
De Rijksoverheid heeft afspraken gemaakt met de Europese Commissie en de betrokken Nederlandse instanties dat het Rijk op de hoogte wordt gehouden van de stand van zaken.
Servische veteranen |
|
André Bosman (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Veteranen krijgen deels rechtsgevoel terug»?1
Ja.
Gaat de heer Weerts op eigen initiatief en kosten Servische veteranen helpen of gebeurt dit op initiatief en kosten van het Veteraneninstituut?
De organisatie Kontakt der Kontinenten voert in het kader van het Matra-programma een project uit in Servië gericht op de integratie van veteranen in de samenleving. Vanwege zijn deskundigheid op dit gebied is de heer Weerts om advies gevraagd. Kosten komen niet ten laste van de begroting van Defensie of het Veteraneninstituut.
Is de zorg voor Servische veteranen niet een eerste prioriteit van de Servische overheid?
De zorg voor Servische veteranen is in eerste instantie een verantwoordelijkheid van de Servische overheid.
Geeft het Veteraneninstituut hulp aan buitenlandse veteranen? Zo ja, is er een apart budget voor hulp aan buitenlandse veteranen? Hoeveel geld is met de hulp gemoeid?
Neen.
Deelt u de mening dat het Veteraneninstituut zich met haar doelstellingen alleen moet richten op Nederlandse veteranen?
Het Veteraneninstituut richt zich op alle Nederlandse militairen die ons land hebben gediend onder oorlogsomstandigheden of tijdens internationale operaties in VN-verband of daarbuiten en inmiddels de dienst hebben verlaten. In het kader van deze doelstelling heeft het Veteraneninstituut internationale contacten voor kennisuitwisseling.
De NPO die Nederlandse series niet wil delen met derden |
|
Mariko Peters (GL) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «NPO wil oude series niet delen met derden»?1
Ja.
Deelt u de mening dat televisieseries die zijn gefinancierd met publiek geld zoveel mogelijk online toegankelijk dienen te zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Deelt u de mening dat film-, documentaire- en televisieproducenten de mogelijkheid moeten hebben om zelf online hun auteursrecht te exploiteren? Zo nee, waarom niet?
Ja, indien dit in overeenstemming is met het contract dat een producent heeft gesloten met de omroep die de serie of film uitzendt en bekostigt. Afspraken over online hergebruik en daarmee de exploitatie van auteursrechten kunnen van geval tot geval verschillen.
Hoe beoordeelt u de handelswijze van de NPO om geen toestemming te verlenen aan individuele omroepen om mee te werken aan Ximon.nl, terwijl de NPO zelf geen auteursrecht heeft ten aanzien van de betreffende series en u meer dan een miljoen euro heeft geïnvesteerd in het platform?
Ik vind het gewenst dat mensen toegang krijgen tot Nederlandse televisieseries en speelfilms die in het verleden door de publieke omroep zijn uitgezonden. Dat kan de publieke omroep zelf doen, en in samenwerking met een partij als Ximon. Ik begrijp tegelijk ook de aarzelingen van de NPO, want men moet ook afwegen hoe een dergelijke samenwerking zich verhoudt tot de eigen actuele programmering en uitvoering van de wettelijke taak. Online distributie door derden is wat dat betreft nog ontontgonnen terrein. Juist daarom lijkt het mij goed dat de publieke omroep praktijkervaring op doet met Ximon. Mede op basis van deze ervaring kan de NPO vervolgens algemeen beleid formuleren voor hergebruik van ouder materiaal door derden, rekening houdend met de spelregels van de Mediawet.
Vanuit de bovenstaande noties, heeft het ministerie van OCW bemiddeld in deze zaak, maar uiteindelijk ligt de verantwoordelijkheid bij de raad van bestuur van de NPO en de afzonderlijke (rechthebbende) omroeporganisaties. De Mediawet staat samenwerking met Ximon niet in de weg. Het Commissariaat voor de Media heeft de betrokken afzonderlijke omroeporganisaties al toestemming verleend voor deze nevenactiviteit.
Waarom is het aan de NPO om al dan niet toestemming te verlenen om mee te werken aan Ximon.nl? Welk publiek belang wordt daarmee gediend?
Het betreft hier een nevenactiviteit van afzonderlijke omroeporganisaties. Het Commissariaat voor de Media toetst of deze nevenactiviteiten in overeenstemming zijn met de Mediawet. De raad van bestuur van de NPO moet op grond van de Mediawet eveneens toestemming verlenen aan nevenactiviteiten van afzonderlijke omroeporganisaties; hij toetst voorgenomen nevenactiviteiten aan het algemene belang van de publieke omroep als geheel. Deze bevoegdheid maakt onderdeel uit van een geheel aan bevoegdheden die de raad van bestuur heeft ter realisering van de publieke taak. In de kern stelt de raad van bestuur vast wat de programmatische strategie is van de publieke omroep als geheel. Daaronder valt ook de strategie voor distributie van nieuw en ouder materiaal via diverse radio en televisiekanalen en op internet. Zonder deze regisserende rol voor de raad van bestuur, zouden afzonderlijke publieke omroeporganisaties ieder hun eigen keuzes maken, waardoor goede prestaties van de publieke omroep als geheel onvoldoende zijn geborgd.
Bent u bereid op korte termijn in gesprek te gaan met de NPO zodat de televisieseries snel toegankelijk zullen zijn voor het publiek? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de Kamer over de uitkomsten van dat gesprek informeren vóór 15 juni 2011?
Mijn departement heeft diverse malen met de NPO over samenwerking met Ximon gesproken. De raad van bestuur van de NPO heeft mij onlangs laten weten dat hij heeft besloten alsnog groen licht te verlenen aan samenwerking van afzonderlijke omroepen met Ximon. Het zou gaan om televisieseries van vijf jaar en ouder en om een proefperiode van anderhalf jaar. De nadere voorwaarden zijn nog onderwerp van overleg. Omroepen beslissen als (mede) rechthebbende uiteindelijk zelf of ze daadwerkelijk met Ximon in zee gaan.
Het toenemende protectionisme van concurrerende overheden in het buitenland |
|
Afke Schaart (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Scheepsbouw bezorgd over concurrentie»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voor bedrijven van het Nederlandse scheepsbouwcluster belangrijk is tot een internationaal gelijk speelveld te komen? Zo ja, kunt u aangeven welke acties u gaat ondernemen om tot een gelijk speelveld te komen? Zo nee, kunt u aangeven hoe u vindt dat bedrijven moeten omgaan met een prijsdruk en zelfs de onmogelijkheid om te leveren?
Ja. Een gelijk speelveld is van groot belang voor bedrijven in Nederland, dat geldt zeker ook voor de scheepsbouw.
In internationaal verband hecht Nederland er aan om te komen tot afspraken over een level playing field. Er bestaan op dit gebied bijvoorbeeld al jarenlang meningsverschillen tussen Europa en landen als Zuid-Korea en China. Nederland blijft zich hard maken om te komen tot een level playing field. Het is daarom teleurstellend te moeten constateren dat de OESO-onderhandelingen over scheepsbouw zijn stopgezet.
Overigens ben ik van mening dat de scheepsbouw een normale bedrijfstak is. Ik ben daarom geen voorstander van specifieke subsidies voor de scheepsbouw, omdat de ontwikkeling van de sector hier niet bij is gebaat. Nederland heeft dit standpunt altijd bij de Europese Commissie kenbaar gemaakt, er moet immers voor worden gewaakt dat een wedloop aan subsidieconcurrentie ontstaat.
Echter, als het level playing field wordt verstoord en wordt aangetoond dat andere lidstaten subsidie beschikbaar stellen aan hun scheepsbouw, zal de Nederlandse overheid de mogelijkheden bezien om een gelijk speelveld te realiseren. Een voorbeeld hiervan is de Subsidieregeling Innovatieve Zeescheepsbouw, waarvoor in de periode 2007–2010 € 60 miljoen ter beschikking is gesteld. Voor 2011 heb ik deze subsidieregeling verlengd en een budget van € 4,2 miljoen beschikbaar gesteld. Deze regeling valt onder het Europese steunkader voor de scheepsbouw.
Ook op het terrein van de financiering van scheepsnieuwbouw is eerder al een regeling ingevoerd in navolging van bestaande regelingen van andere Europese lidstaten. Het doel hiervan is een level playing field tot stand te brengen. Na eerder gevoerd overleg met banken en sector is een aangepaste garantieregeling eind 2010 door de Europese Commissie goedgekeurd. Op dit moment vindt nog overleg plaats met de Europese Commissie over de hoogte van de risico-opslagen.
Aantoonbare verstoringen van het level playing field binnen Europa worden door mijn departement aangekaart bij de Europese Commissie. In mijn brief aan uw Kamer van 8 juni jl. heb ik het proces inzake de Spaanse Tax Lease en de voortgang van het onderzoek van de Commissie hiernaar nader toegelicht. Tijdens het wetgevingsoverleg op 8 juni jl. heb ik vervolgens aangegeven dat, indien de Commissie niet deze zomer met een besluit komt over de Spaanse Tax Lease constructie, ik de Commissie hierover zal benaderen.
Bent u van mening dat er subsidies, leningen of garantstellingen in het leven geroepen moeten worden om zo een gelijk speelveld te waarborgen? Zo ja, kunt u aangeven wat de mogelijkheden zijn en welke maatregelen u gaat nemen? Kunt u aangeven wat er eventueel naast ondersteuning op financieringsgebied aan mogelijkheden ligt om in de scheepsbouwsector tot een internationaal gelijk speelveld te komen?
Ja, zie ook mijn antwoord op vraag twee. Indien wordt aangetoond dat het speelveld voor bedrijven wordt verstoord, zal ik bezien wat er nodig is om het gelijke speelveld te waarborgen. De financiële mogelijkheden hiervoor zijn vanwege de beschikbare middelen echter zeer beperkt.
