De vergoeding van besnijdenis op medische indicatie |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Medisch noodzakelijke besnijdenis niet vergoed»?1
Ja, dat bericht is mij bekend.
Deelt u de mening dat een richtlijn voor besnijdenis gebaseerd op uitsluitend medische noodzaak waarbij geen alternatieve behandeling mogelijk is, van groot belang is om praktijkvariatie en overbehandeling tegen te gaan? Bent u bereid om de totstandkoming van deze richtlijn te stimuleren? Zo ja, welke concrete acties ziet u voor zich? Op welke termijn denkt u dat een dergelijke richtlijn in werking kan treden?
In de media brengen urologen verschillende meningen naar voren over het aantal besnijdenissen dat vanwege medische noodzaak plaatsvindt. Daarom acht ik de totstandkoming van een eenduidige behandelrichtlijn essentieel. Ik roep de Nederlandse Vereniging voor Urologie (NVU) op hiertoe het initiatief te nemen. De verantwoordelijkheid voor het opstellen van een richtlijn ligt bij de beroepsgroep zelf en het is dus ook aan de beroepsgroep zelf op welke termijn een dergelijke richtlijn tot stand komt en in werking kan treden. Ook de (periodieke) evaluatie van een behandelrichtlijn behoort tot de verantwoordelijkheid van de betrokken beroepsgroep zelf. Ik onderschrijf dat een behandelrichtlijn en periodieke evaluatie daarvan bijdragen aan het voorkomen van overbehandeling en onverklaarbare praktijkvariatie.
In dit stadium waarin er nog geen eenduidige behandelrichtlijn is wat onder een medisch noodzakelijke besnijdenis valt en wat niet, kan ik geen enkele uitspraak doen over eventuele mogelijkheden om de toegang tot medisch noodzakelijke besnijdenissen te waarborgen.
Bent u bereid om de navolging van deze richtlijn jaarlijks te evalueren dan wel te laten evalueren door het veld en de resultaten daarvan te openbaren? Deelt u de mening dat een dergelijke evaluatie een grote zelfreinigende werking heeft en daarmee overbehandeling en praktijkvariatie mede helpt tegen te gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het bestaan van grote verschillen in prijs voor een en dezelfde behandeling een ongewenste situatie is? Zo ja, bent u bereid om in overleg te treden met de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om nieuwe behandelcodes af te spreken zodat de reële prijzen in rekening kunnen worden gebracht bij verzekeraars?
Ik deel die mening niet. De kosten voor besnijdenissen in ziekenhuizen variëren aangezien de DBC voor besnijdenissen een DBC in het vrije segment is. De prijsverschillen voor – onder meer – besnijdenissen tussen ziekenhuizen hangen samen met het systeem van vrije prijsvorming waarin de tarieven van deze behandelingen onderwerp zijn van afspraken tussen verzekeraar en aanbieder.
Welke mogelijkheden ziet u om, indien er een richtlijn opgesteld wordt door het veld, de navolging daarvan jaarlijks wordt geëvalueerd en er helderheid is over de reële kosten die gemoeid zijn met besnijdenissen, de toegang tot medisch noodzakelijke besnijdenis als ultieme remedie bij bepaalde aandoeningen te waarborgen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een overzicht geven van behandelingen die, net zoals besnijdenis op medische grond, niet in het basispakket zitten, maar waarvan wel oogluikend wordt toegestaan dat deze onder een andere behandelcode worden gedeclareerd? Zo ja, welke behandelingen betreft dit en wat gaat u met deze behandelingen doen?
Mij zijn geen signalen bekend dat er na het intrekken van het alternatieve registratieadvies voor de declaratie van besnijdenissen met medische indicatie nog behandelingen zijn die onder een andere behandelcode worden gedeclareerd.
Kent u andere behandelingen waarvan, in sommige gevallen, de medische noodzaak absoluut onomstreden is, maar die toch niet zijn opgenomen in het basispakket? Zo ja, kunt u aangeven welke behandelingen dat volgens u betreft? Herinnert u zich in dit licht de eerdere vragen over het vergoeden van medische noodzakelijke zorg?2
Bij de pakketmaatregelen in de curatieve zorg die per 1 januari 2005 zijn doorgevoerd, zijn de criteria gehanteerd dat behandelingen worden uitgesloten die een onverklaarbaar grote variatiebreedte hebben en dat behandelingen worden uitgesloten die in de meeste gevallen niet strikt medisch noodzakelijk zijn. Consequentie van toepassing van deze criteria is dus dat in een beperkt aantal gevallen ook medisch noodzakelijke behandelingen van het pakket wordt uitgesloten. Met toepassing van deze criteria zijn per 1 januari 2005 onder meer de behandeling voor correctie van de oorstand, de behandeling voor correctie van de buikwand (vetschortoperatie) en de besnijdenissen uit het pakket verwijderd.
In zijn beantwoording van de in de vraag genoemde eerdere Kamervragen over medisch noodzakelijke zorg is de toenmalige minister van VWS nader ingegaan op deze criteria.
Behalve als gevolg van toepassing van de hiervoor genoemde criteria is ook andere medisch noodzakelijke zorg van het basispakket uitgesloten, zoals tandheelkundige zorg voor verzekerden van achttien jaar en ouder en – eveneens voor verzekerden van achttien jaar en ouder – de eerste twintig behandelingen met fysio- of oefentherapie, ook bij indicaties op de zogenaamde chronische lijst.
Deze zorgvormen zijn uitgesloten van het basispakket omdat deze tot de eigen verantwoordelijkheid van verzekerden worden gerekend en het daarom niet noodzakelijk is dat deze verplicht collectief verzekerd worden via het basispakket.
Achterblijvende resultaten van de Nationale politie |
|
Nine Kooiman , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat de Nationale politie faalt in de aanpak van criminaliteit?1 Wat is uw reactie hierop?
Ja.
Over de hele linie verbeteren de resultaten van de politie. Bij de aanpak van de high impact crimes en criminele samenwerkingsverbanden worden goede resultaten gerealiseerd. Gezien de resultaten met betrekking tot woninginbraak wordt hier extra op ingezet. Ik herken daarom de strekking van het artikel niet.
Uiteraard ben en blijf ik met de politie, de burgemeesters en het Openbaar Ministerie in gesprek om gezamenlijk te kijken hoe achterblijvende resultaten verder verbeterd kunnen worden.
Klopt het dat de Nationale politie in een jaar tijd nog geen enkel onderzoek naar cybercriminaliteit heeft weten af te ronden? Zo ja, hoe komt dit? Zo nee, kunt u de juiste informatie verschaffen?
Tot en met september 2013 zijn 5 volwaardige HTC-onderzoeken afgerond.
Ten aanzien van de doelstelling voor 2013 om 15 volwaardige onderzoeken te doen op het gebied van High Tech Crime, lag de politie op het moment van het verschijnen van het bericht nog niet op schema. Wel zijn deze onderzoeken inmiddels grotendeels opgestart.
Klopt het dat het aantal opgehelderde overvallen nog niet voldoende is en dat het aantal straatroven nog te hoog ligt? Zo ja, hoe komt dit? Zo nee, kunt u de juiste informatie verschaffen?
In de eerste 9 maanden van 2013 is het aantal overvallen met 16% gedaald naar 1204 overvallen, dit ten opzichte van de eerste 9 maanden van 2012. Dit is het laagste niveau in de afgelopen 20 jaar. Het ophelderingspercentage overvallen bedraagt over de eerste negen maanden van 2013 31,6% en is derhalve iets hoger dan het ophelderingspercentage van de eerste 9 maanden van 2012.
Hoewel dit nog onder de doelstelling van 36% voor eind van het jaar 2013 ligt, is de stijging meerjarig wel aanzienlijk (van een ophelderingspercentage van 23% in 2009 naar een actueel ophelderingspercentage van bijna 32%).
Het aantal straatroven is in de eerste 8 maanden van 2013 met 14,7% gedaald ten opzichte van dezelfde periode in 2012.
Waarom bestaat bij de politie de indruk dat voor wat betreft het aanhouden van illegalen er sprake zou zijn van een quotum, dat wil zeggen: een minimum aantal op te pakken vreemdelingen?2
Het vreemdelingentoezicht in de vreemdelingenketen is geprioriteerd.
De inzet van het vreemdelingentoezicht is primair gericht op criminele vreemdelingen, op toelating gerichte fraude en op overlastgevende vreemdelingen, alsmede op vreemdelingen die zich aan een lichtere toezichtsmaatregel hebben onttrokken. In de resultaatafspraak met politie is dit het uitgangspunt.
In de brief aan de Voorzitter van de Tweede Kamer van de Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie van 28 oktober jl., geschreven n.a.v. de door Uw Kamer aangenomen motie van het lid Voordewind (19 637, 1727) wordt ingegaan op de samenhang in de op dit terrein geldende kwantitatieve en kwalitatieve resultaatafspraken met de politie die tezamen moeten zorgen voor een effectief vreemdelingentoezicht.
Als de politie aangeeft dat er een dergelijk quotum is, waarom vertelt u de Kamer dan keer op keer dat geen sprake is van een quotum? Hoe kan de politie – zonder het bestaan van een dergelijk quotum – immers in de veronderstelling verkeren dat het een probleem zou zijn dat «niet genoeg illegalen» zijn opgepakt?
Zie antwoord vraag 4.
Weet u zeker dat u de Kamer juist en volledig hebt geïnformeerd op dit punt? Moet u in geval er geen sprake is van een quotum niet afstand nemen van de uitlatingen van uw korpschef in de pers?
Ja, de kamer is geinformeerd over de kwalitatieve en kwantitatieve afspraken in het kader van het vreemdelingentoezicht.
Erkent u dat de politie zich niet alleen moet kunnen richten op criminele vreemdelingen, maar op elk persoon die in Nederland strafbare feiten pleegt? Hoe gaat u voorkomen dat de politie straks nog minder tijd heeft voor andere taken, als zij door middel van een illegalenquotum gedwongen wordt zich nog meer te richten op het oppakken van illegalen en criminele vreemdelingen? Hoe gaat u voorkomen dat dit leidt tot een klopjacht op illegalen, vooral nu bekend is dat de doelstelling niet kan worden gehaald?
De afspraken met politie in het kader van het vreemdelingentoezicht hebben niet meer prioriteit dan de andere afspraken, zoals de landelijke beleidsdoelstellingen voor Politie die gelden tot en met 2014. Met de resultaatafspraak op het terrein van vreemdelingentoezicht is geborgd dat de inspanningen in het kader van het terugkeerbeleid worden vertaald naar het vreemdelingentoezicht van de politie.
Welke doelen liggen er nog meer niet op schema? Kunt u per doel aangeven wat hiervan de oorzaak is?
De Tweede Kamer wordt op de hoogte gehouden van de voortgang van de implementatie van de nationale politie door middel van de halfjaarlijks voortgangsrapportages waarin gerapporteerd wordt over de vastgestelde mijlpalen. Tevens ontvangt de Kamer jaarlijks het jaarverslag van de politie. Het jaarverslag bevat onder meer informatie van de door de regionale en landelijke eenheden gerealiseerde activiteiten ter verwezenlijking van de landelijke beleidsdoelstellingen. Ook de (andere) thema’s zoals opgenomen in de korpsmonitor komen terug in het jaarverslag. Via deze weg wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over zowel de voortgang van de nationale politie als de resultaten ten aanzien van de taakuitvoering.
Bent u bereid de Korpsmonitor, voorzien van uw reactie, te verstrekken aan de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Het Nederlandse asielbeleid voor Russische LHBT-ers |
|
Linda Voortman (GL), Gerard Schouw (D66), Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Erkent u dat homoseksuelen in Rusland dagelijks worden geconfronteerd met intimidatie en geweld? Erkent u dat de Russische anti-homowet deze situatie alleen maar zal verergeren en dus een negatief effect zal hebben op de veiligheid van de LHBT-gemeenschap? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat heeft Nederland tot op heden gedaan om deze LHBT-gemeenschap beter te beschermen?1
Homofobie en gebrekkige acceptatie van lesbiennes, homoseksuelen, biseksuelen en transgenders (LHBT) zijn geen nieuwe verschijnselen in Rusland. De anti-homopropagandawet heeft een stigmatiserende en discriminerende werking, draagt bij aan een homofoob klimaat en heeft een intimiderend effect op LHBT-personen en sympathisanten. (Zie ook beantwoording Kamervragen 2013Z15559).
Gelijke rechten voor LHBT vormen één van de centrale prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid (zie ook Beleidsbrief «Respect en recht voor ieder mens»). Het is staand beleid dat Nederland de autoriteiten van andere landen aanspreekt op LHBT-kwesties en waar mogelijk publieke mensenrechtenevenementen actief steunt. Zo heeft Nederland tijdens de afgelopen OVSE Human Dimension Implementation Meeting de mensenrechtensituatie in Rusland en breder in Oost-Europa, inclusief gelijke rechten voor LHBT, aan de orde gesteld.
