Het artikel 'Afname van het aantal zzp’ers in thuiszorg en kinderopvang door strenger optreden tegen schijnzelfstandigheid’ | 
          |
              Ismail El Abassi (DENK) | 
          |
Daniëlle Jansen (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht «Grote afname zzp’ers in thuiszorg en kinderopvang: het is buigen of barsten»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Hoe beoordeelt u de forse daling van het aantal zzp’ers in de thuiszorg (– 8%) en kinderopvang (– 10%) sinds de strengere handhaving op schijnzelfstandigheid?
Per 1 januari 2025 is het handhavingsmoratorium voor de loonheffingen opgeheven waardoor de Belastingdienst weer volledig kan handhaven. Er is geen sprake van een strengere handhaving. Het opheffen van het handhavingsmoratorium heeft niets veranderd aan de wet- en regelgeving. Dit betekent dat, het werken binnen of buiten dienstbetrekking, zoals dat voor 1 januari 2025 mogelijk was op basis van wet- en regelgeving, ook nu nog mogelijk is. Desondanks is beweging op de arbeidsmarkt wel voorzien, omdat schijnzelfstandigheid voor komt in de sectoren thuiszorg en kinderopvang2. Veel organisaties zijn daarom, met het oog op de opheffing van het handhavingsmoratorium, serieus en effectief aan de slag gegaan met het thema schijnzelfstandigheid. Het is verstandig dat werkgevenden en werkenden hun arbeidsrelatie kritisch tegen het licht houden en deze aanpassen waar nodig om aan wet- en regelgeving te voldoen. Voor zover de afname van het aantal bij de Kamer van Koophandel ingeschreven zzp’ers in deze sectoren daadwerkelijk betekent dat er minder schijnzelfstandigen werkzaam zijn in deze sectoren, vindt het kabinet dat in beginsel een positieve ontwikkeling. Het is echter nog te vroeg om een oordeel te geven over de in het artikel genoemde percentages. Zo is het bijvoorbeeld niet bekend of het hier (vooral) gaat om een afname van het aantal schijnzelfstandigen. Ook is onbekend hoeveel mensen de sector hebben verlaten, dan wel in de thuiszorg en kinderopvang aan het werk zijn gegaan op basis van een andere overeenkomst, bijvoorbeeld een arbeids- of uitzendovereenkomst. In het bericht van AD wordt wel genoemd dat een deel van de zorgprofessionals dat zich heeft uitgeschreven als zelfstandige, in loondienst is gaan werken. Een relatief klein deel heeft aangegeven de zorg te verlaten. De exacte cijfers zijn echter onbekend.
In hoeverre leidt de uitstroom van zzp’ers in de thuiszorg en kinderopvang tot acute personeelstekorten, mede in het licht van de door FNV Zorg & Welzijn gepresenteerde prognose waarin het tekort in de sector Zorg & Welzijn in 2034 oploopt tot 265.600 professionals?2
Een afname van het aantal zzp’ers in de thuiszorg en kinderopvang betekent niet per se een afname van het aantal werkenden in deze branches. Uitstroom van zzp’ers hoeft dus geen invloed te hebben op het beschikbare arbeidspotentieel. Het is zeer goed mogelijk dat deze mensen nog steeds werkzaam zijn in de thuiszorg en de kinderopvang, maar dan op basis van een andere overeenkomst, bijvoorbeeld een arbeids- of uitzendovereenkomst. Zoals genoemd bij vraag 3, zullen cijfers hierover beschikbaar zijn in het najaar. Wel is al bekend dat het aantal werkenden in de kinderopvang in 2024 doorlopend steeg.6 Ook in het vierde kwartaal van 2024, toen veel kinderopvangorganisaties aangaven te gaan stoppen met de inzet van zzp’ers, was er een toename van 3680 werkenden in de kinderopvang. Dit aantal lag hoger dan voorgaande kwartalen.
Hoe wordt voorkomen dat deze ontwikkeling op korte en lange termijn ten koste gaat van de kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening in de zorg?
Een afname van het aantal zzp’ers hoeft geen invloed te hebben op de kwaliteit en continuïteit van zorg en de kinderopvang. Zoals ook genoemd bij vraag 4, is het zeer goed mogelijk dat deze mensen nog steeds werkzaam zijn in de thuiszorg en de kinderopvang, maar dan op basis van een andere overeenkomst, bijvoorbeeld een arbeids- of uitzendovereenkomst. Daarnaast gaven, zoals toegelicht in eerdere Kamerbrieven, kinderopvangorganisaties, brancheorganisaties en toezichthouders in 2022, 2023 en 2024 juist aan dat een te groot aandeel zzp’ers druk zet op de kwaliteit, veiligheid en de betaalbaarheid van de opvang.7 Ook in de zorg was het voor de opheffing van het handhavingsmoratorium soms al heel lastig om de roosters rond te krijgen; de uitstroom van medewerkers in loondienst naar het zzp-schap is daarbij vaak als één van de oorzaken genoemd.
Erkent u dat de verscherpte handhaving op de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (Wet DBA) onbedoeld kan bijdragen aan het vergroten van personeelstekorten in sectoren als thuiszorg en kinderopvang? 6b. Welke specifieke aanpassingen in beleid of uitvoering overweegt u om deze negatieve effecten van de strengere handhaving op de Wet DBA in de zorg tegen te gaan?
Wat doet u om te voorkomen dat organisaties in de thuiszorg en kinderopvang noodgedwongen de zorg of opvang moeten afschalen door het wegvallen van zzp’ers?
De continuïteit van zorg en kinderopvang is primair de verantwoordelijkheid van werkgevers. Om de continuïteit van de zorg en opvang te borgen moet de sector inzetten op goed werkgeverschap en op de transitie naar meer loondienstverbanden. Dat geldt ook voor de inrichting van een flexibele schil, waarbij gedacht kan worden aan regionaal werkgeverschap of het werken met flexibele contracten. De Ministeries van VWS en SZW zijn reeds langere tijd bezig om de sector verder te ondersteunen en faciliteren bij de transitie naar meer loondienstverbanden en manieren om een flexibele schil te creëren. Zo is er op 14 juni 2024 een Beleidsbesluit gepubliceerd dat inzichtelijk maakt op welke manieren personeel btw-vrij kan worden uitgeleend8. Een aantal van deze opties wordt verder uitgewerkt in nauwe afstemming met het veld.
Deelt u de zorg dat de verminderde inzet van zzp’ers leidt tot minder flexibiliteit en meer werkdruk voor vaste krachten, met mogelijke negatieve gevolgen voor ziekteverzuim en personeelsbehoud?
Allereerst wil ik benoemen dat de inzet van schijnzelfstandigen juist vaak is genoemd als een reden voor een verhoogde werkdruk en minder werkplezier voor vaste krachten, zoals ook genoemd in vraag 5.
Om te voorkomen dat in de situatie met minder schijnzelfstandigen de werkdruk voor vaste krachten stijgt, is het belangrijk om te blijven zorgen voor een flexibele schil. Gelukkig is het ook in loondienst goed mogelijk personeel flexibel in te zetten. Zoals genoemd bij vraag 6b en vraag 7 zie ik hiervan al mooie voorbeelden en ga ik graag in gesprek met de betreffende brancheorganisaties om te onderzoeken hoe ik hen bij dit proces kan ondersteunen. Om op korte termijn de flexibele schil in te vullen, kan ook gekozen worden voor de inzet van uitzendkrachten.
Bent u bereid om, samen met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, te onderzoeken of een aparte, flexibele rechtspositie voor zorg- en opvangprofessionals mogelijk is, die recht doet aan hun autonomie?
Hierover hebben mijn voorgangers het afgelopen jaar al uitgebreid gesproken met de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en ook met de Staatssecretaris van Financiën – Fiscaliteit, Belastingdienst en Douane. Daarbij is steeds geconcludeerd dat we niet zullen werken met uitzonderingen, omdat wij dat juridisch onhoudbaar, voor de uitvoering onhaalbaar en beleidsmatig onwenselijk vinden, zeker uit oogpunt van rechtsgelijkheid tussen sectoren. Daarnaast zijn wij van mening dat het terugdringen van schijnzelfstandigheid bijdraagt aan het realiseren van een toekomstbestendige arbeidsmarkt. Ik hecht er tevens aan om te benadrukken dat autonomie ook binnen een arbeidsovereenkomst zeer goed mogelijk is. Het is aan werkgevers en werknemers om hierover afspraken te maken.
Op welke manier worden werkgevers en zzp’ers in deze sectoren ondersteund bij de overgang naar nieuwe contractvormen, zodat er geen gat in de personeelsplanning ontstaat?
Zie hiervoor de antwoorden bij vraag 5b en vraag 6.
              De dood van Al Jazeera-journalist Anas al-Sharif in Gaza | 
          |
              Kati Piri (PvdA), Jan Paternotte (D66) | 
          |
Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC), Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht over de dood van Al Jazeera-journalist Anas al-Sharif in Gaza, zoals gemeld door onder andere The Guardian, en met de reactie van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ)? Kunt u bevestigen dat hij, samen met vier collega’s, omkwam bij een gerichte aanval op een pers tent bij een ziekenhuis in Gaza-Stad, en dat zijn dood plaatsvindt in de context van het ombrengen van meer dan 200 journalisten sinds het uitbreken van de oorlog in Gaza?
Ja, ik ben bekend met dit bericht en de reactie van de NVJ. De Israëlische strijdkrachten hebben bevestigd dat vijf journalisten, waaronder dhr. Al-Sharif, zijn gedood bij de aanval op hun tent in de Gazastrook. Volgens het Committee to Protect Journalists (CPJ) zijn inmiddels 192 journalisten om het leven gekomen tijdens het huidige conflict in de Gazastrook.1 Reporters without Borders (RSF) spreekt van meer dan 200 gedode journalisten.2 Ook op 25 augustus jl. is er een luchtaanval geweest op het Nasser-ziekenhuis met 20 doden, waaronder naar verluidt vier journalisten en mediawerkers. Dit zijn alarmerende cijfers.
Klopt het dat het Israëlische leger stelt dat de heer al-Sharif lid was van Hamas?
Ja, dat stelt het Israëlische leger, onder andere in een bericht op X.3 Het kabinet beschikt niet over eigenstandige informatie hierover en heeft schriftelijk opheldering gevraagd aan de Israëlische autoriteiten.
Onderschrijft u de analyse van de Verenigde Naties (VN) Speciaal Rapporteur voor vrijheid van meningsuiting, Irene Khan, die aangeeft dat al-Sharif doelwit is geweest van een systematische belasterings- en intimidatiecampagne van Israël?
Israël heeft serieuze beschuldigingen geuit aan het adres van de heer al-Sharif. Nederland onderstreept consequent de noodzaak om dergelijke beschuldigingen te onderbouwen en die onderbouwing te delen met de internationale gemeenschap. Het kabinet constateert dat dit vooralsnog te weinig gebeurt.
Het feit is dat momenteel teveel burgers, onder wie journalisten, omkomen in de Gazastrook. Dit moet stoppen. Ook moeten lokale en internationale journalisten hun essentiële werk in vrijheid en veiligheid kunnen uitvoeren. Juist in een oorlogssituatie is persvrijheid en de veiligheid van journalisten van groot belang. Zowel bilateraal als multilateraal roept het kabinet alle partijen bij het conflict met klem op om te handelen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht. Journalisten zijn, in hun hoedanigheid als burgers, beschermd onder internationaal recht. Het aanvallen van burgers door partijen is een ernstige inbreuk op het humanitair oorlogsrecht. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Onderschrijft u de verklaring van de NVJ dat de dood van al-Sharif onderdeel is van «een hele lange rij van aanslagen en moorden op journalisten» in Gaza? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u, mede in het licht van artikel 79 van het Aanvullend Protocol I bij de Geneefse Conventies, de bescherming van journalisten in gewapende conflicten, in het bijzonder in de huidige situatie in Gaza?
Artikel 79 van het Eerste Aanvullende Protocol bij de Verdragen van Genève ziet op maatregelen ter bescherming van journalisten. Opgemerkt dient te worden dat Israël geen partij is bij dit Protocol en zodoende niet gebonden is aan de bepaling in artikel 79. Daarentegen bepaalt het internationaal gewoonterecht dat burgerjournalisten die beroepshalve missies uitvoeren in gebieden waar zich gewapende conflicten voordoen, moeten worden gerespecteerd en beschermd, zolang zij niet rechtstreeks deelnemen aan de vijandelijkheden. Ook journalisten in de Gazastrook genieten deze bescherming.
Onderschrijft u de cijfers van onder meer het Committee to Protect Journalists (CPJ), Reporters Without Borders (RSF) en het Palestinian Journalists Syndicate dat sinds oktober 2023 meer dan 200 journalisten in Gaza zijn gedood? Zo nee, welke cijfers hanteert u dan?
Het kabinet kan deze cijfers niet eigenstandig verifiëren, maar het is duidelijk dat de meeste bronnen spreken van circa 200 journalisten die zijn omgekomen of gedood in de Gazastrook sinds oktober 2023. Dit zijn alarmerende cijfers. Zie ook het antwoord op vraag 1.
Welke inspanningen heeft Nederland tot nu toe geleverd om meer toegang voor (buitenlandse) journalisten tot Gaza te bewerkstelligen?
Het kabinet maakt zich ernstig zorgen over de persvrijheid in de Gazastrook. Door het gebrek aan vrije toegang voor internationale journalisten – een situatie die eveneens zou moeten veranderen – is de rol van lokale journalisten van groot belang voor informatie en beelden uit Gaza. De toenemende internationale berichtgeving over bewuste en gerichte aanvallen op journalisten baart het kabinet ernstige zorgen. Nederland wil daarom dat Israël bewijs deelt met de internationale gemeenschap in het geval dat aanvallen op journalisten worden onderbouwd met claims van lidmaatschap van een terroristische organisatie. Nederland blijft de Israëlische autoriteiten daarnaast met klem oproepen om toegang te verlenen aan journalisten tot Gaza en de veiligheid van alle journalisten in Gaza te waarborgen.
Hoe beoordeelt u de huidige persvrijheid in de Gazastrook, mede gelet op het feit dat buitenlandse journalisten geen toegang krijgen tot het gebied tenzij zij met het Israëlische leger meereizen?
Mede in navolging van de motie Ceder (CU) van 21 augustus jl. over de toegang voor internationale journalisten en waarnemers tot Gaza (23432–594) onderstreept Nederland regelmatig, zowel publiek als achter gesloten deuren, de noodzaak bij Israël dat internationale journalisten toegang moeten krijgen tot de Gazastrook. Dit is onder andere gebeurd bij de ontbieding van de Israëlische ambassadeur op 29 juli jongstleden. Daarnaast is er op 21 augustus jl. een gezamenlijke verklaring vanuit de Media Freedom Coalition (MFC) gekomen over mediatoegang, -vrijheid en veiligheid in Gaza. Nederland speelde een initiërende en aanjagende rol bij de tot stand koming van dit statement. De verklaring is door 26 landen ondertekend, waaronder Duitsland, Frankrijk en het Verenigd Koninkrijk.
Het kabinet zet zich ook op andere manieren in om de situatie in Gaza, waaronder die van journalisten, te verbeteren, door een combinatie van druk en dialoog. Het initiatief in mei jl. voor een evaluatie van artikel 2 van het EU-Israël Associatieakkoord, maar de inspanningen om de druk richting Hamas op te voeren (o.a. sancties), en de maatregelen aangekondigd in de Kamerbrief van 28 juli jl. zijn daar voorbeelden van. Daarnaast roept Nederland de partijen bij het conflict op om snel onafhankelijke en onpartijdig onderzoek naar elke omgekomen journalist te bewerkstelligen. Zie ook het antwoord op vraag 11.
Bent u bereid om, bilateraal of in EU-verband, bij de Israëlische regering aan te dringen op vrije en onafhankelijke toegang voor journalisten tot Gaza? Zo ja, op welke wijze en binnen welk tijdpad? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Deelt u de analyse dat effectieve maatregelen nodig zijn om druk uit te oefenen op de Israëlische regering om vrije toegang voor journalisten te realiseren? Zo ja, welke concrete maatregelen overweegt u? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Hoe ziet u de rol van Nederland, in EU- en VN-verband, bij de bescherming van journalisten in conflictgebieden, en welke lessen trekt u uit de situatie in Gaza voor toekomstig beleid?
De situatie in de Gazastrook is schrijnend en zorgwekkend. Het werk voor journalisten is daar levensgevaarlijk. Toegang tot informatie is een mensenrecht en juist ook in oorlogssituaties moeten journalisten vrij en zo veilig mogelijk hun werk kunnen doen. Persvrijheid, en in ruimere zin vrijheid van meningsuiting, is sinds jaar en dag één van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid.
Nederland heeft daarom het afgelopen jaar onder andere extra geld (EUR 0,5 miljoen) vrijgemaakt voor het werk van Free Press Unlimitedin de Gazastrook en Westelijke Jordaanoever voor de bescherming van persvrijheid en extra steun gegeven voor de onderzoekscapaciteit van het VN Mensenrechtenkantoor in de Palestijnse Gebieden (EUR 2 miljoen). Ook organiseerde Nederland tijdens de Mensenrechtenraad in maart een high level side event over mediavrijheid in conflictsituaties. Daarnaast zijn via het Safety for Voices-programma (EUR 10 miljoen voor 2023–2027) in 2024 meer dan 2000 journalisten in nood geholpen. Nederland pleit voor meer internationale aandacht voor de toenemende straffeloosheid voor geweld tegen journalisten wereldwijd en onderzoekt ook al geruime tijd mogelijkheden om binnen de Media Freedom Coalition een internationale onderzoekstaskforce op te richten die ingezet kan worden om onderzoek te doen naar moorden op journalisten.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Waar toepasselijk zijn antwoorden op vragen samengevoegd.
              De opslag van miljoenen door Israël afgeluisterde Palestijnse belgesprekken in Nederland | 
          |
              Christine Teunissen (PvdD) | 
          |
Karremans | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Heeft u kennisgenomen van het artikel in «A million calls an hour», waaruit blijkt dat de Israëlische militaire inlichtingendienst Unit 8200 duizenden terabytes aan afgeluisterd telefoonverkeer van Palestijnen opslaat in het Microsoft atacenter in Middenmeer, gemeente Hollands Kroon?1
Ja.
Kunt u bevestigen of het Microsoft datacenter in Nederland daadwerkelijk wordt gebruikt voor het opslaan van deze gegevens, waaronder miljoenen opgenomen telefoongesprekken van Palestijnen in Gaza en de illegaal bezette Westelijke Jordaanoever?
Ik kan niet beoordelen of het betreffende Microsoft datacenter al dan niet gebruikt wordt voor het opslaan van deze gegevens. Aanbieders van datacenters zijn niet verplicht melding te maken bij autoriteiten van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen. Uit navraag bij Microsoft blijkt dat Microsoft niet kan bevestigen of haar datacenters worden gebruikt voor het opslaan van deze gegevens. Microsoft heeft hierbij ook verwezen naar haar persbericht van 15 augustus jl.
Microsoft erkent in dat persbericht dat het recente rapport van The Guardian beschuldigingen aan het licht brengt die een volledig en dringend onderzoek rechtvaardigen. Microsoft heeft daarom een extern advocatenkantoor, Covington & Burlington LLC, met technische ondersteuning van een onafhankelijk adviesbureau, ingeschakeld om te onderzoeken of deze data daadwerkelijk bij Microsoft staat opgeslagen en, als dat het geval is, of dat dan in lijn is met de terms of service van Microsoft. Microsoft heeft ook aangegeven dat het gebruik van Azure voor de opslag van databestanden van telefoongesprekken verkregen via massa surveillance van burgers in Gaza en de West Bank verboden zou zijn volgens de voorwaarden van Azure. Microsoft zal de feitelijke bevindingen die uit dit onderzoek voortvloeien openbaar maken zodra het is afgerond.
Heeft Microsoft Nederland of Microsoft internationaal melding gedaan bij de Nederlandse autoriteiten over het type data dat in Nederlandse datacenters wordt opgeslagen in het kader van deze samenwerking met Unit 8200?
Nee. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, bestaat er geen verplichting voor aanbieders van datacenters om melding te maken bij de Nederlandse autoriteiten van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen.
Indien u dit niet kunt bevestigen, bent u bereid hier direct onderzoek naar te laten doen, inclusief overleg met Microsoft Nederland?
