De uitzending 'Sluimerend bewustzijn' van KRO Brandpunt |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de tv-uitzending «Sluimerend bewustzijn»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de stelling dat comapatiënten en hun familie in Nederland te horen krijgen: «Stop hem maar in een verpleegtehuis. Behandelen kan wel maar doen we niet in Nederland. Te duur»?
Waarop deze stelling concreet gebaseerd is wordt in de uitzending niet duidelijk gemaakt. Als het een mening is deel ik deze niet.
Klopt het dat bij 40% van de comapatiënten een foute diagnose wordt gesteld over het bewustzijn? Zo ja, wat vindt u van dit hoge percentage?
Nee dat is een onterechte conclusie. Een diagnose komt niet alleen tot stand op basis van bewustzijnsonderzoek maar ook op basis van lichamelijk onderzoek zoals de aanwezigheid van reflexen en volgbewegingen van de ogen. De discussie of het mogelijk en betekenisvol is om meer gedetailleerde niveaus te onderscheiden, hangt met name af van de gevolgen die dat kan hebben voor de therapie. Zie ook mijn antwoord op de vragen 5 en 6.
Klopt het dat onderzoekers in Luik een bewustzijnstest hebben ontwikkeld die de kans op herstel van comapatiënten kan voorspellen?
Het klopt dat de onderzoekers in Luik onderzoek doen naar het resterend bewustzijn van comapatiënten en de methoden om dit aan te tonen. In een interview met de Luikse onderzoekers uit 20092 wordt gesteld dat er ruimte is voor verbetering van de prognostische tests. Zij koppelen dat overigens vooral aan het voorspellen van de sterftekans op de intensive care.
Deelt u de mening dat elke comapatiënt recht heeft op een bewustzijnstest? Zo nee, waarom niet?
Ik interpreteer deze vraag als een vraag naar de aanspraak op vergoeding van deze test vanuit de basisverzekering. Het College voor zorgverzekeringen (CVZ) heeft over de beoordeling van testen zeer recent een rapport uitgebracht3. In dat rapport wordt helder aangegeven wat er bij de beoordeling van een test komt kijken. De volgende passage die het kader schetst, is een rechtstreeks citaat uit dat rapport:
«Het CVZ beoordeelt als pakketbeheerder interventies op basis van gezondheidsuitkomsten voor patiënten. Dat geldt zowel voor therapeutische interventies, als ook voor tests. We gaan er vanuit dat medische tests niet alleen beoordeeld moeten worden op hun intrinsieke waarde, maar vooral ook op hun gevolgen voor de gezondheid van de patiënt. Het CVZ is als pakketbeheerder van opvatting dat betaling vanuit de basisverzekering (collectieve middelen), waarvoor een beroep op de solidariteit van alle verzekerden wordt gedaan, alleen gerechtvaardigd is als de interventie (in casu ook de medische test) daadwerkelijk nuttig is voor de gezondheid van degenen die de interventie ondergaan. Dat betekent dat in de visie van het CVZ een medische test alleen beschouwd kan worden als zorg conform «de stand van de wetenschap en praktijk» als aangetoond of aannemelijk gemaakt is dat toepassing van de test tot gezondheidswinst bij patiënten leidt. De medische test moet – kort gezegd – klinisch nut (clinical utility) hebben.
Klinisch nut doelt op een verbetering van de gezondheid van patiënten die de test ondergaan. Of er klinisch nut zal zijn hangt mede af van de behandeling in brede zin, die de patiënt krijgt nadat deze de test heeft ondergaan. De behandeling in brede zin die volgt op de test zal dus ook in de beoordeling van klinisch nut meewegen. Dit betekent dat voor het CVZ onderwerp van beoordeling zal zijn: de test-plus-behandelingstrategie. De term «behandeling in brede zin» omvat alle interventies die op basis van de test toegepast worden en invloed hebben op de uiteindelijke uitkomst voor de patiënt. Deze interventies kunnen zeer divers zijn en bijvoorbeeld bestaan uit therapeutische ingrepen, medicatie, aanvullende tests of wachtperiodes.» (Einde citaat).
Op dit moment valt alleen aan te geven dat om tot een positief oordeel te kunnen komen aanzienlijk meer informatie benodigd is over nut en noodzaak van test en behandeling dan in de uitzending4 getoond werd.
Deelt u de mening dat de bewustzijnstest door zorgverzekeraars vergoed moet worden, evenals de vervolgtherapie indien blijkt dat communicatie met de comapatiënt mogelijk is? Zo nee waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Welke maatregelen kunt u nemen om de behandeling van comapatiënten in Nederland te verbeteren?
Nader onderzoek moet de wegen aantonen waarlangs de uitkomst voor comapatiënten verbeterd kan worden. Het daarvoor noodzakelijke onderzoek kan via de door mij beschikbaar gestelde middelen zoals de Academische Component en de onderzoeksprogramma’s bij ZONMW worden bekostigd. Relevant onderzoek op dit vlak kan daarbinnen een plaats krijgen.
Een klacht betreffende het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie |
|
Jan van Bochove (SGP), Gerda Verburg (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Hebt u kennisgenomen van het rapport van de Nationale ombudsman inzake een klacht van de heer K. uit Emmeloord over het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie?1
Ja.
Bent u er van op de hoogte dat er naast de indiener van de klacht nog een groot aantal vergelijkbare situaties elders in het land zijn?
De klacht van de heer K. uit Emmeloord heeft betrekking op het ontbreken van het recht op vrije keuze van energieleverancier bij zijn chalet op een vakantiepark. In de situatie van de heer K. is het elektriciteitsnetwerk op het vakantiepark in particuliere handen.
Hebt u ook kennisgenomen van de conclusie die de ombudsman trekt op basis van de klacht?
Ja. De Nationale Ombudsman acht de klacht gegrond, maar neemt ook met instemming kennis van een wetswijziging op korte termijn, die naar verwachting een handvat biedt om de kwestie op te lossen, en dat het ministerie vooruitlopend daarop al besprekingen is gestart met partijen.
Nu ombudsman aangeeft aan met instemming kennisgenomen te hebben van het voornemen van u om op korte termijn met een wetswijziging te komen, bent u bereid de wetswijziging voor eind augustus bij de Kamer in te dienen, zodat de wet op 1 januari 2012 van kracht wordt?
Kort voor de beantwoording van deze vragen is het wetsvoorstel ter implementatie van richtlijnen en verordeningen op het gebied van elektriciteit en gas (het zogenaamde derde energiepakket) aan uw Kamer aangeboden. Onderdeel van dit wetsvoorstel is tevens een wijziging van de Elektriciteitswet 1998 en de Gaswet ten aanzien van netten voor recreatieve doeleinden.
Is de wetswijziging conform het oordeel van de ombudsman? Zo nee, waarom niet?
Conform het oordeel van de ombudsman heeft de voorgestelde wetswijziging mede tot doel er voor te zorgen dat afnemers het recht op vrije keuze van energieleverancier kunnen uitoefenen bij netten voor recreatieve doeleinden. Voor veel van de bestaande netten voor recreatieve doeleinden is op dit moment geen netbeheerder aangewezen. Deze situatie is niet in overeenstemming met de huidige regelgeving, maar is tot nu toe impliciet gedoogd. De voorgestelde wijzigingen in het wetsvoorstel (artikelen X tot en met XVIII) beogen hieraan een einde te maken en te zorgen dat ook deze netten voldoen aan de eisen uit het derde energiepakket. Na een overgangsperiode van drie jaar moeten ook op deze netten afnemers zelf hun leverancier kunnen kiezen. Dit biedt voor bestaande of nieuwe eigenaren van deze netten de gelegenheid de investeringen in de netten te doen die noodzakelijk zijn om aan de wettelijke eisen te kunnen voldoen. Deze overgangsperiode biedt de eigenaren van de netten de gelegenheid hun netten over te dragen, indien zij als gevolg van de voorgenomen wetswijziging hun netten niet langer willen behouden. Over de kosten die met de aanpassingen gemoeid zijn, is parallel aan de indiening van het wetsvoorstel een brief aan uw Kamer verzonden. Gelet op de omvang van die kosten geef ik in die brief aan te willen weten welke mogelijkheden de eigenaren van netten voor recreatieve doeleinden thans zien om de implementatiekosten te beperken, bijvoorbeeld via samenwerking en/of uitbesteding. Tot slot wil ik bezien of er nog aanvullende mogelijkheden zijn om de kosten van implementatie van de vereisten uit het derde pakket verder terug te brengen. Voor deze vervolgstappen is de actieve medewerking van partijen nodig, in het bijzonder van de recreatiesector. Eventuele aanpassing van het wetsvoorstel is alleen wenselijk als de gesprekken leiden tot een voorstel dat past binnen de kaders van het energiebeleid en dat kan rekenen op breed gedragen steun van alle betrokken partijen.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is bij de besprekingen met de betrokken partijen vooruitlopend op de wetswijziging?
De eigenaar van het elektriciteitsnet op het betreffende recreatiepark en de publieke netbeheerder voor elektriciteit in het gebied, Enexis, hebben een aantal overleggen gevoerd met het oog op een mogelijke overname van het net door de regionale netbeheerder. De betrokkenheid van het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie is er op gericht geweest om dit overleg te entameren en waar nodig inhoudelijk te ondersteunen. Het huidige wettelijke kader is te beperkt om in deze situatie tot een bevredigende oplossing te kunnen komen, waardoor een dergelijke route thans de meest effectieve weg lijkt te zijn.
Ik heb van de partijen begrepen dat er op dit moment nog geen overeenstemming is bereikt over de overname van het net. Hoewel de onderhandelingen niet zijn afgerond, lijkt het er op dat partijen een verschil van inzicht hebben in de waarde van het over te nemen net en de voorwaarden waaraan het net moet voldoen. Om hierin verandering te brengen, is in het wetsvoorstel voor het derde pakket o.a. een bepaling opgenomen die een grondslag biedt om bij Algemene Maatregel van Bestuur voorschriften op te nemen over de waardebepaling van een net bij overdracht naar een andere door de minister aangewezen netbeheerder.
Nu het wetsvoorstel aan uw Kamer is gezonden, zal ik de voorgestelde regeling voor recreatienetten uiteraard bij betrokkenen onder de aandacht brengen. Daarnaast heeft Enexis aangegeven op korte termijn met de betrokken parkeigenaar in overleg te treden over mogelijke marktfaciliteringsdiensten, om voor afnemers die dat wensen als pragmatische tussenoplossing derdentoegang te bieden. Het overleg hierover moet met de eigenaar nog worden opgestart omdat Enexis tot op heden dergelijke diensten voor dit soort netten niet aanbiedt.
Palestijnse kinderen in gevangenschap |
|
Harry van Bommel |
|
Deelt u de opvatting dat de Israëlische bezettingsmacht veelvuldig in strijd handelt met internationale wetgeving, zoals de Vierde Conventie van Geneve en het VN-verdrag tegen marteling, bij de arrestatie en detinering van jaarlijks ongeveer 700 Palestijnse kinderen in de leeftijd van 12 tot 17 jaar op de bezette Westelijke Jordaanoever? Indien neen, waarom niet? Kunt u dat toelichten?1
Deze opvatting deel ik niet. Het internationale recht verbiedt de arrestatie en detentie van minderjarigen niet, mits aan een aantal voorwaarden is voldaan, zoals met name neergelegd in het Kinderrechtenverdrag, waarbij Israël partij is.
Tegen niet nakomen van nationaal- of internationaalrechtelijke verplichtingen kan bezwaar worden gemaakt bij de nationale rechter.
