Het bericht dat een zakenprins illegale activiteiten onderneemt |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Zakenprins Bernhard: een grote belegger van koninklijken bloede»?1
Ja.
Wat vindt u van het vragen van sleutelgeld bij het tekenen van een huurcontract?
De wet bepaalt dat aan consument-huurders van woningen geen bemiddelingskosten, onder welke benaming dan ook, in rekening mogen worden gebracht indien de bemiddelaar (ook) in opdracht van de verhuurder bemiddelt. Onterecht betaalde bemiddelingskosten kunnen worden teruggevorderd van de bemiddelaar. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de verhuurmarkt.
Wat vindt u van het feit dat verhuurders meerdere mensen een pand laten bewonen maar niet laten inschrijven om «uit het zicht van het stadhuis» te blijven?
Bewoners dienen hun correcte woongegevens aan de gemeente door te geven. Gemeenten kunnen een bestuurlijke boete opleggen indien zij dit niet doen. Daarnaast kan er sprake zijn van onrechtmatige bewoning als de woning in strijd met de huisvestingsverordening van de gemeente wordt verhuurd. De gemeente kan bij dergelijke situaties eveneens een bestuurlijke boete opleggen.
Deelt u de mening dat ook een lid van de Koninklijk Familie zich aan de wet moet houden?
Wet en regelgeving, zoals ten aanzien van verhuur geldt voor iedereen. Ik zie geen aanleiding om op deze specifieke situatie in te gaan.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de behandeling van de begrotingen Koning/Algemene Zaken?
Ja.
Het bericht “Meer jonge moslims leven naar strikte islamitische regels. Dreigt segregatie?” |
|
Zihni Özdil (GL) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van de reportage «Meer jonge moslims leven naar strikte islamitische regels. Dreigt segregatie?»?1
Ja.
Herkent u het beeld uit de reportage dat steeds meer jonge Nederlandse moslims naar strikt islamitische regels (willen) leven, zoals ook bevestigd in wetenschappelijk onderzoek?2 Vindt u dat u de oproepen tot afzondering tegen «het gif van de moderne maatschappij» door orthodox-islamitische predikers bevorderlijk zijn voor de integratie en emancipatie van jonge Nederlanders met een migratieachtergrond?
Uit de studie van het SCP naar «Moslims in Nederland» uit 2012 blijkt dat moslims meer aandacht besteden aan hun geloof. De tweede generatie migranten gaat bijvoorbeeld gemiddeld vaker naar de moskee dan voorheen. Ook constateert het SCP een relatief hoge mate van religiositeit bij moslims in Nederland. Binnen deze brede context van de positie van moslims in Nederland is er ook een beperkt aantal mensen die kiezen voor een zeer strikte of fundamentalistische interpretatie van de islam.
Vanuit de in Nederland geldende vrijheid van geloof houdt de overheid niet bij hoeveel jonge Nederlandse moslims naar strikt islamitische regels (willen) leven. Daar waar sprake is van niet-strafbaar, maar wel problematisch gedrag of van wetsovertredingen grijpt de overheid in.
Hoe kwalificeert u de gender-segregatie (in de reportage is te zien hoe zelfs op de Vrije Universiteit Amsterdam vrouwen achter mannen moeten zitten) tijdens bijeenkomsten waar orthodox-islamitische predikers jongeren indoctrineren? Vindt u dat patriarchale gender-segregatie niet bevorderlijk is voor de integratie van jonge Nederlanders met een migratieachtergrond? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik vind het belangrijk dat iedereen meedoet in de samenleving, ongeacht achtergrond of geloof. Ik beschouw het aanzetten van anderen tot afzijdigheid van de maatschappij dan ook als problematisch vanuit het integratieperspectief.
