Verdringing en het schaden van werknemersrechten door Flextensie |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Gaat de deur naar goedkope arbeid iets verder open?», met daarin de opvatting van arbeidsjuristen: «Gemeenten spelen uitzendbureautje, maar dan vanuit een machtspositie waar geen Randstad tegenop kan»?1
Re-integratie-instrumenten waarbij werkzoekenden (leer)werkervaring opdoen door het tijdelijk verrichten van werkzaamheden zonder dienstbetrekking zijn bedoeld om hen meer kansen te bieden op een reguliere betaalde baan. Dit betekent echter niet dat deze instrumenten absoluut ongeclausuleerd kunnen worden ingezet. Verdringing van regulier werk door verstoring van de concurrentieverhoudingen moet worden voorkomen. Daarom is in artikel 7, lid 9 van de Participatiewet artikel 5 Wsw van toepassing verklaard, waarin is geregeld dat bij werken met behoud van uitkering een marktconforme prijs moet worden betaald.
De verantwoordelijkheid voor een juiste uitvoering van de wet ligt bij gemeenten. Ik heb uw Kamer toegezegd bij de beantwoording van eerdere vragen van het lid Karabulut over Flextensie – een bedrijf dat gemeenten ondersteunt bij het plaatsen van bijstandsgerechtigden bij werkgevers en het administreren van het aantal uren dat met behoud van uitkering is gewerkt – als ook in het Algemeen Overleg over de Participatiewet van 26 januari 2017 om onderzoek te laten doen naar de wijze waarop gemeenten gebruik maken van deze constructie2. Het onderzoek loopt. Naar verwachting wordt het onderzoek na de zomer afgerond, waarna ik uw Kamer zo spoedig mogelijk over de uitkomsten zal informeren.
Welke maatregelen gaat u nemen om ervoor te zorgen dat bijstandsgerechtigden zonder sociale rechten (zoals doorbetalen bij ziekte of pensioenopbouw) aan het werk gaan, ten koste van reguliere werknemers?
Ik heb de afgelopen jaren samen met de Minister van SZW verschillende maatregelen genomen om een juiste toepassing van de wet door gemeenten te faciliteren. Zo heeft de Inspectie SZW medio 2015 een kwalitatief onderzoek naar beleid en uitvoering bij tien gemeenten gedaan, genaamd «Gemeentelijke aandacht voor verdringing door bijstandsgerechtigden»3. Mede naar aanleiding van dit onderzoek heb ik gemeenten in de Verzamelbrief nogmaals opgeroepen om het beleid ter voorkoming van verdringing en onrechtmatig werken zonder loon explicieter in hun re-integratieverordening op te nemen. Zo wordt de gemeenteraad daadwerkelijk betrokken bij de nadere invulling van de randvoorwaarden en krijgen individuele klantmanagers meer houvast. Ook heb ik begin 2016 een landelijke wethoudersbijeenkomst georganiseerd waar het vraagstuk hoe verdringing te voorkomen op de agenda stond. Verder heb ik Divosa gevraagd om binnen het programma Effectiviteit & Vakmanschap een werkwijzer te ontwikkelen om zo scherp mogelijk invulling te geven aan de randvoorwaarden (zoals het leveren van een bijdrage aan arbeidsinschakeling, het inzetten van het instrument voor slechts een beperkte periode en onder begeleiding, geen openstaande vacature voor soortgelijke activiteiten en het verrichten van wisselende activiteiten) en om de mogelijkheden te schetsen voor operationalisering van beleid (zoals het expliciteren van beleid in re-integratieverordeningen, het organiseren van peer reviews, het bespreken van moeilijke gevallen, het instellen van een adviesraad, het opzetten van een meldpunt en het maken van afspraken met relevante partijen). De werkwijzer is niet alleen relevant voor beleidsmakers en klantmanagers van gemeenten, maar ook voor re-integratiebedrijven en sociale partners. Zo heeft een aantal gemeenten, waaronder de gemeente Den Haag, met de FNV afspraken gemaakt om verdringing en het werken zonder loon zoveel mogelijk te voorkomen. Onderdeel daarvan is een digitaal meldpunt waar meldingen gedaan kunnen worden over situaties die niet volgens de gemaakte afspraken verlopen, die in een interventieteam worden besproken.
Is de uitzend cao volgens u van toepassing op mensen die via een Flextensie constructie werken?
De uitzend cao is niet van toepassing. Bij de inzet van bijstandsgerechtigden is er geen sprake van een dienstbetrekking en dus het verdienen van loon als werknemer bij een werkgever. De bijstandsgerechtigden die werken met behoud van uitkering ontvangen een premie voor arbeidsinschakeling (als bedoeld in Participatiewet artikel 31 lid 2 onderdeel j).
Onderschrijft u dat het ontduiken van de cao (inclusief loonheffing en sociale premies) via de Flextensie constructie, onaanvaardbaar is?
Zie antwoord vraag 3.
In hoeverre verschilt de nieuwe constructie tussen gemeenten en Flextensie (waarbij de BV Flextensie naar eigen zeggen een stap terug doet) van de oude constructie?
Het eigenaarschap van het concept is door Flextensie overgedragen, niet de administratieve uitvoering. De overdracht biedt gemeenten de mogelijkheid om afspraken te maken over de manier waarop ze het instrument willen inzetten, om toezicht te houden en om het instrument desgewenst door te ontwikkelen. Over de overdracht is geen overleg geweest met het ministerie.
Welk overleg is er vanuit uw ministerie geweest met de gemeenten over de nieuwe Flextensie formule? Heeft u er op aangedrongen dat gemeenten verdringing voorkomen en cao’s naleven? Zo ja, welke afspraken zijn hierover gemaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat deze werkwijze gemeenten een ongewenste machtspositie geeft, een race to the bottom over de rug van de mensen met de laagste inkomens?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Zoals ook bij het antwoord op vraag 1 is aangegeven, is het verrichten van werkzaamheden zonder dienstbetrekking voor bepaalde tijd een geschikt re-integratie-instrument om mensen meer kans te bieden op een reguliere betaalde baan. Dit instrument kan absoluut niet ongeclausuleerd worden ingezet.
Hoeveel omzet en hoeveel winst heeft de BV Flextensie gemaakt sinds deze constructie met bijstandsgerechtigden is gestart?
Over de boekjaren 2014/2015 is een uittreksel van het jaarverslag gedeponeerd. Flextensie publiceerde over 2014/2015 een omzet van 260.000 euro en heeft eerder aangegeven op dit moment een «break even» begroting te hebben. Recentere cijfers zullen na afronding van het boekjaar via de Kamer van Koophandel beschikbaar komen.
Is er volgens u sprake van verdringing bij de werkzaamheden die via het bedrijf Flextensie door bijstandsgerechtigden worden uitgevoerd? Kunt u aangeven waar u uw antwoord op baseert?
Zoals ik heb aangegeven bij de beantwoording van eerdere vragen van het lid Karabulut over Flextensie komt uit de informatie van enkele gemeenten en Flextensie naar voren dat zij gezamenlijk verschillende maatregelen hebben genomen om verdringing te voorkomen. Enerzijds is dit de tijdelijke inzet van het instrument: de maximale termijn is beperkt tot enkele maanden. Gemeenten hanteren hierbij verschillende grenzen: van 3 tot 6 maanden. Anderzijds moet de opdrachtgever voor de inzet via Flextensie een marktconform tarief betalen. Dit is tenminste het wettelijk minimumloon inclusief werkgeverslasten, maar gemeenten moeten dit tarief aanpassen wanneer voor de gevraagde werkzaamheden een hoger cao-loon van toepassing is. Nadere informatie kan ik geven na afronding van het onderzoek.
Is er volgens u sprake van verdringing bij het inhuren van bijstandsgerechtigden via Flextensie door winkelketen Action?
Zie antwoord vraag 9.
Welke werkzaamheden verrichtten de 24 bijstandsgerechtigden voor de Action Zwaagdijk en welk bedrag betaalde de Action de gemeente hiervoor per uur per bijstandsgerechtigde?
Tussen 25 april 2016 en 29 augustus 2016 hebben in totaal 24 bijstandgerechtigden via het Flextensie-instrument werkzaamheden verricht bij het distributiecentrum van de Action in Zwaagdijk, een vestiging met in totaal circa 1.200 fte aan medewerkers. De kandidaten zijn ingezet op twee herstelprojecten: het controleren van een lading parasols waarvan een deel defect was en het controleren en stickeren van een vracht dozen waarvan een deel een verkeerde scancode bevatte. Een uurtarief gold van € 11,75 per gewerkt uur (excl. BTW), gebaseerd op de hoogte van het WML per 1 april 2016. Van de 24 kandidaten hebben er 10 aansluitend bij de Action in Zwaagdijk een (parttime) dienstverband gekregen als orderpicker voor een periode van 7 maanden. Daarnaast is nog een kandidaat door de gemeente geplaatst op een dienstverband bij een derde werkgever. Naast deze 24 kandidaten zijn er geen kandidaten via het Flextensie-instrument geplaatst bij het distributiecentrum of bij Action-winkels.
Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 heeft de Inspectie SZW medio 2015 een kwalitatief onderzoek gedaan.
Hoeveel bijstandsgerechtigden werken er voor de Action naast de 24 die voor de Action in Zwaagdijk werken? Welke werkzaamheden betrof dit? Heeft de Inspectie SZW onderzoek gedaan naar eventuele verdringing? Zo nee, gaan zij dit alsnog doen?
Zie antwoord vraag 11.
In welke mate controleert de Inspectie SZW op verdringing bij de inzet van bijstandsgerechtigden? Kunt u in uw antwoord aangeven hoeveel fte de Inspectie SZW hierop inzet, hoeveel casussen onderzocht zijn en welke maatregelen of vervolgstappen er naar aanleiding van deze onderzoeken genomen zijn?
De Inspectie SZW is op grond van de Wet SUWI onder meer belast met het toezicht op de wijze waarop gemeenten gezamenlijk bijdragen aan het behalen van de doelen van de wetgever op het terrein van werk en inkomen. Dit doet zij door op geaggregeerd niveau te oordelen in hoeverre gemeenten effectief bijdragen aan de werking van het stelsel van de sociale zekerheid. Vanuit deze invalshoek heeft de Inspectie SZW medio 2015 een kwalitatief onderzoek gedaan. Nadien heeft de inspectie naar dit onderwerp geen nieuw onderzoek gedaan.
Wat is uw reactie op de uitspraak van een woordvoerder van Algemene Bond Uitzendondernemingen (ABU): «Mensen in de bijstand zijn lastig inzetbaar op tijdelijke klussen omdat hun uitkering dan wordt stopgezet of gekort»?
De bijstand is bedoeld als inkomensondersteuning voor degenen die (tijdelijk) niet zelfstandig in het bestaan kunnen voorzien. Het is de bedoeling dat zoveel mogelijk bijstandsgerechtigden regulier werk gaan verrichten. Volledige en duurzame uitstroom is natuurlijk wenselijk, maar deeltijdwerk en tijdelijk werk kunnen daartoe een opstap vormen en sluiten aan bij het complementaire karakter van de bijstand. Gemeenten hebben beleidsruimte en wettelijke instrumenten om bijstandsgerechtigden daarbij te ondersteunen, door bijvoorbeeld het geven van een extra financiële stimulans of het adequaat inrichten van een hernieuwde aanvraag. Zie ook mijn antwoorden op Kamervragen van het lid Kerstens4.
Bent u bereid de bijverdienmogelijkheid voor bijstandsgerechtigden te verruimen?
Het al dan niet verruimen van de vrijlating van inkomsten voor bijstandsgerechtigden (onder 27 jaar) is aan een volgend kabinet. De afgelopen periode heb ik meerdere stappen gezet om bijstandsgerechtigden meer mogelijkheden te geven om naast de uitkering een deel van inkomen uit arbeid of een vrijwilligersvergoeding te houden:
Bent u bereid bijverdienmogelijkheden voor bijstandsgerechtigden onder de 27 jaar in te voeren?
Zie antwoord vraag 15.
Hoeveel bijstandsgerechtigden hebben via Flextensie een baan gevonden? Zijn dit banen met uitzicht op een vast dienstverband?
Nadere informatie hierover kan ik geven na afronding van het bij antwoord 1 genoemde onderzoek.
Treinvertragingen door wangedrag |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u het bericht gelezen dat het merendeel van de treinvertragingen veroorzaakt wordt door wangedrag?1
Ja.
Wat is uw visie op het feit dat het merendeel van de vertragingen op het spoor niet te wijten is aan storingen, aangezien 53 procent van alle treinvertragingen wordt veroorzaakt door roekeloos gedrag, vandalisme en bommeldingen?
ProRail berekent het aantal verstoringen van de treindienst op basis van zogenaamde treindienst aantastende onregelmatigheden (TAO’s). Dit is een verstoring die tot een vertraging van meer dan drie minuten van minimaal één trein leidt. Daarbij worden vier hoofdcategorieën onderscheiden: techniek, processen, derden en het weer. Enkele voorbeelden van derden storingen (53% van het totaal) zijn inderdaad roekeloos gedrag, vandalisme en bommeldingen. Maar er zijn er meer. In de bijlage is een overzicht van alle oorzaken binnen deze categorie weergegeven, waarbij opvalt dat meer dan helft van de 53% is toe te schrijven aan spoorlopers (3105 meldingen).
Voor mij staat voorop dat het levensgevaarlijk is om het spoor te betreden als men daar niets te zoeken heeft. ProRail en de vervoerders nemen gerichte maatregelen om incidenten en vertragingen te voorkomen. Het spoor is echter geen gesloten systeem (denk bijvoorbeeld aan overwegen) dus de invloed van derden op de dienstregeling is niet geheel te voorkomen. Het sluitstuk wordt gevormd door artikel 3 van de Spoorwegwet, op grond waarvan het een ieder is verboden zich zodanig te gedragen dat gevaar op de spoorweg wordt veroorzaakt of dat het verkeer wordt gehinderd.
Zoals aangegeven in mijn brief van 5 juli 20162 heb ik NS en ProRail gevraagd om te komen tot een jaarlijkse brede rapportage over verstoringen. Het doel is om alle verstoringen met een grote impact voor de treindienst te evalueren, daaruit trends te signaleren en bijpassende maatregelen te nemen. De eerste jaarrapportage verstoringen (over 2016) van NS en ProRail stuur ik voor de zomer naar uw Kamer.
Kunt u aangeven met welk percentage de vertragingen zouden afnemen indien een halt zou worden toegeroepen aan roekeloos gedrag, vandalisme en bommeldingen?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven op welke trajecten of in welke gebieden dergelijke vertragingen meer dan gemiddeld voorkomen, ook in de tijd uitgezet?
Storingen die door derden worden veroorzaakt vinden relatief vaak plaats op locaties in de Randstad waar het spoor redelijk makkelijk toegankelijk is. Dit zijn zogenaamde risicolocaties. ProRail heeft deze locaties in het vizier. ProRail geeft er echter, gelet op de gevoeligheid van deze problematiek, de voorkeur aan deze locaties niet openbaar te maken.
Op welke wijze gaat u bewerkstelligen dat het aantal zogenoemde «spoorlopers en overwegpiraten» wordt verminderd? Wat zijn daar de kosten van en hoe verhouden die zich tot de kosten van de vertragingen?
