De behandeling van asielzoekers op Schiphol |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht over de hongerstaking van een groep asielzoekers in het detentiecentrum Schiphol?1 Bent u bekend met de reden waarom ze hiervoor hebben gekozen? Zo ja, kunt u dit toelichten?
Ja, ik ken het bericht. De groep bestond voornamelijk uit asielzoekers van wie de asielaanvraag in de algemene asielprocedure was afgewezen. Zij waren van mening dat hun behandeling in grensdetentie niet passend was.
Kunt u aangeven op welke gronden asielzoekers die Nederland over land binnenkomen in open asielzoekerscentra worden opgevangen terwijl asielzoekers die Nederland via het vliegveld bereiken in grensdetentie worden vastgezet? Vindt bij het opleggen van de detentiemaatregel een individuele afweging plaats? Zo nee, kunt u dat toelichten?
Mensen die via een luchthaven of een zeehaven toegang tot Nederland en daarmee het Schengengebied willen, maar niet beschikken over de juiste documenten, wordt de toegang geweigerd. Om te voorkomen dat iemand alsnog het Nederlands grondgebied betreedt, wordt een vrijheidsontnemende maatregel, de grensdetentie, opgelegd. Wanneer iemand vervolgens asiel aanvraagt, gebeurt dat vanuit de grensdetentie.
Het verschil tussen land- en luchtasielzoekers rechtvaardigt een verschillende benadering. In het ene geval betreft het vreemdelingen die reeds in Nederland aanwezig zijn en vervolgens een aanvraag voor asiel doen. In het andere geval betreft het vreemdelingen die toegang tot Nederland willen, maar dat nog niet hebben. Een ieder die asiel wil aanvragen in Nederland vrijelijk toegang geven tot het Schengengebied, louter vanwege het doen van een asielverzoek, verhoudt zich niet met de verplichting onze buitengrenzen te bewaken.
Ik zoek een goede balans tussen enerzijds rechtsbescherming en anderzijds conformiteit met internationale afspraken over grensbewaking en toegang tot het Schengengebied. Asielzoekers, ook als zij aan de grens geweigerd zijn, worden niet langer in hun vrijheid beperkt dan noodzakelijk. Dat is ook de reden dat individueel wordt bekeken of er aanleiding is de grensdetentie op te heffen. Slechts een zeer beperkt aantal asielzoekers wordt in de gesloten verlengde asielprocedure geplaatst. De individuele gronden daarvoor zijn limitatief opgenomen in de Vreemdelingencirculaire. Het gaat dan om Dublinclaimanten, nader identiteits- of nationaliteitsonderzoek, fraude of misbruik en het vermoeden van schending van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.
Kunt u aangeven hoeveel asielzoekers hun asielaanvraag in grensdetentie moeten afwachten? Kunt u hierbij vermelden hoeveel gezinnen met kinderen dit betreft?
In 2012 zijn door de Koninklijke Marechaussee en de Zeehavenpolitie Rotterdam-Rijnmond 6202 vreemdelingen die asiel aanvroegen, overgedragen aan de IND, nadat aan hen de toegang tot het Schengengebied was geweigerd en een vrijheidsontnemende maatregel ex artikel 6, eerste en tweede lid, Vw (grensdetentiemaatregel) was opgelegd. Daarvan werd niet bijgehouden hoeveel gezinnen met kinderen er waren.
Kunt u aangeven wat de duur van de plaatsing is van asielzoekers in grensdetentie?
De periode dat een persoon zich in grensdetentie bevindt, is afhankelijk van de individuele omstandigheden in zowel de asielprocedure, als daarna in het terugkeerproces.
Wanneer iemand in grensdetentie een asielverzoek indient, heeft deze persoon recht op 6 dagen rust- en voorbereidingstijd. Daarna volgt de algemene asielprocedure die 8 dagen duurt. De asielzoeker kan een positieve beschikking ontvangen, dan wordt de grensdetentie opgeheven. De grensdetentie kan ook worden opgeheven, omdat iemand wordt doorverwezen naar de verlengde procedure.
In sommige limitatieve gevallen kan de persoon in de gesloten verlengde procedure worden geplaatst. Deze duurt in beginsel 6 weken. Als de persoon in de gesloten verlengde procedure een afwijzing van zijn asielverzoek ontvangt, dan blijft hij in grensdetentie om uitgezet te worden naar het land van herkomst of naar het land waar hij vandaan komt.
Ook kan de persoon al in de algemene asielprocedure een afwijzing van zijn asielverzoek ontvangen, waarna hij eveneens in grensdetentie blijft om uitgezet te worden naar het land van herkomst of naar het land waar hij vandaan komt.
Bent u nog steeds van mening dat de menselijke maat moet terugkeren in het vreemdelingenbeleid en dat het gebruik van vreemdelingendetentie gereduceerd moet worden, zoals u aangaf tijdens het debat over het rapport van de Inspectie voor Veiligheid en Justitie inzake een zelfmoord van een gedetineerde? Welke maatregelen bent u in dat geval van plan te nemen om ervoor te zorgen dat asielzoekers tijdens hun asielaanvraag niet langer in detentie worden geplaatst?
Om de menselijke maat te bewaren blijf ik zoeken naar de balans tussen enerzijds de humanitaire rechtsbescherming en anderzijds de internationale afspraken over de grensbewaking en toegang tot het Schengengebied. Bij de beantwoording van de kamervragen van het lid Arib (PvdA) bij brief van 20 februari jl. heb ik uw Kamer toegezegd om te bekijken wat de verantwoorde alternatieven zijn. De toekomstvisie vreemdelingenbewaring en de inzet van alternatieve toezichtmiddelen bij terugkeer heb ik onlangs aan uw Kamer gestuurd.
Ik heb uw Kamer daarbij eveneens mijn reactie op het rapport van VluchtelingenWerk Nederland en de UNCHR doen toekomen, waarbij ik heb aangegeven dat ik bij de implementatie van de aangepaste Dublinverordening de procedure voor Dublinclaimanten nader zal bekijken.
Grensdetentie is in sommige zaken een noodzakelijke maatregel. Bij de grensdetentie voor asielzoekers wordt altijd bekeken of deze opgeheven kan worden. Slechts voor een zeer kleine groep geldt dat zij in de gesloten verlengde asielprocedure worden geplaatst, omdat sprake is van Dublinclaimanten, fraude of misbruik of een vermoeden van schending van artikel 1F van het Vluchtelingenverdrag.
Wat is uw reactie op de stelling van de United Nations High Commissioner for Refugees (UNHCR) en Vluchtelingenwerk Nederland dat het vastzetten van asielzoekers bij aankomst op Schiphol in strijd is met internationale afspraken over de behandeling van asielzoekers en vluchtelingen?2
Ik verwijs u naar mijn reactie op het rapport van Vluchtelingenwerk Nederland en UNHCR die ik uw Kamer heb toegestuurd.
Deelt u de opvatting dat grensdetentie moet worden afgeschaft? Zo nee, kunt u dat toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u de bovenstaande vragen binnen een week beantwoorden in verband met de hongerstaking van ruim twintig asielzoekers in het detentiecentrum Schiphol?
Aangezien de hongerstaking van de afgewezen asielzoekers in grensdetentie was beëindigd bij ontvangst van uw vragen, en de beantwoording meer tijd vergde, beantwoord ik deze nu.
De Israëlische luchtaanval op de berg Qassioun in Damascus |
|
Désirée Bonis (PvdA) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de Israëlische luchtaanval op de berg Qassioun in Damascus in de nacht van 4 op 5 mei 2013, naar verluidt om een Syrisch militair complex uit te schakelen?
Het kabinet heeft kennis genomen van deze berichten in de media, die overigens niet officieel bevestigd werden door de Israëlische autoriteiten.
Hoe duidt u deze onverwachte Israëlische interventie in het Syrische conflict?
Het kabinet deelt uw zorg over mogelijke spillover van het Syrische conflict. De toenemende onrust aan de Libanese grens en op de Golanhoogvlakte en de grote druk op de buurlanden van Syrië als gevolg van enorme vluchtelingenstromen, vergroten het risico op uitbreiding naar de regio.
Deelt u de mening dat deze interventie, reeds de derde dit jaar, potentieel een ernstige escalatie van voornoemd conflict behelst met risico van uitbreiding daarvan in een toch al uiterst explosieve regio? Zo ja, bent u bereid om, zo mogelijk in EU-verband, de Israëlische regering om opheldering te vragen? Zo ja, bent u bereid om, eveneens in EU-verband, aan te dringen op een spoedzitting van de VN-Veiligheidsraad om deze nieuwe fase van het Syrische conflict en de regionale implicaties daarvan te bespreken?
Zie antwoord vraag 2.
Het wegnemen van belemmeringen voor de bouw van een Russische olieterminal in de Rotterdamse haven |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Sinds wanneer bent u actief betrokken bij het mogelijk maken van de plannen voor de bouw van een olieterminal door een joint venture van het Russische bedrijf Summa en het Nederlandse opslagbedrijf VTTI?1
Tijdens mijn gesprek met de Russische vicepremier Arkady Dvorkovich op 6 maart 2013 heb ik mij voor het eerst actief ingezet voor de Tankterminal Europoort West van Shtandart TT BV.
Kunt u toelichten waaruit de door uw ministerie genoemde problemen bij het verkrijgen van de benodigde vergunningen bestonden?
Kunt u toelichten en specificeren welke belemmeringen u heeft weggenomen en op wiens verzoek u heeft gehandeld?
Zijn er veiligheidsrisico's verbonden aan het wegnemen van deze belemmeringen?
Op het gebied van vergunningen heb ik geen belemmeringen weggenomen. De gemeente Rotterdam is het verantwoordelijk bevoegd gezag voor de openbare orde en veiligheid. Alle regelgeving met betrekking tot veiligheid rond explosieven uit de Tweede Wereldoorlog blijft onverminderd van kracht.
Kunt u toelichten bij welke vergunningsaanvraag de belemmeringen zijn opgetreden en waarom u zeker weet dat alle mogelijke belemmeringen zijn weggenomen, gezien het feit dat bij het bevoegd gezag nog aanvragen moeten worden ingediend en getoetst?
Zijn er al vergunningsaanvragen ingediend bij de bevoegde overheden? Zo nee, op grond waarvan heeft u in gesprek met de Russische vicepremier toezeggingen kunnen doen over een onbelemmerde bouw van de terminal?
Erkent u ten volle deze gangbare procedures in Nederland en bent u bereid om eventuele toekomstige belemmeringen te respecteren en alsnog «nee» te verkopen aan de Russen, indien dat noodzakelijk blijkt?
Kunt u toelichten hoe de selectie van een exploitant voor het desbetreffende terrein tot stand is gekomen en of u daarbij een bemiddelende rol heeft gespeeld ten gunste van de Russen?
De keuze van het consortium voor de bouw en exploitatie van de tankterminal lag in handen van het Havenbedrijf. Ik heb begrepen dat de selectie van Shtandart TT heeft plaatsgevonden na een openbare beoordelingsprocedure waarbij het Havenbedrijf verschillende waarborgen heeft getroffen om de zorgvuldigheid en onafhankelijkheid van deze procedure te garanderen. Bij de procedure en selectie ben ik niet betrokken geweest.
Houdt u rekening met de scepsis van bijvoorbeeld de Russische oliepijplijnbeheerder Transneft die meent dat de olieterminal mogelijk overcapaciteit en dalende prijzen voor op- en overslag tot gevolg kan hebben?2
Kunt u aangeven of uw steun voor de komst van de Russische olieterminal is ingegeven door een feitelijke en realistische onderbouwing bij de business case?
Kunt u toelichten hoe u aankijkt tegen de gevolgen van eventuele dalende prijzen voor investeringen van op- en overslagbedrijven in onderhoud en veiligheid van nieuwe en bestaande complexen in de Rotterdamse haven?
Op wereldmarkten als die van olie en gas zijn stijgende en dalende prijzen een gangbaar fenomeen. Bedrijven die investeren in deze sectoren hebben te maken met de risico’s van marktfluctuaties en kunnen maatregelen treffen om deze risico’s beheersbaar te houden.
De Tankterminal Europoort West en andere tankterminals in de Rotterdamse haven zijn verplicht te voldoen aan stringente wet- en regelgeving op het gebied van veiligheid en milieu. Dat staat los van fluctuaties in olie- en gasprijzen.
Het mislukken van de linkse methode van 'pappen en nathouden' |
|
Lilian Helder (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Straatcoach maakt wijk niet veiliger»?1
Ja.
In hoeverre zijn u de ogen geopend door de conclusie van het rapport dat criminaliteit, overlast en verloedering niet worden tegengaan met sociale projecten als straatcoaches en buurtbarbecues en dat de extreme criminaliteit van met name Marokkaans tuig alleen aangepakt kan worden met harde repressie?
Deelt u de visie dat, nu tevens vastgesteld is dat vechtsporten asociaal en gewelddadig gedrag kunnen aanwakkeren bij risicojongeren, gemeenten die deze sporten aanboden wijken, buurten en steden onveiliger hebben gemaakt? Zo neen, waarom niet?
Welke maatregelen bent u voornemens te treffen om ervoor te zorgen dat er landelijk gestopt wordt met de verspilling van miljoenen euro's door gemeenten, die het beleid van straatcoaches, buurtbarbecues en vechtsporten nog altijd uitvoeren?
Bent u bereid – naar aanleiding van dit rapport – de heilloze weg van pappen en nathouden te laten varen en vol in te zetten op de harde aanpak van minimumstraffen, huis- en wijkuitzettingen, mobiele politieposten in overlastgebieden en waar mogelijk denaturalisatie en uitzetting van met name crimineel Marokkaans tuig? Zo neen, waarom niet?
De aanpak van overlast en criminaliteit vraagt een stevige inzet van repressieve en preventieve maatregelen. Het lokaal bestuur heeft de nodige instrumenten om op te treden tegen overlast en criminaliteit. Het rijk ondersteunt waar nodig en voert de maatregelen uit het regeerakkoord ten aanzien van overlast en criminaliteit uit.
Wanneer sprake is van strafbare feiten dan is het aan de rechter om te beoordelen welke straf passend is, gelet op het delict, de persoon van de dader(s) en het aangedane leed.
