Het bericht dat toezichthouders van Patyna het eigen salaris fors verhogen |
|
Tjitske Siderius (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Acht u het wenselijk dat toezichthouders in de thuiszorg het eigen salaris verhogen terwijl er van thuiszorgmedewerkers gevraagd wordt om salaris in te leveren?1
Het kabinet wil maatschappelijk acceptabele inkomens voor zorgbestuurders. Normen voor bezoldiging zijn vastgelegd in de Wet normering topinkomens (WNT). Binnen de grenzen die de wet, in het bijzonder de WNT, stelt is het aan de toezichthouders om te bepalen wat een passende beloning is. Ik ga er van uit dat zij daarbij niet enkel naar de letter van de wet kijken, maar binnen die grenzen een maatschappelijke afweging maken die recht doet aan de specifieke omstandigheden. Dat blijft maatwerk, mij past daarom terughoudendheid in de oordeelsvorming over individuele gevallen.
Inmiddels heeft Patyna de verhoging van de vergoeding van de toezichthouders herroepen, naar aanleiding van de maatschappelijke verontwaardiging daarover. In overleg met de cliëntenraad en ondernemingsraad zal worden onderzocht of de beloning in de toekomst nog moet worden aangepast. Dit geeft mij het vertrouwen dat er in deze een goede maatschappelijke afweging zal worden gemaakt.
Wat is uw morele oordeel over de verhoging van de vergoeding van toezichthouders in de zorg? Acht u dit moreel wenselijk aangezien er miljarden worden bezuinigd in de zorg? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u reageren op de volgende uitspraak in het artikel: «Een kleine steekproef bij andere zorginstellingen leert dat Patyna niet uit de pas loopt met nieuwe vergoedingen»? Bent u bereid de Kamer een overzicht te sturen van zorgorganisaties waarin toezichthouders het eigen salaris hebben verhoogd? Zo nee, waarom niet?
De jaarrekeningen van de thuiszorgorganisaties van 2015 zijn nog niet opgesteld. Deze gegevens zijn dus nog niet beschikbaar. Overigens verwijs ik u naar de WNT-jaarrapportage die jaarlijks aan de Eerste en Tweede Kamer wordt verzonden. Hierin treft u alle gegevens over bezoldigingen van toezichthouders.
Hoe oordeelt u over de uitspraken van toezichthouder Henk W. die aangeeft dat de verhoging van het salaris een passende beloning is bij de zwaarte van het werk en dat het niet in de rede ligt dat er op dit besluit teruggekomen wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u bereid om de toezichthouders van Patyna aan te spreken op hun zeer moreel verwerpelijke, onverantwoorde en egoïstische gedrag en dringend duidelijk te maken dat deze asociale vertoning maatschappelijk ongewenst is, juist in tijden dat zorgverleners en zorgbehoevende mensen te maken hebben met forse bezuinigingen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u toelichten op welke wijze de kwaliteit van toezichthouders wordt beoordeeld? Kunt u toelichten welke hogere eisen er aan de toezichthouders worden gesteld in vergelijking met voorgaande jaren, aangezien de hogere eisen de aanleiding zijn voor de hogere vergoeding?2
Het belang van kritische interne toezichthouders is toegenomen. Goed bestuur vergt immers in de eerste plaats dat het interne toezicht goed werkt zodat de kwaliteit, continuïteit en de maatschappelijke opdracht van de instelling wordt bewaakt. Een Raad van Toezicht moet een volwaardige gesprekspartner zijn, die zich bewust is van de risico’s, de publieke belangen en de organisatiebelangen. Dat betekent ook dat de zij onafhankelijk van de bestuurder informatie inwint bij relevante stakeholders binnen en buiten de organisatie. Hierop moet de beschikbare tijd en daarmee ook de vergoeding zijn afgestemd.
Met de Nederlandse Vereniging voor Toezichthouders Zorg (NVTZ) ben ik in gesprek over het inrichten van een accreditatietraject voor toezichthouders. Met dit traject proberen we de vakontwikkeling en verdere professionalisering van toezichthouders kracht bij te zetten. Het doel hiervan is tweeledig: het functioneren van de raad van toezicht als orgaan te verbeteren en het nader invullen van de eisen die moeten worden vervuld om te spreken van een goede toezichthouder. Eind februari ontvangt uw Kamer de eerste voortgangsrapportage waarin u wordt geïnformeerd over de huidige stand van zaken.
Het bericht ‘Klokkenluider aan de grond’ |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht «Klokkenluider aan de grond»?1
Zoals ik in antwoord op eerdere Kamervragen over deze kwestie al heb aangegeven zijn de misstanden waar het nu om gaat niet gewenst2. Dat geldt eens te meer als blijkt dat de werknemer die zijn recht heeft proberen te halen daar nog lange tijd de nadelen van ondervindt. Het is belangrijk dat wet- en regelgeving wordt nageleefd en dat werknemers het loon ontvangen waar zij op grond van de wet of hun cao recht op hebben.
Bent u bereid na te gaan wat het verschil van inzicht is tussen de Portugese Belastingdienst en de Nederlandse Belastingdienst? Bent u bereid om u in te spannen om dit probleem op te lossen? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Belastingdienst kantoor buitenland te Heerlen is bevoegd voor de belastingaangelegenheden van inwoners van Portugal, zoals betrokkene. De Belastingdienst heeft over deze problematiek contact met betrokkene.
Bent u bereid om te onderzoeken of het waar is dat de klokkenluider geen werk kan vinden doordat hij op een zwarte lijst is geplaatst? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen als dit het geval blijkt te zijn? Zo nee, waarom niet?
Ik heb vernomen dat Rimec Ltd. (thans: Mecra) beschikt over een lijst waarop de namen van werknemers staan vermeld. Aan een aantal namen is een kwalificatie of diskwalificatie toegevoegd. Op welke wijze deze lijst gebruikt wordt, of de lijst wordt verspreid naar andere bedrijven en of betrokkene daarop is vermeld is mij niet bekend. Het betreft hier een zaak tussen werkgever en werknemer. Het is dan ook aan de werknemer om de afweging te maken of er voldoende aanknopingspunten zijn om tegen de handelwijze van de Rimec/Mecra een civielrechtelijke procedure te starten.
Hebben alle benadeelde werknemers die betrokken waren bij de aanleg van de A2-tunnel in Maastricht gekregen waar zij recht op hebben? Zo ja, welk bedrag is er totaal aan de werknemers overgemaakt? Zo nee, wat is hiervan de oorzaak en welke stappen gaat u ondernemen?
Bij vonnis van 22 juli 2015 heeft de Rechtbank Midden-Nederland (Utrecht) een veroordeling uitgesproken ten laste van Rimec/Mecra. Deze houdt – zakelijk weergegeven – in dat Rimec/Mecra alle bepalingen van de cao Bouwnijverheid dient na te leven jegens de werknemers van haarzelf en enkele dochtervennootschappen. De Rechtbank heeft geoordeeld dat het Technisch Bureau Bouwnijverheid bevoegd is deze naleving door Rimec/Mecra af te dwingen en dat dit bedrijf daartoe de benodigde informatie dient te verschaffen. Rimec/Mecra is tevens veroordeeld zodanige nabetalingen te doen aan haar arbeidskrachten dat deze hebben ontvangen waarop zij conform cao recht hebben. Voorts dient het bedrijf een bedrag aan het Bedrijfstakpensioenfonds Bouw te voldoen wegens achterstallige premie.
Rimec/Mecra heeft tot nog toe niet aan deze veroordelingen voldaan. Hoger beroep tegen genoemd vonnis is momenteel aanhangig.
De bovenwettelijke ouderbijdragen van de Groningse Schoolvereniging |
|
Tjitske Siderius (SP) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
|
|
|
Hoe beoordeelt u het feit dat een school geadviseerd wordt ouders bewust niet te informeren over hun rechtspositie omdat dit misschien «slapende honden» wakker kan maken?1 2
Scholen moeten ouders in hun schoolgids expliciet wijzen op het vrijwillige karakter van de bijdrage en mogen dat karakter dus niet verhullen. Scholen moeten zich houden aan de bepalingen hierover in de Wet op het primair onderwijs (WPO) en de Wet medezeggenschap op scholen (WMS). Indien scholen zich niet aan de wet houden (en ouders bijvoorbeeld niet wijzen op het vrijwillige karakter van de ouderbijdrage), kan de inspectie handhavend optreden en scholen er zo toe bewegen om hun handelen alsnog in overeenstemming met de wet te brengen.
In hoeverre is er volgens u sprake van een vrijwillige ouderbijdrage wanneer dit in het verleden niet op deze wijze kenbaar is gemaakt of zelfs achteraf verzwegen wordt? Gaat u dergelijke praktijken toestaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Scholen kunnen ouders een bijdrage vragen voor zaken die ofwel niet essentieel zijn voor het onderwijs («extraatjes»), ofwel openstaan voor alle leerlingen ongeacht of hun ouders de bijdrage betalen of niet. Deze bijdrage is vrijwillig. Scholen dienen ouders hier expliciet op te wijzen. Zie verder mijn antwoord op vraag 1.
Hoe beoordeelt u het feit dat de zogenaamde «schoolfee» – de bovenwettelijke bijdrage – onsplitsbaar is en ouders dus niet kunnen kiezen waar zij de bijdrage aan kunnen besteden? Kunt u uw antwoord toelichten?3
De school heeft op grond van de WMS de voorafgaande instemming van de oudergeleding van de medezeggenschapsraad (MR) nodig ten aanzien van de vaststelling of wijziging van de hoogte van de ouderbijdrage en de vaststelling en wijziging van de bestemming van de ouderbijdrage. Ouders hebben via deze weg dus altijd invloed op de hoogte en de bestemming van de ouderbijdrage.
Is het toegestaan dat de bovenwettelijke bijdrage in feite een contributie is voor de lidmaatschap van een vereniging? Wat is uw oordeel hierover?
Het van rijkswege bekostigde basisonderwijs is gratis en voor iedereen toegankelijk. Scholen kunnen ouders een vrijwillige bijdrage vragen (zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 2). Het lidmaatschap van een school- of oudervereniging staat los van de wet- en regelgeving over de vaststelling en de bestemming van de vrijwillige ouderbijdrage. De inspectie zal de genoemde casus nader bekijken.
Acht u het wenselijk dat betalende ouders via de algemene ledenvergadering van de vereniging – door de directe betrokkenheid bij het schoolbestuur en vanwege de verantwoording die het schoolbestuur over het financiële en onderwijskundige beleid van de school aan hen af moet leggen – meer zeggenschap hebben dan de medezeggenschapsraad van de school? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is altijd aan het bestuur om, met instemming van de oudergeleding van de MR, de hoogte en de bestemming van de vrijwillige ouderbijdrage te bepalen. De randvoorwaarden voor deze inspraak liggen vast in de WMS. Ouders zijn hiermee wettelijk in positie gebracht. Er zijn dus geen andere partijen die meer zeggenschap hebben dan het bestuur en de medezeggenschapsraad.
Acht u het wenselijk dat een school feitelijk een tweedeling maakt tussen ouders die de zogenaamde «schoolfee» kunnen betalen en ouders die dit niet kunnen? Vindt u het normaal dat deze school vakleerkrachten inzet voor leerlingen waarvan de ouders de schoolfee wel kunnen betalen en groepsleerkrachten voor leerlingen waarvan de ouders de schoolfee niet kunnen betalen? Hoe gaat u aan deze tweedeling in het onderwijs paal en perk stellen?
Scholen kunnen ouders een vrijwillige bijdrage vragen (zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 2). Indien een ouderbijdrage wordt gebruikt voor het aanstellen van een extra leerkracht, die ingezet wordt voor het geven van onderwijs, kunnen kinderen van ouders die hieraan niet kunnen of willen meebetalen hiervan niet worden uitgesloten. Van een tweedeling mag dan ook geen sprake zijn. Ook voor dit punt geldt dat de inspectie handhavend kan optreden, als zij constateert dat scholen zich niet houden aan de wettelijke bepaling dat toelating tot de school niet afhankelijk mag worden gesteld van een geldelijke bijdrage.
Is het correct dat computer-, muziek-, gym- en Engelse lessen onder extra voorzieningen vallen wanneer deze lessen door vakleerkrachten gegeven worden in plaats van door groepsleerkrachten? Acht u dit onderscheid wenselijk?
Zie ook mijn antwoord op vraag 6. Overeenkomstig de regels met betrekking tot de ouderbijdrage kan een school een ouderbijdrage vragen ten behoeve van het aanstellen van vakleerkrachten, mits de oudergeleding in de MR hiermee heeft ingestemd, en ouders niet gedwongen worden om mee te betalen. Indien een ouderbijdrage wordt gebruikt voor het aanstellen van een extra (vak)leerkracht, kunnen kinderen van ouders die hieraan niet kunnen of willen meebetalen hiervan niet worden uitgesloten.