ProRail voert in mijn opdracht, samen met vervoerders, programma’s uit om met gerichte maatregelen het aantal storingen door derden te verminderen. Voorbeelden hiervan zijn het hekwerkenprogramma (budget circa € 18 mln. tot 2020) en de programma’s ter bevordering van de veiligheid en doorstromingen op overwegen (budget circa € 235 mln. tot 2028). De aanpak van bijvoorbeeld spoorlopers vraagt niet alleen om fysieke maatregelen, maar ook om mogelijkheden om het gedrag van mensen te beïnvloeden. Binnen de hele keten worden ervaringen uitgewisseld en onderzoek gedaan naar mogelijkheden om dergelijk gedrag te ontmoedigen. ProRail voert landelijke campagnes om roekeloos gedrag op overwegen tegen te gaan. Bij incidenten met roekeloos gedrag op overwegen wordt inmiddels standaard aangifte gedaan. Daarnaast heb ik uw Kamer 11 mei 20173 geïnformeerd over het nieuwe programma suïcidepreventie (budget circa € 14 mln. tot 2021). Binnen dit programma worden diverse maatregelen genomen om de toegang tot het spoor te beperken/ontmoedigen, bijvoorbeeld door op risicolocaties hekken,
anti-suïcideverlichting, camera’s en anti-loopmatten te plaatsen. Ook worden maatregelen genomen om de afhandeltijd na een incident te verkorten, zodat de impact op de dienstregeling zo beperkt mogelijk blijft.
Een deel van de maatschappelijke kosten van verstoringen zijn afgelopen jaar door het Kennisinstituut voor Mobiliteit (KiM) voor het eerst in beeld gebracht4. In het Mobiliteitsbeeld 2016 zijn de resultaten opgenomen. De maatschappelijke kosten van verstoringen op het spoor bedroegen in 2015 minimaal € 145 mln. (prijspeil 2015). Dit bedrag vormt een ondergrens omdat nog niet alle aspecten (bijvoorbeeld andere vervoerders dan NS, extra exploitatiekosten personen- en goederenvervoer) zijn meegenomen. Vervolgonderzoek is gestart om meer aspecten mee te nemen, hierover zal in het Mobiliteitsbeeld 2017 worden gerapporteerd.
Kunt u aangeven welke prioriteit de handhaving en vervolging van het hier bedoelde wangedrag krijgt? Bent u van mening dat er een hogere prioriteit aan gegeven zou moeten worden, zo nee, waarom niet?
ProRail heeft circa 50 buitengewone opsporingsambtenaren in dienst die regelmatig handhavingsacties op overwegen en surveillances langs het spoor uitvoeren. Het verbaliseren van personen die risicovol gedrag vertonen heeft tot doel dat men zich bewust wordt van de gevaren van het spoor. Meldingen van machinisten en analyses naar ontwikkelingen op risicolocaties zijn een belangrijke bron voor het bepalen van de inzet van de BOA’s en voor de politie bij het opsporen van spoorlopers. Ik vind dit een verstandige aanpak. In totaal zijn in 2017 door deze BOA’s reeds 317 processen-verbaal opgemaakt, waarvan 299 op overwegen. In ongeveer 25 gevallen is, in het kader van gevaarzetting op overwegen, aangifte gedaan bij de politie. De prioriteitstelling in de afhandeling van aangiftes bij de politie en vervolging, is een aangelegenheid van het Openbaar Ministerie.
Het bericht dat de huisartsenpraktijk uit Woerden verdwijnt |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de huisartsenpost die verdwijnt uit Woerden?1
Ja
In hoeverre bent u van mening dat een huisartsenpost in Leidsche Rijn volstaat voor de inwoners van Woerden in de avond, nacht en weekenden, terwijl deze op 17 minuten afstand ligt?2
Het is aan huisartsen en zorgverzekeraars om de zorg op lokaal niveau zo in te richten dat kwaliteit en bereikbaarheid voldoende zijn gewaarborgd. Primair Huisartsenposten heeft mij aangegeven dat de gemaakte keuze de uitkomst is van een al langer lopend proces. Samen met betrokken organisaties zoals het Zuwe Hofpoort ziekenhuis, het Antonius Ziekenhuis en de preferente verzekeraar Zilveren Kruis zijn, gegeven de sluiting van de SEH in Woerden, meerdere scenario’s in kaart gebracht en onderzocht. Hierbij is ook een reistijdenanalyse gemaakt. Vervolgens zijn de verschillende opties met de gemeente Woerden besproken. In de opinie van een meerderheid van de betrokken huisartsen die aangesloten zijn bij ZorgNU is de kwaliteit en patiëntveiligheid het meeste geborgd door het verplaatsen van de spoedzorg naar de huisartsenpost bij de spoedeisende hulp van het Antonius Ziekenhuis in Leidsche Rijn.
Kunt u aangeven waarom is afgezien van een huisartsenpraktijk-plus vorm, dichtbij de mensen in de gemeente?
Ik heb van Primair Huisartsenposten begrepen dat zij verwachten een hogere kwaliteit te kunnen garanderen met aansluiting bij de huisartsenpost in Leidsche Rijn ten opzichte van een aparte huisartsenpost in Woerden. Reden hiervoor is dat een deel van de patiënten op een huisartsenpost vanwege de ernst van hun aandoening of voor aanvullende diagnostiek wordt doorgestuurd naar een spoedeisende hulp. In Leidsche Rijn zit de huisartsenpost naast de spoedeisende hulp waardoor de tijd tussen huisartsenpost en spoedeisende hulp minimaal is. In Woerden zou dit niet het geval zijn.
Deelt u de mening dat het opmerkelijk en onwenselijk is dat deze vorm van eerstelijnszorg verdwijnt voor een gemeente waarin 50.000 inwoners wonen? Zo ja, hoe gaat u dit besluit veranderen? Zo nee, waarom niet?
Bewoners van de gemeente Woerden hebben nog steeds toegang tot eerstelijnszorg in avond-, nacht- en weekenduren. Weliswaar neemt de reistijd toe maar door aansluiting bij de huisartsenpost in Leidsche Rijn verwachten de huisartsen kwalitatief betere huisartsenzorg te kunnen bieden. Zie ook mijn antwoord op vragen 2 en 3.
In hoeverre kunt u aangeven of deze situatie zich mogelijkerwijs ook op andere plaatsen in Nederland voordoet of lijkt te gaan voordoen? Zo ja, kunt u dit toelichten? Zo nee, kunt u dit (laten) inventariseren?
Er wordt niet bijgehouden waar in Nederland huisartsenposten besprekingen voeren over het al dan niet veranderen van locatie. Wel weten we uit onderzoek van het RIVM dat er een beweging gaande is waarbij huisartsenposten en spoedeisende hulpen steeds vaker op één locatie gevestigd zijn en gebruik maken van één balie voor de triage van patiënten.3 Dit is overigens conform de beleidsmatige inzet, die politiek breed is gesteund.
De ‘Vrienden van de Industrie’ |
|
Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Ook Nederland moet een «Vriend van de Industrie» worden»?1
Ja.
Waarom heeft Nederland de gezamenlijke brief aan de Europese Commissie over de digitalisering van de Europese industrie niet ondersteund?
De brief van 2016 aan de Europese Commissie is ondertekend door 16 van de 28 EU-lidstaten die zich Friends of Industry noemen. De brief heeft als doel het belang van de industrie in de conclusies van de Raad voor Concurrentievermogen van 29 mei a.s. vast te leggen. Nederland bekleedde gedurende de eerste helft van 2016 het EU-voorzitterschap. Nederland was wel aanwezig bij het overleg van de Friends of Industry, maar vanuit de positie als voorzitter en «honest broker» is de verklaring door Nederland niet meegetekend.
Wat is de reden dat Nederland zich niet heeft aangesloten bij de «Vrienden van de Industrie»? Bent u bereid dat alsnog te doen? Zo nee, waarom niet?
De Friends of Industry is een coalitie van lidstaten waarbij Nederland steeds op hoogambtelijk niveau vertegenwoordigd is. Verklaringen van de Friends of Industry ondertekenen we indien deze in lijn zijn met onze inzet voor het Europese industriebeleid. Nederland heeft zich tot nu toe niet aangesloten omdat de Friends of Industry-coalitie inzet op de doelstelling dat de industriële productie in de EU 20% van het bbp dient te halen. Nederland steunt deze inzet niet omdat de dienstensector hier niet in mee wordt genomen en door «servitisation» het onderscheid tussen maakindustrie en dienstverlening steeds verder aan het vervagen is. Een minimumpercentage zou contraproductief kunnen werken door de deur open te zetten voor protectionistische maatregelen.
De Europese Commissie gaat volgend jaar met een nieuwe industriestrategie komen; hoe zou volgens u deze strategie eruit moeten komen te zien?
Nederland zet in op een ambitieus Europees industriebeleid dat aanvullend is en samenhangt met beleidslijnen van de individuele lidstaten. De komende jaren liggen de grootste uitdagingen voor de industrie en gerelateerde dienstverlening op de versterking van het verdienvermogen van de Europese industrie en de noodzakelijke transities op het terrein van verduurzaming en de digitalisering. Tegelijkertijd liggen hier ook grote kansen voor het bedrijfsleven en kan een succesvolle aanpak bijdragen aan het versterken van het Europese vestigingsklimaat voor de industrie. Belangrijke elementen van het Europese industriebeleid zijn de focus op innovatie en het realiseren en verbeteren van randvoorwaarden die de EU mede bepaalt, zoals het versterken van de interne markt, het verbeteren van regelgeving, het verbeteren van toegang tot financiering voor bedrijven, het stimuleren van onderzoek en innovatie en het creëren van open markten. Deze lijn is eerder met uw Kamer gedeeld via onder andere BNC-fiches over de mededeling industriebeleid (Kamerstuk 22 112, nr. 1800), de mededelingen staal (Kamerstuk 22 112, nr. 2122), sluiten van de kringloop (Kamerstuk 34 395 nr. 3) en digitalisering van de industrie van 2016 (Kamerstuk 22 112, nr. 2129).
Zijn er nog meer samenwerkingsverbanden op het gebied van industriebeleid om onderwerpen op de Europese agenda te houden en te praten over de inhoud van het beleid? Zo ja, heeft Nederland zich hierbij aangesloten? Zo nee, waarom niet?
Nederland oefent op veel manieren invloed uit en is zeer actief in Europees verband. Daar waar nodig, zinvol en qua doelstelling aansluitend op het Nederlandse beleid zal Nederland deelnemen aan samenwerkingsverbanden.
Hoe denkt u invloed uit te oefenen op het nieuw te vormen industriebeleid als Nederland niet aan tafel zit? Welke verschillende mogelijkheden zijn hiervoor en welke hebben uw voorkeur?
Nederland oefent op verschillende wijzen invloed uit. In de eerste plaats via mijn deelnames aan de Raad voor Concurrentievermogen en bilaterale overleggen met mijn buitenlandse collega’s. Daarnaast nemen mijn medewerkers, waaronder die op de permanente vertegenwoordiging, actief deel aan gremia in Brussel en in andere Europese hoofdsteden.
Het bericht 'Amsterdamse politie wil hoofddoekje toestaan bij uniform' |
|
Machiel de Graaf (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Amsterdamse politie wil hoofddoekje toestaan bij uniform»?1
Ja.
Is het waar dat de Amsterdamse politie bekijkt of agentes een hoofddoek mogen dragen bij hun uniform om het werk aantrekkelijker te maken voor mensen met een migratieachtergrond en daarmee shariavoorschriften introduceert?
De politie onderschrijft de Gedragscode lifestyle-neutraliteit. In de Gedragscode lifestyle-neutraliteit is bepaald dat de politieambtenaar in het belang van zijn gezag, neutraliteit en zijn eigen veiligheid, bij zijn optreden, in contact met het publiek, een gezag uitstralende, neutrale en veilige houding behoort in te nemen.
Desgevraagd gaf de politiechef van de eenheid Amsterdam tijdens een interview met het AD aan dat in Amsterdam is gesproken over de hoofddoek als onderdeel van het politie-uniform, mocht de werving van medewerkers met een dubbele culturele achtergrond op reguliere wijze niet de gewenste effecten hebben. Er was geen concreet voorstel of plan met betrekking tot dit onderwerp.
Deelt u de mening dat het dragen van islamitische symbolen niet strookt met de neutraliteit van de politie? Zo nee, waarom niet? Wat is de reden dat u afwijkt van hetgeen geregeld was in het regeerakkoord Rutte I?
Die mening deel ik, dit geldt voor alle religieuze uitingen. Zoals hierboven aangegeven, schrijft de Gedragscode lifestyle-neutraliteit voor dat de politieambtenaar in het belang van zijn gezag, neutraliteit en zijn eigen veiligheid, bij zijn optreden, in contact met het publiek, een gezag uitstralende, neutrale en veilige houding behoort in te nemen en zich dus onthoudt van zichtbare uiting(en) van (levens)overtuiging, religie, politieke overtuiging, geaardheid, beweging, vereniging of andere vorm van lifestyle.
Vindt u ook dat de politie te ver doorschiet in het diversiteitsbeleid door al onze regels aan de kant te schuiven om maar meer allochtonen bij de politie te krijgen? Zo nee, waarom niet?
Er is naar mijn mening geen sprake van dat de politie doorschiet in haar diversiteitsbeleid, noch dat zij alle regels aan de kant schuift. Uw Kamer heeft mijn ambtsvoorganger met een motie gevraagd de politie een inspanningsverplichting op te leggen om de diversiteit in het korps te vergroten. De politie neemt maatregelen in het kader van het programma «De Kracht van het Verschil». Daarbij geldt overigens dat diversiteit breder is dan culturele achtergrond: verscheidenheid op het gebied van sekse, etniciteit, leeftijd, opleiding, geaardheid, et cetera. Dit is van belang omdat het korps moet aansluiten bij de veiligheidsproblemen in de verschillende wijken en in alle groepen van de maatschappij.
Deelt u de mening dat adviezen van een directeur diversiteit die PvdA-politica was, islam activiste is en zelf een hoofddoek draagt, niet erg objectief zijn? Zo nee, waarom niet?
Sinds 1 september 2015 wordt deze persoon door de politie ingehuurd om o.a. te werken aan en te adviseren over het verbeteren van de verbindingsvraagstukken binnen en buiten de politie en het continue ontwikkelen van vakmanschap en professionaliteit.
In eerdere Kamervragen en debatten heb ik aangegeven dat een divers korps noodzakelijk is voor een effectieve aanpak van criminaliteit, radicalisering, discriminatie en overlast en voor verbinding met en draagvlak in onze samenleving. Het is logisch dat de politie een scala aan initiatieven en maatregelen ontplooid om daarin te slagen.
Hoeveel belastinggeld kost het de politie om deze directeur diversiteit in te huren? Deelt u de mening dat dit beter kan worden besteed aan het vangen van boeven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe gaat u deze aanval op de neutraliteit van agenten per direct stoppen, zeker gezien het feit dat de Algemene Nederlandse Politie Vereniging (ANPV) wederom aangeeft dat allochtone agenten hier juist last van hebben en het dus averechts kan werken?
Voor de politie geldt dat zij zich houdt aan de Gedragscode lifestyle-neutraliteit die in 2011 door de Minister, de vakbonden en de politie is vastgesteld. Ik zie geen reden om hiervan af te wijken.
Het bericht "Tilburg woedend op Klijnsma om stoppen bijstandsproef: 'We gaan gewoon door' " |
|
Linda Voortman (GL) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Tilburg woedend op Klijnsma om stoppen bijstandsproef: «We gaan gewoon door»»?1
Ja.
Klopt het dat u de onderzoeksopzet van de gemeente Tilburg heeft afgewezen?
Nee, dit klopt niet. De aanvraag zal worden gehonoreerd. Zie ook mijn brief aan uw Kamer van 3 juli 2017 over de stand van zaken met betrekking tot de experimenten Participatiewet.
Zo ja, op welke gronden is de opzet afgewezen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan het dat dit is gebeurd na 1,5 jaar intensief overleg tussen gemeente en Ministerie van SZW over het experiment?
De afstemming waarop wordt gedoeld betrof de mogelijkheid om in het kader van de Participatiewet te experimenteren. De concrete onderzoeksopzet van Tilburg is op 6 april 2017 ingediend. Bij de eerste beoordeling van deze onderzoeksopzet bleek dat nog niet aan alle eisen werd voldaan. Op 12 mei 2017 is het college gemotiveerd geïnformeerd op welke onderdelen het verzoek verbetering behoefde. Er zijn geen aanvullende verplichtingen opgenomen.
