De gevolgen van bezuinigingen voor de kwaliteit van de zorg |
|
Renske Leijten |
|
Zijn er veel woonzorgcentra waar een permanente aanwezigheid van een nachtverpleegkundige is wegbezuinigd?1 2
Ik heb geen gegevens over het aantal nachtverpleegkundigen in instellingen.
Voldoet de kwaliteit van de thuisverpleging door woonzorggroep Samen aan de eisen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Kunt u dat toelichten?
De IGZ heeft de organisatie goed in beeld en geeft aan dat er geen redenen zijn om de woonzorggroep onder verscherpt toezicht te stellen.
Is het waar dat woonzorggroep Samen de afgelopen jaren heeft bezuinigd op de kwaliteit van de verpleging?2 3 Klopt het dat deze instelling tegelijkertijd een financieel tekort heeft weggewerkt en een mooi financieel resultaat heeft gehaald?4 Hoe reageert u op de stelling dat de woonzorggroep Samen in 2009 meer oog heeft gehad voor de jaarrekening dan voor de kwaliteit van de zorg?
De zorginstelling dient kwalitatief goede zorg te leveren. Daarnaast heeft zij ook een verantwoordelijkheid voor de financiële resultaten. De IGZ beoordeelt of de kwaliteit van zorg in een zorginstelling voldoende is. Zij hebben aangegeven dat er geen reden is voor extra aandacht en controle bij de woonzorggroep Samen. Het wegwerken van het financiële tekort is dus niet ten koste gegaan van de kwaliteit van zorg.
Herinnert u zich de uitzending van Eén Vandaag, waarin werd verteld over een bewoonster van woonzorggroep Samen wiens overlijden door alle betrokkenen werd geweten aan verwaarlozing van een wond door de thuiszorg?5
Ik heb de uitzending aandachtig bekeken.
Klopt de bewering van de familie in de uitzending van Eén Vandaag dat de verzorging van de patiënt thuis alleen plaats had mogen vinden door een speciale wondverpleegkundige? Klopt de bewering van de familie dat er in de desbetreffende regio slechts één speciale wondverpleegkundige beschikbaar was?
Ik heb geen gegevens of er in iedere regio een speciale wondverpleegkundige aanwezig was en/of is. Verpleegkundigen en verzorgenden die met een dergelijk specialistische handeling te maken krijgen, moeten aan het ziekenhuis vragen geïnstrueerd of bijgeschoold te worden. Daarnaast is er een aantal wondexpertisecentra waar deskundige hulp gevraagd kan worden, hiervan zijn er voldoende beschikbaar.
Is het onvoldoende beschikbaar zijn van speciale wondverpleegkundigen in de desbetreffende regio een gevolg van onvoldoende middelen? Op welke manier gaat u er voor zorgen dat deze zorg ook in deze regio in voldoende mate beschikbaar komt?
Zie antwoord vraag 5.
Erkent u dat deze verschraling van de zorg een gevolg is van uw beleid? Erkent u dat de kwaliteit van de zorg als gevolg van bezuinigingsmaatregelen afneemt?
Nee. In mijn beleid voor de komende kabinetsperiode investeer ik juist in de ouderenzorg extra. Er wordt – naast de middelen voor reguliere groei – structureel geld beschikbaar gesteld voor meer verpleegkundigen en verzorgenden en er wordt geïnvesteerd in scholing. Met deze investeringen wordt de kwaliteit van zorg verbeterd.
Bent u bereid de Inspectie voor de Gezondheidszorg verscherpt toezicht te laten houden op woonzorggroep Samen?
Zie antwoord vraag 2.
Juwelier Kamerbeek in Nijmegen |
|
Hero Brinkman (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de vele berichten over juwelier Kamerbeek in Nijmegen, die herhaaldelijk op zeer gewelddadige wijze door allochtone daders is overvallen en daar zwaar lichamelijk letsel aan heeft overgehouden?
Ja.
Welke acties hebben politie en Justitie ondernomen om betrokken juwelier bij te staan, de daders te achterhalen en te laten vervolgen en de veiligheid van deze juwelierszaak en andere (juweliers)zaken beter te waarborgen?
Direct na de melding van de overval op de juwelier in Nijmegen is er een strafrechtelijk onderzoek gestart om de daders te achterhalen. In het belang van het opsporingsonderzoek kan ik daarover geen verdere mededelingen doen. Aan de betrokken juwelier is slachtofferhulp en ondersteuning aangeboden. De lokale driehoek heeft eerder besloten om over te gaan tot een intensieve, dadergerichte en persoonsgebonden aanpak van overvalcriminaliteit.
Deelt u de mening dat als een winkelier vele malen door allochtonen is overvallen en is bent neergeschoten en een dwarsleasie heeft opgelopen na door allochtone overvallers in een bouwput te zijn gegooid, diens veiligheid en zijn winkel en niets anders voorop staat?
Ja, de veiligheid van de winkelier staat wat mij betreft voorop.
Deelt u de mening dat het in die context te gemakkelijk is om het besluit van de juwelier niet meer iedereen zijn winkel binnen te laten (bijvoorbeeld Marokkaanse jongens van 16 jaar uit zijn winkel te weren) als discriminatoir af te doen, nu hij steeds door personen uit deze groep gewelddadig overvallen is? Wat zou u zelf doen als u de betreffende juwelier zou zijn en er kort nadat u door een Marokkaanse jongere gewelddadig bent overvallen een Marokkaanse jongere de winkel binnenloopt?
Winkeliers mogen een deurbeleid voeren om hun eigendommen te waarborgen en (herhaling van) slachtofferschap te voorkomen. Een winkelier behoeft zijn deur alleen te openen wanneer hij er vertrouwen in heeft dat het een potentïele klant betreft.
Deelt u de mening dat het de wereld op zijn kop is om het slachtoffer hier als dader neer te laten zetten, zoals de Commissie Gelijke Behandeling doet, terwijl de oorzaak ligt in de oververtegenwoordiging van (Marokkaans)straattuig in de criminaliteit? Wanneer gaat u deze criminaliteit eindelijk eens genadeloos hard aanpakken? Wanneer wordt bijvoorbeeld het wetsvoorstel minimumstraffen en het wetsvoorstel denaturalisatie criminelen eindelijk ingediend?
Voorop staat dat betrokkene slachtoffer is van een ernstig misdrijf en als zodanig behandeld moet worden en steun verdient. Tegelijkertijd dient iedereen zich aan de wet te houden. Samen met het bedrijfsleven, gemeenten, politie en het Openbaar Ministerie zet ik, via het actieprogramma Ketenaanpak Overvalcriminaliteit, fors in op de aanpak van overvallen.1
Met betrekking tot de stand van zaken betreffende het wetsvoorstel minimumstraffen kan ik meedelen dat dit wetsvoorstel is aangeboden aan de Raad van State voor advies.
Wat het ontnemen van de Nederlandse nationaliteit wegens ernstige commune misdrijven betreft is – conform het Regeerakkoord – met landen die partij zijn bij het Europees Verdrag inzake nationaliteit in het afgelopen jaar gesproken over mogelijkheden om de grenzen die het Verdrag aangeeft voor intrekking van nationaliteit zo te interpreteren of verdragsrechtelijk aan te vullen dat ook de veroordeling voor bepaalde zware commune misdrijven aanleiding kan zijn tot intrekking van de nationaliteit. In het licht van deze gesprekken wordt thans een wetsvoorstel voorbereid.
De joint venture tussen Gazprom en RWE |
|
Marieke van der Werf (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Is er een officiële reactie namens de regering met betrekking tot de mogelijke joint venture tussen Gazprom en RWE, waarmee het Russische bedrijf in de toekomst enige zeggenschap verwerft over de in Nederland gevestigde bedrijven van Essent?
Onderhavige beantwoording van de vragen van lid Van der Werf (CDA) is de eerste reactie van het kabinet over de voorgenomen samenwerking tussen RWE en Gazprom. RWE en Gazprom hebben op 14 juli jl. een Memorandum van Overeenstemming getekend. Het Memorandum is, blijkens het bericht van Essent1, een intentie om tot financiële overeenkomsten te komen die betrekking hebben op individuele gas- en kolengestookte energiecentrales van RWE in de Benelux, Duitsland en Groot-Brittannië. Uit een recentelijk gesprek tussen mijn hoogste energieambtenaar en de CEO van Essent bleek dat er nu nog geen overeenkomst is afgesloten; de onderhandelingen bevinden zich nog in het beginstadium. Het is mogelijk dat een aandeel van Gazprom in enkele elektriciteitscentrales in Nederland onderdeel gaat uitmaken van de samenwerking met RWE. Essent geeft echter aan dat de aansturing, het management en de operationele bedrijfsvoering van desbetreffende centrales in handen blijven van Essent/RWE.
Biedt de Nederlandse wet- en regelgeving voldoende bescherming tegen eventuele staatsbemoeienis van Rusland met Gazprom, waarvan in het verleden voorbeelden waren? Is het bijvoorbeeld uitgesloten dat de belangen van de Russische staat zullen prevaleren op de energielevering van burgers en bedrijven in Nederland?
Er is in Nederland een uitgebreid beleidskader, deels juridisch verankerd in nationale en Europese wetgeving, dat een goede marktwerking en een betrouwbare energievoorziening voor burgers en bedrijven waarborgt. Een sterke en open markt zorgt ervoor dat burgers en bedrijfsleven voor hun energievoorziening kunnen vertrouwen op een voldoende aantal aanbieders dat middels een groot aantal landen en bronnen de energievoorziening borgt. Zo kan worden voorkomen dat de belangen van één partij de energievoorziening voor Nederlandse burgers en bedrijven in gevaar kunnen brengen.
Indien Gazprom binnen Nederland actief is, dan moet het zich hier, net als alle andere bedrijven, aan de regels houden. Gazprom is overigens een bedrijf waar Nederlandse en andere Europese bedrijven veelvuldig en goed zaken mee doen. Deze relatie kent een wederzijds belang; gas is voor Europa belangrijk, maar Europa is ook een belangrijke klant voor Gazprom.
Het bovengenoemde Nederlandse beleidskader ter borging van de energievoorziening bestaat ondermeer uit:
Daarnaast heb ik het wetsvoorstel ter implementatie van het derde energiepakket ingediend bij uw Kamer (kamerstukken 32814). Onderdeel hiervan vormt een vangnetbepaling die erop is gericht om te kunnen toetsen of een wijziging van de zeggenschap in elektriciteitsproductie-eenheden een gevaar oplevert voor de leveringszekerheid; in zo’n geval kan ik, onder voorwaarden en na instemming van de Europese Commissie, voorschriften verbinden aan de wijziging van zeggenschap.
Klopt het dat Gazprom niet hoeft te voldoen aan Europese regelgeving, zoals de noodzaak tot splitsing? Is er, bij een geslaagde joint venture tussen Gazprom en RWE die leidt tot een financiële impuls voor Essent, dan geen sprake van concurrentievervalsing ten opzichte van energiebedrijven die hun rendement wel moeten baseren op Europese regelgeving?
Alle bedrijven die actief zijn binnen de Europese Unie dienen zich te houden aan de Europese en nationale regels. Dat geldt dus ook voor Gazprom. Voor transmissienetwerken in Europa geldt dat de (persoon of) personen die zeggenschap (beslissende invloed) hebben over het transmissienetwerk, dienen te voldoen aan de onafhankelijkheidsvereisten van het derde pakket. Ter implementatie van het derde pakket heb ik recentelijk aan uw Kamer een wetsvoorstel ter behandeling aangeboden.
Bij certificering van eigenaren of beheerders van een transmissiesysteem waarover personen uit derde landen zeggenschap hebben, geldt een aanvullende certificeringprocedure, waarbij met name wordt gekeken naar de vraag of het toekennen van certificering geen bedreiging vormt voor de energievoorzieningszekerheid.
