Snoepautomaten in Connexxion bussen |
|
Farshad Bashir |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Klopt het dat het nuttigen van een zelf meegenomen banaan, appel of broodje kaas sinds kort niet meer toegestaan is in een aantal bussen van Connexxion die uitgerust zijn met snoepautomaten?1
Volgens de vervoersvoorwaarden was het niet toegestaan om in de bus te eten en drinken, maar dat gold eigenlijk alleen voor geurend, vlekkend voedsel en hete dranken. Het eten van fruit werd oogluikend toegestaan. Connexxion houdt momenteel in elf bussen in de concessie Amstelland-Meerlanden een proef met zogenaamde servicemachines. De proef zal de komende weken worden uitgebreid met fruit. Connexxion heeft voor de proef de vervoersvoorwaarden, de regels die onder andere bepalen dat er in de bussen geen etenswaren mogen worden genuttigd, aangepast. Tijdens de proef beziet Connexxion de mogelijkheden om via een servicemachine de reiziger diverse zaken te kunnen leveren: Connexxion denkt daarbij niet alleen aan fruit, maar ook aan toiletartikelen, vouchers en snoep. De servicemachines maken deel uit van een groter plan waarbij Connexxion meer service wil bieden aan de klanten.
Vindt u het ook absurd dat reizigers wel snoep uit de snoepautomaat mogen nuttigen maar niet hun zelf meegenomen (gezonde) eten? Deelt u de mening dat hiermee ook ongezond eten wordt gestimuleerd, omdat reizigers hun trek alleen mogen stillen met koekjes en chocoladereepjes van Connexxion en niet met een appel of een banaan?
Dit is niet aan de orde; Connexxion staat het eten van een appel of banaan al oogluikend toe. Het nuttigen van geurend, vlekkend voedsel en hete dranken is echter niet toegestaan. Het is de verantwoordelijkheid van elke burger wat, wanneer en waar hij iets nuttigt met inachtneming van de regels, zoals de vervoersvoorwaarden. De rijksoverheid pleit ervoor om de gezonde keuze, de makkelijke keuze te maken. Vanuit bedrijven ontstaat hiervoor in toenemende mate aandacht. Het Voedingscentrum heeft op haar site aandacht gevraagd voor ongezonde aspecten van producten in automaten. Ook in algemene zin geeft het Voedingscentrum in opdracht van het Ministerie van VWS tips voor het maken van de gezonde keuze.
Deelt u de mening dat hier sprake is van gedwongen winkelnering en dat dit niet past bij het openbare karakter van het Openbaar Vervoer?
Er is geen sprake van gedwongen winkelnering, omdat de reiziger de vrije keuze heeft om iets dan wel niets uit de servicemachine in de bus te kopen.
Bent u bereid om Connexxion tot de orde te roepen en er voor te zorgen dat reizigers in een Connexxion-bus ook hun eigen eten kunnen nuttigen? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan de mij om Connexxion aan te spreken op zijn producten. De decentrale overheid kan in de concessies met de vervoerder afspraken maken en regels stellen, die de provinciale staten en regioraad van de stadsregio’s goedkeuren. De Stadsregio Amsterdam is op de hoogte van de pilot. Het concessiebesluit bevat geen beperkende voorwaarden die plaatsing van automaten door de vervoerder verbiedt of dwingt toestemming te vragen aan de concessieverlener. De resultaten van de pilot en eventuele plaatsing van de servicemachines in meer bussen zal Connexxion met de Stadsregio Amsterdam bespreken.
Een brochure betaald door het Duitse ministerie van Justitie |
|
Geert Wilders (PVV), Louis Bontes (PVV) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Gedachtegoed Wilders is voedingsbodem neonazi’s» in De Telegraaf van 2 februari 2012 en van de brochure «Zwischen Propaganda und Mimikry: Neonazi-Strategien in Sozialen Netzwerken» van de Duitse Amadeu Antonio Stiftung?1
Ja.
Acht u het gepast dat de Duitse minister van Justitie Sabine Leutheusser-Schnarrenberger een brochure betaalt en het voorwoord schrijft waarin het gedachtegoed van PVV-fractieleider Geert Wilders een voedingsbodem voor Duitse neonazi’s en hun willekeurige moorden wordt genoemd?
Deze bewering staat niet in de brochure «Zwischen Propaganda und Mimikry; Neonazi-Strategien in Sozialen Netzwerken». Wel bevat de brochure twee feitelijke verwijzingen naar een bezoek van de heer Wilders aan de Duitse partij Die Freiheit om een lezing te geven en naar een logo dat door de heer Wilders gebruikt zou worden. Daarnaast bevat zij een «screen shot» van een facebook-pagina van Die Freiheit, waarin de lezing van de heer Wilders wordt aangekondigd, met foto van de heer Wilders.
Neemt u afstand van de betreffende schandelijke beweringen in de brochure?
In de context van de brochure kunnen bovengenoemde verwijzingen de indruk wekken dat de heer Wilders buiten de rechtsstaat en de parlementaire democratie functioneert. Een dergelijke interpretatie is onjuist en zou ongepast zijn. Ik neem hier dan ook nadrukkelijk afstand van.
Bent u van plan de Duitse ambassadeur te ontbieden om met kracht te protesteren tegen het betalen met Duits belastinggeld van brochures die lasterlijk zijn voor een belangrijke Nederlandse politieke partij en haar fractievoorzitter?
Nee, er zijn directe contacten met het Duitse ministerie van Justitie over dit onderwerp waarin de boven beschreven Nederlandse positie is gemarkeerd.
De samenwerking tussen Afghaanse politiemensen en militairen met de Taliban |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Afghaanse politiemensen en militairen werken samen met de Taliban»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over het rapport, waarin duidelijk naar voren komt dat de Taliban actieve steun van het Afghaanse leger en de politie krijgt?
De regering heeft kennis genomen van het confidentiële document van de NAVO waarover is bericht in de media. De regering doet conform regelgeving van de NAVO geen uitspraken over de inhoud van gerubriceerde NAVO documenten. Het document bevat geen politieke analyse van de NAVO, maar slechts uitspraken van Taliban gevangenen.
Deelt u de mening dat het zorgwekkend is te moeten constateren dat de groeiende invloed van de Taliban voornamelijk in regio’s plaatsvindt wanneer militairen van de NAVO-vredesmacht ISAF vertrekken?
Het beeld dat de steun voor de Taliban toeneemt in gebieden waar de Afghaanse veiligheidsdiensten de verantwoordelijkheid voor de veiligheid van ISAF hebben overgenomen wordt niet herkend. In de transitiegebieden heeft de Afghaanse overheid aangetoond in staat te zijn zorg te dragen voor de veiligheid. De steun onder de bevolking voor de regering heeft wel te lijden onder zwak Afghaans bestuur en corruptie. De komende periode zal de regering Karzai daarom nog meer daadkracht moeten tonen in het verbeteren van het openbaar bestuur om als legitieme en geloofwaardige overheid te kunnen blijven functioneren. In het algemeen heeft de bevolking geen enkele behoefte aan een terugkeer naar de terreur en het extremisme van het Taliban bewind van ruim tien jaar geleden. In dat licht hebben terroristische aanslagen van de Taliban waarbij onschuldige Afghaanse burgers om het leven zijn gekomen de reputatie van de Taliban niet verbeterd.
Kunt u aangeven of er sprake is van een groeiende invloed van de Taliban in de provincie Kunduz? Indien nee, bent u bereid om dit te monitoren en in kaart te brengen en de Kamer hierover te informeren?
Uit de beschikbare inlichtingen blijkt geen toename van de invloed van de Taliban in de provincie Kunduz. De Nederlandse geïntegreerde politietrainingsmissie blijft uiteraard waakzaam.
Is er sprake van samenwerking tussen Afghaanse politiemensen en militairen die door Nederlanders zijn/worden opgeleid en de Taliban in de provincie Kunduz?
Er is geen informatie bekend waaruit blijkt dat Taliban eenheden zijn geïnfiltreerd in de onderdelen van de Afghaanse veiligheidsdiensten met wie Nederland werkt of gewerkt heeft.
Klopt het dat de Pakistaanse geheime dienst (ISI) nauw samenwerkt met de Taliban? Indien ja, wat is uw opvatting over deze constatering?
De regering deelt de zorgen van de VS en andere partners over mogelijke betrokkenheid van de Pakistaanse veiligheidsdiensten bij terroristische activiteiten in Afghanistan. Pakistan is een onmisbare schakel voor duurzame veiligheid en stabiliteit in Afghanistan. Nederland en de internationale gemeenschap blijven samenwerken met de Pakistaanse regering en aandringen op een harde daadkrachtige en effectieve aanpak van het terrorisme door Pakistan.
Banenverlies en bezuinigingen bij de GGZ Drenthe |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat bij de GGZ Drenthe banen verloren gaan?1
Het feit dat er als gevolg van de bezuinigingen banen gaan verdwijnen in de GGZ, betreur ik. Het is echter noodzakelijk om te bezuinigen.
Hoeveel en welke vestigingen van de GGZ Drenthe zullen sluiten?
GGZ Drenthe heeft mij desgevraagd medegedeeld dat het sluiten van vestigingen van GGZ Drenthe niet aan de orde is. GGZ Drenthe heeft het voornemen om de inkrimping van het zorgbudget op te vangen door bepaalde afdelingen op GGZ Drenthe-locaties te sluiten, dan wel bedden te reduceren. Op nagenoeg alle vestigingen van GGZ Drenthe zal een reductie van bedden plaatsvinden, te weten in Assen, Beilen, Emmen en Hoogeveen.
Klopt het dat er 117 fulltime functies zullen verdwijnen, en wat betekent dat voor het aantal medewerkers wiens baan mogelijk op de tocht staat?
Door GGZ Drenthe is berekend dat door de inkrimping van het zorgbudget 117 fte zullen verdwijnen. Dit betekent dat naar verwachting 120 medewerkers van GGZ Drenthe hun baan zullen verliezen.
Zullen er gedwongen ontslagen vallen? Zo ja, hoeveel?
GGZ Drenthe heeft mij laten weten dat er geen sprake zal zijn van gedwongen ontslagen.
Waaruit bestaat de 8,5 miljoen euro aan bezuiniging bij de GGZ -Drenthe?
Door GGZ Drenthe is de volgende berekening gemaakt om de € 8,5 mln. aan bezuinigingen in te vullen:
Kunt u garanderen dat er geen tekort aan hulp, zorg en/of opvang zal ontstaan, en dat de kwaliteit en continuïteit van zorg in Drenthe en omgeving niet in het geding komt door de bezuinigingen? Zo neen, waarom niet?
GGZ Drenthe heeft mij aangegeven dat de bezuinigingsmaatregelen consequenties kunnen hebben voor haar cliënten; soms zullen ze naar een andere zorgverlener moeten omzien, soms zullen ze verder moeten reizen, en ook zullen er naar verwachting van GGZ Drenthe cliënten afhaken als gevolg van de invoering van de eigen bijdrage. GGZ Drenthe heeft mij echter gegarandeerd zich maximaal in te spannen om de kwaliteit en continuïteit van zorg te waarborgen. Dit gebeurt vooral door de zorg op een andere wijze aan te bieden. Voor een groot deel zal de zorg aan cliënten namelijk in een meer ambulante setting worden voortgezet. De FACT-teams die GGZ Drenthe in toenemende mate inzet, spelen daarbij een belangrijke rol. Daarnaast zullen cliënten die niet meer bij GGZ Drenthe terecht kunnen naar andere passende vormen van zorg worden begeleid.
Hoeveel lager zal de zorgvraag zijn bij GGZ Drenthe en bij andere GGZ- instellingen door de invoering van de eigen bijdrage?2
GGZ Drenthe schat in dat de daling van de omzet door vraaguitval als gevolg van de invoering van de eigen bijdrage ongeveer € 2 mln. zal bedragen.
Wat de consequenties hiervan zijn bij andere GGZ-instellingen kan ik u niet meedelen. Ik heb u eerder toegezegd de gevolgen van de invoering van de eigen bijdrage te gaan monitoren. Daartoe heb ik een monitor opgezet naar de effecten van de invoering van de eigen bijdrage.
Hoe kunt u garanderen, wanneer GGZ-instellingen en professionals al geruime tijd waarschuwen voor een toename van het aantal zorgmijders, het uitvallen van patiënten die in behandeling zijn en nu dus ook het anticiperen op een lagere zorgvraag met gevolgen voor vestigingen, dat er geen mensen «tussen wal en schip’zullen vallen? Kan een toelichting worden gegeven?
Zoals ik in het antwoord op vraag 7 al heb gemeld zal de monitor die ik heb opgezet een antwoord moeten geven op de vraag in hoeverre sprake zal zijn van een toename van het aantal zorgmijders en er uitval van zorgvraag ontstaat.
Daarnaast is in die gevallen waar sprake is van bemoeizorg of BOPZ-zorg geen sprake van een eigen bijdrage.