Zoals vermeld in mijn brief van 3 juli 2017, over de stand van zaken met betrekking tot de experimenten Participatiewet, verrichten Tilburg en de overige gemeenten die willen experimenteren in het kader van de Participatiewet pionierswerk, waarbij het begrijpelijk is dat plannen niet in een keer aan alle eisen voldoen. Het plan van Tilburg voldoet inmiddels wel aan alle eisen.
Klopt het dat in de brief aan de gemeente Tilburg enkel verplichtingen worden opgelegd en het experiment verder moet worden beknot om volgens de Staatssecretaris te voldoen aan de algemene maatregel van bestuur?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om de desbetreffende brief aan de gemeente Tilburg toe te sturen aan de Tweede Kamer?
Ja. Bijgaand treft u de brief aan.
Vindt u dat u met de afwijzing van de Tilburgse experimentopzet heeft voldaan aan de wens van de Tweede Kamer om gemeenten maximaal de ruimte te geven om hun eigen experiment vorm te geven en uit te voeren binnen het voorgestelde ontwerpbesluit, vastgelegd in de motie Voortman (Kamerstuk 34 352, nr. 48)? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De wens van de Tweede Kamer heeft betrekking, zo is uitdrukkelijk gewisseld in het VAO van 2 november 2016, op de uitwerkingsruimte voor gemeenten binnen de kaders van de AMvB. De brief aan Tilburg beperkt zich tot de toets of haar voorstel voldoet aan de geldende kaders. Op keuzen binnen die kaders heeft de brief van 12 mei 2017 geen betrekking.
Hoeveel gemeenten hebben zich aangemeld voor een experiment?
In mijn brief aan uw Kamer van 3 juli 2017 heb ik de stand van zaken met betrekking tot de experimenten Participatiewet weergegeven.
Hoeveel aanvragen daarvan zijn goedgekeurd, hoeveel aanvragen zijn afgewezen?
Zie antwoord vraag 8.
Wat moesten gemeenten doen om zich aan te melden voor een experiment?
In de regelgeving is opgenomen dat het college een verzoek kan indienen en dat dit verzoek een plan van aanpak dient te bevatten en een wetenschappelijk onderbouwde analyse en opzet van het onderzoek.
Herkent u dat verschillende gemeenten klachten hebben over de hoeveelheid informatie en papierwerk die moest worden aangeleverd om een aanvraag te doen voor een experiment? Zo ja, wat gaat u daaraan doen? Zo nee, waarom niet.
Nee, want de gevraagde informatie komt voort uit de regelgeving en het wetenschappelijk beoordelingskader en is noodzakelijk om de gemeentelijke aanvraag te kunnen beoordelen. Ter bevordering van het aanvraag- en beoordelingsproces is een format aanvraagformulier beschikbaar gesteld.
Het bericht ´Stampvolle stad feest uitbundig’ |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Stampvolle stad feest uitbundig»?1
Ja.
Is het waar dat in Zuidland een fan van Feyenoord na een explosie van een stuk vuurwerk zijn hand is kwijtgeraakt?
Ja.
Deelt u de waarneming dat op de dag van de huldiging in Rotterdam geregeld te midden van groepen mensen zware vuurwerkbommen tot ontploffing werden gebracht? Deelt u de mening dat dit tot (potentieel) gevaarlijke situaties heeft geleid?
Ja, deze waarneming deel ik. Het afsteken van zware vuurwerkbommen leidt tot zeer gevaarlijke situaties.
Deelt u de mening dat – evenals bij de laatste oud en nieuw viering(en) – het afsteken van zwaar vuurwerk in toenemende mate risico’s vormt bij openbare festiviteiten? Deelt u de mening dat door het afsteken van (zwaar) vuurwerk in groepen dan wel door het gooien van (zwaar) vuurwerk in de richting van hulpverleners (met name politie, boa’s, toezichthouders) de veiligheid van deze mensen ernstig in het gedrang komt?
Het is juist dat het afsteken van zwaar vuurwerk risico’s vormt voor de veiligheid van mensen en voor de openbare orde. Uit de brief over de jaarwisseling2 die onlangs aan uw Kamer is verstuurd, blijkt dat het aantal incidenten als gevolg van het afsteken van vuurwerk echter niet is toegenomen ten opzichte van andere jaren. Wanneer sprake is van het gooien van (zwaar) vuurwerk in de richting van hulpverleners, komt hiermee de veiligheid van deze mensen ernstig in het gedrang.
Kunt u aangeven in welke categorieën illegaal vuurwerk is in te delen, bijvoorbeeld op criteria als zwaarte en schadelijkheid? Kunt u per categorie aangeven wat de geldende strafbaarstelling is, inclusief een inzicht of er een mogelijkheid bestaat voor het opleggen van voorlopige hechtenis? Kunt u per categorie aangeven wat het geldende opsporings- en vervolgingsbeleid is? Kunt u aangeven of daders die (zwaar) vuurwerk gebruiken ten opzichte van hulpverleners strenger bestraft worden?
Voor een gedetailleerd overzicht verwijs ik naar de Richtlijn voor strafvordering vuurwerkdelicten van het College van procureurs-generaal,3 waarin vuurwerk wordt ingedeeld in verschillende categorieën. Naast een categorie voor verboden handelingen met consumentenvuurwerk zijn er categorieën voor lichter professioneel vuurwerk, specifieke soorten professioneel vuurwerk en niet-gedefinieerd vuurwerk dat zodanig zwaar is dat het in handen van particulieren (levens) gevaarlijk is en geïmproviseerd vuurwerk. De strafbaarstelling is per categorie aangegeven en is afhankelijk van verschillende criteria zoals de hoeveelheid vuurwerk, het voorhanden hebben of ter beschikkingstellen/afleveren.
Voor het voorhanden hebben of aan een ander ter beschikking stellen van zwaar vuurwerk ter vermaak staat gevangenisstraf van maximaal zes jaar. Bij deze delicten is voorlopige hechtenis mogelijk. Bij het gooien van zwaar vuurwerk naar hulpverleners kan naast de vuurwerkovertreding – afhankelijk van de concrete omstandigheden – sprake zijn van poging tot zware mishandeling, poging tot doodslag of erger, wat in voorkomende gevallen zwaardere straffen oplevert. Daarnaast wordt in deze gevallen zwaarder gestraft omdat het gaat om medewerkers met een publieke taak, waarover ik uw Kamer naar aanleiding van de motie van de leden Van Toorenburg en Tellegen onlangs heb geïnformeerd.4
Kunt u inzichtelijk maken welke opsporingscapaciteit binnen de Nationale Politie, de Koninklijke Marechaussee en een instantie als de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) incidenteel en structureel beschikbaar is om illegaal vuurwerk op te sporen?
Het bevoegde gezag heeft mij laten weten dat ten behoeve van de opsporing van illegaal vuurwerk opsporingscapaciteit wordt geleverd door de politie en de Inspectie Leefomgeving en Transport. Ook de Koninklijke Marechaussee kan vanuit de algehele opsporingstaak op luchthavens illegaal vuurwerk onderscheppen, waarna een opsporingsonderzoek wordt gestart. Het gezag draagt de verantwoordelijkheid voor de aard en omvang van het opsporingsonderzoek.
Hoeveel illegaal vuurwerk is afkomstig uit landen als België en Duitsland, alsmede – al dan niet per postzending – uit Oost-Europese landen? Welke maatregelen worden genomen en kunnen worden genomen om in samenwerking met die landen de export van (zwaar) illegaal vuurwerk te voorkomen? Is de bestaande regelgeving, ook qua verdragen, toereikend om politie en justitie adequaat op te laten treden? Bent u bereid om zeker in de periode voor oud en nieuw zowel qua (grens)toezicht als qua opsporing een uiterste inspanning te leveren om illegaal vuurwerk te bestrijden?
Het Openbaar Ministerie publiceert jaarlijks het aantal kilo’s inbeslaggenomen vuurwerk op zijn website (de vuurwerkbarometer). Vanaf oktober 2016 tot en met week 7 in 2017 is bijna 40.000 kilo vuurwerk in beslag genomen. Daarbij is de hoeveelheid afgekeurd consumentenvuurwerk van de legale importeurs niet meegeteld, omdat de ILT dit bestuursrechtelijk aanpakt. Daarnaast is door onderzoek van het Functioneel Parket in Duitsland 45 ton professioneel vuurwerk onderschept dat was bestemd voor de Nederlandse markt; voor respectievelijk België en Oost-Europese landen is dit niet bekend.
In beginsel is export van zgn. zwaar vuurwerk niet verboden indien de ontvangende partij een professional is. Wanneer uit een onderzoek blijkt dat grensoverschrijdende handel in professioneel vuurwerk bestemd is voor de particuliere markt, wordt deze informatie gedeeld met de betrokken landen. De Nederlandse regelgeving is gebaseerd op de Europese richtlijn voor pyrotechnische artikelen en wordt door het bevoegde gezag als adequaat ervaren. Echter, niet elke EU-lidstaat heeft deze regelgeving in strafrechtelijke zin geïmplementeerd.5 Bijgevolg kan het voorkomen dat in geval van grensoverschrijdende opsporingsonderzoeken rechtshulpverzoeken niet uitgevoerd kunnen worden. Om die reden neemt Nederland op internationaal niveau op verschillende manieren het initiatief om maatregelen te nemen om de export van illegaal vuurwerk te voorkomen. Door gesprekken te voeren op Europees niveau met de Europese Commissie en bilateraal met onder andere Italië, Tsjechië en Duitsland zet Nederland in op verbeterde toezicht en handhaving in de lidstaten zelf en een verscherping van de richtlijn.
Het gehele jaar door zijn opsporingsinstanties actief, waarvoor voldoende capaciteit ter beschikking staat.
Bent u bereid de beantwoording van deze vragen te combineren met de door u op 31 maart 2017 beloofde brief met aanvullende maatregelen en oplossingen voor een veilig verloop van de jaarwisseling en andere evenementen (Kamerstuk 28 684, nr. 495)?
Dat is helaas niet gelukt.
Het aanhouden van een veroordeelde terrorist op de vliegbasis Volkel |
|
Ockje Tellegen (VVD), Albert van den Bosch (VVD) |
|
Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Veroordeelde terrorist aangehouden op vliegbasis Volkel»?1
De schriftelijke vragen van leden Van den Bosch en Tellegen (beiden VVD), vraagnummer 2017Z06621, zijn beantwoord middels brief «Reactie op verzoek van het lid De Graaf, gedaan tijdens de Regeling van werkzaamheden van 18 mei 2017, over het bericht «Veroordeelde jihadist aangehouden op vliegbasis Volkel»» (Kamerstuk 34 550-X, nr. 91).
Kunt u bevestigen dat de aangehouden persoon in september 2015 is aangehouden bij de Turks-Syrische grens en zich in het strijdgebied in Syrië wilde aansluiten bij een terroristische organisatie?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u eveneens bevestigen dat deze persoon voor een bouwbedrijf graafwerk verrichte op de vliegbasis Volkel en inviel voor iemand die ziek was?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u toelichten hoe het mogelijk is dat iemand die veroordeeld is voor terrorisme toegang heeft gekregen tot deze militaire vliegbasis? Deelt u de mening dat dit ontoelaatbaar is en een groot gevaar voor de nationale veiligheid oplevert?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u inzichtelijk maken welke toegangseisen zijn gesteld om op de vliegbasis te kunnen komen? Hoe kan het dat deze toegangseisen niet toereikend zijn geweest om deze veroordeelde terrorist toegang tot de basis te ontzeggen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat naar personen die werkzaamheden verrichten op militaire terreinen zoals de vliegbasis Volkel altijd een achtergrondcheck (screening) gedaan moet worden? Is dat gedaan bij deze persoon? Zo ja, hoe kan het dat hij daarna toch toegang heeft gekregen tot de basis? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe zal in de toekomst worden voorkomen dat mensen te werk worden gesteld op een plaats die van groot belang kan zijn voor de nationale veiligheid, zonder dat eerst een achtergrondcheck wordt uitgevoerd?
Zie antwoord vraag 1.
Bent u van mening dat de toegangseisen/procedures voor militaire bases naar aanleiding van deze gebeurtenis aangescherpt moeten worden om herhaling in de toekomst te voorkomen? Is dat reeds gebeurd of gaat het nog gebeuren? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u toelichten hoe het kan dat iemand foto’s maakt op militair terrein – hetgeen verboden is – maar het OM hem toch na twee dagen vrij laat omdat «uit het onderzoek van de marechaussee geen aanwijzingen zijn gekomen dat hij geen strafbare feiten heeft gepleegd of wilde plegen»? Het maken van dergelijke foto’s en opnamen is toch per definitie verboden? Waarom is deze persoon niet langer vastgehouden, helemaal gezien zijn antecedenten?
Zie antwoord vraag 1.
Is deze persoon tijdens detentie en voor zijn vrijlating onderzocht op welke ontwikkeling zijn terroristische gedachtegoed heeft doorgemaakt? Zo ja, wat kwam daaruit? Zo nee, waarom niet? Zou dat niet een standaardprocedure moeten zijn?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat deze persoon vervroegd in vrijheid is gesteld? Zo ja, welke voorwaarden waren hieraan verbonden? Was het niet betreden van plekken die van groot belang (kunnen) zijn voor onze nationale veiligheid een van deze voorwaarden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Problemen na de update van auto's van Volkswagen Group |
|
Maurits von Martels (CDA), Jessica van Eijs (D66) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met de uitzending van consumentenprogramma Radar waaruit naar voren komt dat 25% van het gebruikte panel problemen ondervindt na de update van auto’s van de Volkswagen Group, zoals hoger brandstofgebruik, verlies van vermogen en/of het uitvallen van de EGR-klep?1
Ja.
Klopt het dat de software-update er gelet op het bovenstaande toe kan leiden dat de EGR-klep (die moet voorkomen dat er minder stikstofoxide wordt uitgestoten) anders gaat werken, waardoor de auto meer diesel gaat verbruiken en/of vermogen verliest? Zo nee, waarom niet?
De software-updates zijn zo ontwikkeld dat de EGR beter werkt en ze geen negatief effect hebben op het brandstofverbruik of het motorvermogen. Dit is bevestigd door het KBA (de Duitse typegoedkeuringsinstantie). Ook de RDW en TNO hebben in hun rapport laten weten dat zij tot diezelfde conclusie zijn gekomen bij nader onderzoek.2
Klopt dat het dat om deze effecten te voorkomen de EGR tijdens de rit ook wel uitgezet wordt en dat het daarnaast in Nederland erg gemakkelijk is om de EGR compleet te laten verwijderen of permanent uit te laten schakelen, waardoor de motor veel te veel stikstofoxide uitstoot en de te behalen gezondheidswinst uitblijft? Zo nee, waarom niet?
Autofabrikanten laten de mate waarin de EGR wordt ingeschakeld afhangen van verschillende factoren, zoals de buitentemperatuur. Dat betekent dat soms minder of geen uitlaatgassen worden gerecirculeerd om de motor te beschermen. Dit houdt echter geen verband met de software-update van Volkswagen.
Daarnaast kunnen op dit moment voertuigeigenaren op eigen initiatief hun voertuig laten chip-tunen waarbij deze systemen buiten werking worden gesteld. Dat vind ik onwenselijk; zoals eerder aangegeven aan uw Kamer3, laat ik momenteel de regelgeving aanpassen zodat dergelijke wijzigingen aan het emissiebeheersingssysteem van auto’s strafbaar worden. Zie ook antwoord 5.
Deelt u voorts de mening dat naast de software-update de Volkswagen Group tevens een update van de EGR en eventuele andere technologie moet aanbieden die garandeert dat de auto schoon blijft? Deelt u daarnaast de mening dat er op zijn minst voor moet worden gezorgd dat deze onderdelen met enige regelmaat moeten worden vervangen?
Om de voertuigen weer in lijn te brengen met de typegoedkeuringseisen is het van belang dat de software-update uitgevoerd wordt. Eventuele vervanging van de EGR-klep is onderdeel van het reguliere onderhoud van het voertuig.