Buiten de Europese Unie staat het in beginsel alle bedrijven vrij om andere activiteiten ontwikkelen: de Europese regels gelden hier niet. Gazprom kan dus in Rusland actief zijn in transmissie en levering, zolang de bedrijfsvoering van een Europees transmissienetwerk maar onafhankelijk van levering en productie plaatsvindt. Dat geldt evenzo voor Europese bedrijven. Van concurrentievervalsing is in dat opzicht dus geen sprake. Uiteraard moeten de afspraken tussen RWE en Gazprom ook voldoen aan het Europese en nationale mededingingsrecht – in dit geval dat van Duitsland, Groot-Brittannië en Nederland -. Of dit het geval is, is ter beoordeling van de relevante mededingingsautoriteiten.
Wat is de mening van de regering over het feit dat aandelen van de kerncentrale Borssele bij doorverkoop aan RWE mogelijk deels in handen komen van Gazprom? Klopt het bericht dat voor doorverkoop van aandelen in de kerncentrale van Borssele toestemming nodig is van uw ministerie?1
De voorgenomen samenwerking tussen RWE en Gazprom heeft geen betrekking op de kerncentrale van Borssele, noch op andere kerncentrales in Europa. Zoals hierboven genoemd heeft Essent, als reactie op verschillende mediaberichten, hierover een bericht op de website geplaatst.
Op dit moment bezit RWE geen aandelen in EPZ, de exploitant van de kerncentrale Borssele. De aandelen in EPZ zijn voor 50% in bezit van Delta en voor 50% in bezit van de voormalige aandeelhouders van Essent, verenigd in Publiek Belang Elektriciteitsproductie BV (PBE). Een mogelijke overdracht van aandelen in EPZ van PBE naar RWE is thans onderwerp van een gerechtelijke procedure tussen Delta en PBE. Het is bekend dat partijen met elkaar in gesprek zijn om overeenstemming te bereiken over een aandelenoverdracht, waarbij RWE mogelijk een minderheidsaandeel in EPZ zou verkrijgen. Mocht deze aandelenoverdracht doorgang vinden, dan is RWE gebonden aan het convenant Publieke Belangen Kerncentrale Borssele.3 Mocht RWE op haar beurt (een deel van) haar aandelen in EPZ willen doorverkopen aan een andere partij, dan is RWE verplicht daarvan melding te doen aan mij. Indien met de voorgenomen overdracht naar mijn mening de duurzame exploitatie van de kerncentrale Borssele onvoldoende verzekerd is, in die zin dat daardoor de dwingende redenen van algemeen belang betreffende de openbare orde, openbare veiligheid (inclusief leveringszekerheid) en volksgezondheid in gevaar kunnen komen, dan kan ik mij op grond van het convenant verzetten tegen de voorgenomen overdracht van aandelen en deze in het uiterste geval blokkeren.
Het onderzoek van de IGZ naar de verloskundige zorg tijdens avond-nacht en weekenduren |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de schriftelijke vragen uit 20091 over het onderzoek van de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) naar de verloskundige zorg tijdens avond-nacht en weekenduren?
Ja, ik weet dat de Kamer destijds vragen heeft gesteld. Het IGZ-onderzoek betreft overigens de zorgverlening in avond-, nacht- en weekenduren in drie specifieke zorgketens waaronder vrouwen opgenomen voor een bevalling (naast patiënten opgenomen met een beroerte en patiënten opgenomen met een heupfractuur).
Is het rapport van de IGZ al afgerond? Zo ja, per wanneer? Zo nee, Wat is de exacte einddatum van het project?
Het rapport van de IGZ is in juli 2011 afgerond en zal conform de werkwijze van de IGZ nog worden besproken met de koepels.
Bent u bereid het IGZ rapport per omgaande aan de Kamer zenden, zodra het is afgerond? Zo nee, waarom niet?
De publicatie van dit IGZ-rapport, inclusief de verzending ervan aan de Tweede Kamer, staat gepland in de week van 12 september a.s.
Klopt het dat de IGZ in 2006 een registratiesysteem in gebruik heeft genomen, dat het mogelijk maakt een overzicht samen te stellen van alle meldingen over verloskundige zorg?
De IGZ werkt sinds september 2006 met een uniform meldingenregistratie-systeem dat primair gericht is op het ondersteunen van de inspectie bij haar toezichttaken. Aan de hand van trefwoorden kan er in dit systeem gezocht worden naar meldingen binnen een bepaald onderdeel van de gezondheidszorg – zoals verloskundige zorg. Het systeem kan informatie genereren ten behoeve van nader onderzoek en/of nadere analyse en is een belangrijke bron voor het samenstellen door de IGZ van rapporten, zoals het onderhavige onderzoeksrapport op het gebied van de zorgverlening in avond-, nacht- en weekenduren.
Zijn gaande het onderzoek geen bevindingen naar voren gekomen, die eerdere maatregelen cq actie door de IGZ nodig maakten?
De bevindingen die tijdens het IGZ-onderzoek naar de zorgverlening tijdens avond-, nacht- en weekenduren naar voren kwamen, vormden voor de inspectie geen aanleiding om directe maatregelen te treffen.
Kunt u vóór 1 september 2011 een overzicht aan de Kamer zenden van alle meldingen, die de IGZ heeft ontvangen over verloskundige zorg, vanaf september 2008? Kan daarbij aangegeven worden in hoeverre er sprake was van tekortkomingen in de zorgverlening tijdens avond, nacht- en weekenduren, welke factoren daarbij een rol speelden en in hoeverre de faciliteiten in de ziekenhuizen toereikend waren?
Het aan de Kamer zenden van een overzicht van alle meldingen die de IGZ heeft ontvangen over verloskundige zorg is niet mogelijk. Naast privacyaspecten die hierbij een rol spelen gaf ik in mijn antwoord op vraag 4 al aan dat het meldingenregistratiesysteem van de IGZ primair gericht is op het ondersteunen van de inspectie zelf en dat de informatie die het systeem kan genereren nader onderzoek en/of nadere analyse behoeft.
Om zicht te krijgen op de kwaliteit en veiligheid van onder andere de verloskundige zorg in avond-, nacht- en weekenduren in ziekenhuizen heeft de IGZ het onderhavige onderzoek uitgevoerd. In het rapport zijn meldingen op geaggregeerd niveau verwerkt. De resultaten van het onderzoek worden in beginsel in de week van 12 september a.s. aan de Kamer gezonden (zie ook mijn antwoord op vraag 3).
Voorts zijn de activiteiten relevant die Stichting Perinatale Audit Nederland (hierna Stichting PAN) met steun van mijn ministerie verricht. Tijdens perinatale audits analyseren zorgverleners op een kritische, gestructureerde manier de daadwerkelijk verleende zorg.
De stichting is een initiatief van de beroepsverenigingen van verloskundigen (KNOV), huisartsen (LHV), gynaecologen (NVOG), kinderartsen (NVK) en pathologen (NVVP). Het houden van perinatale audits door Stichting PAN zie ik als een belangrijk instrument voor het verlagen van babysterfte. Op 25 november 2011 a.s. zal Stichting PAN tijdens een landelijk symposium over perinatale sterfte de eerste resultaten van de audits presenteren.
De kwaliteit van onderwijsassistenten |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Marja van Bijsterveldt (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het onderzoek naar onderwijsassistenten gedaan op Amsterdamse basisscholen?1 2
Ik vind het belangrijk dat onderwijsassistenten die – onder verantwoordelijkheid van de leerkracht – ondersteunende werkzaamheden uitvoeren bij het onderwijs aan kinderen, hun Nederlands goed beheersen. Mijn beleid voor taal en rekenen in het mbo geldt ook voor de mbo-opleiding Onderwijsassistent. Ik vind het een goede zaak dat de schoolbesturen en de gemeente Amsterdam bij werkende onderwijsassistenten ook expliciete eisen stellen aan de beheersing van de taalvaardigheid en hun onderwijsassistenten hierop toetsen en zonodig bijscholen.
Hoe kan de situatie zijn ontstaan dat van de 164 getoetste assistenten 84 procent een voldoende haalt voor lezen, zeven op de acht slaagt voor het onderdeel schrijven en slechts 42 procent een voldoende haalt voor begrijpend lezen? Hoe heeft de inspectie hier op toegezien? Was ze al eerder van deze achterstanden op de hoogte?
Op de vraag over de specifieke situatie van de 164 getoetste onderwijsassistenten kan de betrokken werkgever zelf het beste een antwoord geven. In algemene zin kan ik zeggen dat het een recente ontwikkeling is om met behulp van referentieniveaus eisen te stellen aan taal- en rekenvaardigheden voor mbo-opleidingen die met ingang van studiejaar 2013/2014 centraal worden geëxamineerd. Ik vind het een goede zaak dat de gemeente Amsterdam in overleg met de schoolbesturen een taalnorm heeft vastgesteld voor hun onderwijsassistenten en dat die aansluit bij de referentieniveaus Nederlandse taal. Voor het toezicht door de inspectie is het voldoen aan de exameneisen Nederlands alleen een factor bij de beoordeling van de kwaliteit van de beroepsopleidingen in het mbo. De inspectie beoordeelt niet de kwaliteit van individuele personeelsleden werkzaam aan basisscholen; dit is de exclusieve verantwoordelijkheid van het bestuur van de school.
Welke cijfers zijn u bekend van basisscholen elders in het land? Hoe wilt u toezien op de kwaliteit van onderwijsassistenten?
Over de taalvaardigheid van onderwijsassistenten die elders in het land werkzaam zijn heb ik geen gegevens. Het toezicht van de inspectie richt zich niet op een beoordeling van de kwaliteit van onderwijsassistenten. Zie ook het antwoord op vraag 2.
Welke acties gaat u ondernemen om de tekortschietende kennis van onderwijsassistenten te verbeteren naar het goede niveau?
In het mbo wordt vanaf 2010 volop geïnvesteerd in taal- en rekenonderwijs. Alle mbo-studenten die in 2010–2011 met een opleiding zijn begonnen, krijgen voortaan taal- en rekenonderwijs dat afgestemd is op de nieuwe referentieniveaus. Vanaf 2013–2014 zullen deze referentieniveaus centraal worden geëxamineerd. Dit geldt ook voor de opleidingen Onderwijsassistent. Voor onderwijsassistenten die reeds in de beroepspraktijk werken, zijn ook de schoolbesturen aan zet. Wanneer een schoolbestuur vaststelt dat de kennis van hun onderwijsassistenten tekortschiet, is het de verantwoordelijkheid van het schoolbestuur om ervoor te zorgen dat de onderwijsassistenten over de juiste bekwaamheden (gaan) beschikken en om zonodig te investeren in bijscholing.
Deelt u de mening dat directe en indirecte bezuinigingen, of het uitblijven van bepaalde investeringen van het kabinet op onderwijs, de druk op de kwaliteit van het onderwijs niet positief beïnvloedt?
Nee, die mening deel ik niet. Dit kabinet staat voor de zware opgave om de overheidsuitgaven weer op orde te krijgen. Op bijna alle beleidsterreinen wordt een stapje teruggedaan. Het onderwijs neemt bij dit kabinet een bijzondere positie in en wordt bij de bezuinigingen ontzien. De ombuigingen die in het onderwijs plaatsvinden worden gericht geherinvesteerd om de kwaliteit van het onderwijs te verhogen. Een groot deel van deze investeringen komt ten goede aan het basisonderwijs. Aan het einde van deze kabinetsperiode gaat het om substantiële investeringen die de kwaliteit van het onderwijs zullen verhogen. Dit laat onverlet dat prioriteiten binnen de onderwijsbegroting herschikt zullen worden ten gunste van de kwaliteit van het onderwijs. Onze gezamenlijke uitdaging is om met hetzelfde budget het beter te doen. Dat betekent dat ook schoolbesturen duidelijke keuzes en afwegingen moeten maken bij de inzet van hun beschikbare middelen.
De voortdurende detentie van de waxinelichtgooier |
|
Tofik Dibi (GL) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de verdachte van het werpen van een waxinelichthouder naar de Gouden Koets tijdens Prinsjesdag 2010 nog steeds is gedetineerd?1 Zo ja, klopt dit bericht?
De rechtbank in Den Haag heeft besloten de voorlopige hechtenis te verlengen tot 21 augustus. Het is niet mogelijk een gebruikelijke termijn aan te geven omdat de duur van het voorarrest steeds afhangt van de omstandigheden van het geval. De duur ervan wordt bepaald door de rechter.