Deelt u de mening dat scholen voor al hun leerlingen goed onderwijs moeten verzorgen? Acht u het geoorloofd dat een school die tweedeling in de hand werkt het predicaat «excellent» krijgt?
Scholen worden geacht goed onderwijs te verzorgen voor al hun leerlingen. Het van rijkswege bekostigde onderwijs is gratis en voor iedereen toegankelijk. Dit geldt ook voor scholen met het predicaat Excellente School.
Klopt het dat het internationale onderwijs op deze school nu, of in het verleden niet onder het reguliere onderwijs valt óf viel en dit onderwijs daardoor niet volledig bekostigd wordt? Is het in uw ogen vervolgens dan ook juist om daar een extra bijdrage voor te vragen bovenop de al geldende bovenwettelijke bijdrage? Wat is uw oordeel hierover?4
Het internationaal georiënteerd onderwijs wordt gegeven binnen een afdeling van een reguliere school en volgt een eigen onderwijsprogramma. Voor toelating gelden specifieke eisen. De school ontvangt reguliere bekostiging voor deze leerlingen en daar bovenop een aanvullende bekostiging. Het internationaal georiënteerd onderwijs wordt vanuit OCW niet kostendekkend bekostigd. De school mag voor dit onderwijs een bijdrage vragen van de belanghebbenden (ouders/bedrijven). Dit geld wordt gebruikt voor de speciale inrichting van dit onderwijs: met name de noodzaak tot kleine groepen, de kosten van de werving en bijscholing van personeel en aanschaf van Engelse leermiddelen. De ouderlijke bijdrage mag worden verplicht. Als ouders niet willen betalen, dan kan hen de toegang worden ontzegd tot het internationaal georiënteerd onderwijs, maar blijft de leerling welkom op het reguliere Nederlandse gedeelte.
De lancering van een medium range ballistische raket door Iran |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Iran tests another mid-range ballistic missile in breach of UN resolutions»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Iran wederom een test heeft uitgevoerd waarbij een ballistische raket is gelanceerd die een nucleaire lading kan dragen?
Iran heeft op 21 november jl. een ballistische raket gelanceerd. Het is thans niet bekend welk type raket dat betrof. Wel kan worden gesteld dat deze raket, evenals de op 10 oktober jl. gelanceerde ballistische raket, zeer waarschijnlijk valt binnen de «Categorie 1 Systemen», zoals door het Missile Technology Control Regime (MTCR) gedefinieerd. Deze systemen hebben een bereik groter dan 300 km en een payload van minimaal 500 kg. Op basis van de richtlijnen van het MTCR kan worden gesteld dat «Categorie 1 Systemen» in theorie in staat zijn om massavernietigingswapens te vervoeren.
Is deze lancering wederom een schending van VNVR-resolutie 1929? Zo ja, deelt u de mening dat deze schending geadresseerd, onderzocht en, indien bewezen, gesanctioneerd moet worden?
VN-Veiligheidsraadresolutie 1929 (2010) verbiedt Iran activiteiten te ondernemen die gerelateerd zijn aan ballistische raketten die in staat zijn een nucleair wapen te dragen. Het kabinet is van mening dat, evenals bij de andere door Iran gelanceerde ballistische raketten de afgelopen jaren, door middel van de geëigende VN-mechanismen dient te worden onderzocht of een raket een massavernietigingswapen zou kunnen dragen. VNVR-resolutie 1929 stelt een Expertpanel in dat gemelde schendingen kan onderzoeken en draagt het Iran Sanctiecomité op effectief te reageren op schendingen. Het ligt in dit stadium niet voor de hand om buiten het multilaterale kader dit vraagstuk bij Iran aan de orde te stellen.
Bent u voornemens deze schending aanhangig te maken bij de VN-Veiligheidsraad? Wordt daartoe overleg gevoerd met andere landen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van plan uw ongenoegen over deze lancering kenbaar te maken bij de Iraanse regering? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welk gevolg heeft het door de Verenigde Staten aanhangig maken bij de VN-Veiligheidsraad van een ballistische raketlancering door Iran in oktober van dit jaar gekregen? Is deze lancering inmiddels aangemerkt als schending van VNVR-resolutie 1929? Zo ja, is dit reeds gevolgd door sancties?
Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk, Duitsland en de Verenigde Staten hebben op 21 oktober jl. het Iran Sanctiecomité gevraagd de rakettest van 10 oktober jl. te onderzoeken. Het Comité heeft in november unaniem besloten dat het Expertpanel een onderzoek moest beginnen naar de lancering en heeft het panel gevraagd hierover terug te rapporteren. Op 11 december heeft het Expertpanel zijn rapport ingediend bij het Sanctiecomité, met als hoofdconclusie dat de lancering van de ballistische raket op 10 oktober jl. een schending betreft van paragraaf 9 van VNVR-resolutie 1929 (2010). Op 15 december heeft de voorzitter van het Sanctiecomité een briefing gegeven aan de VNVR. Het Verenigd Koninkrijk, Frankrijk en de Verenigde Staten hebben in hun reactie gesteld dat de VNVR actie moet ondernemen tegen deze schending. De Amerikaanse Ambassadeur Power stelde met krachtige bewoordingen dat de VNVR zijn verantwoordelijkheid moet nemen. Ook hebben VS, VK en Frankrijk aangegeven Iran in multilateraal kader te zullen blijven aanspreken op zulke schendingen. Het kabinet steunt deze aanpak ten volle. De VNVR zal zich de komende tijd moeten buigen over een reactie, maar het lijkt er op dat er binnen de Raad geen overeenstemming zal zijn over het instellen van nieuwe sancties.
Het bericht ‘Vluchtelingen ingezet voor nijpend personeelstekort’ |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Vluchtelingen ingezet voor nijpend personeelstekort»?1
Ja
Is er onder de ruim 600.000 werklozen en ruim 400.000 bijstanders die Nederland telt – alsmede onder de ongeveer 300.000 ZZP’ers met amper opdrachten – geen enkele kandidaat te vinden om dit probleem op te lossen? Zo neen, waarom niet?
De personeelstekorten treden op in specifieke sectoren, zoals in de techniek, waarin al langere tijd geprobeerd wordt om vacatures te vervullen. Dit kan bijvoorbeeld liggen aan geringe populariteit van sommige beroepen of aan onvoldoende afstemming tussen opleiders en arbeidsmarkt. Aangezien het om personeelstekorten gaat die al sinds lange tijd bestaan, is er geen sprake van uitsluiten van anderen. Eerder is het tegenovergestelde het geval; Nederlandse werkgevers hebben baat bij de kennis en kunde die vluchtelingen (met een verblijfsvergunning) kunnen meebrengen.
Waarom is dit project specifiek op vluchtelingen gericht, waardoor anderen worden uitgesloten? Deelt u de mening dat dit een onacceptabele bevoordeling van vluchtelingen ten koste van anderen is? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid dit project te (laten) beëindigen? Zo neen, waarom niet?
Nee, ik ben niet van plan dit project te laten beëindigen, want het past binnen het kabinetsbeleid om vluchtelingen een bijdrage te laten leveren aan de samenleving. Vluchtelingen die in ons land mogen blijven, moeten zo snel mogelijk integreren en aan het werk.
Bent u bereid de sociale implosie en de verdere verpaupering van Nederland te voorkomen door de grenzen te sluiten voor asielzoekers? Zo neen, waarom niet?
Nederland biedt bescherming aan personen die vluchten voor oorlog, vervolging of onmenselijke behandeling. Asielaanvragen worden op individuele basis beoordeeld. Als een asielzoeker geen vluchteling is in de zin van het Vluchtelingenverdrag, maar enkel vanwege economische motieven een asielaanvraag doet, wordt deze afgewezen en verkrijgt men geen verblijfsrecht in Nederland.
Het bericht dat Veilig Thuis tekort schiet in haar taken |
|
Nine Kooiman |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het artikel waarin wordt gesteld dat Veilig Thuis tekort schiet in haar aanpak van huiselijk geweld?1
In dit artikel wordt gerefereerd aan (deel)rapporten van de Inspectie Jeugdzorg (IJZ) en de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) over de Veilig Thuis-organisaties (VT-organisaties) in de regio’s Groningen, Hollands Midden, Drenthe en Gelderland-Zuid. Ook ik heb deze signalen van de inspecties ontvangen. In de voortgangsrapportage Geweld in Afhankelijkheidsrelaties (VGR GIA) die ik u mede namens de ministers van Veiligheid en Justitie (VenJ) en Onderwijs Cultuur en Wetenschap (OCW) in januari 2016 stuurde, ben ik uitgebreid ingegaan op de noodzakelijke verbetering en doorontwikkeling van Veilig Thuis. Dit vraagt een krachtige aanpak die ik samen met de VNG en de Minister van VenJ in gang heb gezet. De nadere uitwerking van dit project zal ik u binnenkort toesturen.
Het eindrapport van de inspecties verwacht ik eind februari 2016. Zodra ik dit rapport heb ontvangen, zal ik het binnen de gebruikelijke termijnen aan u sturen.
Wat is de huidige stand van zaken omtrent de wachttijd van deze instellingen, gelet op het feit dat de genoemde Veilig Thuis organisaties al in augustus 2015 zijn bezocht?
Op basis van de deelrapportages van de inspecties hebben de VT-organisaties en de verantwoordelijke gemeenten onmiddellijk actie ondernomen. Zo hebben de gemeenten in de regio’s Gelderland-Zuid, Drenthe, Groningen en de gemeenten van Hollands Midden extra financiële middelen beschikbaar gesteld aan de VT-organisaties voor het wegwerken van de wachttijden. Alle tot nu toe onderzochte VT-organisaties hebben of zullen binnenkort aan de inspecties verbeterplannen en verbetermaatregelen presenteren. Komend jaar zullen de inspecties toetsen of de verbeterplannen daadwerkelijk hebben geleid tot verbeteringen in de praktijk.
Om vinger aan de pols te houden en te onderzoeken waar we kunnen ondersteunen, zal VWS in overleg treden met de verantwoordelijk wethouders van de betreffende Veilig Thuis regio’s over de oorzaken van de ontstane wachtlijsten en de maatregelen die getroffen zijn.
Bent u ervan op de hoogte dat uit het artikel blijkt dat op de wachtlijst ook zaken staan met «hoge prioriteit», wat strijdig is met de uitspraak van de Staatssecretaris van VWS tijdens het Algemeen overleg Kindermishandeling/Geweld in afhankelijkheidsrelaties van 11 november jl., dat er altijd op «acute situatie gereageerd wordt»? Hoe verklaart u deze tegenstelling?2
Het is zeer onwenselijk dat acute crisiszaken op de wachtlijst van Veilig Thuis staan en dat geen contact opgenomen wordt met de betreffende gezinnen. Gemeenten en VT-organisaties werken er hard aan om dit probleem op te lossen. Het is goed dat de IGZ en IJZ in het najaar grondig onderzoek hebben gedaan zodat snel kon worden ingegrepen. Dat is ook gebeurd, de VT-organisaties genoemd in het artikel in NRC Next hebben extra financiële middelen van de gemeenten ontvangen voor het wegwerken van de wachtlijsten.
In het afgelopen najaar zijn alle VT-organisaties ook door VWS samen met VNG en VenJ bezocht. Waar de ronde van VWS langs de VT-organisaties bedoeld was om globaal inzicht te krijgen in de successen en knelpunten van deze organisaties, was de toezichtronde van de IJZ en IGZ bedoeld om van alle VT-organisaties te bepalen in hoeverre zij voldoen aan (wettelijke) randvoorwaarden, in hoeverre zij zicht houden op de veiligheid en ervoor zorgen dat acuut onveilige situaties worden opgeheven.
VT-organisaties hebben tijdens de ronde van VWS, VenJ en VNG benadrukt dat bij alle binnenkomende meldingen direct nagegaan wordt of sprake is van een crisissituatie en dat indien nodig onmiddellijk wordt ingegrepen.
Conclusie van de inspecties is, zo blijkt uit de deelrapporten die ik vanaf november heb ontvangen, dat niet alle bezochte VT-organisaties voldoen aan de (wettelijke) randvoorwaarden. Niet alle VT-organisaties hebben een actueel beeld van de veiligheid van alle leden van gezinnen en huishoudens, vooral bij zaken die op de wachtlijst staan en dat het hierbij ook gaat om zaken met hoge prioriteit.
Klopt het dat in sommige gevallen geen contact is geweest met gezinnen op de wachtlijst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe komt dat, en op welke manier gaat u dit verbeteren? Hoe kunt u garanderen dat er tussen deze meldingen ook zaken zijn waarop acuut gereageerd dient te worden?
Zie antwoord vraag 3.
Welke acties gaat u ondernemen om de enorme wachtlijstproblematiek bij de Veilig Thuis organisaties op te lossen?
