Het bericht dat C1000 begint met een EK-oorlog |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «C1000 begint EK-oorlog»1?
Ja.
Kunt u – mede in het licht van de doelstelling van de Drank- en Horecawet om het overmatig alcoholgebruik tegen te gaan – aangeven hoe u tegen dergelijke bieroorlogen aankijkt? Bent u van mening dat dergelijke stuntprijsacties onwenselijk zijn?
Ik kan mij voorstellen dat goedkope drank aantrekkelijk is voor jongeren. Daarom voer ik ook een afgewogen beleid, waar naast voorlichting aan jongeren en ouders, ook prijsbeleid onderdeel van uitmaakt.
Ik zie drankgebruik onder jongeren als een probleem dat met name een lokale aanpak vergt. Ik ben dan ook voorstander van een aanpak op gemeentelijk niveau. Op 22 mei jl. is in de Eerste Kamer de wijziging van de Drank- en Horecawet aanvaard. Met die nieuwe wet hebben gemeenten straks meer instrumenten voor het inrichten van hun preventiebeleid gericht op alcoholgebruik onder jongeren. Burgemeesters krijgen met de nieuwe Drank- en Horecawet bijvoorbeeld extra bevoegdheden om op lokaal niveau ongewenste prijsacties met alcohol tegen te gaan, zoals stuntprijzen of happy hours.
Bent u bekend met de wetenschappelijke studies waaruit blijkt dat er een relatie is tussen de hoogte van de prijs van alcoholhoudende dranken en de omvang van de alcoholconsumptie en de schade die daaruit voortkomt2? Deelt u de mening dat met name minderjarigen en jongvolwassenen voor dergelijke stuntacties erg gevoelig zijn omdat ze én heel voordelig aan alcohol kunnen komen én worden gestimuleerd om heel veel alcohol te nuttigen? Vindt u dat ook onwenselijk?
Zie antwoord vraag 2.
Valt een dergelijke actie volgens u nog steeds onder de door de branche zelf opgestelde alcoholcode? Is een dergelijke actie in overeenstemming met de Europese richtlijn, waarin onder andere staat dat de reclame geen onmatig alcoholgebruik mag aanmoedigen?
In Nederland bestaat een stelsel van zelfregulering. Hiertoe heeft de branche een Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken opgesteld. In die code zijn ook beperkingen gesteld aan het gratis verstrekken van drank en de toelaatbaarheid van kortingsacties. Een korting mag maximaal 50% van de normale verkoopprijs bedragen. De actie van C1000 valt binnen die maximaal toegestane kortingspercentages. Bij overtreding van de Reclamecode kan de Reclame Code Commissie of het College van Beroep bij de reclamecode aangesloten bedrijven een boete opleggen.
Het kabinet hecht veel belang aan de zelfregulering, mede gelet op de langs die weg reeds bereikte beperkingen van reclame. Mede tegen die achtergrond is het kabinet niet voornemens verdergaande wettelijke maatregelen te nemen. Zoals ik heb toegelicht in het antwoord op de vorige vraag, ben ik voorstander van een lokale aanpak van alcoholgebruik onder jongeren. De gewijzigde
Drank- en Horecawet biedt daartoe voldoende handvatten.
Deelt u de mening dat het instrument van zelfregulering onvoldoende zwaar is, niet ver genoeg reikt en derhalve een onvoldoende bijdrage levert aan het alcoholpreventiebeleid richting jongeren? Bent u daarom alsnog bereid om artikel 15 van de Audiovisuele Mediadiensten Richtlijn (AVMDR) in de wet op te nemen?
Zie antwoord vraag 4.
Zou u voor het tegengaan van dergelijke landelijke stuntacties een landelijk verbod op het verkopen van alcoholhoudende dranken onder de kostprijs willen overwegen?
Ik vind dergelijke maatregelen een zaak waar lokale afwegingen noodzakelijk zijn. Daarom heb ik in de nieuwe Drank- en Horecawet extra verordenende bevoegdheden opgenomen voor burgemeesters om op lokaal niveau ongewenste prijsacties met alcohol tegen te gaan, zoals stuntprijzen of happy hours, in het belang van de volksgezondheid of de openbare orde. Deze vorm van lokaal maatwerk acht ik samen met de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken afdoende. VWS is in zijn algemeenheid in gesprek met het CBL via het
Regulier Overleg Alcoholbeleid. Ik hoop wel dat er op lokaal niveau gesprekken met o.a. supermarkten plaatsvinden om alcoholgebruik onder jongeren verder te beperken.
Meier et al., (2008b). Independent review of the effects of alcohol pricing and promotion: Part B. Modelling the potential impact of pricing and promotion policies for alcohol in England: Results from the Sheffield Alcohol Policy Model Version 2008 (1–1). University of Sheffield, UK. Study commissioned by the Department of Health.
Meier, P. et al., (2009). Model-based appraisal of alcohol minimum pricing and off-licensed trade discount bans in Scotland. A Scottish adaptation of the Sheffield Alcohol Policy Model version 2.
Meier, P. (2009). Sheffield report analyses effects of minimum pricing for alcohol in Scotland. Quote opgehaald van: http://www.sheffield.ac.uk/mediacentre/2009/1351.html op 1 oktober 2009.
Bent u bereid om in overleg te treden met het Centraal Bureau Levensmiddelenhandel (CBL) om te bezien hoe soortgelijke stuntacties rondom het EK gestopt en voorkomen kunnen worden?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Bank zet trouwe klant in de kou’ |
|
Jacques Monasch (PvdA), Ronald Plasterk (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Jan Kees de Jager (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Is het waar dat banken momenteel substantieel minder financieringsruimte voor een hypotheek bieden aan bestaande klanten van wie de inkomenspositie niet is verslechterd?1
Wat iemand hypothecair mag lenen ten opzichte van zijn inkomen (LTI norm) wordt bepaald door de normen van het Nibud. De ruimte die een huishouden heeft voor woonuitgaven wordt hierbij bepaald door het bruto inkomen te verminderen met de verschuldigde belastingen en premies en overige kosten voor levensonderhoud. Jaarlijks worden de normen opnieuw berekend. De laatste jaren zijn de normen verkrapt door beperkingen van de koopkracht, onder andere door aanpassingen van regelingen voor sociale zekerheid. Daardoor is het bedrag wat iemand kan lenen ten opzichte van zijn inkomen de laatste jaren beperkt. Afhankelijk van de rentestand en het inkomen kan er in 2012 daardoor 1 tot 5% minder geleend worden dan in 2011. De wijze waarop deze LTI norm wordt berekend, is niet veranderd, uitsluitend de uitkomsten van deze berekeningen hebben tot een verkrapping geleid.
De Gedragscode Hypothecaire Financieringen (GHF) is mede op aandringen van de AFM en het ministerie van Financiёn door marktpartijen zelf aangescherpt met ingang van 1 augustus 2011. Hypotheken die zijn en worden afgesloten na 1 augustus dienen te voldoen aan de regels in deze GHF. Dit geldt ook voor hypotheken die, zoals in het artikel in de Telegraaf d.d. 16 mei 2012 wordt aangegeven, worden meeverhuisd naar een nieuwe woning. De AFM houdt toezicht op de naleving hiervan.
Voor inwerkingtreding van deze aangepaste GHF werd in ruime mate gebruik gemaakt van de mogelijkheid om af te wijken van de LTI- norm (in 2009 werd in 6,5% van de gevallen niet goed onderbouwd waarom werd afgeweken van deze norm). Daarom zijn in de GHF beperkingen gesteld aan de afwijkingsmogelijkheden van de inkomensnormen. Dit betekent dat een aantal consumenten minder kan lenen dan toen deze afwijkingsmogelijkheden groter waren.
Hierbij moet wel opgemerkt worden dat, hoewel de financieringsruimte iets kleiner is geworden, ook de huizenprijzen gedaald zijn en de overdrachtsbelasting met 4% is afgenomen.
Kunt u toelichten in welke mate de financieringsruimte voor klanten is verminderd sinds, mede op voorspraak van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de regels voor hypotheekverstrekking zijn verscherpt? Kunt u aangeven welk effect dat heeft op de hypotheekruimte voor consumenten en op de woningmarkt?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven op welke wijze de banken de strengere regelgeving van de AFM interpreteren? Is er in uw ogen sprake van een striktere interpretatie door de banken dan noodzakelijk? Kunt u dit toelichten?
Binnen de GHF regels is er nog steeds ruimte voor maatwerk bij de LTI norm.
Voor deze inkomensnormen geldt dat naast de Nibud normen rekening mag worden gehouden met een onvoorwaardelijke, schriftelijk vastgelegde inkomensstijging binnen 6 maanden; de gemiddelde inkomsten over de laatste drie kalenderjaren wanneer de consument ondernemer is; en inkomsten uit vrij beschikbaar vermogen. Daarnaast zijn er verschillende uitzonderingsmogelijkheden op de inkomensnorm mogelijk. Als een hypothecaire financiering wordt overgesloten, mag er een uitzondering worden gemaakt (onder de voorwaarden dat de consument in de woning blijft wonen en de nieuwe hypothecaire financiering niet hoger is dan de af te lossen hypothecaire financiering, vermeerderd met notaris- en taxatiekosten, eventuele afsluitkosten en/of door de consument aan een bemiddelaar betaalde vergoedingen ter zake van de hypothecaire financiering en een eventueel verschuldigde vergoeding wegens vervroegde aflossing van de oude hypothecaire financiering). Dit mag ook bij energiebesparende voorzieningen in de woning en bij verwerving van een woning met het zogenaamde A-label. In zo’n geval mag een extra hypothecaire financiering verstrekt worden door het Contactorgaan Hypothecair Financiers in overleg met het NIBUD vast te stellen bedrag.
Verder mogen bij een zogenaamde overbruggingssituatie de verplichtingen van de consument uit een bestaande hypothecaire financiering van een verkochte of te verkopen woning en van een overbruggingsfinanciering buiten beschouwing worden gelaten, mits aannemelijk is dat de verplichtingen uit de hypothecaire financieringen gedurende een realistische periode door de consument kunnen worden nagekomen.
Tenslotte is er een algemeen omschreven uitzonderingsmogelijkheid opgenomen in de GHF. Als een afwijkende situatie goed gedocumenteerd is, goed gecontroleerd wordt en aantoonbaar bestendig is, kan worden afgeweken van de inkomensnormen.
De AFM houdt in haar toezicht rekening met deze uitzonderingsmogelijkheden. Eind vorig jaar (Kamerstuk 29 507, nr. 105) heb ik Uw Kamer geïnformeerd over een gesprek dat heeft plaatsgevonden tussen de banken en de AFM en het ministerie van Financiёn waarbij werd verduidelijkt hoe bepaalde uitzonderingen konden worden toegepast in de praktijk. De banken, de AFM en ikzelf blijven hierover in gesprek.
Zijn er in uw ogen andere redenen dan de verscherpte hypotheekregels waarom banken steeds strengere voorwaarden stellen aan hypotheekverstrekking aan consumenten? Kunt u dit toelichten en tevens aangeven welke signalen u daarover heeft ontvangen?
Het is moeilijk om te beoordelen in hoeverre banken strenger zijn in het verstrekken van hypothecair krediet om andere redenen dan hierboven genoemd.
De huidige economische en financiële problemen confronteren banken echter wel met een aantal factoren die kunnen betekenen dat banken voorzichtiger zijn in het verstrekken van nieuwe leningen dan in de hoogtijjaren voorafgaand aan de crisis. Zo is het voor banken sinds het uitbreken van de crisis moeilijker om financiering aan te trekken voor de (hypothecaire) leningen die ze verstrekken. Dit kan invloed hebben op het vermogen en de bereidheid van banken om extra (hypothecaire) leningen te verstrekken.
Daarnaast beoordelen banken bij het verstrekken van een (hypothecaire) lening altijd het risico dat een lening (ten dele) niet wordt terugbetaald. Hoewel het aantal betalingsachterstanden en gedwongen verkopen in Nederland nog steeds erg laag is ten opzichte van andere landen, maken het huidige slechte economische klimaat, de dalende huizenprijzen en de oplopende werkloosheid banken mogelijk voorzichtiger in het verstrekken van nieuwe hypothecaire leningen.