De verdachte is niet gedetineerd in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI). In het kader van de privacy van de verdachte kan het Openbaar Ministerie geen verdere mededelingen doen over de detentieomstandigheden van de verdachte en de plaats waar gedetineerd zit. De rapportage over de psychische gesteldheid van de verdachte, door het Pieter Baan Centrum, is inmiddels gereed.
De inhoudelijke zitting staat gepland op 6 september 2011.
Wat is de gebruikelijke termijn van voorarrest bij delicten waarvan betrokkene verdacht wordt? Wat is, indien de duur van het voorarrest afwijkt van vergelijkbare gevallen, de precieze reden van dit voorarrest?
Zie antwoord vraag 1.
Onder welke omstandigheden en waar is deze verdachte gedetineerd? Klopt het bericht dat deze verdachte gedetineerd is in de Extra Beveiligde Inrichting (EBI) van Penitentiaire Inrichting (PI) te Vught? Heeft het Pieter Baan Centrum inmiddels gerapporteerd over de psychische gesteldheid van deze verdachte? Zo nee, wat is de reden waarom hier het wachten op is?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke termijn is de behandeling ter strafzitting te verwachten?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht dat topsalarissen in de zorg gewoon worden doorbetaald |
|
Karen Gerbrands (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Beloningscode zorg mislukt»?1
Ik moet eerst constateren dat deze set vragen mijn antwoorden op uw eerdere set vragen van 7 juli («over het bericht dat er vorig jaar door ziekenhuizen voor 4 miljoen aan exitpremies is uitgekeerd) heeft gekruist. Die constatering is van belang omdat ik met name in het antwoord 3 van die set ga ik in op uw soortgelijke stelling in die vraagstelling: ziekenhuizen houden zich blijkbaar niet aan de BBZ (beloningscode voor bestuurders in de zorg).
Samengevat luidde dat antwoord dat de stelling niet juist is. Dat geldt dus ook voor de stelling uit de kop van het FD-artikel.
De BBZ, evenals de komende normeringswet, richten zich op nieuwe contracten. Alle reeds bestaande contracten met de bestuurders van zorginstellingen worden gerespecteerd. Dat is juridisch onontkoombaar. Daarom kan het succes van de BBZ niet worden afgemeten aan het totale bestand van de arbeidsovereenkomsten met bestuurders, maar moet dat worden beoordeeld aan de hand van enkel de nieuw afgesloten arbeidsovereenkomsten. Dat zijn dan de contracten die vanaf 2010 zijn aangegaan, vanaf de inwerkingtreding van de beloningscode.
Ik vind het vervelend dat er een vertekend beeld ontstaat over de naleving van de BBZ door dit soort onjuiste vergelijkingen.
Verder wil ik er op wijzen dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties dit voorjaar een voorstel voor een normeringswet bij de Kamer heeft ingediend. Daarin wordt ook de handhaving geregeld. Met deze wet krijgt het kabinet een goed instrument om het kabinetsbeleid op dit punt te verwerkelijken.
Hoe verklaart u de schokkende cijfers uit 2010 waarbij 91% van de salarissen van de bestuurders in de zorg boven de Balkendendenorm uitkwam en nog eens 40% boven de grens van 240 000 euro?
Ik kan deze cijfers nu niet beoordelen. Jaarlijks maak ik een analyse van de inkomens van bestuurders van zorginstellingen op basis van hetgeen daarover wordt verantwoord in de jaarverslagen. Mijn analyse van de cijfers over 2010 kunt u, zoals gebruikelijk, eind dit jaar verwachten.
Wel kan ik u nu al wijzen op tabel 4 van mijn analyse over de cijfers uit 2009 (TK 30 111, nr. 52). Uit die tabel blijkt dat in 2009 81% van de inkomens van zorgbestuurders onder de 130%-norm lag en 19% erboven. Dat geeft een ander beeld dan in het FD-artikel wordt opgeroepen.
Op de analyse die ik jaarlijks aan het eind van het jaar naar de Kamer stuur, baseer ik mijn oordeel over de inkomens van zorgbestuurders. Ook in die analyse zal onderscheid worden gemaakt tussen oude contracten en contracten van na de inwerkingtreding van de BBZ.
Bent u bereid met de bestuurders te overleggen en dwingende afspraken met ze te maken zodat de beloningscode wel wordt nageleefd?
Het zijn de toezichthouders die de arbeidsovereenkomsten met bestuurders sluiten (en daardoor hun inkomens bepalen), dus zij zijn degenen die ik zal aanspreken. Ik heb regelmatig contact met de twee koepels die de BBZ (beloningscode bestuurders in de zorg) tot stand hebben gebracht, de NVTZ en de NVZD. Daarin zal uiteraard de naleving en de verbetering van de naleving ter sprake komen. Uit eerder contact met hen heb ik vernomen dat hun eigen onderzoek uitwijst dat de BBZ vrijwel voor 100% wordt nageleefd. Gezien de verschillende berichten over de naleving zal ik eerst mijn eigen analyse afronden.
Verder wil ik er op wijzen dat ik recent in de Kamer heb aangegeven (bij het vragenuurtje van 7 juni) en op eerdere schriftelijke vragen van u (die van 6 juni) heb geschreven dat ik op dit moment geen instrument heb om in te grijpen in de salarissen van bestuurders en toezichthouders in de zorgsector. Ik heb de Kamer daarom in dat vragenuurtje opgeroepen om ervoor te zorgen dat het huidige wetsvoorstel over de topinkomens per 1 januari 2012 in werking kan treden. De minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft de Nota naar aanleiding van het Verslag bij het wetsvoorstel inmiddels naar de Kamer gestuurd. De naleving van de BBZ wordt met die nieuwe wet gewaarborgd. In het regeer- en het gedoogakkoord is daarom overigens ook vastgelegd dat de WNT in de huidige vorm (dus zoals het als wetsvoorstel is ingediend) wordt ingevoerd.
Nu zelfs de directeur van de vereniging van zorgbestuurders erkent dat de beloningscode niet werkt, blijkt daar dan niet uit dat de code in de Wet normering topinkomens moet worden opgenomen? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de woorden van de voorzitter (die abusievelijk als directeur wordt gepresenteerd) aan hem voorgelegd. Zijn interpretatie is dat de BBZ alleen voor nieuwe contracten geldt en dat je daar dus over moet oordelen.
Overigens is het altijd mijn bedoeling geweest om de code dwingend op te leggen op het moment dat de normeringswet in het Staatsblad staat.
Gaat u de bestuursvoorzitter van het Maasstad ziekenhuis aanspreken op zijn veel te hoge beloning, mede gezien het feit dat zijn ziekenhuis in opspraak is geraakt door het niet naleven van de infectierichtlijnen?
Zoals ik in mijn antwoord op uw derde vraag al vermeldde, is het de Raad van Toezicht die de arbeidsovereenkomst met een bestuurder sluit. Op basis van de uitkomsten van de analyse over de cijfers uit 2010 zal ik enkele casussen kiezen voor een nadere bespreking met betrokkenen. De inkomenssituatie bij het Maasstadziekenhuis is zo uitzonderlijk dat de kans groot is dat het Maasstadziekenhuis daar bij zal zitten.
Prestatielijsten van een zorgverzekeraar |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat zorgverzekeraar Zilveren Kruis/Achmea prestatielijsten heeft gepubliceerd met betrekking tot cardiologie?1
Ja.
Wat is uw oordeel over het gegeven dat Zilveren Kruis/Achmea tot publicatie van deze lijsten is overgegaan zonder de feiten te controleren bij de ziekenhuizen?2
De Nederlandse Vereniging voor Cardiologie (NVVC) heeft kwaliteitsnormen bekend gemaakt voor een aantal cardiologische behandelingen. Met ingang van 1 januari 2012 wil Zilveren Kruis Achmea voor deze behandelingen alleen die ziekenhuizen contracteren die gecontroleerd zijn door de NVVC en die voldoen aan de kwaliteitseisen. Zilveren Kruis Achmea heeft op basis hiervan bekend gemaakt welke ziekenhuizen aan de normen voldoen. In diezelfde bekendmaking heeft Zilveren Kruis Achmea ook aangegeven van welke ziekenhuizen nog niet duidelijk is of zij aan de normen voldoen, bijvoorbeeld omdat er nog geen controle door de NVVC heeft plaatsgevonden. Voor zover mijn informatie reikt baseert Zilveren Kruis haar oordeel dus op gecontroleerde feiten.
Vindt u het verantwoord dat er kwaliteitslijsten worden gepubliceerd zonder dat de feiten zijn gecheckt? Waarop baseert de zorgverzekeraar zijn conclusies als ze niet op feitelijk onderzoek zijn gebaseerd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke gevolgen heeft het voor ziekenhuizen en hun patiënten als een ziekenhuis slechts op basis van aannames onderaan een kwaliteitslijst van een zorgverzekeraar terecht komt?
In de betreffende lijst van Zilveren Kruis Achmea zit geen kwaliteitsvolgorde. In de lijst is alleen een onderscheid gemaakt tussen ziekenhuizen waarvan thans vaststaat dat zij voldoen aan de eisen en ziekenhuizen waarvan dat nog niet bekend is. Dit laatste kan het geval zijn omdat het ziekenhuis daarover nog met de verzekeraar in gesprek is naar aanleiding van de visitatie van de NVVC of omdat de NVVC er nog een visitatie moet uitvoeren.
Erkent u dat claims over kwaliteit door zorgverzekeraars steeds meer uitgehold worden, door het gebruikt van onjuiste of verschillende lijsten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee. Van onjuiste lijsten is in het onderhavige geval geen sprake. Het kan wel zijn dat verzekeraars zich in hun zorginkoop van elkaar onderscheiden. Dat is geen probleem als de criteria waarop zorgverzekeraars zich baseren voor verzekerden en ziekenhuizen transparant zijn.
Hoe acht u het mogelijk dat zorgverzekeraars op kwaliteit inkopen wanneer zij kwaliteitsgegevens van zorgaanbieders ongecheckt overnemen? Hoe gaat u dit in de toekomst voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid op te treden tegen zorgverzekeraars, die kwaliteitslijsten van zorgaanbieders publiceren zonder de feiten te controleren? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Wilt u de Kamer daarover informeren? Zo neen, waarom laat u patiënten/verzekerden van Zilveren Kruis/Achmea in de steek?
Zie antwoord vraag 2.
De Rotterdamse pgb-fraudezaak |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel waarin de werkwijze van de Rotterdamse en Eindhovense psychiaters, die verdacht worden van pgb fraude, wordt beschreven?1
Ja, dat artikel is mij bekend. Het betreft overigens een Rotterdamse en een Helmondse psychiater.
Hoe kan het zijn gebeurd dat het zorgkantoor niet heeft gezien dat de opgegeven hulpverleners niet bestaan? Heeft het zorgkantoor de gegevens niet gecheckt of is het voor het zorgkantoor in algemene zin onmogelijk dergelijke gegevens na te trekken? Is er een andere reden waarom het zorgkantoor de fraude niet heeft gesignaleerd?
In de periodieke globale controles die de zorgkantoren uitoefenen, beoordelen zij momenteel niet standaard of de opgegeven hulpverleners ook echt bestaan. Op basis van selectiecriteria voeren zorgkantoren naast de globale controle bij tenminste 5 procent van het aantal budgethouders intensieve controles uit. Om deze controle verder te verbeteren heb ik het CVZ en de zorgkantoren verzocht na te gaan of het mogelijk is dat een zorgkantoor de identiteit van de zorgverleners uit de Gemeentelijke Basis Administratie (GBA) gaat afleiden.
Als een zorgkantoor een vermoeden van fraude heeft, speelt het zijn informatie door aan de fraudeafdeling van de zorgverzekeraar. Daar maakt controle op de identiteit standaard deel uit van het onderzoek.
De fraude in de Rotterdamse WIA en pgb-fraudezaak was volgens de zorgkantoren bijzonder moeilijk te signaleren vanwege het sterke vermoeden dat er sprake is van samenspanning tussen de psychiaters en hun cliënten.