Wat vindt u van de indoctrinatie tegen elke vorm van muziek tijdens diezelfde bijeenkomsten? Vindt u dat in een samenleving met een publieke ruimte waar overal muziek te horen is, dit neerkomt op een oproep tot segregatie? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Waar het mij om gaat is dat in Nederland mannen en vrouwen gelijkwaardig zijn. Vanuit integratieperspectief vind ik het van belang dat er sprake is van ontmoetingen en contact op basis van gelijkwaardigheid. In dit specifieke geval gaat het om een bijeenkomst op een universiteit waar zowel vrouwen als mannen aan deelnemen, maar waarbij de vrouwen achter de mannen plaatsnemen. De universiteit verbiedt seksesegregatie in ruimtes die worden gehuurd. Dit is moeilijk als vrouwen en mannen vrijwillig apart van elkaar gaan zitten. Wanneer de universiteit daar signalen over ontvangt, gaat men met de betreffende zaalhuurder in gesprek.
Bent u bereid te (laten) onderzoeken welke sociale druk de opmars van de orthodoxe c.q. salafistische islam legt op jonge Nederlandse moslims die zichzelf op een gematigde, seculiere of niet-religieuze manier willen ontwikkelen in de samenleving? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals bij vraag 3 genoemd biedt onze democratische en pluriforme samenleving ruimte aan een grote diversiteit van (godsdienstige) beschouwingen, opvattingen, waardepatronen en leefstijlen. Mijn inziens betekent dit dat je muziek categorisch mag afkeuren in je eigen omgeving of privédomein, zolang de vrijheid van anderen in de samenleving om muziek te luisteren in de publieke ruimte maar niet wordt beperkt.
De behandeling van Faisal S, een homoseksuele asielzoeker die dreigde te worden uitgezet naar Pakistan |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «LGBT Asylum Support is met Sandro Kortekaas bij Tweede Kamer»?1
Ja.
Is het waar dat de genoemde asielzoeker naakt opgesloten heeft gezeten? Zo ja, hoe lang heeft dat geduurd? Waarom is dat gebeurd en op grond van welke wet- en regelgeving? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Ik ga niet in op individuele zaken. Wel kan ik in algemene zin aangeven dat mensen nooit naakt worden opgesloten. Indien nodig in verband met de veiligheid van betrokkene wordt een zogenoemde «scheurjurk» verstrekt.
Zijn er jegens Faisal S. meer dwangmaatregelen toegepast? Zo ja, welke? Hoe en door wie is beoordeeld of deze maatregelen nodig en proportioneel waren?
Ik ga niet in op individuele zaken. Indien er sprake is van een suïcide dreiging kunnen, ter bescherming van de vreemdeling, maatregelen worden toegepast, zoals isolatie.
Is het waar dat op donderdag 2 november Faisal S. op uitnodiging van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) in asielzoekerscentrem Heerhugowaard een afspraak had om te komen praten over vrijwillig vertrek «terwijl hij ter plekke werd opgepakt en afgevoerd door twee mannen die niet als agenten van de vreemdelingenpolitie herkenbaar waren»? Zo ja, is dit een toelaatbare gang van zaken en waarom? Zo nee, wat is er dan niet waar?
Ik ga niet in op individuele zaken. Staande houding op COA locaties vindt in opdracht van de DT&V plaats door medewerkers in uniform van de Dienst Vervoer en Ondersteuning (DV&O). Vreemdelingen worden erop gewezen dat zij recht hebben op bijstand van een gemachtigde. De gemachtigde van de vreemdeling wordt geïnformeerd en het dossier wordt naar de gemachtigde verstuurd.
Op welk moment nadat Faisal S. werd opgepakt is een advocaat ingeschakeld? Was dit volgens de geldende regels op tijd? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat Peshawar in Pakistan een te onveilige regio voor homo’s is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zaken van vreemdelingen uit Pakistan die stellen vanwege hun seksuele geaardheid voor vervolging te vrezen worden op eigen merites beoordeeld. De aangevoerde individuele feiten en omstandigheden worden afgezet tegen de situatie in het land van herkomst. De IND heeft hiertoe informatie beschikbaar uit openbare informatiebronnen. De aanvraag wordt getoetst aan het bestaande beleidskader waarin onder meer staat vermeld dat van een asielzoeker niet wordt verwacht dat hij in het land van herkomst terughoudendheid betracht bij het uiten van zijn seksuele gerichtheid, teneinde vervolging te voorkomen.