Banken worden daarnaast geconfronteerd met diverse maatregelen, zoals verscherpte kapitaalseisen onder Basel III en een bankbelasting. Deze hebben (mogelijk) beperkende gevolgen voor de kredietverlening aan consumenten. Het is moeilijk om aan te geven wat de precieze impact van dergelijke maatregelen is. Ten aanzien van de bankbelasting is recent aan Uw Kamer een brief (Kamerstuk 33 121, nr. 31) gestuurd waarin DNB een berekening heeft gemaakt van de effecten van de bankbelasting op de kredietverlening.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat banken relatief hoge hypotheekrentes berekenen aan consumenten, zowel voor hypotheken met nationale hypotheekgarantie (NHG) als zonder, terwijl zij zelf voor relatief lage rentes kunnen lenen op de internationale geldmarkt? Kunt u dit toelichten?
In 2011 heeft de NMa onderzoek gedaan naar de margeontwikkeling op de Nederlandse hypotheekmarkt. De NMa concludeerde dat de marges na het uitbreken van de crisis op de financiële markten sterk waren toegenomen en historisch gezien op een hoog niveau lagen, maar dat de marges begin 2011 weer waren gedaald tot niveaus die voor de crisis gangbaar waren. Daarnaast is het van belang dat er onderscheid wordt gemaakt tussen de rente op Nederlandse staatsobligaties, de interbancaire rente (euribor) en de rentes die banken betalen op de internationale kapitaalmarkten. De rente op Nederlandse staatsobligaties is door de problemen in de Eurozone sterk gedaald; ook de interbancaire rente is sterk gedaald, mede door het optreden van de ECB. Echter, de interbancaire rente is niet de rente waartegen banken onbeperkt lange financiering kunnen aantrekken aangezien de interbancaire markt door het onderlinge wantrouwen tussen banken behoorlijk opgedroogd is. Daarmee zijn de rente op Nederlandse staatsobligaties en de interbancaire rente dus geen goede graadmeter voor de rente die de banken op de internationale kapitaalmarkten betalen.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de strengere regels voor hypotheekverstrekking zo rigide worden toegepast dat aantoonbaar kredietwaardige consumenten toch substantieel minder hypotheekruimte krijgen van hun bank? Kunt u dit toelichten?
Zie het antwoord op vraag 3. Er is ruimte voor maatwerk.
Het bericht dat de gemeente Almelo circussen weert met wilde dieren |
|
Johan Houwers (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Geen circussen met wilde dieren meer in Almelo»?1
Ja.
Op grond waarvan hebben de gemeenten Almelo, Heemskerk, Den Haag, Groningen en Amsterdam besloten dat circussen met wilde dieren niet langer zijn toegestaan?
Het is mij niet bekend of er bij alle genoemde gemeenten sprake is van een voorkeursbeleid. Uit de media ontstaat het beeld dat er zorgen zijn omtrent het welzijn van dieren of de herkomst van dieren of er zijn ethische overwegingen.
Zoals aangegeven in reactie op eerdere Kamervragen2 hebben gemeenten een autonome regelgevende bevoegdheid, die onder meer wordt begrensd door regelgeving op rijks- en provinciaal niveau. De Gezondheids- en welzijnswet voor dieren is gericht op maatregelen ter bevordering van het dierenwelzijn. Uit het gemeenterecht vloeit voort dat gemeenten in zo’n geval niet bevoegd zijn om vanuit een oogpunt van dierenwelzijn eigen regels over dieren te stellen.
Dit is bevestigd in een uitspraak van de afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State3.
Gemeenten hebben wel de bevoegdheid om met een ander oogmerk regels te stellen inzake dieren, mits deze regels niet in strijd zijn met de normen in de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren. Gemeenten kunnen bijvoorbeeld regels stellen over circussen in het belang van de openbare orde of veiligheid.
Was er in alle gevallen sprake van een bedreiging van de openbare orde? Zo nee, deelt u de opvatting dat gemeenten dan niet bevoegd zijn om dergelijke besluiten te nemen?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de wet- en regelgeving zodanig aan te passen dat gemeenten op grond van voorkeursbeleid geen circussen meer kunnen weigeren als zij voldoen aan de Gezondheids- en welzijnswet voor dieren? Zo nee, waarom niet?
Nee. Zowel de wetgeving als de rechtspraak hebben duidelijke kaders aangegeven.
De onhoudbare financiële problemen bij dierenasielen en –opvangcentra |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
![]() |
Heeft u gezien dat dierenasielen – zonder uitzondering – in grote financiële nood verkeren?1
Ik heb kennisgenomen van dit bericht.
Wat vindt u ervan dat opvangcentra gemiddeld € 40 000 tot € 70 000 euro in het rood staan op een gemiddeld jaarbudget van € 200 000 en dat hierdoor nu faillissementen dreigen? Deelt u de mening dat er sprake is van een groot probleem? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen inzicht in de financiële huishouding van de opvangcentra in Nederland. Indien deze informatie klopt dan is dit inderdaad zorgelijk voor deze centra.
Erkent u dat de dump van dieren en dieren die rondzwerven een maatschappelijk probleem vormen? Zo nee, wiens probleem vindt u het dan?
Het bestaan van zwerfdieren kan lokaal een probleem vormen. Ik acht een eventueel probleem met zwerfdieren een lokale aangelegenheid.
Erkent u dat dierenasielen en opvangcentra belangrijk werk verrichten door zich belangeloos in te zetten voor de opvang van gedumpte, afgestane en/of rondzwervende dieren?
Zij verrichten zeer belangrijk werk. Ik heb veel waardering voor deze asielen en centra en de vrijwilligers die zich inzetten voor deze dieren.
Erkent u tevens dat dierenasielen en -opvangcentra voor het overgrote deel, en vaak zelfs geheel, afhankelijk zijn van vrijwilligers?
Bij mijn weten is dit inderdaad vaak het geval.
Erkent u dat er niet of nauwelijks posten zijn waarop een dierenasiel of opvangcentrum kan bezuinigen, omdat al het geld gaat naar de opvang en de verzorging van de dieren?
Ik heb zoals gezegd geen inzicht in de financiële huishouding van asielen en opvangcentra.
Kunt u bevestigen dat gemeenten debet zijn aan de grote financiële problemen en dreigende faillissementen van opvangcentra, omdat zij consequent verzuimen hun wettelijke verplichting na te komen om de opvang van zwerfdieren 14 dagen lang te betalen?2 Zo ja, deelt u de mening dat gemeenten dierenasielen in een zeer hachelijke positie brengen, door ze wel de opdracht te geven om zwerfdieren op te vangen, maar ze vervolgens niet te betalen, omdat zij weten dat er toch wel financieel zal worden «bijgesprongen» door dierenwelzijnsorganisaties? Zo nee, waarom niet en wie acht u dan verantwoordelijk voor de financiële nood?
Omdat ik geen inzicht heb in de financiële huishouding van asielen en opvangcentra kan ik ook geen eenduidige oorzaak aanduiden voor de benoemde problemen. Mijn beeld is wel dat gemeentes verschillend omgaan met deze taak. De hoogte van de bijdrage van gemeentes aan de opvang van dieren verschilt.
De mate waarin sprake is van benodigde opvang voor dieren verschilt echter ook per gemeente. Dit is een lokale, autonome, afweging van de desbetreffende gemeente.
Kunt u bevestigen dat gemeenten jaarlijks bij elkaar zo’n € 90 miljoen aan hondenbelastingen innen, dat deze opbrengsten niet besteed worden aan de 7 500 honden, 24 000 katten en talloze andere dieren in opvangcentra maar verdwijnen in het potje «algemene middelen»?3 Zo ja, wat vindt u ervan dat gemeenten wel aan dieren willen verdienen, maar er geen geld aan uit willen geven? Zo nee, kunt aangeven hoeveel hondenbelasting er dan wel door gemeenten wordt geïnd en waar zij dit aan uitgeven?
Op basis van de begrotingcijfers zoals het Centraal bureau voor de statistiek deze verzameld blijkt dat voor 2012 gemeentes verwachten € 61 miljoen aan hondenbelasting te innen. Het uiteindelijke bedrag zal lager uitvallen omdat een deel oninbaar zal zijn. 294 van de 415 gemeentes heffen hondenbelasting. Zij vertegenwoordigen 81% van de Nederlandse bevolking. De hondenbelasting is een algemene belasting waarvan de opbrengst niet bestemd hoeft te worden, maar behoort tot de algemene middelen. Gemeentes zijn dan ook vrij in de besteding van deze gelden. De gemeenteraad besluit over de bestemming van de algemene middelen, op basis van de lokale behoeften. Dit is een autonome bevoegdheid van de gemeente, waarin het Rijk niet kan treden.
Deelt u de mening dat gemeenten hun verantwoordelijkheid moeten nemen voor de opvang van dieren? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat zij hun wettelijke plichten daadwerkelijk nakomen? Zo nee, waarom moeten burgers zich wel netjes houden aan de wet en hoeven gemeenten dat niet?
Gemeentes dienen invulling te geven aan de plicht neergelegd in artikel 8, lid 3, Boek 5, Burgerlijk Wetboek om een gevonden dier twee weken in bewaring te nemen. Indien een gemeente zich niet houdt aan deze wettelijke regels dan kan het college van B&W hierop aangesproken worden door de gemeenteraad.
Het ministerie heeft de afgelopen jaren samen met het Lectoraat welzijn van Dieren van Van Hall Larenstein en de Dierenbescherming meerdere keren een Gemeentelijke conferentie dierenwelzijnsbeleid georganiseerd voor gemeenteambtenaren en gemeentebestuurders. Tijdens deze conferenties is ook de opvangplicht van gemeentes op verschillende manieren aan de orde gekomen met als doel gemeentes te informeren over deze plicht.
Teneinde de gemeentes nader te informeren over de opvangplicht ben ik bereid om de VNG te vragen aandacht te besteden aan dit onderwerp door bijvoorbeeld extra informatie op de website van de VNG te plaatsen dan wel informatie hierover op te nemen in de nieuwsbrief van de VNG.
Kunt u uitleggen hoe u het zo ver heeft laten komen dat dierenasielen zonder uitzondering in grote financiële nood verkeren, terwijl de Kamer u in de motie van het lid Ouwehand al gewezen heeft op de problemen in de dierenopvang en u verzocht heeft met een oplossing te komen?4 Dacht u dat u de uitspraak van de Kamer, dat het aantal zwerfdieren moet worden teruggedrongen en er een plan van aanpak moet komen voor de opvang van dieren, niet serieus hoefde te nemen?
Zoals u heeft kunnen lezen in mijn brief met kenmerk TK 2011–2012, 28 286, nr. 540 is er wel degelijk sprake van meerdere maatregelen om het aantal achtergelaten dieren terug te dringen. Aan de motie wordt derhalve uitvoering gegeven. Ik zet mij vooral in om het ontstaan van zwerfdieren te voorkomen.
De opvang van bestaande zwerfdieren acht ik een lokale verantwoordelijkheid.
Wilt u garanderen dat er geen dierenasielen of -opvangcentra hoeven te sluiten vanwege financiële problemen die het gevolg zijn van gebrekkig overheidsbeleid en het niet nakomen van verplichtingen door gemeenten? Zo ja, wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de opvang van dieren gegarandeerd blijft? Zo nee, waarom niet en wat gaat er dan gebeuren met de dieren die nu in de betreffende asielen zitten of daar terecht zouden komen?
Ik kan dergelijke garanties niet geven. Indien een bepaalde gemeente niet voldoet aan de wettelijke plicht tot opvang van dieren gedurende twee weken dan kan, zoals hiervoor aangegeven, de lokale overheid hierop aangesproken worden.
Zoals hiervoor aangemeld ben ik bereid de VNG te vragen nogmaals aandacht te besteden aan de plichten van gemeenten op het terrein van de opvang van dieren.
