Het bericht dat taxichauffeurs het heft zelf in hand willen nemen tegen Uber |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat taxichauffeurs het heft zelf in hand willen nemen tegen UberPOP?1
In Nederland hebben we met elkaar regels vastgesteld en afspraken gemaakt over de handhaving daarvan. Het is niet de bedoeling dat mensen het heft in eigen hand nemen en ik wijs dat dan ook af. De door taxichauffeurs aangekondigde actie ligt op het terrein van openbare orde en veiligheid en dat ligt primair bij burgemeester en politie. De ILT blijft handhavend optreden tegen overtredingen van de taxiregelgeving door UberPOP chauffeurs en andere snorders.
In hoeverre kunt u zich voorstellen dat officiële taxichauffeurs zich machteloos voelen tegenover de chauffeurs van UberPOP? Wat gaat u ondernemen om de rust in de taxibranche te herstellen?
Met UberPOP heeft Uber een initiatief gelanceerd dat niet past binnen de huidige regelgeving, waarin eisen zijn gesteld om de kwaliteit en veiligheid van het taxivervoer voor de consument te waarborgen. Handhaving van deze regelgeving is een taak die valt onder mijn verantwoordelijkheid. Ik houd daarom vast aan voortzetting van de reeds ingezette handhaving tegen UberPOP chauffeurs en andere snorders. Ook de handhaving tegen Uber International BV in de vorm van een last onder dwangsom wordt voortgezet. Zie ook het antwoord op vraag 3 en 6.
Kunt u aangeven hoeveel controles de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) de afgelopen zes maanden heeft uitgevoerd om UberPOP-chauffeurs op te sporen en tot hoeveel boetes dit heeft geleid?
Er zijn in de afgelopen zes maanden in totaal veertien snorderacties uitgevoerd, waaronder acties tegen UberPOP chauffeurs. Daarbij is aan in totaal tien UberPOP chauffeurs een last onder dwangsom opgelegd van € 10.000,– per chauffeur en is tegen elk van deze tien chauffeurs proces-verbaal opgemaakt wegens overtreding van de Wet Personenvervoer 2000. De last onder dwangsom wordt verbeurd als een chauffeur opnieuw betrapt wordt op illegaal taxivervoer. Het strafrechtelijke deel van de handhaving gebeurt onder verantwoordelijkheid van het OM.
Hoeveel personeel (in fulltime-equivalent (fte)) houdt zich bij de ILT bezig met controles binnen de taxibranche? Acht u dit voldoende?
De beschikbare handhavingscapaciteit voor personenvervoer (bestaande uit taxi- en busvervoer) van de ILT is ongeveer 20 fte. De inspecteurs kunnen flexibel worden ingezet, daar waar behoefte is. Ik acht dit voldoende.
Kunt u uitleggen waarom legale taxichauffeurs UberPOP-chauffeurs kunnen herkennen en klem kunnen rijden, maar de ILT deze chauffeurs niet voldoende kan herkennen en kan aanpakken? Bent u bereid gebruik te maken van de hulp van legale taxichauffeurs om illegale snorders zoals UberPOP-chauffeurs op te sporen en van de weg te halen?
Wanneer de ILT UberPOP-chauffeurs herkent, vereist de wet een aanpak met zorgvuldig opgebouwde bewijsvoering. ILT maakt in haar opsporing en handhaving reeds gebruik van signalen van derden, dat kunnen ook taxichauffeurs zijn.
Waarom rijdt UberPOP gewoon door, terwijl de voorzieningenrechter van het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb) duidelijk was in de uitspraak van 8 december 20142? Deelt u de mening dat uw geloofwaardigheid steeds verder afbrokkelt als u richting de samenleving spreekt over opgeschroefde controles en hardere aanpak terwijl u in werkelijkheid bijna niets doet om korte metten te maken met illegale UberPOP-diensten?
Het is de verantwoordelijkheid van UberPOP chauffeurs en de onderneming Uber zelf om zich te houden aan de wet en aan uitspraken van de rechter.
De ILT heeft na de uitspraak van het CBB de handhaving van snorders, en in het geval van UberPOP ook de onderneming Uber, onverminderd en met dezelfde prioriteit en aandacht voortgezet. Door dit te doen is inmiddels de door de ILT opgelegde last onder dwangsom zes keer verbeurd. Zoals ik u eerder heb gemeld, kan dat meerdere keren gebeuren, tot de maximale dwangsom van € 100.000,– is bereikt.
Ik bestrijd het beeld dat de illegale UberPOP-diensten niet worden aangepakt. De ILT zet daar actief en intensief op in. Vanuit het belang van effectieve opsporing zijn de activiteiten van de ILT veelal niet zichtbaar voor de buitenwereld.
Wat vindt u ervan dat onder veel chauffeurs het gevoel leeft dat u de zaak aan het rekken bent terwijl u de wet moet uitvoeren? Wanneer gaat u voor de legale taxichauffeurs echt zichtbaar de wet uitvoeren en snorders, waaronder UberPOP-chauffeurs, aanpakken?
De aanpak van snorders, waaronder de UberPOP chauffeurs en de onderneming Uber, heeft sinds het ontstaan van de snorderproblematiek een constante en in prioriteit oplopende aandacht en handhaving vanuit de ILT gekend. Deze aanpak wordt gecontinueerd. De opsporing en handhaving vergt echter een zorgvuldigheid die, mede vanuit het belang van effectieve opsporing, niet altijd direct zichtbaar is. Zie ook het antwoord op vraag 3 en 6.
Kunt u uitrekenen hoeveel een UberPOP-chauffeur per uur verdient, na aftrek van alle kosten en afschrijvingen?
Nee. Ik heb geen inzicht in die gegevens.
Welke mogelijkheden ziet u om het imago en de kwaliteit van de legale straattaxi’s in grote steden te verbeteren?
In oktober 2011 is de Wet Personenvervoer 2000 gewijzigd met als doel bevordering van de kwaliteit van het taxivervoer voor de consument. Taxichauffeurs die actief zijn in het straattaxivervoer konden vaak niet voorzien in een adequate basiskwaliteit en een betrouwbare, veilige rit tegen een redelijke prijs. Dit probleem deed zich vooral voor in de grote steden. Daarom is voor alle gemeenten de mogelijkheid geïntroduceerd om in aanvulling op het landelijk regelgevend kader aanvullende eisen te stellen aan het lokale straattaxivervoer. Daarnaast hebben zeven gemeenten (waaronder de grote steden) aanvullend de bevoegdheid gekregen om in hun gemeente een model van groepsvorming in te richten. Deze gemeenten kunnen taxiondernemers en -chauffeurs verplichten om zich bij een groep aan te sluiten, de zogenoemde Toegelaten Taxi Organisatie.
Deze wetswijziging uit 2011 is een belangrijk element in de tussentijdse evaluatie die ik uw Kamer eind eerste kwartaal 2015 zal doen toekomen.
Klopt het dat het binnen de huidige taxiwetgeving mogelijk is om meerdere chauffeurs op één vergunning te laten rijden, waarbij aan deze chauffeurs geen eisen worden gesteld? Zo ja, hoeveel chauffeurs mogen rijden onder één taxivergunning en acht u dit een wenselijke situatie?
Ja. Een taxibedrijf kan onder de vergunning of vakbekwaamheid meerdere personen taxivervoer laten verrichten. U kunt daarbij denken aan samenwerkingsvormingen zoals een maatschap of vennootschap onder firma. Het aantal chauffeurs is daarbij niet in wet- en regelgeving gelimiteerd. Uiteraard moeten de chauffeurs wel voldoen aan de nodige eisen, waaronder vakbekwaamheid, voor het verkrijgen van een chauffeurskaart.
Het bericht dat kilometertellerfraude bij geïmporteerde auto’s door RDW wordt gedoogd |
|
Farshad Bashir (SP) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de uitzending van het programma Opgelicht1 waarin duidelijk werd dat het erg eenvoudig is om een importauto waar kilometertellerfraude mee is gepleegd op Nederlands kenteken te zetten?
Fraude met kilometertellers dupeert consumenten en vind ik onacceptabel. Nationaal heb ik daarom alles in het werk gesteld om fraude zoveel mogelijk te voorkomen. Zo is per 1 januari 2014 het terugdraaien van de kilometerteller strafbaar gesteld en is ingevoerd dat de kilometerstand verplicht en met regelmaat moet worden doorgegeven aan de RDW.
De problematiek van kilometertellerfraude houdt echter niet op bij de grens. Veel landen hebben nog geen centrale registratie van kilometerstanden. Hierdoor is het mogelijk dat tellerstanden worden teruggedraaid van voertuigen die worden geëxporteerd zonder dat dit kan worden aangetoond bij de inschrijving van het voertuig in het nieuwe land. Om dit tegen te gaan is een internationale aanpak nodig. De verplichte registratie van kilometerstanden tijdens de APK voor EU-lidstaten vanaf 2018 zorgt ervoor dat alle landen hun registraties dan op orde moeten hebben. Een verplichte digitale uitwisseling van kilometerstanden bij herinschrijving van voertuigen in een andere lidstaat is nog niet geregeld. In het kader van het voorstel COM (2012) 164 voor een verordening tot vereenvoudiging van de overbrenging van in een andere lidstaat ingeschreven motorvoertuigen binnen de interne marktwordt hierover onderhandeld. Deze onderhandelingen zijn nog niet afgerond.
De RDW en branchepartijen zullen, vooruitlopend op nieuwe EU-regelgeving, dit jaar starten met een voorlichtingscampagne om personen te waarschuwen voor het importeren van auto’s met een ongeloofwaardige kilometerstand.
Kloppen de schattingen dat 50% van de auto’s die worden geïmporteerd uit andere EU-landen en vervolgens in Nederland worden verkocht een teruggedraaide kilometerstand hebben? Kunt u dit toelichten?
Er zijn diverse studies gedaan naar de omvang van tellerfraude in Europa2. Volgens enkele jaren geleden uitgevoerd onderzoek van de politie van München wordt in Duitsland minstens 30% van de gebruikte voertuigen verkocht met een teruggedraaide teller. Volgens een in 2010 in opdracht van de Belgische organisatie Car-Pass uitgevoerd onderzoek is er bij import in de landen van de Benelux, Frankrijk en Duitsland in 30 tot 40% van de gevallen sprake van een gemanipuleerde teller. Uit een steekproef van voertuigen -met een kilometerstand hoger dan 150.000- die zijn geëxporteerd van België naar Nederland blijkt dat in 27,5% was gefraudeerd.
Wat is de reden dat de Rijksdienst voor het Wegverkeer (RDW) – ondanks het feit dat het duidelijk is dat de kilometerstand op de teller niet overeenkomt met de stand op de APK-papieren en de onderhoudsboekjes – toch zonder enige moeite deze auto op kenteken zet en ook nog eens een Nationale Auto Pas uitgeeft waaruit blijkt dat de kilometerstand als betrouwbaar kan worden gezien?
Ook al heeft de RDW een vermoeden van een teruggedraaide teller kan registratie van het voertuig uit een ander EU-land vanwege Europees recht niet worden geweigerd. Bij import van voertuigen uit het buitenland wordt momenteel altijd «geen oordeel» vastgelegd. Dit wordt ook zichtbaar op het RDW-tellerrapport, dat de Nationale Auto Pas heeft vervangen. «Geen oordeel» wil niet zeggen dat de kilometerstand als betrouwbaar kan worden gezien, maar dat de RDW niet kan garanderen dat er niet geknoeid is met de tellerstand. Momenteel onderzoekt de RDW de mogelijkheid om daarbovenop, als bij import van een voertuig het buitenlandse APK rapport een hogere tellerstand aangeeft dan het voertuig zelf, het oordeel «onlogisch» te geven.
Klopt het dat pas in 2018 een einde zal komen aan deze praktijk? Zo ja, acht u dit wenselijk?
Vanaf 2018 is het voor EU-lidstaten verplicht kilometerstanden te registeren tijdens het uitvoeren van de Algemene Periodieke Keuring. Dan zal het frauderen met kilometerstanden naar verwachting verminderen. Digitale uitwisseling van deze gegevens tussen lidstaten is dan nog niet verplicht. Ik acht het onwenselijk om daarop te wachten en neem daarom initiatieven om de fraude met kilometertellerstanden verder terug te dringen (zie antwoord op vraag 5).
Wat gaat u doen opdat de RDW niet zomaar meer auto’s met teruggedraaide kilometerstand op Nederlands kenteken zet in afwachting van nieuwe regelgeving vanuit de Europese Unie?
Ik zet mij in om te komen tot digitale uitwisseling tussen lidstaten, zowel in de discussies over EU-wetgeving als in het kader van bilaterale overeenkomsten. De RDW is in mijn opdracht actief om te bekijken met de partners uit het Eucaris-verdrag of digitale uitwisseling van kilometerstanden is te realiseren voordat een Europese verplichting hiertoe is. Eucaris is het systeem dat wordt gebruikt door een groot aantal Europese landen voor het uitwisselen van voertuig- en rijbewijsgegevens. De mogelijkheden hiertoe zullen erg afhangen van de stand van zaken van de registratie van kilometerstanden in andere landen.
Om een concrete stap te maken met digitale uitwisseling van kilometerstanden voeren België en Nederland dit jaar een pilot uit om bij wederzijdse import een check te doen op de juistheid van de kilometertellerstand. Hierdoor wordt het mogelijk om op basis van de Belgische registratie een beoordeling «logisch» of «onlogisch» te geven bij voertuigen die vanuit België naar Nederland worden geïmporteerd (en vice versa).