Is het u bekend dat sinds het jaar 2000 ongeveer 7000 Palestijnse kinderen in arrest zijn genomen onder Militaire Order 1651? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Is het tevens waar dat sinds de bezetting van de Westelijke Jordaanoever ongeveer 700 000 mensen (mannen, vrouwen en kinderen) in detentie zijn genomen op basis van Israëlisch militair bestuur? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Ik ben bekend met deze gegevens die – voor zover na te gaan – grosso modo correct zijn.
Deelt u de opvatting dat de militaire rechtbank voor de jeugd, die sinds 2009 bestaat, geen wezenlijke verbetering is omdat deze dezelfde faciliteiten en dezelfde staf gebruikt als militaire rechtbanken voor volwassenen? Deelt u derhalve de conclusie dat er in de praktijk geen verschil is en ook daarom dat er geen aparte militaire rechtbank voor de jeugd bestaat? Indien neen, wat is dan uw opvatting? Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dit hof volledig te hervormen? Indien neen, waarom niet?
Op grond van het kinderrechtenverdrag moet de rechtbank voor de jeugd rekening houden met eigenwaarde en leeftijd van het kind en zorgen voor volledige herintegratie in de samenleving. Het VN-kinderrechtencomité heeft in 2010 aan Israël vragen gesteld over hechtenis van minderjarigen en de nieuwe jeugdrechtbank.2 Sindsdien heeft Israël op een aantal punten verbeteringen doorgevoerd. Zo worden rechters met training op het gebied van jeugdrecht aangesteld en worden kinderen onder de 16 in gewone in plaats van militaire gevangenissen gedetineerd. De conclusie dat er geen verschil tussen de jeugd- en volwassenenrechtbanken aan te wijzen is, deel ik niet.
Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen Militaire Order 1 651 in te trekken?2 Indien neen, waarom niet?
De Militaire Order 1651 bevat een codificatie van een grote hoeveelheid van strafrechtelijke en strafprocesrechtelijke bepalingen en kan daardoor in algemene zin bijdragen aan rechtszekerheid. Algehele afschaffing bevordert de rechtszekerheid niet. Nederland zal dit dan ook niet bepleiten.
Deelt u de opvatting dat geen enkel kind mag worden ondervraagd zonder de aanwezigheid van een advocaat naar keuze en in aanwezigheid van een familielid? Zo ja, bent u bereid dit de Israëlische autoriteiten mee te delen? Indien neen, waarom niet?
Israël is bereid de geldende regels en de toepassing daarvan aan te passen op basis van een open en constructieve dialoog. De regering bepleit voortzetting daarvan. Vragen die betrekking hebben op de toegang van kinderen tot rechtsbijstand worden in de reguliere EU-dialoog besproken.
Deelt u de opvatting dat ieder verhoor audiovisueel moet worden opgenomen? Zo ja, bent u bereid dit de Israëlische autoriteiten mee te delen? Indien neen, waarom niet?
Het is aan de Israëlische autoriteiten om te bepalen hoe zij aan hun plichten op grond van het Kinderrechtenverdrag invulling willen geven.
Bent u bereid er bij de Israëlische autoriteiten op aan te dringen dat bewijs dat is vergaard door middel van mishandeling of marteling moet worden afgewezen door de militaire rechtbanken? Indien neen, waarom niet?
Martelen van gevangenen is in strijd met Israëlische wetgeving. Bij (vermeende) schending van de wet is de Israelische rechtsgang de aangewezen weg.
Bent u bereid een onafhankelijk en diepgaand onderzoek te bepleiten naar meldingen van mishandeling en marteling van gedetineerde kinderen en bij gebleken misdaden de verdachten van mensenrechtenschendingen te doen vervolgen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
De controle-actie van de Sociale Verzekeringsbank (SVB) naar zogenaamde "spook AOW-ers" |
|
Ino van den Besselaar (PVV) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Op zoek naar spook-aow’ers»?1
Ja.
De Sociale Verzekeringsbonte (SVB) schat het fraudepercentage met AOW-uitkeringen op 0,36%, zowel in het binnen- als in het buitenland; onderschrijft u dit percentage? Waarop is het gebaseerd?
Het bedoelde percentage van 0,36% betreft niet een «fraudepercentage» maar het door de SVB op basis van een theoretisch model geschatte maximaal resterend misbruikrisico. Dit getal is gebaseerd op het totaal van risicofactoren waar regelingen – in dit geval de AOW – aan onderhevig zijn en de afdekking van die risico’s door verificatie en controlemaatregelen. Het maakt deel uit van een risicoanalyse die ertoe dient om de relatieve verschillen in risico’s binnen en tussen wetten inzichtelijk te maken. Dat helpt bij het zo gericht mogelijk inzetten van handhavingscapaciteit. Waar mogelijk worden aanvullende controle- en handhavingsmaatregelen genomen.
Als grondslag voor het extrapoleren van daadwerkelijk optredende fraude is dit getal ongeschikt. Immers, een berekening die dit als uitgangspunt neemt veronderstelt dat 100% van de rechthebbenden die onder het resterende risico vallen, ook daadwerkelijk misbruik maken (zie ook antwoord op vraag 3).
Waarom is, uitgaande van 0,36% fraude (ruim 100 miljoen euro!), in 2010 slechts een zeer gering gedeelte (7,6 miljoen euro) opgespoord? Wat gaat u doen om deze opsporing te verbeteren?
De suggestie dat slechts een klein deel van optredende fraude wordt opgespoord is niet realistisch. De vergelijking waarop deze aanname is gebaseerd roept een verkeerd beeld op; de begrippen die naast elkaar gezet worden zijn niet van dezelfde orde.
Zoals bij het antwoord op vraag 2 reeds gesteld, is het genoemde percentage geen geschikte grondslag om de daadwerkelijk optredende fraude te berekenen. Er is geen sprake van 0,36% fraude, doch van 0,36% risico op misbruik.
Naast de 7,6 miljoen euro terugvorderingen bij fraude worden uiteraard uitkeringen waarbij fraude wordt geconstateerd ook stopgezet.
Het doel van het handhavingsbeleid van de SVB is het zo effectief en efficiënt mogelijk vergroten van de rechtmatigheid van de uitkeringen door preventie, detectie en sanctioneren van fouten en fraude door klanten. Uit de jaarlijkse Integrale rapportage die het ministerie van SZW naar de Tweede Kamer stuurt blijkt ook dat de SVB een goede handhavingspraktijk heeft ontwikkeld, met op risicoanalyses gebaseerde, gerichte en effectieve controles.
In 2010 werd 7 miljoen euro uitgegeven aan fraudebestrijding; betreft dit alleen de bestrijding van fraude met AOW-uitkeringen? Zo ja, klopt het dan dat de teruggevorderde bedragen onder aftrek van de incassokosten nauwelijks de kosten te dekken?
Nee, de ruim € 7 miljoen die de SVB in 2010 besteedde betreft de handhaving voor alle uitkeringen die zij verstrekt. Daarbij is handhaving een veel breder begrip dan fraudebestrijding. Onder handhaving valt het geheel van preventie, detectie en sanctionering. In de kosten van handhaving worden de kosten van de fysieke controles en onderzoeken in binnen- en buitenland meegenomen, maar ook de kosten van de belangrijkste administratieve processen (zoals bestandskoppelingen en -vergelijking) bij controle op inkomens en samenwonen.
De opbrengst van de handhavingsactiviteiten voor alle wetten die de SVB uitvoert was in 2010 bijna € 14 miljoen aan sancties, terugvorderingen en aangiften. Hierbij geldt dat besparingen die het stopzetten van de lopende uitkering met zich mee brengen buiten beschouwing worden gelaten. De veronderstelling dat de teruggevorderde bedragen de kosten nauwelijks dekken is daarom niet terecht.
Daarnaast voorkomt handhaving misbruik in de toekomst en gaat van deze activiteiten een preventieve werking uit.
Fraude mag niet lonen en dient daarom altijd met kracht bestreden te worden. De solidariteit tussen burgers komt tot uitdrukking in onze sociale verzekeringen en voorzieningen en in het vertrouwen dat we daarvan gebruik maken zoals dat is bedoeld en vastgelegd. Beschamen van dat vertrouwen ondergraaft die maatschappelijke solidariteit én de betaalbaarheid van onze regelingen.
Is het langs de deuren van Nederlandse AOW’ers in het buitenland gaan een effectieve en efficiënte methode om fraude te voorkomen? Zo ja, is Monaco dan de meest gerede plek om aan te doen?
Ja. De SVB verricht sedert 2001 systematisch controleonderzoek in het buitenland. Welke landen en welke klantgroepen worden onderzocht is gebaseerd op voorafgaande risicoanalyses. Deze controles leveren meer op dan ze kosten. Tevens hebben deze controles een preventief effect op de «regelovertreding» van klanten in het buitenland. Doordat bekend is dat wordt gecontroleerd, ook in het buitenland, wordt fraude ontmoedigd.
Hoofddoel van het bezoek aan Monaco was om te komen tot een nadere invulling van de handhavingsafspraken die voortvloeien uit het in 2001 met Monaco afgesloten verdrag in het kader van de wet BEU. Landen waarbij sprake was van een grotere klantconcentratie en mogelijk hoger risico zijn in dit verband eerder bezocht. Aan een dergelijk bezoek is een nulmeting gekoppeld met als doel de rechtmatigheid van de pensioenen en uitkeringen te kunnen beoordelen. Dit is de gebruikelijke praktijk bij landen met een (nieuw) BEU-verdrag.
Het opleggen van sancties aan gedetineerden en tbs-ers die spreken met journalisten |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Gevangenis Nieuwegein geeft loslippige gedetineerde straf»?1
Aan de betreffende gedetineerde is inderdaad een sanctie opgelegd. Bij een celinspectie die werd uitgevoerd omdat het vermoeden bestond dat de gedetineerde contact had opgenomen met RTV Utrecht, is een brief, gericht aan een fictief advocatenkantoor, gevonden. De inhoud van de brief heeft ertoe geleid dat de gedetineerde een maatregel is opgelegd. Het is aannemelijk dat betrokkene met deze brief voornemens was een poging te doen op ongeoorloofde wijze contact op te nemen met vertegenwoordigers van de pers.
Op basis waarvan heeft de gevangenisdirectie de gedetineerde een sanctie opgelegd? Was dat omdat hij geen toestemming vooraf heeft gevraagd voor zijn contact met media of omdat de inhoud van dit contact en de klachten van deze gedetineerde de gevangenisdirectie niet zinde?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat de weigeringsgronden van artikel 40, eerste lid, Penitentiaire beginselenwet, waarin staat op welke gronden gesprekken tussen gedetineerden en journalisten door de gevangenisdirecteur geweigerd kunnen worden, zo ruim zijn dat gesprekken vrijwel steeds geweigerd kunnen worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Grondwet bepaalt in artikel 15, vierde lid, dat een persoon aan wie de vrijheid rechtmatig is ontnomen, in de uitoefening van zijn grondrechten kan worden beperkt, voor zover deze zich niet met de vrijheidsontneming verdraagt. De grenzen van de vrijheid van meningsuiting van gedetineerden worden overschreden wanneer de rechten en vrijheden van anderen of bepaalde publieke belangen, zoals de openbare orde en veiligheid en het voorkomen of opsporen van strafbare feiten, geschaad kunnen worden. In artikel 40 van de Pbw zijn de gronden voor het weigeren van een gesprek tussen een gedetineerde en de media aangegeven. Deze weigeringsgronden zijn limitatief. Bij het overwegen van een verzoek om contact met de media dient telkens de afweging te worden gemaakt tussen het individuele recht van de gedetineerde op vrije meningsuiting en de genoemde criteria in artikel 40 Pbw. Zwaarwegende belangen van derden, zoals nabestaanden en slachtoffers, kunnen in het geding zijn.