Omdat de Garantieregeling Scheepsnieuwbouwfinanciering het oogmerk heeft kostendekkend te zijn, is hier in principe geen beslag op de beschikbare middelen voorzien. De aangepaste regeling zal in werking treden als het overleg met de Europese Commissie over de te hanteren risico-opslagen is afgerond.
Voorts kan de Nederlandse scheepsbouw natuurlijk gebruik maken van het reguliere instrumentarium in Nederland, waaronder bijvoorbeeld de regeling Tijdelijke Garantie Ondernemingsfinanciering, de Willekeurige Afschrijving, de Werkkapitaaldekking en de Exportfinanciering.
Voorts heeft het kabinet ervoor gekozen om, samen met bedrijfsleven en kennisinstellingen, voor negen topsectoren agenda’s op te stellen. Eén van deze topsectoren is water. Het maritieme cluster maakt hiervan deel uit en is intensief betrokken bij het opstellen van de agenda van deze topsector. Het doel van deze agenda is de internationale concurrentiepositie van de maritieme sector te versterken en kansen te benutten. Ook economische diplomatie maakt meer dan voorheen deel uit van het kabinetsbeleid. Het Nederlandse bedrijfsleven wordt hierdoor ondersteund bij het internationaal ondernemen.
Uitkeringen in Turkije |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van uitspraak C-485/07, waarin het Europese Hof in Luxemburg bepaalt dat Nederland de uitkering inzake de toeslagenwet, die voorziet tot aanvulling tot het Nederlandse sociale minimum, uit moet blijven keren in Turkije?
Ja.
Welke gevolgen heeft dit voor uitkeringen inzake de toeslagenwet, die zijn ingegaan voor 2000, die zijn ingegaan tussen 2000 en 2010 en uitkeringen die zijn ingegaan na 1/1/2011?
Met het arrest Akdas (C485/07) van 26 mei 2011 geeft het Europese Hof van Justitie antwoord op een aantal prejudiciële vragen die door de Centrale Raad van Beroep zijn gesteld. De Centrale Raad van Beroep zal dit arrest betrekken bij de behandeling van het hoger beroep in de zaak Akdas. In de zaak Akdas c.s gaat het om uitkeringsgerechtigden van Turkse afkomst die – nadat ze in Nederland hebben gewerkt en arbeidsongeschikt zijn geworden – op vrijwillige basis zijn teruggegaan naar Turkije. Naast de arbeidsongeschiktheidsuitkering werd een toeslag op grond van de Toeslagenwet betaald, waarmee deze uitkering werd aangevuld tot het – in Nederland geldende – sociaal minimum. Vanaf 2000 is die toeslag geleidelijk afgebouwd. Akdas c.s. hebben tegen diverse beschikkingen van het UWV over afbouw van de toeslag bezwaar en beroep aangetekend. De Centrale Raad van Beroep achtte het voor het beantwoorden van de rechtsvraag of het beëindigen van het recht op toeslag voor deze personen correct is, noodzakelijk het Europese Hof van Justitie een aantal vragen voor te leggen. Deze vragen richten zich op de interpretatie van artikel 6 van het Besluit 3/80 van de Associatieraad Europese Unie met Turkije inzake de coördinatie van de sociale zekerheid van Turkse werknemers die op het grondgebied van de Europese Unie werken of hebben gewerkt. Zoals gezegd is deze zaak nog in behandeling bij de Centrale Raad van Beroep. Pas nadat de Centrale Raad van Beroep uitspraak heeft gedaan inzake Akdas c.s. wordt duidelijk wat de exacte gevolgen zijn van het arrest Akdas van het Europese Hof van Justitie voor de export van uitkeringen inzake de Toeslagenwet. Zodra ik daar meer duidelijkheid over heb, zal ik uw Kamer nader informeren. Hierbij zal ik tevens nader ingaan op de vragen die uw Kamerleden hebben gesteld.
Hoeveel mensen, die eerder hun toeslag zijn kwijtgeraakt, krijgen hem terug op grond van deze wet en uitspraak en hoe is de groep samengesteld?
Zie antwoord vraag 2.
Onder welke omstandigheden zijn uitkeringen inzake de toeslagenwet nu exporteerbaar naar buurland Duitsland?
Toeslagen krachtens de Toeslagenwet zijn nu niet exporteerbaar naar Duitsland. Voor de Lidstaten van de EU/EER en Zwitserland geldt op het terrein van de sociale zekerheid de Verordening betreffende de coördinatie van de socialezekerheidsstelsels (Verordening (EG) Nr. 883/2004). De toeslag krachtens de Toeslagenwet is met ingang van 5 mei 2005 aangemerkt als een bijzondere, niet op premie- of bijdragebetaling berustende prestatie (artikel 70 van Verordening (EG) Nr. 883/2004 + plaatsing op Bijlage X). Deze wordt met ingang van 1 januari 2010 (na een overgangsperiode waarin op grond van de wet vervolgens nog afbouw van deze toeslag heeft plaatsgevonden) in zijn geheel niet meer geëxporteerd naar de Lidstaten van de EU/EER en Zwitserland.
Onder welke omstandigheden moeten uitkeringen inzake de toeslagenwet geëxporteerd worden naar Turkije, dat geen lid van de EU is?
Zoals bij antwoord 2 en 3 is toegelicht wordt pas na uitspraak van de Centrale Raad van Beroep duidelijk wat de exacte gevolgen zijn van het arrest Akdas van het Europese Hof van Justitie voor de export van uitkeringen inzake de Toeslagenwet.
Naar welke verdragslanden (Bosnië-Herzegovina; Brazilië; Canada; Chili; Israël; Kaapverdië; Kosovo; Kroatië; Marokko; Montenegro; Nieuw-Zeeland; Servië; Tunesië; Verenigde Staten; Zuid-Korea) kan de export van toeslagen al worden stopgezet?
Het is het beleid van de Nederlandse regering om bilaterale socialezekerheidsverdragen, op grond waarvan een verplichting bestaat toeslagen te exporteren, aan te passen wanneer dit mogelijk is. Voor zover er sprake is van exportverplichtingen op basis van een bilateraal socialezekerheidsverdrag, zal Nederland dit ter sprake brengen bij de verdragsbesprekingen in verband met de beëindiging van de export van kinderbijslag.
Recent voorbeeld is het verdrag met Tunesië. Met Tunesië is ambtelijk overeenstemming bereikt over aanpassing van het verdrag. De verdragsbesprekingen met Tunesië zullen nog worden voortgezet in verband het beëindigen van de export van kinderbijslag.
Het verdrag met Brazilië wordt voorlopig toegepast. Deze voorlopige toepassing van dit verdrag zal met ingang van 1 januari 2012 worden beëindigd.
Welke juridische mogelijkheden heeft u om de toeslagen, die bedoeld zijn om aan te vullen tot het Nederlands sociaal minimum, niet langer exporteerbaar te laten zijn, zowel binnen de EU als buiten de EU?
Voor de exporteerbaarheid van de toeslagen binnen de EU zie het antwoord op vraag 4. Voor de exporteerbaarheid van de toeslagen buiten de EU geldt dat die toeslagen geëxporteerd moeten worden indien die verplichting bestaat op grond van een bilateraal socialezekerheidsverdrag. Slechts door aanpassing of opzegging van het bilateraal socialezekerheidsverdrag is het mogelijk om de toeslagen niet langer exporteerbaar te laten zijn.
Indien export van toeslagen geboden is op grond van een associatieovereenkomst of -besluit, is het slechts door een aanpassing of beëindiging daarvan mogelijk om de toeslagen krachtens de Toeslagenwet niet langer exporteerbaar te laten zijn.
Welke verdere gevolgen heeft deze uitspraak voor de Nederlandse sociale zekerheid?
Het Europese Hof van Justitie heeft in zijn uitspraak de prejudiciële vragen van de Centrale Raad van Beroep beantwoord. Het is nu aan de Centrale Raad van Beroep om – met in achtneming van de antwoorden van het Europese Hof van Justitie op de prejudiciële vragen – uitspraak te doen. Naar aanleiding van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep zal duidelijk worden wat de gevolgen zijn voor de Nederlandse sociale zekerheid.
Zie ook antwoord 2 en 3.
De onrust in Georgië |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten over de aanhoudende protesten in Georgië tegen het bewind van president Saakashvili?1
Ja.
Deelt u de mening dat bij het onderdrukken van de demonstraties door de autoriteiten excessief geweld wordt gebruikt, waarbij inmiddels meerdere slachtoffers te betreuren zijn?
Onderzoek zal moeten uitwijzen of het geweld dat door de Georgische autoriteiten is gebruikt bij de ontruiming van de demonstratie van 25/26 mei jl. excessief is geweest of niet, en in verhouding staat tot het geweld dat is gebruikt door de demonstranten. Deze waren deels bewapend met stokken en van plan de parade voor de 20-jarige onafhankelijkheid te verstoren. Het ingrijpen volgde op het aflopen van de demonstratievergunning op de locatie van de viering van de 20-jarige onafhankelijkheid en nadat vertegenwoordigers van het stadsbestuur de demonstranten alternatieve locaties hadden aangeboden waarop het protest kon worden voortgezet. Ik steun de oproep van de Georgische Ombudsman, van de OVSE en van non-gouvernementele organisaties aan de Georgische regering een grondig en transparant onderzoek in te stellen naar de onlusten in de nacht van 25 op 26 mei 2011 en zorg te dragen voor adequate behandeling van arrestanten inclusief toegang voor familie en advocaten.
Klopt het beeld dat president Saakashvili bovendien weigert de dialoog aan te gaan met de oppositie en met de vertegenwoordigers van de demonstranten?
De partij van president Saakashvili – de United National Movement – en een groot deel van de oppositie (acht partijen – «Groep van 8» – waarvan de Christendemocraten en de Free Democrats de meeste electorale steun genieten) waren in gesprek in de opmaat naar de verkiezingen van 2012 (parlementair) en 2013 (presidentieel). Deze onderhandelingen zijn echter in een impasse geraakt. Oppositieleider Alasania (Free Democrats) liet onlangs in een gesprek op mijn ministerie weten dat de «Groep van 8» presidents- en regeringswisseling nastreeft door verkiezingen en niet, zoals in het verleden, door straatrevoltes. De demonstranten vertegenwoordigden een kleiner en radicaler deel van de oppositie, dat de dialoog afwijst en veranderingen door straatprotesten wil afdwingen.