Tot slot is voorlichting van consumenten van groot belang. In 2015 gaan de RDW en branchepartijen, verenigd in de Vereniging Aanpak Tellerfraude, een consumentencampagne houden over de risico’s van fraude met de kilometertellerstanden en waar een consument op moet letten als hij in het buitenland een auto koopt.
Welke maatregelen gaat u nemen tegen bedrijven die, al dan niet via internet, aanbieden om kilometerstanden te wijzigen?
Het adverteren door bedrijven om tellerstanden terug te draaien is strafbaar sinds 2014. De voorbereidingen met het Openbaar Ministerie om dergelijke bedrijven strafrechtelijk aan te pakken, zijn volop gaande. Het Landelijk Informatiecentrum Voertuigcriminaliteit3 (LIV) speelt hierbij een belangrijke ondersteunende rol. Op basis van gegevensanalyse en onderzoek maakt het LIV zaken gereed, opdat mogelijk de vervolging in gang kan worden gezet.
Het bericht ’Hoe een illegale windmolen blijft doordraaien’ |
|
Albert de Vries (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Hoe een illegale windmolen blijft doordraaien»?1
Ja.
Deelt u de mening dat windenergie van essentieel belang is voor de Nederlandse energievoorziening en het halen van de doelstellingen uit het energieakkoord?
Ja.
Deelt u de mening dat aan windenergie, zoals aan alle vormen van energie, ook nadelen kleven en dat het daarom van groot belang is dat omwonenden worden beschermd via wetten en regels omtrent bijvoorbeeld geluid?
Ja.
Is het waar dat de Raad van State inmiddels heeft bepaald dat de in het artikel genoemde molen illegaal is en dus met onmiddellijke ingang moet worden stopgezet? Zo ja, kunt u de gemeente met klem vragen om tot handhaving over te gaan? Zo nee, wat is dan de stand van zaken?
De Raad van State (uitspraak 201400363/1/A1) heeft de uitspraak van de Rechtbank Noord-Holland bevestigd, waarin de rechtbank oordeelt dat het college van BenW van Schagen niet in redelijkheid van handhavend optreden kon afzien. In dezelfde uitspraak vernietigt de Raad van State het besluit d.d. 8 april 2014, waarin het College van BenW van Schagen weigert handhavend op te treden. Het is aan de gemeente om een nieuw besluit te nemen. Het Rijk heeft hierin geen rol.
Deelt u de mening dat omwille van een zo groot mogelijk draagvlak windenergie op een zo goed mogelijke wijze moet worden ingepast in overleg met de omwonenden waarbij een goede verdeling wordt gemaakt tussen lusten en lasten? Zo ja, kunt u kort aangeven wat u doet om dit te realiseren? Zo nee, waarom niet?
Ja. Planparticipatie bij windenergieprojecten vanaf 15 MW wordt daarom wettelijk verankerd via de Omgevingswet. Bij projecten waarop de Rijkscoördinatieregeling van toepassing is, zullen de Minister van Economische Zaken en ik omwonenden zo goed mogelijk betrekken bij het planproces. Wij stimuleren de initiatiefnemer waar het gaat om de naleving van de gedragscode draagvlak en participatie wind op land op dit punt.
Zoals de Minister van Economische Zaken in zijn brief naar aanleiding van het verschijnen van deze gedragscode heeft aangegeven (Kamerstuk 33 612, nr. 47), is het aan partijen onderling om afspraken te maken over financiële participatie.
Bankfinanciering in relatie tot muizenschade Fryslân |
|
Aukje de Vries (VVD), Helma Lodders (VVD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
De Rabobank stelt zich flexibel op naar boeren met muizenschade, volgens het bericht «Rabobank: meer krediet voor muizenboer»1; klopt het echter dat de Deutsche Bank een tegenovergestelde lijn kiest? Zo ja, wat vindt u van de opstelling van de Deutsche Bank?
Uit navraag bij het meldpunt muizenschade van LTO Noord2 blijkt dat het aantal tot nu toe bekende klanten van Deutsche Bank met muizenschade dermate klein is, dat er moeilijk gesproken kan worden van een specifieke lijn van Deutsche Bank ten aanzien van bedrijven met muizenschade.
Recent heeft de Tweede Kamer de eindrapportage afbouw klantenbestand Deutsche Bank ontvangen, waar dit probleem natuurlijk zijdelings aan gerelateerd is; bent u bereid om in het verlengde hiervan dit punt ook voor te leggen aan de directie van de Deutsche Bank zodat ook in deze gevallen in redelijkheid en billijkheid naar oplossingen voor de getroffen boeren gekeken wordt?
Zoals ik in mijn brief van 29 januari jl. heb aangegeven en ook met uw Kamer heb afgesproken, zal ik klachten die het directe gevolg zijn van de strategische heroriëntatie van Deutsche Bank Nederland rechtstreeks onder de aandacht blijven brengen van de Raad van Bestuur van Deutsche Bank Nederland. Klachten die los staan van de strategische heroriëntatie dienen echter door klanten zelf bij Deutsche Bank Nederland te worden gemeld.3 Klanten die getroffen zijn door de muizenschade kunnen daarnaast ook terecht bij het eerder genoemde meldpunt.4
Bent u bereid om te inventariseren bij welke banken boeren die last hebben van muizenschade eventueel nog meer aanlopen tegen vergelijkbare problemen qua financiering? Zo nee, waarom niet?
De Staatssecretaris van Economische Zaken is thans o.a. hierover in gesprek met alle betrokken partijen: de decentrale overheden, de sector en de banken. Volgens de banken zijn de meeste agrarische bedrijven in de getroffen regio gezond, maar kan er wel tijdelijk een liquiditeitsprobleem optreden. Meestal kan dit met de bank worden opgelost. Voor eventuele resterende knelgevallen onderzoekt de staatsecretaris van Economische Zaken of een garantstellingsregeling mogelijk is.
De kanttekeningen die docenten lichamelijke opvoeding plaatsen bij het ‘Plan van aanpak bewegingsonderwijs’ |
|
Loes Ypma (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht van de Koninklijke Vereniging voor Lichamelijke Opvoeding (KVLO) «Dekker passeert gymleraren in plannen bewegingsonderwijs»?1
Ja.
Waarom heeft u gekozen voor de PO-raad en de NOC*NSF als prominente gesprekspartners binnen het «Plan van aanpak bewegingsonderwijs» en niet gekozen voor nadrukkelijke betrokkenheid van docenten lichamelijke opvoeding via de KVLO?
Het plan van aanpak bewegingsonderwijs komt voort uit het bestuursakkoord Primair Onderwijs, dat ik in juli 2014 samen met de PO-Raad heb gesloten. Omdat dit plan een nadere uitwerking van die afspraken is, is de PO-Raad als vertegenwoordiger van de schoolbesturen medeopsteller van het plan. NOC*NSF is als koepel van de sportbonden betrokken om contacten te leggen tussen scholen, gemeenten en de (on)georganiseerde sport om voldoende accommodaties voor bewegingsonderwijs te realiseren.
In de ontwerpfase van het plan van aanpak is met de KVLO gesproken over de in het bestuursakkoord gemaakte afspraken en over het plan. De KVLO staat dan ook als een van de partners opgenomen in het plan van aanpak. Over de uitvoering van het plan zal regelmatig afstemming plaatsvinden met de KVLO. De kennis en ervaring die de KVLO meebrengt is nuttig om de doelstelling te kunnen halen.
Deelt u de opvatting dat als bewegingsonderwijs cruciaal is voor de motorische, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen, bewegingsonderwijs een eigenstandig vak is dat eigen vakkrachten behoeft? Zo ja, hoe komt dit tot uiting in uw plan van aanpak? Zo nee, kunt u uw opvatting nader toelichten?
Ik deel de opvatting dat bewegingsonderwijs cruciaal is voor de motorische, sociale en cognitieve ontwikkeling van kinderen. De opvatting dat bewegingsonderwijs een vak is dat alleen door vakleerkrachten kan worden gegeven, deel ik niet. Bewegingsonderwijs kan ook worden gegeven door een groepsleerkracht die een aanvullende opleiding heeft gevolgd voor het geven van bewegingsonderwijs.
Wat is uw reactie op de kritiek van de KVLO dat het onwenselijk is dat u vooral inzet op het bevoegd maken van groepsleerkrachten voor het geven lichamelijke opvoeding?
Het is van belang dat iedere les bewegingsonderwijs gegeven wordt door een bevoegde leerkracht, vandaar dat ik inzet op het bevoegd maken van groepsleerkrachten. Hiervoor stel ik vanaf 1 april 2015 tot en met schooljaar 2017/2018 jaarlijks € 3 miljoen beschikbaar via een apart hoofdstuk in de regeling Lerarenbeurs. Deze beurs is beschikbaar voor groepsleerkrachten die nog geen aantekening bewegingsonderwijs hebben behaald. Daarnaast zet ik ook in op een betere matching van vraag en aanbod van vakleerkrachten. Een van de acties uit het plan van aanpak is dat het Arbeidsmarktplatform PO een inventarisatie uitvoert naar het aantal reacties per vacature. Bij het oplossen van specifieke regionale problemen verbinden het landelijk transfercentrum en de regionale transfercentra werkloze vakleerkrachten aan scholen die geen vakleerkracht kunnen vinden. Met de KVLO wordt afgestemd over de uitvoering van de matchingsregeling.
Acht u het waarschijnlijk dat door in te zetten op het bijscholen van groepsleerkrachten er arbeidsmarktverdringing plaatsvindt en bevoegde vakdocenten lichamelijke opvoeding minder uitzicht krijgen op een aanstelling? Zo nee, waarom niet?
Als alle lessen nu door bevoegde leerkrachten worden gegeven, zou er inderdaad sprake zijn van verdringing. Dit is echter niet het geval. Uit de nulmeting bewegingsonderwijs van het Mulier Instituut blijkt dat op een kwart van alle po-scholen ook door onbevoegde leerkrachten bewegingsonderwijs wordt gegeven.2 De verwachting is dat zowel vakleerkrachten als bevoegde leerkrachten nodig zijn om ervoor te zorgen dat er meer lessen bewegingsonderwijs en meer lessen bevoegd worden gegeven. Nog dit jaar wordt een inventarisatie uitgevoerd naar het aantal reacties op vacatures voor vakleerkrachten. Ik informeer uw Kamer in het najaar van 2015 over de uitkomsten van deze inventarisatie.
Kunt u nader ingaan op de wijze waarop u er voor zult zorgen dat op korte termijn de 20% scholen die slechts één uur lichamelijke opvoeding geven dit naar twee uur opschroeven en welke exacte rol de Inspectie van het Onderwijs hierbij inneemt?
De doelstelling van twee lesuren bewegingsonderwijs is onderdeel van bestuurlijke afspraken die zijn vastgelegd in het bestuursakkoord primair onderwijs. Schoolbesturen staan daarmee aan de lat voor het verzorgen van minimaal twee lesuren bewegingsonderwijs. Het plan van aanpak bewegingsonderwijs bevat stimuleringsmaatregelen om schoolbesturen daartoe verder aan te sporen en te helpen.
De voortgang die schoolbesturen hierbij boeken zal op verschillende manieren gemonitord worden. Ten eerste is in het bestuursakkoord afgesproken dat Vensters PO in 2017 compleet en volledig gevuld is. Momenteel pleegt de PO-Raad extra inzet om de deelname van scholen te vergroten. Als onderdeel van de gestructureerde aanpak om Vensters verder uit te breiden, is het voornemen dat vanaf 2016 de indicator «bevoegde docenten bewegingsonderwijs» geïntroduceerd wordt, naast de bestaande indicator «aantal uur bewegingsonderwijs».
Ten tweede zal ik samen met de PO-Raad de nulmeting bewegingsonderwijs uitbreiden, zodat relevante sturingsinformatie zo spoedig mogelijk beschikbaar komt. Het periodiek peilingsonderzoek naar bewegingsonderwijs zoals dat door de Inspectie van het Onderwijs wordt uitgevoerd, geeft ten slotte een goed beeld van de staat van het bewegingsonderwijs op stelselniveau. Zoals ik eerder aan uw Kamer heb toegezegd zal in deze peiling niet enkel worden gekeken naar de uren bewegingsonderwijs, maar ook naar het percentage van de lessen dat bevoegd dan wel onbevoegd wordt gegeven.
Deze specifieke cijfers per school, bestuur, gemeente en regio geven niet alleen inzicht in het aanbod van het bewegingsonderwijs in Nederland, maar geeft ook een duidelijk beeld van mogelijke knelpunten, bijvoorbeeld op het gebied van de beschikbaarheid van vakleerkrachten of gymzalen. Op basis van deze informatie zal ik afwegen of aanvullende interventies wenselijk zijn om de gestelde doelen te bereiken.
STER-afspraken in het NOS-contract voor de eredivisiesamenvattingen |
|
Ton Elias (VVD) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Fox krijgt gratis spotjes bij deal met NOS over voetbal»?1
Ja.
Nieuw zijn berichten dat er sprake is van gratis reclamezendtijd voor Fox en van een voorkeurspositie voor bepaalde sponsoren in STER-zendtijd; acht u dergelijke afspraken ook zonder te moeten wachten op eventueel nader onderzoek van het Commissariaat voor de Media niet in strijd met de Mediawet?
Het is niet aan mij om te beoordelen of de afspraken in strijd zijn met de Mediawet. Voor toezicht op naleving van de Mediawet is het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) ingesteld als onafhankelijke toezichthouder. Het Commissariaat is bevoegd om toezicht te houden op de naleving van de Mediawet en waar nodig handhavend op te treden.
