Het succes van Buurtzorg |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Bent u er ook trots op dat Buurtzorg een voorbeeld is tot ver over onze landsgrenzen?1
Het is goed dat Buurtzorg een positief voorbeeld is, buiten Nederland maar zeker ook in Nederland.
Kunt u uitleggen waarom het zo ingewikkeld is om – ondanks het evidente kwalitatieve succes van Buurtzorg – de werkwijze van Buurtzorg de norm te laten zijn in de Nederlandse thuiszorg? Hoeveel echt zelfsturende teams, dus zonder manager en hiërarchie, zijn er te vinden buiten Buurtzorg Nederland?
Mede vanwege het succes van de werkwijze van Buurtzorg zijn er inmiddels meerdere andere aanbieders die er voor hebben gekozen om te werken met zelfsturende teams. Dat stimuleer ik ook via programma’s als In Voor Zorg!; het programma waaraan ook Buurtzorg heeft meegedaan. Of via de experimenten Regelarme instellingen, waaraan Buurtzorg heeft meegedaan. Voorbeelden hiervan zijn Zorgaccent, Omring, Thuiszorg Rotterdam en Vierstroom. Er is geen registratie van «echt zelfsturende teams».
Hoeveel mensen zijn er in zowel de wijkverpleging als in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) druk met controle van de werkzaamheden van wijkverpleegkundigen en/of wijkteams? Kunt u deze kwantitatieve gegevens aan de Kamer sturen?
Ik laat hier geen registratie over bijhouden, dat zou – evenals bovengenoemde registratie – extra onnodige lasten met zich meebrengen.
Werken de nieuwe wijkverpleging en de Wmo in voldoende mate volgens het adagium van directeur Jos de Blok «Hoe minder je organiseert, hoe beter», met andere woorden de professional weet zelf goed te handelen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Binnen de wettelijke kaders van de Wmo 2015 hebben gemeenten de beleidsruimte om op eigen manier invulling te geven aan het bieden van maatschappelijke ondersteuning. De afgelopen periode hebben de betrokken partijen veel energie gestoken in een zorgvuldige transitie om de continuïteit van zorg en ondersteuning te waarborgen. De komende periode staat in het teken van de doorontwikkeling van de Wmo, waarin gemeenten ook andere mogelijkheden van sturing, bekostiging en het anders organiseren van zorg en ondersteuning bezien. Het platform directeuren sociale pijler (PDSP) heeft een werkgroep ingericht om de komende periode stappen te maken op dit onderwerp. Daarnaast evalueert het Ondersteuningsteam Decentralisaties (OTD) de eerste gemeentelijke ervaringen met resultaatbekostiging in de Wmo 2015. Deze ervaringen kunnen andere gemeenten verder helpen bij de doorontwikkeling van opdrachtgeverschap.
Herkent u de stelling dat mannen niet gemakkelijk managementtaken schrappen, in ieder geval minder gemakkelijk dan vrouwen? Is de verhouding uitvoerende krachten en leidinggevend/management/bestuurlijk in de zorg niet juist andersom? Zou dit volgens u de verklaring kunnen zijn dat er onvoldoende in management wordt gesneden?
Deze stelling heb ik eerder gehoord. Ik zou er alleen geen conclusies aan kunnen en willen verbinden, zeker gezien het succes van Buurtzorg. Vanwege de hervormingen en de taakstellingen die daarmee gepaard gaan, is de prikkel voor zorgaanbieders om te kijken naar de mogelijkheden om de kosten te beperken groot. Ik ga er dan ook van uit dat deze prikkel ertoe bijdraagt dat onnodige managementlagen zullen verdwijnen. Zoals eerder geschetst zien we dat ook steeds vaker terug in de organisaties die werken met wijkverpleegkundige zelfsturende teams.
Bent u ervan op de hoogte dat een van de zaken die Buurtzorg wil voorkomen het «achter elkaar racen» van verschillende zorgverleners bij één persoon is? Lukt dit voldoende met de nieuwe wijkverpleging? Wordt er niet meer afgerekend op minuten en opleiding van een medeweker per handeling per patiënt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Alle partijen die zijn betrokken bij wijkverpleegkundige zorg vinden het van belang dat een patiënt niet onnodig met verschillende gezichten wordt geconfronteerd. Dat geldt niet alleen voor Buurtzorg. Indien een persoon heeft gekozen voor een aanbieder zal de betrokken wijkverpleegkundige de indicatie stellen. Op basis daarvan wordt een zorgplan opgesteld waarin meerdere zorgverleners een rol kunnen spelen. Het behoort tot de professionele autonomie van de zorgverlener om de afstemming te zoeken met elkaar.
De bekostiging zoals die in 2014 was in de AWBZ met prestaties verpleging en verzorging geldt in 2015 ook in de Zvw. Daar waar prestaties gebundeld konden worden is dat ook gebeurd om de administratieve lasten te beperken. Bij de uitwerking van de toekomstige bekostiging, waar ik u zo spoedig mogelijk over zal berichten, geldt als uitgangspunt dat de registratieverplichtingen worden verminderd.
Bent u ervan op de hoogte dat uit het onderzoek van Plexus blijkt dat Buurtzorg op de lange termijn de zorg goedkoper maakt, zeker omdat zij inzet op herstel van zelfstandigheid van de patiënt of het fors verminderen van de zorgafhankelijkheid? Zo ja, waarom stelt u in uw brief dat dit enkel leidt tot een «dialoog met het veld»? Vindt u een dialoog voldoende? Kunt u uw antwoord toelichten?2 3
Uit het onderzoek blijkt dat de ervaren kwaliteit die Buurtzorg levert hoog is en dat 62% van alle thuiszorgaanbieders duurder is per cliënt dan Buurtzorg. Dit komt door de combinatie van een relatief hoog uurtarief terwijl er sprake is van een relatief beperkt aantal uren zorg per cliënt (terwijl de ervaren kwaliteit hoog is). Dit is wezenlijke informatie voor zowel de zorgaanbieders als de
zorgverzekeraars om (inkoop)afspraken te maken over hoe de kwaliteit/kostenverhouding ook bij andere zorgaanbieders kan worden verbeterd. Deze afspraken worden gemaakt in dialoog tussen genoemde partijen.
Welke andere thuiszorgorganisaties zijn in het vergelijkende onderzoek van KPMG Plexus meegenomen en vergeleken met Buurtzorg? Waarom blijven deze onbenoemd in het onderzoek?
Het onderzoek is een vergelijkende studie naar de waarde van ca. 600 thuiszorginstellingen, waartegen Buurtzorg is afgezet. In § 2.5 van het onderzoek is aangegeven hoe de aanbieders zijn geselecteerd in deze vergelijkende studie. De namen van deze zorgaanbieders mogen alleen met toestemming van deze zorgaanbieders worden gepubliceerd. VWS beschikt niet over de namen van de zorgaanbieders of hun scores in de vergelijking. Buurtzorg is wel zichtbaar omdat het een studie naar de doelmatigheid van Buurtzorg betrof en Buurtzorg expliciet heeft ingestemd met de publicatie op deze manier.
Bent u van mening dat het gemiddelde kwaliteitsniveau, op basis van 179 aanbieders – dat te zien is in de figuur op pagina 3 – niet te laag ligt, wanneer u kijkt naar het kwaliteitsniveau van Buurtzorg (respectievelijk iets hoger dan 15 ten opzichte van het niveau van Buurtzorg net onder de 23)? Hoe hoog zou u het gemiddelde willen zien? Kunt u uw antwoord toelichten?
De CQ-index betreft ervaren kwaliteit. Uiteraard is het streven om de ervaren kwaliteit van de geleverde thuiszorg over de gehele linie zo hoog mogelijk te hebben. Het is aan zorgaanbieders en zorgverzekeraars om goede afspraken te maken om streefwaardes voor wat betreft de ervaren kwaliteit. Ik stimuleer dat via verschillende wegen.
Heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) het overzicht van aanbieders dat onder het gemiddelde kwaliteitsniveau valt? Zou zij die niet moeten hebben voor haar toezicht? Kunt u uw antwoord toelichten?
De IGZ beschikt over de gegevens in de CQ-index en benut deze ook bij haar toezicht.
Kunt u aangeven welke aanbieder onder het gemiddelde scoort, en welke daarboven? Vindt u dat deze informatie openbaar beschikbaar moet zijn voor zowel de zorginkoper als de patiënt die toch keuzevrijheid heeft?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 8.
Denkt u dat u met «dialoog» het gemiddelde kwaliteitsniveau omhoog gaat brengen, of denkt u aan andere maatregelen om de kwaliteit (fors) omhoog te brengen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij de inkoop van de wijkverpleegkundige zorg is het aan verzekeraars om ook de kwaliteit van de geleverde zorg als vertrekpunt voor de contractbespreking mee te nemen. Verzekeraars geven aan de bestaande praktijkvariatie terug te willen dringen. Ik ben van mening dat ook in de toekomstige bekostiging ruimte gecreëerd moet worden voor het belonen van kwaliteit en uitkomsten van zorg om op die manier de prikkel voor kwaliteit en innovatie in te bouwen.
Daarnaast is het zo dat ook verpleegkundigen werken volgens richtlijnen. V&VN is momenteel bezig met de ontwikkeling van een aantal nieuwe richtlijnen, zoals een richtlijn voor intensieve kindzorg.
Welke andere middelen wilt u inzetten – naast de dialoog met het veld – om in de thuiszorg enerzijds een kwalitatieve slag te maken, en anderzijds een organisatorische slag (in casu minder management en overhead) voor elkaar te krijgen?
Een toenemende kwaliteit staat niet geheel los van de wijze waarop aanbieders zijn georganiseerd. Eerder heb ik al aangegeven dat aanbieders noodgedwongen naar de kostenkant moeten kijken. Onnodig management en overhead zal daarbij ook punt van discussie zijn.
Daarnaast hebben partijen in het onderhandelaarsresultaat transitie verpleging en verzorging een kwaliteitsagenda opgesteld. Het tot stand brengen van zorgvernieuwing is een van de onderwerpen van de agenda. Dit gebeurt onder andere uit ervaringen die zijn opgedaan in de experimenten regelarme instellingen (ERAI) en «In Voor Zorg!» projecten. Verder maakt het ontwikkelen van richtlijnen deel uit van de agenda, kwaliteitsmeting en keuze-informatie is een belangrijk speerpunt en het ontwikkelen van nieuwe vaardigheden en competenties bij wijkverpleegkundigen.
Vindt u het uit te leggen dat er zorgverzekeraars zijn die Buurtzorg passeren in hun zorginkoop, terwijl Buurtzorg zowel kwalitatief, als kosteneffectief, zeer hoog scoort?4 Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit het artikel waarnaar wordt verwezen, komt naar voren dat Buurtzorg niet is gecontracteerd voor de activiteiten die niet direct te koppelen zijn aan een individueel zorgtraject van een patiënt (en vallen binnen de prestatie «wijkgericht werken». Verzekeraars (en aanbieders) zijn vrij om hier een eigen afweging in te maken. Voor het overgrote deel van de zorg die valt onder de aanspraak wijkverpleging, namelijk de verpleging en verzorging die te herleiden is naar individuele patiënten is Buurtzorg wel gecontracteerd. Ook daar zijn verzekeraars vrij om de beste keuze voor hun cliënten te maken.
Verkeershufters die minder vaak worden gepakt |
|
Ockje Tellegen (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Opstelten (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Verkeershufters worden minder vaak gepakt»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de flinke daling in het aantal staande aanhoudingen na overtredingen in het verkeer sinds 2007? Kunt u een verklaring geven voor deze significante dalingen van de staande aanhoudingen? Is er sprake van minder capaciteit, of zijn er minder overtredingen of zijn er andere oorzaken?
Het WODC heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de afname van het aantal verkeersovertredingen. Uit dit onderzoek, dat naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 29 398, nr. 359), bleek dat de daling van het aantal staandehoudingen in de periode 2007 tot en met 2010 voor 78% was toe te schrijven aan de afname van de verkeersdrukte als gevolg van de economische crisis, voor 9% aan de afschaffing van de bonnenquota (in november 2010) en voor 13% aan gedragseffecten van burgers of politie.
Het aantal staandehoudingen voor strafrechtelijke verkeersovertredingen is de laatste jaren stabiel. Na de door het WODC onderzochte periode is het aantal staandehoudingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (wet Mulder) verder gedaald, maar naar de oorzaken hiervan is geen systematisch onderzoek gedaan. De bovengenoemde oorzaken lijken voor een deel (met name het afschaffen van de bonnenquota en gedragseffecten van burgers en/of politie) nog steeds relevant. Daarnaast geschiedt de verkeershandhaving enerzijds door de verkeershandhavingsteams en anderzijds door de basisteams. De inzet van de basisteams wordt enerzijds bepaald aan de hand van landelijke prioriteiten en anderzijds in de lokale driehoeken. Daarbij kan het voorkomen dat minder voorrang wordt gegeven aan de verkeershandhaving. Dit laat onverlet dat de strafrechtelijke en administratiefrechtelijke verkeershandhaving een belangrijk onderdeel blijft van de inzet van de politie.
Hoe moet deze daling worden bezien in het kader van de verkeersveiligheid? Hoe beoordeelt u deze daling in het licht van de gepercipieerde pakkans? Wat is nu de gepercipieerde pakkans? Zijn hier doelstellingen op geformuleerd? Zo nee, waarom niet?
De pakkans is afhankelijk van meerdere factoren en verschilt per feit. Ik beschik dan ook niet over gegevens om de exacte pakkans te bepalen. De gepercipieerde pakkans wordt onder meer bepaald door de verschillende handhavingsmiddelen die de politie inzet. Staandehoudingen zijn van belang, alsmede de elektronische handhavingsmiddelen zoals flitspalen, trajectcontroles, mobiele radarsets, etc. De politie streeft ernaar de feitelijke pakkans op de zogenoemde Helmgrasfeiten (helm, gordel, rood licht, alcohol, snelheid) zo hoog mogelijk te laten zijn. De politie doet dit onder meer door informatie gestuurde inzet op onveilige wegvakken. Dit houdt in dat de politie in afstemming met het lokaal gezag handhaaft op die plaatsen en tijdstippen waar het effect van het optreden optimaal is. De politie wil door zichtbare staandehoudingen en het voeren van voorlichting en mediabeleid ook actief bijdragen aan preventie en het beïnvloeden van gedrag van weggebruikers. Op deze manier wordt de gepercipieerde pakkans met de hiertoe beschikbare middelen zo hoog mogelijk gehouden en wordt de verkeersveiligheid geborgd. Er zijn geen doelstellingen ten aanzien van de pakkans geformuleerd. Wel zijn er afspraken gemaakt over de inzet van het aantal trajectcontroles, flitspalen en aantal fte van de verkeershandhavingsteams.
Klopt het dat niet alle overtredingen worden meegeteld in de maatregel Beginnend Bestuurder en er dus ook geen punt op het rijbewijs bijgeschreven kan worden als er bekeurd is op het kenteken? Zo ja, deelt u dan de mening dat een daling in het aantal staande aanhoudingen niet gunstig is voor de effectiviteit van maatregelen als het beginnersrijbewijs en de recidiveregeling? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen zijn en worden er getroffen teneinde de effectiviteit van deze maatregelen te vergroten?