Ik verwacht dat hiermee dat het aantal uitvallers of «mensen die tussen wal en schip dreigen te raken» kan worden beperkt.
Kunt u een overzicht geven van het aantal intramurale plekken dat in het land verdwijnt? Is het mogelijk dat in de toekomst een tekort aan crisisbedden zal ontstaan in (verschillende) regio’s?
Ik kan geen overzicht geven van het verdwijnen van het aantal intramurale plekken, omdat het invullen de bezuinigingen de verantwoordelijkheid van de GGZ-instellingen zelf is. Omdat dit per instelling kan verschillen kan ik daarom hierover geen informatie geven.
Wat betreft een eventueel tekort aan crisisbedden kan ik u meedelen dat de instellingen ook verantwoordelijk zijn voor het invullen van de crisisfunctie in de regio waarvoor de betreffende instelling zorg levert. De instelling stemt dit af met overige aanbieders wanneer dit het geval is.
Deze functie moet dus gewaarborgd blijven. Overigens vallen crisisbedden niet in eerste instantie tot de klinische capaciteit die dient te worden gereduceerd.
De rechtszaak tegen Erwin Vermeulen in Japan |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Heeft u tegen het ANP gezegd dat sinds kort familiebezoek is toegestaan voor Erwin Vermeulen, maar dat de familie daarvan zou hebben afgezien? Zo nee, waarom heeft u geen zichtbare poging gedaan om het kennelijk foutieve bericht te rectificeren?1
Ja. Op 17 januari heeft het Consulaat-Generaal in Osaka van de advocaat vernomen dat de openbaar aanklager akkoord ging met een bezoek van de ouders aan Erwin. Dit op voorwaarde dat (1) de familie niet gelieerd zou zijn aan de Sea Shepherd Conservation Society, en(2) een diplomatieke nota zou worden overlegd met vermelding van de persoonlijke gegevens, inclusief kopieën van de paspoorten. De ouders van Erwin zijn hierover op dezelfde dag telefonisch ingelicht. Daarbij is assistentie aangeboden bij het aanvragen van een bezoek. De familie heeft laten weten om haar moverende redenen geen bezoek te willen aanvragen. Die afweging respecteer ik.
Kunt u bevestigen dat de enige informatie die de familie van Erwin Vermeulen via uw ministerie heeft bereikt over de mogelijkheden tot bezoek luidde: «Indien de ouders besluiten naar het proces te komen, zal de aanklager in overweging nemen hen speciaal toestemming te verlenen met het recht tot bezoek op voorwaarde dat de ouders niets te maken hebben met Sea Shepherd»? Bent u bereid te erkennen dat deze informatie betekent dat er in het geheel geen zekerheid was en is dat de ouders van Erwin hem daadwerkelijk zouden kunnen bezoeken als ze zouden afreizen naar Japan?2
Door het ministerie is consequent gesteld dat de finale beslissing om een verzoek te honoreren in alle gevallen bij de Japanse autoriteiten lag. Daarbij is ook steeds melding gemaakt van de bereidheid van het ministerie om te assisteren bij een aanvraag.
Waarom heeft u in de media een onjuist beeld geschetst over de bezoekmogelijkheden en daarbij de suggestie gewekt dat de ouders niet bereid waren hun zoon op te zoeken in de Japanse gevangenis? Kunt u zich voorstellen dat het voor de familie van Erwin bijzonder pijnlijk was om zoiets te moeten lezen in de krant?
Ik ben me er ten volle van bewust dat de familie een heel moeilijke periode heeft doorgemaakt. Vanaf het begin is alles in het werk gesteld om de familie zo goed mogelijk van alle ontwikkelingen op de hoogte te houden, inclusief van de Japanse procedures en voorwaarden. Er is naar mijn oordeel correcte informatie verstrekt.
Is het waar dat u tot nu toe nog geen enkele keer persoonlijk contact hebt opgenomen met de familie van Erwin Vermeulen?
Het ministerie van Buitenlandse Zaken onderhoudt vanaf het moment van de aanhouding van Erwin Vermeulen op 16 december 2011 contact met zijn familie en in het bijzonder met de door hem aangewezen contactpersoon. Deze contacten vinden plaats met ambtenaren die zijn gespecialiseerd in consulaire zaken.
Kunt u bevestigen dat Erwin Vermeulen in de 46 dagen die hij nu gevangen zit weinig gelegenheid lijkt te hebben gekregen voor persoonlijke verzorging, dat hij in een onverwarmde cel zit in een omgeving waar het in januari behoorlijk koud is, dat hij een eenzijdig dieet krijgt, dat hij duidelijk is afgevallen en dat hij geketend is voorgeleid in de rechtszaal? Vindt u dat een dergelijke behandeling gepast is in een «ordentelijke democratische rechtsstaat» voor een vermeende duw?
Ik realiseer me dat de behandeling en detentieomstandigheden in Japan strenger zijn dan in Nederland, maar daaruit kan in genen dele geconcludeerd worden dat Japan geen ordentelijke democratische rechtsstaat is. De behandeling die Erwin Vermeulen heeft ondergaan, week niet af van de wijze waarop in vergelijkbare gevallen (zowel Japanse als buitenlandse) gedetineerden worden behandeld tijdens hun voorarrest en voldeed aan de Japanse wetten en regels. Het consulaat-generaal heeft hierop steeds toegezien.
Denkt u nog steeds dat het «prima» gaat met Erwin Vermeulen, dat hij «het goed maakt en dat hij zijn veganistische dieet uitstekend kan nuttigen in detentie»?3 Zo ja, waar baseert u uw oordeel op en hoe verklaart u dat mensen die Erwin hebben gezien in de rechtszaal met heel andere berichten komen?
Erwin Vermeulen is sinds zijn aanhouding op 16 december vier maal bezocht door medewerkers van het Consulaat Generaal te Osaka. Tevens heeft het Consulaat Generaal contact met de advocaten van betrokkene. Een oordeel over de behandeling van Erwin Vermeulen was mede gebaseerd op deze gesprekken. Hij had daarin tegenover het Consulaat-Generaal aangegeven dat het naar omstandigheden goed met hem ging. Op basis van signalen van Erwin Vermeulen is tweemaal bij de Japanse autoriteiten aangedrongen op aanpassing van het dieet.
Kunt u bevestigen dat de rechtszaak verder gaat op 1 februari en dat er op 22 februari uitspraak zal volgen? Kunt u bevestigen dat Erwin Vermeulen in dat geval bijna 2½ maand gevangen is gehouden voor een vermeende duw? Acht u ruim twee maanden detentie, onder de genoemde omstandigheden, voor een vermeende duw, passend in een «ordentelijke democratische rechtsstaat»? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals bekend is Erwin Vermeulen op 22 februari vrijgesproken. Ik hoop dat voor de familie hiermee een einde is gekomen aan een moeilijke periode. Ik stel verder vast dat een voorarrest van twee à drie maanden naar Japanse maatstaven niet uitzonderlijk is.
Bent u op de hoogte van de uitspraken van VN-mensenrechtencommissaris en de VN-werkgroep inzake Willekeurige Detentie inzake de veroordeling van twee Japanse Greenpeace-medewerkers in 2010? Is het u bekend dat de VN-mensenrechtencommissaris haar zorgen heeft uitgesproken over het proces tegen Junichi Sato en Toru Suzuki, die zijn gearresteerd na hun onderzoek naar de corrupte handel in walvisvlees? Is het u bekend dat de VN-werkgroep inzake Willekeurige Detentie oordeelde dat Japan in deze zaak de mensenrechten heeft geschonden en dat de voorwaardelijke opsluiting van de Greenpeace-medewerkers politiek gemotiveerd was?
Ik ben bekend met het oordeel van de VN-werkgroep inzake Arbitraire Detentie dat tijdens de inhechtenisneming en detentie van de heren Sato en Suzuki een aantal artikelen van de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens en het Internationale Verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten geschonden zijn. De VN-werkgroep inzake Arbitraire Detentie verbond geen waardeoordeel aan deze mening.
Bent u, gelet op het bovenstaande, bereid de mogelijkheid te erkennen dat er ook in het proces rond Erwin Vermeulen sprake zou kunnen zijn van politieke redenen om hem te arresteren en aan te klagen?
Erwin Vermeulen was aangehouden op grond van verdenking van geweldpleging. Ik heb geen aanwijzing dat de arrestatie plaats had om politieke redenen.
Bent u alsnog bereid Japan aan te spreken op de arrestatie, langdurige detentie en behandeling van Erwin Vermeulen?
De zaak van Erwin Vermeulen is verschillende malen onderwerp van gesprek geweest in contacten met de Japanse autoriteiten. Daarbij is terughoudendheid betracht in het oordelen over en treden in de zaak zolang die onder de rechter was. Wel heb ik mijn bezorgdheid geuit en aandacht gevraagd voor het gevoel van onzekerheid en machteloosheid waar de familie en vrienden van Erwin Vermeulen lange tijd mee hebben moeten leven. Ik heb de Japanse autoriteiten tevens dringend in overweging gegeven contact tussen familie en Erwin Vermeulen toe te staan.
Bent u op de hoogte van de toestemming die de provincie Flevoland heeft verleend aan beroepsvissers om ’s winters te mogen vissen met «staandwant» in het Markermeer, terwijl jaarlijks een aanzienlijke hoeveelheid watervogels bij deze vorm van visserij de dood vindt?1 Hoe beoordeelt u dit?
Ik ben op de hoogte van de inhoud van de vergunning die de gedeputeerde staten van Flevoland op 25 januari 2012 op basis van de Natuurbeschermingswet 1998 (Nbwet) hebben verleend voor de beroepsvisserij in het Markermeer-IJmeer. Provincie Flevoland is hiervoor het bevoegde gezag en dient op grond van de Nbwet te bepalen in hoeverre door de vergunningaanvragers voldoende is onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten.
Kunt u bevestigen dat uit onderzoek van de overheid is gebleken dat naar schatting 15 000 beschermde watervogels de dood vonden in 2003 in het Markermeer en het IJsselmeer tezamen door het toepassen van de visserijtechniek «staandwant»? Kunt u ook bevestigen dat dit er zelfs 50 000 betroffen in 1999 in hetzelfde gebied veroorzaakt door dezelfde visserijtechniek?
Er is in 1999 gerapporteerd door het RIZA (in opdracht van Rijkswaterstaat). De genoemde 50 000 betreft echter een schatting van de vogelsterfte in 1989. In 2003 is onderzoek gedaan door een onafhankelijk adviesbureau (in opdracht van het toenmalige Ministerie van LNV). Dit bureau heeft tevens de mogelijke maatregelen onderzocht die de bijvangst van watervogels verminderen. Zo bleek het plaatsen van jonen (drijvende bakens) met reflecterende strippen op de netten de bijvangst met 70% te reduceren.
Is het waar dat onder meer soorten als de tafeleend, de grote zaagbek en de toppereend slachtoffer worden van deze vistechniek? Kunt u bevestigen dat deze soorten een landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding kennen?
De bijvangst betreft watervogels die hun prooi achtervolgen in het water of op de bodem naar voedsel zoeken, zoals bovenstaande soorten. De in de vraag genoemde soorten kennen een landelijke zeer ongunstige staat van instandhouding.
Deelt u de mening dat het doden van zoveel beschermde vogels niet is toegestaan en zeker niet in een Natura 2000-gebied dat juist is aangewezen ter bescherming van deze vogelsoorten?
De visserij met staand want is toegestaan als er kan worden onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten. Door het opnemen van bepaalde vergunningsvoorwaarden (ondermeer het plaatsen van jonen en op belangrijke locaties een verbod op staand want), worden de (significant) negatieve effecten gemitigeerd. De provincie Flevoland heeft geoordeeld dat voldoende is onderbouwd dat er geen (significant) negatieve effecten optreden ten aanzien van de beschermde vogelsoorten.
Onderschrijft u dat de provincie Flevoland het natuurlijk gedrag van watervogels niet goed heeft beoordeeld wanneer zij aangeeft dat vogels zich kunnen bevrijden uit netten met een maaswijdte van boven de 14 centimeter, aangezien de watervogels onder water jagen met uitgeslagen vleugels? Zo nee, op basis van welk wetenschappelijk onderzoek ontleent u die zekerheid?
De provincie Flevoland beoordeelt of en onder welke voorwaarden kan worden gevist met staand want.
Deelt u de mening dat het vissen met «staandwant» in het Natura 2000-gebied Markermeer indruist tegen de nationale en internationale regelgeving? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid?
Zie antwoord op vraag 4.
Onderschrijft u dat u verantwoordelijk bent voor de correcte uitvoering en naleving van de Europese Vogel- en Habitatrichtlijn en de Flora- en faunawet? Zo ja, wanneer en op welke wijze gaat u maatregelen treffen tegen de toestemming van de provincie Flevoland?