Het Commissariaat heeft op 19 januari 2015 aangekondigd dat het zijn onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen vervolgt en verbreedt naar andere partijen, waaronder de Ster. Dit onderzoek wacht ik af.
Op 18 maart heeft het Commissariaat laten weten dat de NOS de afspraken met FOX aanpast over de uitzendrechten van de samenvattingen van het eredivisievoetbal. De NOS moest de afspraken uiterlijk 17 maart aanpassen, anders zou de omroep een dwangsom riskeren. Volgens het Commissariaat is de dreigende dwangsom nu komen te vervallen. Het brede onderzoek van het Commissariaat naar de activiteiten van de NOS rond het Eredivisievoetbal loopt nog door. Dat richt zich nu vooral op andere Mediawettelijke vereisten en is verbreed naar andere partijen, waaronder de STER. Afhankelijk van de uitkomsten daarvan kunnen nadere maatregelen volgen.
Acht u het wenselijk dat door dergelijke afspraken de STER-afdrachten aan de mediabegroting kunstmatig laag worden gehouden en er zo via een omweg nog meer belastinggeld naar de eredivisiesamenvattingen gaat dan al bekend was?
De Ster heeft als wettelijke taak om het beschikbare kijk-, luister- en online bereik van de publieke omroep optimaal te verzilveren. De uiteindelijke afdracht van de Ster wordt beïnvloed door afspraken die gemaakt worden met adverteerders over hoogte van tarieven en kortingen. De afdracht is altijd een netto-afdracht vanwege de kosten die de Ster maakt om reclamezendtijd te verkopen.
Sportprogramma’s bij de publieke omroep leveren een substantiële bijdrage aan het kijktijdaandeel en daarmee aan de netto-opbrengst van de Ster voor de mediabegroting. Dat is het kenmerk van ons duaal gefinancierde bestel, waarin een vijfde van de mediabegroting wordt gevoed uit de reclame-inkomsten. Het totale Sterresultaat (i.e. de reclame-opbrengsten minus de kosten van de ten behoeve van de Eredivisiesamenvattingen beschikbaar gestelde reclamezendtijd) verbetert als de NPO Eredivisiesamenvattingen uitzendt. Het resultaat van de Ster, en daarmee de afdracht van de Ster, is mede van belang omdat het kabinet aan NPO en Ster heeft gevraagd om de inkomsten uit de Ster de komende jaren juist te verhogen.2
Bij de afspraken tussen de Ster en EMM gaat het om de vraag of de afspraken die gemaakt zijn, binnen de wettelijke kaders zijn toegestaan. Ik wacht daarvoor het onderzoek van het Commissariaat af.
Wat is uw oordeel over het bericht dat de overkoepelende NPO niet vooraf op de hoogte was van deze afspraken en dat betrokkenen bij een journalistiek verzoek om opheldering naar elkaar wijzen?
Op 1 januari 2010 zijn de taken van de NOS gesplitst en ondergebracht in twee zelfstandige rechtspersonen (de NPO en de NOS). Bij de splitsing zijn de NPO en de NOS met elkaar een samenwerkingsovereenkomst aangegaan. In deze overeenkomst hebben de NPO en de NOS onderlinge afspraken vastgelegd over onder meer de uitvoering van de facilitaire overeenkomsten en de grote sportovereenkomsten. In deze overeenkomst is onder andere afgesproken dat bij het afsluiten van grote sportcontracten de bestaande werkwijze zou worden gecontinueerd, dat wil zeggen dat de directie van de NOS een mandaat aanvraagt bij de Raad van Bestuur van de NPO.
In het kader van de verwerving van de uitzendrechten voor de samenvattingen van de Eredivisie per seizoen 2014–2015 heeft de NOS eind 2013 een mandaataanvraag ingediend bij de NPO. De aanvraag betrof het starten van de onderhandelingen voor de uitzendrechten van de samenvattingen van de Eredivisie voor een maximaal budget per seizoen.
De NPO heeft het door de NOS gevraagde mandaat verleend. De NPO was op hoofdlijnen op de hoogte van de onderhandelingen van de NOS met EMM. Een gedetailleerder niveau was ook niet nodig, aangezien de verwerving van rechten binnen de vastgestelde kaders een verantwoordelijkheid van de NOS zelf is. De afspraken, die de NOS uiteindelijk in een zogenoemde short form met de EMM in maart 2014 heeft gemaakt, hebben de NPO eind juli 2014 bereikt. Vanaf dat moment was de NPO ook op de hoogte van de inhoud van de afspraken met betrekking tot het onderdeel van de Ster.
Worden deze STER-afspraken momenteel concreet onderzocht door het Commissariaat voor de Media?
Bij de publicatie van zijn besluit met betrekking tot de last onder dwangsom heeft het Commissariaat gemeld dat het zijn onderzoek zal vervolgen en verbreden naar andere partijen, waaronder de Ster. Dit onderzoek wacht ik af.
Wanneer is dat onderzoek uiterlijk gereed? Bent u bereid het onderzoek per ommegaande naar de Kamer te zenden?
Het Commissariaat is de onafhankelijke toezichthouder en publiceert als zelfstandig bestuursorgaan zelf zijn besluiten. Als het Commissariaat besluiten met betrekking tot het onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen publiceert dan zal ik u deze toezenden.
Heeft u kennisgenomen van het arrest van de Hoge Raad ten aanzien van het cassatieberoep dat de Staatsloterij had ingesteld tegen de uitspraak van het gerechtshof Den Haag van 28 mei 2013?1
Ja.
Kunt u een overzicht geven van de jaarlijkse inkomsten van de Staatsloterij in de periode 2000–2008, alsmede de daaraan gekoppelde bedragen die zijn afgedragen aan de staat?
Hieronder een overzicht van de afdrachten die de staat over de betreffende periode heeft ontvangen:
Omzet SENS
(EUR mln.)
Afdrachten ontvangen
(EUR mln.)
2000:
596,0
131,1
2001:
654,3
127,7
2002:
689,5
84,6
2003:
699,1
83,1
2004:
697,5
132,9
2005:
672,6
83,2
2006:
737,6
99,4
2007:
772,4
111
2008:
826,2
101
Zijn er in de betreffende periode meldingen bij u gemaakt van mogelijke misleiding in de wijze waarop de Staatsloterij en Intralot de trekkingen hebben georganiseerd en/of hun reclame-uitingen hebben vormgegeven?
In ons archief zijn enkele brieven van burgers over de trekkingsmethode gevonden, verstuurd nadat hieraan in de media – waaronder Tros Radar – aandacht was besteed.
Kunt u aangeven wat de stand van zaken is ten aanzien van het onderzoek dat de Kansspelautoriteit uitvoert naar de Staatsloterij en Intralot? Op welke datum is het onderzoek aangevangen, zijn er mogelijk al tussenbevindingen en wanneer wordt het onderzoek naar verwachting afgerond?
De kansspelautoriteit (KSA) is eind september met het onderzoek gestart en heeft haar onderzoek inmiddels afgerond. De KSA heeft als gevolg van dit onderzoek geen aanleiding gezien de Staatsloterij-trekkingen op te schorten en heeft laten weten dat de consument kan vertrouwen hebben in de trekkingen van de Staatsloterij. De KSA heeft haar onderzoeksbevindingen met de Staatsloterij gedeeld en een aantal aanbevelingen gedaan. De Staatsloterij heeft aangegeven deze aanbevelingen over te nemen om haar zorgplicht en haar controles nog verder te versterken. De KSA verwacht dat de Staatsloterij uiterlijk aan het einde van het tweede kwartaal 2015 de laatste maatregelen ter uitvoering van de aanbevelingen heeft ingevoerd.
Kunt u een overzicht geven van het aantal keer dat Intralot in het verleden is veroordeeld wegens fraude en onregelmatigheden in de geleverde software en daarbij tevens aangeven in welke landen deze veroordelingen zijn uitgesproken?
Over een dergelijk overzicht beschikken wij niet.
Kunt u aangeven op welke wijze de Staatsloterij de trekkingen heeft aangepast in 2008? Is er nadien nog melding gemaakt van mogelijke misleiding in de wijze waarop de Staatsloterij en Intralot de trekkingen hebben georganiseerd?
De Staatsloterij heeft de trekkingssystematiek in 2008 aangepast, in die zin dat winnende loten alleen nog worden getrokken uit de verkochte loten. In het najaar van 2014 is in de media bericht over mogelijke misstanden ten aanzien van de trekkingen bij SENS; zoals toegelicht onder vraag vier heeft de KSA echter geen aanwijzingen gevonden die hierop wijzen.
Welke gevolgen heeft het eerder genoemde arrest van de Hoge Raad voor de wijze waarop overige loterijen hun trekkingen in het verleden hebben georganiseerd of op dit moment organiseren?
Het arrest heeft geen gevolgen op de wijze waarop andere loterijen hun trekking organiseren. De andere loterijvergunningen bevatten namelijk al een voorschrift dat de vergunninghouder verplicht om alleen te trekken uit verkochte, gewonnen en gratis verstrekte loten.
Bent u van mening dat de Wet op de Kansspelen aangepast dient te worden naar aanleiding van dit arrest?
Het arrest biedt geen noodzaak tot aanpassing van de Wet op de kansspelen.
Kunt u op basis van de informatie van Stichting Loterijverlies dat 23.000 deelnemers het inleggeld gaan terugvorderen een schatting maken van het totale bedrag dat mogelijk aan schadevergoeding gevorderd en terugbetaald moet worden?
Wat zijn de gevolgen voor de staatskas wanneer schadevergoedingen moeten worden uitgekeerd aan deelnemers uit de betreffende periode?
Daar valt nu niets over te zeggen. De Staatsloterij gaat nu eerst de uitspraak bestuderen en zal de vervolgstappen naar aanleiding van deze uitspraak met de Staatssecretaris van Financiën bespreken.
Het bericht ‘Gratis reizen op de NS Jaartrajectkaart’ |
|
Betty de Boer (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Gratis reizen op NS Jaartrajectkaart»?1
Ja.
Klopt het dat bezitters van de NS Jaartrajectkaart al ruim een jaar gratis kunnen reizen buiten het traject waarvoor ze de kaart hebben? Zo ja, kunt u toelichten hoe dit mogelijk is?
Het klopt dat er Jaartrajectkaarthouders zijn die met hun trajectkaart ook buiten hun afgekochte traject reizen. Dat gebeurt volgens NS gemiddeld eenmaal per maand. Indien ze dat doen via de methode zoals die in het Financieel Dagblad is beschreven, dan wordt er geen saldo van hun kaart afgeschreven. Dit is echter niet de bedoeling en reizigers die dit doen beschikken volgens NS niet over een geldig vervoerbewijs, reizen zwart en riskeren een boete (Uitstel van Betaling) bij controle.
De Jaartrajectkaart stamt nog uit het pre-OV-chipkaart tijdperk. NS laat weten dat de Jaartrajectkaart een zichtkaart is waarmee voor een treinreis niet in- en uitgecheckt moet worden. Dit staat in de productvoorwaarden en de abonnementhouders zijn daar afgelopen jaar tweemaal schriftelijk over geïnformeerd. In de Jaartrajectkaart zit een chip waarmee de toegangspoortjes op stations kunnen worden geopend en waardoor er treinreizen buiten het afgekochte traject geladen kunnen worden op de kaart.
De Jaartrajectkaart wordt vanaf 9 juli 2014 tot 8 juli 2015 geleidelijk uitgefaseerd. De circa 35.000 Jaartrajectkaarthouders krijgen op hun persoonlijke contractverlengmoment een aanbod om over te stappen op de opvolger Traject Vrij. Met dit product, dat sinds april 2014 te koop is, moet wél in- en uitgecheckt worden en betalen die abonnementhouders achteraf voor de treinreizen buiten hun afgekochte traject. Na 8 juli 2015 houdt de huidige Jaartrajectkaart op te bestaan.
NS heeft twee keer aan de houders van de Jaartrajectkaart een brief geschreven waarin is aangegeven hoe deze kaarthouders moeten handelen als zij buiten hun afgekochte traject reizen. De Jaartrajectkaarthouders moeten voorafgaand aan de treinreis bij de kaartautomaat een enkele reis of retour (eventueel met korting) voor het traject buiten hun afgekochte reistraject laden op hun Jaartrajectkaart danwel een aanvullend e-ticket (eventueel met korting) kopen.
De conducteur moet controleren of de Jaartrajectkaarthouders op reizen buiten hun afgekochte traject het juiste reisproduct hebben. Maar de conducteur ziet dat niet direct op zijn Rail-pocket (het controle-apparaat), die gegevens staan wel geregistreerd en zijn controleerbaar maar daar moet hij langer naar zoeken. Hierdoor komt het voor dat er alleen gecontroleerd wordt of er is ingecheckt. Is dat het geval, dan wordt de Jaartrajectkaarthouder er niet op gewezen hoe het wel zou moeten en betaalt hij niet voor zijn treinreis buiten zijn afgekochte traject.
Bent u bereid om in overleg met NS een inschatting te maken van hoeveel omzet NS hierdoor is misgelopen afgelopen jaar? Zo nee, waarom niet?
Aangezien de reizigers geen nadeel hebben ondervonden is er voor het ministerie als concessieverlener geen aanleiding om hier actie op te ondernemen. Het is een bedrijfsmatige keuze geweest van NS en dit valt binnen de vrijheid die het bedrijf NS heeft om zijn taken uit te voeren.