In een gesprek met de Georgische vicepremier heb ik onlangs opgeroepen tot een constructieve dialoog tussen de regeringspartij en de hele oppositie.
Zo ja, deelt u dan de mening dat de daartoe geëigende instrumenten van de OVSE, de Raad van Europa en/of de EU in stelling moeten worden gebracht om er aan bij te dragen dat het geweld stopt en er een dialoog tussen de president en de oppositie tot stand komt?
Ik constateer dat een dialoog tussen regering en oppositie is opgestart, maar dat deze op dit moment stil ligt. Nederland zal zich bilateraal en in multilateraal verband blijven uitspreken tegen het gebruik van geweld en alle partijen blijven oproepen tot het voeren van een constructieve dialoog. Ik onderschrijf dan ook de verklaring van de OVSE van 27 mei 2011.
Zo ja, bent u bereid daartoe op korte termijn stappen te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Ik zal de verdere ontwikkelingen (afhandeling arrestaties, rechtszaken en onderzoek) nauwlettend blijven volgen alsmede het belang van een constructieve politieke dialoog naar alle partijen blijven onderstrepen. De Nederlandse ambassadeur in Tbilisi heeft het belang van onafhankelijk onderzoek onder de aandacht van de Georgische autoriteiten gebracht. Deze boodschap is ook aan de Georgische ambassadeur in Den Haag overgebracht. Naar aanleiding van zorgen over arrestaties en vervolgingen rondom de demonstraties die in 2009 plaatsvonden heeft de Nederlandse ambassade een onderzoek door een onafhankelijke en professionele Georgische NGO gefinancierd. De resultaten van dit onderzoek en de aanbevelingen die daaruit voortvloeien zullen binnenkort worden gepresenteerd en mogelijk een constructieve bijdrage leveren aan het onderzoek naar onlusten van 25/26 mei 2011.
Het verstekken van een wapenexportvergunning aan een verdachte van drugshandel |
|
Jasper van Dijk |
|
Is het waar dat Loek W in 2009 wapenonderdelen aan Egypte heeft verhandeld, ondanks zijn aanhouding in 2008 vanwege drugshandel?1
In december 2009 is een vergunning verleend aan een bedrijf, waarvan de heer W. eigenaar/directeur is, voor de uitvoer van onderdelen van YPR- en M113 APC pantservoertuigen naar Egypte. De waarde op de vergunning bedroeg bijna US $ 1,8 miljoen. Gedurende de looptijd is daarvan iets minder dan US $ 29 000,– gerealiseerd. De facto zijn twee onderdelen geleverd.
Wordt er gekeken naar de achtergrond van aanvragers van vergunningen voor strategische goederen? Indien ja, op welke wijze?
Dat hangt af van het type aanvraag. Onder de aanvragers zijn ook particulieren die een vergunning nodig hebben voor de (tijdelijke) uitvoer van hun vuurwapens voor de jacht of voor sportbeoefening. In zulke gevallen wordt waar het de aanvrager betreft vooral gekeken of deze onder de Wet wapens en munitie gerechtigd is om in Nederland het betreffende wapen te bezitten. Bij (nieuwe) aanvragers die bedrijfsmatig betrokken zijn bij de uitvoer van strategische goederen worden standaard de gegevens van de Kamer van Koophandel gecontroleerd en zal doorgaans een toetsing op de anderszins ter beschikking staande gegevens verricht worden. Soms, als er twijfel bestaat, wordt het in strategische goederen gespecialiseerde Team POSS van de Douane gevraagd om een controle vooraf in te stellen.
In november 1999, niet lang nadat geconstateerd was dat het bedrijf van de heer W. activiteiten ontwikkelde op het gebied van onderdelen van militaire voertuigen, heeft de voorloper van Team POSS, de economische controledienst ECD, een toezichtsonderzoek bij het bedrijf verricht. Er zijn toen geen overtredingen van het toenmalige In- en uitvoerbesluit strategische goederen vastgesteld. Tijdens het onderzoek in 2008 van een rechercheteam van de politie, waarin ook medewerkers van de FIOD-ECD participeerden, is niet alleen gezocht naar bewijzen voor inbreuken op de Opiumwet, maar onder andere ook naar bewijzen voor eventuele inbreuken op het Besluit strategische goederen. Deze werden niet aangetroffen.
Wisten betrokken vergunningverleners van de lopende strafzaak tegen Loek W? Zo ja, hoe is die beoordeeld in deze context? Indien neen, hoe kan in de toekomst voorkomen worden dat deze kennis niet bij het ministerie aanwezig is?
Nee. De vergunning werd in december 2009 verleend. In maart 2010 werden de exportcontrole autoriteiten door het Landelijk Parket benaderd met enkele vragen over de handelsactiviteiten van het bedrijf van de heer W. op het terrein van de strategische goederen. Daarbij kwam de toen lopende strafzaak ter sprake. Eind augustus 2010 berichtte het Landelijk Parket vervolgens over de veroordeling van de heer W.
Noch het Ministerie van Economische zaken, Landbouw en Innovatie, noch de Douane houdt lijsten bij van personen die voor de rechter moeten verschijnen, maar in de meeste gevallen waarin iemand vervolgd wordt voor een overtreding of misdrijf die verband houdt met het Besluit strategische goederen zal er in een vroeg stadium contact tussen de FIOD, het Openbaar Ministerie en de exportcontrole autoriteiten over zo’n casus zijn geweest. In het onderhavige geval was er geen sprake van een overtreding of misdrijf die verband hield met het Besluit strategische goederen.
Deelt u de mening dat, indien een aanvrager op een dergelijke manier in aanraking is met Justitie, de kans toeneemt dat er malversaties plaatsvinden bij de wapenexport? Indien neen, waarom niet?
Ik kan dat niet uitsluiten, maar heb daar ook geen harde aanwijzingen voor. In dit specifieke geval is daar in elk geval niets van gebleken.
Zijn er mogelijk meer wapenexportvergunningen de afgelopen jaren verleend aan wapenhandelaren die in aanraking zijn gekomen met Justitie? Indien ja, bent u bereid daarvan een overzicht te geven?
Mij zijn zulke gevallen over de afgelopen jaren niet bekend, maar omdat bij de exportcontrole-autoriteiten geen lijsten worden aangehouden van iedereen die met Justitie in aanraking komt, is de mogelijkheid niet uit te sluiten.
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, vindt er bij bedrijven die zich voor het eerst aanmelden als aanvrager van uitvoervergunningen standaard een controle van de gegevens van de Kamer van Koophandel plaats en zal doorgaans een toetsing op de anderszins ter beschikking staande gegevens verricht worden. In bepaalde gevallen wordt Team POSS van de Douane gevraagd om een toezichtsonderzoek te verrichten. Een standaard screening op eventuele veroordelingen voor andere delicten dan in samenhang met strategische goederen vindt niet plaats en is ook weinig zinvol omdat zo’n veroordeling op zichzelf niet tot uitsluiting als aanvrager of tot afwijzingsgrond voor een aanvraag leidt. Een aan strategische goederen gerelateerd misdrijf kan er ingevolge artikel 7 van de Wet economische delicten toe leiden dat een natuurlijke persoon of een rechtspersoon voor bepaalde tijd wordt uitgesloten van handelsactiviteiten op dat terrein, maar dan moet dat als bijkomende straf zijn opgenomen in een vonnis van de rechter. De exportcontrole-autoriteiten kunnen daartoe niet zelfstandig besluiten.
De Wet bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (Wet BIBOP) ziet niet op wapenexportvergunningen, maar zelfs als de systematiek van de Wet BIBOP op dit terrein gevolgd zou worden, zal een gevonden veroordeling voor een delict op een ander terrein op zichzelf nog steeds geen afwijzingsgrond opleveren. Artikel 3, eerste lid, van de Wet BIBOP legt namelijk een directe relatie tussen de beschikking, in casu de vergunning, en het strafbare feit. Volgens de systematiek van de Wet BIBOP kan een vergunning geweigerd of ingetrokken worden als er aanwijzingen zijn dat de vergunning (ook) gebruikt gaat worden om uit strafbare feiten voortkomende of nog voort te komen middelen te benutten (i.e. witwassen) dan wel als er aanwijzingen zijn dat de vergunning (ook) gebruikt gaat worden om strafbare feiten mee te plegen (i.e. fraude).
Bent u bereid om – in lijn met de wet BIBOB2 – wapenhandelaren te screenen op criminele antecedenten voordat zij een wapenexportvergunning ontvangen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wanneer komt de brief over wapenexport en bent u bereid om dit onderwerp daarbij te betrekken?
De brief heeft uw Kamer inmiddels bereikt.
Een mogelijke fusie tussen de Vrije Universiteit (VU) en de Universiteit van Amsterdam (UvA) |
|
Jasper van Dijk |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Het liefdesleven van de VU»?1
De Special «VU-UvA» van Ad Valvas bevat een weergave van enkele opinies over bestaande vormen van samenwerking tussen de VU en de UvA.
Is het waar dat de VU en de UvA een alliantie overwegen waarbij een vergaande samenwerking tussen de twee instellingen wordt gepland?
In een gesprek op 16 juni jl. heb ik van de Collegevoorzitters van beide universiteiten begrepen dat men de mogelijkheden onderzoekt om (delen van) research en bijbehorend PhD- en masteronderwijs te bundelen.
Komt de versterkte samenwerking tussen VU en UvA in aanmerking voor de fusietoets? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is de conclusie?
Nee. De fusietoets heeft betrekking op bestuurlijke en institutionele fusies; een dergelijke fusie wordt niet overwogen.
Deelt u de mening dat het absoluut onaanvaardbaar is als deze alliantie zou neerkomen op een fusie tussen twee unieke instellingen met een eigen identiteit? Wat zou overigens de grondslag worden van de nieuwe instelling?