Ja, ik ben voor het gestelde verantwoordelijk. Ik zie echter geen aanleiding gebruik te maken van mijn bevoegdheid een aanwijzing te geven ter zake van de door Flevoland verleende vergunning. Er is mij op geen enkele wijze gebleken dat de vergunning niet weloverwogen is verleend. Eventuele bezwaren tegen de vergunning kunnen door partijen worden ingediend op de daarvoor geëigende wijze.
De positie van vrouwen en het aanpakken van discriminatie in Egypte na de verkiezingen |
|
Kathleen Ferrier (CDA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht van Amnesty International over zorgen om positie vrouwen en het aanpakken van discriminatie in Egypte na de verkiezingen?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het feit dat de twee grootste partijen in Egypte deze fundamentele waarden niet onderschrijven?
De Partij voor Vrijheid en Gerechtigheid van de Moslimbroeders stelt in haar partijmanifest tegen discriminatie op grond van geslacht te zijn en mensenrechten te respecteren. Volgens officiële uitlatingen van vertegenwoordigers van de salafistische Nour-partij staat de partij geen discriminatie tussen mannen en vrouwen voor. Hoe zich dit in de praktijk zal vertalen moet nog blijken. De Nederlandse regering zal de nieuwe Egyptische regering ook wat betreft vrouwenrechten beoordelen op haar daden.
Hoe beoordeelt u de ontwikkeling van de positie van vrouwen in Egypte een jaar na de start van de revolutie op het Tahrirplein?
Vrouwen hebben een belangrijke rol gespeeld tijdens de gebeurtenissen van het afgelopen jaar. (Minder dan twee procent van het totale aantal zetels in het nieuwe parlement wordt nu bezet door vrouwen). Door de verslechterde veiligheidssituatie is seksueel geweld tegen vrouwen toegenomen.
Welke concrete stappen zult u zetten, in lijn met uw gezamenlijke statement met de Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken Hillary Clinton in 20112, om verbetering van de positie van vrouwen te bewerkstelligen?
Nederland is van oudsher een van de belangrijkste ondersteuners van vrouwenrechten in Egypte. Op dit thema vindt nauw overleg plaats met andere donoren, waaronder de VS. In officiële contacten met de Egyptische autoriteiten wordt het belang van vrouwenrechten benadrukt en wordt Egypte gewezen op zijn internationale verplichtingen op het gebied van mensenrechten. In 2011 heeft Nederland zich in de EU sterk gemaakt voor het bevorderen van de politieke participatie van vrouwen in de Arabische regio. Dit beleid wordt voortgezet.
Ik heb in 2011 een aantal nieuwe activiteiten opgestart in Egypte met als doel de economische en politieke rechten en participatie van vrouwen te bevorderen, met een budget van € 724 000 in 2012. Daarnaast hebben Egyptische Vrouwen NGO’s financiering aangevraagd bij het UN Women Fund for Gender Equality dat in 2011 en 2012 op de Arabische regio is gericht. Nederland heeft hierin voor 2011
€ 950 000 aan bijgedragen.
Beperking bewegingsvrijheid van buitenlanders in Egypte |
|
Henk Jan Ormel (CDA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Wat is uw mening over de invallen in kantoren van de Konrad Adenauer Stiftung, International Republican Institute (IRI) en National Democratic Institute (NDI) in Caïro, Luxor en Alexandrië?1
Vrijheid van vereniging en vrijheid van meningsuiting zijn essentieel in een democratische rechtsstaat. Ook EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft haar zorg over de invallen in een verklaring op 30 december jl. geuit. Zij heeft de Egyptische autoriteiten opgeroepen de niet-gouvernementele organisaties (NGO’s) in staat te stellen hun werk ter bevordering van het transitieproces in Egypte te doen.
Kunt u aangeven welke buitenlanders Egypte niet meer mogen verlaten en wat daarvoor als reden wordt opgegeven door de Egyptische autoriteiten?
De Nederlandse ambassade in Cairo heeft geen bevestiging kunnen krijgen van het precieze aantal buitenlanders dat Egypte niet mag verlaten. Op basis van berichtgeving in de media wordt aangenomen dat circa veertien Amerikanen en zes Europeanen het land niet mogen verlaten omdat zij werken voor internationale NGO’s waartegen een gerechtelijk onderzoek loopt naar «illegale buitenlandse geldstromen».
Worden er juridische stappen en rechtszaken voorbereid tegen deze mensen? Zo ja, wat zijn de aanklachten?
Drieënveertig medewerkers van lokale en internationale NGO’s zullen strafrechtelijk worden vervolgd. De aanklacht luidt onder meer het oprichten en beheren van vestigingen van internationale organisaties zonder de hiervoor benodigde toestemming van de Egyptische regering, alsook het ontvangen van illegale fondsenuit het buitenland om deze organisaties in Egypte op te richten en te beheren.
Wat is uw mening over deze aanklachten en wat zijn de gevolgen voor Nederlandse niet-gouvernementele organisaties die in Egypte een bijdrage willen leveren aan democratisering?
De precieze gevolgen van de voorgenoemde aanklachten voor Nederlandse NGO’s in Egypte zijn nog niet goed in te schatten. Voor zover nu bekend betreffen de aanklachten van de Egyptische autoriteiten geen Nederlanders of door Nederland gefinancierde organisaties. Zie ook het antwoord op vraag 6.
Biedt de Nederlandse ambassade in Cairo ook (net als de Amerikaanse ambassade) de mogelijkheid van onderdak aan Nederlandse staatsburgers in dienst van Nederlandse niet-gouvernementele organisaties in Egypte?
Nederlanders in dienst van Nederlandse NGO’s in Egypte ontvangen indien nodig consulaire hulp van de Nederlandse ambassade in Egypte. Dat is nu niet aan de orde.
Bent u bereid om in krachtige bewoordingen aan te dringen op bewegingsvrijheid voor buitenlanders in Egypte?
Ik sluit mij volledig aan bij het strakke standpunt van de EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton, zoals verwoord in haar verklaring van 1 februari jl. Het maatschappelijk middenveld vervult een cruciale rol in het transitieproces van Egypte. Eventuele onderzoeken naar NGO’s die financiële steun uit het buitenland krijgen dienen plaats te vinden binnen de daarvoor bestaande juridische kaders. De Hoge Vertegenwoordiger dringt er terecht met klem op aan bij de Egyptische autoriteiten om de vrijheid van vereniging te respecteren en NGO-wetgeving aan te nemen die volledig voldoet aan internationale standaarden.
Wilt u het initiatief nemen om de beperking van bewegingsvrijheid voor buitenlanders in Egypte ook in Europees verband te veroordelen?
Nederland heeft EU Speciaal Vertegenwoordiger voor het zuidelijke Middellandse Zeegebied, Bernardino León, gevraagd deze kwestie tijdens zijn bezoek aan Egypte krachtig aan de orde te stellen bij de Egyptische autoriteiten.
Kunt u de vragen beantwoorden vóór 7 februari, wanneer de Kamer met u spreekt over de Arabische regio?
De vragen zijn zo snel mogelijk beantwoord.
De risico's van software voor het op afstand besturen van industriële processen |
|
Gerard Schouw (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Scada-beveiliging een structureel probleem» Joost Schellevis?1
Ja.
Onderschrijft u de stelling van de schrijver dat, anders dan in het Cybersecuritybeeld Nederland 2011 wordt gesuggereerd, het niet nodig is om over uitzonderlijk geavanceerde software te beschikken om een aanval op een beheerssysteem van bijvoorbeeld een riolering te laten slagen?
Ja. Het is niet nodig om over uitzonderlijk geavanceerde software te beschikken om een aanval op een beheerssysteem van bijvoorbeeld een riolering te laten slagen. In het Cyber Security Beeld Nederland (CSBN) 2011 is niet anders gesuggereerd.
Het CSBNgaat enerzijds in op generieke risico's van SCADA-systemen en anderzijds op de specifieke mogelijkheid van een gerichte aanval met een variant op de Stuxnet malware om een vitaal proces te verstoren. Over dit laatste stelt het CSBN dat het ontwikkelen van een variant op Stuxnet om op soortgelijke wijze SCADA-systemen van andere vitale processen te verstoren «diepgaande kennis vereist van het aan te vallen proces».
Welke veiligheidseisen worden er gesteld aan Scada-systemen, zowel bij de overheid als in de commerciële sector? Hoe wordt hier toezicht op gehouden? Indien er toezicht gehouden wordt, wat is dan het beeld dat toezichthouders hebben van de veiligheid van de systemen?
Organisaties binnen de overheid en de commerciële sector zijn zelf verantwoordelijk voor hun SCADA-systemen.
Het NCSC adviseert de overheid en de commerciële sector over veiligheid van SCADA-systemen. Zo heeft het NCSC een checklist2 «security on-line SCADA-systemen» ontwikkeld . Deze adviezen zijn gezonden aan vitale organisaties bij de overheid en in de commerciële sector.
Toezicht op de veiligheid van SCADA-systemen ligt bij sectorale toezichthouders, die vallen onder de relevante vakdepartementen. Naast algemene wet- en regelgeving bestaat er op het sectorale niveau relevante wet- en regelgeving met daarbij voor de diverse sectoren van toepassing zijnde verplichtingen. Deze wet- en regelgeving laat zich veelal kenmerken door de specifieke focus op de sector.
Onderschrijft u de waarschuwing voor het gevaar van USB-sticks? Kunnen in cruciale industriële infrastructuren, zoals de kerncentrale van Borssele, datadragers van buitenaf, zoals usb sticks, vrij ingevoerd worden? Bestaan hier beveiligingsprotocollen voor?
Ik onderschrijf de waarschuwing voor het gevaar van USB-sticks. Het NCSC/Govcert.nl heeft in adviezen over informatiebeveiliging gewezen op de risico’s die zijn verbonden aan het gebruik van USB-sticks.
(Vitale) organisaties zijn zelf verantwoordelijk voor het uitvoeren van de adviezen van het NCSC, het opstellen van beveiligingsprotocollen en de naleving daarvan. Het valt nooit helemaal uit te sluiten dat datadragers van buitenaf worden ingevoerd. Met betrekking tot het door u aangehaalde voorbeeld van de kerncentrale Borssele merk ik op dat de beveiliging van de centrale in algemene zin een hoge prioriteit kent. Zo heeft in het najaar 2011 een stresstest safety door de vergunninghouder van de kerncentrale Borssele plaatsgevonden. Hierin is ondermeer onderzocht of, en zo ja op welke wijze, cyberaanvallen op onder meer sturingssystemen van de kerncentrale uitgevoerd kunnen worden. Geconcludeerd is dat de systemen in de kerncentrale goed uitgerust is om dit soort aanvallen te kunnen weerstaan.
Hoe beoordeelt u de veiligheidsrisico’s van Scada-systemen die rechtstreeks op het internet zijn aangesloten?
Het aansluiten van Industriële Controle Systemen(ICS) zoals SCADA op het internet vergroot de veiligheidsrisico’s. Voor alle systemen die een koppeling hebben met het internet geldt dan ook, dat hierbij uiterste zorgvuldigheid betracht dient te worden. De beveiliging van dergelijke systemen is een verantwoordelijkheid van ieder betrokken bedrijf of organisatie. Zoals gezegd zal het NCSC intensief samenwerken met de vitale sectoren om de kennis over SCADA-systemen en de beveiliging daarvan op een hoger niveau te brengen.
Is er op Europees niveau aandacht voor de veiligheidsrisico’s van Scada-systemen? Zo ja, welke activiteiten worden er op dit gebied ontplooid? Zo nee, bent u bereid hier aandacht voor te vragen?
Ook op Europees niveau is er aandacht voor de veiligheidsrisico’s van procesbesturingsystemenen en lopen er al diverse activiteiten.
Het ontbreken van instemming bij experimenten met prestatiebelonging in het onderwijs |
|
Jasper van Dijk |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Geen instemming gevraagd bij proef prestatiebeloning»?1
In 2011 is een aantal schoolbesturen al, vooruitlopend op de Regeling Prestatiebeloning in het onderwijs, aan de slag gegaan met prestatiebeloning in het onderwijs. Zij hebben, in overleg met leraren en de vertegenwoordiging van het personeel in de medezeggenschapsraad, de voorbereidingen getroffen voor het uitvoeren van een pilot. De ervaringen met de voorbereiding voor deze pilots door zowel de schoolbesturen als de begeleidende onderzoekers is goede input geweest voor de regeling waar ik de Kamer per brief over heb geïnformeerd. Ik heb eerder ook besloten om deze schoolbesturen, vooruitlopend op de regeling Prestatiebeloning in het onderwijs, al financieel te ondersteunen. Daarbij heb ik aan hen wel de eis gesteld dat bij continuering van de pilot het desbetreffende schoolbestuur alsnog een aanvraag doet conform de eisen in de regeling.
Is het waar dat niet alle van de op 17 november jl. gepresenteerde scholen die experimenteren met prestatiebeloning, daarvoor expliciet toestemming hebben gekregen van hun medezeggenschapsraad? Zo ja, op welke scholen heeft de medezeggenschapsraad geen expliciete toestemming gegeven? Zo neen, waarin zit het verschil van inzicht met de Algemene Onderwijsbond?