Waarom is het laten uitschakelen en of verwijderen van de EGR-klep überhaupt niet verboden in Nederland? Welke Nederlandse en Europese wetgeving is relevant voor de praktijk van het (laten) uitschakelen en of verwijderen van de EGR-klep? Heeft Nederland bij markttoezichtonderzoek (onder Richtlijn 2007/46/EC) of periodieke keuringen (Richtlijn 2014/45/EU) deze wetgeving toegepast en voldoende ingezet op het opsporen en beboeten van voertuigmanipulatie? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven in de brief aan uw Kamer van 3 april jl.4, moeten nieuwe auto’s die op de markt worden gebracht aan de Europese emissie-eisen voldoen. Daarvoor rusten fabrikanten nieuwe auto’s met allerlei technische voorzieningen uit, zoals een roetfilter, uitlaatgasrecirculatie (EGR-klep) en katalysatoren. Vanzelfsprekend is het de bedoeling dat deze voorzieningen goed blijven functioneren nadat voertuigen op de markt zijn gebracht en deelnemen aan het dagelijkse verkeer. Gebleken is dat deze systemen, op verzoek van de eigenaar, met enige regelmaat worden verwijderd of buiten werking worden gesteld. Hoewel er in Europees verband geen verbod geldt om roetfilters te verwijderen, zal ik de Regeling voertuigen zodanig wijzigen dat het verwijderen, aanpassen en buiten werking stellen van emissiecontrolesystemen verboden wordt als deze voorzieningen nodig zijn om aan de emissie-eisen te voldoen. Ik verwacht het nieuwe verbod binnenkort te publiceren, waarna het op 1 oktober 2017 in werking kan treden.
Hoe kan het dat consumenten nog altijd niet weten waar ze moeten zijn en waar ze recht op hebben als ze nadelige gevolgen (denken te) ondervinden van de software-update?
Ik heb geregeld contact met PON over de terugroepactie. Als consumenten vragen of klachten hebben over de software-update kunnen zij daarvoor terecht bij de klantenservice van Volkswagen of hun dealer. PON heeft mij laten weten dat elke klacht individueel wordt behandeld en er wordt een passende oplossing gezocht per situatie.
Bent u bereid om tekst en uitleg te vragen aan Pon Dealer Groep (PON) over hun «individuele aanpak» van de genoemde problemen en de negatieve ervaringen daaromtrent die uit de uitzending van Radar naar voren komen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 6.
Deelt u de mening dat het niet zo kan zijn dat de ene klant wel en de andere klant geen (gedeeltelijke) vergoeding krijgt voor reparaties die (gebaseerd op de Radar-uitzending) tussen de 600 en 1.100 euro kosten? Zo ja, op welke termijn gaat u in gesprek met PON om er zorg voor te dragen dat er helder wordt gecommuniceerd over wanneer consumenten wel, en wanneer zij niet in aanmerking komen voor een (gedeeltelijke) vergoeding van de kosten, zodat er geen sprake is van willekeur? Zo nee, waarom niet?
Aan het uitvoeren van de software-update zijn voor de consument geen kosten verbonden. Voor reparaties hanteert PON protocollen waarin is vastgelegd wanneer een consument aanspraak maakt op compensatie. Het compensatiebedrag kan naar de aard van de reparatiebeurt en het voertuigverleden verschillen. Zoals eerder aangegeven wordt door PON per situatie een passende oplossing gezocht.
Deelt u de mening dat consumenten die aantoonbaar negatieve effecten ondervinden ten gevolge van de software-update volledig moeten worden gecompenseerd? Zo nee, waarom niet?
Vooralsnog is het niet gebleken dat de software-update negatieve effecten heeft op de rijeigenschappen van het voertuig.
Welke actie onderneemt u op dit moment om consumenten die problemen ondervinden met hun auto na een software-update bij te staan? Is daar frequent overleg met importeur PON over en wat is daarvan de stand van zaken? Zo nee, waarom niet?
Zoals gezegd heb ik regelmatig overleg met PON. PON verzekert mij dat elke klacht serieus wordt genomen. Momenteel ligt het aantal klachten over de software-update ruim onder de 1%. PON geeft aan dat voor verreweg de meeste gemelde klachten inmiddels een passende oplossing is gevonden. Ik heb er vertrouwen in dat PON er alles aan doet om de klachten naar behoren af te handelen.
Hoe verhouden de problemen die consumenten zeggen te ondervinden met hun auto na de software update zich tot uw uitspraken in het laatste algemeen overleg over Dieselgate aangaf, namelijk dat de update geen nadelige gevolgen heeft voor consumenten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Hoe verhoudt het signaal dat Radar ontving van Volkswagen Duitsland, namelijk dat de software-update er inderdaad voor zorgt dat de EGR-klep anders gaat werken (met alle mogelijke gevolgen van dien voor brandstofverbruik en/of vermogen) en van PON, namelijk dat de update inderdaad tot klachten heeft geleid, zich tot uw eigen uitspraken dat de update geen nadelige gevolgen heeft voor consumenten?
De mededeling van Volkswagen Duitsland had betrekking op het roetfiltersysteem. Als gevolg van de software-update zullen sommige voertuigtypes vaker het roetfiltersysteem moeten regenereren. Deze regeneratie kost extra brandstof. Dit extra brandstofverbruik wordt gecompenseerd door verbeterde inspuiting. Daardoor resulteert de software-update niet in een verhoogd gebruik. Onafhankelijk onderzoek door het KBA en een second opinion door de RDW en TNO bevestigen dit.
Kunt u verklaren waarom u in het onderzoek naar aanleiding van de motie-Geurts/van Veldhoven (Kamerstuk 31 209, nr. 197) niet achter deze mogelijke negatieve gevolgen voor consumenten bent gekomen? Zo nee, waarom niet?
Het onafhankelijke onderzoek door het KBA, RDW en TNO heeft geconcludeerd dat de software-updates niet hebben geleid tot negatieve gevolgen voor het brandstofverbruik of het motorvermogen. Zoals eerder aangegeven is het mogelijk dat consumenten een verschil in rijervaring merken. Dit komt volgens PON in de meeste gevallen door het feit dat consumenten niet altijd de eerder door de fabrikant aangeboden software-updates hebben laten uitvoeren.
Bent u bereid deze mogelijke gevolgen mee te nemen in het aanvullend onderzoek naar aanleiding van de motie-Geurts (Kamerstuk 31 209, nr. 207)? Zo nee, waarom niet? Wanneer bent u voornemens dit aanvullend onderzoek aan de Kamer te doen toekomen?
Ter uitvoering van de Kamermotie heb ik naast het onderzoek door RDW en TNO een reactie gevraagd aan mijn Duitse collega Minister Dobrindt om meer inzicht te krijgen in de gevolgen van de software-update van Volkswagen. Zodra ik nieuwe informatie heb, zal ik uw Kamer hierover informeren.
Deelt u de mening dat het een onlangs verschenen onderzoek2 naar de gevolgen van sjoemeldiesels, waaruit blijkt dat jaarlijks 38.000 mensen (waarvan de meesten hier in Europa) vroegtijdig overlijden ten gevolge van te veel uitgestoten stikstofoxiden (NOx) door diesels, laat zien dat het van het allergrootste belang is dat alle sjoemeldiesels terug naar de garage komen voor een update die ervoor zorgt dat de uitstoot van schadelijke stoffen voldoet aan de wettelijke normen? Kunt u de Kamer van een reactie voorzien op het genoemde onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Het onderzoek benadrukt het belang van schone lucht en het negatieve effect van dieselvoertuigen die onder normale rijomstandigheden niet aan de Europese emissie-eisen voldoen. Inmiddels is hiervoor de Real Driving Emissions testprocedure vastgesteld, waarbij auto’s ook op de weg worden gemeten. Deze nieuwe testprocedure is vanaf 1 september 2017 verplicht voor nieuwe voertuigtypen en twee jaar later voor alle nieuwe personenauto’s. Ik verwacht, dat mede als gevolg hiervan dat nieuwe personenauto’s veel schoner worden.
Wat denkt u dat het effect is van de signalen uit de Radar-uitzending op de bereidwilligheid van consumenten om mee te doen aan de – tot nu toe nog altijd – vrijwillige terugroepacties?
Zoals eerder aangegeven herken ik de signalen uit de Radar-uitzending niet. Ik steun de oproep van PON, dat consumenten die klachten hebben zich bij PON melden, zodat voor elk geval een oplossing kan worden gevonden.
Wat zijn de milieu en gezondheidsvoordelen van het updaten van de software van auto’s met sjoemelsoftware? Hoe gaat u er voor zorgen dat deze auto’s met sjoemelsoftware een update krijgen?
Met de update wordt de software, waarmee een voertuig herkent dat het in een laboratorium wordt getest en overschakelt naar andere regeling van de motor, verwijderd. Door deze update zullen de NOx-emissies iets afnemen, hetgeen de volksgezondheid ten goede komt. Voor een meer uitgebreide analyse van de positieve effecten van de software-updates, verwijs ik u verder naar rapporten opgesteld door de RDW en anderen, gepubliceerd op de website van de RDW.
Volkswagen is door het KBA verplicht tot het aanbieden van de software-update. Het is aan Volkswagen dat de terugroepactie wordt uitgevoerd. Het is bovendien aan consumenten of ze meewerken aan de terugroepactie. De update is op dit moment bij circa 82.000 voertuigen uitgevoerd. De RDW volgt de terugroepactie uiteraard nauwgezet.
Zijn deze signalen en het effect daarvan op de – tot nu toe nog altijd – vrijwillige terugroepacties voor sjoemeldiesels voor u reden om Volkswagen alsnog te verzoeken over te gaan op verplichte terugroepacties, zoals gevraagd in het vijfpuntenplan voor herstel van vertrouwen in de autosector «Genoeg van het gesjoemel»?3 Zo nee, waarom niet?
Zoals ik in mijn brief van 24 mei 20177 heb aangegeven, zal ik het vijf-puntenplan vergelijken met ons huidige beleid en u hierover voor de zomer informeren. Gezien de demissionaire status van het kabinet zal ik de beleidsinhoudelijke reactie overlaten aan mijn opvolger.
Kunt u deze vragen, voorafgaand aan het Algemeen overleg Raad voor Concurrentievermogen (formeel) op 29 en 30 mei 2017, uiterlijk 23 mei 2017 beantwoorden? Kunt u deze vragen tevens afzonderlijk beantwoorden?
Gelet op de aard en omvang van de vragen is het helaas niet gelukt de antwoorden binnen de gevraagde termijn te beantwoorden.
De internationale cyberaanval en de ICT van de Overheid |
|
Jan Middendorp (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Waarschuwing voor grote internationale gijzelsoftware-campagne»?1
Ja
Wat wordt er op dit moment concreet gedaan om te zorgen dat ICT-systemen van de rijksoverheid zelf niet geïnfecteerd raken?
Mij zijn geen gevallen bekend van besmettingen bij de rijksoverheid. Ook bij het Nationaal Cyber Security Centrum (NCSC) zijn geen besmettingen gemeld, zoals de Minister van Veiligheid en Justitie in zijn brief van 2 juni heeft aangegeven. Niettemin heeft de aanval van Wannacry malware en zijn impact ertoe geleid dat bij verschillende organisaties van de Rijksdienst is en wordt nagelopen of ook echt op alle relevante plekken de relevante patches zijn toegepast.
Meer in het algemeen is bij de Rijksdienst een stelsel van regelgeving voor informatiebeveiliging van toepassing. Maar daarmee zijn we er niet. In de strategische I-agenda Rijksdienst is daarom «Verstandige aandacht voor informatiebeveiliging en privacy» één van de vijf thema’s.
Verder informeert en waarschuwt het NCSC organisaties binnen de rijksoverheid zodat ook een dreiging van een passend antwoord kan worden voorzien.
Ten slotte wil ik opmerken dat beveiliging en beheer van ICT een cyclisch proces is. Dat betekent dat acties ten behoeve van beveiliging niet eenmalig zijn, maar voortdurend, en met regelmaat terugkeren.
Is alle software bij de rijksoverheid voldoende veilig en actueel? Zo nee, welke actie gaat u hiervoor ondernemen?
Zie antwoord vraag 2.
Kan er een overzicht verstrekt worden van de ICT-systemen die draaien onder de verantwoordelijkheid van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties met een beeld van de laatste stand? Hoe wordt het delen van expertise over het voorkomen van dit soort cyberaanvallen met andere ministeries georganiseerd?
Ik beschik over een omvangrijk overzicht van alle ICT-systemen waarvoor ik opdrachtgever en verantwoordelijk ben. Dit overzicht is zeer divers van aard, en bevat naast de grote systemen zoals DigiD ook een veelheid aan componenten die ten dienste staan van de (interne) bedrijfsvoering of kleinere systemen; alles bij elkaar bestaat dit overzicht uit ongeveer 800 elementen. Wat betreft de stand van zaken: van alle elementen in dit overzicht is mijn beeld dat zij niet getroffen zijn door het Wannacryvirus.
De rijksoverheid maakt gebruik van de expertise van het NCSC. Hierbij verwijs ik nogmaals naar de hiervoor genoemde brief van mijn collega van Veiligheid en Justitie.
Welke lessen trekt u uit deze cyberaanval? Wat gaat de rijksoverheid anders doen inzake de eigen ICT-systemen ten opzichte van de huidige aanpak, om ervoor te zorgen dat de Rijks- en mede-overheden in de toekomst niet geraakt worden door cyberaanvallen?
Zoals ik hierboven opmerkte, zijn mij geen gevallen bekend van Wannacry besmettingen bij de rijksoverheid. Niettemin constateert de Algemene Rekenkamer helaas ook tekortkomingen in de informatiebeveiliging. De CIO-Rijk is hierover in gesprek met de CIO’s, waarbij specifieke aandachtspunten per departement worden besproken. In het tweede halfjaarlijkse gesprek zal de CIO Rijk de voortgang bespreken op deze aandachtspunten. De Kamer zal eveneens over de voortgang worden geïnformeerd.
Ten aanzien van medeoverheden geldt dat informatiebeveiliging een verantwoordelijkheid is het betreffende bestuursorgaan, dat dus ook zelf verantwoordelijk voor het nemen van eventuele extra maatregelen.
Numeri fixi bij technische universiteiten |
|
Harry van der Molen (CDA), Pieter Duisenberg (VVD) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «TU/e dreigt met studentenstops»?1
Ja.
Deelt u de mening dat gegeven de grote behoefte aan technici en de nadruk die er de afgelopen jaren is gelegd op het stimuleren van meer studenten die kiezen voor techniek, het onbegrijpelijk en onacceptabel is dat nu de vraag naar techniek studies er is, de deur dicht gaat voor studenten in de vorm van numeri fixi?
Ik deel de grote behoefte aan technici, daarom heb ik ook in 2013 het Techniekpact medeondertekend. Dat heeft er onder andere toe geleid dat de vier technische universiteiten gemiddeld zo’n 30% meer studenten hebben gekregen dan in 2011. In Nederland zijn er zo’n 150 bètatechnische bacheloropleidingen op universitair niveau, waarvan er dit collegejaar vijf opleidingen bij de technische universiteiten een numerus fixus hebben. Mogelijk komen er komende jaren tijdelijk extra numeri fixi bij om de onderwijskwaliteit te borgen.
Kunt u aangeven om welke opleidingen en om hoeveel studenten het per opleiding en totaal gaat die niet konden worden toegelaten tot een technische studie in het hoger onderwijs in het collegejaar 2016/17? Kunt u daarbij ook aangeven naar welke studies deze studenten zijn uitgeweken?
