De klaarblijkelijk norm-overschrijdende bezoldiging van NOS topfunctionarissen |
|
Nicolien van Vroonhoven-Kok (CDA) |
|
Eppo Bruins (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de algemeen directeur van de NOS in de eerste maanden van haar vaste dienstverband nog steeds werd bezoldigd alsof zij interim-directeur was?1 Klopt dit bericht?
Ja, ik ben bekend met het bericht.2 In het jaarverslag 2024 van de NOS staat de algemeen directeur van de NOS vermeld als «leidinggevende topfunctionaris zonder dienstbetrekking». Ik ben door de NOS geïnformeerd over het feit dat de RvT van de NOS na het vertrek van de algemeen directeur heeft gekozen voor een interim-directeur omdat zij het onwenselijk achtte de NOS voor langere tijd door een eenmansdirectie te laten leiden. De NOS heeft mij hierover laten weten dat dit besluit is genomen op een moment dat de NOS middenin een traject van cultuurverandering zat waarbij ook de topstructuur onder handen werd genomen. Dit leidde tot een interim aanstelling per 1 juni 2024 van mw. Eringa voor een bepaalde periode als statutair bestuurder, conform de WNT media-instellingen klasse D waarop de NOS is ingedeeld en de voor het eerste jaar geldende hogere vergoeding voor interim topfunctionarissen. In het najaar 2024 kondigde de zakelijk directeur van de NOS zijn vertrek aan uiterlijk medio 2025. Op dat moment was de herinrichting van de topstructuur nog niet gereed. Vanuit het oogpunt van continuïteit en stabiliteit heeft de RvT van de NOS er op dat moment voor gekozen de aanstelling van de statutair bestuurder per 1 november 2024 voor een periode van drie jaar (of zoveel korter als wenselijk) te verlengen op basis van een interim verbintenis. Daarbij is een bijbehorende bezoldiging conform de WNT media-instellingen klasse D (waarop de NOS is ingedeeld) vastgesteld, zij het dat nog zeven maanden de hogere vergoeding voor interim topfunctionarissen van kracht was. De NOS heeft aangegeven dat de bezoldiging van mw. Eringa aangepast zal worden naar de bezoldiging voor topfunctionarissen met een dienstbetrekking.
Deelt u de mening dat het schaarse geld dat naar de publieke omroep gaat beter besteed kan worden aan de kwaliteit van de programmering, dan aan (top)salarissen?
Publiek geld dient bewust, behoorlijk en ten dienste van de media-opdracht te worden besteed. Hiervoor is goed bestuur nodig. Van bestuurders verwacht ik dat zij bewust en betamelijk omgaan met de middelen die hen zijn toevertrouwd. Een van de wettelijke waarborgen is dan ook dat de salarissen van bestuurders binnen de publieke omroep onder de WNT vallen.
Deelt u het standpunt van de NOS dat zij heeft gehandeld in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving?
Of de NOS in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving heeft gehandeld moet blijken uit de controles door de accountant en de Belastingdienst, en het hierop volgend toezicht door het Commissariaat voor de Media. Uit de goedkeurende controleverklaring bij de jaarrekening 2024 van de NOS blijkt dat de accountant heeft geconcludeerd dat deze in overeenstemming met de bepalingen bij en krachtens de Wet normering topinkomens (WNT) is opgesteld.
Zo ja, acht u deze handelwijze wenselijk?
Ik ben van mening dat niet alleen de letter van de wet gevolgd moet worden maar dat er ook in de geest van de wet moet worden gehandeld. Bestuurders en toezichthouders in de publieke sector hebben de morele plicht om bewust en betamelijk om te gaan met de besteding van publieke middelen, het gaat immers om belastinggeld. In gesprekken met bestuurders en toezichthouders binnen de publieke omroep, zal ik hen op deze verantwoordelijkheid blijven wijzen.
De NOS heeft aangegeven dat de bezoldiging van mw. Eringa aangepast wordt naar de bezoldiging voor topfunctionarissen met een dienstbetrekking.
Zo nee, deelt u de opvatting dat de Raad van Toezicht van de NOS had moeten ingrijpen? Zo ja, wat voor consequenties vindt u passend?
Zie het antwoord bij vraag 3 en 4.
Deelt u de opvatting dat ook het Commissariaat voor de Media hier een rol had moeten spelen? Zo ja, bent u bereid in gesprek te gaan met het Commissariaat voor de Media hierover?
Het Commissariaat voor de Media ziet achteraf toe op de naleving van de geldende wet- en regelgeving, waaronder de WNT. De landelijke media-instellingen dienen hiervoor, conform de MW2008 artikel 2.171 lid 1, uiterlijk 1 mei hun jaarrekening in bij het Commissariaat voor de Media, zo ook de NOS. Het Commissariaat voor de Media heeft naar aanleiding van de berichtgeving aangegeven de rechtmatigheidstoetsing van de jaarverantwoording van de NOS over 2024 met prioriteit uit te zullen voeren.
Acht u het toezicht op naleving van de Wet normering topinkomens (WNT) binnen de publieke omroep op dit moment toereikend?
Ja. Zie het antwoord bij vraag 3, 4 en 6.
Bent u bereid om het Commissariaat voor de Media of de Belastingdienst te verzoeken te toetsen of de veelbesproken arbeidsrelatie tussen de algemeen directeur en de NOS gedurende de interim-periode feitelijk moet worden gekwalificeerd als een dienstbetrekking?
De Belastingdienst bepaalt zelf welke onderzoeken zij uitvoert, ook inzake de Wet Deregulering Beoordeling Arbeidsrelaties (DBA). Of aan geldende wet- en regelgeving is voldaan moet blijken uit controles door de accountant, de Belastingdienst en het hierop volgend toezicht door het Commissariaat voor de Media. Vooruitlopend hierop kan ik hier niets over zeggen.
Kunt u bevestigen dat bij een dergelijke kwalificatie de hogere interim-vergoeding niet rechtmatig zou zijn geweest, en dat het reguliere WNT-plafond vanaf aanvang van toepassing zou zijn?
Als de arbeidsrelatie wordt gekwalificeerd als dienstbetrekking, dan geldt het WNT-plafond voor topfunctionarissen met een dienstbetrekking.
Acht u het wenselijk dat het functioneren van Raden van Toezicht binnen de publieke omroep scherper wordt geëvalueerd, dit met het oog op rechtmatigheid, publieke verantwoording en maatschappelijke legitimiteit? Binnen welke termijn zou u die evaluatie willen laten plaatvinden?
Ik vind goed functionerend intern toezicht binnen de publieke omroep van groot belang. Binnen de hervorming van het landelijke bestel speelt een goede governance in brede zin voor mij een belangrijke rol. Daarom wordt nu al gekeken naar het aanscherpen van de Gedragscode integriteit publieke omroepen het toezicht daarop. Ook werk ik binnen de hervorming aan het wettelijk vastleggen van maximale zittingstermijnen voor bestuurders en toezichthouders. Zie voorts het antwoord bij vraag 4.
Het bericht ‘Pentagon chief scraps program from first Trump term to boost women in security’ |
|
Derk Boswijk (CDA), Daniëlle Hirsch (GL), Sarah Dobbe (SP), Mpanzu Bamenga (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Reinette Klever (PVV) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Bent u bekend met het nieuwsbericht dat de Verenigde Staten een streep zet door het eigen Vrouwen, Vrede en Veiligheidsprogramma?1
Ja.
Kunt u toezeggen om bij uw Amerikaanse ambtsgenoten eropaan te dringen zich te houden aan de – mede door de Verenigde Staten aangenomen – bindende Women, Peace and Security (WPS) VN Veiligheidsraad Resoluties 1325 (2000), 1820 (2008), 1888 (2009), 1889 (2009), 1960 (2010), 2106 (2013), 2122 (2013), 2242 (2015), 2467 (2019), 2493 (2019) en 2538 (2020), alsook het bindende VN-Vrouwenrechtenverdrag (1979) en het bindende VN-Wapenhandelsverdrag (2013) en internationaal humanitair recht?
Nederland spreekt zich voor en achter gesloten deuren uit over het belang van implementatie en naleving van internationale afspraken en verdragen, waaronder de VN-Veiligheidsraad resoluties over Vrouwen, Vrede en Veiligheid, het VN-Vrouwenrechtenverdrag, het VN-Wapenhandelsverdrag en de naleving van het internationaal humanitair recht. Het bevorderen van die principes is van belang in bilaterale en multilaterale dialoog, inclusief met de Verenigde Staten.
Overigens hebben de Verenigde Staten het VN- Vrouwenrechtenverdrag en het Wapenhandelsverdrag niet geratificeerd.
Kunt u toezeggen – exact 25 jaar nadat WPS Resolutie 1325 werd aangenomen – zich in Europese Unie (EU)-, Verenigde Naties (VN)- en NAVO-verband hard te maken voor de volledige uitvoer van bovengenoemde internationale afspraken en verdragen aangaande Vrouwen, Vrede en Veiligheid, inclusief de in 2024 aangenomen NATO Women, Peace and Security policy en de in 2021 aangenomen EU Gender Action Plan-3?
Zoals ook aangegeven in de brief van 20 februari 2025 en het verslag van een schriftelijk overleg over de Rapportage 2022–2023 inzake het Nationaal Actieplan Vrouwen, Vrede en Veiligheid2, voert het kabinet genoemde afspraken uit op het gebied van Vrouwen, Vrede en Veiligheid. In multilateraal verband blijft Nederland waar opportuun het belang van vrouwenrechten en participatie van vrouwen in vredesprocessen benadrukken.
Wilt u op EU- en VN-niveau met medestanders zich hard maken voor extra WPS-financiering om de kaalslag en de afbraak van WPS te voorkomen, zodat onder andere de vrouwen in Afghanistan, Congo, Soedan, en Syrië zich in kunnen blijven zetten voor duurzame vrede en veiligheid voor iedereen?
Zoals benoemd in het antwoord op vraag 3 benadrukt Nederland op EU- en VN-niveau, wanneer opportuun met gelijkgezinde landen, het belang van het waarborgen van Vrouwen, Vrede en Veiligheid, inclusief financiering daarvan.
Nederland blijft zich diplomatiek, financieel en (militair)operationeel inzetten voor de uitvoering van de WPS-resoluties. Zo zet het kabinet ook in het nieuwe kader voor samenwerking met maatschappelijke organisaties een instrument op voor Vrouwen, Vrede en Veiligheid.3 Ter uitvoering van de motie Dobbe4 wordt binnen het partnerschap met PAX een bedrag van 18.000 Euro beschikbaar gesteld voor de versterking van maatschappelijk middenveld in Syrië, voor activiteiten van de door vrouwen geleide non-gouvernementele organisatie Women Now for Developmenten de organisatie Justice for Life.
Ook in multilateraal verband blijft Nederland het belang van vrouwenrechten en deelname van vrouwen aan vredes- en veiligheidsprocessen benadrukken. Tijdens het jaarlijkse Open Debat over Vrouwen, Vrede en Veiligheid in de VN Veiligheidsraad zal Nederland zich op nationaal en in EU-verband uitspreken voor de uitvoering van de WPS-resoluties. Zoals tijdens de BZ begrotingsbehandeling in de Tweede en Eerste Kamer van respectievelijk 26 maart en 22 april jl. aangegeven, wordt bekeken of rond de NAVO-top aandacht besteed kan worden aan WPS. Gesprekken ter zake zijn gaande, gezocht wordt naar een manier om aan het thema in het bredere kader van de NAVO-top passende invulling te geven.
Daarnaast spant Defensie zich in het kader van het Defensie Actieplan 1325 in voor een verbeterde integratie van het genderperspectief in militaire operaties. In dit kader verzorgt Nederland regelmatig workshops, trainingen en bijdragen aan conferenties over Vrouwen, Vrede en Veiligheid. Zo wordt tweemaal per jaar samen met het Spaanse Ministerie van Defensie de training A Comprehensive Approach to Gender in Operationsverzorgd.
Sinds 2017 levert Defensie een genderadviseur aan de United Nations interim- Force in Lebanon (UNIFIL) en vanaf 2025 een genderadviseur aan de missie United Nations Command (UNC) in Zuid-Korea. Daarnaast werkt Defensie nauw samen met de EU, de NAVO en het Nordic Center for Gender in Military Operations op het gebied van beleid, trainingen en uitvoering.
Welke acties onderneemt u zelf om de WPS-resoluties uit te voeren- zowel in termen als financiering als via eigen beleid en programma’s?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat ongediplomeerd personeel in dienst is bij zorgverleners |
|
Jimmy Dijk (SP), Sarah Dobbe (SP) |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat ongediplomeerd personeel in dienst is bij zorgverleners?1
Ik vind het zeer zorgelijk als ongediplomeerd personeel is ingeroosterd voor werkzaamheden waarvoor een diploma wel vereist is. Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen om toe te zien op de bekwaamheid van personeel. Zie ook mijn antwoord op vraag 9.
In de zorg en welzijn is er ook ruimte voor mensen die (nog) geen opleiding hebben afgerond en (nog) geen formeel diploma of certificaat hebben, mits zij bekwaam zijn voor de handelingen die zij uitvoeren. Zorgbehoevenden moeten wel te allen tijde de zorg kunnen krijgen die nodig is.
Is het wettelijk toegestaan dat ongekwalificeerd personeel werkt in zorg verlenende functies zoals in de jeugdzorg en de zorg voor mensen met een handicap? Zo nee, zijn er hierop uitzonderingen voor uitzendpersoneel?
Op grond van de Wet kwaliteit klachten en geschillen zorg (Wkkgz) zijn zorgaanbieders eindverantwoordelijk voor het leveren van goede zorg. Ook wanneer zorgaanbieders personeel via een uitzendbureau werven, dragen zij de verantwoordelijkheid om de bekwaamheid en bevoegdheid van deze zorgmedewerkers te controleren en zich ervan te vergewissen dat zij over de juiste kwalificaties beschikken. Er zijn geen uitzonderingen voor uitzendpersoneel. Hierbij geldt dat het niet is toegestaan dat ongekwalificeerd personeel zelfstandig zorg verleent waarvoor een specifieke opleiding of registratie vereist is.
In de Wet op de Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg (Wet BIG) is vastgelegd welke handelingen alleen door BIG-bevoegde (en dus gekwalificeerde) zorgverleners uitgevoerd mogen worden, de zogenoemde voorbehouden handelingen. Toch is er in de praktijk ook ruimte voor mensen zonder diploma of certificaat om in de zorg en welzijn te werken, mits zij bekwaam zijn voor de handelingen die zij uitvoeren. Het uitgangspunt hierbij is: bekwaam is inzetbaar. Dit betekent dat iemand bepaalde zorg- of ondersteuningstaken mag uitvoeren als die persoon de nodige kennis en vaardigheden bezit én in staat is deze handelingen veilig en verantwoord uit te voeren. Of iemand bekwaam is om een voorbehouden handeling in opdracht van een BIG-geregistreerde zorgverlener uit te voeren is de verantwoordelijkheid van de BIG-geregistreerde opdrachtgever en degene die de handeling uitvoert, de opdrachtnemer.
Is het uw beleidsvoornemen om meer mogelijkheden te creëren voor ongekwalificeerd personeel om (als uitzendkracht) in de zorg te werken? Zo nee, wat gaat u doen om dit te voorkomen?
Nee, ik ben niet voornemens meer mogelijkheden te creëren voor ongekwalificeerd personeel om in de zorg of welzijn te werken dan dat er nu zijn. Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen om toe te zien op de bekwaamheid van personeel. Dit kan zowel vast personeel betreffen als uitzendkrachten.
Zijn er andere berichten of informatie beschikbaar bij uw ministerie of de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) die erop duiden dat dit vaker voorkomt? Zo ja, kunt u een overzicht delen van deze informatie en specifiek de hoeveelheid incidenten? Zo nee, gaat u hier onderzoek naar laten doen?
De IGJ heeft mij laten weten dat er incidenten en calamiteiten zijn geweest door het inzetten van onbevoegd en onbekwaam personeel, maar dat zij daarover geen aantallen bijhoudt. Een landelijk dekkend overzicht van incidenten en calamiteiten in de zorg die rechtstreeks zijn toe te schrijven aan de inzet van onbevoegd en onbekwaam personeel is er niet.
Klopt het dat de IGJ wél contact heeft opgenomen met de afnemers van diensten van Allround Care, maar níet met Allround Care zelf? Zo ja, waarom is dit het geval en deelt u de mening dat dit wel moet gebeuren? Zo nee, wat is het resultaat van dit contact geweest?
De IGJ is niet bevoegd om toe te zien op uitzend- of bemiddelingsbureaus. Allround Care is dan ook geen object van IGJ-onderzoek. De zorgaanbieders die diensten afnemen van Allround Care vallen wel onder het toezicht van de IGJ en de IGJ heeft dan ook met hen contact opgenomen. De betrokken zorgaanbieders zijn geschrokken van de uitkomsten van de controles en hebben maatregelen genomen om herhaling te voorkomen.
Deelt u de mening dat bestuurders van organisaties die diensten in de zorg aanbieden en daarbij structureel ongekwalificeerd personeel inzetten gesloten en vervolgd dienen te worden?
Het is de verantwoordelijkheid van de zorginstellingen om toe te zien op de bekwaamheid van personeel. In de zorg en welzijn is er ook ruimte voor mensen die (nog) geen opleiding hebben afgerond en (nog) geen formeel diploma of certificaat hebben, mits zij bekwaam zijn voor de handelingen die zij uitvoeren. Patiënten, cliënten, werkgevers of andere betrokkenen die te maken hebben (gehad) met problemen daaromtrent worden aangeraden aangifte te doen, zodat het Openbaar Ministerie tot vervolging kan overgaan. Het is aan de opsporingsdiensten criminele activiteiten nader te onderzoeken.
Welke stappen worden gezet om grote zorginstellingen hun verantwoordelijkheid te laten nemen bij het controleren van diploma’s van uitzendkrachten?