Een eventuele beslissing van de directeur van de inrichting om een gesprek met een vertegenwoordiger van de media niet toe te staan, wordt steeds na een afweging van de betrokken belangen genomen. Indien een gedetineerde het niet eens is met de beslissing van de inrichtingsdirecteur, kan hij tegen deze beslissing in beklag gaan bij de beklagcommissie van de commissie van toezicht van de inrichting. Vervolgens kan de beslissing ook nog door de beroepscommissie van de Raad voor Strafrechttoepassing en Jeugdpreventie worden getoetst op de eisen van noodzakelijkheid en proportionaliteit.
Gelet op het bovenstaande ben ik van mening dat het beleid ten aanzien van contacten van gedetineerden met de media helder is. Ik zie dan ook geen reden om het beleid aan te passen.
Deelt u de mening dat het beperken van het recht op vrijheid van meningsuiting slechts in uitzonderlijke gevallen kan plaatsvinden, dat inperking vooral op zijn plaats is om de rechten van slachtoffers en eventuele nabestaanden te waarborgen, maar dat van de andere weigeringsgronden terughoudend gebruik moet worden gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe wordt voorkomen dat iemand die voor de inrichting onwelgevallige informatie naar buiten wil brengen hiervoor geen toestemming krijgt vooraf en/of achteraf wordt gestraft? Bent u bereid om maatregelen te nemen om dit te voorkomen?
Bent u, in tegenstelling tot uw voorganger, wel bereid om directeuren van penitentiaire inrichtingen te wijzen op het beperkt toepassen van de redenen op grond waarvan het contact met de media geweigerd kan worden?2 Bent u bereid zo nodig de wet te wijzigen of regels op te stellen over de toepassing van de wet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De celstraf voor Cubaanse activisten |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
![]() |
Zijn in Cuba vier activisten tot lange celstraffen veroordeeld omdat zij pamfletten tegen de Cubaanse communistische partij hebben verspreid?1
Ja. Op 31 mei jl. zijn in Havanna vier Cubanen veroordeeld tot straffen variërend van drie tot vijf jaar wegens minachting voor het gezag en verstoring van de openbare orde.
Deelt u de mening dat dit duidt op verergering van de politieke repressie op Cuba, waar inmiddels zeker 50 politieke opponenten van het regime achter de tralies zijn beland?
In 2010 en 2011 zijn in totaal 126 politieke gevangenen vrijgelaten. Nederland heeft er altijd op gewezen dat deze maatregelen niet structureel zijn en daarmee onvoldoende. Sinds enkele maanden is er een toename van het aantal korte detenties (minder dan 24 uur) van leden van de oppositie en mensenrechtenverdedigers. Dit bevestigt het beeld dat er geen sprake is van structurele verbetering.
Zo ja, bent u bereid in EU verband actie te ondernemen tegen Cuba door hard te protesteren tegen de politieke onderdrukking en door de EU te laten onderzoeken welke mogelijke sancties er tegen Cuba getroffen kunnen worden?
De EU houdt de mensenrechtensituatie nauwlettend in het oog, zeker gelet op de recente ontwikkelingen. Nederland heeft in EU-verband zorg uitgesproken over de recente veroordeling van activisten. In EU-verband wordt momenteel bezien met welke strategie de mensenrechtensituatie in Cuba kan worden verbeterd.
Bent u tevens bereid in de EU een pleidooi voor sancties tegen Cuba te houden indien de mensenrechtensituatie niet verbetert? Zo nee, waarom niet?
In EU-verband is en blijft Nederland kritisch. Centraal in het beleid van de EU staat het Gemeenschappelijk Standpunt uit 1996. Zoals in antwoord op vraag 3 gesteld, wil ik vooralsnog in EU-verband bezien met welke strategie de mensenrechten-situatie in Cuba kan worden verbeterd. Ik zal tevens in de EU bepleiten om in de politieke dialoog van de EU met de Cubaanse autoriteiten de recent opgelegde celstraffen krachtig te veroordelen.
Blatter en de FIFA |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Blatter smeedde sluw een alliantie»1 en «Nieuwe beschuldigingen tegen Blatter»?2
Ja.
Deelt u de mening dat aan de toewijzing van de WK’s aan Rusland en Qatar (2018 en 2022) nog steeds een luchtje hangt van omkoping en vriendjespolitiek, waardoor ons land de organisatie van een WK misloopt en dat wellicht door corruptie Nederlandse belastingmiljoenen (tien miljoen euro), die zijn uitgegeven voor ons WK-Bid, zijn gesmolten als sneeuw voor de zon? Zo nee, waarom niet?
Ik deel het gevoel dat het niet goed is voor een organisatie die op wereldniveau acteert, dat in de publiciteit dergelijke geluiden opgeld doen. Er zijn geen aanwijzingen voor een relatie met het niet verkiezen van Nederland en België als organisatoren van het WK 2018. Verder merk ik op dat de steun van de Nederlandse regering aan het WK Bid € 4,5 miljoen bedroeg. Zoals toegezegd krijgt de Kamer inzicht in de besteding daarvan.
Verder blijf ik van mening, dat elke democratische organisatie op een verantwoorde wijze zelf de verkiezingen voor de verschillende functies moet regelen (zie ook antwoord op de vragen 4 en 5).
Deelt u de mening dat een wereldwijde sportorganisatie, die grote invloed heeft op de sport, commercie, gezondheid en maatschappelijke ontwikkeling in de aangesloten landen, zijn verantwoordelijkheid moet nemen door verkiezingen met betrekking tot bestuursleden en organiserende landen in volledige transparantie te laten verlopen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat de FIFA alsnog een onderzoek moet doen naar de handel en wandel van voorzitter Blatter, aangaande de toewijzing van de laatste twee WK’s en voorzitterschappen, zeker gezien het feit dat hij wederom in opspraak is gekomen over een «schenking» van één miljoen dollar aan Concacaf, de voetbalbond voor Noord- en Midden Amerika? Zo nee, waarom niet?
Het is de Kamer bekend dat ik in mijn brief van 16 februari 2011 aan de KNVB het verzoek heb gedaan om het belang van transparante besluitvorming binnen de juiste gremia van de FIFA te agenderen, juist vanuit de zorgen die er bestaan over de beeldvorming rondom het functioneren van de FIFA. Omdat de FIFA een autonome en private ledenorganisatie is kan en wil ik mij niet met de interne gang van zaken bemoeien. Het zijn de aangesloten leden van de FIFA zelf die veranderingen kunnen bewerkstelligen. Er is op aandrang van de leden waaronder de KNVB een proces van hervorming binnen de FIFA in gang gezet. Dat vind ik een goede zaak. Te zijner tijd zullen de uitkomsten hiervan op hun merites moeten worden beschouwd.
Daarnaast heeft Nederland zowel op de informele Sportraad van 22 en 23 februari 2011 als op de formele Sportraad van 20 mei 2011 aandacht gevraagd voor een transparant en goed bestuur bij alle sportbonden, dus ook bij de FIFA. Dit heeft ertoe geleid dat in het EU werkplan voor sport voor de periode 2011–2014 de bevordering van goed bestuur in de sport een prioriteit is geworden en dat in EU-verband beginselen voor een transparant en goed bestuur in de sport worden ontwikkeld.
Bent u bereid om bij de KNVB en bij uw collega-ministers in andere, bij de FIFA aangesloten landen, uw invloed aan te wenden om alsnog een FIFA-onderzoek naar de rol van de heer Blatter van de grond te krijgen? Deelt u de mening dat Blatter er verstandig aan doet om op te stappen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Radioactief besmette containers |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Minder controle op containers uit Japan»1 en «Meltdown in drie kernreactoren Fukushima»?2
Ja.
Bent u van mening dat 38 radioactief besmette containers in ongeveer twee maanden, er 38 te veel zijn en kunt u aangeven hoeveel daarvan op zee, in de havens en op de vliegvelden zijn opgemerkt? Zo nee, waarom niet?
Het aantal van 38 radioactief besmette containers in ongeveer twee maanden is, gezien de situatie in Fukushima, lager dan verwacht. Al deze overschrijdingen werden geconstateerd bij de detectiepoorten in de Rotterdamse haven. Bij 15 van de 38 containers werd bij nader onderzoek door de Kernfysische Dienst een daadwerkelijke overschrijding van de vervoersnorm gevonden. De meeste van deze containers zijn inmiddels schoongemaakt en daarna weer vrijgegeven.
Deelt u de mening dat de ramp in Fukushima veel groter is dan dat in eerste instantie werd gesteld en dat er altijd nog grote onzekerheden zijn, aangezien deskundigen van het Internationaal Atoomenergie Agentschap hun vraagtekens zetten bij het voornemen van eigenaar Tepco om de situatie bij de centrale begin volgend jaar volledig onder controle te hebben? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat de ramp in Fukushima al direct als zeer ernstig is beoordeeld. In het begin waren nog weinig gegevens beschikbaar. Gaandeweg is meer duidelijk geworden hoe groot de schade is, alhoewel er nog altijd onzekerheden zijn over de ernst en aard van de schade ten gevolge van de verspreide radioactiviteit door de kerncentrale. Op dit moment kan nog niet exact worden bepaald wanneer de situatie in Fukushima weer volledig onder controle is. Ik heb dan ook geen reden om te twijfelen aan de resultaten van de beoordeling door de deskundigen van het Internationaal Atoomenergie Agentschap.
Bent u daarom van mening dat, totdat er vanuit Japan duidelijkheid is over de gang van zaken met de centrale, het controleren van containerschepen op zee door de Voedsel en Waren Autoriteit nog zeker met een jaar moeten worden verlengd? Zo nee, waarom niet?
Het controleren van containerschepen op zee is inmiddels gestopt. De belangrijkste reden daarvoor is dat in de afgelopen periode tijdens de metingen op zee geen besmetting met radioactiviteit is gemeten. Deze metingen waren minder nauwkeurig dan de metingen in de haven.
Deze metingen dragen niet langer bij aan de bescherming van de betrokken werknemers in de haven. Het besluit om deze metingen te stoppen, is in goed overleg tussen de betrokken overheidsinstanties en het bedrijfsleven tot stand gekomen. Mochten de lozingen van radioactieve stoffen in Japan toch weer groter worden, dan zal worden bezien of de metingen op zee wederom noodzakelijk zijn.
De controle door de Douane met de detectiepoorten in de haven blijft doorgaan. Dit zijn standaard metingen bij containers. Momenteel komen er nog sporadisch besmette containers binnen.
De steekproefsgewijze onderzoeken op de hoeveelheden Cesium-134, Cesium-137 en Jodium-131 bij levensmiddelen en diervoeders die worden uitgevoerd door de nieuwe Voedsel en Warenautoriteit op grond van de EU noodverordening (EU) 297/2011 zijn nu verplicht tot en met 30 september 2011.
In Brussel wordt door het Permanent comité voor de toxicologische veiligheid besloten of deze periode verlengd moet worden. Voor Nederland neemt het ministerie van VWS deel aan dit overleg. De besluitvorming zal afhangen van de analyseresultaten tot dan toe.
Bezuiningen op politiebeveiliging evenementen |
|
Ronald van Raak |
|
Waarom wilt u 30 miljoen bezuinigen op het budget van de politie?1 Wanneer hebt u hierover overleg gevoerd met de vakbonden? Wat vonden die daarvan?