De beoogde samenwerking komt niet neer op een fusie in de zin van de Wet fusietoets in het onderwijs. Een fusie van twee universiteiten, of van een universiteit en een hogeschool is overigens wettelijk gezien niet mogelijk. De enige fusie waarbij een wo-instelling betrokken kan zijn is een bestuurlijke fusie van rechtspersonen die een bijzondere universiteit en/of hogeschool in stand houden.
Hoe kijkt u tegen het plan aan als u daarbij in ogenschouw neemt dat de UvA al eerder fuseerde met de Hogeschool van Amsterdam? Is het niet absurd om nu ook te gaan fuseren met de VU? Druist dit niet in tegen de keuzevrijheid van studenten en de variatie in het onderwijsaanbod?
Het verkennen van een mogelijke alliantie met het oogmerk om de krachten te bundelen is aan onze instellingen en kan functioneel zijn in het licht van het advies van de Commissie Veerman. In tegenstelling tot hetgeen de vragensteller veronderstelt zijn de UvA en de HvA niet gefuseerd. Zie ook mijn antwoord op vraag 4.
Vindt u het plan om een alliantie aan te gaan een vorm van goed bestuur? Kunt u zich voorstellen dat het personeel zich niet gerepresenteerd voelt door de bestuurders, laat staan er verbondenheid mee voelt?
Op grond van het gesprek met de Collegevoorzitters stel ik vast dat er sprake is van een verstandige aanpak door beide instellingsbesturen. Principes van goed bestuur zijn daarbij niet in het geding. Men verkent de mogelijkheden – op basis van facts & figures – om via bundeling van krachten een kwaliteitssprong te maken op Europees en mondiaal niveau. In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap heb ik uiteengezet op welke wijze ik zwaartepuntvorming, specialisering en profilering van universiteiten en hogescholen wil stimuleren.
Het lijkt me niet aannemelijk, dat alleen al het voornemen van twee instellingen om – in het licht van het advies van de commissie Veerman – te komen tot samenwerking, de universitaire gemeenschap het gevoel geeft dat bestuurders geen oog hebben voor de belangen van studenten en personeel.
Deelt u de mening dat het personeel van beide universiteiten een stem moet hebben in dit soort beslissingen? Zou u het toejuichen als er een draagvlakmeting of referendum wordt gehouden over een aanstaande fusie?
Ik acht het vanzelfsprekend dat bestuurders zoeken naar draagvlak voor veranderingen die wezenlijke consequenties hebben het personeel en dat alle geldende bepalingen met betrekking tot de betrokkenheid van de medezeggenschap in acht worden genomen.
Zie ook mijn antwoord op vraag 4 en 6.
Bent u bereid om in overleg te gaan met de besturen van beide instellingen met als inzet dat een fusie voorkomen dient te worden? Zo nee, waarom niet?
Een gesprek met beide instellingen met die inzet is niet opportuun. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 al heb aangegeven is een fusie tussen twee universiteiten niet mogelijk.
Problemen bij de politie Utrecht |
|
Ronald van Raak |
|
Wat is uw reactie op de problemen die zijn ontstaan door een tekort aan mensen in het district Eemland Zuid?1
Op basis van informatie van het politiekorps Utrecht stel ik vast dat er in het district Eemland Zuid, gelet op de toegestane formatie, geen sprake is van een tekort aan mensen. Volgens het inrichtingsplan van het district is er ruimte voor 228 fte. De feitelijke bezetting per 1 mei 2011 is 245 fte. Daar waar in de praktijk sprake is van (tijdelijke) onderbezetting op een specifieke afdeling wordt dit opgevangen met capaciteit elders uit het district. Hierdoor is de bezetting van iedere afdeling in het district gewaarborgd.
Wat vindt u ervan dat ervaren agenten, die op straat horen te zijn, nu op het bureau moeten blijven voor arrestantenzorg en om aangiften op te nemen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat deze agenten hun werk op straat kunnen doen zonder dat de taken op het bureau worden verwaarloosd?
Het opnemen van aangiften en het toezicht houden op arrestanten maakt onderdeel uit van de brede politiefunctie. Een minimale bezetting van toezichthoudende politiemedewerkers ten behoeve van arrestantenzorg is nodig om de veiligheid van de arrestanten en het personeel te garanderen.
Voor het district Eemland Zuid betreft het de invulling van gemiddeld één dienst per twee weken ten behoeve van arrestantenzorg of het opnemen van aangiften door politiemedewerkers anders dan de hiervoor aangewezen politiemedewerkers. Deze diensten worden gecombineerd met de afdoening van bijvoorbeeld opsporings- en verkeersdossiers. Bij vraag 1 is een toelichting gegeven op deze toewijzing van capaciteit waardoor de bezetting, zowel op straat als in de publieksopvang en arrestantenzorg, geborgd is.
Klopt het dat agenten die net de opleiding hebben eerst afgerond bij de arrestantenzorg worden ingedeeld, waardoor ze geen ervaring op straat opdoen?
In het district Eemland Zuid worden agenten die net de opleiding hebben afgerond eerst bij de arrestantenzorg ingedeeld. Gemiddeld werken zij hier drie maanden. Zoals onder vraag 2 is toegelicht, betreft dit een wezenlijk onderdeel van de brede politiefunctie. Het korps heeft deze beleidskeuze mede gemaakt op basis van bedrijfsvoeringsoverwegingen. Hierover heeft afstemming plaatsgevonden met de Ondernemingsraad. Aangezien alle facetten van het politievak, van intake tot opsporing, van belang zijn, is ook het opdoen van deze ervaring van toegevoegde waarde.
Wat is uw reactie op de problemen met betrekking tot het tekort aan voertuigen? Hoe is dit tekort ontstaan?
In politieregio Utrecht en zo ook in het district Eemland Zuid is geen tekort aan voertuigen. Wel is er een efficiëntieslag gemaakt en heeft er een herverdeling van voertuigen binnen de regio plaatsgevonden. Het korps beschikt over 654 gemotoriseerde voertuigen op een personeelsbestand van ongeveer 3 600 fte. Dit komt neer op 1 voertuig op circa 6 fte. Daarnaast zet het korps bikers in waardoor de effectiviteit van de politie-inzet in de regio Utrecht vergroot wordt.
Wat is uw reactie op de problemen met betrekking tot het communicatiesysteem C2000? Bent u bekend met de dekkingsproblemen in het betreffende gebied? Waarom is niet eerder iets met de meldingen van agenten gedaan?
De dekking van C2000 voldoet aan de overeengekomen eisen, te weten 95% dekking naar tijd en plaats gemeten voor een portofoon op heuphoogte gedragen. In 2010 was de landelijke dekking hoger, te weten 97,4%. Dit neemt niet weg dat er lokaal nog dekkingsproblemen kunnen worden gesignaleerd.
Eind 2010 is een dekkingsprobleem gemeld in de omgeving Leusden en Woudenberg. De melding is onderzocht maar het dekkingsprobleem deed zich tijdens het onderzoek niet opnieuw voor. Daarom is de melding in overleg met de betrokken regio afgesloten.
Op 31 mei 2011 is opnieuw een dekkingsprobleem gemeld in hetzelfde gebied. Op 8 juni j.l. is deze klacht in behandeling genomen. Dit onderzoek is nog gaande.
De gemeente Eindhoven die op onverantwoorde wijze bankier speelt |
|
André Elissen (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Eindhoven steunt PSV met 48,4 miljoen»1 en het fragment «Eindhoven geeft PSV financiële steun»?2
Ja.
Is er volgens u sprake van dat de gemeente Eindhoven professionele topsport subsidieert?
Het is, in het kader van de financiële autonomie van decentrale overheden, aan de gemeente zelf welk beleid zij hanteert met betrekking tot professionele topsport. Daarbij is zij begrensd door de Europese staatssteunregels (zie het antwoord op vraag 5). In dit geval is er volgens de gemeente geen sprake van een subsidie, maar van een grondtransactie.
Vindt u net als wethouder Depla dat PSV een duurzaam en gezond bedrijf is?
Het is niet de rol van de minister van BZK om over de financiële gezondheid van private ondernemingen te oordelen.
Vindt u dat de gemeente Eindhoven hier een financieel avontuur aangaat waar grote risico’s aan kleven? Zo nee, kunt u aangeven waarom niet?
De gemeente Eindhoven is als entiteit van een autonome bestuurslaag zelf verantwoordelijk voor de financiële risico’s die de gemeente wil lopen. Deze risico’s en de wijze waarop deze worden opgevangen dienen inzichtelijk te worden gemaakt in de begroting en te worden vermeld in de paragraaf weerstandsvermogen.
Het financieel toezicht op de gemeenten, zoals dat wordt uitgevoerd door de provincie, is gericht op de financiële positie van de gemeenten. Dit komt tot uitdrukking in een structureel evenwicht op de begroting en/of meerjarenraming, en de ruimte in het weerstandsvermogen. Het toezicht is niet direct gericht op het te voeren beleid van de gemeente betreffende subsidiering van professionele topsport of andere beleidsmatige beslissingen met een financiële consequentie.
Wel toetst de provinciale toezichthouder of bijvoorbeeld de paragraaf weerstandvermogen voldoet aan de eisen in het Besluit begroting en verantwoording gemeenten en provincies (BBV), en of de inhoud daarvan is doorvertaald naar de begroting. Het is allereerst een verantwoordelijkheid van de het College van B&W zelf om zich te verantwoorden richting Gemeenteraad. In die «horizontale keten» is er verder een speciale taak bij de accountant en de rekenkamer belegd. De provinciaal toezichthouder maakt in haar eigen – complementaire – taak en rol (bewaking structureel evenwicht) wel gebruik van de signalen uit de keten.
Vindt u dat er hier sprake is van (verkapte) staatssteun? Zo nee, waarom niet? Acht u dit toelaatbaar?