Op 31 maart jl. heb ik in samenwerking met de Minister van OCW een kamerbrief verzonden met daarin de aanpak fraude en criminaliteit in de zorgketen. In deze brief zijn ook diverse maatregelen opgenomen gericht op bewustwording van aanbieders rond de inzet van EVC’s en het controleren van diploma’s. Zorgaanbieders worden gewezen op de vergewisplicht en de mogelijkheden hoe deze goed uit te voeren. De vergewisplicht is het onderzoek dat van zorgaanbieders wordt verwacht naar de geschiktheid van zorgverleners (ook Zzp’ers, uitzendkrachten of gedetacheerden). Dat kan bijvoorbeeld door navraag te doen bij eerdere werkgevers, het BIG-register te bekijken en door een VOG te verlangen. Om diplomafraude tegen te gaan stimuleert DUO het gebruik van het gratis digitale uittreksel uit Mijn diploma's. Ook is er nu een mogelijkheid waarmee zorgaanbieders op de website van DUO eenvoudig kunnen controleren of een uittreksel uit «Mijn diploma's» echt is. Deze mogelijkheid wordt op dit moment onder de aandacht gebracht bij de doelgroep. Sinds begin 2023 roept de IGJ de zorgsector regelmatig op om alert te zijn op valse diploma’s, VOG’s en gesjoemel met EVC’s (Erkenning verworven competenties) en opleidingen voor de zorg.
Deelt u de mening dat er onderzoek moet komen naar eventuele negatieve gevolgen voor de patiënten van ongekwalificeerd personeel en dat de kosten en schadevergoeding hiervoor verhaald moeten worden op het bestuur van organisaties die dit personeel hebben ingezet?
Het is primair aan de direct betrokkenen zoals de zorgaanbieder en/of patiënt/cliënt of diens naasten om aangifte te doen tegen de betreffende ongekwalificeerde zorgverlener en vervolgens al dan niet te besluiten om een juridische procedure te starten waarvan schadevergoeding een onderdeel kan zijn.
Wat is uw reactie op de uitspraak «Vrijwel alle zorginstellingen in Nederland zetten ongediplomeerde medewerkers in op functies waarvoor een diploma niet vereist is»? Wat gaat u hier aan doen?
Het is de verantwoordelijkheid van werkgevers dat zij toezien op de bekwaamheid van hun personeel. Op grond van de vergewisplicht dient een instelling van te voren te onderzoeken of een zorgverlener voldoende bevoegd en bekwaam is voor hetgeen deze wordt ingezet. Bij functies in de zorg waarvoor geen diploma is vereist is het belangrijk dat de werkgever toeziet op de bekwaamheid van deze mensen.
Wat is uw reactie op de uitspraak «Er zijn vriendjes en vriendinnetjes die een dienst draaien op naam van iemand anders die wel de juiste papieren heeft»? Wat gaat u hier aan doen?
Zie mijn antwoord op vraag 9. In aanvulling daarop: de IGJ heeft mij laten weten dat zorgaanbieders nog nauwelijks identiteitscontroles hebben ingeregeld omdat ze zich nog onvoldoende bewust zijn van deze specifieke risico’s. Om die reden wijst de IGJ zorgaanbieders op de risico’s met betrekking tot identiteitsfraude op de werkvloer.
Heeft de IGJ voldoende budget, mensen en middelen om deze en andere situaties te achterhalen?
Het tegengaan van zorgfraude is een gezamenlijke opgave van toezichthouders in de zorg, opsporingsinstanties en het Informatieknooppunt Zorgfraude (IKZ). De toename van zorgfraude, criminaliteit en ondermijning in de zorg vraagt steeds meer aandacht van het toezicht van de IGJ gelet op de risico’s voor de kwaliteit en veiligheid van de zorg en jeugdhulp. Dat leidt binnen de bestaande grote toezichtlast van de IGJ inmiddels tot scherpe keuzes, ook ten aanzien van het organisatieonderdeel dat zich bezig houdt met opsporing en het toezicht op integere bedrijfsvoering in relatie tot de kwaliteit en veiligheid van de zorg.
Hoe vaak heeft de inzet van ongediplomeerd personeel van Allround Care geleid tot incidenten? Om wat voor incidenten ging het hier en wat waren de gevolgen hiervan?
De IGJ ziet toe op de betrokken zorgaanbieders maar niet op Allround Care omdat de IGJ geen bevoegdheid heeft om toe te zien op bemiddelings- en uitzendbureaus (zie ook mijn antwoord op vraag 5). Los van de casus Allround Care heeft de IGJ mij laten weten dat er in algemene zin incidenten en calamiteiten zijn geweest door het inzetten van onbevoegd en onbekwaam personeel, maar dat IGJ daarover geen aantallen bijhoudt (zie ook mijn antwoord op vraag 4).
In hoeverre speelde Allround Care een rol bij de diplomafraude?
Zie mijn antwoord op vraag 12.
Is er in deze casus aangifte gedaan van diplomafraude tegen Allround Care en/of de betrokken zorgverleners?
Ja, de IGJ heeft tegen de betrokken zorgverleners aangifte gedaan van valsheid in geschrifte en oplichting.
Het bericht dat bestuurders van sportclubs afhaken |
|
Inge van Dijk (CDA), Mohammed Mohandis (PvdA), Michiel van Nispen (SP) |
|
Struycken , Karremans |
|
![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving op NOS: «Bestuurders sportclubs haken af: financiële risico's te groot»?1
Ja.
Deelt u de zorgen van berichten over verenigingsbestuurders die afhaken vanwege toenemende regelgeving en onderzoeken van Register voor Verenigingsbestuuders (RVVB) dat niet ingrijpen grote gevolgen gaat hebben voor ons verenigingsleven? Bent u van mening dat het noodzakelijk is op korte termijn met voorstellen te komen om deze bestuurders lucht te geven? En kunt u ook met een tijdslijn komen wanneer de Kamer hierover meer informatie gaat krijgen en dan concreet per voorgestelde regel?
De omvang van de regelgeving voor sportverenigingen en bestuurders heeft mijn aandacht. De Staatssecretaris Langdurige en Maatschappelijke Zorg heeft samen met mij uw Kamer op 28 november 2024 geïnformeerd over de Aanpak regeldruk voor vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen.2In deze aanpak staat onder meer omschreven dat een extern begeleider samen met de sector de komende anderhalf jaar gaat onderzoeken hoe de top tien wettelijke verplichtingen die de meeste regeldruk veroorzaken voor vrijwilligersorganisaties (waaronder de sportsector) en filantropische instellingen vereenvoudigd kunnen worden in de uitvoering. Deze top tien is ontleend aan het onderzoeksrapport Regeldruk bij vrijwilligersorganisaties en filantropische instellingen van Sira Consulting.3 De extern begeleider zal vanaf juli 2025 worden ingezet. Daarnaast wordt in de aanpak voorgesteld een adviseur voor vrijwilligerscentrales in te zetten. Deze adviseur zal de centrales adviseren over de verschillende wettelijke verplichtingen. Deze kennis kunnen de vrijwilligerscentrales doorgeven aan de vrijwilligersorganisaties vanuit het «teach the teacher» principe. De verwachting is dat deze adviseur in het vierde kwartaal van 2025 ingezet zal worden.
Bent u ervan op de hoogte dat de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (Wbtr) een grote zorg is en er inmiddels een aantal casussen zijn waarbij vrijwillige bestuurders het risico te lopen financieel hoofdelijk aansprakelijk gesteld te worden?
Ik ben bekend met de zorgen die in het maatschappelijke debat leven over de gevolgen van de Wet bestuur en toezicht rechtspersonen (hierna: WBTR) voor burgers die vrijwillig een bestuurlijke taak vervullen voor een vereniging. Mede naar aanleiding van die zorgen vindt er een onderzoek plaats door Significant Public in opdracht van het Ministerie van VWS en de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) in hoeverre de vrijwilligersverzekering bescherming biedt aan verenigingen en hun besturen, mede in het kader van de invoering van de WBTR. In dit onderzoek gaan de onderzoekers onder meer in op praktijkcasus, waaronder de specifieke casus uit het door de vragenstellers aangehaalde bericht van NOS. Het is de verwachting dat de uitkomsten van dit onderzoek voor het zomerreces naar uw Kamer worden gestuurd.
Verder worden de gevolgen van de WBTR voor het aantal aansprakelijkheidsstellingen van bestuurders en toezichthouders van verenigingen onderdeel van de reeds aangekondigde wetevaluatie van de WBTR. Hierbij wordt ook onderzocht wat precies de oorsprong is van de zorgen bij vrijwilligers over aansprakelijkheidsstelling. Zie over deze wetevaluatie ook het antwoord op vragen 6 en 7 en de onderzoeksnotitie in de bijlage.
Bent u van mening dat dit «de bedoeling» was van de Wbtr, dat vrijwillige bestuurders in principe gelijk worden gesteld aan professionele bestuurders?
Nee, het is niet de bedoeling van de WBTR dat vrijwillige bestuurders in principe gelijk worden gesteld aan professionele bestuurders. In de WBTR wordt voor wat de aansprakelijkheidsregeling van bestuurders in faillissement betreft een belangrijk onderscheid gemaakt tussen enerzijds informele en niet-commerciële verenigingen (zoals sportverenigingen) en niet-commerciële stichtingen en anderzijds commerciële en formele verenigingen, commerciële stichtingen en semipublieke verenigingen en stichtingen.4 Het gaat daarbij om de regeling die bepaalt dat bij aansprakelijkheid in faillissement het zogenaamde bewijsvermoeden niet van toepassing is op bestuurders van informele verenigingen en niet-commerciële verenigingen en stichtingen.5 Het bewijsvermoeden houdt in dat wanneer niet aan de jaarrekeningplicht of boekhoudplicht is voldaan, er sprake is van een onbehoorlijke taakvervulling en aannemelijk is dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De bestuurder is dan aansprakelijk jegens de vereniging of stichting, tenzij hij aantoont dat het faillissement niet veroorzaakt is door kennelijk onbehoorlijke taakvervulling. Het is met het bewijsvermoeden eenvoudiger voor de curator om de bestuurder aansprakelijk te stellen in geval van faillissement. Het bewijsvermoeden is dus niet van toepassing op bestuurders van informele verenigingen en niet-commerciële verenigingen en stichtingen. Dit betekent dat wanneer zij de boekhouding niet op orde hebben, dit niet automatisch leidt tot aansprakelijkheid. Daarmee is de drempel voor aansprakelijkheid in faillissement bij informele en niet-commerciële verenigingen en niet-commerciële stichtingen hoger dan bij commerciële en formele verenigingen, commerciële stichtingen en semipublieke verenigingen en stichtingen. In de WBTR is derhalve wel degelijk rekening gehouden met de verschillen in professionaliteit tussen bijvoorbeeld enerzijds vrijwillige bestuurders bij tennisverenigingen en anderzijds professionele bestuurders bij woningcorporaties.6
Bent u van mening dat de vrijwilligersverzekering die verenigingen kunnen afsluiten tegen deze risico’s (bestuursaansprakelijkheid en rechtsbijstand) de risico’s voldoende afdekt en kunt u dit ook onderbouwen met als voorbeelden de casussen zoals genoemd in het artikel?
In het kader van het Wetgevingsoverleg Sport en Bewegen op 2 december jongstleden is een motie aangenomen om de bescherming van de huidige vrijwilligersverzekering te onderzoeken7. Naar aanleiding van de motie voert Significant Public, conform de toezegging aan uw Kamer, het in het antwoord op vraag 3 bedoelde verkennende onderzoek uit naar de vraag in hoeverre de vrijwilligersverzekering de risico’s van aansprakelijkheid voldoende afdekt, mede in het kader van de invoering van de WBTR. De casus die in het artikel van de NOS wordt genoemd, wordt in dit onderzoek als voorbeeld meegenomen. De uitkomsten van dit onderzoek worden naar verwachting voor het zomerreces naar uw Kamer gestuurd.
Wanneer kan de Kamer de opdrachtbrief, waartoe het kabinet heeft aangegeven bereid te zijn, tegemoetzien?
In de bijlage bij deze beantwoording stuur ik uw Kamer de onderzoeksdoelstelling, de beleidscontext en de onderzoeksvragen zoals opgenomen in een door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) opgestelde notitie op basis waarvan het WODC onderzoekspartijen zal benaderen voor het uitvoeren van de evaluatie van de WBTR. Zoals uit de bijlage blijkt, wordt in de evaluatie uitdrukkelijk de vraag betrokken hoe de wet in de praktijk uitpakt. Daarbij wordt ook expliciet aandacht besteed aan de vraag of de WBTR mogelijke onbedoelde negatieve effecten heeft op het terrein van aansprakelijkheidstelling van vrijwilligers en de bereidheid van burgers om een vrijwilligersbestuursfunctie te vervullen. Het is aan de offrerende onderzoeksinstellingen om in hun onderzoeksplannen een specifieke methode voor te stellen. Ik voorzie hiervoor op dit moment geen grotere uitdagingen dan bij andere wetsevaluaties. De uiteindelijke inhoud van de opdracht wordt bepaald door het WODC in samenwerking met de onderzoeksinstelling die de evaluatie uitvoert en dus kan afwijken van deze bijlage. Conform Artikel XVIA van de WBTR zal de evaluatie van de wet voor 1 juli 2026 naar uw Kamer worden verzonden.
Worden bij de wetsevaluatie praktijkcasussen betrokken? Zo ja, hoe zorgt de onderzoeksinstelling dat ze hiermee voldoende bekend zijn, aangezien er momenteel al een aantal stevige casussen lopen maar het kabinet in antwoord op eerdere Kamervragen (december 2024) aangaf niet bekend te zijn met juridische uitspraken en dus niet verder kijkt dan dat wat de vragenstellers tot zorgen baart?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Cryptomijnen in een land onder hoogspanning’. |
|
Diederik van Dijk (SGP), Chris Stoffer (SGP), André Flach (SGP) |
|
Eelco Heinen (minister ) (VVD), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Cryptomijnen in een land onder hoogspanning»?1
Ja
Welke Nederlandse of Europese wet- en regelgeving, dan wel IMVO-normen, zijn van toepassing op Nederlandse ondernemers en bedrijven die actief zijn in het cryptomijnen in derde landen?
Het kabinet verwacht van alle Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen en de UN Guiding Principles on Business and Human Rights toepassen. De Corporate Sustainability Due Diligence Directive (CSDDD) wordt met het Omnibus I voorstel vereenvoudigd en zal gefaseerd toegepast worden vanaf juli 2028.
Wat is precies de toegevoegde waarde van het cryptomijnen in Ethiopië aan de lokale economie en samenleving?
Ethiopië heeft een groot tekort aan buitenlandse deviezen en werkt, met steun van het Internationaal Monetair Fonds, aan het vergroten van deze deviezenvoorraad. De bedrijven die zich in Ethiopië bezig houden met cryptomijnen, betalen een hoger tarief voor het gebruik van elektriciteit dan de Ethiopische bevolking. Omdat zij hun inkomsten genereren in buitenlandse deviezen en die om moeten zetten in lokale valuta om hun rekeningen te betalen, dragen zij bij aan de voorraad buitenlandse deviezen van Ethiopië.
In hoeverre profiteert de lokale bevolking van Ethiopië van de praktijken die in het artikel genoemd worden?
Voor zover bekend is er, behalve middels afdrachten aan de Ethiopische staatskas, geen significant direct economisch voordeel voor de Ethiopische bevolking bij de activiteiten van buitenlandse crypto miners.
Kan het kabinet toelichten wat volgens haar de wenselijkheid is van het cryptomijnen in Ethiopië door Nederlandse ondernemers en bedrijven?
Het kabinet moedigt Nederlandse crypto miners niet aan om actief te worden in Ethiopië. Tegelijkertijd staat het deze ondernemers vrij om activiteiten te ontplooien in Ethiopië, mits deze in lijn zijn met relevante internationale standaarden en lokale wet- en regelgeving.
Hoe ziet de inzet van het kabinet eruit om de beperkte elektriciteit die voorradig is in Ethiopië ten goede te laten komen aan de bevolking zelf?
Er is in Ethiopië geen gebrek aan opgewekte elektriciteit. Er is dus ook geen sprake van verdringing van de lokale bevolking door crypto-investeerders. Wel is er nog altijd sprake van beperkte distributiecapaciteit van het elektriciteitsnet, met name in rurale gebieden. Daar heeft de bevolking last van. De Ethiopische overheid investeert in uitbreiding van het distributienetwerk, maar vooralsnog is dat onvoldoende om alle lagen van de bevolking te bereiken, onder meer door financieringstekorten. Om de benodigde economische groei te bewerkstelligen, voorziet de Ethiopische overheid een belangrijke rol voor de private sector en maakt zich hard voor het aantrekken van buitenlandse investeerders. De komst van cryptobedrijven past in deze strategie.
Acht het kabinet het noodzakelijk om met extra regelgeving te komen om de negatieve gevolgen van cryptomijnen in derde landen te verminderen, en zo nee, waarom niet?
Nee, het kabinet acht aanvullende wetgeving niet noodzakelijk. Het kabinet verwacht van alle bedrijven dat zij zakendoen in lijn met de OESO richtlijnen en UN Guiding Principles on Business and Human Rights.
Wat is het morele oordeel van het kabinet over het artikel, met name met het oog op de schrijnende armoede en grote maatschappelijke problemen die een land als Ethiopië teisteren?
In het algemeen steunt Nederland de Ethiopische economische hervormingsagenda, de Homegrown Economic Reform Agenda. Hierbij ligt een sterke nadruk op ontwikkeling van de private sector. Dit biedt meer kansen voor ondernemers, in een van oudsher sterk gesloten economisch systeem. Nederland draagt hieraan bij door programma’s op het gebied van private
sectorontwikkeling. Ongelijkheid en armoede blijven echter zeer grote uitdagingen in Ethiopië en het artikel illustreert dit. Nederland zet zich daarom tevens in voor armoedebestrijding en het leveren van diensten op het gebied van bijvoorbeeld water, voedselzekerheid en gezondheid. Dit biedt mensen perspectief, en legt een basis voor lokale economische ontwikkeling in een markt van ruim 130 miljoen inwoners. Ook draagt het bij aan stabiliteit.
Hoe verhoudt de ontwikkeling die in het artikel genoemd wordt zich tot de Nederlandse hulp aan Ethiopië? Werken deze elkaar niet tegen?
Het kabinet zet zich in voor inclusieve economische groei in Ethiopië die ten goede komt aan de bevolking en kansen biedt aan Nederlandse ondernemersDaarbij werkt Nederland, waar mogelijk, samen met de Ethiopische overheid om dit te bewerkstelligen. De Ethiopische inzet op het aantrekken van cryptobedrijven versterkt niet de Nederlandse hulp maar werkt deze ook niet tegen. Er is geen samenwerking op het terrein van crypto en er bestaan geen plannen in die richting.