De intrekking van de Nederlandse nationaliteit wegens een veroordeling voor commune misdrijven is niet mogelijk.
Het herbestemmen van Rijksvastgoed |
|
Stientje van Veldhoven (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Bent u van mening dat maatschappelijk vastgoed zo nuttig mogelijk aangewend zou moeten worden?
Ja.
Wat is uw mening over het feit dat de Rijksgebouwendienst over een flink aantal inpandige parkeergarages alsmede parkeerterreinen beschikt, die in de avonduren en weekenden vaak grotendeels leeg staan?
Het parkeerbeleid is een gemeentelijke verantwoordelijkheid. De gemeente Den Haag heeft de Rijksgebouwendienst een aantal jaren geleden verzocht om parkeergarages beschikbaar te stellen voor openbaar gebruik. In Den Haag zijn nu vijf parkeergarages deels openbaar toegankelijk, zowel overdag als 's avonds. Incidenteel worden parkeerterreinen ook in het weekend ter beschikking gesteld voor openbaar toegankelijk gebruik. Een voorbeeld hiervan is het parkeerterrein bij het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. Zodoende worden deze parkeergelegenheden optimaal benut en dat vind ik binnen bepaalde randvoorwaarden een goede zaak. Die randvoorwaarden kunnen juridisch en (beveiligings-)technisch van aard zijn. Hierop ga ik in antwoord op vraag 5 nader in.
Zouden de leegstaande parkeergarages in de avonduren en weekenden publiekelijk gebruikt kunnen worden om parkeerproblemen te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat openstelling van parkeerfaciliteiten van Rijksgebouwen in Nederland voor het bredere publiek een praktische oplossing zou kunnen bieden voor parkeerproblemen in grote steden zoals Den Haag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn volgens u de (veiligheids)belemmeringen om dit soort parkeerfaciliteiten open te stellen voor het publiek?
Kort gesteld gelden de volgende belemmeringen en randvoorwaarden bij het openstellen van garages van rijkspanden:
Kunt u een overzicht geven van alle Rijksgebouwen, waar dit soort leegstaande parkeerfaciliteiten aanwezig zijn?
Bijgevoegd treft u de lijst aan met parkeerfaciliteiten. De lijst geeft een overzicht van locaties met meer dan 25 parkeerplekken op basis van de bij de Rijksgebouwendienst beschikbare gegevens.
Robonsbosweg 1
Alkmaar
Amperestraat 21
Alkmaar
Kruseman van Eltenweg
Alkmaar
E. Gorterstraat 5
Almelo
Bornsestraat 333
Almelo
Stationsstraat 5
Almelo
Brugstraat 9–13/Boddenstraat 1
Almelo
Burg. Raveslootsingel 2
Almelo
Caissonweg 2
Almere
Bakkenzuigerstraat 1
Almere
W. Dreesweg 20
Almere
Maatschapslaan 1
Alphen a/d Rijn
Stationsplein 14
Amersfoort
Inputplein 1
Amersfoort
Smallepad 3–5
Amersfoort
Piet Mondriaanplein 23 & 25
Amersfoort
Havenstraat 6
Amsterdam
Wenckebachweg 48
Amsterdam
Tafelbergweg 10
Amsterdam
Kingsfordweg 1
Amsterdam
IJsbaanpad 2
Amsterdam
Radarweg 60
Amsterdam
Prinses Irenestraat 39
Amsterdam
Frans van Mierisstraat 90–94
Amsterdam
Pietersbergweg 33 t/m 47
Amsterdam
Parnassusweg 220
Amsterdam
Parnassusweg 103
Amsterdam
Singel 548
Amsterdam
Wester IJdok 2 t/m 10
Amsterdam
Marowijne 32
Apeldoorn
Hoofdstraat 21–23
Apeldoorn
Stationsplein 50
Apeldoorn
Laan van Westenenk 494
Apeldoorn
J.F. Kennedylaan 8
Apeldoorn
Laan van Westenenk 555
Apeldoorn
Waterloseweg 7a
Apeldoorn
Stationsplein West 30
Arnhem
Rosendaalsestraat 64
Arnhem
Velperweg 147, 151 en 153
Arnhem
Groningensingel 21
Arnhem
Pels Rijckenstraat 1
Arnhem
Wilhelminastraat 16
Arnhem
Ir. Molsweg 5
Arnhem
Walburgstraat 4
Arnhem
Kronenburgsingel 8–01
Arnhem
Eusebiusbuitensingl 66 (59–70)
Arnhem
Nieuwe Stationsstraat 20
Arnhem
Schepersmaat 4 (-K-)
Assen
De Borgstee 19–21b
Assen
Schepersmaat 4 (-J-)
Assen
Schepersmaat 4 (-G1-)
Assen
Brinkstraat 4
Assen
Ommerweg 67
Balkbrug
Antonie van Leeuwenhoekln 9
Bilthoven
Sluissingel 20
Breda
Fellenoordstraat 62 Gebouw G
Breda
Galderseweg 7
Breda
Gasthuisvelden 11
Breda
M. Verhoffstraat 18–22 en 34
Breda
Wilhelminalaan 10
De Bilt
Derde Werelddreef 1
Delft
Schoemakerstraat 97B
Delft
Dolderseweg 120
Den Dolder
Plein 25
Den Haag
Schedeldoekshaven 101
Den Haag
Schedeldoekshaven 100
Den Haag
Schedeldoekshaven 200
Den Haag
Schedeldoekshaven 131
Den Haag
V Stolkwg 14
Den Haag
Bezuidenhoutseweg 20
Den Haag
Pr Clausln 20
Den Haag
Raamwg 9
Den Haag
Parnassusplein 5
Den Haag
Lange Vijverberg 11
Den Haag
Muzenstraat 31 t/m 107
Den Haag
Rijnstraat 50
Den Haag
Ln v N O Indie 125
Den Haag
W v Pruisenweg 104
Den Haag
J v Stolbergln 4 tm 10
Den Haag
J v Nassaustr 125
Den Haag
J v Stolbergln 148
Den Haag
Noordwal 4
Den Haag
Lange Voorhout 7
Den Haag
A v Saksenln 50
Den Haag
Prinses Beatrixlaan 2 – 82
Den Haag
Maanweg 174
Den Haag
Prinses Beatrixln 450–512
Den Haag
Schenkkade 100
Den Haag
Korte Voorhout 20
Den Haag
Parkstraat
Den Haag
W v Pruisenweg 52 en 78
Den Haag
Saturnusstraat 9
Den Haag
Eisenhowerlaan 73
Den Haag
Eisenhowerlaan 73
Den Haag
Henri Faasdreef 312
Den Haag
Laan van Ypenburg 108
Den Haag
Kooikersweg 3
Den Haag
Schubertsingel 32
Den Haag
Zuid Willemsvaart 2
Den Haag
Rijnstraat 8
Den Haag
Saturnusstraat 20
Den Haag
Plesmanweg 1–6
Den Haag
Koningskade 4
Den Haag
Lange Voorhout 34–36
Den Haag
Bezuidenhoutseweg 73
Den Haag
Korte Voorhout 7
Den Haag
Rijnstraat 8
Den Haag
Bezuidenhoutseweg 67
Den Haag
Verzetslaan 30
Deventer
Klootsemastraat 1
Doetinchem
Hogenslagweg 8
Doetinchem
Steegoversloot 36
Dordrecht
Dordrecht Veemarkt PG
Dordrecht
Burg. de Raadtsingel 93c
Dordrecht
Hoofdstraat 56
Driebergen
Lookant 1
Driebergen
Lookant 2
Driebergen
Lookant 3
Driebergen
Stationsweg 13
Driebergen
Faunalaan 247
Driebergen
Impact 2
Duiven
Bennekomseweg 43
Ede
Eindhoven K de Groteln 4
Eindhoven
Keizersgracht 5
Eindhoven
A. v. Engelandstraat 8
Eindhoven
Waagstraat 1 v/h Wal 28
Eindhoven
Stadhuisplein 4
Eindhoven
Hengelosestraat 75
Enschede
Paterstraat 4
Evertsoord
Piet Heinstraat 77
Goes
Stavorenweg 3
Gouda
Cascadepln 2–10
Groningen
Trompsingel 1–23
Groningen
Paterswoldseweg 814
Groningen
Guyotplein 1
Groningen
Emmasingel 1
Groningen
Surinameweg 4
Haarlem
Jansstraat 77 t/m 85
Haarlem
Toekanweg 7
Haarlem
L Herenstraat
Haarlem
van Noortwijklaan 2
Heerhugowaard
Copernicusstraat 10
Heerhugowaard
Oude Roderweg 29
Heerlen
Kloosterweg 1
Heerlen
Enschedesestraat 120–122
Hengelo
s Gravelandseweg 59
Hilversum
Saturnusstraat 46 – 62
Hoofddorp
Mercuriusplein 1–36
Hoofddorp
Capellalaan 1–17
Hoofddorp
Kinholtswg 7
Hoogeveen
Nieuwe Steen 4
Hoorn
Holstmeerwg 7
Leeuwarden
Zuidersingel 3
Leeuwarden
Zaailand 102
Leeuwarden
Tesselschadestr 140
Leeuwarden
Van der Nootstr 12 – 14
Leeuwarden
Van der Nootstraat 2
Leeuwarden
W. de Zwijgerlaan 1A en 1t/m9
Leiden
Dr vd Stamstraat 1
Leidschendam
Zuiderwagenplein 2
Lelystad
Oostvaardersdijk 01–04
Lelystad
Larserdreef 300
Lelystad
Schepenen 9
Lelystad
Albert Einsteinweg 5
Lelystad
Stationsplein 15
Lelystad
Loes van Overeemlaan 11
Leusden
Terra Nigrastraat 10
Maastricht
Sint Annadal 1
Maastricht
Avenue Ceramique 125
Maastricht
Avenue Ceramique 1
Maastricht
Willem Alexanderweg t.o. 21
Maastricht
Poelendaelesingel 18
Middelburg
Kousteensedijk 2
Middelburg
Plettenburg 7
Nieuwegein
Zandpad 3
Nieuwersluis
Stieltjesstraat 2
Nijmegen
Berg en Dalseweg 287
Nijmegen
Waterweg 35
Nunspeet
Lievekamplaan 1
Oss
OLV ter Duinenlaan 199
Ossendrecht
Dwarsweg 45
Overberg
Churchillhof 0 (Treubstraat)
Rijswijk
RIJSWIJK Dr. H. Colijnlaan 341
Rijswijk
S W Churchilllaan 366
Rijswijk
Slachthuisstraat 71
Roermond
Slachthuisstraat 51 t/m 69
Roermond
Kapellerpoort 1
Roermond
Slachthuisstr 31–35
Roermond
Spoorlaan Noord 2–2a
Roermond
Willem II Singel 67
Roermond
Mill Hillplein 1
Roosendaal
Boompjes 200
Rotterdam
's Gravenweg 665/669
Rotterdam
Crispijnstraat 6
Rotterdam
Linatebaan 12
Rotterdam
Wilhelminaplein 15
Rotterdam
Laan op Zuid 391–467
Rotterdam
Westersingel 12
Rotterdam
Laan op Zuid 45
Rotterdam
Veemstraat 25
Rotterdam
Wilhelminaplein 100 en 125
Rotterdam
P Guilonardwg 1 tot 9
Schiphol
Handelskade 1
Schiphol
E van de Beekstraat 318–322
Schiphol
Evert van de Beekstraat 384
Schiphol
Thermiekstraat 2
Schiphol-Oost
Zuidwal 58
's-Hertogenbosch
Kooikersweg 1c
's-Hertogenbosch
Leeghwaterlaan 8
's-Hertogenbosch
Leeghwaterln 14
's-Hertogenbosch
Magistratenlaan 222
's-Hertogenbosch
Hugo de Grootlaan/Leeghw.ln
's-Hertogenbosch
Statenlaan 1–27
's-Hertogenbosch
Leeghwaterlaan 16
's-Hertogenbosch
Swentiboldstraat 21
Sittard
Science Park 5602
Son en Breugel
Ter Apelervenen 3
Ter Apel
Ter Apelervenen 3
Ter Apel
Prof Cobbenhagenln 9
Tilburg
Prof Cobbenhagenln 109
Tilburg
Prof Cobbenhagenln 125
Tilburg
Park Voorn 4 en 6/6a
Utrecht
Gansstraat 170
Utrecht
Arthur Van Schendelstraat 550
Utrecht
Herman Gorterstraat 75
Utrecht
Herman Gorterstraat 55
Utrecht
Herman Gorterstraat 5
Utrecht
Lange Viestraat 331
Utrecht
Bernadottelaan 13–15
Utrecht
Tiberdreef 18+20
Utrecht
Tiberdreef 16+22+24
Utrecht
Kleine Singel 35–37
Utrecht
Catharijnesingel 59
Utrecht
Graadt van Roggenweg 200
Utrecht
Euclideslaan 201
Utrecht
Graadt van Roggenweg 500
Utrecht
St. Jacobsstraat 16
Utrecht
Uniceflaan 1
Utrecht
Graadt van Roggenweg 300
Utrecht
Fentener v Vlissingenkade 1–3
Utrecht
Arthur Van Schendelstraat 600
Utrecht
Orteliuslaan 1000
Utrecht
Griffioenlaan 1
Utrecht
Croeselaan 15
Utrecht
Herman Gorterstraat 15
Utrecht
Burgemeester Verderlaan 9
Utrecht
Eendrachtlaan 1/Beneluxln 1010
Utrecht
Vrouwe Justitiaplein 1
Utrecht
St. Jacobsstraat 200
Utrecht
Papendorpseweg 65
Utrecht
Hogeweg 85
Venlo
Columbuswg 57
Venlo
Lunettenlaan 501
Vught
Logistiekweg 18
Waddinxveen
Bornsesteeg 45
Wageningen
Middellandse Zee 11
Woerden
Bossingschaaf 20
Zaandam
Utrechtseweg 37
Zeist
Europaweg 2 tm 4
Zoetermeer
Europaweg 45
Zoetermeer
Bredewater 18
Zoetermeer
Rokkeveenseweg 50
Zoetermeer
Luxemburglaan 2
Zoetermeer
Europaweg 81–119
Zoetermeer
Martinetsingel 2
Zutphen
Verlengde Ooyerhoekseweg 21
Zutphen
Verlengde Ooyerhoekseweg 35
Zutphen
De Compagnie 1
Zwaag
Westelijke Parallelweg 4
Zwijndrecht
Burg. Drijbersingel 27
Zwolle
Van Wevelinkhovenstraat 1
Zwolle
Assendorperdijk 2
Zwolle
Luttenbergstraat 5 (rechtbank)
Zwolle
Hanzelaan 310
Zwolle
Huub van Doornestraat 15
Zwolle
Hanzelaan 351 t/m 361
Zwolle
Zuiderzeelaan 51
Zwolle
Noordzeelaan 2–18
Zwolle
Noordzeelaan 40–44
Zwolle
Lubeckplein 34
Zwolle
Burgemeester Drijbersingel
Zwolle
Dr.van Deenweg 162–184
Zwolle
Hanzelaan 95
Zwolle
Seksueel geweld tegen vrouwen in India en beperkingen voor mensenrechtenorganisaties |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de opvattingen van de Special Rapporteur on Violence against Women van 1 mei 2013 na haar recente bezoek aan India, en van Amnesty International, dat de nieuwe Indiase wet tegen seksueel geweld tegen vrouwen naast positieve, ook een aanzienlijk aantal «regressieve bepalingen» bevat, zoals het toepassen van de doodstraf, het ontbreken van een aanpak van de oorzaken en het feit dat veiligheidstroepen de facto wettelijk immuun zijn voor aanklachten van verkrachting? Wordt deze opvatting door u ingebracht in de EU-India Mensenrechtendialoog of anderszins onder de aandacht van de Indiase regering gebracht? Stelt u daarbij ook aan de orde dat de wet volgens mensenrechtenorganisaties niet (goed) zal worden uitgevoerd zonder hervorming van het politieapparaat en het rechtssysteem?1 2 3
Ja, het kabinet is bekend met de opvattingen van de Special Rapporteur on Violence against Women van 1 mei 2013. Nederland spant zich ervoor in dat het onderwerp «vrijheid voor mensenrechtenorganisaties» op de agenda van de EU en VN aandacht blijft krijgen en zal dat ook doen bij de EU Mensenrechtendialoog. Voor wat betreft uw vraag over een effectieve uitvoering van de wet stellen wij ons op het standpunt dat het aan India is te bepalen aan welke voorwaarden daarvoor dient te worden voldaan.