Van alle ruim 150 bètatechnische bacheloropleidingen in Nederland, waarvan een groot deel bij algemene universiteiten zit, kenden tien opleidingen een numerus fixus. Dit betreft de opleiding Biomedische Wetenschappen bij de Universiteit Leiden, Universiteit Utrecht, Universiteit van Amsterdam, de Vrije Universiteit en de Radboud Universiteit. Daarnaast kennen vijf bacheloropleidingen van TU’s dit collegejaar een numerus fixus. Dit betreft Industrieel Ontwerpen, Klinische Technologie en Lucht- en Ruimtevaarttechniek (allen TU Delft), de opleiding Voeding en Gezondheid (Wageningen University) en de opleiding Klinische Technologie (Universiteit Twente). Het totaal aantal studenten bij TU’s dat niet kon beginnen aan de opleiding van de eerste voorkeur, betrof 91 studenten. Deze waren verspreid over de opleiding Klinische Technologie (Universiteit Twente, 30 studenten), Klinische Technologie (TU Delft, 42 studenten) en Voeding en Gezondheid (19 studenten). In gesprek met de TU’s is mij gebleken dat veruit de meeste van deze 91 studenten zijn begonnen aan de bètatechnische studie van hun tweede voorkeur.
Kent u de rapportage van de VSNU die is opgesteld uit de gegevens van Studielink op basis van de voor-aanmeldingen voor het collegejaar 2017/18 en waaruit is te concluderen dat er dit aankomende studiejaar ongeveer 1.000 studenten moeten worden afgewezen bij hun studiekeuze aan de TU Delft (lucht en ruimtevaart, klinische technologie, industrial design), Twente (technische geneeskunde) en de Wageningen Universiteit (voeding en gezondheid)?
Er is nog niets te zeggen over hoeveel studenten zich daadwerkelijk willen inschrijven of over het aantal studenten dat eventueel afgewezen gaat worden bij de acht numerus fixusopleidingen die de TU’s komend jaar kennen.
Omdat studenten zich al voor 15 januari moesten aanmelden voor een opleiding met een numerus fixus, hebben veel studenten zich voor de selectieprocedure aangemeld, zonder al per se te weten of ze die opleiding daadwerkelijk willen volgen. In de komende periode maken de studenten, mede op basis van hun ervaring met de selectieprocedure en matchingsactiviteiten, pas hun definitieve keuze. Ook zullen er andere omstandigheden zijn waardoor de aanmelding niet wordt omgezet naar een inschrijving. Denk hierbij aan het wel of niet behalen van het eindexamen, het toch kiezen voor een andere opleiding of zelfs een keuze voor een andere invulling van het collegejaar.
Of er daadwerkelijk sprake zal zijn van een grote overinschrijving van de acht TU-opleidingen met een numerus fixus in collegejaar 2017–2018, kan ik nu niet zeggen. Dat kunnen de technische universiteiten zelf ook nog niet.
Kunt u op basis van uw gegevens van de vooraanmeldingen 2017/18 aangeven om welke opleidingen en hoeveel studenten per opleiding en in totaal het bij benadering gaat, met betrekking tot studenten die niet kunnen worden toegelaten tot de technische studie van hun voorkeur in het hoger onderwijs in het collegejaar 2017/18?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Waarom heeft u geen concrete oplossingen geboden in uw brief2 zoals verzocht werd in de motie Rog/Duisenberg3 waarin expliciet verzocht werd om voor het komende collegejaar een oplossing te vinden voor de capaciteitsfixi bij technische opleidingen?
Zie mijn brief over de bekostigingssystematiek die ik vandaag aan de Tweede Kamer heb verzonden.
Deelt u de observatie dat komend collegejaar studenten die kiezen voor een technische universiteit alsnog moeten uitwijken naar een andere studie? Kunt u aangeven welke oplossingsrichtingen zijn afgewogen en op welke gronden deze niet tot een oplossing hebben geleid? Kunt u aangeven of er nog oplossingsrichtingen worden geëvalueerd of in voorbereiding zijn?
Zie mijn antwoord op vraag 4.
Deelt u de zorgen dat door het toenemend studentenaantal ook de gelden die aan wetenschappelijk onderzoek kunnen worden besteed vanuit de eerste geldstroom onder druk staan? Zijn naar uw mening de technische universiteiten op korte en lange(re) termijn in staat naast het reguliere onderwijsdeel ook het onderzoeksdeel op niveau te blijven aanbieden? Zo nee, wat is naar uw mening nodig om zowel voldoende onderzoek als onderwijs te garanderen?
Zie mijn brief over de bekostigingssystematiek die ik vandaag aan de Tweede Kamer heb verzonden.
Kent u het voorstel van de landelijke kamer van Verenigingen (LKvV), AIESEC, Integrand, UniPartners, FME, VNO NCW en MKB Nederland voor een Hoger Onderwijs Investeringsfonds?4 Kunt u een appreciatie geven van dit voorstel, waarbij door middel van cofinanciering van overheid en bedrijfsleven er zowel meer geld naar het onderwijs gaat, als meer samenwerking tussen onderwijs en afnemend beroepenveld wordt bewerkstelligd?
Ik ben bekend met dit voorstel. Het voorstel impliceert een amendering op de investeringsagenda die onderdeel uitmaakt van de Strategische Agenda «De waarde(n) van weten», die op brede steun van de Kamer kan rekenen. Deze investeringsagenda is tot stand gekomen na uitvoerig overleg met studenten, docenten, universiteiten, hogescholen en de Tweede Kamer. Ik vind het onverstandig nu te tornen aan de uitgangspunten en bestedingsrichtingen die in de investeringsagenda zijn geformuleerd. Daarnaast acht ik het niet passend om hier als demissionair Minister een standpunt over in te nemen.
Welke bijdrage aan een oplossing voor de hier voorliggende problematiek verwacht u indien, zoals de opstellers aangeven, er middelen die vrijkomen vanaf 2018 op deze manier worden ingezet, oplopend tot € 100 miljoen per jaar binnen vier jaar?
Zie mijn antwoord op vraag 9.
Het laten verwijderen van de registratie vanuit het Bureau Krediet Registratie (BKR) door bedrijven. |
|
René Peters (CDA) |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de reclameboodschap van Dynamiet Nederland waarin wordt aangegeven dat mensen hun BKR registratie kunnen laten verwijderen?1
Ja.
Hoeveel mensen hebben te maken met een negatieve BKR codering?
Op dit moment bevat het Centraal Krediet Informatiesysteem (CKI) van het Bureau Krediet Registratie (BKR) 721.000 betalingsachterstanden.2 Registraties met een betalingsachterstand worden in de praktijk negatieve registraties genoemd. De kredietverstrekker is verplicht te melden wanneer een consument zich niet aan zijn betalingsverplichtingen op grond van een overeenkomst houdt. Deze meldplicht is afhankelijk van de vorm van het krediet, de hoogte van de betalingsachterstand en de voorwaarden van het krediet. De coderingen blijven vijf jaar bewaard nadat het krediet is beëindigd. Een negatieve registratie duidt daarom niet altijd op een actuele achterstand. Of het krediet is beëindigd is eveneens zichtbaar in het CKI.
Is bekend bij hoeveel mensen die codering door tussenkomst van bedrijven als Dynamiet Nederland weer worden verwijderd?
Op grond van het algemeen reglement van het BKR zijn kredietverstrekkers primair verantwoordelijk voor het aanleveren van juiste informatie in het CKI van het BKR. Correctie kan uitsluitend plaatsvinden door de kredietverstrekkers en alleen als de registratie feitelijk niet juist is. Tussenkomst van derden is daarvoor niet nodig. BKR houdt als verantwoordelijke voor de gegevensverwerking hierop toezicht. Onbekend is hoeveel aanpassingen jaarlijks worden doorgevoerd op initiatief van de kredietverstrekker en in welke gevallen dit is gebeurd naar aanleiding van een verzoek van de klant. Van belang is dat een negatieve registratie altijd moet worden aangepast als deze feitelijk niet juist is. Consumenten kunnen zich in zo’n geval rechtstreeks tot de kredietverstrekker wenden. Er zijn geen cijfers bekend over de mate waarin bedrijven zoals Dynamiet Nederland daarbij worden betrokken.
Is bekend hoeveel mensen op die manier daadwerkelijk financiële verplichtingen zijn aangegaan?
Kredietverstrekkers dienen voor de verlening van kredieten vanaf € 250,– te toetsen of kredietverlening verantwoord is. Dit doen zij onder andere door het CKI van het BKR te raadplegen. Een negatieve registratie in het CKI van het BKR staat op zichzelf niet in de weg aan het afsluiten van een krediet. Kredietverlening kan ondanks een negatieve registratie onder omstandigheden immers wel verantwoord zijn. Zo is het bijvoorbeeld mogelijk om na een herstelde betalingsachterstand NHG-garantie te verkrijgen voor een woninghypotheek. En een herstelde betalingsachterstand in het verleden is op zichzelf evenmin reden om een nieuw krediet af te wijzen. Een (verwijdering van een) negatieve registratie zegt dan ook niets over de mate waarin consumenten (weer) financiële verplichtingen kunnen aangaan. Cijfers over het aangaan van financiële verplichtingen na verwijdering van negatieve registraties zijn er niet. Evenmin is bekend hoeveel consumenten niet aan hun betalingsverplichting hebben kunnen voldoen nadat een eerdere negatieve registratie is verwijderd en in welke mate mensen hierdoor in de financiële problemen zijn gekomen.
Is bekend in hoeverre deze mensen niet aan hun betalingsverplichtingen kunnen voldoen en in welke mate mensen hierdoor opnieuw in de financiële problemen zijn gekomen?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat Vlaanderen de binnenvaart gaat ondersteunen |
|
Cem Laçin |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Vlaams parlement kiest voor meer binnenvaart», waaruit blijkt dat het Vlaamse parlement een resolutie heeft aangenomen om de binnenvaart op de kaart te zetten?1
Ja.
Wat is uw mening over dit Vlaamse voorstel om de binnenvaart als «belangrijke duurzame speler in de logistieke sector» aan te merken en zoveel mogelijk transport van de weg naar het water te krijgen?
Het voorstel ondersteunt het Belgische beleid om de binnenvaart meer op de kaart te zetten.
Mijn beleid is ook gericht op het optimaal benutten van de mogelijkheden die de binnenvaart biedt.
Deelt u de mening dat het belangrijk is gerichte acties op touw te zetten om de verdere verduurzaming van transport te stimuleren, en hier als overheid een actieve en faciliterende rol in te spelen?
De verduurzaming van transport is zeer van belang en alle partijen moeten hierin hun verantwoordelijkheid nemen. Zelf neem ik al gerichte acties op dit punt. Zo ben ik via de topsector Logistiek bezig om het «leeg» vervoer van vracht te verminderen door partijen te laten samenwerken en data te laten koppelen. Maar ook op het gebied van verduurzaming ben ik bezig. Samen met alle betrokkenen ben ik in overleg om de vergroening vorm te geven, o.a. door middel van de Brandstofvisie waar het gaat om invoering van LNG en biobrandstoffen. Daarnaast ben ik met de sector en andere betrokkenen, zoals de banken en de EC, de mogelijkheden voor financiering van vergroening aan het verkennen. En via de implementatie van de richtlijn «Clean Power for Transport» geef ik een duidelijk kader waarvan bedrijfsleven en overheden gebruik kunnen maken om duurzame brandstoffen uit te rollen.
Bent u bereid een soortgelijk initiatief in Nederland te lanceren? Zo ja, op welke wijze? Zo nee, waarom niet?
De in het stuk genoemde binnenvaartinitiatieven passen reeds binnen mijn beleid. Zo zijn in het kader van het MIRT onderzoek Goederencorridors Oost en Zuidoost diverse acties aangegeven die de komende jaren adaptief met betrokken partijen kunnen worden opgepakt. Het gaat hierbij om kansrijke projecten die de groei van multimodaal/binnenvaart transport op deze corridors kunnen bevorderen en acties om de belemmeringen die deze groei in de weg staan, te reduceren. Het gaat hierbij om een breed palet aan maatregelen op het gebied van innovatie, ICT en data, duurzaamheid, de relatie met ruimtelijke ontwikkelingen maar ook het selectief aanpakken van infrastructuur om de vaarwegen op de corridors beter te benutten.
Bedoeling is om het onderzoek via een programma-aanpak een structureel vervolg te geven. De kansen en belemmeringen die in het onderzoek door alle partijen zijn geïnventariseerd en opgenomen in het eindrapport Goederencorridors Oost en Zuidoost zullen nog voor de zomer richting de Kamer worden verzonden.
Het steeds opnieuw naar de Huurcommissie moeten voor dezelfde kamer |
|
Sandra Beckerman |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat huurders steeds opnieuw naar de Huurcommissie moeten om voor dezelfde kamer met succes een huurverlaging af te dwingen?1
In het bericht wordt gesproken over de situatie dat voor dezelfde woonruimte meerdere malen een verzoek voor geschilbeslechting over de huurprijs door de huurcommissie wordt gedaan. Dit is mogelijk doordat bij het aangaan van nieuw huurcontract een nieuwe huurprijs kan worden afgesproken. Dit vloeit direct voort uit het principe dat contractvrijheid geldt bij het aangaan van een nieuw huurcontract. Het staat de verhuurder en de huurder vrij om een nieuwe huurprijs overeen te komen. De huurprijs die gold voor de vorige huurder heeft geen doorwerking ten aanzien van het volgende huurcontract. Hetzelfde geldt voor uitspraken van de huurcommissie ten aanzien van vorige huurcontracten. Als nieuwe huurders een lagere huurprijs wensen, dan kunnen zij de verhuurder hier een voorstel toe doen. Als de verhuurder dit voorstel niet accepteert of niet reageert op het voorstel, dan kan de huurder naar de huurcommissie stappen.
Hoe vaak komt het voor dat door een huurder succesvol huurverlaging wordt aangevraagd, maar dat de verhuurder bij vertrek van de huurder de huurprijs toch weer verhoogt?
Een huurder kan huurverlaging krijgen als een verzoek hiertoe door de verhuurder wordt gehonoreerd, of als dit volgt uit een uitspraak van de huurcommissie of de kantonrechter. Hoe vaak het voorkomt dat door een huurder succesvol huurverlaging wordt aangevraagd, maar dat de verhuurder bij vertrek van de huurder de huurprijs toch weer verhoogt, is niet bekend.
Hoe vaak komt het voor dat er voor dezelfde woonruimte door verschillende huurders naar de Huurcommissie moet worden gestapt voor huurverlaging, en hoeveel kosten zijn hiermee gemoeid voor huurders en de Huurcommissie?
Sinds 2011 is het 53 keer voorgekomen dat meerdere huurders over dezelfde woonruimte bij de huurcommissie een verzoek hebben ingediend om de huur te verlagen en daarbij (deels) in het gelijk zijn gesteld. Het gaat dan zowel om toetsing van de aanvangshuur als om een huurverlagingsvoorstel van de huurder op basis van het puntenaantal. Per jaar gaat het gemiddeld om ongeveer 10 zaken. In de gevallen waar de huurder in het gelijk is gesteld door de huurcommissie, is de huurder geen leges à € 25 verschuldigd. De kostprijs van huurprijsgeschillen voor de huurcommissie fluctueert. Deze bedroeg in 2016 circa € 1.400 per huurprijsgeschil. Een grove benadering van de totale kosten voor de huurcommissie komt dan voor 53 zaken uit op € 74.200. Hierbij wordt geen rekening gehouden met inkomsten uit leges.
Hoe kunt u verhuurders verplichten zich aan het huurpuntensysteem (woningwaarderingsstelsel) te houden, en hoe moet regelgeving hiervoor veranderen omdat dit nu niet lukt?
De verstrekkendste vorm van verplichting vergt opheffing van de contractsvrijheid voor huurder en verhuurder zoals vormgegeven in het Burgerlijk Wetboek. Vervolgens dient een instantie te worden aangewezen of opgericht om deze verplichting te handhaven. De huurcommissie is hier als geschillenbeslechter niet op toegerust. Naast dat het verplichten van een huurprijs die niet hoger is dan de maximale huurprijs op basis van het woningwaarderingsstelsel (WWS) een stelselwijziging vereist, zal dit dus ook gepaard gaan met aanzienlijke (administratieve) lasten voor verhuurders en de overheid. Ik acht het verplichten van een huurprijs van maximaal de huurprijsgrens op basis van het WWS niet proportioneel.
