Het bericht ‘Het wordt chaos; zorgpersoneel slaat alarm over werkdruk’ |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Het wordt chaos; zorgpersoneel slaat alarm over werkdruk»?1
Ik heb hier kennis van genomen.
Waarom worden medewerkers van zorginstelling Amstelring op straat gezet, terwijl er aan de andere kant door Amstelring flexwerkers ingehuurd worden? Bent u bereid dit tot op de bodem uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Uit navraag bij Amstelring blijkt het volgende. Amstelring heeft op 1 juni 2014 voor 139 mensen een ontslagvergunning bij het UWV aangevraagd. Van deze 139 werknemers is het merendeel zorgmedewerker van opleidingsniveau 1 en 2. Rond 1 juli 2014 volgt de ontslagaanvraag voor een tweede groep medewerkers, werkzaam in de ondersteunende diensten (facilitair, administratief en ondersteuning). Het gaat dan om circa 90 mensen.
Directe oorzaak voor de ontslagaanvragen is volgens Amstelring het ingezette beleid gericht op langer thuis wonen. Daardoor zullen er minder cliënten in verzorgingshuizen wonen. Om die reden ziet Amstelring zich genoodzaakt tot een reductie van de formatie. In een periode van 2 jaar leidt dit tot een ingeschat gefaseerd verlies van 500 fte arbeidsplaatsen voor bepaalde groepen medewerkers: 225 fte bij de ondersteunende diensten (overhead), 225 fte zorgmedewerkers niveau 1 en 2 en zorgmedewerkers uit de locaties die gesloten gaan worden en 50 fte facilitaire medewerkers.
Het aantal medewerkers dat door voornoemde reductie van formatie noodgedwongen wordt ontslagen is niet exact te bepalen. Bepaalde zorgmedewerkers van niveau 2 worden in staat gesteld om op kosten van Amstelring een verkorte opleiding tot niveau 3 IG te volgen. Daarmee wordt ingezet op het behoud van deze medewerkers voor de organisatie. Amstelring ziet momenteel dat andere medewerkers elders een baan vinden of via natuurlijk verloop (bijvoorbeeld vanwege pensionering) uit dienst gaan.
Van de achttien woonzorgcentra van Amstelring zullen gedurende een periode van twee jaar, drie Amsterdamse locaties geheel of gedeeltelijk sluiten (Sint Jacob, verpleeghuis De Drie Hoven en Willem Dreeshuis). De toekomstbestendige woonzorgcentra van Amstelring ondergaan tegelijkertijd een kwaliteitsverbetering. Die is nodig omdat er cliënten zullen verblijven met complexere en zwaardere zorgvragen. Dat feit vereist zorgmedewerkers met een hoog opleidingsniveau (niveau 3 en hoger) die conform de wet BIG meer risicovolle en voorbehouden handelingen mogen verrichten.
De rechten van medewerkers zijn vastgelegd in het «Sociaal Plan Amstelring» dat is ondertekend door CNV Publieke Zaak, NU»91 en FBZ. Medewerkers behouden na ontslag nog een half jaar hetzelfde inkomensniveau, door een toelage van Amstelring bovenop de WW-uitkering. Werknemers krijgen ook outplacement-begeleiding gericht op nieuw werk. Als een werknemer elders een baan vindt met een lager salarisniveau, vult Amstelring dit gedurende een jaar aan.
Wat betreft de inhuur van flexwerkers, geeft Amstelring aan dat flexwerkers alleen nog worden ingezet voor vervanging van ziekte of op plaatsen waar het nog onmogelijk is gebleken om zorgmedewerkers van het juiste opleidingsniveau aan te trekken of in te zetten. Vakantiekrachten worden ingezet daar waar locaties dat financieel zo hebben ingepland en voorbereid.
Bent u bereid uw beleid terug te draaien, nu ook blijkt dat bij Amstelring 500 medewerkers ontslagen worden? Zo nee, waarom niet? Om welke medewerkers gaat het? Wordt er bezuinigd op de overheadkosten? Wordt er bezuinigd op het salaris van de bestuurders? Wordt er bezuinigd op de uitgaven door bestuurders? Zo nee, waarom niet?
Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 2.
Amstelring geeft aan dat de organisatie in de komende jaren een forse krimp zal ondergaan. Daarbij wordt ook kritisch gekeken naar de noodzakelijke omvang van de Raad van Bestuur (en daarmee de kosten). Dit is toegezegd aan de Raad van Toezicht (deze gaat over de benoeming van bestuurders en hun arbeidsvoorwaarden), de Ondernemingsraad en de Centrale Cliëntenraad van Amstelring. Dit was voordat de benoeming van nieuwe bestuurders eind 2013 en voorjaar 2014 plaatsvond. Verder zal mogelijk nog dit jaar een kleiner en goedkoper kantoorpand betrokken worden door de centrale ondersteuning van Amstelring, waaronder inbegrepen de Raad van Bestuur. Amstelring geeft aan dat op deze wijze ook de Raad van Bestuur bijdraagt aan een verlaging van het kostenniveau van de organisatie.
De salarissen van de bestuurders van Amstelring voldoen aan de sectorale- en rijksnormen die daaraan gesteld worden. Eind 2013 en voorjaar 2014 zijn twee bestuurders uit dienst gegaan. In beide gevallen gebeurde dit zonder «gouden handdruk», doorbetaling van salaris of andere vergoedingen.
Ik heb uw Kamer, door diverse brieven en debatten, geïnformeerd over nut en noodzaak van de hervormingen van de langdurige zorg. De hervormingen zijn niet altijd gemakkelijk. Ik blijf er echter van overtuigd dat deze hervormingen noodzakelijk en verantwoord zijn en ben daarom ook niet bereid mijn beleid terug te draaien.
Komt de veiligheid van de bewoners in gevaar doordat er met minder (vaste) medewerkers gewerkt wordt?
Een zorgaanbieder moet de zorg zo georganiseerd hebben dat het niet uitmaakt in welk dienstverband een medewerker zorg verleent. Dit is de verantwoordelijkheid van de bestuurder. Hij moet bij de inzet van minder vaste medewerkers goed kijken naar de deskundigheid van de medewerkers en er voor zorgen dat de inzet van meerdere medewerkers geen gevolgen heeft voor de continuïteit en kwaliteit van de zorg. Zo worden onnodige risico’s op onveilige zorg voorkomen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) ziet hier op toe.
Deelt u de mening dat de hoge werkdruk ten koste gaat van de kwaliteit van zorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u voorkomen dat de bewoners de dupe worden van het kabinetsbeleid?
Te hoge werkdruk kan gevolgen hebben voor de kwaliteit van de zorg. Mede daarom moet een zorgaanbieder maatregelen nemen om de zorg zo te organiseren dat de werkdruk verminderd wordt. Dit betekent niet automatisch dat er extra personeel bij moet, maar dat de zorg ook slimmer georganiseerd kan worden. Voor uw informatie kan ik melden dat ik momenteel samen met het veld en de IGZ bekijk hoe we de intramurale ouderenzorg nog meer in beweging kunnen krijgen om de zorg verder te verbeteren.
Bent u bereid sancties te treffen tegen de bestuurders van Amstelring, wanneer blijkt dat een ander doel van de ontslagronde een hogere omzet is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke manier?
In de beantwoording van de voorgaande vragen ben ik ingegaan op de situatie bij Amstelring. Gezien deze situatie is het treffen van sancties niet aan de orde.
Het bericht ‘Noodplan moet leegloop bij jeugdzorg voorkomen’ |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Noodplan moet leegloop bij jeugdzorg voorkomen»?1
Dat bericht is bij ons bekend.
Kunt u aangeven hoe u de professionele jeugdzorgmedewerkers kunt behouden?
In de Jeugdwet zijn meerdere instrumenten opgenomen om te bewerkstelligen dat professionele jeugdzorgmedewerkers behouden kunnen blijven voor de sector. De sociale partners in de jeugdzorg, welzijn en kinderopvang hebben gezamenlijk een sectorplan ingediend bij het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid. Hierdoor is in 2014–2015 € 3,8 miljoen beschikbaar voor het deelplan jeugdzorg. Het gaat daarbij om behouden van 2.250 medewerkers voor de jeugdzorg door hen bij en na te scholen. Daarnaast is de Transitieautoriteit Jeugd (TAJ) ingesteld om advies uit te brengen voor het eventueel doorvoeren van noodzakelijke herstructureringen bij organisaties van jeugdhulp. Met deze maatregel wordt mede beoogd het verlies aan werkgelegenheid zoveel mogelijk te beperken en er voor te zorgen dat het nieuwe stelsel een «zachte landing» krijgt.
Daarnaast is bij inkoop van jeugdhulp bijvoorbeeld de kwaliteit een criterium van de afweging waarop de beslissing wordt genomen bij welke instelling jeugdhulp wordt ingekocht. Bovendien is bepaald dat indien een nieuwe/andere jeugdhulpaanbieder wordt gecontracteerd, de gemeente erop toeziet dat de nieuwe jeugdhulpaanbieder in overleg treedt met zijn voorganger over overname van personeel.
Verder merken wij op dat de bezuiniging in het eerste jaar beperkt is (3%) waardoor er ook ruimte is voor verantwoorde fasering. De bezuinigingen lopen in drie jaar op van circa 3% tot circa 11%. Dat betekent dat er ook tijd is voor zorgvuldige ingroei en voor werk-naar-werk-trajecten. Voor de specifieke situatie bij de Bureaus Jeugdzorg wordt een apart traject gelopen waarbij een budgetgarantie van 80% wordt geboden. Gemeenten verschaffen daarbij per 1 augustus a.s. duidelijkheid over de inkoop van de functies die tot en met 2014 onder Bureau Jeugdzorg vielen. Dat geldt ook met betrekking tot de inkoop bij jeugdzorginstellingen.
Deelt u de mening dat er nu al ingegrepen moet worden voor het behoud van professionele jeugdzorgmedewerkers, in plaats van dit over te laten aan de gemeenten? Zo nee, waarom niet?
Wij monitoren de zorginkoop die door gemeenten plaatsvindt. Het is denkbaar dat dit op termijn kan leiden tot het geven van een aanwijzing aan gemeenten als blijkt dat de voorbereiding op de stelselherziening ernstig tekort zou schieten. Wij gaan hier echter niet van uit en, zoals aangegeven bij vraag 2 hebben wij al diverse maatregelen genomen om medewerkers waar mogelijk te behouden voor de jeugdhulp.
Bent u bereid de gemeenten duidelijk te maken dat zij de jeugdzorg niet lichtzinnig moeten opnemen, en ervoor zorgen dat kwaliteit wordt ingekocht? Zo nee, waarom niet?
Ja.
Wij hebben overigens niet de indruk dat gemeenten de jeugdzorg lichtzinnig opvatten. Wel komt uit monitoren naar voren dat het voor kleinere gemeenten moeilijk is om invulling te geven aan de nieuwe taken die zij per 1 januari 2015 moeten vervullen. Hier wordt vanuit het Rijk en de VNG gerichte ondersteuning geboden.
Deelt u de mening dat er een minimale kwaliteitseis moet worden geformuleerd bij de inkoop van jeugdzorg, gebaseerd op resultaten in het verleden? Zo nee, waarom niet?
Wij delen de mening dat er minimale kwaliteitseisen moeten zijn en hebben daarin ook voorzien. De kwaliteitseisen zijn vastgelegd in de Jeugdwet in de artikelen 4.1.1. tot en met 4.1.8.
Bent u bereid te pleiten voor het behoud van de opgebouwde rechten van jeugdzorgmedewerkers als zij overgaan naar de nieuwe werknemer? Zo nee, waarom niet?
In de Jeugdwet is bepaald dat indien een nieuwe/andere jeugdhulpaanbieder wordt gecontracteerd, de gemeente er op toeziet dat de nieuwe jeugdhulpaanbieder in overleg treedt met zijn voorganger over overname van personeel.
Kunt u deze vragen voor het verzamel-Algemeen overleg Jeugdzorg van 11 juni a.s. beantwoorden?
Deze vragen worden beantwoord voor het Algemeen Overleg Jeugdzorg van 25 juni waarbij de transitie op de agenda staat.
Het bericht dat het 112 alarmnummer slecht bereikbaar is voor doven en slechthorenden |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het alarmnummer 112 slecht bereikbaar is voor doven en slechthorenden?1
Op dit moment is 112 voor mensen met een communicatieve beperking op verschillende manieren bereikbaar:
112 is bereikbaar via de analoge Teksttelefoon (0800–8112);
Via de bemiddelingsdienst kan 7 x 24 uur indirect met realtime tekst contact worden gelegd met 112. Deze dienst is gebaseerd op het Total Conversation protocol (beeld, tekst en geluid). Tijdens kantoortijden is 112 ook via bemiddeling van een gebarentolk te bereiken;
Met de Signcall app is het mogelijk om 7 x 24 uur 112 rechtstreeks middels tekst te bereiken met een smartphone, tablet, laptop of PC. De Signcall app wordt vergoed door de verzekeraars en is 7 x 24 uur bereikbaar middels tekst.
Hoe vaak komt het voor dat een verbinding traag of met onderbrekingen tot stand komt?
Een ongestoorde verbinding is relevant voor het gebruik van de Signcall app. Er zijn bij de politie geen incidenten bekend waaruit blijkt dat gebruikers van de Signcall app hinder hebben ondervonden bij het bellen met het alarmnummer 112 als gevolg van een trage of haperende verbinding. Wel is er tijdens het testen van de Signcall app geconstateerd dat er een risico is op verstoorde gesprekken. Op dit moment wordt daarom met prioriteit gewerkt aan een oplossing die er voor zorgt dat dit risico niet meer bestaat. Naar verwachting is deze oplossing binnen enkele maanden gerealiseerd.
Is het waar dat de meldkamer de naam en het adres van de dove of slechthorende beller niet automatisch kan vaststellen? Kunt u uw antwoord toelichten? Deelt u de mening dat dit een onwenselijke situatie is?
Op dit moment is het nog niet mogelijk om de locatie van een dove of slechthorende beller automatisch vast te stellen. Met het treffen van een oplossing om de risico’s op verstoorde gesprekken voor doven en slechthorenden te ondervangen, wordt ook onderzocht in hoeverre het mogelijk is locatie-informatie en Naam Adres Woonplaats-gegevens mee te sturen met de melding.
Is het waar dat 112 uitsluitend te bereiken is met het netwerk van de eigen internetprovider? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee dat is niet waar. 112 kan m.b.v. de Signcall app worden bereikt zodra er een willekeurige internetverbinding tot stand is gekomen, vast of mobiel. De verbinding voor mobiel internet wordt verzorgd door de vaste internetprovider. Het kan echter ook gaan om een hotspot (dat kan elke provider zijn) of gewoon Wi-Fi. Voor Wi-Fi moet worden ingelogd en op sommige locaties ook betaald, maar als het om Wi-Fi thuis gaat, zal dit doorgaans volledig automatisch gebeuren.
