De (tussen)uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin zij oordeelt dat een afgekocht pensioen niet in mindering gebracht wordt op de partnertoeslag AOW |
|
Enneüs Heerma (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de (tussen)uitspraak van de Centrale Raad van Beroep, waarin hij oordeelt dat een afgekocht pensioen niet in mindering gebracht wordt op de partnertoeslag AOW?1
Ik heb kennisgenomen van de negen tussenuitspraken van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) op 19 december jl. De CRvB heeft geoordeeld dat de Sociale verzekeringsbank (SVB) op zich correct heeft gehandeld door een afkoopsom klein pensioen te korten op de AOW-partnertoeslag en de Anw-uitkering, omdat het Algemeen Inkomensbesluit sociale zekerheidswetten (Inkomensbesluit) pensioen aanmerkt als in aanmerking te nemen inkomen. De CRvB heeft vervolgens geoordeeld dat de manier waarop de SVB de afkoopsom klein pensioen heeft gekort in deze specifieke gevallen tot een onredelijk resultaat heeft geleid. De uitspraken van de CRvB laten nog altijd ruimte om de afkoopsom van een klein pensioen op andere wijzen te korten op onder meer de AOW-partnertoeslag en Anw-uitkering (bijvoorbeeld door de korting te spreiden over een langere periode).
Herinnert u zich dat op u 13 februari aan de Kamer geschreven heeft dat korting naar de toekomst toe niet meer zal plaatsvinden?2
In mijn brief van 13 februari jl. heb ik aangegeven dat korting niet in lijn ligt met de bedoeling van het amendement Vermeij c.s.3 Belanghebbenden mogen geen financiële nadelen ondervinden als zij een afkoopsom van een klein pensioen ontvangen. In lijn met die bedoeling ben ik thans bezig het Inkomensbesluit aan te passen en te regelen dat een afkoopsom van een klein pensioen volledig wordt vrijgelaten bij onder meer de partnertoeslag AOW en Anw-uitkering. Omdat de uitspraak van de CRvB de uitvoering noopte tot het aanleggen van een redelijkheidstoets in ieder voorkomend geval dat de afkoopsom van een klein pensioen voor korting in aanmerking komt, gaat de beoogde wijziging in op 1 december 2014, zijnde de eerste dag van de maand waarin de uitspraak van de CRvB plaatsvond.
Heeft u kennisgenomen van de passage in voornoemde uitspraak: «4.4. Zoals de Raad al in een aantal uitspraken (ECLI:NL:CRVB:2003:AF8845, ECLI:NL:CRVB:2011:BP2458; ECLI:NL:CRvB:2012:BX3329) in het kader van achtereenvolgende bijstandswetten heeft geoordeeld, moet de afkoopsom van een ouderdomspensioen in de zin van de Pensioenwet geacht worden bestemd te zijn voor de periode na het bereiken van de pensioengerechtigde leeftijd. Een pensioen is immers bedoeld als aanvulling op het AOW-pensioen.»?
Ik heb kennis genomen van bovengenoemde passage. Ik lees niet dat het al tien jaar staand beleid is dat een afgekocht pensioen bedoeld is als inkomen na de AOW-leeftijd. In de tussenuitspraak van de CRvB wordt uiteengezet dat de rechtbank de SVB terecht heeft gevolgd in het standpunt dat de afkoopsom aangemerkt moet worden als inkomen in verband met arbeid als bedoeld in de AOW en het Inkomensbesluit AOW 19964 en dat deze inkomsten in beginsel verrekend dienen te worden met de partnertoeslag. Partijen verschillen echter van mening over de vraag of de verrekening leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat. Gesteund door recente ontwikkelingen komt de rechter in de negen tussenuitspraken tot de conclusie dat het volledig toerekenen van een afkoopsom aan een maand gelegen voor het bereiken van de pensioen-leeftijd leidt tot een kennelijk onredelijk resultaat. De CRvB stelt tegelijkertijd vast dat het tot de bevoegdheid van de SVB behoort om te besluiten op welke andere wijze het inkomen kan worden bepaald. Hiermee staat dus niet vast dat het al tien jaar staand beleid is dat een afgekocht pensioen bedoeld is als inkomen na de AOW-leeftijd en als gevolg daarvan niet verrekend zou mogen worden met inkomensafhankelijke uitkeringen zoals de AOW-partnertoeslag. Anders dan de aangehaalde uitspraken over de bijstand laat de rechter namelijk nu in het midden welk vervolg zou moeten worden gegeven aan de uitspraak. De CRvB geeft aan niet zelf in de zaak te zullen voorzien en bevestigt dat het aan de SVB is om te besluiten op welke andere wijze het inkomen wordt bepaald (bijvoorbeeld door de korting te spreiden over een langere periode).
Leest u dat de Centrale Raad eigenlijk zegt dat het al tien jaar staand beleid is dat een afgekocht pensioen bedoeld is als inkomen na de AOW leeftijd?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) over deze uitspraak nog steeds de zeer zuinige opmerking op de website heeft staan: «De Centrale Raad van Beroep heeft op 19 december 2014 uitspraak gedaan over het in mindering brengen van een afkoopsom van een pensioen op de AOW-toeslag. Wij bestuderen de uitspraak momenteel. Zodra we een standpunt hebben bepaald, informeren we u via onze website.»?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de volgende passage op de website, waarbij de SVB aankondigt iedereen die niet tijdig bezwaar en/of beroep heeft aangetekend, onmiddellijk af te wijzen? «In de volgende situatie krijgt u van ons een nabetaling: In de volgende situatie krijgt u géén nabetaling: Verzoeken om alsnog terug te komen op onze beslissing wijzen wij af, omdat u niet in bezwaar of (hoger) beroep bent gegaan. Volgens de wet is de beslissing dan definitief geworden.»3
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel kost het om in beroep te gaan (griffierecht en het inhuren van juridisch advies) en staan die kosten werkelijk in verhouding tot de mogelijke opbrengsten?
Het instellen van beroep kost in beginsel geld. De precieze kosten van beroep zullen echter van geval tot geval verschillen. Het griffierecht voor natuurlijke personen met betrekking tot een uitkeringszaak bedraagt bij de rechtbank € 45,– en bij de CRvB € 167,–. Als het beroep gegrond wordt verklaard moet het bestuursorgaan (SVB of UWV) het betaalde griffierecht terugbetalen.
In het bestuursrecht is geen verplichte procesvertegenwoordiging. Dit betekent dat men geen advocaat hoeft in te schakelen om in bezwaar en beroep te gaan. Mocht men besluiten om juridisch advies in te winnen bij een advocaat dan dient men rekening te houden met het gegeven dat een advocaat zelf zijn tarieven bepaalt. Overigens geldt ook hier dat als een beroep gegrond wordt verklaard er op grond van het Besluit proceskosten bestuurrecht een proceskostenvergoeding plaatsvindt. Wie een laag inkomen heeft, krijgt mogelijk op grond van gesubsidieerde rechtsbijstand een vergoeding voor de kosten van een advocaat toegevoegd.
Welke klachten zou de regering gehad hebben met overbelasting van de rechtspraak indien meer dan 5.000 mensen in beroep gegaan waren bij de rechtbank?
Het recht op toegang tot de rechter is een essentieel onderdeel van de democratische rechtsstaat. De Algemene wet bestuursrecht geeft door middel van algemene regels voor bezwaar en (hoger) beroep handen en voeten aan de rechtsbescherming. Dit is een groot goed. Ondanks dat het niet bekend is welke klachten het kabinet zou hebben gehad met betrekking tot overbelasting van de rechtspraak indien 5.000 mensen in beroep zouden zijn gegaan wil ik wel benadrukken dat klachten over overbelasting van de rechtspraak nooit als rechtvaardiging kunnen dienen om afbreuk te doen aan de rechtsbescherming van de burger.
Overigens is als gevolg van de werkwijze van de uitvoering overbelasting van de rechtspraak nimmer aan de orde geweest. Nadat in maart 2014 een aantal media aandacht besteedt aan de afkoop van een klein pensioen en de gevolgen daarvan voor de partnertoeslag AOW plaatst de SVB op haar website een bericht met informatie. Het advies aan klanten is om in overleg te treden met hun pensioenfonds over het moment van uitbetaling en desnoods in bezwaar te gaan bij de SVB in afwachting van een definitief gerechtelijk oordeel. Vanaf dat moment worden bezwaar- en beroepszaken ook aangehouden in afwachting van een definitief oordeel van de CRvB.
Bent u bereid om eenmalig personen tegemoet te komen wiens pensioen in de afgelopen vijf jaar is afgekocht en die daardoor een korting hebben ondergaan op de AOW partnertoeslag, aangezien
Nee, zoals ik mijn antwoord op vraag 2 heb aangegeven ben ik thans bezig met aanpassing van het Inkomensbesluit omdat gehele of gedeeltelijk korting van de afkoopsom klein pensioen niet in lijn ligt met de bedoeling van het amendement Vermeij c.s. Het betreft een nieuwe regeling die niet geldt voor burgers waarvan het besluit onder een ander geldend recht is vastgesteld en waarbij er inmiddels sprake is van een rechtens onaantastbaar besluit. Het is ongebruikelijk en ongewenst om af te wijken van het beginsel van formele rechtskracht. Het alsnog in behandeling nemen van rechtens onaantastbare besluiten zou ook precedentwerking kunnen hebben voor andere situaties, ook buiten de afkoop van kleine pensioenen.
Indien u niet bereid bent deze personen tegemoet te komen, wilt u hen dan per brief uitleggen dat de pensioenfondsen, de Staatssecretaris van financiën en u elkaar de bal het afgelopen anderhalf jaar veelvuldig hebben toegespeeld en dat zij daardoor in sommige gevallen bijna hun hele pensioenaanspraak die is afgekocht, zijn kwijtgeraakt? Zo nee, aan wie ligt dit dan?
Zie antwoord vraag 9.
De Burundezen die uit vrees voor mogelijk verkiezingsgeweld naar Rwanda vluchten |
|
Roelof van Laar (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Burundezen vluchten massaal naar Rwanda»1 en «Citing political pressure, 5.000 Burundians flee to Rwanda»?2
Klopt het dat er per dag meer dan 1.000 mensen naar Rwanda vluchten uit angst voor de Imbonerakure milities, die de huidige regering steunen? Zo ja, zijn er voldoende goede opvangmogelijkheden voor deze vluchtelingen in Rwanda?
Klopt het dat door de aankomende verkiezingen er een stijging in politiek gemotiveerde bedreigingen, intimidatie en geweld ten aanzien van journalisten, mensenrechtenactivisten en politici is ontstaan? Kunt u toelichten welke rol de huidige regering en president Pierre Nkurunziza hierbij spelen?
Kunt u toelichten welke rol de politie en het leger spelen bij de groeiende spanningen in Burundi? Is het onderzoek naar de moordpartij in Cibitoke van januari jongsteleden al afgerond? Zo ja, hoe beoordeelt u de uitkomsten van dat onderzoek?
Vindt u het aannemelijk dat president Nkurunziza zich kandidaat gaat stellen voor een derde termijn als president? Zo ja, wat vindt u hier van, mede gezien het feit dat veel partijen een derde termijn zien als schending van het vredesakkoord?
Welke consequenties zouden de ontwikkelingen in Burundi, waaronder een eventuele kandidaatstelling van Nkurunziza, volgens u moeten hebben voor de bilaterale ontwikkelingsrelatie? Overweegt u opschorting van programma’s waarbij samengewerkt wordt met de Burundese overheid, in het bijzonder de programma’s gericht op de politie en het leger? Zo ja, wanneer is dit aan de orde? Zo nee, waarom niet?
Trekt Nederland samen op met de EU en andere landen om gezamenlijk te reageren in het geval het vredesakkoord wordt geschonden, bijvoorbeeld door een nieuwe kandidaatstelling van Nkurunziza?
De inhuur door gemeenten van externe bureaus op no cure no pay basis voor onderzoek naar uitkeringsfraude |
|
John Kerstens (PvdA), Astrid Oosenbrug (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van De Monitor over gemeenten die op no cure no pay basis externe bureaus inhuren voor onderzoeken naar uitkeringsfraude?1
Ja.
In welke mate maken gemeenten voor onderzoeken naar uitkeringsfraude gebruik van de constructie waarbij externe bureaus worden ingehuurd op no cure no pay basis? Wat is uw beoordeling van deze constructie? Deelt u de mening dat deze constructie een perverse prikkel met zich meebrengt die kan leiden tot de in de uitzending naar voren komende praktijken waarbij uitkeringsgerechtigden op intimiderende wijze gevolgd worden door externe bureaus die er zelf financieel belang bij hebben om fraude vast te stellen? In hoeverre zijn deze praktijken in dit kader representatief voor de wijze waarop gemeenten uitvoering geven aan onderzoeken naar uitkeringsfraude?