Het klopt dat niet alle overtredingen worden meegeteld in de maatregel Beginnend Bestuurder. De overtredingen die onder de maatregel Beginnend Bestuurder vallen betreffen ernstige feiten2 die uitsluitend via staandehouding kunnen worden geconstateerd. De cijfers van de aantallen staandehoudingen waarover in de media is bericht gaan over de Wet Mulder. De feiten die meetellen bij de maatregel Beginnend Bestuurder en de recidiveregeling veelplegers vallen onder het strafrecht. Het aantal staandehoudingen voor strafrechtelijke verkeersovertredingen is de laatste jaren stabiel.
In 2014 werd in 70% van de strafrechtelijke verkeerszaken de bestuurder staandegehouden en direct geconfronteerd met zijn gedrag en uit de anonimiteit gehaald. De instroom van zaken op grond van de nieuwe regeling voor de veelplegeraanpak monitor ik nauwkeurig. Tot 30 maart van dit jaar zijn er bij het CJIB 2151 zaken geregistreerd op het terrein van de veelplegerfeiten. Het gaat dan om feiten zoals het negeren van een rood kruis, het niet stoppen voor een stopteken van de politie, of het op de snelweg onterecht de vluchtstrook gebruiken. Hiervan zijn 662 zaken geconstateerd op kenteken en 1489 zaken geconstateerd middels staandehouding.
Hoe verhoudt de effectiviteit van de recent ingevoerde hufteraanpak zich tot de afnemende staande aanhoudingen? Zijn staande aanhoudingen noodzakelijk voor het vergroten van de pakkans en daarmee de effectiviteit van de hufteraanpak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Wanneer zijn de resultaten van het experiment met weginspecteurs van Rijkswaterstaat die de status van Buitengewoon Opsporingsambtenaar (BOA) hebben gekregen bekend? Bent u bereid te kijken of en in hoeverre dit kan bijdragen aan de vergroting van de gepercipieerde pakkans dan wel het vergroten van het aantal staande aanhoudingen ten behoeve van de verkeersveiligheid?
Met het experiment met de weginspecteurs van Rijkswaterstaat wordt beoogd om de doorstroming en veiligheid op de snelwegen rond Rotterdam te verbeteren. Dit experiment is met ingang van 2 februari jl. gestart voor de duur van één jaar. Na afloop van die periode zullen alle eindresultaten in kaart worden gebracht en beslissingen worden genomen over eventuele te zetten verdere stappen.
Wordt het aantal staande aanhoudingen door de politie vooral uitgevoerd op provinciale en gemeentelijke wegen? Hoe wordt de verkeersveiligheid betrokken in de afweging van de politie-inzet ten behoeve van de staande aanhoudingen?
Ja. De politie, in het bijzonder de verkeershandhavingsteams, controleert met name op het onderliggend wegennet op de HELMgrasfeiten (helm, gordel, rood licht, alcohol, snelheid). Van het aantal staandehoudingen dat is verricht naar aanleiding van overtreding van de maximum snelheid heeft 18,6% op de snelwegen plaatsgevonden. Dit betekent dat meer dan 80% van het aantal staandehoudingen ten aanzien van snelheid op wegen binnen en buiten de bebouwde kom heeft plaatsgevonden.3 De politie bepaalt de inzet onder meer aan de hand van ongevalanalyses.
Is de maatregeleffectiviteit en het effect op de gepercipieerde pakkans van het staande houden en het houden van een goed gesprek onderzocht? Zo ja, hoe verhoudt zich dat met bijvoorbeeld het krijgen van een boete na te zijn gepakt door een flitscamera dan wel bij een trajectcontrole? Zo nee, waarom is dan besloten het aantal staande aanhoudingen te verminderen?
Er is mij geen onderzoek bekend dat zich specifiek richt op de effectiviteit van staandehoudingen en/of het houden van een goed gesprek. De Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) heeft wel gekeken naar de effectiviteit van verschillende methoden van snelheidstoezicht. Uit de SWOV-factsheet «Politietoezicht en rijsnelheid» blijkt dat er veel onderzoek is gedaan naar de effecten van snelheidscamera’s. Het algemene beeld van deze studies is consistent positief. In de factsheet staat ook dat (mobiele) snelheidscontroles met staandehouding van overtreders succesvol blijken in het terugdringen van ongevallen. Daarnaast staat in de factsheet dat in de vakliteratuur wordt geconstateerd dat rijdende surveillance met staandehouding de minst effectieve methode is als het gaat om het verminderen van verkeersongevallen. De methode is te weinig opvallend om een algemeen preventief effect te kunnen hebben. Wel is de methode zeer geschikt om specifiek hardnekkige, grove overtreders te pakken. Dit sluit aan bij het huidige beleid. In 2014 werd de bestuurder in bijna 70% van de strafrechtelijke verkeerszaken staandegehouden en direct geconfronteerd met zijn gedrag en uit de anonimiteit gehaald.
Op welke overtredingen handhaaft de politie bij het toezicht op de weg nu hoofdzakelijk in het kader van de verkeersveiligheid? Op welke wijze doet zij dit? Beschikt de politie hiervoor over genoeg specialistische kennis, expertise en materieel? Wie bepaalt de prioritering van de te handhaven overtredingen in het verkeer
Zoals reeds aangegeven in antwoord 7 controleert de politie met name op HELMgrasfeiten door middel van staande houdingen en (voor wat betreft snelheid) met mobiele radarsets. Daarnaast wordt er gebruik gemaakt van trajectcontroles en flitspalen. De politie beschikt over voldoende specialistische kennis, expertise en materieel. De prioriteiten van de regionale verkeershandhavingsteams worden bepaald aan de hand van een regionaal verkeershandhavingsplan dat in samenspraak met het OM wordt opgesteld.
Naar aanleiding van het artikel «Trajectcontrole staat niet aan»2: klopt het dat door verouderde systemen twee derde van de trajectcontroles uit staat? Zo ja, wanneer worden deze uiterlijk vervangen? Wat betekent het uitstaan van die trajectcontroles voor de verkeersveiligheid op die trajecten? Hoe wordt in deze overgangsfase op die trajecten de verkeersveiligheid gehandhaafd?
Op dit moment functioneren vijf van de in totaal tien trajectcontrolesystemen. Later dit jaar komen er nog vier locaties bij, te weten de N62 Westerscheldetunnel, de A20 Rotterdam en de A4 Hoofddorp. Op 15 april 2015 gaat het trajectcontrolesysteem op de A12 Den Haag weer aan. Begin 2016 wordt het trajectcontrolesysteem op de A12 Utrecht teruggeplaatst. De verkeersveiligheid wordt door de politie op deze trajecten op alternatieve wijzen, onder meer door de inzet van mobiele radarsets, gehandhaafd.
Kunt u aangeven op grond van welke criteria trajectcontroles worden opgeheven, zoals nu gebeurd op de A12 bij Woerden en de Zeelandtunnel? Worden de komende periode nog meer trajectcontroles opgeheven? Kunt u aangeven op welke trajecten trajectcontroles worden ingezet ten behoeve van de handhaving van milieuregels?
In het artikel «Trajectcontrole staat niet aan» wordt gesproken over de Zeelandtunnel, waar vermoedelijk de Zeelandbrug wordt bedoeld. De trajectcontroles op de A12 bij Woerden en op de Zeelandbrug zijn opgeheven omdat de toegevoegde waarde voor het behalen van milieu of verkeersveiligheidsdoelstellingen op dit traject is afgenomen en het plaatsen van trajectcontrolesystemen op andere locaties van (groter) belang wordt geacht.
Buiten deze twee systemen worden op korte termijn geen trajectcontrolesystemen meer opgeheven.
De systemen worden ingezet voor milieudoeleinden en ten behoeve van de verkeersveiligheid. Op de trajecten waar de systemen staan, daalt de gemiddelde snelheid en wordt de spreiding tussen de gereden snelheden kleiner. Hierdoor vermindert de uitstoot van CO2 en fijnstof en de geluidsproductie, en daalt het risico op een ongeval.
De ontvangst van de regionale publieke omroep via Ziggo |
|
Enneüs Heerma (CDA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat «Fusie kabelaar zorgt voor sneeuw op tv-kanaal van regionale omroepen»?1
Ja.
Klopt het dat na de samenvoeging van de netwerken van Ziggo en UPC, er honderden klachten zijn over de slechte ontvangst van de regionale publieke omroep via Ziggo?
Volgens Ziggo zijn er zo’n 500 klachten over de ontvangst van RTV Utrecht en ongeveer 100 klachten over de ontvangst van Omroep West bij hen gemeld.
Kunt u bevestigen dat kabelaars de regionale publieke omroep dienen aan te bieden in hun digitale pakketten?
Ja. De regionale publieke televisiezenders kennen een wettelijke must carry status. Op grond van deze verplichting dienen de kabelbedrijven de regionale publieke omroep uit de provincie alsmede de aangrenzende regionale omroepen in het standaardtelevisiepakket door te geven.
Deelt u de mening dat goede ontvangst van de regionale publieke omroep ook van groot belang is gegeven de functie van de regionale publieke omroep als rampenzender? Zo nee, waarom niet?
De regionale publieke radiozenders, zoals Omroep West en RTV Utrecht, fungeren sinds 1991 formeel als calamiteitenzender. Dat wil zeggen dat de radiozenders van de regionale omroepen in geval van rampen of calamiteiten direct gebruikt moeten kunnen worden voor mededelingen aan burgers van het zogenoemde bevoegd gezag. De status van calamiteitenzender geldt alleen voor de radio, niet voor televisie en online media. De veiligheidsregio’s maken zelf afspraken met de regionale omroepen over hun inzet als calamiteitenzender.
Klopt het dat de gemelde storingen die optreden na de samenvoeging van de netwerken te maken hebben met het gegeven dat de nieuwe frequentie dicht in de buurt ligt van 4G netwerken van telecomaanbieders? Zo nee, waar komt het dan door? Zo ja, zijn dergelijke klachten ook bekend bij oorspronkelijke UPC-klanten?
Het klopt dat de storingen die een beperkt aantal kijkers kunnen ervaren bij de ontvangst van RTV Utrecht te maken hebben met 4G-instraling op de bekabeling. Voor de klachten over RTV West gaat het om instraling van DVB-T (Digitenne) masten. Deze storingen vinden alleen plaats als er sprake is van slechte binnenhuisbekabeling. Dergelijke klachten zijn niet bekend in het huidige UPC-gebied.
Bent u bereid om met Ziggo en de regionale omroepen in gesprek te treden over de aard en omvang van de problemen en daarbij te ijveren voor een oplossing van deze problemen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer hierover informeren?
Ik heb over deze problemen contact gehad met Ziggo en met Stichting ROOS (de koepelorganisatie van regionale publieke omroepen). Ziggo heeft mij beloofd alle ontvangen klachten zeer serieus te nemen en stuurt de kijkers die storingen ervaren eerst een gratis coaxkabel op. Indien de storingen dan niet zijn verholpen wordt er kosteloos een monteur langs gestuurd. Tot nu toe zijn volgens Ziggo alle klachten op deze manier verholpen.
Willekeur bij toetsing euthanasie |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel over willekeur bij toetsing van euthanasie?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat SCEN-artsen niet uniform oordelen over casussen van patiënten die geen – op korte termijn – terminale ziekte hebben?
Ik vind het positief dat SCEN-artsen in Drenthe reflecteren op hun eigen advisering en hier zelf een onderzoek naar hebben uitgevoerd. In het onderzoek zijn drie complexe casussen schriftelijk voorgelegd aan 20 SCEN-artsen uit Drenthe. De omstandigheid dat het niet mogelijk was de patiënt te zien kan, zeker bij de complexe casussen die gebruikt zijn in het onderzoek, eraan hebben bijgedragen dat er niet voldoende uniform is geadviseerd. Een goede en gedegen advisering over een euthanasieverzoek door de onafhankelijke arts is niettemin van groot belang.
Deelt u de mening dat uniforme omgang met de zorgvuldigheidseisen een voorwaarde is om rechtsongelijkheid te voorkomen bij patiënten die met de behandelend arts tot de conclusie zijn gekomen dat euthanasie de beste oplossing is? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om meer uniformiteit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
De onafhankelijke arts geeft advies over de zorgvuldigheidscriteria en is vrijwel altijd een SCEN-arts. Dit zijn artsen met een extra «Steun en Consultatie bij Euthanasie in Nederland» (SCEN) opleiding, verzorgd door de KNMG. Een opleiding specifiek gericht op onafhankelijke steun en consultatie bij euthanasieverzoeken. Hierdoor kunnen zij een kwalitatief goede consultatie uitvoeren. Vanuit het SCEN-programma zijn richtlijnen opgesteld voor goede steun en consultatie en voor duidelijke en complete verslagen.
Echter, volledig gelijke beoordeling door SCEN-artsen is niet reëel. De behandelend arts en de patiënt moeten samen overtuigd zijn dat er sprake is van ondraaglijk en uitzichtloos lijden. Het advies van de SCEN-arts is daarbij belangrijk. Maar de behandelend arts kan beargumenteerd besluiten om bij een negatief advies toch de euthanasie uit te voeren.
Ik besef ook dat de advisering over de zorgvuldigheidscriteria complex is voor een arts. Het blijft een menselijke beoordeling van individuele situaties en dus zal er enige ongelijkheid blijven bestaan. Dit geldt echter ook voor normaal medisch handelen. Niettemin zal de KNMG zich blijven inzetten voor goede en gedegen consultatie. Zo heeft de KNMG aangegeven het signaal uit dit onderzoek mee te nemen en er onder meer aandacht aan te schenken op het symposium voor SCEN-artsen op 23 april.
Ik heb alles beziend geen reden om aan te nemen dat de artsen niet over voldoende kennis beschikken.
Hoe beoordeelt u de aanbeveling de SCEN-arts een meer verifiërende taak te geven bij de beoordeling van een euthanasieverzoek, waarbij de nadruk ligt op de beoordeling of de patiënt daadwerkelijk uitzichtloos lijdt?
De SCEN-arts beziet de zorgvuldigheidscriteria uit de wet en geeft schriftelijk aan of naar zijn oordeel aan de criteria is voldaan. De SCEN-arts spreekt zich in alle gevallen helder, eenduidig en in formele zin volledig uit over alle zorgvuldigheidscriteria, zoals de KNMG-richtlijn voor SCEN-artsen voorschrijft. De SCEN-arts dient alle zorgvuldigheidscriteria in samenhang te bezien. Dit heeft de KNMG ook beschreven in haar standpunt «De rol van de arts bij het zelfgekozen levenseinde». Slechts verifiëren van uitzichtloos lijden is onvoldoende en te beperkt.
Bent u, net als de onderzoekers, van mening dat aanpassing van de KNMG-richtlijn «Euthanasie bij een verlaagd bewustzijn» nodig is, zodat deze beter aansluit bij de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding, en kan bijdragen aan meer uniformiteit?