De schoolbesturen die als voorlopers van start zijn gegaan is voorafgaand aan subsidiering gevraagd of er draagvlak is bij het personeel voor het doen van een pilot. Dit werd in alle gevallen positief beantwoord. De schoolbesturen hebben echter niet om formele instemming van de medezeggenschapsraad gevraagd, door middel van een handtekening. Wel is in alle gevallen afstemming geweest met de medezeggenschapsraad.
Is het waar dat een medezeggenschapsraad altijd om instemming moet worden gevraagd wanneer er veranderingen zijn rondom de beloning van personeel? Zo ja, waarom is dat in deze gevallen niet gebeurd?
De Wet Medezeggenschap Scholen (WMS) en de Wet op de Ondernemingsraden (WOR) zijn hier duidelijk over: instemming van de MR/OR is noodzakelijk bij vaststelling of wijziging van het beleid met betrekking tot de toekenning van salarissen, toelagen en gratificaties aan het personeel. In de regeling Prestatiebeloning in het onderwijs is deze eis nog eens expliciet benoemd. In het geval van deze voorlopers ben ik er vanuit gegaan dat deze schoolbesturen, waar nodig overleg zouden voeren met de MR/OR. Dit is in alle gevallen ook gebeurd.
Op welke wijze verschillen de gepresenteerde «voorloper»-scholen van de scholen die mee gaan doen aan de gepresenteerde experimenten, bijvoorbeeld wat betreft instemming van het personeel, alsmede de criteria waarmee prestatiebeloning wordt uitgekeerd?
De voorloper scholen vallen met hun pilot níet onder de regeling Prestatiebeloning in het onderwijs. De criteria die in de regeling zijn opgenomen waren voor deze voorloper-scholen niet van toepassing.
Waarom voldoen de gepresenteerde «voorloper»-scholen niet aan de criteria voor experimenten rondom prestatiebeloning?
Juist omdat het voorloperscholen waren. Hun ervaringen zijn input geweest voor het ontwerp van de regeling Prestatiebeloning in het onderwijs.
Waarom zijn tal van experimenten gestart die onvergelijkbaar zijn, aangezien niet in alle gevallen sprake is van instemming van het personeel?
Er zijn nog geen experimenten in het kader van de regeling Prestatiebeloning in het onderwijs gestart. Die worden pas na 1 april 2012 bekend gemaakt. De voorloperscholen hadden hun functie met name in de voorbereiding van de komende experimentperiode.
Hoeveel van de gepresenteerde «voorloper»-scholen zijn nu nog actief bezig met experimenten rondom prestatiebeloning?
De experimenten in Amsterdam (PO) en Zeeland (MBO) zijn in volle gang. In Noord-Holland-Noord (VO) hebben 2 van de 3 deelnemende schoolbesturen helaas besloten om met de pilot te stoppen.
Deelt u de mening dat de uitkomst van de experimenten op de «voorloper»-scholen weinig zinvol zijn, aangezien er geen draagvlak onder het personeel is vanwege het ontbreken van instemming door de medezeggenschapsraad?
Nee, die mening deel ik niet. Uiteraard is het wel van groot belang dat het personeel goed betrokken blijft.
Deelt u de mening dat de experimenten beter gestaakt kunnen worden, nu duidelijk is dat ze gebaseerd zijn op arbitraire criteria en er nog altijd geen draagvlak is onder het personeel? Zo neen, waarom niet?
De mening dat er sprake is van arbitraire criteria deel ik niet. Het uitgangspunt in de experimenten is dat de scholen zelf de prestatiecriteria formuleren op basis waarvan de prestatiebeloning wordt toegekend.
Hoe oordeelt u over het artikel in het Onderwijsblad2 waarin de onderzoeker over prestatiebeloning zegt: «Het is en blijft voor een deel tasten in het duister»?
Dat lijkt me een zeer terechte constatering van deze onderzoeker. Met de inrichting van een experimenteerperiode proberen we juist wat meer licht in de duisternis te brengen. Daar helpt de betreffende onderzoeker gelukkig ook hard aan mee.
Erkent u dat het bijzonder lastig wordt om algemene uitspraken te doen over prestatiebeloning in het onderwijs, aangezien alleen welwillende schoolbesturen meedoen met uw experimenten?
Ik ben er nog lang niet aan toe om algemene uitspraken te doen. Verder: het is inherent aan het werken met experimenten dat de aanvragers zelf willen uittesten hoe dit instrument in de praktijk uitpakt.
Deelt u de mening dat het onderwijs niet opnieuw moet worden opgezadeld met een kostbaar experiment dat een reële kans maakt om te mislukken? Zo nee, kunt u zich voorstellen dat talloze leraren niet zitten te wachten op prestatieloon, te meer omdat zij weten dat het budget hiervoor afkomstig is van bezuinigingen op het zogenaamde «passend onderwijs»?
Nee, die mening deel ik niet. Leraren krijgen graag waardering voor het werk dat zij doen en of dit type waardering in de Nederlandse situatie leidt tot betere resultaten kan alleen worden vastgesteld door experimenten te laten plaatsvinden.
Indien uw experimenten mislukken, betreurt u dan het feit dat het onderwijs drie jaar lang voor niets hiermee is lastig gevallen? Zo ja, is het dan niet wijzer om elders te experimenteren, alvorens het onderwijs hiermee te belasten?
Experimenten kunnen eigenlijk niet mislukken; zij dienen er immers voor om vast te stellen welke concrete prikkel wel of niet werkt.
Het ontduiken van de werkvergunningplicht voor Roemeense en Bulgaarse werknemers door Nederlandse bedrijven |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Martijn van Dam (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Meer detachering van Oost-Europeanen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat bedrijven detacheringsconstructies en ZZP-constructies2 misbruiken om de werkvergunningplicht voor arbeidskrachten uit Roemenië en Bulgarije te ontduiken? Zo nee, hoe verklaart u dan dat bedrijven steeds vaker van deze constructies gebruik maken?
Zoals ik in mijn brief van 27 februari 2012 aan uw Kamer3 heb aangegeven, is er sprake van een stijging van het aantal notificaties, van 9 756 in 2010 tot 13 364 in 2011. Deze toename van het totaal aantal notificaties is grotendeels toe te schrijven aan de bouw- en metaalsector. Tegenover deze toename staat echter niet een evenredige daling van het aantal tewerkstellingsvergunningen. Deze stijging van het aantal notificaties wijst dus niet op voorhand op misbruik. Signalen dat detacheringsconstructies worden misbruikt om de werkvergunningplicht te ontduiken voor arbeidskrachten uit Roemenië en Bulgarije neem ik echter zeer serieus.
Ik zal daarom laten onderzoeken wat de oorzaak is van de stijging van het aantal notificaties in verband met dienstverleningsconstructies. Tegelijkertijd zal ik maatregelen treffen tegen misbruik van de notificatieregeling. Ik verwijs daarvoor naar het antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat bovengenoemde ontwikkeling onwenselijk is en ook strijdig is met de doelstelling van de motie Van Dam/Van Nieuwenhuize-Wijbenga3 en met uw eigen voornemen om geen enkele werknemer uit Roemenië of Bulgarije toe te laten op de Nederlandse arbeidsmarkt?
Het vrije verkeer van diensten staat toe dat arbeidskrachten van buiten de EU tijdelijk diensten in Nederland mogen verrichten voor een in een andere lidstaat gevestigde dienstverlener. Het moet dan gaan om zuivere dienstverlening, dus niet om diensten die uitsluitend bestaan uit het leveren van arbeidskrachten. Indien sprake is van schijnconstructies en onderbetaling moeten deze krachtig worden bestreden.
Zoals ik in het debat over verlenging van de overgangstermijn voor Bulgarije en Roemenië5 heb aangegeven, zal bij de herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (Wav) een quotumregeling worden ingevoerd, waarbij het quotum voor bepaalde sectoren ook op nul kan worden gesteld.
Heeft u mogelijkheden om de bovengenoemde ontwikkelingen te bestrijden? Zo ja, welke? Heeft u overwogen deze in te zetten? Zo nee, waarom niet? Ziet u mogelijkheden om bedrijven die de werkvergunningplicht ontduiken op andere dan de gebruikelijke wegen aan te spreken en aan te pakken, zoals bijvoorbeeld het ontnemen van subsidies, belastingvoordelen en privileges? Zo ja, bent u bereid deze in te zetten?
Als werkgevers detacheringsconstructies misbruiken, is sprake van illegale tewerkstelling. Dat betekent een overtreding van de Wav en daarop staan forse boetes: de boete voor een werkgever bedraagt momenteel € 8 000,– per werknemer die illegaal tewerkgesteld wordt. In het kader van het wetsvoorstel fraudeaanpak dat ik binnenkort zal aanbieden wordt de boete voor werkgevers verhoogd tot € 12 000,– bij eerste overtreding, € 24 000,– bij tweede overtreding en € 36 000,– bij derde overtreding. Daarnaast wordt het mogelijk om werkzaamheden stil te leggen als een bedrijf meerdere keren de regels omtrent legale tewerkstelling overtreedt.
Daarbovenop wil ik ook andere maatregelen nemen om schijnconstructies tegen te gaan, zoals ik in mijn brief van 27 februari 2012 heb aangekondigd. Ik denk daarbij aan een aanscherping van de uitvoeringspraktijk, waarbij het UWV en de Inspectie SZW hun gegevens nog gerichter kunnen uitwisselen. Ook wil ik de termijn aanpassen waarbinnen genotificeerd moet worden (dat kan nu ook als de werkzaamheden al zijn begonnen) en de termijn begrenzen waarvoor de notificatie geldt. Op die manier wil ik misbruik van de notificatieregeling verder terugdringen.
Bovendien wil ik de Wet arbeid vreemdelingen aanvullen met de verplichting dat de werkgever bij controle schriftelijke bewijsstukken over moet kunnen leggen waaruit de aard van de arbeidsverhouding blijkt.
Deelt u de mening dat bij het veelvuldig en op grote schaal gebruik maken van detacheringsconstructies sprake is van onzuivere dienstverlening? Zo ja, bent u bereid om deze in samenwerking met de Arbeidsinspectie met voorrang te bestrijden? Zo nee, waarom niet?
Of sprake is van zuivere of onzuivere dienstverlening moet blijken uit de praktijk. De Inspectie SZW toetst bij controles of daadwerkelijk sprake is van zuivere dienstverlening.
De Inspectie SZW controleert nu al intensief op de naleving van regels omtrent legale tewerkstelling in de land- en tuinbouwsector. Specifiek ten aanzien van de champignonsector heb ik de Inspectie SZW gevraagd extra capaciteit in te zetten voor controles van bedrijven die een verhoogd risicoprofiel hebben. Ter versterking van de controles zal de Wav worden aangevuld met de verplichting dat de werkgever met bewijsstukken moet aantonen waaruit de aard van de arbeidsverhouding tussen hem en de arbeidskrachten blijkt.
Is het waar dat de inspectiedienst van uw ministerie bedrijven wel verplicht om melding te maken van een detacheringsconstructie maar dat nog niet wordt getoetst of sprake is van zuivere dan wel onzuivere dienstverlening? Zo ja, bent u van plan deze praktijk te wijzigen en hier in de toekomst wel op te toetsen?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat de kosten van deze arbeidskrachten een stuk lager liggen dan de kosten voor Nederlandse arbeidskrachten aangezien de detacheringbureaus in Roemenië en Bulgarije niet zijn gebonden aan premies, belastingen en cao-afspraken die in Nederland gelden? Deelt u de mening dat het feit dat het aantal gedetacheerde arbeidskrachten in de bouw in 2011 met 35% is gestegen ondanks de malaise in de bouwsector een bewijs is van verdringing en onwenselijke concurrentie op arbeidsvoorwaarden?
Voor de Roemenen en Bulgaren die in Nederland zijn gedetacheerd, zijn de detacheringsbureaus gebonden aan de wettelijke minimumbepalingen en aan de «harde kern» van arbeidsvoorwaarden volgens de algemeen verbindend verklaarde cao in de betreffende sector. Daaronder vallen cao-loon, vakantiedagen, rusttijden, maximale werktijden, regels en voorwaarden voor uitzendwerk, veiligheidsmaatregelen en gelijke behandeling. Gedetacheerde arbeidskrachten hebben dus recht op dezelfde arbeidsvoorwaarden als Nederlandse arbeidskrachten.
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 4 uiteen heb gezet, is de toename van het aantal notificaties voor mij aanleiding om de controle op misbruik van de notificatieregeling onverminderd voort te zetten en nieuwe maatregelen te treffen.
Kunt u aangeven of de in het artikel genoemde schatting dat tussen de 80 000 en 100 000 Roemenen en Bulgaren illegaal in Nederland werken ruwweg klopt? Zo nee, om welke aantal en schat u dat het hier gaat?