Zoals in het antwoord op vraag 3 is vermeld, bestaat er geen verplichting voor datacenters om bij de Nederlandse autoriteiten melding te maken van het type data dat in hun datacenter wordt opgeslagen. Microsoft verricht nu zelf onderzoek. Voor het van overheidswege onderzoeken van door derden opgeslagen data in een datacenter is een wettelijke grondslag nodig. Ik beschik daar niet over.
In algemene zin is het aan in Nederland gevestigde datacenters om te zorgen dat zij de toepasselijke wet- en regelgeving naleven. Indien zij dat niet of onvoldoende doen, is het aan de bevoegde (gerechtelijke) autoriteiten om daar een onderzoek naar in te stellen en eventueel sancties op te leggen. Deze autoriteiten zijn onafhankelijk en maken daarbij hun eigen afwegingen.
Hoe beoordeelt u de mogelijke betrokkenheid van in Nederland gevestigde datacenters bij massale, willekeurige en onrechtmatige surveillance die gebruikt wordt bij het plegen van genocide?
Zoals geantwoord op vraag 4, is het in algemene zin aan in Nederland gevestigde datacenters om te zorgen dat zij de toepasselijke wet- en regelgeving naleven. Indien zij dat niet of onvoldoende doen, is het aan de bevoegde (gerechtelijke) autoriteiten om in Nederland gevestigde datacenters daarop aan te spreken en eventueel sancties op te leggen. Deze autoriteiten zijn onafhankelijk en maken daarbij hun eigen afwegingen.
Bent u bereid om, indien bevestigd wordt dat dit datacenter in Nederland en eventueel ook andere datacenters worden gebruikt voor het opslaan of verwerken van op deze wijze verkregen data, op te treden door deze activiteiten te laten beëindigen? Zo nee, waarom niet?
Microsoft doet zelf onderzoek of op basis van de algemene voorwaarden moet worden opgetreden. Op dit moment is er geen aanleiding om aan te nemen dat andere datacenters betrokken zijn. Zie in dit licht ook de antwoorden op de vragen 4 en 5.
Wat kan Nederland doen om in de toekomst dit soort situaties te voorkomen? Zijn er volgens u voldoende wetgeving en beschikbare middelen om hierop toe te zien?
In aanvulling op het antwoord op vraag 5 verwijs ik ook naar de digitaledienstenverordening, die van toepassing is op tussenhandeldiensten die worden aangeboden aan afnemers die gevestigd zijn of zich bevinden in de Europese Unie. Op grond van de digitaledienstenverordening kunnen aanbieders van tussenhandeldiensten, waaronder hostingdiensten, niet worden verplicht om de door hen doorgegeven of opgeslagen informatie vooraf te monitoren of actief onderzoek te doen naar feiten of omstandigheden die duiden op illegale activiteiten. Wel moeten zij, zodra zij kennis of besef krijgen van dergelijke activiteiten (bijvoorbeeld naar aanleiding van een melding) prompt handelen om de illegale inhoud te verwijderen. Doen zij dat niet, dan riskeren zij aansprakelijkheid.
Ook bevat de digitaledienstenverordening verschillende zorgvuldigheidsverplichtingen voor aanbieders van hostingdiensten, waaronder de verplichting om te voorzien in kennisgevings- en actiemechanismen. Toezicht op de naleving van de digitaledienstenverordening geschiedt door de autoriteiten van de lidstaat waar de hoofdvestiging in de Unie van de dienstaanbieder zich bevindt. Dit kan dus een andere lidstaat zijn dan waar een datacenter van die dienstaanbieder zich bevindt.
Indien door middel van servers op Nederlands grondgebied strafbare feiten worden gepleegd, kan de Nederlandse strafwetgeving daarop van toepassing zijn. Het is aan het OM om te bepalen of strafrechtelijk onderzoek wordt ingesteld.
Bent u bereid de Kamer te informeren over eventuele contracten, beveiligingsafspraken en toezichtmechanismen die gelden voor de opslag van buitenlandse militaire en inlichtingengegevens in Nederlandse datacenters?
Ik ben niet bekend met dergelijke contracten, afspraken of mechanismen en kan uw Kamer daar dan ook niet over informeren.
Erkent u dat, indien Nederlandse infrastructuur wordt gebruikt voor militaire doeleinden die kunnen bijdragen aan ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht, Nederland risico loopt op medeplichtigheid aan die schendingen? Zo nee, waarom niet?
Juridisch gezien is medeplichtigheid enkel aan de orde als een derde staat hulp of bijstand verleent aan het land dat een internationaal onrechtmatige daad pleegt. Van een dergelijke medeplichtigheid is naar mening van het kabinet in dit geval geen sprake. Wat betreft de kabinetsvisie op het concept van medeplichtigheid onder het internationaal recht stuurde de Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking uw Kamer een brief op 12 januari 2024.2
              De Nederlandse en Europese inzet met betrekking tot de burgeroorlog en humanitaire catastrofe in Sudan. | 
          |
              Sarah Dobbe (SP) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht «Sudan lijdt onder ongeziene hongersnood: kinderen sterven, hulp schiet tekort»?1
Ja.
Deelt u de opvatting dat de oorlog en de humanitaire catastrofe in Sudan, die door het International Rescue Committee (IRC) bovenaan haar crisislijst is gezet2 en door de Verenigde Naties de «meest verwoestende crisis ter wereld» wordt genoemd3 meer aandacht en actie verdient, ook vanuit de Nederlandse regering en de Europese Unie (EU)? Zo nee, waarom niet?
Het conflict in Soedan en de daaruit volgende humanitaire catastrofe is inderdaad veruit de grootste humanitaire crisis van het moment en verdient onze aandacht, zorg en actie. Nederland spant zich daarom in voor meer internationale aandacht en diplomatieke oplossingen voor de crisis in Soedan. Daarnaast draagt Nederland via bilaterale en multilaterale kanalen bij aan humanitaire- en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking, parallel aan diplomatieke inspanningen om duurzame vrede te bevorderen.
Kunt u aangeven wat de huidige inzet is van de Nederlandse regering en de EU ten aanzien van de oorlog in Sudan?
Nederland spant zich diplomatiek in om duurzame vrede in Soedan te bevorderen, bilateraal, in EU verband en in multilaterale fora. Daarnaast draagt Nederland via bilaterale en multilaterale kanalen bij aan humanitaire- en ontwikkelingshulp ten behoeve van de Soedanese bevolking. In EU verband streeft Nederland naar een versterkte en coherente EU benadering ten aanzien van Soedan. In dit verband heeft Nederland het initiatief genomen tot de oprichting van een informele EU kerngroep Soedan. Doelen van deze kerngroep zijn het bijdragen aan het tot stand komen van een staakt-het-vuren, het verbeteren van humanitaire toegang en het bijdragen aan een transitie richting civiel bestuur. Onder leiding van de Speciale Vertegenwoordiger van de EU voor de Hoorn van Afrika werkt de EU aan een staakt-het-vuren initiatief rond de bescherming van kritieke infrastructuur, in het bijzonder de dammen en waterreservoirs in Soedan.
Nederland zal tijdens de Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) in september een evenement organiseren, samen met Liberia en het Verenigd Koninkrijk, om aandacht te vragen voor de humanitaire crisis in Soedan en het werk van de onafhankelijke Fact Finding Mission in Soedan. Ook de EU organiseert een evenement om op hoog niveau meer aandacht te vragen voor de politieke situatie in Soedan, ter opvolging van de door het Verenigd Koninkrijk en de EU georganiseerde conferentie over Soedan in april in Londen.
Tevens is Nederland recent toegetreden tot de Soedan-kerngroep bij de Mensenrechtenraad in Genève die zich inzet voor de verlenging van het mandaat van de hierboven genoemde onafhankelijke Fact Finding Mission, die mensenrechtenschendingen in Soedan in kaart brengt.
Op welke manier gaat u opvolging geven aan de aangenomen motie van de leden Dobbe en Boswijk (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3194) over het opvoeren van de diplomatieke druk om het beleg op El- Fasher te beëindigen?
Zoals reeds gecommuniceerd aan uw Kamer in het Verslag van de Raad Buitenlandse Zaken van 15 juli 2025 (21 501-02, nr. 3216) zet Nederland zich zowel diplomatiek als via de humanitaire organisaties, in voor het verbeteren van humanitaire toegang en het (tijdelijk) staken van vijandelijkheden in Soedan en specifiek rond El-Fasher.
Nederland heeft de zorgen over de situatie met betrokken actoren en regionale partners besproken. Ook de VN en andere humanitaire organisaties voeren continu druk uit op de strijdende partijen om de bevolking in en rond het belegerde El-Fasher te voorzien van voedsel en andere humanitaire hulp. Zo was Nederland afgelopen augustus medeondertekenaar van een verklaring4 waarin de EU en een brede groep landen expliciet opriepen tot het stoppen van de belegering van de stad.
Dit heeft helaas nog niet tot een humanitaire pauze geleid. Nederland blijft daarom binnen de internationale gemeenschap aandacht vragen voor de situatie in Soedan.
Op welke manieren ziet u mogelijkheden om diplomatie tussen de SAF en de RSF vanuit de Nederlandse overheid en de EU te ondersteunen? Bent u bereid uw inzet op dit gebied te vergroten? Zo nee, waarom niet?
De inzet die wordt gepleegd in EU verband is de meest effectieve manier om diplomatie tussen de Sudanese Armed Forces (SAF) en de Rapid Support Forces (RSF) te bevorderen en uiteindelijk een staakt-het-vuren te bereiken. De EU Speciaal Gezant heeft intensief contact met de verschillende strijdende partijen, gericht op de-escalatie en de bescherming van kritieke infrastructuur en burgers. Nederland speelt een aanjagende rol in EU verband middels de EU-kerngroep die op Nederlands initiatief is opgericht.
Op welke manieren ziet u mogelijkheden om humanitaire hulp in Sudan vanuit de Nederlandse overheid en de EU te ondersteunen? Bent u bereid uw inzet op dit gebied te vergroten? Zo nee, waarom niet?
Nederland ondersteunt humanitaire organisaties bij het werk om de hoogste noden te adresseren in Soedan. Dit gaat zowel via flexibele financiering – zoals aan de belangrijkste VN-organisaties (waaronder het Wereld Voedselprogramma/WFP en UNICEF) en het Rode Kruis – als via financiering specifiek voor Soedan. Zo financiert Nederland in Soedan de Dutch Relief Alliance en haar lokale partners (EUR 6,7 miljoen), het Nederlandse Rode Kruis (EUR 1,4 miljoen) en het Soedan Humanitaire Fonds (EUR 16 miljoen), dat ook lokale burgerinitiatieven, zoals gaarkeukens ondersteunt. Hiermee is de Nederlandse landenspecifieke bijdrage aan Soedan in 2025 één van de hoogste.
Ook draagt Nederland dit jaar EUR 55 miljoen bij aan het VN Central Emergency Response Fund (CERF) dat in 2025 al USD 22 miljoen heeft vrijgemaakt voor Soedan. De EU heeft voor 2.025 EUR 160 miljoen vrijgemaakt voor humanitaire hulp in Soedan.
Daarnaast zet Nederland zich diplomatiek in om humanitaire organisaties in Soedan te ondersteunen. Zo pleiten we bilateraal en in multilaterale fora voor het belang van veilige toegang voor hulpverleners. Het evenement dat Nederland met het VK en Liberia organiseert tijdens de Algemene Vergadering van de VN in New York, zal ook aandacht vragen voor de gebrekkige humanitaire toegang in Soedan.
Bent u bekend met het bericht «Colombiaanse huurlingen duiken op in de oorlog in Sudan»?4
Ja.
Kunt u de signalen die in dit bericht genoemd worden beoordelen? Klopt het dat in Sudan Colombiaanse huurlingen meevechten aan de zijde van de RSF?
Het kabinet is bekend met de in de media verschenen berichtgeving. Deze berichten zijn verschenen in verschillende, doorgaans betrouwbare nieuwsmedia. Het kabinet kan de berichtgeving echter niet op basis van eigen informatie bevestigen of ontkrachten.
Kan betrokkenheid van de Colombiaanse regering hierin worden uitgesloten? Wordt samenwerking met de Colombiaanse regering aangegaan om straffeloosheid van deze huurlingen tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Uit openbare bronnen blijkt geen betrokkenheid van de Colombiaanse regering. President Petro heeft de inzet van Colombiaanse huurlingen in Soedan scherp veroordeeld. De Colombiaanse regering werkt aan de toetreding tot de VN Internationale Conventie tegen het Werving, Inzet, Financiering en Training van Huurlingen (1989). Het wetsvoorstel wordt op dit moment behandeld in het Colombiaanse Congres.
Klopt het dat deze huurlingen worden gerekruteerd door het beveiligingsbedrijf Global Security Service Group uit de Verenigde Arabische Emiraten (VAE), zoals in het artikel staat omschreven?
Het kabinet is bekend met de in de media verschenen berichtgeving maar kan de berichtgeving niet op basis van eigen informatie bevestigen of ontkrachten.
Deelt u de mening dat dit een zoveelste bewijs is voor de destructieve rol van de VAE in de oorlog in Sudan? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet kan niet op basis van eigen informatie bevestigen of ontkrachten dat een bedrijf uit de VAE betrokken was bij het rekruteren van huurlingen. De VAE geeft zelf aan dat de berichtgeving hierover onjuist is. Het is in algemene zin van belang om wapentoevoer en financiële stromen richting de strijdende partijen in te dammen, met als doel een eind te maken aan het geweld. Nederland pleit tot maatregelen hiertoe in EU-verband, waaronder bijvoorbeeld het oproepen tot een wapenembargo voor geheel Soedan.
Nederland spreekt bovendien externe actoren aan op hun verantwoordelijkheid om geen handelingen te verrichten die het conflict voeden en om in te zetten op de-escalatie, naleving van het internationaal humanitair recht en ongehinderde humanitaire toegang.
Nederland steunt ook het vergaren van bewijs om straffeloosheid inzake mensenrechtenschendingen en schendingen van het humanitair oorlogsrecht tegen te gaan. Voorbeelden hier van zijn het werk van het internationaal strafhof en van de onafhankelijke Fact Finding Mission in Soedan.
Welke diplomatieke acties worden, eventueel in Europees verband, ondernomen richting de VAE om hun destructieve rol in Sudan te verkleinen?
Het kabinet spreekt binnen de brede bilaterale relatie met de VAE ook over de situatie in Soedan, zowel op politiek als hoogambtelijk niveau. In deze gesprekken wordt de bredere Nederlandse inzet ten aanzien van het conflict in Soedan, gericht op het bereiken van een staakt-het-vuren, uitgedragen. De VAE is een relevante speler met invloed om tot een einde aan het conflict en een vredesovereenkomst te komen. In bilaterale gesprekken worden zorgen uitgesproken over de humanitaire situatie ter plekke en de negatieve consequenties van het voortduren van de oorlog voor zowel Soedan, de regio als de EU. Ook zijn de zorgen over wapenleveranties van derde partijen aan de strijdende partijen in Soedan overgebracht.
Bent u bereid tot het instellen van sancties, eventueel in Europees verband, richting de VAE vanwege hun rol in Sudan? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft bij de Raad Buitenlandse Zaken van 14 april jl.6 bepleit dat de EU zich meer zou moeten inspannen om een eind aan het conflict in Soedan te bespoedigen, en dat – indien opportuun – maatregelen moeten worden overwogen om wapentoevoer en financiële stromen richting de strijdende partijen in te dammen. Dit is in lijn met eerdere oproep van Nederland tijdens de RBZ van oktober 2024 om de diplomatieke druk op te voeren door middel van een derde sanctiepakket, dat zich naast strijdende partijen ook richt op diegenen die zich in strijd met het geldende wapenembargo schuldig maken aan het bewapenen, financieren of logistieke ondersteuning bieden aan de strijdende partijen, zowel binnen als buiten Soedan.
In 2024 is EUR 5.769.026,62 aan wapens geëxporteerd aan de VAE, kan worden uitgesloten dat hier wapens onder vallen die in Sudan terecht zijn gekomen? Zo ja, op welke manier kunt u dat uitsluiten? Zo nee, waarom niet?
Nederland toetst alle vergunningaanvragen per geval en zorgvuldig conform het EU Gemeenschappelijk Standpunt inzake wapenexportcontrole (2008/944/GBVB), met onder andere specifieke aandacht voor het risico op omleiding. Er zijn geen bij de regering bekende, verifieerbare aanwijzingen dat onder Nederland vergunningen naar de VAE uitgevoerde goederen naar Soedan zijn omgeleid. De Europese toetsingssystematiek is gestoeld op risico-inschattingen en absolute garanties kunnen niet worden gegeven.
Bent u bereid tot het instellen van een wapenembargo op de VAE vanwege het risico dat deze wapens in Sudan terechtkomen? Zo nee, waarom niet?
Een wapenembargo op de VAE is niet aan de orde. Het kabinet is van mening dat het huidige toetsingsbeleid, middels zorgvuldige individuele toetsing van vergunningaanvragen per geval, met onder andere specifieke aandacht voor het risico op omleiding, volstaat om ongewenste transacties te voorkomen.
              Het onderzoek van BOOS en Follow the Money naar Stichting Durf te Dromen en mogelijke misleiding van scholen | 
          |
              Ilana Rooderkerk (D66) | 
          |
Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met de uitzending van BOOS en de artikelen van Follow the Money over de constructie rond Stichting Durf te Dromen en de gelijknamige commerciële bv?1 2
Ja.
Hoe beoordeelt u het beeld dat scholen in de veronderstelling waren dat zij zaken deden met een goed doel terwijl zij in werkelijkheid betaalden aan een commerciële onderneming?
Het is natuurlijk zeer onwenselijk als scholen op het verkeerde been worden gezet. Organisaties dienen altijd transparant te zijn over het doel van waaruit zij handelen, en of dat bijvoorbeeld met of zonder winstoogmerk is.
Heeft u inzicht in hoeveel scholen landelijk diensten hebben afgenomen van de commerciële bv Durf te Dromen en welke bedragen hiermee gemoeid waren?
Nee, het Ministerie van OCW houdt geen overzicht bij van de diensten die door scholen worden afgenomen. Scholen bepalen zelf bij wie zij inkopen.
Zijn er signalen dat ook scholen buiten Utrecht, mogelijk in meerdere gemeenten, op vergelijkbare wijze zijn gefactureerd door deze bv?
Nee, hier zijn op dit moment geen signalen van bekend.
Hoe beoordeelt u de risico’s voor gelijke onderwijskansen wanneer commerciële partijen via maatschappelijke branding toegang krijgen tot scholen en publiek gefinancierde activiteiten?
Externe inhuur is bedoeld in aanvulling op en ter ondersteuning van de aanpak van scholen, en moet beperkt, tijdelijk en doelgericht zijn. Scholen kunnen, waar nodig, commerciële partijen inschakelen. De handreiking inhuur van externe partijen3 biedt een vragenlijst die scholen kan helpen bij het selecteren van de juiste partij, waarbij geadviseerd wordt goed te kijken naar de kwaliteit, redelijkheid van de tarieven en non-profit alternatieven.
In hoeverre zijn scholen verplicht om bij de inkoop van educatieve diensten na te gaan of zij met een stichting dan wel een commerciële onderneming zakendoen en hoe wordt dit momenteel gecontroleerd?
Dat zijn zij niet verplicht.
Deelt u de mening dat bij maatschappelijke initiatieven die werken met kinderen en (indirect) publieke middelen een volledige scheiding tussen non-profit en commerciële activiteiten geborgd moet zijn?
Nee, er bestaan commerciële organisaties die een waardevolle bijdrage kunnen leveren aan de onderwijskwaliteit en -kansen of goede educatieve diensten leveren. Zoals gezegd dienen organisaties wel altijd transparant te zijn over vanuit welk doel zij handelen. Het moet voor degene die de dienst inkoopt altijd helder zijn met wie het contract gesloten wordt.
Kunt u uiteenzetten welke bestaande wettelijke en beleidsmatige instrumenten er zijn om vermenging van publieke en private geldstromen bij onderwijsinitiatieven te voorkomen?
Zoals gezegd, het moet voor degene die de dienst inkoopt altijd helder zijn met wie het contract gesloten wordt. Het is aan scholen om goed te kijken bij wie zij een dienst inkopen. De handreiking inhuur van externe partijen geeft scholen
handvatten om interne oplossingen en non-profit partijen mee te wegen bij de selectie van een partij.