Zijn andere aanbieders van openbaar vervoer hierdoor ook omzet misgelopen, omdat op dezelfde wijze gebruik kon worden gemaakt van treinen en bussen van andere vervoerders? Zo ja, kunt u een inschatting geven van om hoeveel omzet het gaat en is u bekend of andere vervoerders NS aansprakelijk zullen stellen voor misgelopen inkomsten?
De Jaartrajectkaart heeft alleen betrekking op treinvervoer. Bij bus, tram en metro moet er met deze OV-chipkaart wel worden ingecheckt en wordt er saldo afgeschreven voor de reis.
Bent u bereid om in overleg te treden met NS en zo snel mogelijk een einde te maken aan de mogelijkheid om met de Jaartrajectkaart buiten het betaalde traject gratis te reizen, aangezien de vervoerders hierdoor omzet mislopen waardoor de belastingbetaler in feite meer dan nodig bijdraagt aan het openbaar vervoer? Zo nee, waarom niet?
Nee, zoals in antwoord 3 aangegeven zal hierover niet met NS in overleg worden getreden. Na 8 juli 2015 bestaat de Jaartrajectkaart niet meer en komt dit probleem niet meer voor. Tot die tijd mogen Jaartrajectkaarthouders niet op saldo buiten hun traject met de trein reizen. Doen ze dat wel, dan riskeren ze een boete.
Bent u bereid om deze situatie aan te kaarten bij het Nationaal Openbaar Vervoerberaad met als doel dergelijke misstanden in het betalingsverkeer van het openbaar vervoer te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dat is niet noodzakelijk omdat het probleem alleen zeer beperkt op het spoor voorkomt en na 8 juli 2015 komt dit probleem niet meer voor.
Bent u door NS op de hoogte gesteld van het «ingecalculeerde risico», zoals een NS-woordvoerder de mogelijkheid om de Jaartrajectkaart te misbruiken noemt? Zo ja, wanneer, en waarom heeft u de Kamer hierover niet geïnformeerd? Zo nee, vindt u niet dat NS u hiervan op de hoogte had moeten stellen?
Nee, NS heeft niet van te voren aangegeven dat deze mogelijkheid er was. Het was een bedrijfsmatige keuze, met een beperkt financieel risico en de reiziger heeft er geen nadeel van ondervonden.
NS heeft de Jaartrajectkaartthouders wel geïnformeerd over hoe zij moeten handelen als ze buiten de trajecten willen reizen met als doel te voorkomen dat abonnementshouders zwart reizen en een boete riskeren.
Hoe komt het dat het aantal reizigers met een Jaartrajectkaart zo enorm is teruggelopen (van bijna 36.000 reizigers op 1 januari 2014 naar 15.000 reizigers op 1 januari 2015)?
De Jaartrajectkaart is niet meer te koop. Sinds april 2014 is de opvolger, Traject Vrij, te koop. In de periode 9 juli 2014 tot 8 juli 2015 biedt NS bestaande klanten aan over te stappen op Traject Vrij Jaar. De komende maanden lopen dus de laatste Jaartrajectkaarten af. NS laat weten dat van de ruim 35.000 Jaartrajectkaarthouders het overgrote gedeelte al overgestapt is op het Traject Vrij abonnement. Minder dan 10.000 reizigers reizen nog op een Jaartrajectkaart en circa 43.000 reizigers reizen met een Traject Vrij abonnement.
Celkerntransplantatie gericht op het voorkomen van de geboorte van een kind met een ernstige mitochondriale aandoening |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht over celkerntransplantatie in Groot-Brittannië?1
Ja.
Hoe vaak heeft in Nederland celkerntransplantatie ter voorkoming van mitochondriale aandoeningen geleid tot een doorgaande zwangerschap?
In Nederland wordt op dit moment celkerntransplantatie ter voorkoming van mitochondriale aandoeningen niet uitgevoerd.
Wat is de status van het onderzoek naar de klinische toepasbaarheid van bovengenoemde techniek in Nederland? Wanneer kan de Kamer de uitkomsten van dit onderzoek verwachten?
In de kabinetsreactie op de evaluatie van de Embryowet en de Wet donorgegevens kunstmatige bevruchting is dit aan de orde geweest. Ik heb aangegeven dat ik zou laten onderzoeken of er veelbelovende medische ontwikkelingen zijn, waarvan het vrij aannemelijk is dat deze op het punt staan om in de kliniek te worden geïntroduceerd. Dit dan afhankelijk van het opheffen van het verbod op het tot stand brengen van embryo’s voor onderzoek. In dit onderzoek worden ook internationale ontwikkelingen meegenomen.
Het onderzoek bevindt zich op dit moment in de afrondende fase. Zodra ik het afgeronde rapport heb ontvangen, zal ik deze aan uw Kamer laten toekomen.
Bent u bereid bij dit onderzoek de huidige internationale ontwikkelingen te betrekken?
Zie antwoord vraag 3.
Hoeveel ouderparen in Nederland hebben jaarlijks te maken met mutaties in het mitochondriale DNA of een door zo’n mutatie veroorzaakte ziekte?
Naar schatting worden 1 op de 3.500 tot 1 op de 6.000 kinderen geboren met een mitochondriële ziekte. Dit zijn in Nederland 30 tot 50 kinderen per jaar die direct, na een paar jaar of als volwassene een mitochondriële ziekte krijgen.
Het bericht dat gevangenisbewaarders onder druk staan |
|
Nine Kooiman , Peter Oskam (CDA) |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het medewerkerstevredenheidsonderzoek onder het personeel van de Dienst Justitiële Inrichtingen(DJI)?1
De Dienst Justitiële Inrichtingen (DJI) heeft in de periode van 22 oktober tot en met 19 november 2014 een medewerkerstevredenheidsonderzoek (MTO) onder het personeel van het Gevangeniswezen gehouden. De Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (ISZW) heeft in de periode van november 2013 tot februari 2014 DJI-locaties geïnspecteerd op werkdruk, psychosociale arbeidsbelasting (PSA) en – voor de eerste keer – ook op naleving van de Arbeidstijdenwet ten aanzien van consignatie. Tijdens het Algemeen Overleg over het Gevangeniswezen van 22 januari jl. heeft de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid en Justitie uw Kamer toegezegd een inhoudelijke reactie te geven op beide rapporten. Deze reactie kunt u in april van dit jaar tegemoet zien.
Klopt het dat de personeelsbezetting op papier kan afwijking van de bezetting in de praktijk, bijvoorbeeld vanwege ziekteverzuim? Zo ja, kan dat tot onderbezetting leiden?
De personele bezetting in het personeelssysteem wijkt niet af van de bezetting binnen de vestiging. Wel kan sprake zijn van een afwijking van de formele formatie, zowel naar boven als naar beneden. Onder alle omstandigheden wordt zorggedragen voor borging van het primaire proces. Om adequaat te kunnen reageren op onverwachte uitval van personeel, bijvoorbeeld vanwege ziekteverzuim, beschikt DJI over zogenoemde reserveformatie. Binnen het Gevangeniswezen waren op 1 februari jl. 9.117 fte in dienst. Het gaat dan niet alleen om penitentiaire inrichtingswerkers, maar ook om beveiliging, overig executief personeel en medewerkers van het hoofdkantoor van DJI. De bezetting van de capaciteit binnen het Gevangeniswezen was op 3 februari jl. 9.096 gedetineerden.
Indien de directie van de inrichting geconfronteerd wordt met onverwacht (ziekte)verzuim, dan wordt op de dag van de melding zo spoedig mogelijk voor vervanging gezorgd. Het kan voorkomen dat een korte periode moet worden overbrugd totdat de vervanging aanwezig is. Dan wordt aan het dienstdoende personeel gevraagd om (een aantal uur) over te werken. Indien geen vervanging kan worden georganiseerd, wordt het aanwezige personeel dusdanig ingezet dat de uitval minimale gevolgen heeft voor het primaire proces en de veiligheid in de inrichting. Daarnaast wordt binnen het Gevangeniswezen gewerkt met een preventief verzuimbeleid met de inzet van verzuimcoaches.
Hoeveel DJI-personeel is er, afgezet tegen het aantal gedetineerden? Is daarbij wel of geen rekening gehouden met ziekteverzuim? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe hoog is het ziekteverzuim onder het gevangenispersoneel? Klopt het dat dit momenteel 15% tot 20% is en hoe verklaart u dit? Hoe hoog was het ziekteverzuim over de afgelopen vijf jaar?
Het ziekteverzuim in de afgelopen vijf jaren bedroeg gemiddeld voor het Gevangeniswezen:
7,4%
6,7%
7,0%
7,4%
7,2%
Hoe lang duurt het voordat een ziek personeelslid wordt vervangen? Kan het daarbij voorkomen dat er voor langere tijd onderbezetting is? Welke maatregelen zijn er of worden er getroffen om onderbezetting door ziekte zo veel als mogelijk te voorkomen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er meerpersoonscellen standaard door minstens twee bewaarders moeten worden geopend en dat dit niet altijd gebeurt, bijvoorbeeld vanwege onderbezetting? Wat is uw reactie hierop?
Uitgangspunt is dat een meerpersoonscel door twee medewerkers wordt geopend. Onderbezetting is geen reden om hiervan af te wijken.
Wat is uw reactie op de resultaten uit het onderzoek waaruit blijkt dat het gevoel van veiligheid is gedaald en dat dit volgens twee derde van het DJI-personeel komt door de uitvoering van het Masterplan DJI 2013–2018?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u aangeven wat het aantal managers is ten opzichte van het personeel op de werkvloer bestaande uit Penitentiaire Inrichtingswerkers en bewakers? Klopt de bewering die werd gedaan in een radiouitzending ter zake dat het aantal managers is gestegen?2
Binnen de sector Gevangeniswezen is het aantal managers ten opzichte van het aantal penitentiaire inrichtingswerkers 1:12. Voor de beveiliging geldt een ratio van 1:11. Het aantal managers dat in dienst is bij de Dienst Justitiële Inrichtingen is niet gestegen sinds december 2012.
Wat is uw reactie op de resultaten uit het onderzoek over het toegenomen geweld dat medewerkers vanuit gedetineerden ervaren? Wat is volgens u de oorzaak hiervan?
Zie antwoord vraag 1.
Welke penitentiaire inrichtingen hebben de Arbeidstijdenwet overtreden? Op welke punten is dat het geval en hoe komt dat? Welke maatregelen zijn daartegen genomen?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u op de hoogte van de onrust die het stoplichtmodel heeft veroorzaakt heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Mij is niet bekend dat er onrust bestaat onder het DJI-personeel rond de invoering van het systeem van promoveren en degraderen. De invoering van dit systeem is zorgvuldig voorbereid en uit interne evaluaties blijkt dat het instrument op steun rekenen van het merendeel van het personeel.
Klopt het dat er te weinig plekken zijn voor gedetineerden die in de groene fase zitten en daardoor noodgedwongen op een oranje of rode plek moeten zitten? Zo ja, welke penitentiaire inrichtingen hebben te maken met dit soort wachtlijsten voor gedetineerden?
Er is geen sprake van wachtlijsten voor de plusprogramma’s. Een gedetineerde die is gepromoveerd, kan direct na promotie deelnemen aan het plusprogramma.
De veiligheid op de N36 tussen Almelo en Ommen |
|
Duco Hoogland (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bereid te onderzoeken of een snelheidsverlaging naar 80 kilometer per uur een positief effect heeft op de veiligheid van de N36? Zo ja, wanneer verwacht u de resultaten? Zo nee, waarom niet?
In 2013 heeft Rijkswaterstaat in samenwerking met de Regio Twente onderzoek gedaan naar de verkeersveiligheid op de N36. Verlaging van de snelheid naar 80 km/h maakte onderdeel uit van dit onderzoek. Op basis van het onderzoek is o.a. geconcludeerd dat het verlagen van de maximumsnelheid geen effectieve maatregel is.
In het kader van het programma Meer Veilig wordt in de periode 2015 t/m 2018 een achttal verbetermaatregelen op de N36 uitgevoerd. Binnenkort neem ik een besluit in het kader van de tweede tranche «Meer Veilig 3» waar ook additionele maatregelen voor de N36 in worden gewogen.
Welke gedragsbeïnvloedende maatregelen die de veiligheid op deze weg verhogen kunt u nog nemen? Bent u bereid deze maatregelen te nemen? Zo ja, per wanneer verwacht u dat deze effect zullen sorteren? Zo nee, waarom niet?
In beginsel kan gedacht worden aan op doelgroep gerichte communicatie en grotere inzet op handhaving van verkeersovertredingen. Inzet van deze maatregelen is aan de orde als de situatie daarom vraagt. Momenteel zie ik daar geen aanleiding voor.
Het bericht dat met software criminaliteit kan worden voorspeld |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht: «BIG DATA. Nieuwe software voorspelt diefstal en straatroof»?1
Ja.
Kunt u aangeven in hoeverre het in Amsterdam gebruikte Criminaliteits Anticipatie Systeem (CAS) kan bijdragen aan de afname van de criminaliteit?
Het CAS is een computermodel op basis waarvan criminaliteit kan worden voorspeld. Het is een methodiek binnen een relatief nieuwe ontwikkeling die bekend staat onder de term «predictive policing». Het maakt een directere (sturing op de) inzet van de politiecapaciteit mogelijk, waardoor efficiëntie en in het bijzonder effectiviteit van de inzet wordt vergroot. Het is niet alleen een instrument voor de politie zelf, maar ook voor het bevoegde gezag en veiligheidspartners. Predictive policing heeft verschillende verschijningsvormen. Naast het CAS in Amsterdam, wordt in Zurich, München, Neurenberg en Berlijn Precops gebruikt. Engelse korpsen werken aan een eigen systematiek. De Amerikaanse variant (en bakermat) van predictive policing is Predpol.