Is het waar dat bellen ook niet lukt als er geen tegoed meer is op de databundel? Kunt u uw antwoord toelichten? Deelt u de mening dat dit een onwenselijke situatie is?
Veel providers van mobiel internet brengen de snelheid terug wanneer de bundel is opgebruikt. De verlaagde snelheid is echter voldoende voor tekstberichten die rechtstreeks vanuit Signcall naar het alarmnummer 112 worden gezonden. Via Wi-Fi is er ook altijd de mogelijkheid om 112 te bereiken.
Hoe reageert u op de constatering van Tolknet dat de meldkamer de digitale oproepen via de software niet goed kan verwerken en dat de overheid daar tot nu toe weinig aan doet?
Er zijn zoals gezegd bij de politie geen incidenten geregistreerd waaruit blijkt dat gebruikers van de Signcall app hinder hebben ondervonden bij het bellen met het alarmnummer – en dus ook niet dat er schade is veroorzaakt aan personen als gevolg van de slechte bereikbaarheid.
Wel is er tijdens het testen van de Signcall app geconstateerd dat er een risico is op verstoorde gesprekken. Verstoorde gesprekken kunnen ontstaan op het moment dat de zender en ontvanger tegelijkertijd een boodschap intypen. Op dit moment wordt daarom met prioriteit gewerkt aan een oplossing die er voor moet zorgen dat dit risico niet meer bestaat. Binnen deze oplossing wordt ook de mogelijkheid voor doorgifte van Naam Adres Woonplaats en locatie-informatie onderzocht en waar mogelijk geïmplementeerd. Naar verwachting is deze oplossing binnen enkele maanden gerealiseerd.
Hoe lang bestaat de situatie al dat 112 slecht bereikbaar is voor doven en slechthorenden?
Zie antwoord vraag 6.
Hebben zich incidenten voorgedaan die schade hebben veroorzaakt aan personen als gevolg van de slechte bereikbaarheid van 112 voor doven en slechthorenden? Zo ja, hoeveel en om wat voor schade gaat het?
Zie antwoord vraag 6.
Wat gaat u ondernemen om de bereikbaarheidsproblemen op korte termijn op te lossen?
Zie antwoord vraag 6.
Stijging van de inkomens van zorgbestuurders |
|
Otwin van Dijk (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Topinkomens in de ouderenzorg stijgen ruim 19%»?1
Ja.
Is het waar dat de «dat de 50 grootverdieners in 2013 ruim 19% meer verdienden dan de 50 grootverdieners in 2012»? Zo nee, met hoeveel zijn die inkomens dan wel gestegen?
Het bericht is te summier om die conclusie nu te kunnen bevestigen of te kunnen ontkennen. Het is gebruikelijk dat VWS jaarlijks een rapportage over de inkomens van de zorgbestuurders naar de Kamer stuurt. De analyse daarvoor start in de zomermaanden wanneer alle jaarverslagen binnen zijn. De rapportage is meestal in het najaar klaar om naar de Kamer te worden gestuurd.
Overigens heb ik op dit moment geen meldingen binnen gekregen van de accountants dat de Wnt zou zijn overtreden.
Biedt de overgangsregeling in de Wet normering topinkomens (WNT) ruimte voor een zo sterke stijging? Zo ja, was die regeling niet juist bedoeld om de bestaande topinkomens boven de WNT-norm af te bouwen? Zo ja, deelt u dan de mening dat een sterke stijging in ieder geval niet in de geest van die overgangsregeling is? Zo nee, waaraan is die stijging dan wel te wijten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het niet gewenst is dat ten tijde van de omvangrijke hervormingen in de zorg de topinkomens van de zorgbestuurders stijgen? Zo ja, wat kunt en gaat u doen om verdere stijgingen te voorkomen? Zo nee, waarom deelt u die mening niet?
Ja, de Wnt is daarvoor het wettelijke instrument.
Deelt u de mening dat de topinkomens gedurende de overgangsfase niet meer zouden moeten stijgen dan de cao-lonen in de desbetreffende zorg? Zo ja, bent u voornemens om met de organisaties in de (ouderen)zorg afspraken te maken om niet alleen naar de letter van de WNT maar vooral ook in de geest daarvan te zorgen dat de topinkomens in de pas gaan lopen met de ontwikkelingen van alle inkomens in die sector? Zo ja, op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
In zijn algemeenheid deel ik die mening. Uit het bericht van de AbvakaboFNV kan ik niet opmaken of een en ander salarisstijgingen zijn of reguliere periodieke verhogingen (i.c. wanneer de bestuurder in een schaal is ingeschaald en dus niet op een bepaald bedrag is aangenomen). Daarnaast geldt dat de Abvakabo FNV niet de cao-stijging in 2013 als vergelijkingsmaatstaf neemt, maar de stijging van 1 september 2013 to 1 september 2014. Voor de bestuurders hanteert men echter de stijging van 2013 ten opzichte van 2012.
Acht u het wenselijk om gedurende de periode dat de overgangsregeling nog bestaat, attent te zijn op verhogingen van de topinkomens, extra geld voor pensioenvoorzieningen of andere manieren om het topinkomen op de valreep alsnog op te plussen? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Ja; de overgangsregeling van de Wnt maakt het alleen mogelijk om reeds bestaande afspraken van vóór de inwerkingtreding gedurende een periode te respecteren. Alle wijzigingen in het inkomen die niet berusten op al bestaande afspraken kunnen daarom niet worden doorgevoerd. Indien zich toch zo’n situatie voordoet, dan moet de accountant dat melden. Daarna zullen de bewindslieden van VWS in het kader van hun toezichthoudende taak optreden en zo nodig onverschuldigde betalingen opeisen.
Het bericht dat een gezin de dupe is van teveel uitgekeerde kinderopvangtoeslag |
|
Bram van Ojik (GL), Paul Ulenbelt |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de reportage over een gezin dat in de clinch ligt met de Belastingdienst over een administratieve fout in de aanvraag van de kinderopvangtoeslag?1
Ja.
Deelt u de mening dat alleen het ontbreken van de adresgegevens van de kinderen in het contract met het gastouderbureau onvoldoende grond is om te constateren dat onterecht gebruik is gemaakt van kinderopvangtoeslag? Kan de Belastingdienst op een andere wijze dan het contract met de kinderopvanginstelling controleren of de kinderen op woonadres van de ouder die kinderopvangtoeslag aanvraagt zijn ingeschreven?
De Belastingdienst/Toeslagen vordert geen kinderopvangtoeslag terug enkel vanwege het ontbreken van het adresgegeven van een kind in een contract. Bij het vaststellen van het recht op kinderopvangtoeslag gaat het om de vraag of aan de wettelijke voorwaarden is voldaan. Iedereen die (een voorschot) kinderopvangtoeslag aanvraagt, moet namelijk aan de wettelijke voorwaarden uit de Algemene wet inkomensafhankelijke regelingen (AWIR) en de Wet kinderopvang voldoen. Het gaat dan bijvoorbeeld om de voorwaarde dat duidelijk is voor hoeveel uur en tegen welke prijs kinderopvang is afgenomen, dat een eigen bijdrage is betaald en dat de aanvrager en de toeslagpartner gewerkt hebben. Indien aan één van de voorwaarden niet is voldaan, bestaat geen recht op kinderopvangtoeslag. De Belastingdienst/Toeslagen houdt toezicht op de naleving van de wettelijke voorwaarden en bestrijdt misbruik en oneigenlijk gebruik.
Deelt u de mening dat het eventueel niet volledig zijn van de gegevens niet hoeft te duiden op fraude, maar dat het ook kan gaan om een administratieve fout? Zo ja, deelt u de mening dat wanneer ouders kunnen aantonen dat het gaat om een administratieve fout en zij bereid zijn deze te herstellen, zij daarvoor niet gestraft moeten worden met terugbetalen van kinderopvangtoeslag?
Ik deel uw mening dat het niet volledig zijn van aangeleverde gegevens niet hoeft te duiden op fraude. Van fraude is pas sprake indien door de ouder opzettelijk verkeerde gegevens zijn aangeleverd met het oogmerk om hierdoor wederrechtelijk voordeel te krijgen.
Op grond van de AWIR is de ouder verantwoordelijk voor de juistheid van gegevens in een aanvraag voor een voorschot kinderopvangtoeslag. Als onjuiste of onvolledige gegevens worden verstrekt, wordt de ouder hierover door de Belastingdienst/Toeslagen bevraagd. De ouder krijgt dan de kans de gegevens aan te vullen of de juistheid aan te tonen middels aanvullende documenten of verklaringen. De Belastingdienst/Toeslagen zal vervolgens aan de hand van de alsnog aangeleverde gegevens en documenten nagaan of aan de wettelijke voorwaarden voor het verkrijgen van kinderopvangtoeslag is voldaan.
Klopt het dat er modelcontracten bestaan voor de kinderopvang waaraan de Belastingdienst heeft meegewerkt? Klopt het dat daarin niet is opgenomen dat het adres van de kinderen ook onderdeel moet zijn van het contract? Zo ja, bent u dan van mening dat deze mensen fout gehandeld hebben?
Het klopt dat er modelcontracten kinderopvang zijn die door brancheverenigingen en individuele kinderopvangorganisaties zijn ontwikkeld en vervolgens ter beoordeling zijn voorgelegd aan de Belastingdienst/Toeslagen. Indien een dergelijk contract niet voldoet aan de wettelijke voorwaarden, heeft de Belastingdienst/Toeslagen daarop de brancheorganisatie of kinderopvanginstelling attent gemaakt. Overigens kan alleen op grond van een individuele aanvraag de Belastingdienst/Toeslagen beoordelen of er daadwerkelijk een recht bestaat op kinderopvangtoeslag. Vanwege de geheimhoudingsplicht kan ik, de staatssecretaris van Financiën, hier niet ingaan op de situatie van de mensen uit de reportage van Hart van Nederland. Indien gewenst kan ik wel de Kamer hierover vertrouwelijk informeren.
Kunt u aangeven in hoeveel gevallen per jaar mensen gestraft worden met terugbetalen van de kinderopvangtoeslag vanwege een administratieve fout?
Zoals gesteld in het antwoord op vraag 3, krijgen ouders die onjuiste of onvolledige gegevens hebben aangeleverd, de gelegenheid om deze gegevens alsnog aan te leveren of om de juistheid van de gegevens aan te tonen middels aanvullende documenten of verklaringen. Pas als wederom de gevraagde gegevens niet worden geleverd, wordt het voorschot kinderopvangtoeslag teruggevorderd. Voorschotten kinderopvangtoeslag worden ook teruggevorderd in het geval het inkomen hoger blijkt te zijn dan eerder opgegeven door de ouder. In de reguliere halfjaarsrapportages van de Belastingdienst aan de Tweede Kamer staan per toeslagjaar de aantallen en de percentages terugvorderingen bij de kinderopvangtoeslag. Zo blijkt uit de 13e Halfjaarsrapportage van 20 maart 2014 (TK 2013–2014, 31 066, nr. 198), dat bij het definitief toekennen van de kinderopvangtoeslag voor het jaar 2011 in 164.000 gevallen kinderopvangtoeslag geheel of gedeeltelijk is teruggevorderd. Dit is 36% van het totaal aan definitief vastgestelde kinderopvangtoeslagen voor het jaar 2011.
Bent u van mening dat deze manier van opsporen van fraude effectief is? Zo ja, kunt u aangeven hoeveel bureaucratie deze handelswijze oplevert voor de Belastingdienst en voor betreffende mensen?
Zoals gesteld in het antwoord op de vraag 3, betekent het ontbreken van gegevens of het bestaan van twijfel omtrent de juistheid van gegevens, nog niet dat er sprake is van fraude.
Hiervan is pas sprake als de aanvrager opzettelijk verkeerde gegevens heeft aangeleverd met het oogmerk om hierdoor wederrechtelijk voordeel te krijgen.
Bent u bereid de Belastingdienst opdracht te geven om die gevallen waarin terugbetaling van de kinderopvangtoeslag is opgelegd vanwege een administratieve fout opnieuw te beoordelen?
Gezien de voorgaande antwoorden is dit niet aan de orde.
Het bericht ‘Marechaussee wilde niet dat Brenno de Winter over NSS-top schreef’ |
|
Gerard Schouw (D66), Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Marechaussee wilde niet dat Brenno de Winter over NSS-top schreef» op The Post Online?1
Ja.
Met welk doel worden bezigheden van journalisten in de publieke ruimte door politieagenten geobserveerd en vervolgens geregistreerd?
Ik vind het belangrijk om hier te benadrukken dat de overheid in het algemeen en in dit geval de politie in het bijzonder op geen enkele wijze journalisten een strobreed in de weg mogen leggen om onderzoek te doen en daarover te schrijven. Een kritisch pers is van grote waarde in een democratische rechtsstaat.
Het is dan ook geen beleid bij de politie om journalisten in de publieke ruimte te observeren en te registreren. Dit laat onverlet dat het binnen de legitieme taakuitvoering van de politie valt dat opvallende gedragingen van een persoon waargenomen worden en dat van die waarneming verslag wordt gedaan in de daarvoor bestemde systemen van in dit geval de politie. De grondslag hiervoor ligt in de Politiewet 2012 en voor wat betreft de grondslag waarop en de zorgvuldigheid waarmee deze gegevens worden geregistreerd, in de Wet Politiegegevens.
De persvrijheid is daarbij op geen enkele wijze in het geding.
De bescherming van overheidsinformatie tegen ongeoorloofde toegang en gebruik, is een taak van deze uitvoerende diensten.
In het geval van onderzoeksjournalisten zoals de heer De Winter is bekend dat zij het als hun taak zien om bijvoorbeeld de veiligheidsmaatregelen van de overheid op hun effectiviteit te testen. Ik vind het te billijken dat de betrokken uitvoerende diensten zich in een dergelijk geval hier bewust van zijn en dat zij het scenario van penetratie van veiligheidsmaatregelen als gevolg hiervan overwegen en dit risico proberen te beheersen.
Op welke grondslag vindt registratie van bezigheden van journalisten plaats?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe rechtvaardigt u de inbreuk op de persvrijheid die ontstaat bij registratie van bezigheden van journalisten in de publieke ruimte?
Zie antwoord vraag 2.
Ten aanzien van hoeveel journalisten zijn de afgelopen jaren dergelijke registraties gedaan?
Het zijn van journalist is geen zelfstandige grond voor eventueel optreden door de politie. Er wordt mitsdien geen afzonderlijke registratie van bijgehouden.
Loopt eenieder die op een bankje in de buurt van een overheidspand op zijn of haar laptop zit te werken het risico geregistreerd te worden voor het geval dat hij of zij een onderzoeksjournalist zou zijn?
Nee, het zelfstandige feit dat een persoon op een laptop werkt in de buurt van een overheidspand, of dat iemand mogelijk onderzoeksjournalist is, is geen reden om deze persoon te registeren.
Waarom was het nodig om, zoals in informatie aan de heer De Winter is meegedeeld, juist ten aanzien van de NSS de mogelijkheid om onderzoeksjournalistiek uit te voeren te beperken, en op welke rechtsgrond rust die beslissing?