Hoe vaak is het in de afgelopen vijf jaar voorgekomen dat publieke subsidies aan stichtingen in het onderwijs indirect ten goede kwamen aan commerciële bv’s met dezelfde oprichter of naam?
Zoals toegelicht bij vraag 3 houdt het Ministerie van OCW houdt geen overzicht bij van de diensten die door scholen worden afgenomen.
Bent u bereid te onderzoeken of de constructie bij Durf te Dromen, Leren voor de Toekomst en de Weekend Academie op meer plekken in het land voorkomt en de Kamer hierover te informeren?3 4
Scholen kopen zelf deze diensten in. Ik roep hen op om met deze kennis bij vervolginkopen goed te kijken met wie ze in zee gaan. In algemene zin kan bij een vermoeden van fraude met subsidies melding gemaakt worden bij DUS-I, waarop vervolgens een zorgvuldig onderzoek wordt opgestart dat uiteindelijk tot een aangifte kan leiden. We moedigen scholen aan om bij vermoedens van misbruik of oneigenlijk gebruik een melding te doen.
Hoe beoordeelt u de verantwoordelijkheid van schoolbesturen en de rol van de Inspectie van het Onderwijs bij het signaleren van onduidelijke of misleidende constructies rond de inkoop van diensten?
Zoals gezegd hebben schoolbesturen de verantwoordelijkheid om zorgvuldig hun middelen te besteden. Scholen zijn daarbij gehouden aan Europese wet- en regelgeving omtrent inkoop.
Wanneer de Inspectie van het Onderwijs risico’s constateert op het vlak van onrechtmatige verkrijging of besteding van middelen, voert zij doorgaans onderzoek uit bij het betreffende bestuur. Als uit dat onderzoek onrechtmatige verkrijging of besteding blijkt, dan kan de inspectie handhavend optreden.
Zoals gezegd, in algemene zin kan bij een vermoeden van fraude met subsidies melding gemaakt worden bij DUS-I, waarop vervolgens een zorgvuldig onderzoek wordt opgestart dat uiteindelijk tot een aangifte kan leiden.
Acht u aanvullende wettelijke transparantie-eisen wenselijk voor maatschappelijke organisaties die in of rond scholen opereren, zoals openbaarmaking van verbonden commerciële entiteiten, inzicht in eigendomsstructuren en inzicht in financiële stromen?
Maatschappelijke organisaties die in of rond scholen opereren dienen transparant te zijn over hun beweegredenen en het is aan scholen om goed te kijken bij wie zij een dienst inkopen. We moeten terughoudendheid betrachten om bij incidenten te reageren met wet- en regelgeving.
Bent u bereid om samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de PO- en VO-Raad richtlijnen op te stellen om dit soort constructies te voorkomen?
Ja, ik zal samen met de raden kijken hoe we bewustwording van risico’s bij inkoopprocessen kunnen verhogen.
Bent u bereid deze vragen elk afzonderlijk te beantwoorden?
Ja.
              Het opzeggen van de Culturele Overeenkomst met Israël naar aanleiding van de gerichte moord op journalist Anas al-Sharif in Gaza en vier andere journalisten | 
          |
              Christine Teunissen (PvdD) | 
          |
Eppo Bruins (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van de NOS over de gerichte moord op Anas al-Sharif en vier andere journalisten door het Israëlische leger, van de verklaring van de Nederlandse Vereniging van Journalisten (NVJ) waarin zij hun afschuw uitspreken en oproepen tot meer maatregelen, en tevens van de verklaring van de internationale journalistenvereniging Reporters Without Borders met eenzelfde boodschap?1 2 3
Ja.
Erkent u dat de structurele moorden door Israël op journalisten in Gaza en ander illegaal bezet gebied een ernstige schending vormen van het oorlogsrecht, de persvrijheid en het recht op informatie in Palestina en Israël? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet maakt zich ernstig zorgen over de oorlog in de Gazastrook en het hoge aantal burgerslachtoffers dat hierbij valt, onder wie journalisten.
Journalisten moeten hun belangrijke werk in vrijheid en veiligheid kunnen uitvoeren. Het kabinet roept op alle mogelijke manieren zowel Hamas als de regering-Netanyahu op om te handelen in overeenstemming met het humanitair oorlogsrecht, waarbinnen aanvallen op burgers een ernstige schending zijn. De toenemende internationale berichtgeving over gerichte aanvallen op journalisten, hetgeen zou neerkomen op schendingen van het humanitair oorlogsrecht, baart het kabinet dan ook ernstige zorgen.
Erkent u dat de structurele moorden door Israël op journalisten passen in een breder patroon van schendingen van het oorlogsrecht en humanitair recht door Israël? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het eens dat Nederland zo veel mogelijk maatregelen moet instellen richting Israël om genocide te voorkomen en alleen dan haar eigen verplichting onder het genocideverdrag volbrengt? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de plicht zich in te spannen om genocide te voorkomen op basis van het Genocideverdrag. De manier waarop invulling dient te worden gegeven aan deze inspanningsverplichting is niet eenduidig en hangt van verschillende factoren af. Nederland neemt elk risico op genocide zeer serieus.
Nederland heeft al langere tijd stappen ondernomen om de situatie op de grond naar vermogen te verbeteren. Zoals ook in de Kamerbrieven van 21 januari jl., 18 juni jl., en 28 juli 2025 is omschreven, en in meerdere debatten met uw Kamer uiteengezet, zet het kabinet daarbij in op een combinatie van druk en dialoog.
Bent u bereid om uw verantwoordelijke collega-ministers in Israël die moeten toezien op de persvrijheid openlijk aan te spreken op de aantasting van persvrijheid door Israël en het geweld richting journalisten?
In rechtstreekse contacten met de Israëlische autoriteiten benadrukt het kabinet, in lijn met motie Ceder4, het belang van persvrijheid en de veilige toegang voor (internationale) journalisten tot de Gazastrook. Nederland onderstreept bovendien dat journalisten nooit tot doelwit mogen worden gemaakt. Het kabinet blijft dit doen.
Op welke manier spant u zich ervoor in om de veiligheid en persvrijheid te waarborgen van Nederlandse journalisten die verslag doen van de genocide op de Palestijnen en de illegale bezetting van Palestijns grondgebied?
Persvrijheid, en in ruimere zin vrijheid van meningsuiting, is sinds jaar en dag één van de belangrijkste prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Nederland blijft zich hiervoor hard maken.
Naast dat Nederland dit bilateraal en multilateraal aan de orde stelt, heeft het kabinet het afgelopen jaar onder andere extra middelen (0,5 miljoen euro) vrijgemaakt voor het werk van Free Press Unlimitedin de Gazastrook en de Westelijke Jordaanoever en extra steun voor de onderzoekscapaciteit van het VN Mensenrechtenkantoor in de Palestijnse Gebieden (2 miljoen euro). Nederland heeft er mede voor gezorgd dat er op 21 augustus jl. een gezamenlijke verklaring5 van de Media Freedom Coalition is uitgegaan over het belang mediavrijheid en veiligheid van journalisten in Gaza.
Ten aanzien van de wereldwijd inzet op persvrijheid organiseerde Nederland samen met Free Press Unlimitedtijdens de Mensenrechtenraad in maart jl. een high level evenement over het belang van mediavrijheid en veiligheid van journalisten in conflictsituaties. Daarnaast zijn via het Safety for Voices-programma (10 miljoen euro voor 2023–2027) in 2024 meer dan tweeduizend journalisten in nood geholpen.
Bent u bereid om de Culturele Overeenkomst tussen het Koninkrijk der Nederlanden en de Staat Israël op te schorten om zo druk uit te oefenen op Israël en er alles aan te doen om een genocide op de Palestijnen te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet vindt dat de oorlog moet stoppen en dat de regering-Netanyahu van koers moet veranderen. Zoals ook in de Kamerbrieven van 21 januari jl., 18 juni jl., en 28 juli 2025 is omschreven, en in meerdere debatten met uw Kamer gewisseld, zet het kabinet zich daarvoor in door middel van een combinatie van druk en dialoog. Het doorsnijden van culturele banden maakt daarvan geen deel uit.
Bent u bereid om een ministeriële richtlijn op te stellen voor Nederlandse universiteiten, hogescholen en culturele organisaties om samenwerkingen met Israëlische entiteiten niet voort te zetten zolang Israël zich niet terugtrekt uit illegaal bezet gebied en niet uitgesloten kan worden dat Israël bezig is met een genocide op de Palestijnen? Zo nee, waarom niet?
De keuze van Nederlandse hoger onderwijsinstellingen en culturele organisaties om samenwerkingsverbanden aan te gaan en/of op te schorten met buitenlandse instellingen vormt onderdeel van hun institutionele autonomie. Het kabinet laat besluitvorming over samenwerkingen met Israëlische instellingen en organisaties dan ook aan hen.
Binnen de academische gemeenschap en culturele instellingen vindt een open en stevige discussie plaats over op welke terreinen, met welke instellingen en op welke manier internationaal wordt samengewerkt. Daarbij kan een instelling onder meer ethische vraagstukken, kennisveiligheidsoverwegingen en kansen op nieuwe wetenschappelijke inzichten of culturele verrijking meenemen in de besluitvorming. Voor Nederlandse hoger onderwijsinstellingen geldt dat de toenmalige Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap in mei 2024 een aantal uitgangspunten heeft meegegeven om mee te nemen in de besluitvorming bij het aangaan van internationale samenwerkingen. Ondertussen hebben veel Nederlandse universiteiten en een aantal hogescholen ethische commissies ingesteld of kaders ontwikkeld die adviseren of een leidraad vormen bij het aangaan, opschorten en/of opzeggen van gevoelige (internationale) samenwerkingen. Besluiten over internationale samenwerkingen en continuering daarvan worden dus zorgvuldig afgewogen.
Bent u bereid deze moord en de bredere trend van aanvallen op media door Israël te agenderen in de eerstvolgende Europese OJCS-raad en te pleiten voor concrete maatregelen die de Europese Unie kan treffen richting Israël, en bent u tevens bereid om in deze raad te pleiten voor het opschorten van het EU-Israël Associatieverdrag? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet volgt de zorgwekkende ontwikkelingen in Israël en de Palestijnse Gebieden nauwgezet en beziet steeds welke stappen het kan zetten om de situatie ten goede te keren. Het kabinet is hierover ook actief in gesprek in EU-verband. Zoals de Kamer reeds is geïnformeerd in de brief van 28 juli jl.,6 zet Nederland zich in de EU in voor een opschorting van het handelsdeel van de Associatieovereenkomst tussen de EU en Israël; steunt Nederland het voorstel dat de Europese Commissie heeft gedaan tot opschorting van de samenwerking tussen Israël en de European Innovation Council (EIC), een onderdeel van Horizon Europe; en blijft Nederland in samenwerking met gelijkgestemde partners aandringen op een voorstel van de Europese Commissie voor handelspolitieke maatregelen ten aanzien van goederenimport uit de Israëlische illegale nederzettingen in bezet gebied, conform de motie Van Campen en Boswijk.7 Om de Nederlandse inzet op EU niveau nogmaals duidelijk te maken, is voorafgaand aan de Raad Buitenlandse Zaken (Gymnich) van 29 en 30 augustus 2025 een gezamenlijke brief met Zweden hierover aan de Hoge Vertegenwoordiger van de EU, Kaja Kallas, gestuurd.
              De artikelen 'Kantoor CIDI in Den Haag beklad: ’De waanzin dendert door’, 'Gebouw CIDI beklad met ketchup en bloem, gebeurde tijdens Gazadebat' en 'Zijn deze kunstenaars al gepakt?' | 
          |
              Claudia van Zanten (BBB) | 
          |
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met bovenstaande artikelen?1 2 3
Ja.
In welke fase bevindt zich het lopende politieonderzoek naar de bekladding van het CIDI-gebouw tijdens het Gaza-debat in Den Haag op 7 augustus 2025?
Ik begrijp dat dit een ingrijpende situatie is, maar zoals gebruikelijk kan ik niet ingaan op individuele casuïstiek. Het Openbaar Ministerie gaat over de opsporing en vervolging van strafbare feiten.
Zijn de personen waarvan duidelijke beelden van bestaan van dat zij het CIDI-gebouw bekladden, waarvan hun namen circuleren op internet en waarvan hun namen bekend zouden zijn bij de politie reeds aangehouden, of tenminste verhoord? Zo ja, worden zij vervolgd en waarvoor precies? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wordt ook expliciet gekeken naar degenen die de privéwoning van een CIDI-bestuurslid in Amsterdam hebben beklad met pro-Palestijnse stickers? Zo ja, welke prioriteit krijgt dit aspect van intimidatie?
Zie antwoord vraag 2.
Welke concrete maatregelen worden genomen om medewerkers van maatschappelijke organisaties te beschermen en specifiek wanneer hun privéwoningen doelwit worden?
Een deel van de verantwoordelijkheid voor het treffen van veiligheidsmaatregelen ligt bij de werkgever. Deze kunnen zich uitstrekken tot de privéwoning van medewerkers. Op het moment dat er sprake is van een (hoog) risico en/of een dreiging ligt het in de rede om aanvullende veiligheidsmaatregelen te treffen. Pas wanneer een medewerker en een organisatie/bedrijf op eigen kracht geen weerstand kan bieden tegen de dreiging, komt de overheid in beeld. Wel wordt het raadzaam geacht in alle gevallen dreigingen te melden bij de politie.
Is er afstemming met lokale autoriteiten (gemeente, politie) om de veiligheid van deze medewerkers te waarborgen?
De aanpak van veiligheidssituaties op lokaal niveau is primair de verantwoordelijkheid van de burgemeester als lokaal gezag. Ik heb er alle vertrouwen in dat de betrokken instanties – politie, gemeente en mogelijke andere partners – in gezamenlijkheid en met de benodigde zorgvuldigheid handelen.
Hoe positioneert u de beide vormen van bekladding met ogenschijnlijk antisemitisch dan wel anti-Israëlisch motief?
Ik vind het verwerpelijk als kantoren worden beklad met iets wat er uit zou moeten zien als bloed. Het is echter niet aan mij om een juridisch oordeel te vellen.
Overweegt u wet- of beleidsaanpassingen om escalatie naar de privésfeer te voorkomen en worden er maatregelen genomen zoals cameratoezicht, specifieke meldpunten en bescherming voor bedreigde medewerkers?
Nee, deze voornemens zijn er niet noch overweeg ik die. Ik acht het bestaande instrumentarium dat organisaties dan wel de overheid ter beschikking staat om escalatie naar de privésfeer te voorkomen, waaronder begrepen cameratoezicht, specifieke meldpunten en het ter beschikking stellen van verdere beschermingsmiddelen, afdoende.
In hoeverre is de Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 en het Werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB), die maatregelen omvatten zoals bescherming, preventie en monitoring, direct ingezet na de bekladdingen van het CIDI-gebouw en de woning van een medewerker?
De Strategie Bestrijding Antisemitisme 2024–2030 noch het Werkplan van de Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding zijn geëigend om direct in concrete situaties, zoals de bekladding van gebouwen, in te zetten. Wel is de inrichting van het Veiligheidsfonds één van de maatregelen uit de Strategie. Het Veiligheidsfonds is een subsidieregeling die een financiële tegemoetkoming kan bieden aan Joodse scholen, instellingen en evenementen in het treffen van veiligheidsmaatregelen. Subsidieaanvragen kunnen sinds 15 september jl. ingediend worden.
Kan concreet worden aangegeven of en hoe het veiligheidsfonds van € 1,3 miljoen wordt ingezet voor beveiligingsmaatregelen rond maatschappelijke organisaties zoals CIDI, of specifiek voor medewerkers die persoonlijk zijn bedreigd?
Maatschappelijke organisaties kunnen voor dit jaar een aanvraag doen om de veiligheid van de deelnemers aan een activiteit van een Joodse instelling of van de bezoekers van een Joods evenement te bevorderen en/of ter voorkoming van vernieling, beschadiging, of onbruikbaarmaking van een roerende of onroerende zaak waarvan een Joodse instelling of een organisator van een Joods evenement eigenaar, huurder of gebruiker is. Het gaat hier om te plannen inzet, niet als oplossing voor een calamiteit. Voor de regeling 2026 en verder wordt op dit moment bezien of een deel van dit fonds wel meer voor calamiteiten moet worden ingezet. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op de vragen 5 en 6.
In hoeverre kan de dit jaar ingerichte taskforce hierin een rol spelen?
Het is niet voorzien dat de taskforce hierin een rol kan spelen. De opdracht aan de taskforce is om gerichte voorstellen te doen, die passen binnen het kader van de bestaande wet- en regelgeving, voor maatregelen ten behoeve van a) de veiligheid van Joodse studenten op hogescholen en universiteiten; b) het weren van antisemitische sprekers op hogescholen en universiteiten en; c) maatregelen die een handelingsperspectief bieden ten aanzien van de veiligheidsconsequenties van sit-ins op OV-stations.
Worden instrumenten met betrekking tot verhoging van de pakkans, repressieve instrumenten zoals snelrecht en intrekken van Nederlanderschap bij ernstig antisemitisch geweld ook geactiveerd in gevallen zoals bekladdingen als voorbeeld van strafbare antisemitische intimidatie?
Vernieling en beschadiging zijn strafbaar gesteld in artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Zo daar aanknopingspunten voor zijn zal bekladding in de regel echter eerder op grond van een bepaling in de lokale Algemene Plaatselijke Verordening worden aangepakt.
Wanneer snelrecht mogelijk is, wordt daarvoor gekozen. Randvoorwaarde is dat het moet gaan om «bewijstechnisch» eenvoudige zaken, bijvoorbeeld waarbij een verdachte op heterdaad is betrapt of het strafbare feit bekent en waar de maximale strafeis niet hoger is dan 1 jaar gevangenisstraf.
Intrekking van het Nederlanderschap is niet aan de orde noch bestaat hier een wettelijke grondslag voor, bij een verdenking van bekladding.
Zijn er concrete beleidsplannen voor prioriteit in strafrechtelijke vervolging bij antisemitische intimidatie die zich richt op individuele medewerkers of hun privéomgeving?
Nee, die zijn er niet. In voorkomende gevallen zal door het Openbaar Ministerie terug worden gegrepen op richtlijnen voor vervolging.
Worden maatschappelijke organisaties zoals CIDI actief betrokken bij preventiecampagnes of veiligheidstrainingen, bijvoorbeeld met betrekking tot het onderwijs?
Afhankelijk van het onderwerp en de behoefte maakt de overheid gebruik van de inhoudelijke expertise van relevante maatschappelijke organisaties bij de ontwikkeling van instrumenten ten behoeve van preventie of veiligheid. Zo ontwikkelt het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) momenteel samen de NCAB en diverse maatschappelijke organisaties waaronder het CIDI handreikingen voor het herkennen van en omgaan met antisemitisme in het hbo en wo. Voor het po en vo is in mei 2024 al de handreiking «omgaan met antisemitische incidenten» gepubliceerd. Deze handreiking heeft het Ministerie van OCW in samenwerking met het CIDI en de NCAB ontwikkeld.
Bestaat er voor dergelijke organisaties onder de post «onderwijs en preventie» een gerichte ondersteuning, bijvoorbeeld voor medewerkers die onderwerp zijn van intimidatie?
Vanuit het Ministerie van OCW wordt breed ingezet op versterking en ondersteuning van veiligheid binnen de onderwijssector. In het funderend onderwijs wordt Stichting School en Veiligheid structureel gefinancierd, om scholen hulp te bieden bij het realiseren van een goed en veilig schoolklimaat.
Welke stappen zijn de afgelopen maanden genomen om te komen tot verduidelijking of aanscherping van wetten rondom haatzaaien en discriminatie, zodat criteria transparanter en consistenter worden toegepast?
Op 1 juli jl. is artikel 44bis van het Wetboek van Strafrecht in werking getreden, waarmee een juridische grondslag is gecreëerd om bij delicten waarbij sprake is van een commuun feit met een discriminatoir aspect, de op dat feit gestelde tijdelijke gevangenisstraf of hechtenis met een derde te verhogen.
Kunt u de vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ik heb getracht de vragen, met inachtneming van zorgvuldigheid, zo spoedig mogelijk te beantwoorden.