In het regeerakkoord staat dat het kabinet komt met een voorstel inzake doorberekening van veiligheidskosten voor vergunningplichtge commerciële evenementen van incidentele aard. De daaraan gekoppelde ombuiging van 30 miljoen is in de cijfers opgenomen vanaf het jaar 2012. Het wetsvoorstel dat doorberekening regelt is in consultatie gegaan. De vakbonden hebben dan de mogelijkheid hierop te reageren.
Klopt het dat deze bezuinigingen ten koste zullen gaan van zo’n 300 politieagenten?
Nee. Uitgangspunt van het voorstel is het bewerkstelligen van een efficiëntere inzet van de (beperkte) politiecapaciteit bij evenementen door de verantwoordelijkheid voor het treffen van maatregelen op het gebied van openbare orde en veiligheid waar mogelijk bij de organisatoren neer te leggen. Bij de consultatie staan de inhoud en reikwijdte van het voorstel centraal. Mocht bij de implementatie van de wet blijken dat er sprake is van lagere ontvangsten dan in het regeerakkoord opgenomen dan zal het verschil dat ontstaat op de politiebegroting, worden gedekt met een samenhangend pakket aan maatregelen, zonder dat dit ten koste gaat van de afspraken over de sterkte van de politie. Deze zullen te zijner tijd in de begroting concreet worden benoemd.
Waarom gaat u bezuinigen, terwijl de exacte effecten van uw voornemens nog niet bekend zijn?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wanneer kan de Kamer uw voorstel over het doorberekenen van de kosten van de beveiliging van evenementen verwachten?
Het voorstel is in consultatie en zal op basis van de reacties daar waar nodig worden aangepast en vervolgens worden voorgelegd aan de Raad van State. Daarna zal het voorstel worden ingediend bij de Tweede Kamer. Dit zal nog in 2011 zijn.
Kunt u daarbij aangeven wat de exacte gevolgen voor de inzetbaarheid, capaciteit en financiën van de politie, zullen zijn?
Gezien het beoogde doel, een efficiëntere inzet van de politie, verwacht ik dat de druk op de politiecapaciteit zal afnemen. Over de financiële gevolgen van dit wetsvoorstel verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 2.
De berichten over sterfte door medicijnen |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Jaarlijks honderden doden door medicijnen bij dementie» en «Inspectie: Wij krijgen nauwelijks meldingen van sterfte»?1
Ja, ik ben hiermee bekend.
Denkt u dat de schatting van dit enorme aantal slachtoffers, gebaseerd op Brits onderzoek, een juiste zou kunnen zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik kan niet bevestigen of ontkennen dat deze schatting juist is. We kunnen dan ook op dit moment over de situatie in Nederland geen onderbouwde uitspraak doen.
Zo ja, zou het gebruik van antipsychotica bij dementie met onmiddellijke ingang gestopt moet worden?
Nee, dit benadeelt de patiënten waarbij de antipsychotica noodzakelijk zijn. Het gehele gebruik van antipsychotica met onmiddellijke ingang stopzetten is niet doeltreffend. Het gaat er om dat voor elke patiënt het juiste geneesmiddel om de juiste reden wordt voorgeschreven. Zoals de inspectie al aangeeft in het artikel in Trouw is een strenger regiem rond antipsychotica niet de oplossing. De oplossing zit hem in scholing, bewustwording van personeel en in het strikt volgen van de behandelrichtlijnen en het uitgangspunt daarbij is dat verpleeghuizen het hele behandelproces zorgvuldig documenteren.
Deelt u de mening dat goede verzorging en bejegening betere manieren zijn om onrust en agressie tegen te gaan dan het toedienen van schadelijke en levensgevaarlijke medicijnen?
Het is geen of of situatie want soms zijn medicijnen onmisbaar. Maar medicijnen mogen niet in plaats van goede verzorging en bejegening worden gebruikt. Via programma’s als «Zorg voor Beter» en «In voor Zorg» zijn en worden verbetertrajecten ingezet om het gebruik van deze medicijnen te verminderen en om door middel van psychosociale aanpak onrust en agressie tegen te gaan. Ook in de CBO richtlijn ‘Diagnostiek en medicamenteuze behandeling van dementie’ (2005), de herziene richtlijn probleemgedrag (2008) en handreikingen van Verenso (beroepsvereniging van specialisten in ouderengeneeskunde) wordt hieraan aandacht besteed. Via het kwaliteitsinstituut en de inzichten van verzorgenden zal hier nog een extra impuls aan worden gegeven.
Deelt u de uitkomsten van het onderzoek van Trouw en Medisch Contact waaruit is gebleken dat de bestaande behandelrichtlijn, volgens welke een psychosociale aanpak de eerste keus-behandeling dient te zijn, niet gevolgd wordt? Klopt dit? Zo ja, wat gaat u doen om te waarborgen dat de richtlijn gevolgd wordt?
De inspectie heeft dit niet zo aangegeven in het artikel in Trouw. Zij heeft niet onderzocht of de behandelrichtlijn wordt nageleefd. De inspectie onderzoekt op dit moment of, en zo ja hoe, zij kan toezien op naleving van de CBO Richtlijn Diagnostiek en Medicamenteuze behandeling van Dementie en de Verenso Richtlijn Probleemgedrag.
Bent u ervan op de hoogte dat de IGZ zegt nauwelijks meldingen van sterfte te ontvangen, en geen specifiek onderzoek naar dit medicijngebruik te doen? Zo ja, hoe is dit mogelijk?
Bij vermoeden van onnatuurlijke dood bestaat een meldplicht bij de inspectie.
De inspectie heeft in 2009 een grootschalig onderzoek gedaan naar de algehele medicatieveiligheid in de intramurale ouderenzorg. In 2010 en 2011 vindt follow-up plaats bij de organisaties die als risicovol naar voren kwamen. In dit brede onderzoek zijn niet alle specifieke vormen van medicijngebruik meegenomen worden. Van belang is om eerst de medicatieveiligheid als geheel aan te pakken.
Wilt u de IGZ onmiddellijk onderzoek laten doen naar de omvang van het huidige gebruik van antipsychotica bij dementerenden en naar het naleven van de behandelrichtlijn?
Ja ik zal in dit in mijn vragen aan de IGZ opnemen als deel van een scherpere focus op de juiste goede zorg aan dementerenden.
Aan de Radboud Universiteit te Nijmegen vindt momenteel onderzoek plaats naar factoren die van invloed zijn op het inzetten van psychofarmaca bij mensen met dementie.
De Hanzelijn |
|
Sander de Rouwe (CDA), Eddy van Hijum (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat de beoogde tijdwinst voor een reis van Amsterdam naar Zwolle (of andersom) van 15 minuten, die het gevolg zou moeten zijn van de aanleg van de Hanzelijn, wellicht niet wordt bereikt?1
De verwachting is dat de reistijden, zoals genoemd in de referentie, op het moment van opening van de Hanzelijn nog niet kunnen worden gehaald. NS heeft aangegeven te verwachten dat, afhankelijk van een aantal hierna te noemen keuzes, de reistijd tussen Amsterdam en Zwolle in de dienstregeling 2013 tussen de 7 en 10 minuten verschilt ten opzichte van de tijden die als referentie zijn genoemd.
Bij de besluitvorming over de Hanzelijn is een reistijd van 57–58 min. tussen Amsterdam en Zwolle als referentie gehanteerd2. In de reactie (d.d. 29 september 2010) van mijn ambtsvoorganger op vragen over snelheidsverhoging op het spoor is aan deze reistijd gerefereerd, met de toevoeging dat hierbij is uitgegaan van InterCity-treinen met maximum treinsnelheden van 160 km/u.
Uitspraken over een beoogde tijdwinst zijn uiteraard afhankelijk van de dienstregeling die als vergelijking wordt gehanteerd. Op dit moment start NS conform het reguliere proces de detailuitwerking van de dienstregeling 2013. De Hanzelijn wordt hierin opgenomen. De reistijden die op het moment van opening van de Hanzelijn zullen worden gerealiseerd worden bepaald door de actuele mogelijkheden van de infrastructuur, keuzes in de dienstregelingen, te bedienen stations, te realiseren aansluitingen, type materieel en het daarin toegepaste beveiligingssysteem e.d. Welke reistijden precies in 2013 gerealiseerd gaan worden is gezien het lopende ontwerpproces van de dienstregeling nog niet aan te geven.
Van welke factoren is het afhankelijk of de beoogde reistijd van 55 minuten ook daadwerkelijk zal worden bereikt?
Het bereiken van de beoogde reistijd van 55 minuten is afhankelijk van de dienstregeling en de infrastructuur. Op de dienstregeling, en de factoren die daarbij een rol spelen, ben ik bij het antwoord op vraag 1 reeds ingegaan. Hieronder ga ik in op de factor infrastructuur.
Op de corridor Amsterdam–Zwolle zijn twee grote projecten in uitvoering: de Hanzelijn en de korte-termijn-maatregelen op de OV-SAAL corridor.
De Hanzelijn wordt conform de specificaties gebouwd en gecertificeerd opgeleverd als verbinding voor hogere snelheden (max. 200 km/u) tussen Lelystad en Zwolle3.
Bij de specificaties voor de korte-termijnmaatregelen in het OV-SAAL project is mede gelet op de reistijden tussen Schiphol en Zwolle. Op de corridor Schiphol–Amsterdam–Almere–Lelystad worden, na ingebruikname van de Hanzelijn, verschillende maatregelen genomen om de reistijd stapsgewijs te verbeteren. Het project OV SAAL Korte Termijn cluster c (op de Zuidtak in Amsterdam) is inmiddels in realisatie en voor het project OV SAAL KT cluster a (op de Flevolijn) is in mei van dit jaar een ontwerp-tracébesluit gepubliceerd. Nog dit jaar zal er een tracébesluit worden vastgesteld. Zoals aangegeven in de brief over OV SAAL van 14 april 2011 zijn de korte termijnmaatregelen in 2015/16 gereed.
Na oplevering van alle korte-termijnmaatregelen zijn er ten opzichte van de dienstregeling 2013 naar verwachting kortere reistijden mogelijk.
Bent u met ons van mening dat de investering in de Hanzelijn van ruim 1 miljard euro een zo groot mogelijk maatschappelijk rendement moet opleveren, onder meer in de vorm van een snellere verbinding van de regio Zwolle en het Noorden met de Randstad? Welk effect heeft een langere reistijd op de kosten-batenverhouding van de investering in de Hanzelijn?
Ik ben met u van mening dat een investering een zo groot mogelijk rendement moet opleveren. Overigens moet daarbij, naast de destijds gestelde doelen, ook de huidige beleidscontext in acht worden genomen.
In het geval van de Hanzelijn behoorde het bereiken van een snellere verbinding van de regio Zwolle en het Noorden met de Randstad tot de destijds gestelde doelen, alsook het ontlasten van de Gooi- en Veluwelijn, een regionale verbinding tussen Zwolle en Lelystad, een verbinding voor het goederenvervoer naar het noorden en verhoging van de flexibiliteit en betrouwbaarheid van het netwerk. De huidige beleidscontext omvat mede PHS.
Na oplevering van de korte-termijnmaatregelen van OV-SAAL ontstaat een situatie die in principe reissnelheden mogelijk maakt die de eerder genoemde referentie benaderen. De werkelijke te behalen reistijden zijn zoals gezegd afhankelijk van keuzes ten aanzien van het vervoer, waaronder de dienstregeling. Er is daarom naar mijn oordeel geen aanleiding om te veronderstellen dat in de eindsituatie sprake zal zijn van een wezenlijk andere kosten-batenverhouding dan ten tijde van het besluit.