Nu de rechtbank voortzetting van het misbruik niet ondenkbaar maar de verdachten voorlopig heeft vrijgelaten en enkelen alweer aan het werk zijn in de zorg, heeft u maatregelen getroffen om via de zorgkantoren of anderszins, mogelijke voortzetting van malversaties onmiddellijk te signaleren? Hoe zien die maatregelen eruit? Zijn de maatregelen sneller effectief dan de werkwijze tot nu toe?
De inspectie ziet er op toe dat betreffende psychiaters verantwoorde en veilige zorg bieden. De inspectie controleert de kwaliteit van de zorg. Mocht de inspectie aanwijzingen hebben voor fraude, dan zal zij dat vermoeden kenbaar maken aan het Openbaar Ministerie. Het Openbaar Ministerie kan bij een eventueel opsporingsonderzoek een beroep doen op de inspectie. Als de inspectie bij het toezicht op betrokken psychiaters aanwijzingen heeft voor tuchtrechtelijke verwijtbaar handelen dan zal de inspectie dat ter toetsing voorleggen aan het regionaal tuchtcollege.
Daarnaast heb ik met alle partijen die betrokken zijn bij de fraudebestrijding maatregelen uitgewerkt om de pgb-fraude terug te dringen.
Deze maatregelen richten zich op de gehele pgb-keten zoals aangegeven in mijn brief van 1 juni jl. (Kamernummer 30 597, nr. 186). Momenteel is implementatie van deze maatregelen in volle gang en daarmee is de fraudebeheersing beter en effectiever geregeld dan voorheen. Met name de actieve ondersteuning door zorgkantoren van beginnende budgethouders zou bij vermoedens van fraude waar het hier over gaat bruikbare signalen kunnen opleveren.
Bent u in overleg over het omgaan met het medisch beroepsgeheim, dat een goede rechtshandhaving soms lijkt te belemmeren? Had het zorgkantoor wél de dossiers mogen gebruiken in de controle op de pgb uitgaven van betreffende budgethouders?
De Minister van Veiligheid en Justitie heeft u op 25 maart jl. een brief gestuurd over de bestuurlijke rapportage van het Openbaar Ministerie naar aanleiding van het betreffende fraudeonderzoek. Hierin geeft hij aan dat het Expertisecentrum medische zaken van het Openbaar Ministerie nader in kaart brengt in hoeverre strafrechtelijke onderzoeken worden bemoeilijkt door het medisch beroepsgeheim.
Zou het verplicht opstellen van een zorgplan als voorwaarde voor een pgb in deze zaak de fraude voorkomen hebben?
Nee, een zorgplan zou dit soort fraude waarschijnlijk niet kunnen voorkomen. Het zorgplan is een hulpmiddel voor het zorgkantoor om meer inzicht te krijgen in het vermogen van een potentiële budgethouder om zelf de regie te voeren over zijn zorg en budget. Zoals eerder opgemerkt in het antwoord op vraag 3 verwacht ik dat met name de actieve ondersteuning door zorgkantoren van beginnende budgethouders bruikbare signalen kan opleveren om mogelijke fraude waar hier sprake van is, te voorkomen.
Vermeende fraude met Europese fondsen in Bulgarije |
|
|
|
Wat is uw oordeel over de documentaire «new mafia» waarin vermeend misbruik van Europese fondsen in de Bulgaarse stad Sliven aan de kaak wordt gesteld?1
De documentaire schetst een verontrustend beeld over mogelijk misbruik van Europese fondsen in Sliven, Bulgarije.
Op welke wijze worden Europese fondsen in Sliven aangewend, om hoeveel geld gaat het en hoe is de controle op deze fondsen georganiseerd?
Naar aanleiding van de documentaire heb ik de Europese Commissie om een reactie gevraagd. De Commissie deelt uw en mijn verontrusting en is in samenwerking met het Europese anti-fraudebureau (OLAF) een onderzoek gestart naar de vermeende misstanden. Dit onderzoek loopt en is nog niet afgerond. Ik zal dit dossier blijven volgen en uw Kamer, indien daartoe aanleiding bestaat, informeren over de uitkomsten van het onderzoek.
In algemene zin zijn de EU-lidstaten in eerste instantie zelf verantwoordelijk voor preventie en detectie van fraude met Europese gelden en het nemen van maatregelen in geval van fraude. De Commissie heeft in dit verband een toezichthoudende rol op het financieel beheer door de lidstaten.
De informatievoorziening door de Bulgaarse autoriteiten en de Europese Commissie over onregelmatigheden en eventuele fraude met de besteding van Europese gelden is tot op heden zeer summier. Het Europees Parlement heeft er inmiddels op aangedrongen dat de informatievoorziening hierover verbetert. OLAF heeft aangekondigd daar actie op te ondernemen.
OLAF is voor de preventie, opsporing en vervolging van fraude echter grotendeels afhankelijk van de medewerking van lidstaten, immers strafrechtelijke vervolging en -onderzoek is een zaak van de individuele lidstaat. Zowel in het financieel beheer door lidstaten als in de melding en de vervolging van fraude door lidstaten valt nog veel te verbeteren.
OLAF heeft recent voorstellen gedaan om de opsporing en vervolging van fraude te verbeteren, bijvoorbeeld door het instellen van een Europese officier van justitie (Nederland vindt overigens dat dit een nationale bevoegdheid moet blijven), het verbeteren van de meldingen van fraude, het versnellen van het opsporingsonderzoek en een betere monitoring van de voortgang daarvan (Nederland kan dit voorstel steunen mits dit niet leidt tot onevenredige administratieve lastenverzwaring), en «naming and shaming» van lidstaten die niet goed meewerken met de bestrijding van fraude en die de nakoming van OLAF-verplichtingen niet serieus nemen (volledige steun van Nederland).
Klopt het dat een project om het rioleringssysteem in Sliven te vervangen deels door Europese fondsen wordt gefinancierd en dat dit project is stilgelegd?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de rol van de burgemeester van Sliven in de aanbesteding en uitvoering van projecten die mede gefinancierd worden door Europese fondsen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe wordt gecontroleerd dat zakelijke belangen van burgemeester Lechkov niet verweven zijn met publieke projecten die deels gefinancierd worden uit Europese fondsen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunnen de Bulgaarse autoriteiten aantonen dat de bouw van hotels in Sliven niets te maken heeft met witwaspraktijken van criminele organisaties?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom heeft de Bulgaarse regering nog niet gereageerd op vragen en klachten van burgers uit Sliven over vermeende corruptie door de burgemeester van Sliven een voormalige sterspeler van het Bulgaarse nationale voetbalteam?
Zie antwoord vraag 2.
De uitspraak van de rechter dat het mobiel grenstoezicht in strijd is met de Schengengrenscode |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitspraak van de rechtbanken in Roermond en Maastricht die beide onlangs hebben geoordeeld dat het mobiele grenstoezicht zoals dat nu wordt uitgevoerd het effect heeft van een grenscontrole en daarmee in strijd is met artikel 21 van de Schengengrenscode?1
Deze uitspraken, waarin is geoordeeld dat de onlangs gewijzigde wet- en regelgeving2. nog steeds niet voldoet aan de Europese regels, zijn mij bekend. Naar mijn mening geeft de gewijzigde regelgeving echter voldoende invulling aan de eerdere uitspraken van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State. Op dit principiële punt heb ik hoger beroep ingesteld. Hoewel de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State in een voorlopige uitspraak een voor mij gunstig oordeel heeft gegeven, ben ik nog in afwachting van een definitief oordeel.
Hoeveel illegalen heeft de Koninklijke Marechaussee sinds de invoering van het mobiel toezicht begin juni 2011 tot op heden aangehouden? Wat is de precieze samenstelling van deze groep mensenen uit welke landen zijn zij afkomstig?
In de maanden juni en juli 2011 zijn door de Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) in totaal 224 personen aangetroffen personen aangetroffen die niet konden aantonen dat zij rechtmatig verblijf in Nederland hadden, bij controles op grond van artikel 50 Vreemdelingenwet 2000. Mij is niet bekend wat de precieze samenstelling is van bedoelde groep mensen. Deze informatie wordt niet centraal geregistreerd. Enkel in individuele dossiers wordt hierover informatie opgenomen.
In welke mate heeft het ingestelde toezicht tot op heden bijgedragen aan de andere doelen van het grenstoezicht, namelijk de bestrijding van drugs en terrorisme?
Het mobiel toezicht wordt door de KMar uitgevoerd als onderdeel van het binnenlands toezicht in de grensstreek met België en Duitsland en het toezicht op luchthavens. Grenstoezicht, zoals gedefinieerd in de Schengengrenscode, is enkel toegestaan aan de buitengrenzen van het Schengengebied. Hiervan is in de door u genoemde gevallen geen sprake. Het mobiel toezicht door de KMar heeft daarnaast als doel het bevorderen van de veiligheid in de grensstreek en het tegengaan van grensoverschrijdende criminaliteit. Daarbij gaat het om de aanpak van onder andere overtredingen in het kader van de Opiumwet, de Wet Wapens en Munitie, dan wel mensensmokkel, mensenhandel, documentfraude en verdachte hoeveelheden geld.
Erkent u dat het grenstoezicht met name wordt ingezet om te zoeken naar illegale vreemdelingen?2 Zo nee, op grond van welke feiten blijkt dat het toezicht niet alleen voor dit doeleinde wordt gebruikt? Zo ja, van welk gedrag of van welke specifieke omstandigheden is volgens u sprake die een risico op aantasting van de openbare orde met zich brengen, waardoor extra grenscontroles binnen het Schengengebied gerechtvaardigd zijn?
Voor zover met de vraag wordt gedoeld op het mobiel toezicht uitgevoerd door de KMar in de grensstreek met België en Duitsland, is inderdaad één van de belangrijke doelen van dit toezicht het tegengaan van illegaal verblijf na grensoverschrijding, zoals ook blijkt uit de wettelijke bevoegdheid neergelegd in artikel 50 van de Vreemdelingenwet om verscherpt toezicht te houden in de grensstreek. Deze wettelijke bevoegdheid die is overgenomen uit artikel 19 van de Vreemdelingenwet 1964 zoals deze geldig was tot 1 april 2001 waarna zij is vervangen door het huidige artikel 50, eerste lid van de Vreemdelingenwet 2000, doet recht aan de bijzondere situatie in de grensstreek waar het inkomende reizigersverkeer een verhoogde kans op illegale migratie meebrengt en zich bovendien de zeldzame mogelijkheid voordoet om illegaal verblijf in Nederland te bestrijden direct nadat deze een aanvang neemt. De wet stel niet verplicht dat er sprake is van een bepaald gedrag of van specifieke omstandigheden voor de toepassing van deze toezichtsbevoegdheid.
Daarnaast is een belangrijk bijkomend doel van dit toezicht het bevorderen van de veiligheid in de grensstreek en het tegengaan van grensoverschrijdende criminaliteit. Bij de bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit richt het mobiel toezicht zich op de bestrijding van mensensmokkel, mensenhandel en identiteitsfraude. Daarmee levert het mobiel toezicht, naast het bestrijden van illegaliteit, een belangrijke bijdrage aan de veiligheid en het opsporen en vervolgen van personen in verband met strafbare feiten.
De toevoegingen aan sigaretten |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat de tabaksindustrie steeds meer stoffen aan sigaretten toevoegt om de sigaretten aantrekkelijker en verslavender te maken, in strijd met een richtlijn van de wereld gezondheidsorganisatie (WHO)?1
Het is algemeen bekend dat roken verslavend is en schadelijk is voor de volksgezondheid. Ik heb echter op dit moment geen reden om aan te nemen dat het gebruik van verslavende additieven de afgelopen jaren is toegenomen.
In mijn tabaksontmoedigingsbeleid wil ik de burger de beschikking geven over betrouwbare en toegankelijke informatie, om eigen leefstijlkeuzes te maken. Informatie over de samenstelling van tabaksproducten en het gebruik van additieven is onder andere beschikbaar op de website www.tabakinfo.nl, ontwikkeld door het RIVM.