Het bericht 'Iraanse (43) ontvluchtte doodstraf maar zit nu gevangen op Schiphol: 'Word elke nacht veel wakker'' |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Iraanse (43) ontvluchtte doodstraf maar zit nu gevangen op Schiphol: «Word elke nacht veel wakker»» van het AD d.d. 28 april jl.?1
Ja.
Bent u bekend met het feit dat op het overtreden van kledingregels in Iran mogelijk de doodstraf staat?
Uit het meest recente ambtsbericht Iran volgt dat het overtreden van kledingvoorschriften bestraft kan worden met gevangenisstraffen of een geldboete. Ook zijn er alternatieve straffen mogelijk, zoals verbanning, uitreisverboden, taakstraffen, het volgen van een therapie, de opschorting van een arbeidscontract, een verbod op aansluiting bij een organisatie, de tijdelijke sluiting van een onderneming of inbeslagname van privébezit, zoals mobiele telefoons of auto’s. Ook ben ik bekend met berichtgeving van na de verslagperiode van het ambtsbericht, van o.a. Amnesty International, waarin de doodstraf als mogelijk vonnis wordt genoemd bij het overtreden van kledingregels. De onderliggende wet waar Amnesty International over rapporteert is tot op heden nog niet geïmplementeerd.
Vindt u het aannemelijk dat een overtreding van die regels, gecombineerd met een eerdere veroordeling wegens deelname aan vrouwenrechtenprotesten na de moord op Mahsa Amini, zou kunnen leiden tot een zware straf? Zo nee, waarom niet?
Ik kan geen uitspraken doen over de wijze waarop de Iraanse autoriteiten dergelijke zaken zullen beoordelen.
Vindt u de vrouw beschreven in het artikel dapper, vanwege haar strijd voor vrouwenrechten in Iran? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het niet passen om me in dergelijke kwalificaties te uiten over een individuele casus terwijl deze nog in behandeling is door de IND.
Vindt u dat vrouwenrechtenactivisten in Iran gevaar lopen op vervolging? Zo nee, waarom niet?
In het landgebonden beleid Iran, dat gebaseerd is op het meest recente ambtsbericht, is opgenomen dat personen die actief zijn in de politiek, journalistiek, op het gebied van de mensenrechten of een ander maatschappelijk terrein (in het bijzonder op het terrein van vrouwenrechten en de rechten van etnische minderheden) als risicoprofiel worden aangemerkt.
Dit betekent dat er in algemene zin een bepaalde mate van risico bestaat voor personen die actief zijn op het gebied van vrouwenrechten. Welke mate van risico dat is, zal in elke individuele zaak beoordeeld moeten worden aan de hand van de merites van de desbetreffende zaak. Het behoren tot een groep, aangemerkt als risicoprofiel is op zichzelf niet voldoende om te concluderen dat de vreemdeling te vrezen heeft voor vervolging. In het kader van de asielaanvraag wordt beoordeeld of de vreemdeling gelet op zijn persoonlijk profiel en persoonlijke activiteiten of ervaringen binnen de groep een gegronde vrees heeft voor vervolging.
Vindt u dat vrouwenrechtenactivisten uit Iran, als zij gevaar lopen op vervolging vanwege de uitoefening van hun burgerlijke vrijheden, recht hebben op internationale bescherming? Zo nee, waarom niet?
Indien er sprake is van een gegronde vrees voor vervolging dan maken zij aanspraak op internationale bescherming. Of hier sprake van is dient echter beoordeeld te worden op basis van de individuele merites van de zaak.
Welke toegang tot zorg hebben asielzoekers die in het Justitieel Complex Schiphol wordt vastgehouden?
Alle vreemdelingen die in grensdetentie verblijven op het Justitieel Complex Schiphol hebben toegang tot een medisch team. Dit medisch team bestaat onder andere uit een huisarts, psychologen, verpleegkundigen en een psychiater. In het Justitieel Complex Schiphol werkt geen basisarts. Waar nodig verwijst het medisch team dat werkzaam is op het Justitieel Complex Schiphol, de vreemdeling naar externe zorgaanbieders. Als de huisarts oordeelt dat de vreemdeling specialistische zorg dient te ontvangen dan verwijst hij of zij de vreemdeling naar een medisch specialist buiten het Justitieel Complex Schiphol.
Hebben asielzoekers in het Justitieel Complex Schiphol recht op specialistische zorg wanneer zij dat nodig hebben? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Klopt het dat rechters in gevallen van grensdetentie binnen vier weken na instelling van beroep uitspraak moeten doen? Zo nee, waarom niet?
Op basis van artikel 83b Vreemdelingenwet 2000 (hierna Vw) dient de rechtbank in bepaalde gevallen, waaronder bij asielaanvragen die in de grensprocedure zijn afgedaan, binnen vier weken na het instellen van beroep uitspraak te doen. De grensprocedure kan worden toegepast als mogelijk de Dublinverordening van toepassing is of als de asielaanvraag mogelijk niet-ontvankelijk of kennelijk ongegrond is. De grensprocedure maakt het mogelijk vreemdelingen te plaatsen in grensdetentie.
De doorlooptijden voor het behandelen van beroepen bij de rechtbanken zijn op dit moment regelmatig langer dan vier weken. Het kabinet streeft ernaar om de instroom te beperken. Dit zal ertoe bijdragen dat de druk op het asielsysteem afneemt en de doorlooptijden korter kunnen worden.
Als die maximale duur wordt overschreden, hebben kwetsbare asielzoekers recht op verplaatsing naar een meer humane vorm van opvang? Zo nee, waarom niet?
De wettelijke termijn genoemd in artikel 83b Vw, en meer specifiek de overschrijding van die termijn, heeft geen betrekking op het al dan niet kunnen voortduren van de grensdetentie. Die termijn heeft betrekking op de termijn waarbinnen de rechterlijke toetsing van de rechtmatigheid van een asielbesluit moet plaatsvinden. De grensdetentie kan dan ook voortduren na het verlopen van de in artikel 83b Vw genoemde wettelijke termijn van vier weken.
Op grond van de Opvangrichtlijn en de Procedurerichtlijn wordt rekening gehouden met de bijzondere opvangbehoeften en procedurele waarborgen van vreemdelingen die in grensdetentie verblijven. De detentie kan niet langer voortduren wanneer deze onevenredig bezwarend is.
Vindt u het inhumaan als asielzoekers langer dan vier weken hun beroep moeten afwachten in grensdetentie? Hoe verhoudt dit zich tot hun recht op vrijheid?
Nee, ik acht dit niet inhumaan. De grensprocedure is een belangrijk instrument om te beoordelen of aan vreemdelingen, die een asielaanvraag doen aan de buitengrens, toegang tot Nederland/de Unie moet worden verleend. Het toepassen van grensdetentie is naar de opvatting van het kabinet, vanwege het grensbewakingsbelang, geoorloofd en proportioneel. Zowel bij het opleggen van grensdetentie als bij voortduring daarvan wordt steeds beoordeeld of detentie (nog) proportioneel is. Indien dat niet langer het geval is, wordt de detentie opgeheven en wordt alsnog toegang verleend.
Vindt u dat grensdetentie van langer dan vier weken zelfs mogelijk moet zijn voor kwetsbare asielzoekers, zoals de in het artikel genoemde vrouw met een voorstadium van baarmoederhalskanker?
Ik ga niet in op individuele zaken. Zie voorts het antwoord op vraag 10.
Kunt u bovenstaande antwoorden allen afzonderlijk beantwoorden?
Dit heb ik zoveel als mogelijk gedaan.
Kritische demonstranten die bij een bezoek aan de Chinese vicepremier buiten het zicht werden geposteerd |
|
Kati Piri (PvdA), Esmah Lahlah (GroenLinks-PvdA) |
|
David van Weel (minister ) , Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Judith Uitermark (minister ) (NSC) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «De Chinese vicepremier wordt in Den Haag toegejuicht, terwijl slachtoffers van Beijing op afstand moeten blijven»?1
Klopt het dat slachtoffers van het Chinese regime op afstand werden gehouden tijdens het bezoek van de Chinese vicepremier Ding Xuexiang, terwijl een Chinese steunbetoging wel op een prominente plek werd toegestaan?
Deelt u de opvatting dat het recht op demonstratie, zoals vastgelegd in artikel 11 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), inhoudt dat demonstranten «within sight and sound» van hun beoogde publiek moeten kunnen protesteren? Zo ja, hoe beoordeelt u het feit dat juist slachtoffers van het Chinese regime op afstand werden gehouden tijdens het bezoek van de Chinese Vice-President?
Hoe verhoudt zich dit tot internationale richtlijnen die voorschrijven dat het «first come, first served-principe» juist zoveel mogelijk moet worden vermeden om te voorkomen dat bepaalde groepen een tijd of plaats kunnen blokkeren die voor andere groepen demonstranten ook relevant zijn? Hoe kunt u burgemeesters hierin ondersteunen?
Erkent u dat het argument van veiligheid niet mag worden ingezet om demonstranten structureel uit het zicht van hun beoogde publiek te houden?
Kunt u uitsluiten dat druk vanuit de Chinese delegatie heeft geleid tot beperkingen van het demonstratierecht in Den Haag? Zo nee, hoe waarborgt u dat buitenlandse diplomatieke belangen nooit boven fundamentele mensenrechten gaan en dat burgemeesters hier een correcte afweging in kunnen maken?
Klopt het dat de demonstratie slechts tot 18.00 uur was toegestaan, terwijl de delegatie pas na 18.00 uur arriveerde? Zo ja, waarom is voor deze tijdsbeperking gekozen? Is overwogen de demonstratie langer toe te staan, zodat demonstranten daadwerkelijk binnen zicht en geluid konden protesteren tegen de delegatie?
Is er onderzoek gedaan naar signalen dat er misinformatie is verspreid door de Koninklijke Marechaussee over het tijdstip van aankomst van de Chinese vicepremier in het Catshuis? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te (laten) onderzoeken?
Bent u op de hoogte of er tijdens deze of soortgelijke demonstraties persoonsgegevens van demonstranten zijn verzameld, bijvoorbeeld via cameratoezicht of gezichtsherkenning? Zo ja, op welke juridische grondslag is dit gebeurd, met welk doel, en hoe wordt dit verantwoord in het licht van artikel 8 van het EVRM (recht op privacy)?
Deelt u de zorgen over omstanders die videobeelden van demonstranten maken en vervolgens mogelijk delen met de Chinese overheid? Deelt u de mening dat dit onderdeel is van transnationale repressie, acties vanuit de overheid om burgers in het buitenland het stilzwijgen op te leggen, te controleren, of om kritiek en andere meningen af te schrikken, wat een schending is van hun mensenrechten2? Wat gaat u eraan doen om deze mensen te beschermen?
Heeft het Ministerie van Buitenlandse Zaken op enig moment contact gehad met de Chinese ambassade over het feit dat mensen gelieerd aan de Chinese overheid, demonstraties filmen en fotograferen? Zo ja, is daarbij te kennen gegeven dat Nederland dit afkeurt en dat er zal worden opgetreden tegen dergelijke intimidatie van demonstranten? Zo nee, waarom niet?
Bent u bekend met de Chinese studentenorganisatie ACSSNL in Nederland? Wordt deze organisatie gezien als een instrument van ongewenste Chinese beïnvloeding? Zo ja, hoe wordt hiertegen opgetreden? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de zorgen over de veiligheid van demonstranten die tegen dergelijke regimes in opstand komen? Erkent u dat demonstranten die zich uitspreken tegen autoritaire regimes, vaak extra risico lopen en daarom juist belang kunnen hebben bij anonimiteit of gezichtsbedekking? Hoe verhoudt dit zich tot het voorstel voor een verbod op gezichtsbedekkende kleding bij demonstraties?
Deelt u de zorg dat een verbod op gezichtsbedekkende kleding in de praktijk vooral mensen raakt die bescherming zoeken tegen repressie van buitenlandse regimes, en dat dit een «chilling effect» kan hebben op hun bereidheid om überhaupt te demonstreren? Worden deze dilemma’s meegenomen in het onderzoek van het Wetenschappelijk Onderzoek- en Datacentrum (WODC) over het demonstratierecht?
Erkent u dat er sprake kan zijn van een «chilling effect» doordat demonstranten en gemeenschappen zich extra conformeren aan politieaanwijzingen uit vrees toekomstige demonstraties in gevaar te brengen? Deelt u de opvatting dat demonstratierecht een fundamenteel recht is dat niet afhankelijk mag zijn van een «goede relatie» met de autoriteiten?
Bent u bereid om – mede in het licht van het EVRM en relevante jurisprudentie van het Europees Hof voor de Rechten van de Mens – te (laten) evalueren hoe bij staatsbezoeken het recht op demonstratie wordt gewaarborgd of dit mee te nemen in het WODC-onderzoek? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u deze resultaten delen met de Kamer?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar beantwoorden?
PFAS-lozingen Custom Powders |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Chris Jansen (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met de Zembla uitzonding van 27 april over dat Custom Powders al jaren duizenden kilo’s PFAS (Poly- en perfluoralkylstoffen) direct in het riool heeft geloosd?1
Ja.
Hoe kan het dat er rechtstreeks op het riool werd geloosd en dat hier geen controle door de overheid op heeft plaatsgevonden?
Het is belangrijk dat hier duidelijkheid over komt. De gemeente Helmond, als bevoegd gezag voor de rioollozingen, heeft daarom aangekondigd dat er een onafhankelijk onderzoek komt naar de rol van de gemeente en de milieudienst, inclusief vergunningverlening, toezicht en handhaving, bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders2.
Kunt u bevestigen dat deze lozingen en uitstoot van schadelijke stoffen schade (in welke mate dan ook) hebben veroorzaakt aan milieu, waterkwaliteit en gezondheid van mens en dier, waar ook de experts in de aflevering van Zembla naar verwijzen? Zo nee, op welke experts baseert u zich dan?
Ja, deze effecten zijn vastgesteld. PFOA is een schadelijke stof die sinds 2013 wordt beschouwd als een Zeer Zorgwekkende Stof (ZZS).3 Deze stof is extreem persistent in het milieu en breekt nauwelijks af. Bovendien kan PFOA effecten op de menselijke gezondheid hebben zoals effecten op het immuunsysteem, voortplanting, ontwikkeling van het ongeboren kind, en is het mogelijk kankerverwekkend. De GenX stoffen, die daarnaast ook zijn geloosd, veroorzaken vergelijkbare gezondheidseffecten als PFOA4.
Daarnaast is het schadelijk voor de natuur doordat de stof kan ophopen in de voedselketen. Het is aannemelijk dat deze combinatie van eigenschappen en de hoeveelheden PFOA die door de jaren heen zijn uitgestoten en geloosd hebben geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Welke mogelijke effecten heeft, volgens experts, het feit dat werknemers van Custom Powders concentraties van PFOA (Perfluoroctaanzuur) in hun bloed hadden die een factor 1000 hoger is dan de EFSA-norm (Europese Autoriteit voor Voedselveiligheid)?
De aanwezigheid van PFOA in het bloed wordt in verband gebracht met verschillende gezondheidseffecten. Van PFOA is bekend dat het schadelijke effecten kan hebben op het immuunsysteem, op de voortplanting en ontwikkeling van het ongeboren kind. Het is mogelijk kankerverwekkend. Het meest recente RIVM-overzicht over de betekenis van de gevonden PFOA-concentraties in het bloed dateert uit 20175. Een overzicht van ongewenste veranderingen bij mensen die op basis van epidemiologische studies met PFAS-blootstelling in verband worden gebracht staat in Tabel II.1 van die rapportage. Het is echter niet mogelijk om een oorzakelijk verband aan te tonen.
De in de uitzending vermelde concentraties PFAS in het bloed van werknemers van Custom Powders, met waarden die oplopen tot 6.239 ng/mL, zijn veel hoger dan de concentratie waaronder EFSA geen gezondheidseffecten verwacht. De inventarisatie uit 2017 bevat geen informatie over de mate waarin genoemde gezondheidseffecten optreden bij dergelijk hoge concentraties.
In 2024 heeft RIVM de behoeften aan onderzoek van omwonenden en werknemers van Chemours en omwonenden van de Westerschelde in relatie tot PFAS in kaart gebracht. Naar aanleiding van deze verkenning is geadviseerd om in de wetenschappelijke literatuur antwoorden te zoeken op vragen als wat zijn de gezondheidsrisico’s, welke ziekten en aandoeningen kun je krijgen van PFAS en wat de langetermijneffecten zijn. De Kamer wordt voor het zomerreces geïnformeerd over de opvolging van deze adviezen.
Hoe kijkt u ernaar dat in de uitzending wordt gesproken over een «kankerstraat» vlakbij de locatie van Custom Powders, waarbij veel omwonenden kanker hebben gekregen? Wat zegt u tegen die burgers?
Het is begrijpelijk en ook logisch dat de berichten over ernstige gezondheidsproblemen, zoals kanker, bij omwonenden van de locatie van Custom Powders diepe zorgen oproepen. Iedereen heeft recht op een veilige en gezonde leefomgeving. Tegelijkertijd is het belangrijk om zorgvuldig met dit soort signalen om te gaan. De GGD heeft in 2018 samen met het waterschap onderzoek gedaan naar de verspreiding van PFAS. Uit die onderzoeken bleek dat er geen sprake is van verhoogde gezondheidsrisico’s.
Op dit moment is er geen causaal verband vastgesteld tussen de blootstelling aan PFAS vanaf deze locatie en het optreden van kanker in de directe omgeving6. Dat sluit niet uit dat de zorgen over mogelijke gezondheidseffecten onverminderd zijn. De gemeente Helmond heeft aan de GGD gevraagd om een vrijwillig gezondheidsonderzoek uit te voeren7.
PFOA is een kankerverwekkende stof, maar het is ingewikkeld aan te tonen dat een omwonende kanker heeft gekregen van PFOA-uitstoot/lozingen; hoe kunnen burgers dan wel hun recht halen en worden beschermd?
Het bevoegd gezag houdt toezicht op de uitstoot en activiteiten van bedrijven. Het uitgangspunt is dat bedrijven zich aan milieuwetgeving moeten houden. Wanneer dat niet gebeurt, biedt de wetgeving verschillende handvatten om dit aan te pakken. Zowel het bestuursrecht, strafrecht als privaatrecht biedt mogelijkheden om bedrijven aan te spreken op overtredingen en schade te vergoeden. Het is van de specifieke feiten en omstandigheden afhankelijk of en door wie deze mogelijkheden daadwerkelijk benut kunnen worden.