Er zijn in het kader van de NSS geen maatregelen genomen om onderzoeksjournalistiek te beperken.
Waarom vond de beveiliger van de Dienst Bewaken & Beveiligen die het pand aan de Noordwal (Den Haag) verliet het nodig de aanwezigheid van de heer De Winter op 13 januari 2014 te registeren, terwijl de dia met aandachtsvestiging geldig was vanaf 18 januari 2014, en geldig in de publieke ruimte in plaats van bij de ingang van het pand?
Het past binnen de taakuitvoering van de dienst Bewaken en Beveiligen om extra alert te zijn. Dit, om voor de hand liggende redenen, te meer in de omgeving waar ze te werk zijn gesteld.
Het feit dat de toegezegde pilot met het persoonlijk assistentiebudget nog niet van start is gegaan |
|
Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat de toegezegde pilot met het persoonlijk assistentiebudget nog niet van start is gegaan, terwijl deze aan het begin van dit jaar gestart zou zijn?1
In mijn brief van 6 november jl. heb ik aangegeven dat ik in de aanloop naar de Wlz de mogelijkheden van de ZZP-meerzorgregeling in het pgb in wil zetten om ervaring op te doen met persoonlijke assistentie2 voor cliënten die volledig in staat zijn om regie te voeren over het eigen leven maar om medische redenen zijn aangewezen op permanent toezicht. Nadien heb ik u in reactie op het VSO ADL-assistentie d.d. 3 juli jl.3 toegelicht dat (inderdaad) aanvankelijk werd gedacht aan een pilot met een beperkt aantal deelnemers en een beperkte duur om ervaring op te doen met persoonlijke assistentie. Vertegenwoordigers van zorgkantoren, het Zorginstituut Nederland en VWS hebben de mogelijkheden van een dergelijke pilot verkend. Op grond daarvan is gekozen voor een andere route. Gezamenlijk is namelijk ingezien dat voor de doelgroep de huidige regelgeving reeds mogelijkheden biedt voor de toekenning van pgb op basis van ZZP-meerzorg. De meerzorgregeling staat namelijk open voor cliënten die meer zorg nodig hebben dan is opgenomen in ZZP LG5 of ZZP LG7 of omdat de integrale zorgbehoefte tevens bestaat uit chronische invasieve beademing of non-invasieve beademing. Daarom is verder gesproken over een meer gerichte toepassing van de ZZP-meerzorgregeling en de keuze voor pgb voor deze doelgroep. Zorgkantoren kunnen namelijk op basis van artikel 2.6.6, vijfde lid van de Regeling Subsidies AWBZ de hoogte van het pgb verhogen als cliënten de door het zorgkantoor toegekende meerzorg via pgb zelf willen inkopen.
Er zijn dus geen belemmeringen in de wet- en regelgeving om een start te maken met persoonlijke assistentie. De bestaande mogelijkheden zijn thans slechts zeer incidenteel benut omdat zorgkantoren nog weinig ervaring hebben met deze groep clienten, die door ontwikkelingen in medische technologie nu een langere levensverwachting hebben gekregen. Ook speelt mee dat er voor deze doelgroep nog geen geschikte procedure is ontwikkeld in de uitvoeringspraktijk. De procedures voor meerzorg zijn namelijk voortgekomen uit de zorgzwaarte van cliënten met een verstandelijke beperking met bijkomende gedragsproblematiek. De huidige aanvraagprocedure is dan ook toegespitst op professionals in zorginstellingen die gehandicaptenzorg met bijkomende gedragsproblematiek leveren in natura. Daar moet wat aan worden gedaan. De afgelopen periode heeft Vilans daarom gewerkt aan een op maat gesneden procedure voor cliënten die meerzorg met pgb willen inkopen. Zorgkantoren zullen aanvragen voor pgb-meerzorg volgens dit format in behandeling nemen. Dit format is echter primair nog niet geschikt bevonden voor cliënten die opteren voor persoonlijke assistentie. Daarom heb ik in overleg met de zorgkantoren Vilans ook de opdracht gegeven in het verlengde van het eerder gevolgde proces, in samenwerking met veldpartijen, een toegespitst format te ontwikkelen voor de doelgroep van persoonlijke assistentie. De inzet is dat zorgkantoren hiermee vanaf begin oktober individuele aanvragen kunnen afwikkelen. In veel gevallen zal de medisch adviseur het individuele zorgplan zelf kunnen beoordelen. Het CCE heeft op mijn verzoek echter aangegeven bereid te zijn te adviseren over individuele aanvragen vanuit de doelgroep met ZZP LG5 of ZZP LG7 indien zorgkantoren daar behoefte aan hebben.
Kunt u een verklaring geven voor het feit dat de pilot nog niet van start is gegaan?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat de pilot met het persoonlijk assistentiebudget voor de groep cliënten met een zeer complexe zorgvraag een ontzettend belangrijke stap is?
Ja, voor een kleine cliëntgroep heeft het persoonlijke assistentiebudget voordelen vanuit oogpunt van cliëntveiligheid. Het gaat om zwaar lichamelijk gehandicapte cliënten die ondanks zeer ernstige lichamelijke beperkingen kunnen en willen deelnemen aan de samenleving maar zijn aangewezen op zorg met een zeer korte responstijd. Deze groep cliënten heeft door ontwikkelingen in medische technologie nu een langere levensverwachting gekregen. Het is in voorkomende situaties vanuit medisch oogpunt noodzakelijk om direct in te grijpen omdat er anders een levensbedreigende situatie ontstaat. Het Zorginstituut (voorheen College voor Zorgverzekeringen) heeft ook over de afbakening van de doelgroep van persoonlijke assistentie geadviseerd in het rapport over ADL-assistentie van 18 april 2013. Voor mij staat voorop dat cliënten die behoefte hebben aan zorg met een zeer korte responsetijd omdat er medische noodzakelijkheid is tot direct ingrijpen, deze zorg ook moeten krijgen.
Welke organisaties worden op dit moment betrokken bij de uitvoering van deze pilot?
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 1 en 2 is gekozen voor een andere route. Het zijn de zorgkantoren die een beslissing nemen over de omvang van meerzorg. Van belang is dat de mogelijkheden die de huidige regelgeving biedt, op verantwoorde wijze in de uitvoeringspraktijk worden benut en dat zorgkantoren ervaring op gaan doen en delen over deze relatief nieuwe groep cliënten, die door medische ontwikkelingen nu een langere levensverwachting hebben. Hierbij zijn alle relevante partijen betrokken.
Wie heeft op dit moment de regie over de uitvoering van deze pilot met het persoonlijk assistentiebudget? Wordt ook regie gehouden over de andere betrokken partijen, hun houding ten opzichte van de pilot en over de uitvoering van hun taken?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bekend met de problemen die cliënten uit de doelgroep op dit moment al ondervinden als gevolg van het uitblijven van de start van de pilot?
Het is mij bekend dat persoonlijke assistentie van belang is voor enkele cliënten die met name vanuit oogpunt van cliëntveiligheid persoonlijke assistentie verkiezen boven ADL-assistentie in de Fokuswoning. In enkele gevallen kunnen zij een geschikte aangepaste woning aanvaarden maar ondervinden zij het probleem dat het toegekende pgb ontoereikend om 24 uur per dag toezicht in te kopen.
Bent u ervan op de hoogte dat het persoonlijk assistentiebudget van groot belang is bij de overgang naar de Wet langdurige zorg (Wlz), in geval van herindicaties, en dat het voor problemen kan zorgen voor cliënten wanneer het persoonlijk assistentiebudget niet tijdig wordt geborgd in de Wlz?
Ik ben ervan op de hoogte dat persoonlijke assistentie vanuit oogpunt van cliëntveiligheid van belang is de kleine groep cliënten waar het hier om gaat. Zoals aangegeven is de inzet is dat zorgkantoren hiermee vanaf begin oktober nog onder de AWBZ individuele aanvragen kunnen afwikkelen. De doelgroep zoals het CVZ die in het rapport van 18 april 2013 heeft omschreven komt in de huidige situatie in aanmerking voor een verblijfsindicatie en kan een aanvraag doen voor meerzorg. Als de Wlz in werking is getreden, zal op grond van artikel 3.2.1 toegang kunnen krijgen tot de Wlz omdat ze een blijvende behoefte hebben aan permanent toezicht of 24 uur per dag zorg in de nabijheid. Ook dan kan men een aanvraag doen voor meerzorg.
Deelt u de mening dat de pilot met het persoonlijk assistentiebudget, mede om bovengenoemde redenen, moet plaatsvinden vóór de Wlz in werking treedt?
Zoals is aangegeven in het antwoord op de vragen 1 en 2 zijn er geen belemmeringen in de huidige wet- en regelgeving om op basis van de zzp-meerzorgregeling een start te maken met persoonlijke assistentie. Ook de Wlz kent deze mogelijkheden. In alle gevallen beslist het zorgkantoor of de cliënt aanspraak kan maken op meerzorg.
Deelt u voorts de mening dat de mogelijkheid van het persoonlijk assistentiebudget wettelijk moet worden verankerd, zodat er in de toekomst geen onzekerheden ontstaan over wie er toegang, onder welke voorwaarden heeft?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid de pilot op korte termijn alsnog van start te laten gaan? Op welke manier kan deze pilot zo snel mogelijk worden gestart, en op welke termijn heeft u dit voor ogen?
Zie het antwoord op de vragen 1, 2 en 7.
Op welke wijze en termijn zal de Kamer door u over de start en voortgang van deze pilot worden geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 10.
Bent u ervan op de hoogte dat de pilot met het persoonlijk assistentiebudget binnen de meerzorgregeling erg lastig is vanwege de systematiek van de zzp-meerzorgregeling?
Zie antwoord vraag 10.
Deelt u de mening dat, wanneer de pilot binnen de meerzorgregeling zou starten, hiervoor wel voldoende ruimte moet worden gecreëerd om van bestaande regels af te kunnen wijken?
Zie antwoord vraag 10.
Segregatie in het onderwijs |
|
Jasper van Dijk , Sadet Karabulut |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het artikel «Minder segregatie scholen, maar winst fragiel», waarin staat dat de segregatie in het basisonderwijs is gedaald, maar dat de tweedeling de komende jaren juist weer zal toenemen?1
Deze dalende trend blijkt ook uit de gegevens van DUO. Uit deze gegevens blijkt niets van een toekomstige toename van een tweedeling.
Deelt u de mening dat de succesvolle pilots in twaalf grote steden om segregatie in het basisonderwijs tegen te gaan, voortgezet dienen te worden?
Uit het onderzoek dat Regioplan in 2012 naar de pilots «gemengde scholen» heeft uitgevoerd, blijkt dat de resultaten van maatregelen die lokaal zijn genomen maar zeer gering zijn. In de beleidsreactie (Kamerstukken II, 2011/12, 31 293, nr. 139) is door mijn voorganger uitvoerig gereageerd op de resultaten van dit onderzoek. De conclusie was om de pilots geen vervolg te geven. Ik deel deze mening. Gemeenten mogen daarmee zelfstandig wel doorgaan.
Hoe kan het dat er geen structureel overleg meer plaatsvindt tussen gemeenten en scholen over de bestrijding van segregatie, terwijl dit wettelijk verplicht is? Gaat u zich ervoor inspannen dat dit overleg weer wordt hervat?
Uit het rapport van Forum «Bestrijding van onderwijssegregatie in gemeenten» blijkt dat gemeenten een eigen afweging maken om onderwijssegregatie wel of niet expliciet te bespreken met de schoolbesturen en eventueel maatregelen te nemen. Omdat hier sprake is van een gedecentraliseerde taak en gemeenten gezien vanuit hun wettelijke verplichting de keuze over deze gesprekken niet eenzijdig kunnen maken, heb ik de uitkomst van dat onderzoek onder de aandacht gebracht van de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Het is namelijk aan de gemeenteraad om B&W aan te spreken op het gevoerde beleid.
Wat is uw reactie op het onderzoek van Forum «Basisscholen en hun buurt: ontwikkeling van afspiegeling en segregatie»?2
Forum geeft aan dat er sprake is van een dalende trend, maar dat de oorzaak daarvoor niet makkelijk te benoemen is. Het allerbelangrijkste is een verbetering van de kwaliteit van de scholen. Het beleid is dan ook daarop gericht en niet op de samenstelling van scholen. Scholen werken ook hard aan die kwaliteit.
Kunt u een overzicht geven van de lopende initiatieven van ouders om te komen tot gemengde scholen?
Nee, deze gegevens worden niet geregistreerd.
Hoe staat het met uw toezegging om «welwillend» om te gaan met het verzoek om met Vereniging van Nederlandse Gemeenten, Forum en de PO-Raad te spreken over het steunen van lokale initiatieven rond de bestrijding van segregatie?3
Er is toegezegd om met VNG en PO-Raad te praten over het steunen van lokale initiatieven. Het ministerie van OCW heeft deze toezegging opgepakt. In overleggen van het ministerie met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en de PO-Raad komt dit onderwerp met regelmatig ter sprake.
Op welke wijze kan het succes van de pilots ten goede komen aan het integratiebeleid in heel Nederland? Welke rol ziet u hiervoor weggelegd bij de betreffende ministeries en op welke wijze kunnen zij hierin het voortouw nemen?
De algemene conclusie uit het onderzoek van Regioplan naar de pilots4 is dat het effect van de verschillende instrumenten die de betreffende gemeenten hebben ingezet bescheiden is. De maatregelen die op lokaal niveau zijn genomen dragen maar in zeer beperkte mate bij aan het tegengaan van segregatie op basisscholen. De samenstelling van scholen is in hoge mate het resultaat van de samenstelling van wijken en buurten en de keuzes die ouders maken. Het allerbelangrijkste is een sterke verbetering van de kwaliteit van de scholen. Gelet op deze conclusies zie ik geen aanleiding om het integratiebeleid daarop aan te passen. Het staat gemeenten uiteraard vrij om hiermee wel door te gaan.
Hamas die toetreedt tot de Palestijnse regering |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het artikel «Regering Hamas-Fatah bijna rond»?1
Ja.
In hoeverre klopt het dat aanstaande week de islamitische terreurorganisatie Hamas toetreedt tot de Palestijnse Fatah-regering?
Nee. Hamas is niet toegetreden tot de Palestijnse regering. Deze regering is technocratisch van karakter en bestaat uit onafhankelijke leden die niet aan Hamas zijn gelieerd.
Deelt u de visie dat, helemaal na toetreding van Hamas tot het Palestijnse bestuur, de Palestijnse Gebieden geschrapt dienen te worden als partnerland en daarmee ook de 15,5 miljoen euro aan steun? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid ook de Nederlandse gelden die via de EU, de VN en de Wereldbank richting de Palestijnse Gebieden gaan (en dus binnenkort ook de terroristen van Hamas), zo spoedig mogelijk stop te zetten? Zo nee, hoe kijkt u aan tegen steun aan terroristische organisaties?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze bent u van plan de Nederlandse afschuw van deze ontwikkeling kenbaar te maken aan de Palestijnse Autoriteit?