Cijfers over Roemenen en Bulgaren die illegaal in Nederland werken, zijn niet bekend. Schattingen van het aantal Roemenen en Bulgaren dat in Nederland verblijft, geregistreerd en niet-geregistreerd, lopen uiteen van 93 000 tot 117 000.6
Het betalen van toon- en tipgeld |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Herinnert u zich nog de brief1, waarin uw ambtsvoorganger het beleid uiteen gezet heeft over de toon- en tipgeldregeling?
Ja.
Is het waar dat de rechter heeft bepaald dat in individuele gevallen de overeenkomst van de staat met de tipgever openbaar gemaakt dient te worden?2
In de uitspraak waarnaar wordt verwezen heeft de rechter inderdaad beslist dat de Belastingdienst de overeenkomst met de tipgever aan de belastingplichtige in die procedure moest verstrekken. De rechter heeft echter in dezelfde beslissing de Belastingdienst ook de ruimte gelaten om te volstaan met «een overzicht van de op de zaak betrekking hebbende stukken die om gewichtige redenen al dan niet gedeeltelijk geheim worden gehouden met daarbij een opgave van die redenen». De Belastingdienst heeft bij het uitvoeren van de uitspraak voor deze mogelijkheid gekozen.
De belastingplichtige nam met deze wijze van uitvoering geen genoegen en heeft de rechter vervolgens nogmaals gevraagd om de stukken ongeanonimiseerd te laten overleggen. Tot een nieuwe uitspraak is het echter niet meer gekomen omdat de rechter tijdens de zitting aangaf dat de Belastingdienst aan de beslissing in de uitspraak van 22 maart 2011 heeft voldaan.
Hoe vaak is er sinds het schrijven van de in vraag 1 bedoelde brief, toon- en tipgeld betaald door het Ministerie van Financiën, c.q. de Belastingdienst? Kunt u voor elk van de gevallen het bedrag vermelden en een algemene beschrijving geven van de zaak, alsmede de achterliggende overeenkomsten, zo nodig geanonimiseerd? Kunt u voor elk van de gevallen aangeven wat de (procentuele) relatie is met de opbrengsten/voordelen voor de staat?
Sinds het schrijven van de genoemde brief hebben zich geen nieuwe gevallen voorgedaan waarin tipgeld is betaald. Zoals in de brief is uiteengezet behoort tot het kader voor de tipgeldregeling onder meer dat geen concessies in de heffing- en invorderingssfeer worden gedaan en dat geen strafrechtelijke immuniteit wordt verleend.
Waren de ontvangers van toon- en tipgeld zelf onderwerp van strafrechtelijk of fiscaal onderzoek? Zo ja, is aan de betrokkenen gehele of gedeeltelijke immuniteit verleend?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is het beleid van het ministerie van Financiën voor het betalen van toon- en tipgeld in de situatie dat de tipgever directe schade ondervindt door het geven van de tip?
Zoals in de genoemde brief is uiteengezet behoort tot het geldende kader eveneens dat in alle gevallen een inschatting moet worden gemaakt van mogelijk aan het geven van de tip verbonden risico’s voor de tipgever en de betrokken ambtenaren. Dit betekent onder meer dat de Belastingdienst de tipgever wijst op de aan de tip voor hem persoonlijk mogelijk verbonden risico’s. In daartoe aanleiding gevende gevallen zal dit aspect in de overeenkomst met de tipgever worden meegenomen.
Kunt u aangeven of er ambtelijke instructies zijn aan medewerkers van Justitie en de Belastingdienst om tipgevers al dan niet te wijzen op de vigerende toon- en tipgeldregeling? Zijn er instructies hoe ze daar vervolgens mee dienen om te gaan?
Zoals in de genoemde brief is uiteengezet is uitgangspunt van het beleid van de Belastingdienst dat burgers informatie over ernstige vormen van belastingfraude om niet ter beschikking stellen van de Belastingdienst en dat betaling van tipgeld tot uitzonderingsgevallen behoort te worden beperkt. De Belastingdienst hanteert op dit punt een zeer terughoudend beleid. Dit betekent onder meer dat aan tipgevers geen hoge beloningen in het vooruitzicht worden gesteld, mede om een premiejagercultuur te voorkomen en crimineel gedrag niet uit te lokken.
Tipgeveraangelegenheden worden op centraal niveau beoordeeld en behandeld, waarmee eenheid van beleid is gegarandeerd.
Zo ja, kunt u deze instructies naar de Kamer sturen? Zo nee, bent u bereid deze op korte termijn te laten opstellen, zodat alle medewerkers van Justitie en de Belastingdienst in gelijke gevallen op dezelfde manier te werk gaan? Wilt u deze instructies dan, eventueel vertrouwelijk, naar de Kamer sturen?
Zie antwoord vraag 6.
Onder welk artikel van de rijksbegroting vallen de toon- en tipgelden die worden uitbetaald?
De door de Belastingdienst uitbetaalde tipgelden vallen onder artikel 1 van hoofdstuk IX B van de rijksbegroting.
Onder verwijzing naar de website van het Openbaar Ministerie waar staat: «Er is nog een aantal situaties waarin Justitie geld beschikbaar stelt om de opsporing en vervolging van ernstige strafbare feiten mogelijk te maken en te vergemakkelijken... Die zijn vastgelegd in de Regeling Bijzondere Opsporingsgelden van de minister van Justitie.» (http://www.om.nl/onderwerpen/item_147969/@121377/tipgeld_en_andere/) , kunt u de geldende regeling en regelgeving aan de Kamer doen toekomen?
Het vigerende beleid van de Belastingdienst is uiteengezet en toegelicht in de al genoemde brief van 2 februari 2010, Kamerstukken II 2009–2010, 31 066, nr. 85.
Mijn ambtgenoot van V en J heeft zich desgevraagd bereid getoond om de Regeling (circulaire) Bijzondere Opsporingsgelden alsnog in de Staatscourant te laten publiceren.
2578 onderschepte dode zeepaardjes op Schiphol |
|
Anja Hazekamp (PvdD) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het feit dat een Peruviaanse vrouw die op Schiphol betrapt is met 2578 dode zeepaardjes in haar koffer enkel een boete hoefde te betalen en vervolgens haar reis naar Hongkong kon voortzetten?1
Ja.
Was er hier sprake van een steekproef of van een stelselmatige controle waarbij deze dieren werden aangetroffen?
Volgens het Openbaar Ministerie ging het in dit geval om een steekproefsgewijze controle.
Deelt u de mening dat Nederland een internationale verplichting heeft om zeepaardjes, net zoals andere bedreigde diersoorten, te beschermen en de handel in deze diersoorten te voorkomen?
Het zeepaardje is beschermd op grond van het CITES-verdrag, waaraan op Europees niveau toepassing is gegeven via de CITES-basisverordening. Nederland onderschrijft de doelen van het verdrag ten aanzien van de regulering van de handel in bedreigde dier- en plantensoorten ter bescherming van deze soorten.
Kunt u inzicht geven in het aantal en de aard van de inbeslagnames van beschermde en bedreigde diersoorten in onze lucht- en zeehavens in de afgelopen drie jaar? Wat is er vervolgens gebeurd met de inbeslaggenomen dode dieren?
In de afgelopen drie jaar zijn onderstaande aantallen planten, dieren en onderdelen daarvan, die op grond van het CITES-verdrag en de CITES-basisverordening worden beschermd, door de douane in beslag of in bewaring genomen en bij Dienst Regelingen in bewaring gegeven.
2009
2010
2011
Dode materialen
490
520
510
Levende dieren en planten
20
30
40
Totaal
510
550
550
De categorie levende dieren en planten bestaat vooral uit planten. Er worden slechts enkele levende dieren per jaar in beslag of in bewaring genomen.
Er wordt eerst nagegaan of in beslag of in bewaring genomen levende dieren terug kunnen naar het land van herkomst. Wanneer dit niet mogelijk is, worden dieren opgevangen bij een opvangadres in Nederland. In beslag of in bewaring genomen dode dieren en planten of delen daarvan worden in de regel, na vrijgave door het Openbaar Ministerie, onttrokken aan het verkeer door vernietiging. Zij mogen niet worden verhandeld. Enkele dode materialen die zeer bijzonder zijn, kunnen worden gebruikt voor educatieve doeleinden.
Is het waar dat Nederland een belangrijke rol speelt in de illegale handel en doorvoer van exotische dieren? Zo nee, waaraan ontleent u die zekerheid? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
Ik beschik niet over aanwijzingen dat Nederland een belangrijke rol zou spelen in de illegale handel en doorvoer van exotische dieren. Verder verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 8.
Hoe hoog was de boete die de vrouw heeft moeten betalen? Waarom is de maximale strafmaat niet gehanteerd? In welke gevallen wordt de maximale strafmaat wel gehanteerd bij de illegale handel in bedreigde diersoorten?
Overtreding van het relevante artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet kan op grond van artikel 6, eerste lid onder 1, Wet op de economische delicten leiden tot een gevangenisstraf van ten hoogste zes jaar, een taakstraf of een geldboete van de vijfde categorie. Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat in dit geval een transactie is aangeboden van € 3500, die door verdachte is geaccepteerd. Ook zijn de zeepaardjes in beslag genomen en aan het verkeer onttrokken. Het Openbaar Ministerie heeft bij het bepalen van de hoogte van het transactievoorstel rekening gehouden met de straf die de rechter in soortgelijke gevallen heeft opgelegd. Voorts zijn de persoonlijke omstandigheden, waaronder de draagkracht, van verdachte meegewogen. Ten slotte is overwogen dat, gelet op het feit dat verdachte geen woon- of verblijfplaats in Nederland heeft, de kans op een geslaagde vervolging en executie van een eventueel vonnis betrekkelijk gering was geweest.
Het opleggen van een gevangenisstraf kan, dit ter beoordeling van de rechter, in beeld komen als het gaat om complexe zaken waarin sprake is van een grote bedreiging van de te beschermen belangen, en uit het gedrag van de verdachte(n) bijvoorbeeld blijkt van een hoge organisatiegraad, een commercieel motief, het meermalen overtreden van de wettelijke voorschriften en/of een hoge omzet.
Deelt u de mening dat deze straf te laag is gezien de enorme hoeveelheid zeepaardjes die de vrouw smokkelde en het feit dat alle soorten zeepaardjes in hun voortbestaan bedreigd worden?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het afschrikeffect van een boete zo laag is dat het mensen niet zal verhinderen bedreigde diersoorten (nogmaals) binnen te smokkelen, vooral gezien het feit dat de handel in bedreigde diersoorten erg lucratief is en individuen, die beschermde diersoorten smokkelen, vaak in opdracht werken van een crimineel georganiseerd netwerk? Deelt u de mening dat met het enkel opleggen van boetes aan deze individuen niet de bron, wordt namelijk de kopstukken uit de georganiseerde handel in dieren, aangepakt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen treft u om de georganiseerde handel in dieren effectiever aan te pakken?
In het strafvorderingsbeleid op het beleidsterrein natuur is opgenomen in welke gevallen, waaronder gevallen van het vervoeren van beschermde diersoorten, het volgens het Openbaar Ministerie gepast is een boete te eisen, waarbij afschrikking wordt meegewogen. Bij recidive vindt verhoging van de boetebedragen plaats. Ik heb met dit strafvorderingsbeleid ingestemd en sta daar nog steeds achter.
Met strafrechtelijk optreden tegen degenen bij wie de dieren zijn aangetroffen worden ook eventuele organisatoren op de achtergrond in zeker mate geraakt, doordat de in beslag genomen dieren niet verder kunnen worden verhandeld. Criminaliteit in relatie tot internationaal georiënteerde, georganiseerde handel is een prioriteit van de bijzondere opsporingsdienst van de NVWA en het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie. Om het afschrikeffect te verhogen wordt daarbij altijd gekeken naar de mogelijkheden om het wederrechtelijk verkregen voordeel af te pakken.
Onder verantwoordelijkheid van de Stuurgroep CITES zal in 2012 een proeftuin worden gestart gericht op (mogelijke) georganiseerde illegale handel in beschermde dier- en plantensoorten. Hieraan zullen ondermeer de NVWA, de politie en de douane deelnemen. Doelen zijn onder andere het blootleggen van (mogelijke) georganiseerde verbanden en het geven van adviezen voor de effectieve aanpak van internationaal georiënteerde (georganiseerde) criminaliteit op het gebied van CITES.
Deelt u de mening dat de smokkel in bedreigde diersoorten te vergelijken is met de handel in drugs, gezien het feit dat er in de handel in bedreigde diersoorten grote sommen geld omgaat en er vaak een netwerk van georganiseerde handel achter schuil gaat? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de maatregelen en strafmaten gelijk te trekken aan de maatregelen en strafmaten die worden gehanteerd voor het tegengaan van drugshandel?