Voor een uitgebreide uiteenzetting van de juridische mogelijkheden voor verschillende partijen in zulke gevallen geldt het antwoord op vraag drie in de Kamerbrief over het aansprakelijk stellen van bedrijven voor schade door PFAS-vervuiling8.
Bent u het eens dat uit voorzorg de uitstoot snel gestopt moet worden, als er vermoedens zijn dat mensen ziek worden van PFOA en andere gevaarlijke stoffen? Zo nee, waarom speelt u dan Russisch roulette met levens van mensen?
Het uitgangspunt van het milieubeleid is dat de gezondheid van mens en dier en de kwaliteit van het milieu goed beschermd moet worden. Voorzorg speelt daarin een belangrijke rol: als er serieuze aanwijzingen zijn dat een stof schadelijk kan zijn voor de gezondheid of het milieu, is dat aanleiding om maatregelen te nemen, ook als er nog geen volledige wetenschappelijke zekerheid is. Het bevoegd gezag beoordeelt of en welke maatregelen nodig zijn. Dit doen ze op basis van de beschikbare wetenschappelijke inzichten, adviezen van experts, en de mate van onzekerheid of risico. Daarbij worden ook de belangen van volksgezondheid en milieubescherming expliciet meegewogen.
Het beeld dat er «Russisch roulette» wordt gespeeld met mensenlevens wordt dan ook niet herkend. Waar vermoedens bestaan van gezondheidsschade door stoffen als PFOA, is het juist van belang om snel inzicht te krijgen in de ernst van de risico’s en om waar nodig preventief op te treden.
Kunt u een inschatting geven, op basis van input van onafhankelijke experts/wetenschappers, wat inmiddels (in euro's) de schade aan milieu en gezondheid is door de genoemde lozingen en de uitstoot van schadelijke stoffen? Zo nee, waarom heeft u nog steeds geen beeld van de schade die bedrijven aan milieu en burgers aanrichten?
Het is ingewikkeld om de schade van een bepaalde stof in euro’s uit te drukken, omdat de effecten van de vervuiling verstrekkend kunnen zijn en niet direct te meten zijn. In plaats van te kijken naar schade in euro’s, wordt gekeken naar de impact die een stof heeft op de functies van het milieu en de volksgezondheid.
Als de emissie van een stof past binnen de kaders en grenzen die het lozingsbeleid toelaat, wordt deze als acceptabel beschouwd. Dit betekent dat gezorgd wordt dat de uitstoot niet boven de vastgestelde normen uitkomt om zo de leefomgeving te beschermen. Daarnaast geldt het principe «de vervuiler betaalt», wat inhoudt dat bedrijven en organisaties die stoffen lozen, via een lozingsheffing bijdragen aan de kosten voor het beheer en herstel van de gevolgen van de vervuiling.
Wie is aansprakelijk voor de gemaakte fouten en het vergoeden van de schade aangericht aan gezondheid, natuur en milieu?
In Nederland geldt het uitgangspunt dat de veroorzaker van schade aan gezondheid, natuur of milieu verantwoordelijk is voor het herstellen van die schade. Of en in hoeverre er sprake is van aansprakelijkheid hangt af van de specifieke omstandigheden van het geval, zoals de geldende wet- en regelgeving op het moment van de lozing, de kennis over de schadelijkheid van stoffen op dat moment en de vraag of er is gehandeld binnen of buiten de vergunde kaders.
In het geval van de PFAS-vervuiling in Helmond heeft de gemeente aangifte gedaan tegen zowel Custom Powders als Chemours (voorheen DuPont). Het is uiteindelijk aan de rechter om vast te stellen of er sprake is van juridische aansprakelijkheid en of er schadevergoeding moet worden toegekend.
Kunt u schetsen waar er vanuit de overheid precies fouten zijn gemaakt en op welk moment, inclusief de bijbehorende tijdlijn?
De gemeente Helmond heeft een tijdlijn opgesteld van het onderzoek naar de PFAS-emissies bij Custom Powders (zie bijlage 1). Het onafhankelijke onderzoek dat de gemeente Helmond laat uitvoeren zal duidelijkheid geven over de rol van de gemeente en de milieudienst bij de jarenlange PFAS-lozingen door Custom Powders (zie ook vraag 2). Het Ministerie van IenW heeft destijds, op verzoek van de gemeente Helmond, vanuit haar beschikbare kennis en expertise meegedacht in de aanpak van de vervuiling.
Welke concrete lessen trekt u uit deze casus en de gemaakte fouten en welke concrete extra acties (anders dan nog meer onderzoek) gaat u ondernemen om soortgelijke schade aan milieu en gezondheid van burgers te voorkomen (graag met tijdlijn en planning)?
De casus rondom PFAS-lozingen bij Custom Powders in Helmond toont het belang van:
Op al deze thema’s lopen verschillende acties. Zo wordt de vernieuwde Europese Richtlijn Industriële Emissies geïmplementeerd en wordt er in Europees verband gewerkt aan een hernieuwde Kaderrichtlijn Water. Het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat is daarnaast bezig met de uitvoering van de Actieagenda Industrie en Omwonenden9 en het Impulsprogramma Chemische Stoffen10 en met het robuust maken van het VTH-stelsel11. Op basis van deze trajecten worden verschillende maatregelen uitgevoerd of voorgesteld die gericht zijn op het beschermen van de gezondheid van omwonenden en het verbeteren van wet- en regelgeving. De Kamer wordt periodiek geïnformeerd over de voortgang van de verschillende sporen.
Klopt het dat onze rioolwaterzuiveringsinstallaties niet gebouwd zijn op het zuiveren van PFAS en dat de enorme hoeveelheden PFAS er dus gewoon steeds doorheen stroomt? Welke gevolgen heeft dit voor biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid?
Het klopt dat rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s) in hun huidige opstelling niet zijn ontworpen om PFAS te verwijderen. De mate waarin PFAS zal worden gezuiverd in de RWZI zal daardoor zeer beperkt zijn. Welke gevolgen dit heeft voor de biodiversiteit, water, voedsel en gezondheid is ter beoordeling van het bevoegd gezag. Voor diverse soorten PFAS is bewezen dat deze schadelijk kunnen zijn voor mens en milieu. Doordat deze stoffen ophopen in onze leefomgeving kunnen we er langdurig aan worden blootgesteld. Het valt niet uit te sluiten dat dit heeft geleid tot schade (in welke mate dan ook) aan het milieu, de waterkwaliteit, en de gezondheid van mens en dier.
Uit de steekproef van Zembla rondom de fabriek blijkt dat bij het merendeel van de hobbykipeieren de Europese PFAO-norm wordt overschreden en experts adviseren de eieren niet te eten. Hoe staat dat met ander voedsel zoals groente en fruit?
In 2018 en 2022 heeft het RIVM onderzoek gedaan naar de risico’s van het eten van gewassen uit het volkstuincomplex uit de omgeving van Custom Powders (1e Helmondse volkstuinencomplex aan de Sluisdijk en Delta volkstuinen aan de Griftstraat (Sluisdijk en Delta). Sluisdijk ligt op ongeveer 450m en Delta op ongeveer 1.150 meter benedenwinds van Custom Powders. Na een herziening op basis van de nieuwe gezondheidskundige grenswaarden van EFSA die in 2020 zijn vastgesteld, heeft het RIVM geadviseerd dat gewassen uit het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk beter niet gegeten konden worden en dat gewassen uit de Delta volkstuinen veilig zijn voor consumptie, al raadt het RIVM af om daar elke dag uit de volkstuin te eten. De gemeente Helmond heeft daarop de bodem op het volkstuinencomplex aan de Sluisdijk laten saneren.
Het Voedingscentrum adviseert: eet gevarieerd. Voedsel bevat vele gezonde stoffen zoals vitamines, mineralen, koolhydraten en vezels. Maar voedsel kan ook verontreinigd zijn met andere stoffen zoals zware metalen of PFAS. Het is niet te voorkomen dat we ook deze ongewenste stoffen binnenkrijgen, omdat ze nu eenmaal in ons milieu voorkomen. Groente uit de moestuin kun je gewoon eten. Alleen voor groente en fruit uit moestuinen binnen 1 kilometer van de fabriek van DuPont/Chemours in Dordrecht is het advies om dit niet te eten. Op deze plekken zitten veel PFAS in de bodem (www.voedingscentrum.nl).
In de Zembla uitzending wordt gesproken over «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» van Chemours; bent u het met die constateringen eens? Zo nee, waar baseert u dat dan precies op?
Het is niet aan het kabinet om een oordeel te vellen over de kwalificaties «liegen en bedriegen» en «crimineel gedrag» die in de Zembla-uitzending worden genoemd. Dit is aan het Openbaar Ministerie en uiteindelijk aan de rechter.
Wel is het zorgelijk over de wijze waarop DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met overheden, samenwerkingspartijen (zoals Custom Powders), werknemers of omwonenden, is dat zorgelijk en onacceptabel. Transparantie en verantwoordelijkheid zijn cruciaal bij het beschermen van de volksgezondheid en het milieu. Het is daarom goed dat er onderzoek loopt naar de rol van het bedrijf in de lozingen en mogelijke milieuschade. De uitkomsten van dat onderzoek zullen duidelijkheid moeten geven over de vraag of er inderdaad sprake is geweest van strafbaar handelen.
Wat vindt u ervan dat Custom Powders voor Chemours teflonpoeder verwerkte, maar dat belangrijke informatie over de stoffen niet bekend was voor de medewerkers van Custom Powders?
Uitgangspunt is dat werknemers veilig en gezond kunnen werken. Werkgevers zijn daar op basis van de Arbowet primair voor verantwoordelijk. Zij moeten een inventarisatie maken van de gevaarlijke stoffen in hun bedrijf en de hoogte van de blootstelling van werknemers aan die stoffen bepalen. Vervolgens beoordelen zij of die blootstelling tot gezondheidsrisico’s kan leiden en dienen zij maatregelen te nemen. Afhankelijk van de gezondheidsrisico’s die gevaarlijke stoffen kunnen veroorzaken, moet de producent of distributeur van de stof informatie verstrekken over die gevaren in het Veiligheidsinformatieblad (VIB). Dit is dan ook belangrijke informatie voor een inventarisatie. De werkgever is volgens de Arbowet verplicht om doeltreffende voorlichting en onderricht te geven aan de werknemers over het veilig werken met gevaarlijke stoffen. Bij de invulling van de zorgplicht van de werkgever richting zijn werknemers is het van belang dat de werkgever over de juiste informatie beschikt.
Zoals in het antwoord op vraag 14 is aangegeven deel is het zorgelijk hoe DuPont (nu Chemours) is omgegaan met informatie over de risico’s van PFAS. Als blijkt dat het bedrijf al geruime tijd kennis had van de schadelijke effecten en deze informatie niet heeft gedeeld met partijen in de keten of werknemers is dat zorgelijk en onacceptabel.
Wat vindt u ervan dat Dupont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat er zelfs hogere hoeveelheden PFOA in het bloed van medewerken van Custom Powders zaten dan in het bloed van de medewerkers van de Dordrechtse en Amerikaanse Dupont fabriek?
Onderzoek moet uitwijzen of het inderdaad klopt dat DuPont (nu Chemours) al sinds 2011 wist dat medewerkers van Custom Powders werden blootgesteld aan hogere concentraties PFOA dan hun eigen werknemers in Dordrecht en de Verenigde Staten. Als dit het geval is, dan is dat een uiterst zorgwekkende constatering. Hoewel Chemours niet de directe werkgever was van de medewerkers van Custom Powders, heeft het bedrijf wel degelijk een verantwoordelijkheid als leverancier van de stof.
Bedrijven moeten zorgvuldig omgaan met kennis over mogelijke gezondheidsschade, vooral wanneer deze ook impact heeft op ketenpartners of derden. Het feit dat deze informatie niet eerder is gedeeld met het bedrijf Custom Powders, toezichthouders of betrokken overheden roept vragen op over de zorgplicht en transparantie van alle betrokken partijen. Het is van groot belang dat het lopende onderzoek door de gemeente Helmond helderheid wordt verschaft over wat er (en op welk moment) bekend was en of er adequaat is gehandeld.
Bent u bekend met de effecten op de omgeving en omwonenden die dit PFAO-lek heeft veroorzaakt? Zo ja, kunt u deze toelichten? Zo nee, waarom heeft u na al die jaren nog steeds geen overzicht over wat vervuiling door bedrijven met de gezondheid van burgers en milieu doet?
Tussen 2018 en 2020 heeft de gemeente Helmond een milieuonderzoek laten uitvoeren naar de gevolgen van de uitstoot van PFOA en GenX in de regio12. Uit het onderzoek blijkt dat de omvang van de PFAS-verontreiniging goed in kaart is gebracht. De risicobeoordeling, gebaseerd op de door het RIVM geadviseerde risicogrenswaarden, laat zien dat er geen verhoogd gezondheidsrisico is voor omwonenden.
Wel is sprake van ernstige verontreiniging van de bodem en het grondwater, met name in de directe omgeving van het bedrijf Custom Powders. Er bestaat een aanzienlijk risico dat deze stoffen zich via het grondwater verder verspreiden. Bovendien bevindt een deel van de grondwaterverontreiniging zich binnen het grondwaterbeschermingsgebied. Op basis van deze bevindingen heeft de gemeente Helmond besloten dat saneringsmaatregelen noodzakelijk zijn. De uitvoering van deze sanering staat gepland voor medio 2026.
Daarnaast zijn ook concentraties van PFOA en GenX aangetroffen in het oppervlakte- en rioolwater. Onderzoek van de ILT bevestigt dat deze stoffen nog steeds worden waargenomen13. Waterschap Aa en Maas monitort de waterkwaliteit en signaleert indien nodig of aanvullende maatregelen vereist zijn.
In de Zembla-aflevering schetst de gemeente Helmond hoe lastig het is voor overheden en toezichthouders om goede beslissingen te maken, omdat bedrijven tegenover een toezichthouder met weinig capaciteit informatie kunnen achterhouden of in kleine letters verbergen in bijlagen; welke stappen gaat u ondernemen om dit te voorkomen en de informatiepositie van toezichthouders en de overheid ten opzichte van bedrijven te verbeteren op korte termijn?
Via verschillende maatregelen wordt gewerkt aan het versterken van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving in de breedte. Versterking die niet alleen het stelsel, maar ook de dagelijkse uitvoering ten goede komt waar ook de informatiepositie van het bevoegd gezag ten opzichte van bedrijven wordt versterkt. Specifiek op het gebied van stoffen wordt het bevoegd gezag met de ontwikkeling van de Routekaart Voorzorg Beter Toepassen, zoals benoemd in het commissiedebat Leefomgeving van 13 mei 2025, ondersteund.
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld14, wordt er momenteel gewerkt aan het IenW-programma Digitaal VTH-stelsel Milieu en aan de versterking van de kennisinfrastructuur bij omgevingsdiensten. Beide acties zullen ervoor zorgen dat de informatie van toezichthouders wordt versterkt. Er zal eerst worden gekeken naar de effecten van die inzet afwachten voordat er eventueel aanvullende acties worden genomen.
Hoe kan het dat de Dupont (via de arbeidshygiënist) de medewerkers heeft voorgehouden dat er geen gevaar is voor de gezondheid, zoals in de Zembla-aflevering wordt geschetst? Heeft de overheid daar nooit op gecontroleerd en ingegrepen en waarom niet?
Zoals gezegd in het antwoord op vraag 14 is de werkgever verantwoordelijk voor gezonde en veilige werkomstandigheden voor de werknemers. Daarnaast is de werkgever verantwoordelijk om werknemers op een doeltreffende manier in te lichten over de risico’s en hoe die te beperken. Dat begint bij een inventarisatie van deze risico’s. Als kennis beschikbaar is over deze risico’s, moeten deze beschikbaar zijn voor partijen in de keten. Een werkgever kan ervoor kiezen om ter ondersteuning van deze verantwoordelijkheid een bedrijfsarts, arbeidshygiënist of andere arbodienstverleners in te schakelen. De Arbeidsinspectie houdt risicogericht toezicht op de naleving van de Arbowetgeving.
Met welke extra stappen gaat u voorkomen dat de situatie uit de bovenstaande vraag zich opnieuw ergens voordoet?
Het is lastig om een dergelijke gebeurtenis uit te sluiten. Wel stimuleren we bedrijven het gebruik van schadelijke stoffen te verminderen en wordt het vergunningsstelsel aangepast. Dit heeft ook een effect op werknemersbescherming. De verantwoordelijkheid voor gezond en veilig werken die daarnaast bij de werkgever ligt blijft ook gelden, waaronder de eerdergenoemde verantwoordelijkheid tot het doeltreffend informeren van werknemers, en toezien op het juist toepassen van maatregelen om gezondheidsrisico’s te beperken. De Nederlandse Arbeidsinspectie houdt toezicht op de naleving hiervan.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Helmond al veel geld van burgers heeft moeten besteden aan sanering en de kosten voor de vervuiling dus zijn afgewenteld op burgers?
Het principe «de vervuiler betaalt» is een belangrijk beginsel. Bij Custom Powders is een verontreiniging ontstaan, waarbij een veroorzaker in beeld is, maar de aanpak wegens de aanwezige risico’s niet kan wachten op de uitkomst van kostenverhaal. De gemeente Helmond is als bevoegd gezag voor bodemsanering daarom met de aanpak gestart om mens en milieu te beschermen en parallel daaraan met het traject voor het aanspreken van aansprakelijke partijen.
Uitgangspunt blijft dat de kosten voor de sanering uiteindelijk bij aansprakelijke partijen zoals Custom Powders terechtkomen.
Nu Custom Powders failliet is, is het aan de curator om de schuldeisers te inventariseren en te bepalen welke middelen er in de failliete boedel aanwezig zijn om de openstaande schulden te voldoen. Indien daaruit onvoldoende middelen overblijven voor de sanering en ook geen andere aansprakelijke partijen kunnen worden aangesproken, zullen de kosten door het Rijk gefinancierd worden.
Middels deze aanpak wordt zoveel als mogelijk voorkomen dat de uiteindelijke rekening door de burger wordt betaald. Als kosten worden verhaald kan hiermee rekening worden gehouden bij het vaststellen van de uitkering aan de gemeente. Dan kan het uitgekeerde geld bijvoorbeeld terugvloeien naar artikel 13, hoofdstuk 12 van de begroting en opnieuw worden ingezet voor bodemsanering of terugvloeien naar Financiën.