Tijdens een ontmoeting met de Russische Minister Lavrov op 26 februari jl. en tijdens de persconferentie daarna zijn de Nederlandse zorgen op dit terrein overgebracht. Verschillende andere Ministers en de Minister-President hebben dit ook gedaan tijdens bilaterale ontmoetingen. In EU-verband vormen de door de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) vastgestelde richtsnoeren («guidelines to promote and protect the enjoyment of all human rights by LGBTI persons») het raamwerk voor de inzet van EU-delegaties en ambassades van de EU-lidstaten. De Hoge Vertegenwoordiger van de EU, mevrouw Ashton, heeft mede op verzoek van Nederland eerder dit jaar een verklaring afgegeven inzake de anti-homopropagandawet. Ook in de mensenrechtenconsultaties tussen de EU en Rusland zijn hierover van EU-zijde zorgen uitgesproken.
Deelt u de mening dat de enkele dialoog met Rusland onvoldoende is om LHBT-ers te beschermen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen gaat u nemen om te zorgen dat zij deze bescherming wel krijgen?
Dialoog en samenwerking zijn de meest effectieve elementen waarmee Nederland kan bijdragen aan verbetering van de mensenrechten. Nederland heeft de Russische autoriteiten eerder gewezen op de plicht van overheden alle burgers (inclusief LHBT) te beschermen tegen elke vorm van discriminatie en zal dit blijven doen, ook in EU-verband. Naast het voortzetten van de dialoog hierover met de Russische autoriteiten, verleent Nederland steun aan projecten gericht op bevordering van gelijke rechten voor LHBT in Rusland en op verbetering van de mensenrechtensituatie als zodanig. Ook worden vanuit de EU projecten in Rusland ondersteund via het «European Instrument for Democracy and Human Rights» (EIDHR).
Welke hardere maatregelen gaat u nemen als de dialoog uiteindelijk nergens op uitdraait? Gaat u er bijvoorbeeld voor pleiten de visaliberalisatie voor Russen op te schorten, aangezien het land zich schuldig maakt aan mensenrechtenschendingen? Zo nee, waarom niet?
Nederland blijft zowel op het bilaterale als multilaterale spoor primair inzetten op brede internationale aandacht en dialoog over de mensenrechtensituatie en de positie van de LHBT-gemeenschap in Rusland, in plaats van het verharden van standpunten. Daarbij kan worden gedacht aan politieke steun aan de Commissaris Mensenrechten van de Raad van Europa, het agenderen van het kritische rapport van de Venetiëcommissie over (onder meer) de Russische LHBT-wetgeving, het toezicht op de naleving door de Russische regering van de Hofuitspraak in de zaak Alekseyev tegen Rusland, contact met de secretaris-generaal van de Raad van Europa, alsmede bilaterale en EU-initiatieven.
In de tussen de EU en Rusland afgesproken «Common Steps», die het pad moeten effenen naar wederzijdse visumliberalisatie, is ruimte ingebouwd om ook te kijken naar de mensenrechtensituatie. Deze «Common Steps» bevinden zich nu in de verkennende fase. Daadwerkelijke visumliberalisatie is nog niet aan de orde. Bij toekomstige stappen op dit gebied zal Nederland de mensenrechtensituatie meewegen en hierbij nauw optrekken met andere EU-lidstaten. Er is een breed draagvlak onder EU-lidstaten om het visumdossier in de brede context van de betrekkingen van de EU met Rusland te zien.
Bent u bereid het Nederlandse asielbeleid voor Russische LHBT-asielzoekers zodanig aan te passen dat hun asielaanvragen met voorrang en soepel zullen worden beoordeeld? Zullen zij sneller aangemerkt worden als vluchteling wanneer zij hun land vanwege het geweld hebben moeten verlaten? Zo nee, waarom niet?
In juni 2013 is door het Ministerie van Buitenlandse Zaken een algemeen ambtsbericht gepubliceerd met informatie over de Russische Federatie, voor zover deze informatie van belang is voor de beoordeling van asielverzoeken van vreemdelingen die afkomstig zijn uit de Russische Federatie.
In het ambtsbericht is een passage gewijd aan de positie van LHBT-asielzoekers. Hieruit blijkt dat, hoewel het verrichten van homoseksuele handelingen in de Russische Federatie formeel niet strafbaar is, de rechten van leden van de LHBT-gemeenschap in Rusland op diverse terreinen onder druk staan. De situatie van LHBT’s, waaronder de mogelijke gevolgen van de inwerkingtreding van de nieuwe wet, wordt uiteraard meegewogen bij de beoordeling van verzoeken om een verblijfsvergunning asiel, ingediend door LHBT’s afkomstig uit de Russische Federatie.
Bij de beoordeling van asielverzoeken geldt bijvoorbeeld dat een onmenselijke behandeling moet worden beschouwd als een ernstige schending van de grondrechten. Een dergelijke behandeling zal, indien deze plaatsvindt om redenen van één van de vervolgingsgronden, leiden tot het verstrekken van een verblijfsvergunning. Als er geen vervolging plaatsvindt in de zin van een directe onmenselijke behandeling kan discriminatie door de autoriteiten en/of door medeburgers als daad van vervolging worden aangemerkt. Hiervan is sprake indien de ondervonden discriminatie een dusdanig ernstige beperking van de bestaansmogelijkheden oplevert dat het onmogelijk is om op maatschappelijk en sociaal gebied te kunnen functioneren. Op deze wijze wordt naar de mening van het kabinet zorgvuldig recht gedaan aan de positie van LHBT’s in de Russische Federatie.
Uitbuiting van werknemers die werken aan de A2-tunnel in Maastricht |
|
John Kerstens (PvdA), Manon Fokke (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitbuiting van werknemers bij het A2-project in Maastricht, zoals gemeld bij L1?
Het is belangrijk dat wet- en regelgeving wordt nageleefd. Signalen zoals in de Limburger zijn belangrijke signalen voor de diverse handhavende diensten.
De Inspectie SZW doet onderzoek naar mogelijke misstanden bij werkzaamheden aan de A2. Dit onderzoek is thans nog in volle gang. De Inspectie SZW werkt hierbij nauw samen met de Belastingdienst. Als blijkt dat arbeidswetgeving is overtreden, bijvoorbeeld door onderbetaling op basis van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag of veel te lange werktijden, kunnen de werkgevers forse boetes tegemoet zien.
De Stuurgroep A2 Maastricht (gemeente Maastricht, gemeente Meerssen, Rijkswaterstaat en de provincie Limburg) heeft op 14 oktober jl. een expertcommissie ingesteld. Deze expertcommissie is gevraagd een analyse te geven van de feiten zoals die blijken uit de beschikbare informatie naar aanleiding van de vermeende misstanden met buitenlandse werknemers in de lijn tussen opdrachtnemer Avenue2 en Atlanco Rimec. De expertcommissie heeft vrijdag 22 november haar bevindingen gepresenteerd1.
Nu er een rapport ligt van de expertcommissie wordt inzichtelijker wat er aan de hand is. Het rapport laat zien dat het gaat om complexe materie. De expertcommissie komt onder andere tot de conclusie dat de inhoudingen voor logistieke diensten in strijd zijn met artikel 55 lid 1 van de Bouw cao, zoals die vanaf 17 september 2012 algemeen verbindend is verklaard. Ook zijn er vragen over de arbeidstijden en de hoogte van de kosten voor huisvesting en vervoer en is er onvoldoende duidelijkheid over de VCA-certificaten. De geuite zorgen zijn dus terecht. Ik merk hier voor de volledigheid op dat de expertcommissie tegelijkertijd aangeeft, dat het uiteindelijke oordeel over de toepasselijkheid van artikel 55 van de Bouw cao aan de rechter is.
Ik ben blij met het rapport van de expertcommissie. Het rapport geeft mogelijkheden voor betrokken partijen om tot oplossingen te komen. Ik hoop dat de betrokken partijen deze zaak voortvarend oppakken en snel gezamenlijk tot een oplossing komen die recht doet aan de toepasselijke arbeidsvoorwaarden voor de Portugese werknemers.
Deelt u de mening dat uitbuiting, oneerlijke concurrentie en verdringing in Nederland niet gewenst zijn? Zo nee, waarom niet?
Ja, dergelijke misstanden zijn niet gewenst in Nederland. Daarom heb ik op 11 april jl. het actieplan «bestrijden van schijnconstructies» naar uw Kamer gezonden (Kamerstukken II, 2012–2013, 17 050, 428). In dit actieplan heb ik maatregelen aangekondigd om onder andere schijnzelfstandigheid, ontduiking van het wettelijk minimumloon, misbruik met de premieafdracht en ontduiking van cao’s tegen te gaan. Op dinsdag 26 november jl. heb ik u een voortgangsrapportage gestuurd over de aanpak schijnconstructies.
Deelt u de mening dat de overheid (in dit geval Rijkswaterstaat) een voorbeeldfunctie heeft en niet mag accepteren dat (onder)aannemers bij projecten die in opdracht van de overheden worden uitgevoerd gebruik maken van dit soort beloningsconstructies? Zo nee, waarom niet?
Beloningsconstructies waarmee de in Nederland geldende wet- en regelgeving wordt overtreden zijn ontoelaatbaar. Dit geldt vanzelfsprekend ook voor overheidsopdrachten. De opdrachtnemer is primair verantwoordelijk voor een juiste toepassing van alle relevante wet- en regelgeving. Ik hoop dat de betrokken partijen het rapport van de expertcommissie gebruiken om deze zaak voortvarend op te pakken en snel gezamenlijk tot een oplossing komen die recht doet aan de toepasselijke arbeidsvoorwaarden voor de Portugese werknemers.
Is de behandeling van werknemers voor overheden (Rijk, Provincie, Gemeenten, Waterschappen) een toetsingscriterium bij de selectie van (onder)aannemers bij infraprojecten? Kan hierin een verscherping van de regels worden doorgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Nee. Het instrument van selectie is binnen de aanbestedingsregelgeving er op gericht om de geschiktheid (zoals inhoudelijke kennis, ervaring) van de opdrachtnemer te borgen. De nieuwe aanbestedingswet legt aan de aanbesteder enige beperkingen op ten aanzien van het opvragen van bewijsmiddelen. In de inschrijvingsfase moet worden afgegaan op de eigen verklaring. Bovendien is de aanbesteder verplicht specifieke bewijsmiddelen als bewijs te aanvaarden.
De uitgebuite werknemers zijn in dienst van een dochterbedrijf van het Ierse Atlanco Rimec dat eerder dit jaar al in opspraak raakte bij de bouw van de Eemscentrale van Nuon in Groningen; was er toen er een contact met dit bedrijf werd afgesloten al bekend dat dit bedrijf een bedenkelijke reputatie heeft als het gaat om de beloning van werknemers? Zo nee, waarom niet?
Nee, de opdrachtgever heeft op 7 oktober 2009 het contract met de opdrachtnemer Avenue2 gesloten, dus voor de door u aangehaalde situatie bij de bouw van de Eemscentrale van Nuon Groningen.
Bij het inlenen van personeel van derden door een hoofdopdrachtnemer is een opdrachtgever niet betrokken. De inzet en behandeling van ingehuurd personeel valt onder de aansturing van de hoofdopdrachtnemer. Natuurlijk is de opdrachtgever gehouden zich als goed opdrachtgever te gedragen.
Voert het bedrijf Atlanco Rimec momenteel nog meer projecten voor Rijkswaterstaat uit of heeft dit bedrijf de afgelopen jaren nog andere projecten voor Rijkswaterstaat uitgevoerd?
Het bedrijf voert geen projecten direct voor Rijkswaterstaat uit. Ook is Rijkswaterstaat op dit moment geen ander project bekend waar het bedrijf momenteel door de opdrachtnemer is ingeschakeld.
Bent u bereid om een onderzoek te verrichten naar uitbuiting van werknemers, oneerlijke concurrentie en verdringing bij infraprojecten die in opdracht van de overheid worden uitgevoerd? Zo nee, waarom niet?
Bij alle (infra)projecten die in Nederland worden uitgevoerd, al dan niet in opdracht van de overheid, is het belangrijk om uitbuiting van werknemers en oneerlijke concurrentie te voorkomen en daar waar het voorkomt aan te pakken. Op het moment dat er meldingen binnenkomen bij de inspectiediensten wordt hier serieus naar gekeken.
In het actieplan «bestrijden van schijnconstructies» is aangekondigd dat het kabinet de ketenaansprakelijkheid voor betaling van het loon wil uitbreiden, zodat ook opdrachtgevers en hoofdaannemers aansprakelijk kunnen worden gesteld voor betaling van het (cao-)loon. Op dit moment wordt hieraan gewerkt.
Voorts laat ik, zoals aangekondigd in de Kamerbrief van 13 september jl. over EU-arbeidsmigratie (Kamerstukken II, 2012–2013, 29 407, nr. 175) een onderzoek doen naar verdringing als gevolg van arbeidsmigratie en het in kaart brengen van maatregelen om verdringing tegen te gaan. Het onderzoek zal naar verwachting voor de zomer van 2014 worden afgerond.
De gevolgen van het beperken van de rechtsbijstand voor de rechtsbescherming in vreemdelingenzaken |
|
Marit Maij (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u het advies van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State1 op het Besluit aanpassingen eigen bijdrage rechtzoekenden en vergoeding rechtsbijstandsverleners (hierna: het besluit)2, mede gelet op het advies van de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA), dat door de voorgestelde regeling de facto geen rechtsbijstand in bezwaar en, met name, in hoger beroep aan vreemdelingen meer kan worden verleend nu het overgrote deel van die zaken kennelijk zonder zitting wordt afgedaan? Kunt u uitgebreider en nadrukkelijker ingaan op de genoemde adviezen dan u heeft gedaan in het nader rapport?