De KNMG-richtlijn «Euthanasie bij een verlaagd bewustzijn» is door de KNMG in 2010 opgesteld op verzoek van het College van procureurs-generaal van het Openbaar Ministerie (OM) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). Het OM, IGZ en Regionale toetsingcommissies euthanasie (Rte) zijn betrokken bij de totstandkoming van deze richtlijn. De richtlijn is opgesteld in het verlengde van de oordelen van de Rte en is in overeenstemming met de jurisprudentie van de Hoge Raad. De richtlijn biedt artsen bij dilemma’s en complexe situaties in de praktijk goede handvatten en verhoogt de uniformiteit. Ik zal met de KNMG in gesprek gaan of de richtlijn nog voldoende aansluit bij de huidige wijze waarop invulling wordt gegeven aan de wet en daarbij de resultaten van het onderzoek betrekken.
Het bericht ‘Wegpiraat ontloopt zijn straf’ |
|
Duco Hoogland (PvdA), Jeroen Recourt (PvdA) |
|
Opstelten (VVD), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel «Wegpiraat ontloopt straf»?1
Ja.
Is het waar dat het aantal bekeuringen voor «hufter-overtredingen» in het verkeer de afgelopen jaren drastisch is gedaald? Zo nee, welke in het artikel genoemde feiten zijn onjuist?
Nee. De cijfers in de media gaan over de lichtere verkeersovertredingen die worden gehandhaafd op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (wet Mulder). De zwaardere en gevaarlijke verkeersovertredingen worden afgedaan op grond van het strafrecht. In 2014 werd de bestuurder in bijna 70% van de strafrechtelijke verkeerszaken staandegehouden en direct geconfronteerd met zijn gedrag. Het aantal staandehoudingen voor strafrechtelijke verkeersovertredingen is de laatste jaren stabiel.
2012
84.443
2013
84.951
2014
83.235
Totaal
252.629
Instroom CJIB strafrechtelijke verrkeersovertredingen te land inclusief alcohol
Hoe verklaart u de forse daling – ten opzichte van 2007 – van het aantal mensen dat afgelopen jaar staande is gehouden voor een overtreding? Kunt u de Kamer – voor zover mogelijk – inzicht verschaffen in de pakkans anno 2015 ten opzichte van de pakkans anno 2007?
Het WODC heeft in 2011 onderzoek gedaan naar de afname van het aantal verkeersovertredingen. Uit dit onderzoek, dat naar uw Kamer is gestuurd (Kamerstuk 29 398, nr. 359), bleek dat de daling van het aantal staandehoudingen in de periode 2007 tot en met 2010 voor 78% was toe te schrijven aan de afname van de verkeersdrukte als gevolg van de economische crisis, voor 9% aan de afschaffing van de bonnenquota (in november 2010) en voor 13% aan gedragseffecten van burgers of politie.
Het aantal staandehoudingen voor strafbare verkeersovertredingen is de laatste jaren stabiel. Na de door het WODC onderzochte periode is het aantal staandehoudingen op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (wet Mulder) verder gedaald, maar naar de oorzaken hiervan is geen systematisch onderzoek gedaan. De bovengenoemde oorzaken lijken voor een deel (met name het afschaffen van de bonnenquota en gedragseffecten van burgers en/of politie) nog steeds relevant. Daarnaast geschiedt de verkeershandhaving enerzijds door de verkeershandhavingsteams en anderzijds door de basisteams. De inzet van de basisteams wordt enerzijds bepaald aan de hand van landelijke prioriteiten en anderzijds in de lokale driehoeken. Daarbij kan het voorkomen dat minder voorrang wordt gegeven aan de verkeershandhaving. Dit laat onverlet dat de strafrechtelijke en administratiefrechtelijke verkeershandhaving een belangrijk onderdeel blijft van de inzet van de politie.
De pakkans is afhankelijk van meerdere factoren en verschilt per feit. Ik beschik dan ook niet over gegevens om de exacte pakkans te bepalen. De gepercipieerde pakkans wordt onder meer bepaald door de verschillende handhavingsmiddelen die de politie inzet. Staandehoudingen zijn van belang, alsmede de elektronische handhavingsmiddelen zoals flitspalen, trajectcontroles, mobiele radarsets, etc. De politie streeft ernaar de feitelijke pakkans op de zogenoemde HELMgrasfeiten (helm, gordel, rood licht, alcohol, snelheid) zo hoog mogelijk te laten zijn. De politie doet dit onder meer door informatie gestuurde inzet op onveilige wegvakken. Dit houdt in dat de politie in afstemming met het lokaal gezag handhaaft op die plaatsen en tijdstippen waar het effect van het optreden optimaal is. De politie wil door zichtbare staandehoudingen en het voeren van voorlichting en mediabeleid ook actief bijdragen aan preventie en het beïnvloeden van gedrag van weggebruikers. Op deze manier wordt de gepercipieerde pakkans met de hiertoe beschikbare middelen en capaciteit zo hoog mogelijk gehouden.
Hoe beoordeelt u de kans van slagen van de aanpak van verkeershufters gezien de noodzaak om zowel beginnende bestuurders als recidivisten staande te houden?
Er zijn van 1 januari 2015 tot 30 maart van dit jaar 2.151 zaken binnen het CJIB geregistreerd op het terrein van de veelpleger feiten. Het gaat dan om feiten zoals het (negeren van een rood kruis, het niet stoppen voor een stopteken van de politie, of het op de snelweg onterecht de vluchtstrook gebruiken). Hiervan zijn 662 zaken geconstateerd op kenteken en 1.489 zaken geconstateerd middels staandehouding. Bijna 70% van deze veelplegerzaken wordt dus door staandehouding geconstateerd en de bestuurder wordt direct geconfronteerd met zijn gedrag en uit de anonimiteit gehaald. Enige voorzichtigheid ten aanzien van de conclusies is hier wel geboden. De aanpak is immers pas op 1 januari 2015 van start gegaan.
Hoe verhoudt de drastische daling van bekeuringen voor «hufter-overtredingen» zich tot uw doelstelling om het aantal verkeersdoden en ernstige gewonden voor 2020 substantieel terug te dringen?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 heb toegelicht, is er geen sprake van een significante daling van bekeuringen voor de strafrechtelijke overtredingen. Per 1 januari 2015 is gestart met een nieuwe aanpak van de veelplegers in het verkeer en in mijn antwoord op vraag 4 heb ik de eerste resultaten genoemd. De instroom van zaken op grond van deze nieuwe regeling voor de veelplegeraanpak monitor ik nauwkeurig.
Welke acties onderneemt u om het aantal geconstateerde en beboete ernstige overtredingen de komende jaren weer omhoog te krijgen?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat de verhoogde straffen – die de afgelopen jaren zijn doorgevoerd – weinig effect hebben op het moment dat dit type overtredingen nauwelijks nog geconstateerd wordt?
Kunt u uw opmerking – zoals geciteerd in het artikel – dat u niet van mening bent dat verkeershufters ruim baan hebben, nader toelichten, mede in het licht van de daling met tweederde van geconstateerde overtredingen?
Zie antwoord vraag 5.
De grootschalige internationale illegale handel van puppy’s die zich in Nederland concentreert |
|
Marianne Thieme (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Opstelten (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek van Omroep Brabant waaruit blijkt dat er wekelijks puppy’s in grote getalen en onder erbarmelijke omstandigheden vanuit het Oostblok naar Nederland worden vervoerd om hier voorzien te worden van documenten waarmee gesjoemeld is en vervolgens verhandeld te worden?1
Ja.
Bent u geschrokken van deze conclusies? Zo nee, hoe zou u deze dan willen duiden?
Het bericht bevestigd dat de problematiek van de illegale hondenhandel moet worden aangepakt. Ik heb de afgelopen periode diverse maatregelen genomen om deze misstanden te gaan. Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief over de puppyhandel die tegelijkertijd aan uw Kamer is verzonden.
Bent u nog steeds van mening dat er alles aan gedaan moet worden om de illegale hondenhandel aan te pakken? Zo ja, kunt u aangeven welke stappen u sindsdien heeft ondernomen? Zo nee, waarom niet?2
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de helft van de honden in Nederland afkomstig is uit de puppyhandel uit landen als Polen, Tsjechië, Roemenië en Hongarije waar de puppy’s door grote broodfokkers in grote aantallen gefokt worden?
Uit officiële cijfers blijkt dat het merendeel van de in de afgelopen jaren legaal via het intracommunautaire verkeer binnengekomen honden uit Hongarije en Slowakije komen. Op basis van de controles in Nederland is over de wijze van fokken in andere lidstaten weinig te zeggen.
Kunt u bevestigen dat de illegale puppyhandel na de drugshandel de meest lucratieve handel is waar alleen in Nederland al tientallen miljoenen euro’s per jaar mee wordt verdiend? Zo nee, hoe zit het dan?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief over de puppyhandel die tegelijkertijd aan uw Kamer is verzonden.
Is het waar dat op online verkoopplaatsen zoals Marktplaats meer dan 30.000 pups in twee weken tijd verhandeld worden?
Uit onderzoek in 2006 bleken uit een telling van advertenties op internet ongeveer 16.000 pups in 2 weken te worden aangeboden. Op dit moment worden door Has Den Bosch en Universiteit Utrecht de feiten en cijfers in de gezelschapsdierensector opnieuw in kaart gebracht. Ik beoog de resultaten van dit onderzoek voor de zomer 2015 aan uw Kamer te kunnen sturen.
Kunt u aangeven hoeveel miljoenen euro’s er verdiend worden met het online verhandelen van dieren? Zo nee, waarom niet?
Uit hetzelfde rapport bleek dat de dieren die gedurende 2 weken werden aangeboden een economische waarde van 9 miljoen euro vertegenwoordigden.
Bent u bereid om zo spoedig mogelijk een eind te maken aan de verkoop van dieren op Marktplaats en andere veilingsites? Zo nee, hoe bent u dan van plan te voorkomen dat uit het Oostblok geïmporteerde puppy’s uiteindelijk door een gebrek aan socialisatie in een dierenasiel belanden of vanwege afwijkingen en ziektes geëuthanaseerd moeten worden?
Een van de maatregelen om de illegale handel van honden tegen te gaan, is het creëren van bewustwording bij de kopers. Ik zet mij dan ook in om samen met de onlinehandelsplaatsen een betere informatievoorziening aan de kopers van dieren te bereiken. Ook zoek ik de samenwerking op het terrein van de handhaving.
Zo hebben de onlinehandelsplaatsen Marktplaats, Speurders, 2dehands, Marktplaza en Marktnet afspraken met elkaar gemaakt over juiste en tijdige informatievoorziening inzake impulsaankopen. Hierover bent u geïnformeerd met mijn brief van d.d. 4 april 2014 (Kamerstuk 28 286, nr. 729). Deze afspraken hebben betrekking op o.a. het informeren van potentiële kopers over o.a. wat er komt kijken bij de aanschaf van een dier en het kunnen melden van misstanden bij het meldnummer 144. In april vindt het jaarlijkse overleg plaats met deze partijen en de Dierenbescherming, Landelijk Informatie Centrum Gezelschapsdieren, Platform Verantwoord Huisdierenbezit, Dibevo en mijn ministerie. Het doel van het overleg is om met elkaar in gesprek te blijven over de mogelijkheden voor juiste en tijdige informatievoorziening inzake impulsaankopen van gezelschapsdieren. Ook andere handelsplaatsen worden uitgenodigd deze afspraken over te nemen en zich aan te sluiten.
In het kader van vernieuwing toezicht heeft de NVWA een pilot gedaan waarbij aanbieders van pups op internet actief werden benaderd. De aanbieders werden gewezen op de regelgeving die van toepassing is, ook werd om aanvullende informatie gevraagd. De NVWA gaat de resultaten nu analyseren om te bezien of deze, dan wel vergelijkbare vormen van toezicht en handhaving via internet, een vaste plaats moeten krijgen in de NVWA-activiteiten. Ik verwijs u verder naar mijn brief over puppyhandel die tegelijkertijd aan uw Kamer is verzonden.
Kunt u aangeven of er afgelopen jaren dierenartsen zijn voorgeleid bij het veterinair tuchtcollege of strafrechtelijk vervolgd zijn vanwege gesjoemel met vaccinaties, chips en papieren?
Nee, er zijn vanwege fraude met vaccinaties, chips of veterinaire papieren op het terrein van de hondenhandel geen dierenartsen voorgeleid bij het veterinair tuchtcollege. Over strafrechtelijke vervolging kan het Openbaar Ministerie (OM) geen cijfers genereren omdat informatie met betrekking tot vervolging van dierenartsen op het terrein van de hondenhandel niet als zodanig wordt geregistreerd.
Bent u nog steeds van mening dat er voldoende mogelijkheden bestaan om handhavend op te treden tegen dierenartsen die de malafide hondenhandel ondersteunen? Vindt u dat deze mogelijkheden voldoende worden benut, gelet op het bovenstaande?3
Er zijn voldoende mogelijkheden om op te treden tegen dierenartsen indien overtredingen worden geconstateerd. Dit laatste is echter lastig omdat het (onbewust) meewerken aan illegale handel niet per se betekent dat de dierenarts zelf overtredingen begaat. Voor het kunnen bestraffen van een dierenarts op grond van medeplichtigheid moet sprake zijn van aantoonbaar opzettelijk participeren met het oog op het begaan van de overtreding door de handelaar.
Kunt u uiteenzetten welke stappen u heeft ondernomen om de voorlichting omtrent de verkoop van dieren te bevorderen zodat mensen bekend zijn over de illegale handel in dieren? Welk effect wilt u hiermee bereiken en hoe kan worden getoetst of (deze) voorlichting voldoende zoden aan de dijk zet?
Ik verwijs u hiervoor naar mijn brief over de puppyhandel die tegelijkertijd aan uw Kamer is verzonden.
Bent u bereid extra maatregelen te nemen zoals een verplichte aanwezigheid van de ouderdieren bij het verkopen of chippen van een puppy, zodat fraude moeilijker wordt? Zo nee, waarom niet?
Nee. Als bij het kopen of chippen van een pup een hond wordt getoond waarvan gezegd wordt dat dit de moeder is, geeft dit onvoldoende bewijs dat dit ook daadwerkelijk het geval is. Het daadwerkelijk aantonen leidt tot een verzwaring van administratieve lasten die ik niet wenselijk vind. Zoals hiervoor aangegeven hebben recentelijk diverse aanscherpingen plaatsgevonden en dienen deze
maatregelen te worden geëvalueerd.
Is het waar dat dierenartsen en gedupeerden vaak niks terug horen van meldingen die gedaan worden bij de dierenpolitie en de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA)? Zo ja, kunt u dit verklaren? Zo nee, hoe zit dit dan?
Zowel bij politie als NVWA is het gebruikelijk dat aan de melder wordt teruggekoppeld. Dit signaal is doorgegeven aan de NVWA en de politie. Indien een melder geen informatie ontvangt, wordt aangeraden contact op te nemen met de desbetreffende instantie. Uiteraard is geen sprake van terugkoppeling bij anonieme meldingen.
Deelt u de mening dat het afschaffen van de dierenpolitie een slecht idee is? Bent u bereid de capaciteit van de dierenpolitie en de NVWA juist te versterken zodat meldingen adequaat opgepakt kunnen worden? Zo ja, op welke wijze en termijn? Zo nee, waarom niet?