Bent u het eens met de stelling dat het moreel verwerpelijk is dat sigarettenfabrikanten hun verslavende sigaretten door het toevoegen van verslavende stoffen nog verslavender maken?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de pogingen van tabaksfabrikanten om sigaretten verslavender te maken, in het licht van uw standpunt dat mensen zelf verantwoordelijk zijn voor stoppen met roken? Erkent u dat roken steeds verslavender wordt gemaakt omdat de tabaksindustrie daar financieel belang bij heeft?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat in Nederland geen beperkingen zijn aan het toevoegen van stoffen aan sigaretten? Hoe kan het dat het in landen als Frankrijk en de Verenigde Staten wel verboden is bepaalde stoffen toe te voegen, maar in Nederland niet?
Ter uitvoering van artikel 3b, derde lid, van de Tabakswet is een regeling opgesteld, die voorziet in een verplichte aanmelding en publicatie van tabaksingrediënten door tabaksfabrikanten. Volgens deze regeling moeten fabrikanten jaarlijks aan het RIVM rapporteren over het gebruik van ingrediënten voor alle producten die op de Nederlandse markt zijn. De regeling voorziet op dit moment niet in een bevoegdheid om het gebruik van bepaalde ingrediënten te verbieden.
Ik ben op de hoogte van het feit dat er op dit moment een aantal landen in de wereld is, zoals Frankrijk en de Verenigde Staten, die een dergelijke mogelijkheid wel wettelijk geregeld heeft. In de landelijke nota gezondheidsbeleid, die ik onlangs naar de Tweede Kamer heb gestuurd, heb ik benadrukt dat ik in mijn leefstijlbeleid wil inzetten op de beschikbaarheid van betrouwbare en toegankelijke informatie voor het maken van leefstijlkeuzes, maar terughoudend ben ten aanzien van ge- en verboden. Ik ben niet voornemens om de samenstelling van tabaksproducten verder te reguleren, omdat dit niet past in het tabaksontmoedigingsbeleid dat ik voor ogen heb. Bovendien is er op dit moment nog onvoldoende wetenschappelijke informatie beschikbaar over de effectiviteit van dergelijke wetgeving.
Hoe is het mogelijk dat uw voorganger al in 1999, in antwoord op vragen aangaf zich te beraden op stappen tegen het toevoegen van stoffen, die een sigaret beter doen smaken of verslavender maken,2 en dat in 2011 nog steeds geen wetgeving hiertegen bestaat? Bent u bereid u hiervoor hard te gaan maken?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om – net als bijvoorbeeld in Frankrijk en de Verenigde Staten – wetgeving te maken die het verbiedt om stoffen toe te voegen aan sigaretten om ze verslavender of aantrekkelijker maken? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Tweede Kamer deze wetsvoorstellen verwachten?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat de politie op straat vingerafdrukken afneemt en controleert |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat de politie vingerafdrukken op straat kan afnemen en meteen online kan controleren?1
Nee. De minister voor Immigratie en Asiel en de minister van Veiligheid en Justitie hebben goedkeuring gegeven aan enkele proefprojecten («leertuinen»; zie ook het antwoord op vraag 5) om agenten en marechaussees in staat te stellen hun werk – binnen de grenzen van de wetgeving – efficiënter en sneller uit te voeren. Daarin wordt onderzocht of een aantal activiteiten dat tot dusver alleen op het bureau kan worden uitgevoerd, ook op straat kan worden uitgevoerd. Het gaat om drie soorten activiteiten: het verifiëren van de identiteit, het inwinnen van informatie, zoals openstaande straffen en de verblijfsstatus, en het digitaal uitschrijven van bekeuringen.
Wie kan onder welke omstandigheden worden gevraagd zijn of haar vingerafdrukken te geven ten behoeve van controle?
In het kader van het vreemdelingentoezicht is het geoorloofd op straat vingerafdrukken af te nemen (zie verder het antwoord op de vragen 6 en 7).
Welke database dan wel databases worden gebruikt om de vingerafdrukken te verifiëren?
Voor het uitvoeren van het toezicht op vreemdelingen kunnen op straat genomen vingerafdrukken van vreemdelingen worden geverifieerd in de Basisvoorziening vreemdelingen (BVV) en in het Visum Informatiesysteem (VIS), nadat dit door de Europese Commissie in gebruik is genomen.
Waarvoor worden de ingescande vingerafdrukken gebruikt? Wat gebeurt er na controle met de ingescande vingerafdrukken?
Vingerafdrukken van vreemdelingen die op straat zijn genomen, worden gebruiktvoorhet verifiëren van de identiteit. Dat wil zeggen: online wordt nagegaan of de persoon van wie de vingerafdrukken genomen zijn, reeds bekend is in de BVV. Als het antwoord positief is, worden de gegevens van betrokkene getoond en kan de toezichthoudende ambtenaar op basis van die informatie besluiten hoe verder te handelen. Indien het antwoord negatief is (betrokkene is nog niet bekend in de BVV), zal de toezichthoudende ambtenaar eveneens, maar dan zonder te beschikken over nadere gegevens van betrokkene, moeten besluiten hoe verder te handelen. In beide gevallen zullen de vingerafdrukken die voor de verificatie op straat genomen zijn, niet langer bewaard worden dan noodzakelijk is voor het doel waarvoor zij genomen zijn, dat is: de verificatie op dat moment. Wel zal het noodzakelijk zijn informatie vast te leggen over het feit dat de desbetreffende handelingen uitgevoerd zijn. Deze informatie zal worden bewaard zolang dit noodzakelijk is voor een eventuele verantwoording achteraf (bv. in een gerechtelijke procedure). In de proeftuinen zal worden nagegaan of in de gebruikte systemen – onbedoeld – sporen van vingerafdrukken achterblijven.
Hoeveel agenten, en van welke korpsen, beschikken op dit moment over een apparaat waarmee vingerafdrukken kunnen worden afgenomen en gecontroleerd? Op basis van welke wet- of regelgeving kan de politie om vingerafdrukken vragen ten behoeve van controle?
Op dit moment worden nog geen vingerafdrukken op straat genomen. Hiermee wordt naar verwachting gestart in november 2011. Voor de «leertuinen» worden in totaal 115 Blackberry's aangeschaft en 50 randapparaten. De randapparaten maken – in combinatie met de Blackberry's – het scannen van documenten en van vingerafdrukken mogelijk. De «leertuinen» worden komend najaar en komende winter gehouden in de korpsen Amsterdam-Amstelland, Rotterdam-Rijnmond, Hollands Midden en Noord-Oost-Gelderland, het laatstgenoemde korps in samenwerking met de Koninklijke Marechaussee. Voor het antwoord op het tweede deel van de vraag verwijs ik naar het antwoord op de vragen 2 en 6.
Op basis van welke wet- of regelgeving en onder welke voorwaarden mogen vreemdelingen worden gevraagd om vingerafdrukken te geven ten behoeve van controle op illegaal verblijf?
Artikel 54, eerste lid onder c, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000) bepaalt dat bij algemene maatregel van bestuur ten aanzien van vreemdelingen kan worden voorzien in een verplichting tot het verlenen van medewerking aan het vastleggen van gegevens met het oog op identificatie.
Dit is nader uitgewerkt in het Vreemdelingenbesluit 2000 (Vb 2000). In artikel 4.45, onder b, is bepaald dat de medewerking van de vreemdeling, bedoeld in artikel 54, eerste lid, onderdeel c, bestaat uit: «het zich laten fotograferen en het laten afnemen van vingerafdrukken, indien daartoe naar het oordeel van de ambtenaar, belast met de grensbewaking of een ambtenaar belast met het toezicht op vreemdelingen, gegronde reden bestaat». Het niet kunnen tonen van een geldig identiteitsbewijs is een gegronde reden. Artikel 11 van Verordening (EG) Nr. 2725/2000 van 11 december 2000 betreffende de instelling van «Eurodac» voor de vergelijking van vingerafdrukken, verplicht de lidstaten om vingerafdrukken te nemen van vreemdelingen die illegaal in de lidstaat verblijven. De vingerafdrukken mogen alleen worden gebruikt om na te gaan of betrokkene reeds eerder een asielverzoek in een andere lidstaat heeft ingediend. Indien blijkt dat een illegale vreemdeling in een andere EU-lidstaat een asielverzoek heeft ingediend dan is die lidstaat verplicht de illegle vreemdeling over te nemen.
Artikel 20 van Verordening (EG) Nr. 767/2008 van 9 juli 2008 geeft mogelijkheden tot het gebruik van het Visuminformatiesysteem (VIS) ten behoeve van het vreemdelingentoezicht voor de houders van visa kort verblijf. Dat betekent dat bij illegaal verblijf het VIS kan worden geraadpleegd.
Met betrekking tot de bescherming van persoonsgegevens zijn Richtlijn 95/46/EG en de Wet bescherming persoonsgegevens kaderstellend.
Is deze vorm van controle, waarbij biometrische gegevens worden afgenomen en gecontroleerd, getoetst aan de Wet bescherming persoonsgegevens? Zo ja, op grond waarvan is geconcludeerd dat deze afname en controle bij wet toelaatbaar zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u ervan op de hoogte dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangegeven dat de opslag van vingerafdrukken op dit moment vanwege de stand van de techniek niet geschikt is om te gebruiken voor verificatie en om dezelfde reden opslag niet bruikbaar is voor identificatie?2 Zo ja, hoe verhoudt deze constatering van uw ambtsgenoot zich tot de toestemming die u heeft verleend aan de politie om op straat vingerafdrukken af te nemen en te controleren?
Ja. De beslissing die de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft aangekondigd in zijn brief van 26 april 2011 (Kamerstukken II, 2010–2011, 25 764, nr. 46) betreft de vingerafdrukken die worden opgenomen bij de aanvraag van een Nederlands reisdocument (paspoorten en Nederlandse identiteitskaarten). De proef in de «leertuinen» staat daar helemaal los van. De vingerafdrukken die van vreemdelingen genomen gaan worden, zullen immers niet worden vergeleken met de vingerafdrukken die zijn genomen bij de aanvraag van een Nederlands reisdocument, maar met de vingerafdrukken van vreemdelingen die reeds zijn opgeslagen in de BVV. Ook worden de vingerafdrukken die van vreemdelingen op straat genomen gaan worden, niet vastgelegd of geregistreerd, maar enkel gebruikt om een snelle check uit te voeren of betrokkene reeds bekend is. In tegenstelling tot de reisdocumenten is er dus sprake van een reeds bestaande verzameling vingerafdrukken van vreemdelingen. Als het gaat om de stand van de techniek in relatie tot de kwaliteit van de vingerafdrukken is een van de doelen van de «leertuinen» nu juist om te onderzoeken of mobiele toepassingen met betrekking tot de vingerafdrukken überhaupt mogelijk zijn, ook gelet op de kwaliteit.
Bent u ervan op de hoogte dat de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft toegezegd dat de opslag van vingerafdrukken nog deze zomer wordt stopgezet?3 Zo ja, bent u op grond van de genoemde constateringen en beslissing bereid om de proef van de politie per direct stil te leggen en de Kamer hierover nader te informeren?
Ja. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 8, staat dat echter los van de «leertuinen» die met onze toestemming worden voorbereid zoals geschetst in het antwoord op vraag 1. Er is geen reden om die nu stop te zetten.
Het Financieel Diensten Centrum in Kerkrade |
|
Frans Timmermans (PvdA), Angelien Eijsink (PvdA), Pauline Smeets (PvdA) |
|
![]() |
Bent u van plan het Financieel Diensten Centrum (FDC) in Kerkrade te sluiten en het vervolgens onder te brengen in Utrecht?1 Zo ja, zullen hierdoor de werknemers hun baan verliezen?
Overeenkomstig de toezegging in mijn brief van 28 juni jl. (Kamerstuk 32 733, nr. 36) informeer ik u nog deze maand over het Herbeleggingsplan Vastgoed Defensie, waarvan het Financieel Diensten Centrum in Eygelshoven onderdeel is. Over de herbelegging van het vastgoed is op dit moment nog bestuurlijk overleg gaande.
Is het FDC in 2008 niet juist naar Kerkrade gekomen ter (beperkte), compensatie van het banenverlies als gevolg van de sluiting van het Amerikaanse depot in Eygelshoven? Zo ja, hoe kan dan binnen drie jaar alweer worden besloten de geboden compensatie, die in omvang veel beperkter was dan het banenverlies, teniet te doen?