Een minder ingrijpende maatregel is om een financiële prikkel voor verhuurders te introduceren om het structureel vragen van huren die hoger zijn dan volgt uit het puntenaantal te voorkomen. Onlangs heb ik het wetsvoorstel verdere modernisering van de huurcommissie bij uw Kamer ingediend (TK 34 652). Dit wetsvoorstel bevat een nieuwe legesregeling. Voor een verhuurder die vaker geschillen verliest over de maximaal toegestane aanvangshuurprijs geldt een gedifferentieerd legestarief. Dat wil zeggen dat het legestarief oploopt van EUR 300 (regulier tarief) naar EUR 1.400 (kostendekkend legestarief) naarmate de verhuurder vaak in het ongelijk wordt gesteld. Hiermee wordt gestimuleerd dat geschillenbeslechting door de huurcommissie leidt tot gedragsverandering bij de verhuurder.
Ook is van belang dat huurders bekend zijn met de huurcommissie en met de mogelijkheid om de (aanvangs)huur te laten beoordelen door de huurcommissie. In reactie op de motie Öztürk heb ik aangegeven verder te werken aan het vergroten van de bekendheid van de mogelijkheid om de huur te laten toetsten door de huurcommissie. In dat kader heb ik op www.rijksoverheid.nl informatie over het toetsen van de aanvangshuur laten aanvullen. Ook ben ik in overleg met partijen zoals de huurcommissie en lokale huurteams over manieren om de voorlichting richting huurders te intensiveren. Ik ben voornemens uw Kamer voor de zomer hierover te informeren.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat een verhuurder een uitspraak van de Huurcommissie verplicht moet volgen, ook als er een nieuwe huurder komt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe kunt u op dit moment ervoor zorgen dat een verhuurder zich aan het huurpuntensysteem houdt, en wat is er nodig om dit (nog beter) te handhaven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre kunt u alsnog bewerkstellingen dat er tegemoet wordt gekomen aan wens uit de motie Jansen, namelijk een bredere werking van een uitspraak van de Huurcommissie, zodat huisgenoten in eenzelfde pand ook op de hoogte zijn van de uitspraak?2
In de motie Jansen waarnaar wordt verwezen, werd de regering verzocht te onderzoeken hoe een uitspraak van de huurcommissie over een casus bij onzelfstandige woonruimte actiever ingezet kan worden voor het verbeteren van de situatie voor de andere huurders in het pand en de Kamer hierover zo snel mogelijk te rapporteren. In zijn brief van 5 maart 2015 (27 926, nr. 245) is mijn voorganger ingegaan op het onderzoek dat is verricht naar de mogelijkheden hiertoe. Om invulling te geven aan de motie is het register waarin de uitspraken van de huurcommissie openbaar worden gemaakt uitgebreid met de aanduiding of de uitspraak ziet op een onzelfstandige of zelfstandige woning. Ook is mogelijk gemaakt om binnen het register op woningtype te zoeken. Van huurteams en de LSVb heb ik vernomen dat zij positief zijn over de uitgebreidere zoekfunctie. In het onderzoek, dat is opgenomen als bijlage bij de genoemde kamerbrief, is ook geconstateerd dat juridische bezwaren eraan in de weg staan om uitspraken van de huurcommissie te verstrekken aan de overige huurders van het pand. Daarnaast is het ook de vraag in hoeverre overige huurders iets hebben aan een uitspraak van de huurcommissie over een andere onzelfstandige woonruimte in hetzelfde pand. De kenmerken van de onzelfstandige woonruimtes, en daarmee het puntenaantal, kunnen immers sterk verschillen.
Welke effecten hebben uw acties gehad die u heeft ondernomen naar aanleiding van de motie Jansen, zoals een betere informatievoorziening onder meer bij relevante organisaties zoals de Landelijke Studenten Vakbond? Heeft dit tot meer klachten en uitspraken bij de Huurcommissie geleid?3
Zoals toegezegd naar aanleiding van de motie Jansen is de zoekfunctie in het openbaar register van de huurcommissie uitgebreid, waardoor beter gezocht kan worden op uitspraken van de huurcommissie over onzelfstandige woningen. Van huurteams en de LSVb heb ik vernomen dat zij positief zijn over op de uitgebreidere zoekfunctie.
In 2016 behandelde de huurcommissie circa 600 geschillen over de aanvangshuur van onzelfstandige huurwoningen of over huurverlaging bij onzelfstandige huurwoningen. Het lijkt er dus op dat huurders van onzelfstandige woonruimte hun weg naar de huurcommissie ook weten te vinden. De verbetering van de zoekfunctie en het openbaar register heeft hier mogelijk aan bijgedragen omdat huurders makkelijker informatie kunnen krijgen over vergelijkbare geschillen.
De onveiligheid van conducteurs van NS |
|
Maurits von Martels (CDA) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u het bericht gelezen dat conducteurs van NS zich ’s avonds niet veilig voelen?1
Ja.
Wat is uw mening over de uitkomst van het NS-onderzoek dat minstens 30 procent van de conducteurs zich in de late avond niet veilig in de trein en op stations voelt?
Veiligheid van personeel en reiziger is een belangrijk thema in het openbaar vervoer. Samen met alle partijen OV-sector werk ik aan het vergroten van die veiligheid (zie ook het antwoord op vraag 5). Daarbij is de veiligheidsbeleving na 22.00 uur al langere tijd een punt van aandacht. NS heeft daarom besloten tot de maatregel dubbele bemensing (als onderdeel van het maatregelenpakket uit 2015). Deze maatregel zal vanaf 12 juni 2017 geheel geëffectueerd zijn.2 Om te meten of deze maatregel effect heeft, heeft NS een onderzoek gedaan naar de veiligheidsbeleving van het personeel en reizigers (nulmeting). De resultaten van de nulmeting zijn al eerder door NS openbaar gemaakt.3 In het najaar zal NS een één-meting uitvoeren.
Kunt u verklaren waarom er vorig jaar meer meldingen van agressie tegen NS-medewerkers waren ten opzichte van 2015?
Er is niet één duidelijke oorzaak aan te wijzen waarom er meer meldingen zijn in 2016 ten opzichte van 2015. In 2016 is op een aantal grote stations de poortjes gesloten (o.a. Zwolle, Arnhem en Amsterdam Zuid). Na het sluiten van de poortjes is vaak een tijdelijke piek van incidenten waar te nemen. In de eerste weken na de sluiting ontstaat er een gedwongen situatie dat men in het bezit moet zijn van een geldig vervoersbewijs om toegang tot het station en trein te krijgen. Sommige reizigers zoeken in die «nieuwe» periode de confrontatie op. Een andere oorzaak is de toenemende groei van het aantal reizigers. Daarnaast blijft NS structureel aandacht vragen voor het melden van incidenten. Hierdoor kan het aantal meldingen ook zijn toegenomen.
Kunt u verklaren waarom het aantal incidenten waarbij een NS-medewerker letsel heeft opgelopen is gedaald?
In 2016 waren er 690 (642 in 2015) geweldsincidenten tegen NS-medewerkers. In 188 (189 in 2015) gevallen was er sprake van letsel. Dit letsel vond voornamelijk plaats onder medewerkers van Veiligheid & Service bij (verzet tegen) aanhoudingen. Deze medewerkers hebben naast de boa- ook de geweldsbevoegdheid en worden jaarlijks meerdere malen getraind op de-escalatie en toepassen van (proportioneel) geweld indien nodig. Helaas was er in 2016 in 115 gevallen (127 in 2015) toch sprake van letsel onder Veiligheid & Service medewerkers.
Het aantal geweldsincidenten in 2016 ligt hoger dan in 2015, het aantal letselgevallen is nagenoeg gelijk gebleven. Ondanks deze inzichten wil ik nog niet spreken van een daling van het aantal letselgevallen. Ik blijf dit samen met NS aandachtig volgen.
Kunt u aangeven welke maatregelen sinds maart 2015 (aankondiging extra maatregelen in verband met zware mishandeling in Hoofddorp) zijn genomen en wilt u daarbij aangeven wat de effecten daarvan (in afname van incidenten) waren?
In maart 2015 hebben het Rijk, NS, ProRail, de vakbonden en het personeel samen afspraken gemaakt over het volgende pakket aan maatregelen:
Dit maatregelenpakket is vorig jaar door het Wetenschappelijk Onderzoek en Documentatiecentrum (WODC) geëvalueerd.5 Het WODC geeft in het evaluatierapport aan dat het – gelet op de nog niet volledig voltooide implementatie van het pakket – te vroeg is om conclusies te trekken over effecten op de sociale veiligheid. Alleen bij de maatregel versneld in gebruik nemen van de OV-chipkaartpoortjes is een positief resultaat waargenomen. Momenteel wordt het pakket voor een tweede keer door het WODC geëvalueerd en daarna zal ik de evaluatie, samen met de Minister van Veiligheid en Justitie, aan uw Kamer verzenden.
Daarnaast heb ik in februari 2016 eenmalig € 10 miljoen beschikbaar gesteld voor extra maatregelen, onder meer voor de inzet van flexibele veiligheidsteams en innovatieve maatregelen.6 In oktober 2016 is met alle partijen uit de OV-sector een integraal actieprogramma sociale veiligheid, de zogeheten High Impact Crime (HIC)-aanpak OV, vastgesteld met 23 maatregelen en een duidelijke doelstelling om de sociale veiligheid te vergroten.7 In het najaar 2017, een jaar na de inwerkingtreding, zal uw Kamer worden geïnformeerd over de voortgang van de HIC-aanpak OV.
Kunt u verklaren waarom, ondanks de genomen maatregelen, het gevoel van veiligheid onder conducteurs hoog is gebleven?
NS heeft de afgelopen twee jaar de Universiteit van Utrecht een nul- en één-meting laten uitvoeren naar de algemene sociale veiligheidsbeleving van NS-medewerkers. De uitkomst van deze nul- en éénmeting is opgenomen in de bij antwoord 5 genoemde WODC evaluatie die vorig jaar aan uw Kamer is verzonden. Uit de meting blijkt dat NS-medewerkers zich redelijk veilig voelen. In 2015 was de gemiddelde waardering een 3,59 en in 2016 was dat een 3,58 (antwoordenschaal loopt van 1 (zeer onveilig) tot 5 (zeer veilig). Einde van het tweede kwartaal van 2017 zal een 2-meting plaatsvinden.
Het onlangs gehouden veiligheidsbelevingsonderzoek onder conducteurs van NS richtte zich specifiek op de beleving na 22.00 uur, in aanloop naar de maatregel dubbele bemensing. Uit de nulmeting komt naar voren dat het veiligheidsgevoel 's avonds minder hoog is dan overdag. Conducteurs die hierover rechtstreeks werden bevraagd geven in 70 procent van de gevallen aan dat ze zich tijdens de avonddienst veilig voelen. Als conducteurs via internet worden bevraagd geeft 45 procent dat aan. Voor het algemene veiligheidsgevoel tijdens het werk geven conducteurs het cijfer 7,1 (tegenover een 6,6 bij de online bevraagden). Vanaf 12 juni 2017 zal de maatregel dubbele bemensing geheel geëffectueerd zijn. Samen met NS wil ik de evaluatie van deze maatregel afwachten om te bezien of en welk effect deze heeft gehad.
Bent u bereid om in overleg met betrokkenen te bezien hoe het gevoel van veiligheid verder kan toenemen?
Het veiligheidsbelevingsonderzoek van NS betrof een nulmeting. Samen met NS wil ik de één-meting afwachten om te bezien of en welk effect de maatregel dubbele bemensing heeft gehad. Daarnaast ben ik samen met de OV-sector volop bezig met de implementatie van de maatregelen uit de HIC-aanpak. Ook deze maatregelen hebben tot doel om de veiligheidsbeleving van het OV-personeel te vergroten.
Het bericht “Banken rekenen nog steeds te veel boeterente bij hypotheek” |
|
Alexander Kops (PVV), Teun van Dijck (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Banken rekenen nog steeds te veel boeterente bij hypotheek»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat banken nog steeds teveel boeterente berekenen? Zo ja, hoe typeert u de handelwijze van de banken?
Sinds de publicatie van de leidraad van de AFM op 20 maart 2017 zijn de kredietverstrekkers bezig de nieuwe berekeningswijze in hun IT-systemen te verwerken. Dit kan enige tijd vergen waardoor het mogelijk is dat op dit moment nog niet alle berekeningen voldoen aan de leidraad.
Ik vind het belangrijk dat alle klanten met terugwerkende kracht worden gecompenseerd die na 14 juli 2016 op grond van de nieuwe regels en de leidraad van de AFM een te hoge vergoeding hebben betaald. De NVB en het Verbond van Verzekeraars hebben namens hun leden aangegeven dit proactief te zullen doen en alle klanten tot 14 juli 2016 te zullen compenseren.
Wat is de omvang van het probleem? Hoeveel mensen hebben bij het oversluiten van hun hypotheek te veel boeterente betaald? Hoe zijn/worden deze mensen gecompenseerd?
Consumenten die sinds 14 juli 2016 vervroegd hebben afgelost op hun hypotheek, of hun hypotheek hebben overgesloten, hebben mogelijk een te hoge vergoeding betaald aan hun kredietverstrekker. Er zijn geen gedetailleerd cijfers over het aantal consumenten dat sinds 14 juli zijn hypotheek (gedeeltelijk) heeft afgelost of zijn hypotheek heeft overgesloten.
Kredietverstrekkers hebben aangegeven alle klanten die op grond van de nieuwe regels en de leidraad van de AFM teveel hebben betaald proactief te zullen benaderen en met terugwerkende kracht te zullen compenseren.
Hoeveel mensen durven hun hypotheek niet over te sluiten uit angst voor de hoge boeterente?
Veel consumenten kiezen ervoor om hun bestaande hypotheekovereenkomst open te breken om te kunnen profiteren van de lage rente. Ik heb geen cijfers over het aantal consumenten dat hiervan afziet omdat de boeterente te hoog is.
Hoe heeft het kunnen gebeuren dat, ondanks de leidraad van de Autoriteit Financiële Markten (AFM), in sommige gevallen de boeterente zelfs is gestegen? Hoe oordeelt u over de leidraad van de AFM en de (averechtse) werking ervan?
Sommige kredietaanbieders hebben in het onderzoek van de Consumentenbond aangekondigd dat het volgen van de leidraad in sommige gevallen betekent dat de berekening van de vergoeding op punten nadeliger voor de klant uitvalt. Die aanbieders kiezen er toch voor om de leidraad te hanteren, omdat niet met zekerheid te zeggen is dat de oude systematiek in alle gevallen bij die specifieke aanbieder in het voordeel van de klant werkt. Om discussies over mogelijke verschillen in de verschillende methodes te voorkomen, kiezen deze kredietaanbieders ervoor de leidraad 1-op-1 te implementeren.
Welke maatregelen gaat u nemen om hypotheeknemers te bevrijden van te dure hypotheken met veel te hoge boetes?
De betaalbaarheid van een koopwoning is mede als gevolg van de dalende hypotheekrente de afgelopen jaren toegenomen. Ik deel de mening niet dat hypotheken in Nederland te duur zouden zijn.
De Europese hypothekenrichtlijn schrijft voor dat nieuwe hypotheken die worden afgesloten na de inwerkingtreding van de richtlijn onder de reikwijdte van de richtlijn vallen en dus onder de aangescherpte regels met betrekking tot de vergoeding bij vervroegde aflossing. Nederland heeft de richtlijn echter, met het oog op consumentenbescherming, ruimer geïmplementeerd zodat de regels met betrekking tot de berekening van de vergoeding bij vervroegd aflossen in het Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen (Bgfo) ook van toepassing zijn op bestaande hypotheken die na 14 juli 2016 vervroegd worden afgelost of worden overgesloten. Klanten kunnen dus tegen «kostprijs» oversluiten naar een lagere rente. Waar daar sinds juli 2016 teveel voor is gevraagd, zal dit worden door de kredietverstrekkers worden gecompenseerd.