Ik beschik niet over informatie in welke mate gemeenten voor onderzoeken naar uitkeringsfraude gebruik maken van de constructie waarbij externe bureaus worden ingehuurd op no cure no pay basis. Ik kan dan ook niet beoordelen in hoeverre dit soort praktijken in dit kader representatief zijn voor de wijze waarop gemeenten uitvoering geven aan onderzoeken naar uitkeringsfraude. De uitvoeringspraktijk zoals die in de betreffende uitzending aan de orde is gekomen wijs ik af. De in artikel 53a van de Participatiewet neergelegde onderzoeksbevoegdheid en de in artikel 17 van genoemde wet opgenomen bevoegdheid om inlichtingen en medewerking van de bijstandsgerechtigde te verlangen, zijn bij wet opgedragen aan het college van burgemeester en wethouders. De uitoefening van deze bevoegdheden kan er immers toe leiden dat diep wordt doorgedrongen in de persoonlijke levenssfeer van de bijstandsgerechtigde.
Welke gevolgen heeft de recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep over de inhuur door gemeenten van externe bureaus op no cure no pay basis voor onderzoeken naar uitkeringsfraude?2 In hoeverre zijn gemeenten door deze uitspraak verplicht om onderzoeken naar uitkeringsfraude zelf uit te voeren? Deelt u de mening dat het uitbesteden van onderzoeken naar uitkeringsfraude aan externe bureaus op no cure no pay basis nu verboden is?
Artikel 7, vierde lid Participatiewet geeft aan dat het college de uitvoering van de Participatiewet, behoudens de vaststelling van de rechten en plichten van de belanghebbenden en de daarvoor noodzakelijke vaststelling van zijn omstandigheden, door derden kan laten verrichten. Onder derden wordt in dit verband niet verstaan personen die bijvoorbeeld via een uitzendbureau of organisatiebureau zijn ingehuurd, omdat de door hen verrichte werkzaamheden aangemerkt kunnen worden als werkzaamheden die door het bestuursorgaan zijn verricht. Indien de gemeentelijke uitvoeringsorganisatie door de structurele inzet van ingehuurde krachten feitelijk wordt ontmanteld, is er materieel sprake van niet geoorloofde uitbesteding. Uit de tekst en de wetsgeschiedenis van artikel 7, vierde lid, van de Participatiewet, valt af te leiden dat de wetgever de kerntaken van de uitvoering van de Participatiewet als uitdrukkelijke opdracht aan het college heeft geformuleerd en dat die niet kunnen worden uitbesteed aan private bedrijven. Ook blijkens de geschiedenis van de totstandkoming van de Wet Suwi is de inkomensbeschermende functie van de sociale zekerheid van groot belang geweest bij de bepaling van welke de kerntaken zijn die tot het publieke domein behoren, en is die scheiding tussen die domeinen bedoeld om die inkomensbeschermende functie te vrijwaren van commerciële beïnvloeding en belangenverstrengeling tussen private en publieke bedrijfsonderdelen, als ook om de bescherming van de privacy van uitkeringsgerechtigden te waarborgen. Tot de genoemde kerntaken moeten worden gerekend het nemen van besluiten inzake de bijstandverlening, de individuele gevalsbehandeling, de beoordeling van de aanspraak en de afweging van individuele omstandigheden, de opsporing en de verificatie en validatie van voor de bijstand relevante gegevens. De recente uitspraak van de Centrale Raad van Beroep in dit kader is geheel in lijn hiermee.
Voorts geldt dat een door de gemeente te treffen mandaatregeling er de facto niet toe mag leiden dat het «verbod van uitbesteding» wordt omzeild. Dit laat onverlet dat het college de vaststelling en beoordeling van rechten en plichten wel kan mandateren aan andere bestuursorganen, zoals het College van burgemeesters en wethouders van een andere gemeente of het UWV. De uitvoering van de wet blijft daarmee binnen het publieke domein.
In hoeverre geven gemeenten thans uitvoering aan de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep? Wat is uw beoordeling van de in de uitzending genoemde constructie waarbij medewerkers van de externe bureaus de status krijgen van «onbetaald ambtenaar» maar hun werk blijven verrichten op no cure no pay basis? In welke mate maken gemeenten gebruik van deze constructie? Kan dit volgens u gezien worden als ontwijking van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep? Zo ja, bent u bereid om op te treden tegen dergelijke ontwijking? Op welke wijze gaat u dit doen? Zo niet, waarom niet?
Zoals in antwoord 3 aangegeven mag een in het kader van artikel 7 vierde lid Participatiewet te treffen mandaatregeling er de facto niet toe leiden dat het «verbod van uitbesteding» wordt omzeild. De in de uitzending van De Monitor aan de orde zijnde constructie waarbij medewerkers van een extern privaat bureau de status krijgen van «onbetaald ambtenaar» maar hun werk blijven verrichten op no cure no pay basis, wijs ik dan ook af.
Ik zal in een volgende verzamelbrief aan gemeenten aandacht besteden aan deze problematiek. In voorkomende gevallen van niet geoorloofde uitbesteding zal ik – voor zover er sprake is van een met betrekking tot de rechtmatige uitvoering van de Participatiewet vastgestelde ernstige tekortkoming – gebruik maken van mijn bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing ex artikel 76 Participatiewet.
Bij gemeenten waarvan mij bekend is dat mogelijk sprake is van een contra legemuitvoering, zal ik informatie inwinnen over de feitelijke situatie en interveniëren indien de actuele situatie niet in overeenstemming is met het geschetste juridisch kader.
Deelt u de mening dat de inhuur van externe bureaus op no cure no pay basis voor onderzoeken naar uitkeringsfraude onwenselijk is vanwege de bij vraag 2 genoemde perverse prikkel? Deelt u de mening dat gemeenten onderzoeken naar uitkeringsfraude zelf uit moeten voeren? In welke mate wordt dit bereikt door de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep? In welke mate zijn aanvullende maatregelen van uw kant noodzakelijk om dit resultaat te bewerkstellingen? Bent u bereid om deze maatregelen te nemen? Zo ja, op welke termijn? Zo niet, waarom niet?
Voor beantwoording van deze vraag verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 2, 3 en 4.
Moderne slavernij en kinderarbeid in de kledingindustrie in India |
|
Roelof van Laar (PvdA), Kees van der Staaij (SGP), Joël Voordewind (CU) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u de recente artikelen en rapporten over slachtoffers van moderne slavernij in de Zuid-Indiase textielindustrie, waaronder het artikel «Opgesloten in de fabriek» (OneWorld, maart 2015) en artikelen in de Indiase pers over een Dalit-meisje dat onder verdachte omstandigheden opgehangen werd gevonden in een spinnerij, meisjes die uit spinnerijen zijn gevlucht en meisjes die zijn bevrijd? Kent u het recente rapport over de grote lichamelijke en psychische problemen bij tienermeisjes die onder het «Sumangali Scheme» werken?1
Ja.
Bent u van mening dat aanvullend op de inspanningen die Nederland met betrekking tot Bangladesh en Pakistan verricht om de arbeidsomstandigheden in de textielsector te verbeteren, ook de moderne slavernij in Zuid-India, waarvan circa 200.000 vrouwen en meisjes het slachtoffer zijn, urgente actie verdient van de betrokken Nederlandse bedrijven en van u en uw Europese collega’s?
De problemen die gepaard gaan met het Sumangali-systeem en andere vormen van gebonden arbeid (omstandigheden die worden gekenschetst als moderne slavernij) in de (Zuid-)Indiase textielsector hebben de aandacht van het Nederlandse bedrijfsleven en van het kabinet.
Brancheorganisatie VGT heeft mede namens brancheorganisaties MODINT en Inretail deelgenomen aan meerdere multi-stakeholders bijeenkomsten met ngo’s, internationale retailers, vakbonden en andere retailvertegenwoordigers die de problemen rond gedwongen en gebonden arbeid in Zuid-India en Tamil Nadu via een gezamenlijk initiatief, gebaseerd op de United Nation’s Guiding Principles en geïnspireerd door het Bangladesh Accord, willen aanpakken. Dit initiatief verkeert nog in een pril stadium. Zodra het initiatief vaste vormen aanneemt, zal het Ministerie van Buitenlandse Zaken bezien op welke manier dit initiatief ondersteund kan worden.
In het kader van de vormgeving van dit initiatief (en mede naar aanleiding van de recente publicaties, artikelen en incidenten) staat de Nederlandse ambassade in New Delhi in regelmatig contact met vertegenwoordigers van lokale en internationale ngo’s en bedrijven alsmede de ILO en andere internationale organisaties om na te gaan op welke manier de problematiek het meest effectief onder de aandacht kan worden gebracht en kan worden aangepakt. Door de grote politieke gevoeligheid, met name in de Indiase deelstaat Tamil Nadu, liepen verschillende eerdere pogingen tot dialoog tussen de verschillende stakeholders (waaronder de Indiase autoriteiten), o.a. onder leiding van de ILO, op niets uit.
Wat is de uitkomst van het overleg met de brancheorganisaties VGT, Modint en Inretail2 over het vergroten van de betrokkenheid bij onder meer de werkgroep «gebonden arbeid» onder het Plan van Aanpak? Welke bedrijven zijn inmiddels aangesloten en welke activiteiten worden ondernomen? Welke stappen onderneemt u zelf om een actieve aanpak van de betrokken bedrijven te vergroten?
Op dit moment nemen O’Neill en branchevereniging VGT (mede namens Modint en InRetail) actief deel aan de werkgroep «gebonden arbeid» waarbinnen wordt overlegd en meegedacht over hoe aan te sluiten bij het bovengenoemde initiatief.
Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft meegewerkt aan een brief van VGT die Nederlandse bedrijven die genoemd worden in het LIW/FNV Mondiaal rapport «Small Steps, Big Challenges» uitnodigt deel te nemen aan de werkgroep. Aangezien de genoemde bedrijven veelal kleinere spelers zijn, wordt bij het in antwoord 2 genoemde initiatief nadrukkelijk ook aandacht gevraagd voor mogelijkheden tot deelname van deze bedrijven.
Bent u bereid om het onderwerp moderne slavernij en kinderarbeid in de Zuid-Indiase textielindustrie én mogelijke oplossingen daarvoor aan de orde te stellen tijdens de door Nederland te organiseren conferentie over Maatschappelijk Verantwoord Ondernemen (MVO) en waardeketens, die voorafgaand aan het Nederlandse EU-voorzitterschap wordt georganiseerd?3
De conferentie die in Amsterdam op 7 december 2015 wordt georganiseerd, focust op wat de EU kan doen- met name in haar handels- en OS-beleid – om mondiale waardeketens te verduurzamen. De ergste mensenrechten- en milieuschendingen vinden vooral in productielanden plaats. Moderne slavernij en kinderarbeid in de textielindustrie in India is hier een voorbeeld van. Het idee is in de conferentie goede praktijkvoorbeelden aan te dragen (zoals IMVO sectorconvenanten en private sector development (PSD) initiatieven) die dergelijke mensenrechten- en milieuschendingen aanpakken in specifieke mondiale waardeketens. Als goede praktijkvoorbeelden van IMVO en PSD naar EU niveau worden opgeschaald en worden gestimuleerd in (o.a.) het EU hulp- en handelsbeleid, zorgt dat voor een evenwichtiger speelveld voor koplopersbedrijven en meer invloed op de verduurzaming van mondiale waardeketens.
Met deze insteek zijn mogelijke oplossingen voor misstanden in de keten, zoals moderne slavernij en kinderarbeid in India, automatisch onderdeel van de conferentie.
Bent u bereid deze kwestie ook voor en na de MVO-Conferentie indringend in de EU aan de orde te stellen met het oog op een mogelijk gezamenlijke aanpak met de Indiase regering?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van plan daartoe ook samenwerking met uw Franse en Duitse collega’s te zoeken, aangezien Duitsland een belangrijk sectoraal initiatief van textielbedrijven en maatschappelijke organisaties ondersteunt?4
Ja. Ook goede praktijkvoorbeelden van andere landen die naar EU-niveau zouden kunnen worden opgeschaald zijn onderdeel van de conferentie.
Bent u bereid om steun te geven aan het Europese «flagship initiative for the responsible management of the supply chain in the garment sector»en ervoor te zorgen dat dit initiatief tot concrete actie leidt, zoals onder meer is verwoord in een brief aan de Europese Commissie van onder meer de Clean Clothes Campaign en de European Coalition for Corporate Justice?5 Bent u bereid deze kwestie aan de orde te stellen tijdens de economische missie naar India die in juni 2015 staat gepland? Zo ja, kunt u de Kamer over de resultaten informeren?
Ja, ik steun het initiatief van de Europese Commissie en hoop inderdaad dat dit leidt tot concrete actie op Europees niveau. Met een aantal gelijkgezinde EU-lidstaten wordt momenteel bekeken welke gezamenlijke suggesties we daarvoor aan de commissie kunnen meegeven.