Bent u bereid de handel in dieren sterk te beperken en de handelaren in dieren mee te laten betalen aan het probleem van dump en opvang van dieren door een heffing in te voeren op de verkoop van dieren ten bate van een opvangfonds, zodat u eindelijk wel aan de slag gaat met de aangenomen motie? Zo nee, waarom mag een sector met een miljardenomzet als de dierenbranche van u wel geld verdienen aan dieren en hoeft zij niet mee te betalen aan de oplossing van de problemen die daar mede door ontstaan? Vindt u het normaal om een maatschappelijk probleem waar een commerciële sector een belangrijk aandeel in heeft volledig af te schuiven op vrijwilligers, donateurs en belastingbetalers?
De verantwoordelijkheid voor het voorkomen van het ontstaan van zwerfdieren ligt in de eerste plaats bij de houder van het dier.
Zoals u weet, werk ik aan het Besluit gezelschapsdieren en aan de uitvoeringsregels van de nieuwe Wet dieren. Met deze nieuwe regels beoog ik de bestaande regels voor de handel in gezelschapsdieren aan te scherpen.
Het ontwerpbesluit bevat onder andere een registratieplicht en verplichte opleiding voor alle handelaren en bedrijfsmatige fokkers van gezelschapsdieren (voorheen bestonden deze plichten alleen voor handelaren en bedrijfsmatige fokkers van honden en katten). Ook ben ik voornemens voorlichting bij de verkoop van een dier verplicht te stellen in dit besluit. In de uitvoeringsregelgeving onder de Wet dieren wordt het zich ontdoen van een dier aangemerkt als dierenmishandeling, zodat hier eenvoudiger tegen opgetreden kan worden en wordt het aantal diersoorten dat mag worden gehouden beperkt via de positieflijst.
Ik zet mij verder in voor een verplichte identificatie en registratie van honden en financier mede de voorlichting aan (potentiële) kopers via het LICG.
Met mijn beleid scherp ik de regels voor de handel dus reeds aan en vraag ik de sector ook om verdere investeringen in dierenwelzijn bijvoorbeeld door opleiding. Alvorens verdere maatregelen te overwegen wil ik eerst de effectiviteit van deze maatregelen bezien.
Het tentenkamp in Ter Apel |
|
Sharon Dijksma (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Leers |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep van acht Groningse Statenfracties om te zoeken naar een oplossing voor de asielzoekers die in het tentenkamp in Ter Apel verblijven? Heeft u ook kennisgenomen van hun oproep deze asielzoekers te huisvesten zolang zij niet terug kunnen naar hun eigen land? Geeft u gehoor aan deze oproep? Zo nee, waarom niet?1
Ja. In de brief van de Groningse Statenfracties wordt gevraagd om deze groep duidelijkheid te bieden. Zoals ik al tijdens het spoeddebat van 15 mei jl. heb gezegd, is aan deze vreemdelingen in het verleden duidelijkheid geboden. Na een zorgvuldige asielprocedure, met de mogelijkheid van een rechterlijke toets, is geoordeeld dat deze vreemdelingen niet in aanmerking komen voor bescherming in Nederland. In dat geval is terugkeer aan de orde. Dat een afwijzing van de asielaanvraag botst met de hoop en verwachtingen van deze vreemdelingen begrijp ik, maar kan geen reden zijn om beslissingen die zorgvuldig zijn genomen, aan de kant te schuiven.
Vreemdelingen die niet of niet langer recht op verblijf hebben, dienen Nederland te verlaten. Het beleid inzake terugkeer is een integraal onderdeel van het migratiebeleid en is essentieel voor het draagvlak voor en geloofwaardigheid van het toelatingsbeleid. Het is mijn verantwoordelijkheid om eenduidig te handelen, en te blijven handelen, richting vreemdelingen die uitgeprocedeerd zijn. Hun perspectief kan – hoe pijnlijk dit soms ook is – niet anders dan terugkeer zijn. Dit geldt ook voor de vreemdelingen uit het tentenkamp. De eigen verantwoordelijkheid van de vreemdeling staat hierbij voorop.
In het kamp zitten met name Irakezen en Somaliërs. Deze vreemdelingen kunnen, in tegenstelling tot wat in de oproep wordt gesuggereerd, vrijwillig terugkeren. Dat heb ik in het spoeddebat uiteengezet. Daar waar in een individuele zaak blijkt dat een vreemdeling buiten zijn schuld niet kan terugkeren, kan een buitenschuldvergunning worden verleend.
In wiens opdracht kwam het verbod op bedden en klapstoelen in het tentenkamp, zodat de mensen gedwongen worden op de grond te slapen?
De actievoerders bevinden zich op een terrein van het COA. Door het COA zijn, mede in het licht van de beheersbaarheid van de situatie, afspraken gemaakt met de woordvoerders over welke spullen in het tentenkamp mogen worden binnengebracht. Door het COA is duidelijk gemaakt dat voorwerpen die een langdurig en/of permanent verblijf mogelijk maken, zoals bankstellen of tafels, niet worden getolereerd. De woordvoerders van de actievoerders hebben ingestemd met deze voorwaarden en hebben ermee ingestemd om zelf toe te zien op de naleving van de gemaakte afspraken.
Wat is uw reactie op het relaas van een huisarts die ons ter plaatse heeft gesproken en die na meerdere consulten in het kamp bij ons heeft aangedrongen op goede medische zorg en hygiënische omstandigheden omdat meerdere mensen ziek zijn en infecties zich nu snel kunnen verspreiden?
In het kader van de volksgezondheid zijn er 12 toiletten geplaatst, die iedere dag gereinigd worden door de gemeente. Ook zijn er op 14 mei 2012 twee watertanks geplaatst. Sinds 16 mei 2012 is zijn er tappunten vanuit de waterleiding beschikbaar.
In geval van een medische noodsituatie dan wel medisch zorgwekkende situatie, kan er, zoals gebruikelijk, met de hulpdiensten contact worden gezocht via het noodnummer.
Vandaag wordt door de Geneeskundige Gezondheidsdienst een onderzoek ter plaatse uitgevoerd in het kader van de volksgezondheid en eventueel aanwezige besmettelijke ziektes.
Zoals ik ook in de beantwoording op de Kamervragen van de heer Fritsma heb gemeld, heb ik de vreemdelingen uit het tentenkamp een week onderdak aangeboden, zonder dat hieraan voorwaarden waren gekoppeld. Dit aanbod heeft de groep echter geweigerd. De groep kiest voor voortzetting van de actie ondanks het feit dat hen een alternatief is geboden en kiest dus zelf voor een precair verblijf in tenten.
Nu u de situatie in het tentenkamp eerder onhoudbaar heeft genoemd, kunt u specificeren voor wie de situatie precies onhoudbaar is? Voor de mensen ter plekke, voor de gemeente Vlagtwedde, voor het Centraal Orgaan opvang asielzoekers of voor de Nederlandse regering? Welke consequenties verbindt u aan deze uitspraak?
In de beantwoording van de eerder genoemde vragen van de heer Fritsma heb ik geschreven dat de situatie niet langdurig houdbaar is. Dit geldt zowel voor de (lokale) overheid als voor de vreemdelingen zelf. Daarom heb ik ook gemeld dat ik met de burgemeester van Vlagtwedde, en zo mogelijk met de actievoerders, zal komen tot afspraken over de beëindiging van de actie.
Kunt u deze vragen voor 22 mei 2012 12.00 u beantwoorden?
Ja.
Het houden van wallabies in Nederland en de onvermijdelijke tragedies die dit oplevert |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Henk Bleker (staatssecretaris economische zaken) (CDA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat er al dagen een ontsnapte – of met opzet vrijgelaten – wallaby door de Arnhemse bossen struint en dat er een zoekactie gestart zal worden om het dier te vangen?1
Ja. Het dier is inmiddels gevangen.
Bent u ervan op de hoogte dat er eerder deze maand ook al een wallaby gevangen is die uit een vakantiepark in Overijssel ontsnapt was? Heeft u kennisgenomen van de reactie van de algemeen manager van het Overijsselse vakantiepark, die stelde «Het leek een leuk idee, een wallaby op het vakantiepark, maar in praktijk pakte het idee minder goed uit»?2
Ja.
Erkent u dat je in Nederland dus zonder problemen exotische diersoorten als een kangoeroe aan kunt aanschaffen terwijl je geen idee hebt waar je eigenlijk aan begint? Zo ja, erkent u dat dieren daar de dupe van zijn? Zo nee, kunt u uiteenzetten welke voorwaarden er volgens u worden gesteld aan de verkoop van dieren?
De Bennettwallaby is geen op basis van de Europese CITES verordening beschermde diersoort. Dit dier wordt veelal hobbymatig gehouden. Op de website van het Landelijk Informatiecentrum Gezelschapsdieren valt informatie te lezen over het gedrag en de verzorging van wallaby’s.
Momenteel worden geen voorwaarden gesteld aan de verkoop van wallaby’s. Wel is in het voorgenomen Besluit gezelschapsdieren de plicht opgenomen om bij de verkoop van gezelschapsdieren schriftelijke informatie te verstrekken teneinde de koper in staat te stellen het dier zo goed mogelijk te verzorgen.
Hoe beoordeelt u de onderbouwde visie van Stichting AAP, die stelt dat het houden van wallaby's onvermijdelijk op een tragedie uitloopt voor mens en dier?3
In het kader van de Wet dieren wordt de positieflijst voor zoogdieren voorbereid. De Wageningen UR, Livestock Research (WUR), doet hiertoe onderzoek. Een onderdeel hiervan vormt een enquête over het gedrag en het welzijn van zoogdieren die door de houders van zoogdieren en deskundigen op het terrein van bepaalde zoogdiersoorten kan worden ingevuld. Ook voor wallaby’s kan informatie worden aangeleverd. Belangrijke stakeholders, waaronder stichting AAP, zijn benaderd om de enquête in te vullen.
Eerder is door de WUR wetenschappelijke informatie verzameld over het natuurlijke gedrag van zoogdieren. Deze informatie zal de WUR in samenhang met relevante en zoveel mogelijk wetenschappelijk onderbouwde informatie uit de enquête, per zoogdiersoort beoordelen op risico’s voor het houden van dieren. Ook hierbij zal onder meer Stichting AAP worden betrokken. Dit resulteert in een advies over plaatsing van zoogdiersoorten op de positieflijst.
Deelt u de mening dat kangoeroes geen huis- of hobbydieren zijn? Zo ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat deze dieren als zodanig worden gefokt en verhandeld? Zo nee, kunt u toelichten waarom u vindt dat een wallaby, die veel levensruimte nodig heeft, een snelheid van 30 km per uur kan halen, niet plekzindelijk is en dus overal uitwerpselen achterlaat, en ook agressief kan zijn, wél geschikt is om als huisdier te houden?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u uiteenzetten wat het kost om de wallaby te vangen en de rest van zijn leven te verzorgen? Wie gaat dat betalen? Geeft u toe dat de eigenaar waarschijnlijk niet achterhaald zal kunnen worden, omdat u een registratie- en identificatieplicht voor dieren niet nodig vindt? Geeft u dan ook toe dat de belastingbetaler moet opdraaien voor de gevolgen van uw gebrekkige beleid op het gebied van gezelschapsdieren? Zo nee, hoe zit het dan?
De gemeente Arnhem heeft de nodige inspanningen verricht om de wallaby te vangen. Op basis van het Burgerlijk Wetboek hebben gemeenten de plicht om een gevonden dier gedurende twee weken op te vangen, teneinde de eigenaar van een dier te kunnen achterhalen. De voormalige eigenaar van de wallaby heeft zich gemeld en de kosten van het vangen en opvangen van de wallaby zullen door de gemeente Arnhem op hem worden verhaald. Deze persoon heeft afstand gedaan van zijn dier.
Kunt u uiteenzetten wat er met de ontsnapte wallaby zal gebeuren als deze gevangen is? Deelt u de mening dat dit sociale dier niet zomaar bij een particulier kan worden ondergebracht maar een goede plek verdient waar zoveel mogelijk in zijn natuurlijke behoeften kan worden voorzien, bijvoorbeeld bij Stichting AAP? Zo ja, op welke wijze zorgt u ervoor dat dit ook daadwerkelijk gaat gebeuren, en zorgt u voor de financiële middelen die nodig zijn voor een goede opvang van het dier?