Het opruimen van deze vervuiling gaat meer dan 10 miljoen euro kosten. Hoe gaat u ervoor zorgen dat de rekening bij Chemours komt en niet nog verder bij de belastingbetaler?
Van de ruim 10 miljoen euro aan kosten die de gemeente Helmond verwacht te maken, is door de gemeente bijna 8,8 miljoen aangevraagd onder de regeling specifieke uitkering (SPUK) Bodem op de begroting van het Ministerie van IenW. De gemeente heeft het volledig aangevraagde bedrag toegekend gekregen.15 Daarnaast heeft de gemeente Helmond in de periode 2017–2020 zo’n 1,5 miljoen euro aan kosten gemaakt voor onderzoek en voorbereiding op de sanering. De gemeente probeert dit totaal aan kosten te verhalen op de veroorzaker. Het Ministerie van IenW heeft vernomen dat de gemeente probeert om ook Chemours aansprakelijk te stellen voor de bodemverontreiniging op en rond het terrein van Custom Powders. Of en in hoeverre zij dat ook zijn, is uiteindelijk aan de rechter.
Met welke concrete extra stappen gaat u de opdracht van de Kamer uitvoeren (zoals verwoord in motie Kostic/Soepboer) om beter te borgen dat vervuilers zelf opdraaien voor de kosten van de schade die hebben veroorzaakt door onder andere PFAS, in plaats van de belastingbetaler?2
In de meeste recente verzamelbrief bodem en ondergrond heeft de Staatssecretaris van IenW aangegeven hoe er uitvoering wordt gegeven aan deze motie geef17. Daarin staat aangegeven hoe het principe «de vervuiler betaalt» bepaalt dat de kosten van milieuverontreiniging en andere schade zoveel mogelijk op de veroorzaker daarvan worden verhaald. Voor bodemverontreinigingen met PFAS, ontstaan in de periode van 1 januari 1987 tot 1 januari 2024, geldt in beginsel de zorgplichtbepaling uit de Wet bodembescherming (Wbb) via het overgangsrecht18. Om het bevoegd gezag te ondersteunen bij invulling van de genoemde zorgplichtbepaling, is recent een handreiking zorgplicht onder artikel 13 van de Wet bodembescherming bij bodemverontreiniging met PFAS gepubliceerd.
Weet u welk bedrijf de rol van het bewerken van zeer zorgwekkende stoffen zoals PFAS voor Chemours heeft overgenomen nu Custom Powders failliet is? Zo ja, staat deze fabriek in Nederland en is hier nu wel constante controle op de lozingen, en zo ja, in welke vorm?
Het drogen van het fluorpolymeer PTFE, dat voorheen bij Custom Powders gebeurde, is na het faillissement van Custom Powders opgenomen in het productieproces bij het bedrijf Chemours (Dordrecht) zelf. Dit verliep binnen de geldende vergunning, waarbij er ook extra emissie reducerende maatregelen zijn toegepast.
Welke kansen ziet u om vanuit het Rijk juridische stappen te ondernemen tegen verantwoordelijke actoren of anderen daarin te ondersteunen?
Voor wat betreft de bodemsanering is de gemeente Helmond bevoegd gezag. Het is aan de gemeente om de kosten te verhalen op de veroorzaker. Of er ook er ook juridische stappen tegen andere actoren genomen moeten worden, is aan de gemeente. Om overheden te ondersteunen bij de aanpak van buitenproportionele opgaven op het gebied van bodemsanering, bestaat de eerdergenoemde SPUK Bodem. Kostenverhaal en aansprakelijkheid zijn onderdeel van de aanpak. Juridische kosten, wanneer die buitenproportioneel van aard zijn, kunnen hier ook onder vallen. De gemeente Helmond heeft binnen deze regeling de aangevraagde bijna 8,8 miljoen euro toegekend gekregen voor de aanpak van de bodemverontreiniging en voor de inzet van kostenverhaal (zie het antwoord 22).
Hoe gaat u ervoor zorgen dat een soortgelijk schandaal niet nog een keer voorkomt, en welke concrete stappen binnen welke periode neemt u daartoe (anders dan nog meer onderzoek)?
Het is onmogelijk om het risico volledig uit te sluiten. Wel zorgen we er voor dat de kans op herhaling zo klein mogelijk is. Dat doen we op meerdere manieren: zo versterken we het VTH-stelsel, investeren we in kennis bij instituten zoals het RIVM, en scherpen we de lozingsvergunningen aan. Daarnaast zal het lopende Europese restrictievoorstel voor PFAS hier van grote waarde zijn. Uiteindelijk is een zo groot mogelijk verbod de belangrijkste factor om dergelijke situaties te voorkomen. Ook stimuleren we bedrijven om nu al te kijken waar het gebruik van schadelijke stoffen omlaag kan en waar alternatieven kunnen worden ingezet. Daarnaast ondersteunen we het bevoegd gezag waar nodig, zodat zij hun rol met meer kennis en kracht kunnen vervullen. Zo werken we stap voor stap aan een veiliger en gezonder systeem.
Gaat u na deze berichten versnelde acties ondernemen om nul uit de pijp bij Chemours op korte termijn te kunnen bereiken? Hoe gaat u dat precies bereiken en op welke termijn?
De wens om bij Chemours zo snel mogelijk «nul uit de pijp» te bereiken is begrijpelijk. Uw Kamer zal voor de zomer over de aanpak worden geïnformeerd.
Wat betekent deze casus volgens u voor het vertrouwen in de overheid vanuit de burgers?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 11, benadrukt deze casus het belang van een goede bescherming van de gezondheid van omwonenden. Het blijft belangrijk om het vertrouwen van omwonenden in de overheid te versterken en als overheid benaderbaar te zijn voor omwonenden, zoals ook blijkt uit het recente onderzoek van de Raad voor Leefomgeving en Infrastructuur19. Het realiseren van een dialoog tussen omwonenden, industrie en overheid is onderdeel van de Actieagenda Industrie en Omwonenden. Voor het zomerreces wordt de Kamer over de vervolgstappen op dit vlak geïnformeerd.
Hoe kunnen burgers gezien alle schandalen er nog vertrouwen in hebben dat de overheid controle heeft over, en scherp toeziet en handhaaft op bedrijven die met gevaarlijke en ziekmakende stoffen werken?
Dit soort casussen doen het vertrouwen van omwonenden geen goed. Een vergelijkbare conclusie trok de Onderzoeksraad voor Veiligheid in haar rapport over industrie en omwonenden20. Er is dus werk aan de winkel. In het antwoord op vraag 11 is reeds aangegeven welke acties (mede naar aanleiding daarvan) zijn ingezet. Het gaat onder andere om het verbeteren van het stelsel van vergunningverlening, toezicht en handhaving, het versterken van wet- en regelgeving en gezondheid in de afwegingen op dit gebied een volwaardige plaats te geven. Mijn ambitie is om met deze verschillende acties een stap de goede richting op te zetten en het vertrouwen terug te winnen.
Hoe kunt u aan de burgers uitleggen dat u afspraken kan maken met bedrijven die al hebben laten zien dat ze in staat zijn om te liegen, te verhullen en te misleiden, niet alleen als het gaat om Chemours, maar ook om bijvoorbeeld Tata Steel?
Het kabinet werkt met verschillende bedrijven aan maatwerkafspraken om de verduurzaming van de industrie en het verbeteren van de leefomgeving extra te stimuleren. Het doel staat daarbij voorop. Door het maken van deze afspraken is het mogelijk om bijvoorbeeld additionele CO2-reductie en verbetering van de leefomgeving te realiseren, die zonder deze afspraken niet behaald zouden kunnen worden. Ook niet met bijvoorbeeld strengere handhaving of scherpere vergunningen. Bij het maken van afspraken met bedrijven wordt toegewerkt naar een bindende maatwerkafspraak waarin juridisch afdwingbare verplichtingen worden vastgelegd.
Kunt u toezeggen dat u bij de gesprekken en besluiten over verbod op PFAS en andere gevaarlijke stoffen, de gezondheid van burgers centraal zult stellen en zult plaatsen boven korte termijn economische belangen, ook om te compenseren voor de schade die mensen en hun leefomgeving hebben opgelopen door het feit dat de overheid ze onvoldoende heeft beschermd?
Het besluit om te werken aan een EU-brede restrictie op het gebruik en op de markt brengen van (producten met) PFAS is juist genomen om de gezondheid van burgers zo goed mogelijk te beschermen. Daar wordt nu hard aan gewerkt door het EU-agentschap voor chemische stoffen (ECHA). Het gaat hierbij om het beoordelen van veel verschillende toepassingen van PFAS. Waar in sommige gevallen prima alternatieven beschikbaar en al in gebruik zijn, zijn er ook situaties waar dat niet zo is. Dat moet goed worden beoordeeld om ongewenste maatschappelijke effecten te voorkomen zoals het niet meer beschikbaar zijn van bepaalde medische apparatuur, consumentenelektronica of specifieke industriële toepassingen. Dat wordt momenteel beoordeeld, waarna de Europese Commissie een voorstel voor besluitvorming zal opstellen dat gebaseerd is op het aanpakken van het risico en de sociaaleconomische gevolgen, aangezien deze twee elementen in de regelgeving zijn vastgelegd.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Verdachte die biddende moslim doodstak in Zuid-Frankrijk, meldt zich op Italiaans politiebureau’ |
|
Ismail El Abassi (DENK) |
|
David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u bekend met de aanval op de 22-jarige Aboubakar Cissé in een moskee in Frankrijk, waarbij het slachtoffer vijftig keer werd neergestoken terwijl hij aan het bidden was?1
Bent u er ook mee bekend dat de kritiek in Frankrijk ook op de overheid is gericht vanwege het aanjagen van een «islamofoob klimaat» in Frankrijk, onder andere vanwege uitspraken van bewindspersonen als «weg met de hoofddoek»?
Zou u zich aangesproken voelen vanwege het aanjagen van een islamofoob klimaat in Nederland vanwege uitspraken die bewindspersonen in Nederland hebben gedaan, onder andere over de hoofddoek van moslimvrouwen? Zo nee, waarom niet?
Denkt u dat er in Nederland een serieus probleem van moslimhaat bestaat, zeker gezien meerdere islamofobe terroristen verwijzing hebben gemaakt naar bepaalde politici in Nederland die hen in hun moslimhaat geïnspireerd zouden hebben?
Deelt u dat het tragisch is dat de Franse koepelorganisatie van moslims zegt dat een grote meerderheid van moslims in Frankrijk het gevoel heeft dat moslimhaat niet even serieus wordt genomen als andere vormen van haat?
Hoort u eenzelfde soort verwijt ook van de moslimgemeenschap in Nederland, namelijk dat discriminatie en haat tegen haar niet even serieus genomen wordt als tegen andere gemeenschappen?
Kunt u opsommen hoe vaak de regering signalen heeft ontvangen van ofwel individuen of islamitische organisaties waarin ze hun zorg uitspreken over hun veiligheid?
Heeft u naar uw gevoel de zorgen van de moslimgemeenschap wél serieus genomen? Zo ja, waarom denkt u dat Nederlandse moslims dat niet zo hebben ervaren?
Kunt u opnoemen hoeveel contactmomenten ervanuit de regering zijn geweest met gebedshuizen om hun zorgen omtrent hun veiligheid aan te horen? Kunt u de data uitsplitsen naar geloofsgemeenschap?
Bent u bereid om als preventieve maatregel de beveiliging van moskeeën in Nederland structureel te verhogen? Zouden de best practices daarin meegenomen kunnen worden van de maatregelen die op dit moment voor synagoges in Nederland worden getroffen? Zo ja, welke maatregelen kunnen op korte termijn ook voor moskeeën worden ingezet? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid aanvullende maatregelen te treffen om moslimhaat en islamofobie in Nederland actief te bestrijden, onder andere door bijvoorbeeld een nationale bewustwordingscampagne of een Rijksbrede aanpak tegen moslimhaat?
Het bericht dat fysiotherapie buiten het basispakket zal vallen |
|
Jimmy Dijk (SP) |
|
Karremans , Fleur Agema (PVV) |
|
![]() |
Klopt het dat fysiotherapie in ieder geval voorlopig buiten het basispakket zal vallen? Zo ja, vanaf wanneer gaat deze wijziging in en voor welke duur? Zo nee, kunt u dan bevestigen dat fysiotherapie in het basispakket blijft?1
Nee, dit klopt niet. Er zijn geen wijzigingen gepland waarmee fysiotherapie uit het basispakket wordt gehaald. De fysiotherapie die in 2025 in het basispakket zit, blijft ook in daarin opgenomen. Daarnaast ben ik voornemens, met ingang van 2026, fysio- en oefentherapie voor patiënten met axiale spondylartritis aan het basispakket toe te voegen.
Waarom is dit besluit genomen? Hoe verhoudt zich dit met uw stelling dat «fysiotherapeuten een belangrijke rol vervullen in de continuïteit van de eerste- én tweedelijnszorg»?2
Zoals hierboven is vermeld, is er geen besluit genomen om fysiotherapie uit het basispakket te halen.
Hoeveel mensen zullen hierdoor geen of minder toegang hebben tot fysiotherapie? Hoeveel zullen de extra kosten zijn per persoon die fysiotherapie nodig heeft?
Er wordt geen fysiotherapie uit het pakket gehaald. Wat betreft de inhoud van het basispakket zijn er daarom geen veranderingen in kosten of toegang ten opzichte van de huidige situatie.
Wat zijn de gevolgen van deze wijziging van het mijden van zorg door patiënten op de korte en lange termijn voor de behandeling en kosten?
Er is geen besluit genomen om fysiotherapie uit het basispakket te halen. Om die reden is ook geen sprake van gevolgen voor zorgmijding en kosten.
Heeft u onderzocht wat de effecten van het niet-gebruik van fysiotherapie zullen zijn en wat het hieruit volgend effect van aanhoudende gezondheidsklachten voor de kwaliteit van leven van mensen en voor de rest van het zorgsysteem zal betekenen? Zo nee, waarom niet?
Nee, want er is geen besluit genomen om fysiotherapie uit het basispakket te halen.
Het Zorginstituut stelt in het recente rapport3 dat het belangrijk is dat er over de gehele linie van fysio- en oefentherapie goed onderzoek komt. Ook over het potentieel om duurdere of zwaardere zorg te voorkomen. Ik vind het positief dat het Zorginstituut bereid is om ondersteuning te bieden bij het benodigde onderzoek.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is om de ongelijkheid in toegang tot basiszorg nog verder te laten groeien?
Toegankelijke zorg voor iedereen, ongeacht inkomen of achtergrond, is een belangrijk uitgangspunt van het Nederlandse zorgstelsel. Ik ben ook niet van plan om de aanspraak op fysio- en oefentherapie te beperken. Er is dus geen sprake van een maatregel die de ongelijkheid in toegang tot zorg vergroot.
Wat doet u wél om de gelijkwaardige toegang tot zorg te vergroten? Kunt u een overzicht sturen van alle maatregelen, inclusief omvang, die de gelijkwaardige toegang tot zorg vergroten en verkleinen?
Het kabinet vindt dat het huidige verplicht eigen risico een te hoge financiële drempel opwerpt voor de toegang tot zorg. Het kabinet is van mening dat niet je portemonnee, maar je medische urgentie leidend moet zijn in de toegang tot zorg. Daarom zal het kabinet het verplicht eigen risico fors verlagen naar € 165, om zo de toegang tot zorg voor iedereen te vergroten en deze ook gelijkwaardiger te maken.
Door het verlagen van het verplicht eigen risico vanaf 2027 zal de zorgpremie stijgen. De zorgtoeslag stijgt echter ook. Verder zal het kabinet burgers en bedrijven volledig compenseren voor de genoemde stijging van de zorgpremie via de verlaging van de inkomstenbelasting en een verlaging van de AOF-premie. In totaal is er een structureel bedrag beschikbaar oplopend tot € 4,5 miljard.
Naast de verlaging van het verplicht eigen risico wordt het verplicht eigen risico vanaf 2027 ook getrancheerd in de medisch-specialistische zorg op € 50 per prestatie. Door deze maatregel hoeven mensen die deze zorg gebruiken namelijk minder vaak in één keer hun gehele verplicht eigen risico van € 165 te betalen. Hierdoor hebben circa 900.000 mensen minder uitgaven aan verplicht eigen risico.
Concluderend vindt het kabinet dus dat andere instrumenten dan het verplicht eigen risico meer aangewezen zijn om te bepalen wat voor een patiënt medisch noodzakelijke zorg is en of deze gezien de schaarste van het zorgaanbod gegeven kan worden. Daarom investeert het kabinet bijvoorbeeld ook in het verbeteren en verbreden van de toets op het basispakket, betere triage, maar bijvoorbeeld ook in een effectievere inzet van het bestaande zorgaanbod. Dit draagt ook bij aan de gelijkwaardigere toegang tot zorg.
Ben u bekend met de vele berichten van uitstroom van fysiotherapeuten en fysiotherapeuten die niet rond kunnen komen van de vergoeding voor hun werk? Wat zal het effect hierop zijn van fysiotherapie buiten het basispakket laten vallen?
Ik ben niet van plan om de aanspraak op fysio-en oefentherapie te beperken. Met betrekking tot de berichten over de uitstroom verwijs ik u naar de beantwoording van uw eerder ingediende set Kamervragen van 31 maart 2025 (kenmerk 2025Z03233)4.
Op basis waarvan kunt u stellen dat fysiotherapie niet wetenschappelijk aantoonbaar effectief is? Kunt u de volledige rapportage inclusief onderbouwing bij de beantwoording van deze vragen toevoegen.
Voor de beoordeling of zorg voldoet aan het wettelijk criterium «stand van de wetenschap en praktijk» (artikel 2.1, tweede lid, van het Besluit zorgverzekering), en daarmee wetenschappelijk aantoonbaar effectief is, hanteert het Zorginstituut het document Beoordeling Stand van de Wetenschap en Praktijk 2023. Ook veldpartijen kunnen dit document toepassen om zelf te beoordelen of zorg voldoet aan het wettelijk criterium.