Gelijke rechten voor vrouwen en het tegengaan van kinderarbeid wereldwijd hebben mijn grote aandacht. Waar mogelijk zal ik deze thema’s tijdens de economische missie naar India bespreken. Dit past ook bij de MVO-agenda van de Indiase overheid zelf, die aansluit bij de MDG’s en zich onder andere inzet voor een gelijkwaardige positie van vrouwen en kinderrechten, mede via educatie en sanitatie. In India steunt Nederland een project van de organisatie Global March (organisatie van Nobelprijswinnaar Kailash Satyarthi) dat onder meer bestaat uit de internationale werkgroep «Parliamentarians Without Borders» bestaande uit 20 parlementariërs die zich inzetten voor de strijd tegen kinderarbeid, waaronder vijf Indiase en 1 Nederlandse (Van Laar). Tijdens mijn bezoek aan India in juni 2015 hoop ik met de Indiase parlementariërs de voortgang op de door u genoemde onderwerpen te bespreken.
Op welke manier werkt u met de ILO en de OESO samen in de aanpak van gebonden arbeid en kinderarbeid in de Indiase textielindustrie en welke resultaten zijn te melden?
De OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen leggen de standaard vast waaraan Nederlandse bedrijven moeten voldoen als ze zaken doen in het buitenland, inclusief de Indiase textielsector. Deze richtlijnen houden ook in dat bedrijven zich moeten houden aan de fundamentele arbeidsrechten zoals vastgelegd in onder andere ILO-verdrag nr. 29 over de uitbanning van gedwongen arbeid en ILO-verdragen nr. 138 en 182 met betrekking tot het verbod op kinderarbeid, waarvan de laatste twee overigens nog niet door India zijn geratificeerd.
Zowel in de ILO als daarbuiten pleit Nederland ervoor dat landen zich moeten houden aan de fundamentele arbeidsnormen, en roept Nederland deze landen op om de fundamentele arbeidsverdragen te ratificeren en vervolgens de nationale wetgeving in lijn te brengen met de desbetreffende verdragen.
Het Algemeen Preferentieel Stelsel+ (APS+) is voorts een belangrijke prikkel om landen zoals India aan te spreken op hun verplichtingen onder ILO-verdrag nr. 29, en te engageren op ILO-verdragen nr. 138 en 182. Het APS+ is een speciale regeling om duurzame ontwikkeling en goed bestuur te bevorderen. Het stimuleert landen om 27 internationale conventies te implementeren in ruil voor extra EU-handelspreferenties – met name voor textiel en kleding, plantaardige producten en bereid voedsel. De ILO-conventies 29, 138 en 182 maken onderdeel uit van het APS+.
De voornaamste partner van Nederland voor het daadwerkelijk versterken van arbeidsnormen is echter de ILO zelf. De ILO heeft in India een «Decent Work Country Programme». Een belangrijk deel van dit programma betreft samenwerking met de overheid om toepassing van de geratificeerde fundamentele ILO-verdragen, waaronder verdrag nr. 29, te verbeteren.
Ten slotte is Nederland een belangrijke donor van het Regular Budget Supplementary Account (RBSA) van de ILO, een ongeoormerkt flexibel fonds waarmee de ILO snel en naar eigen inzicht kan reageren op opkomende situaties. De ILO heeft hiermee in 2014 ook in India bijgedragen aan het verminderen van gedwongen arbeid en slavernij.
Haperende apparatuur van Gelderse ambulances |
|
Reinette Klever (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Haperende apparatuur Gelderse ambulances vervangen»?1
De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft mij geïnformeerd dat zij een melding over deze casuïstiek behandelt. Ik kan daarom niet inhoudelijk op de casus ingaan.
Vindt u het acceptabel dat ambulances al twee jaar met haperende apparatuur rondrijden?
Bij de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Gelderland-Zuid zijn intern meldingen gedaan van problemen die zich voordeden bij het gebruik van de monitoren. De fabrikant is hiervan op de hoogte. RAV Gelderland-Zuid en de fabrikant hebben de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geïnformeerd. Op dit moment behandelt de IGZ de melding over deze casuïstiek. Daarbij heeft de IGZ bij de Europese lidstaten en de FDA de vraag uitgezet of zij bekend zijn met vergelijkbare signalen over het product.
Vindt u dat de directeur van de veiligheidsregio Gelderland-Zuid verantwoordelijk gehandeld heeft?
De verantwoordelijkheid voor veiligheid van de monitoren en het verantwoorde gebruik daarvan ligt bij zowel de ambulancezorgaanbieder als de fabrikant. Het is aan de ambulancezorgaanbieder om verantwoorde zorg te leveren. Daarnaast moet de fabrikant een veilig product leveren en de prestaties van het product na het op de markt brengen volgen. Beide partijen worden op hun verantwoordelijkheden aangesproken door de inspectie. De vraag of er verantwoordelijk is gehandeld door beide partijen kan niet beantwoord worden zolang de melding in behandeling is bij de IGZ. RAV Gelderland Zuid en de fabrikant zijn met elkaar in contact om de problemen zo spoedig mogelijk op te lossen. De IGZ houdt de voortgang nauwlettend in de gaten en zal indien noodzakelijk passende maatregelen nemen.
Deelt u de mening dat haperende apparatuur de patiëntveiligheid onnodig in gevaar brengt en dat storingen direct opgelost moeten worden en niet pas na ernstige incidenten?
Zoals in vraag 3 aangegeven zijn de ambulancezorgaanbieder en de fabrikant verantwoordelijk voor de veiligheid. Op dit moment behandelt de IGZ de meldingen over deze casuïstiek en ik kan dan ook nog geen uitspraken doen over deze specifiek casus.
Bent u bereid nader te onderzoeken of de patiëntveiligheid in gevaar is of is geweest door haperende apparatuur in ambulances, niet alleen in de Gelderse veiligheidsregio maar in alle veiligheidsregio’s?
Deze vraagstelling is onderdeel van de behandeling van de meldingen door IGZ.
Eerder onderzoek op taal- en spraakproblemen bij kinderen |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het langzaam verdwijnen van het regelmatige bezoek van een logopedist van de GGD aan basisscholen om leerlingen te screenen op logopedische problemen, omdat gemeenten bezuinigen op de GGD? Welk effect heeft deze bezuiniging op het aantal leerlingen met logopedische problemen (spraakproblemen) in het basisonderwijs?1
Het is niet noodzakelijk dat een logopedist alle basisschoolleerlingen screent op logopedische problemen. In het Basispakket Jeugdgezondheidszorg (JGZ) is in het kader van vroegtijdige opsporing en preventie van specifieke stoornissen opgenomen na te gaan of sprake is van spraak- en taalstoornissen. Het basispakket JGZ is vastgelegd in de Wet publieke gezondheid. Gemeenten zijn ervoor verantwoordelijk dat het basispakket beschikbaar is en actief wordt aangeboden aan alle kinderen. Zij beleggen de uitvoering bij de jeugdgezondheidszorg (GGD’en of andere JGZ-organisaties). Wanneer twijfel bestaat over een goede spraak- en taalontwikkeling worden kinderen in overleg met de ouders en de school zo nodig doorverwezen naar een logopedist of andere zorgverlener, afhankelijk van de problematiek. Logopedie wordt vervolgens vergoed vanuit de basisverzekering. Er zijn geen gegevens bekend over het aantal leerlingen met spraakproblemen in het reguliere basisonderwijs.
Bent u het eens met de analyse dat door niet meer te screenen er meer kinderen zijn die met een logopedisch (spraak)probleem rond blijven lopen en daardoor op basisschoolleeftijd en latere leeftijd meer problemen ervaren, zoals taalachterstand eventueel resulterend in doubleren op school, communicatieproblemen, slechte verstaanbaarheid, verstoord leesproces, mogelijk dyslexie en daardoor achterstand op school, verkeerde schoolkeuzes, faalangst, emotionele problemen, blijvend stotteren, (te) laat ontdekken van gehoorproblemen en stemschade? Vindt u deze negatieve bijeffecten van de bezuinigingen op de GGD aanvaardbaar?
Ik ben van mening dat vroegtijdige signalering van problemen altijd wenselijk is. Bij deze signalering spelen verschillende partijen een belangrijke rol. Naast de jeugdgezondheidszorg (uitgevoerd door GGD’en of andere JGZ-organisaties) signaleren bijvoorbeeld ouders, huisarts of kinderopvang vaak al vroeg een probleem bij de taal- of spraakontwikkeling, voordat een kind naar school gaat.
Voor kinderen die al op school zitten, is de leraar de eerste signaleerder bij problemen. Als er sprake is van een taalachterstand door spraakstoornissen en er extra ondersteuning nodig is om het onderwijsprogramma te volgen, dan zal de school hier een passende invulling aan geven en waar nodig doorverwijzen. Als de extra begeleiding of ondersteuning onvoldoende aanslaat, kan doorverwijzing naar meer gespecialiseerde zorg plaatsvinden. Gemeenten en samenwerkingsverbanden hebben onderling afspraken gemaakt over de verbinding van onderwijs en zorg, waarbij ook preventie aan de orde kan komen.
Acht u het wenselijk dat scholen en leerlingen door de bezuinigingen in het passend onderwijs en in de zorg in de knel komen, doordat zij meer verantwoordelijkheden en specifiek de verantwoordelijkheid omtrent signalering van taal- en spraakproblemen toebedeeld hebben gekregen, maar hiervoor onvoldoende expertise hebben en/of te weinig middelen krijgen om de benodigde expertise te verkrijgen?2
De signalen over een toename van de problematiek, herken ik niet. Ook is er bij passend onderwijs geen sprake van een bezuiniging.
Het primair (en ook het voortgezet) onderwijs verzorgt goed taalonderwijs, signaleert en leidt waar nodig zorgvuldig toe naar passende onderwijsondersteuning en zorg voor jeugd. Verder faciliteert het onderwijs waar mogelijk de hulp die vanuit de gemeente (jeugdgezondheidszorg) of zorgverzekering kan worden geboden in schooltijd. Daarnaast is bij de instellingen cluster 2 veel deskundigheid aanwezig, waar scholen en samenwerkingsverbanden gebruik van kunnen maken.3 Ook voor de invoering van passend onderwijs en de nieuwe zorgwetgeving had het onderwijs al een taak bij de signalering van problemen bij leerlingen.
Bent u het eens met de conclusies uit het rapport «De waarde van logopedie», waaruit blijkt dat logopedie bij kinderen met een spraak-/taalstoornis de samenleving jaarlijks € 38 miljoen tot € 115 miljoen oplevert vanwege de besparing op de kosten voor het speciaal basisonderwijs, te weten een daling van leerlingeninstroom met 30%? Kunt u uw standpunt onderbouwen en toelichten?3
Het rapport «De waarde van logopedie» is in opdracht van de Nederlandse Vereniging voor Logopedie en Foniatrie (NVFL) door onderzoeksbureau SEO tot stand gekomen. De conclusies van het rapport komen volledig voor rekening van de onderzoekers. De onderzoekers zijn samen met de NVLF op 20 december 2012 op het Ministerie van VWS uitgenodigd om het rapport en de bevindingen toe te lichten. Uit deze toelichting heeft de Minister van VWS geconcludeerd dat als gevolg van een juiste inzet van logopedische interventies deze mogelijk op termijn tot besparingen kunnen leiden. Dit heeft Minister Schippers reeds in 2013 aan uw Kamer gecommuniceerd in de beantwoording van vragen van Kamerlid Leijten.5
Welke maatregelen gaat u nemen naar aanleiding van de noodkreet van diverse logopedisten om de screening weer een rol te geven binnen het basisonderwijs?4
Er wordt een nieuwe richtlijn voor de jeugdgezondheidszorg ontwikkeld op basis van de resultaten van verschillende onderzoeken (startdatum van deze richtlijn is 1 januari 2016). In deze richtlijn is ook aandacht voor het signaleren van spraak- en taalproblemen in het basisonderwijs. De richtlijn wordt ontwikkeld via het ZonMw-programma Richtlijnen Jeugdgezondheid.
Hoeveel logopedisten zijn er op dit moment werkzaam binnen of nabij basisscholen in Nederland? Hoeveel logopedisten waren er in de jaren 2010, 2011, 2012, 2013 en 2014 werkzaam binnen de basisscholen in Nederland?
Er zijn geen gegevens beschikbaar van het aantal logopedisten dat in dienst is bij scholen. Ook heb ik geen cijfers over het aantal logopedisten dat op deze wijze verbonden is aan een basisschool.
Kunt u toelichten hoeveel geld er binnen het budget voor passend onderwijs beschikbaar is voor de screening van logopedische problemen op basisscholen?