De wallaby is door de gemeente Arnhem op zorgvuldige wijze geplaatst bij een particulier die ook andere Bennettwallaby’s houdt. Volgens de laatste berichten maakt de wallaby het goed. Hij is opgenomen in de groep.
Kunt u uiteenzetten hoeveel kangoeroes er in Nederland jaarlijks worden verhandeld en hoeveel kangoeroes er gehouden worden door handelaren, particulieren, kinderboerderijen en andere instellingen? Hoeveel wallaby's worden er jaarlijks gefokt in ons land? Hoeveel fokkers van en handelaren in kangoeroes zijn gevestigd in Nederland? Worden er kangoeroes naar en van Nederland geëxporteerd? Is daarbij ook sprake van wildvang? Zo nee, hoe kan het dat u helemaal geen zicht heeft op de handel in deze dieren?
De handel in beschermde kangoeroes wordt geregeld door de Europese CITES verordening. Dienst Regelingen heeft voor de handel in beschermde kangoeroes geen vergunningen of certificaten afgegeven. Voor de niet-beschermde kangoeroesoorten, waaronder de Bennettwallaby, bestaat geen vergunningenplicht.
Dierentuinen moeten op grond van de Europese dierentuinenrichtlijn die in het Dierentuinenbesluit is geïmplementeerd, over een bijgewerkt dierregister beschikken. Gegevens over dierentuincollecties hoeven niet aan mij te worden verstrekt.
Huursubsidie aan hogere inkomens |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «En in welke schijf val jij»?1
Ja.
Heeft u enig idee waarop de uitspraak in dit artikel2 is gebaseerd? Klopt het wat hier wordt gezegd? Zo ja, wat gaat u hieraan doen, nu huursubsidie uitsluitend voor de lagere inkomens (< € 27 000) is bedoeld en niet voor inkomens van € 54 367 en hoger?
De cijfers waarop de uitspraak in het artikel is gebaseerd («toch zijn er nog een paar duizend mensen die meer dan 54 367 euro verdienen en toch huursubsidie krijgen»), zijn afkomstig uit de inkomensstatistieken van het CBS.
De gegevens betreffen voorlopige cijfers over 2010. De waarneming betreft daarom de voorlopig toegekende en uitbetaalde toeslag. Als bij de definitieve toekenning blijkt dat het inkomen in 2010 te hoog was voor het ontvangen van toeslag, wordt de te veel ontvangen huurtoeslag teruggevorderd. Overigens zet de Belastingdienst/Toeslagen het voorschot stop als uit voorgaande jaren blijkt dat burgers hun inkomen structureel te laag schatten.
Daarnaast treedt enige vertekening op omdat het CBS-bestand uitgaat van de samenstelling van het huishouden op een bepaald moment (31 december), maar een inkomen waarneemt over een periode (jaar). Het kan zijn dat de samenstelling van het huishouden op het moment van aanvragen van de huurtoeslag afweek van die op het einde van het jaar (het peilmoment dat gehanteerd wordt). Als de huishoudsituatie wijzigt doordat bijvoorbeeld iemand die in het eerste deel van het jaar (terecht) huurtoeslag ontvangt, later in het jaar gaat samenwonen met iemand met een hoger inkomen, dan is dit in de statistieken te zien als een huishouden met een hoger inkomen, maar toch met huurtoeslag.
Deze cijfers wijzen er dus niet op dat ten onrechte een paar duizend mensen die meer dan 54 367 euro verdienen toch huursubsidie (huurtoeslag) krijgen.
De veiligheid van bewoners van verpleeghuis Mariahoeve |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten over bewoners van verpleeghuis Mariahoeve die overleden zijn na het eten van een chloortablet en een plastic handschoen? Bent u bekend met het bericht dat de toediening van morfine door een verpleegster van ditzelfde verpleeghuis is stopgezet, zonder toestemming van een arts en de familie?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat dergelijke incidenten te allen tijde voorkomen kunnen worden?
Nee. Incidenten kunnen altijd gebeuren, hoe oplettend de zorgmedewerkers ook zijn of hoe gedegen het kwaliteitsbeleid van de zorginstelling ook is. Ik vind het echter essentieel dat er alles aan wordt gedaan om te voorkomen dat dergelijke vreselijke incidenten gebeuren. Een goed kwaliteitsbeleid en een actieve commissie melding incidenten binnen de zorginstelling zijn hiervoor van groot belang.
Wat vindt u ervan dat dit verpleeghuis pas actie onderneemt nadat dergelijke incidenten tot de dood geleid hebben?
Ik heb contact opgenomen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). De IGZ constateert dat deze zorginstelling veel aandacht heeft voor de veiligheid van cliënten. De IGZ is van mening dat de zorginstelling de kwaliteit goed bewaakt, met name door een pro-actieve aanpak om incidenten zoveel mogelijk te voorkomen.
Zijn de beschreven incidenten allemaal gemeld bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg? Zo ja, wat heeft de Inspectie met de meldingen gedaan? Zo nee, welke actie gaat u ondernemen tegen organisatie Florence omdat de incidenten niet gemeld zijn?
Ja, de incidenten zijn gemeld bij de IGZ. De IGZ heeft de meldingen onderzocht. Aan de hand van de resultaten van het onderzoek zijn door de zorginstelling verbetermaatregelen genomen.
De zaak van het inslikken van de chloortablet is nog niet afgerond. Na afronding van het onderzoek zal de IGZ zich bezinnen op de te nemen maatregel.
Wanneer heeft de Inspectie voor het laatst een bezoek gebracht aan verpleeghuis Mariahoeve? Deelt u de mening dat dit verpleeghuis vaker, onaangekondigd bezocht moet gaan worden, al dan niet door «mystery guests»?
De IGZ heeft in 2010 en 2011 meerdere bezoeken gebracht aan zorginstelling Florence. De locatie Mariahoeve is niet specifiek bezocht. Zoals ik al in antwoord 4 aangeef, zal de IGZ zich nog bezinnen op de te nemen maatregelen wanneer het onderzoek naar het incident is afgerond.
De aanhoudende problemen met koopkracht en belastingdruk op de BES-eilanden |
|
Fatma Koşer Kaya (D66), Wassila Hachchi (D66) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de toezegging van 30 januari 2012, verwijzend naar een aankondiging in de zomer van 2011, dat een interdepartementaal onderzoek zou plaatsvinden in Caribisch Nederland, niet alleen naar de belastingen, maar ook naar de economische situatie op de eilanden, naar koopkrachtmutaties en naar de inflatie?1
Ja. Tijdens het algemeen overleg heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid aangegeven dat Ecorys onderzoek doet naar onder andere de koopkrachtontwikkeling op de eilanden en de oorzaak van de stijging van consumentenprijzen. Het onderzoek is afgerond. Op 11 juni 2012 is het onderzoek met de kabinetsreactie aan uw Kamer en aan de Eerste Kamer aangeboden. Ook de verkenning naar armoede is afgerond. De resultaten daarvan zijn inclusief een kabinetsreactie op 22 juni 2012 aan uw Kamer aangeboden.
Herinnert u zich de opmerking van 30 januari 2012, waarin u de armoede op de eilanden bij een deel van de bevolking serieuze problematiek noemt en daarbij stelt dat u zich daar mede verantwoordelijk voor voelt?2
Tijdens het AO heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheidgezegd dat we samen met het eilandbestuur een gedeelde verantwoordelijkheid hebben waar het gaat om armoede. Daarop heeft hij een analyse van de harde kern van armoede op de eilanden toegezegd. De hiertoe strekkende verkenning is inmiddels afgerond, gedeeld met de eilandbesturen en op 22 juni 2012 aan uw Kamer verzonden.
Herinnert u zich tevens uw uitgesproken verwachting aan het einde van het eerste kwartaal van 2012 helderheid te kunnen geven over het koopkrachtonderzoek en de belastingopbrengsten?2
De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid heeft geantwoord dat we in ieder geval in de loop van het voorjaar de resultaten zouden krijgen. Zoals hiervoor opgemerkt is het onderzoek met kabinetsreactie op 11 juni 2012 naar de Tweede en de Eerste Kamer gestuurd. Ecorys is gevraagd een eerste inschatting te maken van de belastingopbrengsten over 2011. Pas in het najaar van 2012 zal definitieve duidelijkheid over de opbrengst van het nieuwe belastingstelsel kunnen worden gegeven.
Wat is de meest recente stand van zaken betreffende deze afzonderlijke onderzoeken?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het onbetamelijk is dat ruim anderhalf jaar na «10-10-10» nog steeds geen duidelijk zicht is op de problemen betreffende de teruggelopen koopkracht?
Ik deel die mening niet. In het voorjaar van 2011 zijn de eerste CBS-cijfers inzake de hoogte van de inflatie op de eilanden van Caribisch Nederland gepubliceerd. De signalen vanuit Caribisch Nederland over prijsstijgingen en de nadelige invloed daarvan op de koopkracht, zijn serieus genomen. Mede in verband daarmee zijn de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en de staatssecretaris van Financiën in juni 2011 naar Caribisch Nederland gereisd om persoonlijk kennis te nemen van de situatie ter plaatse. Naar aanleiding van de gesprekken die tijdens dat werkbezoek zijn gevoerd met eilandbesturen, eilandraadsleden en ondernemers, is besloten dat er een onafhankelijk onderzoek zou moeten worden uitgevoerd naar, kort samengevat, de ontwikkeling van de koopkracht op Caribisch Nederland. Vooruitlopend op de resultaten van dat onderzoek heb ik eind 2011 via het wetsvoorstel Overige fiscale maatregelen 2012 al diverse wijzigingen van het (nieuwe) fiscale stelsel van Caribisch Nederland doorgevoerd. De belastingvrije som, de ouderentoeslag en de kindertoeslag zijn vooruitlopend daarop verhoogd, waardoor veel belastingplichtigen met ingang van 1 oktober 2011 een hoger netto inkomen hadden. Daarnaast is het tarief van de algemene bestedingsbelasting voor diensten op 1 oktober 2011 met 2%-punten verlaagd.
Kunt u toezeggen dat de resultaten van het koopkrachtonderzoek op zo kort mogelijke termijn aan de Kamer gestuurd worden, met daarbij voorstellen om de gesignaleerde problemen adequaat aan te pakken?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u nog steeds van mening dat het onderwerp «genoegzaam aan de orde komt» door « vóór 1 juli 2012 een analyse van de «harde kern» van de armoede in Caribisch Nederland aan de Tweede Kamer te doen toekomen»?4 Zo ja, hoe verhoudt zich dit tot de uitlatingen van Rijksvertegenwoordiger Stolte, die stelt: «Indien maatregelen op zich laten wachten en de inflatie hoog blijft, zal met name de economisch meest kwetsbare groep inwoners in een armoedeval belanden»?5
Het koopkrachtonderzoek en de verkenning naar de «armoede in Caribisch Nederland» bieden handvatten om de situatie voor betrokkenen waar nodig te verbeteren. De inflatie is dit jaar aan het afvlakken. Daarnaast zijn uitkeringen en het minimumloon per 1/1/2012 geïndexeerd met de inflatie over het voorgaande jaar. Zoals aangeven in het antwoord op vraag 5 zijn er eerder al fiscale maatregelen getroffen. Het kabinet toont hiermee passende maatregelen te nemen wanneer dit nodig is.
Is het waar dat Sint Maarten inmiddels een overeenkomst heeft getekend om de splitsing van het energiebedrijf GeBe te regelen, waardoor de weg vrij is een verdrag te sluiten met Sint Maarten om dubbele belastingheffing voor het goederenvervoer naar Bonaire te voorkomen? Zo ja, waarom is dat verdrag nog niet tot stand gekomen? Zo nee, welke formele stappen moeten nog worden ondernomen voordat dat verdrag gesloten kan worden?