Predpol wordt in een aantal grotere en kleinere Amerikaanse steden, waaronder Los Angeles en Atlanta, toegepast met indrukwekkende resultaten in het terugdringen van verschillende typen criminaliteit, in het bijzonder de zogenaamde High Impact Crimes.
Kern van deze methodieken is dat op basis van slimme analyses van beschikbare gegevens de politie in die gebieden versterkt aanwezig is waar de kans op een volgend incident het grootst is. Van deze aanwezigheid gaat een aantoonbare preventieve werking uit.
De (nog beperkte en vooral buitenlandse) ervaringen met predictive policing laten zien dat politieprestaties met behulp van voorspellende methodieken kunnen worden verbeterd. Ik vind het daarom zinvol om te bezien of predictive policing in Nederland eenzelfde effect kan hebben en welke randvoorwaarden hierbij gelden. Om dat te kunnen vaststellen zal ik in samenwerking met de politie verschillende vormen van predictive policing nader (laten) bestuderen en eventueel pilots mogelijk maken waarin verschillende methodieken kunnen worden beproefd.
Kunt u aangeven hoeveel inbraken er de afgelopen vijf jaar zijn geweest in Amsterdam, uitgesplitst per jaar?
Volgens opgave van de Nationale politie zijn de aantallen Diefstal/inbraak woning als volgt:
2010: 6992
2011: 6592
2012: 6998
2013: 7718
2014: 6244
Heeft de inzet van het CAS een bijdrage geleverd aan de vermindering van het aantal inbraken of andere misdrijven? Zo ja, waar blijkt dat uit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat als blijkt dat het CAS inderdaad een succesvol middel in de strijd tegen de misdaad is, dat dat middel dan ook landelijke uitrol verdient? Zo ja, hoe gaat u in dat geval bevorderen dat de nationale politie dit systeem gaat uitrollen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bestaat er binnen de nationale politie ruimte om op lokaal niveau innovatieve systemen of methoden te ontwikkelen die mogelijk landelijke navolging verdienen? Zo ja, waar blijkt dat uit en om welke systemen of methoden gaat het? Zo nee, waarom niet?
Innovatie is voor de politie bepaald niet nieuw, maar anders dan in het verleden vindt er sinds de vorming van de Nationale Politie landelijke sturing plaats op het innovatiebeleid. Dit is nodig omdat innovatie vaak verbonden is met de landelijke IV-portfolio van de politie. In het verleden ontbrak die koppeling met de IV-portfolio. Er is zeker ruimte voor innovatieve ideeën die uit de eenheden komen en het CAS is daar een voorbeeld van. Innovatie is als speerpunt opgenomen in het inrichtingsplan en er is een afdeling kennis en innovatie opgenomen in de formatie van de Staf Korpsleiding die het innovatieproces coördineert en stimuleert.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het Algemeen overleg over de politie op 11 februari 2015?
Dat is helaas niet gelukt.
Afspraken tussen FOX en NOS |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Fox krijgt gratis spotjes bij deal met NOS over voetbal»?1
Ik heb kennisgenomen van het bericht.
Is het waar dat deze afspraken in strijd zijn met de Mediawet, in het bijzonder het dienstbaarheidsverbod, en is er ook sprake van overtreding van andere regels over STER-reclame en/of het hanteren van niet marktconforme tarieven?
Zie het antwoord op vraag 3.
Is het onderzoek door het Commissariaat voor de Media inmiddels verbreed, waarbij ook de specifieke afspraken over reclamezendtijd en plaatsing van reclames zijn meegenomen? Zo nee, gaat dat wel gebeuren? Kunt u tevens aangeven wanneer dit onderzoek beschikbaar zal zijn, en bent u bereid dit onderzoek aan de Kamer te doen toekomen ook als daarmee de vertrouwelijk elementen van het contract openbaar worden?
Het is aan het Commissariaat voor de Media (hierna: Commissariaat) om te beoordelen welke afspraken geoorloofd zijn binnen de kaders van de Mediawet. Het Commissariaat heeft op 19 januari 2015 aangekondigd dat het zijn onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen vervolgt en verbreedt naar andere partijen, waaronder de Ster. Dit onderzoek is gestart en de resultaten wacht ik af. Daarom kan ik hierover op dit moment geen verdere mededelingen doen, ook niet over de termijn waarbinnen het onderzoek afgerond zal worden.
Als het Commissariaat besluiten over het onderzoek naar de aankoop van de rechten op de Eredivisiesamenvattingen publiceert dan zal ik u deze toezenden. Het Commissariaat neemt bij de publicatie van besluiten de Wet openbaarheid van bestuur in acht. Om die reden kan bedrijfsvertrouwelijke informatie ontbreken.
Sinds wanneer bent u op de hoogte van deze schimmige deal? Welke acties heeft u ondernomen sinds u op de hoogte bent en heeft u daarbij een mogelijke overtreding van de Mediawet in beschouwing genomen?
Op 3 juli 2014 heb ik informatie over de afspraken met Eredivisie Media & Marketing CV (hierna: EMM) ter vertrouwelijke inzage aan uw Kamer aangeboden (de zogenoemde short form overeenkomst). Het Commissariaat is in mei 2014 gestart met een onderzoek naar de verenigbaarheid van de afspraken tussen de NOS en EMM met de Mediawet. Het Commissariaat ziet toe op de naleving van de Mediawet en kan, waar nodig, handhavend optreden.
In antwoord op de Kamervragen van het lid Elias van 11 december 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1815) heb ik gezegd dat ik aan de huidige situatie niets kan veranderen, maar dat ik in overleg ben met de NPO en NOS over hoe dit in de toekomst transparanter kan.
Was de NPO op de hoogte van deze schimmige deal?
Sinds 1 januari 2010 is de NOS gesplitst. De oorspronkelijke taken zijn ondergebracht in twee afzonderlijke rechtspersonen (de NPO en de NOS).
Bij de splitsing hebben de NPO en de NOS een samenwerkingsovereenkomst gesloten waarin onderlinge afspraken zijn vastgelegd over onder meer de grote sportovereenkomsten. Hierin is onder andere afgesproken dat bij het afsluiten van grote sportcontracten zoals de Eredivisie, de directie van de NOS een mandaat aanvraagt bij de Raad van Bestuur van de NPO.
Vanaf het seizoen 2014–2015 waren de uitzendrechten voor de samenvattingen van de Eredivisie weer beschikbaar. EMM is de uitvoerende partij voor het vermarkten van deze mediarechten. EMM heeft hiertoe een tender gepubliceerd en (rand)voorwaarden openbaar gemaakt.
In het kader van de verwerving van bovenbedoelde uitzendrechten heeft de NOS bij de NPO eind 2013 een mandaataanvraag ingediend. De aanvraag betrof het starten van de onderhandelingen voor de uitzendrechten van de samenvattingen van de Eredivisie voor een maximaal budget per seizoen. De NOS heeft hierbij gewezen op het belang van Eredivisievoetbal voor de sportprogrammering van de NOS en de bijdrage aan de brede wettelijke taakopdracht, die sport en evenementen ook als zodanig benoemt.
De NPO heeft het door de NOS gevraagde mandaat verleend. De NPO was op hoofdlijnen op de hoogte van de onderhandelingen van de NOS met EMM. Een gedetailleerder niveau was ook niet nodig, aangezien de verwerving van rechten binnen de vastgestelde kaders aan de omroepen zelf is. De afspraken, die de NOS uiteindelijk in een zogenoemde short form met de EMM in maart 2014 heeft gemaakt, hebben de NPO eind juli 2014 bereikt. Vanaf dat moment was de NPO ook op de hoogte van de inhoud van de afspraken met betrekking tot het onderdeel van de Ster.
In mijn brief van 13 oktober 2014 (Kamerstuk 32 827, nr. 67) over de toekomst van de publieke omroep heb geschreven dat de sturing op doelmatigheid binnen de publieke omroep beter moet. In heb aangekondigd dat de wettelijke taak en bevoegdheid van de NPO op dit punt wordt aangescherpt. Het is aan het Commissariaat om te beoordelen of afspraken geoorloofd zijn binnen de kaders van de Mediawet.
Wie is uiteindelijk verantwoordelijk voor dergelijke commerciële contracten en de voorwaarden daarin, de STER of de NOS?
De NOS is verantwoordelijk voor de contracten gesloten door de NOS. De afspraken met de Ster zullen in een separate overeenkomst worden vastgelegd, hiervoor is de Ster verantwoordelijk.
Is het waar dat deze afspraken nadelig zijn voor de belastingbetaler, omdat er op deze manier minder STER-inkomsten zijn waardoor er uiteindelijk minder geld beschikbaar is voor de omroepreserve? Zo ja, kunt u een schatting maken om hoeveel geld het gaat?
De Ster heeft als wettelijke taak om het beschikbare kijk-, luister- en online bereik van de publieke omroep optimaal te verzilveren. De Ster levert jaarlijks een bijdrage aan de mediabegroting van circa 200 miljoen euro. Dat geld is niet bedoeld voor de algemene mediareserve maar voedt de lopende mediabegroting.
Sportprogramma’s bij de publieke omroep leveren een substantiële bijdrage aan het kijktijdaandeel en daarmee aan de netto-opbrengst van de Ster voor de mediabegroting. Dat is het kenmerk van ons duaal gefinancierde bestel. Het totale Sterresultaat (i.e. de reclame-opbrengsten minus de kosten van de ten behoeve van de Eredivisiesamenvattingen beschikbaar gestelde reclamezendtijd) verbetert als de NPO Eredivisiesamenvattingen uitzendt. Het resultaat van de Ster, en daarmee de afdracht van de Ster, is mede van belang omdat het kabinet aan NPO en Ster heeft gevraagd om de inkomsten uit de Ster de komende jaren juist te verhogen.2
In verband met de vertrouwelijkheid van de gegevens en het lopende onderzoek kan ik verder geen mededelingen doen over bedragen.
Bent u bereid de precieze afspraken voor de rechten van het uitzenden van de Champions League toe te lichten en openbaar te maken? Zijn deze afspraken volledig in overeenstemming met de Mediawet?
Bij (sport)rechtencontracten van enige omvang geldt gebruikelijk, volgens afspraak met de rechtenhouder, vertrouwelijkheid ten aanzien van de inhoud van de overeenkomst. Dat is ook bij deze overeenkomst het geval. Zoals ik in antwoord op vraag 4 reeds zei ben ik in overleg met de NPO en NOS over hoe dit in de toekomst transparanter kan.
Bent u bereid te onderzoeken of er vaker contracten zijn gesloten met dubieuze voorwaarden over reclamezendtijd en plaatsing van reclames door de STER en/of de NOS?
Voor toezicht op naleving van de Mediawet is om principiële redenen een onafhankelijke toezichthouder opgericht die op afstand van de politiek staat. Het Commissariaat is bevoegd om toezicht te houden op de naleving van de Mediawet en waar nodig handhavend op te treden.
EU-steun voor guerrilla’s in Guatemala |
|
Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het artikel ««EU Nations Fund Guerrilla Violence in Guatemala»?1
Ja.
In hoeverre kunt u uitsluiten dat de bijna € 2,5 miljoen die Nederland in 2013 en 2014 gaf aan Guatemala (deels) terecht is gekomen bij marxistische guerrilla’s?
Ik ga er vanuit dat u doelt op de jaarlijkse € 2,5 miljoen van het regionaal mensenrechtenfonds uit het Midden Amerika Programma (MAP). Het regionaal mensenrechtenfonds, dat wordt uitgevoerd in alle landen van Midden-Amerika, wordt beheerd door de organisatie ICCO. Uit het fonds worden zeven maatschappelijke organisaties gevestigd in Guatemala gefinancierd (ICCPG, SODEJU, SOTZIL, MADRE SELVA, CALDH, UDEFEGUA en LAMBDA). De organisaties houden zich bezig met het versterken van rechten voor inheemse bevolking, herstelrecht voor jongeren en transitional justice in verband met het binnenlands conflict dat in 1996 ten einde kwam. Het kabinet heeft geen kennis over steun aan marxistische guerrilla’s.
Kunt u een overzicht geven van de niet-gouvernementele organisaties (NGO's) die actief zijn in Guatemala en vanaf 1996 subsidie ontvingen van de Nederlandse overheid?
In 2013 heeft Nederland een evaluatie uitgegeven die betrekking heeft op de periode 2004–2010. De IOB-evaluatie «Op zoek naar nieuwe verhoudingen evaluatie van het Nederlandse buitenlandbeleid in Latijns-Amerika» en de bijbehorende deelstudie «Evaluacion de la Politica de los Paises Bajos en Apoyo a la Paz los Derechos Humanos en Guatemala» zijn beide volledig beschikbaar via http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/08/01/op-zoek-naar-nieuwe-verhoudingen.html en http://www.iob-evaluatie.nl/sites/iob-evaluatie.nl/files/Deelstudie%20Mensenrechten%20Guatemala%20(Spaans).pdf
Hoeveel van de meer dan € 10 miljoen die Nederland in het kader van het Midden-Amerika Programma uitgeeft, is bestemd voor NGO's in Guatemala? Graag een uitsplitsing per NGO, per land.
Het Midden Amerika Programma (MAP) heeft een budget van € 44 miljoen voor de periode 2013–2016 voor programma’s op het terrein van burgerveiligheid, justitie en mensenrechten.