Zowel de VT-organisaties, de gemeenten, de VNG, de Minister van VenJ als ik beseffen de urgentie van de problemen bij de VT-organisaties. Zoals al aangegeven hebben de betrokken VT-organisaties in overleg met hun gemeenten, verbeterplannen gemaakt. Samen met de VNG en de minster van VenJ neem ik een krachtige doorontwikkeling van Veilig Thuis ter hand. Kortom, alle betrokkenen zetten alles op alles om gevaarlijke situaties te voorkomen. Voor de voorgenomen verbeteringen verwijs ik naar de VGR GIA die u in januari 2016 heeft ontvangen.
Kunt u garanderen dat door de problemen bij Veilig Thuis geen kinderen en gezinnen in gevaar zijn gekomen? Kunt u dit antwoord uitgebreid toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Wat zijn de resultaten van de pilot waarin adviezen geregistreerd worden door Veilig Thuis? Wat zijn de gevolgen van een eventuele uitrol hiervan op de toch al forse wachtlijsten van de organisaties?
Om te voorzien in de behoefte aan experimenteerruimte, heeft het kabinet een Experimentenwet aangekondigd waarmee een aantal gemeenten voor een specifieke periode in de gelegenheid wordt gesteld af te wijken van wettelijke bepalingen. De gemeente Tilburg wil bij wijze van experiment op basis van adviesvragen bij Veilig Thuis Midden-Brabant persoonsgegevens registreren van mogelijke slachtoffers van kindermishandeling en huiselijk geweld. Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en VWS onderzoeken met de gemeente Tilburg onder welke voorwaarden dit experiment kan worden vormgegeven, waarbij in ieder geval aandacht uitgaat naar de zorgvuldigheid van de gegevensverwerking, de laagdrempeligheid van Veilig Thuis en het effect van dit experiment op de bereidheid van professionals om contact op te nemen met Veilig Thuis. Uiteraard wordt ook de draagkracht van Veilig Thuis bij dit onderzoek meegenomen. Naar verwachting zal in het voorjaar van 2016 een wetsvoorstel over experimenteerruimte voor gemeenten door de Minister van BZK bij uw Kamer worden ingediend. De beoogde datum van de inwerkingtreding is 1 januari 20173.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot de samenwerking tussen Veilig Thuis en gemeenten, scholen, sociale wijkteams, politie en justitie?
Het ondersteuningsprogramma Veilig Thuis van de VNG heeft op 4 september 2015 het model: «samenwerkingsafspraken tussen de VT-organisaties, de Nationale Politie en het Openbaar Ministerie voor de terreinen huiselijk geweld, kindermishandeling en zorgmeldingen jeugd van de politie», gepresenteerd. Uit de ronde langs de VT-organisaties blijkt dat dit model door de VT-organisaties gebruikt wordt om op regionaal niveau samenwerkingsafspraken te maken met de politie en OM.
Uit de ronde langs de VT-organisaties bleek ook dat in 2015 hard is gewerkt aan samenwerkingsafspraken met sociale wijkteams en scholen. En dat het maken van deze samenwerkingsafspraken veel inzet en tijd vraagt van de VT-organisaties.
Het verzoek om OVSE/ODIHR-waarnemers te laten observeren bij het aanstaande referendum |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de reactie van de OVSE/ODIHR (Organisatie voor Veiligheid en Samenwerking in Europa / Office for Democratic Institutions and Human Rights) op een verzoek om waarnemers te sturen?1
Ja.
Hoe duidt u het gegeven dat er gevraagd is om OVSE/ODIHR-waarnemers toe te laten bij het aanstaande referendum over de associatieovereenkomst tussen de EU en Oekraïne?
Bij parlementsverkiezingen is het gebruikelijk dat Nederland OVSE/ODIHR waarnemers uitnodigt om bij de verkiezingen aanwezig te zijn. Het raadgevend referendum over het associatieakkoord met Oekraine op 6 april 2016, is de eerste keer dat een referendum in Nederland wordt gehouden onder de Wet op het raadgevend referendum (Wrr). In de Wrr is artikel J39 van de Kieswet niet van toepassing verklaard. In artikel J39 wordt een bevoegdheid verleend aan de Minister van Buitenlandse Zaken voor het uitnodigen van waarnemers bij verkiezingen, ter uitvoering van een verdrag of een internationale afspraak. Een referendum is echter geen verkiezing. Om die reden is in de Wrr geen regeling voor waarnemers opgenomen. In de memorie van toelichting op de Wrr wordt gesteld dat er geen behoefte was aan een regeling voor waarnemers. De Wrr bevat echter geen verbod op de aanwezigheid van waarnemers, zodat, ondanks het ontbreken van een regeling daartoe, waarnemers aanwezig kunnen zijn bij het uitbrengen van de stemmen, mits met instemming van de burgemeester en de voorzitter van het stembureau.
Deelt u de mening dat, gezien het feit dat het de eerste keer is dat er gebruik wordt gemaakt van de Wet raadgevend referendum 2015 en verschillende gemeenten hebben aangegeven dat zij – in verband met de kosten – minder stemlokalen open gaan stellen, de aanwezigheid van OVSE/ODIHR-waarnemers van meerwaarde is? Zo neen, waarom niet?
Ik zie geen verband tussen de aanwezigheid van waarnemers en het aantal stemlokalen. Transparantie van de procedure is altijd het uitgangspunt bij zowel verkiezingen als referenda. Het aantal beschikbare stemlokalen doet daaraan niets af.
Bent u, daar het een voorwaarde is dat er een verzoek gedaan wordt door de regering van een OVSE-lidstaat, bereid een formele uitnodiging te versturen om de OVSE/ODIHR dit referendum te laten observeren?
Hoewel de Wrr daartoe niet verplicht, zal het kabinet OVSE/ODIHR uitnodigen bij het aankomende referendum waarnemers te zenden om aanwezig te kunnen zijn bij het uitbrengen van de stemmen. Zoals u bekend uit het antwoord van ODIHR aan GeenPeil, zal ODIHR als autonome instelling evenwel zelf bepalen of het daadwerkelijk tot waarneming kan en zal komen en op welke wijze de waarneming wordt vormgegeven.
Het bericht "Salaris bobo's Friese thuiszorg verdubbeld" |
|
Otwin van Dijk (PvdA), John Kerstens (PvdA), Jacques Monasch (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Salaris bobo's Friese thuiszorg verdubbeld»?1
Ja.
Deelt u de mening dat, zelfs al is het voor Patyna een in totaal kostenneutrale verhoging, van het meer dan verdubbelen van de persoonlijke beloningen van de toezichthouders een signaal uit gaat dat de topmensen van deze thuisorganisatie lak hebben aan versobering als het om hun eigen bezoldiging gaat? Zo nee, waarom niet?
Zorggroep Plantein en zorggroep Tellens zijn per 1 januari 2016 gefuseerd en verder gegaan onder de naam Patyna. Patyna heeft inmiddels kenbaar gemaakt dat het besluit tot het verhogen van de vergoedingen van de voorzitter en leden van de raad van toezicht naar aanleiding van de maatschappelijke verontwaardiging daarover, is herroepen. De bedragen blijven volgens Patyna gelijk aan de vergoedingen die de voorzitter en leden van de raad van toezicht ontvingen bij Plantein en Tellens, te weten € 10.500 respectievelijk € 7.000.
Kunt u zich voorstellen dat de verdubbeling van de beloning van de toezichthouders van Patyna door thuiszorgmedewerkers in het land, waarvan banen en salarissen onder druk staan, als een klap in hun gezicht kan worden ervaren? Zo ja, waarom kunt u zich dit voorstellen? Zo nee, waarom kunt u zich dit niet voorstellen?
Binnen de grenzen die de wet, in het bijzonder de WNT, stelt is het aan de instelling en de topfunctionaris om te bepalen wat een passende beloning is. Dat het wettelijk maximum maatschappelijk gezien niet altijd als passend wordt beschouwd, blijkt uit de reacties die een dergelijk besluit uitlokt.
Voldoen de vergoedingen voor de toezichthouders bij de thuiszorgorganisatie Patyna aan de eisen die de Wet Normering Topinkomens (WNT) daaraan stelt? Zo nee, waarom niet?
Per 1 januari 2016 geldt er een nieuwe ministeriële regeling voor de zorg met aan het verlaagde WNT-2 maximum aangepaste staffels. Het bezoldigingsmaximum van de leden respectievelijk de voorzitter van een raad van toezicht bedraagt 10 respectievelijk 15% van het voor de instelling geldende bezoldigingsmaximum op grond van die regeling. Toezicht op de naleving hiervan vindt achteraf plaats door de toezichthouder op de WNT in de zorg, het CIBG.
Is het op grond van die wet, en dan met name artikel 2.2, toegestaan dat ook vicevoorzitters van een raad van toezicht een bezoldiging van maximaal 15% van 178.000 euro krijgen? Zo ja, waar blijkt dat uit? Hoeveel vicevoorzitters mogen er zijn? Zo nee, hoe verhoudt zich dat tot het bericht dat de vicevoorzitter van Patyna bijna 25.000 euro verdient?
Nee. Voor een vicevoorzitter geldt evenals voor leden van de raad van toezicht een norm van 10% van het voor de instelling geldende bezoldigingsmaximum. Zie ook het antwoord onder 4.
Deelt u de mening, er vanuit gaande dat de in het bericht genoemde bezoldigingen conform de WNT zijn, dat uit niets blijkt dat thuiszorginstellingen ook verplicht zijn om bezoldigingen te verhogen laat staan meer dan te verdubbelen?
De WNT en de regeling voor de zorg bevatten maximumbedragen, geen minimumbedragen. Uit de WNT kan dus geenszins een verplichting worden afgeleid om een bezoldiging te verhogen.
Deelt u de mening dat verdubbelingen van bezoldigingen voor toezichthouders volstrekt onwenselijk zijn? Zo ja, wat kunt u doen om dergelijke verdubbelingen te voorkomen? Zo nee, waarom vindt u dat niet onwenselijk?
Verhogingen van de bezoldiging zijn mogelijk binnen de grenzen van de wet. Men mag de grenzen van de wet opzoeken, maar niet overschrijden. Binnen die grenzen moet men binnen de sector en de desbetreffende instelling eigen afwegingen maken.
Bij hoeveel thuiszorgorganisaties zijn er, sinds de maximumpercentages die toezichthouders mogen verdienen verhoogd zijn, beloningen daadwerkelijk verhoogd of gaan die binnenkort verhoogd worden?
De maximumpercentages voor toezichthouders zijn met ingang van 2015 verhoogd. De jaarrekeningen van de thuiszorgorganisaties van 2015 zijn nog niet opgesteld. Deze gegevens zijn dus nog niet beschikbaar.
Is er sprake van dat, door de verhoging van de genoemde percentages, er bij toezichthouders in de thuiszorg een «race to the top» is begonnen om zo hoog mogelijke bezoldigingen binnen te halen? Zo ja, wilt u dan met deze organisaties of hun koepelorganisatie gaan overleggen om matiging af te spreken?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 8. Overigens verwijs ik u naar de WNT-jaarrapportage die jaarlijks aan de Kamer wordt verzonden. Hierin treft u alle gegevens over bezoldigingen van toezichthouders.
In hoeverre is het een thuiszorgorganisatie toegestaan om bij vaststelling van topinkomens vertegenwoordigers van het personeel en klanten te raadplegen?
Het is aan de instelling zelf om te bepalen wie men raadpleegt voor de vaststelling van de hoogte van de bezoldiging van bij de instelling werkzame topfunctionarissen.
Deelt u de mening dat dit wenselijk is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Raadplegen van vertegenwoordigers van personeel en klanten kan naar mijn idee bijdragen aan het maatschappelijk draagvlak voor de hoogte van de bezoldiging.
Deelt u de mening dat dergelijke inspraakmogelijkheden wettelijk verankerd zouden moeten worden? Zo ja, waarom, en hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet?
Nee, dit is een verantwoordelijkheid van de instelling. Overigens is een wijziging van de Wet op de Ondernemingsraden in voorbereiding die de positie van de ondernemingsraden met betrekking tot beloningsverhoudingen binnen (grote) ondernemingen expliciteert.
De stremming van het treinverkeer tussen Bad Nieuweschans en Leer |
|
Henk Nijboer (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA), Duco Hoogland (PvdA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Spoorbrug doorboord, vijf jaar geen trein tussen Groningen en Duitsland» en «Doorboorde spoorbrug over Ems is total loss: minstens vijf jaar geen treinverkeer mogelijk»?1
Ja.
Is het waar dat de komende vijf jaar geen treinen kunnen rijden tussen Bad Nieuweschans (Groningen) en het Duitse Leer? Bent u bereid bij uw Duitse collega’s aan te dringen op spoedig herstel van de brug?