Van afschaffing van de taakaccenthouder handhaving dierenwelzijn is geen sprake. Zoals de Minister van Veiligheid en Justitie (V&J) onder meer heeft aangegeven tijdens het AO huiselijk geweld en dierenwelzijn van 16 oktober 2014, voorziet het inrichtingsplan van de politie in 180 taakaccenthouders aan het einde van de personele reorganisatie. Op dit moment zijn er 160 taakaccenthouders en zijn er 18 toekomstige taakaccenthouders in opleiding. De politie heeft door taakaccenthouders aan te stellen gehandeld conform de wens van uw Kamer. Voor uitbreiding van het aantal voorziene taakaccenthouders handhaving dierenwelzijn bestaat geen aanleiding.
Kunt u aangeven wat u heeft gedaan om de malafide hondenhandel op Europees niveau onder de aandacht te brengen en wat het resultaat daarvan was?
De Europese Commissie heeft in haar strategie «EU Strategy for Protection and Welfare of animals 2012 – 2015» aangegeven een studie over het welzijn van honden en katten die betrokken zijn bij handelspraktijken te zullen uitvoeren in 2014. Nederland heeft hier destijds ook aandacht voor gevraagd. Deze studie is vorig jaar gestart. De komende maanden worden hiervan de resultaten verwacht.
Deelt u de mening dat malafide hondenhandelaren die dieren slecht behandeld hebben en enkel handelen vanuit winstbejag de mogelijkheid zou moeten worden ontzegd om ooit nog dieren te houden? Zo ja, ben u dan ook bereid bij de door u toegezegde evaluatie met beleidsreactie over de inrichting van het houdverbod een variant van een levenslang houdverbod uit te werken? Zo nee, waarom niet?4
Aan mensen die dieren mishandelen kan sinds 1 oktober 2012 een houdverbod als bijzondere voorwaarde worden opgelegd voor maximaal tien jaar (artikel 14b, derde lid, Wetboek van Strafrecht)5. Daarvoor was dat maximaal drie jaar. Aan uw Kamer heeft de Minister van V&J toegezegd om deze verlenging te evalueren en uw Kamer voor het zomerreces van dit jaar de evaluatie met een beleidsreactie toe te zenden6. Op verzoek van uw Kamer laat de Minister van V&J in de evaluatie ook kijken naar de mogelijkheden het houdverbod als zelfstandige maatregel of straf op te leggen. Daarbij zal ook worden gekeken naar landen die een levenslang houdverbod kennen.
De splitsing van activiteiten door woningcorporaties |
|
Roland van Vliet (Van Vliet) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
Kent u het bericht «Splitsing activiteiten woningcorporaties wordt helse klus»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat op de commerciële activiteiten «koopwoningen en deelnemingen» door woningcorporaties in 2013 een verlies is geleden van € 170 miljoen en het direct rendement op het niet-DAEB-bezit2 (nog steeds) niet marktconform is?3
Het verlies op commerciële activiteiten en het niet realiseren van marktconforme rendementen op die activiteiten, benadrukt het belang van de focus op de kerntaak en het aanbrengen van een vermogensscheiding tussen DAEB en niet-DAEB-activiteiten. Daarmee worden kruissubsidiëring, marktverstoring en risico’s voor de kerntaak in sterke mate beperkt.
Ziet u in dat een juridische splitsing meer dan in het geval van een administratieve scheiding zorgt voor afdekking van risico’s die gepaard gaan met commerciële activiteiten?
Een juridische scheiding biedt meer waarborgen tegen kruissubsidiëring, marktverstoring en risico’s van verliezen op commerciële projecten voor de kerntaak, dan een administratieve scheiding. Om die reden is in het wetsvoorstel voor de herziene Woningwet geregeld dat bij een administratieve scheiding een aantal extra voorwaarden geldt voor het uitvoeren van niet-DAEB-activiteiten. De markttoets die door de gemeente wordt uitgevoerd moet aantonen dat geen commerciële partij het voornemen wil uitvoeren. De activiteit mag niet uitgevoerd worden zonder dat uit een financiële toets blijkt dat een marktconform rendement gehaald kan worden. Zo kan voorkomen worden dat in de niet-DAEB-tak onnodige risico’s worden gelopen die tot verliezen leiden, waarvoor de DAEB-tak op zou moeten draaien. Mochten er onverhoopt toch grote risico’s ontstaan voor de DAEB-tak, is in het wetsvoorstel en het onderliggende besluit geregeld dat de toezichthouder de toegelaten instelling bijvoorbeeld kan verplichten om niet-DAEB-bezit af te stoten.
Wat is uw mening over het feit dat het Waarborgfonds Sociale Woningbouw (WSW) voorstander is van een administratieve scheiding en het Centraal Fonds Volkshuisvesting (CFV) de voorkeur geeft aan een juridische splitsing? Wat zegt dit over de samenwerking tussen deze beide instellingen?
Het Waarborgfonds Sociale Woningbouw en het Centraal Fonds Volkshuisvesting hebben elk vanuit hun eigen rol een opvatting over de scheiding tussen DAEB en niet-DAEB-activiteiten. Dit zegt niets over de samenwerking tussen beide instellingen.
Hoe beoordeelt u het argument van het WSW, in lijn met het onder vraag twee gestelde, dat «het vanuit een oogpunt van bedrijfsvoering onverstandig is om het niet-DAEB-bezit buiten de woningcorporatie te plaatsen, omdat de niet-DAEB-woningen vaak de best renderende activa van de woningcorporatie vormen»?
De wet laat uitdrukkelijk twee mogelijkheden open: een administratieve scheiding en een juridische splitsing. De geleden verliezen op commerciële activiteiten laten zien dat er met commerciële activiteiten risico’s zijn en worden gelopen, die ook ten laste kunnen komen van de DAEB-activiteiten. Met het oog op de risico’s die commerciële activiteiten kunnen opleveren voor de kerntaak zijn daarom bij een administratieve scheiding extra waarborgen nodig (zoals genoemd in antwoord op vragen 3, 6 en 7).
Erkent u dat verliezen van de commerciële tak nog steeds ten laste van de DAEB-tak kunnen worden gebracht als woningcorporaties de administratieve scheiding toepassen (omdat er dan nog steeds sprake is van één juridische entiteit)?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u exact voorkomen dat commerciële risico’s afgewenteld kunnen worden op de DAEB-tak?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid, naar aanleiding van de bevindingen van de Parlementaire Enquêtecommissie Woningcorporaties, de mogelijkheid van een faillissement voor woningcorporaties nader te onderzoeken?
De regering ziet net als de enquêtecommissie een «moral hazard» van het niet failliet kunnen gaan. Daarom is in het wetsvoorstel voor de herziene Woningwet geregeld dat sanering gericht dient te zijn op het kunnen voortzetten van de DAEB-activiteiten en niet op het voortbestaan van de corporatie als geheel. Dit kan betekenen dat niet-DAEB-activiteiten moeten worden afgestoten of dat er saneringssteun naar een andere corporatie gaat die DAEB-bezit van de noodlijdende corporatie overneemt. Indien wordt besloten om niet te saneren kan dit leiden tot het faillissement van een corporatie. In het kader van de mandatering van de saneringsfunctie naar het WSW wordt nader invulling gegeven aan een faillissementsscenario.
Het bericht dat zorginstelling Thebe een eigen televisiekanaal opricht |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Heeft u met uw wenkbrauwen gefronst toen u het voornemen van zorginstelling Thebe zag om met een eigen televisiekanaal te beginnen? Kunt u uw antwoord toelichten?1 2
Denkt u dat bewoners en cliënten van Thebe behoefte hebben aan een televisiekanaal, of denkt u dat ze eigenlijk liever wat extra handen aan het bed willen zien? Kunt u uw antwoord toelichten?
Welke programma’s gaat Thebe maken en uitzenden? Is er behoefte-onderzoek gedaan naar deze programma’s en uitzendingen?
Wat gaat de televisiezender Thebe kosten? Vindt u dit een zinnige besteding van geld dat eigenlijk is bedoeld voor het verlenen van zorg? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vindt u het uit te leggen aan de 2.000 ontslagen medewerkers, de 6.700 cliënten die hun vaste medewerker verloren en de tal van gedupeerde gemeenten, dat Thebe blijkbaar wel geld heeft voor een prestigeproject, zoals een eigen televisiezender? Kunt u uw antwoord toelichten?
Heeft u de indruk dat de bestuurders en toezichthouders van Thebe de juiste prioriteiten stellen wanneer zij in tijden van enorme veranderingen en bezuinigingen in de ouderenzorg voorstellen om met een eigen televisiekanaal te komen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De slechte ontvangst van TV West en TV Utrecht |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Mohammed Mohandis (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de berichten over de slechte ontvangst van TV West en TV Utrecht sinds het opnieuw instellen van de zenders vorige week?1
Ja.
Deelt u de mening dat dit onwenselijk is, ook omdat de regionale zenders als rampenzender een onmisbare functie hebben en altijd toegankelijk moeten zijn?
De regionale publieke radiozenders, zoals Omroep West en RTV Utrecht, fungeren sinds 1991 formeel als calamiteitenzender. Dat wil zeggen dat de radiozenders van de regionale omroepen in geval van rampen of calamiteiten direct gebruikt moeten kunnen worden voor mededelingen aan burgers van het zogenoemde bevoegd gezag. De status van calamiteitenzender geldt alleen voor de radio, niet voor televisie en online media. De veiligheidsregio’s maken zelf afspraken met de regionale omroepen over hun inzet als calamiteitenzender.
Is er wel voldoende ruimte op de toebedeelde frequentie? Zo nee, waarom is dan gekozen voor die frequentie?
Het beheer van de frequenties via de kabel is geheel de verantwoordelijkheid van de kabelmaatschappij. Die kan daarin keuzes maken en optimaliseren.
Wanneer gaat Ziggo dit oplossen? Wanneer wordt besloten of er een andere frequentie nodig is? Hoe gaat u daar op toezien?
Ik heb over deze problemen contact gehad met Ziggo en met Stichting ROOS (de koepelorganisatie van regionale publieke omroepen). Ziggo heeft mij beloofd alle ontvangen klachten zeer serieus te nemen en stuurt de kijkers die storingen ervaren eerst een gratis coaxkabel op. Indien de storingen dan niet zijn verholpen wordt er kosteloos een monteur langs gestuurd. Tot nu toe zijn alle klachten volgens Ziggo op deze manier verholpen.
Het rapport van de Raad van Europa over de toenemende aversie jegens migranten in Griekenland |
|
Marit Maij (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het rapport van de Raad van Europa (het Comité tegen Racisme en Intolerantie, ECRI) over Griekenland?1 Klopt het dat dit rapport meldt dat er in Griekenland een zorgelijke mate van xenofobie en geweld jegens migranten bestaat?
Ja, het rapport maakt inderdaad melding van een substantiële stijging van racistische uitingen sinds 2009. Deze ontwikkeling valt samen met de opkomst van de rechts extremistische partij Gouden Dageraad. Als oorzaak hiervan wordt onder meer gerefereerd aan de verslechterde economische situatie in Griekenland. Ook in het anti-terrorismediscours wordt in Griekenland vooral naar immigranten en moslims gewezen. Het rapport maakt melding van een stijging van racistische geweldsincidenten in 2012 en 2013, maar constateert wel dat na de arrestatie van de leiders van Gouden Dageraad (september 2013) een dalende trend te zien was.
Hoe duidt u dit rapport over Griekenland en de acties hieromtrent die door de Griekse overheid worden ondernomen?
ECRI maakt in het kader van haar mandaat rapportages van alle landen en de trekt conclusies over de mate waarin zich racisme en intolerantie in de lidstaten van de Raad van Europa voordoet. Doel van deze rapporten is om regeringen te helpen bij het voldoen aan hun internationale verdragsverplichtingen in het kader van de Raad van Europa. Op dit moment kan nog niet worden beoordeeld in hoeverre Griekenland de aanbevelingen uit het ECRI-rapport heeft opgevolgd.
Op welke schaal vinden geweldsincidenten jegens illegale vreemdelingen, migranten en mogelijk ook asielzoekers in Griekenland plaats? Welke mogelijkheid ziet u om uw Griekse collega’s daar in Europees verband op aan te spreken? Op welke wijze wordt dit probleem door de Griekse overheid aangepakt?
Het geweld tegenover zowel legale als illegale migranten, alsook asielzoekers, nam tot voor een jaar geleden toe in Griekenland. De oorzaak hiervoor was de opkomst van de extreem rechtse partij Gouden Dageraad, die tot dat moment – in veel gevallen georganiseerde – aanvallen op immigranten uitvoerde. De meeste aanvallen zijn dan ook van dien aard. Het komt bijna nooit voor dat afzonderlijke burgers een immigrant aanvallen.
Overigens hebben de aanvallen van de Gouden Dageraad (GD) zich niet alleen tot immigranten beperkt, maar zijn ook steeds meer andere mensen het slachtoffer van geweld geworden: omdat ze politiek «links» zijn, omdat ze homoseksueel zijn of simpelweg omdat ze een theatervoorstelling bijwonen die de GD niet aanstaat.
Toen een Griekse, linkse DJ door twee GD-leden werd vermoord, was de maat vol voor de toenmalige regering Samaras. Er werd een grootschalig onderzoek naar de praktijken van de GD begonnen. N.a.v. dit onderzoek is de hele politieke top en de harde kern van de partij vastgezet (tientallen mensen) in afwachting van de rechtszaak, die volgende maand van start gaat. De paramilitaire organisatie die de aanvallen uitvoerde, lijkt zonder leiding van de partij tot weinig in staat, want de aanvallen op immigranten zijn erg afgenomen.
De nieuwe regering Tsipras heeft nog geen nieuw migratiebeleid geformuleerd. De dreigementen van enkele kabinetsleden om regels die zijn afgesproken over immigratie eenzijdig te overtreden en er ook nog bij te zeggen dat er eventueel extremisten of terroristen worden doorgelaten als een soort strategie van beïnvloeding van het Europese beleid is totaal onaanvaardbaar voor de Nederlandse regering. Zoals gezegd heeft de Griekse regering nog geen nieuw migratiebeleid geformuleerd en ook nog geen voorstellen gedaan.
Migratieminister Tasia Christodoulopoulou stelt zich meer pro-mensenrechten en pro-immigranten op dan haar voorganger. Het ligt dus in de verwachting dat het nog te formuleren migratiebeleid van de regering Tsipras zal tegemoetkomen aan aanbevelingen van ECRI en bijvoorbeeld zal leiden tot een verdere verbetering van de leefomstandigheden in de opvangcentra. Deze omstandigheden waren overigens de afgelopen paar jaar al relatief verbeterd, maar zijn nog niet op EU niveau.
Zijn er andere lidstaten waar in min of meer vergelijkbare mate geweld en uitingen jegens migranten plaatsvinden? Zo ja, welke?
Er zijn geen aanwijzingen dat migranten in andere Europese landen op grote schaal met geweld te maken krijgen. Wel wordt in Raad van Europa rapporten opgemerkt dat geweld tegen migranten lang niet altijd gerapporteerd wordt door wantrouwen van migranten jegens wetshandhavers. ECRI benoemt in haar rapporten de situatie van migranten in meer landen. SG Jagland heeft in zijn rapport «State of Democracy, Human Rights and the Rule of Law in Europe» de ergste mensenrechtenschendingen benoemd die zich voordoen in Europa. Dit zijn onder andere: slechte condities in detentiecentra, mensenhandel, corruptie en discriminatie van etnische en nationale minderheden. Ook in het rapport van Jagland wordt melding gemaakt van een groei van racistische en xenofobische uitingen tegen migranten.