Guatemala is één van de focuslanden van het MAP. Op de website van de ambassade in San Jose, van waaruit het MAP wordt beheerd, en de website van ICCO staat een overzicht van de partners die via het MAP programma worden gesteund (zie ook: http://costarica.nlambassade.org/producten-en-diensten/midden-amerika-programma en www.iccoca.org/fhdh).
Kunt u de Kamer een overzicht doen toekomen van alle financiële steun die in EU-verband naar NGO’s in Guatemala gaat?
De EU heeft verschillende programma’s van waaruit financiering wordt gegeven aan Guatemala. De belangrijkste component is de landenallocatie uit het Development Cooperation Instrument (DCI). Voor de periode 2014–2020 bedraagt deze € 187 miljoen. Het DCI zet in op de sectoren voedselveiligheid, conflict resolutie, vrede en veiligheid en het verbeteren van de concurrentievermogen van het MKB.
Daarnaast financiert de EU uit het DCI een subregionaal (Midden-Amerika) en een regionaal (Latijns-Amerika) programma met een totale waarde van € 925 miljoen voor de periode 2014–2020. Hiervoor komen projecten in 18 Latijns-Amerikaanse landen in aanmerking. Een gedeelte van dit bedrag zal gedurende deze periode ook Guatemala ten goede komen, de precieze omvang is moeilijk te bepalen en zal afhangen van de projectaanvragen die in dit verband worden ingediend en gehonoreerd.
De Europese Commissie heeft ook fondsen beschikbaar uit het European Instrument for Democracy and Human Rights (EIDHR). Voor het country-based support gedeelte van het EIDHR worden de gelden beheerd door de EU-delegatie in Guatemala. In de periode 2007–2015 is er € 6.361.792,21 uitgegeven aan projecten in Guatemala. De EU-delegatie heeft nog 19 lopende programma’s (€ 2.788.165,00) op verschillende mensenrechten thema’s (vrouwen, kinderen, inheemse bevolking, toegang tot het recht en mensenrechtenverdedigers).
Overmacht bij het niet tijdig melden van het uitrijden van ruige mest |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bezwaarschrift ingediend door Oosthoek en Zn. C.V. tegen het besluit van 6 mei 2014 over een subsidieaanvraag voor agrarisch natuurbeheer met nummer GBSV-ZHO 6713562–17, afgehandeld door de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO)?
Ja.
Klopt het dat men in zijn algemeenheid alleen dan een beroep op overmacht kan doen indien in de van toepassing zijnde regelgeving expliciet is aangegeven dat een beroep op overmacht mogelijk is?
Ja. De huidige Europese verordening (artikel 2, tweede lid, van verordening (EU) nr. 1306/2013) biedt de mogelijkheid dat de lidstaat de gevallen waarin sprake kan zijn van overmacht erkent. Dit wordt in zijn algemeenheid gedaan door deze gevallen in de van toepassing zijnde regelgeving expliciet vast te stellen.
Bent u bereid om in overleg te treden met provinciale subsidieverleners over de wenselijkheid en mogelijkheid in provinciale regelgeving op te nemen dat een beroep op overmacht mogelijk dient te zijn?
De provincies zijn autonoom in de regelgeving die zij opstellen. Ik vind het echter belangrijk dat in schrijnende situaties een beroep op overmacht gedaan kan worden. Daarom neem ik het initiatief om provincies te attenderen op de mogelijkheid om binnen de kaders van Europese regelgeving een overmachtsclausule op te nemen in nieuwe regelgeving voor agrarisch natuur- en landschapsbeheer.
De tussenrapportages van de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OVV) onderzoeken |
|
Raymond de Roon (PVV), Marianne Thieme (PvdD), Harry van Bommel (SP), Louis Bontes (GrBvK), Pieter Omtzigt (CDA), Bram van Ojik (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat de Onderzoeksraad voor Veiligheid drie onderzoeken verricht, die betrekking hebben op de MH17, namelijk:
De Onderzoeksraad heeft laten weten dat de Raad drie onderzoeken verricht naar aanleiding van de vliegramp met de MH17. Het eerste onderzoek, het onderzoek naar de toedracht van de crash, wordt uitgevoerd volgens Annex 13 van het ICAO-verdrag. De vliegroute van vlucht MH17 maakt deel uit van dit onderzoek. In het rapport van eerste bevindingen van dit onderzoek zijn op 9 september 2014 ook de eerste bevindingen met betrekking tot de vliegroute opgenomen. Het tweede onderzoek, het onderzoek naar de besluitvorming over vliegroutes en de risicoafweging die daarbij wordt gemaakt, heeft een bredere strekking dan de vliegroute van vlucht MH17. Dit onderzoek wordt uitgevoerd op basis van de rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid. Het derde onderzoek betreft een onderzoek naar de beschikbaarheid van passagierslijsten. Dit onderzoek wordt eveneens uitgevoerd op basis van de rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid. Deze wet schrijft geen tussentijdse rapportage voor.
Klopt het dat slechts van het eerste deelonderzoek (naar de oorzaak) een tussenrapportage openbaar gemaakt is?
Dat klopt.
Herinnert u zich dat u gezegd heeft dat het tweede deelonderzoek (het onderzoek naar de besluitvorming) plaatsvindt binnen het kader van Annex 13 van het ICAO verdrag? (Zie antwoord 80 op vragen van de commissie die op 3 februari beantwoord zijn en antwoord 20 van de vragen van Sjoerdsma en Omtzigt, die die dag beantwoord zijn)?1
Zie het antwoord op vraag 1.
Klopt het dat bij een onderzoek onder Annex 13 van het ICAO verdrag sprake is van een preliminary report, een accident data report en een incident data report (Attachment B bij Annex 13 van het ICAO-verdrag)?
Bij de vliegramp met de MH17 is sprake van een accident en niet van een incident. Bij een accident vereist Annex 13 van het ICAO verdrag de volgende rapportages: een preliminary report en een final report. Daarnaast stuurt de Onderzoeksraad na publicatie van het eindrapport een accident data report aan ICAO.
De Onderzoeksraad voor Veiligheid heeft laten weten dat de Onderzoeksraad in het rapport van eerste bevindingen (het preliminary report) op 9 september 2014 meer informatie heeft gegeven dan op basis van het ICAO-verdrag is voorgeschreven. Bovendien heeft de Raad besloten het rapport van eerste bevindingen openbaar te maken, hetgeen niet verplicht is.
Kunt u aangeven welke rapportages, zoals bovenstaande maar ook andere, gemaakt zijn over het onderzoek, wanneer die klaar waren en wanneer de regering kennisgenomen heeft van die rapportages?
De Onderzoeksraad heeft op 9 september 2014 een rapport van eerste bevindingen (een preliminary report) inzake de oorzaak van de vliegramp gepubliceerd. De Onderzoeksraad heeft desgevraagd laten weten dat het van de onderzoeken naar de besluitvorming over vliegroutes en naar de passagierslijsten geen rapporten van eerste bevindingen zijn opgesteld.
Kunt u elk van deze rapportages met de Kamer delen?
Het rapport van eerste bevindingen dat de Onderzoeksraad heeft gepubliceerd, is openbaar en is te vinden op de website van de Onderzoeksraad.
Kunt u deze vragen voor donderdag 5 februari 14.00 uur beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het Algemeen overleg MH17 op die dag?
Ja
Het bericht dat de Europese Commissie grootschalig data van vliegtuigpassagiers wil opslaan |
|
Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «European counter-terror plan involves blanket collection of passengers» data»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Europese ministers van Binnenlandse Zaken het grotendeels eens zouden zijn over de anti-terreurplannen van de Commissie, en dat er een «workable compromise» zou zijn bereikt over het voorstel van de Commissie? Kunt u aangeven wat het standpunt van de Nederlandse regering is ten aanzien van deze plannen?2 3
Er is geen nieuw voorstel gedaan door de Europese Commissie en er is dan ook geen standpunt op ingenomen door de lidstaten. Zoals ik u eerder informeerde worden momenteel tussen de Europese Commissie en het Europees parlement gesprekken gevoerd over de afronding van de EU PNR richtlijn.
De Commissie is voornemens het voorstel aan te passen met waarborgen voor gegevensbescherming en bepalingen die recht doen aan de uitspraak Hof over de dataretentie-richtlijn.9 Een vergroting van de waarborgen voor de fundamentele rechten is wat Nederland betreft alleen maar positief.
Zoals afgesproken met de Kamer wachten wij het proces af en zetten geen stap zonder de Kamer te informeren. Graag verwijs ik u naar mijn brief van 9 februari jl. met het verslag van de informele JBZ Raad van 29 januari waarin ik het Nederlandse standpunt bevestig. De Kamer wordt nader geïnformeerd over de voortgang en de positie van andere landen daarbij, als onderdeel van de voorbereidingen van de JBZ-raden.
Is het waar dat volgens de plannen niet alleen de meest basale gegevens, maar ook bankgegevens en adressen tot maximaal vijf jaar mogen worden opgeslagen? Ziet u bezwaren tegen de opslag van deze data, omdat het mogelijk in strijd zou zijn met internationale richtlijnen aangaande gegevensbescherming van Europese burgers?4
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre is het volgens u wenselijk en proportioneel om dergelijke gegevens op te slaan? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u betreffend voornemen in lijn met artikel 8 EVRM, artikelen 7 en 8 van het Europees Handvest en bijbehorende jurisprudentie als het gaat om het opslaan van persoonsgegevens?
Zie antwoord vraag 2.
Is het verzamelen van gegevens van vliegtuigpassagiers toegestaan, gezien de uitspraak van het Europees Hof d.d. 8 april 20145 over het niet ongericht mogen verzamelen van gegevens, waarvan de Raad van State6 heeft aangegeven dat dit arrest ziet op de opslag van gegevens voor strafrechtelijke doeleinden waarbij aanwijzingen van betrokkenheid bij strafbare feiten ontbreken? In hoeverre werkt dit arrest derhalve door, vooral waar het gaat om de belangenafweging die gemaakt dient te worden? Kunt u uw antwoord uitgebreid toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening van organisaties ter bescherming van burgerrechten dat het aangepaste voorstel betreffende persoonsgegevens van passagiers (PNR-gegevens) van de Commissie weliswaar betere regels op het gebied van gegevensbescherming en safeguards bevat, maar nog altijd een schending van de privacy van Europese burgers impliceert? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is uw reactie op de volgende uitspraken van de Jan Philipp Albrecht, de vicevoorzitter van de commissie burgerlijke vrijheden, justitie en binnenlandse zaken van het Europees parlement: «The commission plans are an affront to the critics of the European parliament and the European court of justice who have said that data retention without any link to a certain risk or suspicion isn’t proportionate. It is an open breach of fundamental rights to blanketly retain all passenger data» en «Depersonalisation does not make the data anonymous. All they have to do is ask a senior officer for the identity to be revealed.»?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat volgens het voorstel van de Commissie elke lidstaat zelf zou mogen bepalen of het nieuwe systeem toegepast wordt op alle vluchten? Zo ja, bent u van plan het systeem in Nederland toe te passen op alle vluchten? Zo nee, op welke niet?7
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat er alsnog binnen twee jaar een Europa-brede overeenkomst kan komen over het uitwisselen en opslaan van PNR-gegevens?8
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de geuite zorgen over het voorstel van de Commissie ter tafel te brengen tijdens de eerstvolgende JBZ-Raad?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de plannen voor te leggen aan het College Bescherming Persoonsgegevens alvorens akkoord te gaan met het voorstel van de Commissie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om de plannen voor te leggen aan de Tweede Kamer alvorens akkoord te gaan met het voorstel van de Commissie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om deze vragen te beantwoorden voor de eerstvolgende JBZ-Raad?
Zie antwoord vraag 2.
De grote treinstoring rond Utrecht op 2 februari 2015 |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Spoorproblemen hangen Tweede Kamer de keel uit; Deskundige TU: Delft: systemen ProRail zijn verouderd»1, «Software ProRail gatenkaas»2, «Splinternieuwe software vol ontwerpfouten»3, «Softwarefout oorzaak van treinstoring Utrecht»4 en «Verkeersleiding ProRail kan bij brand uitwijken»?5
Ja.
Deelt u de mening dat een systeem niet «in control» is als in tien dagen tijd twee keer het complete knooppunt Utrecht langdurig plat ligt en na een dag nog steeds niet duidelijk is wat de oorzaak is van de storing? Welke acties onderneemt ProRail om dergelijke storingen in de toekomst te voorkomen en in ieder geval sneller te herstellen?
Ik heb direct na de verstoring op 2 februari NS en ProRail laten weten dat zij alles op alles moeten zetten om de oorzaken van de verstoringen zo snel mogelijk boven tafel te krijgen, structureel op te lossen en mij hierover zo snel mogelijk te informeren. In de brief van 12 februari j.l. (Kamerstuk 29 984, nr. 578) bent u geïnformeerd over de eerste analyse van ProRail van de oorzaak van de verstoringen op 22 januari en 2 februari en over de vervolgonderzoeken die ProRail naar verwachting eind maart zal afronden. Op basis hiervan zullen zo nodig vervolgmaatregelen worden getroffen. Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu zal strak op de voortgang sturen.
Deelt u de mening dat ProRail werkt met verouderde systemen die niet flexibel zijn en dat het te veel tijd kost om deze systemen handmatig op te starten?