Tijdens het Algemeen Overleg van 14 november 2013 inzake de stelselvernieuwing rechtsbijstand heb ik uw Kamer toegezegd de uitgangspunten die ten grondslag liggen aan de per 1 oktober 2013 ingevoerde maatregel met betrekking tot de kennelijke afdoeningen in het vreemdelingenrecht nader te zullen bekijken. Deze mondelinge toezegging heb ik schriftelijk bevestigd bij mijn brief van 19 november 20133. In de brief over de stelselvernieuwing gesubsidieerde rechtsbijstand die ik uw Kamer heden stuur geef ik aan over de volle breedte – met andere woorden niet beperkt tot vreemdelingenzaken – tot aanpassing van regelgeving over te gaan.
Hoeveel hoger beroep vreemdelingenzaken zijn er jaarlijks bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, uitgesplitst naar de verschillende soorten zaken zoals asiel, regulier en vreemdelingenbewaring? Hoeveel procent van deze zaken wordt, eveneens uitgesplitst naar soorten zaken, kennelijk afgedaan? Kunt u zich hierbij baseren op de gegevens van de jaren 2010, 2011 en 2012?
Onderstaande tabel geeft de instroom aan vreemdelingenzaken in hoger beroep bij de Raad van State weer, uitgesplitst naar soort zaak.
2.040
1.860
1.700
5.000
5.350
4.320
1.620
1.930
1.640
360
290
540
Bron: Raad van State. Afgerond op tientallen. De instroom is inclusief voorlopige voorzieningen.
Zoals ik in antwoord op vragen 1 en 5 heb aangegeven ben ik voornemens om de maatregel waarbij een lagere vergoeding aan de rechtsbijstandverlener wordt toegekend in zaken die met een kennelijke uitspraak eindigen te herzien.
Hoeveel bezwaren worden jaarlijks door de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) afgedaan? Hoeveel procent van deze zaken werd kennelijk afgedaan in de jaren 2010, 2011 en 2012? Hoe verwacht u dat deze cijfers zich verder ontwikkelen, mede gelet op de bezuinigingen bij de IND en de Visadienst en de uitkomst van de pilot «Pit Stop» bij de IND, die heeft geleid tot de aanbeveling om bij twijfel aan de gegrondheid van het bezwaar, dit kennelijk ongegrond te verklaren? Kunt u aangeven wat de huidige status is van die aanbeveling?
In de jaren 2010, 2011 en 2012 zijn respectievelijk bijna 16.000, ruim 16.000 en ruim 18.000 bezwaarzaken afgedaan. Dit betreft bezwaar asiel, regulier, visum en overige, exclusief naturalisatie. In 2010 is daarvan 19% kennelijk afgedaan (kennelijk niet -ontvankelijk dan wel kennelijk ongegrond). In 2011 is 22% kennelijk afgedaan en in 2012 was dat 23%.
In de Meerjaren Productie Prognoses (MPP) 2014 verwacht de IND dat de instroom van visum bezwaar en bezwaar regulier geen grote wijzigingen zal laten zien ten opzichte van voorgaande jaren. Voor het overige is het lastig een inschatting te maken hoe deze cijfers zich zullen ontwikkelen, omdat dit afhankelijk is van de instroom en het aantal afwijzingen waartegen bezwaar wordt gemaakt.
De aanname dat de IND bij twijfel niet hoort in de bezwaarfase is niet juist. Uit de aangehaalde pilot is gebleken dat in de praktijk vaker wordt gehoord dan noodzakelijk is. Deze uitkomst heeft echter geen enkele consequentie voor de wijze waarop door de IND wordt omgegaan met de hoorplicht als bedoeld in artikel 7:2 van de Awb. Van deze wettelijke hoorplicht wordt slechts afgeweken als artikel 7:3 van de Awb dit toestaat.
Hoeveel was de vergoeding voor rechtsbijstand in deze zaken vóór inwerkingtreding van dit besluit? Hoe hoog is die geworden? Kunt u schetsen hoeveel arbeid er zit in een gemiddelde hoger beroep en in een gemiddeld bezwaar vreemdelingenzaak? Kunt u dit afzetten tegen de vergoeding die vanaf 1 oktober jl. geldt? Vindt u dat in verhouding? Zo ja, waarom? Kunt u uitleggen waarom in het besluit wordt uitgegaan van een vergoeding van twee punten (twee uren), terwijl u in de nota van toelichting bij het besluit stelt dat het vergelijkbaar is met een eenvoudig advies waaraan vier uren worden besteed?
De hoogte van de vergoeding voor rechtsbijstand wordt bepaald aan de hand van een puntensysteem, waarbij de puntentoedeling is gebaseerd op de gemiddelde tijdsbesteding per type zaak. De vergoedingen waren tot 1 oktober 2013 gebaseerd op het Besluit vergoedingen rechtsbijstand 2000, waarin geen rekening werd gehouden met een kennelijke afdoening.
In de fase van de eerste aanvraag om een verblijfsvergunning asiel worden afhankelijk van de fase waarin de aanvraag zich bevindt, als hoofdregel telkens per fase vier punten toegekend. Voor het doorlopen van deze algemene asielprocedure kunnen in totaal twaalf punten worden verkregen. Daarbij is het uitgangspunt dat per fase gemiddeld genomen vier uur aan de zaak wordt besteed. In het geval van een asielzaak in beroep is de gemiddelde tijdsbesteding acht uur. Dat betekent dat aan de ene asielzaak meer maar aan de andere asielzaak in beroep minder dan acht uur wordt besteed. In een hoger beroepszaak wordt gemiddeld vijf uur aan de zaak besteed.
Met mijn voornemen om de maatregel inzake de «kennelijke» afdoening te herzien wordt de situatie van voor 1 oktober 2013, zoals in het voorgaande beschreven, hersteld.
Welke kenbare overwegingen heeft u gemaakt voor het zo fors verlagen van deze vergoedingen in vreemdelingenzaken, die door de NOvA een ongenuanceerde vermindering wordt genoemd? Is een van de doelstellingen van die verlaging het terugbrengen van het aantal bezwaren en hoger beroepen in vreemdelingenzaken? Deelt u de mening dat dit waarschijnlijk het gevolg zal zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de opvatting dat de rechtsbescherming in vreemdelingenzaken door deze verlaging van de rechtsbijstand kan worden geschaad? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vragen 1 en 5.
Deelt u de opvatting dat effectieve rechtsbescherming voor vreemdelingen noodzakelijk is? Zo ja, bent u bereid, indien de toegang daartoe onvoldoende gewaarborgd is, de verlaging van de rechtsbijstand in vreemdelingenzaken terug te draaien, en, in overleg met de NOvA, te komen tot een nieuwe, reële vaststelling van de vergoeding, die recht doet aan de arbeid die gemiddeld nodig is voor een bezwaar en een hoger beroep vreemdelingenzaak en de rechtsbescherming van vreemdelingen eerbiedigt? Kunt u dit antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat kennelijke afdoening in het vreemdelingenrecht geen werkbaar criterium is aan de hand waarvan kan worden beoordeeld of er sprake is van een eenvoudige procedure, dan wel van nodeloos doorprocederen?
Zie antwoord vraag 6.
Kunt u, nu het besluit reeds in werking is getreden en met het oog op de begrotingsbehandeling Veiligheid en Justitie 2014, deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ik heb bij brief van 19 december 2013 aangegeven nog enige tijd nodig te hebben voor de beantwoording.4 In de brief die ik uw Kamer heden stuur kondig ik de herziening van de zogenaamde «kennelijke maatregel» aan.
Nederlandse financiële instellingen die investeren in kernwapens |
|
Jesse Klaver (GL) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat er wereldwijd voor meer dan 314 miljard dollar geïnvesteerd wordt in kernwapenproducenten?1 Deelt u de mening dat het ethisch wenselijk is niet te investeren in de producenten van deze massavernietigingswapens? Zo nee, waarom niet?
Ik heb kennis genomen van het rapport «Don’t bank on the bomb»2 waarin wordt gesteld dat wereldwijd voor meer dan 314 miljard dollar geïnvesteerd wordt in kernwapenproducenten.
Nederland is verdragspartij bij het Nucleaire Non-Proliferatie Verdrag (NPV) en streeft naar een wereld zonder kernwapens. Het kabinet heeft dit recent aangegeven in de Beleidsbrief nucleaire ontwapening en non-proliferatie, d.d. 24 oktober 2013, Kamerstuk 33 783, nr. 1. Het NPV verbiedt het bezit van kernwapens door de erkende kernwapenstaten echter niet. In Nederland opererende financiële instellingen dienen zich te houden aan de nationale wetgeving, waarin ook Nederlandse verdragsverplichtingen, zoals die van het NPV, zijn vervat. Binnen deze wettelijke kaders hebben financiële instellingen een eigen verantwoordelijkheid ten aanzien van hun beleggings- en investeringsbeleid.
Is het u bekend dat er in de landen Zwitserland, Nieuw Zeeland en Australië wetgeving is om investeringen in kernwapens tegen te gaan? Is het u tevens bekend dat de Ethische Advies Raad2 van het Noorse Overheidspensioenfonds, ondanks het feit dat kernwapens nog niet universeel verboden zijn, al in 2004 heeft besloten niet meer te investeren in kernwapenproducenten omdat deze naar zijn mening in strijd zijn met fundamentele humanitaire principes? Deelt u deze mening?
Onder verwijzing naar het antwoord bij vraag 1 wordt er geen verbod inzake het investeren in bedrijven die onderdelen voor kernwapens maken overwogen. Een onderzoek hiernaar is om die reden niet opportuun. Eventuele verbodswetgeving met betrekking tot dergelijke investeringen in andere landen is tegen deze achtergrond eveneens niet relevant.
Bent u bereid de mogelijkheden voor soortgelijke wetgeving in Nederland te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 2.
Is het u bekend dat ook het ABP – pensioenfonds voor overheid en onderwijs – nog steeds meer dan een miljard investeert in kernwapenproducenten? (1,21 miljard)
Het ABP heeft ervoor gekozen om de nationale wetgeving en internationale verdragsverplichtingen van de Nederlandse overheid als norm te nemen om te beoordelen waar het fonds wel en niet in belegt. Het ABP-bestuur is verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid van het ABP en legt daarover verantwoording af aan haar achterban en stakeholders. Beleggingen in bedrijven die onder meer onderdelen van kernwapens maken, zijn niet uitgesloten in het beleggingsbeleid.
Deelt u de mening dat, hoewel pensioenfondsen in Nederland primair zelf verantwoordelijk zijn voor hun beleggingsbeleid, het wenselijk is om de gelden die namens overheidspersoneel gereserveerd/gespaard worden bij een dergelijk fonds, niet in massavernietigingswapens te investeren?
Pensioenfondsen zijn inderdaad zelf verantwoordelijk voor het beleggingsbeleid. Het pensioenfondsbestuur gaat over de beslissing in welke bedrijven of sectoren geïnvesteerd wordt. Het ABP heeft als beleid dat de beleggingen moeten passen binnen de nationale wetgeving. Het beleid rond maatschappelijk verantwoord beleggen, waar ook het beleggen in kernwapens bij hoort, staat met regelmaat op de agenda van het ABP. Het kabinet ziet daarom geen meerwaarde in het opnieuw onder de aandacht brengen van dit onderwerp bij het ABP. Het ABP is volgens het 14 november gepubliceerde rapport van de Vereniging van Beleggers voor Duurzame Ontwikkeling één van de fondsen met de meeste aandacht voor maatschappelijk verantwoord beleggen.
Bent u bereid om, juist omdat het om geld van overheidspersoneel gaat, met het ABP in gesprek te gaan over deze investeringen?
Zie antwoord vraag 5.
Is het u bekend dat ook ABN Amro nog steeds investeert in kernwapenproducenten? Is het u bekend dat deze investering nog maar 7,62 miljoen dollar bedraagt?
Ik heb van ABN AMRO vernomen dat in haar beleid is vastgelegd dat zij geen relaties wil met bedrijven die onderdelen van kernwapens maken. Hieruit volgt dat ABN AMRO geen krediet verstrekt aan dergelijke bedrijven. Wel is het zo dat in een aantal fondsen die door Neuflize OBC worden aangeboden, aandelen zitten van bedrijven die te relateren zijn aan kernwapens. Het gaat om EUR 7,5 miljoen in 7 bedrijven. De fondsen waar het om gaat, worden samengesteld door een derde gemandateerde partij. ABN AMRO vermeldt op haar website dat het beleid van ABN AMRO niet van toepassing is op mandaten. Door ABN AMRO is aangegeven dat er vanuit Neuflize OBC gesprekken worden gevoerd met gemandateerde partijen om ervoor te zorgen dat deze verder verduurzamen.