Welke indicaties heeft u dat specifieke groepen migranten, zoals bijvoorbeeld homoseksuele of islamitische migranten, in Europese lidstaten extra en gericht het voorwerp zijn van ernstige discriminatie en gewelddadigheden?
Ik heb op dit moment geen indicaties dat deze groepen migranten meer dan voorheen gericht het voorwerp zijn van ernstige discriminatie en gewelddadigheden. De Raad van Europa geeft aan dat racisme en intolerantie zich in heel Europa voordoen en ten opzichte van veel groepen. Dat blijft voor alle lidstaten, inclusief Nederland, een continue punt van aandacht en actie.
Deelt u de mening dat één van de essentiële Europese waarden is dat racisme en discriminatie ontoelaatbaar zijn en dat geweld jegens migranten volstrekt onacceptabel is? Zo ja, bent u bereid in Europees verband het voortouw te nemen in een Europese aanpak tegen deze uitwassen?
Non-discriminatie maakt onderdeel uit van de fundamentele EU-waarden zoals neergelegd in artikel 2 van het Verdrag betreffende de Europese Unie. De bescherming van deze waarden en de fundamentele rechten van de EU behoeven continu aandacht. Het kabinet is voorvechter van versterking van EU-mechanismen op dit terrein en de ontwikkeling van een breder kader, waarin discriminatie, maar ook andere problematiek rond de bescherming van EU-fundamentele waarden en rechten, kunnen worden geadresseerd.
Mede op initiatief van Nederland is de Europese Raad in december 2014 overeengekomen een jaarlijkse dialoog over rechtsstatelijkheid te organiseren. Hiermee beschikken de EU lidstaten over een platform om diverse problemen rond de «rule of law», zowel meer algemeen als thematisch, onderling aan de kaak te stellen. In aanvulling op dit initiatief zet Nederland in op de ontwikkeling van een EU interne mensenrechtenstrategie, om binnen de EU beter aandacht te besteden aan de bescherming van mensenrechten. Op deelterreinen zijn al vele initiatieven ontplooid, zoals bijvoorbeeld de instelling van een EU werkgroep om «hatecrime» tegen te gaan. Nederland vervult een actieve rol in dit verband, onder andere door het delen van «best practices». De thematiek staat ook op het netvlies van de Commissie. Dit jaar zal Eurocommissaris Timmermans het eerste jaarlijks «Rule of law» colloquium organiseren. De vicevoorzitter van de Commissie heeft reeds aangekondigd dat de discussie dit jaar over «Tolerantie» zal gaan, met specifieke aandacht voor anti-discriminatie en «hate crime». Nederland verwelkomt dit initiatief.
Deze verschillende sporen van zowel de Raad, binnen welk verband Nederland een voortrekkerrol vervult, als de Commissie kunnen bijdragen aan een effectief antwoord op xenofobie en anti-islamsentimenten Zoals in antwoord 5 al weergegeven, heb ik geen gegevens die over het volle spectrum een toename laten zien van dergelijke sentimenten in de EU. Dat was ook niet zichtbaar voor gevallen van anti-semitisme. Dat neemt niet weg dat het kabinet zich in EU-kader actief zal blijven inzetten om concrete invulling te geven aan de notie van de EU als waardengemeenschap en de ontwikkeling van een EU-mensenrechtenagenda, in nauwe samenwerking met relevante actoren, waaronder de Commissaris voor fundamentele rechten en de Raad van Europa.
In welke mate ziet u in de gehele EU een toename van xenofobie en anti-islamsentimenten? Op welke wijze zou de EU dit probleem gezamenlijk kunnen adresseren en aanpakken?
Zie antwoord vraag 6.
Het in beslag nemen van nachtegalen en sijzen |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «NVWA en politie nemen Japanse nachtegalen en sijzen in beslag»?1
Ja.
Kunt aangeven waarom de standhouder die in strijd met de wettelijke richtlijnen ongeringde sijzen voorhanden had, is heengezonden met een waarschuwing, zonder een andere sanctie dan afstand te moeten doen van de vogels?
In dit specifieke geval was er sprake van een overtreding van de «Regeling afgifte en kenmerken gesloten pootringen en andere merktekens». De inspecteurs hebben vastgesteld dat de ongeringde sijzen niet uit het wild afkomstig konden zijn. Daarom is volstaan met een inbeslagneming en een waarschuwing. De bewuste handelaar heeft afstand gedaan van het bezit van de vogels.
Deelt u de mening dat strenger zou moeten worden opgetreden tegen handelaren die inheemse vogels aanbieden en de wet overduidelijk overtreden? Zo nee, waarom niet?
In het onderhavige geval is naar mijn mening adequaat opgetreden.
Diverse plannen voor een outletcentrum in Zevenaar |
|
Eric Smaling |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met de berichten over diverse plannen om te komen tot publiekstrekkers in Zevenaar?1
Ja.
Wat is uw mening over het feit dat op het terrein van de voormalige sigarettenfabriek van British American Tobacco in Zevenaar een outletcentrum kan verrijzen, dat 3 keer zo groot is als het al bestaande initiatief voor de spoorallee bij de A12, waarbij sprake is van een te bouwen outlet met 32.000 vierkante meter aan netto-winkeloppervlak, waarna later nog eens een uitbreiding van 9.500 vierkante meter kan volgen?
De verantwoordelijkheid voor het nemen van een besluit over het al dan niet toestaan van een Factory Outlet Centre (FOC) in Zevenaar ligt bij de gemeente. Het plan voor het FOC op de BAT-locatie is een initiatief van een private partij, hiervoor loopt geen bestemmingsplanprocedure. Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Zevenaar heeft het besluit genomen om het initiatief voor een Factory Outlet Center op de British American Tabacco-locatie af te wijzen.2
Op welke wijze wordt hierbij omgegaan met de toepassing van de Ladder voor stedelijke verduurzaming? Wordt hierbij apart gekeken naar de diverse plannen en wordt de Ladder hierbij steeds apart toegepast? Hoe wordt hierbij omgegaan met eventuele latere uitbreiding van plannen? Kunt u uw antwoord toelichten?
In Zevenaar loopt een bestemmingsplanprocedure (uitwerkingsplan) voor de Factory Outlet Centre op de locatie Spoorallee. In het uitwerkingsplan voor de FOC Spoorallee heeft de gemeente Zevenaar een onderbouwing gegeven in het kader van de Ladder voor duurzame verstedelijking. Het plan is in juni 2014 ter inzage gelegd. De provincie Gelderland heeft een zienswijze ingediend waarin zij aangeeft dat de onderbouwing niet in orde is. Dat heeft ertoe geleid dat de provincie en de gemeente een breder gesprek met elkaar zijn aangegaan over de totale gebiedsontwikkeling van Zevenaar. Daarbij is ook besproken hoe een mogelijk FOC hier al dan niet in zou passen. Daarna verschilden de gemeente en de provincie nog steeds van mening over een FOC. Daarom hebben de gemeente Zevenaar en de provincie Gelderland besloten tot een gezamenlijk feitenonderzoek voor de FOC op de locatie Spoorallee dat in februari 2015 is opgeleverd. Het onderzoek is breed opgezet, ook het initiatief voor een FOC op de BAT-locatie is meegenomen. Uit het bestuurlijk overleg van 23 februari jl. blijkt dat de gemeente positief staat tegenover de komst van een FOC op de locatie Spoorallee en in maart een besluit wil nemen over het bijbehorende uitwerkingsplan. De provincie staat er negatief tegenover en gaat nu haar juridische mogelijkheden na om de ontwikkeling tegen te houden.3
Bent u – als systeemverantwoordelijke – bereid om het genoemde voorbeeld als testcase te nemen, en samen met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten en het Interprovinciaal Overleg te bezien «hoe de uitvoeringspraktijk rond de toepassing van de ladder kan worden verbeterd»?2 Zo nee, waarom niet?
Momenteel vinden gesprekken plaats tussen mijn ministerie, Interprovinciaal Overleg, Vereniging van Nederlandse Gemeenten en andere betrokkenen over hoe verder te gaan met de Ladder voor duurzame verstedelijking. Op dit moment is niet voorzien in testcases. Het idee om testcases uit te voeren zal ik meenemen in de gesprekken.
Is er bij de planvorming sprake van de aanleg van een nieuwe op- en afrit van de A12 bij Zevenaar Oost, waarbij gesteld wordt dat deze cruciaal is en dat deze aansluiting door Rijkswaterstaat zou zijn toegezegd?3
Afspraken over een aansluiting Zevenaar Oost maken onderdeel uit van een pakket van inpassings- en inframaatregelen als onderdeel van de aanleg van de A15 en verbreding van de A12. Deze afspraken inclusief dekking zijn te vinden in de in de Staatscourant van 12 juli 2013 gepubliceerde bekendmaking van de Bestuursovereenkomst Doortrekking A15 Ressen naar A12 Oudbroeken met nr IENM/BSK-2013/126632.
Is er hierbij inderdaad sprake van een gedane toezegging? Zo ja, in welke (beleids)stukken is hier meer informatie over te vinden? Hoe is de dekking geregeld?
Zie antwoord op vraag 5.
Hoe gaat u om met vraagstukken zoals het verzoek om een extra op-en afrit voor een nog te ontwikkelen outletcentrum? Is hierbij naar uw mening sprake van een zogenaamde kip-ei situatie, waarbij niet ontwikkeld wordt als er geen op- en afrit komt, en waarbij blijkbaar wel plannen gemaakt worden als die op- en afrit er wel komt?
Aansluitingen dienen doorgaans niet een enkel bedrijf maar een goede aansluiting van het onderliggend wegennet op het hoofdwegennet. Dat is voor het genomen besluit over de aansluiting Zevenaar-Oost ook het geval. Kortom, er is naar mijn mening geen sprake van een kip-ei discussie.
Op welke wijze wordt het aanjaagteam van de Winkeltop ingezet om te komen tot een toekomstbestendige, regionale detailhandelsstructuur en wordt hierbij gedacht aan een weerbaarheidsanalyse binnenstad voor Doetinchem?4 Zo nee, waarom niet?
De activiteiten van het aanjaagteam van de Winkeltop bleken een grote overlap te hebben met de activiteiten van het initiatief Platform de Nieuwe Winkelstraat7. Voor de partijen in de Winkeltop was dit reden om de activiteiten van het aanjaagteam stil te leggen.
In de Retailagenda, die op 17 maart door de Minister van EZ is aangeboden aan Uw Kamer, wordt het maken van regionale afspraken onderkend als een belangrijke stap om te komen tot een toekomstbestendige detailhandelsstructuur. Daarbij hebben de provincies een belangrijke regierol. Juist ook omdat er veelal niet alleen gemeentelijke maar ook bovenregionale belangen aan de orde zijn.
Het is goed dat de gemeente Zevenaar en de provincie Gelderland gezamenlijk de effecten diepgaand in beeld hebben gebracht die nieuwe ontwikkelingen, zoals een mogelijk FOC bij Zevenaar, zouden kunnen hebben op de binnensteden van omliggende gemeenten, zoals onder meer Arnhem, Nijmegen en Doetinchem.
Het bericht dat de data van agenten niet goed beveiligd zijn |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (VVD) |
|
Hoe reageert u op het bericht dat de data van agenten niet goed beveiligd zijn?1 2
Ik vind de veiligheid van politiemensen en van hun persoonlijke gegevens van groot belang.
Bij de invoering van dit systeem, heeft de politie een risicoanalyse uitgevoerd naar de beveiliging van de hierin verwerkte gegevens.
Recent is naar aanleiding van signalen, doch niet naar aanleiding van incidenten of geconstateerde tekortkomingen, een tweede risicoanalyse uitgevoerd. Naar aanleiding hiervan is een Two Factor Authenticationtoegevoegd, hetgeen hacken sterk bemoeilijkt.
De beveiliging van de persoonsgegevens die worden verwerkt met dit systeem voldoet aan de beveiligingseisen zoals gesteld in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Een honderd procent veiligheidsgarantie bestaat niet op het terrein van informatiebeveiliging. Wel kan ik u garanderen dat op basis van risicoanalyses maatregelen zijn getroffen om de persoonsgegevens van politiepersoneel optimaal te beveiligen tegen verlies of ongeoorloofde toegang.
Het klopt overigens niet dat onbeveiligd kan worden ingelogd. Tevens is op geen enkel moment sprake geweest van toegang door onbevoegden.
Deelt u de mening dat de veiligheid van politiemensen in het geding kan komen wanneer gevoelige informatie over hen op straat komt te liggen? Deelt u voorts de mening dat deze informatie daarom maximaal beveiligd moet zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe rijmt u het dat er veel energie is gestoken in het afschermen van gegevens van leden werkzaam bij units als Arrestatieteams, Observatieteams en Team Criminele Inlichtingen terwijl onbeveiligd via het internet kan worden ingelogd op systemen met deze gegevens? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe beoordeelt u de keuze om YouForce en VerzuimXpert onder te brengen bij een extern bedrijf? Is het wat u betreft verstandig deze gevoelige informatie te delen met organisaties buiten de Nationale Politie?
Het is niet ongebruikelijk dat de verwerking van personeelsgegevens wordt uitbesteed. Hier is dat ook het geval. Deze uitbesteding verandert echter niets aan de eisen die op basis van de Wbp worden gesteld aan de beveiliging van deze gegevens. Conform de Wbp blijft de korpschef verantwoordelijk voor een adequate beveiliging van deze gegevens.
Ook bij deze uitbesteding zijn eisen gesteld aan het gewenste niveau van beveiliging. De partij aan wie deze opdracht is uitbesteed, opereert onder Nederlandse wetgeving en heeft alle nodige maatregelen getroffen ter bescherming van de gegevens. Voorts verwijs ik u naar mijn antwoord op bovenstaande vragen.
Is het niet veiliger dit computersysteem voor personeelszaken onder te brengen op een sterk beveiligde server van de politie zelf? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Kunt u de garantie afgeven dat gevoelige informatie over politiepersoneel niet via hacking openbaar kan worden gemaakt? Biedt een dubbele inlogcode daartoe voldoende veiligheid? Zo nee, wat gaat u doen om die veiligheid wel te garanderen?
Zie antwoord vraag 1.
De ontvoering van tenminste 150 Syrische christenen |
|
Kees van der Staaij (SGP), Michiel Servaes (PvdA), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat zeker 150 christenen zouden zijn ontvoerd in het Noord-Oosten van Syrie?1
Ja.
Welke materiële en militaire steun heeft Nederland inmiddels gegeven aan de Koerden in Irak?