De eerste inschatting van DB Netz, de Duitse spoorweginfrabeheerder, is dat het vervangen van de spoorbrug 3 tot 5 jaar in beslag zal nemen. Dit heeft onder andere te maken met het feit dat de brug zelf alsook de fundering total loss is, waardoor de gehele planprocedure om te komen tot een nieuwe brug (incl. inspraak procedures etc.) zal moeten worden doorlopen. Meer duidelijkheid over de doorlooptijd wordt begin 2016 verwacht.
Op korte termijn zal ik mijn Duitse ambtscollega een brief sturen, waarin ik aandacht zal vragen voor de huidige hinder en zal benadrukken dat het in het belang van de (grensoverschrijdende) reiziger en de vervoerder is, om een spoedig herstel te bevorderen. Ik zal hem in deze brief ook vragen te kijken naar financieringsmogelijkheden die toekomstrobuuste oplossingen mogelijk moeten maken.
Hoeveel reizigers worden per dag getroffen door deze stremming? Welke economische consequenties heeft de stremming bij benadering voor reizigers, bedrijven en overheden aan Nederlandse c.q. aan Duitse zijde?
De afgelopen drie jaar is door de provincie Groningen, in nauwe samenwerking met vervoerder Arriva, veel gedaan om het internationaal reizen tussen Groningen en Niedersachsen te verbeteren en onder de aandacht te brengen van de reiziger. Dit heeft geresulteerd in een reizigersgroei van circa 200 reizigers per dag die de grens passeerden in 2012, naar ruim 700 reizigers per dag in november 2015.
Met name het goederenvervoer zal hinder ondervinden door deze stremming. Als gevolg van de stremming kan in januari niet gestart worden met het drie tot vijf keer per week rijden van een goederentrein van Veendam via Leer naar Bremen (en verder naar Malmö).
Tenslotte zullen de provincie Groningen en de Landesnahverkehrsgesellschaft Niedersachsen (LNVG) nadelen ondervinden in hun proces om te komen tot een verbeterde verbinding tussen Groningen en Leer. Naar verwachting zal het behaalde reizigersgroei niet kunnen worden vastgehouden. De komende tijd zal samen met de vervoerder en DB Netz worden gezocht naar een verdere verbetering van het alternatief vervoer.
Zijn er – gezien de bijzondere situatie – mogelijkheden om de vervanging van de spoorbrug te versnellen? Zijn er aan Nederlandse zijde belemmeringen die de vervanging van de spoorbrug verlengen? Zo ja, bent u bereid zich in te spannen om ervoor te zorgen dat deze belemmeringen niet leiden tot een langere duur van de vervanging?
Uiteraard is DB Netz volop bezig met het onderzoek naar de oorzaak, maar ook naar de mogelijkheden om de hinder zoveel mogelijk te beperken. Mij zijn geen belemmeringen voor de vervanging van de spoorbrug aan Nederlandse zijde bekend.
Welk alternatief wordt geboden aan reizigers die de komende jaren hinder ondervinden als gevolg van deze stremming? Bent u bereid om u – samen met provincie, Arriva en Duitse overheden – in te spannen voor een oplossing waarbij reizigers zo min mogelijk hinder ondervinden van de stremming?
Op dit moment heeft de regionale concessiehouder, vervoerder Arriva, vervangende busdiensten ingezet. De provincie Groningen, LNVG en Arriva gaan verdere verbeteringen voor de alternatieve (bus)dienstregeling onderzoeken, zodat de gevolgen voor de reiziger zoveel mogelijk worden beperkt.
Welke gevolgen heeft de vernieling van deze spoorbrug voor de plannen om een snelle(re) treinverbinding tussen Groningen en Bremen te realiseren?
Zie beantwoording vraag 3 voor de hinder voor de huidige reizigers. In overleg met de betrokken partijen (waaronder de provincie Groningen, Niedersachsen en Berlijn) wordt op dit moment nagegaan wat de gevolgen zijn voor de realisatie van een snelle(re) treinverbinding tussen Groningen en Bremen. Zodra dat bekend is, zal ik uw Kamer daarover informeren.
Wat betekent deze stremming voor de rijksbijdrage voor de grensoverschrijdende spoorverbinding Groningen-Bremen? Gelden de op 7 juni 2014 gestelde voorwaarden – namelijk voor 1 juli 2016 duidelijkheid over de grootste problemen, verschillende varianten, kosteneffectiviteit en kostenverdeling Nederland-Duitsland – om aanspraak te kunnen maken op de rijksbijdrage nog steeds?2 Bent u – gezien de bijzondere situatie bereid om hier flexibel mee om te gaan? Zo nee, waarom niet?
De rijksbijdrage voor de grensoverschrijdende verbinding Groningen-Bremen was gereserveerd onder enkele specifieke voorwaarden, waaronder de vermelding dat er uiterlijk medio 2016 vorderingen zouden zijn gemaakt met de uitwerking van de planvorming. Wat de effecten op lange termijn zijn, is nu nog niet te zeggen. Ik wacht de nadere berichten daarover van de provincie Groningen eerst af.
Wat betekent deze stremming voor de bij de EU verworven gelden à 8,3 miljoen euro voor een studie naar de spoorverbinding Groningen-Bremen?3 Ziet u – nu deze spoorbrug ernstig beschadigd is – mogelijkheden om extra Europese middelen te verwerven voor deze verbinding?
De 8,3 miljoen die het project heeft ontvangen voor studie naar de spoorverbinding Groningen-Bremen wordt ingezet voor de noodzakelijke onderzoeken in de planuitwerkingsfase en blijft derhalve staan. Risico is dat het deels opnieuw moeten laten uitvoeren van de onderzoeken resulteert in het niet halen van de planning die met Innovation and Networks Executive Agency (INEA) is afgesproken. De provincie Groningen heeft dit bij INEA gemeld en zal, zodra hier meer duidelijkheid over is, INEA nader informeren. Voor de beantwoording van uw vraag over de extra Europese middelen, verwijs ik u graag naar de beantwoording van vraag 2.
Bent u bereid u in te spannen om ervoor te zorgen dat de nieuwe brug aan Duitse zijde zodanig wordt aangelegd, zodat deze past bij de ambities die er liggen voor een snelle(re) treinverbinding tussen Groningen en Bremen?
De aanvaring met de brug is een bijzonder ongelukkige situatie voor de huidige dienst. Echter, in het project biedt dit ook de gelegenheid om samen met de Duitse betrokken partijen na te denken over een structurele oplossing die recht doet aan de ambities voor een snelle(re) verbinding tussen Groningen en Bremen. Ook hierover is het project, met als trekkende partij de provincie Groningen, met de Duitse partijen in gesprek.
Het aan werk helpen van bijstandsgerechtigden |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Neem onze werklozen in plaats van Polen of Roemenen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat voor veel functies waarvoor werknemers uit Oost-Europa geworven worden ook in Nederland gegadigden te vinden zijn?
Deelt u de mening dat de aanpak in Nijmegen zoals weergegeven in het artikel navolging verdient? Bent u bereid om hierbij een actieve rol te vervullen? Zo niet, waarom niet? Zo ja, op welke wijze?
Navraag bij de gemeente Nijmegen leert dat de wethouder van Werk en Inkomen en Economische Zaken, als hij bedrijfsbezoeken aflegt bij ondernemers in de regio, de groep werkzoekenden aan de onderkant van de arbeidsmarkt actief onder de aandacht brengt. Voor hen zijn de beschikbare banen schaars, terwijl ook deze groep werk zoekt om uit de bijstandsuitkering te komen.
Ik juich toe dat gemeenten zich actief inzetten om de kansen op de arbeidsmarkt van werkzoekenden met een afstand tot de arbeidsmarkt te vergroten. Dit sluit aan bij de verantwoordelijkheid en opdracht van gemeenten op grond van de Participatiewet om mensen met een bijstandsuitkering te ondersteunen bij de arbeidsinschakeling. Het is ook goed om te merken dat ondernemers deze groep een kans willen geven.
Op welke wijze heeft u uitvoering gegeven aan de motie Dijkgraaf c.s. (Kamerstuk 29 817 nr. 121) waarmee de regering verzocht is te onderzoeken hoe sectoren waarin veel vraag is naar laaggeschoolde arbeid ontvankelijker kunnen worden voor arbeidsbeperkten? Wat heeft de uitvoering van deze motie tot nu toe opgeleverd?
De motie Dijkgraaf c.s. dateert van 5 februari 2013. De intentie van de motie wordt door de regering onderschreven. Op 11 april 2013 hebben sociale partners en het kabinet afspraken gemaakt in het sociaal akkoord. Deze afspraken zijn onder meer gericht op versterking van de arbeidsdeelname van arbeidsbeperkten en omvatten de afspraak dat werkgevers in de markt en de overheid 125.000 extra banen voor mensen met een arbeidsbeperking creëren met een quotum als stok achter de deur. Met ingang van 1 januari 2015 is de Participatiewet in werking getreden en op 1 mei 2015 de Wet banenafspraak en quotum arbeidsbeperkten. Daarmee is het wettelijk kader beschikbaar voor bedrijven, sectoren en regio’s, gemeenten en UWV om daadwerkelijk extra banen te creëren voor mensen met arbeidsbeperkingen. Ik stel vast dat partijen momenteel over een breed front aan de gemaakte afspraken werken. De inspanningen worden door mij voortdurend gevolgd; uiteraard wordt uw Kamer daarover geïnformeerd.
De veel te hoge prijs die Nederland betaalt voor kankergeneesmiddelen |
|
Louis Bontes (GrBvK), Joram van Klaveren (GrBvK) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederland betaalt hoofdprijs voor medicijnen tegen kanker»?1
Ja, ik ben bekend met het bericht over het onderzoek van het NKI en drie andere Europese kankercentra (gepubliceerd in The Lancet Oncology) over prijsverschillen van dure geneesmiddelen in Europa.
Hoe duidt u het gegeven dat Nederland, als het gaat om de negen kankergeneesmiddelen die het meeste zorggeld opslokken, bij zeven daarvan in de top-3 staat van meest betalende landen?
Dit onderzoek is gebaseerd op de prijzen die ziekenhuizen in verschillende landen betalen voor dure kankergeneesmiddelen. Het laat zien dat de prijzen van dure kankergeneesmiddelen vaak het hoogste liggen in de meer welvarende landen, zoals Nederland. In het onderzoek, uitgevoerd op basis van de cijfers van 15 landen, staat Nederland voor 7 van de 9 geneesmiddelen in de top 3. Het is nadelig voor Nederland dat wij relatief veel blijken te betalen voor kankergeneesmiddelen. Tegelijkertijd ondersteunt dit mijn beeld dat er klaarblijkelijk nog veel lucht in de prijzen van dure geneesmiddelen zit en de prijzen van deze dure geneesmiddelen omlaag kunnen. Ik ben mede daarom voorstander van meer transparantie over de prijzen. Dit onderzoek onderstreept het belang daarvan. Verder vind ik dat er wat moet gebeuren aan de hoge prijzen van (innovatieve) geneesmiddelen in het algemeen. Ik kom hier op terug in de visie geneesmiddelen die ik u in het eerste kwartaal van 2016 heb toegezegd.
Kunt u aangeven hoe het komt dat Spaanse kankercentra 40% korting op de officiële verkoopprijs van bijvoorbeeld het medicijn ipilimumab (tegen melanoom) krijgen en Nederland slechts 2 procent?
Waarom bij dit specifieke geneesmiddel in Spanje een hogere korting wordt verstrekt door de fabrikant is mij niet bekend. Wel laat dit zien dat het belangrijk is de inkoopmacht te versterken, zodat we ook in Nederland hogere kortingen kunnen bedingen. Dit onderwerp loopt daarom mee in mijn gesprek met de sector over een integraal pakket aan maatregelen rond de dure geneesmiddelen. Dit integrale pakket aan maatregelen wordt meegezonden met de visie geneesmiddelen die ik u in het eerste kwartaal van 2016 heb toegezegd.
Deelt u de visie dat het nooit zo mag zijn dat Nederland te veel betaalt voor kankergeneesmiddelen en deze geneesmiddelen om die reden niet in het verzekerde pakket terecht komen? Graag een toelichting.
Ik vind het belangrijk om nieuwe innovatieve geneesmiddelen toegankelijk en betaalbaar te houden, ook voor de lange termijn. Daar zet ik mij voor in. Hiervoor is het wel noodzakelijk dat er iets aan de prijzen van geneesmiddelen gebeurt. In mijn visie geneesmiddelen die ik u in het eerste kwartaal van 2016 heb toegezegd kom ik op het betaalbaar en toegankelijk houden van innovatieve geneesmiddelen terug.
Het bericht dat medische websites gezondheidsgegevens lekken |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Medische websites lekken gezondheidsgegevens»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat websites van medische organisaties, zoals ziekenhuizen en het Nederlands Huisartsengenootschap (NHG), gezondheidsinformatie van bezoekers doorgeven aan commerciële bedrijven?