Deelt u onze mening dat het een kleine stap is voor deze systeembank om te stoppen met alle investeringen in kernwapenproducenten? Bent u bereid om er juist bij deze systeembank, waar u een bijzondere zeggenschap over heeft, op aan te dringen om niet langer te investeren in kernwapens? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven onder het antwoord op vraag 3 wordt een dergelijk verbod niet overwogen, dus ook niet voor ABN AMRO. De aandelen ABN AMRO worden beheerd door de onafhankelijke stichting NL Financial instruments (NLFI). Aanleiding voor oprichting van NLFI was de wens van de Tweede Kamer (motie-Weekers c.s., Kamerstukken II 2008/09, 31 965, nr. 7) om het aandeelhouderschap in financiële instellingen op een zakelijke, transparante en niet-politieke wijze in te vullen. De Staat stelt als aandeelhouder geen individuele eisen aan financiële instellingen.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor het algemeen overleg over pensioenonderwerpen op 6 november 2013?
Dat is in verband met de afstemming tussen de verschillende ministeries helaas niet gelukt.
Het bericht “Uitstel aanleg Seine-Nord-kanaal domper voor havens Zeeland” |
|
André Bosman (VVD), Betty de Boer (VVD) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Uitstel aanleg Seine-Nord-kanaal domper voor havens Zeeland»?1
Ja.
Klopt het dat de Schelde-Seine verbinding een van de 30 topprioriteiten is van het trans-Europese vervoersnetwerk (TEN-T) van Europa?
Het Franse vaarwegproject Seine-Nord is als Priority Project 30 binnen de EU meerjarenbegroting 2007–2013 voor de Europese Commissie één van topprioriteiten van het Trans Europese Transportnetwerk (TEN-T).
Is het TEN-T programma een integraal programma van de Europese Unie om de bereikbaarheid van de verschillende landen te verbeteren?
Ja, het TEN-T programma is een integraal programma van de Europese Unie om vooral de grensoverschrijdende bereikbaarheid van de verschillende lidstaten te verbeteren, en op die manier bij te dragen aan economische groei en ontwikkeling in Europa.
Kan Frankrijk eigenstandig aanpassingen maken in de tijdsplanning van dit programma?
Ja, Frankrijk bepaalt zelf of en wanneer het een besluit neemt over de aanleg van het Seine-Nord kanaal, omdat iedere EU lidstaat zelf verantwoordelijk is voor de aanleg en financiering van eigen infrastructuur projecten (al dan niet gesteund door TEN-subsidie). De studiefase van het oorspronkelijke ontwerp voor het project is afgerond. Frankrijk is nu bezig met een nader onderzoek naar aanpassing van ontwerp en financiering van het project. Pas als Frankrijk een besluit neemt tot aanleg en TEN subsidie toegekend zou krijgen, ontstaat een andere situatie. Een belangrijke voorwaarde bij en consequentie van toekenning van EU TEN-T subsidie is dat het project binnen een bepaalde termijn uitgevoerd moet worden.
Zijn de financiële gevolgen voor Nederland, vanwege dit uitstel door Frankrijk, te verhalen op Frankrijk of de EU? Zo nee, waarom niet?
Het is moeilijk aan te geven wat de financiële gevolgen voor Nederland zullen zijn als de aanleg van Seine-Nord uitgesteld wordt. Verder blijft realisatie van een project de keuze van iedere lidstaat afzonderlijk. De Europese Commissie wil voor de nieuwe TEN-T periode (2014 – 2020) sterker sturen op een corridorbenadering, met een transnationale coördinatie voor projecten binnen dezelfde corridor. Dit moet resulteren in meer commitment van de betrokken lidstaten bij de projecten op dezelfde corridor, zodat de effecten van de investeringen die gedaan moeten worden gemaximaliseerd worden.
Op 17 oktober 2013 hebben de Europese Commissie, Frankrijk, Vlaanderen, Wallonië en Nederland een verklaring ondertekend, waarin zij de intentie uitspreken de samenwerking en coördinatie te versterken ten aanzien van projecten op de corridor Amsterdam-Rotterdam-Antwerpen-Parijs-Marseille (de North Sea – Mediterranean corridor).
Welke verantwoordelijkheid heeft de EU in het op tijd afronden van de verschillende programma’s in het TEN-T?
De eindverantwoordelijkheid voor de realisatie van een project blijft bij de daarvoor verantwoordelijke lidst(a)at(en), de EU heeft een coördinerende functie.
Bent u van plan om uw Franse collega op dit besluit aan te spreken? Zo nee, waarom niet?
Met Frankrijk zijn regelmatig goede contacten op ambtelijk niveau over de aanleg van infrastructuur, waaronder het Seine-Nord project. Nederland heeft zijn positie over Seine-Nord regelmatig aan Frankrijk kenbaar gemaakt: aanleg van het kanaal is voor Nederland van belang, en de Nederlandse binnenvaart zal hier naar verwachting ruim gebruik van maken. Nederland steunt de subsidieaanvraag van Frankrijk, maar de aanleg blijft verder een Franse aangelegenheid.
Een politie-inval naar aanleiding van een WhatsApp-bericht |
|
Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Privacy in 2013: Politie aan de deur na WhatsApp-bericht»?1
Ja.
Klopt het dat de politie een inval heeft gedaan naar aanleiding van een verkeerd geïnterpreteerd bericht op WhatsApp? Zo ja, wat is uw beoordeling hiervan?
Nee. In een persbericht heeft de politie toegelicht dat betrokkene is aangesproken naar aanleiding van een tip dat hij mogelijk iets van plan zou zijn met een bom.2
Is het gebruikelijk dat berichten op WhatsApp afgetapt en gemonitord worden? Gebeurt dit incidenteel of structureel?
WhatsApp is een communicatievorm via internet. Sinds een aantal jaren is het mogelijk om een internettap in te zetten als opsporingsmiddel in een strafzaak. Via een internettap kan onder andere het dataverkeer via een mobiele telefoon worden opgenomen, zodat zicht kan worden verkregen op alle datacommunicatie van een verdachte. De totaalcijfers maak ik jaarlijks aan uw Kamer bekend. Per brief van 17 juli 20133 bent u hierover voor het laatst geïnformeerd.
Wordt er toestemming gevraagd voordat berichten op WhatsApp afgetapt worden? Zo ja, wie heeft beslissingsbevoegdheid om toestemming te geven?
De wettelijke grondslag voor het opnemen van communicatie en het vorderen van gegevens is gelegen in de artikelen 126m en 126n van het Wetboek van Strafvordering. Het opnemen van communicatie gebeurt uitsluitend op bevel van de officier van justitie met een voorafgaande machtiging van de rechter-commissaris. Deze bevoegdheid kan worden uitgeoefend in geval van een verdenking van een ernstig misdrijf en nadat deze inzet is getoetst aan de eisen van subsidiariteit en proportionaliteit.
Op basis van welke criteria wordt besloten of WhatsApp-berichten worden afgetapt?
Zie antwoord vraag 4.
Wordt er achteraf verantwoording afgelegd over het aftappen van WhatsApp-berichten? Zo ja, in welke vorm en aan wie?
Van de toepassing van bijzondere opsporingsbevoegdheden wordt door de opsporingsambtenaar een proces-verbaal opgemaakt dat deel uitmaakt van het procesdossier dat aan alle procespartijen toekomt. Verder geldt de notificatieplicht uit artikel 126bb van het Wetboek van Strafvordering.
De Facebook-actie “Banken weigeren betalingsverkeer te beveiligen” |
|
Eddy van Hijum (CDA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van de Facebook-actie «Banken weigeren betalingsverkeer te beveiligen»?1
Ja.
Weet u hoe vaak burgers onbedoeld geld overmaken naar een foutief banknummer?
Exacte cijfers over het aantal keer dat burgers onbedoeld geld overmaken naar een foutief rekeningnummer zijn mij niet bekend. Volgens de banken is het aantal problemen ten gevolge van verkeerd opgegeven rekeningnummers op jaarbasis beperkt. De Nederlandse 9-cijferige bankrekeningnummers bevatten namelijk een controlegetal. De kans dat per ongeluk overgeboekt wordt naar een verkeerd nummer is daarom niet groot. Omwisseling van twee cijfers of het vervangen van een cijfer door een ander cijfer leidt in veel gevallen tot een incorrect rekeningnummer. Uitzondering hierop vormen de rekeningnummers van de voormalige Postbank. De korte rekeningnummers van de voormalige Postbank bevatten geen controlegetal. Bij overboekingen naar deze nummers vond daarom wel naam-nummercontrole plaats. Dit vervalt met overgang naar de IBAN, omdat, zoals hierna in het antwoord op vraag 3 wordt toegelicht, in de IBAN nummers ook een controlegetal is opgenomen.
Vindt u de suggestie om nummer- en naamcontrole door de bank te laten plaatsvinden waardevol om het elektronisch betalingsverkeer beter te beveiligen?
Banken en betaalinstellingen zijn verplicht om een integere en beheerste bedrijfsvoering te voeren. Op welke wijze zij dit exact inrichten binnen de kaders van de regelgeving, is in eerste instantie aan die banken en betaalinstellingen zelf.
Van de banken heb ik begrepen dat invoering van een naam- en nummercontrole een forse investering zou vergen en uitvoeringsvragen met zich brengt. Daarbij zou het onder meer gaan om technische aspecten en de bescherming van de privacy van de rekeninghouders. Ik kan mij daarom voorstellen dat banken in hun overweging om al dan niet een naam- en nummercontrole in te voeren, meenemen dat Nederland per 1 februari 2014 migreert naar een Single Euro Payments Area (SEPA). Binnen SEPA wordt IBAN de standaard. Een Nederlandse IBAN (International Bank Account Number) is het huidige rekeningnummer, voorafgegaan door de landcode NL, de (verkorte) naam van bank en een controlegetal. Het controlegetal in een IBAN is bedoeld om te voorkomen dat door type- of schrijffouten geld wordt overgemaakt naar een verkeerd rekeningnummer. Door een zogenaamde modulo 97-proef controle kan, door middel van een rekensom, de foutieve invoer van rekeningnummers worden voorkomen.2
Bent u bereid om er bij de banken op aan te dringen dat zij consumenten meer bescherming bieden tegen fouten maken bij het elektronisch betalingsverkeer, opdat dergelijke incidenten zoals genoemd in de Facebook-actie minder vaak kunnen voorkomen?
Ik verwacht van banken dat foutieve opdrachten in goed onderling overleg tussen de klant en zijn bank worden opgelost. In de incidentele gevallen dat de klant en de bank er niet uitkomen kunnen klachten worden voorgelegd aan KiFiD.
Een rapport over overheidsinkomsten en -uitgaven betreffende gemotoriseerd wegverkeer |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brandbrief van 8 oktober van de ANWB, RAI en andere, waarin wordt gerefereerd aan een rapport van Ecorys over overheidsinkomsten en -uitgaven betreffende gemotoriseerd wegverkeer?1
Ja.
Bent u bekend met het rapport «Handboek externe infrastructuurkosten verkeer», en klopt het dat u dit in uw bezit heeft? Zo ja, kunt u dit met spoed, en in ieder geval vóór de plenaire behandeling van de begroting van uw ministerie, naar de Kamer zenden? Zo nee, waarom niet?
Voorzien is dat het «Handboek externe en infrastructuurkosten verkeer» het eerste kwartaal van 2014 wordt afgerond en dan ook aan de Kamer zal worden gezonden.
Deelt u de mening dat de conclusie die de ANWB en andere trekken (dat de inkomsten hoger zijn dan de uitgaven) niet strookt met de conclusies uit het rapport? Klopt het dat de inkomsten juist kleiner zijn dan de uitgaven, inclusief de maatschappelijke kosten?
Neen: ik kan op de inhoud van een nog af te ronden rapport niet vooruit lopen.
Deelt u de mening dat het sowieso een vreemd uitgangspunt is dat belastinginkomsten van weggebruikers ook ten goede moeten komen aan de weggebruikers? Zo nee, waarom niet?
De begrotingsregels kennen een scheiding tussen inkomsten en uitgaven. Hieruit volgt dat er geen directe koppeling is tussen belastinginkomsten en uitgaven.
Het ongekende geweld tegen christenen in Egypte, zoals gedocumenteerd door Amnesty International |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU), Michiel Servaes (PvdA), Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het recente gedetailleerde rapport van Amnesty International, waarin wordt beschreven hoe Koptische christenen op zeer grote schaal het doelwit zijn van aanhangers van de afgezette president Morsi? Hoe beoordeelt u dit rapport?1
De bevindingen in het rapport zijn zorgwekkend en sluiten aan bij de berichten die sindsdien over het gebruikte geweld zijn verschenen. Een van de aanbevelingen die in het rapport worden gedaan betreft de noodzaak van een volledig, onafhankelijk en onpartijdig onderzoek naar het sektarisch geweld dat heeft plaatsgehad sinds 3 juli jl. Het kabinet bepleit de noodzaak van een dergelijk onpartijdig onderzoek bij de Egyptische autoriteiten, zowel bilateraal als in EU- en in VN-verband.
Welke trends en achtergronden zijn momenteel zichtbaar in Egypte als het gaat om sektarisch geweld jegens christenen en andere religieuze minderheden?
Waar Egypte in de afgelopen jaren spanning heeft gekend tussen moslims en christenen is deze spanning sinds de machtswisseling in juli jl. toegenomen. Het sektarisch geweld is deels politiek en deels religieus gedreven, maar komt ook voort uit frustratie over armoede, werkloosheid en gebrek aan onderwijs. Niet alleen christenen zijn het slachtoffer van sektarisch geweld, ook andere religieuze minderheden waaronder shi’iieten zijn slachtoffer daarvan.