Bent u – mede gezien de aangenomen Kamermotie over Dalits4 en uw toezeggingen dat de Nederlandse regering zich wil inzetten voor de verstrekking van de positie van Dalits – bereid om de discriminatie en uitsluiting van 260 miljoen Dalits of «kastelozen» prioriteit te geven in uw nieuwe mensenrechtenbeleid?
De universaliteit van mensenrechten is een uitgangspunt van het Nederlands beleid. Het tegengaan van discriminatie op welke grond dan ook -afkomst, geslacht of seksuele oriëntatie- wordt in verschillende gremia, zoals de VN, ILO en in EU verband bepleit. In dit kader gaat ook aandacht uit naar de positie van Dalits.
Bent u bereid de problemen die de winnaar van de Nederlandse Mensenrechtentulp 2012 bij zijn werk ondervindt bij de Indiase regering aan de orde te stellen, mede gezien de prioriteit die u geeft aan het steunen van mensenrechtenverdedigers?
Voorzover bekend kan de winnaar van de mensenrechtentulp in India, de heer Bharathan, zonder noemenswaardige beperkingen zijn activiteiten verrichten. Hij heeft recent een voorstel ingediend ter besteding van het bedrag van € 100.000 behorende bij de prijs.
Wat vindt u van de kritiek van de voorzitter van de jury van de Mensenrechtentulp tijdens een uitzending van VPRO Argos over de manier waarop de prijs – tegen zijn wensen – door de Nederlandse Ambassade in India is uitgereikt aan prijswinnaar Marimuthu Bharathan, namelijk zonder enige ceremonie?5 Wordt dit ook in de toekomst de aanpak bij het overhandigen van de Mensenrechtentulp aan winnaars die van hun regering geen toestemming krijgen naar Nederland te reizen?
De ceremonie van de uitreiking van de mensenrechtentulp vindt traditiegetrouw in Nederland plaats. Over de toekomst van de mensenrechtenprijs wordt u geïnformeerd in de mensenrechtenbrief die uw Kamer binnenkort toegaat.
Heeft het door de EU-delegatie aangevraagde gesprek met de Indiase autoriteiten over de (publicatie van) de «watchlist» van Indiase en internationale organisaties plaatsgevonden? Zo ja, wat is hiervan het resultaat en welke conclusie trekt u daaruit over de praktijk van de nieuwe wetgeving voor buitenlandse financiering van Indiase maatschappelijke organisaties? Zo nee, waarom heeft dit gesprek nog niet plaatsgevonden?
Op 16 april jl. heeft een gesprek plaatsgevonden met het Indiase ministerie van Binnenlandse Zaken waarbij de EU-delegatie aandrong op bespoediging van FCRA- aanvragen (Foreign Contribution Regulation Act). Het ministerie bevestigde dat FCRA-aanvragen om administratieve redenen soms traag verlopen, maar dat de Indiase regering zich inspant om dit proces te versnellen. Er werd tevens aangegeven dat afwijzing van registratie soms te wijten is aan het ontbreken van de vereiste administratie bij NGO’s. Als een NGO aan politieke activiteiten meewerkt, zal een FCRA niet worden toegekend. Het ministerie benadrukte daarbij dat de Indiase regering niet tegen NGO’s met politieke activiteiten is, maar men deze NGO’s niet door buitenlandse donoren wil laten financieren. Alleen in bepaalde sectoren, zoals op het gebied van gezondheid en onderwijs, kunnen samenwerkingsverbanden worden ondersteund.
Kunt u de Kamer informeren of u, los van een in antwoord op vraag 7 genoemde specifieke aanpak gericht op vrouwenorganisaties, bekend bent met belemmeringen of blokkades bij het steunen van vrouwenorganisaties én andere mensenrechtenorganisaties in India?
De Foreign Contributions Regulations Act (FCRA) vormt het kader voor buitenlandse steun aan Indiase maatschappelijke organisaties. Deze wet stelt verschillende voorwaarden aan buitenlandse geldstromen en de organisaties die dit geld ontvangen. Zo moet een Indiase organisatie een vergunning hebben om geld uit het buitenland te ontvangen. Er bestaan binnen de FCRA geen specifieke beperkingen voor vrouwen- of mensenrechtenorganisaties. Bureaucratie, langzame besluitvorming en voor tweeërlei uitlegbare clausules maken het soms lastig de vergunning te krijgen.
Kunt u een breder beeld te schetsen van de visaproblemen die Nederlandse burgers hebben bij het verkrijgen van een visum voor India? Kunt u berichten – van onder meer de Landelijke India Werkgroep6 – bevestigen dat »veel Nederlandse organisaties grote problemen ondervinden bij het aanvragen van visa voor India en dat regelmatig visa worden geweigerd aan onder meer medewerkers van hulporganisaties en journalisten? Wat is de Nederlandse inzet om deze problemen aan de orde te stellen en zo mogelijk op te lossen?
Grote aantallen toeristen, zakenmensen en andere bezoekers reizen met regelmaat naar India zonder dat zij problemen ondervinden bij het aanvragen van een visum. Sommige Nederlandse visumaanvragers, waaronder vertegenwoordigers van hulporganisaties en journalisten, geven echter aan veel tijd kwijt te zijn met het doorlopen van de visumprocedure. Zij melden lange wachttijden, trage besluitvorming en het moeten overleggen van verschillende soorten documenten waardoor zij soms extra kosten moeten maken in verband met het omboeken van vluchten. Daarnaast melden zij dat indien een visumaanvraag wordt afgewezen de reden hiervoor niet altijd duidelijk is. Deze kwesties zijn onderdeel van de regelmatige dialoog met de Indiase autoriteiten, waarbij zij aangetekend dat landen het soevereine recht hebben vreemdelingen al dan niet toegang tot hun grondgebied te verschaffen.
Heeft de Nederlandse regering de beperkingen in vrijheid van bewegingsruimte voor Indiase mensenrechtenorganisaties daadwerkelijk aan de orde gesteld bij de EU en andere mogelijk effectieve kanalen? Zo ja, wat is daarvan het resultaat? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft de kwesties betreffende het maatschappelijk middenveld besproken in verschillende EU werkgroepen in India. De situatie van maatschappelijke organisaties verschilt van geval tot geval en vereist daarom een aanpak op maat. In sommige gevallen is verder gesproken met de Indiase autoriteiten, VN organisaties, of andere maatschappelijke organisaties. Vooralsnog zijn er geen door Nederland gefinancierde organisaties die hun werk niet (meer) kunnen doen als gevolg van beperkende maatregelen van de Indiase overheid.
Financiering van bouwprojecten in India waar schending van arbeids- en kinderrechten plaatsvindt |
|
Joël Voordewind (CU), Désirée Bonis (PvdA), Marianne Thieme (PvdD) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Nederlands hulpgeld naar kinderarbeid in India»?1
Ja.
Welk aandeel heeft Nederland in de Asian Development Bank (ADB) en hoeveel draagt Nederland financieel bij?
Per 31 december 2012 is het aandeel van Nederland in de ADB 1,12%. De totale waarde van het Nederlands aandeel bij de bank bedraagt USD 1,67 miljard. Hiervan is USD 1,59 miljard gegarandeerd en USD 83,7 miljoen betaald.
Daarnaast draagt Nederland bij aan een van de fondsen van de ADB, het Asian Development Fund (ADF). Sinds 1973 heeft Nederland hieraan USD 840 miljoen bijgedragen.
Wat is uw reactie op het onderzoek van lokale vakbonden, ondersteund door vakcentrale FNV en de internationale Global Unions Federation, waaruit blijkt dat kinderarbeid, uitbuiting en andere schending van arbeidsrechten plaatsvindt bij projecten die door de ADB gefinancierd worden?
Ik neem deze aantijgingen heel serieus. In veel landen waar de ADB werkzaam is worden arbeidsnormen in de praktijk vaak onvoldoende nageleefd. Bij door de ADB gefinancierde projecten moeten arbeidsnormen goed worden geïmplementeerd.
Deelt u de mening dat de ADB onvoldoende verantwoordelijkheid neemt om schending van arbeidsrechten te voorkomen en te bestrijden en daarbij stakeholders als vakbonden te betrekken, aangezien de ontwikkelingsbank in een reactie meldt dat de verantwoordelijkheid bij de lener ligt en niet bij de bank?
Nee, die mening deel ik niet. De ADB is op de hoogte van de door de bonden aan de orde gestelde problemen bij de projecten. De ADB heeft beleid om internationale arbeidsnormen vast te leggen in de contracten die worden afgesloten en verschillende mechanismen om de naleving hiervan met regelmaat te controleren. De ADB doet nu onderzoek naar de door de bonden genoemde projecten.
Op welke manier wilt u de inzet zoals verwoord in uw beleidsnota op Internationaal Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen, de naleving van de OESO-richtlijnen en ILO-normen en de inzet op «due diligence» in deze situatie toepassen?
Zoals in de nota aangegeven ben ik van mening dat bedrijven hun maatschappelijke verantwoordelijkheid dienen te nemen. Nederland spreekt bedrijven daar op aan. Dat geldt ook voor financiële instellingen als de ADB. Nederland heeft tijdens de laatste jaarvergadering van de ADB dit onderwerp meerdere malen nadrukkelijk onder de aandacht gebracht en erop aangedrongen dat de ADB haar beleid actiever uitvoert en duidelijker bekend maakt, ook ten aanzien van klachtenmechanismen.
Welke rol kan een «labour desk» spelen bij het verbeteren van klachtenbehandeling en monitoring van projecten? Bent u bereid in te zetten op dit instrument om «acces to remedy», zoals voorgesteld in het Ruggie-framework, toe te passen? Bent u bereid om, net als bij de International Finance Corporation (IFC) van de Wereldbank, in te zetten op transparantie, een klachtenmechanisme en een sanctiemechanisme?
Een labour desk kan een goede rol spelen, zolang dit bijdraagt aan meer deskundigheid over het signaleren en aanpakken van schendingen van arbeidsnormen. Deskundigheid, niet alleen van arbeidsnormen, maar ook van milieu en sociale standaarden, zal geïntegreerd moeten worden bij het structureren van een transactie en bij monitoring van projecten. Nederland heeft in gesprek met de ADB erop gewezen klachtenbehandeling, een sanctiemechanisme en monitoring belangrijk te vinden.
Welke actie onderneemt u om toezicht en sanctionering te verbeteren bij ADB-projecten, aangezien Nederland donor en aandeelhouder van de ADB is? Wat is uw inzet bij de aandeelhoudersvergadering van de ADB in Delhi? Bent u bereid de Kamer te informeren over de resultaten?
De jaarvergadering van de ADB heeft plaatsgevonden van 2 tot en met 5 mei jl. Nederland heeft tijdens deze vergadering dit onderwerp tijdens verschillende gelegenheden nadrukkelijk onder de aandacht gebracht. Ook heeft Nederland dit onderwerp met andere donoren besproken. Duidelijk geworden is dat de ADB goed op de hoogte is van de kritiek die vakbonden op een aantal projecten hebben geuit. De ADB neemt de klachten zeer serieus. Kinderarbeid en andere evidente schendingen van arbeidsnormen zijn ook voor de ADB onaanvaardbaar. De ADB benadrukte dat zij internationale arbeidsnormen in alle financieringscontracten scherp vastlegt. De projectorganisatie is verplicht op o.a. deze punten regelmatig te rapporteren aan de ADB. Dit alles is vastgelegd in het Accountability Mechanism en het Safeguard Policy Statement van de ADB. Indien de vastgelegde normen niet worden nageleefd, kan het ertoe leiden dat de financiering van de projecten wordt opgeschort of stopgezet. De ADB wees erop dat zij voor het toezicht op de uitvoering van grote projecten een onafhankelijke externe deskundige op de projecten laat toezien. Nederland heeft erop aangedrongen dat de ADB haar beleid actiever en duidelijker bekend stelt. Ook moeten klachtmechanismen duidelijk op – bijvoorbeeld – de website van de bank te vinden zijn. Nederland zal de komende tijd nauwgezet blijven volgen hoe de ADB op de naleving van normen toeziet.