Op welke wijze gaat u bevorderen dat de beoogde reistijd van 55 minuten ook daadwerkelijk wordt bereikt? Wanneer kan de Kamer hierover duidelijkheid verwachten?
Hiervoor verwijs ik u naar de antwoorden op vraag 1, 2 en 3.
Het bericht dat de vertrokken top van het Medisch Centrum Alkmaar (MCA) vorig jaar ruim een miljoen euro incasseerde |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Miljoen voor vertrokken top MCA»?1
Ja, het bleek echter niet in de papieren versie van Medisch Contact te staan, maar alleen op de website.
Wat is uw inhoudelijke reactie op dit bericht?
Dit kabinet heeft zijn mening over de inkomenshoogte van bestuurders en toezichthouders in de publieke en de semipublieke sector (samen vormen ze «de collectieve sector») gegeven door er een wetsvoorstel over in te dienen dat die inkomens normeert. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft dat wetsvoorstel voor een wet om de topinkomens in de collectieve sector te normeren, in februari 2011 bij de Kamer ingediend, dossiernummer TK 32 600.
Deelt u de mening dat dit onaanvaardbare bedragen zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of deze bedragen overeenkomen met het verantwoord maatschappelijk niveau zoals omschreven in de wet normering topinkomens?
De wet normering topinkomens (WNT) is nog niet van kracht. Die wet komt er omdat de huidige honorering in een aantal gevallen te hoog wordt bevonden. Als dat wetsvoorstel van kracht wordt, geldt hij alleen voor nieuwe arbeidsovereenkomsten. Het heeft daarom geen zin om niet-geldende normen te leggen naast de in het artikel genoemde bedragen.
In die wet is trouwens het voornemen uit het regeerakkoord verwerkt om ontslagvergoedingen van bestuurders in de collectieve sector te beperken tot maximaal € 75 000.
In de Beloningscode voor Bestuurders in de Zorg (BBZ) worden ook de inkomens van interim-bestuurders genormeerd, zelfs al in het eerste jaar van hun aantreden. Na inwerkingtreding van de WNT kan daarmee ook de vergoeding voor interim-bestuurders worden teruggebracht tot aanvaardbaarder hoogtes.
Kunt u aangeven wat de financiële positie is van het MCA?
In het jaarverslag-2010 staat op de pagina’s 62 t/m 64 een overzicht van het financieel beleid van het MCA. Daaruit blijkt dat er een positief bedrijfsresultaat in 2010 was van circa € 9 miljoen en dat de solvabiliteit en het eigen vermogen zijn gestegen ten opzichte van het voorgaande jaar. Volgens de verantwoording van het financiële beleid op de pagina’s 5 en 6 van dat jaarverslag geldt de stijging van de solvabiliteit en het eigen vermogen ook voor het Gemini Ziekenhuis.
Realiseert u zich dat dit geld niet terecht is gekomen bij de mensen die zorg nodig hebben? Wat is uw reactie hierop?
Na inwerkingtreding van het wetsvoorstel waar u aan refereert, zullen deze inkomens en ontslagvergoedingen bij nieuwe arbeidsovereenkomsten verleden tijd zijn. Dat vind ik een goede zaak.
Welke actie kunt u ondernemen om te zorgen dat dit geld wel terecht komt bij de mensen die zorg nodig hebben?
Zoals ik recent ook in de Kamer heb verkondigd, bij het vragenuurtje van 7 juni, heb ik op dit moment geen instrument om in te grijpen in de salarissen van bestuurders en toezichthouders in de zorgsector. Ik heb de Kamer daarom in dat vragenuurtje opgeroepen om ervoor te zorgen dat het huidige wetsvoorstel over de topinkomens per 1 januari 2012 in werking kan treden. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Nota naar aanleiding van het Verslag bij het wetsvoorstel inmiddels naar de Kamer gestuurd.
De EHEC-bacterie en antibiotica |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Superbacterie EHEC resistent tegen gros van de antibiotica»?1
Ja
Is het waar dat EHEC resistent is tegen het gros van de antibiotica?
De EHEC-stam die de uitbraak van ziektegevallen in Duitsland veroorzaakt is resistent tegen meerdere soorten antibiotica (multiresistent), en eveneens ESBL-positief. Dat geldt niet per definitie voor andere EHEC-stammen.
Zijn er andere oorzaken denkbaar voor brede resistentie tegen antibiotica van een bacterie, anders dan dat er een directe of indirecte relatie is met het gebruik van antibiotica in de humane gezondheidszorg of in de veehouderij? Zo ja, welke oorzaken?
Nee. De keerzijde van het gebruik van antibiotica is het optreden van antibioticaresistentie, een natuurlijk verschijnsel. Door het gebruik van antibiotica bij mensen en dieren ontstaat selectiedruk en overleven juist die bacteriën die resistent zijn.
Kunt u aangeven hoeveel van de dierlijke mest die wordt toegepast in de biologische tuin- en akkerbouwafkomstig is van niet-biologische veehouderijen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u een overzicht daarvan naar de Kamer sturen?
Ja, staatssecretaris Bleker zal uw Kamer binnenkort een overzicht sturen.
Kunt u aangeven of oppervlaktewater dat besmet is met ESBL’s2 gebruikt wordt/mag worden voor irrigatie in de land- en tuinbouw? Zo ja, bent u bereid hier maatregelen tegen te nemen, zo ja op welke termijn en wijze?
Er zijn geen normen voor ESBL-producerende bacteriën in oppervlaktewater. Transmissieroutes zullen worden meegenomen in onderzoek dat het RIVM uitvoert naar ESBL-producerende bacteriën bij groenten en fruit. Daarnaast wachten staatssecretaris Bleker en ik de bevindingen van de Gezondheidsraad af. Afhankelijk van de resultaten zullen nadere stappen overwogen worden.
Deelt u de mening dat de overheid als taak heeft elke vorm van overdracht van ESBL’s uit de veehouderij naar plantaardige producten te voorkomen uit oogpunt van voedselveiligheid? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze wilt u dit realiseren?
Ik vind het probleem van antibioticaresistentie erg zorgelijk. De overheid heeft de taak ervoor te zorgen dat de risico’s van resistentieontwikkeling en overdracht van resistentie zoveel mogelijk worden ingeperkt, zoals die van ESBL-producerende bacteriën. Daarom hebben wij aan u aangegeven dat het antibioticagebruik in de veehouderij in 2011 met 20% moet afnemen en tot 2013 met 50% gereduceerd moet worden ten opzichte van 2009. Hier wordt hard aan gewerkt. Op 26 mei hebben wij in een Algemeen Overleg hierover uitgebreid van gedachten gewisseld.
Daarnaast is de ondernemer zelf op grond van Europese regelgeving (Verordening (EG) 178/2002) de eerste verantwoordelijke voor het op de markt brengen van veilig voedsel.
Dit betekent dat de ondernemer zelf preventieve maatregelen moet treffen om gezondheidsrisico’s te beheersen. De ondernemer doet dit door de Europese wettelijke regels (verordeningen) en de Warenwet te volgen die deze verantwoordelijkheid invullen. De overheid controleert de naleving van die regels.
Bent u bereid een verbod in te stellen op handel, transport, lozing en injectie van dierlijke mest die ESBL’s bevat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn en wijze?
Het uitrijden en verwerken van mest wordt onder andere gereguleerd door Europese wetgeving die strikte voorwaarden stelt ter bescherming van de volks- en diergezondheid.
Er is op dit moment binnen Nederland en Europa te beperkt informatie beschikbaar over de rol van mest in relatie tot verspreiding van ESBL-producerende bacteriën. Er is meer onderzoek nodig om uitspraken te doen over de mogelijke oorzaak-gevolg verbanden en volksgezondheidsrisico’s. In de zomer gaat een onderzoek hiernaar van start. Ook wachten staatssecretaris Bleker en ik de bevindingen van de Gezondheidsraad af, of op het gebied van dierlijke mest nadere stappen moeten worden ondernomen.
Kunt u aangeven of er een verband bestaat of redelijkerwijze vermoed kan worden tussen EHEC en ESBL’s? Zo ja, welk verband? Zo nee, waarom niet?
EHEC is een specifieke E. coli variant. Van E. coli is bekend dat deze ESBL-positief kunnen zijn. Het is daarom niet vreemd dat een ESBL-positieve EHEC-stam in Duitsland is aangetroffen.
Kunt u aangeven of er een verband bestaat of redelijkerwijze vermoed kan worden tussen EHEC en het gebruik van antibiotica in de veehouderij? Zo ja, welk verband? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment zijn er geen aanwijzingen dat er een verband is tussen EHEC en het gebruik van antibiotica in de veehouderij. Dit verband wordt voor andere resistente bacteriën wel vermoed. Om meer zicht te krijgen op de risico’s van het gebruik van antibiotica in de veehouderij voor de volksgezondheid verwachten staatssecretaris Bleker en ik in de zomer een advies van de Gezondheidsraad.
Is het waar dat volgens het RIVM3 de EHEC bacterie altijd afkomstig is uit mest van vee?4 Zo nee, waar kan de bacterie nog meer van afkomstig zijn? Zo ja, kunt u aangeven of er een direct of indirect verband is tussen de EHEC besmettingen en mest uit de veehouderij?
Herkauwende landbouwhuisdieren vormen het belangrijkste dierreservoir van EHEC-bacteriën. Echter, op basis van genetisch onderzoek is gebleken dat de uitbraakstam in Duitsland (O104) geen typische EHEC is maar eigenschappen bevat van zowel EHEC als van een ander type E. coli. Het is op dit moment voor de deskundigen van het RIVM-CIb onduidelijk waar de EHEC-uitbraakstam vandaan komt.
De lobby voor de vestiging van een Europees onderzoekscentrum van Heinz in Nederland |
|
Esther Ouwehand (PvdD), Marianne Thieme (PvdD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat er «flink gelobbyd» is om Heinz zover te krijgen haar nieuwe Europees onderzoekscentrum in Nijmegen te bouwen?1 Zo ja, kunt u uiteenzetten waaruit de politieke lobby heeft bestaan en welke toezeggingen er zijn gedaan om het Amerikaanse bedrijf te bewegen voor Nederland/Nijmegen te kiezen als locatie voor haar onderzoekscentrum? Zo nee, hoe verklaart u dat Heinz zelf wel spreekt over een «flinke lobby» in de media?
Het kabinet zet in op versterking van het vestigingsklimaat om aantrekkelijk te zijn voor nationale en internationale bedrijven die zorgen voor werkgelegenheid en innovatie. Het is dan ook goed nieuws voor de Nederlandse economie dat Heinz heeft besloten haar Europese onderzoekscentrum in Nijmegen te bouwen. Voor Heinz is dit overigens een bekende locatie omdat het bedrijf al jarenlang in en nabij Nijmegen is gevestigd.
Vanzelfsprekend zet het Ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie (EL&I) zich in om bedrijven als Heinz te overtuigen van de kracht van Nederland als vestigingsplaats. Het bedrijf heeft dan ook diverse gesprekken gehad met mijn voorganger en diverse hoogambtelijke vertegenwoordigers. De vestiging van het onderzoekscentrum in Nederland is in dat verband ook bepleit bij de board van Heinz in de VS. Daarnaast heeft EL&I geholpen met locatieonderzoeken en de aanlevering van vergelijkende informatie op diverse gebieden, waaronder een vergelijkende studie naar arbeidskosten met een ander door Heinz geprefereerd land. Ook is het bedrijf in contact gebracht met verschillende andere overheidsinstanties.
Welke afspraken zijn er met Heinz gemaakt voor de opdracht van de bouw van dit Europese onderzoekscentrum?