De vorming van deze Palestijnse regering is een stap in de richting van hereniging van de Palestijnse Gebieden. Het kabinet zal deze technocratische regering beoordelen op haar daden, waarbij de Kwartetbeginselen leidend zijn. Het kabinet ziet dan ook geen reden om hierover zijn afschuw uit te spreken.
Het persoonsgebonden budget (pgb), Thomashuizen en vastgoed |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Vindt u het geoorloofd dat pgb's worden ingezet voor het betalen van woonlasten?1
Het is niet geoorloofd pgb in te zetten voor woonlasten. Het pgb kan alleen aan zorg worden besteed. Hoe vaak door individuele Thomashuizen en Herbergiers pgb-geld aan woonlasten uit wordt gegeven is mij niet bekend. De Drie Noteboomen, de organisatie die de formules Thomashuis en Herbergier in eigendom heeft, sluit niet uit dat er in een enkel geval vanuit het pgb-geld tijdelijk wordt bijgesprongen als iemand lastig zit met de huur. Woonlasten en pgb-geld worden weliswaar gesplitst op de factuur van het Thomashuis aan de cliënt, maar het zorgkantoor kan uit de factuur, op basis waarvan de client zich verantwoord, niet opmaken of het betreffende pgb-geld ook aan woonlasten is besteed. De verantwoording van de budgethouder is niet specifiek genoeg. Bij het antwoord op vraag 3 ga ik hierop verder in. Het is ook daarom dat ik geen overzicht kan geven. Ik geef u wel een algemeen beeld zoals mij dat door de Drie Noteboomen is aangereikt.
De kosten verbonden aan het verblijf in een wooninitiatief – huur van een kamer, eten, service en energie – moeten uit eigen middelen worden betaald. Deze woonlasten kunnen dus niet uit het pgb worden betaald. De kosten worden direct door de budgethouder of via het Thomashuis of de Drie Noteboomen aan de woningcorporatie betaald die het pand in eigendom heeft. In het geval van de Thomashuizen worden de woonlasten uit de wajong-uitkering van de bewoner betaald. De woonlasten zijn dusdanig dat er ruimte blijft vanuit de wajong-uitkering voor zak-en kleedgeld, verzekeringen en uitstapjes. In geval van de Herbergier betreft wel een mix van goedkopere en duurdere kamers, toegankelijk voor mensen met een AOW/aanvullend pensioen tot bewoners die eigen geld of vermogen inbrengen.
Daarnaast, zo geeft De Drie Noteboomen aan, wordt het pgb-geld, dat de bewoners inbrengen, gemiddeld genomen aan het volgende besteed:
Het is overigens zo dat ik door meerdere wooninitiatieven ben gevraagd meer duidelijkheid te geven waaraan de toeslag mag worden besteed. Hiermee geef ik deze. Omdat de toeslag aan het pgb zelf wordt toegevoegd zou daaruit de conclusie kunnen worden getrokken dat deze alleen aan zorg kan worden besteed. De toeslag van € 4.000 moet besteed kunnen worden waarvoor deze in het leven is geroepen: het organiseren van zorg en gemeenschappelijke ruimtes. Voorwaarde voor mij is echter wel dat deze toeslag afzonderlijk moet kunnen worden verantwoord om vermenging met de rest van het pgb, dat alleen aan zorg kan worden besteed, te voorkomen. Voor de duidelijkheid: ook de toeslag kan niet worden besteed aan woonlasten.
Ik ga in overleg met betrokken partijen (Drie Noteboomen, eventuele vertegenwoordigers van andere wooninitiatieven en de zorgkantoren) om te bezien hoe gezorgd kan worden voor heldere verantwoording over het individuele en/of totale pgb-geld in algemene zin en de toeslag van € 4.000 in het bijzonder. De Drie Noteboomen heeft in haar publieke brief (3 juni 2014) in reactie op artikel in de Volkskrant aangegeven een voorstel te willen doen voor de verantwoording.
Hoe vaak komt het bij de Thomashuizen (en eventueel de Herbergiers) voor dat geld van het pgb wordt aangesproken voor woonlasten? Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen?
Zie antwoord vraag 1.
Op welke wijze beoordelen zorgkantoren de verantwoording van de pgb's wanneer er woonlasten worden opgevoerd? Hanteren zorgkantoren verschillen?
Feitelijk moet elk pgb individueel worden verantwoord. Met elke bewoner wordt daarom een zorgovereenkomst gesloten, die geaccordeerd wordt door de wettelijk vertegenwoordiger, waarin het pgb naar de diverse zorgfuncties wordt uitgesplitst. Op basis van de zorgovereenkomst krijgt de cliënt facturen. Deze kunnen en worden als verantwoording overlegd aan het zorgkantoor.
Wat meespeelt bij wooninitiatieven is dat bewoners (van) dezelfde (personen) zorg ontvangen en van dezelfde faciliteiten gebruik maken. Ook kan het zijn dat de ene persoon vanwege een budgetgarantie uit het verleden meer pgb te besteden heeft dan een persoon met dezelfde zorgvraag die recent een pgb heeft gekregen op basis van de huidige tarieven. De verantwoording zoals net omschreven is daarom meer algemeen. Dit wordt door zorgkantoren gedoogd. Het is voor zorgkantoor daardoor niet te achterhalen hoe het pgb-geld daadwerkelijk per persoon wordt besteed. Een enkel zorgkantoor wil nog wel eens meer specifieke individuele verantwoording vragen. Ook wordt net als bij alle budgethouders steekproefsgewijs door zorgkantoren een intensieve controle uitgevoerd.
Het is om dit alles dat het goed is dat wooninitiatieven en zorgkantoren in overleg gaan om de verantwoording voor pgb-houders in wooninitiatieven eenduidig te regelen. Dat is temeer nodig en actueel vanwege het trekkingsrecht, waarmee niet achteraf meer wordt verantwoord maar aan de voorkant wordt gekeken of het pgb-geld goed wordt besteed.
Is het mogelijk dat zorgkantoren woonlasten bij Thomashuizen/Herbergiers door de vingers zien vanwege het positieve imago van deze kleinschalige woonvoorzieningen?
Ik heb hier geen signalen over ontvangen. Wel is het zo, zoals ik in antwoord op 3 aangaf, dat het voor zorgkantoren door de huidige algemene wijze van verantwoorden lastig is uit te sluiten of bijvoorbeeld toch niet enig pgb-geld voor woonlasten wordt ingezet.
Leidt de volgende uitspraak logischerwijs tot legitieme inzet van pgb voor woonlasten: «om zorg te kunnen leveren, wordt tweederde van het pand gebruikt. Hiermee is het onderdeel van de bedrijfsvoering. Al onze facturen worden maandelijks gecontroleerd door het zorgkantoor»?2 Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoorden op de vorige vragen.
Hoe oordeelt u over huurprijzen bij Thomashuizen die hoger liggen dan de Wajong-uitkering (1.114 euro bruto)? Vindt u dit normale huurprijzen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Drie Noteboomen geven aan dat per bewoner huur, service en eten/drinken samen altijd ongeveer € 750 bedragen. Dit is zodanig dat ruimte is voor zak- en kleedgeld, verzekeringen en uitstapjes.
Is het gebruikelijk dat een woningbouwcorporatie een investering in woningen in 10 jaar terugverdient? Erkent u dat er dan sprake is van commerciële verhuur, en in feite vastgoedhandel? Kunt u uw antwoord toelichten?
De Drie Noteboomen geeft aan dat alle panden in eigendom van een woningcorporatie zijn. Het is aan de woningcorporatie in overleg met elk Thomashuis en De Drie Noteboomen welk huurbedrag zij afspreken. Huurcontracten worden afgesloten voor 10 jaar. Coöperaties rekenen de kosten van het Thomashuis door zoals zij ook sociale huisvestingprojecten doorberekenen. Ze komen zo in aanmerking voor financiering Diensten van Algemeen Economisch Belang. De voorwaarden voor deze financieringsvorm zijn een bruto rendement van 5,5 a 6% van het geïnvesteerde vermogen en een afschrijvingsperiode van 50 jaar.
Wat vindt u ervan dat Thomashuizen gerund worden via het franchisemodel, waarbij franchisenemers een forse persoonlijke investering moeten meebrengen eer zij ondernemer zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
De overheid is hierin geen partij. Het is een zaak tussen De Drie Noteboomen en de franchisenemers. De Drie Noteboomen geeft desgevraagd aan dat ze, zoals onder 1 reeds aangegeven, ieder jaar een investeringsfee van 5% van de franchisenemer vraagt. Deze wordt door de drie Noteboomen gezien als overhead van de formule en ingezet om met haar team alle franchisenemers te scholen en op diverse wijzen te ondersteunen, en haar formules te blijven ontwikkelen en verbeteren. Voordat franchisenemers starten en inkomsten krijgen wordt een investeringsfee van 25% gevraagd. Deze fee gebruikt de Drie Noteboomen om franchisenemers te helpen opstarten, zoals hulp bij schrijven van een plan, verwerven en inrichten van een pand, scholing, werven van hulpverleners en vrijwilligers, marketing, alsmede de eerder genoemde zaken bij de jaarlijkse herhalingsfee van 5%. Alle investeringen door de franchisenemers worden binnen de looptijd van de franchise afgelost.
Hoe hoog is de investering die een franchisenemer moet doen, eer deze een Thomashuis mag beginnen? Aan wie komt dit bedrag ten goede?
Zie antwoord vraag 8.
Vindt u niet dat de afhankelijkheid van het Thomashuis als onderneming erg groot wordt, doordat de franchisenemer zoveel eigen geld in het zorgproject heeft zitten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u het risico dat een ondernemer bewoners met een hoog pgb nodig heeft, en een mogelijk vertrek zal willen voorkomen omdat deze dan (veel) geld misloopt? Zo neen, waarom niet?
Om voldoende inkomsten via het pgb te krijgen, heb ik van de Drie Noteboomen begrepen dat een mix nodig is van ZZP’s 3 t/m maximaal 6. Het is niet mogelijk om meerdere cliënten met een zeer zware zorgvraag in Thomashuis of Herbergier te hebben ten behoeve van voldoende aandacht voor iedereen en omdat zorgondernemers de zorg voor vele zware cliënten niet waar kunnen maken. Omdat mensen met een grotere zorgvraag meer inkomsten inbrengen is het voorstelbaar dat zorgondernemers deze persoon minder graag zien vertrekken. Maar een hoger pgb betekent ook navenant meer inzet van zorg en capaciteit. Mij hebben voorts geen signalen bereikt waaruit opgemaakt zou kunnen worden dat bewoners onder druk worden gezet om een wooninitiatief wel of niet te verlaten.
Erkent u dat er een dubbel verdienmodel in de Thomashuizen/Herbergiers zit, doordat en de franchisenemer en «De Drie Notenboomen» geld verdienen aan de kleinschalige woonvoorziening? Wat vindt u hiervan?
De franchisenemers, de primaire hulpverleners, ontvangen inkomen voor de zorg die zij leveren. De Drie Noteboomen ontvangt inkomsten via de eerder genoemde herhalingsfee (5% van het pgb, circa € 22.000 per Thomashuis) en de investeringsfee van franchisenemers. De Drie Noteboomen benadrukt dat haar overhead relatief beperkt is ten opzichte van reguliere zorginstellingen. Daar moet dan wel bij worden opgemerkt dat het pand en de woonlasten niet in de kostprijs zitten zoals bij een reguliere instelling wel het geval is, maar daar is ook, uitgezonderd de toeslag van € 4.000, geen rekening mee gehouden in de pgb-tarieven. In tegenstelling tot andere pgb-houders die vaak een deel van het pgb-geld niet besteden (gemiddeld 10%) kan gezegd worden dat de meeste pgb-houders in en Thomashuis het pgb volledig benutten, volledig overmaken aan het Thomashuis, uitgezonderd het vrijbesteedbare bedrag.
Maken bewoners van Thomashuizen meer of minder hun pgb op in vergelijking met andere mensen met een vergelijkbaar pgb? Kunt u dit (laten) uitzoeken?
Zie antwoord vraag 12.
Wat is het bedrag dat een franchisenemer moet betalen aan het overkoepelende bedrijf «De Drie Notenboomen»? Is dat 25.000 euro per kleinschalige woning? Vindt het acceptabel dat dit bedrag onttrokken wordt aan de zorg?
Zie antwoord vraag 12.
Wat is het totale bedrag dat «De Drie Notenboomen» per jaar krijgt van de Thomashuizen en de Herbergiers? Klopt het dat «De Drie Notenboomen» een bedrijf is van 80 miljoen euro?3 Klopt het dat dit geld uit pgb’s wordt opgebracht? Zo neen, hoeveel is het per jaar en hoe wordt dit geld opgebracht?
Als de pgb’s van alle bewoners van alle Thomashuizen en Herbergiers bij elkaar worden opgeteld wordt de uitkomst ongeveer geschat op € 80 miljoen. Als omzet van De Drie Noteboomen moeten echter de genoemde fees worden gezien. Ook wordt de huur van corporaties meegenomen in de omzet. Uit de jaarrekening die in 2013 bij de Kamer van Koophandel is gedeponeerd is ook van een dergelijk bedrag sprake.
Wie heeft de aandelen van «De Drie Notenboomen» nu in handen? Welke verwevenheid is er tussen dit bedrijf en Vestia? Vindt u die verwevenheid geoorloofd?
De Drie Notebomen heeft 100% van de aandelen van de Thomashuizen en Herbergiers in handen. De aandelen werden in het verleden gedeeld tussen drie samenwerkingspartners: Meavita, Vestia en de initiatiefnemer van de Thomashuizen. Bij haar faillissement is Meavita uit beeld geraakt. Ook Vestia, voorheen altijd de betrokken coöperatie, is niet langer aandeelhouder. De MC-groep, het bedrijf van de heer Loek Winter, heeft nu samen met de initiatiefnemer van de Thomashuizen de aandelen in handen.
Vindt u het niet vreemd dat «De Drie Notenboomen» geen jaarverslag deponeert?4 Waarom hoeft zij dat niet te doen; zij werkt toch met zorggeld?
De Drie Notebomen deponeert een jaarrekening bij de Kamer van Koophandel. Zij hoeft geen maatschappelijk jaarverslag in te dienen omdat zij niet als zorgaanbieder geregistreerd staat.
Welke rol speelt ondernemer Louk Winter in dit geheel? Is het wenselijk dat zorg als onderneming wordt gezien? Is het niet risicovol dat Louk Winter langzaam maar zeker een imperium aan het opbouwen is? Is de gezondheidszorg – ook vanuit democratisch oogpunt – hierbij gebaat?