Bent u bereid ook het beleid van de Wereldbank en andere regionale banken waaraan Nederland bijdraagt te toetsen op de aandacht die wordt besteed aan het voorkomen en bestrijden van het schenden van arbeidsrechten en zo nodig u in te zetten voor verbetering daarvan?
Ja, ik zal de kiesgroepen, waarin Nederland vertegenwoordigd is, bij deze banken vragen bij alle projectvoorstellen goed te letten op de wijze waarop arbeidsnormen worden nageleefd.
De toekomst van het Oranjehotel Scheveningen nu het kabinet van plan is de Scheveningse gevangenis te sluiten |
|
Ahmed Marcouch (PvdA), Pierre Heijnen (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de brief die de Stichting Oranjehotel u op 28 maart 2013 heeft toegezonden?1
Ja.
Herinnert u zich de toezegging van de minister van Justitie in 20092 omtrent de toekomst van het Oranjehotel, die hij als volgt formuleerde: «Het Poortje, de Dodencel en de Gedenkplaat zijn de materialisering van gebeurtenissen en daden die wij niet mogen vergeten. […] deze mogen niet verloren gaan. En ik kan, als minister van Justitie, dan ook toezeggen dat zij bewaard zullen blijven. In welke vorm precies, zal nog worden bepaald»?
Ja.
Deelt u de opvatting van uw voorganger, zoals verwoord in de vorige vraag, en onderschrijft u nog steeds het belang van dit monument? Zo nee, waarom niet?
Wij delen de opvatting van de toenmalige minister van Justitie dat het monument, bestaande uit de Doodencel, het Poortje en de Gedenkplaat, bewaard moet blijven. In 2009 is de Stichting Oranjehotel samen met de Rijksgebouwendienst (Rgd) en de Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) begonnen met het ontwikkelen van een toekomstvisie voor het Oranjehotel. Nadat verschillende toekomstscenario’s waren ontworpen, hebben de Stichting, de Rgd en DJI samen één scenario gekozen om verder uit te werken in een voorlopig ontwerp voor een nieuw Monument Oranjehotel dat beter toegankelijk is voor het publiek. In september 2012 is het voorlopige ontwerp door de Stichting gepubliceerd.
Zodra de besluitvorming over het Masterplan DJI is afgerond en daarmee ook duidelijk is of de PI Scheveningen blijft bestaan, zal de Stichting in samenspraak met het rijk het voorlopige ontwerp van een Monument Oranjehotel verder uitwerken.
Is inmiddels duidelijk in welke vorm het monument Oranjehotel bewaard zal blijven?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is het standpunt van de regering over het ontwerp van de toekomst van het Oranjehotel dat in september 2012 openbaar gepresenteerd is?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe zal de rijksoverheid na sluiting de gevangenis overdragen aan de gemeente, gelet op de bijzondere historische waarde? Stelt zij bepaalde voorwaarden aan de gemeente Den Haag, waardoor het monument Oranjehotel ook in de toekomst een passende omgeving zal kennen? Zo ja, welke? Welke al dan niet financiële middelen is zij bereid daarmee gepaard te laten gaan?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat er een explosieve toename is van aanvragen voor zware zorg |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Explosie vraag om zware zorg»?1
Ik heb het artikel gelezen en ik herken het beeld dat er sprake is van een toename van de vraag naar zwaardere zorg. Immers, veel van mijn voorgangers hebben op enigerlei wijze beleid ontwikkeld om mensen zo lang mogelijk in staat te stellen zelfstandig te wonen, ook als hun beperkingen zwaardere ondersteuning en/of zorg noodzakelijk maken. Daardoor is het aantal mensen dat in instellingen wordt opgenomen de laatste jaren gedaald, terwijl het aantal mensen dat te maken heeft of krijgt met beperkingen (demografie) is toegenomen. Een en ander houdt tevens in dat wanneer deze mensen om een indicatiebesluit vragen in verband met een toegenomen zorgvraag, dat besluit dan ook zwaardere zorg zal omvatten. Ik wil dat graag goed nader kwantitatief kunnen onderbouwen en heb daartoe de Nza om een analyse gevraagd. Deze heb ik op 22 mei jongstleden ontvangen en als bijlage bij de antwoorden op de vragen van mw Leijten (ingezonden op 3 mei 2013) gevoegd. Uit de analyse – die nog nader bestudeerd en besproken dient te worden – blijkt overigens dat de groei van zorgzwaarte in 2012 ten opzichte van 2011 lijkt af te nemen.
Is het waar dat de afgelopen drie jaar het aantal indicaties zorgzwaartepakket (ZZP) 3 en 4 op grond van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) in absolute zin is toegenomen?
Ja dat klopt.
Is het waar dat daarmee een drastische verschuiving van patiënten met een «lichte» indicatie (ZZP 1 en2 naar een «zware» indicatie (ZZP 3 en3 heeft plaatsgevonden?
Nee, die conclusie kan niet worden getrokken. Omdat cliënten langer dan voorheen thuis blijven wonen met extramurale zorg worden er minder lichte ZZP’s geïndiceerd. Wanneer zij later alsnog een ZZP-indicatie krijgen, zal hun behoefte aan zorg veelal groter zijn, waardoor er een zwaarder ZZP geïndiceerd wordt. Daarnaast is er een groep cliënten die nog een verblijfsindicatie heeft die wordt uitgedrukt in functies en klassen (verkregen tot 1 juli 2007). Deze groep wordt uiterlijk na vijf jaar hergeïndiceerd en ontvangt dan een indicatiebesluit met een passend zorgzwaartepakket. Als tijdens hun verblijf de zorgzwaarte is toegenomen, zullen zij voor een zwaarder ZZP geïndiceerd worden.
Welke verklaring heeft u voor de snelle aanwas van hulpbehoevenden met een zwaardere indicatie?
Zoals ik antwoord op vraag 1 reeds heb geduid, zou een verklaring voor de toename van het aantal zwaardere indicaties in het recente verleden gelegen kunnen zijn in het reeds langer gevoerde beleid om mensen zo lang mogelijk zelfstandig, onder eigen regie, in de vertrouwde woonomgeving te laten verblijven, ook als de behoefte aan ondersteuning en zorg toeneemt. Door de toegenomen mogelijkheden om mensen met beperkingen thuis te ondersteunen (vanuit de Wmo) en aan hen zorg te verlenen (op basis van de AWBZ, extramurale zorg) zijn zij langer dan voorheen in staat buiten zorginstellingen te blijven. Niettemin is er van nature een toename in zorgbehoefte bij het ouder worden. Als mensen later voor die toegenomen zorgvraag van het CIZ (of in mandaat van een zorgprofessional) een indicatiebesluit vragen, dan ligt het voor de hand dat dat dan een zwaarder zorgpakket betreft.
Ik wil dat graag goed nader kwantitatief kunnen onderbouwen en heb daartoe de Nza om een analyse gevraagd. Deze heb ik op 22 mei jongstleden ontvangen. Uit de analyse – die nog nader bestudeerd en besproken dient te worden – blijkt overigens dat de groei van zorgzwaarte in 2012 ten opzichte van 2011 lijkt af te nemen.
Hoe beoordeelt u het vermoeden van deskundigen dat patiënten soms ten onrechte een hogere ZZP-indicatie krijgen dan gerechtvaardigd is op basis van hun zorgbehoefte?
Zowel in het artikel in de Volkskrant als ook in de uitzending van Brandpunt uitten deskundigen hun zorg over situaties waarin cliënten in de digitale aanmeldfunctionaliteit van het CIZ als zwaarder zorgbehoevend worden voorgesteld waardoor uiteindelijk een zwaarder zorgzwaartepakket resulteert dan strikt noodzakelijk is. Als dat zo is, is dat uiteraard verwerpelijk. In de brief over de aanpak van zorgfraude d.d. 15 mei jl. heb ik aangekondigd dat ik nader onderzoek laat doen naar risico’s op onregelmatigheden bij het indiceren door zorgaanbieders met gebruikmaking van daarvoor ter beschikking gestelde procedures.
Wilt u onderzoek doen naar de omvang van het sjoemelen met aanvragen voor AWBZ-indicaties? Zo ja, wilt u bij dat onderzoek betrekken hoe het extramuraliseren van ZZP 1 en 2 per 1 januari 2013 hieraan heeft bijgedragen?
Ik zal in aansluiting op hetgeen het CIZ zelf monitort en toetst laten onderzoeken hoe en in welke omvang wordt gefraudeerd met de mogelijkheden voor zorgaanbieders om indicatiebesluiten (standaardindicatieprotocollen, herindicaties in taakmandaat en melding 80+) aan te vragen. Daarin zal ik het extramuraliseren van de ZZP’s 1 en 2 betrekken.
Hoe zorgt u er voor dat bij uw plannen voor de langdurige zorg, die voorzien in een overheveling van zware AWBZ-zorg naar gemeenten en de Zorgverzekeringswet, het risico op afwenteling en sneller indiceren voor zwaardere zorg tot een minimum wordt beperkt?
Op dit moment ben ik bezig met de vormgeving van wet- en regelgeving die de AWBZ en diens lagere regelgeving moet gaan vervangen. Uiteraard neem ik daarin deze ontwikkelingen mee. Bij gelegenheid van de behandeling van de brief over de hervorming van de langdurige zorg dan wel het wetsvoorstel waarin de langdurige, zware zorg wordt verankerd, zal ik u informeren over de wijze waarop ik in de toekomst de toegang tot die wet zal gaan vormgeven.
De arrestatie van enkele protestanten op de dam tijdens de inhuldiging van de koning |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Arrestaties Dam na persoonsverwisseling» en het hierover gepubliceerde feitenrelaas?1
Welke instructies heeft de politie voorafgaande aan en tijdens 30 april jongstleden gekregen over het optreden tegen eventuele individuele protestanten?
Hoe verhoudt dit politieoptreden zich tot uw brief aan de Kamer van 26 april jongstleden waarin u stelt dat «elk individu vanzelfsprekend het recht heeft om op 30 april overal in Amsterdam zijn mening te uiten, zolang dit binnen de grenzen van de wet gebeurt»?
Hoe verhoudt dit politieoptreden zich tot uw uitspraak in voornoemde brief dat het demonstratierecht in Amsterdam op 30 april jongstleden «ruimschoots gewaarborgd» zou zijn?
Hoe verhoudt dit politieoptreden zich tot de toezeggingen van de burgemeester en het hoofd operationele zaken van de politie aan enkele demonstranten, dat individuele acties geen duimbreed in de weg gelegd mochten worden?2
Hoe beoordeelt u de verklaring van de politie dat er sprake was van een «vergissing», een «persoonsverwisseling» en een «actie van een individuele politieman», terwijl de videopnames van het politieoptreden dit weerspreken?3
Is het waar dat het hoofd operationele zaken van de politie niet op de hoogte was van de arrestatie? Zo ja, hoe kan dit?4
Is de agent die de aanhouding verrichte geïdentificeerd als een agent van de Amsterdamse politie? Zo nee, waar was hij gedetacheerd en door wie werd hij aangestuurd?
Kunt u aangeven van welke diensten de betrokken agenten ter plekke afkomstig waren en wat hun rol was? Door wie werden zij aangestuurd?
Wat was de rol van de Dienst Koninklijke en Diplomatieke Beveiliging (DKDB) bij dit politieoptreden?
Waren er agenten in burger aanwezig bij de demonstratie? Zo ja, waren zij in sommige gevallen ook gekleed in oranje en droegen zij koningsgezinde protestborden- of spandoeken? Zo ja, op basis van welke gronden kunt u uitsluiten dat deze agenten in burger hebben getracht de demonstratie te bemoeilijken dan wel aan het zicht te onttrekken?
Beperking flitshandel |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «hoogfrequente verspilling» en «Twitter Speaks, Markets Listen, and Fears Rise»?1 2
Ja.
Is het waar dat het beursplatform EBS heeft besloten het principe «wie het eerst komt, wie het eerst maalt» te verlaten om zo het voordeel voor flitshandelaren te beperken?
Vooralsnog heeft EBS alleen het voornemen geuit om orders niet op basis van binnenkomst af te handelen, maar hier een zekere mate van willekeurige selectie in aan te brengen. De precieze plannen van EBS zijn niet bekend. Blijkens mediaberichten zal EBS eerst de plannen consulteren bij de deelnemers van het EBS-handelsplatform.
Deelt u de mening dat flitshandel (high frequency trading) niet bijdraagt aan zogenaamde arbitrage, de omvang van de financiële economie ten opzichte van de reële economie opblaast en zelfs destabiliserend kan werken?
Aan high frequency trading (HFT) en algoritme-handel worden in zijn algemeenheid zowel positieve als negatieve eigenschappen toegeschreven.3 De positieve eigenschappen zijn gelegen in een efficiëntere prijsvorming, meer liquide markten en een daling van de transactiekosten. Twee belangrijke strategieën – market making en statistische arbitrage – die gebruikt worden door HFT-handelaren en die bijdragen aan deze positieve eigenschappen zijn juist specifiek gericht op het vinden van arbitragemogelijkheden. Door het razendsnel opsporen van prijsverschillen bij bijvoorbeeld (i) instrumenten die op verschillende handelsplaatsen worden verhandeld, of bij (ii) sterk gecorreleerde instrumenten, kunnen winstgevende arbitragestrategieën worden uitgevoerd waarbij dergelijke prijsverschillen geheel of gedeeltelijk worden weggewerkt. Hierdoor wordt de vraag op het ene handelsplatform met het aanbod op een ander handelsplatform verbonden.