Erkent u dat het voor LHBT-asielzoekers uit landen zoals Pakistan waar homoseksualiteit niet of nauwelijks wordt geaccepteerd, een coming out extra moeilijk is? Zo ja, welke gevolgen verbindt u hieraan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat gezien het gevaar dat homo’s bij uitzetting naar Peshawar bij uitlevering lopen en gezien het verhaal van Faisal S. u zou kunnen overwegen om zijn asielverzoek in te willigen? Zo ja, waarom en gaat u dat ook doen? Zo nee, waarom niet?
Ik ga niet in op afwegingen in individuele zaken. Zoals in het antwoord op vragen 6 en 7 is vermeld worden zaken van vreemdelingen uit Pakistan die stellen vanwege hun seksuele geaardheid voor vervolging te vrezen op eigen merites beoordeeld. Het hangt van de individuele omstandigheden af of de asielzoeker voor internationale bescherming in aanmerking komt. Indien geen bescherming aan de orde is, dan dient de betreffende persoon Nederland te verlaten. In dit verband is relevant dat een vreemdeling tegen een afwijzing van zijn aanvraag door de IND (hoger) beroep kan instellen.
Deelt u de mening dat er een onafhankelijke geschillencommissie moet komen die de situatie van afgewezen LHBT-asielzoekers met behulp van onder andere gedragsdeskundigen en psychologen kan beoordelen? Zo ja, waarom en hoe gaat u dit bewerkstelligen en op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven tijdens het begrotingsdebat ben ik van mening dat de geloofwaardigheidsbeoordeling door de IND in zaken van gestelde lhbt’ers (en bekeerlingen) zorgvuldig plaatsvindt. De IND neemt ook schriftelijke verklaringen of adviezen van deskundigen of belangenorganisaties mee in de besluitvorming en heeft regelmatig contact met belangenorganisaties. Vanuit het belang dat ik hecht aan een zorgvuldige besluitvorming, wil ik echter bezien of er mogelijkheden zijn in beleid en/of uitvoering om de wijze van beoordeling van de geloofwaardigheid van bekering of lhbt-gerichtheid door de IND nog verder te verbeteren. Hiertoe zal ook contact worden opgenomen met belangenorganisaties. Over de uitkomsten daarvan zal ik uw Kamer berichten. Ik zal echter niet overgaan tot het instellen van een geschillencommissie ter beoordeling van asielverzoeken. De IND kan adviezen inwinnen van deskundigen maar blijft de beslissingsautoriteit, zoals vastgelegd in Europese regelgeving. De IND is als zodanig als enige bevoegd om beslissingen te nemen in asielzaken.
Het bericht dat de gemeenten Turkse Nederlanders discrimineren bij controles op uitkeringen |
|
Selçuk Öztürk (DENK), Tunahan Kuzu (DENK) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «gemeente discrimineert Turken bij controles op bijstand»1 naar aanleiding van een uitspraak in een zaak aangespannen door cliënten die werden bijgestaan door advocaat R. Küçükünal?
Ja.
Bent u bekend met het bericht «Eindhoven op vingers getikt voor discriminatie»2 naar aanleiding van een uitspraak in een zaak aangespannen door cliënten die werden bijgestaan door advocaat B. Kaya?
Zie antwoord vraag 1.
Welke consequenties heeft de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep dat de gemeente Almelo en de gemeente Eindhoven zich bij het uitzetten van onderzoeken in Turkije in het kader van controles op uitkeringen schuldig hebben gemaakt aan discriminatie? Bent u bereid om dit op stellige wijze te veroordelen?