Hierover zijn geen afspraken gemaakt.
Heeft u Heinz toezeggingen gedaan over een eventuele subsidieverstrekking door het ministerie van Economische Zaken, Landbouw en Innovatie? Zo ja, hoe verhoudt dat zich tot uw toezegging aan de Kamer om eventuele subsidies aan de negen «topsectoren» waaronder de topsector Agrofood waartoe Heinz behoort, toe te kennen op basis van nog te verschijnen rapporten die in juni 2011 pas gereed zijn? Zo nee, kunt u garanderen dat Heinz dit onderzoekscentrum zonder subsidie gaat bouwen?
Nee, hierover zijn geen toezeggingen gedaan.
Heinz kan, net als elk ander bedrijf, eventueel een beroep doen op mogelijke subsidies als het aan de in een subsidieregeling gestelde voorwaarden voldoet.
Heeft Heinz alle benodigde bouw- en milieuvergunningen voor dit onderzoekscentrum? Is er nog bezwaar- of beroepsmogelijkheid mogelijk tegen een vergunning? Indien er nog procedures lopen, kunt u ons te zijner tijd nader informeren over deze procedures?
Betreffende eventueel benodigde bouw- en milieuvergunningen is EL&I geen bevoegd gezag. Dit is een bevoegdheid van de gemeente Nijmegen. Naar ik heb begrepen van de gemeente Nijmegen, zijn de benodigde vergunningen nog niet verleend.
Uiteraard is ook Heinz gebonden aan wettelijke bepalingen met betrekking tot te verlenen vergunningen, inclusief daartoe behorende bezwaar- en beroepsmogelijkheden.
Hoe moet het persbericht van uw ministerie worden geduid, wanneer in het kader van de bouw van dit onderzoekscentrum gemeld wordt dat het kabinet «ruim baan maakt voor onderzoek naar nieuwe producten en diensten door het schrappen van onnodige regels en het oplossen van bestuurlijke knelpunten»?2 Kunt u uiteenzetten of en zo ja, welke «onnodige» regels zijn geschrapt ten behoeve van het nieuwe onderzoekscentrum van Heinz? Op basis van welke (wettelijke) bevoegdheid zijn deze regels geschrapt? Hoe is de besluitvorming tot stand gekomen?
Met het persbericht wordt aangegeven dat het kabinet in het kader van haar beleid ten aanzien van de topsectoren in algemene zin ruim baan wil maken voor onderzoek naar nieuwe producten en diensten, ondermeer door het verminderen van regeldruk. Voor de vestiging van het onderzoekscentrum van Heinz was geen sprake van het schrappen van regels.
Wat waren de bestuurlijke knelpunten bij het besluit tot de bouw? Welke bestuurlijke knelpunten zijn er geschrapt, hoe zijn deze opgelost?
Zie de beantwoording van de vragen 4 en 5.
Wat voor soort onderzoeken zal dit onderzoekscentrum gaan uitvoeren en welke afspraken hierover zijn gemaakt? Welke regels en/of bestuursknelpunten zijn hiervoor «geschrapt»?
Op dit moment worden in het bestaande innovatiecentrum ketchup en sauzen voor Europa en producten voor lokale merken in de Benelux ontwikkeld. In hoeverre op termijn andere producten in het onderzoekscentrum zullen worden ontwikkeld, is onderdeel van studie en afweging. Het behoort tot de bedrijfsvertrouwelijke informatie welk onderzoek Heinz in de toekomst uit zal voeren.
Hiervoor zijn geen regels en/of bestuursknelpunten geschrapt.
Kunt u aangeven of Heinz in Nederland de afgelopen jaren dierproeven heeft uitgevoerd of heeft laten uitvoeren voor de (innovatie) van haar levensmiddelen? Zo ja, welke experimenten waren dat, voor welke producten en hoeveel en welke dieren waarbij betrokken? Zo nee, waarom weet u dat niet als alle dierproeven in Nederland geregistreerd moeten worden en die gegevens moeten worden doorgegeven aan de nVWA?
Dierproeven in Nederland dienen inderdaad geregistreerd te worden bij de nVWA. Uit informatie van de nVWA blijkt dat er door Heinz geen dierproeven geregistreerd zijn. Uiteraard dient Heinz zich te houden aan de wettelijke bepalingen die ter zake gelden.
Heeft u met Heinz gesproken over de grote weerstand tegen dierproeven in de Nederlandse samenleving en de ambitie van de regering om het aantal dierproeven terug te dringen? Zo ja, welke voorwaarden heeft u verbonden aan de komst van het onderzoekscentrum naar Nederland op dit gebied? Kunt u garanderen dat Heinz geen dierproeven zal (laten) verrichten? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie de beantwoording van vraag 8.
Het ODA-budget |
|
Kees Verhoeven (D66), Kathleen Ferrier (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kunt u aangeven hoe de € 300 mln aan ODA-middelen, die zijn vrijgemaakt voor de topsectoren en die binnen het ODA-budget vallen, worden besteed? Kunt u daarbij per jaar en tot 2015 aangeven hoeveel van deze gelden nog niet zijn ingevuld?1 2
Op 17 juni zullen de topteams hun eindadvies overhandigen aan minister Verhagen. Dan zal duidelijk worden in welke mate en op wat voor wijze de voorstellen van de 10 topteams aanspraak maken op de BZ ODA middelen. Gelet op de prioriteiten in het OS beleid, is de verwachting dat vooral de topteams Water, Agro-Food, Tuinbouw en Life Science met voorstellen gericht op ontwikkelingslanden zullen komen.
De financiële middelen die bij BZ beschikbaar zijn voor plannen van de topsectoren lopen op van 200 mln. in 2012 naar ongeveer 300 mln. in 2015. Een aanzienlijk deel van deze middelen ligt echter al vast in bestaande programma’s voor het bedrijfsleven. Het aandeel dat vast ligt neemt af van 85% in 2012 naar ca. 70% in 2015, zoals ook zichtbaar is in artikel 4.3 van de begroting 2011 van het ministerie van Buitenlandse Zaken. Wel is binnen deze reeds vastgelegde programma’s flexibiliteit mogelijk door rekening te houden met de agenda’s van de topsectoren en de prioritaire OS thema’s voedselzekerheid en water. Daarmee liggen de middelen voor 2015 minder hard vast.
In de bedrijfslevenbrief die het kabinet voor Prinsjesdag naar de Kamer stuurt zal nader worden ingegaan op de verdeling van de middelen ten behoeve van de topsectoren.
Deelt u de mening dat de aanwezige kennis bij en initiatieven van maatschappelijke organisaties bij kunnen dragen aan de versterking van innovatieve Nederlandse voorstellen waar in partnerlanden behoefte aan is? Zo ja, op welke manier krijgen deze organisaties de mogelijkheid om van deze middelen gebruik te maken? Zo nee, kunt u exact aangeven welke voorwaarden worden gesteld aan de besteding van dit geld?
In welke mate de aanwezige kennis bij en initiatieven van maatschappelijke organisaties bij kunnen dragen aan de versterking van innovatieve Nederlandse voorstellen hangt voor een groot deel af van de aard van de adviezen van de topteams. Daarover is nu nog niets te zeggen. Ik deel uw mening dat de samenwerking tussen het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties een meerwaarde kan hebben. De inzet op intensivering van publieke private samenwerking in het nieuwe OS beleid, illustreert dit.
In principe zijn de middelen die BZ koppelt aan de topgebieden afkomstig van het bedrijfslevenprogramma. Een aantal van de programma’s waaronder ORIO, PSI en PUM richt zich specifiek op het bedrijfsleven en niet op maatschappelijke organisaties. Daarnaast zijn er programma’s als het Initiatief Duurzame Handel (IDH) en het in ontwikkeling zijnde PPP fonds, die ook deel zijn van de BZ inzet voor de topgebieden, en die gericht zijn op samenwerkingsverbanden tussen bedrijfsleven en kennisinstellingen en/of maatschappelijke organisaties. Binnen deze programma’s liggen kansen voor maatschappelijke organisaties.
Kunt deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over de focusbrief ontwikkelingssamenwerking gepland op 16 juni 2011?
Ja.
De ondernemingspeiling van het Productschap Tuinbouw |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de ondernemingspeiling van het Productschap Tuinbouw (PT)?1
Ja
Weet u of er meer ondernemingspeilingen zoals deze worden uitgevoerd door andere PBO’s?
Het is mij bekend dat bedrijfslichamen periodiek peilingen uitvoeren onder «hun» ondernemers in het kader van verbetering van de dienstverlening. Deze peilingen vormen een regulier onderdeel van de communicatie tussen het bedrijfslichaam en de ondernemers. Het gaat hierbij om vrijwillige peilingen waarvan de bedrijfslichamen zelf de inhoud en opzet bepalen, en die dan ook uitsluitend voor eigen gebruik worden uitgevoerd. Dergelijk onderzoek betreft uitdrukkelijk niet het wettelijk verplichte draagvlakonderzoek. Zoals bekend heb ik in het debat op 16 februari 2011 gezegd dat uitvoering van het wettelijk verplichte draagvlakonderzoek en uitvoering van de motie Aptroot niet tegelijk kunnen gebeuren. Het wettelijk verplichte draagvlakonderzoek komt pas eventueel weer aan de orde nadat de Kamer zich heeft uitgesproken over het kabinetsstandpunt over de publiekrechtelijke bedrijfsorganisatie dat ik de Kamer heb toegezegd voor 1 september 2011.
Wat is uw mening over de inhoud en uitvoering van deze of dergelijke peilingen?
Zie antwoord onder 2.
Deelt u de mening dat de vragen enigszins suggestief zijn gesteld?
Het is aan de bedrijfslichamen zelf – als autonome publiekrechtelijke lichamen – te bepalen op welke wijze zij contact zoeken met «hun» ondernemers.
Kunt u aangeven of de draagvlakonderzoeken, waar u in eerdere debatten aan refereerde, op dezelfde manier zullen worden uitgevoerd?
Het wettelijk verplichte draagvlakonderzoek dient te worden uitgevoerd door middel van een representatieve steekproef. Dit houdt in dat minimumeisen worden gesteld aan de deelname van georganiseerde én ongeorganiseerde ondernemers; van grote én kleine ondernemingen alsmede van branches, subsectoren of schakels in de productieketen. De ondernemerspeiling van het Productschap Tuinbouw daarentegen was een online onderzoek onder de ondernemers die onder het productschap ressorteren met 14% respons. Om deze reden is de ondernemerspeiling niet te vergelijken met het wettelijk verplichte draagvlakonderzoek.
Vreest u met dergelijke vraagstelling niet voor Noord- Koreaanse uitslagen?
Zie antwoord onder 4.
Toont dit aan dat de PBO’s niet in staat blijken hun draagvlak bij de ondernemers op een eerlijke manier te meten? Willen zij wellicht op deze manier hun bestaansrecht onderstrepen?2
Het is een goede zaak wanneer een bedrijfslichaam periodiek onderzoekt hoe ondernemers het bedrijfslichaam waarderen. Met de ingewonnen informatie kan het bedrijfslichaam zijn beleid bijsturen en aanscherpen.
Bent u ook van mening dat het draagvlak van PBO’s veel duidelijker kan worden gemeten wanneer deze wordt gebaseerd op het aantal ondernemers dat een vrijwillige bijdrage betaald?
Voor de opstelling van het kabinet inzake de publiekrechtelijke bedrijfsorganisaties verwijs ik naar het kabinetsstandpunt terzake, dat ik voor 1 september 2011 aan de Kamer zal toezenden.