Algoritme-handel, waaronder begrepen HFT, brengt echter ook een aantal potentiële risico’s met zich mee zoals het risico op overbelasting van de systemen van handelsplatformen. Verder kunnen fouten of storingen in computeralgoritmes of in de (beheersings)systemen van handelaren of handelsplatformen tot onordelijke handel leiden. Daarnaast bestaat het risico dat – ten gevolge van een fout in een computeralgoritme of van inadequate monitoring – computeralgoritmes overreageren op marktgebeurtenissen, hetgeen de volatiliteit kan vergroten en de liquiditeit tijdelijk sterk kan verminderen. Deze risico’s kunnen een ineffectieve of zelfs irrationele prijsvorming tot gevolg hebben hetgeen kan leiden tot onevenredig grote schokken bij de prijsvorming (volatiliteit). Dergelijke prijsschokken gaan doorgaans gepaard met een fase van sterk verminderde liquiditeit omdat marktpartijen zich tijdelijk uit de markt terugtrekken of voorzichtiger zullen zijn met het afgeven van prijzen, omdat zij twijfelen aan de juistheid van de prijsvorming. Dit was bijvoorbeeld het geval in de zogeheten «flash crash» in mei 2010 in de VS.
De hiervoor geschetste risico’s zijn – onder meer – in G20-verband onderkend. Zo heeft de G20 in november 2010 aan de International Organization of Securities Commissions (IOSCO), de internationale organisatie van beurstoezichthouders, gevraagd aanbevelingen te ontwikkelen om deze risico’s te mitigeren.4 In Europees verband bevatten de voorstellen voor een herschikking van de richtlijn markten voor financiële instrumenten (MiFIDII) maatregelen om de hiervoor bedoelde risico’s te mitigeren. De in MiFIDII ingeslagen richting sluit nauw aan bij de aanbevelingen van IOSCO.
Op grond van MiFIDII zullen alle personen die HFT-technieken gebruiken een vergunning als beleggingsonderneming moeten hebben, waardoor zij aan alle eisen die MiFIDII aan dergelijke financiële ondernemingen stelt, moeten voldoen. Verder zullen beleggingsondernemingen die algoritme-handel bedrijven over effectieve risicomanagement systemen en interne beheersingsystemen moeten beschikken om onordelijke handel en misbruik van systemen te voorkomen. Ook dienen deze beleggingsondernemingen aan de toezichthouder inzage te geven in hun handelsstrategieën en moeten zij de door computeralgoritmes gegenereerd orders markeren (algo-flagging). Toezichthouders en handelsplatformen krijgen hierdoor beter inzicht in handelspatronen hetgeen hen beter in staat stelt om gedrag te onderkennen dat de ordelijke werking van de markt verstoort of dreigt te verstoren. Voorts verplicht MiFIDII de beleggingsondernemingen die algoritme-handel bedrijven, om continu voor liquiditeit te zorgen, indien zij bepaalde market making strategieën uitvoeren.
MiFIDII voorziet met het oog op algoritme-handel ook in specifieke verplichtingen voor handelsplatformen. Zo zullen handelsplatformen moeten beschikken over effectieve risicomanagement systemen om de robuustheid van hun handelssystemen te waarborgen. Een vergelijkbare verplichting geldt voor partijen, die betrokken zijn bij de uitvoering van orders of die de orderuitvoering faciliteren. Ook zullen handelsplatformen moeten voorzien in zogenaamde circuit breakers, waarmee de handel voor een korte periode kan worden stilgelegd in geval van extreme prijsvolatiliteit. Hiermee wordt marktpartijen een adempauze geboden, die zij kunnen gebruiken om relevante (nieuwe) informatie te verwerken en om zo nodig hun handelssystemen en -algoritmes op hun juiste werking te controleren, zodat de handel weer op ordelijke wijze kan worden hervat. Verder zijn ter regulering van algoritmehandel, waaronder begrepen HFT, in MiFIDII regels opgenomen, die handelsplatformen in staat stellen om de order-to-trade ratio te beperken, de order-flow te vertragen ingeval de maximumcapaciteit van hun handelssystemen dreigt te worden bereikt alsmede om de (minimum) tick sizes te verruimen. Tenslotte bevat MiFIDII voorschriften met betrekking tot co-locatie en de tariefstructuren van handelsplatformen. Nederland steunt in grote lijnen de voorgestelde maatregelen met betrekking tot algoritme-handel.
Deelt u de mening dat automatische koop- en opkoopprogramma's ertoe kunnen bijdragen dat de reële economie wordt ontwricht? Wat is uw mening over de berichtgeving omtrent de reactie van beurshandelaren op onjuiste berichten via Twitter en andere social media? Bent u van mening dat dit voorkomen zou moeten worden?
Beleggers zullen ongeacht of zij HFT-technieken toepassen steeds alle – naar hun oordeel – relevante informatie (willen) meenemen in hun beleggingsbeslissingen. Of, en zo ja, in welke mate een belegger bepaalde informatie meeneemt bij een beleggingsbeslissing zal onder meer afhangen van de door hem gehanteerde beleggingsstrategie en van de inhoud en bron van die informatie. Indien op enig moment mocht blijken dat de bij een beleggingsbeslissing in aanmerking genomen informatie onjuist of onvolledig was, zal dat er toe kunnen leiden dat de betreffende belegger zijn eerdere beleggingsbeslissing heroverweegt en tot een correctie van die beslissing overgaat.
Het is in mijn optiek dan ook niet te voorkomen dat beleggingsbeslissingen soms worden genomen op basis van informatie die later blijkt onjuist of onvolledig te zijn. Het opleggen van beperkingen aan het type informatie(kanaal) waarmee beleggers rekening mogen houden – vanuit de gedachte dat bepaalde informatiekanalen sneller foutieve informatie zullen bevatten – lijkt mij geen begaanbare weg. Eenmaal openbaar gemaakte informatie is per definitie immers publiek en dus zal een belegger deze informatie bij zijn beleggingsbeslissingen in aanmerking kunnen nemen.
Zoals ik hierboven al heb vermeld, wordt overreactie op bepaalde gebeurtenissen als potentieel risico van algoritme-handel, waaronder begrepen HFT, gezien. Het is daarom goed dat MiFIDII maatregelen introduceert die het gevaar op een dergelijke overreactie moeten verkleinen. Hierbij kan gedacht worden aan de uitgebreide eisen, die worden gesteld aan de (interne) beheersingssystemen van beleggingsondernemingen die algoritme-handel bedrijven. Op grond van de bij het antwoord op de vragen 3 en 5 genoemde eisen dienen dergelijke beleggingsondernemingen onder meer te beschikken over effectieve monitoring-, controle- en risicomanagementsystemen zodat een verstoring van de ordelijke werking van de markt – bijvoorbeeld door een over-reagerend computeralgoritme – wordt voorkomen of zo snel mogelijk wordt beëindigd.
Voorts heeft de European Securities and Markets Authority (ESMA) in december 2011 richtsnoeren (guidelines) voor de geautomatiseerde handel vastgesteld. Op basis van die ESMA-guidelines worden reeds onder het huidige MiFID-regime eisen gesteld aan de (interne) beheersingssystemen van handelaren die HFT-technieken toepassen alsmede aan die van de handelsplatformen waarop dergelijke handelaren actief zijn. Op de naleving van de ESMA-guidelines wordt (in Nederland) toezicht gehouden door de Autoriteit Financiële Markten (AFM). MiFIDII zal deze thans reeds geldende eisen verder versterken.
Voor de volledigheid merk ik op dat het eigenlijke probleem dat in onderhavige kwestie speelt de foutieve informatie zelf is. Helaas valt niet altijd te voorkomen dat dergelijke informatie de markt bereikt. In het kader van het tegengaan van marktmisbruik bestaan er echter wel regels om te voorkomen dat een persoon door middel van het verspreiden van valse informatie de markt manipuleert. Een persoon die informatie verspreidt waarvan een onjuist of misleidend signaal uitgaat of kan uitgaan met betrekking tot het aanbod van, de vraag naar of de koers van een financiëel instrument, terwijl die persoon weet of redelijkerwijs moet vermoeden dat die informatie onjuist of misleidend is, maakt zich schuldig aan marktmanipulatie. De AFM kan in dat geval handhavend optreden. Ook is strafrechtelijke vervolging mogelijk.
Op welke wijze zorgen nieuwe richtlijnen als de Markets in Financial Instruments Directive (MiFID) ervoor dat de flitshandel aan banden wordt gelegd?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid in overleg te treden met de Nederlandse en Europese beurzen om te bezien of de keuze die het handelsplatform EBS lijkt te maken ook elders overgenomen kan worden, zodat flitshandel wordt beperkt en handelaren weer nuttige zaken kunnen doen die wel bijdragen aan de economie?
Het is op dit moment niet duidelijk of, en zo ja, op welke wijze een element van willekeurige selectie zal worden opgenomen in het orderafhandelingssyteem van het EBS-handelsplatform. Zo is het bijvoorbeeld onduidelijk of dat handelsplatform het veel gehanteerde principe, dat de order met de beste prijs hoogste prioriteit krijgt, (volledig) loslaat zodat orders, ongeacht de beste prijs, steeds op willekeurige wijze worden afgehandeld. Mede vanwege deze onduidelijkheid is het thans niet goed mogelijk om te beoordelen of de keuzes die het EBS-handelsplatform lijkt te maken, passend kunnen zijn voor beurzen en de daarop actieve beleggers. Daarbij is van belang om op te merken dat EBS een niet-gereguleerd handelsplatform is waarop met name foreign exchange spot transacties (spot FX) worden uitgevoerd en dat spot-FX geen financieel instrument is in de zin van het huidige en het voorgestelde (nieuwe) MiFID-regime. De omstandigheid dat EBS een niet gereguleerd handelsplatform is, betekent onder meer dat het Europese effectenrecht en de regels inzake gedragstoezicht niet gelden voor de op dat handelsplatform uitgevoerde transacties. Dit leidt ertoe dat (de aard van) dit handelsplatform en de groep van personen die daarop handelen moeilijk te vergelijken zijn met een door het Europees (effecten)recht gereguleerde beurs waarop aandelen, opties op aandelen en beursgenoteerde obligaties worden verhandeld. Overigens zijn (gereguleerde) beurzen, binnen de wettelijke kaders – die tot doel hebben het waarborgen van het eerlijk en ordelijk verloop van de handel – vrij hun handelssystemen zodanig in te richten dat deze passen bij hun specifieke marktmodellen. Om deze redenen acht ik het niet opportuun om beurzen actief te benaderen over het voornemen van het EBS-handelsplatform. Uiteraard houden de toezichthouders en ik de ontwikkelingen op de financiële markten nauwlettend in de gaten en zijn de AFM en ESMA doorlopend in gesprek met de in Nederland respectievelijk Europa gevestigde beurzen om er op toe te zien dat de handel in financiële instrumenten op eerlijke en ordelijke wijze verloopt.
De huidige schaarste in Nederlandse winkels aan melkpoeder |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de huidige schaarste in Nederlandse winkels aan melkpoeder?1
Ja.
Bent u ervan doordrongen dat veel Nederlandse baby's afhankelijk zijn van melkpoeder en dat de lege schappen in de winkels voor veel stress bij jonge ouders zorgen?
Ik weet dat veel baby’s die geen borstvoeding krijgen, (gedeeltelijk) afhankelijk zijn van kwalitatief goede vervangende producten (babyvoeding). Gelukkig is er in Nederland geen sprake van een absoluut tekort aan babymelkpoeder. Wel is er een tekort aan bepaalde merken babymelkpoeder. Ik kan me de onrust bij ouders voorstellen als een bepaald merk babymelkpoeder dat ze willen kopen niet makkelijk verkrijgbaar is. Maar zoals het Voedingscentrum meldt, kan een ouder veilig overstappen naar een ander merk, alle merken babymelkpoeder voldoen namelijk aan dezelfde wettelijke normen. Indien ouders gebruik maken van hypo-allergene babymelkpoeder, vanwege een koemelkallergie, moet en kan men ook overstappen op een ander merk hypo-allergene babymelkpoeder. Hoewel er dus een tekort aan bepaalde merken babymelkpoeder is, is er geen sprake van een absoluut tekort aan babymelkpoeder in Nederland.
Deelt u de mening dat Nederland als grote melkpoederproducent toch op zijn minst genoeg melkpoeder moet produceren om aan de Nederlandse vraag te voldoen?
Hoewel er geen sprake is van een absolute schaarste, wordt de keuzevrijheid voor de consument door de beperkte beschikbaarheid van enkele merken, wel beperkt.
De Nederlandse industrie heeft aan de staatssecretaris van Economische Zaken tijdens het overleg over de schaarste aan bepaalde merken babymelkpoeder op woensdag 8 mei jl. toegezegd zich maximaal in te spannen om de productie voor de Nederlandse markt de komende maanden verder te vergroten. Daarnaast is de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit gevraagd om onderzoek te doen naar het probleem van de georganiseerde illegale import van Nederlandse babymelkpoeder in China. Ik verwijs u eveneens naar de brief van de staatssecretaris van Economische Zaken van 16 mei jl. waarin gegevens over de afzetontwikkeling van babyvoeding zijn opgenomen.
Welke gevaren levert een tekort aan melkpoeder op?
Er is momenteel geen absoluut tekort aan babymelkpoeder in Nederland, er is alleen een tekort aan bepaalde merken babymelkpoeder. Het Voedingscentrum beveelt ouders aan om in het geval van een tekort aan een bepaald merk babymelkpoeder, over te stappen op een ander merk. Het kan zijn dat de baby misschien wat anders reageert op het andere merk, maar dat is normaal.
Zijn ziekenhuizen en zorginstellingen voldoende verzekerd van de levering van melkpoeder?
Er zijn geen signalen dat zorginstellingen (ziekenhuizen en kraamklinieken) een tekort aan babymelkpoeder hebben of verwachten te krijgen. De Nederlandse Vereniging voor Ziekenhuizen bevestigt dit. Zorginstellingen ontvangen speciaal voor deze doelgroep afgestemde producten via een apart verkoopkanaal. Hier wordt tevens een veiligheidsvoorraad voor aangehouden. Ik heb hierover goed contact met de betreffende brancheorganisatie en producenten en zal de vinger aan de pols houden.
Bent u bereid aan te schuiven bij het overleg volgende week tussen producenten, supermarkten en drogisterijen om te bezien hoe u de belangen van Nederlandse baby's kunt behartigen en om te bezien of u de desbetreffende partijen op enige manier kunt ondersteunen?