Ik hecht grote waarde aan een rechtmatige verstrekking van uitkeringen. Handhaving van de inlichtingenplicht is daarom nodig, ook in het buitenland. Uiteraard moet dit binnen de kaders van wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur gebeuren.
De consequentie van de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep is dat het handelen van de gemeenten Almelo en Eindhoven in deze specifieke situatie in strijd is met het discriminatieverbod zoals neergelegd in artikel 14 EVRM en artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM. Daardoor is het verkregen bewijs niet rechtmatig. Om die reden moeten de intrekking en de terugvordering van de bijstanduitkering aan appellanten ongedaan worden gemaakt.
Kunt u uitsluiten dat andere gemeenten zich op dit moment bij controles op uitkeringen schuldig maken aan discriminatie? Zo ja, waarop baseert u dit? Zo nee, bent u bereid om alle gemeenten aan te schijven met een uiteenzetting van de praktijken die onacceptabel zijn bij controles op uitkeringen, omdat deze praktijken discriminatoir zijn?
De rijksoverheid en gemeenten behoren, bij de rechtmatige uitoefening van hun taken, het discriminatieverbod zoals neergelegd in artikel 14 EVRM en artikel 1 van Protocol 12 bij het EVRM na te leven. Een ieder die zich in zijn of haar belang geschaad voelt, kan zich wenden tot de rechter, het College voor de rechten van de mens of de (gemeentelijke) Ombudsman.
De wetgever heeft in de Wet SUWI het Internationaal Bureau Fraude-informatie (IBF) aangewezen als het coördinatiepunt voor gemeenten voor grensoverschrijdende uitwisseling van fraude-informatie. Er is dus ook een goede publieke voorziening.
Ik zal de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en de gevolgen hiervan alsmede de mogelijkheden die het IBF biedt bij grensoverschrijdende fraude, onder de aandacht brengen bij gemeenten via de verzamelbrief die enige malen per jaar aan alle gemeenten wordt toegezonden.
Welke maatregelen nemen de rijksoverheid en gemeentelijke overheden om discriminatie bij controles op uitkeringen uit te sluiten? Voldoen deze maatregelen?
Zie antwoord vraag 4.
Vindt u dat uitkeringsfraude in alle gevallen aangepakt dient te worden, mits op een proportionele en wettelijke wijze uitgevoerd?
Ja. Om het draagvlak voor sociale voorzieningen te behouden, is het van het grootste belang dat alleen die mensen die er recht op hebben, de voorzieningen ontvangen. Dit kabinet zet daarom stevig in op handhaving en naleving. De Participatiewet biedt daarvoor een duidelijk wettelijk kader welke verplichtingen bijstandsgerechtigden moeten naleven en hoe gemeenten deze moeten handhaven. Een onderzoek naar middelen in het buitenland kan daarbij noodzakelijk zijn, hoe complex dat soms ook is. Uiteraard moet dat plaatsvinden binnen de kaders van wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is als Nederlandse overheden derden inschakelen en/of een volmacht geven, die vervolgens in het buitenland de wet overtreden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik vind het niet onwenselijk dat Nederlandse overheden derden inschakelen bij de uitvoering van wettelijke taken, mits dat gebeurt binnen de kaders van wet- en regelgeving.
Bent u bekend met het feit dat gemeenten externe bureaus inschakelen voor de uitvoering van controles op uitkeringen, zoals het bedrijf Bureau Buitenland, die vervolgens advocaten, zoals de advocaat Arif Hakan Gürdal, in Turkije inschakelen voor het verkrijgen van informatie bij het kadaster aldaar en aldus wettelijke overheidstaken overhevelen aan private onderzoeksbureaus?3
Ja, dat is mij bekend.
Wat vindt u ervan dat deze handelwijze, blijkens de bijgevoegde stukken4, in strijd lijkt te zijn met Turkse wetgeving en zelfs strafbaar, omdat de Turkse Wet Bescherming Persoonsgegevens erin voorziet dat persoonsgegevens niet aan het buitenland mogen worden verstrekt zonder expliciete toestemming van betrokkenen?