              Het artikel ‘Datahack bij laboratorium veel groter, deel gegevens op dark web’ | 
          |
              Agnes Joseph (BBB) | 
          |
Judith Tielen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Daniëlle Jansen (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Kunt u bevestigen dat het datalek bij laboratorium Clinical Diagnostics veel groter blijkt dan eerder gemeld, en dat naast gegevens van 485 duizend vrouwen ook data van onderzoeken naar huid, urine, penis, anus en wondvocht zijn buitgemaakt?1
Het laboratorium Clinical Diagnostics heeft in zijn eerste berichtgeving over de hack aan Bevolkingsonderzoek Nederland (BVO NL) gemeld dat daarbij de gegevens van ruim 485.000 deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker zijn bemachtigd. Zoals ik uw Kamer op vrijdag 29 augustus heb geïnformeerd, is duidelijk geworden dat er nog aanzienlijk meer deelnemers zijn getroffen door de hack. Namelijk ca. 230.000 mensen extra. Het is helaas niet uit te sluiten dat het hierbij blijft.
Uit contact met het laboratorium en Stichting Z-Cert (het expertisecentrum voor cybersecurity in de zorg) is naar voren gekomen dat de omvang van het datalek, naast de deelnemers van het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker, inderdaad groter blijkt te zijn. Zo heeft de Staatssecretaris Rechtsbescherming uw Kamer geïnformeerd dat ook gegevens van 266 (ex-)gedetineerden betrokken zijn bij de hack.2 Desgevraagd heeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Hoe beoordeelt u het feit dat gegevens, inclusief burgerservicenummer, medische uitslagen en adviezen, deels op het dark web zijn verschenen en dat criminelen claimen 300 gigabyte aan data te hebben gestolen?
Ik betreur het ten zeerste dat persoonsgegevens van deelnemers aan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker zijn bemachtigd als gevolg van een hack bij het laboratorium Clinical Diagnostics. Bovenal voor de deelnemers die direct geraakt zijn door de hack, aangezien het grote impact kan hebben als je gegevens in verkeerde handen komen. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens zijn bemachtigd bij een hack en mogelijk op het dark web zijn verschenen, is dat een ontzettende schok. Ook voor alle andere (potentiële) deelnemers aan de bevolkingsonderzoeken vind ik de situatie betreurenswaardig. Deelnemers aan de bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Ik begrijp heel goed dat zij zich zorgen kunnen maken en vragen hebben.
Ik vind het belangrijk dat deelnemers zo goed mogelijk worden geïnformeerd over de hack. Betrokken zijn of worden door BVO per brief geïnformeerd. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum3 van BVO NL.
Wat vindt u van het feit dat het datalek al op 6 juli 2025 bekend was bij het laboratorium, maar pas op 6 augustus 2025 is gemeld aan Bevolkingsonderzoek Nederland?
In situaties als deze rust op verwerkingsverantwoordelijken de verplichting datalekken aan de Autoriteit Persoonsgegevens (AP) en betrokkenen te melden binnen de termijnen die de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG) noemt. Of en waarom dat hier niet gebeurd zou zijn, is ter beoordeling van de AP die inmiddels een onderzoek is gestart.
Kunt u bevestigen dat ook gegevens van patiënten van huisartsen en ziekenhuizen zoals het Leids Universitair Medisch Centrum, Amphia ziekenhuis en Alrijne ziekenhuis zijn gelekt? Wat betekent dit voor de verantwoordelijkheid van deze instellingen?
Uit contact met het laboratorium en Stichting Z-Cert is naar voren gekomen dat de omvang van het datalek inderdaad groter blijkt te zijn dan het bevolkingsonderzoek baarmoederhalskanker. Zoals ik afgelopen vrijdag en vandaag in aparte brieven uw Kamer heb laten weten, blijkt dat nog meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen door de hack, ook deze deelnemers worden hierover door BVO NL geïnformeerd.
Desgevraagd Iheeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Welke concrete maatregelen zijn inmiddels genomen om de schade voor betrokken burgers te beperken en herhaling te voorkomen?
Om meer inzicht te krijgen in de omvang van het probleem en om de gevolgen van de hack zoveel mogelijk te beperken, zijn de volgende maatregelen genomen:
De komende periode beziet BVO NL op welke wijze de consequenties van de hack zoveel mogelijk kunnen worden beperkt. Ik sta hierover in nauw contact met het RIVM en BVO NL.
Van het laboratorium heb ik vernomen dat de betrokken zorgverleners en patiënten worden geïnformeerd en gewezen op de mogelijke risico’s. Om herhaling te voorkomen heeft het laboratorium aanvullende maatregelen getroffen, waaronder het verder beperken van de toegang tot de getroffen IT-omgeving en verscherpte monitoring door het Security Operations Center (SOC)-team op de IT-omgeving.
Hoe kan het dat Bevolkingsonderzoek Nederland en andere zorginstellingen geen gebruik maken van bijvoorbeeld Privacy by Design technieken, waardoor herleidbare persoonsgegevens niet uitgewisseld hoeven te worden tussen een extern laboratorium en de zorginstelling?
De diverse aspecten waarnaar gevraagd wordt, moeten blijken uit de verschillende lopende onderzoeken naar de hack en het datalek dat daarop volgde.
Welke verbeteringen gaat u doorvoeren in het toezicht op digitale veiligheid bij laboratoria en andere zorginstellingen? Welke verbeteringen ziet u voor de lange termijn?
Digitale veiligheid vormt een essentieel aandachtspunt voor de gehele maatschappij. Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er al sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wet aanvullende bepalingen verwerking persoonsgegevens in de zorg (Wabvpz)) en de Wet kwaliteit, klachten en geschillen zorg (Wkkgz)). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. De IGJ doet onderzoek bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Daarnaast geldt dat de Minister van Justitie en Veiligheid het wetsvoorstel Cyberbeveilingswet (Cbw) op 2 juni 2025 aanhangig heeft gemaakt in uw Kamer. Dit wetsvoorstel zal, indien beide Kamers der Staten-Generaal daarmee instemmen, ook gaan gelden voor zorgaanbieders in Nederland die voldoen aan de eisen voor wat betreft de omvang van de organisatie. Deze zorgaanbieders en zorgketenorganisaties krijgen met de Cbw een zorgplicht met betrekking tot informatieveiligheid. Deze zorgplicht geldt ook voor uitbestede diensten. Daarnaast komt er een incidentmeldplicht richting de toezichthouder IGJ en richting Z-Cert, die ondersteuning geeft aan en een actieve waarschuwingsdienst opzet voor deze zorg- en zorgketenorganisaties (met name op het gebied van scanning en dreigingsanalyse). Deze meldplicht aan de IGJ bestaat in de huidige situatie nog niet. Ook de handhavingsmogelijkheden onder de Cbw gaan verder dan onder de Wabvpz.
Hoe beoordeelt u de keuze om gezondheidsdata te laten beheren door private laboratoria? Kunt u toezeggen om te onderzoeken of centrale overheidsregie op digitale gezondheidsdata uitvoerbaar en wenselijk is?
Privacyregelgeving geldt voor iedereen, dus zowel voor publieke als private partijen. Vanuit dat oogpunt is er geen bezwaar om gezondheidsdata te laten beheren door private laboratoria.
Met betrekking tot het tweede aspect van uw vraag, het regievoeren op het organiseren van het gezondheidsinformatiestelsel, waar de organisatie van digitale gezondheidsdata een belangrijk onderdeel van is, gebeurt door het uitvoeren van de in april door de Tweede Kamer goedgekeurde Nationale Visie en Strategie (NVS) op het Gezondheidsinformatiestelsel4. In deze visie staat hoe de opslag en het beheer van digitale gezondheidsdata worden vormgegeven. Privacy en informatiebeveiligingseisen zijn een integraal onderdeel van de NVS, voor primaire zorginformatie en voor informatie zoals die gebruikt wordt voor het bevolkingsonderzoek.
Bent u bekend met systemen waarbij data bij de bron wordt onthouden en pas bij verwijzing kunnen worden ingezien, met volledige logging van inzage? Hoe beoordeelt u de veiligheid van dit decentrale model ten opzichte van een centraal systeem zoals in Estland?
Ik ben bekend met de systemen waar u op doelt, het zogenoemde communicatiepatroon «gericht beschikbaar stellen», waarbij volledige logging van inzage plaats moet vinden. Ook in de situatie van laboratoriumonderzoek zou gebruik gemaakt kunnen worden van dit communicatiepatroon. Dit communicatiepatroon kan echter niet het hacken van data uit het laboratorium zelf voorkomen.
Met betrekking tot het tweede aspect van uw vraag, de inrichting van zorgstelsels in verschillende landen is niet altijd goed met elkaar te vergelijken. Veiligheidsvraagstukken en de afweging tussen centraal en decentraal worden meegenomen bij de inrichting van het gezondheidsinformatiestelsel op basis van de NVS.
Is er inmiddels aangifte gedaan van deze hack? Zo ja, door wie en op welk moment? Is dit voor of na de melding op 6 augustus jl. aan Bevolkingsonderzoek Nederland? En mocht dit voor de melding op 6 augustus zijn geweest, hoe beoordeelt u de communicatie van organisaties bij datalekken, welke verbeteringen ziet u?
Over de vraag of er door direct betrokkenen aangifte is gedaan, kan ik mij niet uitlaten.
Welke rol speelt de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in het toezicht op digitale veiligheid bij laboratoria? Wordt deze rol versterkt?
Op het gebied van de informatiebeveiliging in de zorg is er sectorspecifieke wet- en regelgeving (onder andere de Wabvpz en Wkkgz). De IGJ is belast met het toezicht op de naleving van die wet- en regelgeving. De IGJ doet onderzoek bij het laboratorium en is voornemens om mede naar aanleiding van dit incident extra aandacht te besteden aan informatiebeveiliging bij medische laboratoria. Risico’s zoals deze blijken uit dit incident, worden eveneens meegenomen in het toezicht bij andere zorgaanbieders en andere zorgsectoren.
Wat kan de overheid nog doen als gegevens eenmaal op het dark web zijn verschenen, en hoe wordt de schade voor de betrokken burgers beperkt?
Zodra persoonsgegevens eenmaal op het dark web zijn beland, is het in de praktijk bijzonder lastig, zo niet onmogelijk, om deze volledig te laten verwijderen. Het dark web betreft een afgeschermd deel van het internet waar informatie vaak anoniem wordt gedeeld en waar activiteiten lastig tot niet te traceren zijn.
Hoewel de mogelijkheden om schade volledig te voorkomen beperkt zijn, kunnen er door zorginstellingen wel maatregelen worden genomen om de (toekomstige) impact voor betrokkenen zoveel mogelijk te beperken. Een belangrijke stap is het tijdig informeren van betrokkenen zodra wordt vastgesteld dat hun gegevens op het dark web zijn aangetroffen. Hacks waarbij zoveel data worden bemachtigd, vergroten namelijk het risico op gerichte en overtuigende phishingaanvallen, juist omdat kwaadwillende beschikken over persoonlijke informatie waarvan het slachtoffer zich mogelijk niet bewust is dat deze is buitgemaakt.
Door snel te informeren, kunnen betrokkenen proactief maatregelen nemen, zoals het wijzigen van wachtwoorden of het melden van mogelijke identiteitsfraude bij de daarvoor bestemde instanties (bijvoorbeeld bij de Rijksdienst voor Identiteitsgegevens5).
Kunt u uitsluiten dat andere laboratoria of zorginstellingen eveneens slachtoffer zijn van deze of vergelijkbare hacks?
Zoals ik uw Kamer op vrijdag 29 augustus heb geïnformeerd, is duidelijk geworden dat er nog aanzienlijk meer deelnemers zijn getroffen door de hack. Namelijk ca. 230.000 mensen extra. Het is helaas niet uit te sluiten dat het hierbij blijft.
Desgevraagd heeft het laboratorium aan mij aangegeven dat het onderzoek naar de aantallen bijna is voltooid en dat de betrokken zorgaanbieders nader zullen worden geïnformeerd.
Z-Cert monitort continu de informatiebeveiliging van de bij hen aangesloten zorgaanbieders en informeert deze aanbieders over mogelijke risico’s in hun informatiebeveiliging.
Bent u bereid om een landelijke audit op databeveiliging bij zorginstellingen te laten uitvoeren, en daarbij ook de rol van de Autoriteit Persoonsgegevens, de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd en het Nationaal Cyber Security Centrum te betrekken?
Nee, het is niet aan mij om landelijke audits uit te voeren. Zorginstellingen in Nederland zijn zelf verantwoordelijk en wettelijk verplicht voor het nemen van technische en organisatorische maatregelen ter bescherming van persoonsgegevens en medische informatie binnen hun organisatie. Zij dienen die maatregelen periodiek te evalueren en zo nodig aan te passen. De AP en de IGJ houden toezicht op de naleving van de betreffende regelgeving.
Bij de andere laboratoria betrokken bij de bevolkingsonderzoeken worden door Z-Cert extra checks gedaan op informatieveiligheid.
Deelt u de mening dat het vertrouwen in bevolkingsonderzoeken ernstig wordt geschaad door dit datalek?
Ik begrijp heel goed dat (potentiële) deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zich zorgen maken en vragen hebben na het bericht over deze hack. Meedoen aan een bevolkingsonderzoek kan al spanning met zich meebrengen. Als je dan ook nog hoort dat je persoonsgegevens mogelijk zijn bemachtigd, is dat een ontzettende schok. Deelnemers aan bevolkingsonderzoeken moeten er immers op kunnen vertrouwen dat hun persoonlijke gegevens veilig zijn. Dat er nu persoonlijke gegevens zijn gestolen door hackers, vind ik ontzettend betreurenswaardig. Ik kan me voorstellen dat dit mensen aan het denken zet over deelname aan het bevolkingsonderzoek. Ik wil benadrukken dat het vroeg opsporen van kanker ervoor zorgt dat de behandeling minder belastend is en een betere uitkomst heeft, waardoor sterfgevallen door de betreffende vorm van kanker voorkomen worden. Deelname is dus in ieders belang.
Welke maatregelen neemt u om het vertrouwen in bevolkingsonderzoeken te herstellen en deelname te stimuleren?
BVO NL onderneemt verschillende acties om de gevolgen van de hack zoveel mogelijk te beperken:
Ik verwacht dat deze acties bijdragen aan het behouden van vertrouwen in de bevolkingsonderzoeken.
Daarnaast lopen er momenteel verschillende pilots van het RIVM samen met BVO NL om de deelname aan de bevolkingsonderzoeken te stimuleren, waaronder een wijkgerichte aanpak, waarbij door een gezondheidsvoorlichter van het RIVM voorlichting wordt gegeven in wijkcentra in wijken waar de opkomst bij de bevolkingsonderzoeken laag is. Daarnaast wordt voorlichting gegeven op lokale evenementen en festivals en bij voedselbanken. Hierin wordt onder meer samengewerkt met gemeenten en GGD’en. Eventuele signalen die bij deze voorlichting naar voren komen wat betreft de informatievoorziening rond de hack, worden in overleg met BVO NL benut om de informatievoorziening vanuit BVO NL toegankelijker en begrijpelijker te maken.
Hoe wordt de communicatie richting burgers afgestemd op de ernst van het datalek, en hoe worden deelnemers aan het bevolkingsonderzoek proactief geïnformeerd?
Op 11 augustus heeft BVO NL een nieuwsbericht naar buiten gebracht over de hack bij het laboratorium, om mensen te informeren en te waarschuwen. In de week van 18 augustus heeft BVO NL de eerste groep deelnemers waarvan vaststaat dat zij betrokken zijn bij de hack, per brief geïnformeerd.
In deze brief worden deelnemers onder andere geïnformeerd over het belang van alert zijn op fraude. Nu duidelijk is geworden dat meer deelnemers aan het bevolkingsonderzoek zijn getroffen, zullen ook deze deelnemers hierover door BVO NL worden geïnformeerd. Hierover heeft BVO NL op 29 augustus een nieuwsbericht gepubliceerd.
Op de website van BVO NL wordt de informatie voortdurend geüpdatet en worden veelgestelde vragen en antwoorden aangevuld. Bij vragen, ongerustheid en/of andere opmerkingen kunnen deelnemers terecht bij het klantcontactcentrum van Bevolkingsonderzoek Nederland. 6
Bent u bereid om met Gemeentelijke Gezondheidsdiensten, huisartsen en Bevolkingsonderzoek Nederland een herstelplan op te stellen voor het vertrouwen in preventieve zorg na dit incident?
Ik wacht op de uitkomsten van de lopende onderzoeken. Hieruit zullen lessen worden getrokken voor verbeteringen in de toekomst. Hierbij kijk ik ook zeker naar het vertrouwen in de preventieve zorg.
Kunt u als Minister en Staatssecretaris, gezien de ernst van de situatie, toezeggen om voor 1 september 2025 uitgebreid antwoord te geven op bovenstaande vragen, inclusief een visie op de toekomst van digitale gezondheidsdata en cyberveiligheid in de preventieve zorg?
Met de Nationale Visie en Strategie voor het gezondheidsinformatiestelsel, zoals 14 april 2025 door Tweede Kamer akkoord bevonden, is een totaalvisie op het gezondheidsinformatiestelsel voor zorg, preventie en gezondheid gegeven. Mijn ministerie is nu druk bezig om deze visie te realiseren. Om die met vertrouwen van burger en zorgverlener te kunnen realiseren, zijn cyberveiligheid, privacy en informatiebeveiliging van wezenlijk belang en dus ook een integraal onderdeel van de strategie. Dit geldt voor zowel de primaire zorg en preventiezorg als voor gezondheidsdoeleinden.
De vragen zijn per 1 september beantwoord. Ik blijf uw Kamer op de hoogte stellen.
              Het gebrek aan tolken voor mensen die slechthorend of doof zijn en spraakherkenningshulpmiddelen. | 
          |
              Lisa Westerveld (GL) | 
          |
Nicki Pouw-Verweij (BBB) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Deelt u de mening dat Nederland volgens het VN-Verdrag Handicap verplicht is om mensen in staat te stellen mee te kunnen doen met de samenleving en zoveel mogelijk zelfstandig te zijn?
De mening dat Nederland volgens het VN-Verdrag Handicap verplicht is om mensen in staat te stellen mee te kunnen doen met de samenleving en zoveel mogelijk zelfstandig te zijn, deel ik. Samen met mijn collega bewindspersonen zet ik mij in om obstakels die mensen met een beperking verhinderen om mee te doen in de samenleving weg te nemen. Dit doe ik door het uitvoeren van de nationale strategie voor de implementatie van het VN-Verdrag Handicap en de recent gepubliceerde werkagenda VN-Verdrag Handicap 2025–2030.1 Zodat mensen met een beperking op voet van gelijkheid met anderen kunnen participeren in de samenleving.
Kent u de reportage van EenVandaag van oktober 2024 over het tekort aan tolken, wat vaak leidt tot zeer pijnlijke situaties?1 Deelt u de mening dat dit onacceptabel is? Zo ja, heeft u recent nog concrete maatregelen genomen die leiden tot oplossingen? Wordt er bijvoorbeeld meer actie ondernomen om nieuwe studenten te trekken naar opleidingen voor de tolk Nederlandse Gebarentaal en schrijftolken?
De reportage van EenVandaag is mij bekend. Het is mij ook bekend dat er een tekort aan gebaren- en schrijftolken wordt ervaren en dat dit in de praktijk tot vervelende en soms schrijnende situaties kan leiden. Door Berengroep3 wordt daarom, in opdracht van UWV en de Ministeries van OCW, SZW en VWS, per 1 april 2025 de «achterwacht»-functie op een vernieuwde wijze ingevuld. Doordat er voor calamiteiten een tolkenpool beschikbaar is, is er in deze situaties, zoals een medische afspraak, sollicitatiegesprek, onderwijsexamen of uitvaart, meer zekerheid dat er een tolk ingezet kan worden. De werking van de vernieuwde achterwacht wordt de komende maanden gemonitord en zal tussentijds geëvalueerd worden.
De onderwijsinstelling die opleidingen tot tolk Nederlandse Gebarentaal en schrijftolk aanbieden zet zich in voor het werven van nieuwe studenten.
Deelt u de mening dat de vergoeding van spraakherkenningshulpmiddelen een belangrijke bijdrage levert aan zelfstandigheid en toegankelijkheid gezien het tekort aan tolken Nederlandse Gebarentaal en schrijftolken?