Het correct naleven van de staatssteunregels, inclusief het oordeel of er al dan niet sprake is van staatssteun, is primair aan de gemeente zelf. Het Rijk bevordert en faciliteert uitsluitend de goede naleving, onder meer door het geven van voorlichting3 en het onderhouden van contacten met de Europese Commissie. Als er naar het oordeel van de steunverlenende overheid (mogelijk) sprake is van staatssteun, dan moet die in beginsel door middel van een meldingsprocedure worden voorgelegd aan de Europese Commissie. De Commissie beoordeelt of er inderdaad sprake is van staatssteun, en zo ja, of en onder welke voorwaarden die is toegestaan. De meldingsprocedure wordt gecoördineerd door mijn ministerie. In dit geval is er geen melding geweest.
De Europese Commissie heeft Nederland op 27 mei gevraagd om toe te lichten waarom de voorgenomen grondtransactie van de gemeente Eindhoven geen staatssteun omvat. De vraag van de Commissie is door mijn ministerie doorgeleid naar de gemeente. Die heeft aangegeven er alle vertrouwen in te hebben aan te kunnen tonen dat er bij de transactie geen sprake is van staatssteun, omdat marktconform wordt gehandeld.
Vindt u dat de gemeente Eindhoven hier op oneigenlijke wijze concurreert met commerciële geldverstrekkers?
Een oordeel hierover is niet aan de minister van BZK. Zie ook het antwoord op vraag 7 c).
Gaat u maatregelen tegen de gemeente Eindhoven treffen omdat ze a) onnodige financiële risico’s neemt b) (verkapte) staatssteun aan een commerciële onderneming verleent en c) financiële instellingen beconcurreert?
Het recent opgelaaide geweld in de Soedanese regio Abyei |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het recent opgelaaide geweld in de Soedanese regio Abyei?
Nederland veroordeelt de inname van Abyei door het leger van Noord-Soedan en gelieerde milities, en de ontbinding van lokaal bestuur door presidentieel decreet. Het zijn schendingen van het vredesakkoord van 2005 waarbij Nederland getuige is. Nederland is bezorgd over de duizenden ontheemden en de plunderingen. Het Noorden moet haar troepen terugtrekken. Beide partijen moeten het geweld staken, humanitaire toegang bieden en verdere escalatie voorkomen.
De partijen moeten de dialoog hervatten over een duurzame politieke oplossing, in overeenstemming met het vredesakkoord van 2005 en de uitspraak van het Permanent Hof van Arbitrage over de grens van 2009.
Deelt u de opvatting van de Amerikaanse regering dat de invasie van Abyei door het Soedanese leger disproportioneel en onverantwoordelijk is? Zo nee, waarom niet?
Beide partijen hebben zich voorafgaand aan de inname van Abyei door het Soedanese leger schuldig gemaakt aan gewelddadigheden. Nederland veroordeelt ook dit geweld. De actie van het Soedanese leger is echter zeker disproportioneel en onverantwoordelijk en in strijd met de het vredesakkoord uit 2005 en de Kadugli-akkoorden van eerder dit jaar die voor een vreedzame oplossing hadden moeten zorgen.
Welke rol speelt Nederland bij de de-escalatie van spanningen tussen de partijen, mede in het licht van het voorzitterschap van de werkgroep Abyei?
Nederland heeft meteen actie genomen in het weekend dat het Soedanese leger Abyei heeft ingenomen. Nederland heeft de inname van Abyei veroordeeld en onze EU-collega’s met succes opgeroepen tot gezamenlijke druk op Khartoum. Nederland zal de kwestie Abyei samen met andere internationale partners blijven aankaarten bij de Soedanese autoriteiten. Tevens pleit Nederland voor bespreking van deze kwestie in de Veiligheidsraad.
Op welke manier is de Afrikaanse Unie betrokken bij het dit proces en hoe beoordeelt u de initiatieven die de Afrikaanse Unie tot nu toe heeft genomen?
De Afrikaanse Unie speelt een bemiddelende rol. De Afrikaanse Unie benadrukt dat er een pakketovereenkomst moet komen over alle uitstaande zaken die geregeld moeten worden als Zuid-Soedan onafhankelijk wordt, inclusief een vreedzame oplossing voor Abyei. Nederland staat achter de Afrikaanse Unie en probeert waar mogelijk samen met andere internationale partners verdere steun te verlenen.
Kunt u een inschatting geven van de hulpbehoefte die is ontstaan als gevolg van de gewelddadigheden? Kunt u daarnaast aangeven welke initiatieven Nederland en de internationale gemeenschap neemt om vluchtelingenstromen op een goede manier op te vangen?
Het is op dit moment vanwege de onveiligheid en het gebrek aan humanitaire toegang, moeilijk om een goede inschatting te maken van de humanitaire noden in de stad Abyei en de omliggende dorpen. Schattingen van het aantal mensen dat Abyei ontvlucht is, lopen op tot 60 000. Internationale Organisatie voor Migratie heeft tot nu toe 22 000 ontheemden geregistreerd die vanuit Abyei naar Zuid-Soedan zijn gevlucht. De noden onder deze ontheemden en de lokale gemeenschappen zijn hoog, met name op het gebied van voedsel, water, gezondheid en noodonderdak. De humanitaire respons komt op gang maar moet worden opgevoerd. Humanitaire organisaties (NGO’s en VN-organisaties) vergroten hun aanwezigheid in de gebieden waar zich ontheemden bevinden.
Nederland kanaliseert de bijdrage voor humanitaire hulp in Soedan via het gezamenlijke noodhulpfonds van de VN, het Common Humanitarian Fund (CHF) voor Soedan om flexibel te kunnen inspringen op noden die gedurende het jaar ontstaan. Daarnaast financiert Nederland enkele NGO’s in Soedan. In 2010 heeft Nederland 7,3 miljoen EUR bijgedragen aan het CHF. Een bijdrage voor 2011 van 6 miljoen EUR wordt op dit moment voorbereid. Mocht er aanleiding zijn voor een additionele bijdrage bij de mid-term review van het CHF in juli dan zal dit welwillend worden bekeken binnen de mogelijkheden.
De huisbankier RBS en clustermunitie |
|
Bruno Braakhuis (GL), Arjan El Fassed (GL) |
|
Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het rapport «Worldwide Investments in Clustermunitions; a shared responsibility»?1
Ja.
Kunt het bericht bevestigen dat de huisbankier van de Nederlandse staat, de Royal Bank of Scotland, behoort tot de top vijf van de grootste investeerders in producenten van clustermunitie ter wereld? Zo nee, waarom niet?
Wij zijn bekend met het persbericht dat IKV Pax Christi hier op basis van het in vraag 1 genoemde rapport over heeft doen uitgaan. Daarin stelt zij dat RBS behoort tot de top vijf van grootste investeerders in producenten van clustermunitie ter wereld. Wij kunnen de stelling in het persbericht niet bevestigen, omdat wij niet in de gelegenheid zijn de juistheid van het bericht en het rapport vast te stellen.
Herinnert u zich de uitspraak in september 2010 van minister Donner naar aanleiding van de motie El Fassed c.s.2 dat «in overleg met de Royal Bank of Scotland nadere garanties verkregen zijn met betrekking tot de leningen die de bank verschaft en de dienstverlening. De bank heeft daarvan aangegeven dat dit niet zal zijn ten aanzien van bedrijven in clustermunitie»? Welke garanties heeft de Royal Bank of Scotland in overleg met het kabinet gegeven met betrekking tot de leningen en dienstverlening, zoals verstrekken van leningen, helpen bij aandelen- en obligatie-emissies en beleggingen in aandelen en obligaties, die de bank verschaft aan bedrijven die clustermunitie produceren?
Wij herinneren ons de betreffende uitspraak van minister Donner van 22 september 2010. RBS heeft in april 2010 minister De Jager op zijn verzoek reeds het navolgende laten weten:
«RBS Groep handelt in lijn met de strikte regelgeving en het vergunningenstelsel van het Verenigd Koninkrijk, en in lijn met relevante internationale standaarden over hoe zij zich inlaat met ondernemingen die betrokken zijn bij de ontwikkeling, fabricage en ondersteuning van en handel in defensiematerieel. Bij het beschouwen van complexe en zich ontwikkelende defensiegerelateerde zaken, zoals landmijnen en clustermunitie, houden wij ons aan de gedragsleidraad van het Verenigd Koninkrijk alsmede de aangewezen internationale wettelijke standaarden.
Met betrekking tot landmijnen verbiedt de Ottawa Convention de productie en export van alle typen van anti-persoons landmijnen, inclusief de niet waarneembare, naar alle landen. Met betrekking tot clustermunitie verplicht de Convention on Cluster Munitions alle ondertekende staten om de productie, het gebruik en de opslag van clustermunitie te verbieden. RBS zal niet bewust enig verzoek tot het verlenen van financiering of financiële diensten toekennen dat direct indruist tegen deze standaarden en zal er nauwgezet naar streven dat de relaties met klanten niet strijdig zijn met deze principes.»
Hoe beoordeelt u de garanties die de huisbankier heeft gegeven in het licht van de bevindingen van het rapport «Worldwide Investments in Clustermunitions»? Welke gevolgen verbindt u aan deze bevindingen?
Naar aanleiding van het rapport waaraan u in uw vraag refereert, hebben wij RBS geconfronteerd met de bevindingen. RBS heeft in haar reactie aangegeven dat zij de aantijgingen serieus heeft genomen en daarom intern uitgezocht heeft wat er feitelijk aan de hand is. RBS geeft daarbij aan dat zij op basis van het interne onderzoek van mening is dat de berichten van IKV Pax Christi, dat RBS behoort tot de top vijf van de grootste investeerders in producten van clustermunitie ter wereld, onjuist zijn.