Ik vind het niet opportuun om me uit te laten over individuele personen die werkzaam bij of eigenaar zijn van een zorgaanbieder. De MC-groep heeft nu 2/3 van de aandelen van de formules Thomashuis en Herbergier in handen. Indien en voor zo ver er sprake is van een onwenselijke samenklontering van zorg, in de zin dat de mededinging significant beperkt wordt of dat er sprake is van aanmerkelijke marktmacht, zullen de toezichthouders ACM en NZa optreden. Vernieuwingen en verschuivingen in het zorglandschap kunnen bijdragen aan een verbetering in kwaliteit voor de patiënt en cliënt. Combinatie van verschillende soorten zorg onder één paraplu kan er voor zorgen dat organisaties van elkaar leren en dat er verbeteringen worden doorgevoerd waar de cliënt bij gebaat is.
Zou het niet beter zijn om kleinschalige woonvoorzieningen zoals de Thomashuizen en Herbergiers onder te brengen in de mogelijke nieuwe Wet langdurige zorg via een naturavergoeding? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wanneer kan de Kamer een voorstel tot aanpassing van de wet ontvangen waarin dit wordt geregeld?
Het is van belang dat er een gevarieerd zorglandschap is. Via het pgb wordt innovatie bewerkstelligd en bijgedragen aan dat gevarieerde zorglandschap. Daaruit zijn allerhande wooninitiatieven, waaronder de Thomashuizen, ontstaan. Soms ook omdat mensen niet tevreden waren met het natura-aanbod. De Wlz biedt ruimte voor verschillende vormen van zorg in verschillende settings. Ik zie juist het recht op die keuzevrijheid als belangrijke verbetering in de Wlz. Een verplichting tot naturazorg past hier niet bij.
Hoe beoordeelt de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) de kwaliteit van de zorg, geleverd in de Thomashuizen? Zijn er signalen (geweest) van gebrekkige zorg van de Thomashuizen die de IGZ hebben bereikt? Zo ja, wilt u dit toelichten? Zo neen, wilt u hier onderzoek naar laten doen door de IGZ?
Bij de IGZ bestaan op basis van de meest recente inspectiebezoeken aan een aantal locaties geen grote zorgen over de kwaliteit en veiligheid bij de Thomashuizen. De IGZ krijgt jaarlijks een zeer gering aantal meldingen over de Thomashuizen, variërend van 0 tot 2 per jaar. De meeste meldingen komen voort uit conflictsituaties over geleverde zorg die niet aan de verwachtingen van cliënten of hun omgeving voldoet. In het algemeen kan worden gesteld, dat bij het brengen van inspectiebezoeken in eerste instantie wel normoverschrijdingen werden geconstateerd, maar dat bij een herbezoek altijd de door de IGZ gevraagde verbeteringen waren gerealiseerd. De locaties voldeden aan de wettelijke eisen. Ook in 2014 brengt de IGZ inspectiebezoeken aan de Thomashuizen.
Het voorschrijven van groeihormonen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw oordeel over de brief die het Radboud universitair medisch centrum aan zijn patiënten die groeihormonen gebruiken heeft gestuurd waarbij het aangeeft dat om niet-medische redenen patiënten gedwongen worden van medicijnen te switchen?1 2
De keuze welk geneesmiddel een patiënt nodig heeft is voorbehouden aan de behandelende arts. Voorschrijvers dienen zich hierbij in beginsel te houden aan de behandelrichtlijnen van de eigen beroepsgroep. De verantwoordelijkheid hiervoor ligt bij de voorschrijver zelf.
Het standpunt van College ter Beoordeling van Geneesmiddelen (CBG) ten aanzien van groeihormonen en de overige biologische geneesmiddelen (waaronder biosimilars) is als volgt:
«De behandelend arts moet bij een overgang van het ene naar het andere biologische geneesmiddel betrokken zijn. Omdat de biologische producten niet per definitie identiek zijn, is het van groot belang dat te allen tijde te traceren is welk product een patiënt heeft gekregen, zeker in geval er een vermoeden bestaat van een oorzakelijk verband met een opgetreden bijwerking.
Het College ter Beoordeling van Geneesmiddelen is van mening dat:
Beroepsbeoefenaren dienen ten aanzien van biologische geneesmiddelen te handelen conform hetgeen het CBG bovenstaand aangeeft.
De Handleiding Geneesmiddelensubstitutie (juni 2013) van de Koninklijke Nederlandse Maatschappij ter bevordering der Pharmacie (KNMP) geeft het volgende ten aanzien van substitutie van biosimilars aan:
«Evenals bij substitutie van gewone middelen geldt dat substitutie alleen met toestemming van voorschrijver en patiënt kan plaatsvinden, dat de ernst van de aandoening of het gegeven dat de instelling van de behandeling zeer nauw luistert een reden kan zijn om niet te substitueren ook al zijn er wetenschappelijk gezien geen problemen te verwachten en dat er niet frequent moet worden gesubstitueerd.»
Het Radboud Universitair Medisch Centrum heeft haar patiënten zowel schriftelijk (via een brief) als mondeling tijdens een bezoek aan de behandelend arts (in het kader van de behandelovereenkomst) voorgelicht over het switchen naar een ander groeihormoon.
Uit navraag bij het Radboud Universitair Medisch Centrum blijkt dat de patiënten, die om bepaalde redenen niet kunnen switchen naar een ander groeihormoon, op hun huidige groeihormoon ingesteld blijven. Het Radboud Universitair Medisch Centrum heeft met het switchen beoogd om de kwaliteit van de behandeling voor de patiënt te behouden en een doelmatigheidsslag te maken.
Hoe verhoudt deze handelwijze zich tot de afspraken en richtlijnen dat switchen bij het gebruik van groeihormonen om niet-medische redenen niet wenselijk is? Is dit niet in strijd met het ook door u verwoorde standpunt dat switchen om niet-medische redenen een «zorgwekkende» constatering is?3
Ik ga ervan uit dat artsen voorschrijven conform de geldende behandelrichtlijnen. De IGZ houdt toezicht op het voorschrijfgedrag van artsen conform de geldende behandelrichtlijnen. Ik geef in mijn brief ten aanzien van de overheveling aan (Kamerstukken II 2013–2014, 29 248, nr. 269) dat het signaal zorgwekkend is dat voorschrijvers zich onder druk gezet voelen om te switchen naar andere geneesmiddelen vanwege budgetdruk. Ik ben van mening dat het switchen van geneesmiddelen niet mag leiden tot kwaliteitsverlies van een behandeling. Artsen dienen immers verantwoorde zorg te leveren.
Is het waar dat ook andere Universitair Medische Centra (UMC’s) hiertoe overgaan of zijn overgegaan? Kunt u aangeven wat het beleid is in de acht UMC’s op het terrein van de behandeling van aandoeningen met groeihormonen?
Het is mij niet bekend dat de andere Universitair Medische Centra ook deze werkwijze hanteren of gaan hanteren. Ik wil nogmaals benadrukken dat het de verantwoordelijkheid van de voorschrijver is om zich te houden aan de geldende behandelrichtlijnen.
Gaat u bewerkstelligen dat deze handelwijze wordt teruggedraaid? Zo nee, waarom niet?
Nee, het betreft de keuze en de verantwoordelijkheid van de voorschrijver.
Hebben patiënten bij behandeling met groeihormonen recht op een naaldloze behandeling? Dient elk ziekenhuis die deze behandeling aanbiedt een assortiment aan groeihormonen te hebben dat zowel preparaten die met een naald worden toegediend als naaldloze preparaten omvat?
De patiënt heeft aanspraak en recht op verantwoorde zorg overeenkomstig de stand van de wetenschap en de praktijk, zoals onder andere vastgelegd in behandelrichtlijnen. Een patiënt heeft aanspraak op een passende behandeling. Een ziekenhuis dient altijd verschillende geneesmiddelen en hulpmiddelen beschikbaar te hebben, omdat er altijd patiënten kunnen zijn die, vanuit medische noodzaak, een ander geneesmiddel en/of hulpmiddel nodig hebben voor een juiste behandeling.
Is de huidige financiering van groeihormonen na de overheveling adequaat? Kunt u aangeven hoe de financiering nu precies is geregeld en of deze financiering voorkomt dat ziekenhuizen onevenredig verlies lijden wanneer zij veel patiënten behandelen die groeihormonen nodig hebben?
Vanuit macro-perspectief is er voldoende budget beschikbaar voor groeihormonen. Daarnaast heeft de Nederlandse Zorgautoriteit voor alle groeihormonen een add-on als declaratietitel vastgesteld. Het budget voor een individueel ziekenhuis komt tot stand door onderhandelingen tussen zorgverzekeraars en ziekenhuizen.
Het is voor ziekenhuizen soms lastig de budgetten die zij ontvangen van zorgverzekeraars op de juiste manier intern te verdelen en daarnaast ontbreekt soms de kennis bij voorschrijvers over de bekostiging. Hierdoor kunnen voorschrijvers het idee krijgen dat zij vanwege budgetkrapte (dure) geneesmiddelen niet meer mogen voorschrijven. Dat mag niet het geval zijn. Een voorschrijver dient altijd conform de stand van de wetenschap en de praktijk geneesmiddelen te kunnen voorschrijven. Duur waar het moet, goedkoop waar het kan. Voorschrijven conform behandelrichtlijnen en medische noodzaak gaat altijd voor financiële (budget) afspraken.
Zou het niet wenselijk zijn om bij een dergelijk gespecialiseerd medicijngebruik waarbij slechts een beperkt aantal patiënten is betrokken – in dit geval ongeveer 3.500 patiënten – over te gaan naar een systeem van centrale landelijke inkoop van medicijnen waarbij de rechten van patiënten in het hele land in gelijke mate geborgd zijn en dit niet afhankelijk wordt gemaakt van het handelen van individuele ziekenhuizen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit realiseren?
Nee, het past niet in het zorgstelsel dat wij met elkaar in Nederland hebben. Ik zie een farmaceutische behandeling met geneesmiddelen niet anders dan een andere behandeling. Het moet een integraal onderdeel van elkaar zijn. Het systeem waarmee er in Nederland geneesmiddelen worden ingekocht, moet niet afwijken van het systeem waarmee de rest van de zorg in Nederland wordt ingekocht.
De onwil van de gemeente Amsterdam om duidelijkheid te geven over de inhuur van externen |
|
Ronald van Raak |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Waarom weigert de gemeente Amsterdam heldere cijfers te geven over de inhuur van dure externen?1
In het artikel waar u naar verwijst is sprake van een citaat uit een open brief die de Centrale Ondernemingsraad van de gemeente Amsterdam heeft gezonden aan alle gemeenteraadsfracties. Ik zie dit als een interne kwestie en ik ben dan ook van mening dat de Centrale Ondernemingsraad van de gemeente Amsterdam de juiste weg bewandelt door het signaal bij de gemeenteraad neer te leggen. Het is vervolgens aan de raad om te beoordelen of deze signalen juist zijn en om vervolgens het college hierop te bevragen. Hoeveel geld de gemeente Amsterdam aan personeelskosten wenst uit te geven, daaronder begrepen de inhuur van externen, is overigens een zaak van de gemeente Amsterdam, net als van iedere andere gemeente.
Welke boekhoudkundige trucs worden in Amsterdam toegepast om de inhuur van externen buiten het zicht te houden?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het inzicht van de Centrale ondernemingsraad Amsterdam dat onduidelijk is hoeveel de gemeente jaarlijks uitgeeft aan dure externen, maar dat dit in ieder geval meer dan 200 miljoen euro is?
Zie antwoord vraag 1.
Wilt u een overzicht geven van alle boekhoudkundige trucs die bij overheden worden gehanteerd om de inhuur van externen anders te definiëren, onder andere posten te brengen of op andere wijze onzichtbaar te maken?
De regels uit het Besluit begroting en verantwoording provincies en gemeenten (BBV) zijn transparant. Zolang de financiële administratie van overheden naar oordeel van de accountant en de financieel toezichthouder op orde is bestaat er voor het rijk geen aanleiding hier nader onderzoek naar te doen. Mocht er binnen een gemeente of provincie twijfel zijn over de wijze waarop met sommige kostenposten wordt omgegaan dan is het aan de gemeenteraad of provinciale staten om hier vragen over te stellen.
Hoeveel zouden gemeenten, provincies en waterschappen kunnen besparen als zij zich, net als de ministeries, zouden houden aan de «Roemer-norm», een maximum voor de inhuur van externen van tien procent van de personeelskosten?
Medeoverheden zijn autonome bestuurslagen die zelf verantwoordelijk zijn voor hun bedrijfsvoering. De bedrijfsvoering wordt gecontroleerd door de gekozen volksvertegenwoordiging van de betreffende overheid. Om deze reden houdt het Rijk geen cijfers bij over externe inhuur.
Deelt u de opvatting dat bij bezuinigingen gemeenten prioriteit moeten gegeven aan vermindering van externen, zoals ook de ministeries doen?
Medeoverheden zijn zelf verantwoordelijk voor het invullen van bezuinigingen, en dienen hierin eigen keuzes te maken. De lokale volksvertegenwoordiging controleert de wijze waarop het bestuur invulling geeft aan bezuinigingen.
Deelt u de opvatting dat bezuiniging op externen ook nodig is om een cultuurverandering op gang te brengen, om overheden minder afhankelijk te maken van consultants en adviseurs en meer zelflerende organisaties te laten worden die zelf verantwoordelijkheid nemen voor het publieke belang?
Zoals bekend heeft het Rijk de inhuur van externen aan een plafond gebonden, mede om de genoemde redenen. Medeoverheden hebben hierin de eigen verantwoordelijkheid. Om de verwezenlijking van (lokale) doelen te realiseren en de bestuurders te controleren zijn de volksvertegenwoordigers gekozen. Externe inhuur kan in bepaalde situaties nodig zijn om gestelde doelen te realiseren. Dit is afhankelijk van de situatie bij een betreffende overheid, en niet aan mij om te beoordelen.
Heeft u kennisgenomen van de verwoesting van 1.500 fruitbomen door de Israëlische autoriteiten op 19 mei bij de «Tent of Nations», een boerderij in de omgeving van Bethlehem?1
Ja.
Herinnert u zich dat de Tweede Kamer eerder aandacht gevraagd heeft voor deze zaak?2
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de familie eigendomspapieren bezit voor de grond, waarop de bomen staan, die teruggaan tot de Ottomaanse tijd?3
Ja, de familie bezit eigendomspapieren uit 1916 voor de grond van de «Tent of Nations».
Klopt het dat er nog een beroep tegen het weghalen van de bomen liep bij het Israëlisch militaire gerechtshof en dat de Israëlische autoriteiten dus niet gerechtigd waren om over te gaan tot ruiming van de bomen, zelfs niet onder de Israëlische wetten die van toepassing zijn op het area-C gebied van de Westbank?
De advocaat van de familie stelt op 12 mei bezwaar te hebben aangetekend bij de militaire rechtbank, nadat de familie een slooporder ontving. Op 19 mei zijn de bomen ontworteld. Volgens de Israëlische autoriteiten is het land waarop de bomen stonden tijdens een rechtszaak in december 2012 aangemerkt als publieke grond. Op basis van die uitspraak stellen de Israëlische autoriteiten dat het neerhalen van de bomen gerechtvaardigd was.