Sinds 2023 heeft het Zorginstituut zes standpunten en adviezen uitgebracht over fysio- en oefentherapeutische zorg. Alle zes de rapportages, met daarin de onderbouwing, zijn als bijlage bijgevoegd. Op basis van deze adviezen wordt bepaald of het basispakket wordt uitgebreid. Bij twee van deze beoordeelde het Zorginstituut dat de effectiviteit op basis van het beschikbare wetenschappelijk onderzoek is aangetoond. Dit betreffen fysio- en oefentherapie bij reumatoïde artritis en axiale spondylartritis. Voor de overige vier kon het Zorginstituut op basis van het beschikbare wetenschappelijk onderzoek niet vaststellen dat de zorg aantoonbaar effectief is. Dit betreffen fysio- en oefentherapie bij fibromyalgie, aspecifieke lage rugklachten, prehabilitatie bij colorectaal carcinoom en paramedische herstelzorg bij post-COVID.
Een integrale audit van ideologisch gedreven overheidsuitgaven en mogelijke systeemfraude in de overheidsadministratie |
|
Thierry Baudet (FVD) |
|
Eddy van Hijum (minister ) (CDA), David van Weel (minister ) , Mona Keijzer (minister ) (BBB), Femke Wiersma (minister ) (BBB), Dirk Beljaarts (minister ) , Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Dick Schoof (minister-president ) (INDEP), Judith Uitermark (minister ) (NSC), Barry Madlener (minister ) (PVV), Eppo Bruins (minister ) (NSC), Marjolein Faber (minister ) (PVV), Sophie Hermans (minister ) (VVD), Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV), Fleur Agema (minister ) (PVV), Caspar Veldkamp (minister ) (NSC), Eelco Heinen (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u een volledig overzicht geven van alle organisaties die sinds 2010 overheidsfinanciering hebben ontvangen (subsidies, bijdragen, fondsen, opdrachten of garanties) en die de Staat der Nederlanden (mede) voor de rechter hebben gedaagd en/of publiekelijk of juridisch hebben aangedrongen op beleidsverandering via protest, campagnes of rechtszaken?
Hoeveel belastinggeld is sinds 2010 verstrekt aan organisaties die zich (mede) richten op abortuszorg en -bevordering, inclusief internationale partnerschappen; transgenderzorg, genderbevestigende medische interventies of «genderinclusief» onderwijs; LHBTIQ+-voorlichting of «empowerment»; «klimaatgerechtigheid»; «intersectionaliteit»; «dekolonisatie» en andere aan de duurzameontwikkelingsdoelstellingen gerelateerde doelen?
Hoe wordt voorkomen dat deze subsidies of bijdragen direct of indirect worden gebruikt voor anti-democratische doeleinden, waaronder: a. rechtszaken tegen de Nederlandse Staat (zoals door Urgenda of Milieudefensie) en b. beïnvloeding van verkiezingen, beleidsvorming of publieke opinie via door de overheid betaalde campagnes?
Worden bij subsidieaanvragen en -verantwoording identiteiten, jaarrekeningen en bestuursstructuren van aanvragers gecontroleerd op dubbele registraties, schijnconstructies of verbonden partijen?
Kunt u uitsluiten dat er in Nederland net als in de Verenigde Staten (waar het Department of Governmenet Efficiency (DOGE) recent gevallen aan het licht bracht van overheidsmedewerkers op de payroll met leeftijden boven de 100 jaar) sprake is van zogeheten «ghost employees» of fictieve ambtenaren in loondienst? Zo nee, wat is de oudste actieve ambtenaar in dienst bij de Rijksoverheid, en hoeveel medewerkers staan ingeschreven met leeftijden van 90 jaar of ouder?
Worden burgerservicenummers in de HR-administratie periodiek geverifieerd op vitaliteit, overlijden of dubbele inschrijving? En kunt u een overzicht geven van het aantal actieve ambtenaren naar leeftijdscategorie en dienstonderdeel?
Zijn er ambtenaren of externe consultants met toegang tot begrotingssystemen of subsidieverstrekkingsplatforms die gelijktijdig werkzaam zijn bij door de overheid gesubsidieerde instellingen? Zo ja, hoeveel?
Hoeveel subsidieaanvragen zijn sinds 2020 goedgekeurd waarin de volgende trefwoorden of gelijksoortige termen voorkwamen: «diversiteit, «inclusie», «dekolonisatie», «intersectionaliteit», «gender», «klimaatrechtvaardigheid», «safe space», «systemisch racisme», «lhbti+», «queer», «trans rights», «migratierechtvaardigheid»?
Kunt u aangeven hoeveel verschillende organisaties in Nederland op meerdere plaatsen onder andere namen geregistreerd staan als subsidieontvanger? Hoeveel stichtingen of verenigingen zijn actief met een registratie bij de Kamer van Koophandel, maar zonder actieve fysieke of digitale aanwezigheid?
Bent u bereid een onafhankelijke taskforce (vergelijkbaar met het Amerikaanse DOGE-team) samen te stellen bestaande uit externen met bewezen expertise in kunstmatige intelligentie (AI), data-analyse en overheidsaccountability, met als opdracht een systeemscan te doen op mogelijke inefficiënte, onrechtmatige of ideologisch gemotiveerde uitgaven en hen daarbij toegang te verschaffen tot interne subsidieportalen, IT-systemen en payroll-gegevens voor een integrale risicoanalyse?
Indien u hier niet toe bereid bent, wilt u dan toelichten waarom niet, en op welke wijze u dan wél de integriteit, transparantie en democratische controle van overheidsuitgaven garandeert?
Kunt u een overzicht geven van alle creditcards, betaalpassen en betaalaccounts die in beheer zijn van de Rijksoverheid en onderliggende instanties (inclusief zelfstandige bestuursorganen (ZBO’s), agentschappen en zelfstandige uitvoeringsorganisaties), met daarbij per kaart of account:
Wordt er actief gecontroleerd op misbruik, dubbele uitgifte of ongeoorloofd gebruik van de onder de vorige vraag bedoelde betaalmiddelen? Zo ja, hoeveel gevallen van fraude of onrechtmatig gebruik zijn de afgelopen vijf jaar vastgesteld? Wat was de financiële schade in die gevallen?
Bent u bereid het gebruik van deze betaalmiddelen – in navolging van het Amerikaanse voorbeeld – te onderwerpen aan een forensische audit gericht op verspilling, fraude en structurele lekken? Zo nee, waarom niet?
Kunt u aangeven hoeveel ambtenaren er momenteel op de loonlijst staan van het Rijk, uitgesplitst per ministerie, agentschap, ZBO en uitvoeringsorganisatie? En kunt u daarbij tevens aangeven hoeveel van deze medewerkers in de afgelopen 30, 60 en 90 dagen géén van de volgende activiteiten hebben verricht: Kunt u tevens aangeven hoeveel van deze accounts zich kenmerken door inactiviteit op ál deze punten tegelijk, en dus sinds minimaal 30 dagen geen enkele digitale of fysieke activiteit vertonen?
Acht u het wenselijk dat dergelijke inactiviteit voortaan automatisch gesignaleerd en onderzocht wordt, teneinde misstanden zoals niet-bestaande ambtenaren op de loonlijst, ghost payroll-fraude of administratieve fouten uit te sluiten?
Kunt u deze vragen afzonderlijk van elkaar en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
De stroomstoring in Spanje en Portugal van maandag 28 april |
|
Wytske de Pater-Postma (CDA), Jesse Six Dijkstra (NSC) |
|
David van Weel (minister ) , Judith Uitermark (minister ) (NSC), Ruben Brekelmans (minister ) (VVD), Sophie Hermans (minister ) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de stroomstoring in Spanje en Portugal van maandag 28 april?
Ja.
Hoe reëel is het dat een stroomstoring van deze magnitude ook in Nederland zal plaats vinden?
De grote stroomstoring in Spanje en Portugal op maandag 28 april betrof een zogenaamde black-out. Deze storing trof naast deze twee landen ook een gedeelte van Frankrijk. Een dergelijke grootschalige black-out komt in Europa slechts eens in de 10 à 20 jaar voor. In 2003 is Italië getroffen en in 2015 Turkije. In 2024 hebben drie landen in de Balkan hiermee te maken gehad. Een stroomuitval van deze omvang kan ook in Nederland plaatsvinden. De kans op een dergelijke stroomuitval van dit type acht het kabinet gering.
Hoe goed is ons stroomnet beschermd?
De Minister van Klimaat en Groene Groei is beleidsverantwoordelijkheid voor de leveringszekerheid van energie. De netbeheerders zijn wettelijk verplicht om de leveringszekerheid van elektriciteit te bewaken en te bevorderen. Het Ministerie van KGG werkt samen met TenneT en de regionale netbeheerders doorlopend aan de continuïteit van het elektriciteitsnetwerk.
Ons energiesysteem wordt beschermd door een robuust ontwerp, redundantie, de aanwezigheid van voldoende herstelcapaciteit en interconnectie met de ons omringende landen. Het brede scala aan maatregelen heeft ertoe geleid dat het Nederlandse elektriciteitssysteem de afgelopen jaren één van de betrouwbaarste energiesystemen ter wereld is geweest, met een gemiddelde betrouwbaarheid van 99.99%. Voor de herstart van het elektriciteitssysteem na een grootschalige black-out beschikt Nederland over speciale voorzieningen.
Wat zijn de grootste systeemrisico’s die Nederland kent als het gaat om grootschalige uitval van stroom, water, internet en het betaalverkeer? Waar zal de samenleving naar verwachting het zwaarst geraakt worden?
Stroom en internet zijn dusdanig essentieel en verbonden met andere onderdelen in de samenleving dat een stroomstoring grote impact kan hebben op de samenleving. De impact van grootschalige stroomuitval of uitval van data- en communicatienetwerken is groot en raakt meerdere vitale processen. Grootschalige uitval van drinkwater heeft directe impact op huishoudens, de industrie en ziekenhuizen, en kan de operatie van veel andere processen zoals levensmiddelen beïnvloeden. Ook het betaalverkeer is afhankelijk van internet en elektriciteit. Langdurige uitval van het betaalverkeer kan leiden tot grote maatschappelijke onrust en economische ontwrichting. Bijvoorbeeld omdat men geen betalingen kan doen in winkels, doordat er geen geld meer uit de geldautomaat komt en omdat dergelijke uitval kan leiden tot verstoring van andere vitale processen zoals het effectenverkeer. Contant geld vervult tevens een belangrijke rol als terugvaloptie voor elektronisch betaalverkeer.
Verantwoordelijke vakdepartementen en vitale aanbieders voeren risicobeoordelingen uit als onderdeel van de Versterkte Aanpak Vitaal.1 Hierbij is er specifiek aandacht voor de intersectorale afhankelijkheden, waarmee risico’s inzichtelijk gemaakt worden zodat er passende maatregelen kunnen worden genomen.
Wat zullen de invoering van de Cyberbeveiligingswet (NIS2 (Network and Information Security directive)) en de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (CER (Critical Entities Resilience Directive)-richtlijn) in de praktijk betekenen voor het risico op en de impact van storingen van deze magnitude?
De implementatie van de Cyberbeveiligingswet (Cbw) en de Wet weerbaarheid kritieke entiteiten (Wwke) zijn onderdeel van de Versterkte Aanpak Vitaal. Onderdeel van deze Versterkte Aanpak Vitaal is een cyclus van risicoanalyses en actieprogramma’s uitgevoerd door de verantwoordelijke vakdepartementen voor hun sectoren, waaronder ook de energiesector, ten behoeve van het nemen van weerbaarheidsverhogende maatregelen voor vitale aanbieders en processen. Daarbij is er ook aandacht voor risico’s die samenhangen met intersectorale afhankelijkheden.
Met de invoering van de Cbw en de Wwke worden de risicobeoordelingen en de te nemen maatregelen dwingender van karakter en worden alle kritieke entiteiten (vitale aanbieders) verplicht om hun kwetsbaarheden te minimaliseren en de continuïteit van hun essentiële diensten (vitale processen) te waarborgen. In de praktijk betekent dit onder andere dat deze entiteiten hun gebouwen, kritieke infrastructuur en netwerk- en informatiesystemen (fysiek) beschermen, ze een plan voor crisisbeheer en een bedrijfscontinuïteitsplan hebben, en ze beleid hebben over de taken, bevoegdheden en verantwoordelijkheden van personeelsleden.
Zijn er noodscenarios klaar voor een situatie als deze? Zo ja, hoe zien die er uit? Zijn er draaiboeken en is er een back-up om de belangrijkste functies zoals onze watervoorziening, waterverdediging, ziekenhuizen, telefoonverbindingen, wifi en het betalingsverkeer weer zo snel als mogelijk van stroom te voorzien?
De primaire verantwoordelijkheid voor de continuïteit van hun processen ligt bij de organisaties zelf, ook bij verstoringen van het stroomnet. Eventuele (wettelijke) verplichtingen ten aanzien van de leveringszekerheid van diensten zijn opgenomen in sectorale wetgeving. Er is geen centraal overzicht van noodmaatregelen die bedrijven en organisaties nemen bij uitval van grootschalige stroomuitval.
Het Ministerie van Klimaat en Groene Groei is verantwoordelijkheid voor het Nationaal Crisisplan Elektriciteit (NCP-E). Dit NCP-E beschrijft wat de overheid en betrokken crisisorganisaties doen om de maatschappelijke impact bij een ernstige verstoring in de Nederlandse elektriciteitsvoorziening zoveel mogelijk te beperken. Komend anderhalf jaar wordt er gewerkt aan de actualisatie voor het crisisplan elektriciteit.
Tennet heeft een systeembeschermings- en herstelplan om na omvangrijke storingen een gecoördineerd en adequaat systeembeschermings- en herstelproces van het Nederlandse transmissiesysteem en/of de systeembalans mogelijk te maken. Daarnaast hebben de netbeheerders calamiteitenplannen. Deze plannen beschrijven de crisisorganisaties op zowel bestuurlijk als technisch operationeel niveau ten behoeve van de bestrijding en beheersing van een crisis in de elektriciteitsvoorziening. De Autoriteit Consument en Markt toetst deze plannen.
Voor welke sectoren liggen draaiboeken klaar en zijn noodstroomvoorzieningen beschikbaar? Hoe lang duurt het om deze op te starten?
Zie antwoord vraag 6.
Is de Nederlandse bevolking voldoende voorbereid op langdurig uitval van stroom? En zo nee, wat wordt er in gang gezet om ervoor te zorgen dat dat wel zo is?
De Nederlandse bevolking is in zekere mate voorbereid op stroomuitval. Deze voorbereiding is vooral gericht op kortdurende storingen. In Nederland is de afgelopen jaren minder aandacht besteed aan de gevolgen van langdurige stroomuitval. Op dit punt is de samenleving kwetsbaar.
Vanaf eind 2022 heeft de rijksoverheid via Denk Vooruit de risicocommunicatie over situaties van langdurige uitval, zoals stroom, drinkwater en internet geïntensiveerd. Hierbij is de hoofdboodschap dat de Nederlandse samenleving voorbereid moet zijn op 72 uur zelfredzaamheid. De dreigingen nemen toe en hulp kan langer op zich laten wachten. Deze boodschap wordt ondersteund door veiligheidsregio’s, gemeenten, bedrijven en maatschappelijke organisaties.
Specifiek voor stroomuitval staan op denkvooruit.nl ook uitgebreide handelingsperspectieven. In november 2024 is er in de tv-uitzending BlackOut op realistische wijze invulling gegeven aan het scenario van langdurige stroomuitval, de gevolgen ervan en hoe de Nederlandse samenleving hierop kan worden voorbereid. Onder andere het Ministerie van KGG, de NCTV en TenneT hebben inhoudelijk aan deze uitzending bijgedragen. Medio 2025 start een meerjarige publiekscampagne (rijksoverheid, andere overheden, bedrijven en maatschappelijke organisaties) om de maatschappelijke weerbaarheid bij langdurige uitval van dagelijkse voorzieningen (ongeacht de aard van de dreiging) verder te verhogen.
Kunt u deze vragen beantwoorden vóór het commissiedebat Nationale veiligheid en weerbaarheid van de vaste commissie voor Justitie en Veiligheid op 15 mei 2025?
Ja.
Het Uitvoeringsprogramma Impuls KRW Utrecht |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Mpanzu Bamenga (D66) |
|
Barry Madlener (minister ) (PVV), Femke Wiersma (minister ) (BBB) |
|
![]() |
Hoe kan het dat Nederland, met een aanloop van 27 jaar, niet in staat is om te voldoen aan de doelen in de Kaderrichtlijn Water (KRW)?1
Kunt u toelichten welke «politiek-bestuurlijke afwegingen met alle andere ruimtelijke, economische en milieubelangen, en keuzes over de inzet van schaarse capaciteit en financiële middelen»2 er spelen die de noodzakelijke extra maatregelen voor het behalen van de KRW belemmeren?
Kunt u toelichten waarom de afwegingen van vraag 2 zwaarder wegen dan de consequenties, voor boeren, de bouw en de natuur, die voortvloeien uit het niet halen van de KRW?
Vindt u het terecht dat provincie Utrecht wel aanvullende maatregelen treft om te voldoen aan de doelen van de KRW? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe kan het dat provincie Utrecht hier stappen op zet en het Rijk achter blijft?
Hoe reflecteert u op de dertien aanvullende maatregelen die de provincie Utrecht treft om aan de eisen van de KRW te voldoen?
Bent u van plan deze maatregelen gedeeltelijk of helemaal over te nemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Welke lessen trekt u uit de aanpak van provincie Utrecht?
Waarom blijft het Rijk achter, daar waar provincie Utrecht ervoor kiest stevig in te zetten op verminderd gebruik van bestrijdingsmiddelen, omdat deze bron van vervuiling een grote factor speelt bij het behalen van de KRW-doelen?
Bent u het eens dat voor boeren de administratieve lasten en het doelbereik ongunstig zijn als doelen van verschillende beleidsterreinen niet op elkaar afgestemd zijn, zoals de verkleinde bufferstroken voor mest waarbij geen rekening werd gehouden met de waterkwaliteit? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke concrete stappen zet u, of heeft u met succes gezet, om de toelating van bestrijdingsmiddelen en het 8e actieprogramma nitraatrichtlijn af te stemmen op de doelen van de KRW?
Zult u zich in de Europese Commissie hard maken om de beleidsdoelen van het KRW, de Nitraatrichtlijn en de Richtlijn Duurzaam Gebruik Gewasbeschermingsmiddelen te harmoniseren?
Bent u het eens – gezien het weglekkende karakter van bestrijdingsmiddelen naar grond- en oppervlaktewater – dat het gebruik van bestrijdingsmiddelen vergunningplichtig zou moeten worden, in ieder geval voor het lekkende (lozende) deel? Zo nee, hoe kunt u garanderen dat boeren niet te veel bestrijdingsmiddelen lozen in nabijgelegen wateren? Zo ja, wanneer kan de Kamer een voorstel verwachten?