Hulpofficieren van justitie die slechts een taakstraf krijgen aangeboden terwijl ze valsheid in geschrifte plegen |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht «Taakstraffen voor Limburgse hulpofficieren»?1
Ja.
Klopt het dat het Openbaar Ministerie (OM) in Limburg vier onbevoegde hulpofficieren van justitie wegens valsheid in geschrifte een taakstraf heeft aangeboden? Waaruit bestaat de valsheid in geschrifte?
Ja. Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat de vier betrokkenen het transactieaanbod hebben geaccepteerd. De valsheid in geschrift heeft hieruit bestaan dat de betreffende politiefunctionarissen in de hoedanigheid van hulpofficier van justitie ambtshandelingen hebben verricht en daarvan processen-verbaal hebben opgemaakt en ondertekend, terwijl zij vanwege het ontbreken van een geldig certificaat niet weer bevoegd waren om als hulpofficier op te treden.
Deelt u de mening dat, gezien het gevolg wat het (evident) strafbare handelen van deze hulpofficieren kan hebben voor een strafzaak en waarvan het gevolg niet is uit te leggen aan slachtoffer en de samenleving, een taakstraf onacceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Het bepalen van een straf gebeurt primair aan de hand van de aard en omstandigheden van het strafbare feit en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. Het OM is in de zaken van de vier betrokkenen tot de conclusie gekomen dat een transactieaanbod op grond van artikel 74 Wetboek van Strafrecht in de vorm van het verrichten van onbetaalde arbeid een passende en acceptabele afdoening is. Daarbij heeft het OM de gevolgen voor betrokkenen meegewogen van de reeds genomen disciplinaire maatregelen. Gelet op de privacy van de betrokkenen kan ik niet verder in detail treden.
Ik acht de door het OM in deze gemaakte afweging verantwoord.
Hoe gaat u bewerkstelligen dat verlenging van certificaten in de toekomst tijdig plaatsvindt?
Ik verwijs naar de brief die uw Kamer zeer binnenkort zal ontvangen naar aanleiding van de toezegging die ik heb gedaan in antwoord op schriftelijke vragen van het lid Hennis-Plasschaert van uw Kamer (kenmerk 2010Z1705, ingezonden op 18 november 2010).
Welke maatregelen gaat u nemen om te voorkomen dat bewijsmateriaal dat door een onbevoegde hulpofficier, bijvoorbeeld door verlopen certificering, is verzameld, verloren gaat voor strafzaken?
Ik verwijs naar mijn antwoorden op schriftelijke vragen van de leden Marcouch, Recourt en Kuiken van uw Kamer (kenmerk 2010Z17052, ingezonden op 18 november 2010). Het is niet aan mij, maar aan de rechter om in voorkomende gevallen te oordelen over de rechtmatigheid van verkregen bewijsmateriaal en de bruikbaarheid daarvan in een strafzaak.
Een resistente bacterie in het Maasstad Ziekenhuis |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het bericht dat het Maasstad Ziekenhuis in Rotterdam al zeven maanden worstelt met de uitbraak van een zeer gevaarlijke en nagenoeg onbehandelbare bacterie, namelijk de Klebsiella pneumoniae?1
Ja.
Klopt het dat momenteel drie van de vier patiënten op de intensive care deze bacterie dragen en er in totaal tenminste 34 patiënten besmet zijn geraakt? Zo nee, wat zijn de werkelijke cijfers?
Omdat de populatie van de Intensive Care dagelijks wisselt, varieert het aantal patiënten met Oxa-48 producerende Klebsiella pneumoniae (K. pneumoniae). Dat maakt deze vraag moeilijk te beantwoorden.
In totaal is deze resistente bacterie tot nu toe bij 70 patiënten aangetoond. Gezien het feit dat het onderzoek nog lopende is zou dit aantal nog kunnen veranderen. De uitkomsten van het onderzoek, uitgevoerd door het Maasstad ziekenhuis met ondersteuning van het RIVM en UMCU, komen in september beschikbaar en zullen helderheid geven over het totaal aantal besmet geraakte patiënten. Overigens zijn de meeste patiënten niet ziek, maar alleen drager van het micro-organisme.
Klopt het dat de microbiologen van het Maasstad Ziekenhuis medio april 2011 geïnformeerd zijn over de besmetting met Klebsiella pneumonaie op de intensive care (ic), maar weinig met deze informatie hebben gedaan? Heeft de GGD Rotterdam pas op 26 mei 2011 bericht ontvangen van het Maasstad? Welke maatregelen neemt GGD Rotterdam momenteel?
De beschikbare data en de gang van zaken rondom de uitbraak worden nog nader onderzocht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ), maar het volgende kan ik er vast over zeggen:
Het Maasstad Ziekenhuis is in april 2011 door de collega's van het Slotervaart Ziekenhuis geïnformeerd over de aanwezigheid van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae. De bacterie werd aangetroffen bij een patiënt die overgebracht was van het Maasstad Ziekenhuis naar het Slotervaart Ziekenhuis.
Het Maasstad Ziekenhuis is in mei 2011 een intern onderzoek gestart waarbij ze heeft vastgesteld dat meerdere patiënten drager waren van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae. Nadat dit was vastgesteld is dit op 26 mei 2011 gemeld bij de GGD Rotterdam.
Hoewel het bij een uitbraak van deze bacterie niet de specifieke taak van de GGD is, heeft de GGD de volgende acties ondernomen: Ze heeft contact gezocht met huisartsen, verpleeghuizen en andere zorgverleners in de omgeving om de situatie te monitoren. Tevens heeft ze de gemeenschap geïnformeerd via de regionale televisie en haar website2 en plaatsgenomen in het outbreakteam van het ziekenhuis. Binnen dit team draagt de GGD zorg voor de belangen van ontslagen patiënten en de gemeenschap in algemene zin.
Klopt het dat de Klebsiella pneumoniae resistent is voor de zwaarste categorie antibiotica, de carbepenem, en er enkel experimentele behandelingen overblijven om de infectie te bestrijden? Hoe effectief zijn deze behandelingen? Wat zijn de gezondheidsgevolgen van deze experimentele zorg voor de patiënt?
Het klopt dat de Oxa-48 producerende K. pneumoniae resistent is voor nagenoeg alle antibiotica, waaronder die uit de carbapenemgroep. Er is echter nog wel een enkel antibioticum over voor behandeling. Er blijven dus niet alleen experimentele behandelingen over. Ik beschik nog niet over de kennis van de effectiviteit en de mogelijke gezondheidsgevolgen van experimentele behandelingen, maar deze behandelingen worden vooralsnog niet toegepast.
Klopt het dat er sinds 2009 al een uitbraak is van Extended Spectrum Beta-lactamase (ESBL) op de ic van het Maasstad Ziekenhuis, maar deze niet is gerapporteerd? Heeft het Maasstad Ziekenhuis nog steeds last van deze ESBL? Hoeveel mensen zijn met deze ESBL besmet geraakt en naar welke plekken in Nederland hebben zij zich verplaatst?
Ja, het klopt dat het Maasstad Ziekenhuis sinds 2009 last heeft van ESBL-producerende bacteriën. ESBL-producerende bacteriën komen in meerdere ziekenhuizen voor. Het is niet gebruikelijk dat aanwezigheid van ESBL-producerende bacteriën wordt gerapporteerd bij de GGD. Indien deze bacteriën worden aangetoond moeten bepaalde (voorzorgs)maatregelen worden genomen om onder andere verdere verspreiding te voorkomen. Deze maatregelen staan beschreven in de richtlijnen van de Werkgroep Infectiepreventie (WIP). De WIP is een samenwerkingsverband van drie wetenschappelijke verenigingen op het gebied van infectiepreventie en ziekenhuishygiëne en maakt richtlijnen op het gebied van infectiepreventie voor de gezondheidszorg. De IGZ ziet toe op het naleven van deze richtlijnen.
Wat is het gevaar voor de volksgezondheid van deze resistente bacteriën in het Maasstad Ziekenhuis? Kunt u de rapportage van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) over het Maasstad Ziekenhuis zo snel mogelijk naar de Kamer sturen?
Een uitbraak met een resistente bacterie in een ziekenhuis is een lokaal probleem. De bestrijding binnen het Maasstad Ziekenhuis van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae is in volle gang. Zoals bij vraag 2 gemeld vindt er een uitgebreid onderzoek onder grote groepen patiënten plaats. De uitkomsten van dit onderzoek zullen naar verwachting in september beschikbaar zijn. Zodra ik hierover beschik zal ik deze naar de Kamer zenden.
Bent u op de hoogte van meer uitbraken van resistente bacteriën in Nederlandse zorginstellingen of is het Maasstad Ziekenhuis een uniek geval?
De aanwezigheid van ESBL-producerende bacteriën neemt toe, zo blijkt uit de surveillance van het RIVM. Uitbraken met multiresistente bacteriën komen in meerdere ziekenhuizen voor. De aanwezigheid van de Oxa-48 producerende K. pneumoniaeis wel bijzonder en is slechts een enkele keer eerder voorgekomen in Nederland. Het is de eerste keer dat er sprake is van een uitbraak van de Oxa-48 producerende K. pneumoniae.
Welke maatregelen neemt u om de gezondheidsgevaren van de uitbraak in het Maasstad Ziekenhuis te minimaliseren?
De uitbraak in het Maasstad Ziekenhuis is een lokaal probleem dat om lokale actie vraagt. De verantwoordelijkheid ligt hiervoor in eerste instantie bij het ziekenhuis, met toeziend oog van de inspectie en ondersteuning van het RIVM bij het in kaart brengen en analyseren van deze uitbraak. Tevens heeft de IGZ d.d. 20 juli 2011 het Maasstad Ziekenhuis onder verscherpt toezicht gesteld en extra eisen aan het ziekenhuis gesteld zoals het aanstellen van een coördinator, in de vorm van een hoogleraar-arts-microbioloog, om de hygiënemaatregelen en infectiepreventiemaatregelen eenduidig toe te passen in het ziekenhuis.
Wat kunnen Nederlandse burgers doen om het risico voor hun gezondheid zo klein mogelijk te houden? Zijn er bepaalde gedragsvoorschriften?
De Oxa-48 producerende K. pneumoniae is een bacterie die voor gezonde mensen niet ziekteverwekkend is. Voor gezonde mensen vormt deze bacterie geen gevaar. De bacterie behoort tot de normale darmflora. Alleen als de bacterie buiten de darm in steriele weefsels komt kan dat tot infecties leiden. Dergelijke situaties kunnen in ziekenhuizen voorkomen. Nederlandse burgers kunnen gebruikelijke hygiënemaatregelen in acht nemen.
Het vier weken sluiten van spoorknooppunt Zwolle |
|
Arie Slob (CU) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Zwolle vier weken dicht»1 en «Station Zwolle gaat volgend jaar vier weken dicht»?2
Ja.
Hoe komt het dat het beveiligingssysteem op station Zwolle zo weinig flexibel is dat er niet aan één spoor gewerkt kan worden, maar dat het hele systeem uitgeschakeld moet worden?
De nu door ProRail voorziene aanpak van werkzaamheden wordt niet veroorzaakt door de inflexilibiliteit van het beveiligingssysteem. ProRail heeft mij geïnformeerd dat zij, in overleg met de betrokken vervoerders, ervoor heeft gekozen dat deze werkzaamheden beter uitgevoerd kunnen worden door middel van één lange buitendienststelling dan door middel van een stapsgewijze aanpak met meerdere korte buitendienststellingen.
Klopt het dat de beveiliging in Zwolle opnieuw opgebouwd gaat worden met sterk verouderde, niet-redundante relaistechniek en dat ProRail deze aanpak ook wil volgen op de knooppunten Enschede, Zutphen, Utrecht en ’s-Hertogenbosch?