Woensdag 8 mei jl. is er op initiatief van de staatssecretaris van Economische Zaken overleg gevoerd met vertegenwoordigers van de Federatie Nederlandse levensmiddelenindustrie (FNLI), twee grote producenten van babyvoeding, enkele supermarkten en het Centraal Bureau Levensmiddelen (CBL). De uitkomsten van dit overleg zijn door staatssecretaris Dijksma op 8 mei 2013 per brief aan de Tweede Kamer gestuurd. Omdat er dus op dit moment geen absoluut tekort is aan babymelkpoeder, zie ik geen aanleiding deel te nemen aan het overleg waarnaar u verwijst.
Scholen die allochtone leerlingen weigeren |
|
Sadet Karabulut , Jasper van Dijk |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het bericht «Allochtone leerlingen vaak niet welkom op «witte» school»?1
Uit het kleinschalige onderzoek kan deze conclusie niet worden getrokken. Er zijn geen duidelijke feiten van allochtone ouders en andere respondenten naar voren gekomen. Ook blijkt dat over het weigeren van leerlingen geen klachten door de ouders zijn ingediend.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat scholen leerlingen weigeren op grond van etnische afkomst?
Ik deel die mening.
Hoe oordeelt u over het onderzoek van het onderzoeksbureau KBA Nijmegen, in opdracht van Forum, waaruit blijkt dat migrantenouders verschillende belemmeringen ervaren bij de toelating van hun kinderen?2
Het onderzoek is gebaseerd op interviews met 14 migrantenouders die problemen hebben met de toelating, 3 schoolbestuurders, 3 schooldirecteuren en 2 gemeenteambtenaren. De resultaten van het kleinschalige onderzoek geven aan dat de toelating van allochtone leerlingen op «witte scholen» in de onderzochte 3 gemeenten volgens de respondenten in sommige gevallen problemen geeft. Op basis van dit onderzoek is moeilijk aan te geven op welke schaal dit gebeurt.
Deelt u de mening dat sprake is van «structurele mechanismen die leiden tot uitsluiting en selectie van leerlingen op basis van etnische afkomst»? Zo nee, heeft u onderzoek dat het tegendeel bewijst?
Op basis van het onderzoek kan niet de conclusie worden getrokken dat daarvan sprake is. Zoals in het onderzoek wordt aangegeven kunnen voor het niet aannemen van een leerling legitieme redenen zijn, bijvoorbeeld omdat de school geen plaats meer heeft, of dat er op school- of gemeenteniveau afspraken zijn gemaakt over de toelating. Bij de genoemde andere (informele) redenen gaat het vaak over «van horen zeggen» of vermoedens.
Deelt u de mening dat de «vrije schoolkeuze» betrekkelijk is als allochtone leerlingen om allerlei schimmige redenen worden afgewezen?
De conclusie dat allochtone leerlingen om schimmige redenen worden afgewezen deel ik niet. De vrije schoolkeuze is voor iedere ouder gelijk, maar tegelijkertijd niet ongelimiteerd. Het schoolbestuur van de basisschool mag leerlingen weigeren. Dit kan bijvoorbeeld als de school geen plaats meer heeft.
Wat onderneemt u om de segregatie tussen zwarte en witte scholen te bestrijden? Bent u bereid om de aanbevelingen van Forum over te nemen?
Het tegengaan van segregatie is lokaal belegd. De lokale educatieve agenda’s bieden de gemeenten ruimte om segregatie met schoolbesturen te bespreken en maatwerkoplossingen te kiezen. Ik ben in overleg met de wethouders van de G4/G33 over de segregatieproblematiek. Ik ben bereid gemeenten te ondersteunen wanneer zich in de uitvoering problemen voordoen. Het inzetten op kwaliteit van het onderwijs is het belangrijkste om segregatie aan te pakken. De aanpak van het kabinet is er op gericht dat iedere school, ongeacht de samenstelling, de best mogelijke kwaliteit kan bieden. Scholen met achterstandsleerlingen ontvangen extra middelen uit de gewichtenregeling. Ook VVE draagt er aan bij dat de (taal)achterstand wordt verminderd.
Een van de aanbevelingen uit het onderzoek is om de aanmeldprocedure meer transparant te maken. In een aantal gemeenten waaronder Nijmegen en Den Haag heeft de gemeente samen met de schoolbesturen een vaste aanmeldprocedure vastgesteld. Dergelijke initiatieven kunnen hieraan bijdragen.
In de Agenda Integratie (Tweede Kamer 2012–2013 32 824) is aangegeven dat een betere betrokkenheid van migrantenouders bij de scholen van belang is, om taalachterstanden en schooluitval terug te dringen. De strekking van het amendement zal worden betrokken bij de uitwerking van deze agenda. De aanbeveling uit het onderzoek om migrantenouders minder kwetsbaar te maken door bewustwording en empowerment zal daarbij worden betrokken.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de uitvoering van het amendement van het lid Karabulut, waarmee 400.000 euro wordt vrijgemaakt om ouderinitiatieven te ondersteunen voor het mengen van scholen? Deelt u de mening dat uitvoering van het amendement des te urgenter is geworden?3
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid grootschalig onderzoek te doen naar de toelating van allochtone leerlingen, teneinde een goed beeld te krijgen van de praktijk?
Het is niet nodig om een grootschalig onderzoek te doen. Ik ben van mening dat iedere school moet streven naar een transparante toelatingsprocedure. In een aantal gemeenten zijn daarover samen met de schoolbesturen afspraken gemaakt. Zie verder het antwoord op vraag 6 en 7.
Het toenemend aantal regels |
|
Erik Ziengs (VVD) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Meer regels onder Rutte»?1
Ja.
Is de stelling dat het aantal regels de afgelopen jaren is toegenomen juist? Deelt u de conclusie van de onderzoekers dat dit vooral komt door de decentralisatie, waardoor decentrale overheden vele nieuwe taken moeten uitvoeren waarvoor zij vele nieuwe regels moeten invoeren?
De decentralisatie van beleid en uitvoering stelt decentrale overheden in staat om meer integraal te werken en in hun regelgeving meer maatwerk te bieden. Door dit maatwerk neemt op bepaalde beleidsterreinen het aantal regels in Nederland toe, maar wordt de ervaren en meetbare regeldruk beperkt omdat de regels beter passen bij lokale situaties (zie antwoord op vraag 3). Het kabinet hanteert als uitgangspunt bij decentralisaties dat deze gepaard gaan met een beperking van de regeldruk. Uw Kamer is hierover geïnformeerd met de brief over de voorgenomen decentralisaties op het terrein van ondersteuning, participatie en jeugd (Kamerstukken 2012–2013, 33 400 VII, nr. 59).
Welke definitie van regeldruk hanteert u? Hoe kan het dat de genoemde stijging van het aantal regels in Nederland samengaat met een dalende regeldruk?
Het verminderen van regeldruk is iets anders dan het verminderen van het aantal regels. Voor het kabinet omvat het verminderen van regeldruk het verminderen van administratieve lasten en nalevingskosten, alsook het verbeteren van de (digitale) dienstverlening, het verminderen van toezichtslasten en het gericht oplossen van belemmeringen in regeldichte domeinen. Duidelijk mag zijn dat niet iedere regel evenveel regeldruk met zich brengt. Kosten van regeldruk zijn uit te drukken in euro’s, gerelateerd aan het aantal uren dat een bedrijf kwijt is om aan bepaalde (informatie)verplichtingen te voldoen. Door de regeldruk uit te drukken in euro’s wordt aangesloten op de ervaren regeldruk vanuit bedrijven.
De ambitie van het kabinet is om in 2017, ten opzichte van 2012, te komen tot een structurele verlaging 2,5 miljard euro van de regeldruk voor bedrijven, burgers en professionals. Het vorige kabinet heeft in de periode 2010–2012 al bijna 1 miljard euro aan regeldrukvermindering gerealiseerd. De mate waarin ondernemers, professionals en burgers regeldruk ervaren verschilt en in bepaalde sectoren of domeinen is de stapeling van wet- en regelgeving hoog. Daarom zet het kabinet met een maatwerkaanpak in op het verminderen van de zeer merkbare regeldruk in tenminste vijftien regeldichte sectoren en domeinen. Uw Kamer is op 25 april jl. over de definitie en aanpak van regeldruk geïnformeerd met de brief «Goed geregeld: een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012–2017».
Wat is uw indruk over de kwaliteit van regelgeving van decentrale overheden? Is die net zo goed als van de Rijksoverheid? Zijn decentrale overheden zich volgens u voldoende bewust van de lasten voor ondernemers en burgers die nieuwe regels met zich meebrengen?
Het is niet aan mij om te oordelen over de kwaliteit van regelgeving van decentrale overheden. Het Rijk en decentrale overheden hebben zeker een gedeelde ambitie om regeldruk te verminderen en geven hier ook concreet invulling aan. In de bestuursafspraken 2011–2015 hebben het kabinet en de koepels van medeoverheden afgesproken de regeldruk voor burgers, bedrijven, instellingen en medeoverheden te verminderen (Kamerstukken 2011–2012, 32 749, nr. 1). Zowel op rijksniveau als binnen de decentrale overheden is men zich terdege bewust van de last die nieuwe regels met zich mee kunnen brengen voor burgers en bedrijven. Tegelijk is er behoefte aan (goede) regels voor de samenleving. De uitdaging is om de doelen van regels intact te laten, maar negatieve effecten te voorkomen of beperken. Dit vraagt om scherpe (politieke) keuzes.
Op welke wijze ondersteunt u decentrale overheden met uw expertise op het gebied van het terugdringen en voorkomen van regeldruk? Welke (andere) mogelijkheden heeft u om te voorkomen dat de toename van regels op lokaal en regionaal niveau leidt tot extra regeldruk?
Het kabinet heeft samen met de VNG het uitvoeringsprogramma «Beter & Concreter, goede regels en gerichte service» opgesteld. Dit programma geeft uitvoering aan de eerder genoemde bestuursafspraken tussen kabinet en VNG. Binnen het programma werken ministeries vanuit hun expertise samen met gemeenten om de gedeelde problematiek van regeldruk samen aan te pakken. Daarnaast heb ik op 6 maart samen met vertegenwoordigers van de grote steden het convenant «Smarter Cities» ondertekend. In dit convenant is vermindering regeldruk door inzet van ICT oplossingen één van de speerpunten. In de genoemde brief «Goed geregeld: een verantwoorde vermindering van regeldruk 2012–2017» is Uw Kamer over deze samenwerkingsverbanden geïnformeerd.
De behandeling van homoseksuele asielzoekers |
|
Marit Maij (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Homoseksuele asielzoeker in Nederland slecht behandeld»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het rapport van COC Nederland over de positie en behandeling van homoseksuele asielzoekers?2
Medewerkers bij de uitvoerende diensten, zowel COA, IND als DT&V, zetten zich in voor een zorgvuldige, juridisch juiste en humane behandeling van vreemdelingen. Aan kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, wordt extra aandacht besteed. Op basis van de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek van Deloitte naar de situatie van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, in de opvang, is in overleg met het COC een plan van aanpak opgesteld. Alle aanbevelingen uit het rapport zijn of overgenomen of in overleg met het COC aangepast.
Met het COC hebben in 2012 gesprekken plaatsgevonden waarin kon worden aangegeven wat het COC nog miste in de aanpak van het COA. Ook in 2013 zullen suggesties van het COC onderwerp van gesprek zijn.
De veiligheid van LHBT’s wordt, mede door het realiseren van de aanbevelingen uit het rapport, in de vreemdelingenketen zoveel mogelijk gegarandeerd. Het is echter wel van belang een realistisch beeld te behouden. Een volledig en in alle situaties voorkómen van incidenten kan niet gegarandeerd worden, niet in de maatschappij in het algemeen en ook niet in opvangcentra.
Bent u bereid de suggesties, om de asielprocedure LHBT-vriendelijker3 te maken, over te nemen?
De IND heeft diverse maatregelen genomen om de asielprocedure voor LHBT’s op zorgvuldige wijze in te richten. Van de medewerkers wordt een objectieve, onderzoekende houding gevraagd ten aanzien van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Onderzoek naar de (gestelde) homoseksuele gerichtheid vindt plaats door het stellen van vragen. De IND acht het van groot belang om hierbij mensenrechten, zoals het recht op privacy en het verbod op discriminatie, zorgvuldig in acht te nemen. Asielzoekers hebben de mogelijkheid om een klacht in te dienen indien er onverhoopt door een medewerker een grens wordt overschreden bij het stellen van vragen. De IND heeft echter gedurende de afgelopen jaren geen klachten ontvangen waarin werd gesteld dat de IND te ver was gegaan in de vraagstelling ten aanzien van de seksuele gerichtheid. Ik ben dan ook van mening dat de beoordeling over de geaardheid van een gestelde LHBT zorgvuldig plaatsvindt.
Juist omdat de IND er veel aan gelegen is om de benadering en beoordeling van LHBT’s waar mogelijk nog verder te verbeteren, zijn en worden de IND hoor- en beslismedewerkers op verschillende aspecten die van belang zijn bij het horen en interpreteren van verklaringen getraind. Een belangrijk aspect hierbij is ook het creëren van een veilige (hoor)omgeving zodat de asielzoeker het vertrouwen heeft om zijn daadwerkelijke motieven naar voren te brengen. Deze behoefte blijkt ook uit het rapport van het COC. De IND is zich hiervan bewust en probeert zoveel mogelijk de voorwaarden te scheppen om een dergelijke omgeving te bieden. In het kader van het optimaliseren van de verschillende facetten op dit specifieke terrein is de IND in 2012 een samenwerkingsverband aangegaan met het project Pink Solutions van het COC.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2, is op basis van de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek van Deloitte naar de situatie van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, in de opvang, in overleg met het COC een plan van aanpak opgesteld. Alle aanbevelingen uit het rapport zijn ofwel overgenomen ofwel in overleg met het COC aangepast. Op deze wijze ben ik van mening dat de veiligheid van LHBT’s in de opvang zoveel mogelijk gegarandeerd wordt
Bij de IND zijn er in de afgelopen twee jaar geen meldingen bekend inzake veiligheidsincidenten of discriminatie. Navraag bij het lokatiemanagement van alle opvanglocaties leert dat er circa 90 gevallen van (mogelijke) discriminatie van LHBT’ers in het jaar 2012 bekend zijn, welke volgens het reguliere protocol afhandeling incidenten verder zijn afgehandeld.