Welke concrete maatregelen neemt u om te compenseren voor het wegvallen van het Nationaal Programma Landelijk Gebied, waar veel maatregelen en doelen in stonden om de waterkwaliteit te verbeteren en in lijn te brengen met de KRW?
Kunt u toelichten waarom de provincies Gelderland en Utrecht wel over kunnen gaan tot het (meer) beperken of het stoppen van het gebruik van bestrijdingsmiddelen in grondwaterbeschermingsgebieden?
Bent u het eens dat het, gezien de naderende deadline voor de KRW, onontkoombaar is dat er boven op de Toekomstvisie Gewasbescherming 2030 en stroomgebiedsbeheerplan 2022–2027 meer maatregelen, vergelijkbaar met die van de provincie Utrecht nodig zijn? Zo nee, hoe onderbouwt u dan concreet dat met de huidige omgang met bestrijdingsmiddelen de KRW gehaald gaat worden?
Kunt u toelichten welke aanvullende concrete maatregelen u gaat nemen om te zorgen dat de landbouw haar steentje bijdraagt aan het behalen van de KRW-doelen omtrent chemische bestrijdingsmiddelen en meststoffen?
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het commissiedebat gewasbeschermingsmiddelen?
Het nieuws dat de directieleden van Damen Shipyards vervolgd worden voor omkoping, valsheid in geschriften, witwassen en sanctieontwijking |
|
Jimme Nordkamp (PvdA) |
|
Ruben Brekelmans (minister ) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «OM vervolgt scheepsbouwer Damen wegens corruptie en overtreden sancties tegen Rusland» in de Volkskrant?1
Ja.
Vindt u dat bedrijven die sancties ontwijken de Nederlandse veiligheidsbelangen schaden?
Sancties zijn een belangrijk instrument binnen het Gemeenschappelijk Buitenlands- en Veiligheidsbeleid van de EU.
Het kabinet gaat niet in op individuele gevallen. Het kabinet hecht er waarde aan dat alle bedrijven en (rechts)personen zich aan de Europese sancties houden, daartoe zijn ze ook verplicht. Het overtreden van sancties is verboden.
Wat is het staande overheidsbeleid betreft het aangaan van contracten met bedrijven die door het OM vervolgd worden voor onder andere omkoping, valsheid in geschriften, witwassen en sanctieontwijking?
Defensie houdt zich aan de Europese aanbestedingsregelgeving waarin is geregeld dat partijen behoren te worden uitgesloten van deelname aan Europese aanbestedingen indien zij onherroepelijk zijn veroordeeld zijn door de strafrechter. De bekendheid van Defensie met de vervolgingsbeslissing van het OM heeft op dit moment nog geen gevolgen voor de lopende of toekomstige contracten tussen Defensie en Damen Shipyards.
Welke gevolgen heeft het besluit van het OM om Damen Shipyards te vervolgen voor onder meer omkoping, witwassen en het overtreden van sancties tegen Rusland voor lopende contracten ter waarde van circa 5 miljard euro tussen Defensie en Damen Shipyards?
Zie antwoord vraag 3.
Welke gevolgen heeft het besluit van het OM om Damen Shipyards te vervolgen voor onder meer omkoping, witwassen en het overtreden van sancties tegen Rusland voor de totstandkoming van toekomstige contracten tussen Defensie en Damen Shipyards?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft Defensie gedurende de periode van zeven jaar dat het FIOD onderzoek deed naar Damen Shipyards rekening gehouden met de mogelijkheid dat het OM tot vervolging van Damen Shipyards zou overgaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u aangeven hoe hier in het aanbestedingsproces rekening mee is gehouden? Kunt u ook aangeven hoe er rekening is gehouden met de toekomstige afhankelijkheden van Damen Shipyards binnen de Koninklijke Marine?
Zoals hierboven toegelicht, vormt een vervolging – of de mogelijkheid ervan – geen in de wet genoemde uitsluitingsgrond voor deelname aan de aanbestedingen bij Defensie. Bekendheid met de mogelijkheid dat Damen in de toekomst vervolgd zou kunnen worden, was en is voor Defensie op zichzelf dus geen aanleiding reeds consequenties te verbinden aan de bestaande en toekomstige samenwerking met Damen Shipyards.
Damen Shipyards is een belangrijke leverancier voor de Koninklijke Marine. Defensie stimuleert ook de bredere ontwikkeling van de zelfscheppende scheepsbouwindustrie, d.w.z. industrie die haar eigen producten ontwerpt en fabriceert, in Nederland via de sectoragenda Maritieme Maakindustrie.2 Ook mitigeert de Koninklijke Marine haar afhankelijkheden van externe maritieme leveranciers door, onder andere, zelf regie te houden op het onderhoud van haar materieel.
Hoe beoordeelt u de uitspraak «integriteit is een luxe die we ons niet kunnen veroorloven» die door medewerkers van Damen Shipyards zou zijn gedaan?
Defensie is niet in de positie om hierover te kunnen oordelen.
Hoe beoordeelt u de tegenwerking vanuit de top van Damen Shipyards die de «compliance officers» hebben ervaren?
Zie antwoord vraag 7.
Welke standaarden van maatschappelijk verantwoord ondernemen verwacht u van bedrijven die het vertrouwen van Defensie en de samenleving krijgen om bij te dragen aan de Nederlandse veiligheid?
Het kabinet verwacht van Nederlandse bedrijven die internationaal opereren dat zij de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen inzake maatschappelijk verantwoord ondernemen toepassen. De bestrijding van corruptie is hier onderdeel van.
Kunt u deze vragen allen afzonderlijk beantwoorden?
Vanwege de samenhang zijn vragen 3, 4, 5 en 7, 8 gebundeld beantwoord.
Het versterken van meldpunt 144 tegen dierenmishandeling |
|
Christine Teunissen (PvdD) |
|
Rummenie , David van Weel (minister ) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat, nadat bekend werd dat meldpunt 144 hun taken noodgedwongen moest afschalen, de Tweede Kamer in actie kwam en verzocht om 1) met een plan van aanpak te komen hoe meldpunt 144 bij de politie kan worden versterkt, 2) ernaar te streven dat de noodgedwongen afgeschaalde taken weer kunnen worden opgepakt, 3) doorvraag bij de melder weer mogelijk te maken, 4) het meldpunt weer 24/7 bereikbaar te maken en 5) de Kamer actief te informeren over de toekomst van meldpunt 144?1
Ja.
Bent u ervan op de hoogte dat de Kamer daarnaast € 2 miljoen heeft vrijgemaakt voor het versterken van meldpunt 144?2
Ja.
Welke stappen heeft u ondernomen sinds het aannemen van het amendement en de motie om meldpunt 144 te versterken en uitvoering te geven aan de duidelijke wens van de Tweede Kamer?
Ik heb met de politie overlegd over de uitvoering van de motie Teunissen en het aangenomen amendement. De politie stelt momenteel een uitvoeringsplan op voor de versterkingen van het meldpunt 144.
In dit uitvoeringsplan worden meerdere opties uitgewerkt. Een optie is versterking van het meldpunt 144 binnen de Eenheid Landelijke Expertise en Operaties, waar het meldpunt thans beheersmatig is ondergebracht. Een andere optie is het uitbesteden van de beheerslast van 144 met de nodige waarborgen om de noodzakelijke informatie-uitwisseling tussen de 144 en de politie te garanderen. Het uitvoeringsplan richt zich in eerste aanleg op deze laatstgenoemde optie. Ook bij uitbesteding zullen de mogelijkheden voor versterking worden bezien. Het uitbesteden van 144 past bij mijn inzet om politie terug te laten keren naar haar kernfunctie3.
Welke extra middelen zijn inmiddels beschikbaar gesteld aan meldpunt 144, en op welke wijze worden deze ingezet om de capaciteit en bereikbaarheid van het meldpunt te verbeteren, zodat het meldpunt adequaat kan inspelen op het gestegen aantal meldingen van dierenmishandeling?
De politie werkt momenteel verschillende opties uit in een uitvoeringsplan. De inzet van extra middelen is afhankelijk van de nog te kiezen optie.
In hoeverre is er inmiddels uitvoering gegeven aan het verzoek in de motie om met een plan van aanpak te komen voor 24/7 bereikbaarheid van het meldpunt, zodat burgers ook buiten de huidige contacturen dierenmishandeling kunnen melden? Is dit plan al afgerond, en zo ja, kunt u deze met de Kamer delen? Zo nee, op welke termijn verwacht u het plan van aanpak gereed te hebben en welke vervolgstappen verbindt u aan de uitkomsten ervan?
Zoals toegelicht in de antwoorden op de vragen 3 en 4, stelt de politie thans een uitvoeringsplan op voor het versterken van het meldpunt 144, waarbij rekening wordt gehouden met de wenselijkheid dat het meldpunt 144 24/7 bereikbaar is. Er worden verschillende opties uitgewerkt.
Ik streef ernaar om u vóór Prinsjesdag nader te informeren over dit uitvoeringsplan.
Wordt er nog steeds een «business case» ontwikkeld voor de toekomst van het meldpunt? Hoe verhoudt deze business case zich tot het verzoek van de Kamer om een plan van aanpak te ontwikkelen voor het versterken van het meldpunt?
De business case betreft één van de mogelijke opties die uitgewerkt wordt in het uitvoeringsplan, namelijk het uitbesteden van het meldpunt 144. Ook bij uitbesteding zullen de mogelijkheden voor versterking worden bezien.
Indien deze business case nog steeds wordt ontwikkeld, welke scenario’s worden daarbij betrokken, bijvoorbeeld qua personeelsbezetting, bereikbaarheid en relevantie van de meldingen voor de politie?
Er worden meerdere opties uitgewerkt, zoals beschreven in het antwoord op vraag 3. Ik streef ernaar om u vóór Prinsjesdag nader te informeren over dit uitvoeringsplan.
Wordt de Kamer voorafgaand aan of na afronding van de businesscase betrokken bij de besluitvorming over implementatie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Op welke termijn verwacht u de Kamer te kunnen informeren over de volledige uitvoering van het amendement en de motie, inclusief de resultaten van eventuele evaluaties?
Ik ben voornemens om de Kamer voor Prinsjesdag op de hoogte te brengen van de uitkomsten van het uitvoeringsplan. In deze brief zal ik verder in gaan op de uitvoering van het amendement en de motie.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
De aanstelling van een oud GL-raadslid in Amsterdam en de directeur van Oxfam International als secretaris directeur van de Adviesraad Migratie |
|
Marina Vondeling (PVV) |
|
Marjolein Faber (PVV) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Evelien van Roemburg secretaris-directeur Adviesraad Migratie»?1
Ja.
Klopt het dat Evelien van Roemburg, oud GroenLinks raadslid in Amsterdam, directeur Oxfam International en kandidaat Tweede Kamerlid voor GL-PvdA, is aangesteld als secretaris-directeur van de Adviesraad voor Migratie?
Ja.
Door wie is Evelien van Roemburg aangesteld als secretaris-directeur van de Adviesraad voor Migratie?
Bent u bekend met de uitspraken van Evelien van Roemburg over dat migratie niet het probleem is en dat het narratief moet worden omgebogen? Zo ja, deelt u de mening dat dit in strijd is met de visie van het kabinet dat asiel en migratie wel een probleem is en beperkt moet worden?2
Bent u er ook mee bekend met dat de Nederlandse afdeling van Oxfam zegt dat het kabinet leugens verspreidt over het asielbeleid en handelt in strijd met de rechtsstaat?3
Deelt u de mening dat de Adviesraad Migratie die u adviseert over het asiel- en migratiebeleid onafhankelijk en onpartijdig dient te zijn en personen met een uitgesproken linkse achtergrond u niet onafhankelijk en onpartijdig over het asielbeleid kunnen adviseren?
Gaat u gelet op bovenstaande ervoor zorgen dat de aanstelling van Evelien van Roemburg als secretaris-directeur van de Adviesraad Migratie per direct ongedaan wordt gemaakt?
Bent u bekend met het bericht in NRC over het besluit van president Trump, op 24 april 2025, om via een executive order de Amerikaanse ambities voor diepzeemijnbouw in internationale wateren te versnellen?1
Ja.
Bent u bekend met het bericht in NRC over de plannen van The Metals Company (TMC) om diepzeemijnbouw te starten via oude Amerikaanse wetgeving, buiten de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) om?2
Ja.
Hoe beoordeelt u deze stappen waarmee het internationaal recht, waaronder het VN-Zeerechtverdrag (UNCLOS), waarvan de ISA een uitvoeringsorgaan is, buitenspel wordt gezet door één bedrijf in samenwerking met de regering Trump?
Het kabinet vindt deze ontwikkelingen zorgelijk en volgt deze nauwgezet. Alle activiteiten op de zeeën en de oceaan, met inbegrip van de zeebodem en de ondergrond daarvan, dienen volgens Nederland plaats te vinden binnen het alomvattend juridisch kader van het VN-Zeerechtverdrag. Het VN-Zeerechtverdrag is bovendien essentieel voor het ordelijk gebruik en beheer van de zeeën, de oceaan, de zeebodem en de ondergrond. Nederland staat voor de integriteit van het VN-Zeerechtverdrag en de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) als de exclusief aangewezen instantie om diepzeemijnbouwactiviteiten op en in de internationale zeebodem te organiseren en daar toezicht op uit te oefenen. De VS is weliswaar geen partij bij het VN-Zeerechtverdrag, maar heeft wel de Overeenkomst betreffende de uitvoering van Deel XI van het VN-Zeerechtverdrag (1994 Overeenkomst) ondertekend. De 1994 Overeenkomst ziet op diepzeemijnbouw op de internationale zeebodem. Op grond van het verdragenrecht moet een staat die een verdrag heeft ondertekend onder voorbehoud van bekrachtiging, aanvaarding of goedkeuring «zich onthouden van handelingen die een verdrag zijn voorwerp en zijn doel zouden ontnemen».
In het ondertekende decreet, kondigt de Verenigde Staten (VS) plannen aan om diepzeemijnbouw te starten in nationale én internationale wateren, buiten het toezicht van de Internationale Zeebodemautoriteit (ISA) om? Vreest u dat dit de deur opent naar ongecontroleerde mijnbouw op zee, buiten internationaal toezicht en afspraken van de Verenigde Naties (VN) om?
Op dit moment is het nog niet duidelijk of er partijen zijn die van de VS een vergunning zullen krijgen en of deze partijen in staat zijn op korte termijn en op commerciële schaal diepzeemijnbouwactiviteiten te ontplooien. Nederland zal zich ervoor blijven uitspreken dat deze activiteiten plaatsvinden in overeenstemming met het VN-Zeerechtverdrag. Dat houdt volgens Nederland ook in dat de ISA exclusief bevoegd is toezicht uit te oefenen op diepzeemijnbouwactiviteiten op en in de internationale zeebodem.
Kunt u bevestigen dat de Nederlandse delegatie bij de ISA zich tot nu toe steeds heeft uitgesproken tegen commerciële mijnbouwactiviteiten zonder vooraf vastgestelde en breed gedragen internationale regels (mijnbouwcode) voor diepzeemijnbouw?
Ja. Inmiddels heeft de Raad van de ISA (het uitvoerende orgaan) in meerdere besluiten uitgedragen dat er geen commerciële exploitatie hoort plaats te vinden in de afwezigheid van een exploitatieregeling. Tijdens de afgelopen Raadsvergadering in maart 2025 heeft de Nederlandse delegatie ook gewezen op deze besluiten.
Bent u het ermee eens dat Nederland, als voorvechter van internationale samenwerking, zich moet uitspreken tegen deze strategie van de VS om zonder internationaal toezicht diepzeemijnbouw overhaast mogelijk te maken? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
De Raad van de ISA heeft tussen 17 en 28 maart 2025 een reguliere vergadering gehad. TMC heeft gedurende die vergadering, op 27 maart 2025, bekend gemaakt voornemens te zijn in de tweede helft van 2025 een licentieaanvraag in te dienen in de VS om de internationale zeebodem te exploreren en exploiteren. De Secretaris-Generaal van de ISA heeft in reactie daarop zich uitgesproken tegen deze ontwikkeling tijdens de sessie op 28 maart 2025. Vervolgens schaarden vele staten zich – in verschillende bewoordingen – achter de integriteit en exclusiviteit van het VN-Zeerechtverdrag. Nederland heeft onder meer gesteld dat het VN-Zeerechtverdrag het alomvattend juridisch kader bevat waarbinnen alle activiteiten op de zeeën en de oceaan, met inbegrip van de zeebodem en de ondergrond daarvan, dienen plaats te vinden; vol te staan achter het VN-Zeerechtverdrag en de ISA; dat strikte milieuvoorwaarden en effectief toezicht op naleving essentiële vereisten zijn van een toekomstige regeling; en dat de Raad van de ISA meermaals heeft uitgedragen dat er geen commerciële exploitatie hoort plaats te vinden in de afwezigheid van een exploitatieregeling. Nederland zal deze punten blijven uitdragen en verwacht op deze onderwerpen brede steun van de andere staten die actief zijn binnen de ISA.
Internationale afspraken zoals het nieuwe Oceanenverdrag (Mariene biodiversiteit van gebieden buiten de nationale jurisdictie (BBNJ)) dat Nederland heeft getekend en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader benadrukken het belang van herstel en bescherming van oceaanecosystemen. Bent u het eens dat diepzeemijnbouw, die leidt tot verdere aantasting van de oceaan, indruist tegen deze internationale verplichtingen?
Zoals aangegeven in de Kamerbrief inzake het kabinetsstandpunt diepzeemijnbouw3 staat voor Nederland voorop dat diepzeemijnbouw alleen kan plaatsvinden indien dit wetenschappelijk aantoonbaar binnen de draagkracht van het mariene ecosysteem valt, en is verankerd in sterke internationale regels met effectief toezicht. In dat kader heeft Nederland tijdens de onderhandelingen over deze internationale regels in september 2024 een tekstvoorstel ingediend, waarmee zou worden geregeld dat exploitatie van de internationale zeebodem alleen mag plaatsvinden in gevallen waarin dit de effectieve implementatie van andere internationale raamwerken en overeenkomsten niet verhindert. Hiermee wordt mede naar de BBNJ-overeenkomst en het Kunming-Montreal Biodiversiteitskader verwezen. Dat voorstel kon tijdens de onderhandelingen in maart 2025 op steun van enkele andere staten rekenen.