Het is aan de Autoriteit Persoonsgegevens, voorheen College Bescherming Persoonsgegevens, om te oordelen in hoeverre praktijksituaties als deze aan wet- en regelgeving voldoen. Deze regels voor de omgang met persoonsgegevens in Nederland zijn vastgelegd in de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp). Daarnaast treedt per 1 januari 2016 de Wet meldplicht datalekken in werking. Voor een toelichting op deze wetten en regelgeving en het toezicht hierop verwijs ik u naar de Autoriteit Persoonsgegevens.
Ik vind oneigenlijk gebruik van persoonsgegevens verkregen uit gezondheidssites of apps zeer onwenselijk. Juist ook omdat ik vanwege de positieve effecten groot voorstander ben van het gebruik van consumenten eHealth en eHealth apps. Uit onderzoek blijkt dat de inzet van consumenten eHealth, bijvoorbeeld in het geval van telemonitoring bij COPD en hartfalen, positieve effecten heeft op de kwaliteit van leven van patiënten en dat het leidt tot minder ziekenhuisbezoek. Het kan mensen ook stimuleren in een gezondere leefstijl en meer beweging.
Dat mensen zelf informatie verzamelen over hun gezondheid en dat eventueel delen met hun zorgverleners is niet nieuw. Dat doen ze nu ook al door bijvoorbeeld gebruik te maken van een zwangerschapstest, weegschaal of thermometer. Door de snelle ontwikkeling van eHealth nemen de gegevens die kunnen worden gemeten en verzameld wel snel toe. De voordelen hiervan zijn groot, maar er zijn ook mogelijke risico’s. Naast toezicht is daarom «privacy by design» belangrijk. In dat licht is het zeer onwenselijk als persoonsgegevens als big data en voor commerciële doeleinden gebruikt worden met consequenties voor patiënten zonder dat deze daar weet van hebben.
Daarom wil ik, naast mijn vertrouwen in het toezicht op de relevante wet- en regelgeving, met de leden van het Informatieberaad bespreken of er mogelijkheden zijn om extra waarborgen te realiseren.
Overigens gaat het hier om een onderwerp dat ook speelt voor niet medische websites en voor buitenlandse websites. Dit vraagt erom dat consumenten in algemene zin bewust zijn van de sporen die men onbewust of ongewenst achterlaat bij online verkeer.
Deelt u de mening dat het bijzonder onwenselijk is dat websites, zoals thuisarts.nl en tweedstedenziekenhuis.nl, databedrijven toestaan gegevens van bezoekers te verzamelen, zonder de bezoekers hier expliciet over te informeren? Is er naar uw mening sprake van oneigenlijk gebruik van gegevens? Zo ja, wat bent u voornemens hieraan te doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid te onderzoeken op welke schaal dit nog meer voorkomt? Zo nee, waarom niet?
Ik vind oneigenlijk gebruik van persoonsgegevens verkregen uit gezondheidssites of apps, hoe groot of klein in omvang ook, onwenselijk. Gezien mijn eHealth ambities vraagt dit mogelijk om extra waarborgen, zodat gegevens niet ongemerkt verzameld, verkocht of gebruikt worden. Ik zal daartoe met de leden van het Informatieberaad bespreken of er mogelijkheden zijn om extra waarborgen te realiseren.
Kunt u aangeven wat de mogelijke gevolgen voor de patiënt/verzekerde zijn als dergelijke gezondheidsgegevens worden gevolgd en opgeslagen? Heeft u helder aan welke bedrijven de data zijn doorverkocht? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u van mening dat deze praktijken per direct verboden moeten worden, omdat deze privégegevens tot het individu behoren, en geen onderdeel mogen zijn van een lucratief winstmodel van organisaties?
Zie antwoord vraag 2.
Arbeidsmigratie binnen Europa |
|
Marit Maij (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht ««Parijs» en Brexit blazen arbeidsmigratie van Europese agenda»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het voorkomen van onderbetaling, oneerlijke concurrentie en verdringing op de arbeidsmarkt waarmee vrij verkeer van werknemers te vaak gepaard gaat óók een urgent probleem is dat snel (mede) in EU-verband moet worden aangepakt?
Zoals bekend deel ik de zorgen van de vragenstellers over de gevolgen van het vrije verkeer binnen Europa. Ook de Europese Commissie deelt inmiddels dit standpunt. De Commissie wil de oneerlijke concurrentie op de arbeidsmarkt in de EU steviger aanpakken. Volgens EU Commissaris Thyssen van Werk, Sociale Zaken en Arbeidsmobiliteit is het slecht voor het imago en de geloofwaardigheid van de EU als daar niets tegen wordt gedaan.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat er bijvoorbeeld vertraging ontstaat rondom de noodzakelijke aanpassing van de Detacheringsrichtlijn? Welke actie gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat er spoedig een grondige herziening van de Detacheringsrichtlijn tot stand komt? Op welke wijze gaat u hierop inzetten in het kader van het Nederlandse voorzitterschap in 2016?
Gezien het belang dat de Europese Commissie aan dit onderwerp hecht verwacht ik niet dat er onnodige vertraging ontstaat. Commissaris Thyssen hoopt dat het Arbeidsmobiliteitpakket binnenkort wordt uitgebracht, zodat in de Raad Werkgelegenheid en Sociaal Beleid die op 7 maart 2016 plaatsvindt een eerste gedachtewisseling kan plaatsvinden. Nederland heeft als reactie op de mededeling van de EU Commissaris om met een Arbeidsmobiliteitpakket te komen, aangegeven, dat zij als Voorzitter dit pakket graag verder wil brengen. Nederland zal haar concrete standpunt formuleren als de inhoud van het Arbeidsmobiliteitpakket bekend is.
Bent u bereid om in Nederland alvast aan de slag te gaan met de aanpak van schijnzelfstandigheid, de problemen rondom het door de belastingdienst met de uitzendbranche overeengekomen ET-convenant en het A1-formulier, onder meer naar aanleiding van signalen hierover van de FNV? Zo ja, wat zijn uw voornemens met betrekking tot deze onderwerpen? Op welke termijn gaat u op deze punten actie ondernemen?2
In mijn brief van 2 oktober 2015 waarin ik de kabinetsreactie op het IBO-advies ZZP heb gegeven, ben ik ingegaan op mogelijkheden om schijnzelfstandigheid te bestrijden (EK, vergaderjaar 2015–2016, Bijlage bij Kamerstuk 34 036, letter H).
Wat betreft de door deze leden genoemde problematiek rondom buitenlandse uitzendkrachten heb ik tijdens het AO arbeidsmigratie van 23 september 2015 aangegeven dat het complexe materie blijkt te zijn. Eenvoudige oplossingen zijn niet voorhanden. Zodra er duidelijkheid over is zal ik, samen met de Staatssecretaris van Financiën, de Tweede Kamer informeren.
Ook ben ik bezig de problemen rond het A1-formulier aan te pakken. De Administratieve commissie voor de coördinatie van sociale zekerheidsystemen van de EU heeft een werkgroep ingesteld die als taak heeft de problemen rond de A1-verklaring te inventariseren en met oplossingen te komen. Nederland is voorzitter van deze werkgroep.
De relatie met Ethiopië |
|
Eric Smaling (SP) |
|
Lilianne Ploumen (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Kunt u een appreciatie geven van het artikel «Ethiopië, het regenseizoen bestaat niet meer»?1
Het artikel is gebaseerd is op een bezoek aan twee gebieden in Ethiopië. De bezochte gebieden, de Centrale Riftvallei en de vallei van de Omo-rivier, zijn beide getroffen door droogte, net zoals andere traditioneel door droogte getroffen gebieden, zoals noordoost Amhara. Zoals gesteld in het artikel klopt het dat de regenval in het zuiden van het land de laatste jaren is verminderd en ook onregelmatiger is geworden. De droogte heeft daarentegen in het dicht bevolkte westelijke hoogland van Ethiopië minder hard toegeslagen. De Ethiopische regering verwacht dat de trend van stijgende groei in de landbouwsector zich ook dit jaar zal voortzetten, zij het iets verminderd.
Uit het artikel wordt duidelijk dat de problematiek in de twee gebieden niet alleen een kwestie is van klimaatverandering maar verweven is met andere ontwikkelingen, zoals toenemende bevolkingsdruk, armoede, vervuiling en overexploitatie van de natuurlijke hulpbronnen land en water.
Over welke «klimaatslimme» oplossingen hebben Fanatahun Gezsie en Desalegn Tebratu van het Ministerie van Milieu van Ethiopië het? Speelt Nederland hierbij een rol? Zo ja, welke?
Klimaatslimme oplossingen in Ethiopië worden gezocht in alle sectoren van de economie. Volgens het in oktober jl. gepresenteerde tweede vijfjarenplan van de Ethiopische regering, het Growth and Transformation Plan II, zal meer dan 50% van de maatregelen om broeikasgassen uit de atmosfeer te verwijderen en/of de uitstoot van broeikasgassen te verminderen in de landbouwsector genomen moeten worden. Daarbij wordt onder meer gedacht aan biologische bodembeschermingsmaatregelen in het kader van stroomgebiedsbeheer. In de veehouderij probeert men door het vergroten van efficiency in de keten, verbetering van weidegronden en verbetering van veterinaire diensten hieraan bij te dragen. Ook verwacht men een grote rol van landbouwmechanisatie in het terugbrengen van uitstoot van broeikasgassen.
Nederland draagt op verschillende manieren bij aan het vinden van klimaatslimme oplossingen. Het gaat om zowel oplossingen die de uitstoot van broeikasgassen helpen verminderen als maatregelen gericht op aanpassingen aan klimaatverandering. Nederland doet dit door bij te dragen aan grote overheidsprogramma’s op het gebied van landbouwontwikkeling (zoals een bijdrage van het Agricultural Growth Programme – AGP), maar ook door projecten van ngo’s en onderzoekinstellingen, veelal in partnerschap met het bedrijfsleven.
Is er in Ethiopië wel geleerd van de kennis die in Kenia door de jaren is opgebouwd over ecologische kwetsbaarheid van het Rift Valley gebied? Zo ja, hoe?
De Keniase en Ethiopische delen van de Centrale Riftvallei hebben op het gebied van ecologische kwetsbaarheid en socio-economische basis veel gemeen, waardoor er veel potentie is om van elkaar te leren.
Hierbij is het door Nederland ondersteunde «Horn of Africa Regional Environment Centre and Network» (HoA-REC&N) instrumenteel. Het HoA-REC&N is een samenwerkingsverband van verschillende milieugeoriënteerde ngo's en kennisinstellingen in de Hoorn van Afrika, waaronder Ethiopië en Kenia.
Tevens is het door Nederland ondersteunde «Initiative for Sustainable Landscapes» van het Initiatief Duurzame Handel (IDH) actief in de Ethiopische Centrale Rift Vallei. Dit programma behelst het oprichten van een platform van bedrijven die in de Rift Vallei zijn gevestigd om uitdagingen gerelateerd aan waterschaarste, waterkwaliteit en bodemdegradatie te helpen adresseren.
Kan een uitsplitsing van de projecten worden gegeven die optellen naar de 33,7 miljoen euro bestemd voor de toename van voedselzekerheid in Ethiopië?2 Wat zijn bij ieder project de te behalen doelen voor de Nederlandse overheid? Hoe worden lokale kleinschalige boeren en boerinnen en maatschappelijke organisaties betrokken in de ontwikkeling én uitvoering van projecten?
Zie de tabel in bijlage 13, waarin informatie is opgenomen over onder andere de te behalen doelen voor de Nederlandse overheid en de betrokkenheid van lokale kleinschalige boeren, boerinnen en maatschappelijke organisaties in de ontwikkeling en uitvoering van projecten. Voor kwantitatieve doelen en indicatoren van de activiteiten waar Nederland aan bijdraagt, zie de volgende link naar de website van de Nederlandse ambassade: http://ethiopia.nlembassy.org/binaries/content/assets/postenweb/e/ethiopie/netherlands-embassy-in-addis-ababa/services/list-of-food-security-projects-funded-by-ekn-with-budget-2016.pdf.
Hoe zien de voorgestelde projecten op het terrein van waterbeheer eruit, waar in het artikel aan gerefereerd wordt? Wat zijn doelen en middelen en hoe weten we of het effectief zal zijn? Is het project vooral voor Nederlandse bedrijven opgezet of ook voor de lokale bevolking?
Het project in de Centrale Rift Vallei waar het artikel naar verwijst en waarin goed waterbeheer een centrale rol speelt, is het Gambella en CRV Landscape management project van HoA-REC&N. Dit project past een landschapsbenadering toe, wat inhoudt dat alle stakeholders betrokken worden bij duurzame planning, beheer en gebruik van de natuurlijke hulpbronnen in het gebied. Er wordt gewerkt aan een effectief systeem van beheer dat de verschillende partijen (boeren en boerinnen, bedrijven, lokale overheden, ngo’s en onderzoeksinstellingen) bij elkaar brengt. Gemeenschappen dragen onder andere bij door geërodeerde gebieden tijdelijk af te sluiten voor begrazing en houtkap waardoor de vegetatie zich kan herstellen. Daarna wordt een gebruiksplan opgesteld en gehandhaafd. Lokale en internationale kennisinstellingen spelen vooral een rol in de monitoring van waterkwaliteit en -kwantiteit. Het onlangs gestarte project van het Initiatief Duurzame Handel (zie vraag 3) zal in het gebied opererende private sector spelers actiever betrekken bij activiteiten gericht op duurzaam landschapsbeheer.