Het is belangrijk dat er ondersteuning en voorzieningen beschikbaar zijn voor mensen met een auditieve beperking. Spraakherkenningshulpmiddelen kunnen hier een waardevolle bijdrage aan leveren. Niet iedere situatie leent zich echter even goed voor het gebruik van spraakherkenningshulpmiddelen en niet voor ieder persoon is dit een passend hulpmiddel. Bijvoorbeeld voor mensen bij wie Nederlandse Gebarentaal de moedertaal is en die de Nederlandse taal onvoldoende machtig zijn. Het gebruik van spraakherkenningshulpmiddelen is dan ook een maatwerkoplossing.
Bent u ermee bekend dat spraakherkenningshulpmiddelen van enorme meerwaarde zijn, en er letterlijk een wereld opengaat voor mensen die doof of slechthorend zijn en soms zelfs sociaal isolement wordt verminderd omdat zij met deze spraakherkenningshulpmiddelen zelf in staat zijn om groepsgesprekken, maar ook gesproken audio zoals radio, lezingen, historische films en podcasts te ondertitelen? Zo ja, deelt u de mening dat spraakherkenningshulpmiddelen zoals Speaksee, die gesproken taal omzetten in tekst, en mensen in staat stellen om mee te doen met groepsgesprekken en vergaderingen, een belangrijke bijdrage leveren aan het nakomen van het VN-Verdrag?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 3 deel ik uw mening dat spraakherkenningshulpmiddelen van meerwaarde kunnen zijn voor mensen met een auditieve beperking. Tegelijkertijd is dit niet voor alle mensen en in alle situaties een passende oplossing.
Deelt u de mening dat mensen die doof of slechthorend zijn, spraakherkenningshulpmiddelen zoals de microfoonset van Speaksee standaard vergoed zouden moeten krijgen? Uit het antwoord op Kamervragen van De Kort en Bevers2 blijkt dat de zorgverzekeraar standaard verantwoordelijk is voor vergoeding in het leefdomein, houden alle zorgverzekeraars zich hier ook aan? Hanteren ze hierbij dezelfde criteria en waarborgen deze criteria dat doven en slechthorenden die op een doelmatige manier baat hebben bij het hulpmiddel, dit in de praktijk ook toegekend krijgen?
Ik vind dat mensen die doof of slechthorend zijn toegang moeten hebben tot hulpmiddelen die passend zijn voor hun situatie. Spraakherkenningshulpmiddelen kunnen een passende oplossing zijn, maar dit is niet voor iedereen zo. Het komen tot een passende oplossing is maatwerk. Daarom deel ik uw mening niet dat spraakherkenningshulpmiddelen, zoals de microfoonset van Speaksee, standaard vergoed moeten worden.
In de Kamervragen van De Kort en Bevers ging het specifiek om spraakherkenningshulpmiddelen die gesproken taal realtime omzet in geschreven tekst, zoals de Speaksee. Zorgverzekeraars houden zich aan de wettelijke kaders bij de vergoeding van dit soort spraakherkenningshulpmiddelen voor het leefdomein. Dat betekent dat als het hulpmiddel primair voor de privésituatie ingezet wordt, deze in aanmerking kan komen voor vergoeding uit het basispakket. Zorgverzekeraars Nederland (ZN) heeft mij laten weten dat alle zorgverzekeraars bij de beoordeling van vergoeding voor een hulpmiddel die gesproken taal realtime omzet in geschreven tekst, naar het volgende kijken:
Als de software die gesproken taal realtime omzet in geschreven tekst primair voor werk of onderwijs is bedoeld, dan komt het niet in aanmerking voor vergoeding uit het basispakket. Dit komt omdat het niet een «volledige hooroplossing»5 betreft.
Bent u ermee bekend dat het onderwijs, waar het tekort aan gebaren- en schrijftolken het meest schrijnend is, spraakherkenningshulpmiddelen niet worden vergoed door het UWV of de zorgverzekeraar? Klopt het dat het UWV de noodzaak ziet en wil vergoeden, maar wacht op toestemming van het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)? Zo ja, waarom is deze toestemming niet gegeven?
Het is van groot belang dat onderwijs voor alle kinderen en jongeren toegankelijk is, ook als daarvoor een gebaren- of schrijftolk nodig is. In opdracht van het Ministerie van OCW verstrekt het UWV voorzieningen, zoals een gebaren- of schrijftolk. Op dit moment worden spraakherkenningshulpmiddelen voor gebruik in het onderwijs niet vergoed door UWV. Spraakherkenningshulpmiddelen worden in het onderwijsdomein wel vergoed door zorgverzekeraars, afhankelijk van de individuele situatie en beoordeling, als deze onderdeel zijn van de volledige hooroplossing. Denk bijvoorbeeld aan solo-apparatuur en ringleidingshulpmiddelen. Eventuele vergoeding kan dus per leerling of jongere en onderwijsvorm verschillen.
VWS en OCW gaan samen met UWV, zorgverzekeraars en de vertegenwoordiging van Siméa, FODOK en Dovenschap in gesprek over welke (aanvullende) behoefte er bij leerlingen en studenten is voor het gebruik van spraakherkenningshulpmiddelen in het onderwijsdomein en bekijken wat er eventueel nodig is om dat mogelijk te maken. Dat neemt niet weg dat het tolkentekort, ook in het onderwijs, zorgen baart. Daarom wordt, zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, door Berengroep in opdracht van het UWV en de Ministeries van OCW, SZW en VWS per 1 april 2025 de «achterwacht»-functie op vernieuwde wijze ingevuld, waardoor er meer zekerheid is dat er een tolk ingezet kan worden bij calamiteiten in het onderwijs-, werk- of leefdomein.
Klopt het dat er verschillende procedures zijn voor de beoordeling van de vergoeding voor Speaksee en dat mensen die werken geen herkeuring nodig hebben, maar dat de zorgverzekeraar eist dat niet-werkenden zoals gepensioneerden wél herkeurd dienen te worden? Hoe verhoudt zich dit tot de Algemene wet gelijke behandeling (AWGB)? Deelt u de mening dat dit haaks staat op de wens van de Kamer die wil dat onnodige procedures zoals de herkeuring van mensen die doof zijn worden afgeschaft? Deelt u ook de mening dat dit een verspilling is van zorggeld? Zo ja, bent u bereid om dit te gaan regelen?
Zoals in het antwoord op vraag 5 aangegeven kan de Speaksee alleen voor vergoeding vanuit het basispakket in aanmerking komen als deze primair voor de privésituatie wordt aangevraagd. Zo’n aanvraag wordt beoordeeld door zorgverzekeraars. Als de Speaksee primair voor werk is bedoeld, dan is het aan het UWV om deze te beoordelen. Zowel zorgverzekeraars als het UWV houden zich hierbij aan de wettelijke kaders voor vergoeding van spraakherkenningshulpmiddelen.
De situatie waarvoor de Speaksee wordt aangevraagd kan verschillen. Het kan primair voor de privésituatie zijn of primair voor werk. Wat in die situaties het meest passende hulpmiddel is, verschilt per persoon. Daarnaast verloopt de (mogelijke) vergoeding op basis van verschillende wetten. Vanwege deze redenen hanteren zorgverzekeraars en het UWV elk hun eigen procedures. En ik vind dat uitlegbaar.
Is er een onafhankelijke plek waar mensen terecht kunnen met vragen over spraakherkenningshulpmiddelen en eventuele problemen met herkeuringen of vergoedingen en waar ze op een voor hen toegankelijke manier hulp kunnen krijgen? Vanuit de «één loket gedachte» is de tolkvoorziening in 2019 gecentraliseerd en bij het UWV belegd voor het leef-, onderwijs- én werkdomein, waarom is dit in het geval van een digitale tolkvoorziening zoals Speaksee niet op dezelfde wijze centraal georganiseerd bij het UWV?
Het Juiste Loket biedt als onafhankelijk informatie- en adviespunt ondersteuning voor mensen die vragen hebben over zorg of ondersteuning vanuit de Jeugdwet, Wet maatschappelijke ondersteuning, Zorgverzekeringswet en Wet langdurige zorg. Voor het gebruik van hulpmiddelen of voorzieningen bij werk en onderwijs, en vragen hierover, kunnen mensen terecht bij UWV. Evenals voor vragen over de tolkvoorzieningen.
De tolkvoorzieningen waren voor de centralisatie in 2019 op een andere wijze ingericht dan nu het geval is bij de vergoeding van spraakherkenningshulpmiddelen. Waar de tolkvoorziening leefdomein in het kader van de Wmo 2015 een gemeentelijke verantwoordelijkheid was, vindt de vergoeding van spraakherkenningshulpmiddelen, indien deze onderdeel zijn van de volledige hooroplossing of primair voor de privésituatie worden ingezet, op grond van de Zvw plaats. In de werkagenda VN-verdrag Handicap zijn maatregelen opgenomen rondom het «altijd de juiste deur»-principe. Hiermee heb ik de ambitie om invulling te geven aan de «één loket gedachte».
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het plenaire debat over het VN-Verdrag?
Als gevolg van de benodigde afstemming tussen verschillende ministeries, zorgverzekeraars en UWV om tot beantwoording van uw vragen te komen, is dit helaas niet gelukt.
              ‘Intelligence gathered by the Dutch’ | 
          |
              Pepijn van Houwelingen (FVD) | 
          |
Judith Uitermark (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Kan de Kamer, desnoods vertrouwelijk, de informatie die de AIVD heeft gedeeld met de Amerikaanse inlichtingendiensten en waar Shellenberger in dit interview in minuut zes naar verwijst als «intelligence gathered by the Dutch» ontvangen?1 Zo nee, waarom niet?
Indien er aanleiding is om de Kamer op de hoogte te stellen van specifieke inlichtingen, dan gebeurt dat via de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten.
              Het volgen van Duitsland in een wapenexportboycot naar Israël | 
          |
              Christine Teunissen (PvdD) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Heeft u kennisgenomen van het bericht van Tagesschau dat de Duitse regering per direct wapenexporten naar Israël verbiedt, vanwege de door Netanyahu aangekondigde bezetting van Gaza?1
Het kabinet heeft kennis genomen van het besluit van Duitsland om uitvoer naar Israël van militaire goederen die in Gaza kunnen worden ingezet te stoppen.
Het kabinet is, net als Duitsland, van mening dat bij uitvoer naar Israël van militaire goederen die ingezet kunnen worden in de Gazastrook duidelijke risico’s bestaan op mensenrechtenschendingen en ernstige schendingen van het humanitair oorlogsrecht en is bovendien van mening dat die duidelijke risico’s eveneens gelden ten aanzien van mogelijke inzet op de Westelijke Jordaanoever. In dat kader zijn sinds 7 oktober al 11 vergunningen afgewezen.
Zoals de situatie nu is, is het uitgesloten dat Nederland een vergunning verleent voor de uitvoer of doorvoer van Nederland naar Israël van militaire goederen of dual-use goederen met militair eindgebruik die kunnen bijdragen aan de activiteiten van de Israëlische krijgsmacht in de Gazastrook of op de Westelijke Jordaanoever. Nederland gaat daarmee verder dan Duitsland.
Deelt u de analyse dat deze beslissing van Duitsland erkent dat wapenleveranties aan Israël een reëel risico vormen om bij te dragen aan schendingen van het internationaal humanitair recht en genocide? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om het Duitse voorbeeld te volgen en per direct alle Nederlandse wapenexporten of leveringen van militaire goederen en technologie naar Israël stop te zetten die in Gaza kunnen worden gebruikt? Zo nee, waarom wilt u niet alles eraan doen om een genocide te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u uitsluiten dat vanuit Nederland, direct of indirect, militaire goederen of technologie naar Israël worden geleverd die in de Gazastrook kunnen worden ingezet?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om in navolging van Duitsland ook de uitvoer van zogenoemde dual-use-goederen naar Israël te beperken of te stoppen, wanneer er een risico bestaat dat deze bijdragen aan militaire operaties in Gaza? Zo nee, waarom wilt u niet alles eraan doen om een genocide te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft Nederland in de afgelopen twee jaar wapenexporten of leveringen van militaire goederen of technologie naar Israël goedgekeurd die ingezet kunnen worden in Gaza?
Het kabinet heeft de afgelopen jaren geen export goedgekeurd van goederen waarvan werd beoordeeld dat er een duidelijk risico was dat deze zouden worden gebruikt bij het begaan van ernstige schendingen van mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht. Daar waar dat risico wel is geconstateerd heeft het kabinet afgifte van vergunningen afgewezen (11 gevallen).
Ook heeft het kabinet onlangs drie reeds verleende vergunningen voor de uitvoer van reserveonderdelen voor marineschepen vanwege de catastrofale situatie in de Gazastrook herbeoordeeld aan de hand van de Europese wapenexportcontrolecriteria. De uitkomst van deze herbeoordeling was dat het risico op ongewenst eindgebruik dermate groot werd geacht dat deze drie vergunningen zijn ingetrokken.
In dezelfde periode werden acht vergunningen toegewezen voor de uitvoer naar Israël van militaire goederen en dual-use goederen met militair eindgebruik. Dit gaat om één vergunning voor de uitvoer van schokdemperonderdelen voor containers op marineschepen, twee vergunningen voor de uitvoer van onderdelen voor het Iron Dome-luchtafweersysteem (conform motie-Kahraman2), één vergunning voor de uitvoer van demonstratiematerieel dat na beursdeelname in Nederland weer is geretourneerd naar Israël waarvan het eindgebruik niet bij de Israëlische krijgsmacht ligt, één vergunning voor de uitvoer van minimaal noodzakelijke technologie ter ondersteuning van uit te brengen offertes naar diverse landen waaronder Israël en drie vergunningen voor de uitvoer van reserveonderdelen voor (hangar)deuren/luiken van Israëlische marineschepen. Bij al deze 8 afgegeven vergunningen werd op moment van toetsing geoordeeld dat er geen sprake was van een duidelijk risico op schendingen van de mensenrechten of het humanitair oorlogsrecht. De laatstgenoemde drie vergunningen met betrekking tot de uitvoer van reserveonderdelen voor Israëlische marineschepen zijn onlangs, na een herbeoordeling aan de Europese kaders voor wapenexportcontrole in het licht van de zorgen over de wijze van inzet van de Israëlische strijdkrachten in en ten aanzien van de Gazastrook en de verslechterende omstandigheden aldaar, ingetrokken.
Tot slot heeft het kabinet sinds 7 oktober 2023 ook vergunningen afgegeven voor de (tijdelijke) uitvoer naar, of doorvoer via, Israël voor ontwikkel-, productie- of onderhoudsdoeleinden. In geen van deze gevallen was sprake van eindgebruik door de Israëlische krijgsmacht. Over dergelijke transacties is de Tweede Kamer meermaals geïnformeerd (zie bijvoorbeeld het antwoord op vragen van de leden Hirsch en Piri over de nieuwe regels en controles op (wapen)export naar Israël, d.d. 6 juni 2025, Kamerstuk 2025D26676).
Herinnert u zich de aangenomen motie van het lid Teunissen c.s. (Kamerstuk 21 501-02, nr. 3120) waarin de regering wordt verzocht om in EU-verband te pleiten voor het toevoegen van honden die als wapen kunnen worden ingezet aan de controlelijst van de EU-verordening voor dual-use, en tevens alle andere opties te verkennen om zo snel mogelijk een einde te maken aan de export van dergelijke vechthonden naar Israël? Herinnert u uw toezegging van 11 juli om binnen een week een brief te sturen naar de kamer hierover?
Over de uitvoering van de motie van het lid Teunissen3 over het toevoegen van honden aan de Dual-Use Verordening heb ik u op 24 juni 2025 bericht. Voor het antwoord op deze vragen verwijs ik u dan ook naar desbetreffende brief.4
Waarom duurt het zo lang om de in deze motie genoemde mogelijkheden te verkennen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is de huidige status van de uitvoering van deze motie?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u aangeven welke concrete stappen de regering sinds de aanneming van deze motie heeft gezet om de export van vechthonden uit Nederland, die als wapen kunnen worden ingezet, te stoppen?
Zie antwoord vraag 7.
Wanneer stopt de export van vechthonden uit Nederland naar Israël, gezien het herhaaldelijk gedocumenteerde gebruik daarvan bij ernstige schendingen van het internationaal humanitair recht?
Zie antwoord vraag 7.
              Inzet om patiënten die urgent medische behandeling nodig hebben, uit Gaza naar functionerende behandelcentra te brengen. | 
          |
              Daniëlle Hirsch (GL) | 
          |
Boerma , Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het artikel «Gaat Nederland ernstig zieke patiënten uit Gaza halen en hier behandelen? «Nodig om te overleven»»1 en «Jud Awad kan genezen van leukemie, maar dan moet Nederland wel toestaan dat ze uit Gaza wordt gehaald»2?
Ja.
Deelt u de constatering van hulporganisaties dat ernstig zieke patiënten, waaronder kinderen, die zich in Gaza bevinden, niet ter plekke behandeld kunnen worden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Er is nauwelijks gespecialiseerde medische zorg beschikbaar in de Gazastrook.
Beschikt Nederland in theorie over mogelijkheden om deze ernstig zieke patiënten te helpen? Zo ja, over welke theoretische mogelijkheden beschikt Nederland?
Het leed van mensen die medisch geëvacueerd moeten worden is schrijnend, in het bijzonder waar het kinderen betreft. Het kabinet is vastberaden om verlichting en hulp te bieden. Zoals bekend zet het kabinet in op het helpen van zoveel mogelijk patiënten in de regio en het vergroten van capaciteit daartoe. Hiervoor zijn de noden hoog en op dit gebied kan Nederland snel een concrete en zinvolle bijdrage leveren. Het kabinet onderzoekt mogelijkheden voor concrete steun. De verschillende steunmogelijkheden in de regio worden interdepartementaal in kaart gebracht, in samenwerking met Defensie en VWS.
Het kabinet spant zich in om de knelpunten die in de regio worden ervaren te verlichten. Recent heeft Nederland een aanvullende bijdrage van 3 miljoen euro aangekondigd voor de Wereldgezondheidsorganisatie (WHO) waarmee de medische ondersteuning en evacuatie van patiënten uit de Gazastrook naar landen in de regio kan worden bekostigd. Ook in 2024 stelde Nederland een bijdrage van 3 miljoen euro beschikbaar voor de WHO ter ondersteuning van medische capaciteit in de Gazastrook en de regio. Destijds heeft het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport eveneens medische hulpmiddelen ter waarde van 1,5 miljoen euro beschikbaar gesteld aan Egypte met oog op medische evacuaties uit de Gazastrook.
Het kabinet maakt in 2025 25 miljoen euro vrij voor hulp aan mensen uit Gaza. Dit gaat om humanitaire hulp en ondersteuning voor de langere termijn, zowel in de Gazastrook als landen in de regio. Het kabinet biedt daarmee een substantiële bijdrage aan de humanitaire medische noden in Gaza. Op dit moment wordt hierin prioriteit gegeven aan medische evacuaties in de regio en ondersteuning van medische capaciteit daarbij. Uit deze reservering wordt voorts 800.000 euro vrijgemaakt ter ondersteuning van het werk van Save the Children voor patiënten die zijn geëvacueerd naar Egypte. Met deze bijdrage kan Save the Children circa 600 patiënten helpen voor een periode van één jaar.
Het kabinet identificeert verdere mogelijkheden in de regio, zoals het beschikbaar stellen van Nederlandse medische expertise voor gecompliceerde zorgvragen waar beperkte behandelcapaciteit voor aanwezig is in de regio. Daarbij wordt ook de medische capaciteit in de Westelijke Jordaanoever en landen in de regio, zoals Egypte en Jordanië in ogenschouw genomen. De nadere invulling van dit pakket voor hulp in de Gazastrook of de regio wordt te zijner tijd aan uw Kamer kenbaar gemaakt. Bovendien heropen ik het contactpunt waar partijen en medisch gekwalificeerde personen zich kunnen melden. Daar worden zij in contact gebracht met de hulpverlening in de regio die daar wordt georganiseerd door verschillende NGO’s en de WHO. Hiermee faciliteer ik de behoefte onder Nederlandse zorgprofessionals om ter plaatse in de regio een bijdrage te leveren aan de zorg voor Gazaanse patiënten. De Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport helpt mee door het contactpunt actief onder de aandacht te brengen van de partijen in de Nederlandse zorg.