Het voor overtreding van artikel 13, eerste lid, van de Flora- en faunawet geldende strafmaximum van zes jaar gevangenisstraf is al het hoogst mogelijke strafmaximum voor een economisch delict. Op de in- en uitvoer van softdrugs is een strafmaximum gesteld van vier jaar gevangenisstraf. De in- en uitvoer van harddrugs kan met maximaal 12 jaar gevangenisstraf worden bestraft. Het relevante criterium is het beschermde belang. Het beschermde belang is bij het vaststellen van de strafmaat voor het handelen in harddrugs door de wetgever anders gewaardeerd dan bij de strafmaat voor het handelen in beschermde diersoorten. Ik zie geen aanleiding de door de wetgever gemaakte afweging ter discussie te stellen.
Overigens gelden de maatregelen uit Titel IIA van het Eerste Boek van het Wetboek van Strafrecht gelden al voor feiten die op grond van de Wet op de economische delicten en de Opiumwet zijn strafbaar gesteld.
op-schiphol.html
Het bericht betreffende een compensatieregeling voor onvoldoendes op de faculteit der geesteswetenschappen van de Universiteit van Amsterdam |
|
Harm Beertema (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Vijven, en toch een UvA-diploma»?1
Ja.
Deelt u de mening dat een deflatie van diploma’s ongewenst is, zeker in het licht van het breed gedragen streven naar meer kwaliteit in het onderwijs?
Ik deel uiteraard de mening dat deflatie van diploma’s ongewenst is, maar zie op dit moment geen relatie tussen de plannen van de UvA waarvan in het artikel sprake is en een mogelijke diplomadeflatie.
Deelt u de mening dat door deze compensatieregeling van de Universiteit van Amsterdam (UvA) de eisen verlaagd worden, het diploma daarmee aan deflatie onderhevig is en de kwaliteit van het onderwijs geweld wordt aangedaan? Zo nee, waarom niet?
Uw mening dat de voorgestelde compensatieregeling van de UvA er aan bijdraagt dat de eisen verlaagd worden of dat de kwaliteit van het onderwijs er door geweld wordt aangedaan, deel ik niet.
De Faculteit Geesteswetenschappen werkt aan een nieuw onderwijs- en examenreglement, dat deze weken in concept voorligt en binnen de diverse geledingen en medezeggensschapsgremia (Ondernemingsraad, Facultaire Studentenraad, Opleidingscommissies) wordt besproken. Dit conceptreglement voorziet in de mogelijkheid dat studenten in het eerste halfjaar van hun propedeuse, bestaande uit twee clusters van vakken, een vijf voor een onderdeel kunnen compenseren met minimaal een zeven voor een ander onderdeel, mits in hetzelfde cluster.
De voorgestelde regeling is onderdeel van een pakket maatregelen, waaraan al enkele jaren gewerkt wordt. Dat pakket, dat overigens universiteitsbreed wordt uitgevoerd, is erop gericht de studenten meer bij hun studie te betrekken en de uitval te verminderen. Dat gebeurt enerzijds door het opvoeren van het aantal contacturen, de inzet van tutors en intakegesprekken, en anderzijds door een aanmerkelijke verscherping van de eisen die aan studenten worden gesteld. In het geval van de Faculteit Geesteswetenschappen (FGW) betekent dat, dat studenten die minder dan drie clusters (i.e. 42 of 48 ECTS-punten, afhankelijk van de studie) in het eerste jaar hebben behaald, niet verder mogen. Willen ze echter toch verder gaan, dan moeten ze van vooraf aan beginnen. Daarmee sluit de FGW aan bij een meer «klassikaal» georiënteerde propedeuse.
Deze maatregelen moeten ertoe leiden, dat studenten zich aan de studie committeren. Tien punten behalen per semester en zo in twee, drie jaar je propedeuse bij elkaar sprokkelen is er niet meer bij: je doet mee, of je doet niet mee.
De reden om in het eerste semester studenten binnen de twee samenhangende vakclusters de gelegenheid te geven een 5 eenmalig te compenseren is ingegeven vanuit pedagogische overwegingen. Empirisch onderzoek heeft laten zien dat het vooruitzicht een onvoldoende te kunnen compenseren, voor studenten een aanmerkelijke stimulans is om harder te werken. Om die reden kennen tal van andere universiteiten in binnen- en buitenland, waaronder de Erasmus Universiteit Rotterdam en Oxford, vergelijkbare regelingen.
Welke stappen kan en gaat u nemen om de kwaliteit van de diploma’s aan de UvA te waarborgen?
Ik zie geen aanleiding om op basis van de huidige plannen van de UvA stappen te ondernemen om met extra aandacht te kijken naar de kwaliteit van het onderwijs of de diploma’s van de UvA. De WHW staat toe om als onderdeel van een omvangrijker pakket maatregelen onder bepaalde omstandigheden een compensatiemaatregel in te voeren.
In artikel 7.12 b, derde lid (WHW) is geregeld dat de examencommissie onder door haar te stellen voorwaarden kan bepalen dat niet ieder tentamen met goed gevolg hoeft te zijn afgelegd.
Bent u bereid om te onderzoeken of een dergelijke compensatieregel ook in andere onderwijsinstellingen wordt gehanteerd? Zo nee, waarom niet?
Variaties op een compensatieregeling zoals die nu in de plannen van de UvA beschreven wordt, worden in ieder geval ook gehanteerd aan de Erasmus Universiteit Rotterdam (EUR). In de Strategische Agenda Hoger Onderwijs, Onderzoek en Wetenschap (Kamerstukken II 2011–2012, 31 288, nrs. 246 en 247) heb ik aangekondigd pilots met modernisering van examenregelingen (ook wel «Nominaal = Normaal» genoemd) te faciliteren met een experimenteer-AmvB. Deze is vooral gericht op uitbreiding van de toepassing van het bindend studieadvies in latere studiejaren. Ik verwacht dat ook andere instellingen dan de UvA en de EUR daarvan gebruik zullen maken.
Deelt u de mening dat het bekostigingssysteem waarbij een universiteit betaald krijgt aan de hand van het diplomarendement een perverse prikkel is die dergelijk schadelijk gedrag in de hand werkt? Zo nee, waarom niet?
In het vorige bekostigingsstelsel lag een grote nadruk op het afgeven van diploma’s: in het hbo circa 60–80% en in het wo circa 50%. In 2011 is echter een nieuw bekostigingsstelsel in werking getreden. Daarbij is de nadruk op de diplomabekostiging verlaagd naar ca. 20%. Er zijn dus stappen gezet om de systematiek van de bekostiging meer in evenwicht te brengen met de kosten die de instellingen jaarlijks aan opleidingen uitgeven. Overigens ben ik van mening dat het functioneel is om het behalen van een diploma onderdeel te laten zijn van de onderwijsbekostiging. Op die manier wordt de instelling gestimuleerd om de student naar de eindstreep toe te leiden.
In lijn met de Strategische Agenda worden stappen gezet om te komen tot een bekostigingssysteem waarin kwalitatieve prestaties zwaarder gaan meewegen.
In 2013 wordt de bekostiging van het hoger onderwijs verder aangepast. Ongeveer 7% van de onderwijsbekostiging wordt bestemd voor «kwaliteit en profiel». Het grootste deel van deze middelen is bestemd voor een voorwaardelijke financiering voor het verbeteren van onderwijskwaliteit en studiesucces. Daarnaast wordt een deel van de middelen selectief toegekend voor zwaartepuntvorming en profilering in het onderwijs. In de loop van 2012 maak ik hierover prestatieafspraken met elke individuele instelling. Het maken van de prestatieafspraken is voorwaardelijk voor de toekenning van financiële middelen. Dit is aangekondigd in de Strategische Agenda en in de hoofdlijnenakkoorden die in december 2011 zijn gesloten met de HBO-raad en de VSNU (Kamerstuk 31 288, nrs. 246 en 247).
Bent u bereid deze perverse prikkel te beëindigen, zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 6.
De langstudeerdersboete voor premasterstudenten |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Wie moet er betalen voor de compensatie van de langstudeerdersboete die premasterstudenten volgens u onterecht krijgen opgelegd?1
De instellingen zullen premasterstudenten compenseren die langstudeerder worden als gevolg van het feit dat zij voor hun premaster in een masteropleiding zijn ingeschreven. Daarover heb ik de afgelopen maanden met een aantal instellingen overleg gevoerd.
Zal het feit dat universiteiten en het ministerie het hierover vooralsnog niet eens lijken te zijn zorgen voor vertraging in de compensatie voor de getroffen studenten?
Er is geen sprake van vertraging. De instellingen zullen de betreffende premasterstudenten per aankomend studiejaar en daarna compenseren.
Zitten er meer weeffouten in de langstudeerdersmaatregel die aan de orde moeten komen in een tv-programma voordat ze worden hersteld?
De kwestie van de premasters was mij bekend nog voordat er een tv-programma aan werd gewijd. Er is overleg geweest met een aantal instellingen die hierover een brief hebben gestuurd. Dit heeft geleid tot de oplossing verwoord in het antwoord op vraag 1.
Een vrijwillig wetenschappelijk moratorium van 60 dagen op onderzoek naar levensgevaarlijk vogelgriepvirus |
|
Henk Jan Ormel (CDA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het wereldwijde vrijwillige moratorium op het uitvoeren van wetenschappelijk onderzoek met hoogpathogene aviaire influenza H5N1 virussen gedurende 60 dagen?1
Ik vind het belangrijk dat de discussie over dit onderzoek zorgvuldig gevoerd wordt. De uitkomsten zullen in de toekomst dienen om ander onderzoek aan te ijken. Doel is in overleg tot een voor alle partijen werkbare oplossing te vinden die de wetenschappelijke vrijheid respecteert en ondersteunt, maar waarborgen schept voor non-proliferatie. Het vrijwillige moratorium laat zien dat ook de wetenschap het dual use dilemma belangrijk vindt. Ik kan dit alleen maar toejuichen.
Wordt er, zoals voorgesteld in Science, gedurende deze 60 dagen een internationaal forum georganiseerd over de voor- en nadelen van onderzoek naar het ontstaan van een humane influenza epidemie? Wie organiseert dit forum?
Nederland heeft, samen met de Verenigde Staten, de Wereld Gezondheids Organisatie (WHO) verzocht een faciliterende rol te spelen in deze discussie en een internationaal overleg te organiseren. De WHO organiseert naar aanleiding hiervan op 16 en 17 februari een eerste overleg. Aan tafel zitten – naast de WHO – onder andere experts uit de VS, Japan, Nederland, Vietnam en Indonesië. Het overleg heeft het karakter van een technische bijeenkomst met een wetenschappelijke insteek vanuit een gezondheidsperspectief. De uitkomst ervan kan dienen als input voor mogelijke vervolgbijeenkomsten, waarbij ook andere landen kunnen aansluiten.
Het huidige dilemma benaderen vanuit het gezondheidsperspectief alleen is echter niet voldoende. Deze discussie moet nadrukkelijk óók gevoerd worden vanuit andere invalshoeken, zoals het veiligheids- en een non-proliferatieperspectief, om tot een gebalanceerd standpunt te komen. Bovendien moet worden gekeken naar de verplichtingen waaraan Nederland en andere landen internationaalrechtelijk gebonden zijn. Ik zie de bijeenkomst van de WHO dan ook nadrukkelijk als een start van een internationaal debat over het delen van de resultaten van dit type onderzoek. In dat debat zullen de gezondheidskundige voordelen moeten worden afgewogen tegen de risico’s.
Neemt de Nederlandse overheid deel aan dit forum?
Ja.
Vindt u dat een moratorium van 60 dagen genoeg is om wereldwijd tot afspraken te kunnen komen over veiligheidsnormen voor onderzoek naar het ontstaan van een humane influenza epidemie?
Of een moratorium van 60 dagen voldoende zal zijn om tot wereldwijde afspraken te komen zal de tijd moeten uitwijzen. Als meer tijd nodig is dan verwacht ik dat partijen hun verantwoordelijkheid nemen. Ik constateer in elk geval dat er een zorgvuldig proces in gang is gezet om tot een uitkomst te komen.
Vindt u het wenselijk dat onderzoekgegevens naar het muteren van een influenza H5N1 virus zonder enige terughoudendheid gepubliceerd kunnen worden?
Dit is geen eenvoudige vraag en schetst het dual use dilemma waar we nu mee te maken hebben. Er moet rekening worden gehouden met internationale instrumenten zoals het Biologische en Toxine Wapenverdrag, VN Veiligheidsraadresolutie 1 540 en het Pandemic Influenza Preparedness Framework (PIPF). Enerzijds is er de wetenschappelijke vrijheid en het belang voor de volksgezondheid, anderzijds zijn er de veiligheids en non-proliferatie aspecten. Ik vind het dan ook belangrijk dat er internationaal vanuit meerdere invalshoeken naar dit dilemma gekeken wordt. Ik kan en wil dan ook nu niet vooruitlopen op de uitkomsten van de internationale discussies die hierover op dit moment gevoerd worden.
Zijn er door de Nederlandse overheid vergunningen verleend voor wetenschappelijk onderzoek naar andere micro-organismen die een potentieel gevaar voor de volksgezondheid en de staatsveiligheid kunnen opleveren? Zo ja, kunt u daar een overzicht van geven?