RBS stelt dat zij geen ondernemingen ondersteunt noch wil ondersteunen die betrokken zijn bij de directe fabricage van clustermunitie. RBS heeft als beleid dat aan potentiële klanten en aan bestaande klanten bij hernieuwd gebruik van een faciliteit specifiek gevraagd wordt of zij het groepsbeleid van RBS inzake defensiematerieel (zie antwoord vraag 3) willen navolgen. Als die instemming niet gegeven wordt, wordt er geen zaken gedaan. Ten aanzien van de specifieke ondernemingen als bij RBS vermeld in het in vraag 1 genoemde rapport, geeft RBS aan te bevestigen dat deze volledig de Oslo Conventie onderschrijven.
RBS heeft inmiddels contact opgenomen met IKV Pax Christi teneinde de berichten van IKV Pax Christi, waarvan RBS meent dat deze onjuist zijn, te bespreken.
Zijn er bedrijven of instellingen met staatssteun die nog steeds diensten verlenen aan producenten van clustermunitie? Zo ja, welke bedrijven of instellingen zijn dat en bent u bereid hen daarop aan te spreken of zelfs de relatie te verbreken?
Voor zover wij weten houdt geen van de staatsgesteunde financiële instellingen zich direct bezig met dergelijke diensten. Deze instellingen hebben een mvo-beleid dat daaraan in de weg staat. De Staat heeft als kapitaalverschaffer echter geen zicht op de operationele activiteiten van deze instellingen.
Zijn er bedrijven of instellingen waar de staat een financiële relatie mee heeft die nog steeds diensten verlenen of investeren in producenten van clustermunitie? Zo ja, welke bedrijven of instellingen zijn dat en bent u bereid hen daarop aan te spreken of zelfs de relatie te verbreken? Kunt u, in navolging van een toezegging van het vorige kabinet, een overzicht geven?
Indien wij deze vraag interpreteren als hebbende betrekking op bedrijven en instellingen waarmee de staat een overeenkomst heeft op het gebied van financiële dienstverlening, dan betreft het ING Bank, ABN Amro en RBS. Wij zijn bereid om bedrijven en instellingen aan te spreken indien zij diensten verlenen of investeren in producenten van clustermunitie. Echter, de Staat dient zich tevens te houden aan zijn contractuele verplichtingen.
Op welke wijze is bij de keuze voor de huisbankier van de Nederlandse staat maatschappelijk verantwoord ondernemen meegenomen in de selectiecriteria?
In de Europese aanbestedingsprocedure van het binnenlands betalingsverkeer van de ministeries in 2008, toegekend aan RBS, is maatschappelijk verantwoord ondernemen niet meegenomen in de selectiecriteria. In de daarna volgende Europese aanbestedingsprocedures, te weten het gebruik van credit cards door het Rijk (2009) en het betalingsverkeer van de Belastingdienst (2010) is het hebben van een beleid op het gebied van maatschappelijk verantwoord ondernemen en het in het openbaar daarover verantwoording afleggen een selectie-eis geweest.
Op welke manier gaat u uitvoering geven aan de motie Haubrich-Gooskens c.s. over het verbod op investeringen in clustermunititie die door de Eerste Kamer is aangenomen?3
Het kabinet beraadt zich momenteel over een reactie op de motie Haubrich-Gooskens, waarmee wordt opgeroepen tot een verbod zoals dat verwoord is in vraag 9. De Eerste Kamer zal in dit kader schriftelijk geïnformeerd worden.
Bent u bereid in navolging van landen als België, Ierland en Luxemburg investeringen in en financiële dienstverlening aan bedrijven die betrokken zijn bij de productie in clustermunitie te reguleren? Zo ja, op welke wijze? Zo niet, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
De emissies van de afvalverbrandingsinstallatie OMRIN te Harlingen |
|
Paulus Jansen , Lutz Jacobi (PvdA), Diederik Samsom (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat de emissies van de recent geopende afvalcentrale OMRIN de niveaus zoals vastgesteld in de vergunning – met regelmaat – overschrijden? Zo ja, kunt u een overzicht geven van eisen en realisatiegegevens?
Zie het antwoord op vraag 2 van de leden Jacobi en Samsom (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3460).
Zijn er in de vergunning, dan wel via wettelijke voorschriften, eisen gesteld aan het maximaal toelaatbare aantal storingsuren van een dergelijke installatie per jaar? Welke? Is dit maximum overschreden?
In het Besluit verbranden afvalstoffen is bepaald dat, indien er overschrijding is van de bij of krachtens het besluit gestelde emissie-eisen, in geen geval langer dan 4 uur met de thermische behandeling van afvalstoffen mag worden voortgegaan. Per kalenderjaar mag dit niet meer dan 60 uur zijn.
Volgens de provincie is dit maximum sinds de ingebruikname niet overschreden.
Wat is het handhavingskader voor afvalverbrandingsinstallaties, welke sancties kunnen bij overtreding van vergunningsvoorschriften worden opgelegd?
De provincie Fryslân heeft een «Toezichtsplan Reststoffen Energie Centrale (REC) 2011 – 2012» opgesteld. Daarin is aangegeven hoe wordt toegezien op het naleven van de Wet milieubeheervergunning en van de van toepassing zijnde rechtstreeks werkende wet- en regelgeving, zoals het Besluit verbranden afvalstoffen. Er wordt voorzien in fysiek toezicht, administratief toezicht, metingen en systeemtoezicht.
In het geval van overtreding van vergunningvoorschriften of het Besluit verbranden afvalstoffen voorzien de Algemene wet bestuursrecht en de Provinciewet in de mogelijkheid tot het treffen van (sanctie)maatregelen om de naleving van de vergunning af te dwingen, zoals het opleggen van een last onder dwangsom of een last onder bestuursdwang.
Is de handelwijze van de provincie Friesland als bevoegd gezag voor de milieuhandhaving bij OMRIN in lijn met het handhavingskader? Kunt u dit motiveren?
Ja. In het Fries Draaiboek Handhaving Milieuwetgeving zijn de afspraken over de milieuwethandhaving in de provincie Fryslân opgenomen. Dit draaiboek vormt het afwegingskader voor het toepassen van bestuursrechtelijke en strafrechtelijke sanctiemiddelen.
Op de website van de provincie Fryslân staan diverse brieven en verslagen van toezicht en handhavingsacties door de provincie, waarin in detail de bevindingen worden beschreven (zie http://www.fryslan.nl/sjablonen/1/infotype/downloads/view.asp?objectID=34147)
Hieruit blijkt dat de provincie handelt conform het toezichtsplan en het draaiboek.
Welke maatregelen gaat u nemen zodat bij de afvaloven in Harlingen wordt gehandhaafd conform de normvoorschriften?
Gezien het bovenstaande zijn geen extra maatregelen nodig.
Het bericht ‘Waarom kennen vrouwen een van hun grootste risicofactoren voor borstkanker niet?’ |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Waarom kennen vrouwen een van hun grootste risicofactoren voor borstkanker niet?»1
Ja.
Klopt het dat jaarlijks 800 gevallen van borstkanker niet worden ontdekt door dicht borstklierweefsel?
Het klopt dat er gevallen van borstkanker worden gemist door dicht klierweefsel, maar het is niet precies bekend om hoeveel gevallen het gaat. De in het artikel genoemde schatting van 800 gevallen was gebaseerd op vooral Amerikaanse cijfers en onderzoek met analoge mammografie. In het goed georganiseerde Nederlandse bevolkingsonderzoek ligt het aantal waarschijnlijk flink lager, zeker nu het bevolkingsonderzoek gebeurt met digitale mammografie. Er is nader onderzoek nodig voordat de deskundigen hierover goede uitspraken kunnen doen. Dit onderzoek is al in gang gezet.
Is het u bekend dat dicht borstklierweefsel een hogere risicofactor is dan borstkanker in de familie en dicht borstklierweefsel het moeilijker maakt de tumor te ontdekken. Waarom worden vrouwen bij het Bevolkingsonderzoek Borstkanker niet geïnformeerd over deze risicofactoren?
Dat dicht klierweefsel een risicofactor is voor borstkanker was lange tijd niet bekend. Er is nog veel onderzoek nodig naar een goede manier om met vrouwen met dicht klierweefsel om te gaan in het bevolkingsonderzoek.
Ten algemene geldt dat geen enkele screening perfect is. Elke screeningstest geeft fout-positieve en fout-negatieve uitslagen. Bij elk bevolkingsonderzoek dat de overheid aanbiedt, wordt goed gekeken naar de balans tussen voor- en nadelen van screening. Het gaat tenslotte om een onderzoek bij een grote groep – in principe gezonde – vrouwen om bij een relatief kleine groep gezondheidswinst te behalen. De overheid kijkt hierbij naar de beste keuze op groepsniveau, dat wil zeggen zoveel mogelijk gezondheidswinst voor de kleine groep tegen zo min mogelijk nadelen voor de grote groep. De doelgroep, testmethode en frequentie bij het bevolkingsonderzoek naar borstkanker zijn op basis van wetenschappelijk onderzoek vastgesteld, op advies van de Gezondheidsraad.
De testmethode, mammografie, is de beste methode die we kunnen gebruiken als we kijken naar de hele groep. Voor vrouwen met dicht klierweefsel is de methode minder goed. Dat is bekend en daarom is er overheidsgeld beschikbaar gesteld om onderzoek te doen naar de mogelijkheden om binnen het bevolkingsonderzoek naar borstkanker een aanvullende test te doen bij vrouwen met dicht klierweefsel.
Zolang er geen wetenschappelijk bewijs is, kunnen we vrouwen helaas geen andere of aanvullende test bieden. Het informeren over risico’s zou dan onrust opleveren bij een grote groep vrouwen, zonder dat er een alternatief voorhanden is. Dat is niet verantwoord. Deelname aan het bevolkingsonderzoek blijft overigens wel degelijk nuttig, want ook in de groep met dicht klierweefsel worden de meeste tumoren wel gevonden. En voor alle vrouwen, ook die zonder dicht klierweefsel, is het verstandig om bij klachten of symptomen naar de huisarts te gaan. Ook als er net een screening heeft plaatsgevonden. In de voorlichting wordt hier ook duidelijk op gewezen.