De Nederlandse ambassadeur in Egypte heeft onlangs een bezoek gebracht aan het gouverneraat Minya, waar sektarische spanningen en geweld vooral in de periode na 14 augustus jl. tot uitbarsting zijn gekomen. Hij sprak met lokale autoriteiten en geestelijk leiders, onder wie de provinciale gouverneur en vertegenwoordigers van zowel christenen als moslims. Lokale autoriteiten en geestelijk leiders verklaarden dat er in de betreffende periode, juist omdat de politie zelf ook slachtoffer was van geweld, er onvoldoende capaciteit was om bescherming te bieden aan de kerken die doelwit werden van aanvallen. Overigens verklaarden christelijke leiders zich tevreden over de bijstand die sindsdien van de autoriteiten werd verkregen en de samenwerking met gematigde moslims. Verder heeft de koptische paus Tawadros onlangs tegenover EU Hoge Vertegenwoordiger Ashton zijn steun voor de huidige interim-regering onderstreept.
Kunt u cijfers verstrekken omtrent het aantal christenen dat in de afgelopen periode getroffen is door het geweld en het aantal kerken dat vernield is?
Er is op dit moment geen eenduidige informatie beschikbaar over het aantal slachtoffers en over het aantal kerken dat is vernield in de afgelopen periode.
Wat is uw indruk van de inspanningen die de Egyptische autoriteiten plegen om deze gewelddadigheden in te dammen? Geven zij hieraan in uw ogen voldoende prioriteit? Welke beweging is hier zichtbaar?
De interim-regering heeft haar intenties om de koptische minderheid te beschermen duidelijk uitgesproken, maar is nog niet in staat gebleken noodzakelijke politiële en justitiële verbeteringen door te voeren.
De Egyptische veiligheidssector voorkomt het geweld tegen christenen nog niet op voldoende en effectieve wijze. Legereenheden zijn niet altijd in de buurt en lokale overheden handelen soms weinig doortastend ten behoeve van de bescherming van de koptische gemeenschap.
Welke contacten hebben u en de EU momenteel met de Egyptische autoriteiten om dit geweld in te perken en om dit hoge prioriteit te geven? Wat zijn hiervan de resultaten?
Het kabinet heeft herhaaldelijk tegenover de Egyptische autoriteiten zijn zorgen geuit over de geweldsescalaties die zich op 14 augustus en daarna hebben voorgedaan. Het kabinet dringt aan op onafhankelijk onderzoek en vervolging van de daders. Daarbij is nog onvoldoende resultaat bereikt door de Egyptische autoriteiten.
EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft het geweld, en de aanvallen op kerken in het bijzonder, veroordeeld in meerdere verklaringen en tijdens haar bezoek aan Cairo op 2-3 oktober gepleit voor onafhankelijk onderzoek. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 21 augustus jl. is ook de situatie van de kopten aan de orde gekomen en zijn de zorgen van de EU neergelegd in Raadsconclusies.
Op welke wijze kan de internationale gemeenschap de Egyptische autoriteiten concreet ondersteunen bij het ontwikkelen van een strategie om nieuw geweld jegens christenen en andere minderheden te voorkomen? Bent u bereid om hierbij het initiatief te nemen?
Nederland heeft in EU-verband herhaaldelijk initiatief genomen om sektarisch geweld in Egypte aan te kaarten. In de ogen van het Nederlandse kabinet zou de internationale gemeenschap Egypte niet alleen op dit thema moeten aanspreken, maar ook concrete steun moeten aanbieden ten aanzien van sectoren als handhaving, opsporing en onderzoek. Nederland ontplooit reeds kleinschalige initiatieven op dit punt, bijvoorbeeld door Egyptische rechters te trainen en contacten tussen imams en priesters te organiseren die een matigend effect beogen.
De aanpak van horizontale fraude en het collectief verhalen van schade |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de opmerking van voormalig fraudeofficier Fred Speijers dat slachtoffers van fraude er niet op moeten rekenen dat politie en justitie iets voor hen doen, en dat bedrijven die het slachtoffer van fraude zijn hun krachten moeten bundelen en als collectief achter het geld aan moeten gaan?1
Het is niet zo dat de overheid niets doet voor slachtoffers van zogenaamde horizontale fraude. Zij kunnen op diverse manieren hulp krijgen. Zo begeleidt de Fraudehelpdesk slachtoffers, verwijst hen door naar de juiste instanties en geeft voorlichting over allerlei vormen van fraude en oplichting teneinde burgers en ondernemers weerbaarder te maken en te voorkomen dat er (meer) slachtoffers ontstaan.
Verder is bij de aanpak van horizontale fraude een belangrijk onderdeel van een strafzaak het terughalen of afpakken van het voordeel van een verdachte. Het afgepakte voordeel strekt in de eerste plaats ter compensatie van slachtoffers. Om dit beleid te versterken wordt het met ingang van 1 januari 2014 mogelijk conservatoir beslag te leggen ten behoeve van compensatie van de schade van slachtoffers.
Daarnaast kunnen slachtoffers als benadeelde partij ook voegen in een strafzaak. Ook de voorschotregeling voor slachtoffers, als onderdeel van de wet Versterking Positie Slachtoffers, zal per 16 augustus 2016 worden uitgebreid naar alle misdrijven. Dit betekent dat vanaf dan de voorschotregeling geldt voor alle opgelegde schadevergoedingsmaatregelen, waarbij voor de niet-geweld en zedendelicten een plafond geldt van max. € 5.000,–.
Tot slot schept de overheid kaders om het voor slachtoffers makkelijker te maken om zich tot de civiele rechter te wenden. Voor wat betreft collectieve procedures verwijs ik naar mijn antwoord op vraag 4.
Hoe ziet u de rol van politie en justitie als het gaat om horizontale fraude, fraude gericht tegen burgers en bedrijven? Is het waar dat politie en justitie meer aandacht hebben voor verticale fraude, waarbij de overheid benadeeld wordt, zoals bij sociale zekerheidsfraude?2
Er is geen sprake van dat de ene vorm van fraude meer prioriteit heeft dan de andere. Beide vormen van fraude tasten belangrijke pijlers van onze samenleving aan, zoals een betaalbaar zorgstelsel of een gezond ondernemingsklimaat. Iedereen heeft daar last van. Een groot aantal maatregelen dat het kabinet neemt, richt zich dan ook op zowel fraude met publieke middelen als fraude tegen burgers en bedrijven. Een integrale aanpak van fraude richt zich immers voor een belangrijk deel op het wegnemen van het instrumentarium van fraudeurs en het weren van beroepsfraudeurs. Deze categorie criminelen maakt geen onderscheid tussen publieke of private gelden. In december van dit jaar ontvangt uw Kamer een brief over de Rijksbrede aanpak van fraude.
Op grond waarvan worden deze prioriteiten bepaald? Wat vindt u er van dat het gevolg van de (op zichzelf terechte) aandacht voor verticale fraude is dat bedrijven en burgers die het slachtoffer worden van fraude in de kou staan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de mogelijkheden een collectief te vormen in een civiele procedure teneinde schade te verhalen moeten worden verruimd? Zo niet, waarom niet?
Op basis van artikel 3:305a van het Burgerlijk Wetboek is het reeds mogelijk om als stichting of vereniging ten behoeve van een groep personen met gelijksoortige belangen een verklaring voor recht te vorderen of te vorderen dat het vermeend teveel betaalde als onverschuldigd aan deze groep wordt terugbetaald (HR 2 september 1994, NJ 1995, 369). Dit artikel biedt op dit moment echter nog geen mogelijkheid om door middel van een collectieve actie schadevergoeding in geld te vorderen. Ter uitvoering van de motie Dijksma3 wordt gewerkt aan een wetsvoorstel om art. 3:305a BW aldus te wijzigen dat het eveneens mogelijk wordt om door middel van een collectieve actie schadevergoeding in geld te vorderen.
Wat vindt u van het idee dat de overheid de juridische kosten voor zou kunnen financieren, omdat het mede in het belang van de overheid is dat fraudeurs worden aangesproken, zo mogelijk via civiele en strafrechtelijke procedures?
Het idee dat de overheid onder bepaalde voorwaarden benadeelde slachtoffers faciliteert in de mogelijkheden om fraudeurs aansprakelijk te stellen vind ik sympathiek en is daarom ook al onderdeel van mijn beleid. Ik verwijs in dit verband naar mijn antwoord op vraag 1.
Ik noem als ander voorbeeld de garantstellingsregeling curatoren. Met deze regeling worden curatoren gestimuleerd om na een faillissement van een rechtspersoon nader onderzoek te doen naar onbehoorlijk bestuur en fraude aan te pakken, zodat geld wordt teruggehaald bij de malafide bestuurder / fraudeur met een aansprakelijkheidsprocedure. Dit geld komt weer terug in de boedel. Dit is in het belang van de benadeelde schuldeisers. Om de aanpak van fraude en de ondersteuning van benadeelde slachtoffers van overheidswege te verbeteren houd ik voortdurend de vinger aan de pols door de werking van dit soort maatregelen te evalueren en zo nodig te verbeteren. Zo heb ik recentelijk de garantstellingsregeling curatoren verruimd. Het faciliteren hoeft overigens niet alleen te bestaan uit financiële bijdragen vanuit de overheid, maar kan bijvoorbeeld ook bestaan uit het verruimen van de kaders om informatie te verstrekken aan slachtoffers of verzekeraars ten behoeve van civiele acties. Het met dit doel uitbreiden van de Wet op de rechtsbijstand (Wrb) wijs ik echter af. De Wrb is een uitgebalanceerde voorziening ten behoeve van de toegang tot het recht van minder draagkrachtigen. Naar zijn aard leent de Wrb zich niet voor specifieke doelgroepen of voorfinanciering van juridische kosten.
Nationale koppen ten aanzien van Europese regelgeving op het gebied van landbouw, natuur en visserij |
|
Bart de Liefde (VVD), Helma Lodders (VVD), André Bosman (VVD), Rudmer Heerema (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Herinnert u zich nog uw toezegging tijdens de behandeling van de begroting Economische Zaken, onderdeel Landbouw en Natuur voor het jaar 2013 om voor het zomerreces 2013 een overzicht te sturen van Europese wet- en regelgeving die strenger is geïnterpreteerd door de Nederlandse overheid voor landbouwers, tuinders en vissers? Zo ja, kunt u toelichten waarom het niet gelukt is dit overzicht voor het zomerreces naar de Kamer te sturen?
Over de toezegging heb ik uw Kamer per brief geïnformeerd op 26 juni 2013. (Kamerstukken II 2012–2013, 21 501-32, nr. 722). Daarbij heb ik verwezen naar het brede onderzoek naar de nationale implementatie van Europese regelgeving naar aanleiding van de motie Van der Burg (Kamerstukken II, 2007/08, 29 515, nr. 2013), dat de minister van Economische Zaken na de zomer naar uw Kamer zou sturen. Uw Kamer heeft dit onderzoek ontvangen op 12 september 2013 (Kamerstukken II 2012/2013, 29 362, nr. 224, bijlage 249702).
Herinnert u zich nog uw toezegging in het schriftelijk overleg inzake de Landbouw- en Visserijraad, vastgesteld op 15 juli 2013, om voor de begrotingsbehandeling een overzicht naar de Kamer te sturen van alle Europese richtlijnen op het gebied van landbouw, natuur en visserij en de Nederlandse implementatie daarvan, specifiek de «nationale koppen» ten aanzien van deze Europese regels? Zo ja, kunt u bevestigen of het lukt om dit overzicht ruim op tijd voor de begrotingsbehandeling Economische Zaken, onderdeel Landbouw en Natuur voor het jaar 2014 naar de Kamer te sturen?
In de bijlage1 bij deze brief is per beleidsterrein of wetgevingscomplex beschreven wat het Europeesrechtelijke en nationaal wettelijke kader is en van welke nationale koppen hierbij op hoofdlijnen sprake is. Als nationale koppen zijn beschouwd die regels die zijn gesteld op onderwerpen die in EU-regelgeving zijn vervat en die stringenter zijn dan de betreffende EU-regelgeving. Geïnventariseerd is vigerende regelgeving. Nieuwe of in voorbereiding zijnde maatregelen zijn niet betrokken in deze inventarisatie. Het algemene uitgangspunt bij de nationale uitvoering en implementatie van Europese regels blijft dat deze lastenluw, dat wil zeggen met zo min mogelijk lasten voor het bedrijfsleven, geschiedt, tenzij er zwaarwegende redenen zijn hiervan af te wijken.
Kunt u in het overzicht ingaan op de gevolgen van «nationale koppen» ten aanzien van Europese regels op het gebied van dierenwelzijn, diergezondheid, plantgezondheid, gewasbeschermingsmiddelen, natuur, milieu, implementatie van het Gemeenschappelijk Landbouwbeleid en Gemeenschappelijk Visserijbeleid et cetera voor de administratieve lasten en nalevingskosten voor overheden, bedrijfsleven en burgers, en kunt in het overzicht ook aangeven wat de gevolgen van de «nationale koppen» zijn voor de economische ontwikkeling van bedrijven? Zo nee, waarom niet?