Het wegnemen van de dubbele indirecte belastingheffing op goederen die inwoners en ondernemers van Sint Eustatius en Saba op Sint Maarten kopen is wat mij betreft een op zichzelf staande kwestie. Met Sint Maarten zijn gesprekken gaande om deze kwestie op zo kort mogelijke termijn op te lossen. In dat kader is deze kwestie op 13 juni 2012 besproken met de nieuwe minister van Financiën van Sint Maarten, de heer Tuitt. Dat gesprek is constructief verlopen.
De langdurige ondervraging van een beroemde Turkse zanger bij zijn binnenkomst in Nederland |
|
Harry van Bommel (SP) |
|
|
|
![]() |
Is het waar dat de wereldberoemde Turkse zanger Arif Sag, die in het kader van de viering van 400 jaar diplomatieke betrekkingen tussen Nederland en Turkije afgelopen zondag samen met het Hoofdstadkoor een concert zou geven in het Concertgebouw, bij binnenkomst in Nederland langdurig is ondervraagd en vervolgens is teruggekeerd naar Turkije zonder een concert te geven?1
Is het waar dat Arif Sag ex-parlementariër is en beschikt over een bijzonder paspoort dat hem visumvrij toegang zou moeten geven tot Nederland?
Op grond waarvan is de zanger langdurig ondervraagd? Is hij daarbij afgevoerd naar een aparte ruimte? Is er een tolk bijgehaald? Hoe lang heeft de hele procedure geduurd?
Bent u van oordeel dat de douane bij de binnenkomst van Arif Sag correct heeft gehandeld?
Indien Arif Sag naar uw mening niet correct is behandeld, bent u dan bereid excuses te maken aan deze wereldberoemde zanger?
Deelt u de opvatting dat dit incident een smet werpt op de viering van 400 jaar relaties tussen Nederland en Turkije en dat herhaling voorkomen moet worden? Welke maatregelen gaat u daartoe nemen?
Het verdwijnen van de studie Fries |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het verdwijnen van de enige Nederlandse universitaire opleiding Friese taal en cultuur van de Rijksuniversiteit Groningen (RuG)?1
Ik heb begrepen dat de bacheloropleiding Friese taal en cultuur – in afwijking van eerdere berichtgeving daarover – als afzonderlijke opleiding wordt gehandhaafd en geregistreerd blijft in het Centraal Register Opleidingen Hoger Onderwijs. Zie ook mijn antwoord van 26 april jl. op vragen van de leden Jadnanansing en Jacobi (beiden PvdA) van uw Kamer over hetzelfde onderwerp.
Deelt u de mening dat het beschermen en onderzoeken van de Friese taal en cultuur niet afhankelijk moet zijn van het toevallige aantal studenten dat in een jaar voor de opleiding wordt aangetrokken? Deelt u de mening dat als de kennis en kunde eenmaal is verdwenen, de bestaande expertise lastig opnieuw op te bouwen is?
De eerste mening deel ik niet helemaal. In het algemeen geldt immers voor elke studie dat het behoud van kennis en kunde ten langen leste ook mede afhankelijk is van de belangstelling voor het betreffende vakgebied; die belangstelling komt onder andere tot uitdrukking in het aantal inschrijvingen voor de opleiding. Dit gegeven staat overigens los van de bescherming van de Friese taal en cultuur.
De mening dat het moeilijk is expertise, wanneer zij eenmaal is verdwenen, opnieuw op te bouwen, deel ik.
Bent u van plan om te bevorderen dat de studie en de kennis van het Fries wordt geborgd?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1. heb aangegeven blijft het Fries aan de RUG niet alleen zelfstandig bestaan, de bachelor zal tevens programmatisch en inhoudelijk worden ingekaderd in de nieuwe brede bachelor Europese talen en culturen. Het laatste is naar mijn mening een verstandige aanpak van de RUG en de beste manier om kennis en kunde op het gebied van het Fries in stand te houden. Zie ook mijn antwoord van 2 mei jl. op vragen van de leden De Rouwe en Ferrier (beiden CDA) van uw Kamer over het voornemen van verschillende universiteiten om talenstudies te laten opgaan in brede studies.
Een CAK-vordering van bijna 20.000 euro voor een burger |
|
Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op de brief van mevrouw D. die facturen van in totaal zo’n 20 000 euro van het Centraal Administratie Kantoor (CAK) ontving, gebaseerd op een indicatiewijziging van de zorg van haar ouders waarvan zij niet op de hoogte is gesteld? Vindt u dit een aanvaardbare gang van zaken?1
Ik betreur het zeer dat een verzekerde een dergelijke naheffing krijgt. Navraag bij het CAK leert dat de naheffing is ontstaan als gevolg van het bijna twee jaar lang uitblijven van de melding van de indicatiewijziging aan het CAK. Op grond van de indicatiewijziging waren de ouders van mevrouw D. in het vervolg in plaats van de lage inkomensafhankelijke eigen bijdrage, de hoge inkomensafhankelijke eigen bijdrage verschuldigd. Geconfronteerd met deze situatie, heeft het CAK in eerste instantie coulancehalve besloten de hoge eigen bijdrage drie maanden later van kracht te laten worden dan op grond van het indicatiebesluit was aangewezen. Tevens heeft het CAK de situatie met mevrouw D. besproken, en haar gewezen op de mogelijkheid tot bezwaar. Op het vervolgens ingediende bezwaar heeft het CAK de beslissing genomen om een bedrag van ca. € 8 900 kwijt te schelden. Het nog te betalen bedrag is daarmee ca € 9 900. Tegen deze beschikking op bezwaar is geen beroep aangetekend. Het CAK wijst in vergelijkbare situaties altijd op de mogelijkheid van een betalingsregeling, en heeft dat ook in dit geval gedaan.
Gelet op het bovenstaande zie ik, hoe vervelend ik de situatie voor betrokkenen ook vind, geen aanleiding om met mevrouw D in contact te treden.
Is het geoorloofd dat kinderen die tevens contactpersoon zijn niet geïnformeerd worden over een indicatiewijziging van de zorg voor hun ouders? Zo nee, op welke wijze kunnen zorgaanbieders die dit verzuimen worden aangepakt? Zo ja, op grond waarvan deelt u de mening dat de regels dan zodanig moeten worden gewijzigd dat de eerste contactpersoon altijd op de hoogte wordt gesteld van indicatiewijzigingen? Wilt u uw antwoord toelichten?
Een indicatiewijziging leidt altijd tot een indicatiebesluit van het CIZ. Cliënten kunnen aangeven of de contactpersoon het indicatiebesluit dient te ontvangen. Vanzelfsprekend kan een cliënt ook besluiten dat contactpersonen niet over een indicatiewijziging worden geïnformeerd.
Vindt u het aanvaardbaar dat het CAK (na)vorderingen zo hoog laat oplopen dat burgers in een klap worden geconfronteerd met enorme bedragen die niet of nauwelijks zijn op te brengen? Vindt u het verantwoord dat het CAK op deze wijze mensen de schulden injaagt? Zo ja, op grond waarvan? Zo nee, wat gaat u hieraan doen?
Ik vind het betreurenswaardig dat mensen met zulke bedragen worden geconfronteerd. Zoals aangegeven bij het antwoord op vraag 1 is het niet het CAK dat de vordering heeft laten oplopen.
Op welke wijze kan een oplossing voor de vervelende situatie van mevrouw D. worden gevonden? Bent u bereid mevrouw D. te horen en desnoods met het CAK in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel vergelijkbare zaken speelden vorig jaar en hoeveel van dit soort zaken zijn thans onopgelost?
In 2011 is, gemeten over de eigen bijdrageregelingen AWBZ en Wmo, in 348 gevallen een bezwaar tegen de oplegging van de eigen bijdrage gegrond of gedeeltelijk gegrond verklaard.
Ongeveer 850 cliënten die in een AWBZ-instelling verblijven hebben een schuld aan eigen bijdrage open staan van tussen de € 10 000 en € 20 000 en ongeveer 240 cliënten een schuld van meer dan € 20 000. Daarbij moet bedacht worden dat de maximale bijdrage meer dan € 2 100 per maand bedraagt. De schuld kan dus snel oplopen. Het CAK kent een speciale behandeling van hoge facturen. Deze worden eerst extra gecontroleerd, waarna betrokkene telefonisch wordt geïnformeerd over de ontstane situatie. Hoge rekeningen worden dus niet zonder voorafgaande toelichting verstuurd. Indien daar om wordt verzocht wordt een betalingsregeling overeengekomen.
Hoe gaat u ingrijpen om eindelijk te zorgen dat burgers niet langer verstrikt raken in uitzichtloze administratieve rompslomp en conflicten met het CAK? Wilt u uw antwoord toelichten?
Omdat het CAK voor de juiste vaststelling van de eigen bijdrage afhankelijk is van gegevens van ketenpartners zijn in de instellingswet van het CAK als zelfstandig bestuursorgaan (Stb. 2011, 561) sanctiemogelijkheden gecreëerd om ketenpartijen aan te kunnen spreken indien de kwaliteit van de gegevensaanlevering bij een partij structureel te wensen overlaat. Zoals ik in mijn brief van 2 juli 2012, kenmerk Z-3121349, heb aangegeven is de beoogde invoering van de wet 1 januari 2013.
Het arrest van de Hoge Raad met betrekking tot het uitmaken van een agent voor ‘mierenneuker’ |
|
Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het arrest van de Hoge Raad met betrekking tot het uitmaken van een agent voor mierenneuker?1
Ja.
Wat betekent dit arrest voor de succesvolle voortzetting van het «zero-tolerance»-beleid ten aanzien van belediging, intimidatie en mishandeling van politiemensen?
De Hoge Raad heeft in dit arrest onder verwijzing naar vaste rechtspraak aangegeven dat een uitlating als beledigend moet worden beschouwd als die de strekking heeft de ander aan te randen in zijn eer of goede naam. Bij woorden waarvan het gebruik op zichzelf in het algemeen niet beledigend is, kan de context het gebruik toch beledigend maken. De Hoge Raad heeft geoordeeld dat het woord «mierenneuker» in het algemeen niet beledigend is. Dat de context in de betreffende zaak zodanig was dat er toch sprake was van een belediging, is volgens de Hoge Raad door het gerechtshof onvoldoende gemotiveerd. Daarom heeft de Hoge Raad de uitspraak van het gerechtshof vernietigd en de zaak verwezen naar het gerechtshof om opnieuw te berechten. Er is in deze zaak dus nog geen definitief oordeel geveld over de strafbaarheid van het gebruik van het woord «mierenneuker».
Het «zero-tolerance»-beleid ten aanzien van belediging, intimidatie en mishandeling van politiemedewerkers wordt onverkort voortgezet. Ook relatief lichtere zaken, zoals belediging, vallen onder de aanpak van agressie en geweld tegen politiemedewerkers. Daarbij hoort onder andere het eisen van drie keer zo zware straffen.
Het bericht dat het gehele Noorden van Mali in handen is van extremisten. |
|
Frans Timmermans (PvdA), Jeroen de Lange (PvdA) |
|
Knapen (CDA) , Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht getiteld «Extremisten vestigen macht in N-Mali»?1
Ja
Deelt u de zorg dat de toenemende macht van gewapende groeperingen als de Mouvement National pour la Liberation de l'Azawad (MNLA) en extremisten zoals Al-Qaeda-in-de-Islamitische-Maghreb (AQIM) en Ansar ud-Din in Mali en West-Afrika een bedreiging vormen voor zowel de veiligheid in Mali als voor veiligheid in Nederland en Europa als geheel? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke wijze wapent Nederland zich tegen deze toenemende dreiging?
De toenemende macht van rebellengroeperingen als de MNLA en extremistische groepen als AQIM en Ansar ud-Din is zorgwekkend. Zij bedreigen de stabiliteit in West- en Noord-Afrika (Maghreb) met ook effecten buiten deze regio.