Zie antwoord vraag 1.
Zult u ervoor zorgen dat het FDC gewoon in Kerkrade blijft, opdat u zich daarmee houdt aan de gemaakte afspraken over de compensatie aan Kerkrade? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De treinverbinding tussen Maastricht, Luik en Brussel |
|
Maarten Haverkamp (CDA), Ger Koopmans (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht in Dagblad de Limburger van 19 juli jl. inzake het voornemen van de Belgische spoorvervoerder NMBS om de directe treinverbinding tussen Maastricht, Luik en Brussel op te heffen? Klopt dit bericht?
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht en dit bericht klopt. Zie mijn antwoord op vraag 2 van de leden Monasch en Smeets (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2010–2011, nr. 3472).
Klopt het dat een onenigheid over de verdeling van opbrengsten met de NS een rol heeft gespeeld in het schrappen van de verbinding? Zo ja, wat is uw oordeel hierover? Zo nee, wat heeft er dan voor gezorgd dat de verbinding wordt geschrapt?
Nee, het klopt niet dat de reden voor het besluit van de NMBS gelegen is in onenigheid over de verdeling van opbrengsten. De redenen van de NMBS staan vermeld in mijn antwoord op vraag 2 van de leden Monasch en Smeets.
Klopt het dat de punctualiteit van de treinverbinding (of het gebrek eraan) eveneens heeft bijgedragen aan het schrappen van de verbinding? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
Ja, dit klopt. Zie mijn antwoord op vraag 2 van de leden Monasch en Smeets. Ik heb hier geen oordeel over. Maar ik kan me voorstellen dat een treindienst die structureel last heeft van dispunctualiteit en uitval noch voor reizigers noch voor vervoerders aantrekkelijk is.
Welke acties heeft u tot op heden ondernomen en welke acties bent u bereid te ondernemen om het schrappen van deze lijn te voorkomen?
Zie mijn antwoord op vraag 3 van de leden Monasch en Smeets.
Heeft u inzicht in welke acties het College van Gedeputeerde Staten van Limburg en het College van Burgemeester en Wethouders van Maastricht tot op heden hebben ondernomen en welke acties zij bereid zijn te ondernemen om het schrappen van deze lijn te voorkomen?
Het College van Gedeputeerde Staten van Limburg en het College van Burgemeester en Wethouders van Maastricht willen over het stoppen van de MBE en over de alternatieve treindienst in overleg gaan met de NMBS.
Deelt u de opvatting dat een snelle verbinding met het (nieuwe) HSL-station in Luik, en daarmee steden als Brussel en Parijs, van groot belang is voor de regio Zuid-Limburg?
Ja. Daarom ben ik blij dat de NMBS de mogelijkheden onderzoekt om een snelle stoptreindienst Maastricht–Luik te gaan rijden. Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 4 van de leden Monasch en Smeets.
Staat u nog steeds onverkort voor de conclusies die Kamer en kabinet hebben getrokken uit de initiatiefnota Grenzeloos Genoeg(en) van 12 augustus 2008?1
Ja. Zie mijn antwoorden op de vragen 2 en 4 van de leden Monasch en Smeets en mijn voortgangsbrief grensoverschrijdend personenvervoer per trein van 7 maart 2011 (Kamerstuk 31 553 nr. 7).
Bent u bekend met het feit dat de NMBS voornemens is om de stoptrein tussen Luik en Maastricht, die per 11 november 2011 zal gaan rijden, wel nieuw leven in te blazen?
Ja, met dien verstande dat de NMBS de mogelijkheden onderzoekt om vanaf december 2011 een stoptrein tussen Luik en Maastricht te gaan rijden.
Zou dit niet als positief effect inhouden dat station Eijsden hier ook opnieuw op wordt aangesloten? Zo ja, waarom is hier dan geen sprake meer van in de huidige plannen van de NMBS?
Op basis van de huidige concessies en contracten is noch de NMBS, noch NS verplicht om station Eijsden te bedienen. Zowel in de huidige situatie met de MBE als in een eventuele situatie zonder de MBE is het dus aan de vervoerders om station Eijsden wel of niet te bedienen. NS meldt dat het opnemen van kleine stopstations niet past in het streven van de vervoerders om een snelle verbinding tussen Maastricht en Luik te realiseren, met goede aansluitingen aan beide zijden. Daarom hebben de NMBS en NS geen belangstelling om station Eijsden in de toekomst weer te gaan bedienen. Dit heeft er eerder toe geleid dat de regio heeft gekozen voor een kwalitatief goede kwartierbusdienst tussen Eijsden en Maastricht. In de ogen van veel klanten is dit ook een beter product dan de uurtreindienst (zie ook de brief van mijn ambtsvoorganger, Kamerstuk 29 984 nr. 198). Ik heb nog geen signaal dat de regio inmiddels de voorkeur zou geven aan een treinverbinding Eijsden–Maastricht (met de bijbehorende kosten) boven een busverbinding.
Bent u bekend met het feit dat verschillende instanties en burgerinitiatieven, meer dan 2500 steunbetuigingen, pleiten vóór de reactivering van station Eijsden?
Ja. Ik ben tevens bekend met het feit dat overheden en vervoerders nog geen voor alle partijen aantrekkelijke oplossing hebben gevonden voor de kosten van het per trein bedienen van station Eijsden. En ik ben bekend met het feit dat veel reizigers tevreden zijn met de extra busverbinding Eijsden–Maastricht die in de plaats is gekomen van de treinverbinding.
Wat wordt de reistijd van Maastricht naar Luik, alsmede naar Brussel, met deze nieuwe verbinding? Bent u bereid om samen met de provincie en (regionale) vervoersbedrijven alles in het werk te stellen om de verbinding met de HSL in Luik, en daarmee andere internationale steden, tot hoge prioriteit te maken? Zo ja, op welke termijn kan de Kamer concrete resultaten verwachten?
Zoals gezegd onderzoekt de NMBS de mogelijkheden om vanaf december 2011 een treindienst Maastricht–Luik te gaan aanbieden. Hierbij worden verschillende opties bekeken en spelen ook aansluitingen een rol. De NMBS verwacht op korte termijn hierover een besluit te kunnen nemen. Dan worden ook de details duidelijk, zoals de reistijd, overstaptijden, etc.
Bent u bereid om andere snelle verbindingen met de HSL in Luik en/of Aken te bevorderen zodat de regio Zuid-Limburg goed toegankelijk is vanuit het Europese achterland?
Als de NMBS vanaf december 2011 een snelle stoptreindienst Maastricht–Luik gaat rijden, is het niet nodig om een snelle verbinding met de HSL in Luik te bevorderen. Zie verder mijn antwoord op vraag 3 van de leden Monasch en Smeets.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de grensoverschrijdende treinverbindingen met Duitsland? Bent u reeds in gesprek geweest met uw Duitse en Noordrijn-Westfaalse collega’s over dit onderwerp en wat zijn de resultaten hiervan? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over deze resultaten? Zo nee, bent u bereid om in de nabije toekomst met uw Duitse en Noordrijn-Westfaalse collega’s in gesprek te treden en de Kamer na afloop hierover te informeren?
Ik spreek in de komende maanden op ministerieel niveau mijn Duitse en Noordrijn-Westfaalse collega’s. Grensoverschrijdende treinverbindingen staan daarbij hoog op de agenda. Ik zal uw Kamer informeren wanneer er concrete ontwikkelingen zijn te melden.
In mijn brief van 18 mei 2011 (Kamerstuk 32500-XII nr. 72, zie vraag 18) heb ik toegelicht dat het mijn bedoeling is grensoverschrijdende aspecten integraal onderdeel uit te laten maken van de nationale dossiers (bijvoorbeeld de mogelijke opneming van buitenlandse stations in de nieuwe vervoerconcessie voor het hoofdrailnet). Langs die lijn zal ik uw Kamer ook informeren over de voortgang op de diverse punten die in deze brief aan de orde zijn gekomen.
Het bericht dat de rechtstreekse trein van Maastricht naar Brussel verdwijnt |
|
Jacques Monasch (PvdA), Pauline Smeets (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Trein Maastricht–Brussel stopt per december»?1
Ja.
Klopt het dat er een besluit is genomen om de rechtstreekse trein van Maastricht via Luik naar Brussel aan het eind van 2011 op te heffen? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit onwenselijk is?
Ja, dit klopt. De «Maastricht–Brussel-Express» (hierna: MBE) rijdt op basis van een contract tussen NMBS en NS, zonder overheidssubsidie. Het contract loopt af in december 2011. Op 1 juni 2011 heeft de NMBS aan NS laten weten dat de Raad van Bestuur van de NMBS onlangs heeft besloten om de MBE vanaf december 2011 niet te continueren. Redenen hiervoor zijn onder andere het niet kunnen bieden van een betrouwbaar product (dienstregelingtechnisch) en noodzakelijke bezuinigingen binnen de NMBS. Met ingang van de dienstregeling 2012 zal de NMBS de MBE niet langer doorrijden naar Maastricht en zal de trein vanuit Brussel en Luik keren in Visé.
Op basis van de huidige Belgische concessie moet de NMBS een verbinding met Maastricht verzorgen. De NMBS onderzoekt daarom momenteel de mogelijkheden om vanaf december 2011 een snelle stoptreindienst Luik – Maastricht (die niet stopt op alle tussengelegen stations) als alternatief aan te bieden. De NMBS meldt mij dat deze verbinding kan rijden als de noodzakelijke rijpadcapaciteiten ter beschikking worden gesteld door de Nederlandse en Belgische capaciteitsverdelers en de nodige overeenkomsten worden afgesloten met de betrokken stakeholders. NS wil graag meewerken aan de nieuwe verbinding en daarover afspraken maken met de NMBS.
In lijn met het Regeerakkoord en mijn recente Structuurvisie Ruimte en Infrastructuur streef ik naar adequate verbindingen met grote HSL-stations over de grens, zoals Luik, mits er voldoende vraag naar is om op termijn de exploitatiekosten te dekken. Een goede verbinding naar Luik (in welke vorm dan ook) vind ik dus zeker wenselijk. Daarom ben ik blij dat de NMBS de mogelijkheden onderzoekt om vanaf december 2011 een snelle stoptreindienst Maastricht–Luik te gaan rijden.
Welke stappen gaat u ondernemen richting de Belgische regering om aan te geven dat Nederland groot voorstander is van het behouden van deze treindienst?
Ik vind een snelle verbinding Maastricht–Luik belangrijk (zie mijn antwoord op vraag 2). Of die geboden wordt met de MBE of op een andere manier vind ik van minder belang. Ik ben dan ook blij dat de NMBS waarschijnlijk vanaf december 2011 een snelle stoptreindienst Maastricht–Luik gaat rijden. Mocht dat onverhoopt toch niet gebeuren, dan zal ik deze verbinding meenemen in mijn besprekingen met de Belgische regering.
Deelt u de mening dat er juist meer grensoverschrijdende treindiensten van de grond moeten komen? Zo nee, waarom niet?
Ja, zie mijn antwoord op vraag 2. Ik zet mij binnen mijn mogelijkheden in voor meer en betere grensoverschrijdende verbindingen, met als voorwaarde dat deze redelijkerwijs passen in de dienstregeling en bedrijfseconomisch haalbaar zijn.
Zoals bekend is het wettelijk mogelijk gemaakt om grensoverschrijdende trajecten en bediening van stations in het buitenland in de nieuwe hoofdrailnetconcessie op te nemen, als daar afspraken met desbetreffende landen onder liggen. Ik heb toegezegd dat ik in de vervoerconcessie die ingaat op 1 januari 2015 een inspanningsverplichting zal opnemen voor het aanbieden van treindiensten op grensoverschrijdende verbindingen. De precieze invulling krijgt vorm in het kader van de verlening van deze concessie en de bredere context die daarbij speelt.