Naast financiële ondersteuning voor medische evacuaties en behandelcapaciteit in de regio zet Nederland zich diplomatiek in richting Israël en landen in de regio voor de verruiming van mogelijkheden voor medische evacuaties uit de Gazastrook. Over deze thematiek spreek ik met Ministers van Buitenlandse Zaken van landen uit de regio.
Welke van deze theoretische mogelijkheden brengt Nederland op dit moment ook daadwerkelijk in de praktijk – welke concrete maatregelen treft u?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat Nederland tot nu toe niet bereid is geweest ervoor te zorgen dat ernstig zieke patiënten in Nederland behandeld kunnen worden? Zo ja, wat is daar de reden voor? Zo nee, hoeveel patiënten zijn er sinds het begin van de gewelddadigheden op 8 oktober 2023, in Nederland behandeld?
Er zijn sinds 8 oktober 2023 geen patiënten zonder verblijfsrecht geëvacueerd uit de Gazastrook voor medische behandeling in Nederland. Het staat buiten kijf dat ernstig zieke patiënten een behandeling moeten krijgen en dat de behoefte aan ondersteuning in de regio groot en acuut is. Het kabinet heeft ervoor gekozen zich te richten op het bieden van diplomatieke en financiële ondersteuning voor medische evacuaties en behandeling in ziekenhuizen in de regio. Nederland kan daar snel een concrete en zinvolle bijdrage leveren.
Klopt het dat Nederland tot nu toe alleen heeft ingezet op behandeling in de regio?
Ja.
Klopt de observatie van de Wereld Gezondheidsorganisatie (WHO) dat op dit moment nog ongeveer twaalfduizend mensen, waaronder veel kinderen, evacuatie nodig hebben om te overleven of om een menswaardige kwaliteit van leven te kunnen hebben3? Zo nee, waarom niet?
Volgens de meest recente schattingen van de WHO zouden minstens 15.800 patiënten geëvacueerd dienen te worden voor medische behandeling buiten de Gazastrook.
Klopt het dat 4 op de 5 van onze verzoeken tot medische evacuatie door de Israëlische autoriteiten niet behandeld worden of worden geweigerd? Zo nee, over welke cijfers beschikt u? Van welke instantie zijn die afkomstig?
Dit cijfer is bij het kabinet niet bekend. Israël staat op dit moment meer medische evacuaties uit de Gazastrook toe. Het is echter evident dat er veel te weinig mogelijkheden bestaan voor medische evacuaties. Tussen het verbreken van het staakt-het-vuren door Israël op 18 maart jl. en het laatste meetmoment op 13 augustus jl. zijn via de WHO 452 patiënten medisch geëvacueerd.
Klopt het dat Nederland een aantal acties kan ondernemen om te zorgen dat deze patiënten de behandeling krijgen die ze nodig hebben, zoals zorgen dat er Israëlische goedkeuring komt voor opnames in buitenlandse ziekenhuizen, met het recht op terugkeer en met het doel om te zorgen dat mensen behandeld worden; behandeling in de regio bekostigen en zorgen dat patiënten gespecialiseerde zorg in Nederland te krijgen? Zijn dit alle acties die Nederland kan ondernemen, of heeft u nog andere mogelijkheden om mensen uit Gaza die behandeling nodig hebben, te steunen?
Zie het antwoord op vragen 3 en 4 voor toelichting van de financiële ondersteuning van medische evacuaties en capaciteit voor behandeling in de regio. Dat de capaciteit voor gespecialiseerde zorg onder druk staat in de regio is bekend. Zoals bekend zet het kabinet in op het helpen van zoveel mogelijk patiënten in de regio en het vergroten van capaciteit daartoe. Ook daarvoor zijn de noden hoog, en op dat gebied ziet het kabinet mogelijkheden om snel een concrete en zinvolle bijdrage te leveren.
Daarnaast is het inderdaad belangrijk dat patiënten die worden geëvacueerd de garantie krijgen te zijner tijd weer te kunnen terugkeren. Daarvoor zet het kabinet zich in.
Klopt het dat verzoeken tot behandeling door bevriende naties meer kans van slagen hebben? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet roept Israël op de mogelijkheden voor medische evacuaties te verruimen, inclusief naar de Westelijke Jordaanoever, en om deze processen te bespoedigen. Dat is mogelijk door het intensieve contact dat Nederland met Israël onderhoudt en gebeurt voortdurend en op verschillende niveaus. Nederland pleit hierbij in eerste instantie voor een algemene verruiming van mogelijkheden voor medische evacuaties. Daarnaast worden mogelijkheden voor ondersteuning van specifieke medische evacuaties in de regio verkend in nauwe afstemming met relevante hulporganisaties.
Heeft Nederland verzoeken gedaan aan de Israëlische autoriteiten om patiënten uit Gaza die gespecialiseerde hulp nodig hebben, elders te laten behandelen? Zo nee, wat zijn uw afwegingen geweest om dergelijke verzoeken niet te plaatsen? Zo ja, hoeveel verzoeken zijn er ingediend bij de Israëlische autoriteiten? Hoeveel daarvan zijn toegekend? Hoeveel van de mensen waarvoor Nederland een verzoek heeft ingediend, ontvangen nu hulp buiten Gaza?
Zie antwoord vraag 10.
Klopt het dat in Nederland nog geen enkele patiënt is opgenomen voor specialistische behandeling? Zo ja, kunt u verklaren waarom dit niet het geval is, terwijl landen als Malta, Italië en Luxemburg wel patiënten schijnen te behandelen en het VK heeft aangekondigd 100 kinderen te evacueren voor urgente medische behandeling4? Heeft u staand beleid op de behandeling van patiënten uit Gaza in Nederland? Zo ja, wat is dat beleid?
Ja. Over de manier waarop wordt bijgedragen aan medische evacuaties maakt ieder land een eigen afweging. Het kabinet richt zich op evacuaties in de regio en heeft een extra pakket voor humanitaire en medische noden gereserveerd om de capaciteit aldaar te verhogen. We kijken daarnaast samen met het Ministerie van Defensie en het Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport hoe we expertise kunnen overbrengen. Specifiek bezien we hoe we de medische capaciteit in landen als Jordanië en Egypte kunnen ondersteunen.
Als de berichtgeving niet klopt, en er dus wel patiënten uit Gaza in Nederland zijn opgevangen, kunt u dan aangeven hoeveel verzoeken voor behandeling in Nederland aan de Israëlische autoriteiten zijn gedaan? Hoeveel van die verzoeken zijn toegewezen? Hoeveel van de patiënten die het betreft, zijn of worden op dit moment nog in Nederlandse ziekenhuizen behandeld?
Zie beantwoording van vraag 12.
              Het bericht dat aan ISIS-gelieerde terroristen christenen onthoofden en kerken platbranden in Afrika | 
          |
              Raymond de Roon (PVV) | 
          |
Caspar Veldkamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht dat in Mozambique en Congo aan ISIS-gelieerde terroristen christenen onthoofden en kerken platbranden?1, 2
Ja.
Kunt u bevestigen dat in Mozambique onlangs meerdere dorpen zijn aangevallen door terroristen, waarbij «ongelovige» christenen het doelwit waren?
Sinds 2017 wordt de noordelijke provincie Cabo Delgado in Mozambique geconfronteerd met gewelddadige conflicten veroorzaakt door extremistische groeperingen. Hoewel de veiligheidssituatie sinds de grootschalige aanvallen in 2021 aanzienlijk is verbeterd, hebben zich de afgelopen weken opnieuw meerdere gewelddadige incidenten voorgedaan. Deze aanvallen, waaronder enkele die door de Islamitische Staat (IS) zijn opgeëist, vonden plaats in verschillende delen van de provincie, onder meer in de zuidelijk gelegen districten Chiúre en Ancuabe.
De slachtoffers van deze aanvallen en de daarbij horende criminele activiteiten, zoals plunderingen, ontvoeringen en het innen van illegale tolgelden, behoren tot diverse religieuze en niet-religieuze groepen, onder wie christenen, moslims en personen zonder religieuze overtuiging.
Deelt u de analyse van het Middle East Media Research Institute (MEMRI) dat er inmiddels een stille genocide plaatsvindt gericht op christenen in Afrika? Zo nee, waarom niet?
Deze analyse wordt niet gedeeld. De slachtoffers van de onder twee genoemde aanvallen en criminele activiteiten behoren tot diverse religieuze en niet-religieuze groeperingen, waaronder ook maar niet alleen christenen.
Het vaststellen van genocide is complex, aangezien aan alle elementen van de juridische definitie van genocide uit het Genocideverdrag moet worden voldaan. Dit houdt in dat sprake moet zijn van één of meerdere handelingen uit het Genocideverdrag én van genocidale opzet. Daarnaast geldt voor het misdrijf genocide een hoge bewijslast. Volgens het beleid van het kabinet zijn bij dergelijke kwalificaties uitspraken van internationale gerechts- en strafhoven, eenduidige conclusies volgend uit wetenschappelijk onderzoek of vaststellingen door de VN-Veiligheidsraad zwaarwegend. Daarom is het kabinet in de regel terughoudend met het kwalificeren van situaties als genocide. Dit geldt ook voor deze situatie. Het kabinet erkent en betreurt het geweld en blijft zich sterk maken voor de bescherming van religieuze vrijheid en de naleving van mensenrechten.
Wat doen de Nederlandse diplomatieke posten in Afrika om het brute geweld van de ISIS-terroristen, en andere jihadistisch tuig, tegen christenen te monitoren?
Nederlandse ambassades in Afrika monitoren geweld van onder andere ISIS en andere jihadistische en terroristische groeperingen nauwgezet en werken samen met lokale en internationale partners om te bepalen of en op welke wijze Nederland een bijdrage aan bestrijding hiervan kan leveren. In de jaarlijkse Mensenrechtenrapportage (sinds 2024 Mensenrechten, Democratie en Internationale Rechtsorderapportage, zie Kamerstuk 2025D25289) wordt gerapporteerd over de Nederlandse inzet op de prioritaire mensenrechten thema’s waaronder vrijheid van religie en levensovertuiging. Ook zet het kabinet zich in om de grondoorzaken van het geweld in internationaal verband aan te pakken. Via het Joint Initiative for Strategic Religious Action (JISRA) ondersteunt Nederland bijvoorbeeld in onder meer Nigeria, Ethiopië, Mali en Oeganda interreligieuze dialoog en lokale vredesinitiatieven, gericht op het verminderen van spanningen en het vergroten van weerbaarheid tegen extremisme.
Welke mogelijkheden ziet u om het gruwelijke geweld tegen christenen in Afrika de komende tijd op de internationale de agenda te plaatsen?
Nederland blijft het geweld tegen alle geloofsgroepen in Afrika en elders actief agenderen in bilaterale contacten en multilaterale fora, waaronder de EU en de VN-Mensenrechtenraad. Daarbij wordt samengewerkt met gelijkgezinde landen en gebruikgemaakt van netwerken zoals de International Religious Freedom or Belief Alliance. Via deze kanalen pleit Nederland voor naleving van het recht op vrijheid van religie en levensovertuiging, betere bescherming van religieuze minderheden en versterkte internationale inzet op conflictpreventie.
              Het bericht 'Belastingdienst verstuurde tienduizenden brieven met verkeerd box-3 rendement' | 
          |
              Henk Vermeer (BBB) | 
          |
Tjebbe van Oostenbruggen (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met dit bericht?1
Ja.
Klopt het dat in de nieuwe brief die de ongeveer 33.000 mensen ontvangen hebben (rond 1 augustus 2025 verstuurd) weer een foutief bedrag is opgenomen? Zo ja, geldt dat voor alle brieven en kunt u toelichten hoe deze fout voor een tweede keer is ontstaan?
Nee, in de excuusbrief die rond 1 augustus 2025 aan 33.000 burgers is verstuurd, is het correcte forfaitaire rendement opgenomen. In de eerdere brief die zij hebben ontvangen (in de periode tussen 14 en 27 juli 2025) was ten onrechte het forfaitair rendement gebaseerd op de definitieve aanslag opgenomen. Deze burgers hebben namelijk voor één of meerdere jaren een herziene aanslag ontvangen met een aangepast forfaitair rendement.
Zijn de mensen waarbij voor de tweede keer een fout is geconstateerd hierover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Er is niet voor de tweede keer een fout geconstateerd.
Bent u bekend met het feit dat mensen die uitgenodigd zijn om in het kader van de hersteloperatie een opgave werkelijk rendement te doen en dit ook hebben gedaan, een brief ontvangen van de Belastingdienst met de melding dat de Belastingdienst het formulier niet kan verwerken omdat de vijfjaarstermijn voor het belastingjaar 2017 is geëindigd op 31 december 2022 en het formulier «Opgaaf werkelijk rendement» niet binnen deze termijn ontvangen is? Deelt u de mening dat dit wel heel onzorgvuldig is en kunt u aangeven waarom systemen niet zijn aangepast bij de aanvang van een hersteloperatie en de vele waarschuwingen (onder andere vanuit de Kamer) over de uitvoerbaarheid?
Ja, ik ben ermee bekend dat een aantal onterechte afwijzingen is verzonden. Sinds de openstelling van het formulier Opgaaf Werkelijk Rendement (OWR) op 10 juli 2025 zijn 4.500 afwijzingsbrieven verzonden naar burgers naar aanleiding van een ingediend formulier OWR, waarin is vermeld dat geen sprake is van een tijdig relevant ingediend bezwaar of verminderingsverzoek om in aanmerking te komen voor (aanvullend) herstel. Hiervan zijn 200 brieven ten onrechte verzonden. De getroffen burgers hebben een excuusbrief ontvangen, waarin staat aangegeven dat het formulier OWR wel in behandeling zal worden genomen. Ook is naar 41 burgers ten onterechte een afwijzingsbrief verzonden in situaties dat het fiscaal partnerschap gold gedurende een deel van het jaar en in het formulier OWR de fiscaal partner niet was opgenomen. Deze burgers hebben een excuusbrief gekregen met het verzoek het formulier OWR nogmaals ongewijzigd in te dienen. Dit vereist weinig extra inspanning van de burger, maar is om technische redenen noodzakelijk.
Voor de tegenbewijsregeling box 3 is een geautomatiseerd toetsingsproces ingericht. Naar aanleiding van de onterechte afwijzingen onderwerpt de Belastingdienst het toetsingsproces wederom aan een kwaliteitscontrole om verdere fouten te voorkomen. De uitnodigingen tot indienen van het formulier OWR worden in de beginfase bewust in kleine batches verzonden en vervolgens opgeschaald. Zo kan lering getrokken worden uit de beginfase, zodat waar mogelijk en waar nodig verbeteringen kunnen worden doorgevoerd. Doordat voornoemde fouten nu inzichtelijk zijn, kunnen zij tijdig verholpen worden en komen zij niet meer voor in het latere proces, wanneer er grotere aantallen brieven worden verstuurd.
Bij de behandeling van de herstelwet is nadrukkelijk gewaarschuwd voor de complexiteit en uitvoeringsproblemen, ook de Raad van State heeft een zeer kritisch oordeel gegeven. Welke stappen heeft u ná de aanvaarding van het wetsvoorstel gezet om de uitvoeringsproblemen te minimaliseren?
Bij de opzet van de hersteloperatie en de vormgeving van de Wet tegenbewijsregeling box 3 is zo veel mogelijk rekening gehouden met de uitvoerbaarheid. Hierover heb ik u onder meer geïnformeerd in de brief van 6 juni 2025.2 Binnen de kaders van de relevante arresten en wetgeving kiest de Belastingdienst bovendien voor een vormgeving van de hersteloperatie die zo goed mogelijk uitvoerbaar is. Daarbij past een geautomatiseerd toetsingsproces en het gefaseerd opstarten van de operatie.
Tijdens de behandeling van de herstelwet heeft u aangegeven na de druk op de knop de formulieren automatisch verwerkt worden: hoe rijmt u dit met de huidige praktijk waar foutieve brieven worden gestuurd, het systeem «nee» zegt en belastingbetalers aan de bel moeten trekken?
De introductie van een nieuw stelsel, zoals de tegenbewijsregeling box 3, is een ingrijpende operatie in de uitvoering. Ondanks testen en kwaliteitscontrole vooraf, kunnen daarbij complicaties optreden en zijn fouten niet uit te sluiten. Eventuele fouten worden echter snel verholpen door de verantwoordelijke medewerkers binnen de Belastingdienst. Hoewel de hierboven genoemde incorrecte brieven vervelend zijn voor de betreffende burgers, is de impact beperkt. Zoals hierboven vermeld, gebruikt de Belastingdienst inderdaad een geautomatiseerde toetsingsproces. Dit toetsingsproces wordt momenteel verbeterd aan de hand van een grondige kwaliteitscontrole om de toetsing in het vervolgproces foutloos te kunnen uitvoeren.
Kunt u toezeggen dat de geconstateerde fouten in de systemen voordat de volgende brieven verstuurd worden zijn hersteld? Zo ja, hoelang heeft u hier voor nodig en zo nee, waarom niet?
Ja. Het toetsingsproces OWR is uit voorzorg stilgelegd. De formulieren OWR die nu worden ontvangen worden aangehouden totdat de kwaliteitscontrole voltooid is en het probleem in het geautomatiseerde toetsingsproces is opgelost. Dit zal naar verwachting uiterlijk begin oktober zijn. Er is naar verwachting geen of beperkte impact op de doorlooptijd van de hersteloperatie.
              De meer dan 2500 ontvangen meldingen van discriminatie na online bericht van Wilders | 
          |
              Ismail El Abassi (DENK) | 
          |
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht dat het landelijk discriminatiemeldpunt meer dan 2.500 meldingen heeft ontvangen over een afbeelding die door PVV-leider Geert Wilders is verspreid via sociale media?1
Ja.
Deelt u de mening dat het polariserend, racistisch en discriminerend is dat een afbeelding wordt gedeeld waarin een jonge blonde vrouw tegenover een oudere vrouw met hoofddoek wordt geplaatst met daarboven de tekst «Aan u de keuze op 29/10»? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om individuele uitingen van politici of burgers te kwalificeren. In ons land geldt de vrijheid van meningsuiting, die mede inhoudt dat ook scherpe of kwetsende uitlatingen mogelijk moeten zijn. Grenzen aan die vrijheid zijn vastgelegd in de wet, en de beoordeling of een uiting discriminatoir of strafbaar is, is primair aan de rechter.
Vindt u dat deze uiting binnen de grenzen van de vrijheid van meningsuiting valt, of is er, mede gezien eerdere soortgelijke uitingen van deze politicus, sprake van een patroon dat duidt op aanzetten tot haat of discriminatie?
Het is aan het Openbaar Ministerie (OM) om te beoordelen of er sprake is van een strafbare uiting en, zo ja, of vervolging wordt ingesteld. De vrijheid van meningsuiting is een fundamenteel recht dat slechts in uitzonderlijke gevallen en onder strikte voorwaarden kan worden beperkt. Ik doe daar als Minister geen uitspraken over, juist omdat dit een onafhankelijke beoordeling door het OM en de rechter vereist.
Heeft het Openbaar Ministerie (OM) deze uiting inmiddels in behandeling genomen, en zo ja, op welke gronden? Zo nee, waarom niet?
Het OM beoordeelt onafhankelijk of er aanleiding is om een onderzoek te starten naar aanleiding van meldingen of aangiftes. Over individuele zaken doet het OM geen inhoudelijke mededelingen zolang er geen besluit tot vervolging is genomen. Ik kan hier dan ook niet nader op ingaan.
Welke risico’s ziet u voor het maatschappelijke klimaat en de veiligheid van groepen die door dit soort beeldvorming worden gestigmatiseerd, en hoe weegt u dat tegen de uitingsvrijheid van politici?
Ik onderken in het algemeen dat stigmatiserende uitingen kunnen bijdragen aan gevoelens van onveiligheid en uitsluiting bij bepaalde groepen in de samenleving. Tegelijkertijd is de vrijheid van meningsuiting een van de fundamenten van onze democratische rechtsstaat. Het is belangrijk om beide belangen zorgvuldig te wegen. Vanuit de rijksoverheid wordt gewerkt aan het bevorderen van inclusie, het tegengaan van discriminatie en het ondersteunen van meldvoorzieningen waar burgers hun zorgen kunnen uiten.
Welke stappen bent u bereid te zetten om te waarborgen dat stigmatiserende, racistische en discriminerende uitingen niet straffeloos genormaliseerd raken in het publieke debat, in het bijzonder in verkiezingscampagnes?
Zie antwoord vraag 5.