Welke maatregelen gaat u nemen om de doorstroming en concurrentie op de hypotheekmarkt te bevorderen?
De concurrentie op de hypotheekmarkt is de afgelopen jaren verbeterd en inmiddels zijn er ruim 30 hypotheekaanbieders op de Nederlandse markt actief.
Ook de doorstroming op zowel de woningmarkt als de hypotheekmarkt is de afgelopen jaren sterk verbeterd. Zo zijn er in 2016 bijna 215.000 woningen verkocht, het hoogste aantal sinds de meting is begonnen in 1995. En in het eerste kwartaal van 2017 lag het aantal woningverkopen bovendien 30% hoger dan een jaar eerder2. De aantallen doorstromers en oversluiters op de hypotheekmarkt lagen in het eerste kwartaal van 2017 46% respectievelijk 40% hoger dan een jaar eerder en vertonen dus ook een forse toename3.
Op dit moment zie ik daarom geen aanleiding om aanvullende maatregelen te nemen om de concurrentie en doorstroming verder aan te jagen.
Oekraïne als drugsroute |
|
Michiel van Nispen (SP), Renske Leijten |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de BBC uitzending «Drugs vangen in Oekraïne met Stacey Doolen»?1
De documentaire is gemaakt ten tijde van het presidentschap van Janoekovitsj. Sinds de Euromaidan-revolutie en het aantreden van meer hervormingsgeoriënteerde regeringen, is de strijd tegen corruptie in den brede, en in het bijzonder ook binnen de grensbewaking, geïntensiveerd. Bij het bestrijden van drugssmokkel blijkt dit onder meer uit het feit dat de Oekraïense autoriteiten tegenwoordig ook handelen op basis van inlichtingen vergaard door de eigen diensten en regionale partners, en niet slechts op basis van informatie van de EU of de VS, zoals voorheen het geval was. Zo is in 2015 mede op basis van Oekraïense informatie een internationale drugsbende opgerold in het noorden van Spanje, waarbij 35 arrestaties zijn verricht en middelen ter waarde van ruim € 1 miljoen in beslag zijn genomen.
Hoe is de situatie sinds het maken van deze documentaire gewijzigd?
Zie antwoord vraag 1.
Hoeveel drugs wordt er naar schatting thans via Oekraïne de Europese Unie ingevoerd? Waar is dit op gebaseerd?
Dit is moeilijk in te schatten: Oekraïense data over onderschepte drugszendingen zien immers vooral op hoeveelheden drugs die Oekraïne binnenkomen. De eventuele eindbestemming is uit die data niet zonder meer af te leiden. Ook komt het voor dat drugs over de Oekraïense grens gaan en in een derde land pas worden onderschept. Dat staat dan niet in de Oekraïense statistieken.
Hoeveel Europees geld is er in Oekraïense grensbeveiliging gestopt met onder andere als doel de drugsvangst te vergroten?
Zie antwoord op vraag 9.
Zijn er sinds de geïntensiveerde bijdragen aan de grensbeveiliging ook daadwerkelijk meer drugsvangsten gedaan? Zo nee, hoe verklaart u dit?
De bedoelde buitengrenscontrole met Oekraïne vindt niet plaats in Nederland aangezien ons land onderdeel uitmaakt van het Schengenregime. Het aantal drugszendingen afkomstig uit Oekraïne dat in Nederland wordt onderschept is verwaarloosbaar. Hieruit kunnen echter niet zonder meer conclusies worden getrokken over de kwaliteit van de grensbeveiliging in Oekraïne. De Nederlandse Douane is niet bekend met een internationale norm van 5% controle op inkomende vracht.
Hoeveel procent van inkomende vracht zou er grondig gecontroleerd moeten worden? Klopt het dat de internationale norm hiervoor op slechts 5% is vastgesteld?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is uw reactie op de beschuldigingen van corruptie zoals door een douanier geuit in de uitzending? Deelt u de mening dat gezien de overige uitlatingen van ambtenaren («er komen geen drugs de Oekraïense grens over») het waarschijnlijk is dat corruptie inderdaad op grote schaal plaatsvindt?
Het is bekend dat corruptie in algemene zin een probleem is in Oekraïne. Dit was nog sterker het geval ten tijde van het bewind van voormalig president Janoekovitsj, toen de uitzending is opgenomen. Sindsdien werden in Oekraïne op grote schaal programma’s voor decentralisatie, de toepassing van de beginselen voor het openbare bestuur, corruptiebestrijding en de rechtsstaat ondernomen, met steun van de Europese Unie2. Uiteraard blijft de regering in haar contacten met Oekraïne aandringen op adequate implementatie van de betreffende programma’s.
Volgens de Europese Commissie heeft Oekraïne ook ten aanzien van grensbewaking voortgang geboekt3. De verbeteringen die Oekraïne heeft weten door te voeren op dat gebied, zijn mede het resultaat van Europese ondersteuning en capaciteitsopbouw. De Oekraïense State Border Guard Serviceheeft als belangrijkste doelstelling om corruptie te bestrijden en veiligheid te garanderen aan de grens en implementeert de landelijke anti-corruptiemaatregelen actief. Op haar website vermeldt de State Border Guard Service dat sinds het begin van dit jaar 450 pogingen om grenswachten om te kopen hebben plaats gevonden. Dit heeft geleid tot strafrechtelijke vervolging van 23 personen en administratieve boetes voor bijna 400 personen. De State Border Guard Service vermeldt niet hoeveel van deze gevallen specifiek zijn gerelateerd aan drugssmokkel.
Zijn er gevallen van Oekraïense corruptie bij de grens rondom invoer van drugs onderzocht? Zo ja, zijn hieruit vervolgingen en veroordelingen gekomen?
Zie antwoord vraag 7.
Wat heeft de Europese Unie gedaan ten aanzien van corruptie bij de grensbewaking van Oekraïne?
De EU ondersteunt Oekraïne in de hervorming van zijn grensbewaking. Zo werd in de periode 2013–2015 € 45 miljoen geïnvesteerd in regionale projecten gericht op verbeterde samenwerking met buurlanden. Daarnaast ontving de State Border Guard Service bijvoorbeeld nieuw materiaal en voertuigen ter waarde van € 2 miljoen van de EU om de grens met Wit-Rusland te versterken. Ook werkt de Drugs taakgroep van de European Union Border Assistance Mission to Moldova and Ukraine (EUBAM) samen met de autoriteiten in de regio. De EUBAM-bijdrage aan grensmanagement in Oekraïne bedraagt gemiddeld € 8,5 miljoen per jaar, wat onder meer heeft geresulteerd in verbeteringen op het gebied van informatie-uitwisseling en onderzoek. Verbeterde samenwerking met buurlanden op het gebied van grensbewaking is tevens een van de doelstellingen van EU budgetsteun aan Oekraïne. Daarnaast geeft de EU Advisory Mission Ukraine (EUAM) advies over de bestrijding van corruptie in grensbeheer.
Hoewel de bestrijding van drugssmokkel zeker niet de enige doelstelling is van versterking van de Oekraïense buitengrenzen, vormt dit wel degelijk een belangrijk onderdeel. Zo heeft EUAM de Oekraïense State Fiscal Service vorig jaar ondersteund met een training om de capaciteit te vergroten om drugs en druggerelateerde substanties op te sporen. Ongeveer 50 douaneofficieren afkomstig uit verschillende gebieden in Oekraïne werden getraind.
Overigens wordt de versterking van de Oekraïense buitengrenzen aanzienlijk gecompliceerd door het feit dat de Oekraïense regering, als gevolg van de illegale annexatie van de Krim en destabilisatie van Donbas door Rusland, niet de volledige controle heeft over de eigen buitengrenzen.
Het bericht dat boetes aan buitenlandse goksites niet geïnd worden |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat boetes voor buitenlandse goksites vooral voor de bühne zijn?1
In mijn eerdere reactie van 23 maart jl.2 naar aanleiding van een vergelijkbaar artikel «Boetes voor buitenlands onlinegokhuis wassen neus» in Het Financieele Dagblad van 29 november 2016 heb ik aangegeven bekend te zijn met de problematiek van de inning van bestuurlijke boetes. Dat betekent zeker niet dat dergelijke boetes die zijn opgelegd geen consequentie hebben, omdat deze kunnen worden meegewogen bij een toekomstige vergunningaanvraag om kansspelen op afstand aan te bieden.
Hoe is het bedrag van 750.000 euro aan bestuurlijke boetes dat vanaf begin 2015 tot en met april 2017 aan buitenlandse goksites is opgelegd, opgebouwd? Hoeveel verschillende goksites hebben een boete opgelegd gekregen?
In 2015 gaat het om een totaalbedrag van € 480.000,–, opgebouwd uit twee bestuurlijke boetes van € 240.000. In 2016 zijn geen bestuurlijke boetes in het buitenland opgelegd. In 2017 gaat het tot dusver om een bedrag van € 270.000 opgebouwd uit drie bestuurlijke boetes van twee keer € 50.000,– en één van € 170.000.
In de periode 2013–2017 hebben tot nu toe 27 verschillende websites een boete opgelegd gekregen.
Welke consequenties heeft het niet betalen van een bestuurlijke boete voor een goksite? Zijn er stappen ten aanzien van de verschillende sites genomen?
Er valt een onderscheid te maken tussen aanbieders van onlinekansspelen, die gevestigd zijn in Nederland, en daarbuiten. Voor een aanbieder die gevestigd is in Nederland wordt een invorderingstraject gestart, waarbij met behulp van een gerechtsdeurwaarder alsnog tot invordering van de geldboete kan worden overgegaan. Dit traject is bijna niet mogelijk voor een aanbieder van onlinekansspelen die in het buitenland is gevestigd. De deurwaarder probeert al het mogelijke te doen om de opgelegde boete te incasseren. Het is een tijdrovende en kostbare procedure vanwege het ontbreken van een internationale grondslag die staat of valt met de bereidheid tot het verlenen van verlof door de buitenlandse rechter. Voor dergelijke aanbieders liggen de consequenties van het niet betalen van een bestuurlijke boete voornamelijk in de toekomst, bijvoorbeeld bij het oordeel van de Kansspelautoriteit over de betrouwbaarheid en geschiktheid van individuele vergunning aanvragers. Daarbij worden alle relevante strafbare en beboetbare feiten en omstandigheden meegewogen.
Kunnen er, indien een site veelvuldig bestuurlijke boetes negeert, strafrechtelijke stappen worden ondernomen? Zo ja, wordt dit gedaan en kunnen strafrechtelijke boetes wel in het buitenland geïnd worden?
Grensoverschrijdende inzet van het strafrecht is mogelijk. Dit wordt gezien als ultimum remedium en gaat dan om gevallen waarin sprake is van meervoudige of herhaalde overtredingen, van verwevenheid met andere criminele activiteiten en/of waarin de behoefte bestaat aan de toepassing van strafvorderlijke dwangmiddelen en bevoegdheden of het opleggen van specifiek strafrechtelijke sancties. Tussen het Openbaar Ministerie en de Kansspelautoriteit is op 9 december 2015 een handhavingsprotocol getekend waarin criteria worden genoemd voor strafrechtelijke handhaving. Indien er omstandigheden worden aangetroffen die aanleiding vormen voor strafrechtelijke handhaving, dan kan het Openbaar Ministerie strafrechtelijke handhaving toepassen en indien noodzakelijk gebruikmaken van de grensoverschrijdende inzet van het strafrecht. Tussen het Functioneel Parket van het Openbaar Ministerie en de Kansspelautoriteit vindt periodiek overleg plaats waarbij de gepaste handhavingsstrategie wordt besproken.
Welke obstakels liggen er waardoor er geen boetes geïnd worden? Waarom werden deze, deels, tot 2015 wel overwonnen?
Om de betaling van een bestuurlijke boete in het buitenland af te dwingen is een internationale grondslag nodig, en naar huidig recht bestaat een dergelijke grondslag vaak onvoldoende. Daarnaast zijn bestuursrechtelijke samenwerkingsinstrumenten voor de grensoverschrijdende inning van bestuurlijke boetes zeldzaam. Samenwerking op dit vlak is ingewikkeld omdat niet alle landen het instrument van de bestuurlijke boete hanteren. Het is een misvatting te denken dat het tot 2015 eenvoudiger was internationale boetes te innen: beboete buitenlandse kansspelaanbieders die hebben betaald, hebben dit uit eigen beweging gedaan.
Lukt het andere Europese landen buitenlandse boetes te innen? Zo ja, hoe doen zij dat?
Op 9 september 2014 is het onderzoek «Grensoverschrijdende inning bestuurlijke boetes» aan uw Kamer toegestuurd.3 Het rapport richtte zich op drie buurlanden van Nederland: België, Duitsland en het Verenigd Koninkrijk. In België worden bestuurlijke boetes in het buitenland opgelegd, maar blijkt het nagenoeg onmogelijk om deze succesvol te innen. Als belangrijkste reden wordt genoemd het ontbreken van een instrument waarmee betaling over de grens kan worden afgedwongen. In Duitsland bestaan meer mogelijkheden om opgelegde boetes in het buitenland te innen. De belangrijkste reden daarvoor is dat Kaderbesluit 2005/214/JBZ (inzake de toepassing van het beginsel van wederzijdse erkenning op geldelijke sancties) vanwege de omzetting en inbedding in het Duitse recht op aldaar opgelegde bestuurlijke boetes van toepassing is. In het Verenigd Koninkrijk is nog weinig ervaring opgedaan met bestuurlijke boete; voor zover wel noodzaak bestaat tot het grensoverschrijdend innen van bestuurlijke boetes wordt als belangrijkste probleem genoemd het ontbreken van een instrument waarmee betaling over de grens kan worden afgedwongen.
Klopt het dat het innen van bestuurlijke boetes geen prioriteit is van de Kansspelautoriteit? Zo ja, wat is dan wel de prioriteit van de Kansspelautoriteit?
Nee, dat klopt niet. De Kansspelautoriteit is, samen met toezichthouders van andere lidstaten van de Europese Unie, actief op zoek naar mogelijkheden voor het innen van bestuurlijke boetes die in het buitenland zijn opgelegd, zowel bilateraal als binnen de door de Europese Commissie ingestelde Expertgroep Kansspelen. De problematiek rond het niet kunnen innen van grensoverschrijdende boetes heeft andere oorzaken en betreft niet het ontbreken van capaciteit bij de Kansspelautoriteit.
Hoeveel extra capaciteit bij de Kansspelautoriteit zou nodig zijn om het innen van deze boetes te prioriteren?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat aan het innen van deze boetes een groter belang moet worden gehecht aangezien het onbestraft laten van overtredingen het overtreden van de regels wellicht aanmoedigt en dit het bestaansrecht van de Kansspelautoriteit raakt?
Ik ben niet van mening dat overtredingen van de Nederlandse kansspelwetgeving onbestraft worden gelaten. De Kansspelautoriteit laat mij weten op andere manieren barrières op te werpen tegen aanbieders die ondanks een (niet betaalde) boete doorgaan met het illegale aanbod. Eén daarvan is de strafrechtelijke weg, maar ook kan worden gedacht aan de aanpak van financiële dienstverleners en van partijen die reclame maken voor deze aanbieders. Zo heeft de Kansspelautoriteit opgetreden tegen financiële dienstverleners en is er onlangs een actie tegen reclame uitgevoerd. De Kansspelautoriteit bemoeilijkt daarmee beboette aanbieders om in Nederland te (blijven) opereren.
Deelt u de mening dat het niet betalen van een bestuurlijke boete zou moeten worden meegewogen in het al dan niet verkrijgen van een vergunning zodra online gokken wordt gelegaliseerd? Zo ja, op welke manier wordt dit geregeld en waarom zou de Kansspelautoriteit daar nu wel prioriteit aan toekennen indien deze afweging bij hen ligt?