Wat wordt de specifieke bijdrage aan de verwachte voedselhulp van de VN aan Ethiopië die is gevraagd door de Ethiopische regering?
Nederland geeft een bijdrage van 5 miljoen euro aan het Common Humanitarian Relief Fund (CHF) van OCHA in Ethiopië. Dit op verzoek van de VN die hierin nauw samenwerkt met de Ethiopische overheid. Tevens heeft Nederland een verzoek van de Dutch Relief Alliance (DRA) ingewilligd om de ergste nood te lenigen. Hiermee is een bedrag gemoeid van 8,63 miljoen euro dat besteed wordt via 11 Nederlandse ngo’s actief in Ethiopië. Deze bijdrage is afgestemd met de VN in Ethiopië. Verder heeft de Nederlandse ambassade ruim 9 miljoen euro voor het Productive Safety Net Programme (PSNP) van de Ethiopische overheid van 2016 naar 2015 geschoven om vroegtijdig in te kunnen spelen op de mogelijke gevolgen van de droogte. De overheid heeft deze Nederlandse bijdrage inmiddels besteed.
Welke projecten hebben mede als doel om een structurele oplossing te bieden aan het mogelijk voorkomen van toekomstige hongersnoden?
Alle projecten in bijlage 14 onder Pillar 2: increase agricultural productivity and market access en Pillar 3: Increase competitiveness of agribusiness, income and employment moeten bijdragen aan het voorkomen van hongersnoden. Zij dragen bij aan een duurzame verhoging van landbouwproductie, versterking van marktmechanismen en een grotere afzetmarkt voor voedselproducten. Daarnaast wordt versterking van economische kansen en vergroting van werkgelegenheid nagestreefd, wat zowel een verbeterde voedselproductie als een grotere weerbaarheid van de bevolking tot gevolg heeft. Ook het RESET programma onder Pillar 1: Reduce household vulnerability dat zich specifiek op weerbaarheid richt zal aan een structurele oplossing bijdragen.
Het bericht dat een man al dertien jaar ten onrechte vastzit in Guantánamo Bay |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Man zit dertien jaar vast in Guantánamo wegens naamverwisseling»?1
Ja
Hoe beoordeelt u het dat Al-Shamiri dertien jaar onrechtmatig vastzat, en de vele fouten die zijn gemaakt tijdens die dertien jaar?
De details van deze zaak zijn niet bekend bij het kabinet. In algemene zin geldt dat het kabinet van mening is dat alle gedetineerden die in Guantánamo vastzitten recht hebben op berechting overeenkomstig internationale standaarden of vrijgelaten dienen te worden indien hen niets ten laste kan worden gelegd.
Hoeveel gevangenen zitten er nog op Guantánamo Bay opgesloten die nooit zijn aangeklaagd of veroordeeld voor een misdrijf?
Na aantreden van president Obama is in 2009 door een Amerikaanse interagency review (inclusief zes Amerikaanse instanties – Department of Defense, Department of Homeland Security, Department of Justice, State Department, Joint Chiefs of Staff, Director of National Intelligence) de status bepaald van alle gedetineerden die zich op dat moment nog in Guantánamo Bay bevonden. Dit heeft geleid tot een categorisering van alle gedetineerden waarbij een groep is geïdentificeerd van mensen wier detentie moet worden beëindigd omdat zij niet zijn aangeklaagd en/of veroordeeld voor enig misdrijf. Deze groep is goedgekeurd voor overdracht («approved for transfer»). Op dit moment resteren nog 48 personen uit deze groep approved for transfer in Guantánamo Bay.
Daarnaast resteert er een groep van 49 personen die momenteel nog niet binnen deze categorie valt. Om deze gedetineerden uitzicht te geven op overplaatsing en/of berechting heeft president Obama Periodic Review Boards ingesteld. Deze Periodic Review Boards bepalen periodiek of gedetineerden kunnen worden toegevoegd aan de groep «approved for transfer» omdat zij naar hun oordeel niet langer een bedreiging vormen voor de (inter)nationale veiligheid of een andere status verdienen.
In totaal resteren 107 gedetineerden in Guantánamo Bay.
Bent u bereid om er bij uw Amerikaanse collega op aan te dringen Guantánamo Bay zo spoedig mogelijk te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Nederland heeft zich altijd op het standpunt gesteld dat het bestaan van de detentiefaciliteit te Guantánamo Bay in strijd is met het internationaal recht en dat deze zo snel mogelijk gesloten moet worden. Het Nederlandse standpunt is bij de Amerikaanse autoriteiten bekend.
Kunt u een overzicht geven van welke andere landen gevangenen uit Guantánamo Bay hebben opgenomen in eigen land en hoeveel?
De New York Timesheeft inzichtelijk gemaakt welke landen gevangenen uit Guantánamo Bay hebben opgenomen. Dit overzicht is te vinden via http://projects.nytimes.com/guantanamo/transfer-countries.
Het kabinet is niet op de hoogte van de beweegredenen van al deze landen om tot opname over te gaan. Nederland maakt hierin een eigen afweging die los staat van conclusies van andere landen.
Kunt u toelichten wat de redenen en argumentatie was van die landen om gevangenen uit Guantánamo Bay op te nemen in eigen land? Kunt u daarbij ook toelichten waarom u dan nog steeds weigert dit te doen?
Zie antwoord vraag 5.
Klopt het dat u nog steeds geen stappen heeft gezet om gevangenen uit Guantánamo Bay die in de groep «approved for transfer» vallen in Nederland op te nemen?
Er is nog geen besluit genomen over het Amerikaanse verzoek tot opname van 1–2 gedetineerden die in de groep «approved for transfer»vallen. Pas nadat de Amerikaanse regering verdere betekenisvolle stappen heeft gezet richting sluiting van de detentiefaciliteit inclusief berechting van de overgebleven gedetineerden, zal het kabinet dit verzoek in overweging nemen.
Sluit u volledig uit dat u op termijn enkele van deze gevangen in Nederland opneemt?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe vaak is de Nederlandse regering door de Verenigde Staten, formeel en informeel, verzocht om gevangenen uit Guantánamo Bay op te nemen?
Op 7 oktober 2014 heeft de toenmalige Amerikaanse Minister van Defensie, Chuck Hagel, tijdens een ontmoeting met de Nederlandse Minister van Defensie gevraagd of de Nederlandse overheid bereid zou zijn bij te dragen aan de sluiting van de detentiefaciliteit Guantánamo Bay door enkele gevangenen op te nemen.
Dit verzoek is sindsdien door de VS op politiek en ambtelijk niveau verschillende malen opgebracht, onder andere in gesprekken met de Minister-President, Vice-Minister-President en de meest betrokken bewindspersonen.
Het verzoek kwam ook aan de orde in het gesprek van het Koninklijk Paar met President Obama op 1 juni 2015. Met mijn Amerikaanse ambtsgenoot heb ik het verzoek laatstelijk besproken tijdens onze ontmoeting in Alaska op 30 augustus 2015.
Het gooien van jonge nertsen in gaskisten |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Schokkend beeld van vergassen nertsen»1 waaruit blijkt dat medewerkers van een bontfabriek in Rosmalen op brute wijze nertsen in gaskisten gooien?
Ja.
Kunt u bevestigen dat dit gaat om hetzelfde bedrijf als waar in oktober 2015 bij de politie melding is gemaakt van tienduizenden verwaarloosde en gewonde nertsen die aan hun lot waren overgelaten in met poep bevuilde kooien? Kunt u bevestigen dat dit bedrijf jarenlang verantwoordelijk is geweest voor extreme vliegenplagen, als gevolg van bevuilde kooien, die voor overlast en klachten hebben gezorgd bij omwonenden?2
De NVWA heeft bij dit bedrijf in de periode van vóór het door u aangehaalde bericht, twee maal een welzijnsinspectie uitgevoerd. Hierbij zijn geen overtredingen op het dierenwelzijn of hygiëne vastgesteld. Uit onderzoek van de gemeente blijkt dat niet kan worden vastgesteld dat dit bedrijf verantwoordelijk is voor vliegenoverlast.
Kunt u aangeven hoeveel aangekondigde en onaangekondigde inspecties de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) de afgelopen vijf jaar heeft uitgevoerd op dit bedrijf? Zo ja, bent u bereid de inspectieresultaten hiervan openbaar te maken? Zo nee, waarom niet?
De afgelopen vijf jaar heeft de NVWA vier inspecties op het betreffende bedrijf uitgevoerd, waarvan één inspectie op de naleving van de Wet Verbod Pelsdierhouderij en drie inspecties op de naleving van het Besluit houders van dieren. Naar aanleiding van één inspectie is een boeterapport opgemaakt, vanwege de niet-toegestane handelwijze met nertsen voorafgaand aan het doden van de dieren. Bij de andere drie inspecties zijn geen overtredingen geconstateerd.
Het actief openbaar maken van de inspectieresultaten van een individueel bedrijf is op dit moment niet mogelijk. Wel is een wijziging van de Gezondheidswet in voorbereiding die de NVWA meer ruimte hiertoe zal geven (Kamerstuk 34 111, nr. 1).
Deelt u de mening dat de eigenaar van dit bedrijf een notoire overtreder is en dat stillegging van dit bedrijf een gerechtvaardigde maatregel is? Zo nee, waarom niet?
Ik heb geen feiten op grond waarvan ik tot de mening zou kunnen komen dat dit bedrijf een notoire overtreder is.
Deelt u de mening dat een zelfstandige maatregel in de vorm van een permanent houdverbod in het Wetboek van Strafrecht opgenomen zou moeten worden? Zo ja, op welke termijn gaat u dit uitvoeren? Zo nee, waarom niet?
Aan uw Kamer is door de Minister van Veiligheid en Justitie toegezegd dat de evaluatie met een beleidsreactie in het najaar van 2015 zou worden toegezonden. Het afronden van de evaluatie heeft, vanwege het benodigde dossieronderzoek, meer tijd in beslag genomen dan verwacht. De evaluatie is onlangs afgerond. Aan een beleidsreactie wordt inmiddels gewerkt. De Minister van Veiligheid en Justitie zal de evaluatie en de beleidsreactie op korte termijn aan uw Kamer toezenden. Daarbij zal hij ook antwoord geven op de vraag of een zelfstandige straf of maatregel in de vorm van een houdverbod in het Wetboek van Strafrecht opgenomen zal worden.
Kunt u aangeven waarom de evaluatie van het strafrechtelijke houdverbod en de Kabinetsreactie nog niet naar de Kamer zijn gestuurd, zoals eerder was toegezegd?3
Zie antwoord vraag 5.
Het rapport ‘Racisme, antisemitisme en extreemrechts geweld in Nederland’ |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Stijging racistische incidenten» en de Vierde rapportage racisme, antisemitisme, en extreemrechts geweld in Nederland. Incidenten, aangiftes, verdachten en afhandeling in 2014»?1
Ja.
Hoe komt het dat er sprake is van een zeer grote stijging van het aantal meldingen van racistische incidenten? In hoeverre is er sprake van een betere registratie door de politie en in hoeverre is er daadwerkelijk sprake van een toename van racisme?
Het kabinet spant zich in om racisme te voorkomen en te bestrijden. In het nieuwe interdepartementale actieprogramma tegen discriminatie krijgt dit verder vorm.
Met mijn brief van 16 november 20152, heb ik de Kamer geïnformeerd over de «Discriminatiecijfers politie 2014» en «Cijfers in Beeld 2014» waarin de discriminatiecijfers van het Openbaar Ministerie (OM) zijn opgenomen.
De politie werkt doorlopend aan een verbetering van de registratie van discriminatie, mede ingegeven door nieuwe internationale en nationale afspraken en inzichten. De verbeteringen hebben voor de Discriminatiecijfers politie 2014 geleid tot een nieuwe methodiek van dataverzameling. Een toelichting hierop is gegeven in de hierboven genoemde brief.
Keerzijde hiervan is echter dat door de nieuwe landelijke werkwijze een vergelijking met de cijfers van de voorgaande jaren veelal niet meer kan worden gemaakt. Ik verwacht dat wanneer de komende jaren aan de hand van deze nieuwe landelijke eenduidige werkwijze wordt gerapporteerd, een vergelijking wel mogelijk zal zijn.