Is het u bekend dat radiologen aan de hand van een mammogram de dichtheid van het borstklierweefsel kunnen classificeren? Bent u bereid een densiteitsmeting toe te voegen aan het Bevolkingsonderzoek Borstkanker?
In de zorg is het gebruikelijk om een inschatting van de dichtheid mee te geven in het verslag van de radioloog. Bij het bevolkingsonderzoek is dit niet het geval. Sinds kort is het door de digitalisering van het bevolkingsonderzoek mogelijk om de computer voor de dichtheidsinschatting in te schakelen. Ook hier wordt onderzoek naar gedaan. Er wordt dus binnen de screening hard gewerkt aan een verantwoorde en goede manier om vrouwen met dicht klierweefsel beter te helpen.
De bouw door een Nederlandse werf van tanklandingsschepen voor Venezuela |
|
Harry van Bommel , Jasper van Dijk |
|
Is het waar dat de Nederlandse scheepsbouwfirma DAMEX Shipbuilding & Engineering in Santiago in Cuba schepen van het type Stan Lander 5612 bouwt voor de Venezolaanse marine, die kunnen dienen als tanklandingschepen?1
Nee. Op basis van de informatie die ik van Damen Shipyards heb ontvangen kom ik tot de conclusie dat DAMEX een Cubaanse joint venture is van het Nederlandse Damen Shipyards en de Grupo Industrial de Astilleros (GIA), dat onder het Cubaanse ministerie van Transport valt. Damen Shipyards meldt mij voorts dat de schepen geen landingsvaartuigen in de traditionele zin zijn, met mogelijkheden om op een strand aan te landen, maar RoRo (roll on/roll off) schepen, die een kade nodig hebben om te lossen en te laden. Ten slotte is de deksterkte niet berekend (in casu: te licht) op het vervoer van tanks of zware pantservoertuigen.
Deelt u de analyse dat deze schepen een militaire taak hebben? Indien nee, waarom niet? Zo ja, zijn de schepen ook specifiek voor deze militaire inzet ontworpen?
Nee, ik deel de analyse niet dat deze schepen een militaire taak hebben. De RoRo 5612 schepen zullen geleverd worden aan het logistieke onderdeel van de Venezolaanse marine (de Officina Coordinadora de Apoya Maritime de la Armada, OCAMAR) en regelmatig «verhuurd» worden aan andere ministeries ten behoeve van de infrastructurele ontwikkeling van Venezolaanse eilanden, bevoorradingstaken, humanitaire hulpverlening en – zo nodig – voor hulp bij evacuatie in geval van natuurrampen.
Acht u de kans uitgesloten dat de door Damen geleverde schepen van het Stan Lander type alsnog worden bewapend in Venezuela? Zo ja, wat zijn daarvoor uw aanwijzingen? Is het u bekend dat de Koreaanse tanklandingschepen waarover Venezuela beschikt zijn bewapend?
De RoRo 5612 schepen worden geleverd zonder militaire communicatie- of wapensystemen en beschikken niet over fundaties waarop later wapensystemen kunnen worden gemonteerd. De Koreaanse Capana-klasse schepen zijn voorzien van bewapening, maar hebben mede daardoor minder laadruimte voor bulkgoederen, zoals bouwmaterialen. Dat is een van de redenen waarom OCAMAR de niet-bewapende RoRo 5612 schepen bij Damex heeft besteld.
Is het waar dat Damen in 2007 sleep- en patrouilleschepen voor de Venezolaanse marine leverde? Wat is uw oordeel over de levering van de sleepboten? Wat is uw oordeel over de levering van de patrouilleschepen?
Ten dele. Er zijn twee sleepboten (type STu 2208 en STu 2608) geleverd aan INEA (de Venezolaanse Rijkswaterstaat) en in 2006 is een bouwpakket voor een patrouillevaartuig (type SPa 2606, zonder bewapening) geleverd. Over deze leveringen word ik niet geacht een oordeel te vellen omdat ze niet worden geclassificeerd als militaire vaartuigen in de zin van post ML9 van de Gemeenschappelijke lijst van militaire goederen.
Is het waar dat de levering van de schepen van het type Stan Lander voldoet aan de voorwaarden van het Nederlandse wapenexportbeleid? Zo ja, waarom? Vallen schepen die zijn gebouwd op basis van door Damen Nederland gekochte ontwerpen onder de controle van het Nederlandse wapenexportbeleid ook als ze op een buitenlandse werf worden gebouwd? Valt Damex, omdat het onder een Nederlandse directie werkt, onder het Nederlandse wapenexportbeleid? Zo neen, acht u deze situatie wenselijk? Zo nee, welke maatregelen wilt u treffen om dit te veranderen?
Voor de uitvoer van militaire technologie door Nederlandse bedrijven is een exportvergunning nodig en Nederland controleert daar scherp op. In dit geval zijn de schepen echter geen militaire vaartuigen in de zin van post ML9 van de Gemeenschappelijke lijst van militaire goederen. Deze schepen vallen niet onder het Nederlandse wapenexportbeleid. Damex is een joint venture onder Cubaans recht en valt daarmee evenmin onder het Nederlandse wapenexportbeleid. Via deze joint venture wordt geen militaire technologie of kennis overgedragen.
Deelt u de mening dat Venezuela op deze manier zijn militaire capaciteiten verder uitbreidt? Deelt u tevens de mening dat deze schepen een «verstorende werking zouden kunnen hebben op de regionale stabiliteit en daarmee op de veiligheid van de Nederlandse Antillen en Aruba»?2 Kunt u dat toelichten?
Nee, deze schepen zijn niet gericht op uitbreiding van de militaire capaciteit van Venezuela en vormen geen bedreiging voor het Koninkrijk. Het gaat immers om onbewapende schepen die zijn ontworpen en ingericht voor het vervoer van vracht.
Bent u bereid Damen er op te wijzen dat de Nederlandse overheid de leveringen ongewenst vindt en er op aan te dringen dat Damen verdere samenwerking met de Venezolaanse marine stopt? Zo ja, bent u ook bereid serieuze maatregelen tegen Damen te treffen mocht de scheepsbouwer zijn activiteiten voor de Venezolaanse marine voortzetten? Indien nee, waarom niet?
De Nederlandse overheid heeft ernstige bedenkingen bij leveranties aan Venezuela van militaire goederen die een bedreiging kunnen vormen voor de veiligheid van delen van het Koninkrijk of anderszins de regionale stabiliteit kunnen beïnvloeden. Daar is in dit geval geen sprake van.
Het bericht ‘KPN zet app-heffing door’ |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «KPN zet app-heffing door»?1
Ja, daar ben ik bekend mee.
Wat is uw oordeel over het feit dat KPN deze app-heffingen, tegen de duidelijk uitgesproken wens van een meerderheid van de Kamer in, wil doordrukken?
De wens van de meerderheid van uw Kamer is nog eens verwoord in het amendement Verhoeven c.s. (TK 2010–2011, 32 549, nr. 17). Inmiddels is het gestelde in dat amendement onderdeel geworden van het wetsvoorstel ter wijziging van de Telecommunicatiewet. Vanaf het moment dat deze wet van kracht wordt, moet KPN daar gewoon aan voldoen.
Deelt u de mening dat KPN onverantwoord bezig is en de consument onnodige kosten wil laten betalen? Zo nee, waarom niet?
De grote bloei en innovatie op het gebied van internet van de afgelopen jaren zijn voor een belangrijk deel te danken aan de opkomst van nieuwe diensten en toepassingen. Ik vind het ongewenst dat de opkomst van dergelijke diensten, zoals «Skype» en «What’s app», via een extra heffing belemmerd wordt door de transporteur van deze diensten omdat ze ten koste zouden gaan van zijn bel- en sms-inkomsten. Ik verwijs u verder naar mijn brief van 10 juni jongstleden met als onderwerp «Overwegingen ten aanzien van het amendement Verhoeven c.s. over netneutraliteit» (TK 2010–2011, 32 549, nr. 37).
Bent u bereid om KPN op te roepen om af te zien van deze app-heffingen en erop te wijzen dat deze heffingen niet mogen worden ingevoerd, gezien het feit dat een meerderheid van de Kamer zich hier duidelijk tegen heeft uitgesproken? Zo nee, waarom niet?
Een verbod op dergelijke app-heffingen is inmiddels onderdeel van het wetsvoorstel ter aanpassing van de Telecommunicatiewet.
De gevolgen van nieuwe belastingregels op de economie van Saba en Sint Eustatius |
|
Wassila Hachchi (D66), Wouter Koolmees (D66) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u met cijfers onderbouwen dat de belastingdruk op Saba en Sint Eustatius, nu deze is verschoven van direct naar indirect, hetzelfde gebleven?1
Op 11 juni 2012 heb ik u, mede namens de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, het door onderzoeksbureau Ecorys uitgevoerde koopkrachtonderzoek op Caribisch Nederland aangeboden.
In dit onderzoek is de belastingdruk voor Caribisch Nederland voor zowel het belastingjaar 2010 als het belastingjaar 2011 door het onderzoeksbureau Ecorys geschat. Zoals u weet was in het belastingjaar 2010 nog het oude belastingstelsel van kracht in Caribisch Nederland en is in 2011 het nieuwe belastingstelsel ingevoerd.
De geschatte belastingdruk in 2010 was 16.6% ten opzichte van het BBP. De geschatte belastingdruk in 2011 was gelegen tussen de 16.1 en 17.2% ten opzichte van het BBP.
Er is door Ecorys geen schatting gemaakt van de belastingdruk per eiland.
Kunt u aangeven voor welke sectoren op Saba en Sint Eustatius de effecten van de algemene bestedingsbelasting (ABB) het grootst zijn? Wat zijn specifiek de effecten voor de detailhandel en de dienstensector ten opzichte van andere sectoren? Wat is uw reactie op deze effecten?