Er is binnen passend onderwijs geen budget voor logopedie geoormerkt. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Kunt u de Kamer informeren hoeveel behandelingen voor logopedie in het basisonderwijs in de jaren 2012, 2013 en 2014 zijn vergoed door de zorgverzekeraars? Verloopt de financiering van logopedie in het onderwijs altijd via de zorgverzekeraars of is hiervoor binnen andere budgetten, bijvoorbeeld voor passend onderwijs of sociale wijkteams, ook geld beschikbaar?
Paramedische behandeling komt in aanmerking voor vergoeding door de zorgverzekering. De behandeling kan in overleg met de school in bijzondere situaties plaatsvinden op school tijdens de onderwijsuren. Het Ministerie van VWS beschikt verder niet over specifieke gegevens over de hoeveelheid behandelingen die op scholen door zorgverzekeraars worden vergoed.
Sociale wijkteams worden bekostigd door de gemeente. Meer informatie over de mogelijke invulling van deze teams is te vinden op www.voordejeugd.nl en op de website van het Nederlands Jeugdinstituut: http://www.nji.nl/Wijkteams Zie ook het antwoord op vraag 6.
Het bericht dat ambtenaren worden verdacht van machtsmisbruik bij re-integratietrajecten en bijstandscliënten in de rol van slaaf worden geduwd |
|
Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Bijstandcliënt in rol van slaaf»?1
Het artikel in het Parool gaat over een specifieke casus inzake de integriteit van enkele ambtenaren in de gemeente Amsterdam. Ik treed niet in individuele gevallen die spelen tussen een gemeente en bijstandgerechtigden. Het Rijk heeft gezien de gedecentraliseerde verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de Participatiewet hierbij geen rol.
Het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Amsterdam heeft naar aanleiding van ingediende klachten de gang van zaken laten onderzoeken en heeft maatregelen genomen naar aanleiding van de uitkomst van het onderzoek. Het college heeft de gemeenteraad hierover geïnformeerd bij brief van 15 april jl.
Voor mensen die zich door de behandeling in het kader van hun re-integratie benadeeld voelen staan meerdere wegen open om klachten in te dienen, bijvoorbeeld bij het college van burgemeester en wethouders, via het gemeentelijk klachtenloket, via de cliëntenraad en/of via onafhankelijke ombudsfunctionarissen. De invulling verschilt per gemeente. Fouten bij de uitvoering van het re-integratiebeleid moeten op lokaal niveau aan de orde worden gesteld en ook op dat niveau zo nodig worden gecorrigeerd. De gemeenteraad heeft daarbij een toezichthoudende rol.
Vindt u het «vernederen, intimideren en voortdurend dreigen met intrekken van de uitkering» een acceptabele manier van omgang met bijstandsgerechtigden? Zo nee, welke stappen gaat u ondernemen om aan deze praktijken een einde te maken en misstanden te voorkomen?
Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw advies aan bijstandsgerechtigden die vernederd, geïntimideerd en onderdrukt worden door ambtenaren maar geen gehoor vinden bij de gemeente?
Zie antwoord vraag 1.
Welke overeenkomsten zijn er volgens u tussen deze en eerdere voorvallen waarbij sprake was van machtsmisbruik en intimidatie van uitkeringsgerechtigden onder de noemer re-integratie?2 3
Ik heb hiervoor aangegeven dat ik niet treed in de verantwoordelijkheid van gemeenten bij individuele voorvallen. Ik kan daarom geen uitspraak doen over eventuele overeenkomsten tussen incidenten bij gemeenten.
Bent u bereid om een onafhankelijk onderzoek te laten verrichten naar de uitvoering van het gemeentelijk re-integratie beleid en ervaringen van bijstandscliënten? Zo nee, waarom niet?4
Een onderzoek door de rijksoverheid is niet opportuun. Het college van burgemeester en wethouders van iedere gemeente heeft tot taak beleid te ontwikkelen en vervolgens de uitvoering daarvan door de gemeenteraad te laten controleren. Het is aan de gemeenteraad om eventuele gebreken in de uitvoering te agenderen en het college hierover ter verantwoording te roepen.
De gemeente Amsterdam heeft, zoals aangegeven bij de vorige vraag, besloten om externe deskundigen en de Gemeentelijke Ombudsman te betrekken bij het nemen van aanvullende maatregelen om de kans op dergelijke incidenten in de toekomst te verkleinen en deelnemers beter te beschermen.
Welke mogelijkheden heeft u om in te grijpen wanneer sprake is van oneigenlijk gebruik van de Participatiewet door gemeenten?
De Participatiewet is een gedecentraliseerde wet, waarbij de controle op de uitvoering door het college primair de taak is van de gemeenteraad. Mij staan verschillende instrumenten ter beschikking om in te grijpen in situaties die daarom vragen. Daarbij is het uitgangspunt dat het interbestuurlijk instrumentarium, zoals bijvoorbeeld de aanwijzing, door de Minister niet gebruikt kan worden om op te treden in individuele casuïstiek.
Marteling door de Indonesische politie in Papua |
|
Harry van Bommel |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
Bent u bekend met de actie van Amnesty International naar aanleiding van de marteling vorige maand van vier studenten, waarvan drie minderjarig, door de Indonesische politie in Papua?1 Wat is uw beeld van wat er precies gebeurd is?
Ja.
Drie jongeren werden om onbekende redenen aangehouden door leden van de Indonesische speciale politie. Daarbij is geweld gebruikt, ook tegen de vierde betrokkene, een getuige die om hulp heeft geroepen. Na behandeling in het politieziekenhuis zijn de vier weer op vrije voeten gesteld.
Wat is de toestand van de vier slachtoffers op dit moment? Is er adequate medische behandeling?
De vier betrokkenen zijn in het politieziekenhuis behandeld. Eldi Kogoya verbleef vier dagen in het ziekenhuis, Timotius Tabuni en Mies Tabo twee dagen. Lesman Jigibalom is één week opgenomen geweest in het ziekenhuis waar hij op 19 maart een operatie heeft ondergaan.
Bent u bereid bij de Indonesische autoriteiten aan te dringen op een onafhankelijk onderzoek naar deze kwestie en vervolging van de daders en op schadevergoeding voor de slachtoffers? Indien neen, waarom niet?
Het kantoor van de Nationale Mensenrechtencommissie (KomnasHAM) in Jayapura, Papua, heeft een onafhankelijk onderzoek in deze zaak ingesteld. De conclusie van KomnasHAM was dat de politie haar bevoegdheid had misbruikt door geweld te gebruiken. De politie kon zich in deze conclusies vinden. Naar aanleiding van de klacht van KomnasHAM heeft de lokale politiecommandant aan KomnasHAM toegezegd disciplinaire straffen te zullen opleggen aan betrokken agenten. Onduidelijk is of dit is gebeurd. De situatie zal worden gemonitord.
Labeling van producten uit Israëlische steden op de Westelijke Jordaanoever |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Is het bericht waar dat 16 van de 28 lidstaten van de EU willen dat producten die afkomstig zijn uit Israëlische steden op de Westelijke Jordaanoever als zodanig worden gelabeld?
Wat is de precieze strekking van het verzoek dat deze lidstaten aan EU-buitenlandcoördinator Mogherini hebben gericht? Welk oogmerk kent het?
Waarom heeft Nederland dit verzoek actief ondersteund?
Bent u zich ervan bewust dat u hiermee mogelijk het klimaat schept waarin een boycot van Israëlische producten kan gedijen? Is dit gewenst?
Het uitbrengen van richtsnoeren over correcte etikettering van producten uit Israëlische nederzettingen, die strijdig zijn met internationaal recht en waarvan de voortdurende uitbreiding een ernstige bedreiging vormt voor het vredesproces, is van een geheel andere orde dan een boycotmaatregel. Het gaat hier om het geven van voorlichting aan consumenten. Het betreft geen importverbod. Voor de goede orde hecht het kabinet eraan te benadrukken tegenstander te zijn van een boycot van Israël.
Vindt u het – gelet op alle onrecht, schendingen van mensenrechten en totaal gebrek aan respect voor democratische waarden in de betreffende regio – proportioneel en gerechtvaardigd om uitgerekend de handel met de democratische rechtstaat Israël op deze wijze te schaden en te stigmatiseren?
Het kabinet stimuleert het zaken doen door het Nederlandse bedrijfsleven met Israëlische bedrijven binnen de grenzen van 1967 en met Palestijnse bedrijven in de Palestijnse Gebieden (de Westelijke Jordaanoever en Gaza), mede in het kader van de respectievelijke bilaterale samenwerkingsfora met Israël en de Palestijnse Autoriteit. In het geval van Israël wordt hiermee tevens gevolg gegeven aan de motie Van der Staaij en Voordewind over het aanmoedigen van economische relaties tussen Nederlandse en Israëlische bedrijven (Kamerstuk nummer 23 432-363). Door het correct etiketteren van producten uit Israëlische nederzettingen wordt voorkomen dat consumenten misleid worden ten aanzien van de herkomst van een product; consumenten kunnen dan zelf een bewuste keuze maken of zij een Israëlisch product willen kopen, een Palestijns product of een product uit een Israëlische nederzetting.
Hoe heeft Israël gereageerd op het aan Mogherini gerichte verzoek?
Het kabinet betreurt het uitlekken van de brief van de zestien lidstaten. De Israëlische regering heeft geen officiële reactie gegeven op het verzoek. Wel deed de demissionaire Minister van Buitenlandse Zaken Lieberman tegenover Israëlische media uitspraken over het verzoek.
Wat zijn de consequenties van de beoogde labeling voor het Nederlandse bedrijfsleven?
Het bedrijfsleven vraagt om duidelijkheid over plichten en verantwoordelijkheden ten aanzien van deze kwestie. Gezien het bestaan van een gemeenschappelijke markt is het bedrijfsleven gebaat bij een uniforme uitvoering door alle lidstaten van de EU-regelgeving met betrekking tot etikettering.
Zal het effect van labeling niet zijn dat Nederlandse bedrijven het zakendoen op de Westbank zullen aanmerken als besmet? Staat dit niet haaks op de handelsmissies die Nederland heeft ondernomen richting Israël?
Zie antwoord vraag 5.
Kan de beoogde labeling niet veel grotere en ongewenste consequenties krijgen, nu Israël en de Palestijnse gebieden op tal van manieren economisch en anderszins verknoopt zijn? Met andere woorden, krijgt de beoogde labeling niet een reikwijdte die veel verder gaat dan door u gewenst? Schaadt dit ook niet de Palestijnse belangen?
De Palestijnse Autoriteit heeft de brief verwelkomd. Door het correct etiketteren kan voorkomen worden dat consumenten worden misleid t.a.v. de herkomst van een product. Deze duidelijkheid voorkomt ook dat producenten die niet in nederzettingen actief zijn nadeel ondervinden doordat klanten en bedrijven producten mijden uit onzekerheid over de herkomst ervan.
Op welke wijze bevordert de beoogde labeling in uw ogen het vredesproces? Wordt dit juist niet verder verstoord, omdat de druk op de Palestijnen om te bewegen aan de onderhandelingstafel hiermee wordt verminderd?
Nederland voert een actief beleid, zowel bilateraal, via de band van de EU, als in het kader van de VN ter ondersteuning van een door middel van onderhandelingen te bereiken twee-statenoplossing. Het is zaak deze oplossing overeind te houden. Nederland oefent consequent druk uit op beide partijen om stappen te zetten die het onderling vertrouwen vergroten en een klimaat creëren waarin hervatting van onderhandelingen mogelijk is. Beide partijen dragen daarin een belangrijke verantwoordelijkheid. Ondertussen zal Nederland tegenwicht bieden aan ontwikkelingen die de levensvatbaarheid van de twee-statenoplossing bedreigen. Intrekking van Nederlandse steun aan de brief is niet aan de orde.
Bent u bereid om uw steun aan het verzoek aan Mogherini in te trekken en er in Europees verband op aan te dringen dat stappen in het vredesproces tussen Israël en de Palestijnen moeten plaatsvinden aan de onderhandelingstafel?
Zie antwoord vraag 10.
Studenten in vreemdelingendetentie |
|
Jasper van Dijk , Sharon Gesthuizen (GL) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA), Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het bericht «Vijf bezetters Maagdenhuis na ontruiming in vreemdelingendetentie»?1
Ik heb kennis genomen van het bericht.
Is het waar dat aanvankelijk vijf, maar nog altijd twee studenten van het Maagdenhuis in vreemdelingendetentie worden gehouden?
Inmiddels zijn alle personen in vrijheid gesteld nadat hun identiteit is vastgesteld. In sommige gevallen kon dit in één dag worden vastgesteld, in twee gevallen duurde het onderzoek drie dagen.
Is het waar dat vreemdelingendetentie uitsluitend bedoeld is voor uitzetting?
Ja.