              De effectiviteit van mRNA vaccins | 
          |
              Pepijn van Houwelingen (FVD) | 
          |
Daniëlle Jansen (NSC) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Is het waar dat de Amerikaanse Minister van volksgezondheid, op 6 augustus 2025, in een toespraak gericht tot het Amerikaanse volk het volgende heeft gezegd: «HHS [het Amerikaanse Ministerie van volksgezondheid] has determined that mRNA technology poses more risk than benefits for these respiratory viruses.»?1
Dit is een correcte weergave van de inhoud van de video.
Is het waar dat het Amerikaanse Ministerie van volksgezondheid 22 projecten (met een totaal budget van een half miljard dollar) voor het ontwikkelingen van mRNA-vaccins heeft stopgezet?
Zie antwoord vraag 1.
Kan uit dit alles geconcludeerd worden dat, volgens het Amerikaanse Ministerie van volksgezondheid, de (Corona) mRNA vaccins niet «veilig en effectief» zijn? Zo nee, waarom zegt de Amerikaanse Minister van volksgezondheid dan dat er «meer risico’s dan voordelen» zijn en waarom zet hij 22 projecten voor de ontwikkeling van mRNA-vaccins stop?
Er is wereldwijde wetenschappelijke consensus over de veiligheid en effectiviteit van de COVID-19-vaccins. Ik ben geen commentator noch politiek duider en ga de standpunten en het beleid van het Amerikaanse Ministerie van Volksgezondheid dan ook niet becommentariëren.
Zijn volgens u (Corona) mRNA vaccins op dit moment, op basis van de laatste stand van de wetenschap, «veilig en effectief»?
Ja.
Kunt u deze vragen binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
              Het artikel ‘Prijs medicijnen omhoog door eis Trump’ | 
          |
              Jimmy Dijk | 
          |
Daniëlle Jansen (NSC) | 
              
            
          |
Bent u bekend met het artikel «Slecht nieuws voor Nederlandse patiënt: «Prijs medicijnen omhoog door eis Trump»» uit De Telegraaf van 7 augustus 20251, waarin wordt beschreven dat president Trump grote farmaceutische bedrijven onder druk zet om de geneesmiddelenprijzen in de Verenigde Staten fors te verlagen, en waarin zorgexperts waarschuwen voor negatieve gevolgen voor de beschikbaarheid en betaalbaarheid van medicijnen in Nederland?
Ja.
Wat zijn volgens u de potentiële gevolgen van deze Amerikaanse druk op farmaceuten in de Verenigde Staten voor de beschikbaarheid en betaalbaarheid van geneesmiddelen in Nederland?
Op dit moment is nog veel onduidelijk over de vorm en reikwijdte van de maatregelen die in de Verenigde Staten zijn aangekondigd. Het is dan ook niet goed in te schatten in hoeverre dit beleid gevolgen zal hebben voor Europese en niet-Europese landen met een zorgsysteem gebaseerd op brede solidariteit en toegang. Nederland kent net als veel andere Europese landen een vorm van referentieprijzen. De Wet Geneesmiddelenprijzen (Wgp) stelt een Nederlandse maximumprijs vast op basis van prijzen in ons omringende landen. Indien de Verenigde Staten daadwerkelijk een vergelijkbaar systeem van «External Reference pricing (ERP)» zouden invoeren, dan kan dit in theorie enkele effecten hebben:
Dit handelen van fabrikanten is over het algemeen bedoeld om de prijs in de Verenigde Staten kunstmatig hoog te houden.
Enkele bedrijven hebben openlijk aangegeven voor bepaalde producten hun prijzen in Europa te verhogen, omdat zij prijsverlaging (en daarmee de lagere omzet) in de Verenigde Staten willen compenseren met hogere prijzen inEuropa2, 3. Daardoor zullen de prijzen en uitgaven in andere landen buiten de Verenigde Staten waarschijnlijk stijgen.
Hoe beoordeelt u de zorgen van hoogleraar Carin Uyl-de Groot dat Nederland door zijn kleine markt en strenge toelatingseisen mogelijk minder aantrekkelijk wordt voor farmaceuten?
Het is nu nog te vroeg om aannames te doen over mogelijke, nog niet uitgekristalliseerde effecten van prijsbeleid elders. Nederland is voor bedrijven overigens nog steeds een interessante markt binnen Europa. Dit zal naar mijn verwachting niet veranderen.
Wat doet Nederland momenteel om te voorkomen dat de prijsdruk uit andere landen, zoals de Verenigde Staten, leidt tot hogere geneesmiddelenprijzen in ons land?
Diverse instrumenten in het Nederlandse vergoedingsbeleid zorgen voor beheersing van prijzen. Zo bepaalt de Wgp de Nederlandse maximumprijs op basis van de prijzen in ons omringende landen en onderhandel ik over echt dure geneesmiddelen. Naast ons nationale vergoedingsbeleid werk ik op diverse niveaus samen met andere Europese landen. Bijvoorbeeld in Beneluxa-verband4. Het uitwisselen van informatie en het waar mogelijk samen onderhandelen over prijzen helpen om prijzen in Nederland op een verantwoord peil te houden.
Daarnaast voeren het Zorginstituut, de Nederlandse Zorgautoriteit en de Autoriteit Consument en Markt op dit moment, mede naar aanleiding van de motie van het lid Kuiken, een advies over maatschappelijk aanvaardbare uitgaven aan geneesmiddelen (MAUG). Doel hiervan is om niet zo zeer te kijken naar de gevraagde prijs van geneesmiddelen, maar veel meer te kijken naar wat we als maatschappij een aanvaardbare prijs vinden. Daarmee kunnen we op een voor patiënten en burgers verantwoorde manier keuzes maken in de besteding van zorgmiddelen.
Deelt u de zorg dat Nederlandse patiënten langer moeten wachten op innovatieve medicijnen als farmaceuten hogere prijzen gaan vragen of deze minder snel toelaten tot onze markt?
Ik neem dit mogelijke effect serieus. Er is nu al sprake van alsmaar stijgende uitgaven aan nieuwe geneesmiddelen. Die worden mede veroorzaakt door hoge prijzen en leggen een grote druk op onze solidariteit.
Hoge prijzen van geneesmiddelen gaan ten koste van de betaalbaarheid van zorg. In Nederland en andere Europese lidstaten. Het zou betreurenswaardig zijn als fabrikanten patiënten niet op de eerste plaats stellen door hun prijzen ten koste van patiënten nog verder te verhogen, of ze zelfs langer op geneesmiddelen te laten wachten die ze nodig hebben.
Hoe gaat u voorkomen dat invoerheffingen van de VS op geneesmiddelen – zoals aangekondigd door president Trump – indirect de kosten en toegang in Nederland beïnvloeden?
Op dit moment is nog veel onduidelijk over de vorm en reikwijdte van de maatregelen die in de Verenigde Staten zijn aangekondigd. Het is dan ook niet goed in te schatten in hoeverre dit beleid gevolgen zal hebben voor Europese en andere landen. Wel heb ik over de ontwikkelingen contact met de Europese Commissie, mijn Beneluxa-partners en andere Europese Lidstaten.
Welke invloed heeft het Nederlandse toelatings- en vergoedingensysteem op de snelheid waarmee nieuwe geneesmiddelen beschikbaar komen? Bent u bereid dit systeem te herzien als blijkt dat patiënten hierdoor significant benadeeld worden?
Dure, nieuwe geneesmiddelen moeten voldoen aan de pakketcriteria die door het Zorginstituut worden getoetst. Sinds een aantal jaar onderhandel ik op basis van de adviezen van het Zorginstituut over de prijzen van nieuwe, te dure geneesmiddelen. Deze processen vergen enige tijd. Ik streef ernaar deze niet langer te laten duren dan strikt noodzakelijk. Uw Kamer is eerder bericht over de plannen voor een toekomstbestendig stelsel5. Onder meer wil ik, door vroeger in het proces samen met de beroepsgroepen de risico’s in te schatten – niet alleen financiële maar ook ten aanzien van de effectiviteit en gepast gebruik –, sneller kunnen bepalen welke risicobeheersing nodig is voor een verantwoorde pakketopname. Dit moet de snelheid van besluitvorming ten goede komen. Momenteel werk ik met partijen, waaronder ook de industrie, deze plannen verder uit. Ik informeer u hier nader over later dit jaar.
Kunt u toelichten hoe de Nederlandse overheid de farmaceutische industrie aanspreekt op transparantie rond ontwikkelingskosten, prijsstelling en onderhandelingsruimte?
Ik hecht waarde aan beter inzicht in de ontwikkelkosten, prijsstelling en de onderhandelde en werkelijk betaalde prijzen voor geneesmiddelen, maar kan deze niet afdwingen. Wel benadruk ik het belang van inzicht in afgesproken prijzen bij voortduring in onder meer de prijsonderhandelingen. In de praktijk blijkt dat leveranciers doorgaans niet bereid zijn om tot openbare prijsafspraken te komen, die door mij acceptabel worden geacht.
Omdat ik toegang tot geneesmiddelen voor de patiënt belangrijk vind, ga ik daarom akkoord met vertrouwelijke prijsafspraken. Om de vertrouwelijkheid te waarborgen, ben ik beperkt in de wijze waarop ik inzicht kan geven in hoeverre de geadviseerde kortingspercentages worden gerealiseerd: ik kan dit alleen op een bepaald aggregatieniveau doen omdat het anders tot een individueel geneesmiddel zou zijn terug te leiden.6
Bent u bereid een analyse te laten uitvoeren over de mogelijke gevolgen van het Amerikaanse beleid op de Nederlandse geneesmiddelenmarkt, en deze met de Kamer te delen?
Ik vind het belangrijk om samen met mijn Europese collega’s de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten te houden, maar zie nog onvoldoende aanknopingspunten voor zo’n analyse. De attaché Volksgezondheid, Welzijn en Sport bij de Nederlandse ambassade in Washington D.C. houdt mij op de hoogte van de gebeurtenissen aldaar en ik heb contact met de brancheorganisatie Vereniging voor Innovatieve Geneesmiddelen. Wel ben ik bereid om de Tweede Kamer nauwgezet te informeren zodra ik meer duidelijkheid heb over de mogelijke maatregelen en de uitwerking daarvan op het Nederlandse systeem.
Bent u bereid om op korte termijn in Europees verband overleg te voeren met andere lidstaten over gezamenlijke inkoop en prijsafspraken met farmaceutische bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Dit is al onderdeel van mijn beleid. Nederland speelt in Europees verband immers al geruime tijd een vooraanstaande rol rond samenwerking op dit terrein. Zo is Nederland actief deelnemer aan de Beneluxa-initiatief, waarin onder meer gezamenlijke prijsonderhandelingen worden gevoerd. Daarnaast staat Nederland in beginsel positief tegenover het voorstel voor de Verordening kritieke geneesmiddelen7, die ook gezamenlijke inkoop door EU-lidstaten van geneesmiddelen van gemeenschappelijk belang onder voorwaarden beoogt te faciliteren. Dit zou een mogelijkheid kunnen bieden voor de gezamenlijke inkoop van geneesmiddelen die door marktfalen mogelijk niet op de Nederlandse markt zouden kunnen komen.
              Het onderzoek waaruit blijkt dat TUI bakken met geld verdient aan het lijden van dolfijnen en orka’s. | 
          |
              Ines Kostić (PvdD) | 
          |
Rummenie | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Stories of Suffering: What TUI Group isn’t telling you» van World Animal Protection?1
Ja.
Bent u ermee bekend dat TUI ook in Nederland op grote schaal tickets verkoopt voor activiteiten met dolfijnen en orka’s die in gevangenschap worden gehouden?
Ik ben er inderdaad mee bekend dat TUI deze tickets verkoopt.
Heeft u gezien dat TUI onder meer tickets aanbiedt voor peddelen met in gevangenschap levende dolfijnen in Dubai, zwemmen met dolfijnen in Mexico en de Dominicaanse Republiek en shows met orka’s op Tenerife?2, 3, 4
Ja, ik heb dat gezien.
Heeft u kennisgenomen van de lange lijst aan dierenwelzijnsmisstanden in de parken, zoals hoogzwangere dieren die moeten optreden, dolfijnenkalfjes die worden gescheiden van hun moeder, oog- en huidbeschadigingen en verwondingen?
Ja, ik heb hier kennis van genomen.
Deelt u het inzicht dat veel van deze dolfijnen en orka’s onnatuurlijk gedrag moeten vertonen en daardoor lijden en stress ervaren, zoals ook wordt ondersteund door het recente advies van de Raad voor Dierenaangelegenheden (Kamerstuk 2025D23962) waarin wordt gesteld dat het erg lastig is om dolfijnen in gevangenschap te bieden wat ze nodig hebben?
Ik kan niet oordelen over shows die in het buitenland plaatsvinden.
Kunt u bevestigen dat veel van de activiteiten die TUI aanbiedt met orka’s en dolfijnen in Nederland verboden zijn, omdat we het niet in het belang van dierenwelzijn vinden?
Het welzijn van dieren tijdens activiteiten in een dierentuin wordt in Nederland geborgd door de aan de dierentuinvergunning verbonden voorwaarden. Voor wat de optredens in het buitenland betreft, verwijs ik naar het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat het vanuit dierenwelzijnsoogpunt onacceptabel is dat orka’s en dolfijnen in gevangenschap worden gehouden en shows moeten doen, puur voor het vermaak van mensen? Zo nee, waarom niet?
Ja, het houden van shows puur voor entertainment is verboden in Nederland. Dierpresentaties worden getoetst op educatieve waarde en dieren moeten natuurlijk gedrag vertonen.
Heeft u gezien dat TUI dergelijke uitjes actief promoot, met lokkende zinnen zoals «Laat je verrassen door de aanstekelijke energie van een ontmoeting met een orka», «Een keer in je leven wil je toch met dolfijnen hebben gezwommen» en «Van ’s werelds grootste pinguïnarium tot verbluffende orka- en dolfijnenshows, je dag vliegt gewoon voorbij»? Wat vindt u hiervan?5, 6
Ja ik heb dit gezien.
Deelt u de mening van oud-Minister Adema die stelde er «onvoldoende vertrouwen» in te hebben dat publieksinteracties tussen bezoekers en wilde dieren mogelijk zijn zonder een onnatuurlijk beeld van de dieren neer te zetten? Zo nee, waarom niet en op welk onderzoek baseert u dat?7
Ja, ik deel die mening, maar dit betekent niet dat iedere publieksinteractie het welzijn van een dier schaadt.
Bent u bereid om TUI op te roepen te stoppen met de verkoop van tickets voor uitjes die gepaard gaan met dierenleed? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het de verantwoordelijkheid van TUI en de consument om zich bij de ver- en aankoop van tickets te vergewissen van ethische en dierenwelzijnsvraagstukken die er mogelijk spelen.
Bent u bereid om maatregelen te nemen zodat er een einde komt aan de Nederlandse verkoop van tickets voor dieronvriendelijke activiteiten, zoals zwemmen met dolfijnen en shows met orka’s? Zo nee, waarom niet?
De Wet dieren en andere wetten voorzien niet in een bevoegdheid om het sluiten van overeenkomsten in Nederland met betrekking tot het deelnemen aan activiteiten met dieren in het buitenland land te verbieden. Een dergelijk verbod is een belemmering van de vrijheid van handel (inclusief contractsvrijheid), en daarom niet haalbaar. Het zal ook niet effectief zijn, gezien burgers de tickets ook in het buitenland kunnen aanschaffen.
Kunt u bevestigen dat niet alleen in het buitenland, maar ook in het Dolfinarium nog shows met dolfijnen plaatsvinden die ingaan tegen het natuurlijk gedrag en het welzijn van de dieren?
In Nederland zijn voorschriften aan de vergunning verbonden waardoor er geen dierpresentaties mogen worden uitgevoerd die tegen het natuurlijk gedrag van de dolfijnen ingaan en/of het welzijn schaden.
Kunt u aangeven hoe vaak, sinds de rechterlijke uitspraak van mei over het mogelijk overtreden van de wet door het Dolfinarium, de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO) en/of de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) controles hebben uitgevoerd in het park? Kunt u aangeven wat de bevindingen waren van deze controles?
Er hebben sinds de gerechtelijke uitspraak op de voorlopige voorziening geen controles plaatsgevonden bij het Dolfinarium.
Kunt u toezeggen dat door het ministerie wordt gewerkt aan aanvullende, juridisch houdbare onderbouwing, zodat alsnog kan worden ingegrepen bij de twintig showonderdelen waarmee het Dolfinarium de wet overtreedt? Zo nee, waarom niet?
De voorschriften die aan de vergunning verbonden zijn bieden voldoende mogelijkheden om handhavend op te treden in geval van overtreding.
Kunt u bevestigen dat u werkt aan een verbod op publieksinteracties in dierentuinen en het onderzoek hiervoor in het voorjaar van 2026 opgeleverd zal worden? Kunt u een tijdlijn geven met daarin de verwachte inwerkingtredingsdatum van het verbod?
Ja, ik kan bevestigen dat ik ga werken aan een onderzoek aan publiekinteracties. Als dit onderzoek afgerond is, naar verwachting in 2026, wordt er bepaald of er een verbod nodig is of niet. Publieksinteracties worden al getoetst bij het verlenen van een vergunning.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
              De rechterlijke uitspraak dat Nederland burgers onvoldoende beschermt tegen landbouwgif | 
          |
              Ines Kostić (PvdD) | 
          |
Thierry Aartsen (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Femke Wiersma (minister landbouw, visserij, voedselzekerheid en natuur) (BBB) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak van het gerechtshof van Den Bosch, waarbij werd bevestigd dat lelieteelt naast woonwijken wegens het vele gebruik van landbouwgif onwenselijk is en dat de wetgever en de toelatingsorganisatie (het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)) steken laten vallen in het beschermen van bewoners tegen landbouwgif?1
De Minister van Landbouw, Visserij, Voedselzekerheid en Natuur (LVVN) en de Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat – Openbaar vervoer en Milieu hebben kennisgenomen van de uitspraak van het gerechtshof ’s-Hertogenbosch van 22 juli jongstleden. Het betrof een hoger beroep in kort geding aangespannen door een lelieteler tegen een eerdere uitspraak van de voorzieningenrechter waarbij de lelieteler een verbod werd opgelegd om gewasbeschermingsmiddelen toe te passen ten behoeve van de lelieteelt. Het verbod is door het hof nu teruggebracht tot een tijdelijk verbod voor deze ene lelieteler dat ruimte geeft voor onder andere nader onderzoek. De uitspraak is niet onherroepelijk, o.a. een bodemprocedure en cassatie zijn mogelijk.
Wij delen niet uw mening dat de wetgever en het Ctgb «steken hebben laten vallen in het beschermen van bewoners tegen landbouwgif». Zie hiervoor de beantwoording bij vraag 2, 4 en 7.
Weet u nog dat de Partij voor de Dieren (Kamerstuk 27 858, nr. 714) en wetenschappers eerder ook kritiek hebben geuit op het gebrek aan handelen van het kabinet om de gezondheid van burgers te beschermen, maar dat de Minister en de Staatssecretarissen wilden wachten op nog jarenlang onderzoek totdat 100 procent zekerheid was dat bestrijdingsmiddelen inderdaad gevaarlijk waren voor mensen?2, 3, 4
De Staatssecretaris van Volksgezondheid, welzijn en Sport (VWS) en de Minister van LVVN hebben de vragen van de Partij van de Dieren beantwoord die in het Commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen op 15 mei jongstleden zijn gesteld. In de beantwoording hebben we aangegeven dat er sprake zou moeten zijn van een concreet causaal verband tussen het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen en het optreden van ziektes. Het kabinet heeft daartoe een meerjarig onderzoeksprogramma gestart (SPARK, Kamerstuk 27 858, nr. 707). In de huidige risicobeoordeling is onder meer uitgangspunt dat een gewasbeschermingsmiddel geen onmiddellijke of uitgestelde schadelijke effecten op de gezondheid van de mens mag hebben.
Weet u nog dat de Partij voor de Dieren in het commissiedebat Gewasbeschermingsmiddelen van 15 mei 2025 stelde dat dat geen juiste toepassing was van het voorzorgsbeginsel door het kabinet en dat het kabinet meer verboden en beperkingen moest instellen, eventueel in afwachting van resultaten van verder onderzoek (Kamerstuk 27 858, nr. 714)?