De Nederlandse materiële steun aan de Koerdische Autonome Regio (KAR) bestaat uit 1.000 stuks gevechtshelmen en kogelwerende vesten. Daarnaast heeft Nederland, zoals aangegeven in de artikel-100 brief, het transport verzorgd van wapens die door Oost-Europese landen en Duitsland aan de Koerdische Autonome Regio beschikbaar zijn gesteld. De Nederlandse militaire steun bestaat uit de inspanningen van de Nederlandse opleiders voor de training van de Koerdische Peshmerga. Sinds medio februari nemen 3 teams van Nederlandse instructeurs deel aan de opleidingscyclus van de internationale coalitie in Koerdistan. Zie hiervoor ook de brieven aan uw Kamer, d.d. 21 augustus 2014 (Kamerstuk 27 925, nr. 495) en 5 februari 2015 (Kamerstuk 27 925, nr. 528).
Voorts wordt via de VN, de ICRC en NGO’s humanitaire hulp gegeven aan ontheemden en Syrische vluchtelingen in Irak (het grootste gedeelte van de vluchtelingen uit Syrië in Irak bevindt zich in de KAR). De Nederlandse bijdrage hieraan sinds juni 2014 bedraagt 20,3 mln. euro. Tot slot draagt Nederland bij aan ontmijningsactiviteiten in Irak. De Nederlandse bijdrage hiervoor is 5,3 mln. voor het tijdvak 2012–2016.
Wordt die steun ook gekoppeld aan inzet van de Koerden voor bescherming van de overige minderheden zoals de Yazidi's en christenen? Op welke wijze gebeurt dat?
Het kabinet hecht er op de eerste plaats aan waardering voor de autoriteiten en bevolking van de Koerdische Autonome Regio, gezien de grote aantallen vluchtelingen en ontheemden – waaronder veel christenen en yezidi’s – die opvang krijgen in de KAR.
De steun aan de Koerden is primair gericht op het opleiden van Iraaks Koerdische Peshmerga, zodat zij kunnen voorzien in veiligheid voor en de bescherming van alle burgers in de KAR. Het kabinet is zich bewust van de kwetsbare positie die minderheden hier innemen. Mede om die reden zijn respect voor mensenrechten en internationaal humanitair recht als dwarsdoorsnijdend thema opgenomen in de door de Nederlandse missie verzorgde trainingen van de Iraakse strijdkrachten en de Koerdische Peshmerga. Zoals aangegeven in de eerder genoemde brief van 5 februari 2015 streeft zowel het Ministry of Peshmerga als de coalitie naar inclusiviteit van de trainingen. Eind vorig jaar is bijvoorbeeld al een groep Yezidi’s opgeleid. De selectie van de te trainen eenheden is aandachtspunt en onderwerp van gesprek met lokale en coalitiepartners.
Op welke wijze maakt de bescherming van minderheden onderdeel uit van de integrale veiligheidsvisie in de strijd tegen ISIS? Welke mogelijkheden tot verbeteringen ziet u hier nog? Welke inzet zou Nederland en de Europese Unie kunnen plegen op dit punt?
De dreiging ten aanzien van yezidi’s op Mount Sinjar en de val van Mosul waren belangrijke triggers voor het militaire optreden van de coalitie tegen ISIS in Irak. De bescherming van religieuze minderheden is derhalve een belangrijke doelstelling van de inzet van de coalitie. In de bredere politieke inzet om de voedingsbodem voor ISIS weg te nemen is veel aandacht voor de root causes van het conflict, hetgeen zich onder meer vertaalt in een voortdurend aandringen op dialoog en inclusiviteit in Irak.
Op dat vlak zijn inmiddels belangrijke stappen gezet. Niet in het minst de formatie van een inclusieve regering, die vooralsnog een voortvarende aanpak betracht. Het kabinet is zich bewust van de complexe omstandigheden waarin de Iraakse regering moet opereren. Evenwel is het zaak dat de regering voortgang blijft maken met zaken als nationale verzoening en hervorming van de veiligheidsstructuren, zodat de vrijheid en veiligheid van alle Iraakse bevolkingsgroepen gewaarborgd wordt. Daarover wordt met de Iraakse autoriteiten, zowel in bilateraal als in multilateraal verband, frequent overlegd.
In de Gemeenschappelijke Mededeling van de Europese Commissie en EDEO «Elements for an EU regional strategy for Syria and Iraq as well as the Da'esh threat», wordt eveneens stilgestaan bij het lot van religieuze en etnische minderheden in Irak (en Syrië). De verschillende elementen van de Gemeenschappelijke Mededeling worden nader uitgewerkt, hetgeen kansen biedt voor extra inzet van middelen gericht op inclusiviteit, sektarische verzoening en de verbetering van de positie van minderheden. Het kabinet heeft actief meegewerkt aan de Gemeenschappelijke Medewerking en blijft nauw betrokken bij de nadere uitwerking.
In EU-verband wordt eveneens gewerkt aan de totstandkoming van een nieuw actieplan mensenrechten (2015–2019), waarin het mensenrechteninstrumentarium wordt aangepast aan de veranderende aard van conflicten, waarbij steeds vaker niet-statelijke actoren als ISIS grootschalige mensenrechtenschendingen begaan.
Op welke manier zou de internationale gemeenschap zich kunnen inzetten om de nu ontvoerde christenen in Syrië vrij te krijgen? Wat zou Nederland of de Europese Unie daartoe kunnen bijdragen?
Het kabinet heeft met afschuw kennisgenomen van de berichten over de ontvoering. Op politiek niveau hebben verschillende actoren zich, tot op het hoogste niveau, uitgesproken tegen de ontvoering van de christenen in Syrië (w.o. de VN Veiligheidsraad, de VS, Duitsland en Nederland). Openbare bronnen maken inmiddels melding van de vrijlating van circa twintig van de ontvoerde christenen. Ook is bekend dat ISIS door coalitievliegtuigen bestookt wordt in het gebied waar de christenen ontvoerd zijn. Resultaten van deze acties zijn het kabinet nog niet bekend. Mogelijkheden om op de grond te acteren zijn er binnen het door ISIS bezette gebied niet, omdat de coalitie geen grondtroepen binnen het land heeft en omdat het de coalitie op dit moment ontbreekt aan een geloofwaardige partner op de grond. Niettemin is het van groot belang dat prioriteit wordt gegeven aan deze ernstige misdaden tegen christenen.
Wat zou de internationale gemeenschap kunnen doen om achtergebleven ouderen en vrouwen van wie de dorpen nu ook dreigen te worden ingenomen door ISIS te ontzetten of te evacueren?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid deze vragen zo snel mogelijk te beantwoorden?
Ja.
De verkoop van bedorven slavinken |
|
Sjoera Dikkers (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Slavinken van supermarkten verre van vers»?1
Ja. het bericht in de Telegraaf, maar ook het achterliggende artikel in de Consumentengids2 is mij bekend.
Onderschrijft u de uitkomsten van het onderzoek van de Consumentenbond? Zo ja, wat gaat u doen met de uitkomsten van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Uit het onderzoek van de Consumentenbond blijkt dat sommige slavinken al ruim voor de uiterste consumptiedatum bedorven zijn. Daarnaast constateert de Consumentenbond dat veel producten veel verzadigd vet en zout bevatten. Ik deel de mening van de Consumentenbond dat dit ongewenst is.
Wat betreft de verkoop van bedorven producten merk ik op dat de NVWA passende maatregelen neemt als zij dit aantreft tijdens de uitvoering van haar toezichtstaak.
De Consumentenbond constateert dat het gehalte aan zout en verzadigd vet sterk varieert tussen verschillende merken slavinken. Door de verplichte vermelding op het etiket kan de consument onder meer zien hoeveel zout en verzadigd vet de betreffende slavinken bevatten. De door de Consumentenbond geconstateerde grote spreiding van zout- en vetgehalten geeft aan dat er voor vele producten ruimte is voor verbetering. Afspraken voor dergelijke verbeteringen worden gemaakt in het kader van het Akkoord Verbetering Productsamenstelling3. Met de vleessector zijn al eerder afspraken gemaakt over de reductie van het gehalte aan zout en verzadigd vet in vleeswaren4. In 2015 is een uitbreiding van de afspraken gepland met een maximaal zoutgehalte voor vleesproducten gericht op kinderen. Ik zal de resultaten van het onderzoek in de stuurgroep van het Akkoord bespreken.
Kunt u aangeven welke controles ten aanzien van versheid en bacteriën de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) uitvoert op vleesproducten, met welke frequentie, welk percentage van de producten het betreft en in welke stappen van de productketen?
De NVWA voert controles uit in alle stadia van de productieketen.
Primair controleert de NVWA of de bedrijven voldoen aan de voorschriften van kwaliteitsborging, die inhouden dat de producenten zelf regelmatig producten op de aanwezigheid van bacteriën controleren en zelf actie ondernemen bij overschrijding van de normen. Het gaat hierbij om de wettelijk voorgeschreven testen op Salmonella en E. coli. Ook gaat de NVWA na of op de verpakking opgegeven houdbaarheidstermijnen met testen zijn onderbouwd.
Daarnaast onderzoekt de NVWA steekproefsgewijs zelf producten; hiermee wordt nagegaan of het onderzoek van de bedrijven betrouwbaar is. Hierbij heeft het bacteriologische onderzoek prioriteit. Dit onderzoek vindt steekproefsgewijs plaats én wanneer inspectieresultaten daartoe aanleiding geven; een frequentie hiervan is niet te geven.
Kunt u aangeven wat het sanctieregime is dat wordt gebruikt wanneer de door de NVWA gecontroleerde producten niet aan de normen voldoen?
Voor de overtreding van microbiologische normen heeft de NVWA het specifiek interventiebeleid levensmiddelen microbiologie5 opgesteld. Per norm wordt daarin aangegeven welke maatregelen bij overschrijding worden genomen. Het zou te ver voeren hierbij alle normen en interventies op te noemen, daarom volsta ik hier met een voorbeeld. Bij de aanwezigheid van Salmonella in slavinken (vleesbereiding) zijn de aangewezen interventies een boeterapport, het uit de handel nemen, tracering van het product, een openbare recall en eventueel de nodige nalevingshulp. In het kader van de follow-up vindt herbemonstering plaats.
Deelt u de mening dat de bedrijven waarvan de Consumentenbond heeft geconstateerd dat ze niet aan de kwaliteitseisen voldoen scherper gecontroleerd moeten worden door de NVWA? Zo ja, hoe gaat u dat aanpakken? Zo nee, waarom niet?
De bedrijven die door de Consumentenbond zijn genoemd, maken onderdeel uit van de doelgroepen waarop de NVWA toezicht houdt. In de methode van toezicht is ingebouwd dat bedrijven die niet voldoen aan de wettelijke normen, scherper worden gecontroleerd. De NVWA past hierbij het specifiek interventiebeleid inspectie levensmiddelen voedselveiligheid geregistreerde bedrijven6 toe. De NVWA stelt dit interventiebeleid in werking op basis van eigen waarnemingen, niet op basis van waarnemingen van derden. Waarnemingen van derden kunnen wel aanleiding vormen een extra inspectie uit te voeren; bij overtreding is dan alsnog het interventiebeleid van toepassing.
Bent u ervan op de hoogte dat de supermarkten aangeven interne controlesystemen te hebben die versheid, bacteriën en andere ziekteverwekkers moeten signaleren, evenals de juistheid van de productinformatie op de verpakkingen? Wat is uw oordeel over het feit dat, ondanks deze controlesystemen, de door de Consumentenbond geconstateerde misstanden hebben kunnen plaatsvinden?
Het is mij bekend dat bedrijven systemen van kwaliteitsbeheersing hebben; de wetgeving verplicht hen daartoe. De NVWA is op de hoogte van de controlesystemen die de individuele bedrijven hanteren. De opzet van deze systemen en de resultaten ervan neemt zij mee bij de uitvoering van haar toezicht. Algemeen is aan te geven dat de systemen zich ten minste richten op de veiligheid van de levensmiddelen.
Op welke wijze maakt de NVWA gebruik van deze controlesystemen?
De NVWA kan in haar risicogebaseerde onderzoek rekening houden met de bevindingen van de bedrijven zelf, maar zal altijd zelf steekproefsgewijs onderzoek blijven doen.
Welke rol speelt de overheid bij het accrediteren van de controlesystemen bij de vleessector, en in het bijzonder bij de supermarkten?
De overheid speelt geen rol bij het accrediteren van controlesystemen.
Is er naar uw oordeel iets misgegaan bij de controles van de NVWA, waardoor bedorven en verkeerd geëtiketteerde producten in de supermarkt kwamen te liggen, en ook bleven liggen? Zo ja, wat is dan mis gegaan, en wat gaat u er aan doen om dit in de toekomst te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Ik wil benadrukken dat de wijze waarop de NVWA haar controles uitvoert, nooit de oorzaak van een tekortkoming is. Het bedrijf en niet de NVWA is verantwoordelijk voor de kwaliteit en de veiligheid van voedingsmiddelen. Voor mij staat vast dat er iets is misgegaan in het proces van productie, verpakking, vervoer en opslag van de betreffende slavinken; zonder nader onderzoek is niet te zeggen wat er is misgegaan. Als dit soort problemen zich voordoet, zal de NVWA optreden. Ondanks het gedetailleerde toezichts- en sanctieregime van de NVWA is het echter ondenkbaar dat toezicht van de NVWA deze problemen in alle gevallen kan voorkomen.
Als fouten optreden, is het ten eerste van belang dat gevaar voor de volksgezondheid wordt voorkomen of geminimaliseerd. Ten tweede moet herhaling worden voorkomen. De NVWA heeft aangegeven deze informatie mee te nemen in haar toezicht, de bedrijven op hun verantwoordelijkheid aan te spreken en daar waar nodig handhavend op te treden.
De onttrekking van een TBS-er tijdens zijn verlofperiode in de Rooyse Wissel op 19 februari 2014 |
|
Raymond Knops (CDA), Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Fred Teeven (VVD) |
|
![]() |
Wat was de inhoud van het burgernet-bericht dat in de omgeving verzonden werd na de ontsnapping van een tbs-er op 19 februari jl. tijdens diens verlof uit de tbs-instelling de Rooyse Wissel? Wat was de reikwijdte van deze verzending?
Hieronder geef ik het startbericht en het afloopbericht weer zoals dat door Burgernet via sms is verzonden op 19 februari 2015.
Waarom is geen signalement bekend gemaakt noch informatie over de aard van het delict waarvoor de tbs-er vastzit, noch of deze man vuurwapengevaarlijk was?
Zoals uit bovenstaande weergave van het burgernetbericht blijkt, is er wel degelijk een signalement verstrekt. Tevens wordt expliciet gewaarschuwd geen actie te ondernemen.
Het Openbaar Ministerie en de politie beschikken over verschillende middelen die bij ongeoorloofde afwezigheid van een tbs-gestelde ingezet kunnen worden voor de opsporing. Verspreiding van een signalement kán bijdragen aan spoedige opsporing, maar kan in sommige gevallen ook averechts werken. Politie en OM moeten zelf, op basis van hun deskundigheid en ervaring, per casus kunnen beslissen over de wenselijkheid van de inzet en timing van bepaalde opsporingsmiddelen.
Is het niet verstandiger dergelijke informatie te delen omdat het zonder meer duidelijk was dat om een serieuze bedreiging ging, gelet op de zoektocht met helikopters en het binnenhouden van jongeren?1
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het dat het Openbaar Ministerie, dat de woordvoering over deze zaak verzorgde, als laatste instantie informatie verstrekte over de arrestatie?2 Kunt u het proces beschrijven van de informatie-uitwisseling tussen de betrokken instanties bij deze zaak en wat in het algemeen de standaardprocedure hiervoor is?