In mijn brief van 18 mei 2011 (Kamerstuk 32500-XII nr. 72, zie vraag 18) heb ik toegelicht dat het mijn bedoeling is grensoverschrijdende aspecten integraal onderdeel uit te laten maken van de nationale dossiers (bijvoorbeeld de mogelijke opneming van buitenlandse stations in de nieuwe vervoerconcessie voor het hoofdrailnet). Langs die lijn zal ik uw Kamer ook informeren over de voortgang op de diverse punten die in deze brief aan de orde zijn gekomen.
Taxibedrijven |
|
Richard de Mos (PVV) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat de meeste taxibedrijven, vanwege de controle op de eigen chauffeurs, al een zeer modern geautomatiseerd systeem hebben en dat de verplichte boordcomputer, die qua mogelijkheden al zeer ouderwets is, mosterd na de maaltijd is? Zo ja, bent u bereid om de komst van de verplichte boordcomputer te beoordelen op nut en noodzaak, zeker gezien het feit dat de boordcomputer al is opgenomen in de wp2000, maar dat invoering keer op keer is uitgesteld?
Mij is bekend dat een aantal, meest grotere taxiondernemingen over een systeem beschikt waarmee zij op geautomatiseerde wijze gegevens over de ritten van een taxivoertuig verkrijgen. Dit aantal betreft een beperkt deel van de ca 4 500 taxiondernemingen in Nederland. Met de boordcomputer taxi (BCT) wordt effectiever en efficiënter toezicht mogelijk, worden de concurrentievoorwaarden meer gelijk en verminderen de administratieve lasten van ondernemers. Daarnaast kunnen technische ontwikkelingen in de BCT worden verwerkt, zodat de BCT steeds bijdetijds kan zijn. De BCT is daarom geen mosterd na de maaltijd, maar een wezenlijk onderdeel van de modernisering en professionalisering van de taxibranche. Ik heb hierover reeds een aantal keren met uw Kamer gesproken, laatstelijk nog bij het overleg over de taxiwet op 13 april jl. Daarom ook vind ik het opnieuw bezien van nut en noodzaak van de BCT niet nodig, mede omdat hiervoor een breed draagvlak bestaat bij werkgevers en werknemers in de taxisector.
Bent u op de hoogte van het feit dat Nederland als enige land ter wereld een rij- en rusttijdenwet voor taxi’s kent en de boordcomputer toe moet gaan zien op de handhaving daarvan? Zo ja, kunt u uitleggen hoe dit miljoenen kostende systeem bijdraagt aan de verkeersveiligheid?
Naast Nederland kennen Zwitserland, Zweden en Nieuw Zeeland regelingen voor rij- en rusttijden voor taxichauffeurs. In andere landen is dit vaak een zaak voor regionale/locale overheden, of geldt een nationale arbeidstijdenregeling niet specifiek voor taxichauffeurs.
Bij het opstellen van de nieuwe taxivisie in 2009 is samen met de taxibranche de regeling tegen het licht gehouden. Geen der partijen was voorstander van afschaffing van de rij- en rusttijdenregeling. Daarbij speelde mee dat handhaving van het Arbeidstijdenbesluit-vervoer, waarin de rij- en rusttijden zijn vastgelegd, een grotere flexibiliteit voor de taxibranche met zich meebrengt dan terugvallen op de algemene Arbeidstijdenwet.
Doel van de BCT is vooral vereenvoudiging van de registratie van ritten en werktijden. Effectievere controle op met name rij- en rusttijden omwille van verhoging van de verkeersveiligheid is niet het hoofddoel. De taxibranche houdt zich voldoende aan de regels.
Bent u op de hoogte van het feit dat de boordcomputer taxibedrijven € 4 500 per wagen gaat kosten? Zo ja, wilt u alsnog afzien van de komst van de boordcomputer, omdat deze kosten de doodsteek zullen zijn voor veel taxibedrijven?
Ik wil niet afzien van de komst van de boordcomputer. Een boordcomputer die voldoet aan de specificaties kost volgens mijn informatie ca € 1 000 à 1200. Voor elke BCT is een subsidie van € 600 beschikbaar. Daarnaast verminderen de administratieve lasten, zoals in het antwoord op vraag 1 aangegeven. Als een ondernemer kiest voor uitbreiding met extra functionaliteiten werkt dat prijsverhogend. Ondernemers kunnen ervoor kiezen tot gezamenlijke inkoop over te gaan, zodat voor hen de prijs per BCT lager kan uitvallen dan bij individuele aanschaf.
Bent u bekend met het feit dat de boordcomputer erg fraudegevoelig is en afhankelijk is van de betrouwbaarheid van de chauffeur? Zo ja, hoe beoordeelt u dit uitgangspunt?
De specificaties van de BCT zijn zodanig opgesteld dat de fraudegevoeligheid van de BCT beperkt is en aanzienlijk minder is dan in het huidige, handmatige systeem.
De boordcomputer wordt gebouwd op basis van onder andere beveiligingseisen die volgens een internationale standaard, de zogenaamde Common Critera, zijn opgesteld, getoetst en gecertificeerd. Om een BCT op de markt te brengen heeft de fabrikant een typegoedkeuring nodig. Onderdeel hiervan is het laten toetsen van het systeem op de beveiligingseisen door een daartoe geaccrediteerd laboratorium.
Uitgangspunt bij de eisen aan de BCT is dat het verzamelen van gegevens automatisch plaatsvindt met sensoren. Sommige informatie, zoals het starten en stoppen van een rit, is niet met sensoren vast te stellen. De chauffeur zal moeten aangeven dat een rit start of stopt. Op basis van dat seintje worden vervolgens automatisch de registratiegegevens verzameld, zoals de GPS-coördinaten, tijd en kilometerstand. Op deze gegevens kan de chauffeur geen invloed uitoefenen. Daarnaast voorkomt de BCT onbedoelde fouten zoals verschrijvingen in werkmap en rittenstaat. De BCT is daarom veel minder afhankelijk van de betrouwbaarheid van de chauffeur dan het huidige systeem.
De uitzending van Uitgesproken VARA over de kinderen van lang verblijvende, uitgeprocedeerde asielzoekers uit Tadzjikistan/Afghanistan |
|
Hans Spekman (PvdA), Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Uitgesproken VARA van 18 juli jl?1
Ja.
Klopt het dat de minderjarige asielkinderen Amina (9 jaar oud) en Dawud (11 jaar) hun gehele respectievelijk vrijwel gehele leven in Nederland verblijven?
Ja.
Klopt het, zoals de uitzending laat zien, dat zij opgegroeid zijn in Nederland, in Nederland op school zitten en geworteld zijn in de gemeenschap van het dorpje Aalden?
Ja.
Klopt het dat bij u duizenden steunbetuigingen voor de kinderen zijn binnengekomen en dat talloze vriendjes, vriendinnetjes, klasgenoten en dorpsgenoten uit Aalden u dringend hebben verzocht om deze kinderen verblijf in Nederland te verlenen?
In de week van 18 juli 2011 zijn enkele honderden steunbetuigingen voor dit gezin binnengekomen.
Klopt het dat deze asielfamilie weliswaar is uitgeprocedeerd, maar dat de terugkeer naar één van de landen van herkomst van de ouders, Afghanistan of Tadzjikistan, die buitengewoon ingewikkeld ligt, al jarenlang niet is gelukt?
Uitgangspunt is voor mij dat informatie over individuele zaken vertrouwelijk wordt behandeld. Dat betekent dat ik mij in beginsel ook niet wens uit te laten over individuele zaken. Alleen in de uitzonderlijke situatie dat betrokkenen zelf de publiciteit hebben gezocht, dan wel hebben aangegeven geen bezwaren te hebben tegen het feit dat aan hun situatie in de media aandacht wordt besteed, kan hiervan worden afgeweken teneinde te voorkomen dat in de samenleving een eenzijdig en daardoor onjuist beeld ontstaat over de specifieke situatie. Het algemeen belang dat onze samenleving zich een juist beeld kan vormen over de wijze waarop wij in Nederland omgaan met asielaanvragen rechtvaardigt dit. In de zaak Qadiri dreigt het beeld te ontstaan dat de betrokken familie door verwijtbaar onjuist en onzorgvuldig handelen van de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V) in een onmogelijke positie terecht is gekomen. Aangezien dit beeld geen recht doet aan de werkelijkheid, zie ik thans aanleiding dit beeld te nuanceren.
Vooralsnog heeft het gezin niet aan de vertrekplicht voldaan. Het gezin stelt zelf dat zij buiten hun schuld niet terug kunnen keren. De DT&V heeft echter vastgesteld dat het gezin nog een aantal stappen had kunnen zetten in het kader van het verkrijgen van de voor terugkeer benodigde identiteits- en reisdocumenten, maar dit niet heeft gedaan. Dit is begin 2010 ook per brief en mondeling aan het gezin uitgelegd. Door de rechtbank Amsterdam is op 31 augustus 2010 bevestigd dat het gezin niet voldoet aan de voorwaarden voor een vergunning op grond van het buitenschuldbeleid. Bij uitspraak van 8 december 2010 is de aangevallen uitspraak van de rechtbank Amsterdam bevestigd door de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State. In rechte staat nu vast dat het gezin op dit moment niet voldoet aan de voorwaarden die gelden voor verlening van een vergunning op grond van het buitenschuldbeleid. Om deze reden is geen vergunning verleend op grond van dit beleid, en ga ik er vanuit dat er op dit moment wel degelijk mogelijkheden zijn voor het gezin om gezamenlijk naar één land terug te keren.
Indien de vorige vier vragen bevestigend worden beantwoorden waarom wordt in het belang van de kinderen, onder dit soort uitzonderlijke situaties, dan geen verblijfsvergunning verstrekt?
Voor gezinnen met minderjarige kinderen geldt net als voor andere asielzoekers dat zij Nederland dienen te verlaten als hun asielverzoek is afgewezen en zij niet in aanmerking komen voor verblijf in Nederland. Indien zij niet bereid zijn alle stappen te zetten die nodig zijn om terug te kunnen keren, mag dat er niet toe leiden dat alsnog een vergunning wordt verstrekt. Dat zou immers het risico met zich meebrengen dat gezinnen die uitgeprocedeerd raken meer dan nu het geval is zullen proberen om toch illegaal in Nederland te blijven, zodat hun kinderen geworteld raken in Nederland. Daarmee zouden de problemen rondom langdurig in Nederland verblijvende kinderen zonder verblijfsvergunning eerder worden vergroot dan verkleind.
Deelt u de mening, dat het strijdig is met alle vormen van medemenselijkheid om deze gewortelde kinderen die thuis zijn in Nederland na 10 jaar nog terug te sturen naar een onbekend land?
Ik ben mij ervan bewust dat de situatie moeilijk is voor gezinnen met minderjarige kinderen, indien zij langdurig in Nederland verblijven en procederen in de hoop op een verblijfsvergunning, terwijl zij niet aan de voorwaarden voor deze vergunning voldoen. Tegelijkertijd ben ik van mening dat het tot de verantwoordelijkheid van de ouders behoort te bepalen of zij hun kinderen in een dergelijke lange situatie van onzekerheid willen houden. Daarnaast zie ik voor dit gezin op dit moment niet welke uitzonderlijke individuele omstandigheden nu zouden nopen tot het verlenen van een vergunning op grond van mijn discretionaire bevoegdheid. Vast is komen te staan dat de ouders tot nu toe onvoldoende hebben gewerkt aan hun vertrek uit Nederland. Dit heeft de verblijfsduur, ook van de kinderen, aanzienlijk verlengd. Op het moment dat er geen reëel perspectief meer is op verblijf in Nederland, geniet het voortvarend ter hand nemen van het vertrek de voorkeur, ook in het belang van de kinderen. Immers, alleen door het vertrek voortvarend ter hand te nemen kan verdere onzekerheid worden voorkomen, en kan de aandacht worden gericht op het creëren van nieuw perspectief in het land van herkomst. De Nederlandse overheid en de Internationale Organisatie voor Migratie bieden uitgebreide ondersteuning gericht op terugkeer naar het land van herkomst waar ook dit gezin gebruik van kan maken.
Het ministerie van BZK en de gemeente Coevorden hebben recentelijk overleg gepleegd over de situatie van dit gezin. Afgesproken is dat het gezin niet wordt overgeplaatst naar een gezinslocatie en in Aalden kan blijven zolang het gezin bereid is om samen met de DT&V de vervolgstappen te zetten die nodig zijn om als gezin terug te kunnen keren. Op basis hiervan kan ook worden vastgesteld of terugkeer inderdaad niet mogelijk is buiten de schuld van het gezin.