Ik doe geen uitspraken over de Turkse wetgeving, noch over de interpretatie daarvan. Met betrekking tot verdragen, wet- en regelgeving en behoorlijk bestuur geldt dat overheden, zowel nationaal, regionaal als lokaal, moeten handelen binnen de kaders van wet- en regelgeving en de algemene beginselen van behoorlijk bestuur.
Vindt u dat het voorgenoemde, daar het plaatsvond op initiatief van een Nederlandse gemeente, in strijd is met wat verstaan dient te worden onder behoorlijk bestuur en/of de wet en/of verdragen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Wat vindt u ervan dat de burgemeester van Venray en het College van B&W van Venray de advocaat Arif Hakan Gürdal een volmacht en machtiging hebben gegeven5 voor handelingen die in strijd lijken met de Turkse wet (in dit geval dan te karakteriseren als een volmacht om de wet te overtreden in Turkije)?
Zie antwoord vraag 9.
Vindt u dat het voorgenoemde, daar het plaatsvond op initiatief van vertegenwoordigers van een Nederlandse gemeente, in strijd is met wat verstaan dient te worden onder behoorlijk bestuur en/of de wet en/of verdragen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Wat vindt u ervan dat de gemeente Venray zich blijkens de bijgevoegde stukken niet heeft gehouden aan de aanbestedingsregels6, omdat zij de opdracht aan Bureau Buitenland, ondanks dat het geldende drempelbedrag werd overschreden, niet Europees heeft aanbesteed?
Zoals bij de beantwoording van de vragen 9 tot en met 12 is aangegeven, geldt dat overheden, zowel nationaal, regionaal als lokaal, moeten handelen binnen de kaders van wet- regelgeving, de algemene beginselen van behoorlijk bestuur en de aanbestedingsregels.
Vindt u dat het voorgenoemde in strijd is met wat verstaan dient te worden onder behoorlijk bestuur en/of de wet en/of verdragen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid om alle gemeenten aan te schrijven onder attentie van het feit dat de werkwijze om controle op uitkeringen uit te besteden aan private partijen als Bureau Buitenland mogelijk in strijd kan zijn met buitenlandse wetgeving? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De uitvoering van de Participatiewet is gedecentraliseerd aan gemeenten. Handhaving van de Participatiewet is daarmee tevens gedecentraliseerd. Het is de taak van gemeenten om hier zelf een goede invulling aan te geven. Het kabinet wil echter stevig inzetten op handhaving en naleving en heeft in het Regeerakkoord dan ook het voornemen geuit in gesprek te willen met gemeenten over «best practises» bij handhaving.
Zoals bij de beantwoording van vraag 4 en 5 is aangegeven, zal ik de uitspraak van de Centrale Raad van Beroep (CRvB) en de gevolgen hiervan alsmede de mogelijkheden die het IBF biedt bij grensoverschrijdende fraude, onder de aandacht te brengen bij gemeenten via de verzamelbrief.
Bent u bereid om uit voorzorg regelgeving te ontwerpen waarin de uitbesteding van controle op uitkeringen aan niet-overheidspartijen wordt verboden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 15.
Het bericht dat niet alle rulings worden uitgewisseld |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met bericht «Belastingdienst deelt «rulings» maar nauwelijks met Europa, terwijl dat verplicht is»?1
Ja.
Klopt het dat er in de afgelopen vijf jaar 10.000 rulings zijn afgesloten met internationale bedrijven?