Deelt u de mening dat vreemdelingendetentie niet mag worden toegepast op studenten met de Nederlandse nationaliteit?
Ja.
Is het waar dat de studenten in kwestie maar liefst negen maanden kunnen worden vastgehouden? Zo ja, op welke grond?
Nadat hun identiteit was vastgesteld, bleken de studenten in kwestie de Nederlandse nationaliteit te hebben. Het vreemdelingenrecht is op hen dus niet van toepassing
Deelt u de mening dat dit misbruik van het vreemdelingenrecht onaanvaardbaar is en dat deze studenten zo spoedig mogelijk moeten worden vrijgelaten? Zo nee, waarom niet?
De studenten zijn direct nadat hun identiteit was vastgesteld, vrijgelaten. De rechter heeft daarna bij uitspraken van 30 april 2015 (o.a. kenmerk AWB 15/7645) in de meeste gevallen een schadevergoeding toegekend voor de onrechtmatige vreemdelingenbewaring, variërend van € 105,– tot € 315,– omdat in deze gevallen een onjuiste afweging is gemaakt bij de inbewaringstelling. De rechter heeft echter niet geoordeeld dat sprake is van misbruik van bevoegdheden.
Deze uitspraak is teruggekoppeld aan de politie zodat in toekomstige gevallen met inachtneming van deze uitspraak wordt gehandeld. Ook zal in de opleiding en nascholing van de hulp Officieren van Justitie aandacht worden besteed aan de maatstaf die is gegeven in de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak.
Ik wil u tot slot ook attent maken op de beantwoording van de vragen over dit onderwerp gesteld door het lid Recourt (PvdA), ingezonden op 21 april 2015 met kenmerk 2015Z07289.
Falende hartapparatuur bij de ambulancedienst Gelderland-Zuid |
|
Leendert de Lange (VVD) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «falende hartapparatuur ambulancedienst Gelderland-Zuid»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de apparatuur in ambulances in geen geval van onbetrouwbare kwaliteit mag zijn?
Voor het bieden van verantwoorde zorg is het van belang dat de gebruikte apparatuur van goede kwaliteit is. Indien er sprake is van technische problemen is dit een gezamenlijke verantwoordelijkheid van de zorgaanbieder en de fabrikant om dit adequaat op te lossen.
Kunt u aangeven hoeveel incidenten er hebben plaatsgevonden bij de ambulancedienst Gelderland-Zuid?
Bij de Regionale Ambulance Voorziening (RAV) Gelderland-Zuid zijn intern meldingen gedaan van problemen die zich voordeden bij het gebruik van de monitoren. De fabrikant is hiervan op de hoogte. RAV Gelderland-Zuid en de fabrikant hebben de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) geïnformeerd. Op dit moment behandelt de IGZ de melding over deze casuïstiek. Het is niet mogelijk inhoudelijk in te gaan op deze vraag gedurende de behandeling van de melding.
Hoe kijkt u aan tegen de uitspraak van de directeur van de Veiligheidsregio Gelderland-Zuid: «Er zijn problemen die gewoon niet te voorkomen zijn, zoals een bloeddrukmeting die niet nauwkeurig op te meten is, zolang de ambulance rijdt. Mensen moeten ook aan het apparaat wennen.»?
Zie antwoord vraag 3.
Kan hieruit worden geconcludeerd dat naast problemen met de hartapparatuur er nog andere technische- of vaardigheidsproblemen spelen?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u aangeven of ook bij andere ambulancediensten soortgelijke incidenten hebben plaatsgevonden?
De IGZ heeft mij geïnformeerd dat zij van één andere ambulancezorgaanbieder vergelijkbare meldingen over de betreffende monitor van deze fabrikant heeft ontvangen. Momenteel behandelt IGZ deze meldingen. Daarnaast gaat de IGZ bij de Europese lidstaten en bij de FDA na of er vergelijkbare meldingen zijn.
Kunt u aangeven op welke termijn de ambulancedienst(en) verwachten deze problemen te hebben opgelost?
De verantwoordelijkheid ligt in deze casus bij zowel de ambulancezorgaanbieder als de fabrikant. Het is aan de ambulancezorgaanbieder om verantwoorde zorg te leveren. Daarnaast moet de fabrikant een veilig product leveren en de prestaties van het product na het op de markt brengen volgen. Beide partijen zijn op hun verantwoordelijkheden aangesproken door de inspectie.
De RAV en de fabrikant zijn met elkaar in contact om de problemen zo spoedig mogelijk op te lossen. De inspectie houdt de voorgang nauwlettend in de gaten en zal indien noodzakelijk passende maatregelen nemen.
Het bericht dat een Russisch museum delen van de MH17 tentoon gaat stellen |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Russisch museum stelt delen van MH17 tentoon»?1 Kunt u bevestigen dat het lokale oorlogsmuseum in de Russische stad Ejsk fragmenten van de MH17 gaat tentoonstellen?
Het kabinet is bekend met het bericht. Nederland heeft op donderdag jl. direct bij de Russische en de Oekraïense autoriteiten navraag gedaan naar de feiten rondom de berichtgeving en daarbij te kennen gegeven dat een dergelijke verplaatsing en tentoonstelling van de wrakstukken zeer ongepast zou zijn.
Oekraïne was via mediaberichten reeds op de hoogte, stelde in géén geval betrokken te zijn bij het weghalen van wrakstukken en beschikte niet over nadere informatie over het wrakstuk in kwestie. Rusland heeft te kennen gegeven dat de mediaberichtgeving niet juist zou zijn. Volgens Rusland is er geen enkel brokstuk aan het rayon Jejsk overgedragen en is er geen plan om fragmenten van het vliegtuig in Jejsk tentoon te stellen.
Het kabinet is bekend met berichten in de Russische media (Echo Moskvy en TV Dozhd) dat de veteranenorganisatie in Jejsk het brokstuk naar eigen zeggen op vrijdag 17 april heeft teruggebracht naar de Donbas regio.
Het kabinet heeft op basis van het bovenstaande geen aanwijzingen dat de tentoonstelling zal plaatsvinden. Vanzelfsprekend zullen de ontwikkelingen nauwlettend gevolgd worden en zal nadere actie ondernomen worden indien nodig.
Betreft het inderdaad brokstukken die men, zoals museumvoorzitter Finat Sjajchoelin beweert, bewust heeft laten liggen omdat ze niet relevant zouden zijn voor het onderzoek?
De bergingsmissie heeft in een eerdere fase zoveel mogelijk wrakstukken geborgen en naar Kharkiv gebracht. De relevante wrakstukken zijn naar Nederland vervoerd ten behoeve van het onderzoek van de OVV. Ook tijdens de fact finding missie en de nu actieve repatriëringsmissie zijn wrakstukken gevonden, die terug naar Nederland worden gebracht.
Daarnaast blijven de afspraken in stand zoals die zijn gemaakt met de lokale autoriteiten in de dorpen rondom de rampplek voor het verzamelen en overbrengen van eventuele brokstukken die in de toekomst nog zouden kunnen worden gevonden. Alle wrakstukken zijn, zoals bekend, eigendom van Malaysian Airlines.
Klopt het ook dat de stukken zijn geschonken, zoals de museumvoorzitter in het bericht beweert?
Het kabinet kan dit niet bevestigen, Nederland heeft in ieder geval geen wrakstukken geschonken. Zie verder het antwoord op vraag 1.
Bent u het er mee eens dat de interpretatie van directeur Sjajchoelin – dat de ontvangst en tentoonstelling van deze stukken een uitdrukking zijn van respect – moet worden heroverwogen tegen de achtergrond van het mogelijke gebrek aan respect dat nabestaanden hierbij kunnen ervaren?
Ja. Zoals bij vraag 1 is geantwoord, heeft het kabinet geen aanwijzingen dat de tentoonstelling zal plaatsvinden. Indien dit toch het geval is, dan zou dat respectloos, grievend en bijzonder ongepast zijn. Het kabinet heeft de Nederlandse zorgen publiekelijk en in de bilaterale contacten met de betrokken landen onderstreept.
Bent u bereid, indien het bericht klopt, u hierover met de relevante Russische autoriteiten te verstaan?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht “Fraude loont” |
|
Chantal Nijkerken-de Haan (VVD), Anoushka Schut-Welkzijn (VVD) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Sociaal rechercheurs: fraude loont»»?1
Ja.
Deelt u de mening dat moet worden voorkomen dat «de echte fraudeur ontkomt aan een passende sanctie»?
Ik deel deze mening. Misbruik van sociale voorzieningen moet worden aangepakt om het draagvlak voor sociale voorzieningen te behouden en een eerlijke arbeidsmarkt te creëren. Daarom is wettelijk vastgelegd dat alle overtreders het onrechtmatig verkregen voordeel altijd moeten terugbetalen en dat altijd een passende sanctie geboden is.
Klopt de uitspraak in het artikel dat «veel gemeenten alleen de prioriteit leggen bij het beëindigen van de uitkering» en dat hierdoor fraude onvoldoende wordt bestreden?
Het kabinet beschikt niet over een landelijk beeld. De Inspectie SZW heeft in 2014 bij veertien gemeenten onderzoek uitgevoerd2. De inspectie stelt dat een aantal gemeenten prioriteit geeft aan de directe beëindiging van de uitkering en verder geen inspanningen verricht om de te veel betaalde uitkeringen te incasseren. Dit is onwenselijk. Gemeenten zijn gehouden de wet toe te passen. Hetzelfde rapport laat ook zien dat er gemeenten zijn die wel conform de Fraudewet handelden en in bijna alle daarvoor in aanmerking komende situaties een boete hebben opgelegd. Ik zal in mijn overleggen met gemeenten en de VNG hier aandacht voor blijven vragen.
De grens van aangifte tegen fraudegevallen ligt op € 50.000; in een aantal regio’s komt het Openbaar Ministerie in actie bij een fraudebedrag van € 20.000; waarom is deze grens verschillend per regio?
Bij de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving (Fraudewet) per 1 januari 2013 is de strafrechtelijke aangiftegrens, behoudens enkele uitzonderingen, verhoogd naar € 50.000. Hiermee is beoogd om meer overtredingen van de inlichtingenplicht bestuursrechtelijk af te doen. In de Aanwijzing Sociale zekerheidsfraude staan de uitzonderingsgronden opgenomen op basis waarvan van de aangiftegrens van € 50.000 kan worden afgeweken door het Openbaar Ministerie.
Kunt u aangeven wat de incassoratio is van boetes die opgelegd worden na fraude door bijstandsgerechtigden? Hoe vaak leidt dit tot het beëindigen van de uitkering na 2013?
De incassoratio van de Wet Werk en Bijstand (nu: Participatiewet) voor het jaar 2013 is 19%. De incassoratio voor 2014 en de tweede meting over het jaar 2013 zijn nog niet beschikbaar en worden medio augustus 2015 opgeleverd door het Centaal Bureau voor Statistiek. Hoe vaak dit leidt tot beëindiging van een uitkering is niet bekend.
Als gevolg van een uitspraak van de rechtbank in Rotterdam hoeven bijstandsgerechtigden die verdacht worden van fraude hun informatieplicht niet meer na te komen; hoe gaat u voorkomen dat mensen die verdacht worden van fraude hiermee door kunnen gaan, zolang het onderzoek loopt?
Bijstandsgerechtigden die verdacht worden van fraude dienen wel degelijk hun informatieplicht na te komen zodat kan worden vastgesteld of er een recht op uitkering is en eventueel ten onrechte uitbetaalde uitkering kan worden teruggevorderd. Het is algemene rechtspraak dat een verklaring die is afgelegd in het kader van de inlichtingenplicht niet kan worden gebruikt als bewijs voor een boeteoplegging indien de betrokken belanghebbende niet vooraf is gewezen op zijn zwijgrecht. Het niet wijzen op het zwijgrecht heeft alleen gevolg voor de boeteoplegging en niet voor het recht op uitkering als zodanig. Dat een verklaring niet kan worden gebruikt als bewijs voor een boete oplegging hoeft nog niet te betekenen dat geen boete kan worden opgelegd. Er kan immers ook ander bewijs zijn op grond waarvan een boete kan worden opgelegd. Ik wijs in dit verband op een uitspraak van rechtbank Rotterdam van 19 december 2014 (ELCI:NL:RBROT:2014:103069).
Hoe gaat u bevorderen dat de fraudewet beter wordt gehandhaafd door gemeentes dan nu het geval is?
In mijn overleggen met de VNG en gemeenten blijf ik hen erop aanspreken dat zij hun verantwoordelijkheid oppakken als het gaat om het handhaven van de wet en het bestrijden van fraude. Ik heb daarnaast het Landelijk Kenniscentrum Fraude in 2015 een budget toegekend voor voorlichtingsbijeenkomsten voor gemeenten en het ontwikkelen van voorlichtingsmateriaal.