De ABB is een eenmalige bestedingsbelasting die geheven wordt op het moment van invoer van goederen in Caribisch Nederland. Verdere leveringen na invoer van de goederen zijn niet meer belast. Indien goederen op de eilanden zelf worden geproduceerd, worden deze goederen bij de levering van het eindproduct belast met ABB. Voor gebruikte grond- en hulpstoffen en halffabricaten geldt daarbij een aftrekrecht. Voor binnenlandse diensten geldt dat deze eenmalig in de heffing worden betrokken. Dit betekent dat er theoretisch geen verschil zou moeten zijn in het effect van de ABB op verschillende sectoren.
Uit het Ecorys onderzoek is gebleken dat het nieuwe stelsel door sommige ondernemers onjuist wordt toegepast. Deze ondernemers hebben ten onrechte op iedere levering van goederen de ABB toegepast. Dit leidt tot een onnodig prijsopdrijvend effect. Hoe meer schakels er zijn in de verkoop van een goed, hoe groter de kans is dat er een foutieve toepassing van de ABB plaatsvindt. Met extra voorlichting wordt getracht deze ondernemers te informeren over de juiste toepassing van de ABB.
Ten overvloede vermeld ik hier dat per 1 oktober 2011 het tarief van de ABB op het verrichten van diensten met 2% verlaagd is. Dit betekent voor Bonaire een verlaging van 8% naar 6% en voor Saba en Sint Eustatius een verlaging van 6% naar 4%.
Kunt u aangeven of de rekensom2 juist is? Wat is uw reactie daarop? Kunt in uw reactie aandacht geven aan het feit dat een groot deel van de goederen op Saba geïmporteerd wordt?
De berekening zoals hierboven bij1 aangegeven is niet correct. Indien een goed wordt ingevoerd met een waarde van $1000,–, wordt hier eenmalig 6% ABB over geheven. Dit is $60,–. Na deze eenmalige heffing wordt er geen ABB meer geheven over het goed.
Zoals in vraag 2 ook is aangegeven, is de ABB een eenmalige bestedingsbelasting die geheven wordt op het moment van invoer van goederen in Caribisch Nederland, dan wel bij de verkoop van het eindproduct indien het goed op de eilanden zelf is geproduceerd. Voor gebruikte grond- en hulpstoffen en halffabricaten geldt daarbij een aftrekrecht.
Wat is de invloed van de verhoging van de accijnzen op de lokale economie? Kunt u hierbij ingaan op het feit dat op het eiland Saba voornamelijk gebruik wordt gemaakt van gemotoriseerd verkeer?
Uit het Ecorys rapport is gebleken dat voor zowel Saba als Sint Eustatius de vervoerskosten gestegen zijn. De belangrijkste factoren die deze prijsstijging hebben veroorzaakt, zijn de stijgende brandstofkosten en de verhoging van de accijns. Echter, zoals uit de beantwoording van vraag 1 blijkt, is de globale totale belastingdruk op Caribisch Nederland niet veranderd. Bij de invoering van het nieuwe fiscale stelsel is er gekozen voor een schuif van directe belastingen naar indirecte belastingen. Dit is onder andere terug te zien in de verhoogde accijnzen.
Er zijn geen gegevens bekend over de precieze invloed van de verhoging van de accijnzen op de lokale economie.
Kunt u met cijfers onderbouwen wat de (netto)effecten zijn van de vlaktax op de belastingdruk op Saba en Sint Eustatius?
Zoals in vraag 1 is aangegeven is de globale totale belastingdruk op de eilanden gelijk gebleven. Hierbij heeft wel een schuif plaatsgevonden van directe naar indirecte belastingen. De indirecte belastingen vormen nu een grotere component van de totale opbrengst van het fiscale stelsel.
Uit het Ecorys rapport valt af te leiden dat de invloed van het nieuwe fiscale stelsel (de vlaktax) op de nettolonen en netto uitkeringen over (vrijwel) het gehele inkomensgebouw positief zijn geweest. Onderstaande figuur vormt daar een illustratie voor:
Bij gelijkblijvende bruto inkomens is (vrijwel) iedereen er door het nieuwe belastingstelsel in netto inkomen op vooruitgegaan, in bepaalde gevallen zelfs aanzienlijk. Uitzondering daarop zijn pensioengerechtigden die sinds de stelselwijziging soms meer aan belasting en premies betalen zodra ze boven de belasting- en premievrije som uitkomen. Ook zijn er personen zoals parttimers, die geen belasting betalen. Zij hebben geen voordeel dan wel nadeel van het nieuwe stelsel.
Er is door Ecorys geen schatting gemaakt van de belastingdruk per eiland.
Hoe verhoudt de belastingverlichting doormiddel van de vlaktax zich tot de lagere lokale salarissen en de gestegen accijnzen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verhouden uw plannen met betrekking tot de doorvoer van Sint Maarten naar Saba en Sint Eustatius zich tot het feit dat de export naar deze twee eilanden gering is en dat het voor individuele leveranciers niet aantrekkelijk is mee te werken aan een douane entrepot op Sint Maarten?
Uit het Ecorys rapport blijkt dat voor vrijwel alle handel die aankomt op Saba en Sint Eustatius, Sint Maarten de tussenschakel is. Op dit moment vindt er dubbele belastingheffing plaats indien goederen via Sint Maarten worden ingevoerd.
Sint Eustatius en Saba importeren veel goederen vanuit of via Sint
Maarten. Sint Maarten heft ter zake daarvan een belasting op bedrijfsomzetten van 5% (waarbij voor een aantal eerste levensbehoeften echter een vrijstelling geldt). Vervolgens is bij invoer van de desbetreffende goederen op Sint Eustatius of Saba 6% ABB verschuldigd (een aantal eerste levensbehoeften is vrijgesteld van de heffing van ABB bij invoer). Het is internationaal gebruikelijk dat indirecte belastingheffing plaatsvindt in het land waar de goederen worden gebruikt of verbruikt en niet in het land van waaruit deze goederen worden geëxporteerd.
Vanuit dat gegeven is het kabinet van mening dat Sint Maarten de goederen bestemd voor Sint Eustatius en Saba onbelast moet laten. Met Sint Maarten is overleg gaande om hen ertoe te bewegen om de export van voor Sint Eustatius of Saba bestemde goederen vrij te stellen van de plaatselijke belasting op bedrijfsomzetten van 5%. In dat kader is deze kwestie op 13 juni 2012 besproken met de nieuwe minister van Financiën van Sint Maarten, de heer Tuitt. Dat gesprek is constructief verlopen.
Kunt u met cijfers onderbouwen wat het (netto)effect is van de AAB op het overheidsbudget op Saba en Sint Eustatius? Wat is uw reactie op deze effecten?
Er zijn geen cijfers bekend over het effect van de ABB op het overheidsbudget op Saba en Sint Eustatius. Onder het oude fiscale stelsel betaalde de overheid echter ook belasting bij de inkoop van goederen of diensten met de belasting op bedrijfsomzetten (BBO) welke een tarief had van 3%. Het is wenselijk dat de overheid indien zij als marktpartij goederen of diensten inkoopt, gelijk wordt behandeld als andere marktpartijen. Om deze reden is ook de overheid verplicht bij invoer ABB af te dragen. Dit is vergelijkbaar met de Nederlandse situatie, waarin de overheid btw over goederen en diensten betaalt.
Het onderzoeksbureau IdeeVersa heeft bij het referentiekader onderzoek Caribisch Nederland van 20 februari 2012 rekening gehouden met de ABB. Met het kabinetsstandpunt referentiekader Caribisch Nederland wordt de vrije uitkering structureel verhoogd tot wat in het aangehaalde onderzoek wordt genoemd de ondergrens. De hoogte van de huidige vrije uitkering houdt derhalve rekening met het effect van de ABB, omdat deze is gebaseerd op het referentiekader van het referentiekaderonderzoek.
Kunt u met cijfers onderbouwen wat het (netto)effect is van de ABB maatregelen op projecten die door Nederland of de Europese Unie gefinancierd worden en die vroeger vrijgesteld waren van belasting? Wat is uw reactie op deze effecten?
Er zijn geen cijfers bekend over het effect van de ABB op projecten die door Nederland gefinancierd worden. Projecten die door de Europese Unie worden gefinancierd zijn vrijgesteld van ABB. Dit geldt ook voor Nederlandse ontwikkelingshulpprojecten waarbij op 31 december 2010 reeds daadwerkelijk bij overeenkomst toezeggingen voor de uitvoering zijn gedaan . Sindsdien is financiering van losse projecten steeds minder aan de orde, aangezien de eilanden van Caribisch Nederland onderdeel zijn van het Nederlandse staatsbestel. Vanuit die optiek is een beleid ingezet van beëindiging van de samenwerkingsprogramma’s (ontwikkelingshulp) vanuit de Nederlandse Rijksoverheid. Het Kabinet streeft naar «normalisering» van de financiële verhoudingen met Caribisch Nederland, gelijksoortig aan die tussen het Rijk en Nederlandse gemeenten.
Klopt het dat de Rijksdienst Caribisch Nederland er van uitging dat er geen sprake meer zou zijn van zorgpremie-inning bij de werkgevers op de eilanden? Klopt het ook dat bij de begrotingsdoorlichting ambtenaren van Binnenlandse Zaken de budgetten van de eilanden gekort werden met de werkgeversbijdragen? Zo nee, waar blijkt dat uit? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot uw antwoord dat er geen signaal is gegeven dat de werkgeverspremie per 1-1-2011 zou vervallen?
Bij de transitie was er bij zowel de eilandbesturen als bij de Rijksdienst Caribisch Nederland onduidelijkheid over het feit dat ook in 2011 net als in de jaren ervoor werkgeverspremies moesten worden geheven. Ik leid hieruit af dat de informatievoorziening vanuit het Rijk over de premieheffing beter had gekund.
Ik wil wel benadrukken dat de eilanden geen financieel nadeel hebben geleden als gevolg van de premieheffing. Bij de oorspronkelijke berekening van de vrije uitkering is abusievelijk een deel van de budgetten verminderd met werkgeversbijdragen. Deze omissie is bij eerste suppletoire begroting 2011 hersteld door de eilanden met terugwerkende kracht hiervoor volledig te compenseren.