Daarnaast wil ik benadrukken dat de berichten gaan over het aantal door de politie geregistreerde racistische incidenten. De toename van het aantal door de politie geregistreerde incidenten kan, naast een toename van het aantal daadwerkelijke incidenten, ook afhangen van andere factoren zoals de maatschappelijke aandacht voor racisme en een verandering in de meldingsbereidheid. Ten aanzien van dit laatste is van belang dat het kabinet de laatste jaren heeft benadrukt dat het belangrijk is dat mensen die discriminatie en racisme ervaren dit ook melden. Alleen op deze manier kunnen degenen die zich schuldig maken aan discriminatie ter verantwoording worden geroepen en als de discriminatie is bewezen, worden aangepakt. Bovendien bieden meldingen van discriminatie inzicht in de aard en omvang van het probleem.
Er zijn door de politie over 2014 in totaal 5.721 discriminatoire incidenten geïdentificeerd. De discriminatiegrond ras (2.987) komt het meeste voor. De politie registreerde daarnaast 358 incidenten met een antisemitische grondslag en 279 incidenten met godsdienst als grondslag. Ten aanzien van het aantal gericht antisemitische incidenten (van 61 in 2013 naar 76 in 2014) en moslimdiscriminatie (van 150 in 2013 naar 206 in 2014) is een stijging waarneembaar. Op deze gronden is een vergelijking met voorgaande jaren wel mogelijk vanwege de beschikbaarheid van eerdere rapporten, waarbij ten opzichte van onderhavig rapport een vrijwel identieke methode is gehanteerd.
Uit de OM-cijfers in «Cijfers in Beeld» blijkt dat er sinds 2009 sprake is van een daling van het aantal ingestroomde discriminatiefeiten; in 2014 is er echter weer een aanzienlijke stijging ten opzichte van 2013 te zien. Desondanks is het aantal ingestroomde feiten nog altijd lager dan in de jaren voor 2009. Het is op dit moment nog onduidelijk wat de oorzaak is van de lagere aantallen ingestroomde feiten in 2013 en de jaren daaraan voorafgaand. Hier wordt door het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie (LECD) OM onderzoek naar gedaan.
Het aandeel van de discriminatiegrond ras is bij het OM in 2014 net als in voorgaande jaren het hoogst en omvat 47% van alle ingestroomde feiten. De grond ras omvat meerdere groepen op wie de discriminatie gericht kan zijn. 30% van de feiten betreft antisemitisme, 14% is gericht tegen personen van Afrikaanse afkomst.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat dat aantal incidenten al jarenlang stijgt? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om deze tendens te keren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat de inzet van de strafrechtelijke discriminatieverboden zeer beperkt is? Zo ja, waarom is dat zo? Zo nee, waar blijkt het tegendeel uit?
Discriminatie is bij wet verboden (artikel 137c – 137g en 429quater Wetboek van Strafrecht). Indien sprake is van een van de in deze artikelen genoemde vormen van discriminatie, volgt een strafrechtelijke beoordeling. Veruit het grootste gedeelte van strafrechtelijke discriminatiezaken betreft echter commune feiten met een discriminatoir aspect.
Is het waar dat delicten met een discriminatoir aspect nog niet goed door het Openbaar Ministerie worden geregistreerd? Zo ja, waarom is dat en wanneer wordt dit verbeterd? Zo nee, wat is er dan niet waar?
In «Cijfers in Beeld» wordt gerapporteerd over de bij het OM ingestroomde en afgedane discriminatiefeiten; feiten die instromen en worden afgedaan op grond van één van de discriminatieartikelen uit het Wetboek van Strafrecht (Sr.): artikel 137c, 137d, 137e, 137f, 137g of 429quater Sr. Het onderscheid tussen het aantal ingestroomde feiten en het aantal zaken dient in het oog te worden gehouden; één zaak kan meerdere feiten omvatten, bijvoorbeeld als aan één verdachte in een zaak twee discriminatiefeiten ten laste wordt gelegd.
Tevens dienen de discriminatiefeiten onderscheiden te worden van de commune delicten met een discriminatoir aspect. Dit zijn delicten zoals mishandeling en vernieling, waarbij een discriminatoir aspect een rol speelt, bijvoorbeeld als motief op de achtergrond. Sinds 1 januari 2015 is een begin gemaakt met de registratie van commune delicten met een discriminatoir aspect. Hoewel deze registratie om verschillende redenen nog niet volledig is doorgevoerd, zal naar verwachting in het rapport «Cijfers in Beeld 2015» wel een indicatie gegeven kunnen worden van het aantal commune delicten met discriminatoir aspect dat is ingestroomd.
Is het waar dat er ten opzichte van 2014 «veel minder OM-afdoeningen en gerechtelijke uitspraken zijn geweest» voor delicten met een discriminatoir karakter? Zo ja, in hoeverre komt dat en waar is dat anders dan administratieve redenen uit te verklaren? Zo nee, wat is er niet waar?
De cijfers over 2015 zijn, als gesteld, nog niet bekend. Het Landelijk Expertisecentrum Discriminatie meldde aan het OM dat met een OM-afdoening in 2014 145 discriminatiefeiten werden afgedaan, in 2013 90 feiten en in 2012 131 feiten. In 2014 waren er 77 rechterlijke uitspraken, in 2013 89 en in 2012 85.
In hoeveel gevallen was er in 2014 sprake van respectievelijk aangifte, vervolging en veroordeling wegens aan racisme, antisemitisme of moslimhaat gerelateerde delicten?
Bij brief van 16 november 2015 heb ik u geïnformeerd over de rapporten «Discriminatiecijfers Politie 2014» en «Cijfers in Beeld 2014». In het rapport «Discriminatiecijfers Politie» wordt uitgebreid ingegaan op het aantal bij de politie geregistreerde incidenten. Incidenten betreffen zowel aangiftes als mutaties (melding of eigen waarneming). Het OM gaat over de vervolging van strafbare feiten. Het rapport «Cijfers in beeld» geeft een overzicht van het aantal vervolgingen dat door het OM is ingesteld op grond van discriminatie. Omdat het OM pas sinds afgelopen jaar commune feiten met een discriminatoir aspect registreert, zijn er over 2014 geen gegevens voorhanden over de aantallen commune delicten met een aan racisme, antisemitisme of moslimhaat gerelateerd aspect die het OM heeft vervolgd.
Het bericht 'Zorgadviseur strijkt 368.000 euro op' |
|
Grace Tanamal (PvdA), Otwin van Dijk (PvdA), John Kerstens (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Zorgadviseur» strijkt 368.000 euro op»1 en herinnert u zich eerdere vragen over een oud-topman van een zorginstelling die na zijn vertrek nog 235.000 bij dezelfde instelling verdiende?2
Het bericht is mij bekend. Ja, ik herinner mij die vragen nog.
Is het waar dat, na zijn vertrek in 2013 als bestuursvoorzitter bij zorginstelling Reinier van Arkel, deze oud-topman in 2013 en 2014 van dezelfde instelling, als adviseur, in totaal nog € 368.000 ontving? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Blijkens de openbare jaarrekening 2013 van de Stichting Reinier van Arkel bedroeg de bezoldiging van betrokkene in 2013 € 190.835. Blijkens de jaarrekening 2014 bedroeg de bezoldiging van betrokkene in 2014 € 184.668. Betrokkene is volgens de jaarstukken tot 1 februari 2013 voorzitter van de Raad van Bestuur geweest. Daarna is hij tot en met 31 december 2014 adviseur van de Raad van Bestuur geweest.
Zijn de genoemde betalingen aan de ex-topman van Reinier van Arkel geheel conform de Wet Normering Topinkomens, met name die ten aanzien van interimmers? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Blijkens de jaarstukken was betrokkene van 1 februari 2013 tot en met 31 december 2014 adviseur Raad van Bestuur. In de door de accountant gecontroleerde jaarstukken wordt hij in die periode als gewezen bestuurder aangemerkt. De bezoldiging en ontslaguitkering van een gewezen topfunctionaris worden niet genormeerd door de WNT. Wel moeten de gegevens over de bezoldiging en ontslaguitkering op naam openbaar gemaakt worden. De regels ten aanzien van topfunctionarissen zonder dienstbetrekking (ook wel interim--bestuurders genoemd) zijn niet van toepassing, omdat betrokkene een dienstverband had bij de Stichting Reinier van Arkel. De toezichthouder van de WNT voor de zorgsector, het CIBG, zal deze casus in het kader van het reguliere toezicht op de WNT onderzoeken. Jaarlijks wordt in de maand december aan de Kamer verslag gedaan van de handhaving in de gevallen waarin als resultaat van het toezicht op de naleving van de WNT overtredingen zijn vastgesteld.
Heeft de genoemde persoon na zijn vertrek als bestuursvoorzitter een vertrekpremie ontvangen? Zo ja, hoe hoog was die en hoe verhoudt zich dat, mede gezien zijn inkomen als adviseur, tot de Wet Normering Topinkomens?
Blijkens de jaarrekeningen van 2013 en 2014 heeft betrokkene geen uitkering wegens beëindiging van het dienstverband ontvangen.
Deelt u de mening dat het inhuren van een ex-topman als adviseur, en die vervolgens op hoog niveau doorbetalen, de indruk kan wekken dat een topman helemaal de desbetreffende zorginstelling niet heeft verlaten, maar als interimmer een topfunctie blijft bekleden? Zo nee, waarom niet?
Blijkens de jaarstukken heeft betrokkene zijn taken als bestuursvoorzitter per 1 februari 2013 neergelegd en is hij daarna tot en met 31 december 2014 in dienst gebleven als adviseur. Ik verwijs u verder naar het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat een zorginstelling die al een topman heeft niet ook nog daarnaast een ex-topman voor een dito salaris moet inhuren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en hoe verhoudt zich dat tot de verliezen die Reinier van Arkel maakt?
De WNT normeert alleen de bezoldiging van topfunctionarissen.
Deelt u de mening dat de door Reinier van Arkel gebruikte constructie met de ex-topman/adviseur, onder andere bij het personeel van die instelling, de indruk kan wekken dat er iets verzonnen moest worden om een topfunctionaris vorstelijk door te kunnen betalen? Zo ja, waarom, en bent ook u dan van mening dat organisaties er verstandig aan doen die indruk te vermijden? Zo nee, waarom niet?
Van een schijnconstructie is sprake als een topfunctionaris formeel zijn taken neerlegt, maar feitelijk belast blijft met de leiding van de organisatie met als doel de WNT te omzeilen of indien deze voortzetting van het dienstverband in een functie als adviseur onderdeel uitmaakt van de afspraken die met het oog op de beëindiging van het dienstverband als topfunctionaris zijn gemaakt. Dit soort constructies zijn niet toegestaan. Er staat hier niet vast dat sprake is van een schijnconstructie. Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.
Het onderzoek ‘Geldzaken in de praktijk 2015’ van het Nibud |
|
Keklik Yücel (PvdA), Otwin van Dijk (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het onderzoek «Geldzaken in de praktijk 2015» van het Nibud?1
Ja
Deelt u de zorgen van het Nibud over hoge zorgkosten als belangrijkste reden voor betalingsachterstanden?
Het is zorgelijk als mensen herhaaldelijk te maken hebben met betalingsachterstanden. Het is in dergelijke situaties van groot belang dat inkomsten en uitgaven zo snel mogelijk weer in evenwicht worden gebracht. Voor de laagste inkomens geldt in algemene zin dat stijgende huur en zorgkosten grotendeels worden gecompenseerd via een hogere huur- en zorgtoeslag. Daarnaast houdt het kabinet de koopkracht van met name de lagere inkomens nauwlettend in de gaten. Zo zijn werkenden met een laag inkomen er door kabinetsbeleid fors op vooruitgegaan en zijn minima (vooral met kinderen) zoveel mogelijk ontzien. Komend jaar gaan uitkeringsgerechtigden er in doorsnee 0,7% op vooruit omdat het kabinet de koopkracht voor deze groepen heeft gerepareerd via uitstel van de bezuiniging op de huurtoeslag, een verlenging van de tijdelijke verhoging van de zorgtoeslag en via een hoger kindgebonden budget en kinderbijslag. Gemeenten kunnen waar nodig maatwerk bieden om mensen die te maken hebben met financiële problemen te ondersteunen.
Bent u het er mee eens dat het alarmerend is dat meer dan een kwart van de consumenten moeite heeft met het vinden van relevante financiële informatie, en dat 70 procent van de mensen niet weet waar zij terecht kunnen voor hulp bij schulden?
Dit is inderdaad niet wenselijk, maar het beeld is wel iets genuanceerder. Uit het onderzoek van Nibud blijkt namelijk ook dat 56 procent van de respondenten wel denkt te weten waar zij terecht kunnen met persoonlijke problemen zoals schulden als het nodig is. En dat consumenten met een lening, roodstand of consumenten die moeilijk rondkomen wel vaker weten waar ze terecht kunnen. Maar dit kan beter.