De Nederlandse overheid houdt via vergunningen of anderszins toezicht op wetenschappelijk onderzoek met potentieel gevaarlijke, al dan niet genetisch gemodificeerde micro-organismen. Het toezicht van de overheid waarborgt daarbij dat het onderzoek uitgevoerd wordt op een manier die geen gevaar oplevert voor de volksgezondheid, bijvoorbeeld met behulp van veiligheidsvoorschriften. De overheid heeft vanuit de toezichtstaak overzicht over de verschillende onderzoeksprojecten. Juist in het belang van de staatsveiligheid kan er geen openbaar overzicht van die projecten worden gegeven.
Deelt u de mening dat het risico van bioterrorisme zeker zo groot is als het risico van nucleair terrorisme en dat wetenschappelijke publicaties aan dezelfde voorwaarden moeten voldoen?
De risico’s van verschillende uitingen van terrorisme laten zich niet eenvoudig vergelijken, vanwege de verschillen in aard van de terroristische daden en de mogelijke gevolgen ervan. Voor zowel het maken van biologische wapens als nucleaire wapens is veel specialistische kennis, kunde en materiaal nodig. Het wordt op dit moment niet waarschijnlijk geacht dat een terroristische groepering op eenvoudige wijze deze wapens kan vervaardigen. Het blijft echter van het grootste belang dat zowel tegen nucleair terrorisme als tegen bio-terrorisme gepaste maatregelen worden genomen. Wat dit betekent voor de wijze waarop omgegaan moet worden met wetenschappelijke publicaties voor het biologische terrein, daarover loopt nu juist de internationale discussie (zie ook het antwoord op vraag 2).
Hoe is de controle op deze risico’s geregeld bij publicaties over nucleair onderzoek?
Het Geheimhoudingsbesluit Kernenergiewet bevat bepalingen die de vertrouwelijkheid van gevoelige informatie over nucleaire technologie waarborgen. Hieronder vallen ook onderzoeksresultaten. Daarnaast geldt voor de uitvoer van nucleaire goederen en technologie een vergunning vereist is van de Staatssecretaris van EL&I.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat in de Europese Unie een orgaan wordt opgericht dat, naar analogie van het National Science Advisory Board for Biosecurity in de Verenigde Staten, artikelen beoordeelt op het risico dat mogelijke informatie in handen van terroristen kan komen?
Ik vind het belangrijk dat we een manier vinden om vooraf en/of achteraf een moment van reflectie in te bouwen wanneer we nieuwe onderzoeksvragen bekijken die vergelijkbare gevolgen kunnen hebben als het onderhavige. Ik vind dat een dergelijke risicobeoordeling bij uitstek een overheidstaak is. Er zijn meerdere manieren om dit te organiseren. Een werkwijze als met een met de NSABB vergelijkbare organisatie, die de overheid adviseert over risico’s, is er daar één van. Ik wil in de komende maanden nagaan welke andere mogelijkheden er zijn en welke daarvan wenselijk en mogelijk zijn. Alle keuzen roepen beleidsmatige vragen op waar ik op dit moment nog geen antwoord heb en die ook in internationaal verband moeten worden beantwoord. Ik zal die daar agenderen.
Wanneer kan de Kamer de brief verwachten over het al dan niet publiceren van onderzoekgegevens die een potentieel gevaar voor de volksgezondheid en de staatsveiligheid kunnen opleveren, waarin verzocht in de regeling van werkzaamheden op 21 december 2011, voordat het vrijwillige moratorium afloopt?
Parallel aan deze set Kamervragen.
Het bericht van het CBS dat in 2012 de opbrengst uit heffingen van lokale overheden met 3,2 procent stijgt en de Onroerende Zaakbelasting (OZB) de macro-norm fors lijkt te overschrijden |
|
Betty de Boer (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Brigitte van der Burg (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de publicatie van het CBS, genaamd «Opbrengst heffingen lokale overheden stijgt met 3,2 procent»?1
Ja
In hoeverre zijn de gepubliceerde cijfers van het CBS primitieve dan wel voorlopige ramingen? Hoe groot acht u de kans dat de definitieve percentages uiteindelijk overeenkomen met de nu geraamde percentages? Als u afwijkingen verwacht, in welke orde van grootte liggen deze dan?
Het CBS heeft in de toelichting op haar cijfers de volgende clausule opgenomen: Het CBS heeft de begrotingen van 414 gemeenten en 12 provincies onderzocht. Dit kunnen zowel vastgestelde als primitieve begrotingen zijn. Omdat uitgegaan is van de oorspronkelijke begrotingsgegevens zijn mogelijke begrotingsbijstellingen niet in de hier gepresenteerde uitkomsten opgenomen. Deze bijstellingen kunnen het gevolg zijn van de besluitvormingstrajecten tussen de primitieve en vastgestelde begroting en het aanpassen van de begrotingscijfers op basis van actuele realisatiecijfers. Hieruit valt op te maken dat het hier nog niet de definitieve cijfers betreft. Cijfers van het Coelo van 11 januari jongstleden, gebaseerd op definitieve cijfers van de 100 000+ gemeenten geven een gematigder beeld, namelijk een totale stijging van de woonlasten van 2,3%, waar 2% de geraamde inflatie is. Wij hebben geen inzicht in mogelijke afwijking en wachten de definitieve cijfers van het CBS, in maart, af. Aan voorspellingen in welke orde van grootte eventuele afwijkingen van de door het CBS gepresenteerde voorlopige cijfers liggen wagen wij ons in dit stadium niet, het wachten is op de definitieve cijfers die in maart worden verwacht.
Deelt u de mening dat, als het definitieve stijgingspercentage van de Onroerende Zaakbelasting (OZB) vrijwel gelijk is aan het nu geraamde percentage van 5,7%, er sprake is van een forse overschrijding van de afgesproken macronorm OZB van 3,75% voor 2012?
Als het definitieve percentage van de stijging van de OZB in 2012 inderdaad 5,7% bedraagt, dan is inderdaad sprake van een aanzienlijke overschrijding van de voor 2012 vastgestelde macronorm OZB van 3,75%.
Kunt u verklaren waarom de ramingen voor de Onroerende Zaakbelasting (OZB), in tegenstelling tot de gemaakte afspraken, sterker stijgen dan de voor het jaar 2012 vastgestelde macronorm?
In de toelichting op de gepresenteerde voorlopige cijfers wijst het CBS als oorzaak voor de stijging van de OZB op onder meer tariefstijgingen en areaaluitbreidingen. Als de definitieve cijfers in maart bekend zijn zullen wij als fondsbeheerders, samen met de VNG, een analyse maken van de ontwikkeling van de OZB in 2012.
Bent u voornemens om met de VNG in overleg te treden over deze geraamde forse overschrijding, en tot maatregelen te komen om tot een bijstelling tot binnen de afgesproken macronorm OZB van 3,75% te komen? Zo ja, wanneer gaat u in overleg en aan welke maatregelen u? Zo nee, waarom niet?
Indien uit de definitieve cijfers blijkt dat er in 2012 een overschrijding van de macronorm OZB heeft plaatsgevonden, zal in het zogenoemde Bestuurlijk overleg financiële verhoudingen (Bofv) dat wij als fondsbeheerders regulier in het voorjaar met de vertegenwoordigers van de medeoverheden voeren, mede op basis van de analyse van de ontwikkeling van de OZB in 2012, een bestuurlijke weging plaatsvinden. Een van de mogelijke uitkomsten kan dan zijn dat gezien de macronorm besloten wordt tot een evenredige uitname uit het gemeentefonds. Dit is conform de geldende spelregels die met de VNG en in samenspraak met de Tweede Kamer rond de bestuurlijke macronorm OZB zijn vastgesteld.
Bent u gegeven de afgesproken maximale macronorm OZB van maximaal 3,75% bereid om, indien er geen maatregelen genomen worden door de individuele gemeenten die deze te grote stijging veroorzaken, een evenredige korting op de algemene uitkering uit het Gemeentefonds toe te passen?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe kan het dat de dalende huizenprijzen niet of nauwelijks worden vertaald in lagere WOZ-waarden?
Uit cijfers van de Waarderingskamer, de toezichthouder op een juiste toepassing van de Wet waardering onroerende zaken, blijkt dat de WOZ-waarde van woningen die nu bekend worden gemaakt en die gelden in 2012 landelijk gemiddeld 2% lager zijn dan vorig jaar. Deze daling komt overeen met de daling van woningprijzen op de markt in de loop van 2010. Bedacht dient te worden dat de WOZ-waarde van 2012 een waardepeildatum heeft van één jaar terug, dus 1 januari 2011. De vertaling van de dalende huizenprijzen in de WOZ-waarde loopt dan ook één jaar achter. Gemeenten hebben dat voorliggende jaar nodig om alle woningen te waarderen. Deze wijze van waarderen betekent dat een dalende woningmarkt in 2011 met een vertraging van een jaar doorwerkt naar belastingplichtigen. De dalende woningmarkt van 2011 zal begin 2013 zichtbaar worden in een verdere daling van de WOZ-waarde van woningen.
Wanneer krijgt de Tweede Kamer nadere informatie over de uitkomsten van de monitoring van de lokale lasten?2
Medio maart worden de definitieve cijfers gepresenteerd door het CBS over de ontwikkeling van de lokale lasten in 2012. Op basis van deze cijfers zullen de fondsbeheerders, mede in het licht van de met medeoverheden gemaakte bestuursafspraken 2011–2015 over de ontwikkeling van de lokale lasten, zich een oordeel vormen over de ontwikkeling van deze lasten in 2012 dat vervolgens in het Bofv met de vertegenwoordigers van medeoverheden zal worden besproken. Aan de in de bestuursafspraken 2011–2015 afgesproken gezamenlijke monitor voor de inkomsten van lokale heffingen wordt momenteel, samen met de VNG, gewerkt. Verwacht wordt dat deze in de tweede helft van dit jaar wordt vastgesteld en dat daarna de Tweede Kamer geïnformeerd kan worden.
Het bericht ‘Opstandige regio roert zich weer’ |
|
Harry van Bommel |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Kent u het bericht «Opstandige regio roert zich weer»?1
Ja.
Wat is de oorzaak van het gebruik van geweld tegen Tibetaanse demonstranten in het stadje Draggo waarbij zeker een dode en tientallen gewonden vielen?
Over de demonstratie en het gebruik van geweld loopt de berichtgeving uiteen. Volgens mediaberichten vonden vreedzame demonstraties van Tibetanen plaats toen de veiligheidstroepen het vuur openden. Op 26 januari jl. meldde de Chinese permanente vertegenwoordiging bij de EU in Brussel aan EDEO dat een groep gewapende criminelen politiebureaus aanvielen. Het is niet mogelijk precies na te gaan wat er is gebeurd. Het gebied is sinds 22 april jl. niet-toegankelijk voor EU-vertegenwoordigers en buitenlandse journalisten.
Acht u de mate waarin geweld is gebruikt tegen demonstranten proportioneel?
De EU heeft meermaals, met actieve steun van Nederland, opgeroepen geen geweld te gebruiken tegen demonstranten. Op dit moment bereidt de EU een demarche voor om deze oproep kracht bij te zetten.
Zijn er bij de acties van de veiligheidstroepen ook personen gearresteerd? Indien ja, om hoeveel personen gaat het en wat wordt hen ten laste gelegd?
Dit is niet te verifiëren. De EU heeft diverse malen ertoe opgeroepen EU-vertegenwoordigers en buitenlandse journalisten toe te laten tot de Tibetaanse gebieden in China.
Is het waar dat het klooster waar de gewonden worden behandeld momenteel omsingeld is door Chinese veiligheidstroepen? Bent u bereid er bij uw Chinese collega op aan te dringen dat de veiligheidstroepen dit als ziekenhuis dienstdoende klooster ongemoeid te laten? Indien neen, waarom niet?
Zie eerste deel van antwoord 4.
Is het waar dat de Chinese regering mensen die zichzelf in brand steken bestempeld als «terroristen»? Indien ja, wat zijn de praktische juridische gevolgen hiervan en wat is uw oordeel hierover?
In gezaghebbende mediabronnen worden woordvoerders van het Chinese ministerie van Buitenlandse Zaken geciteerd die zich op deze manier zouden hebben uitgelaten. Er zijn mij evenwel geen gevallen bekend waarin betrokkenen op grond van «terroristische misdrijven» worden vervolgd.
Bent u bereid om, eventueel in EU-verband, aan te dringen op spoedige hervatting van de dialoog tussen China en de Tibetaanse regering in ballingschap? Indien neen, waarom niet?
Ja. Ik heb, zoals ik tijdens het Algemeen Overleg van 16 november jl. heb verklaard, via de EU bij Chinese regering aangedrongen op hervatting van de dialoog met de Tibetaanse regering in ballingschap. Deze oproep is ook weer opgenomen in de EU-demarche die in voorbereiding is.