Door de conflicterende informatie en lezingen is het voor het kabinet niet mogelijk een afweging te maken welke partij in het gelijk staat wat betreft de eigendomsrechten en de wetmatigheid van de ontworteling van de bomen. De lokale autoriteiten moeten hierover besluiten. Het kabinet is van mening dat bij vernielingen uiterste terughoudendheid gewenst is wanneer juridische procedures nog lopen en de levensvoorziening van een familie in het geding is. Het valt te betreuren dat juist een familie die zich inzet voor vreedzame co-existentie van Palestijnen en Israëliërs het slachtoffer is geworden van deze maatregel.
Bent u bereid bij de Israëlische autoriteiten om opheldering te vragen over deze zaak en dan terug te koppelen aan de Tweede Kamer?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe groot is het area-C gebied in de Westbank en hoeveel daarvan is in eigendom en/of gebruik van Palestijnen?
Area C bedraagt 61% van de Westelijke Jordaanoever. Volgens de Wereld Bank heeft Israël sinds 1967 minder dan 1% van het oppervlak van Area C toegewezen voor nieuwe Palestijnse ontwikkeling.
De afgelopen jaren is de situatie in Area C verslechterd. Er vindt een toenemend aantal vernielingen van Palestijnse gebouwen en uit huis zettingen plaats. In 2014 zijn tot nog toe meer Palestijnse gebouwen gesloopt dan in dezelfde periode in 2013. Ook is er nog altijd sprake van uitbreidingen van nederzettingen in Area C. Door deze maatregelen is ongeveer 70% van Area C niet toegankelijk voor Palestijns gebruik of bebouwing. Deze gebieden zijn gereserveerd voor Israëlische nederzettingen, militaire doeleinden en natuurbehoud. 4)
Ondanks de inspanningen van de EU, de lidstaten en andere internationale spelers, is nauwelijks vooruitgang geboekt bij de verbetering van de leefomstandigheden van Palestijnen in Area C. Een groot deel van de Palestijnse bevolking heeft nog altijd geen toegang tot diensten, infrastructuur en hulpbronnen. Daarnaast ontwikkelt de Palestijnse economische activiteit in Area C zich niet. De landbouw en mijnbouw zijn in omvang en intensiviteit gelijk gebleven en de bijdrage van Area C aan het Palestijnse BNP relatief kleiner geworden.
Kunt u aangeven hoe het area-C gebied en het gebruik ervan zich in de afgelopen jaren ontwikkeld heeft?
Zie antwoord vraag 6.
Bent van mening dat Israël zich met zijn wetten en de toepassing daarvan in area-C, onder meer als het gaat om de onteigening, het gebruik als militaire schietzone, het niet afgeven van bouwvergunningen voor grote stukken land en het beperken van bewegingsvrijheid, houdt aan het internationaal recht en internationaal humanitair recht?
Op basis van het bezettingsrecht rust op de bezettende mogendheid de verplichting alle maatregelen te nemen die in haar vermogen staan om de openbare orde en het openbare leven in het bezette gebied te herstellen en te verzekeren. Daarbij dient zij het lokale recht te respecteren behoudens volstrekte verhindering. Er is sprake van dergelijke verhindering wanneer nieuwe wetgeving noodzakelijk is ter bescherming van het bezettingsleger of ten voordele van de lokale (Palestijnse) bevolking is. Toepassing van Israëlische wetgeving in situaties die niet onder deze uitzonderingen vallen lijkt dan ook in strijd met het internationaal recht. Verder is de confiscatie van particulier bezit door de bezettende mogendheid ingevolge het humanitair oorlogsrecht niet toegestaan.
Hoe beoordeelt u de stappen van Israël op het gebied van nederzettingen en onteigening tijdens de Kerry-onderhandelingen en na het mislukken van die onderhandelingen?
Nederzettingen zijn in strijd met internationaal recht en vormen een ernstige bedreiging voor de twee-statenoplossing. Het kabinet betreurt ten zeerste de voortdurende uitbreiding van nederzettingen evenals de sloop en onteigening van huizen van Palestijnen. Het kabinet heeft dit de afgelopen periode naar aanleiding van de verschillende aankondigingen van bouwbesluiten kenbaar gemaakt aan de Israëlische regering. Gedurende de onderhandelingen zijn door beide partijen stappen gezet die niet bevorderlijk waren voor het onderhandelingsklimaat.
Amerikaanse militaire activiteiten in Mali |
|
Jasper van Dijk |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
Wat is uw oordeel over het artikel «U.S. Trains African Commandos to Fight Terrorism»?1
Het kabinet heeft kennisgenomen van het artikel. In het artikel wordt gerefereerd aan geheime militaire trainingsmissies die de VS uitvoeren. Het kabinet beschikt niet over informatie dienaangaande.
In algemene zin geldt dat het opleiden van militaire eenheden die zijn belast met het bestrijden van terrorisme deel kan uitmaken van technische assistentie. Nederland legt op het gebied van terrorismebestrijding vooral het accent op het versterken van de capaciteiten van politie en justitie ten behoeve van het bestrijden van terrorisme en het tegengaan van radicalisering.
MINUSMA richt zich op het politieke proces en het herstel van de veiligheid en de stabiliteit in Mali. Centrale doelstellingen zijn de stabilisering van belangrijke bevolkingscentra, steun voor het herstel van het staatsgezag in heel Mali, bemiddeling bij politieke dialoog en verzoening, steun bij de organisatie van verkiezingen, en bescherming van burgers en steun bij humanitaire hulp. De missie houdt zich niet bezig met het trainen van speciale eenheden van de Malinese strijdkrachten. Het huidige militaire operatieplan van de missie (CONOPS) sluit terrorismebestrijding nadrukkelijk uit. EUTM Mali, de militaire trainingsmissie van de EU in Mali, traint reguliere eenheden van de Malinese strijdkrachten in vaardigheden (onder andere schietvaardigheid en gevechtstechnieken) en kennis en gedrag (onder andere over gender based violence). Activiteiten op het gebied van terrorismebestrijding behoren niet tot het mandaat van EUTM Mali.
Is het waar dat de Verenigde Staten een speciale eenheid van Malinese commando’s gaan opleiden? Zo ja, bent u hiervan op de hoogte? Hoe verhoudt deze training zich tot de VN-stabilisatiemissie in Mali (MINUSMA) en de EU-trainingsmissie in Mali (EUTM)?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de zorgen over het gevaar van een speciale eenheid die samen gaat werken met jihadistische milities (zoals in Libië gebeurde) en in feite het civiele bestuur ondermijnt? Welke garanties zijn er dat zulke eenheden zich niet inlaten met mensenrechtenschendingen?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de VS steun leverden aan Franse commando’s in de strijd tegen islamitische extremisten? Waaruit bestond deze steun?
Over dergelijke activiteiten van andere landen doet het kabinet geen uitspraken.
Is het waar dat de VS 70 miljoen dollar uitgeven aan een antiterrorisme programma in landen als Niger, Mauritanië en Mali?
De Verenigde Staten werken regionaal aan capaciteitsopbouw voor terrorismebestrijding via het Trans Sahara Counterterrorism Partnership(TSCTP). Dit gebeurt met Burkina Faso, Mali, Mauritanië (bijvoorbeeld grensbewaking), Niger, Nigeria, Senegal, Tsjaad en de Maghreb-landen.
Het kabinet beschikt niet over informatie over de specifieke omvang van de bilaterale antiterrorismeprogramma’s van de Verenigde Staten. Wel heeft president Obama onlangs een Counter-Terrorism Partnerships Fund van USD 5 miljard aangekondigd. Na goedkeuring van het Congres zal dit budget mogelijk ook worden ingezet ten behoeve van contraterrorisme-activiteiten in genoemde landen.
Voeren Amerikaanse eenheden momenteel operaties uit in Mali? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Worden Amerikaanse drones ingezet op Malinees grondgebied? Wordt dit gecoördineerd met de leiding van MINUSMA?
Zie antwoord vraag 4.
Neemt Amerikaans personeel deel aan de onder andere door Nederland bemensde All Source Information Fusion Unit (ASIFU)? Deelt u de mening dat Amerikaanse inlichtingenoperaties afgestemd moeten worden met de Nederlandse militaire leiding, gezien het feit dat dit de primaire taak is van de Nederlandse missie?
Er neemt geen Amerikaans inlichtingenpersoneel deel aan de ASIFU. De primaire taak van de Nederlandse bijdrage is MINUSMA te voorzien van inlichtingen. Nationale Amerikaanse inlichtingenoperaties maken geen deel uit van MINUSMA.
Welke andere plannen hebben de VS in Mali? Bent u het er mee eens dat de Kamer op de hoogte moet worden gehouden van dit soort activiteiten, omwille van een zorgvuldige meningsvorming over de Nederlandse deelname aan MINUSMA?
Het kabinet informeert de Kamer tweemaal per jaar over de voortgang van MINUSMA en de Nederlandse bijdrage daaraan. Alle informatie die het kabinet relevant acht in relatie tot MINUSMA en in het bijzonder de Nederlandse bijdrage daaraan wordt daarin meegenomen. Daarnaast zal het kabinet de Kamer zoals gebruikelijk tussentijds informeren als er bijzonderheden zijn. Zie ook het antwoord op vraag 5.
Het bericht dat het bestuur van Hogeschool Inholland misstanden onder de pet houdt |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Klokkenluider: Leugens van Inholland maken me misselijk», waarin wordt gesteld dat de Raad van Toezicht de klachten van een student op onfatsoenlijke en mogelijk zelfs onrechtmatige wijze heeft afgehandeld?1
Het is altijd jammer wanneer een student ontevreden is over de afhandeling van zijn klacht. Ik betreur dat.
Deelt u de mening dat de procedure van een klokkenluidersregeling en de handelswijze van de Raad van Toezicht helder en inzichtelijk moeten zijn, om iedere schijn van belangenverstrengeling te voorkomen?
Ja.
Bent u van mening dat in deze kwestie de Raad van Toezicht van Inholland op zijn minst flinke steken heeft laten vallen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik heb geconstateerd dat de Raad van Toezicht de brief van 22 augustus 2013 van klager later dat jaar in behandeling heeft genomen nadat ik de raad daarop had gewezen. De hogeschool heeft steken laten vallen ten aanzien van de bereikbaarheid van de Raad van Toezicht. Ik heb uw Kamer daarover in mijn brieven van 19 december 2013 (ref. 559119) en 11 april 2014 (ref. 612671) reeds bericht.
Deelt u de mening dat wanneer een Raad van Toezicht en het College van Bestuur worden beschuldigd van het verstrekken van onjuiste informatie en het voorliegen van officiële instanties, de onderste steen boven moet komen?
Ja.
Is het waar dat de voorzitter van de Raad van Toezicht aan de klokkenluider heeft beloofd dat hij u zou verzoeken om een onderzoek? Wat is hiervan terechtgekomen?
Nee, de voorzitter van de Raad van Toezicht heeft dit niet beloofd.
Deelt u de mening dat het eigen onderzoek van de Raad van Toezicht niet geloofwaardig is, aangezien de Raad zelf partij is in het conflict?
Deze mening deel ik niet. Klagers hebben de melding gedaan op basis van de Klokkenluidersregeling van Inholland. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 11 april jl. heb geschreven, heeft de voorzitter van de Raad van Toezicht conform artikel 5 van die regeling opdracht tot een onderzoek gegeven. De uitkomst van het onderzoek is op 2 mei 2014 per brief aan klagers per brief voorgelegd. De raad van toezicht is het orgaan dat ingevolge de WHW toezicht houdt op het college van bestuur. De leden hebben geen direct belang bij de hogeschool. Daarom is in de Klokkenluidersregeling de Raad van Toezicht van Inholland belast met het hier bedoelde onderzoek.
Bent u bereid een onafhankelijk onderzoek in te stellen naar deze kwestie en de handelswijze van het bestuur van Inholland, inclusief de Raad van Toezicht? Zo ja, op welke wijze gaat u dit onderzoek vormgeven? Zo nee, hoe voorkomt u dat deze kwestie buitengewoon onbevredigend afloopt?
Nee. Ik kan niet voorkomen dat deze kwestie voor een of meer partijen onbevredigend afloopt. Zoals reeds eerder aan uw Kamer gemeld, kan ik geen rol spelen in een conflict tussen een (oud-)student en een instelling voor hoger onderwijs noch een instelling opdracht geven tot het uitvoeren van een onafhankelijk onderzoek. Elke instelling voor hoger onderwijs heeft een interne regeling voor de behandeling van klachten en geschillen. Na de interne procedure kan een (oud-)student een geschil voorleggen aan het College van Beroep voor het Hoger Onderwijs en kan hij zich tot de burgerlijke rechter wenden.
Het bericht 'Sporter is straks meer kwijt als gemeente niet oplet' |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Mei Li Vos (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «NOC*NSF: Sporter is straks meer kwijt als gemeente niet oplet»?1
Ja.
Bent u van mening dat deze wet, de Wet markt en overheid, zijn doel voorbijschiet op het moment dat hier ook sporters door worden getroffen?
Het doel van de wet is het voorkomen van oneerlijke concurrentie tussen marktpartijen die zich op de markt begeven waaronder de overheid. Dat geldt derhalve ook als gemeentelijke sportaccommodaties worden verhuurd aan sportverenigingen dan wel aan private ondernemingen. De wet schiet daarbij niet zijn doel voorbij als de extra kosten worden doorberekend aan de leden, een vervelend gevolg is het mogelijk wel.
Is het waar dat op grond van deze wet uitzonderingen gemaakt kunnen worden voor de bepaling dat altijd de integrale kostprijs doorberekend moet worden? Klopt het dat de gemeente daarvoor een besluit moet nemen om sportaccommodaties te bestempelen als een dienst van algemeen economisch belang (DAEB)?
Een gemeente kan, indien het algemeen belang zich naar haar oordeel verzet tegen doorberekening van de integrale kostprijs, hiervan afzien door de activiteit te kwalificeren als een activiteit ter uitvoering van een DAEB. Voor zover twijfel kan zijn over de redelijkheid van een kwalificatie als DAEB, biedt het bestuurlijk toezicht mogelijkheden om vast te stellen of een overheidsorganisatie hierbij te ver is gegaan.
Bent u bereid om in overleg te treden met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) zodat zij bij haar leden kan benadrukken dat, op het moment dat gemeenten geen uitzonderingsbesluit treffen voor 1 juli 2014, gemeenten de integrale kostprijs van sportvoorzieningen aan de sportverenigingen moeten doorberekenen?
In januari van dit jaar heeft de Vereniging Sport en Gemeenten (VSG) in samenwerking met de Autoriteit Consument en Markt (ACM), Europa Decentraal, en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) voor de gemeenten een bijeenkomst georganiseerd over de werking van de Wet Markt & Overheid op de exploitatie van sportaccommodaties. Daarnaast zijn diverse regionale bijeenkomsten georganiseerd om de gemeenten van informatie te voorzien. Voor vragen omtrent de wet, exploitatie van sportaccommodaties en voorbeelden van DAEB’s kunnen de gemeenten terecht bij de VSG.