ProRail heeft de afgelopen jaren meer dan € 100 miljoen geïnvesteerd in hoogwaardige netwerken en computersystemen en bijbehorende maatregelen om storingen te minimaliseren. Het aantal ICT gerelateerde verstoringen van de treindienst is hierdoor ook gedaald. In het hierboven genoemde vervolgonderzoek zal ProRail analyseren welke maatregelen nodig zijn om de kwetsbaarheid van de stroomvoorzieningen en computersystemen verder terug te dringen. Daarbij wordt onafhankelijke expertise betrokken en indien nodig het gehele ICT systeem doorgelicht.
ProRail evalueert gezamenlijk met NS daarnaast de opstart van de treindienst op 2 februari en de mogelijkheden tot versnelling hiervan.
Kunt u verklaren waarom treinen door een storing bij de treindienstleiding in Utrecht in zo’n groot gebied (Den Haag-Nijmegen / Amsterdam-Den Bosch) niet meer konden rijden, en dat zelfs treinen niet konden rijden die niet langs Utrecht komen zoals op de verbinding Alphen-Gouda of Elst-Arnhem?
Een verkeersleidingspost bedient een veel groter gebied dan één station. De verkeersleidingspost Utrecht bestuurt dus een veel groter deel van het spoornetwerk dan alleen Utrecht Centraal, ook de lijn Alphen-Gouda valt bijvoorbeeld onder deze post. Het uitvallen van de post heeft dus ook invloed op het treinverkeer buiten Utrecht. Daarbij is Utrecht een belangrijk knooppunt, waardoor een verstoring op Utrecht ook consequenties heeft voor treinen die naar andere delen van Nederland rijden.
Is het mogelijk om bij een storing bij de treindienstleiding de aansturing van treinen aan de rand van het treindienstleidingsgebied snel over te dragen aan andere posten, zodat de storing zo veel mogelijk wordt beperkt tot een klein gebied?
Nee, dat is niet mogelijk. Per post is er sprake van een netwerk dat alleen het bedieningsgebied van die post betreft. De computersystemen beschikken alleen over de data van dat bediengebied en het personeel van een verkeersleidingspost is opgeleid voor een specifiek gebied.
Andere verkeersleidingsposten zouden wel geschikt kunnen worden gemaakt om als uitwijk te fungeren maar zij zouden dan qua functionaliteit niet verschillen van de huidige uitwijk bij het OCCR en dit zou bovendien een forse investering vergen (zie verder het antwoord op vraag 10).
Is de infrastructuur voldoende robuust en flexibel om bij een dergelijke storing treinen te laten pendelen op de corridors rond het knooppunt, zodat ze het knooppunt zo dicht mogelijk kunnen naderen (bijvoorbeeld bij deze storing op de corridors Den Haag-Gouda en Arnhem-Driebergen-Zeist)?
Bij een verstoring zoals die op Utrecht op 2 februari moeten de treinen in de rest van Nederland zoveel mogelijk kunnen blijven rijden. Dat betekent dat treinen die normaal naar Utrecht rijden voordat ze daar aankomen omkeren op bijvoorbeeld station Den Bosch en station Amersfoort. Dit is ook gebeurd op 2 februari. Daardoor is de verstoring zoveel mogelijk geïsoleerd.
Deelt u de mening dat een storing er nooit toe mag leiden dat een compleet knooppunt zoals Utrecht zo langdurig wordt getroffen? Is het mogelijk de beveiliging, de aansturing van de treinen en de stroomvoorziening robuuster te maken door deze op grote knooppunten te compartimenteren, zodat een optredende storing beperkt blijft tot een specifieke corridor? Bent u daartoe bereid?
Een storing op een belangrijk knooppunt als Utrecht heeft grote gevolgen voor de reizigers. NS en ProRail moeten er alles aan doen om dergelijke verstoringen te voorkomen. In een complex netwerk zoals het Nederlandse spoorsysteem is echter helaas niet helemaal te voorkomen dat storingen soms plaatsvinden.
NS en ProRail werken samen in het programma Beter en Meer aan het verhogen van de betrouwbaarheid. Hierin worden ondermeer verbetermaatregelen voorgesteld om de be- en bijsturing op het spoor te verbeteren en zo de impact van verstoringen te verminderen. De verstoringen van 22 januari en 2 februari onderschrijven de noodzaak van deze aanpak.
Doordat er dertien verkeersleidingsposten zijn is de aansturing van het spoor al gecompartimenteerd. Hierdoor kunnen verstoringen zoals die van 2 februari beperkt blijven tot een bepaald gebied. Voor een goede bediening van het spoor zijn samenhang en flexibiliteit echter ook belangrijk. Verder compartimenteren zou ertoe leiden dat samenhang en flexibiliteit verloren gaan waardoor de be- en bijsturing van de treindienst wordt bemoeilijkt.
Hoeveel miljoen euro is inmiddels geïnvesteerd in backup-systemen voor onder meer de treindienstleiding, de aansturing van seinen en wissels en de stroomvoorziening voor deze systemen en voor de treinen? Kunt u aangeven welke systemen die cruciaal zijn voor een ongestoorde treindienst momenteel wel zijn voorzien van een backup en welke niet?
Zie ook het antwoord op vraag 3.
De computersystemen en netwerken voor de treinbesturing bij ProRail zijn dubbel uitgevoerd en staan decentraal opgesteld in de computerruimtes van de verkeersleidingsposten. De computerruimtes zijn van een kwalitatief hoogwaardig niveau (internationaal Tier 2) en de computerinstallaties en netwerken zijn volledig dubbel (redundant) uitgevoerd.
Sinds 2010 zijn alle posten ten behoeve van preventie voorzien van aanvullende toegangsbeveiliging en brandblusvoorzieningen. Voor de post Utrecht is daarbij nog een aanvullende stap gezet. De computersystemen van de post Utrecht staan niet meer in de computerruimte van de verkeersleidingspost, maar in een op internationaal niveau Tier 3 gecertificeerd extern rekencentrum van BT.
Klopt het dat de problemen zijn verergerd doordat het backup-systeem ging communiceren met het oude systeem? Is er proefgedraaid met deze backup-systemen om dit soort ontwerpfouten te traceren en op te lossen?
Nee dat klopt niet. Maandagochtend 2 februari rond 7:30 viel één van de computers in het Rekencentrum in Nieuwegein uit. Daarop trad het redundantie mechanisme in werking en schakelde de kapotte computer onmiddellijk over naar een andere (redundante) computer. In dit schakelproces ontstaat een zwaardere belasting op het systeem. Het systeem is op deze zwaardere belasting ontworpen. In dit schakelproces ontstond maandagochtend echter toch een vertraging. De verbinding tussen beide computers en de opslagsystemen bleek te zijn beschadigd, waardoor het totaal trager reageerde. De wissels en seinen konden hierdoor niet meer worden bediend door de treindienstleiders.
ProRail test de back up systemen in een testomgeving. Dit testen gebeurt niet «live» tijdens het rijden van treinen omwille van de capaciteit en veiligheid. Zoals bij vraag 2 is aangegeven onderzoekt ProRail momenteel wat de oorzaak is geweest van deze storing.
Klopt het dat uitwijken van de verkeersleidingpost naar het splinternieuwe Operationeel Controle Centrum Rail (OCCR) wel is voorbereid, maar dat hiervoor niet is gekozen omdat dit enkele uren kost? Bent u bereid te onderzoeken of deze procedure kan worden versneld zodat het OCCR binnen maximaal twee uur de verkeersleiding kan overnemen?
Een uitwijk is alleen een optie bij grote calamiteiten waarbij de verkeersleidingspost langdurig buiten gebruik raakt. In die gevallen kan de uitwijk het werk van een volledige verkeersleidingspost over nemen. Alle systemen en computers moeten dan worden overgezet naar de OCCR. Dit is een complexe operatie waarbij de oude post helemaal moet worden uitgezet om te zorgen dat deze de wissels zeker niet meer kan beïnvloeden. ProRail oefent hier regelmatig mee en evalueert dan het uitvoeren van het draaiboek. Hieruit blijkt iedere keer dat het uitvoeren van het volledige draaiboek met alle verificatiestappen die hiervoor nodig zijn vier uur kost.
De NS dienstregeling Amsterdam-Haarlem-Zandvoort |
|
Carla Dik-Faber (CU) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van:
Ja, ik ken deze stukken. Uitgezonderd het eerstgenoemde bericht zijn deze stukken onderdeel van het reguliere overleg- en adviestraject rond de dienstregeling.
Klopt het dat het dertien keer per dag verslechteren van de reistijd van de sprinter Amsterdam-Zandvoort met tien minuten (van 30 naar 40 minuten) wordt veroorzaakt door het inpassen van goederentreinen?
De reden waarom de Sprinter van Amsterdam Centraal naar Zandvoort een aantal maal per dag tien minuten wachten op station Haarlem is het feit dat NS ruim na de capaciteitsverdeling, mede op verzoek van consumentenorganisaties en regionale overheden, nog wijzigingen heeft aangebracht in de dienstregeling in de regio Amsterdam/ Haarlem/Uitgeest. Dit was zo kort vóór de ingang van de dienstregeling 2015 dat van de goederenvervoerders redelijkerwijs niet meer verwacht kon worden dat zij de tijdligging van hun paden nog zouden aanpassen. NS was hiervan op de hoogte maar schatte in dat de voordelen voor de reizigers van de aanpassing van de dienstregeling in de regio groter waren dan het nadeel van de tien minuten wachttijd. NS en ProRail zijn druk bezig te zoeken naar een oplossing die zo snel mogelijk kan worden toegepast.
Kunt u aangeven hoe vaak deze dertien goederenpaden gemiddeld per dag daadwerkelijk worden gebruikt?
Van de beschikbare goederenpaden waar het hier om gaat wordt er volgens opgave van ProRail twintig tot veertig procent daadwerkelijk gebruikt door goederentreinen (realisatie vanaf medio december 2014, de huidige dienstregeling). Of goederentreinen rijden, is afhankelijk van het aanbod van lading. Goederenpaden worden dus niet altijd daadwerkelijk gebruikt. Een goederenvervoerder betaalt voor een pad dat hij wel aanvraagt maar niet gebruikt een reserveringsheffing.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat de dienstregeling voor reizigers zelfs in de spits en op dagen met veel strandvervoer fors verslechtert, terwijl het treinaanbod (aantal treinen per uur per verbinding) rond station Haarlem niet gewijzigd is en er rond station Haarlem voldoende wachtsporen zijn voor goederentreinen?
Zie de antwoorden 7 en 8.
Bent u het met NS eens dat in deze situatie een overbelastverklaring geen optie is? Zo ja, kunt u dit onderbouwen vanuit uw visie dat de reiziger op één, twee en drie moet staan?
De langere reistijd van de Sprinter naar Zandvoort is niet een gevolg van te weinig capaciteit, maar van een late wijziging van de NS-dienstregeling (zie antwoord 2). Deze wijziging heeft NS, na overleg met de consumentenorganisaties en decentrale overheden, toegepast in het belang van de reizigers. Er is geen reden voor een overbelastverklaring.
Klopt het dat de prioriteitsvolgorde uit artikel 10 van het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur, waarbij personentreinen voorrang hebben op goederentreinen, alleen wordt toegepast indien een overbelastverklaring is afgegeven?
Ja. De artikelen 7 tot en met 12 uit het genoemde Besluit gelden inderdaad alleen indien er een overbelastverklaring is afgegeven. Zie verder antwoord 7.
Deelt u de mening dat er situaties zijn waarin een overbelastverklaring een te rigoureuze stap is, maar waarbij het wel wenselijk is dat ProRail als capaciteitsverdeler genoemde prioriteitsvolgorde kan toepassen? Bent u bereid dit vast te leggen in het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur, om zo de positie van reizigersvervoer in de capaciteitsverdeling te verduidelijken?
Als onafhankelijke en neutrale infrastructuurbeheerder moet ProRail op non-discriminatoire wijze de capaciteit op het spoor verdelen en eventuele conflicten daarover beslechten. Het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur geeft daar invulling aan, onder meer met objectieve verdeelregels en -prioriteiten. ProRail moet vanuit het Besluit capaciteitsverdeling hoofdspoorweginfrastructuur ruimte beschikbaar stellen voor goederenvervoer.
Het is voor ProRail de uitdaging om de belangen van alle partijen evenwichtig en oplossingsgericht te wegen. ProRail streeft er in samenwerking met de vervoerders naar de wensen zo veel mogelijk te honoreren en capaciteitsconflicten zo veel mogelijk te voorkomen.
Het jaarlijkse capaciteitsverdelingsproces begint met de programmatiefase waarin vervoerders (en ProRail voor wat betreft de taken voor beheer, onderhoud en vervanging) de mogelijkheid krijgen tot het indienen van capaciteitsaanvragen. Het kan voorkomen dat vervoerders geheel of gedeeltelijk dezelfde capaciteit aanvragen. Als dat gebeurt, doet ProRail tijdens de coördinatiefase, die op de programmatiefase volgt, een voorstel om de capaciteitsaanvragen passend te maken. In zo’n voorstel houdt ProRail de prioriteitsvolgorde uit artikel 10 van het Besluit al in gedachten. Het staat een vervoerder vrij een voorstel van ProRail niet te accepteren. Op dat moment verklaart ProRail de infrastructuur overbelast. Overbelast verklaarde infrastructuur betekent meestal dat twee vervoerders niet tot overeenstemming kunnen komen over de ligging van hun treinpaden. Zelden ligt hier een (structureel) tekort aan capaciteit aan ten grondslag. ProRail moet vervolgens op basis van het Besluit het capaciteitsconflict beslechten. Hieruit volgt dat de gevraagde bevoegdheid voor ProRail reeds is opgenomen in het Besluit. Een aanpassing van het Besluit acht ik daarom niet nodig.