Nederland steunt programma’s ter bestrijding van georganiseerde criminaliteit in de regio, bijvoorbeeld projecten via de United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) voor de capaciteitsopbouw van de politiemacht. Nederland neemt ook deel aan het Europese Maritime Analysis and Operations Centre – Narcotics (MAOC-N) in Lissabon, dat drugsstromen uit Latijns-Amerika via Afrika naar Europa in kaart brengt en bestrijdt. Daarnaast zoekt Nederland aansluiting bij de EU-Sahelstrategie. Deze richt zich op een parallelle aanpak van veiligheid en ontwikkeling om armoede te bestrijden en bedreigingen van terrorisme, ontvoeringen, grensoverschrijdende criminaliteit, drugs- en mensenhandel tegen te gaan.
Wat doet Nederland zelfstandig en in Europees verband om het toenemende extremisme en geweld in Noord-Mali op te lossen en de legitieme regering van het land te ondersteunen bij het bestrijden van extremisme en geweld?
De Economische Gemeenschap van West Afrikaanse Staten (ECOWAS) heeft het voortouw genomen in de onderhandelingen met de verschillende rebellengroeperingen in het noorden van Mali. De EU steunt deze aanpak van ECOWAS. Nederland is voorstander van een aanpak in multilateraal verband.
Overweegt u vanwege de toenemende macht van extremisten en gewapende groeperingen nu wel, zoals eerder aan u gevraagd middels mondelinge vragen2, te pleiten voor een contactgroep Mali en daar als Nederland actief aan bij te dragen? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De Afrikaanse Unie heeft aangekondigd een internationale ondersteunings- en follow-up groep voor Mali in te stellen. Nederland volgt, samen met EU-partners, de ontwikkeling en samenstelling van een dergelijke groep nauwlettend. Indien Nederland wordt gevraagd toe te treden tot een dergelijke internationale groep, zullen wij op basis van dan beschikbare gegevens een zorgvuldige afweging maken.
Is er vooruitgang geboekt via de Economische Organisatie van West-Afrikaanse Staten (ECOWAS) om dit probleem aan te pakken? Zo nee, waarom niet? Indien ja, op welke punten wel en nog niet?
Ja. Dankzij de inspanningen van ECOWAS hebben de coupplegers de macht relatief snel overgedragen aan een interim-president, een benoemde premier en een regering van nationale eenheid. Inmiddels is een transitieperiode van 12 maanden overeengekomen waarbinnen presidents- en parlementsverkiezingen moeten plaatsvinden. Daarmee is een vorm van civiel bestuur hersteld.
Daarentegen is de bezetting van het noorden van Mali niet opgelost.
ECOWAS is betrokken bij de onderhandelingen met groeperingen in het noorden van Mali. ECOWAS zou bereid zijn een troepenmacht in te zetten als de Malinese autoriteiten hier om vragen.
Op welke wijze zet Nederland zich in om ontheemden, zoals de honderden vluchtelingen in Mopti, als gevolg van het geweld in Noord-Mali bij te staan?
Nederland draagt indirect bij aan de bestrijding van de humanitaire crisis in Mali en omringende landen via de algemene jaarlijkse bijdragen aan de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR (Eur 38 mln), aan het CERF (Centrale Noodhulpfonds van de VN – bijdrage Eur 40 mln) en aan de Internationale Confederatie van het Rode Kruis ICRC (Eur 25 mln). Hiermee worden o.a. activiteiten in Mali en ten behoeve van Malinese vluchtelingen gefinancierd.
De Europese Commissie heeft voor de Sahel een bedrag van Eur 123 mln ter beschikking gesteld. Voor Mali, inclusief de vluchtelingenproblematiek heeft de Commissie Eur 9 mln extra gealloceerd. Nederland heeft hier aan bijgedragen.
Op welke wijze wordt de voedselzekerheid in Mali aangetast als gevolg van het conflict en de toenemende macht van extremisten?
Het conflict in Mali heeft de voedselzekerheid in Mali verslechterd. De vluchtelingenstromen naar de omliggende landen en naar het zuiden van Mali leiden tot extra druk op beschikbare voedselvoorraden. Daarnaast belemmert het conflict projecten en programma’s van de Malinese overheid en nationale en internationale NGOs ter verbetering van de voedselzekerheidssituatie. Bovendien worden door het conflict noordelijke markten moeilijker bevoorraad, waardoor de prijzen stijgen. Ten slotte accepteren verschillende rebellenorganisaties nauwelijks hulp; hierdoor komt het nieuwe agrarische seizoen in gevaar. Ook op langere termijn wordt ook de voedselzekerheid hiermee in gevaar gebracht.
Wordt de humanitaire hulp aan het land en het Noorden nog steeds onverkort voortgezet? Zo ja, welke rol speelt Nederland daarbij? Zo nee, waarom niet?
Enkele noodhulpkonvooien hebben Timboektoe, Gao en Kidal kunnen bereiken. Daarnaast zijn enkele organisaties erin geslaagd enige ondersteuning te geven aan de ziekenhuizen in deze steden.
De Nederlandse ambassade bevordert de dialoog en afstemming tussen de humanitaire coördinator van de VN en OCHA enerzijds en de associatie van Malinese gemeenten en de federatie van gezondheidscomités anderzijds over de hulpverlening. De ambassade adviseert voorts over Nederlandse financiering van het aankomende «consolidated appeal» voor Mali.
Het plukken van criminele winsten |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat zijn de redenen om het project Financieel-economische criminaliteit (FinEC) niet voort te zetten maar te veranderen in het programma Afpakken? Wat zijn de belangrijkste verschillen?
Het programma financieel-economische criminaliteit (FinEc) omvatte een breed pakket aan maatregelen op het gebied van het bestrijden van fraude, witwassen en corruptie. In mijn brief van 12 april 2012 (Kamerstukken II, 2011–2012, 29 911, nr. 68) heb ik beschreven dat de maatregelen uit het FinEc-programma structureel zijn gemaakt.
De nieuwe maatregelen van dit kabinet bouwen daarop voort. Daarbij wordt het ketenprogramma afpakken uitgevoerd. Dat is gericht op het uitbreiden van de capaciteit van de strafrechtketen en op het bevorderen van innovatief werken en van samenwerking tussen partners binnen en buiten de strafrechtketen met als doel nog meer vermogen van criminelen af te pakken. Zoals toegezegd tijdens het algemeen overleg van 14 juni jongstleden over georganiseerde criminaliteit stuur ik uw Kamer nog voor het zomerreces een brief over het overheidsbreed afpakken.
In welke regio’s zijn nu afpakteams aan de slag om wederrechtelijk verkregen voordeel te plukken van criminelen? Wat zijn tot nu toe de resultaten daarvan? Aan welke resultaatsverplichtingen zijn zij gebonden?
In alle regio’s zijn afpakteams van openbaar ministerie (OM) politie en/of bijzondere opsporingsdiensten aan de slag. Verder zijn sinds 2011 twee teams van de Nationale Recherche en de FIOD operationeel onder aansturing van het Landelijk Parket en het Functioneel Parket van het OM.
In 2011 is door de hele strafrechtketen, waaronder de afpakteams, voor meer dan 44,6 miljoen euro aan ontnemingen en verbeurdverklaringen geïncasseerd.
Daarnaast zijn er dankzij de inzet van het strafrecht opbrengsten gerealiseerd ten behoeve van slachtoffers, de Belastingdienst en andere bestuursorganen zoals de Sociale Verzekeringsbank (SVB) en het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen (UWV). Zo is in de Klimop-zaak 130 miljoen euro teruggevloeid naar de benadeelden. Een ander voorbeeld is de opbrengst van ongeveer 150 miljoen euro in 2011 voor de Belastingdienst, voortkomend uit strafrechtelijke onderzoeken.
De resultaatsverplichting voor de afpakopbrengsten uit ontnemingen en verbeurdverklaringen geldt voor de hele strafrechtketen inclusief de afpakteams. Deze verplichting loopt op van 43 miljoen euro in 2011 naar ruim 100 miljoen euro in 2018.
Welke onderbouwing is er voor de veronderstelling, vastgelegd in de prestatieafspraken, dat investeringen in het afpakteam zich drie tot vier keer gaan terug verdienen? Is hier onafhankelijk (wetenschappelijk) onderzoek naar gedaan?
De verhouding tussen de taakstelling van ruim 60 miljoen euro aan afpakopbrengst en de investering van 20 miljoen euro in het ketenprogramma afpakken is gebaseerd op de resultaten van het FinEc-programma. Die resultaten lieten zien dat een investering in de strafrechtketen om het afpakken te versterken zich in drievoud terugverdient. Deze investering leidt ook tot resultaten buiten de strafrechtketen, zoals het afpakken door bestuurlijke handhavers en de compensatie van slachtoffers.
Bent u bekend met de klachten over de gebrekkige mogelijkheden om informatie uit te wisselen tussen bijvoorbeeld de politie en de Belastingdienst? Kunt u toelichten waarom het niet is toegestaan om de inkomensgegevens op te vragen van een persoon die luxe goederen bezit en ten aanzien van wie de ernstige verdenking bestaat dat deze verdacht wordt van witwassen en/of andere criminele activiteiten?
Ik ben bekend met de wens vanuit de praktijk om de mogelijkheden tot informatie-uitwisseling beter te benutten dan wel uit te breiden. In samenspraak met betrokken partijen beziet mijn departement de noodzaak en haalbaarheid daarvan.
De veronderstelling dat het niet is toegestaan om de inkomensgegevens op te vragen van een persoon die luxe goederen bezit en waartegen ernstige verdenkingen bestaan, is overigens niet juist. Als sprake is van een ernstige verdenking kunnen opsporingsmiddelen worden ingezet en kunnen inkomensgegevens door tussenkomst van de officier van justitie worden opgevraagd.
Bent u bekend met de klachten van financieel rechercheurs dat de Financial Intelligence Unit (FIU) niet langer rechtstreeks voor hen toegankelijk is? Waarom is er een nieuw systeem ingericht waarbij de financieel rechercheur een informatieverzoek moet indienen bij een informatiemedewerker? Waarom is hier voor gekozen? Is dit niet omslachtig en tijdrovender dan de rechtstreekse toegang tot deze gegevens voor de rechercheurs?
Ik ben bekend met een dergelijke klacht.
FIU-Nederland is medio 2011 overgegaan op een nieuw ICT-systeem omdat het vorige systeem was verouderd. Met de nieuwe applicatie worden Verdachte Transacties (VT’s) direct beschikbaar gesteld aan het gehele opsporingsgebied binnen Nederland. Met de vorige applicatie waren de VT’s in eerste instantie enkel beschikbaar voor de regio waarin de transactie had plaatsgevonden. Aangezien FIU-Nederland onderdeel is van het KLPD, is er aangesloten bij de standaard politie applicatieportfolio van Politie Nederland. De VT’s worden nu via Blueview landelijk beschikbaar gesteld. Blueview werkt met categorieën waaraan autorisatieniveaus zijn verbonden. Het is daarom noodzakelijk dat (financieel) rechercheurs het juiste autorisatieniveau hebben om inzicht te krijgen in de VT’s.
Binnen elke politieregio wordt op dit moment gewerkt aan een regionale informatie organisatie (RIO). FIU-Nederland sluit aan bij de landelijke werkwijze om de RIO’s van informatie te voorzien. De politieregio’s bepalen zelf hoe de informatievoorziening bij een Blueviewbevraging dient te verlopen. Ik overleg met de Raad van Korpschefs over de vraag hoe de informatievoorziening via Blueview op dit specifieke punt meer uniform kan worden gemaakt.
Bent u bekend met de klacht van financieel rechercheurs dat het Openbaar Ministerie (OM) en rechters onvoldoende financieel besef hebben? Zijn er ook initiatieven om kennis en expertise bij OM en de rechterlijke macht te bevorderen door scholing en dergelijke?
Ik ben bekend met een dergelijke klacht.
Er wordt binnen het OM en de rechterlijke macht veel gedaan om financiële kennis over te dragen en te borgen.
In de raio-opleiding voor rechters en officieren van justitie is de cursus financieel rechercheren een verplicht onderdeel van de verdiepingsperiode straf en parket.