Het bericht ‘Stad klaar met tunnelmalaise’ |
|
Betty de Boer (VVD), Barbara Visser (VVD) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Stad klaar met tunnelmalaise»1 en «Rover: maat is vol met treinstoringen Schiphol»?2
Ja.
Klopt de berichtgeving dat gemiddeld dertig keer per maand het verkeer voor de Coentunnel stilstaat vanwege een te hoge vrachtwagen? Zo nee, hoe vaak zijn er in het afgelopen kwartaal dan stremmingen ontstaan voor de Coentunnel, van welke duur zijn deze en wat zijn hiervan de oorzaken? In hoeverre is dit een toename of afname in vergelijking met kwartaal één in 2014?
Het verkeer voor de Coentunnel staat tussen de 25 en 30 keer per week stil als gevolg van een te hoge vrachtwagen. Het betreft dus een hoger aantal. Er is geen vergelijking mogelijk omdat in het eerste kwartaal van 2014 alleen de nieuwe Tweede Coentunnel in gebruik was. De gerenoveerde Eerste Coentunnel is juli 2014 geopend. Het aantal keren dat een hoogtemelding leidt tot een daadwerkelijke file, langer dan 2 kilometer, is beperkt. De hinder varieert van enkele minuten tot 20 minuten. In het geval van het laatste is er natuurlijk sprake van behoorlijke hinder maar het aantal lange files dat daadwerkelijk veroorzaakt wordt door een hoogtemelding is gering. De verkeersintensiteit op het wegennet rondom Amsterdam is filegevoelig. Hoogtemeldingen tijdens de spits dragen natuurlijk niet bij aan een goede doorstroming en de berichtgeving hierover doet geen recht aan het feit dat we met veel inzet werken aan optimale bereikbaarheid van de hoofdstad. De eerder ingezette maatregelen om in overleg te gaan met de sector, de handhaving en de technische middelen te verbeteren, hebben bij de Coentunnel nog niet zichtbaar tot resultaat geleid. De hoogtemeldingen leken daar begin dit jaar af te nemen, de laatste periode is er weer een stijgende trend. Om deze reden zal ik de monitoring van de stremmingen bij de Coentunnel intensiveren. De resultaten hiervan zal ik analyseren om na te gaan of er aanvullende maatregelen mogelijk zijn. Ik verwacht dit in het derde kwartaal van dit jaar af te ronden.
Hoe vaak zijn er in het afgelopen kwartaal stremmingen ontstaan voor de Schipholtunnel? Van welke duur zijn deze en wat zijn hiervan de oorzaken? In hoeverre is dit een toename of afname in vergelijking met kwartaal één in 2014?
In de Schipholtunnel vonden in het afgelopen kwartaal zes stremmingen plaats. Eén verstoring in de tunnel werd veroorzaakt door de Tennet stroomstoring op 27 maart, vijf door rook- en brandmeldingen. Zie voor de oorzaken en de duur van de verstoringen de onderstaande tabel. In het eerste kwartaal van 2014 waren er twee verstoringen als gevolg van een brandmelding in de Schipholtunnel.
22/1
3/2
13/2
23/2
22/3
27/3
Rook/brandmelding
Rook/brandmelding
Rook/brandmelding
Handbrandmelder ingedrukt
Rook/brandmelding
Stroomstoring
Vaste rem trein station Schiphol
Vaste rem trein station Schiphol (zichtbare rookontwikkeling)
Defecte ventilator trein op station Schiphol
Persoon zat klem tussen treindeur (instappen tijdens het sluiten van de deuren). Iemand op het perron wilde ingrijpen om te voorkomen dat de trein zou vertrekken en drukte een handbrandmelder in.
Brandlucht waargenomen door machinist in trein.
Stroomstoring TenneT Noord-Holland
22 minuten
51 minuten
1 uur 16 minuten
23 minuten
45 minuten
1 uur 56 minuten
De afgelopen jaren is een dalende trend in het aantal (onterechte) rook- en brandmeldingen in de Schipholtunnel waar te nemen. Alleen het eerste kwartaal van 2015 kende opnieuw een hoog aantal storingen.
Is er sprake van een toe- of afname van stremmingen voor verkeerstunnels? Wat zijn de oorzaken? In hoeverre spelen de nieuwe eisen met betrekking tot de tunnelveiligheid hierin een rol? Deelt u de mening dat met de vele stremmingen en files voor deze tunnels enorme economische schade wordt veroorzaakt?
Landelijk neemt Rijkswaterstaat geen stijgende of dalende trend waar in het aantal stremmingen van verkeerstunnels. De voornaamste oorzaken voor stremmingen van tunnels zijn hoogtemeldingen, verkeersdosering en sporadisch technische storingen of incidenten. De nieuwe tunnels worden hoger gebouwd waardoor hier relatief weinig of geen hoogtemeldingen voorkomen. Voor deze nieuwe tunnels gelden vaak wel omgevingsafspraken in het kader van tunnelveiligheid om geen file in tunnels te laten staan. Mocht een bestaande file dreigen terug te slaan tot in de tunnel, dan wordt de tunnel tijdelijk gestremd. De toepassing van veiligheidscriteria wil ik ook niet ter discussie stellen. Omwille van een veilige afhandeling van het verkeer en het voorkomen van verdere constructieve schade aan de weg of tunnel zal ik deze blijven toepassen.
Klopt het dat de gemeente Amsterdam een inventarisatie maakt van de schade als gevolg van stremmingen voor de Coentunnel en de Schipholtunnel? Zo ja, kunt u deze informatie gebruiken om een indicatie te maken van alle kosten die gepaard gaan met de stremmingen bij Nederlandse verkeerstunnels? Zo ja, kan er worden aangegeven waar deze financiële schade neerslaat? Bent u bereid deze informatie naar de Tweede Kamer te sturen?
Voor zover bekend is de gemeente Amsterdam geen inventarisatie aan het maken zoals u deze noemt. De fysieke schade die wordt veroorzaakt aan wegtunnels wordt waar mogelijk verhaald op de veroorzakers. Ik heb verder geen beeld van de economische schade van dit specifiek type incident op de weginfrastructuur. Ik verwijs hierbij tevens naar mijn antwoord bij vraag 4.
Er kan geen indicatie gemaakt worden van de kosten van storingen bij spoortunnels. Het is op dit moment nog niet mogelijk om de maatschappelijke kosten van verstoringen op het spoor inzichtelijk te maken. Tijdens het Algemeen Overleg Spoor van 19 maart jl. heeft de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu u toegezegd de mogelijkheden te bezien om deze in beeld te brengen. Samen met het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) worden de mogelijkheden momenteel onderzocht. Zodra hier meer over bekend is, zult u daarvan op de hoogte gesteld worden.
Kunt u reflecteren op de stelling van Rover dat de aannemer van de Schipholtunnel aansprakelijk moet worden gesteld voor de slechte prestaties ten aanzien van de beschikbaarheid van de Schipholtunnel?
Wat het belangrijkst is, is dat Schiphol goed bereikbaar is per trein. ProRail en de aannemers zijn ervoor verantwoordelijk dat het onderhoud en de infrastructuur daar in ieder geval geen belemmerende factoren voor zijn. ProRail heeft onlangs uitgebreid met de betrokken aannemers gesproken. Tijdens dit gesprek werd de noodzaak van een grotere alertheid en scherpte in de spoordriehoek Amsterdam – Utrecht – Schiphol breed gedeeld. Er zijn afspraken gemaakt om de storingen verder terug te dringen en sneller ter plaatse te zijn als er iets aan de hand is. Hoewel ProRail weliswaar aannemers kan beboeten bij wanprestatie en indien dat noodzakelijk is ook doet, is het gesprek aangaan in dit specifieke geval de beste manier om in gezamenlijkheid de bereikbaarheid van Schiphol per spoor te verbeteren.
Klopt de berichtgeving dat de sensoren in de Schipholtunnel en Coentunnel vals alarm slaan? Zo nee, zijn de hoogtedetectiesystemen nog steeds goed ingesteld en functioneren deze juist?3 Zo ja, ziet de Minister nog steeds geen aanleiding om aanvullende (technische) maatregelen te nemen voor het verminderen van de hoogtemeldingen en daarmee de files en stremmingen? Zo ja, aan welke maatregelen kan gedacht worden en op welke termijn zouden deze doorgevoerd kunnen worden? Zijn er gesprekken met Prorail inzake het beheer en onderhoud van de Schipholtunnel? Zo ja, wat zijn de uitkomsten van dit gesprek? Zo nee, waarom niet?
Nee, voor de Coentunnel klopt dat niet: de hoogtedetectiesystemen van de Coentunnel zijn goed ingesteld, functioneren correct en veroorzaken geen «false alarms» (valse meldingen door het systeem zonder aanwezigheid te hoge vrachtwagen).
Er zijn geen sensoren in de Schipholtunnel die vals alarm geven. ProRail overlegt regulier met IenM, de metropoolregio Amsterdam, NS en Schiphol in het kader van de Verbeteraanpak bereikbaarheid Schiphol per OV die de Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu vorig jaar is gestart. U bent per brief van 2 juni 2014 hiervan op de hoogte gesteld (Kamerstuk 29 984, nr. 488). Op 29 april jl. heeft de Staatssecretaris zelf met deze partijen, Rover en de Veiligheidsregio Kennemerland gesproken over de bereikbaarheid van Schiphol per OV en de Schipholtunnel. In dit gesprek is de noodzaak van verdere maatregelen besproken. U zult op een later moment hier per brief nader over worden geïnformeerd.
Heeft Rijkswaterstaat al contact gezocht met de transportsector om de problematiek van te hoge vrachtwagens te bespreken? Zo ja, wat is de uitslag van deze gesprekken? Zo nee, waarom niet en wanneer zullen deze gesprekken wel plaatsvinden? Wat zijn de ervaringen in Rotterdam waarbij bijzondere opsporingsambtenaren (BOA's) vrachtwagenchauffeurs een boete kunnen opleggen wanneer hun vrachtwagen te hoog is en ze toch door een tunnel rijden? Is landelijke uitrol van deze maatregel niet wenselijk?
Ja. Rijkswaterstaat heeft contact met de transportsector en zij hebben afspraken gemaakt over de communicatie richting de sector en de achterban van de transportsector.
Het experiment in Rotterdam is gericht op het vergroten van de verkeersveiligheid door de Weginspecteurs van Rijkswaterstaat handhavingsmogelijkheden te geven. Binnen dit experiment wordt gehandhaafd op twee overtredingen:
Het handhaven op hoogtemeldingen zit hier niet bij. Op basis van de uitkomst van het experiment wordt bepaald of de handhavingsbevoegdheid breder wordt uitgerold en op welke terrein dit toegepast wordt. Dan zal worden bekeken of het ook op andere terreinen dan bovengenoemd wenselijk is.
Het massaal afschieten van ganzen zonder enig effect |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
ent u bekend met het onderzoek van Sovon Vogelonderzoek waaruit blijkt dat tussen 2004 en 2012 in de provincie Utrecht 40000 ganzen zijn doodgeschoten, en dat de populatie desondanks met 9% is toegenomen?1
Ja.
Beoordeelt u het besluit van provincie Utrecht om in ieder geval tot 2018 jaarlijks 23000 ganzen te doden als logisch, gezien de bewezen ineffectiviteit van het afschotbeleid?2
De provincie is verantwoordelijk voor het beheer van ganzenpopulaties en maakt daarin zijn eigen afwegingen. Het is niet aan mij om daar in te treden.
Deelt u de conclusie van Sovon Vogelonderzoek dat het afschieten van ganzen geen effect heeft, zoals ook in bovenstaande situatie? Zo nee, waarom niet?3
Het afschieten van beschermde ganzen, zoals de grauwe gans, gebeurt vanwege verschillende redenen: de veiligheid van het vliegverkeer rond Schiphol en het beperken van de schade die ganzen aan de landbouw en de natuur aanbrengen. Vanwege de inmiddels omvangrijke populaties van ganzen is het daarvoor noodzakelijk om de populatie als geheel te verkleinen, ganzen te verjagen van plekken waar conflicten ontstaan met andere belangen en ganzen op te vangen in gebieden waar dat niet of minder aan de orde is.
Uit het Sovon onderzoek van Stahl et al. (2013) blijkt dat het schieten van ouderejaars vogels de meest effectieve maatregel is om de populatiegroei van grauwe ganzen te beperken. Deze uitkomst waarbij ouderejaars vogels worden afgeschoten of weggevangen blijkt in de praktijk echter niet altijd haalbaar.
Het verminderen van de schade die ganzen aanbrengen aan landbouw- en natuurgebieden zou derhalve bereikt kunnen worden door een combinatie van verjaging, wegvangen, doden en onaantrekkelijk maken van gebieden waar de ganzen niet gewenst zijn.