Regeldruk effecten worden bij het in kaart brengen uitgesplitst naar eenmalige dan wel structurele administratieve lasten en eenmalige dan wel structurele nalevingskosten. Daarnaast wordt per regeling aangegeven of de regeldruk effecten hun oorsprong hebben in internationale verplichtingen, of het gaat om de nationale implementatie van internationale verplichtingen, of dat het wetgeving betreft van nationale oorsprong. Sinds dit kabinet wordt tevens aangegeven of voor de minst belastende instrumentalisering van beleid is gekozen. Onder dit reeds brede palet van categorieën is niet voorzien in een nog fijnmazigere uitsplitsing, naar het bedrag dat binnen de categorieën aan te merken is als regeldruk ten gevolge van een nationale kop.
Ten algemene geldt dat de economische ontwikkeling gebaat is bij het verminderen regeldruk, dus ook bij het daar waar mogelijk schrappen van nationale koppen. Minder regeldruk leidt in beginsel immers tot een potentieel lagere kostprijs en een versnelling van (vergunning)procedures, waardoor economische capaciteiten beter kunnen worden benut.
Kunt u voorafgaand aan de begrotingsbehandeling Economische Zaken, onderdeel Landbouw en Natuur voor het jaar 2014 ook een overzicht sturen van alle regels die zijn verminderd, vereenvoudigd of geschrapt voor de landbouwers, tuinders en vissers in het kader van de afspraken uit het regeerakkoord om per 2017 een structurele verlaging van de regeldruk te hebben van 2,5 miljard euro en de minder meetbare, maar zeer merkbare regeldruk te verminderen in tenminste vijftien regeldichte sectoren, zoals agri & food? Zo nee, waarom niet?
Over de voortgang ten aanzien van de ambitie om de regeldruk per 2017 met 2,5 miljard euro te verminderen wordt uw Kamer twee maal per jaar geïnformeerd. Zoals gesteld in de Kamerbrief «Verzamelbrief regeldruk» van de minister van Economische Zaken (Kamerstuk 29 362 nr. 224, d.d. 12 september 2013), is gestart met een maatwerkaanpak regeldruk op enkele regeldichte domeinen, waaronder het agro & food domein. Over de maatwerkaanpak in het agro & food domein is in consulterende zin reeds gesproken met een aantal sectororganisaties. De verwachting is dat vóór het eind van dit jaar de uitvraag bij de sectororganisaties zal starten, waarna deze organisaties de mogelijkheid krijgen om knelpunten en mogelijke oplossingsrichtingen bij hun respectievelijke achterbannen te inventariseren. Deze zullen gezamenlijk met het bedrijfsleven worden geanalyseerd. Daarna zal uw Kamer hierover worden gerapporteerd.
Hieronder is aangegeven op welke wijze de regeldruk voor bedrijven op het gebied van landbouw, natuur en visserij zich naar huidige inzichten zal ontwikkelen. Het is een overzicht waarin zowel toenames als afnames van regeldruk zijn opgenomen. Geregistreerd zijn maatregelen met een regeldruk effect groter dan 100.000 euro. Het weergegeven regeldrukeffect is de som van structurele administratieve lasten en structurele nalevingskosten. Tegenover de toename van de regeldruk in 2014 staat dat sinds de start van dit kabinet tot eind 2013 een reductie zal worden behaald van 5,0 miljoen euro2.
De uitkomst van de discussie met uw Kamer over het mogelijk afschaffen van het dierrechtenstelsel in 2015 bepaalt of hiermee al dan niet een lastendrukvermindering kan worden gerealiseerd.
1
Meststelsel (stelsel van verantwoorde mestafzet)
1,0
2
PAS (Programmatische Aanpak Stikstof)
-1,7
3
Wetsvoorstel natuurbescherming
-0,5
4
Afschaffen bedrijfsregister agrarische bedrijven
-5,2
5
Vleesketen
-2,0
6
I&R paard
4,0
7
Besluit gezelschapsdieren (regels voor houden van dieren)
2,0
8
Diergeneesmiddelen (reglementering toediening door houders)
9,9
9
SGGV-casus Gewasbescherming
-2,6
10
Ontmantelen pbo’s
p.m.
Deelt u de opvatting dat met de toenemende regeldruk voor landbouwers, tuinbouwers en vissers het steeds moeilijker wordt om te ondernemen en hun koppositie als tweede voedselexporteur in de wereld vast te houden en dat hierdoor de goede naam van de Nederlandse land- en tuinbouw en visserijsector in het gedrang komt? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 101 in de »Antwoorden schriftelijke vragen begroting Economische Zaken 2013, Deel Landbouw en Natuur»(Kamerstukken II 2012/13, 33 750-XIII, nr. 9), waarin wordt aangegeven dat een van de speerpunten van het kabinet is het inzetten op een ondernemend Nederland, met een sterke internationale concurrentiepositie en een excellent ondernemersklimaat. Ondernemers moeten de ruimte krijgen om te ondernemen, te groeien en te vernieuwen, zowel om de huidige crisis het hoofd te bieden als om voorbereid te zijn op de economische ontwikkelingen van de toekomst. Een van de instrumenten hiervoor is het aanpakken van de door ondernemers ervaren regeldruk, zoals ik dit via de maatwerkaanpak wil vormgeven. Tegelijkertijd moet niet uit het oog worden verloren dat voor de degelijke exportpositie van Nederland regelgeving nuttig en noodzakelijk is.
Deelt u de opvatting dat de toenemende regeldruk voor de land- en tuinbouw en visserij ook deels wordt veroorzaakt doordat enkele organisaties, zoals Wakker Dier, een negatief en ongecontroleerd beeld neerzetten van de sectoren? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 101 in de »Antwoorden schriftelijke vragen begroting Economische Zaken 2013, Deel Landbouw en Natuur» (Kamerstukken II 2012/13, 33 750-XIII, nr. 9). Daarnaast wil ik opmerken dat nieuwe wet- en regelgeving tot stand komt volgens de daarvoor geldende regels en procedures. Een onderdeel van deze regels en procedures is de behandeling van nieuwe wet- en regelgeving in uw Kamer, waarbij de effecten op regeldruk kunnen worden betrokken bij het debat.
Het bericht dat een medische test homo’s moet ‘detecteren’ en uit Golfstaten weren |
|
Hanke Bruins Slot (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat een medische test homo’s moet «detecteren» en uit Golfstaten zoals Koeweit moet weren?1
Ja.
Vindt u ook dat de ontwikkeling en toepassing van zo’n medische test met een dergelijk doel onwenselijk is?
Ja.
Ziet u mogelijkheden om over deze onwenselijke ontwikkeling opheldering bij betrokken landen te vragen, zo nodig in Europees verband?
Volgens informatie van het Koeweitse ministerie van Buitenlandse Zaken betreft het een voorstel dat Koeweit zou overwegen te doen aan de leden van de Gulf Cooperation Council (GCC) om gezamenlijk de mogelijkheden te onderzoeken om personen die in aanmerking willen komen voor een (werk)visum of verblijfsvergunning een geslachtstest te laten ondergaan als onderdeel van de vereiste medische testen. Het ministerie van Buitenlandse Zaken volgt de situatie op de voet, staat in contact met EU-partners en zal indien het opportuun mocht zijn gepaste actie ondernemen gezamenlijk met internationale partners.
Zie ook de antwoorden op de Kamervragen van het lid Ten Broeke en de leden Voortman en Van Ojik met respectievelijk referentienummer 2013Z19340 en 2013Z19664.
Wat betekent dit voor de Fédération Internationale de Football Association (FIFA), die voor 2022 het WK voetbal aan één van de Golfstaten heeft toegewezen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u ook van mening dat de FIFA ervoor moet zorgen dat er geen discriminerende belemmeringen zijn om bij het WK in 2022 aanwezig te kunnen zijn?
Zie antwoord vraag 3.
De Buitenring Parkstad in Limburg |
|
Eric Smaling |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de Argos-uitzending op Radio 1 van 5 oktober jl., gewijd aan het thema «Een halve weg in Limburg» en een eerdere tv-uitzending over de Buitenring Parkstad in De Slag om Nederland van 16 april 2012?
Ja.
Betreft de «binnenkort te verwachten wetgeving» waarop de bestuursrechter preludeert, die eerst nog door twee Kamers moet worden goedgekeurd, de Programmatische Aanpak Stikstof? Zo ja, deelt u de mening dat daarmee het doorkruisen van twee Natura-2000 gebieden kan worden omzeild, waarna er alsnog harder dan 80 km per uur kan worden gereden? Zo nee, welke wetgeving betreft het dan wel?
De uitspraak over «binnenkort te verwachten wetgeving» is mij niet bekend. Indien gedoeld wordt op wetgeving over de wijziging van de Natuurbeschermingswet in relatie tot de Programmatische Aanpak Stikstof (PAS) kan ik bevestigen dat Staatssecretaris Dijksma onlangs een voorstel voor wijziging van de Natuurbeschermingswet aan de Tweede Kamer heeft gezonden.
De Buitenring Parkstad Limburg is een provinciaal project. Gedeputeerde Staten van Limburg zijn het bevoegde gezag voor de vergunningverlening. Zij zijn derhalve verantwoordelijk voor de wijze waarop met wetgeving wordt omgegaan. Ook het bepalen van de toegestane maximumsnelheid is een bevoegdheid van de provincie. Het past mij derhalve niet hierover uitspraken te doen.
Hoe duidt u de in het programma geuite meningen van twee hoogleraren, gespecialiseerd in het uit de hand lopen van de kosten bij grote infrastructurele projecten, die nut en noodzaak van de Buitenring Parkstad sterk in twijfel trokken en redeneerden dat er naar rentabiliteit was toegerekend, onder andere door uit te gaan van baten van een nog te bouwen pretpark oostelijk van Brunssum?
Het project Buitenring Parkstad Limburg is een provinciaal project. Het is dus niet aan mij, maar aan de provincie Limburg om een oordeel te geven over meningen betreffende dit project.
Bent u nog in een positie om via een aanwijzing een stokje te steken voor de uitvoering van het provinciale inpassingsplan, aangezien het Rijk de aansluiting van de Buitenring Parkstad op de A76 bij Nuth bekostigt en het hele project Buitenring Parkstad onder de Crisis- en herstelwet valt?
De (gedeeltelijke) bekostiging door het Rijk van de aansluiting van de Buitenring Parkstad op de A76 is vastgelegd in een convenant. Het Rijk draagt bij om een verkeersveilige en adequate aansluiting te krijgen van de Parkring op de A76. Hierbij worden de bestaande toe- en afritten bij Nuth en Schinnen opgeheven waardoor een verkeersveiligere situatie op de A76 ontstaat.
Indien nationale belangen dat met het oog op een goede ruimtelijke ordening noodzakelijk maken, heb ik wettelijk de bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing. Ik zie geen reden om deze bevoegdheid voor de Buitenring Parkstad toe te passen. Dat een project is opgenomen in Bijlage II van de Crisis- en herstelwet, is niet relevant voor deze afweging.
Bent u bereid u te beraden op de situatie die ontstaan is na de merkwaardige uitspraak van de bestuursrechter en met betrokkenen in de regio te praten? Bent u tevens bereid naar aanleiding daarvan alsnog de provincie een aanwijzing te geven om tot heroverweging over te gaan?
Zoals hiervoor aangegeven is de Buitenring Parkstad een provinciaal project. Het is dus een autonome provinciale bevoegdheid om te bepalen hoe om te gaan met de ontstane situatie.
Bent u van mening dat er voldoende aandacht is geschonken aan alternatieven voor de Buitenring Parkstad, zoals het oplossen van bestaande knelpunten in de Parkstad-gemeenten?
Het betreft hier een provinciaal project. Het is niet aan mij, maar aan de provincie Limburg om een inhoudelijk oordeel te hebben over het project Buitenring Parkstad.
Wat vindt u van het feit dat de kosten zijn opgelopen van 200 mln. euro naar rond de 500 mln. euro? Vormt dat een basis om in te grijpen?
Zie het antwoord op vraag 6.
Ligt het, gezien het feit dat het een krimpregio betreft, dat er vergrijzing optreedt en dat de regio verder door relatieve armoede en slechte kwaliteit van huizen en opleidingsniveaus wordt geteisterd, niet meer in de rede deze 500 mln. euro aan onderwijs en sloop, gerichte nieuwbouw en isolatie van oude mijnwerkerswoningen te steken en het vizier te richten op aansluiting bij Chemelot campus, bij het medische cluster Maastricht en bij onderwijs en onderzoek in Aken en omgeving?
Zie het antwoord op vraag 6.
Bent u bereid juist op dit cruciale dossier zichtbaarheid en betrokkenheid van het Rijk maximaal in te zetten, omdat in de regio Zuid-Limburg Den Haag regelmatig «ver weg» voelt?
Mijn betrokkenheid is bij alle regio’s gelijk, ongeacht de afstand tot Den Haag. Voor alle regio’s geldt, dat ik mij onthoud van oordelen over zaken die de autonome bevoegdheid van de regionale bestuurders aangaat.
De gevolgen van de Splitsingswet (Wet Onafhankelijk Netbeheer) |
|
Paulus Jansen |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Splitsing van de energiesector: een verdeeld of onverdeeld succes?1 Onderschrijft u de analyse en conclusies? Zo nee, waarom niet? Bent u in het laatste geval bereid om per omgaande een onafhankelijke evaluatie van de effecten van de Splitsingswet te laten uitvoeren?