Verder biedt het studiecentrum rechtspleging, het gezamenlijk opleidingsinstituut van het OM en de rechtspraak, 27 opleidingen aan die een bijdrage kunnen leveren aan het financieel besef van officieren van justitie en rechters. Vier van deze opleidingen zijn toegespitst op kennisbevordering van voordeelsontneming.
Elk parket beschikt over speciaal opgeleide ontnemingsofficieren. Het Bureau Ontnemingswetgeving OM verleent bovendien specialistische bijstand in complexe ontnemingszaken. Tevens worden vanuit het ketenprogramma afpakken regelmatig in de regio workshops voor professionals gehouden.
Het landelijk kenniscentrum fraude van de rechtspraak organiseert door middel van themadagen praktijkgerichte cursussen en stelt kennis op dit gebied aan rechters ter beschikking.
Tenslotte wordt in bepaalde zaken door gerechten een belastingrechter opgenomen in de kamer om te voldoen aan de behoefte aan expertise.
Bent u bereid in alle districten minstens één financieel rechercheur extra aan te stellen, mede gelet op de conclusies uit het recent gepubliceerde rapport «Follow the money» van de Inspectie Openbare Orde en Veiligheid dat met name op wijk- en districtsniveau onvoldoende financieel wordt opgespoord? Zo nee, waarom niet? Deelt u de verwachting dat extra financieel rechercheurs op wijk- en districtsniveau de investering die dit vereist ruimschoots zullen terug verdienen? Welke inschatting maakt u hiervan?
Bij het opstellen van de inrichtingsplannen voor de nationale politie wordt aandacht besteed aan de kwalitatieve invulling van de specialismen – zoals financieel rechercheren – op de verschillende niveaus. Hierbij wordt specifiek gehoor gegeven aan de aanbeveling uit het rapport Follow the Money om financieel rechercheren «van wijk tot wereld» binnen de organisatie te borgen.
De desastreuze gevolgen voor Den Oever van een ondoordachte dijkverhoging door het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier |
|
Lutz Jacobi (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA), Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Joop Atsma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Coalitie wil andere optie waterkering»?1
Ja, dit artikel is mij bekend.
Deelt u de zorgen van de coalitiepartijen in de gemeente Hollands Kroon over de gevolgen van het ophogen van de waterkering met 1,5 meter voor de economie, het toerisme en de leefbaarheid van Den Oever? Zo nee, waarom niet?
De dijkversterking bij Den Oever is een project binnen het Tweede Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP-2). Het is een subsidieprogramma. De beheerder, in dit geval Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier (HHNK) , is primair verantwoordelijk voor de uitvoering van dit project. Indien het project voldoet aan de subsidievoorwaarden van sober, robuust en doelmatig ontvangt de beheerder subsidie voor de versterking. Dijkversterkingen kunnen gevolgen hebben voor de omgeving. De inpassing van de dijkversterking Den Oever wordt daarom door HHNK sinds 2009 in nauw overleg met de gemeente, bewoners, bedrijven en belangenorganisaties vormgegeven. Uitgangspunt voor de dijkversterking is de veiligheid van Den Oever. Daarbij wordt door HHNK uitgegaan van behoud van alle huidige functies (wonen, werken, recreëren). Waar functies niet behouden kunnen blijven in de huidige vorm wordt, samen met betrokkenen en belanghebbenden onderzocht hoe deze functies kunnen worden hersteld.
Op dit moment is er sprake van een concept voorkeursalternatief (VKA) dat HHNK met de omgeving heeft gecommuniceerd. Dit is bedoeld om met betrokkenen en belanghebbenden te bespreken, voordat het kan worden vastgesteld door het dagelijks bestuur van HHNK. Het Hoogheemraadschap onderzoekt in deze fase van het project in hoeverre maatwerk nodig is. Waar mogelijk worden de wensen voor versterking van de economie, het toerisme of de leefbaarheid meegenomen. De gemeente en provincie worden hierbij via de projectgroep betrokken.
Ik verwacht dat HHNK op basis van dit proces een zorgvuldige afweging zal maken.
Is er overleg tussen het Hoogheemraadschap Hollands Noorderkwartier en u over een integrale uitvoering van het hoogwaterbeschermingsplan, ook in het licht van het Project Toekomst Afsluitdijk?
Enkele havendammen bij Den Oever hebben een functie voor de bescherming van zowel Den Oever als de kunstwerken in de Afsluitdijk. Over het gebruik en het ontwerp van deze dammen vindt daarom afstemming plaats tussen het Hoogheemraadschap en RWS en andere betrokkenen. Rijkswaterstaat (RWS) is vertegenwoordigd in het Project Toekomst Afsluitdijk, Extra Spuicapaciteit Afsluitdijk (ESA) en Versterking Havendijk Den Oever. Via deze overleggen is afstemming gewaarborgd tussen de verschillende projecten.
Een integrale aanpak, waarbij de dijk nauwelijks verhoogd hoeft te worden, is in het proces onderzocht en niet haalbaar gebleken. Voor deze integrale variant is een MKBA gemaakt en deze is bestuurlijk besproken door gemeente, provincie, RWS en het hoogheemraadschap. Vanwege de zeer hoge kosten (200 mln. euro ten opzichte van 30 mln euro voor het concept VKA) is deze variant afgevallen. Ik ondersteun deze keuze van HHNK.
HHNK spreekt nu met alle partijen om te kijken of het concept VKA nog kan worden aangepast. In principe kan het VKA worden aangepast als de doelstellingen van het HWBP-2 (sober, doelmatig en robuust) overeind blijven en partijen voor hun wensen zelf aanvullende financiering vinden.
Ziet u de voordelen van een integrale aanpak van het gehele gebied rondom de Afsluitdijk en ziet u mogelijkheden om het Hoogheemraadschap te doen afzien van de desastreuze voorkeursvariant ten faveure van een variant die bedrijvigheid, recreatie, toerisme en de vitaliteit van het gebied stimuleert? Zo ja, bent u bereid hierover met de betrokken partijen in overleg te treden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Kent u het rapport «De Kop op de kaart!» van de Commissie voor de Kop van Noord-Holland over de sociaal-economische en ecologische impuls voor de Kop van Noord-Holland? Zo ja, deelt u de mening dat de quick wins die deze commissie ziet voor het gebied, teniet gedaan zullen worden als nu door het Hoogheemraadschap te overhaast gekozen wordt voor de goedkoopste variant van de ophoging van de waterkering en dat ook de aanbevelingen van «De Kop op de kaart!» meegenomen dienen te worden in het de afwegingen rondom het hoogwaterbeschermingsplan? Zo nee, waarom niet?
Ja, het rapport «De Kop op de Kaart!» is mij bekend. Het proces dat nu doorlopen wordt met alle partijen is bedoeld om adviezen, zoals van de Commissie voor de kop van Noord-Holland mee te nemen en te wegen bij de uiteindelijke besluitvorming. De belangen van de kop van Noord-Holland worden geborgd door de aanwezigheid van de provincie in de projectgroep.
Het bericht ‘Bijstandsfraudeurs hebben vrij spel’ |
|
Léon de Jong (PVV) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Bijstandsfraudeurs hebben vrij spel»?1
Ja.
Klopt de schatting van Het Landelijk Contact Sociaal Rechercheurs dat 10 á 20 procent van de mensen in de bijstand fraudeert, wat neerkomt op bijna 1 miljard euro fraude per jaar? Zo neen, waarom niet?
Wat we weten is dat in 2010 in de sociale zekerheid voor € 119 miljoen aan fraude met uitkeringen is aangetoond, waarvan € 53 miljoen in de bijstand. Het werkelijke fraudebedrag zal ongetwijfeld hoger zijn. Van de niet geconstateerde fraude kan echter geen betrouwbare schatting gemaakt worden. Het is dus niet mogelijk om te zeggen of de schatting van het LCSR klopt.
Is het waar dat gemeenten te weinig investeren in het aanpakken van bijstandsfraude waardoor fraudeurs ongestraft wegkomen? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de gemeenten aan te spreken op hun verantwoordelijkheid met als doel fraude keihard aan te pakken?
Gemeenten investeren anders in het aanpakken van fraude dan het LCSR voor ogen staat. Waar het LCSR een grotere inzet van sociaal rechercheurs en sanctioneren van fraude via het strafrecht bepleit, streven gemeenten ernaar de problemen meer bij de bron en integraal aan te pakken. De handhaving maakt integraal onderdeel uit van het «gewone» controlewerk bij gemeenten. Hierbij ligt de nadruk sterk op preventie van fraude (voorbeeld: huisbezoek na uitkeringsaanvraag) en een hogere pakkans (risicoselectie, koppeling van gegevens). Dit leidt tot het eerder constateren van fraude, gevolgd door snelle bestuursrechtelijke afdoening (lik-op-stuk). Sociale recherche en inzet van het strafrecht is dan minder vaak nodig. Er valt winst te boeken met deze integrale aanpak van fraude. Ik vind het een goede ontwikkeling dat gemeenten zich hier meer op richten.
Deelt u de mening dat bijstandsfraude, juist ter bescherming van de bijstand, het sociaal vangnet, keihard moet worden aangepakt en nooit mag lonen?
Fraudebestrijding is cruciaal om het draagvlak voor de sociale voorzieningen te behouden. Fraude mag nooit lonen en moet altijd streng bestraft worden. Het kabinet geeft hoge prioriteit aan fraudebestrijding in de sociale zekerheid. Het wetsvoorstel «Aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving» (Kamerstukken II, 2011/12, 33 207, nr. 2), dat op 20 maart jl. aan uw Kamer is aangeboden, voorziet daarin. Het wetsvoorstel bevat een breed pakket aan maatregelen. Zo vervalt voor gemeenten de huidige beleidsvrijheid om zelf te mogen beoordelen of de bijstandsuitkering na fraude wordt teruggevorderd. Frauderende uitkeringsontvangers moeten het ten onrechte verkregen bedrag helemaal terugbetalen, inclusief wettelijke rente en alle kosten van invordering. Daarnaast krijgen ze datzelfde bedrag aan boete. Bij recidive volgt een verdere ophoging van de boete.
Voorts is het voor gemeenten belangrijk dat zij, om fraude te voorkomen en te bestrijden, bestanden kunnen koppelen. Samen met de gemeenten, UWV en SVB heb ik een inventarisatie gedaan naar de ervaren knelpunten en mogelijkheden van een bredere inzet van bestandskoppeling. Deze inventarisatie heeft een lijst van maatregelen opgeleverd. De meeste daarvan zijn mogelijk binnen de huidige wet- en regelgeving. In mijn brief van 13 maart 2012 heb ik u hierover geïnformeerd (Kamerstukken II, 2011/12, 17 050, nr. 416). Voor de overige maatregelen is wetswijziging nodig. Ik streef ernaar een wetsvoorstel hiertoe na de zomer aan uw Kamer voor te leggen.
Welke maatregelen neemt dit kabinet om fraude aan te pakken? Deelt u de mening dat bij bijstandsfraude altijd het totale fraudebedrag plus boete tot aan de laatste cent moet worden teruggevorderd, inclusief wettelijke rente? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
De mogelijke uitlevering van walvisbeschermer Paul Watson aan Costa Rica |
|
Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de arrestatie van walvisbeschermer Paul Watson in Duitsland en zijn mogelijke uitlevering aan Costa Rica?1
Ja.
Is het waar dat Paul Watson wordt vastgehouden en mogelijk uitgeleverd voor een confrontatie met een illegaal opererend visserschip voor de kust van Guatemala, een incident dat 10 jaar geleden heeft plaatsgevonden, waarbij geen sprake was lichamelijk letsel of materiële schade, afgezien van de vele illegaal gevangen, toegetakelde en verminkte haaien? Zo nee, kunt u toelichten waarom Paul Watson dan wel vastgehouden wordt?
De Canadees Paul Watson werd op 13 mei 2012 op basis van een door Costa Rica uitgevaardigd internationaal arrestatiebevel in Duitsland aangehouden. Hij is op 18 mei 2012 op borgtocht vrijgelaten. Hij mag Duitsland niet verlaten tot de uitleveringsprocedure is afgesloten. Naar Duits recht hebben de autoriteiten van Costa Rica drie maanden de tijd om een uitleveringsverzoek te onderbouwen. De beslissing op het uitleveringsverzoek zal worden genomen door de Duitse Minister van Justitie.