Wanneer iemand niet kan rondkomen is het belangrijk dat hij zich in een vroeg stadium wendt tot de gemeente, zodat het ontstaan van problematische schulden voorkomen kan worden. Daarbij is het belangrijk dat gemeenten vervolgens laagdrempelige informatie, regelingen en diensten, zoals schuldhulpverlening, aanbieden. De afgelopen jaren is geïnvesteerd in informatievoorziening over geldzaken door organisaties die zich richten op consumenten. Denk daarbij aan het Nibud, Wijzer in Geldzaken en de website zelfjeschuldenregelen.nl van het Nibud en de brancheorganisatie voor schuldhulpverlening en sociaal bankieren (de NVVK). Dit is van groot belang.
Specifieke informatie over zorgkosten ontvangen burgers via verschillende kanalen. Zo verzorgt Zorgverzekeringslijn.nl (SKGZ) in opdracht van het Ministerie van VWS de voorlichtingsactiviteiten gericht op wanbetalers en onverzekerden. Dit doen zij met een telefonisch informatie- en adviespunt, een website, voorlichtingsmateriaal en bijeenkomsten. In de Verzekerdenmonitor 20152 staat beschreven dat de Zorgverzekeringslijn met deze activiteiten steeds meer mensen weet te bereiken. Zorgverzekeraars informeren verzekerden met betalingsachterstanden onder andere met brieven over de mogelijkheden van een betalingsregeling en verwijzen naar mogelijkheden voor schuldhulpverlening. Daarnaast bieden zorgverzekeraars in toenemende mate (preventief) de mogelijkheid van gespreide betaling.
Welke rol ziet u hierbij weggelegd voor wijkteams en gemeenten, mede in het licht van de motie waarbij wordt uitgesproken dat het signaleren van armoede en schulden een integraal onderdeel moet worden van het takenpakket van wijkteams?2
In de brief van 27 november jl.5 heb ik gereageerd op de motie van lid Yücel6 waar u naar verwijst. Wijkteams kunnen inderdaad een cruciale rol spelen bij signaleren van armoede en schuldenproblematiek. In de praktijk is dit vaak ook het geval. Daarnaast kunnen sociale wijkteams laagdrempelige voorzieningen zijn voor burgers om even naar binnen te lopen en vragen te stellen over zaken waar zij tegen aanlopen. In veel gevallen spelen hier ook financiële vragen. Uw Kamer onderstreepte het belang van laagdrempelige dienstverlening en preventie en vroegsignalering van schulden nogmaals met de aangehouden motie van de leden Koser-Kaya en Yücel7, die vraagt om een faciliterende rol te vervullen bij de instelling van financiële loketten en te onderzoeken op welke manier ze het beste opgericht en vormgegeven kunnen worden. In reactie op deze motie ben ik op bezoek geweest bij het Geldloket in Amersfoort.
Gemeenten zijn wettelijk verantwoordelijk voor het aanbieden van schuldhulpverlening aan hun burgers. Hier hoort ook preventie bij. Uit de praktijk en onderzoeken zoals het onderzoek van het Nibud en het recent uitgevoerde onderzoek Huishoudens in de rode cijfers 20158, blijkt dat het laagdrempelig inrichten van deze verantwoordelijkheid van groot belang is. Het kabinet wil gemeenten hierbij faciliteren en ondersteunen. Daarom heeft het kabinet 100 miljoen euro per jaar extra uitgetrokken voor armoede- en schuldenbeleid, waarvan 90 miljoen euro voor gemeenten. Zo kunnen gemeenten meer werk maken van het voorkomen, signaleren en verhelpen van schulden.
Het is aan gemeenten zelf hoe zij een laagdrempelige en preventieve aanpak vormgeven. Er zijn goede voorbeelden in het land van sociale wijkteams die deze rol vervullen. Het Geldloket in Amersfoort is hier een voorbeeld van. Het is van groot belang dat gemeenten van elkaar leren en niet opnieuw het wiel hoeven uit te vinden. Daarom faciliteert dit kabinet gemeenten ook door stevig in te zetten op kennisuitwisseling. Concreet door in januari een Peer-Review te organiseren over de wijze waarop sociale wijkteams beter geëquipeerd kunnen worden om armoede te bestrijden. Dit gebeurt in het kader van de prioriteit «armoedebestrijding» tijdens het Nederlandse voorzitterschap van de Europese Unie waarbij de integrale aanpak centraal staat. De uitkomsten van de Peer-Review worden door de Europese Commissie gebundeld en gepubliceerd en door mij verspreid richting gemeenten. Daarnaast heb ik in mijn Verzamelbrief aan Gemeenten van 18 december jl. aandacht gevraagd voor het Geldloket in Amersfoort. Deze verzamelbrief is ook naar de Tweede Kamer gestuurd. Ik roep hierin gemeenten op om kennis te nemen van de aanpak van het Geldloket en zich hier door te laten inspireren.
Bent u het ermee eens dat loketten voor informatie en hulp bij inkomensondersteuning en schulden beter gebundeld moeten worden, zodat er vanuit de situatie van mensen in samenhang hulp geboden kan worden, zoals de Kamer in een motie heeft gevraagd?3
Zie antwoord vraag 4.
Hoe ziet u de mogelijkheden tot compensatie voor de zorgkosten in het algemeen? Deelt u de mening dat er veel verschillende manieren van compensatie voor zorgkosten bestaan, zoals bijvoorbeeld de zorgtoeslag, het terugvragen van zorgkosten, en de mogelijkheid tot gespreide betaling, maar dat verzekerden hier niet in alle gevallen van op de hoogte zijn, en daarom niet iedereen toegang tot deze compensaties heeft?
In ons zorgstelsel zijn verschillende maatregelen genomen om de financiële toegang tot zorg voor een ieder te waarborgen. In de brief van 28 oktober jl. naar aanleiding van het onderzoek naar de aard en omvang van zorgmijding9 heeft de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) deze maatregelen beschreven. Voorts zijn in deze brief verschillende acties aangekondigd om de bekendheid met deze acties te vergroten voor mensen met een laag inkomen, jongvolwassenen in de leeftijdscategorie 18–39 en mensen in achterstandswijken. De Minister van VWS is reeds met diverse partijen (zoals de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen en de VNG) in gesprek om tot gedegen doelgroepgerichte voorlichtingscampagnes te komen.
Bent u het ermee eens dat deze mogelijkheden beter vindbaar moeten worden voor diegenen die hier gebruik van kunnen maken? Op welke manier bent u bereid dit te stimuleren?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u ervan op de hoogte dat gemeenten bijvoorbeeld een budget van 260 miljoen euro hebben gekregen voor compensatie van zorgkosten en gerichte ondersteuning? Kan worden aangegeven hoe dat budget op dit moment door gemeenten wordt ingezet?
Gemeenten hebben de vrijgekomen middelen uit de voormalige Wtcg en de CER (€ 45 miljoen in 2014 oplopend tot € 268 miljoen structureel vanaf 2017) op verschillende wijze ingezet. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld in de derde voortgangsrapportage HLZ10, is uit het onderzoek dat tezamen met de voortgangsrapportage op 2 november jl. aan uw Kamer is gestuurd, naar voren gekomen dat vrijwel alle gemeenten de middelen (deels) hebben ingezet om de collectieve verzekering voor minima en chronisch zieken uit te breiden. Nagenoeg alle gemeenten bieden momenteel een collectieve verzekering (inclusief aanvullend pakket) voor minima en chronisch zieken aan. Daarnaast zijn de middelen ingezet in de vorm van aparte specifieke financiële regelingen voor bijzondere en noodzakelijke kosten, om de eigen bijdragen van maatwerkvoorzieningen te verlagen en/of de bijzondere bijstand te verruimen.
Hoe staat het op dit moment met de najaarscampagne, en welke resultaten worden hiervan verwacht, waarover de Minister van Volksgezondheid, Welzijn en Sport in haar brief van 25 oktober 2015 over de verhoging van het eigen risico en zorgmijding stelt dat er bij verzekerden misvattingen bestaan over het eigen risico en de zorgtoeslag, waaraan zij in de najaarscampagne extra aandacht zal besteden?4
In deze vraag wordt verwezen naar een brief van 25 oktober 2013 (Kamerstuk 29 689 nr. 479). We gaan er echter van uit dat bedoeld zal zijn de brief van 28 oktober 2015 «Onderzoek omvang en aard van zorgmijding» (Kamerstuk 29 689, 664).
De najaarscampagne is 1 december 2015 van start gegaan. De doelstelling van de campagne is het kennisniveau van de burgers over het eigen risico van de zorgverzekering te laten toenemen.
Deze publiekscampagne bestaat uit inzet van diverse communicatiemiddelen (radiospots, online video, bannering en een advertentie in huis-aan-huis bladen) in diverse media die de burgers verwijzen naar de campagnesite «meerwetenoverzorg.nl». Daarnaast is een uitgebreid artikel over de zorgverzekering aangeboden als bijlage bij huis-aan-huis bladen,
Op de campagnesite, in de communicatie-uitingen en in het artikel bij de huis-aan-huisbladen is benadrukt dat de zorgtoeslag dient om de premie en het verplicht eigen risico te betalen. Tevens worden jongeren erop gewezen dat vanaf 18 jaar recht op zorgtoeslag bestaat. De campagnesite verwijst voor gedetailleerde informatie door naar de site van de Belastingdienst/toeslagen. Tevens is op de campagnesite en op de reguliere website rijksoverheid.nl een opsomming gegeven in welke situaties het verplicht eigen risico niet verschuldigd is (zoals de huisarts, wijkverpleging, verloskundige en kraamzorg en nog enkele andere situaties).
In aanvulling op de publiekscampagne via media zal van januari tot en met mei 2016 een voorlichtingsteam aanwezig zijn op beurzen en markten waar veel publiek komt.
De aanhouding van een Syrische asielzoeker in Den Haag op grond van deelname aan een terroristische organisatie |
|
Sietse Fritsma (PVV) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Syrische asielzoeker opgepakt als terreurverdachte»?1
Ja.
Erkent u dat u geen zicht heeft op wie er allemaal (zonder papieren) Nederland binnenkomen en welke achtergrond en motieven zij hebben? Zo nee, waarom niet?
Het aantal migranten dat Europa binnenkomt is nog steeds zeer hoog. Het vraagt aanzienlijke inspanningen om aan de Europese buitengrenzen deze aantallen vreemdelingen te identificeren en te registreren. Mede om die reden is een start gemaakt met de inrichting van de hotspots in Italië en Griekenland. In Europees verband is afgesproken dat de inspanningen om meer hotspots operationeel te maken, worden geïntensiveerd. Versterking van de Europese buitengrenzen is noodzakelijk. De Europese Commissie heeft in dit verband voorstellen gedaan.
Daar waar asielzoekers zich melden aan de Nederlandse buitengrens (veelal op Schiphol), vindt identificatie plaats aan de grens alvorens eventueel toegang tot Nederland wordt gegeven. Wanneer asielzoekers zich via een andere weg in Nederland melden voor asiel (veelal in Ter Apel), start het proces met de identificatie en registratie door de politie. Vreemdelingen worden gefouilleerd, hun bagage wordt doorzocht, vingerafdrukken worden getoetst, het paspoort wordt gecontroleerd, de identiteit wordt onderzocht en de politie kan besluiten om gegevensdragers, zoals mobiele telefoons uit te lezen. Vervolgens vindt er een screening door de IND plaats. Deze screening is onder andere gericht op het onderkennen van signalen die mogelijk wijzen op jihadisme of radicalisering of die op andere wijze aan de nationale veiligheid kunnen raken.
Binnen de uitvoerende organisaties van de vreemdelingenketen is een meldstructuur ingericht voor signalen die mogelijk wijzen op jihadisme of radicalisering of die op andere wijze aan de nationale veiligheid kunnen raken. Signalen van jihadisme of radicalisering kunnen op elk moment in het proces worden opgevangen en worden dan doorgegeven aan de inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Ik merk hierbij op dat ondanks alle maatregelen een volledige veiligheidsgarantie uiteindelijk niet is te geven.
Bent u bereid alle asielzoekerscentra hermetisch af te sluiten, zolang niet iedere asielzoeker grondig is gescreend? Zo nee, waarom niet?
Nee, als er individuele indicaties zijn dat er sprake is van openbare-orde of nationale veiligheidsrisico's, dan is het mogelijk om de vrijheid van het betreffende individu onmiddellijk te beperken.
Bent u daarnaast bereid de Nederlandse grenzen te sluiten en geen enkele asielzoeker meer toe te laten? Zo nee, waarom niet?
In de brief aan uw Kamer van 8 september 2015 is de aanpak van het kabinet uitgelegd ten aanzien van de Europese asielproblematiek (Kamerstuk 19 637, nr. 2030). Deze aanpak ziet onder andere op: een betere vorm van opvang in de regio, een effectieve terugkeer van mensen zonder verblijfstitel en een verdere verbetering van de beveiliging van de Europese buitengrenzen.