Ik heb kennisgenomen van het rapport van PricewaterhouseCoopers over splitsing in de energiesector. Ingevolge de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag van 22 juni 2010 zijn op dit moment belangrijke delen van de Wet onafhankelijk netbeheer (hierna: Won) onverbindend. De effecten van de Won kunnen dientengevolge niet beoordeeld worden. De Staat is tegen de uitspraak van het Gerechtshof Den Haag in cassatie gegaan bij de Hoge Raad. Deze rechtszaak loopt op dit moment nog. Op 22 oktober 2013 heeft het Europese Hof van Justitie op verzoek van de Hoge Raad prejudiciële vragen beantwoord over de Won. Het is nu aan de Hoge Raad om tot een definitief oordeel te komen. Ik acht het niet zorgvuldig om op dit moment verdere uitspraken te doen over de Won.
Waarom zou Nederland de verplichte afsplitsing van de netwerken van 100% publieke geïntegreerde energiebedrijven moeten doorzetten, nu blijkt dat de beoogde maatschappelijke voordelen uitblijven, er tegelijkertijd sprake is van negatieve effecten voor de twee resterende geïntegreerde bedrijven en Nederland – tegen de verwachting in 2006 – het enige Europese land is dat de splitsing van het eigendom van netbeheerders en productie- en leveringsbedrijven (PLB) wettelijk voorschrijft?
Zie antwoord vraag 1.
Is er door de Autoriteit Consument en Markt (en zijn voorgangers), sinds het van kracht worden van de Splitsingswet, op enig moment geconstateerd dat de netbeheerders die onderdeel zijn van Eneco en Delta middelen van hun netbeheerder hebben weggesluisd naar het PLB en/of misbruik gemaakt hebben van hun monopolie door het zusterbedrijf/PLB voor te trekken boven andere PLB's?
Het groepsverbod, als onderdeel van de Won, is momenteel niet van kracht. De Autoriteit Consument en Markt (hierna: ACM) beschikt niet over aanwijzingen of klachten dat de nu wel geldende kaders, zoals het Besluit financieel beheer netbeheerder en de Mededingingswet, zijn geschonden. Daarom is tot op heden geen onderzoek verricht naar bevoordeling van de productie- en leveringsbedrijven van Eneco en Delta door hun respectievelijke netbeheerders Stedin en Delta Netwerkbedrijf (hierna: DNWB). Daarbij teken ik aan dat, zoals ook in de parlementaire behandeling van de Won meermaals is aangegeven, in een geïntegreerde situatie concurrentieverstorende activiteiten zeer moeilijk zijn te achterhalen en een omvangrijke toezichtinspanning vereisen.
Hoe hebben de investeringen van enerzijds Enexis en Alliander, en anderzijds Eneco/Stedin en Delta, zich sinds 2006 ontwikkeld? Worden de netwerken van Eneco/Stedin en Delta «uitgewoond» in vergelijking met die van hun collega's Enexis en Alliander?
Enexis en Alliander zijn sinds medio 2009 zelfstandige netwerkbedrijven. Het netwerkbedrijf Stedin maakt deel uit van het Eneco-concern en Delta Netwerkbedrijf van multi-utility bedrijf Delta. De ACM ziet toe op voldoende investeringen in en kwaliteit van de netwerken. Het beeld van de ACM, gebaseerd op de productiviteitsdata waarin de gerealiseerde investeringen zijn opgenomen, is dat de investeringsniveaus van de netbeheerders Enexis, Alliander, Stedin en DNWB zich tot op heden verhoudingsgewijs in gelijke mate hebben ontwikkeld. De ACM heeft op dit moment geen aanleiding te veronderstellen dat de hoogte van de investeringen bij Stedin en DNWB een negatieve invloed heeft op de kwaliteit van de door hun beheerde energienetwerken. Uit de bij ACM beschikbare gegevens die gebruikt worden voor publicatie van factsheets over de kwaliteit van de netwerken, volgt geen afwijkend beeld van Stedin en DNWB ten opzichte van het landelijk gemiddelde. ACM tekent hierbij wel aan dat het uitblijven van investeringen in en onderhoud van netten niet altijd op korte termijn meetbare effecten heeft. Het effect van eventuele achterblijvende investeringen is derhalve pas op termijn vast te stellen.
Hoe heeft de werkgelegenheid bij enerzijds NUON/Alliander en Essent/Enexis en anderzijds Eneco/Stedin en Delta zich sinds 2006 ontwikkeld? Indien de situatie zich bij de gesplitste bedrijven veel ongunstiger ontwikkeld heeft; is dat geen teken dat de eigendomssplitsing negatief uitpakt voor de vitaliteit van een van de belangrijke basisindustrieën in Nederland?
De beoordeling van de werkgelegenheid tussen Nuon/Alliander en Essent/Enexis enerzijds en Eneco/Stedin en Delta/Delta Netwerkbedrijf anderzijds is niet gelijkwaardig. Alliander en Enexis zijn inmiddels zelfstandige ondernemingen, terwijl Nuon geïntegreerd is in Vattenfall en Essent onderdeel is van RWE. In algemene zin kan bij de productie- en leveringsbedrijven van Nuon, Essent, Eneco en Delta tussen 2009 en 2013 een daling in werkgelegenheid worden waargenomen, terwijl bij de netwerkbedrijven Alliander, Enexis, Stedin en Delta Netwerkbedrijf sprake is van toenemende werkgelegenheid. In de periode 2006–2012 is de werkgelegenheid van alle voornoemde bedrijven in totaliteit toegenomen met meer dan 2.000 arbeidsplaatsen.2
Ik merk op dat aan deze ontwikkelingen geen conclusies kunnen worden verbonden over de vitaliteit van de Nederlandse energiesector, aangezien werkgelegenheid alleen geen goede indicator is voor de vitaliteit van de sector.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de behandeling van het onderdeel energie van de Begroting Economische Zaken 2014 in het wetgevingsoverleg op 11 november 2013?
Ja.
Etikettering van producten uit de Westelijke Sahara |
|
Harry van Bommel |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Kunt u aangeven wat het beleid van de Europese Commissie is met betrekking tot regelgeving betreffende de etikettering van producten en specifiek van tomaten uit de Westelijke Sahara?
Regelgeving met betrekking tot etikettering van levensmiddelen is geregeld in de richtlijn 2000/13/EG en het Warenwetbesluit Etikettering Levensmiddelen. Voor tomaten en ook de etikettering daarvan gelden voor lidstaten en derde landen nog aanvullende en algemeen geldende regels die zijn opgenomen in de verordening 1234/2007 in combinatie met verordening 543/2011. De Europese Commissie heeft inzake de etikettering van levensmiddelen (inclusief groenten en fruit) geen specifieke regelgeving voor producten uit de Westelijke Sahara opgesteld.
Is het waar dat de Europese Commissie toestaat dat producten uit de Westelijke Sahara als zijnde afkomstig uit Marokko worden gelabeld, waardoor gebruik gemaakt kan worden van preferentiële tarieven? Indien neen, wat zijn dan de feiten? Is het waar dat er een aparte land code bestaat voor producten uit de Westelijke Sahara? Indien neen, waarom niet?
Er moet een onderscheid gemaakt worden tussen de regelgeving inzake de etikettering van levensmiddelen en de regelgeving inzake de toepassing van preferentiële tarieven. Zie voor het beleid van de Commissie en bestaande regelgeving inzake etikettering, het antwoord op vraag 1.
Het EU Marokko Associatieakkoord en het landbouwprotocol bevatten geen rechtstreekse verwijzing naar de Westelijke Sahara, maar staan niet in de weg aan toepassingen ervan op de Westelijke Sahara. Het internationaal recht beschouwt activiteiten gerelateerd aan natuurlijke hulpbronnen door een gezag uitvoerend bestuur in een niet zichzelf besturend gebied als rechtmatig, voor zover de activiteiten niet worden ondernomen ten koste van de behoeften en belangen van de oorspronkelijke bevolking van het gebied. De rechtmatigheid hangt af van de wijze waarop deze verplichting door Marokko, dat feitelijk gezag uitoefent in de Westelijke Sahara, wordt geïmplementeerd.
De Europese Unie en de Westelijke Sahara hebben geen vrijhandelsverdrag afgesloten en de Europese Unie heeft voor de Westelijke Sahara ook geen unilaterale regeling getroffen. Er bestaat inderdaad ten behoeve van de douaneprocedures een EU-landencode voor producten uit de Westelijke Sahara, t.w. «EH».
Kunt u aangeven waarom het kabinet nog steeds beziet of een etiketteringsadvies (net als met betrekking tot producten uit illegale nederzettingen in bezet Palestijns gebied) betreffende de Westelijke Sahara nodig is?1 Waarom zou een dergelijk advies hier mogelijk niet nodig zijn?
Bij de beoordeling van de opportuniteit van een etiketteringsadvies met betrekking tot producten uit de Westelijke Sahara hanteert het kabinet als uitgangspunt dat een EU-brede aanpak dient te worden nagestreefd. In de discussie speelt een rol dat de Westelijke Sahara een niet-zichzelf-besturend gebied is als bedoeld in het Handvest van de Verenigde Naties. Het verschil in vergelijking met de situatie in de Palestijnse Gebieden zit met name in het feit dat er de afgelopen jaren veel minder aandacht is geweest voor de Westelijke Sahara, waardoor er minder consensus bestaat ten aanzien van de beleidsmatige en juridische implicaties van de internationaalrechtelijke status van de Westelijke Sahara als niet-zichzelf besturend gebied.
Kunt u toelichten in hoeverre de situatie met betrekking tot de Westelijke Sahara verschilt van die van de bezette Palestijnse gebieden, met name waar het gaat om internationale consensus over de internationaalrechtelijke status van beide gebieden? Waarom heeft dit mogelijk gevolgen voor zaken betreffende consumentenmisleiding?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven wat er sinds augustus 2012, toen over dit onderwerp eveneens schriftelijke vragen werden gesteld, concreet is gedaan om een einde te maken aan de misleiding over de oorsprong van producten uit de Westelijke Sahara?2
Het kabinet hecht belang aan duidelijkheid over de oorsprong c.q. herkomst van producten. Nederland heeft dan ook bij de Europese Commissie aangedrongen op meer duidelijkheid ten aanzien van de oorsprong en herkomst van producten uit de Westelijke Sahara, zodat consumenten correct kunnen worden geïnformeerd. De Commissie heeft te dien aanzien nog geen initiatieven genomen.
Zie ook het antwoord op vraag 3 en 4.
De grotendeels onbestrafte islamitische jihad tegen Kopten in Egypte |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Kent u het rapport «How long are we going to live in this injustice»?1
Ja.
Onderkent u de dodelijke rol van de islam, gezien het feit dat aan vrijwel alle terreuraanvallen op de kopten en hun kerken en eigendommen jihadoproepen uit moskeeën vooraf gingen?
Het kabinet verwerpt jihadoproepen en acht het zeer betreurenswaardig dat religieuze locaties zijn gebruikt om op te roepen tot haat jegens minderheden. Overigens is ook op seculiere locaties dergelijke haat gepredikt.
Wat is uw reactie op Amnesty’s constatering dat onder Morsi de islamitische retoriek door leden en volgelingen van de moslimbroederschap toenam en aanvallen op kerken geheel onbestraft bleven? Welke conclusies trekt u hieruit voor de steun die Nederland destijds aan de moslimbroederschap gaf, steun die zich zelfs uitstrekte tot samenwerking op regeringsniveau?
Aanvallen op religieuze minderheden zijn in Egypte doorgaans onbestraft gebleven, zowel onder bewind van president Mubarak, de Supreme Council of the Armed Forces, president Morsi als onder de huidige interim-regering.
Nederland benadrukt het belang van politieke inclusiviteit, maar verleent geen steun aan de Moslimbroederschap en heeft dat ook in het verleden niet gedaan. Bilaterale samenwerking betrof samenwerking met door het Egyptische volk gekozen vertegenwoordigers. Daarnaast is samenwerking met maatschappelijke organisaties gefinancierd.
Hoe beoordeelt u de zorgen van de lokale bevolking en advocaten dat de huidige onderzoeken naar geweld partijdig zijn omdat het leger het alleen op moslimbroeders gemunt heeft, terwijl de salafistische daders vrij rond lopen?2
Zie het antwoord op vraag 10.
Bent u bereid er bij de Egyptische autoriteiten op aan te dringen dat alle jihadistische daders worden opgepakt, ongeacht tot welke islamitische club zij behoren; en de koptische slachtoffers (zoals Nadi Mehani) van rechtsvervolging worden ontslagen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe apprecieert u het verzoek van kopten om de moslimbroederschap op de EU-terreurlijst te plaatsen? Bent u bereid onderzoek in de stellen naar het terroristische karakter van de moslimbroederschap en salafistische groeperingen die verantwoordelijk zijn voor de terreuraanvallen op kopten?3
In het antwoord op vraag 10 wordt nader ingegaan op onderzoek naar de gewelddadigheden. Voorop staat dat dergelijk onderzoek nodig is vooraleer conclusies kunnen worden getrokken.
Hoe beoordeelt u het feit dat in Delga van christenen jizya (beschermingsgeld) wordt geëist door hun islamitische buren? Bent u ermee bekend dat sinds Mubarak’s vertrek in moskeeën wordt opgeroepen tot het vorderen van jizya? Bent u bereid te onderzoeken welke acties de internationale gemeenschap kan ondernemen tegen de verwerpelijke jizya-praktijk?