De nieuwe beveiligingsinstallatie in Zwolle wordt gebouwd op basis van relaistechniek. Deze techniek is inderdaad al enkele decennia in gebruik, maar niet verouderd. Beveiligingsinstallaties op basis van relaistechniek kunnen binnen kortere tijd gewijzigd worden dan die op basis van elektronische technologie, zijn vaak goedkoper en de instandhouding hiervan kan, in tegenstelling tot elektronische systemen, door meer partijen worden uitgevoerd. Deze installatie is niet redundant uitgevoerd omdat een storing hierin een beperkte impact op de treindienst heeft vanwege het relatief kleine gebied waarop dit betrekking heeft. Bovendien leidt een storing hierin zelden tot uitval van de gehele beveiligingsinstallatie, zoals dat vaak wel het geval is bij elektronische systemen. In mijn brief aan uw Kamer van 11 maart 20113 heb ik een toelichting gegeven over het al dan niet redundant uitvoeren van dergelijke installaties. In de op 12 juli 2010 naar uw Kamer gestuurde maatschappelijke kosten- en baten-analyse over de invoering van ERTMS van Decisio is het onderscheid tussen beveiligingsinstallaties op basis van relaistechniek en van elektronische technologie nader toegelicht4..
Op de knooppunten Enschede, Zutphen, Utrecht en ’s-Hertogenbosch zijn de aard en omvang van de benodigde wijzigingen en de leeftijd van de huidige beveiligingsinstallaties zodanig dat aanpassing van deze bestaande installaties het meest voor de hand ligt.
Waarom wordt er door ProRail tegenwoordig niet meer gekozen voor een moderne redundant uitgevoerde elektronische beveiliging, waarvan de software vooraf «offline» getest is zodat wijzigingen snel, betrouwbaar en veilig uitgevoerd kunnen worden en situaties zoals de wekenlange ongeplande stremming 4 jaar geleden in Almelo worden voorkomen?
In Zwolle worden, voorafgaand aan de lange buitendienststelling in de zomer van 2012, twee nieuwe relaishuizen gebouwd, waarin de beveiligingsinstallatie al zoveel mogelijk wordt «voor gebouwd» en «offline» wordt getest. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven kunnen wijzigingen in beveiligingsinstallaties op basis van relaistechniek bovendien binnen kortere tijd worden uitgevoerd dan bij elektronische systemen. De lessen van de uitloop van de indienststelling van het tijdelijke hulpspoor in Almelo in 2007 zijn bij de aanpak van de ombouw van de beveiligingsinstallatie in Zwolle meegenomen.
Deelt u de mening dat de keuze voor nieuwe relaisbeveiliging een forse kapitaalsvernietiging met zich meebrengt omdat dan over enkele jaren alles nóg een keer omgebouwd moet worden naar elektronische beveiliging?
Neen, die mening deel ik niet. Er is geen reden om deze nieuwe relaisbeveiliging binnen enkele jaren om te bouwen naar elektronische beveiliging, en er is dus ook geen sprake van kapitaalsvernietiging daardoor. Zoals in het antwoord op vraag 3 aangegeven zijn beveiligingsinstallaties op basis van relaistechniek bovendien vaak goedkoper dan die op basis van elektronische technologie.
Deelt u de mening dat een toename van de reistijd van en naar het landsdeel noord vanaf Zwolle van één uur of meer, gedurende 4 weken, onacceptabel is?
ProRail en NS hebben mij geïnformeerd dat zij voor de periode van de lange buitendienststelling in de zomer van 2012 een alternatief vervoerplan zullen uitwerken. Bij deze uitwerking worden verschillende partijen betrokken, waaronder (vertegenwoordigers) van de treinreizigers. Daarbij wordt er naar gestreefd om de toename van de reistijd te minimaliseren. Gedacht wordt bijvoorbeeld aan direct busvervoer om Zwolle heen voor doorgaande reizigers.
Kunt u aangeven welke alternatieven er zijn onderzocht voor het sluiten van station Zwolle en waarom deze alternatieven niet zijn gekozen?
Zoals in het antwoord op vraag 2 aangegeven heeft ProRail, in overleg met de betrokken vervoerders, ervoor gekozen dat deze werkzaamheden beter uitgevoerd kunnen worden door middel van één lange buitendienststelling dan door middel van een stapsgewijze aanpak met meerdere korte buitendienststellingen. Naast deze nu gekozen aanpak heeft ProRail samen met de betrokken vervoerders de volgende alternatieven onderzocht:
ProRail en de vervoerders hebben gezamenlijk gekozen voor de nu geplande aanpak vanwege:
Kunt u aangeven waarom er bij Zwolle niet gedacht is aan een tijdelijk nood-kopstation ten oosten van het station ter hoogte van de Deventerstraatweg? Deelt u de mening dat via zo’n noodstation een doorgaande intercity Leeuwarden/Groningen-Zwolle-Deventer-Arnhem kan blijven rijden waardoor busvervoer op de landsdelige hoofdroute vermeden wordt, het reistijdverlies wordt beperkt tot 30 minuten en ook de regiotreinen naar Nijverdal, Emmen en Groningen kunnen blijven rijden? Bent u bereid deze mogelijkheid bij de directies van NS en ProRail onder de aandacht te brengen?
Dit alternatief is door ProRail en de vervoerders overwogen en door hen als minder aantrekkelijk beoordeeld dan de nu gekozen aanpak. De nadelen daarvan zijn:
Is het daarnaast mogelijk om de regionaal al langer ter discussie staande rijtijdverkorting tussen Almelo en Vroomshoop te realiseren zodat reizigers van Mariënberg t/m Emmen tijdens de werkzaamheden zonder reistijdverlies van en naar de Randstad kunnen blijven rijden via Almelo, en daarnaast ook het goederenvervoer van Coevorden en het Noorden kan blijven rijden? Bent u bereid dit regionale project uiterlijk in het voorjaar van 2012 door ProRail te laten realiseren en indien nodig financieel te ondersteunen?
ProRail heeft mij geïnformeerd dat de rijtijdverkorting die tussen Almelo en Vroomshoop gerealiseerd kan worden onvoldoende is om treinreizigers van Mariënberg t/m Emmen zonder reistijdverlies via Almelo in plaats van via Zwolle van en naar de Randstad te laten rijden. Het goederenvervoer van Coevorden en het Noorden blijft bij de huidige aanpak gewaarborgd.
Op basis van bovenstaande zie ik geen reden om ProRail op te dragen dit project uiterlijk in het voorjaar van 2012 te laten realiseren. Besluitvorming hierover zal via de gebruikelijke, daartoe geëigende procedure plaatsvinden.
Is het, uitgaande van een voorspoedig lopend bouw- en testtraject, tevens mogelijk om de Hanzelijn vervroegd te openen tot Kampen Zuid of zelfs tot Zwolle IJsselallee, zodat reizigers uit Kampen eveneens een adequaat vervoersalternatief krijgen?
Op basis van informatie van ProRail kan ik u meedelen dat de huidige planning voor het bouwen en testen van de Hanzelijn, inclusief de daarbij benodigde marges voor het opvangen van onvoorziene risico’s en tegenvallers, geen ruimte biedt voor een dergelijke vervroegde opening.
Pensioentekort voor werknemers in de sociale werkplaats |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «FNV: pensioen voor werknemer sociale werkplaats in gevaar»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat er zonder bijstorting of premieverhoging sprake zal zijn van een tekort van € 350 miljoen voor het pensioenfonds? Zo nee, over welk bedrag gaat het wel?
Ik kan dat bevestigen noch ontkennen. Aanvullende pensioenen zijn een verantwoordelijkheid van de sociale partners. De financiële positie van een pensioenfonds hangt af van een groot aantal variabelen, waaronder de pensioenregeling en daarin gemaakte afspraken over de pensioenleeftijd, pensioenhoogte, vervroegd uittreden en premiehoogte. Tevens is onder andere van invloed het gevoerde beleggingsbeleid.
Deelt u de mening dat het onwenselijk en niet-solidair is dat mensen met een laag inkomen nauwelijks pensioen opbouwen? Kunt u aangeven welke maatregelen u gaat nemen om iets aan deze ongelijkheid betreft pensioenopbouw te doen en op welke termijn de Kamer deze maatregelen kan verwachten?
Het Nederlandse pensioenstelsel is gebouwd op drie pijlers. De solidariteit met mensen met een laag inkomen loopt primair via de AOW in de eerste pijler. In het pensioenakkoord van 10 juni jongstleden zijn maatregelen aangekondigd die zijn bedoeld voor de bescherming van lagere inkomens met weinig aanvullend pensioen. In het bijzonder gaat het daarbij om een extra verhoging van het AOW-pensioen vanaf 2013 en om de introductie van een extra inkomensafhankelijke ouderenkorting vanaf 2020.
Voor de tweede pijler (collectief georganiseerd pensioen) geldt dat daarin solidariteit wordt vormgegeven tussen de (ex)werknemers die deelnemen in dezelfde pensioenregeling, bijvoorbeeld binnen een bedrijf of bedrijfstak, zoals ook geldt bij de sw-sector.
In dit verband geldt dat de Stichting van de Arbeid (STAR) nadrukkelijk in overweging heeft gegeven aan de sociale partners, de pensioenkoepels Vereniging van Bedrijfstakpensioenfondsen en de Stichting voor Ondernemingspensioenfondsen (thans verenigd in de Pensioenfederatie) en het Verbond van Verzekeraars om pensioenopbouw mogelijk te maken voor mensen die met loondispensatie werken.
Ik onderschrijf de oproep van de STAR tot aanpassing van de pensioenregelingen op dit punt. Het is aan sociale partners in de pensioenfondsen en de andere betrokken partijen om hierover afspraken te maken.
De derde pijler omvat individueel georganiseerde pensioenproducten.
Kunt u aangeven in hoeverre er nog sprake is van premie-inkomsten bij het pensioenfonds Werk en (re)Integratie?
Zie antwoord op vraag 2.
In hoeverre is er ruimte voor premieverhoging, nu het huidige salaris van een wsw’er op het minimum niveau ligt en hierdoor ook de werkgeverslasten zullen stijgen?
Dat kan ik niet aangeven, aanvullende pensioenen zijn een verantwoordelijkheid van de sociale partners. Sociale partners kunnen naast afspraken over de premie ook nadere afspraken maken over de invulling van de pensioenregeling.
In hoeverre vindt u een bijstorting van het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een reële optie?
Dat is geen optie. Het ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid is geen partij in de pensioenregeling die door PWRI wordt uitgevoerd.
Indien premieverhoging en bijstorting geen reële opties zijn, in hoeverre kunt u de rechten van de huidige Wsw’ers nog respecteren, zoals afgesproken in het regeerakkoord?
Aanvullende pensioenen vallen onder de verantwoordelijkheid van sociale partners.
In hoeverre wordt het huidige pensioentekort verergerd door de voorgenomen afname van het aantal Wsw-plaatsen tot 30 000 en dus ook een navenante afname van premie-inkomsten?
De daling van het werknemersbestand in de Wsw zal zich naar verwachting geleidelijk voltrekken over een periode van ruim dertig jaar. Dat geeft sociale partners de tijd om de pensioenregeling, als dat nodig is, aan te passen aan de nieuwe omstandigheden. Daarnaast merk ik op dat pensioenen worden gefinancierd door middel van kapitaaldekking. Bij een goed financieel beleid heeft het fonds voldoende middelen om de reeds opgebouwde nominale pensioenaanspraken gestand te doen.