Is het waar dat de Chinese overheid probeert de regio Tibet met meer Han-Chinezen te bevolken? Indien ja, welk doel dient dat? Wat is uw oordeel over deze bevolkingspolitiek?
In het kader van de economische ontsluiting van de armste regio’s in China, investeren de centrale autoriteiten in Peking miljarden dollars in infrastructuur, onderwijs, constructie, etc. Dit brengt met zich mee dat veel Han Chinezen zich vestigen in Tibet en de Tibetaanse gebieden. De Chinese regering dient er voor te zorgen dat de Tibetaanse gemeenschap ook mee kan profiteren van de economische groei.
Vergunningen voor vissen op spiering |
|
Arie Slob (CU) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Klopt het dat u op basis van visstandbemonsteringen die getoetst zijn aan de vastgestelde drempelwaarde op 17 januari 2012 toestemming heeft verleend voor 2012 voor de visserij op spiering op het IJsselmeer en Markermeer en dat de provincie Friesland hiervoor op 1 juli 2011 een vergunning op basis van de Natuurbeschermingswet (Nb) heeft afgegeven?
Ja, die toestemming heb ik op basis van de Visserijwet gegeven. De spieringvisserij maakte geen onderdeel uit van de vergunning die provincie Friesland op 1 juli 2011 op basis van de Natuurbeschermingwet heeft afgegeven.De door de provincie Friesland verleende vergunning betrof alle beroepsvisserij op het IJsselmeer, met uitzondering van visserij in de voor de visserij gesloten gebieden voor de Friese kust, en met uitzondering van de Spieringvisserij.
Op welke gronden kunnen provincies, nu voldaan is aan de drempelwaarde (2100 spiering/hectare), een Nb-wet vergunning weigeren?
Gedeputeerde Staten zullen op grond van de Nb-wet een vergunning voor de spieringvisserij weigeren indien er verslechtering of significante verstoring plaatsvindt voor de doelsoorten fuut, nonnetje, grote zaagbek, dwergmeeuw en zwarte stern. De beroepsvisserij moet aantonen dat de voedselreservering voor deze doelsoorten door de spieringvisserij niet in gevaar zal komen.
Klopt het dat Sportvisserij Nederland bij de provincie Friesland bezwaar heeft aangetekend op alle verleende Nb-wet vergunningen voor beroepsmatige visserij op het IJsselmeer?
Ja.
Klopt het dat de Commissie voor bezwaar- en beroepschriften van de provincie Friesland op 19 december 2011 inzake de bezwaren van Sportvisserij Nederland heeft geadviseerd het bezwaar voor spiering toe te wijzen? Klopt het dat hierbij onder andere als argument is gebruikt dat de drempelwaarde op specifieke locaties niet gehaald zou worden terwijl het hiervoor vastgestelde protocol uitgaat van een gewogen gemiddelde voor genoemde meren? Wat is uw oordeel over deze verschillende omgang met de drempelwaarde door de landelijke en provinciale overheid?
De onafhankelijke Commissie voor bezwaar- en beroepschriften en klachten heeft geadviseerd over het bezwaar tegen de door de provincie Friesland vergunde visserij-activiteiten. De spieringvisserij maakt daar geen onderdeel van uit. Het bezwaarschrift van Sportvisserij Nederland tegen het besluit van Gedeputeerde Staten van 1 juli 2011 is derhalve niet gericht tegen het vergunnen van de spieringvisserij.
De gronden waarop een Natuurbeschermingswet-vergunning geweigerd kan worden door het bevoegde gezag, staan vermeld in antwoord op vraag 2.
De Visserijwet 1963, uitgevoerd door de minister en de staatssecretaris van EL&I, en de Natuurbeschermingswet 1998, in dit geval uitgevoerd door het bevoegde college van gedeputeerde staten, betreffen twee onderscheiden stelsels van regelgeving. Beide stelsels reguleren in dit geval de visserij, maar vanuit een andere achtergrond.
Ten behoeve van het verstrekken van de visserijvergunning op basis van de Visserijwet, hanteert de Rijksoverheid het wetenschappelijk advies van Imares op grond van het «spieringprotocol» dat in 2007 is opgesteld. Dit advies is van toepassing voor het Markermeer/IJmeer en IJsselmeer gezamenlijk, vanuit de premisse dat het één ongedeeld visbestand betreft waarbij sprake is van gemene weide visserij voor alle betreffende beroepsvissers zonder onderscheid naar haven of meer «van herkomst».
De Provinciale bevoegde gezagen beoordelen voor elk van de op hun grondgebied behorende meren afzonderlijk of op grond van de Natuurbeschermingswet een vergunning kan worden afgegeven. Zij bepalen of voldoende is onderbouwd dat er geen schadelijke effecten op de te beschermen natuurwaarden zijn te verwachten.
Bent u ermee bekend dat Sportvisserij Nederland op 9 januari 2012 bij de Raad van State een verzoek om een voorlopige voorziening heeft ingediend om de Nb-wet vergunningen te schorsen totdat er in hoogste instantie onherroepelijk uitspraak is gedaan en de Raad van State op 3 februari 2012 uitspraak hierover doet?
Op 3 februari 2012 heeft de zitting bij de voorzieningenrechter van de Raad van State plaatsgevonden. De voorzieningenrechter zal binnenkort uitspraak doen.
Hoe lang duurt het in geval van een eventuele voorlopige voorziening totdat er in hoogste instantie onherroepelijk uitspraak is gedaan? Kan dit nog voor de start van het visseizoen?
De start van het visseizoen is afhankelijk van paaigedrag van de spiering en dat is weer afhankelijk van de watertemperatuur. Meestal is dit rond de 2e week van maart.
De rechter zal zo spoedig mogelijk uitspraak doen. Het is mogelijk dat uitspraak over de voorlopige voorziening gedaan is vóór de start van het visseizoen.
Kunt u aangeven of voor het Markermeer wel een Nb-wet vergunning is verstrekt?
Op 25 januari 2012 hebben gedeputeerde staten van Flevoland op basis van de Natuurbeschermingswet een vergunning verleend voor de beroepsvisserij in het Markermeer/IJmeer. In de voorschriften is bepaald dat spieringvisserij op grond van deze vergunning alleen mogelijk is wanneer de aantallen spiering in het Markermeer/IJmeer boven het Limit Reference Point (2100 spieringen per hectare) liggen. Uit het najaarssurvey van IMARES blijkt dat het Limit Reference Point niet gehaald is (gemiddeld 1052 spieringen per hectare). Hieruit valt af te leiden dat de spieringvisserij in 2012 binnen de voorwaarden van deze vergunning op het Markermeer/IJmeer niet is toegestaan.
Waarom is er sprake van twee aparte vergunningen door twee overheden (Rijk/provincie)? Ziet u mogelijkheden de vergunningsprocedure aan te passen zodat er sprake is van één integrale vergunning?
Zie antwoord vraag 4. Ik voorzie geen traject om de vergunningsprocedure zodanig aan te passen dat sprake zal zijn van één integrale vergunning.
Wel kan worden bezien of in toekomst de inhoudelijke afwegingsgronden (bijvoorbeeld te hanteren drempelwaarden) geharmoniseerd kunnen worden. Het onder vraag 4 genoemde protocol uit 2007 hield weliswaar ook rekening met een zekere mate van voedselreservering voor vogels, maar in het licht van voortschrijdende ontwikkelingen en inzichten, zal ik in overleg met betrokken een herziening van dit protocol laten uitvoeren.
Bent u bereid in deze kwestie te bemiddelen tussen de beroepsvissers, de sportvissers en de provincie Friesland, zodat op korte termijn duidelijkheid komt over de vergunning voor beroepsvissers om te vissen op spiering?
Dat is op dit moment niet aan de orde; ik wacht eerst de uitspraak van de Raad van State af.
Wel wil ik in navolging van de oproep van de voorzieningenrechter en de vertegenwoordiger van de provincie Friesland zoals gedaan tijdens de zitting van 3 februari jl., beide partijen oproepen om aan een gezamenlijk gedragen oplossing te willen werken, bij voorkeur in VBC-verband. Een dergelijke gezamenlijke oplossing kan op mijn volledige medewerking rekenen.
Kunt u deze vragen per ommegaande beantwoorden?
Ja.
Diabetes op het werk |
|
Roos Vermeij (PvdA), Eeke van der Veen (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek Diabetes op het werk?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de bevinding dat de werkgevers van nu nog niet voorbereid zijn op de toekomst, en dat organisaties vooral reactief te werk gaan? Deelt u de mening dat tijdige onderkenning en goede zorg niet alleen goed is voor werknemers maar ook voor werkgevers? Stimuleert u (direct of indirect) bedrijven om een proactiever beleid te voeren op het tijdig onderkennen van diabetes? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Ik herken mij niet in een algemene conclusie dat werkgevers zich niet voorbereiden op de toekomst. Wel zie ik dat er nog grote verschillen zijn. Steeds meer bedrijven voeren beleid op het gebied van vitaliteitmanagement en preventie op de werkvloer2. Maar met name in kleinere bedrijven vraagt de bewustwording en het inzetten van gericht beleid nog aandacht.
Het kabinet ondersteunt gezondheidsbeleid zoals neergelegd in het Vitaliteitspakket3. Gezonde en vitale werknemers zijn doorgaans langer met plezier aan het werk en daarmee productiever. Zowel de werknemer als de werkgever is hierbij gebaat. Bij hen ligt dan ook een primaire gezamenlijke verantwoordelijkheid om dit te bewerkstelligen. Ter ondersteuning van werkgevers en werknemers in het MKB stel ik samen met mijn collega van VWS en in afstemming met de sociale partners een actieplan Gezond Bedrijf op. In het actieplan Gezond Bedrijf besteed ik ook aandacht aan werkenden met een chronische aandoening, zoals diabetes. In de loop van maart 2012 informeren wij uw Kamer over de inhoud van het actieplan op hoofdlijnen.
Deelt u de mening dat het in het kader van duurzame inzetbaarheid van belang is om de rol van de bedrijfsarts te versterken en de bedrijfsarts vaker dan nu het geval is proactief in te zetten? Ziet u een rol voor uzelf bij het stimuleren hiervan? Zo nee waarom niet? Zo ja, welke?
Bedrijven kunnen zich laten ondersteunen bij het ontwikkelen en uitvoeren van een beleid gericht op preventie en duurzame inzetbaarheid. Daarvoor zijn vele dienstverleners, waaronder bedrijfsartsen, op de markt actief. Ik verwacht dat er door de toenemende bewustwording van werkgevers over de impact van een chronische ziekte, zoals diabetes, meer aandacht zal komen voor de rol die de werkgever samen met zijn ondernemingsraad of personeelsvertegenwoordiging kan spelen. Naast de bedrijfsarts kunnen ook andere deskundigen bijdragen aan een meer proactieve aanpak in bedrijven.
Bewustwording vergroten is ook de intentie van het actieplan Gezond Bedrijf. Het kabinet wil daarnaast, zoals omschreven in de brief aan uw Kamer van 14 oktober 20114«Zorg en ondersteuning in de buurt», ook voor mensen met een chronische ziekte de kwaliteit van de zorg en leven verbeteren.
Welke oplossingen bieden het Actieplan Gezond bedrijf en het bevorderen van langdurige inzet voor de problemen die in het onderzoek gesignaleerd worden? Bent u van mening dat het huidige beleid een adequate oplossing biedt voor de in het rapport geschetste problemen? Zo nee, overweegt u aanvullend beleid en waar bestaat dit beleid dan uit?
Zoals eerder aangegeven zet ik in op een Actieplan Gezond Bedrijf. Het bevorderen van de bewustwording van het belang bij werkgevers en werknemers om verantwoordelijkheid te nemen voor hun gezondheid en het delen van kennis, zullen belangrijke aangrijpingspunten hierin zijn.
Daarnaast wordt met financiële ondersteuning van de overheid een op de kwaliteit van de zorg gerichte multidisciplinaire richtlijn «Diabetes en Arbeid» ontwikkeld in het kader van het ZonMw Programma Kennis Kwaliteit Curatieve Zorg. Deze komt in 2012 na autorisatie beschikbaar. Het doel van deze richtlijn is om de betrokken disciplines, waaronder de bedrijfsartsen en verzekeringsartsen, te ondersteunen bij hun begeleiding en beoordeling van patiënten met diabetes. Bij de totstandkoming van deze richtlijn «Diabetes en Arbeid» wordt ook de inbreng van patiënten zelf meegenomen. Deze richtlijn zal ook worden doorvertaald naar een versie die kan worden gebruikt door werkenden met diabetes, hun collega’s en direct leidinggevenden.
Het Coördinatieplatform Zorgstandaarden voert op dit moment in opdracht van de overheid, een bredere verkenning uit naar de mogelijkheid een module arbeid in de zorgstandaarden op te nemen. De uitkomsten daarvan verwachten we eind maart 2012. Het is ook voor andere bestaande richtlijnen, standaarden en protocollen van belang dat de factor arbeid hier een plaats in krijgt.