Na het afzetten van president Morsi op 3 juli jl. nam de wetteloosheid toe en werden in sommige streken van Egypte, waaronder het stadje Delga, door extremisten religieuze belastingen als jizya gevorderd van niet-moslims. Inmiddels is aan het machtsvacuüm in Delga een einde gekomen na een gezamenlijke politie- en legeractie. De lokale autoriteiten handhaven nu de orde en voorkomen het heffen van religieuze belastingen.
De Egyptische autoriteiten hebben voorts in september jl. aan 55.000 extremistische en haatzaaiende imams een «preekverbod» opgelegd. Alleen predikanten met een vergunning mogen nog voorgaan in moskeeën, waardoor er een zekere mate van controle is op opruiende preken.
De internationale gemeenschap dringt bij de huidige interim-regering aan om de rechtsstaat te versterken, waarmee praktijken zoals religieuze belastingen voorkomen moeten worden.
Deelt u de ongerustheid over de wijdverbreide bewapening onder Egyptische islamieten en bent u bereid te pleiten voor een civiele ontwapeningscampagne?
Onder de hele Egyptische bevolking is wapenbezit een wijdverbreid probleem. Een algemene ontwapeningscampagne zou zinvol zijn. Het terugdringen van wapenbezit bij particulieren heeft de aandacht van de internationale gemeenschap en de Egyptische autoriteiten.
Heeft u de Egyptische autoriteiten om opheldering gevraagd hoe het heeft kunnen gebeuren dat, terwijl er voldoende signalen waren dat zowel politie als kerken doelwit zouden worden van «wraakacties», zelfs de reguliere bescherming van kerken teruggetrokken was op 14 augustus 2013?
De Nederlandse ambassadeur in Egypte heeft onlangs een bezoek gebracht aan het gouverneraat Minya, waar sektarische spanningen en geweld vooral in de periode na 14 augustus jl. tot uitbarsting zijn gekomen. Hij sprak met lokale autoriteiten en geestelijk leiders, onder wie de provinciale gouverneur en vertegenwoordigers van zowel christenen als moslims. Lokale autoriteiten en geestelijk leiders verklaarden dat er in de betreffende periode, juist omdat de politie zelf ook slachtoffer was van geweld, onvoldoende capaciteit was om bescherming te bieden aan de kerken die doelwit werden van aanvallen. Overigens verklaarden christelijke leiders zich tevreden over de bijstand die sindsdien van de autoriteiten werd verkregen en de samenwerking met gematigde moslims.
Kunt u aangeven wat u tot nu uw inspanningen zijn geweest en wat u nog gaat doen om gerechtigheid te bewerkstellingen voor de slachtoffers van de jihadterreur op 14 augustus 2013, waarbij 60 kerken en 207 koptische eigendommen werden aangevallen, minstens vier kopten werden gedood, en een onbekend aantal gewonden viel?
Het kabinet heeft herhaaldelijk tegenover de Egyptische autoriteiten zorgen geuit over de geweldsescalaties die zich op 14 augustus en daarna hebben voorgedaan. Het kabinet dringt aan op onafhankelijk onderzoek naar alle incidenten en vervolging van de daders. Daarbij is nog onvoldoende resultaat bereikt door de Egyptische autoriteiten.
EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft het geweld, en de aanvallen op kerken in het bijzonder, veroordeeld in meerdere verklaringen en tijdens haar bezoek aan Cairo op 2-3 oktober gepleit voor onafhankelijk onderzoek. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken van 21 augustus jl. is ook de situatie van de kopten aan de orde gekomen en zijn de zorgen van de EU neergelegd in de Raadsconclusies.
Hoe beoordeelt u het feit dat er nog steeds geen uitslag openbaar gemaakt is van het schimmige onderzoek naar het Maspero-bloedbad dat precies 2 jaar geleden plaatsvond, en dat er maar 3 soldaten wegens doodslag zijn veroordeeld tot lage straffen?
Het is teleurstellend dat, voor zover bekend, er geen breed onderzoek heeft plaatsgevonden naar het Maspero-incident. Tegelijkertijd stelt het kabinet vast dat er wel strafrechtelijk onderzoek heeft plaatsgevonden naar enkele daders en dat dat tot veroordelingen heeft geleid.
Heeft u er op basis van het Maspero-onderzoek wel vertrouwen in dat Egypte in staat is tot een onafhankelijk onderzoek naar a) de jihadterreur tegen kopten sinds Morsi’s aftreden, en b) het eigen falende optreden van de huidige Egyptische regering? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, ziet u kans en aanleiding te pleiten voor een onafhankelijk onderzoek?
De interim-regering heeft haar intenties om de koptische minderheid te beschermen duidelijk uitgesproken, maar is nog niet in staat gebleken noodzakelijke politiële en justitiële verbeteringen door te voeren.
Zie ook het antwoord op vraag 10.
De wachtgeldregeling van de burgemeester van Groningen |
|
Manon Fokke (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kritiek op wachtgeld voor Rehwinkel»?1
Ja.
Betreft het wachtgeld van de burgemeester van Groningen wachtgeld dat voortvloeit uit de Algemene pensioenwet politieke ambtsdragers (Appa)?
Ja.
Kent de Appa een sollicitatieplicht voor voormalig politieke ambtsdragers waaronder burgemeesters? Zo ja, waaruit bestaat die sollicitatieplicht?
Ja, er is een sollicitatieplicht. De sollicitatieplicht geldt zolang er aanspraak bestaat op de Appa-uitkering.
De kern van de sollicitatieplicht bestaat uit het opstellen van een plan. In het plan wordt vastgelegd op welke wijze de gewezen politieke ambtsdrager wordt begeleid bij het verkrijgen van passende arbeid. Het plan bevat de sollicitatieactiviteiten, de eventueel te volgen cursussen, overige activiteiten en het tijdpad en de wijze waarop en de frequentie waarin de contacten met het re-integratiebedrijf plaatsvinden. Ook maakt onderdeel uit van het plan op welke wijze gebruik wordt gemaakt van planmatige begeleiding en ondersteuning. Het is een op maat gemaakt plan, dat dus per individu verschilt en dat wordt vastgesteld door of namens het bestuursorgaan dat de Appa-uitkering betaalt. In het plan wordt ook aangegeven of planmatige begeleiding noodzakelijk is. Dit in relatie tot de mate van afstand tot de arbeidsmarkt. De sollicitatieplicht gaat in drie maanden na aftreden. Het voldoen aan het vastgestelde plan, betekent dat gevolg wordt gegeven aan de sollicitatieplicht.
Hoe wordt de sollicitatieplicht voor voormalig politieke ambtsdragers gehandhaafd? Wie ziet toe dat de sollicitatieplicht wordt nagekomen? Aan de hand van welke concrete criteria wordt bepaald of aan de sollicitatieplicht wordt voldaan?
Het bestuursorgaan dat verantwoordelijk is voor de uitvoering van de Appa-uitkering is ook verantwoordelijk voor de re-integratie. Het bestuursorgaan kan de uitvoering van de sollicitatieplicht opdragen aan een uitvoeringsorganisatie. In dat geval is de uitvoeringsorganisatie, namens het bestuursorgaan, verantwoordelijk voor de handhaving van de sollicitatieplicht. Zoals beantwoord bij vraag 3, wordt aan de sollicitatieplicht voldaan indien de gewezen politieke ambtsdrager de in het plan opgenomen activiteiten verricht. Elke drie maanden wordt het plan geëvalueerd en indien nodig bijgesteld.
Welke gevolgen voor het recht op wachtgeld zijn er indien een voormalig politiek ambtsdrager niet of niet voldoende aan de sollicitatieplicht voldoet? Kan bijvoorbeeld het wachtgeld geheel of gedeeltelijk worden gekort?
Het niet of ten dele niet voldoen aan de sollicitatieplicht betekent dat door of namens het bestuursorgaan, een sanctie kan worden opgelegd. Het sanctie-regime is vormgegeven als een systeem van inhoudingen op de Appa-uitkering. Wanneer een inhouding wordt toegepast, betekent dit dat de uitvoeringsorganisatie een bepaald percentage van de Appa-uitkering niet uitkeert. De inhouding kan oplopen tot 100%.
Zijn u concrete voorbeelden bekend van voormalig politieke ambtsdragers waarbij geconstateerd werd dat er niet of niet geheel aan de sollicitatieplicht werd voldaan? Zo ja, in hoeveel gevallen en wat waren de consequenties van het niet nakomen van die plicht? Zo nee, waarom niet en kan dat iets zeggen over de wijze waarop de sollicitatieplicht uit de Appa wordt gehandhaafd?
De uitvoering van de Appa en de daarin opgenomen sollicitatieplicht is voor wat betreft ministers, staatssecretarissen, leden van de Tweede Kamer, voorzitters van de Eerste Kamer, Rijksvertegenwoordigers BES, Nationale Ombudsman, waarnemend Commissarissen van de Koning, waarnemend burgemeesters en herindelingsburgemeesters de verantwoordelijkheid van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
De uitvoering ten aanzien van andere politieke ambtsdragers is een verantwoordelijkheid van de verschillende, decentrale bestuursorganen.
Voor wat betreft het aandachtsgebied van de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is tot op heden geen sprake geweest van gewezen politieke ambtsdragers die niet voldoen of niet hebben voldaan aan de sollicitatieplicht.
Bij brief van 18 april 2013, (Kamerstuk II 28 479, nr. 65), heb ik u hieromtrent geïnformeerd in het kader van de evaluatie van de Appa-sollicitatieplicht in het jaar 2012.
Kan het aanvaarden van een onbetaalde functie een voormalig politieke ambtsdrager ontslaan van zijn sollicitatieplicht? Zo ja, in welke gevallen kan dat? Zo nee, waarom niet?
Nee. De bedoeling van re-integratie is dat de gewezen politieke ambtsdrager een nieuwe, betaalde functie verkrijgt en daarmee niet langer gebruik hoeft te maken van een toegekende Appa-uitkering. De wet verplicht de gewezen politieke ambtsdrager om in voldoende mate te trachten passende arbeid te vinden en mee te werken aan activiteiten die bevorderlijk zijn voor zijn inschakeling in de arbeid. Hij dient daarbij te voorkomen dat hij door eigen toedoen geen passende arbeid verkrijgt.
Is het in het kader van het nakomen van de sollicitatieplicht op grond van de Appa relevant of iemand in het buitenland woont? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De sollicitatieplicht is gekoppeld aan het recht op de Appa-uitkering. Ook in het buitenland moet de gewezen politieke ambtsdrager die een Appa-uitkering geniet, dus voldoen aan de verplichtingen voor het recht op uitkering. Eventuele sancties uit de Appa werken dan ook door als de gewezen politieke ambtsdrager in het buitenland woont. Op welke wijze invulling wordt gegeven aan de sollicitatieplicht, is niet in algemene zin te beantwoorden. Dit hangt af van de individuele omstandigheden.
Deelt u de mening dat ten aanzien van het nakomen van sollicitatieverplichtingen voormalig politieke ambtsdragers gelijk moeten worden behandeld met burgers die vanwege werkloosheid een uitkering nodig hebben? Zo ja, is er in de wet en de praktijk al sprake van die gelijkheid? Zo nee, waarom niet?
Ja. Er is bij het vormgeven van de sollicitatieverplichtingen naar gestreefd zoveel mogelijk in de pas te lopen met hetgeen voor werknemers geldt. Zo is het sanctieregime uit de Appa afgeleid van het vergelijkbare regime voor WW-uitkeringsgerechtigden. De uitkering kan inderdaad geheel of gedeeltelijk worden gekort als betrokkene niet of niet voldoende aan de sollicitatieplicht voldoet.
Het bericht dat de minister “persoonlijk sorry” heeft gezegd tegen haar Indonesische collega |
|
Wassila Hachchi (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat u «persoonlijk sorry» heeft gezegd tegen uw Indonesische collega over de manier waarop de onderhandelingen tussen Nederland en Indonesië over Leopard-tanks verliepen?1
Ik heb desgevraagd tijdens de ontmoeting met de pers gezegd de gang van zaken rondom de voorgenomen levering van tanks aan Indonesië persoonlijk te betreuren, omdat het geen recht doet aan de vriendschappelijke relatie tussen Nederland en Indonesië. Formele excuses zijn niet aan de orde. Een Kamermeerderheid had bezwaren tegen de voorgenomen levering, waarop Indonesië besloot de tanks in Duitsland te verwerven.
Wat is het verschil tussen een persoonlijk sorry, een formele spijtbetuiging en formele excuses?
Zie antwoord vraag 1.
Sprak u dit persoonlijke sorry uit namens het kabinet? Is deze uitspraak voor het bezoek aan Indonesië afgestemd in het kabinet?
Zie antwoord vraag 1.
Zijn er andere ministers of staatssecretarissen die in het verleden een persoonlijk sorry hebben uitgesproken? Zo ja, om wie ging dit? Zo neen, is dit nieuw beleid?
Zie antwoord vraag 1.
Betekent deze uitspraak een verandering in het wapenexportbeleid richting Indonesië?
Nee.
Bent u bereid iedere vraag afzonderlijk en dus niet in één antwoord samengevoegd te beantwoorden?
Nee.