Deelt u de mening, dat het voor de sociale en educatieve ontwikkeling van Amina en Dawud buitengewoon schadelijk is om in een cruciale, vormende fase van hun leven gedwongen hun school te onderbreken en hun hele sociale omgeving en thuisland achter te laten?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening, dat het aan niemand in het dorp Aalden, aan niemand van de klasgenootjes van Amina en Dawud, aan niemand van alle, vele betrokkenen bij deze kinderen, uit te leggen is dat zij, die uit Nederland komen en hier thuis zijn, gedwongen uitgezet worden?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening, dat Amina en Dawud als twee in Nederland opgegroeide, de Nederlandse taal sprekende, in Nederland opgeleide en volledig de Nederlandse identiteit eigen zijnde kinderen, van enorme positieve waarde voor onze samenleving kunnen zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening, dat het vreemdelingenbeleid, naast consequent uitgevoerde regels, ook oog moet hebben voor de belangen van kwetsbare kinderen, die er niets aan kunnen doen dat zij kind zijn van asielzoekers en voorwerp zijn van lange procedures en terugkeerperikelen, maar vooral en het meest, dringend gebaat zijn bij een einde aan de onzekerheid, een stabiele leefomgeving en het onbezorgd kunnen leven en leren in Nederland?
Zie antwoord vraag 7.
Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Het bericht dat een Nederlandse vrouw onder onmenselijke gevangenisomstandigheden in detentie verblijft in Marokko |
|
Frans Timmermans (PvdA), Khadija Arib (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een Nederlandse vrouw onder onmenselijke omstandigheden in detentie verblijft in Marokko?1
Ja, ik heb kennis genomen van het bericht. Betrokkene heeft overigens naast de Nederlandse, ook de Marokkaanse nationaliteit.
Hoe actief stellen de Nederlandse autoriteiten zich op bij de uitvoering van het verdrag tussen Nederland en Marokko waarin is geregeld dat Nederlanders die in Marokko zijn veroordeeld tot gevangenisstraf onder bepaalde voorwaarden hun straf in Nederland mogen uitzitten?
De Nederlandse Ambassade informeert en adviseert gedetineerden actief over het Verdrag tussen het Koninkrijk der Nederlanden en het Koninkrijk Marokko inzake de overbrenging van gevonniste personen (Trb. 1999, nr. 198 en Trb. 2001, nr. 79) en de wijze waarop een verzoek moet worden ingediend. Verzoeken worden door Nederland welwillend beoordeeld. Sinds de inwerkingtreding van het verdrag zijn tientallen veroordeelden overgebracht naar Nederland.
Welke rol heeft de Nederlandse ambassade in Marokko bij de uitvoering van het WOTS-verdrag en wat mogen Nederlandse gedetineerden precies verwachten?
Zie antwoord vraag 2.
Hebben de Nederlandse autoriteiten zich voldoende ingespannen voor de situatie van de Nederlandse vrouw die ernstig ziek is en al maanden wordt gescheiden van haar vier kinderen?
Betrokkene wordt regelmatig bezocht in het ziekenhuis door medewerkers van de ambassade. Daarnaast heeft een medewerkster van het ministerie van Buitenlandse Zaken deze mevrouw in april jl. tijdens een dienstreis bezocht om zich persoonlijk van de situatie op de hoogte te stellen.
De ambassade heeft ook aandacht gevraagd voor haar situatie bij de Marokkaanse autoriteiten.
Deelt u de mening dat de Nederlandse vrouw recht heeft op de medische behandelingen die zij nodig heeft? Zo ja, welke middelen staan u ter beschikking om haar die passende medische hulp te geven? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Marokkaanse autoriteiten delen mee dat medisch gezien wordt gedaan wat binnen de mogelijkheden ligt. Haar is aangeboden om naar Rabat te worden overgebracht vanwege de betere voorzieningen.
Bent u bereid actief contact te zoeken met de Marokkaanse autoriteiten en te bewerkstelligen dat de zieke vrouw in kwestie haar straf verder in Nederland mag uitzitten? Zo ja, kunt u de Kamer informeren over uw inspanningen ter zake? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zodra deze mevrouw onherroepelijk is veroordeeld, is het mogelijk dat zij haar straf in Nederland ondergaat, als zij voldoet aan de voorwaarden van het WOTS-verdrag.
Zodra een WOTS-verzoek ten bate van betrokkene in Nederland door het ministerie van Veiligheid en Justitie wordt ontvangen, zal dit met welwillendheid in behandeling worden genomen. Mocht in deze zaak een verzoek tot overname van de tenuitvoerlegging van Marokkaanse zijde uitblijven, dan is Nederland bereid een formeel verzoek om overname van de straf te doen aan de Marokkaanse autoriteiten.
Hoeveel Nederlanders zitten momenteel hun straf uit in Marokkaanse gevangenissen?
Op 1 augustus 2011 verbleven er 59 Nederlanders in detentie in Marokko. Het merendeel van hen heeft ook de Marokkaanse nationaliteit.
De problemen met zendmasten |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Jasper van Dijk |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Stop zendmast bij overheid»?1
Zie antwoorden op de vragen 3, 5 en 7.
Deelt u de mening dat het «buitengewoon complex is om te achterhalen wat er vrijdag fout is gegaan in Hoogersmilde en Lopik, waar de twee belangrijkste zendmasten van het land uitvielen, waardoor miljoenen luisteraars werden gedupeerd»?
Ja, het gaat om complexe materie.
Deelt u de mening dat deze situatie ontstond doordat de grond, het beton, de mast en de kabels in handen zijn van verschillende private partijen? Kunt u een overzicht geven van alle (private) partijen die betrokken zijn bij de zendmasten?
De onderzoeken naar het ontstaan van deze ernstige situatie als gevolg van de branden zijn nog niet afgerond. Op voorhand kan dus niet worden gesteld dat de branden (mede) veroorzaakt zijn vanwege betrokkenheid van meerdere partijen.
De partijen die direct betrokken zijn bij de (omroep)zendmasten zijn:
Alticom
Alticom exploiteert telecommunicatietorens en levert infrastructuurdiensten op het gebied van ruimteverhuur, verhuur van mastruimte en energievoorziening. Alticom is de eigenaar van de betonnen delen van de torens.
NOVEC
NOVEC beheert de zendmasten. Ruimtes op deze masten worden verhuurd aan klanten, die daar zendinstallaties aanbrengen voor uiteenlopende activiteiten, zoals radio, televisie of mobiele telefonie. Het gaat hierbij om hoge, markante telecommunicatiemasten bovenop de betonnen torens.
KPN
KPN (TV en Media) is zenderexploitant voor de omroep- en mediasector. KPN levert ondersteunende diensten voor het hele productie- en distributieproces, waaronder regionale omroepen en enkele commerciële zenders.
Broadcast Partners
Broadcast Partners is zenderexploitant voor de omroep- en mediasector en richt zich op radio-uitzendingen, waaronder die van de publieke omroepen en een aantal commerciële zenders.
(Onder)aannemers
Diverse aannemers en onderaannemers die in opdracht van zenderaanbieders en/of eigenaren werkzaamheden verrichten aan de toren, mast of zendinstallaties.
De publieke en commerciële omroepen hebben geen directe betrokkenheid bij de masten, zij leveren hun programma’s aan de zenderexploitanten (Broadcast Partners en KPN TV & Media). Deze zenden ten behoeve van de omroepen de programma’s vervolgens uit en onderhouden contacten met NOVEC en Alticom.
Vond u het ook een genante situatie toen iedereen naar elkaar wees en niemand eindverantwoordelijk bleek te zijn voor de zendmasten?
Ik deel deze indruk niet. De in antwoord 3 genoemde partijen hebben ieder vanuit hun eigen verantwoordelijkheid direct gereageerd in het zoeken naar oplossingen.
Deelt u de mening dat zendmasten een basisvoorziening zijn die onder verantwoordelijkheid van de overheid horen te vallen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik ben niet van mening dat het beheer en de exploitatie van zendmasten ten principale een publieke verantwoordelijkheid is. Daar waar marktpartijen kunnen voorzien in het aanbieden van infrastructuur moet dat mogelijk worden gemaakt. In de afweging met betrekking tot de splitsing van het voormalige overheidsbedrijf Nozema is dit nadrukkelijk meegenomen (zie Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 24 095 en 29 800 XII, nr. 174).
Tegen de achtergrond van de druk om meer concurrentie toe te laten op de markt voor omroepdistributie is in 2004 Nozema opgesplitst in een privaat zenderbedrijf Nozema Services (sinds 2007 in handen van KPN) en een publiek mastenbedrijf, NOVEC2. In het mastenbedrijf is die infrastructuur ondergebracht die niet-dupliceerbaar is. In de aangehaalde kamerbrief is dit als volgt verwoord: «Niet-dupliceerbare infrastructuur is infrastructuur die voor een marktpartij moeilijk of niet aan te leggen is. Dat wil zeggen te kostbaar, of waarvoor lange bouw- en bestemmingsplanprocedures doorlopen moeten worden of waarvoor milieuvergunningen vereist zijn of die op unieke plekken moeten komen te staan. In de praktijk gaat het om masten met een werkelijke lengte van groter dan 40 meter of masten op de torens van KPN of TenneT» (Tweede Kamer, vergaderjaar 2004–2005, 24 095 en 29 800 XII, nr. 174, pagina 2).
Om toch in de hogere masten (> 40 meter) te kunnen voorzien is besloten om dat gedeelte van de infrastructuur onder te brengen in een publiek bedrijf. In lagere masten of antenneopstelpunten kunnen marktpartijen prima voorzien.
Hoe voorkomt u dat opnieuw verwarring over de verantwoordelijkheid ontstaat als u de zendmasten niet in publieke handen brengt?
Zie antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat zendmasten alleen al in publieke handen moeten worden gebracht vanwege calamiteitenzender Radio 1? Zo nee, hoe voorkomt u dat een rampenzender lange tijd niet te ontvangen is?
Ik deel die mening niet. Belangrijk is dat er snel en adequaat wordt gereageerd mochten er problemen ontstaan. Daarvoor zijn (wettelijke) maatregelen getroffen.
Op regionaal niveau zijn tussen Veiligheidsregio's en regionale omroepen convenanten gesloten waarin de functionaliteit van de regionale rampenzender is geregeld. In artikel 6.26 van de Mediawet is geregeld dat in geval van buitengewone omstandigheden radiozenders kunnen worden ingezet als landelijke calamiteitenzender.
Vanwege het feite dat RTV Drenthe en Radio 1 geen landelijk bereik hadden via de ether (wel via o.a. kabel en internet) was de functie van de (regionale) rampenzender niet optimaal. Dankzij snel optreden van het Agentschap Telecom, NPO en de betrokken zenderexploitanten, was om 17.00 uur (kort na het incident) Radio 1 als calamiteitenzender weer landelijk te ontvangen via de middengolf.
Bent u bereid de oorzaken van de problemen met de zendmasten te onderzoeken en aanbevelingen te doen voor de toekomst?
Er is een aantal onderzoeken ingesteld (o.a. de Technische Recherche, NOVEC) naar de oorzaken van de brand. Vrijdag 5 augustus jl. heeft de politie Drenthe laten weten ervan uit te gaan dat er vooralsnog geen strafbare feiten zijn gepleegd met betrekking tot de brand in de zendmast van Hoogersmilde. De definitieve onderzoeksresultaten worden op korte termijn verwacht. Het technisch onderzoek dat NOVEC heeft ingesteld loopt nog.
Met betrekking tot de situatie op de zendmast Lopik is een impasse ontstaan over de wijze waarop het zendvermogen met behoud van veiligheid kan worden opgevoerd. Ik heb op verzoek en met instemming van partijen voormalig wethouder Marco Pastors van Rotterdam benoemd tot bemiddelaar om te bezien hoe het vermogen van de radiozendmasten op een veilige en verantwoorde manier op peil kan worden gebracht.