Voor een beschrijving van de standaardprocedure verwijs ik u naar de antwoorden op eerdere Kamervragen uit oktober 2014 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 391)
Bij een harde onttrekking, dat wil zeggen een onttrekking aan begeleid verlof zoals in het onderhavige geval, is het reeds de standaardprocedure dat er direct melding van de onttrekking wordt gedaan aan de regionale korpsen via de meldkamer van de politie (112-melding). De persoon bevindt zich dan vaak nog in de nabije omgeving van de locatie waar hij of zij zich onttrok aan de begeleider. Om die reden wordt standaard een signalement van de tbs-gestelde onder het regioteam verspreid. Daarnaast wordt de onttrekking gemeld aan de Groep Opsporing Onttrekkingen (GOO) van de Landelijke Eenheid van de politie. Indien daartoe aanleiding is, wordt het signalement van de tbs-gestelde ook landelijk verspreid. In een situatie waarin een tbs gestelde niet terugkeert van onbegeleid verlof (een zogenaamde «zachte onttrekking»), wordt eveneens altijd gemeld aan de GOO. Omdat dan veelal enige tijd verstreken is, doet de GOO van de onttrekking echter een landelijke melding. Indien een concreet vermoeden bestaat waar de onttrokkene zich bevindt, wordt ook de betreffende eenheid van politie over de onttrekking geïnformeerd, zodat ook lokaal naar de onttrokkene kan worden uitgekeken. In dat geval wordt ook een signalement van de onttrokkene verstrekt.
In de onderhavige casus zijn de regionale procedure-afspraken met FPC de Rooyse Wissel gevolgd. Naast de 112-melding van de onttrekking is ook een melding gedaan bij de regionale meldkamer, de Meldkamer Basiseenheid Venray. Na overleg tussen de burgemeester en de politiechef is direct een Burgernet-bericht uitgestuurd om de bevolking te informeren.
De aanhouding van de onttrokkene is aan alle betrokken partijen gemeld. Er is geen Burgernet bericht verzonden over de aanhouding en derhalve heeft de burgemeester vervolgens besloten de aanhouding direct te melden via Twitter en de reguliere nieuwskanalen.
Wat was de bestemming en de aard van het begeleid verlof van de ontsnapte tbs-er en kunt u aangeven wat de mate van beveiliging was tijdens dit verlof?
Het verlof bestond uit een wandeling in het bos, onder begeleiding van een sociotherapeut.
Kunt u uitsluiten dat vooraf indicaties bestonden bij het personeel dat deze tbs-er zich mogelijk zou onttrekken aan zijn verlof? Is conform alle procedures gehandeld, incluis een positief advies van het Adviescollege Verloftoetsing TBS?
Betrokkene heeft vanaf november 2014 vijftien verlofbewegingen gehad conform de in het verlofplan gestelde doelen en afbouw in beveiliging/begeleiding. De eerdere verloven zijn zonder problemen verlopen. In aanloop naar het verlof op 19 februari jl. bestond bij de kliniek geen aanwijzing dat betrokkene zich aan het verlof zou onttrekken. De verlofaanvraag is conform de procedure afgehandeld, waarbij positief is geadviseerd door het Adviescollege Verloftoetsing TBS, resulterend in een positieve beslissing van mijn voorganger.
Is dit een van de tbs-ers die in de uitzendingen van «Dit is de Dag» over de drugs- en wapenproblematiek in beeld zijn gekomen of anderszins betrokken zijn geweest bij een van deze incidenten?3
Nee.
Kunt u aangeven welke de door u toegezegde verbeteringen zijn doorgevoerd in het toezicht op en binnen de Rooyse Wissel naar aanleiding van de incidenten in 2014 in deze kliniek?4
Uw Kamer is bij brief van 1 september 2014 geïnformeerd over de rapporten van de inspecties en de te nemen maatregelen. FPC de Rooyse Wissel heeft alle maatregelen voortvarend opgepakt en geïmplementeerd.
Bent u nog steeds van mening dat het niet wenselijk is de Kamer te informeren over onttrekkingen en ontsnappingen die vanuit de Rooyse Wissel plaatsvinden zoals de Kamer ook in dit geval enkel via de media en niet via u hierover is geïnformeerd?5
Mijn voorganger heeft hierover in september 2014 met de Kamer van gedachten gewisseld naar aanleiding van de motie van de heer Oskam. Afgezet tegen het totale aantal van circa 70.000 gepraktiseerde verlofbewegingen, vormen de 38 ongeoorloofde afwezigheden en de afwezigheid van ontvluchtingen uit klinieken in 2014, geen aanleiding om een ander standpunt in te nemen.
De huisvuilinzameling in de binnenvaart |
|
Farshad Bashir |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Hoeveel abonnementen voor het huisafval zijn er inmiddels afgesloten in de binnenvaart? Bent u tevreden met dit aantal?
Er zijn (per 5 maart 2015) 397 abonnementen uitgegeven voor huisafval, en daarbij nog 37 abonnementen alleen voor Klein Gevaarlijk Afval (KGA).
In het Algemeen Overleg Scheepvaart op 10 juni 2014 heb ik u toegezegd het systeem na 2 jaar te evalueren, om het de kans te geven te stabiliseren.
Wat is de reden dat het aantal afvalcontainers voor de binnenvaart sinds de invoering van het abonnement drastisch is afgenomen?
Zoals ik reeds heb aangegeven in mijn brief aan uw Kamer d.d. 19 mei 2014 (Tweede Kamer 31 409, nr. 60) heeft Rijkswaterstaat bij het vaststellen van het inzamelnetwerk – in overleg met de binnenvaartbrancheorganisaties – een afweging gemaakt tussen enerzijds de kosten en anderzijds de wens tot een voldoende dekkend netwerk. De afvalcontainers zijn per 1 juli 2014 beter verdeeld over Nederland en het aantal containers is uitgebreid van initieel 25 tot 35.
Het inzamelen en verwerken van afval is helaas een dure aangelegenheid. Een uitgebreider inzamelnetwerk zou een hoger tarief voor het abonnement betekenen.
Wat is de reden dat in sluizen niet bij elke kolk alle containers beschikbaar zijn om het vuil gescheiden aan te bieden?
Ook hiervoor geldt dat een afweging is gemaakt tussen enerzijds de kosten en anderzijds de wens tot een voldoende dekkend netwerk. In samenspraak met de binnenvaartbrancheorganisaties is ervoor gekozen om op 10 locaties gescheiden inzameling mogelijk te maken, om de abonnementskosten binnen de perken te houden.
Vindt u het normaal dat een schipper nu de halve sluis door moet lopen en steile trappen moet beklimmen om met een vuilniszak de afvalcontainer te bereiken? Vindt u de geboden service in verhouding staan met de kosten voor het huisafval?
Ook vóór de instelling van het vrijwillig abonnement stonden er containers op sluizen. De situatie is wat betreft de plaatsing van de containers niet anders dan voorheen. Destijds is nooit gebleken dat de beschreven situatie als problematisch werd gezien.
Stichting Afvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB) heeft recent in opdracht van RWS aan de huidige abonnementhouders de vraag gesteld of zij wijzigingen wensen in het netwerk. Daarbij kunnen zij ook aangeven of containers op een onhandige of slecht bereikbare plek staan, dit kan dan eventueel gewijzigd worden.
Nog recentelijk is op verzoek van de binnenvaartbrancheorganisaties een onderzoek uitgevoerd door de Vereniging van Nederlandse Gemeenten. Daaruit is gebleken dat de kosten van inzameling van afval van de binnenvaart in Nederland liggen op een vergelijkbaar niveau met de gemiddelde gemeentelijke afvalstoffenheffing en dat het onwaarschijnlijk is dat gemeenten de inzameling van scheepsafvalstoffen structureel tegen significant lagere kosten kunnen uitvoeren.
Klopt het dat men in België maatregelen gaat nemen om te voorkomen dat Nederlandse schippers massaal hun huisvuil daar aanbieden? Zo ja, wat vindt u hiervan?
Mij is niet bekend dat België maatregelen neemt tegen het aanbieden van overig bedrijfsafval specifiek door Nederlandse schippers.
Wel is op een aantal plekken in België een toename te merken in de afgifte van huisvuil.
Dat is voor de België reden om te onderzoeken op welke wijze een adequate service kan worden blijven geleverd waarbij men het principe «de vervuiler betaalt» hanteert, zoals dat in het CDNI Verdrag is afgesproken.
Zijn er bij Rijkswaterstaat klachten bekend van binnenvaartschippers over de huisvuilinzameling? Zo ja, om wat voor klachten gaat het, om hoeveel klachten gaat het en wat is er met deze klachten gedaan?
Bij de informatielijn van Rijkswaterstaat zijn rond de invoering van het abonnementensysteem (1 november 2013) en rond de aanpassing van het systeem en het netwerk (1 juli 2014) een aantal vragen en klachten binnengekomen. Sinds het najaar van 2014 komen er vrijwel geen meldingen meer binnen.
In de periode van 1 november 2013 tot 1 maart 2015 zijn er in totaal circa 40 informatieverzoeken binnengekomen. Deze vragen gingen met name over de locaties van de inzamelpunten. Ook waren er enkele vragen over de achtergrond van het nieuwe beleid. Aan de vraagstellers is de gevraagde informatie gegeven.
Daarnaast zijn er circa 55 klachten binnengekomen, voor het overgrote deel in het eerste half jaar na de invoering per 1 november 2013. De klachten gingen met name over het verminderen van het aantal inzamelpunten. Ook gaf men soms aan niet te willen betalen voor de inzameling van afval. Aan deze melders is de achtergrond van de maatregelen en de vrijblijvendheid van het afnemen van een abonnement uitgelegd.
Klopt het dat wanneer een binnenvaartschipper een klacht heeft over het al dan niet naleven van het Scheepafvalstoffenverdrag (CDNI), hij deze alleen bij de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) kan indienen?
Nee, dat klopt niet. De CCR is niet verantwoordelijk voor het afvalstoffenverdrag. Het CDNI (Convention relative à la collecte, au dépôt et à la réception des Déchets survenant en Navigation rhénane et Intérieure) is een apart verdrag van 6 landen, te weten België, Duitsland, Frankrijk, Luxemburg, Zwitserland en Nederland. Het CDNI wordt bestuurd door de Conferentie van Verdragsluitende Partijen (CVP).
Een klacht over de implementatie van het afvalstoffenverdrag moet bij de CVP worden ingediend. Het CDNI kent echter geen individueel klachtrecht. Om die reden worden klachten terugverwezen naar de lidstaten. Ik vind dit ongewenst, en ben dan ook bereid de instelling van een individueel klachtrecht in de CVP te agenderen.
Kunt u aangeven waarom de CCR een eerdere klacht van de Algemene Schippers Vereniging (ASV) in dit kader niet ontvankelijk heeft verklaard?1
Zie het antwoord op vraag 7.
Bent u ervan op de hoogte dat veel binnenvaartondernemers met hun gezin niet alleen op het binnenvaartschip verblijven, maar ook thuis?
Ja, daar ben ik van op de hoogte.
Klopt het dat deze gezinnen zowel moeten betalen voor huisvuilinzameling in hun gemeente als op het schip middels het huisvuilabonnement?
Ieder huishouden in Nederland betaalt afvalstoffenheffing in de gemeente waarin men woont. Eigenaren van een tweede huis betalen daarnaast ook in de gemeente waarin dat tweede huis staat. Ondernemers betalen reinigingsrechten voor het zakelijke adres.
Voor de inzameling van overig scheepsbedrijfsafval (waaronder huisvuil) vanaf het schip kan een vrijwillig huisvuilabonnement afgesloten worden. Men kan er echter ook voor kiezen zijn huisvuil op een andere wijze af te voeren en ervoor te betalen via haven- of liggelden. Het afsluiten van een abonnement om langs de Rijksvaarwegen afval te kunnen afgeven, is niet verplicht. Het is een aanvullende dienst, die voorheen gratis was maar waarvoor men nu moet betalen.
Deelt u de mening dat een binnenvaartfamilie niet significant meer huisvuil produceert dan een gemiddeld gezin? Zo ja, waarom moet er dan dubbel belasting betaald worden?
Ik heb geen reden om aan te nemen dat een binnenvaartfamilie meer huisvuil produceert dan een gemiddeld gezin. Het gaat hier echter om betaling voor verschillende diensten, zie ook het antwoord op vraag 10. Hoeveel men uiteindelijk betaalt voor de inzameling van zijn huisvuil is afhankelijk van de manier waarop de gemeente zijn afvalstoffenheffing heeft vormgegeven (vast bedrag per huishouden of naar hoeveelheid afval), en of men wel of niet gekozen heeft voor een huisvuilabonnement. Bij dit laatste heeft men ook nog de keuze tussen een klein, middel of groot abonnement, naar gelang de behoefte.
Wat is de reden dat u het huisvuil op een schip onder bedrijfsafval schaart?
Het CDNI heeft huisvuil gedefinieerd als «overig scheepsbedrijfsafval». Ik heb mij daaraan te houden bij de implementatie van het verdrag.
Overigens wil ik opmerken dat in de Nederlandse milieuwetgeving alle afval van ondernemingen aangemerkt wordt als bedrijfsafval, ook als dit naar zijn aard te vergelijken is met huishoudelijk afval (zoals bijvoorbeeld bij kantoren). Het CDNI maakt op dit punt dus dezelfde keuze als de Nederlandse wetgever.
Deelt u de mening dat wanneer hier sprake is van bedrijfsafval, de aanschaf van de producten die tot afval geleid hebben ook onder bedrijfskosten valt en daarmee de btw aftrekbaar dient te zijn als voorbelasting en de kosten aftrekbaar van de winst? Zo nee, waarom niet?
Een binnenvaartschipper die kwalificeert als btw-ondernemer heeft recht op aftrek van voorbelasting als hij de door hem aangeschafte goederen en diensten gebruikt voor met btw belaste handelingen. Dit volgt uit de Europese BTW-Richtlijn en de Wet op de omzetbelasting 1968. De kwalificatie «bedrijfsafval» is voor het bepalen van de omvang van het recht op aftrek van voorbelasting irrelevant.
Een binnenvaartschipper die kwalificeert als ondernemer voor de inkomstenbelasting of vennootschapsbelasting, kan kosten in aftrek brengen die drukken op de baten die hij realiseert met het drijven van de onderneming. Of de in de vraag genoemde kosten kwalificeren als dergelijke kosten, is afhankelijk van de feiten en omstandigheden. Wellicht ten overvloede wijs ik er in dit kader op dat voor de schipper zelf of een belangenvereniging de mogelijkheid openstaat om over de uitwerking in een concrete casus met de Belastingdienst in overleg te treden. De kwalificatie van huisafval als «bedrijfsafval» onder het Scheepafvalstoffenverdrag is bij die beoordeling in ieder geval niet doorslaggevend.
Het artikel 'Ouderen in problemen door budgetpolis' |
|
Henk Krol (50PLUS) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Ouderen in problemen door budgetpolis»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het signaal van de Landelijke Huisartsenvereniging dat veel (met name) ouderen met een budgetpolis in de problemen komen, doordat zij hun medicijnen in de praktijk eigenlijk alleen nog maar via internet kunnen bestellen, aangezien er geen gecontracteerde apothekers in de directe omgeving zijn?