Deelt u ook de conclusie dat om een ganzenpopulatie duurzaam in te perken, beschikbare hulpbronnen moeten worden beperkt? Zo nee, waarom niet?4
De natuurlijke hulpbronnen voor ganzen in Nederland zijn: water- en moerasgebieden als broedbiotoop, voedselrijke graslanden als foerageerbiotoop en graslanden en wateren als rustbiotoop. In de praktijk betekent het inperken van deze hulpbronnen een forse ingreep in het Nederlandse landschap met wellicht grote gevolgen voor landbouw en natuur, die ik niet wenselijk acht.
Kunt u een overzicht geven van het aantal ganzen per provincie, het aantal gedode ganzen en de groei van de populatie per jaar over de afgelopen 10 jaar?
Voor het verkrijgen van deze gegevens verwijs ik u naar de provincies, die verantwoordelijk zijn voor het beheer van de ganzenpopulaties.
Kunt u kwantificeren wat de effectiviteit is van het doden van ganzen rondom Schiphol en hoe zich dit verhoudt tot de effectiviteit van maatregelen die de aantrekkende werking van gewassen rondom Schiphol wegnemen, zoals het omploegen van graanresten?
Het terugdringen van de populatie ganzen in de 20 kilometer zone rondom Schiphol maakt deel uit van de viersporenaanpak van de Nederlandse Regiegroep Vogelaanvaringen. De sporen betreffen: inzet van techniek (bijvoorbeeld ontwikkelen vogelradar), het voorkomen van nieuwe aanleg van rust- en broedgebieden, het beperken van foerageermogelijkheden en populatiebeheer. Voor de resultaten van het uitgevoerde en ontwikkelde beleid verwijs ik u naar de evaluatie die door de Nederlandse Regiegroep Vogelaanvaringen is uitgevoerd en die in december 2014 aan uw Kamer is verzonden (TK 2014–2015, 28 286 nr. 778).
Herinnert u zich uw stelling (zie Kamerstuk 33 348, nr. 9) dat er meer onderzoek nodig is om te constateren dat het doden van ganzen geen effect heeft? Hoeveel onderzoek heeft u daartoe nog nodig?
In genoemd Kamerstuk heb ik aangegeven dat op basis van een pilotstudie naar de effecten van afschot van ganzen op Texel niet de algemene conclusie kan worden getrokken dat afschot of vangen geen effect heeft op de populaties ganzen. Op basis van studies met populatiemodellen kan geconcludeerd worden dat het doden van volwassen individuen van broedpopulaties leidt tot een verlaging van de populatiegroei. Om de effectiviteit van beheermaatregelen als doden, verjagen of andere middelen te evalueren is aanvullend onderzoek nodig.
Deelt u de mening dat provincies duurzame en effectieve maatregelen moeten nemen, in plaats van het doden van dieren? Zo ja, welke stappen gaat u hiervoor zetten? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bereid om te investeren in niet-dodelijke effectieve verjagingsmethoden, bijvoorbeeld door een experiment te starten of te ondersteunen met volautomatische lasersystemen? Zo nee, waarom niet?5
Zoals ook in antwoord op vraag 5 gesteld, is het beheer van de ganzenpopulaties en de keuze van de toe te passen middelen een verantwoordelijkheid van de provincies. Het is aan hen om experimenten te starten met bijvoorbeeld volautomatische lasersystemen. Indien gewenst, kunnen zij daarbij een beroep doen op de capaciteit en expertise bij de Wageningse onderzoeksinstellingen.
De aardbevingsbestendigheid van het chemiepark in Delfzijl |
|
Henk Nijboer (PvdA), Jan Vos (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief die de burgemeester van Delfzijl, Emme Groot, de commissaris van de Koning van Groningen, Max van den Berg en de samenwerkende bedrijven in de Eemsdelta u hebben gestuurd inzake de aardbevingsbestendigheid van het chemiepark in Delfzijl?1
Ja. Ik heb op 13 mei jl. mijn reactie op de brief verstuurd. Een afschrift is bijgevoegd.
Is het waar dat er in juni 2013 aan de gemeente en provincie onderzoek is toegezegd naar de aardbevingsbestendigheid van het chemiepark in Delfzijl?
Medio 2013 heb ik met de Samenwerkende Bedrijven Eemsdelta (SBE) het initiatief genomen voor een werkgroep die onafhankelijke onderzoeken begeleidt naar de aardbevingsbestendigheid van industriële installaties in de Eemsdelta. In de werkgroep participeren ook vertegenwoordigers van KNMI, Deltares, TNO en NAM.
Is er tot op heden onderzoek uitgevoerd naar de aardbevingsbestendigheid van het chemiepark in Delfzijl? Zo ja, bent u bereid om de gemeente over dit onderzoek te informeren? Zo nee, bent u bereid om op korte termijn opheldering te verschaffen over de aardbevingsbestendigheid van het chemiepark in Delfzijl?
Het bedrijfsleven laat momenteel onderzoek uitvoeren naar de mogelijke risicovolle delen van de industrie in de regio, waaronder het chemiepark. Hiervoor heeft de genoemde werkgroep eerst een methode ontwikkeld, aangezien er geen nationale norm of aanpak is voor het vaststellen of toetsen van de aardbevingsbestendigheid van industriële installaties. Op mijn verzoek hebben Deltares en TNO een handreiking ontwikkeld voor het uitvoeren van studies naar het effect van aardbevingen voor bedrijven in de industriegebieden Delfzijl en Eemshaven. Met behulp van deze handreiking, waarvan de eerste versie begin 2014 verscheen, zijn ingenieursbureaus aan het werk gegaan in opdracht van individuele industriële bedrijven. Omdat het hier om nieuwe vormen van onderzoek gaat waarbij eenduidige beoordeling belangrijk is, wordt de opzet van dergelijke onderzoeken vooraf goedgekeurd door Deltares en TNO. De ervaringen uit de feitelijke onderzoeken worden gedeeld tussen de uitvoerende bureaus en de bedrijven, en leiden waar nodig tot aanpassing van de handreiking; er is inmiddels een vierde versie beschikbaar. De onderzoeken zelf worden vergoed door NAM.
De ontwikkelde aanpak begint met een eerste fase waarin globaal (kwalitatief) wordt onderzocht welke delen van installaties relevant zijn in het kader van externe veiligheid en welke daarvan schade kunnen oplopen na een aardbeving. Na dit onderzoek wordt duidelijk welke installaties niet nader onderzocht hoeven te worden omdat de kans dat ze ernstig beschadigd raken heel klein is, of omdat de schadelijke gevolgen van beschadiging erg klein zijn. De tweede fase is gericht op de overblijvende installaties en behelst het uitrekenen tegen welke intensiteit van aardbeving ze bestand zijn en het bepalen of versterkingsmaatregelen nodig zijn, en zo ja, welke maatregelen dat kunnen zijn. In de derde fase worden noodzakelijke versterkingsmaatregelen uitgevoerd.
Het onderzoeksproces is er vooral op gericht om de langere termijn bestendigheid tegen eventuele zwaardere aardschokken in beeld en zo nodig op peil te brengen. De totale doorlooptijd van de drie fasen kan oplopen tot twee jaar; een reële schatting is nog moeilijk te maken. De prioriteit ligt daarom bij bedrijven die vallen onder de voorschriften van het Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO). Het is de bedoeling dat de onderzoeksresultaten in het reguliere kader van vergunningverlening worden gecommuniceerd met het bevoegd gezag, in casu de gemeenten Delfzijl en Eemsmond, en met de Veiligheidsregio Groningen.
Ik zal de Nationaal Coördinator Groningen vragen om met de betrokken partijen te bespreken of, en zo ja, hoe het onderzoeksproces versneld kan worden.
De werkloosheid onder jonge leerkrachten |
|
Loes Ypma (PvdA) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nauwelijks banen voor jonge leerkrachten»?1
Ja.
Deelt u de zorgen over het feit dat een generatie jonge leerkrachten, doordat zij te lang geen baan in het onderwijs kunnen vinden en daarom in andere sectoren een baan zoeken, voor het onderwijs verloren gaat? Zo ja, welke maatregelen gaat u treffen om dit verlies van jonge docenten voor het onderwijs aan te pakken? Zo nee, waarom deelt u de zorgen niet?
Als gevolg van onder andere leerlingdaling is er nu een overschot van jonge leraren, terwijl zij over een paar jaar hard nodig zijn wanneer veel oudere leraren uitstromen. Ik deel uw zorgen dat jonge leerkrachten een baan gaan zoeken in een andere sector. Om dit te voorkomen heeft OCW, op verzoek van de PO-Raad en de VO-raad, in 2013 een incidenteel bedrag van € 150 miljoen beschikbaar gesteld (te besteden in 2014). Met deze afspraak uit het Nationaal Onderwijsakkoord (NOA) kunnen instellingen in het primair en voortgezet onderwijs meer jonge leraren in dienst houden en nemen.
Daarnaast zorgt de regeling «Jong en Oud» uit het sectorplan PO voor stimulering van werkgelegenheid van jonge leraren. Van deze regeling kan gebruik gemaakt worden in de periode 2014–2016. In het kader van de Lerarenagenda en de sectorakkoorden investeer ik in de begeleiding van startende leraren. Verder kunnen via het project Vierslagleren startende leraren samen met een ervaren leraar met de Lerarenbeurs een masteropleiding volgen. Ook dit draagt ertoe bij dat jonge leraren behouden blijven voor het onderwijs.
In hoeverre ziet u mogelijkheden om scholen erop te wijzen dat zij zelf ook keuzes kunnen maken met betrekking tot het bieden van kansen aan jonge leerkrachten, gezien het feit dat de extra bekostiging van 150 miljoen euro kennelijk voor een deel ook aan andere zaken is besteed? Bent u bereid scholen hierop te wijzen? Hoe kijkt u in dat licht aan tegen de mogelijkheid van het nadrukkelijker labelen van dergelijke middelen?
Vrijwel alle schoolbesturen zien het belang in van een gemêleerd lerarenkorps, dat bestaat uit jonge en oudere, meer ervaren, leraren. Ik zie het dan ook niet als mijn taak om schoolbesturen erop te wijzen dat zij zelf keuzes kunnen maken bij het aanstellen van jonge leraren.
De sectororganisaties hebben zelf gevraagd om deze investering van € 150 miljoen. Ik ga er vanuit dat deze middelen uit het NOA zijn aangewend voor het doel waarvoor de PO-Raad en de VO-raad deze wilden inzetten, namelijk het aannemen en behouden van (jonge) leraren.
Schoolbesturen bepalen hoe zij hun middelen inzetten. Dat is het gevolg van de keuze voor de lumpsumsystematiek die we met elkaar hebben gemaakt. Ik ben geen voorstander van het oormerken van dergelijke middelen. Uw Kamer heeft er ook nadrukkelijk mee ingestemd om deze middelen in te zetten via de lumpsum, zodat het niet leidt tot nieuwe administratieve lasten.2
Het is wel belangrijk dat scholen transparant zijn en laten zien wat zij doen, zodat de eigen medezeggenschapsraden en de inspectie hun controlerende taak goed uit kunnen voeren.
Ik zal uw Kamer in het najaar via de arbeidsmarktbrief nader informeren over de stand van zaken op de onderwijsarbeidsmarkt, waarbij ik ook in zal gaan op de arbeidsmarktpositie van jonge leraren. Op mijn verzoek doen de sectororganisaties specifiek onderzoek naar de effecten van de toekenning van deze middelen. De VO-Raad gebruikt daarbij onder andere de gegevens die schoolbesturen in het voortgezet onderwijs uiterlijk 1 augustus 2015 aan de sociale partners leveren, conform de afspraak in de cao. De PO-Raad voert binnenkort een onderzoek uit onder een aantal schoolbesturen in het primair onderwijs om een beeld te krijgen van de ontwikkeling van de werkgelegenheid en de effecten van de toekenning van de NOA-middelen. Er wordt gestreefd naar een evenwichtige steekproef van grote schoolbesturen en schoolbesturen die te maken hebben met krimp.
Deelt u de opvatting uit het artikel, dat nieuwe ontwikkelingen en ideeën vaak van jonge leerkrachten afkomstig zijn? Zo ja, deelt u de zorg dat deze vernieuwende impuls op veel scholen achterwege zal blijven, aangezien er nu geen of te weinig jonge leerkrachten aangenomen worden? Hoe gaat u zorgen dat er ondanks de krimp wel vernieuwing op scholen blijft plaatsvinden?
Jonge leerkrachten zorgen vaak voor een frisse blik in een school. Ik ben het echter oneens met de opvatting uit het artikel dat dit vooral vanuit jonge leerkrachten komt. Ook ervaren leraren kunnen in hun school zorgen voor innovaties, bijvoorbeeld via het programma Onderwijs Pioniers. Het volgen van een opleiding via de Lerarenbeurs kan eveneens een belangrijke impuls geven aan vernieuwing.