Nederland heeft zich tot nu toe nog niet aangesloten bij de 32 landen die oproepen tot een internationale pauze of tijdelijk moratorium op diepzeemijnbouw. Bent u bereid om te overwegen Nederland alsnog aan te laten sluiten bij deze oproep, om zo een duidelijk signaal te geven dat diepzeemijnbouw pas mag plaatsvinden onder robuuste regelgeving en onder toezicht van de ISA?
In de Kamerbrief over het kabinetsstandpunt diepzeemijnbouw4 is toegelicht dat de termen moratorium en voorzorgspauze in de internationale discussies verschillend worden uitgelegd, en het gebruik ervan hierdoor niet bijdraagt aan een brede en open uitwisseling van standpunten. Daarom hanteert Nederland de labels «moratorium» en «voorzorgspauze» niet in internationale overleggen. Het kabinet is van mening dat de wetenschappelijke kennis met betrekking tot de effecten van diepzeemijnbouwactiviteiten op dit moment niet toereikend is om de stap van exploratie naar exploitatie te maken. Om die reden is een strikte toepassing van het voorzorgsbeginsel vereist. Het standpunt van Nederland wijkt dus inhoudelijk niet af van andere landen die zijn aangesloten bij de 32 genoemde landen. Het kabinet ziet geen reden om af te wijken van het standpunt om geen label te hanteren.
De mensenrechtensituatie in Libië |
|
Kati Piri (PvdA) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de Libische Internal Security Agency (ISA) tien internationale humanitaire ngo’s heeft opgedragen te stoppen met hun werk?1
Dit bericht heeft mij bereikt.
Bent u bekend met de aantijgingen van de ISA dat deze ngo’s bijdragen aan de omvolking van Libië? Zo ja, wat vindt u van deze aantijging?
Ik ben bekend met de publicatie van de persverklaring van de ISA, waarin zij onder meer stellen dat ngo’s omvolking tot doel hebben. Deze opvatting deel ik niet. Daarnaast draagt deze aantijging bij tot het inperken van de humanitaire ruimte en verergert deze de moeilijkheden waarin de internationale humanitaire ngo’s zich reeds bevinden. Het hoofd van ISA is sinds de publicatie van dit bericht gearresteerd.
In onze communicatie richting Libiërs blijf ik het belang van bescherming van migranten benadrukken, alsmede de belangrijke rol die ngo’s spelen in het migratiemanagement in Libië. Voortzetting van het werk van deze ngo’s is daarmee ook in het directe Libische belang.
Wat vindt u ervan dat de Libische autoriteiten, met wie de Europese Unie (EU) nauw samenwerkt op het gebied van migratiebeheer, belangrijke internationale mensenrechtenorganisaties criminaliseren?
Internationale mensenrechtenorganisaties doen belangrijk werk in Libië. Zij leveren essentiële diensten aan migranten en vluchtelingen in Libië, mede gefinancierd door Nederland en de Europese Unie. Het is dan ook zeer zorgelijk dat de Libische autoriteiten hun werk en inzet criminaliseren. Ik verwerp deze typering door de Libische autoriteiten. Deze organisaties hebben de volledige steun van Nederland om hun werk voort te zetten.
Welke stappen bent u bereid in bilateraal en in EU-verband te nemen om de Libische autoriteiten dit besluit te laten terugdraaien?
Nederland is in contact met ngo’s die door de maatregelen getroffen zijn. De ambassade in Tripoli brengt de situatie op in alle mogelijke gesprekken met de Libische autoriteiten.
Daarnaast heeft Nederland een brief medeondertekend die op initiatief van de VN-missie in Libië UNSMIL is gericht aan de Libische autoriteiten. In deze brief worden ernstige zorgen geuit over de situatie van de ngo’s en de migranten die zij helpen.
De Nederlandse ambassade in Tripoli heeft over dit onderwerp gesprekken gevoerd met de relevante Libische autoriteiten, waaronder de Minister van Buitenlandse Zaken en de Minister van Binnenlandse Zaken. In deze ontmoetingen zijn bovengenoemde zorgen overgebracht.
Welke steun verleent Nederland op dit moment aan het werk van internationale mensenrechtenorganisaties in Libië?
Nederland financiert momenteel enkele mensenrechtenorganisaties vanuit het Mensenrechtenfonds en het Shiraka programma. Dit zijn zowel Libische als niet-Libische organisaties. Deze steun is onderdeel van de brede mensenrechtenagenda die Nederland wereldwijd heeft.
Daarnaast is Nederland, samen met Zwitserland en UNSMIL, covoorzitter van de internationale werkgroep mensenrechten en internationaal humanitair recht. Deze werkgroep is onderdeel van het in het 2019 opgerichte Berlijn-proces. Vanuit deze rol kaart Nederland mensenrechtenschendingen aan en verleent steun waar dat kan aan mensenrechtenverdedigers en -organisaties. Dit is via openbare verklaringen en via diplomatie achter de schermen.
Bent u bereid om aanvullende steun te verlenen aan deze organisaties, zoals diplomatieke steun, relocatie van personeel of financiering van juridische bijstand? Zo nee, waarom niet?
In overleg met de getroffen ngo’s is het verzoek om druk te blijven houden op de Libische autoriteiten. Dit zal Nederland niet nalaten. Waar mogelijk stelt Nederland zich beschikbaar op voor hulpverzoeken en bescherming.
Bent u ook bekend met het bericht dat Rusland haar inzet op mensensmokkel in Libië heeft vergroot?2
Dit bericht heeft mij bereikt. Rusland breidt zijn bestaande activiteiten en invloed in Libië al langere tijd gestaag uit. Deze ontwikkeling lijkt sinds de val van het Assad-regime in Syrië door te zetten. De smokkelroutes van wapens, drugs en mensen zijn complex en ondoorzichtig, maar kunnen door deze geïntensiveerde Russische inzet worden versterkt. Nederland blijft de situatie nauwgezet monitoren.
Met al het voorgaande in het achterhoofd, staat u daadwerkelijk nog achter uw besluit om de ambassade in Tripoli te sluiten? Zo ja, vindt u de actuele ontwikkelingen dan niet bijzonder zorgwekkend?
Het kabinet heeft, in lijn met de bredere bezuinigingsmaatregelen op het postennet, besloten om de ambassade in Libië te sluiten. Dit zware besluit is genomen na zorgvuldige afweging van verschillende factoren, waaronder de operationele kosten van de ambassade inclusief de hoge kosten voor beveiligingsmaatregelen ter bescherming van ons personeel.
De situatie in Libië op het gebied van migratie en veiligheid blijft voor Nederland van groot belang. Het kabinet erkent bovendien de zorgen over de mensenrechtensituatie in het land. Hoewel de diplomatieke aanwezigheid in Libië wordt beëindigd, behoudt Nederland de diplomatieke betrekkingen en samenwerking, en blijven we ons ook zonder permanente diplomatieke presentie in Tripoli inzetten om Nederlandse belangen te behartigen en zorgen te adresseren. De precieze invulling van deze samenwerking wordt op dit moment verder uitgewerkt.
Het bericht ‘150.000 extra hiv-doden in Afrika verwacht na stop hulp uit VS’ |
|
Sarah Dobbe (SP) |
|
Reinette Klever (minister zonder portefeuille ) (PVV) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat er naar verwachting 150.000 extra doden door hiv zullen vallen in Afrika, als gevolg van de Amerikaanse bezuinigingen op het U.S. President’s Emergency Plan for AIDS Relief (PEPFAR) programma?1
Het Erasmus Medisch Centrum heeft onderzoek gedaan naar de gevolgen van de tijdelijke Amerikaanse opschorting van 90 dagen van het PEPFAR programma, onder verschillende scenario’s. In dit onderzoek is meegenomen dat de VS levensreddende activiteiten vanuit PEPFAR, o.a. gericht op vrouwen en kinderen, heeft uitgezonderd van de opschorting. Het onderzoek geeft aan dat deze uitzondering in veel gevallen nog niet heeft geleid tot het herstarten van behandelingen. Dat komt omdat de bezuinigingen op USAID en PEPFAR hebben geleid tot organisatorische, administratieve en logistieke belemmeringen die een herstart bemoeilijken. Het onderzoek van het Erasmus Medisch Centrum geeft aan dat deze situatie kan leiden tot tussen de 40.000 en 150.000 additionele hiv doden in Sub-Sahara Afrika. Alle scenario’s in het onderzoek gaan ervanuit dat de opschorting van PEPFAR 90 dagen duurt, en dat de VS PEPFAR daarna weer zoals vanouds financiert. Nederland volgt deze ontwikkelingen nauwgezet en hoewel veel nog onzeker is zet Nederland met andere donoren in op een zo efficiënt mogelijke besteding van de nog beschikbare middelen.
Deelt u de mening dat het wegvallen van PEPFAR en de verwachte gevolgen buitengewoon onwenselijk zijn? Zo nee, waarom niet?
De jarenlange omvangrijke Amerikaanse steun aan de wereldwijde hiv/aids bestrijding heeft vele mensenlevens gered. PEPFAR speelt hierin een belangrijke rol. Op dit moment is het nog niet duidelijk of en hoe de VS een vervolg gaat geven aan PEPFAR. Daarvoor zal de Amerikaanse regering eerst een evaluatie van het Amerikaanse ontwikkelingshulpprogramma afronden. Het gedeeltelijk of volledig wegvallen van PEPFAR kan grote en zorgelijke gevolgen hebben voor mensen die leven met hiv-aids en voor de bestrijding van hiv-aids.
Heeft de Nederlandse regering contact gehad met de Amerikanen over het wegvallen van PEPFAR? Zo ja, wat was de inhoud van deze contacten? Zo nee, waarom niet?
Middels de contacten van de Nederlandse ambassade in Washington heeft Nederland de herziening van USAID en de gevolgen daarvan besproken met de Amerikaanse autoriteiten. Nederland spreekt daarnaast in multilateraal verband met vertegenwoordigers van de Amerikaanse overheid over verschuivingen in de financiering van mondiale gezondheid. De situatie rondom PEPFAR is daarbij ook onderwerp van gesprek. Nederland neemt actief deel aan de bestuursvergaderingen van gezondheidsorganisaties, waarin ook de VS een rol spelen. Veel is nog onzeker. Gegeven de grote financieringsbehoefte zet Nederland met andere donoren in op een zo efficiënt mogelijke besteding van de nog beschikbare middelen. Daarin staat de toegang tot hiv-aidspreventie en -zorg voor vrouwen, meisjes en kwetsbare groepen centraal.
Is er binnen het Global Fund to Fight AIDS, Tuberculosis and Malaria (GFATM), waarin Nederland participeert, overleg geweest over deze terugtrekking van de VS uit de hiv-bestrijding? Zo ja, welke acties worden overwogen om de impact op te vangen?
Ja, binnen het Global Fund is overleg geweest over de nieuwe koers van de VS. De Amerikaanse regering heroverweegt momenteel het gehele Amerikaanse ontwikkelingshulpprogramma, waaronder de steun aan het Global Fund. Veel is nog in beweging. De bestuursraad van het Global Fund – waarin Nederland is vertegenwoordigd – werkt daarom aan verschillende toekomstscenario’s. Met minder geld, kan minder hulp worden verleend. Levensreddende zorg in de meest kwetsbare landen heeft daarbij voorrang. Ook wordt gekeken naar nog betere samenwerking met andere gezondheidsorganisaties zoals Gavi (de Vaccin Alliance), bijvoorbeeld op het gebied van data- en bevoorradingssystemen.
In welke landen en regio’s verwacht u de grootste gevolgen van het wegvallen van PEPFAR-hulp, en hoe schat u de risico’s in voor het bredere volksgezondheidsbeleid en de gezondheidszorginfrastructuur?
Het is op dit moment nog niet duidelijk hoe de VS de bijdrage aan PEPFAR na afronding van de evaluatie van het Amerikaanse ontwikkelingshulpprogramma zal vormgeven. Nederland volgt deze ontwikkelingen op de voet.
PEPFAR financiert hiv/aids programma’s in meer dan 50 landen, voornamelijk in Afrika, maar ook in delen van Azië, Latijns-Amerika en het Caribisch gebied. Daarnaast financiert PEPFAR ook onderzoek naar hiv-vaccins en preventie, die van grote waarde zijn voor het bredere volksgezondheidsbeleid. In landen waar de gezondheidsinfrastructuur sterk afhankelijk is van Amerikaanse financiering, zijn de gevolgen van de gedeeltelijke opschorting van PEPFAR financiering het grootst.
Is Nederland bereid om, eventueel met gelijkgezinde landen binnen de EU of andere donoren, een initiatief te nemen om de gaten te dichten die ontstaan door het terugtrekken van de VS, bijvoorbeeld door extra middelen vrij te maken voor het GFATM of UNAIDS?
Nederland onderhoudt nauw contact met gelijkgezinde EU-lidstaten en andere donoren over de koerswijziging van de Verenigde Staten en de gevolgen daarvan voor de financiering van het Global Fund (GFATM) en UNAIDS.
Nederland blijft deze instellingen ondersteunen. Op dit moment biedt Nederland flexibiliteit aan partners zoals UNAIDS om reeds ontvangen Nederlandse bijdragen in te zetten waar deze het hardst nodig zijn. Daarnaast ontwikkelt Nederland een nieuw financieringsinstrument voor maatschappelijke organisaties dat inzet op de preventie en bestrijding van hiv-infecties in Zuidelijk Afrika.
Echter, net als andere gelijkgezinde landen, heeft ook het Nederlandse kabinet een bezuinigingsopdracht. Dit betekent dat er geen ruimte is voor extra investeringen op mondiale gezondheid. Gezondheid blijft wel degelijk een prioriteit binnen ons beleid. Een significant deel van de begroting voor mondiale gezondheid en SRGR wordt ingezet op de bestrijding van infectieziekten, waaronder hiv/aids.
Bent u bereid om in internationale fora, zoals de VN en de Wereldgezondheidsorganisatie, de gevolgen van het wegvallen van PEPFAR aan de orde te stellen en te pleiten voor een brede internationale respons?
De VS heeft nog geen definitief besluit genomen over het al dan niet voortzetten van PEPFAR. Wel is duidelijk dat de VS zich terugtrekt uit de WHO en de financiering van diverse gezondheidsorganisaties heeft beëindigd of opgeschort. Binnen internationale fora bespreekt Nederland de bredere context van toenemende druk op de financiering van mondiale gezondheidsinstellingen. Nederland pleit daarbij voor een scherpere focus op kerntaken en een herijking van prioriteiten, en voor een herinrichting van de mondiale gezondheidsarchitectuur op de middellange termijn. Een dergelijke hervorming is noodzakelijk om de steeds schaarsere middelen doeltreffend, en doelmatig in te zetten.
Het bericht 'AIVD, beschuldigt Iran van liquidatiepogingen Haarlem en Madrid' |
|
Eric van der Burg (VVD) |
|
Caspar Veldkamp (minister ) (NSC) |
|
![]() |
Hoe kijkt u naar het bericht dat Iran verantwoordelijk zou zijn voor twee liquidatiepogingen in Nederland volgens de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD)?1
De conclusie van de AIVD, dat Iran waarschijnlijk verantwoordelijk is voor liquidatiepogingen in Haarlem en Madrid, is zeer zorgwekkend. Het kabinet vindt alle vormen van ongewenste buitenlandse inmenging volstrekt onacceptabel.
Hoe reflecteert u, in het licht van de vermeende liquidatiepogingen, op het eerdere bezoek van de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken aan Nederland en de antwoorden die hierover door u op eerdere kritische vragen gegeven zijn?2
Zoals in de eerdere beantwoording gesteld, blijven de contacten met Iran essentieel gezien de geopolitieke belangen die op het spel staan, waaronder het Iraanse nucleaire programma, de Iraanse militaire steun aan Rusland, de steun aan gewapende en/of terroristische groeperingen in het Midden-Oosten, alsook de bedreiging door Iran van de veiligheid van Israël en de beschietingen op Israël van april en oktober 2024. Daarnaast staan er specifieke Nederlandse belangen op het spel en blijft Nederland aandacht vragen voor de mensenrechtensituatie in Iran.
Het gesprek met de Iraanse Minister tijdens diens tussenstop op Schiphol in november 2024 diende bovenstaande belangen ten behoeve van Nederland en onze bondgenoten.
Hoe veel dergelijke liquidatiepogingen in Europa zijn bij u bekend?
Uw vraag betreft het kennisniveau en het functioneren van de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Daarover worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Hoe zal het kabinet zich extra inzetten voor het onderzoek naar de opdrachtgever van de liquidatiepogingen?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe zet het kabinet zich in om de Iraanse diaspora in Nederland te beschermen tegen het huidige Iraanse regime?
Binnen de Rijksbrede aanpak van ongewenste buitenlandse inmenging (of: statelijke inmenging) wordt onder coördinatie van de NCTV voortdurend en op basis van het dreigingsbeeld bezien wat mogelijk is om dit soort inmengingsactiviteiten door statelijke actoren te voorzien, verstoren, verijdelen en/of mitigeren. Daar waar het de fysieke veiligheid van individuele personen betreft, kan ik in algemene zin zeggen dat waar het nodig wordt geacht op basis van actuele dreigingsinformatie ook beveiligingsmaatregelen kunnen worden getroffen. In het openbaar worden hier verder geen uitspraken over gedaan.
Welke aanvullende veiligheidsmaatregelen kunt u instellen om dergelijke acties van het Iraanse regime tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is er besproken met de Iraanse ambassadeur die door u op het matje geroepen is?
Met de ambassadeur zijn de zeer zorgwekkende conclusies uit het AIVD jaarverslag gedeeld aangaande de attributie van de recente liquidatiepoging op een in Nederland wonende Iraniër. Daarbij is benadrukt dat Irans betrokkenheid bij dergelijke zaken volstrekt onacceptabel is.
Klopt het dat u zelf niet bij het gesprek met de Iraanse ambassadeur aanwezig was? Zo ja, geeft het niet meer gewicht om bij zulke zware gevallen de ambassadeur op het niveau van de Minister te ontbieden, waarom is hier niet voor gekozen?
Zoals gebruikelijk is de ambassadeur op hoogambtelijk niveau ontboden.
Welke diplomatieke en relationele gevolgen verbindt u aan deze liquidatiepogingen?
U bent hierover vertrouwelijk geïnformeerd.