Transparantie is een belangrijk wapen in de strijd tegen belastingontwijking. Ik vind het belangrijk dat alle gemaakte afspraken op het gebied van transparantie door alle landen zorgvuldig worden nageleefd. Dat geldt ook voor de uitwisseling van informatie over rulings met een internationaal karakter. Dat is ook de reden dat de Belastingdienst begin dit jaar een aantal maatregelen heeft genomen om de internationale afspraken op het gebied van de uitwisseling van informatie over rulings na te komen. Ik verwijs hiervoor ook naar de brief van 11 januari 2017 en mijn recente brief van 4 december 2017.2 De suggestie die wordt gewekt, namelijk dat de Belastingdienst de intentie heeft om niet alle informatie over rulings uit te wisselen, terwijl dit wel verplicht is, is dan ook niet juist.
In beleidsbesluiten staat welke rulings door het APA/ATR-team moeten worden vastgesteld en afgegeven. Rulings die worden afgegeven door het APA/ATR-team worden centraal geregistreerd. Daarnaast zijn er rulings met een internationaal karakter die niet worden afgegeven door het APA/ATR-team in Rotterdam en niet centraal waren geregistreerd. Omdat in het verleden niet alle rulings centraal zijn geregistreerd, heeft de Belastingdienst zijn dossiers doorzocht op rulings met een internationaal karakter.
Na het doorlopen van de dossiers zijn, opgeteld bij de rulings die zijn afgegeven door het APA/ATR-team, in totaal ruim 4.000 bestaande rulings in beeld gebracht waarover informatie dient te worden uitgewisseld. De schatting van Trouw dat er over 10.000 rulings informatie moet worden uitgewisseld, correspondeert derhalve niet met de rulings die op basis van dossieronderzoek in beeld zijn gebracht.
Ik zal uw Kamer begin 2018 door middel van een brief informeren over de stand van zaken ten aanzien van de rulinguitwisseling in EU- en OESO-verband. Ik zal daarbij ook ingaan op de aantallen ontvangen en verstuurde informatie over rulings.
Klopt het dat het de intentie is slechts 4.000 rulings uit te wisselen? Zo ja, waarom worden de andere 6.000 niet uitgewisseld?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat internationale afspraken dienen te worden nagekomen? Zo ja, hoe gaat daar invulling aan worden gegeven?
Zie antwoord vraag 2.
Wat zijn de sancties voor Nederland als zij haar afspraken niet nakomt?
Het toezicht op afspraken binnen EU- en OESO-verband verschilt.
De verplichting in EU-verband om informatie over rulings uit te wisselen vloeit voort uit een Europese richtlijn.3 De Europese Commissie (hierna: EC) houdt toezicht op de implementatie van deze richtlijn. Indien lidstaten een richtlijn niet of niet op een juiste wijze implementeren, kan de EC een infractieprocedure starten om een juiste implementatie af te dwingen.
Het toezicht op naleving van de afspraken in OESO-verband vindt plaats door middel van een zogenaamd «peer review» proces. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 4 december 2017. In de praktijk blijkt het peer review proces van de OESO een effectief middel om implementatie en naleving van internationale standaarden te bevorderen. Binnen het peer review proces beoordelen landen elkaars wetgeving en uitvoering om te controleren of aan de internationale standaarden wordt voldaan. In de gepubliceerde rapporten staan specifieke aanbevelingen die overheden kunnen overnemen om beter aan de internationale standaarden te voldoen. In het recente rapport van de OESO wordt ook ingegaan op de naleving van de minimum standaard door andere landen. Ik heb uw Kamer daarover geïnformeerd.
Op welke manier kan de Kamer en de Europese Commissie controleren of afspraken worden nagekomen?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke manier gaat u de Kamer informeren over de voortgang met betrekking tot de uitwisseling van rulings?
Zie antwoord vraag 2.
Gezien Nederland er internationaal slecht op staat en er ernstige fouten blijken te zijn gemaakt bij de rulingpraktijk, bent u bereid de bestaande rulingpraktijk fundamenteel te heroverwegen?