Is het waar dat Nederland geen uitleveringsverdrag heeft met Costa Rica? Zo ja, zijn er meer EU-lidstaten die geen uitleveringsverdrag met Costa Rica hebben en op welke gronden is dat? Zo nee, sinds wanneer heeft Nederland een uitleveringsverdrag met Costa Rica?
Van de EU-landen heeft alleen Spanje een bilateraal uitleveringsverdrag met Costa Rica. Nederland heeft geen uitleveringsverdrag met Costa Rica,omdat er vanuit de Nederlandse praktijk tot nu toe geen noodzaak is geweest voor een dergelijk verdrag.
Acht u het rechtssysteem en de bescherming van de mensenrechten in Costa Rica van dien aard dat EU-lidstaten verdachten aan Costa Rica zouden moeten uitleveren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het rechtssysteem in Costa Rica geeft geen aanleiding tot zorg voor wat betreft de onafhankelijkheid van de rechter, waarborgen voor een eerlijk proces alsmede voor de eerbiediging van de mensenrechten.
Kunt u aangeven of Paul Watson onder Nederlandse vlag voer toen hij een confrontatie had met vissers die vinnen afsneden van levende haaien, waarmee de feiten waarvan hij nu kennelijk verdacht wordt verband hielden?
Ten tijde van de bedoelde confrontatie had Sea Shepherd Conservation Society geen schepen onder Nederlandse vlag.
Kent u het bericht waarin Interpol aangeeft dat ze geen bevel voor de arrestatie van Paul Watson zal publiceren, omdat er twijfels zijn over de validiteit van de aanklacht?2
Ja.
Bent u bereid andere Europese lidstaten op te roepen niet mee te werken aan uitlevering van burgers naar landen die onvoldoende waarborg bieden op het gebied van mensenrechten, zeker wanneer uitleveringsverzoeken politiek gemotiveerd lijken?
Alle Europese lidstaten zijn gebonden aan het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Per geval zal getoetst worden of uitlevering op gespannen voet staat met de verplichtingen die uit dit verdrag voortvloeien.
Deelt u de mening dat mensen die misstanden in internationale wateren aanklagen en in beeld brengen, bijzondere bescherming verdienen gelet op het waardevolle werk dat ze verrichten? Zo nee, waarom niet?
Bij protestacties op zee dient de veiligheid van anderen niet in gevaar te worden gebracht, ongeacht de doelen van de acties.
Bent u bereid uw Duitse ambtsgenoot te vragen niet over te gaan tot uitlevering van Watson aan Costa Rica? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om in die beslissing te treden, omdat de verantwoordelijkheid hier uitsluitend ligt bij de Duitse Minister. Ik heb vertrouwen in de Duitse rechtsstaat.
Vermijdbare sterfte in de zorg en het Kinderformularium |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat het Kinderformularium per 1 juli 2012 gaat verdwijnen omdat overheid, ziekenhuizen en zorgverzekeraars dit project niet meer willen financieren?1
Ik heb gehoord van het mogelijk opheffen van het Kinderformularium per 1 juli as. Mijn ministerie is hier echter niet rechtstreeks bij betrokken, aangezien er vanaf het verlenen van de subsidie in 2008 slechts sprake is geweest van een startsubsidie. Mijn ambtsvoorganger heeft daarbij aangegeven dat het Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) zelf financiering zou zoeken voor de continuering van het Kinderformularium. Ziekenhuizen zijn tot nu toe niet betrokken geweest bij de financiering van het formularium. Zorgverzekeraars alleen incidenteel (zie antwoord op vraag 1).
Hoe vaak wordt het Kinderformularium per jaar geraadpleegd? Door wie?
Kinderartsen en ziekenhuisapothekers raadplegen dit formularium het meest. Anderen onder wie openbare apothekers, andere medische specialisten en huisartsen raadplegen het formularium eveneens. Het Kinderformularium wordt dagelijks (op werkdagen) ongeveer 4000 keer geraadpleegd en op jaarbasis ongeveer 800 000 keer. Deze gegevens zijn afkomstig van het Nederlands Kenniscentrum voor Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK).
Hoe wordt het Kinderformularium nu precies gefinancierd? Kunt u aangeven welke argumenten worden gebruikt om de financiering stop te zetten?
Tot nu toe heeft het Ministerie van VWS het Kinderformularium gefinancierd met een subsidie ter hoogte van € 950 000 in totaal over een reeks van jaren. De afspraak was, vanaf het begin van de verlening van deze subsidie, dat het een projectsubsidie of startsubsidie betrof en dat het NKFK voor de continuering andere partijen zou zoeken. Het in totaal uitgegeven bedrag is € 1,3 miljoen. Het verschil wordt veroorzaakt doordat in 2010 en 2011 het Innovatiefonds Zorgverzekeraars en de Stichting Kwaliteitsgelden Medisch Specialisten (SKMS) financieel hebben bijgedragen.
Is het waar dat een bedrag van € 300 000 voldoende is om het voortbestaan van het Kinderformularium mogelijk te maken?
Volgens de gegevens van het NKFK is het benodigde bedrag € 200 000.
Welk deel van de medische missers betreft kinderen? Welk deel daarvan betreft medicatiefouten, verkeerde doseringen of elkaar nadelig beïnvloedende medicatie (interacties)? Deelt u de mening dat het waarschijnlijk is dat dit soort fouten vaker voor zal gaan komen als het Kinderformularium verdwijnt?
Ik heb geen kwantitatieve gegevens over medicatiefouten, verkeerde doseringen of nadelige interacties tussen de verschillende geneesmiddelen die aan kinderen worden voorgeschreven. Het is een logische veronderstelling dat de kans op het ontstaan van deze fouten zal toenemen indien het Kinderformularium verdwijnt.
Deelt u de mening dat het Kinderformularium onmisbaar is voor veilige medicatie? Zo ja, vindt u dat het voortbestaan van het Kinderformularium een noodzakelijke bijdrage levert aan uw beleid om het aantal medische missers met 50 procent te reduceren?
Ik ben het met u eens dat dit formularium onmisbaar is voor het veilig voorschrijven van geneesmiddelen aan kinderen en bijdraagt aan het terugdringen van medicatiefouten.
Bent u bereid om zo snel mogelijk in overleg met de convenantpartijen achter het Kinderformularium (Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP), Nederlandse Vereniging voor Kindergeneeskunde (NVK), Nederlandse Vereniging van Ziekenhuisapothekers (NVZA) en Nederlands Kenniscentrum Farmacotherapie bij Kinderen (NKFK) in overleg te treden en tot een oplossing te komen? Welke bijdrage wilt u zelf leveren aan het voortbestaan van het Kinderformularium?
Ambtelijk overleg hierover heeft al eerder dit jaar plaatsgehad met de genoemde partijen (met uitzondering van de NVZA). Daarnaast heeft ook ambtelijk overleg plaatsgevonden met ZN, met individuele zorgverzekeraars en met de NFU. De KNMP heeft, als enige partij tot nu toe, financiële steun toegezegd. Het NKFK overlegt nu verder met de bovengenoemde en nog enkele andere partijen.
Deelt u de mening dat het benodigde bedrag van € 300 000 eenvoudig betaald zou kunnen worden uit bijvoorbeeld de in het Budgettair Kader Zorg (BKZ) veel te hoog geraamde kosten voor geneesmiddelen voor 2012, die dankzij preferentiebeleid en uit patent lopen van geneesmiddelen veel lager uitvallen dan werd verwacht? Zo ja, wilt u toezeggen het voortbestaan van het Kinderformularium te garanderen en de Kamer daarover berichten? Zo nee, waarom bent u niet bereid een relatief kleine bijdrage te leveren aan een veilige medicatie voor kinderen?
Ik ben bereid tot een financiering van het NKFK gedurende de overbruggingstijd die nodig is om de partijen met elkaar tot overeenstemming te laten komen over hoe zij onderling gaan afspreken het voortbestaan van het Kinderformularium te garanderen. Ik geeft partijen hiertoe tot maart 2013 de tijd. Ik ben geen voorstander van een structurele financiering door de overheid omdat er dan een instellingssubsidie wordt gecreëerd. De verantwoordelijkheid voor het veilig voorschrijven van geneesmiddelen aan kinderen ligt primair bij de beroepsgroepen, maar is in feite ook van groot belang voor de zorgverzekeraars en de zorginstellingen. Deze partijen hebben laten weten dat zij het Kinderformularium een belangrijk instrument vinden bij het veilig voorschrijven. Ik ga ervan uit dat zij bereid zijn onderling afspraken te maken over het garanderen van het voortbestaan van het Kinderformularium.
De angst bij zorgmedewerkers om aangifte te doen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Mishandelde zorgverleners te bang voor aangifte»1 en het bijbehorende nieuwsbericht in het RTL nieuws?
Ja.
Begrijpt u dat medewerkers in de zorg geen aangifte van geweld durven te doen, omdat zij bang zijn voor de gevolgen als bij de dader bekend wordt wie er aangifte gedaan heeft?
Ja. Daarom bestaan er binnen de kaders van het recht op een eerlijk proces mogelijkheden om in bepaalde gevallen en onder bepaalde voorwaarden de identiteit van de melder, aangever of getuige af te schermen. Dit is geregeld in de «Handleiding opnemen (deels) anonieme aangifte/verklaring» van het Openbaar Ministerie (OM).
Is het waar dat het Openbaar Ministerie (OM) in principe aangiftes van werkgevers op kan nemen, waarbij van het betrokken personeel alleen personeelsnummers opgenomen worden? Voeren de arrondissementsparketten gelijk beleid bij het behandelen van aangiftes op personeelsnummer?
Het doen van aangifte op (personeels)nummer is mogelijk. Dit heeft recent in een concreet geval bij het Slingelandziekenhuis geleid tot een succesvolle strafzaak.
Gegeven het belang dat wij hechten aan het bevorderen van het doen van aangifte in de zorg, is dit een belangrijk aandachtspunt in het Actieplan Veilig Werken in de zorg dat wij hebben opgesteld met de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport en sociale partners in de zorg. Daarbij zetten wij zowel in op beschermd aangifte doen als het doen van aangifte door de werkgever.
Tijdens de algemeen overleggen veilig werken in de zorg van 23 mei 2012 en veilige publieke taak van 5 juni 2012 heb ik toegezegd dat er een regeling komt die het mogelijk maakt aangifte op nummer te doen. Deze regeling geldt uiteraard voor alle sectoren van de publieke taak en niet alleen voor de zorg. In september van dit jaar stuur ik u een brief waarin staat hoe ik dit ga doen.
Is het waar dat aangiftes op personeelsnummer vaak niet in behandeling worden genomen? Welke afweging wordt hierbij gemaakt door het OM? Speelt extra werkdruk voor het OM hierbij een rol?
Zie antwoord vraag 3.
Herinnert u zich uw toezegging in het debat naar aanleiding van het verslag van het algemeen overleg op 21 december 2011 met betrekking tot de aangehouden motie-Kuiken/Marcouch2 over aangifte op personeelsnummer? Heeft naar aanleiding hiervan het overleg inmiddels plaatsgevonden? Wat is hiervan de uitkomst?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom wordt de mogelijkheid om anoniem, op personeelsnummer, aangifte te doen niet genoemd in het actieplan «Veilig werken in de zorg», dat u op 22 maart 2012 naar de Kamer heeft gestuurd?
Zie antwoord vraag 3.
Wilt u ervoor zorgen dat medewerkers in de zorg, die een reële angst ervaren als hun naam opgenomen wordt in een aangifte van geweld, voor 1 september 2012 overal door hun werkgevers in staat gesteld worden om met personeelsnummer aangifte te doen? Hoe gaat u dit nieuwe beleid richting de zorgsector bekend maken, zodat de angst voor het doen van aangifte vermindert?
Zie antwoord vraag 3.