Inmiddels zijn er twaalf budgetpolissen op de markt. Deze polissen kunnen de verplichting inhouden dat geneesmiddelen of hulpmiddelen alleen via internet zijn te bestellen. Zo kunnen bij een aantal budgetpolissen herhaalrecepten alleen worden besteld via een internetapotheek. Medicijnen via internet bestellen voor mensen die niet goed overweg kunnen met internet kan lastig zijn. Het is daarom van belang dat verzekerden die kiezen voor een budgetpolis (die overigens vaak ook via internet afgesloten wordt), zich op de hoogte stellen van eventuele consequenties van het afsluiten van een budgetpolis. Daarnaast hebben zorgverzekeraars de verplichting verzekerden goed te informeren over hun polis. De NZa ziet hier op toe.
In mijn brief Kwaliteit loont en in mijn brief van 27 februari jl. (Kamerstukken 2014–15, 29 689, nr. 590) heb ik aangegeven dat NZa extra onderzoek doet naar de budgetpolis in relatie tot de zorgplicht en in relatie tot het inkopen op kwaliteit of prijs. De NZa verwacht de uitkomst van het onderzoek in het voorjaar van 2015 af te ronden.
Hoe beoordeelt u dit bericht in het licht van de recent door UnieKBO geconstateerde cijfers dat ca. 600.000 ouderen niet op internet actief (kunnen) zijn?
Bij het aangaan van een verzekering hebben verzekeraars en verzekerden hierin ieder hun eigen verantwoordelijkheid. De verzekerde moet zich voordat hij een bepaalde polis afsluit goed informeren over de inhoud van de polis en de polisvoorwaarden waaronder mede begrepen de wijze waarop de rechten en verplichtingen die voortvloeien uit de verzekeringsrelatie tot gelding worden gebracht. Dat betekent ook dat de verzekerde zich ervan moet vergewissen of van het internet gebruik moet worden gemaakt voor het uitoefenen van zijn rechten onder zijn verzekering. Overigens worden veel budgetpolissen ook via internet afgesloten.
Hoe beoordeelt u het bericht dat dit probleem vooral buiten grotere steden speelt, aangezien daar veel minder apotheken gecontracteerd zijn door zorgverzekeraars, waardoor deze met name voor minder mobiele ouderen moeilijk bereikbaar zijn?
Een zorgverzekeraar die zorg in natura levert moet voor de verzekerden die kiezen voor de budgetpolis voldoende zorg hebben ingekocht om aan zijn zorgplicht te kunnen voldoen: binnen redelijke afstand en redelijke termijn. Bovendien voorzien in beginsel alle apotheken erin dat medicijnen thuisbezorgd worden wanneer de arts of de apotheker beoordeelt dat dit noodzakelijk is in verband met medische en/of sociale redenen.
Deelt u de constatering dat dit een gevaarlijke ontwikkeling betreft voor ouderen of chronisch zieken die vanwege hun laag inkomen noodgedwongen een goedkope polis hebben afgesloten, die medicijnen nodig hebben en weinig mobiel zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, deze constatering deel ik niet. Ook mensen met een laag inkomen kunnen een gewone naturapolis afsluiten. Via de zorgtoeslag worden zij immers grotendeels gecompenseerd voor de kosten van de polis.
Bent u bereid verzekeraars nogmaals te wijzen op het belang van duidelijke communicatie naar de cliënt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 aangeef, hebben zorgverzekeraars de verplichting om verzekerden goed te informeren over de polis.
In de in het antwoord op vraag 2 genoemde brieven Kwaliteit loont en de brief van 27 februari jl. gaf ik ook aan dat naast de vraag of zorgverzekeraars met alle budgetpolissen voldoen aan hun zorgplicht, de NZa ook zal beoordelen of zorgverzekeraars de verzekerden voldoende informeren over de voor- en nadelen van een budgetpolis en of aanscherping van de NZa-beleidsregel «informatieverstrekking ziektekosten-verzekeraars en volmachten 2014» voor 2016 noodzakelijk is. Indien nodig zal de NZa deze beleidsregel in de loop van 2015 aanpassen. Dit past in mijn streven om verzekerden meer inzicht te bieden in de inhoud van de polis.
In mijn brief van 2 maart jl. waarin ik het jaar 2015 heb uitgeroepen tot het jaar van de transparantie, heb ik dat nog eens bevestigd door aan te geven dat onder transparantie mede moet worden verstaan het verstrekken van helderheid over de verschillende polissen.
Het sluiten van politiebureaus |
|
Nine Kooiman |
|
Opstelten (VVD) |
|
Kunt u aangeven hoeveel locaties uit het overzicht huisvesting basisteams, nieuwe locaties zijn? Kunt u dit uitsplitsen naar teambureaus, tweede teambureaus, grote steunpunten en kleine steunpunten?1 2
De locatielijst d.d. 28 november 2014 zoals die op 23 februari jl.3 aan uw Kamer is toegezonden geeft een beeld van de huisvestingssituatie van de basisteams in 2025. Naar deze situatie wordt de komende tien jaar geleidelijk toegewerkt. Dit betreft een proces waarbij in overleg met het gezag gekeken is naar een zo efficiënt mogelijk gebruik van locaties. Uitgangspunt daarbij is zoveel mogelijk gebruik te maken van bestaande locaties waardoor er in mindere mate sprake zal zijn van nieuwe locaties. Voortschrijdend inzicht kan in afstemming met het gezag nog leiden tot kleine wijzigingen in de locatielijst voor de huisvesting van de basisteams. Ten aanzien van enkele locaties is nu nog niet bekend welke bestemming zij zullen krijgen. Het kan zijn dat een bestaande locatie wordt ingezet als teambureau, 2de teambureau, groot- of klein steunpunt maar ook een geheel nieuwe locatie in de betreffende plaats is mogelijk. Ook kunnen locaties die nu in gebruik zijn voor basisteams ingezet worden als huisvesting voor andere onderdelen van de politie. De locatie blijft dan bij de politie in gebruik maar zal niet langer een publieksfunctie hebben.
Kunt u per politie-eenheid een overzicht geven welke politiebureaus sluiten? Kunt u daarbij per locatie aangeven wat de functie van die locatie is?
Zoals ik in eerdere brieven heb aangegeven verandert de wijze van dienstverlening door de politie de komende jaren geleidelijk meer en meer zal de politie op straat en op locatie werken, en meer en meer zal de burger de politie langs andere wegen dan alleen via een bezoek aan het politiebureau kunnen bereiken. Dat betekent ook een heroriëntatie op de functie, spreiding en gebruik van politiebureaus. Die zal er toe leiden dat in 2025 circa 200 van de huidige fysieke locaties niet meer nodig zullen zijn. Omdat het om een geleidelijk proces gaat en omdat de andere wijzen van dienstverlening eerst voldoende geborgd moeten zijn, kan nu nog niet van alle locaties exact worden aangegeven wanneer deze gaan sluiten en kunnen of zullen worden afgestoten. Een en ander zal per locatie worden bekeken in nauwe afstemming met het lokale gezag en de medezeggenschap.
Kunt u een overzicht geven welke politiebureaus van een volwaardige locatie worden afgebouwd naar een tweede teambureau, een groot steunpunt of een klein steunpunt?
In bijlage 14, een lijst met alle geplande nieuwe locaties, treft u een drietal overzichten per regionale eenheid:
Kunt u de informatie uit de voorgaande vragen per politie-eenheid intekenen op een overzichtelijke kaart?
Zie voor de kaarten per regionale eenheid, bijlage 2.5
Kunt u op politie-eenheid-niveau per locatie aangeven wat het sluiten dan wel afbouwen van locaties betekent voor de aanrijtijden? Zo nee, waarom niet?
Het geleidelijk sluiten van locaties heeft, ook op het platteland, geen gevolgen voor de aanrijtijden van de politie. Bij de keuze van de huisvestingslocaties voor de basisteams van de politie is ook naar dit aspect vanzelfsprekend goed gekeken door het lokale gezag en de politie. De circa 100 grotere steunpunten fungeren als ondersteuningslocatie en als uitvalsbasis voor een deel van het basisteam.
Van belang is ook dat de politie een groot deel van de tijd surveilleert en dus niet op het politiebureau zit. Voor de aanrijtijden is daarom niet alleen de locatie van het teambureau of het politiesteunpunt van belang, maar ook de plaats waar de politiesurveillance zich op het moment van de oproep bevindt
Kunt u per locatie aangeven die wordt gesloten dan wel wordt afgebouwd, hoe de burgemeester van de gemeente waarin deze locatie is gevestigd denkt over deze maatregel? Zo nee, waarom niet?
De keuze voor de locaties van de bureaus is gemaakt in nauwe samenspraak met het lokaal gezag; dat heeft immers het beste inzicht wat er lokaal nodig is. Voorafgaand aan het vaststellen van de locaties voor de basisteams is een zorgvuldig proces doorlopen dat heeft geleid tot een door het gezag gedragen locatiekeuze. Dat proces bestond eruit dat door de regionale politie-eenheid een voorzet is gedaan voor de locaties voor huisvesting van de basisteams. Dit is vervolgens besproken met de burgemeesters in de eenheid. Daar waar gewenst zijn nog aanpassingen gedaan om tegemoet te komen aan wensen van het gezag. Dat geldt ook voor de in een aantal gevallen benodigde nieuw- of verbouw van bureaus en steunpunten. De politie heeft op deze manier per eenheid een met de betrokken regioburgemeester en het gezag overeengekomen voorstel gemaakt. In het artikel 19 overleg van 8 december jl., waarin mijn ambtsvoorganger met de tien regioburgemeesters, de voorzitter van het College van Procureurs-Generaal en de korpschef heeft overlegd, hebben deze voorstellen voorgelegen, waarna mijn ambtsvoorganger de locaties heeft vastgesteld6.
Kunt u voor de tweede teambureaus, de kleine steunpunten en de grote steunpunten afzonderlijk aangeven hoe ruim de openingstijden zullen zijn? Kunt u wanneer dit nog niet exact bekend is een indicatie geven?
De openingstijden van deze locaties zullen in nauwe afstemming met het lokaal gezag worden vastgesteld waarbij aspecten als toegankelijkheid en veiligheid zorgvuldig worden meegewogen.
Kunt u deze vragen elk afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Het doen van belastingaangifte door mensen met psychi(atri)sche, maatschappelijke en verslavingsproblemen |
|
Astrid Oosenbrug (PvdA), Ed Groot (PvdA) |
|
Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Problemen bij belastingaangifte»1 en de brief van Stichting Door en Voor daarover2?
Ja, ik ken het bericht «Problemen bij belastingaangifte» en de brief van Stichting Door en Voor daarover.
Is het waar dat vanwege het afschaffen van de elektronische handtekening bij het doen van belastingaangifte het voor anderen, waaronder de genoemde stichting, moeilijker is geworden om kwetsbare burgers die daartoe niet zelf in staat zijn te helpen bij hun belastingaangifte? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Uit overwegingen van veiligheid heeft de Belastingdienst besloten niet langer de mogelijkheid te bieden door middel van een pincode de belastingaangifte te ondertekenen. Voor een aantal zogeheten maatschappelijke intermediairs is voor de belastingaangiften over 2012 en 2013 nog een uitzondering gemaakt, waarbij onder voorwaarden een pincode ter beschikking is gesteld. Daarbij is telkens aangegeven dat sprake was van een overgangssituatie omdat de mogelijkheid van het aangifteprogramma met pincode gebruik te maken definitief werd uitgefaseerd. Maatschappelijke intermediairs zijn vanuit de Belastingdienst vorig jaar ook nog actief met deze mededeling benaderd; bij die gesprekken zijn ook de beschikbare alternatieven geschetst. Het beeld is op dit moment als volgt:
Er zijn organisaties die kiezen voor een oplossing met commerciële software met een ingebouwd certificaat. De kosten hierbij zijn vaak gestaffeld afhankelijk van het aantal aangiften.
Er zijn organisaties die kiezen voor een oplossing met DigiD en machtigen. Aan DigiD en machtigen zijn geen kosten verbonden.
Er zijn organisaties die de burger zelf «aan het toetsenbord laten zitten», burger logt zelf in, invuller vult aangifte in, burger ondertekent zelf. Omdat er zelf aangifte wordt gedaan, brengt deze oplossing geen extra kosten met zich mee.
Er zijn organisaties die kiezen voor een oplossing met E-Herkennen en machtigen. De kosten bestaan uit een vast bedrag en een bedrag per invuller.
Er zijn organisaties die samenwerking zoeken met andere organisaties die een van de bovenstaande oplossingen gebruiken.
Er zijn organisaties die stoppen met de service en doorverwijzen naar andere organisaties.
Waar nodig zijn organisaties geholpen bij de implementatie van de door hen gekozen oplossing, bijvoorbeeld door ze enkele dagen te begeleiden in het gebruik van het door hen gekozen alternatief. Een dergelijk aanbod geldt uiteraard ook voor de Stichting Door en Voor.
Deelt u de mening van de Stichting Door en Voor dat het aanvragen van DigiD-codes voor honderden mensen praktisch niet haalbaar is en bovendien onwenselijk om privacy redenen? Zo nee, waarom niet?
DigiD-codes kunnen alleen worden aangevraagd door de burger zelf. Het aanvragen van «honderden» DigiD-codes door een maatschappelijk intermediair is dus niet mogelijk en zeker niet gewenst. Er zijn, zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven, andere mogelijkheden waardoor hulp geboden kan worden aan mensen die niet zelf in staat zijn aangifte te doen of om een DigiD-code aan te vragen.
Zijn u meer signalen bekend dat sinds het doen van belastingaangifte met een elektronische handtekening niet meer kan, kwetsbare burgers problemen hebben met het doen van aangifte? Zo ja, waar bestaan die signalen uit en hoeveel burgers betreft het naar schatting? Zo nee, bent u bereid zich in deze problematiek te verdiepen en de Kamer daarover op korte termijn te rapporteren?
Er zijn andere partijen geweest die aangegeven hebben een probleem te hebben. Deze partijen zijn zoals in antwoord op vraag 2 is aangegeven, gewezen op de beschikbare alternatieven en waar nodig geholpen bij de implementatie van de door hen gekozen oplossing.
Ziet ook u de problemen die de genoemde stichting in haar brief schetst namelijk dat het doen van aangifte via DigiD voor deze groep te gecompliceerd is en dat professionele hulp niet altijd betaalbaar is? Zo ja, wat gaat u doen om deze groep te helpen bij het doen van aangifte en op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom ziet u die problemen niet?
Zoals in het antwoord op vraag 2 is aangegeven zijn er verschillende mogelijkheden om als maatschappelijk intermediair belastingaangifte te doen voor een burger die dat niet zelf kan en die ook niet zelf een DigiD kan aanvragen. Bovendien is er de Hulp bij Aangifte die door de Belastingdienst zelf wordt geboden. Voor de in de vraag bedoelde groep zijn er naar mijn oordeel voldoende mogelijkheden om (gratis) hulp te krijgen bij het doen van de belastingaangifte.