Welke gegevens zijn u bekend omtrent de homovijandigheid in asielzoekerscentra? Acht u het noodzakelijk homoseksuele asielzoekers in asielzoekerscentra beter te beschermen? Zo ja, welke maatregelen neemt u daartoe?
Zie antwoord vraag 3.
Welke signalen over discriminatie van en vijandigheid jegens homoseksuele asielzoekers door medewerkers van uw diensten, zoals het Centraal Orgaan Opvang Asielzoekers en de (tolken van de) Immigratie- en Naturalisatiedienst herkent u? Welke aanpassingen bent u bereid te doen om te waarborgen dat homoseksuele asielzoekers zich gedurende de gehele asielprocedure voldoende veilig en beschermd voelen?
Zie antwoord vraag 3.
De veiligheid van homoseksuele asielzoekers |
|
Pia Dijkstra (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Pink solutions, Inventarisatie situatie LHBT asielzoekers»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de veiligheid van Lesbische vrouwen, Homoseksuele mannen, Biseksuelen en Transgenders (LHBT’s) in de vreemdelingenketen? Hoeveel veiligheidsincidenten ten aanzien van LHBT’s hebben er de afgelopen jaren plaatsgevonden in de vreemdelingenketen? Hoeveel meldingen van discriminatie zijn er gemaakt?
Medewerkers bij de uitvoerende diensten, zowel COA, IND als DT&V, zetten zich in voor een zorgvuldige, juridisch juiste en humane behandeling van vreemdelingen. Aan kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, wordt extra aandacht besteed. Op basis van de aanbevelingen uit het onafhankelijk onderzoek van Deloitte naar de situatie van kwetsbare groepen, waaronder LHBT’s, in de opvang, is in overleg met het COC door het COA een plan van aanpak opgesteld. Alle aanbevelingen uit het rapport zijn ofwel overgenomen ofwel in overleg met het COC aangepast. Met het COC hebben in 2012 gesprekken plaatsgevonden waarin kon worden aangegeven wat het COC nog miste in de aanpak van het COA. Ook in 2013 zullen suggesties van het COC onderwerp van gesprek zijn.
De veiligheid van LHBT’s wordt, mede door het realiseren van de aanbevelingen uit het genoemde onderzoek, in de vreemdelingenketen zoveel mogelijk gegarandeerd. Het is echter wel van belang een realistisch beeld te behouden. Een volledig en in alle situaties voorkómen van incidenten kan niet gegarandeerd worden, niet in de maatschappij in het algemeen en ook niet in opvangcentra.
Navraag bij het management van alle opvanglocaties leert dat er circa 90 gevallen van (mogelijke) discriminatie van LHBT’s bekend zijn over het jaar 2012, welke volgens het reguliere protocol afhandeling incidenten verder zijn afgehandeld.
Bij de IND zijn over de afgelopen twee jaar geen meldingen bekend inzake veiligheidsincidenten of discriminatie. Evenmin zijn er over de afgelopen jaren bij de IND klachten tegen tolken bekend.
Kunt u uiteenzetten welk beleid er wordt gevoerd ten aanzien van de kwetsbare groep LHBT’s in asielzoekerscentra? In hoeverre wordt in deze centra ook door communicatie en toezicht voorkomen dat LHBT-asielzoekers door medebewoners worden belaagd en/of gediscrimineerd?
De aandacht voor LHBT’s in de asielzoekerscentra is verder geïntensiveerd naar aanleiding van het genoemde rapport van Deloitte. Op basis van de aanbevelingen uit het rapport zijn diverse afspraken gemaakt. De kernboodschappen van deze afspraken, die er onder andere op gericht zijn om door communicatie en toezicht te voorkomen dat LHBT-asielzoekers geconfronteerd worden met incidenten en/of discriminatie, zijn:
Het COA neemt stelling ten opzichte van discriminatie van LHBT’s en draagt er zorg voor dat elke medewerker en asielzoeker hiervan op de hoogte is. Daders van discriminatie worden bestraft. Het COA traint de medewerkers in het signaleren en afhandelen van alle vormen van discriminatie onder andere op basis van seksuele gerichtheid. Er zijn posters ontworpen waarmee asielzoekerscentra hun stellingname tegen discriminatie intern kunnen uitdragen. Er wordt aan de bewoners duidelijke en goed toegankelijke informatie over het melden van incidenten verstrekt. Het meldproces is laagdrempelig, bijvoorbeeld doordat meldingen anoniem gedaan kunnen worden. Het COA maakt gebruik van de ondersteuningsmogelijkheden van de belangenorganisaties en heeft structureel overleg met deze organisaties.
Bent u bekend met de incidenten die in het rapport worden genoemd? Hoe beoordeelt u het optreden van de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) bij deze incidenten?
De incidenten in het rapport zijn geanonimiseerd beschreven. Het betreft zaken van asielzoekers die tussen 2006 en 2012 een aanvraag hebben ingediend. Het is, zonder nadere informatie, zoals bijvoorbeeld dossiernummers, niet haalbaar om na te gaan wat er in deze zaken exact gespeeld heeft. Naast het feit dat asielzoekers het recht hebben om een individuele klacht in te dienen, vind ik het vooral belangrijk om te constateren dat, gezien de verbetermaatregelen die gedurende de afgelopen jaren door de uitvoerende diensten zijn getroffen, situaties als in het rapport genoemd niet meer zouden mogen voorkomen.
Meer specifiek ten aanzien van de omtrent de handelwijze van de DT&V genoemde incidenten hecht ik eraan te benadrukken dat informatie omtrent seksuele gerichtheid nimmer met een diplomatieke vertegenwoordiging is of zal worden gedeeld. Ook niet als betrokkene geen asielverleden heeft. Seksuele gerichtheid is tijdens een presentatie volkomen irrelevant voor het doel wat DT&V voor ogen heeft, namelijk vaststelling van de nationaliteit ten behoeve van terugkeer. Het dient daarom geen enkel doel dit met een vertegenwoordiging te delen.
Hoe beoordeelt u de wijze waarop de geaardheid van de asielzoeker in de asielprocedure wordt vastgesteld? Wordt er naar uw mening voldoende rekening gehouden met mensenrechten als privacy en het verbod op discriminatie?
De IND heeft diverse maatregelen genomen om de asielprocedure voor LHBT’s op zorgvuldige wijze in te richten. Van de medewerkers wordt een objectieve, onderzoekende houding gevraagd ten aanzien van de beoordeling van de geloofwaardigheid van het asielrelaas. Onderzoek naar de homoseksuele gerichtheid vindt plaats door het stellen van vragen. De IND acht het van groot belang om hierbij mensenrechten, zoals het recht op privacy en het verbod op discriminatie, zorgvuldig in acht te nemen. Asielzoekers hebben de mogelijkheid om een klacht in te dienen indien er door een medewerker een grens wordt overschreden bij het stellen van vragen. De IND heeft echter gedurende de afgelopen jaren geen klachten ontvangen waarin werd gesteld dat de IND te ver was gegaan in de vraagstelling ten aanzien van de seksuele gerichtheid. Ik ben dan ook van mening dat het vormen van een oordeel over de geaardheid van een gestelde LHBT zorgvuldig plaatsvindt.
Juist omdat de IND er veel aan gelegen is om de benadering en beoordeling van LHBT’s waar mogelijk nog verder te verbeteren, zijn en worden de IND hoor- en beslismedewerkers op verschillende aspecten die van belang zijn bij het horen en interpreteren van verklaringen getraind. Een belangrijk aspect hierbij is ook het creëren van een veilige (hoor)omgeving zodat de asielzoeker het vertrouwen heeft om zijn daadwerkelijke motieven naar voren te brengen. Deze behoefte blijkt ook uit het rapport van het COC. De IND is zich hiervan bewust en besteedt er extra aandacht aan om zoveel mogelijk de voorwaarden te scheppen om een dergelijke omgeving te bieden. In het kader van het optimaliseren van de verschillende facetten op dit specifieke terrein is de IND in 2012 een samenwerkingsverband aangegaan met het project Pink Solutions van het COC.
Kunt u ingaan op de verschillende aanbevelingen van het COC Nederland in de brief van 22 februari 2013 die aan u gestuurd is?2 Bent u bereid deze aanbevelingen over te nemen?
De in vraag 6 genoemde brief was met name bedoeld ter voorbereiding op een gesprek dat het COC op 21 maart met mij heeft gevoerd. In dat gesprek is door mij mondeling uitgebreid nader ingegaan op de diverse in de brief genoemde onderwerpen. Te uwer informatie heb ik in de bijlage bij deze beantwoording schriftelijk mijn reactie gegeven op de belangrijkste punten die in de brief genoemd worden. Veel van deze onderwerpen zijn al eerder aan uw Kamer toegelicht.
Wat is de stand van zaken van de implementatie van de aanbevelingen uit het «Rapport inzake een kwalitatief onderzoek onder (oud)bewoners van asielzoekerscentra, naar mogelijkheden ter verhoging van de meldingsbereidheid van incidenten op gebied van geloofsovertuiging en seksuele geaardheid» van Deloitte3 en het eerdere rapport «Fleeing homophobia» van het COC en de Vrije Universiteit?4 Zijn deze maatregelen naar uw mening voldoende effectief gebleken?
Een groep van 25 COA medewerkers heeft het rapport van Deloitte geanalyseerd en heeft de aanbevelingen omgezet in een plan van aanpak. Deze analyse is besproken met, onder andere, het COC. Over het definitieve plan van aanpak is overeenstemming bereikt tussen het COA en het COC. Ten aanzien van het rapport «Fleeing Homophobia» heeft uw Kamer van de toenmalige minister voor Immigratie, Integratie en Asiel reeds een reactie ontvangen.5
Het bericht dat een omstreden neuroloog niet op de zwarte lijst BIG-register staat |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennis genomen van het artikel, waarin wordt vermeld dat een omstreden neuroloog niet op de zwarte lijst van het BIG-register (Beroepen in de Individuele Gezondheidszorg) staat?1
Ja.
In hoeverre is een door de Britse Inspectie voor de Gezondheidszorg opgelegd beroepsverbod ook in Nederland geldig?
In beginsel kunnen inschrijvingen in het BIG-register worden doorgehaald als ten aanzien van betrokkene een in het buitenland opgelegde rechterlijke, tuchtrechtelijke of bestuursrechtelijke maatregel van kracht is, op grond waarvan de betrokkene in dat land tijdelijk of blijvend geheel de bevoegdheid is ontnomen zijn beroep uit te oefenen (schorsing of doorhaling).
In het geval van de omstreden neuroloog is er geen sprake van een tijdelijke of blijvende gehele bevoegdheidsbeperking maar van een tijdelijke of blijvende gedeeltelijke bevoegdheidsbeperking, namelijk bevoegdheidsbeperkende voorwaarden. Sinds 1 juli 2012 kunnen op grond van artikel 9 van Wet BIG bevoegdheidsbeperkingen die in het buitenland zijn opgelegd aan houders van een Nederlands diploma, in Nederland worden overgenomen. Voordien kon dat alleen ten aanzien van buitenslands gediplomeerden.
De inschrijving in het Verenigd Koninkrijk (VK) van de omstreden neuroloog is in 2011 (dus na de opgelegde bevoegdheidsbeperkende voorwaarden) vanwege administratieve redenen doorgehaald. Doorhaling in het buitenland vanwege administratieve redenen is geen reden om de inschrijving in het BIG-register door te halen. Momenteel wordt onderzocht of de bevoegdheidsbeperkende voorwaarden die destijds in het VK aan de omstreden neuroloog zijn opgelegd, in het BIG-register moeten worden aangetekend. Binnen 3 weken verwacht ik hierover duidelijkheid te hebben en zal ik uw Kamer informeren.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de bilaterale afspraken met Groot-Brittannië over het hanteren van een zwarte lijst?
Op 23 april jl. heb ik met mijn ambtgenoot in het Verenigd Koninkrijk (VK), de heer Poulter, gesproken en is de noodzaak van het uitwisselen van gegevens over onbevoegde zorgverleners van beide kanten nog eens benadrukt.
Sinds maart 2013 is er een nauwe samenwerking tussen het BIG-register in Nederland en de General Medical Council, de registratie autoriteit voor artsen in het VK. Zij sturen elkaar periodiek een lijst respectievelijk van zorgverleners en van artsen, die in eigen land een straf- of tuchtrechtelijke maatregel hebben. Daarnaast zijn er contactinformatie en directe contactpersonen van beide registratie autoriteiten uitgewisseld zodat men elkaar actief kan benaderen bij vragen over bepaalde personen. Eind juni aanstaande zal de website van het BIG-register ook in het Engels toegankelijk zijn. Vervolgens heb ik met het VK afgesproken dat er een link komt tussen website van het BIG-register en de website van de General Medical Council.
Verplichte roulatie voor accountants |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «juridische commissie stemt voor verplichte roulatie na 14 jaar»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de juridische commissie in het Europees Parlement gestemd heeft voor een verplichte roulatie na 14 jaar terwijl in Nederland recentelijk is besloten dat een organisatie van openbaar belang iedere 8 jaar van accountantskantoor moet wisselen?
De Tweede Kamer heeft in februari 2012 besloten tot het in de nationale wetgeving vastleggen van een verplichte kantoorroulatie voor accountantsorganisaties die de wettelijke controle uitvoeren bij een organisatie van openbaar belang en een wettelijke scheiding van controlediensten en overige werkzaamheden. Deze wetgeving is in december 2012 ook door de Eerste Kamer aangenomen. In die periode waren de voorstellen van de Europese Commissie voor de hervorming van de accountantsmarkt reeds bekend en de onderhandelingen in de Raadswerkgroep Ondernemingsrecht gaande. Het Nederlandse parlement heeft vooruitlopend hierop besloten over te gaan tot maatregelen op nationaal niveau. De juridische commissie in het Europees Parlement heeft onlangs gestemd over de door de Europese Commissie voorgestelde maatregelen. De uitkomst van deze stemmingen geeft de richting weer die het Europees Parlement op wil, maar voor het eindresultaat van de onderhandelingen over de voorstellen van de Europese Commissie zal de Raad eerst overeenstemming moeten bereiken en moeten er daarna nog onderhandelingen plaatsvinden tussen de Raad, het Europees Parlement en de Europese Commissie. Pas dan zullen de definitieve maatregelen op Europees niveau bekend zijn. Op dat moment kan worden bezien in hoeverre de genomen nationale maatregelen overeenstemmen met dan wel afwijken van de maatregelen op Europees niveau.