In de brief van 19 november 2024 (Kamerstuk 27 858, nr. 676) van de Minister van LVVN is ingegaan op de wijze waarop het voorzorgsbeginsel wordt toegepast bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen. Een mogelijke verdenking van een gevaar voor gezondheid van mens en milieu, bijvoorbeeld vanwege een stofeigenschap, hoeft niet te betekenen dat er daadwerkelijk ook een schadelijk effect optreedt bij gebruik volgens de wettelijke gebruiksvoorschriften. De blootstelling is daarbij van belang om het risico op een schadelijk effect te beoordelen. In het toelatingsbeleid van gewasbeschermingsmiddelen wordt enerzijds rekening gehouden met realistische gebruiksomstandigheden en anderzijds wordt daarbij rekening gehouden met maximale blootstelling (worst case scenario’s) en worden veiligheidsfactoren toegepast.
Wat is uw reactie op de kritiek van de rechter op de regering over het feit dat Nederland het voorzorgsbeginsel niet goed toepast en de Europese richtlijn omtrent duurzaam gebruik van pesticiden niet goed heeft ingevoerd en daarmee kwetsbare groepen zoals kinderen en ouderen onvoldoende beschermt?
Ten aanzien van het voorzorgsbeginsel past Nederland dit beginsel toe zoals is vastgelegd in Europese regelgeving inzake de toelating van gewasbeschermingsmiddelen (zie Kamerbrief 27 858, nr. 676). Daarnaast speelt Nederland een continue actieve rol om het toelatingskader, waar nodig en mogelijk, te verbeteren. Dat is ook onderdeel van het in het antwoord op vraag 2 genoemde meerjarige onderzoek. Van belang bij de toepassing is de mate waarin er wetenschappelijke zekerheid moet zijn (causaal verband) dat een mogelijk risico ook daadwerkelijk optreedt. De risico’s voor de goedkeuring van een werkzame stof en de toelating van een gewasbeschermingsmiddel zijn immers vooraf al zorgvuldig onderzocht met de kennis die voorhanden was. En als na goedkeuring of toelating is gebleken dat nieuwe wetenschappelijke kennis aantoont dat niet meer aan de vereisten van het toelatingskader wordt voldaan (zoals geen schadelijke effecten voor de mens), kan de Europese Commissie, respectievelijk de nationale toelatingsautoriteit ingrijpen in de goedkeuring en toelating.
Ten aanzien van de implementatie van Richtlijn 2009/129/EG verwijst het hof enkel naar de implementatie van artikel 12 van deze richtlijn, dat betrekking heeft op maatregelen in gebieden waar kwetsbare groepen regelmatig gebruik van maken. In de goedkeuringsprocedure van werkzame stoffen op EU niveau en bij de toelating van gewasbeschermingsmiddelen wordt in de risicobeoordeling al extra aandacht gegeven aan kwetsbare groepen. Dat is in beide procedures ook een vereiste van de gewasbeschermingsmiddelenverordening (Verordening (EG) 1107/2009 artikel 4, lid 2, aanhef en onder a). Dat betekent dat met gebruik van gewasbeschermingsmiddelen volgens de wettelijke gebruiksvoorschriften geen schadelijke effecten mogen optreden, ook niet bij kwetsbare groepen. Aanvullend daarop bevat de richtlijn duurzaam gebruik pesticiden (Richtlijn 2009/128/EG) voorschriften voor lidstaten om mogelijke risico’s en effecten van het gebruik van toegelaten gewasbeschermingsmiddelen nog verder terug te dringen. Daarbij hebben lidstaten ruimte in de mate waarin ze invulling geven aan deze voorschriften, afhankelijk van de specifieke situaties in de lidstaat. Artikel 12, aanhef, en onderdeel a, van die Richtlijn, schrijft voor dat de lidstaten ervoor zorgdragen dat het gebruik van pesticiden wordt geminimaliseerd of verboden in gebieden die door het brede publiek of door kwetsbare groepen worden gebruikt, zoals parken, openbare tuinen, sport- en recreatieterreinen, schoolterreinen en speelplaatsen, en gebieden in de nabijheid van zorginstellingen.
Nederland heeft het aangehaalde artikel 12, onderdeel a, onder meer geïmplementeerd met een verbod op professioneel gebruik buiten de landbouw, oftewel een verbod op gebruik in bijvoorbeeld woonwijken, (recreatie- en sport)parken, speelplaatsen en andere groenvoorzieningen. Het artikel ziet op maatregelen die in de desbetreffende openbare gebieden moeten worden getroffen en bevat geen concrete verplichting voor de lidstaten om daarnaast ook alle gebruik in de directe omgeving van de betrokken gebieden te verbieden.
Er is ook zorg voor de gezondheid van omwonenden. Lokale overheden hebben bijvoorbeeld de mogelijkheid om op basis van de omgevingswet nadere maatregelen te nemen. Zoals uw Kamer is gemeld wordt door het Rijk onderzoek in gang gezet om een rekenmethode te ontwikkelen voor onderbouwing van de breedte van spuitzonering (Handelingen 20242025–2008). Ook wordt gewerkt aan een informatiepunt voor omwonenden, in lijn met de toezegging aan uw Kamer (TZ202412–010).
Hoe gaat u deze fout precies op korte termijn corrigeren?
Zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 4, past Nederland het voorzorgsbeginsel toe volgens Europese regelgeving en heeft het Richtlijn 2009/128/EG op het door het hof genoemde onderdeel adequaat geïmplementeerd.
Weet u nog dat de Partij voor de Dieren en wetenschappers eerder ook kritiek hebben geuit (Kamerstuk 2025D28474) (Kamerstuk 2024D43678) op de werkwijze van het Ctgb, waarbij onvoldoende werd getoetst op de gevaren voor de gezondheid van burgers, maar de Minister altijd bleef herhalen dat ze blijft volgen wat het Ctgb zegt?
Eerder geuite opmerkingen zijn bekend. Het Ctgb volgt het strenge Europese toetsingskader voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en is binnen de EU één van de meest gerenommeerde toelatingsautoriteiten en draagt actief bij aan de verdere ontwikkeling van het toetsingskader. Er wordt dezerzijds veel waarde gehecht aan en vertrouwen op de onafhankelijke besluiten en wetenschappelijke adviezen van het Ctgb.
Wat is uw reactie op de uitspraken van de rechter over het gebrekkige handelen van het Ctgb, waaronder het niet toetsen op risico’s op ziektes als Parkinson en ontwikkelingsstoornissen bij kinderen en het niet vragen om een risicobeoordeling bij wetenschappelijke deskundigen?
Zoals toegelicht in het antwoord op vraag 6 is er geen sprake van gebrekkig handelen van het Ctgb. De rechter spreekt uit dat er omissies zijn omdat geen onderzoek is verricht naar risico’s op neurodegeneratieve ziektes die op latere leeftijd optreden, zoals de ziekte van Parkinson en naar risico’s op ontwikkelingsstoornissen voor jonge en ongeboren kinderen. De rechter geeft ook aan dat het toelatingssysteem voor gewasbeschermingsmiddelen een verfijnd systeem is dat met waarborgen is omgeven.
In dit systeem wordt getoetst of de blootstelling onder de Europees geharmoniseerde veilige gezondheidskundige grenswaarden blijft. Alleen dan kan een gewasbeschermingsmiddel worden toegelaten. Dit systeem bevat veiligheidsmarges en houdt rekening met intrinsieke onzekerheden zowel bij het inschatten van de blootstelling als de afleiding van de grenswaarden. Bij de inschatting van de blootstelling wordt uitgegaan van de maximale blootstelling (worst case scenario’s). De grenswaarden zijn gebaseerd op een grote hoeveelheid informatie over het meest kritische gezondheidseffect en de meest gevoelige onderzoeksgroep uit een dataset. Daarbij kijkt men naar onder andere giftigheid, kankerverwekkendheid, neurotoxiciteit, effecten op de reproductie en ontwikkeling gedurende alle levensstadia van geboorte tot latere leeftijd. In alle gevallen wordt een veiligheidsfactor 100 toegepast ter compensatie van verschillen tussen (proef)dier en mens en tussen mensen onderling. Zo worden ook de meest kwetsbare mensen beschermd met deze grenswaarden. Wanneer de wetenschappelijke informatie daartoe aanleiding geeft, bijvoorbeeld bij onzekerheid over een bepaald effect gezien in een studie, wordt nog een extra veiligheidsfactor gehanteerd om te zorgen dat de grenswaarden voldoende beschermend zijn.
Nieuwe wetenschappelijk inzichten kunnen leiden tot verbetering en aanpassing van het bestaande toelatingskader. En daar spelen Nederlandse wetenschappelijke instituten zoals RIVM, WUR en andere universiteiten en ook het Ctgb een actieve rol. Dit gebeurt onder meer met het in het antwoord op vraag 2 genoemde meerjarige onderzoeksprogramma en het zogeheten SPARK onderzoek waarbinnen een teststrategie wordt ontwikkeld om de mogelijke relatie tussen gewasbeschermingsmiddelen en de ziekte van Parkinson te onderzoeken. Met verbeterde beoordelingsmethodes op bijvoorbeeld deze neurodegeneratieve effecten kan vollediger of zogezegd specifiek op deze effecten worden beoordeeld. Dat geeft extra zekerheden. Het is belangrijk dat daar aan gewerkt wordt en daarin neemt NL al initiatief binnen de EU.
Welke snelle stappen gaat u ondernemen om deze fout te corrigeren?
Het systeem is gebaseerd op continue aanpassing van het toelatingskader op basis van voortschrijdend wetenschappelijk inzicht. Indien voortschrijdend inzicht wordt uitgelegd als een fout werkt dat averechts op initiatieven om tot nieuwe wetenschappelijke inzichten te komen en die vervolgens toe te passen of te vertalen naar regelgeving.
Wat gaat u precies op welke termijn doen naar aanleiding van de uitspraak van de rechter?
De uitspraak van het hof betrof een civiele zaak tussen een lelieteler en een groep omwonenden. Het is aan de betrokken partijen om daar gevolg aan te geven of in beroep te gaan (cassatie of bodemprocedure).
In voorgaande antwoorden is uiteengezet wat er gedaan wordt om het toelatingssysteem verder te verbeteren en mens, dier en milieu te beschermen. Het kabinet gaat verder op deze ingeslagen weg.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat kinderen en andere mensen op korte termijn alsnog voldoende worden beschermd tegen landbouwgif en andere bestrijdingsmiddelen en biociden?
Via het huidige Europese toetsingskader en aanvullende nationale voorschriften, zoals verbod op professioneel gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw, om risico’s en effecten nog verder te minimaliseren wordt invulling gegeven aan het beginsel mens, dier en milieu te beschermen.
Gaat u in ieder geval met uw collega’s een landelijk verbod op het gebruik van bestrijdingsmiddelen nabij woonwijken instellen, zoals omwonenden dat willen? Zo nee, waarom speelt u bewust met mensenlevens?
Zoals verwoord in het antwoord op vraag 9 gaat het kabinet verder op de weg van continue verbetering van het toelatingskader. Daarnaast wordt ingezet op maatregelen om de afhankelijkheid van gewasbeschermingsmiddelen terug te dringen, bij voorkeur laagrisicomiddelen te gebruiken en emissies naar het milieu terug te dringen (zie Kamerstuk 27 858, nr. 706 inzake het Jaarplan 2025 van het Uitvoeringsprogramma Toekomstvisie Gewasbescherming 2030).
Verder is een verkennend onderzoek uitgezet bij RIVM en WUR om te komen tot een objectieve onderbouwing van spuitzonering in de nabijheid van bebouwing en natuurgebieden.
Zoals verwoord in het antwoord op vraag 3 wordt, als na toelating is gebleken dat nieuwe wetenschappelijke kennis aantoont dat niet meer aan de vereisten van het toelatingskader uit artikel 29 Verordening 1107/2009 wordt voldaan (zoals geen schadelijke effecten voor de mens), ingegrepen in de toelating.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat de Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden vlak na het zomerreces 2025 weer naar de Kamer wordt gestuurd, waarbij recht wordt gedaan aan de genoemde uitspraak van de rechter en de roep vanuit de wetenschap en burgers om mensen en dieren beter te beschermen tegen bestrijdingsmiddelen en biociden, gezien het feit dat deze wet met een amendement succesvol is gewijzigd door de Partij voor de Dieren (Kamerstuk 35 756, nr. 8, waardoor deze wet een flinke reductie had van het gebruik van schadelijke gif in de landbouw en erbuiten en zo de gezondheid van mensen echt beschermt, maar werd ingetrokken door het huidige kabinet? Zo ja, wat komt er dan in die wet te staan en welke middelen (binnen en buiten de landbouw) worden verder verboden of aan banden gelegd en op welke termijn? Zo nee, waarom speelt u bewust met mensenlevens?
Het geamendeerde wetsvoorstel over het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw is op 20 december 2024 ingetrokken, onder aankondiging dat het oorspronkelijke wetsvoorstel, zonder de amendementen, opnieuw zal worden ingediend (Kamerbrief van 24 april 2025, Kamerstuk 35 756, nr. 28).
Het oorspronkelijke wetsvoorstel is ruim vierenhalf jaar geleden ingediend.
Zoals in de aangehaalde brief aangegeven, zijn de doelstellingen van het oorspronkelijke wetsvoorstel het uitgangspunt. De demissionaire status van het kabinet vraagt op dit moment echter terughoudendheid met wetsvoorstellen. Daarnaast moet de noodzaak van indiening van het oorspronkelijke wetsvoorstel bezien worden in het licht van de jurisprudentie die zich na de indiening van dat voorstel ontwikkeld heeft. De Kamer wordt daarover op een later moment geïnformeerd.
Wat zijn de gevolgen van deze uitspraak met betrekking tot de andere teelten waarvoor veel gif wordt gebruikt (zoals tulpen en pootaardappelen)? Op welk wetenschappelijk en juridisch advies baseert u uw antwoord en kunt u dit advies of deze adviezen meesturen)?
De uitspraak van het hof, betreffende een hoger beroep in vervolg op een uitspraak in kort geding van de Rechtbank Limburg, ging over een specifieke situatie, over specifieke door de teler te gebruiken middelen met bepaalde werkzame stoffen en voorzag in een tijdelijk verbod. Dit hof baseerde zich daarbij op de door de partijen aangedragen informatie en gaf met de tijdelijkheid van het verbod ruimte voor o.a. een bodemprocedure en aanvullend onderzoek. Daarnaast staat voor partijen nog de mogelijkheid van cassatieberoep open. De uitspraak heeft gelet op dit alles geen directe werking voor de lelieteelt in zijn algemeenheid, noch voor andere teelten. Overigens heeft het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden in een soortgelijke procedure (hoger beroep na civielrechtelijk kort geding) in 20235 geoordeeld dat de lelieteelt in die zaak kon worden gecontinueerd, met vier specifieke door de lelieteler in die zaak benodigde middelen. In geschillen tussen civiele partijen houdt de civiele rechter rekening met de specifieke omstandigheden die aan de orde zijn.
Erkent u dat de kans groot is dat als de overheid niet snel in actie komt tegen landbouwgif, er meer mensen na deze uitspraak terecht naar de rechter zullen stappen om hun gezondheid en die van hun kinderen te beschermen?
In Nederland hebben civiele partijen altijd het recht om een casus voor te leggen aan een rechter. Om in te grijpen op een toelating is een wetenschappelijke onderbouwing noodzakelijk, dat is en blijft de leidraad voor het kabinet.
Deelt u de mening, van ons en omwonenden, dat het de taak van de overheid is om snel alsnog duidelijkheid en goede bescherming van gezondheid van mensen en dieren te regelen, zodat burgers niet worden gedwongen om agrariërs voor de rechter te slepen en om te voorkomen dat spanningen tussen burgers en agrariërs op het platteland verder oplopen? Zo nee, waarom niet?
Voor de overheid is een rol weggelegd om wetenschappelijke onderbouwde duidelijkheid te geven en daarmee de gezondheid van mens, dier en milieu te beschermen. Vertrouwen op de adviezen en besluiten van onafhankelijke wetenschappelijke instituten, die daarvoor in het leven zijn geroepen, is daarbij essentieel.
Kunt u de vragen één voor één, zo snel mogelijk en in ieder geval binnen de gestelde termijn beantwoorden?
De vragen zijn één voor één en zo snel als mogelijk beantwoord.
              Het bericht dat Douwe Bob een kortgeding aanspant tegen VVD-leider Dilan Yesilgöz om Jodenhaat-tweet | 
          |
              Ismail El Abassi (DENK) | 
          |
David van Weel (minister justitie en veiligheid, minister asiel en migratie) | 
              
            
          |
| 
              
                
                   | 
          |
Bent u bekend met het bericht dat zanger Douwe Bob een kort geding heeft aangespannen tegen VVD-leider Dilan Yeşilgöz vanwege een uitlating op X, waarin zij hem beschuldigt van antisemitisme?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het feit dat een voormalig Minister van Justitie en Veiligheid en huidig politiek leider van een regeringspartij iemand publiekelijk beschuldigt van Jodenhaat, zonder dat daar een rechterlijk oordeel of feitelijke onderbouwing aan ten grondslag ligt?
Als Minister spreek ik mij niet uit over individuele casussen.
Deelt u de mening dat dergelijke uitspraken kunnen worden gekwalificeerd als smaad en laster, gelet op artikel 261 en 262 van het Wetboek van Strafrecht?
Of uitspraken gekwalificeerd kunnen worden als smaad en laster is niet aan mij maar aan het Openbaar Ministerie en – uiteindelijk – aan de rechter.
Bent u bereid het Openbaar Ministerie (OM) aan te sporen tot een toetsing of zelfs strafrechtelijk onderzoek, mede gelet op de precedentwerking die dit kan hebben op het maatschappelijk en politiek debat?
Nee, het OM opereert zelfstandig. Bovendien is smaad een klachtdelict, dus het OM komt pas in actie als er ook daadwerkelijk om vervolging wordt gevraagd door het slachtoffer.2
Deelt u de mening dat het ondermijnt aan het vertrouwen in de rechtsstaat wanneer politici zonder bewijs individuen publiekelijk beschuldigen van antisemitisme, met alle gevolgen van dien voor hun reputatie en veiligheid?
Wanneer mensen menen slachtoffer te zijn van het al dan niet met opzet beschuldigd worden van iets dat men niet kan bewijzen, zijn er mogelijkheden tot aangifte, mocht men er onderling niet uit (willen) komen. Alhoewel politici een voorbeeldfunctie hebben, wil dit nog niet per se zeggen dat dit de rechtsstaat ondermijnt.
Welke waarborgen bestaan er momenteel om ervoor te zorgen dat ook politieke ambtsdragers zich aan de juridische en ethische grenzen houden van hun publieke uitlatingen, zeker wanneer zij spreken over antisemitisme of andere vormen van discriminatie?
De vrijheid van meningsuiting geldt voor alle burgers en dus ook voor politiek ambtsdragers. Voor leden van de Staten-Generaal geldt bovendien parlementaire onschendbaarheid waardoor de rechter hen niet kan vervolgen voor uitspraken tijdens een parlementaire vergadering (artikel 71 Grondwet). Indien er geen sprake is van de parlementaire setting, dan geldt dus het algemene recht van vrijheid van meningsuiting. Voor politici geldt dat zij een ruime uitingsvrijheid hebben omdat zij standpunten over de inrichting van de samenleving moeten kunnen uitdragen. Dit recht is niet oneindig. Uit jurisprudentie van het EHRM volgt evenwel ook dat politici vanwege hun belangrijke maatschappelijke functie moeten vermijden dat hun publieke uitingen intolerantie tegen bepaalde groepen voeden.
Mensen die menen slachtoffer te zijn van smaad, laster, discriminatie enzovoorts kunnen hiervan aangifte doen en vervolging is mogelijk. De uiteindelijke beoordeling of er sprake is van een strafbaar feit is aan het OM en uiteindelijk aan de rechter. De juridische waarborgen zijn dus voorhanden. Daarnaast kan er melding worden gemaakt van vermeende (online) discriminatie bij de daarvoor bedoelde meldinstanties, zoals de Antidiscriminatievoorzieningen of Meld.Online Discriminatie. Het kabinet heeft in de afgelopen jaren actie ondernomen om de meldings- en aangiftebereidheid voor sommige vormen van grensoverschrijdende meningsuiting (bijvoorbeeld discriminatie) te verhogen door de drempels hiertoe te verlagen.