Ja, dat deel ik. Het uitgangspunt is dat ondernemingen aan welke de Kansspelautoriteit na het aannemen van de motie-Bouwmeester c.s. in september 2011 een boete heeft opgelegd wegens onvergund kansspelaanbod in Nederland dat aan één of meer prioriteringscriteria voldoet, na opening van de Nederlandse online-kansspelmarkt niet in aanmerking kunnen komen voor een vergunning om kansspelen op afstand aan te bieden.4 Het finale oordeel is voorbehouden aan de Kansspelautoriteit, die op elke aanvraag beslist en bij dat besluit ook nog andere relevante feiten en omstandigheden kan betrekken.
In alle overige gevallen wordt aan het niet betalen van een opgelegde boete groot gewicht toegekend. De Kansspelautoriteit zal bij haar beoordeling rekening houden met alle feiten en omstandigheden van het geval en maatwerk leveren.
De uitzending van Radar over te hoog berekende boeterente |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de uitzending van Radar van 15 mei 2017 over de te hoge boeterente die banken rekenen bij het oversluiten van een hypotheek?1
Ja.
Klopt het dat alle banken hebben beloofd om de uitgangspunten van de Autoriteit Financiële Markten (AFM) per 14 juli 2016 toe te passen?
Op 14 juli 2016 is de Mortgage Credit Directive (MCD) geïmplementeerd in Nederlandse wetgeving. Hierin zijn regels geïntroduceerd over de kosten bij vervroegde aflossing op een hypotheek. Zo is onder andere bepaald dat kredietaanbieders voor vervroegde aflossing van het hypothecair krediet geen vergoeding mogen vragen die hoger is dan het financiële nadeel dat de aanbieder hierdoor lijdt. Deze regels zijn vastgelegd in het Besluit Gedragstoezicht Financiële Ondernemingen (BGfo) en het Burgerlijk Wetboek (BW).
De nieuwe regels zijn sinds 14 juli 2016 bij de kredietaanbieders bekend. Hoe het financiële nadeel moet worden gedefinieerd en welke kosten als financieel nadeel mogen worden aangemerkt, wordt echter niet in de Europese richtlijn toegelicht. Hier is dus ruimte voor interpretatie. De Autoriteit Financiële Markten (AFM) heeft vervolgens middels een leidraad op 20 maart 2017 richting gegeven aan de wijze waarop het financieel nadeel bij vervroegde aflossing op adequate wijze door de kredietverstrekkers kan worden berekend.
Zoals eerder is aangegeven in de beantwoording van Kamervragen van het lid Nijboer2 hebben de Nederlandse Vereniging van Banken (NVB) en het Verbond van Verzekeraars namens hun leden toegezegd de leidraad te zullen volgen. Sinds de publicatie van de leidraad van de AFM op 20 maart 2017 zijn de kredietverstrekkers bezig de nieuwe berekeningswijze in hun IT-systemen te verwerken. Dit vergt enige tijd waardoor het mogelijk is dat op dit moment nog niet alle berekeningen voldoen aan de leidraad.
De banken en verzekeraars hebben, bij monde van NVB en het Verbond van Verzekeraars, eveneens toegezegd alle klanten te zullen compenseren die sinds 14 juli 2016 op grond van de nieuwe regels en de leidraad van de AFM een te hoge vergoeding hebben betaald.
De meeste fouten worden gemaakt bij spaarhypotheken; wat zegt de AFM-leidraad over het berekenen van boeterente bij spaarhypotheken? Klopt het dat de aflossing als gevolg van het spaardeel van de hypotheek niet meetelt voor de berekening van de boeterente? Hoe kan het dat er zo weinig banken zijn die deze regels goed toepassen? Hoe rijmt dat met de belofte van de banken om de uitgangspunten van de AFM per 14 juli 2016 toe te passen?
De meeste fouten worden gemaakt bij spaarhypotheken; wat zegt de AFM-leidraad over het berekenen van boeterente bij spaarhypotheken? Klopt het dat de aflossing als gevolg van het spaardeel van de hypotheek niet meetelt voor de berekening van de boeterente? Hoe kan het dat er zo weinig banken zijn die deze regels goed toepassen? Hoe rijmt dat met de belofte van de banken om de uitgangspunten van de AFM per 14 juli 2016 toe te passen?
In de leidraad van de AFM worden vier uitgangspunten geformuleerd op basis waarvan kredietverstrekkers de vergoeding bij vervroegde aflossing kunnen berekenen. In deze uitgangspunten is ook bepaald dat het opgebouwde spaardeel van de hypotheek in mindering moet worden gebracht op de hypotheekschuld voordat de vergoeding voor vervroegde aflossing wordt berekend. Met andere woorden, er moet worden uitgegaan van de «netto hypotheek» (hypotheekschuld minus het opgebouwde kapitaal in de spaarhypotheek) bij de berekening van de te betalen vergoeding.
Het onderzoek van de Consumentenbond dat in de uitzending van Radar van 15 mei jl. werd aangehaald, richtte zich op de vraag welke boeteregeling de kredietverstrekkers hanteerden vóór de implementatie van de hypothekenrichtlijn (14 juli 2016). Uit dit onderzoek bleek dat kredietverstrekkers verschillende methodes hanteerden om de vergoeding bij vervroegde aflossing te berekenen. De regels van de hypothekenrichtlijn en de leidraad van de AFM waren vóór 14 juli 2016 echter nog niet van kracht.
Een tweede onderzoek dat in de Radaruitzending werd besproken is uitgevoerd door de online hypotheekadviseur Ikbenfrits. Ikbenfrits heeft ongeveer 200 daadwerkelijk betaalde vergoedingen (aflosnota's) nagerekend. Het is hierbij belangrijk te benadrukken dat de Consumentenbond en ikbenfrits.nl niet hebben onderzocht of kredietverstrekkers zich inmiddels houden aan de leidraad die de AFM op 20 maart jl. heeft gepubliceerd. Deze indruk werd helaas wel gewekt in de uitzending van Radar. Dat de berekeningsystematiek die kredietverstrekkers hanteerden vóór de publicatie van de leidraad van de AFM niet volledig in lijn was met de leidraad van de AFM wekt geen verbazing.
Het is nu vooral belangrijk dat kredietverstrekkers hun werkwijze voortvarend aanpassen en alle klanten met terugwerkende kracht worden gecompenseerd die na 14 juli 2016 op grond van de nieuwe regels en de leidraad van de AFM een te hoge vergoeding hebben betaald. De NVB en het Verbond van Verzekeraars hebben dit toegezegd en zullen deze klanten proactief benaderen en compenseren.
De AFM zal in het vierde kwartaal van dit jaar onderzoeken of kredietverstrekkers zich inderdaad houden aan de nieuwe normen. De AFM kan handhavend optreden als aanbieders de wet overtreden.
Kloppen de cijfervoorbeelden die Radar gebruikt in de uitzending? Wat vindt u ervan dat consumenten voor duizenden euro’s worden benadeeld, terwijl de onderzoekers geen voorbeelden konden vinden van gevallen waarin de consument werd bevoordeeld ten opzichte van de AFM-regels?
Zie antwoord vraag 3.
Passen de banken met opzet niet de juiste regels toe, gezien het grote aantal fouten? Hoe verklaart u fouten die al in een oogopslag duidelijk zijn, zoals de gehanteerde negatieve vergelijkingsrente die werd gehanteerd door BNP Paribas?
Zoals hierboven is aangegeven hebben alle kredietverstrekkers zich gecommitteerd aan de nieuwe regels en de leidraad van de AFM en zullen klanten met terugwerkende kracht tot 14 juli 2016 worden gecompenseerd. Ik verwacht daarnaast van de kredietverstrekkers dat zij nu alles in het werk stellen om zo snel als mogelijk ook de uitgangspunten van de leidraad in hun IT-systemen te verwerken zodat klanten een juiste aflossingsnota ontvangen en niet later nog gecompenseerd hoeven te worden. Mocht uit het AFM onderzoek naar de naleving van de leidraad blijken dat aanbieders de regels niet juist toepassen, dan kan de AFM handhavend optreden.
BNP Paribas heeft naar aanleiding van de uitzending aangegeven geen negatieve interbancaire rente als vergelijkingsrente te hanteren bij het berekenen van de vergoeding voor vervroegde aflossing. Deze conclusie werd getrokken in het onderzoek nadat BNP Paribas abusievelijk foutieve informatie had aangeleverd. Deze fout is inmiddels ook in het onderzoek van de Consumentenbond gecorrigeerd.
Klopt het dat geen enkele bank voldoende gegevens met de klant deelt, zodat die klant zelf kan narekenen of een juiste boeterente is berekend? Bent u bereid om duidelijk vast te leggen welke gegevens met klanten moeten worden gedeeld, waaronder in ieder geval de zeven gegevens die Radar noemt die essentieel zijn om een juiste rente te berekenen? Waarom is er geen enkele bank die deze gegevens netjes uit zichzelf met de klant heeft gedeeld? Hoe verhoudt zich dit tot de mededeling van banken, die stelden dat klanten niets hoeven te doen en dat eventuele vergoedingen automatisch worden uitbetaald? Op welke manier kunnen klanten controleren of hun restitutie wél correct berekend was?
Op grond van het Bgfo (artikel 81c) zijn aanbieders verplicht een berekening van de te betalen vergoeding voor het vervroegd aflossen en de bij de berekening gehanteerde hypothesen aan de consument te verstrekken wanneer de consument voornemens is vervroegd af te lossen.
Ik heb op dit moment geen inzicht in de gegevens die de verschillende kredietverstrekkers aan hun klanten verstrekken wanneer zij een vergoeding bij vervroegde aflossing moeten in rekening brengen. De informatieverstrekking richting de consument is een van de onderwerpen die de AFM nader zal onderzoeken in het onderzoek dat in het vierde kwartaal van dit jaar zal worden uitgevoerd. Mocht hieruit blijken dat het voor klanten niet inzichtelijk is op welke wijze de vergoeding of de compensatie is berekend, dan zullen vervolgstappen worden overwogen.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de banken, zonder uitzondering, gaan voldoen aan de AFM-leidraad? De AFM zou erop toezien dat de leidraad per 14 juli 2016 zou worden toegepast; welke stappen kan en zal de AFM nemen nu duidelijk is dat geen enkele bank de gehele leidraad correct heeft toegepast?
De kredietverstrekkers hebben zich gecommitteerd aan de leidraad van de AFM en ik heb geen aanleiding om hier op dit moment aan te twijfelen.
De AFM zal in het vierde kwartaal van dit jaar de naleving van de leidraad onderzoeken. Mocht uit dit onderzoek blijken dat er partijen zijn die zich niet aan de regels houden, dan kunnen er handhavende maatregelen worden genomen.
Klopt het dat banken door de al dan niet bewuste te hoge berekening van boeterentes jaarlijks 250 miljoen extra winst maken? Deelt u de mening dat dit zelfverrijking is ten koste van minder deskundige klanten?
De suggestie dat banken jaarlijks € 250 miljoen teveel in rekening brengen bij klanten laat ik voor rekening van Ikbenfrits. Dit bedrag wordt genoemd op de website van de claimstichting die Ikbenfrits heeft opgericht, maar wordt verder niet onderbouwd.
Wat vindt u ervan dat banken in gevallen waarbij de berekening van de boeterente gunstiger uitviel dan de AFM-leidraad, de berekening hebben aangepast conform de leidraad zodat consumenten in die gevallen juist meer boeterente moeten betalen? Is dit juridisch toegestaan, in het bijzonder in het geval van bestaande hypotheken? Klopt het dat de AFM-leidraad minimumeisen bevat, en dat banken gunstigere berekeningen aan de klant mogen bieden? Wat vindt u van het gedrag van banken, waarbij zij vrijwel altijd kiezen voor de minimumregels, in plaats van het belang van klanten in ogenschouw te nemen?
Sommige kredietaanbieders hebben in het onderzoek van de Consumentenbond aangekondigd dat het volgen van de leidraad in sommige gevallen betekent dat de berekening van de vergoeding op punten nadeliger voor de klant uitvalt. Die aanbieders kiezen er toch voor om de leidraad te hanteren, omdat niet met zekerheid te zeggen is dat de oude systematiek in alle gevallen bij die specifieke aanbieder in het voordeel van de klant werkt. Om discussies over mogelijke verschillen in de verschillende methodes te voorkomen, kiezen deze kredietaanbieders ervoor de leidraad 1-op-1 te implementeren.
De leidraad van de AFM geeft enkele uitgangspunten op grond waarvan het financieel nadeel bij vervroegde aflossing op adequate wijze door de kredietverstrekkers kan worden berekend. Kredietverstrekkers kunnen in het voordeel van de klant van deze uitgangspunten afwijken. Ook kunnen kredietaanbieders een andere systematiek hanteren, zolang de vergoeding het financieel nadeel niet overschrijdt.
In de uitzending wordt gesteld dat de boeterente volgens de wettelijke regels ook vóór 14 juli 2016 verkeerd berekend werd, en dat dit civielrechtelijke schadevergoeding mogelijk maakt; hoe beoordeelt u deze stelling?
Zoals ik eerder heb aangegeven, vallen vervroegde aflossingen van vóór 14 juli 2016 niet onder de reikwijdte van de implementatie van de MCD in het BGfo en het BW of de leidraad van de AFM. Indien een consument van mening is dat er indertijd teveel vergoeding in rekening is gebracht, zal dit door het Kifid of de rechter moeten worden getoetst aan de hand van de hypotheekvoorwaarden, de gedragscode hypothecaire financieringen (GHF) en de toen geldende wettelijke bepalingen uit onder meer het Bgfo en het Burgerlijk Wetboek (BW).
De arrestatie van klimaatactivisten |
|
Nevin Özütok (GL) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties, minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht over de arrestatie van de leden van Fossil Free Culture?1
Ja
Op welke gronden zijn deze activisten gearresteerd?
Op 12 mei 2017 zijn 8 personen aangehouden in het Van Gogh Museum. Op het bureau aangekomen hebben 4 van hen zich niet geïdentificeerd. Deze vier zijn na afloop van het strafrechtelijke traject op 13 mei 2017 aan de Afdeling Vreemdelingenpolitie, Identificatie en Mensenhandel (AVIM) overgedragen. Zij zijn niet in vreemdelingenbewaring gesteld, maar na afloop van een verlengde ophoudingsperiode, op 15 mei 2017 heengezonden. Er is geen maatregel van Vreemdelingenbewaring opgelegd.
Klopt het dat één of meer leden van Fossil Free Culture in vreemdelingendetentie zijn genomen omdat ze weigerden zich bekend te maken? Zo ja, hoe verhoudt zich dat tot de bestendige gedragslijn van de Afdelings bestuursrechtspraak van de Raad van State dat vreemdelingendetentie niet mag worden gebruikt als drukmiddel om de identiteit van mensen te achterhalen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat onder deze omstandigheden toepassing van vreemdelingendetentie achterwege had moeten blijven?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de stand van zaken van de totstandkoming van de bij de evaluatie van de Wet Openbare Manifestaties toegezegde praktijkhandleiding voor burgemeesters? Bent u bereid in afwachting van deze praktijkhandleiding ervoor te zorgen dat in dit soort gevallen geen vreemdelingendetentie zal worden toegepast? Zo nee, waarom niet?
Aan de toegezegde praktijkhandreiking wordt momenteel door de ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en veiligheid en justitie, gewerkt. De afronding is gepland voor het eind van dit jaar.
Voor de toepassing van de bepalingen van de Vreemdelingenwet geldt dat – tegen de achtergrond van de verplichting om medewerking te verlenen aan de identificatie, waartoe eenieder krachtens de wet verplicht is – het achterhouden van de identiteit mag worden gezien als een frustratie van de bepalingen van de Vreemdelingenwet. Bij demonstranten moet er rekening mee gehouden worden dat om een andere reden geen medewerking verleend wordt. Er zijn dan aanvullende indicaties nodig om verdere maatregelen op basis van de Vreemdelingenwet te rechtvaardigen.