Deelt u het enthousiasme voor de beschreven projecten waarbij door gericht personeelsbeleid jonge docenten toch de kans krijgen om voor de klas te staan? Zo ja, hoe gaat u scholen aanmoedigen om op een dergelijke manier hun personeelsbestand te verjongen en jonge docenten voor het onderwijs te behouden?
Ik deel het enthousiasme voor de initiatieven die genomen worden om jonge leerkrachten te behouden voor het onderwijs. Ik vind het goed dat er schoolbesturen zijn die de huidige arbeidsmarktproblematiek van jonge leraren gezamenlijk aanpakken. Daarmee is de kans van slagen van deze initiatieven het grootst. Zoals eerder aangegeven bij vraag 3 zie ik het niet als mijn taak om schoolbesturen aan te moedigen om hun personeelsbestand te verjongen.
Wel wordt op andere manieren de arbeidsmarkt voor jonge leraren gestimuleerd. Een goed voorbeeld uit het sectorplan PO, dat opgesteld is door de sociale partners, is het opzetten van regionale transfercentra. Schoolbesturen kunnen via deze centra personeel uit dezelfde regio van werk naar werk bemiddelen. Deze bemiddeling zorgt voor doorstroom en optimale inzet van personeel. Zie verder vraag 2.
Het bericht over de toenemende kans op hacken van passagiersvliegtuigen van buitenaf |
|
Wassila Hachchi (D66) |
|
Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Adviesorgaan VS waarschuwt voor kans op hacken van vliegtuigen»?1
Ik heb kennis genomen van deze en andere publicaties over het rapport.
Zie verder antwoord vraag 2.
Kunt u reageren op het rapport van de Government Accountability Office (GAO), met name over de verhoogde kans op hacken van passagiersvliegtuigen?
Ik heb kennis genomen van het GAO rapport, dat recent werd gepubliceerd. Het rapport betreft een analyse van potentiële kwetsbaarheden in het kader van cybersecurity die betrekking hebben op de toekomstige invulling van het Amerikaanse Next Generation Air Transport system (NextGen). Daarnaast worden verbeterpunten genoemd ten aanzien van de organisatie van de Amerikaanse luchtvaartautoriteit FAA. Het onderzoek werd uitgevoerd op verzoek van de FAA. NextGen, waarbij onder andere wordt voorzien in een overgang van de «radar-based» naar een «satelite-based» luchtverkeersdienstverlening, heeft tot doel optimalisatie van afhandeling van luchtverkeer in de toekomst. Het is ontwikkeld om de verwachte groei van de burgerluchtvaart in de VS veilig en adequaat te kunnen faciliteren.
Neemt de kans op hacken van een passagierstoestel binnen het Nederlands luchtruim ook toe? Zo ja, kunt u toelichten waar dat aan ligt? Zo nee, waarom niet?
De genoemde kwetsbaarheid betreft op dit moment geen aangetoonde kwetsbaarheid, maar een op termijn verwachte mogelijkheid gezien de ontwikkelingen binnen de luchtvaart. Het rapport roept vooral op tot richtlijnen voor een betere beveiliging van luchtvaartsystemen, bijvoorbeeld op het gebied van testen en gecontroleerde ontwikkeling van systemen voor luchtverkeersdienstverlening.
Ingebruikname van nieuwe toestellen en onderhoud/aanpassingen aan toestellen die reeds in gebruik zijn, wordt in termen van veiligheid bewaakt door een streng systeem van certificatie. Het analyseren, vaststellen en adequaat ondervangen van eventuele kwetsbaarheden wordt in dit proces meegenomen. Hierop wordt door verschillende overheden toezicht gepleegd, en daartoe gelden nationale en internationale regels.
Op Europees niveau werd cybersecurity tot nu toe gezien als onderdeel van security dat wordt meegenomen in het bestaande security management systeem dat luchtvaartmaatschappijen gebruiken om security dreigingen in te schatten. De Europese Commissie heeft 20 maart 2015 per brief aangegeven dat cybersecurity nu meer specifiek zal worden bekeken. Zo gaan specifieke eisen op gebied van cybersecurity gesteld worden aan het netwerk en data waarmee de Europese luchtverkeersdienstverleners en netwerkmanager van Eurocontrol werken.
Is de waarschuwing van de GAO ook toepasbaar op het Nederlandse luchtruim? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u de drie maatregelen die door de GAO worden voorgesteld vertalen naar de Nederlandse situatie? Wat zouden de maatregelen voor consequenties hebben voor het Nederlands luchtruim?
Aangezien de burgerluchtvaart een internationale aangelegenheid is, zijn waarschuwingen voor potentiële kwetsbaarheden met betrekking tot dit systeem per definitie ook internationaal relevant. Twee van de aanbevelingen in het GAO rapport betreffen echter organisatorische aanbevelingen die specifiek betrekking hebben op de FAA en daarmee op de Amerikaanse situatie. De aanbeveling inzake het opstellen van een cybersecurity threat model is zeker toepasbaar voor de Nederlandse situatie, en wordt in aangepaste vorm reeds meegenomen in relevante risico-analyses (zie vraag 5). Daarbij geldt tevens dat het huidige regime van bepaling van luchtwaardigheid van een vliegtuig erop is gericht mogelijke kwetsbaarheden te ondervangen.
Daarnaast worden in het voornoemd rapport aanbevelingen gedaan voor het Amerikaanse NextGen programma, die relevant zijn voor het vergelijkbare Europese SESAR programma (Single European Sky Air Traffic Management Research). SESAR, de technologische pilaar om te komen tot één Europees luchtruim, heeft tot doel nieuwe technieken en procedures voor luchtverkeersdienstverlening gecoördineerd Europees breed in te voeren.
Technische oplossingen om dreigingen op gebied van cybersecurity te minimaliseren zijn als onderdeel van het SESAR programma meegenomen.
Welke maatregelen van zowel uzelf als de relevante private en publieke partners zijn er genomen sinds uw antwoorden op de eerdere vragen, waarin u aangaf dat technologische ontwikkelingen versneld zouden worden opgepakt om de hoge mate van veiligheid te bewaken?2
Er worden periodiek in internationaal verband risico-analyses gemaakt met betrekking tot cyberdreigingen in relatie tot de burgerluchtvaart binnen de Internationale luchtvaartorganisatie ICAO en andere relevante (luchtvaart) gremia. In EU verband heeft Nederland meegewerkt aan het creëren van een scherper wetgevend kader (zie ook antwoord onder vraag 3).
Wat is de huidige stand van zaken met betrekking tot het testen van de systemen in de praktijk, zoals u aangaf in de uw antwoorden? Kunt u aangeven wat er tot nu toe is bereikt?
Zie antwoord vraag 4 en 5.
Kunt u aangeven hoe de berichtgeving zich verhoudt tot de oproep van de Duitse organisatie voor vliegveiligheid (DFS) om vliegtuigen van buitenaf bestuurbaar te maken?3
Deze discussie in Duitsland wordt met name ingegeven door de recente crash met het German Wings toestel. Het eventueel van buitenaf besturen van een vliegtuig in een dergelijke situatie zou dan moeten fungeren als mitigatie voor ongewenst gedrag van een piloot. Aan het van buitenaf besturen van een vliegtuig kleven echter een veelheid aan praktische, wettelijke en andere bezwaren die nadere bestudering vergen.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het eerstvolgende Algemeen overleg Luchtvaart?
Ja.
Het bericht dat de Nederlandse ambassade in Zuid-Afrika die anti-blanke quota’s promoot |
|
Martin Bosma (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de tweet van de Nederlandse ambassadeur in Zuid-Afrika die blijkbaar een avond heeft georganiseerd ter promotie van BBEEE?1
De tweet over de lancering van de helpdesk van de Southern African Netherlands Chamber of Commerce (SANEC) voor het Nederlands bedrijfsleven t.a.v. Broad Based Black Economic Empowerment (BBBEE) is mij bekend.
De BBBEE-wetgeving is een Zuid-Afrikaanse werkelijkheid waarmee Nederlandse ondernemers, die zaken willen doen in Zuid-Afrika, worden geconfronteerd. De helpdesk is opgezet om Nederlandse ondernemers te assisteren bij het omgaan met de regels voor BBBEE om zo hun kansen op de Zuid-Afrikaanse markt te vergroten. SANEC zal deze helpdesk inrichten met steun van de Nederlandse ambassade in Pretoria.
Bent u ervan op de hoogte dat «broad-based black economic empowerment» niets anders behelst dan anti-blanke quota’s?
De Zuid-Afrikaanse overheid stelt dat de doelstelling van de BBBEE-wetgeving is de economische transformatie te bevorderen en de deelname van de zwarte bevolking in de Zuid-Afrikaanse economie te verhogen.
Deelt u de observatie van mevrouw Karin de Hauwere van de universiteit van Nijmegen die in haar onderzoek (Beyond the rainbow, a research among poor white Young adults in Port Elizabeth, Radboud University of Nijmegen, June 2007) stelt dat de Zuid-Afrikaanse rassenwetten bijdragen aan de verpaupering van Afrikaners en andere blanken in Zuid-Afrika?
Het onderzoek van mevrouw de Hauwere is mij niet bekend en blijkt niet beschikbaar op internet.
Is het de taak van Nederlandse ambassades rassenwetten te promoten?
Nee, dat doen zij dus ook niet.
De gezondheidsrisico’s van de intensieve veehouderij |
|
Henk Leenders (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA), Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Waarom slaan huisartsen in Reusel-De Mierden alarm over een sterke toename van het aantal veehouders dat besmet is met resistente bacteriën, terwijl u deze toename niet terugziet in de cijfers van het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)?1 Bent u van mening dat het RIVM-onderzoek voldoende recht doet aan de lokale context?
Het surveillancesysteem ISIS-AR is door het RIVM in samenwerking met de Nederlandse Vereniging voor Medische Microbiologie (NVMM) ontwikkeld om zicht te hebben op ontwikkelingen van antibioticaresistentie in Nederland.
Zoals aangegeven in de beantwoording van eerdere vragen over dit zelfde onderwerp (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2014–2015, nr. 1950) geven de data die worden verzameld door het RIVM een goed beeld van regionale en landelijke trends en zijn de Brabantse laboratoria goed vertegenwoordigd binnen dit surveillancesysteem (ISIS-AR). Samen met het RIVM ben ik van mening dat deze cijfers recht doen aan de lokale context. Een scherp lokaal afwijkend beeld kan op basis van de huidige data niet worden opgemaakt. De kwaliteit van de data en de medewerking van de laboratoria zijn voor ons momenteel geen aanleiding om te twijfelen aan de betrouwbaarheid.
Acht u de kans groot dat laboratoria sneller geneigd zijn gegevens over resistentie aan het RIVM te leveren indien zij onderzoek doen onder mensen in gebieden waar de problemen groter zijn? Zo ja, welke gevolgen heeft dit voor de betrouwbaarheid van dit onderzoek in deze specifieke context? Zo nee, waarom niet?
Nee, het RIVM is van mening dat dit niet het geval is. De bereidheid tot medewerking bij de betrokken laboratoria is groot. Ik hecht eraan dat dit systeem landelijk dekkend wordt en heb daarom de afgelopen jaren extra geld beschikbaar gesteld om dit mogelijk te maken. Eind 2015 zijn alle relevante instellingen aangesloten op ISIS-AR.
Bent u bereid te kijken naar de mogelijkheden om het aanleveren van deze gegevens te verplichten en daarmee een betrouwbaarder onderzoek te creëren? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ik ben net als u bezorgd over de antibioticaresistentieproblematiek die wereldwijd toeneemt. Voor de zomer zal ik een brief aan uw Kamer sturen over mijn aanpak om antibioticaresistentie te bestrijden. Hierin zal ik ook aandacht besteden aan landelijke surveillance.
Bent u bereid in overleg te treden met de huisartsen in Reusel-De Mierden die alarm hebben geslagen over de problemen die zij aankaarten en te kijken naar de oplossingen die zij aandragen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Ondanks dat de data in het systeem er geen aanleiding toe geven, heeft het RIVM op mijn verzoek contact opgenomen met de GGD Brabant-Zuidoost om te bespreken of en hoe zij kunnen bijdragen aan de duiding van het signaal. Er is in de regio al één en ander in gang gezet om meer inzicht te krijgen in of en wat er speelt. Zo heeft er onlangs overleg plaatsgevonden tussen de betrokken professionals en GGD Brabant-Zuidoost. Hier wordt hier momenteel vervolg aangegeven en het RIVM blijft hierbij betrokken. De GGD Brabant-Zuidoost heeft aangegeven dat zij geen rapport zullen uitbrengen.
Kunt u het onderzoek van de GGD Brabant-Zuidoost dat de dienst naar aanleiding van deze noodkreet gestart is, aan de Kamer doen toekomen zodra het is afgerond?
Zie antwoord vraag 4.