Bent u bereid, al dan niet in samenwerking met de VNG, de gemeenten erop te wijzen dat zij een DAEB-besluit kunnen nemen? Bent u bereid een concept DAEB-besluit rond te sturen aan de 403 gemeenten?
Nee, de acties genoemd onder de vorige vraag lijken mij voldoende om negatieve effecten van de Wet te voorkomen door alerte acties van de zijde van de gemeenten.
Het bericht dat twee oud-bestuurders van de VU een gouden handdruk meekrijgen |
|
Jasper van Dijk |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Gouden handdruk leidt tot ophef VU», over twee bestuursleden die een gouden handdruk van enkele tonnen ontvangen?1
Naar aanleiding van dit bericht en de hoogte van de vertrekregeling zoals vermeld in het jaarverslag 2013 heb ik de Inspectie verzocht om de desbetreffende vertrekregelingen van de twee oud-bestuurders te toetsen aan de Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semi publieke sector (WNT). Voor mijn reactie verwijs ik u naar mijn antwoord op de vragen 3 en 4.
Deelt u de mening dat het buitengewoon onwenselijk is om zoveel onderwijsgeld te besteden aan vertrekregelingen, zeker als ook nog eens 300 arbeidsplaatsen bij de Vrije Universiteit (VU) verdwijnen?
Ik ben van mening dat onderwijsgeld zo effectief en efficiënt mogelijk moet worden ingezet. Daarom heeft het Kabinet ook ingezet op wetgeving voor de topinkomens waardoor de inkomens en vertrekregelingen van bestuurders worden gemaximeerd. Daarnaast heb ik een moreel appèl gedaan op de bestuurders uit de onderwijs-, cultuur- en mediasector die bij invoering van de WNT op basis van overgangsrecht boven het WNT- maximum verdienden, om hun bezoldiging in lijn te brengen met het WNT-maximum. Daaraan hebben bijna alle bestuurders gehoor gegeven.
Is het waar dat oud-collegevoorzitter Smit een half jaar na zijn vertrek nog wordt doorbetaald en bovendien een jaarsalaris van 2,5 ton meekrijgt? Vindt u dit een aanvaardbare besteding van onderwijsgeld?
Nee dit is niet juist, de heer Smit heeft afgezien van een sabbatical van een half jaar en was bereid en beschikbaar om tijdens de opzegtermijn van 6 maanden te werken en heeft in die periode ook werkzaamheden verricht. Daarnaast is door de Inspectie geconstateerd dat de ontslagvergoeding (schadeloosstelling) uitgekeerd in 2014 € 242.645 bedroeg.
De afspraken tussen de VU-VUmc en de heer Smit over de schadeloosstelling dateren van voor de inwerkingtreding van de WNT. Daardoor is het overgangsrecht in het kader van de WNT van toepassing. De gemaakte afspraken worden door het overgangsrecht beschermd.
De uitgekeerde schadeloosstelling was echter € 2.125,- te hoog omdat bij het berekenen van de ontslagvergoeding geen rekening was gehouden met een aanpassing per 1-5-2014 van de bezoldiging als gevolg van het moreel appèl.
De Raad van Toezicht VU-VUmc en de heer Smit hebben namelijk naar aanleiding van het moreel appèl van de Minister in 2013 afgesproken dat de beloning in een aantal stappen in overeenstemming gebracht zou worden met het niveau dat in de voorgenomen wetgeving op dit punt als maximum zou gelden.
De Raad van Toezicht VU-VUmc en de heer Smit zijn nog tijdens het onderzoek van de Inspectie overgegaan tot het ongedaan maken van de genoemde overschrijding (terugstorten van het onverschuldigd betaalde bedrag van
€ 2.125,-).De Inspectie concludeert dat door de herstelbetaling, ten tijde van de vaststelling van het rapport er geen sprake is van het in strijd handelen met de WNT.
Ik ben van mening dat de middelen zo efficiënt en effectief mogelijk moet worden ingezet voor het onderwijs en onderzoek. Daarom vind ik het ook belangrijk dat de omvang van de uitkering wegens beëindiging dienstverband in de WNT is gemaximeerd. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Is het waar dat het salaris van de in mei vorig jaar opgestapte hoogleraar Bouter «vorig jaar en dit jaar werd opgehoogd tot dat van het niveau toen hij rector magnificus was»? Kreeg hij 105.000 euro mee? Vindt u dit een aanvaardbare besteding van onderwijsgeld?
De Inspectie komt in het definitieve rapport over de bezoldiging en vertrekregeling van de heer Bouter tot de conclusie dat de afspraken met betrekking tot de schadeloosstelling en de sabbatical niet in strijd zijn met de WNT. Omdat de arbeidsovereenkomst van de heer Bouter en de VU-VUmc met de afspraken over de schadeloosstelling en sabbatical dateert van voor de inwerkingtreding van de WNT is het overgangsrecht in het kader van de WNT van toepassing.
Op de vraag of dit een aanvaardbare besteding van onderwijsgeld is, ben ik reeds ingegaan op mijn beantwoording van de vragen 2 en 3.
Is het waar dat de ondernemingsraad de afspraken niet kan controleren, omdat de leden «geen inzage krijgen in de contracten van Smit en Bouter»? Deelt u de mening dat dit onaanvaardbaar is, omdat beloningen van onderwijsbestuurders volstrekt transparant dienen te zijn?
Het is juist dat niet alle afspraken uit arbeidscontracten zijn te controleren. Er is wel transparantie over de beloningen van bestuurders. Conform de WNT vermeldt een instelling in de verslaglegging van iedere topfunctionaris en iedere gewezen topfunctionaris de volgende gegevens: naam, bezoldiging, functie en duur en omvang van het dienstverband. Ook wordt van iedere topfunctionaris en gewezen topfunctionaris de uitkering wegens beëindiging van het dienstverband in de jaarverslaglegging vermeld. Op basis van deze gegevens uit de jaarverslagen zijn betalingen die betrekking hebben op de omvang van de bezoldiging en een mogelijke vertrekregeling aan bestuurders te controleren. Ik deel daarom niet de mening dat dit onaanvaardbaar is.
Deelt u de mening dat de medezeggenschapsraad bij machte moet zijn om dit soort exorbitante vertrekregelingen te kunnen tegenhouden? Hoe gaat u dit realiseren?
Er zijn verschillende wegen waarlangs de medezeggenschap een standpunt over specifieke vertrekregelingen kenbaar kan maken. Dat kan bijvoorbeeld via de Raad van Toezicht, die over benoeming en ontslag(voorwaarden) van bestuurders gaat en waar de medezeggenschap in ieder geval twee keer per jaar overleg mee heeft. Daarnaast krijgt de medezeggenschap met het Wetsvoorstel Versterking Bestuurskracht adviesrecht bij benoeming, maar ook bij ontslag van bestuurders.
Daarnaast mag volgens de WNT vanaf 1 januari 2013 de wettelijk toegestane uitkering wegens beëindiging dienstverband niet meer zijn dan € 75.000. Hierdoor worden exorbitante vertrekregeling tegengehouden.
Bent u het ermee eens dat deze bestuurders vrijwillig afstand moeten doen van hun royale vertrekregeling?
Ja, zoals eerder aangegeven heb ik een moreel appèl gedaan op bestuurders om de bezoldiging in lijn te brengen met het WNT-maximum. De afspraken met betrekking tot de vertrekregelingen bij de VU dateren van voor de inwerkingtreding van de WNT en worden door het overgangsrecht beschermd. Ik vind het daarom belangrijk dat in de WNT de omvang van de uitkering wegens beëindiging dienstverband is gemaximeerd waardoor dit soort royale vertrekregelingen worden voorkomen.
Wat gaat u ondernemen om uitkering van deze disproportionele vertrekregelingen te stoppen? Neemt u contact op met de betreffende personen? Kijkt u welke juridische stappen u kunt nemen? Kunt u de Kamer op de hoogte houden van uw vorderingen?
Juridisch kan ik verder geen stappen ondernemen om de uitkering van deze vertrekregelingen te stoppen omdat mij hiervoor de grondslag ontbreekt. Zie hiervoor de rapporten van de Inspectie en mijn antwoorden op vragen 2, 3 en 7.
Het bericht 'Turk veroordeeld wegens 'Allah' in twitternaam' |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Turk veroordeeld wegens «Allah» in twitternaam»1? Zo ja, klopt dit bericht?
Ja.
Deelt u de mening dat het compleet achterlijk is dat een Turkse twitteraar is veroordeeld tot vijftien maanden cel wegens het gebruik van het woord «Allah» in zijn twitternaam?
Zoals ook benadrukt in de recente kabinetsappreciatie van het uitbreidingspakket 2014, is er in Turkije op het terrein van de rechtsstaat en mensenrechten sprake van serieuze tekortkomingen. Het kabinet benadrukte in het bijzonder de zorgen over de vrijheid van meningsuiting. Deze zaak is een voorbeeld hiervan. Het is duidelijk dat de huidige situatie in Turkije niet in lijn is met de vereiste Europese normen en maatstaven. Het doorvoeren van verdere ingrijpende hervormingen is dan ook absolute noodzaak.
Het kabinet is van mening dat toetredingsonderhandelingen de beste manier vormen om Turkije aan te sporen te hervormen naar Europese maatstaven. Doel van de toetredingsonderhandelingen blijft Turkse toetreding, conform het gestelde in het onderhandelingsraamwerk van oktober 2005. Het gaat hier om een onderhandelingsproces met een open einde. De uitkomst staat niet op voorhand vast. Het standpunt van het kabinet is en blijft, zoals uiteengezet in verschillende Kamerbrieven van opeenvolgende kabinetten, dat wanneer Turkije voldoet aan alle strenge voorwaarden, het land zal kunnen toetreden.
Deelt u de mening dat dit incident past in een slechte reeks gebeurtenissen waaruit blijkt dat Turkije geen Westers land is en daarom nooit lid zou kunnen worden van de Europese Unie?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u voorts de mening dat het schandalig is dat Turkije jaarlijks bijna 1 miljard euro aan Europese subsidie ontvangt met als doel lidstaat van de EU te worden?
De middelen voor Turkije komen uit het Instrument voor Pre-accessie (IPA), dat landen met een toetredingsperspectief ondersteunt in de hervormingen die zij in het kader van het toetredingsproces moeten doorvoeren. Er is dus een directe link met het bevorderen van lange-termijnhervormingen, ook op het gebied van democratie en rechtsstaat. In de nieuwe IPA-verordening is, mede op Nederlands aandringen, deze koppeling met het hervormingstraject nog duidelijker geworden. Daarnaast is er de mogelijkheid IPA-steun te verhogen of korten op basis van verdienste. De Commissie is bezig haar programmering voor de periode 2014–2020 op papier te zetten. Nederland zal kritisch meekijken bij de programmering van fondsen voor Turkije en tevens de mogelijkheden die de nieuwe IPA-verordening biedt ten volle proberen te benutten. Hierbij zal Nederland nauw optrekken met andere lidstaten, aangezien besluitvorming per gekwalificeerde meerderheid geschiedt.
Wanneer gaat dit kabinet eindelijk haar veto gebruiken om de EU-toetredingsonderhandelingen met Turkije per direct te stoppen?
Zie het antwoord op vraag 3.
De sluiting van het honorair-consulaat in de Spaanse provincie La Nuncia per 1 september 2014 |
|
Peter Oskam (CDA), Pieter Omtzigt (CDA), Martine Baay-Timmerman (50PLUS) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u toestemming gegeven om het honorair-consulaat in La Nucia (Spanje) te sluiten per 1 september 2014?
Nee. Het gaat om het afbouwen van het biometrisch proces (aanvraag en uitgifte van reisdocumenten en Schengenvisa) per 1 september 2014. Het honorair consulaat blijft beschikbaar voor consulaire noodgevallen en andere taken.
Klopt het dat daardoor de mogelijkheid vervalt om in La Nucia een paspoort aan te vragen?
De mogelijkheid een regulier reisdocument aan te vragen vervalt. De honorair consul kan nog wel bij noodgevallen een noodpaspoort of laissez-passer verstrekken.
Herinnert u uw toezegging tijdens het Nota overleg van 25 november 20131 dat u tot 2016 zou wachten met de implementatie van de reorganisatie van paspoort-dienstverlening?
Jazeker, dat is gedaan in de context van zorgvuldigheid, van heldere communicatie en het beschikbaar komen van alternatieven. Het gehele proces is voorzien om in 2016 te worden afgerond.
Herinnert u zich nog uw toezegging tijdens dat Nota overleg: «De Minister informeert de Kamer na de inwerkingtreding van de lange geldigheidsduur van paspoorten over de organisatie van het aanvragen van paspoorten in het buitenland»? Wanneer stuurt u die brief aan de Kamer?
Ja. De brief zal u binnenkort toegaan na afronding interne besluitvorming.
Van hoeveel en welke posten is nu al besloten dat zij gesloten worden of dat de consulaire dienstverlening en de uitgifte van paspoorten daar niet langer zullen plaatsvinden? Kunt u een lijst geven inclusief de datum van besluit en de datum waarop het besluit ingaat?
Als onderdeel van de moderniseringsagenda en de herinrichting van het postennet gaat het om 31 honoraire consulaten in 10 landen (Zuid Afrika, Australië, Nieuw Zeeland, Indonesië, Portugal, Spanje, Verenigd Koninkrijk, Canada, Colombia en de Verenigde Staten). Zo veel mogelijk gebruik makend van natuurlijke momenten en rekening houdend met een goede en tijdige communicatie met de Nederlandse gemeenschap, wordt het biometrisch proces op deze posten afgebouwd. De ingangsdatum varieert per land maar het Kabinet streeft naar afronding in 2016.
Inmiddels heeft in 2013 afbouw van biometrische taken plaatsgevonden bij 8 honoraire consulaten in Frankrijk, Filipijnen, Canada en Spanje.
Op hoeveel en welke van de posten die geen paspoorten en visa meer zullen uitgeven, staat biometrische apparatuur voor paspoorten? Wanneer is die apparatuur geïnstalleerd?
Het afnemen van biometrische gegevens bij het aanvragen van een Nederlands reisdocument is zowel in Nederland als daarbuiten in werking getreden per 1 september 2009. Tot de definitieve datum van afbouw biometrie zal de apparatuur aanwezig zijn. De apparatuur staat thans nog bij 31 honoraire consulaten. Na afbouw zal de apparatuur terug worden gestuurd naar het Ministerie van Buitenlandse Zaken. De apparatuur wordt opnieuw ingezet bij andere posten.
Welk EU-landen hebben een diplomatieke post in de regio Alicante en Valencia en welke landen hebben er geen?