Bent u bereid, conform het advies van het Locov, bij ProRail, NS en de goederenvervoerders aan te dringen op een oplossing voor het knelpunt op de verbinding Amsterdam-Haarlem-Zandvoort, zodat uiterlijk bij de start van het strandseizoen de verbinding Amsterdam-Zandvoort weer optimaal is?
Ja. Ik heb ProRail en NS mede naar aanleiding van deze set vragen verzocht nog eens grondig naar de situatie te kijken. ProRail en NS zijn met de betrokkenen vervoerders en met de consumentenorganisaties in het Locov in overleg. Ze bekijken zorgvuldig of het mogelijk is om nog voor de zomer verbeteringen in de dienstregeling 2015 te realiseren en de wachttijd zo veel mogelijk te verkleinen, zoals Rover heeft voorgesteld. Verder is NS is voornemens om voor dienstregeling 2016 in alle gevallen een «snelle» Sprinter Amsterdam Centraal – Zandvoort aan te vragen, zonder lange wachttijd in Haarlem.
Uitbreiding gemeentelijke milieuzones waaronder Amsterdam, Utrecht en Rotterdam |
|
Remco Dijkstra (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Wat zijn de uitkomsten van het gesprek op 29 januari jl. tussen u en de G4-wethouders? Bent u voornemens om de voorstellen van de G4 over te nemen? Zo ja, welke, waarom en wat zijn hiervan de financiële consequenties, voor zowel overheden als consumenten en bedrijfsleven?1 2
Ik heb op 29 januari met vijf wethouders van de steden Amsterdam, Rotterdam, Utrecht, Den Haag en Nijmegen gesproken. Daarbij is ook de brief van de G4 aan de orde gekomen. De vier grote steden hebben daarin hun ambities met betrekking tot de luchtkwaliteit en mogelijke maatregelen toegelicht. Aangezien de situatie per stad verschilt, zowel qua problematiek als qua ambitie, is afgesproken een gezamenlijke verkenning te starten over de lokale en regionale omstandigheden en de bijhorende maatregelen. In dit kader vindt ook de beoordeling van de maatregelen van de G4 plaats. Samen met de betrokken gemeenten wordt er nu een plan van aanpak opgesteld.
Deelt u de mening dat de inzet van milieuzones op de plaatsen waar de doelstellingen (fijnstof en stikstof) structureel worden gehaald, disproportioneel is en dat daarmee geld over de balk wordt gegooid met allerlei sloop- en subsidieregelingen voor bijvoorbeeld personen- en bestelauto's? Zo nee, waarom niet?
Onder de normen kan nog steeds sprake zijn van gezondheidsschade. Daarom werk ik aan versterking van het bronbeleid. Ook zijn er gemeenten die streven naar een verdere verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving. Het is aan de gemeenten om te bepalen welke instrumenten zij daarbij inzetten, dat kan een milieuzone zijn. Deze afweging maken de gemeenten zelf.
Kunt u onderbouwen waarom er nu gekozen wordt voor een subsidieregeling voor vervanging van bestelauto’s in grensgemeenten van NSL-knelpuntgemeenten die een milieuzone voor bestelauto’s invoeren?3 Om hoeveel en welke gemeenten gaat het? Welke financiële middelen zijn hiervoor beschikbaar gesteld? En heeft er een kosteneffectiviteitsanalyse plaatsgevonden van deze subsidieregeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat zijn de uitkomsten?
In de aanloop naar de uitbreiding van de milieuzone naar personen- en bestelauto’s heb ik in het overleg met belanghebbenden toegezegd om de verbetering van de kwaliteit van de leefomgeving te faciliteren met de invoering van een tijdelijke stimuleringsregeling. Zo kan makkelijker de overstap naar schonere bestelauto’s worden gemaakt, hetgeen een bijdrage levert aan schonere lucht. De tijdelijke regeling is bedoeld voor grensgemeenten van NSL-gemeenten. Verder zorgt het Rijk voor uitbreiding van de reikwijdte van het milieuzonebord.
Op dit moment heeft alleen Utrecht formeel besloten tot uitbreiding van de milieuzone naar bestelauto’s. De grensgemeenten van Utrecht zijn De Bilt, Bunnik, Houten, IJsselstein, Montfoort, Nieuwegein, Stichtse Vecht, Woerden en Zeist. Er is in totaal een budget van € 4 mln NSL-geld beschikbaar voor alle grensgemeenten die in aanmerking gaan komen. De kosteneffectiviteit van de vervangingsregeling is niet op voorhand te bepalen, omdat niet bekend is welke bestelauto’s vervangen gaan worden. De maatregel is mede bedoeld om het bedrijfsleven te steunen in geval een milieuzone wordt ingevoerd.
Bij de monitoring van het NSL wordt bekeken wat de verschillende maatregelen opleveren. De monitoringsrapportage stuur ik jaarlijks aan uw Kamer. Ik zie dan ook geen meerwaarde in een aanvullende kosteneffectiviteitsanalyse.
In hoeverre zijn de economische effecten van de (voorgenomen uitbreidingen) van de milieuzones op het bedrijfsleven doorgerekend? Kan er een overzicht worden gegeven van de economische kosten en baten van milieuzones, maar ook van andere programma’s zoals de Green Deal Zero Emissie Stadsdistributie, de Green Deals Zero Emissie Bussen en de Zero Emissie Stadslogistiek?
Ik streef naar een gezonde leefomgeving en slimme, gezonde en economisch vitale steden. De green deals dragen hieraan bij door innovatie en creativiteit op de langere termijn te stimuleren. Het doel is de CO2-, NOx-, fijnstof- en geluidsemissie te reduceren en tegelijkertijd kansen te creëren voor groene groei voor het Nederlandse bedrijfsleven. Bedrijfsleven en overheden die hierbij betrokken zijn, maken hierbij ieder voor zich een afweging van de kosten en de baten van deelname aan deze afspraak. Een kosten-batenanalyse van deze green deals is niet te geven.
De kosteneffectiviteit van de milieuzone wordt bij de lokale besluitvorming over eventuele uitbreiding van de milieuzone meegewogen. Dit is de verantwoordelijkheid van de desbetreffende gemeenten.
Deelt u de mening dat de te behalen effecten van de voorgenomen uitbreidingen van de milieuzones, zoals in Rotterdam en Utrecht, zich niet verhouden tot de kosten die gemaakt moeten worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe legitimeert u de inzet en uitbreiding van milieuzones en de steun die daar vanuit de rijksoverheid aan wordt gegeven? Zijn er van de huidige milieuzones en voorgenomen uitbreiding van milieuzones kosteneffectiviteitsanalyses op lokaal en nationaal niveau beschikbaar? Zo nee, vindt u niet dat deze eerst beschikbaar moeten zijn om te beoordelen of verdere uitbreiding noodzakelijk is?
Zie antwoord vraag 4.
Is er een convenant afgesloten tussen het Rijk, gemeenten en bedrijfsleven inzake een uniform toegangsregime voor milieuzones voor personen- en bestelauto’s? Zo nee, waarom niet en hoe wordt dan geborgd dat er sprake zal zijn van een uniform toegangsregime?
Er is geen convenant over het toegangsregime voor uitbreiding van de milieuzones naar personen- en bestelauto’s. In het voortraject is er over bestelauto’s een landelijk overleg geweest met gemeenten en bedrijfsleven. Dit is opgeschort toen bleek dat alleen de gemeente Utrecht tot uitbreiding van de milieuzone overging. Nu ook Rotterdam en Amsterdam dit overwegen wil ik overleg, omdat mijn uitgangspunt een uniform toegangsregime is. Uiteindelijk gaan de gemeenten hierover.
Kunt u een nadere onderbouwing geven van de stelling dat milieuzones de komende jaren nodig zijn om ervoor te zorgen dat knelpunten op het gebied van luchtkwaliteit niet opnieuw optreden? Met welke onzekerheidsmarge wordt er rekening gehouden? Kan op basis van deze uitspraak geconcludeerd worden dat een milieuzone geen tijdelijke, maar een structurele maatregel is geworden? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dit tot het feit dat u erkent dat milieuzones slechts beperkt bijdragen aan het verbeteren van de luchtkwaliteit?4 Waarom wordt er dan toch vastgehouden aan het instrument van milieuzones?
De concentraties stikstofdioxide en fijn stof liggen op veel locaties nog dicht bij de grenswaarde. Hierdoor kunnen geringe stijgingen van de concentraties het aantal overschrijdingen sterk beïnvloeden. Elke bijdrage om de marge ten opzichte van de grenswaarden te vergroten, vergroot de robuustheid van de verwachtingen over het voldoen aan de grenswaarden. In welke mate het wenselijk en haalbaar is om die marge te vergroten en of de inzet van een milieuzone daarin een bijdrage kan leveren, is een lokale afweging. Dat geldt ook voor het eventueel intrekken van een milieuzone. Het is de gemeente die deze afweging maakt, waarbij ik toezie op een uniform toegangsregime.
Deelt u de mening dat bronbeleid zeer effectief is gebleken voor het behalen van de EU-normen voor luchtkwaliteit? In hoeverre verwacht u dat bronbeleid in de komende jaren zal bijdragen aan het oplossen van knelpunten in bijvoorbeeld steden?
Ja, dat ben ik met u eens. Ik zet in op Europees bronbeleid (aanscherping van emissie-eisen nieuwe voertuigen), omdat dit de meest effectieve manier is om bij te dragen aan een landelijke daling van te hoge concentraties van stikstofdioxide, en daarmee ook voor een afname van de huidige knelpunten in de steden. Metingen door TNO van de praktijkemissies van nieuwe vrachtwagens en bussen, die ik uw Kamer afgelopen jaar heb toegestuurd,5 bevestigen dit. Ook kijk ik samen met betrokken partijen naar andere brandstoffen. Belangrijk aandachtspunt hierbij is wel dat strenge toelatingseisen ook tot de beoogde praktijkemissies leiden. Ik dring hier in Europa op aan, want voor dieselpersonenauto’s en dieselbestelauto’s is dat tot nu toe niet het geval.
Hoe verloopt de voortgang inzake het voorschrijven van nieuwe testprocedures voor dieselpersonenauto’s? Kunt u een nadere toelichting geven op uw voornemens zoals genoemd in de brief d.d. 16 december 2014 (Kamerstuk 30 175 nr. 203) inzake de voortgang monitoringsprogramma NSL, om het aantal nieuwe dieselpersonenauto’s dat jaarlijks wordt verkocht te beperken en de fiscale mogelijkheden om het aandeel oude dieselpersonenauto’s in het Nederlandse wagenpark te verkleinen? Welke maatregelen worden nu onderzocht, wat is de kosteneffectiviteit van deze maatregelen? Is hier niet sprake van een fors marktingrijpen door de overheid en wat legitimeert een dergelijke ingreep? Met welke brancheorganisaties wordt hierover gesproken en wanneer kan de Kamer de uitkomsten van deze verkenningen ontvangen?
Onder leiding van de Europese Commissie wordt gewerkt aan een nieuwe testprocedure voor dieselpersonenauto’s en dieselbestelauto’s. Met deze zo genaamde Real Driving Emission Test (RDE) procedure, die een aanvullend onderdeel vormt op de strenge Euro 6 toelatingseisen, moeten ook onder praktijkomstandigheden de beoogde praktijkemissies worden behaald. De effecten van deze testprocedure leiden waarschijnlijk niet eerder dan in 2017 of 2018 tot lagere praktijkemissies. De auto-industrie heeft namelijk bezwaren en wil de nieuwe voorschriften afzwakken en invoering uitgesteld krijgen. Daarbij speelt dat een aantal lidstaten hun positie nog niet heeft bepaald.
Voor het antwoord op uw vragen over dieselpersonenauto’s naar aanleiding van de brief d.d. 16 december 2014 verwijs ik naar de twee brieven6 die de Staatssecretaris van Financiën en ik op 4 februari jl. aan uw Kamer hebben gestuurd.
Klopt het dat u milieuzones ook wil inzetten voor het terugdringen van roet, terwijl daarvoor nog geen normen voor zijn? Zo ja, wanneer is dit besluit en op welke gronden genomen? Welke definitie of norm hanteert u voor gezondheidsschade?
Nee, dat klopt niet. Ik investeer in het roetmeetnet. In 2015 verdubbelt het RIVM het aantal meetstations binnen het landelijke meetnet luchtkwaliteit waar roet wordt gemeten. Daarmee ontstaat een betrouwbaarder beeld van de roetconcentraties in Nederland. Informatie over roetconcentraties helpt bij het nemen van beslissingen door lokale overheden over maatregelen die lokaal de lucht gezonder kunnen maken.
Welke financiële middelen zijn momenteel en worden er nog vanuit de rijksoverheid geboden voor het faciliteren van milieuzones? Welk gedeelte daarvan komt uit de gelden voor het NSL? Welk gedeelte wordt op andere wijze gedekt en waar wordt deze dekking gevonden? Kunt u uitleggen waarom de rijksoverheid moet bijdragen aan milieuzones als zij tegelijkertijd vindt dat dit een verantwoordelijkheid voor gemeenten zelf is? In hoeverre heeft er voor de maatregelen uit het Actieplan NSL tot 2016 een kosteneffectiviteitsanalyse plaatsgevonden? Zo niet, bent u daartoe bereid?
Zie antwoord vraag 3.