Wat vindt u ervan dat de juridische commissie in het Europees Parlement heeft voorgesteld dat alleen adviesdiensten worden verboden die de onafhankelijkheid in gevaar brengen terwijl in Nederland in Nederland per 1 januari 2013 een verbod geldt op de combinatie van controle en adviesdiensten door accountants?
Zie antwoord vraag 2.
Wat wordt de inzet van Nederland in het overleg met de Europese Commissie en de Europese Raad over het opstellen van een gezamenlijke tekst?
Over de inzet van Nederland in het overleg met de Europese Commissie en de Europese Raad over de voorstellen op het terrein van accountancy bent u eerder geïnformeerd in de Kamerbrief van 23 december 2011 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 22 112, nr. 1305, Fiche 12) en de Kamerbrief van 2 april 2012 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 22 112, nr. 1390). Meer recent bent u hierover geïnformeerd in de Kamerbrief van 17 mei 2013 (Tweede Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 21 501-30, nr. 308). In deze laatste brief is onder meer aangegeven, dat het voorstel van de Europese Commissie in lijn is met de amendementen waarmee in Nederland een verplichte kantoorroulatie en een scheiding van audit- en non-auditdiensten in de wet zijn opgenomen. Nederland steunt deze voorstellen dan ook in de onderhandelingen en zet zich in voor een geharmoniseerde vorm van een verplichte kantoorroulatie en een geharmoniseerde vorm van een scheiding van audit en non-audit.
Tijdens de Raad voor Concurrentievermogen op 29 en 30 mei a.s. vindt een oriënterend debat plaats over enkele aspecten van het voorstel van de Europese Commissie waaronder de verplichte kantoorroulatie en de scheiding van audit en non-audit. In de Kamerbrief van 23 mei 2013 betreffende de «Beantwoording vragen Schriftelijk Overleg Raad voor Concurrentievermogen 29 en 30 mei» is aangekondigd, dat ik uw Kamer voor het zomerreces een brief zal sturen waarin ik de uitkomsten van dit debat in de context van de Nederlandse positie zal plaatsen en een totaalbeeld van de onderhandelingen zal geven, mede in het licht van de door de VVD-fractie gestelde vragen.
Bent u bereid om de evaluatie van de voorstellen van verplichte roulatie en scheiding van advies en controle in 2015 naar voren te halen gelet op alle ontwikkelingen die gaande zijn in Europa? Zo ja, welke termijn heeft u gedachten? Zo nee, waarom niet?
De Wet op het accountantsberoep waarin de genoemde verplichte roulatie en scheiding van advies en controle zijn opgenomen, is op 1 januari 2013 in werking getreden. Tijdens het debat met de Eerste Kamer op 27 november 2012 heb ik de intentie uitgesproken om de verplichte roulatie echt op 1 januari 2016 van kracht te laten worden. In dit verband heb ik aangegeven een halfjaar van tevoren in een brief aan de Kamer te rapporteren over de stand van zaken in Brussel en de voortgang op weg naar 1 januari 2016 in Nederland (zie ook Eerste Kamer, vergaderjaar 2012–2013, 33 025, nr. L). Daarbij heb ik aangegeven, dat wanneer er strijdigheid zou ontstaan tussen de Nederlandse en de Europese regelgeving we de betreffende wetgeving uiteraard zullen moeten aanpassen. Op het moment dat de definitieve maatregelen op Europees niveau bekend zijn, kan worden bezien in hoeverre de genomen nationale maatregelen overeenstemmen met dan wel afwijken van de maatregelen op Europees niveau.
Deelt u de opvatting dat het niet wenselijk is als de Nederlandse wet- en regelgeving uit de pas gaat lopen ten opzichte van de Europese wet- en regelgeving met het oog op onze concurrentiepositie en een gelijk speelveld? Zo ja, kunt u aangeven hoe u hiermee om wilt gaan en bent u bereid de Nederlandse wet- en regelgeving aan te passen aan de Europese afspraken?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat allochtone leerlingen vaak niet welkom zijn op een ‘witte school’ |
|
Keklik Yücel (PvdA), Loes Ypma (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Allochtone leerlingen vaak niet welkom op «witte» school«?1
Ja.
Wat is uw reactie op dit bericht, en op het in het bericht aangehaalde rapport van onderzoeksbureau KBA Nijmegen, dat deze materie op verzoek van Forum onderzocht?
Uit het kleinschalige onderzoek kan deze conclusie niet worden getrokken. Er zijn geen duidelijke feiten van allochtone ouders en andere respondenten naar voren gekomen. Ook blijkt dat over het weigeren van leerlingen geen klachten door de ouders zijn ingediend.
Welke gegevens heeft u zelf beschikbaar over het weigeren door «witte basisscholen» van allochtone leerlingen? Welke acties zijn of worden hierop ondernomen?
OCW beschikt niet over informatie waaruit blijkt dat etnische achtergrond een rol speelt in het toelatingsbeleid van scholen.
Uitgebreider onderzoek acht ik niet nodig. Ik ben van mening dat iedere school een transparante toelatingsprocedure moet hanteren. Het schoolbestuur van een basisschool kan leerlingen weigeren. Dit kan bijvoorbeeld als de school geen plaats heeft. Wanneer ouders het niet eens zijn met de weigering van de school om hun kind toe te laten op de school kan men daar tegen bezwaar maken.
Zou uitgebreider onderzoek naar deze vorm van discriminatie op basis van etnische herkomst zijn aangewezen om de problematiek beter in beeld te krijgen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid om in gesprek te gaan met (vertegenwoordigers van) schoolbesturen om het probleem van het weigeren door «witte basisscholen» van allochtone leerlingen te bespreken en hiertoe tot een aanpak te komen?
Het onderzoek van KBA geeft mij onvoldoende aanleiding om in overleg te gaan met de schoolbesturen.
Wat zijn de achterliggende oorzaken dat scholen allochtone leerlingen soms op basis van de etnische herkomst weigeren?
Het onderzoek van KBA geeft daarvoor mogelijke redenen aan. Het wordt daarbij beschreven in termen van vermoedens en «van horen zeggen». Overigens blijkt uit het onderzoek dat geen van de ondervraagde schoolbestuurders en gemeenteambtenaren klachten heeft ontvangen van migrantenouders over het niet toelaten van een leerling tot een basisschool.
Is het waar dat potentieel lager te verwachten schoolresultaten een rol spelen? Wat is uw oordeel daarover?
Ik kan op basis van het onderzoek die conclusie niet trekken.
Welke maatregelen worden getroffen om een steeds sterkere segregatie in het onderwijs tegen te gaan?
Het tegengaan van segregatie is lokaal belegd. De lokale educatieve agenda’s bieden de gemeenten voldoende ruimte om segregatie met schoolbesturen te bespreken en maatwerkoplossingen te kiezen. Ik ben in overleg met de wethouders van de G4/G33 over de segregatieproblematiek. Ik ben bereid gemeenten te ondersteunen wanneer zich in de uitvoering problemen voordoen. Het inzetten op kwaliteit van het onderwijs is het belangrijkste om segregatie aan te pakken. De aanpak van het kabinet is er op gericht dat iedere school, ongeacht de samenstelling, de best mogelijke kwaliteit kan bieden. Scholen met achterstandsleerlingen ontvangen extra middelen uit de gewichtenregeling. Ook VVE draagt er aan bij dat de (taal)achterstand wordt verminderd.
Over de berichtgeving dat bezuinigingen op de AWBZ averechts werken |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat bezuinigingen op de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) averechts werken?1 2
Al langer is een trend zichtbaar dat mensen zo lang mogelijk zelfstandig, onder eigen regie, in hun eigen vertrouwde omgeving willen blijven wonen, ook als de behoefte aan ondersteuning en zorg toeneemt. Door de toegenomen mogelijkheden om mensen met beperkingen thuis te ondersteunen en aan hen zorg te verlenen, zijn zij langer dan voorheen in staat buiten zorginstellingen te blijven. Niettemin is er van nature een toename in zorgbehoefte bij het ouder worden. Als mensen later voor die toegenomen zorgvraag van het CIZ (of in mandaat van een zorgprofessional) een indicatiebesluit vragen, dan ligt het voor de hand dat dat dan een zwaarder zorgpakket betreft. Ik wil dat graag goed nader kwantitatief kunnen onderbouwen en heb daartoe de Nza om een analyse gevraagd. Deze heb ik op 22 mei jongstleden ontvangen en als bijlage3 bij deze antwoorden gevoegd. Uit de analyse – die nog nader bestudeerd en besproken dient te worden – blijkt overigens dat de groei van zorgzwaarte in 2012 ten opzichte van 2011 lijkt af te nemen.
In de gezamenlijke brief van de minister van VWS en mij van 15 mei 2013 over de aanpak van de zorgfraude, ben ik ook ingegaan op de indicatiestelling en de toegang tot de AWBZ. In de genoemde brief heb ik aangegeven dat ik nader onderzoek zal doen naar risico’s op onregelmatigheden bij het indiceren door zorgaanbieders. Bovendien zal ik laten onderzoeken of en zo ja, op welke wijze het CIZ nadere handhavingsbevoegdheden kan en moet krijgen. Dit mede in het licht van de vormgeving van de nieuwe wet voor wat nu de AWBZ is. In de brief over de hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning van 25 april 2013 is reeds aangegeven dat er wijzigingen zullen worden aangebracht in de toelating van cliënten. Zo ligt het in het voornemen om meer persoonlijk contact tussen het CIZ en nieuwe cliënten te gaan hanteren. De mogelijkheden van het Standaardindicatieprotocol (SIP), herindicatie onder taakmandaat (HIT) en de indicatiemelding 80+ zullen in de toekomst verdwijnen.
Hoe verklaart u de gesignaleerde verschuiving van lichte naar zware indicaties?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat personen, die zorg nodig hebben, zorg nodig hebben en dat via een hogere indicatie die benodigde zorg wordt gegeven?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat personen met een zorgzwaartepakket 1 of 2 ook in de situatie kunnen zitten dat deze zorg niet thuis geleverd kan worden, door bijvoorbeeld de woonomstandigheden? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, garandeert u dat personen met een zorgzwaartepakket 1 of 2 te allen tijde zorg thuis krijgen?
Nieuwe cliënten die voorheen een indicatie zouden hebben gekregen voor ZZP 1 of 2, krijgen met ingang van 1 januari 2013 een indicatie voor extramurale zorg (in functies en klassen). In veel gevallen kan extramurale zorg bij de cliënt aan huis worden geleverd. Veelal is dat de eigen woning, soms zijn woningaanpassingen noodzakelijk en soms wensen cliënten te verhuizen naar een andere woonomgeving. Ook een geclusterde woonomgeving kan passend zijn vanwege het gevoel van veiligheid en nabijheid van ondersteuning. Zo’n geclusterde woning kan ook in een verzorgingshuis of andere zorginstelling gerealiseerd worden. De cliënt betaalt dan zelf de huur en servicekosten en ontvangt ter plekke extramurale zorg en ondersteuning.
Erkent u dat de berichtgeving aantoont dat de keuze om personen met een zorgzwaartepakket 1 of 2 niet meer in aanmerking te laten komen voor een plaats in een verzorgings- of verpleeghuis een verkeerde is geweest? Zo ja, wanneer gaat u die beslissing terugdraaien? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik erken dat niet. Voor mij toont het bericht aan dat ik met mijn beleid van langer thuis wonen, aansluit bij een trend die al langer zichtbaar is en waar veel partijen zich al op hebben kunnen voorbereiden. In mijn brief van 25 april over de hervorming van de langdurige zorg en ondersteuning (TK 2013–2014, 30 597 nr. 296) heb ik mijn beleid nader toegelicht.
Kunt u een overzicht geven wat de pakketverkleining door lichte (ondersteunende en activerende) begeleiding uit de AWBZ te schrappen heeft opgeleverd aan bezuiniging, inclusief de verschoven kosten elders? Zo nee, waarom niet?3
Uit de monitor pakketmaatregelen van het CIZ is naar voren gekomen dat de pakketmaatregelen die op 1 januari 2009 zijn ingegaan een aanzienlijke vermindering hebben opgeleverd van de aanspraak op extramurale begeleiding. Op 1 januari 2010 lag het aantal cliënten met een aanspraak op AWBZ-begeleiding ongeveer 41.000 lager dan een jaar daarvoor. Voorts is niet gebleken dat de maatregelen gepaard zijn gegaan met een toename van de vraag naar verblijfszorg.
Wanneer komt u met een reactie op het rapport van KIWA?
Het rapport van KIWA over de effecten van de bezuinigingen op de huishoudelijke verzorging, heeft een rol gespeeld bij de gesprekken over het zorgakkoord. Over de resultaten van het zorgoverleg heb ik uw Kamer – samen met de minister – op 24 april geïnformeerd (TK 2013–2014, 33 566, nr. 29). Zoals geschreven zal het KIWA-rapport worden betrokken bij de op te stellen sectorplannen voor de zorg.
Bent u bereid de inkomensgevolgen van uw maatregelen in kaart te brengen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze informatie ontvangen?4
Kern van de hervorming in de langdurige zorg is dat zorg en ondersteuning niet alleen op basis van ziektebeelden en beperkingen wordt gegeven, maar dat daarnaast veel meer naar de wensen en mogelijkheden van mensen en hun omgeving wordt gekeken. Doordat er meer plaats zal zijn voor maatwerk zullen de gevolgen van deze hervorming van persoon tot persoon verschillen. Een eenduidig beeld van deze gevolgen is daarom niet te geven. Overigens worden de inkomenseffecten van het kabinetsbeleid jaarlijks in beeld gebracht in de begroting van SZW. Daarbij wordt ook specifiek ingegaan op de koopkrachteffecten voor bijzondere groepen.