In Valencia hebben Bulgarije en Roemenië een consulaat-generaal en zijn de meeste overige EU lidstaten, waaronder Nederland, vertegenwoordigd door een honorair consul. In Alicante hebben het VK en België een consulaat-generaal en zijn Denemarken, Duitsland, Ierland, Luxemburg, Griekenland, Italië, Frankrijk, Zweden, evenals Nederland vertegenwoordigd door een honorair consul.
Hoeveel Nederlanders verblijven er in de zomer en in de winter in die regio’s en krijgen dus indien nodig bijstand van het consulaat? Is er ergens in de wereld een zo’n grote groep Nederlanders?
In de regio Alicante zijn 9.661 Nederlanders ingeschreven bij de Spaanse bevolkingsadministratie en in de regio Valencia en Castellon 1.459.2 Daarnaast verblijft of bezoekt een onbekend aantal Nederlanders in bepaalde perioden deze regio’s. De Nederlanders in deze regio's kunnen in de toekomst voor reisdocumenten en verklaringen bij de ambassade in Madrid en bij een aantal grensgemeenten en op Schiphol terecht. Voor consulaire bijstand in noodgevallen blijven zij terecht kunnen bij de honorair consuls in de regio.
Ook in andere landen zoals België, Frankrijk en Duitsland wonen of verblijven groepen Nederlanders van vergelijkbare omvang, soms geconcentreerd in bepaalde regio’s.
Is er een kosten/baten analyse gemaakt van het sluiten van de post in La Nucia, inclusief de leges-opbrengsten en kunt u die openbaar maken?
Er is een kosten/baten analyse gemaakt voor de honoraire consulaten met biometrische apparatuur. Waaruit kan worden afgeleid dat het beëindigen van de reisdocumentenfunctie op de honorair consulaten bijdraagt aan de bezuinigingen en hervormingen.
Kunt u een omschrijving geven van alle werkzaamheden die verricht worden op het consulaat-generaal in La Nucia?
Het honoraire consulaat in La Nucía verstrekt reisdocumenten (paspoorten, identiteitskaarten), consulaire verklaringen en nooddocumenten (noodpaspoorten en laissez-passer's). Daarnaast zijn de medewerkers beschikbaar voor noodgevallen en consulaire bijstand aan Nederlandse gedetineerden. Deze functies worden overgenomen door de ambassade in Madrid, met uitzondering van hulp bij noodgevallen, waarvoor de honorair consuls in de regio beschikbaar blijven.
Is overwogen om samen met een ander land (België bijvoorbeeld) een post in de regio te hebben, omdat dit een van de meest populaire bestemmingen is voor overwinteren, voor vakantie en ook voor permanent verblijf van Nederlanders?
In het Kamerdebat van 25 november 2013 heeft het Kabinet de Kamer aan de hand van het voorbeeld Frankrijk uitgelegd dat het niet meer verantwoord is dit dure en kwetsbare netwerk voor biometrie te handhaven bij de honoraire consulaten. Apparatuur voor het afnemen van biometrie is niet uitwisselbaar met andere landen.
Daar staat tegenover dat per 9 maart 2014 het reisdocument voor volwassenen tien in plaats van vijf jaar geldig is. Verder kan een niet-ingezeten Nederlander zijn reisdocument ook aanvragen bij de meeste Nederlandse ambassades in andere landen dan alleen in het land van vestiging, bij de balie van gemeente Haarlemmermeer op Schiphol (vertrekhal 1, open van 07.00 uur – 22.00 uur) en bij de Nederlandse (grens)gemeenten: Oldambt, Enschede, Maastricht, Montferland, Echt-Susteren, Bergen op Zoom, Bergeijk en Den Haag. Deze compenserende maatregelen en de ruime voorbereidingstijd tot de definitieve afbouw geeft de Nederlander voldoende gelegenheid zich voor te bereiden.
Ook beschikt de ambassade in Madrid over mobiele apparatuur waarbij bepaalde groepen Nederlanders (bijvoorbeeld aanvragers met ernstige gezondheidsproblemen) onder voorwaarden kunnen worden bezocht voor de aanvraag van reisdocumenten.
Bent u bereid het besluit te overwegen, aangezien het recht ingaat tegen uw toezegging aan de Tweede Kamer?
Nee. Zie mijn antwoord op vraag 3. De opgelegde bezuinigingen vragen mij een keuze te maken. De gemaakte keuze voor het postennet (wereldwijd maar soberder) wil ik niet herzien. Dit zijn afwegingen die ik heb gemaakt op basis van de hoge kosten voor de belastingbetaler om dit soort dienstverlening ter plekke te handhaven.
Wie de baas is van ‘de rode knop’ op de afstandsbediening |
|
Bart de Liefde (VVD), Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Kabelaars frustreren de kijkers»?1
Ja.
Wat vindt u van de machtsstrijd die gaande is tussen omroepen, kabelaars en telecombedrijven?
Binnen de wereld van media, telecommunicatie en internet vindt op het gebied van diensten, technieken en infrastructuren convergentie plaats. Eind vorig jaar heeft de Minister van Economische Zaken mede namens mij de middellange termijn visie over telecommunicatie, media en internet aan uw Kamer gestuurd.2 Deze brief gaat over de voorwaarden voor een goed functionerende markt voor telecommunicatie, media en internet en de beleidsvragen die de toenemende convergentie in deze markt oproept. De distributie van interactieve televisiediensten via de zogenaamde rode knop betreft één van die vele beleidsvragen. Naar aanleiding van het amendement en de motie Van Dam-Huizing heb ik uw Kamer daarover uitvoerig geïnformeerd.3 Ik constateer dat er door onder meer convergentie druk op de bestaande posities is komen te staan. Dat is allereerst vooral het gevolg van marktwerking binnen een sterk veranderend medialandschap. Er is namelijk een aantal fundamentele verschuivingen waarneembaar, waarvan de belangrijkste de toename van het tijd-, plaats-, en schermonafhankelijk kijken is. De opkomst van over-the-top aanbieders zoals Netflix en (recent) Videoland Unlimited, alsook het per 1 juli gelanceerde NLziet spelen daarbij een belangrijke rol. In de praktijk is bovendien gebleken dat video on demand via het open internet uitstekend buiten de pakketaanbieders om te organiseren is, maar dat dit voor de doorgifte van lineaire televisiekanalen anders ligt.4 Pakketaanbieder en omroep worden in toenemende mate ook elkaars concurrent. Daarom verharden de onderhandelingen tussen omroep en pakketaanbieder. Die trend is ook internationaal zichtbaar. Aan de kant van de pakketaanbieders lijkt er daarbij sprake van een (wereldwijde) consolidatieslag gezien de aangekondigde overnames van Ziggo en Reggefiber. Deze en meer ontwikkelingen heb ik uitgebreid beschreven in de eerder genoemde brief over «de rode knop» van 7 april jongstleden. Ik verwijs u volledigheidshalve graag naar deze brief.5
Bent u ervan op de hoogte dat er verschillende innovatieve technieken bestaan zoals bijvoorbeeld Hybrid Broadcast Broadband Televisie (HbbTv), interactieve televisie platformen van pakketaanbieders en «over-the-top» technieken? Onder welke wetgeving vallen deze drie technieken en waarom is dat onderscheid er nog steeds?
Ja, in de brief van 7 april jongstleden heb ik uitgebreid over HbbTV en andere (interactieve) televisiediensten geschreven. Ik verwijs u graag naar deze brief en beperk mij in dit antwoord tot de verschillen tussen de televisieomgeving van de pakketaanbieders en het open internet. Deze zijn namelijk niet gelijk.
Bij de televisiediensten van KPN, UPC, Ziggo etc. bepaalt de pakketaanbieder de samenstelling van het pakket. Hij gebruikt hierbij een door hem zelf ingerichte en onderhouden infrastructuur. Er vinden commerciële onderhandelingen plaats over doorgifte (die kunnen zien op aantal kanalen, beeldkwaliteit, video on demand rechten etc.). Pakketaanbieders bieden in hun omgeving ook eigen interactieve diensten aan. Bij het aanbieden van diensten via het open internet bieden omroepen (en anderen) zelf de diensten aan. Er hoeft in dit geval niet te worden onderhandeld over doorgifte. Netflix, NLziet e.d. kunnen deze internettelevisiediensten dus zonder tussenkomst van pakketaanbieders, dan wel Internet Service Providers (ISP’s) aanbieden aan de kijkers. Dit is geborgd door het principe van de netneutraliteit. Dat neemt niet weg dat er wel (kwaliteits)afspraken kunnen worden gemaakt met ISP’s om het vele dataverkeer goed op het net te begeleiden.6
Voor de publieke omroep is in de Mediawet een doorgiftegarantie vastgelegd in de vorm van een must carry verplichting.7 Daarnaast dient het digitale standaardpakket sinds 1 januari jongstleden uit ten minste 30 zenders te bestaan. Deze regels zijn techniekneutraal en gelden voor alle pakketaanbieders. Dus ook voor pakketaanbieders die lineaire televisiepakketten via het open internet zouden willen aanbieden (via de zogenoemde over-the-top-route).
Voor wat betreft de techniek waarmee televisiediensten kunnen worden aangeboden zoals bijvoorbeeld HbbTV, OpenTV, Flash etc. geldt dat de wetgever, geen doorgifteverplichtingen kan opleggen. Dit blijkt ook uit een uitvoerige Europeesrechtelijke analyse die ik in het kader van de «rode knop brief» heb gemaakt. Dit oordeel staat los van de vraag of dit wenselijk zou zijn. De technieken waar u in de vraag op doelt vallen dus niet onder de wetgeving. De diensten mogelijk wel.8 Om te kijken of wetgeving van toepassing is moet dus (steeds vaker) naar de aard van de dienst worden gekeken en niet de techniek waarmee de dienst wordt verspreid. Op onderdelen is er mogelijk nog sprake van verouderde regelgeving die niet techniekneutraal is. Zoals eerder aangegeven zal ik hier samen met de Minister van Economische Zaken naar kijken.
Klopt het dat TV-producten die door telecombedrijven via IP worden aangeboden aan andere wettelijke verplichtingen moeten voldoen dan TV-producten die via de kabel worden aangeboden? Zo ja, vindt u dat nog van deze tijd? Bent u bereid en in staat de wettelijke verschillen tussen kabel en IP-TV weg te nemen? Zo nee, waarom niet?
Nee, de betreffende regelgeving is sinds 1 januari 2014 techniekneutraal. Dat betekent dat alle pakketaanbieders die televisiepakketten naar consumenten verspreiden, of dit nu via DVB-C (kabel) of IP (glasvezel, koper) gebeurt, aan dezelfde regels zijn gebonden.
Is (redactionele) inhoud hetzelfde als content? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Content verwijst naar de (redactionele) inhoud of het eindresultaat van een dienst of product. Zo kan het resultaat (een televisieprogramma) content worden genoemd, maar ook een scene uit het programma is bijvoorbeeld content. Meer concreet wordt met content gedoeld op iets dat in een specifieke context waarde heeft voor de eindgebruiker (games, websites, films).
Klopt het dat er voor content c.q. (redactionele) inhoud een doorgifteverplichting geldt voor kabelaars? Zo ja, waarom en hoe dan? Zo nee, waarom niet?
Er is een doorgifteverplichting voor pakketaanbieders voor een aantal must carry zenders.9 Deze verplichting geldt sinds 1 januari 2014 voor alle pakketaanbieders of zij nu via koper, glas, kabel, ether of satelliet televisiezenders doorgeven. Deze doorgifteverplichting ziet op lineaire televisiekanalen (content) maar niet de techniek waarmee zij worden verspreid (distributiemethode). Tevens is per ministeriële regeling van 16 april jongstleden geregeld dat per 1 oktober 2014 de diensten ondertiteling en gesproken ondertiteling, indien zij door de omroep worden aangeboden, door de pakketaanbieders moeten worden doorgegeven.10 Deze diensten moeten per 1 april 2015 ook via apps van de pakketaanbieders op de tablet, smartphone etc. beschikbaar zijn.11
Deelt u de mening dat de verdergaande convergentie tussen internet, TV, mobiel, media, nieuws en journalistiek een positieve ontwikkeling is die kansen biedt voor innovatie, werkgelegenheid en welvaart in Nederland? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid de Telecomwet, Mediawet en Auteurswet dusdanig aan te passen zodat deze niet langer de gewenste convergentie vertragen, maar juist faciliteren? Zo nee, waarom niet?
Jazeker, convergentie biedt volop kansen. In de mediawereld kan een omroep via het internet nu rechtstreeks naar zijn publiek en ontstaan er nieuwe internetdiensten zoals Netflix. Start-ups kunnen door de uitstekende infrastructuur in Nederland goed de consument bereiken en nieuwe dienstverlening ontwikkelen. Voor wat betreft de regelgeving rondom media moet een onderscheid gemaakt worden naar lineaire en non-lineaire diensten. Voor lineaire televisiekanalen (met Nederlandse uitzendlicentie) gelden nagenoeg dezelfde regels online als in het «traditionele televisiedomein». Op onderdelen in het non-lineaire domein is dat mogelijk anders. Ons streven is om regelgeving zoveel mogelijk sector- en technologieneutraal op te stellen. De Minister van Economische Zaken en ik zullen eind dit jaar uw Kamer informeren over de uitvoering die het kabinet heeft gegeven aan de motie De Liefde en de hierin gevraagde voorstellen om waar nodig wet- en regelgeving over onder andere telecommunicatie, media, privacy en auteursrechten te moderniseren.12
Deelt u de mening dat genoemde wetgeving techniekneutraal moet zijn, dus in het geval van «de rode knop» gericht op het doel namelijk het doorgeven van content, en niet gericht op de gebruikte techniek?
De wetgeving is techniekneutraal geformuleerd, zie mijn antwoord op vraag 4. Het gaat om de inhoud, niet om de techniek.
Hoeveel belastinggeld steekt de NPO in samenwerking met de NOS in HbbTV? Vindt u dit weggegooid geld nu maar een fractie van de Nederlandse televisiekijkers HbbTV kan ontvangen?
HbbTV is via de ether, satelliet en bij een klein aantal kabelmaatschappijen wel te ontvangen. Naar schatting gaat het hier in potentieel bereik om 15% van de markt. Slechts een klein gedeelte van deze potentiele kijkers beschikt echter over de apparatuur om de diensten te bekijken. De NPO maakt in het kader van zijn distributiestrategie zijn eigen keuzes, waarover bij de begrotingsverantwoording verantwoording wordt afgelegd. In dit geval kan ik u meedelen dat de gemaakte kosten vrij laag zijn, namelijk zo’n € 75.000 euro.
Vindt u het nog wel van deze tijd dat kabelaars onderhandelen met omroepen over wat wordt doorgegeven in een pakket en wat niet?
Ik zie niet in waarom dit niet van deze tijd is. Pakketaanbieders hebben grote investeringen gedaan in de infrastructuur en onderhouden een netwerk. Zij bieden dienstverlening aan consumenten aan en onderhandelen met omroepen over doorgifte van hun programma’s. Dat zijn vrije onderhandelingen.