Het geven van zekerheid vooraf over de fiscale positie van een belastingplichtige draagt bij aan de rechtszekerheid. Dit geldt voor grote, kleine, nationaal en internationaal opererende bedrijven maar ook voor particulieren. Daarnaast maakt het geven van zekerheid vooraf efficiënt en effectief toezicht door de Belastingdienst mogelijk. Ook is de mogelijkheid van zekerheid vooraf bij de Belastingdienst een belangrijke pijler van het vestigingsklimaatbeleid.
De EC heeft in 2014 aangegeven dat Nederland doorgaans werkt met een grondige beoordeling op basis van uitgebreide informatie die de belastingplichtige moet verschaffen en daarom verwacht de EC geen systematische onregelmatigheden aan te treffen bij de door Nederland afgegeven rulings.4 Ook de Algemene Rekenkamer heeft naar aanleiding van het onderzoek dat plaatsvond in 2014 op basis van de onderzochte dossiers geconcludeerd dat de beoordeling en afhandeling van verzoeken van belastingplichtigen bij de afgifte van rulings door de Belastingdienst zorgvuldig en conform de opzet heeft plaatsgevonden.5
Op dit moment lopen drie initiatieven voor onderzoeken naar de door de Nederlandse Belastingdienst afgegeven rulings:
De Europese richtlijnen tegen belastingontwijking en de aangekondigde maatregelen uit het regeerakkoord zullen impact hebben op de rulingpraktijk.
Ik vind het belangrijk dat de uitkomsten van de onderzoeken en de aanpassingen in wet- en regelgeving in samenhang wordt bezien alvorens ik eventuele conclusies trek.
Deelt u de mening dat het huidige fiscale imago schadelijk is voor de Nederlandse internationale positie, zeker nu de Duitse vicepremier Nederland erop aanspreekt, de Europese Commissie Nederland tot de orde roept en premier Rutte België excuses aan moest bieden? Voelt u zich verantwoordelijk de fiscale praktijken in Nederland weer naar een maatschappelijk acceptabel niveau te brengen?
Ik deel de mening dat het fiscale beeld dat soms wordt geschetst over Nederland niet wenselijk is. Tegelijkertijd herken ik me niet in het beeld. Nederland heeft wellicht een historie op fiscaal gebied die anders was dan een aantal andere Europese landen, maar dit is een oud beeld dat niet past bij het beleid van het vorige en het huidige kabinet met betrekking tot de strijd tegen internationale belastingontwijking. Nederland zet zich actief in om in internationaal en Europees verband belastingontwijking te bestrijden. Ik zal uw Kamer in februari 2018 in een afzonderlijke brief uitgebreider informeren over de brede kabinetsinzet bij de aanpak van belastingontwijking en -ontduiking en brievenbusconstructies.
Houden andere landen zich aan de afspraken?
Zie antwoord vraag 5.
Hoeveel rulings zijn er al uitgewisseld met onze belangrijkste handelspartners? Kunt u daar een overzicht van geven?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat een bankenlobby een EU-voorstel om de schade van een bank-run te beperken bestrijdt |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «US banks fight EU proposal to limit damage of bank runs»?1
Ja.
Wat is uw appreciatie van het EU-voorstel om EU-lidstaten in staat te stellen tijdelijk de deposito’s van kwetsbare banken te bevriezen indien er een bankrun dreigt? Kunt u aangeven wat de stand van zaken is van het behandeltraject van dit EU-voorstel?
In juni 2016 hebben de Europese ministers van Financiën onder het Nederlands voorzitterschap een routekaart afgesproken voor het voltooien van de bankenunie. Hierin zijn meerdere afspraken gemaakt om risico’s in het Europees bankwezen te reduceren. Onderdeel van deze afspraken is dat de Europese Commissie zou nagaan of een moratoriuminstrument zou kunnen bijdragen aan de stabilisatie van banken die in problemen komen. Het idee van een moratorium is dat de uitstroom van passiva gedurende een korte periode worden bevroren. Op dit moment onderhandelt de Raad over haar standpunt ten aanzien van een breder pakket aan Commissievoorstellen uit november 2016, waaronder ook over het moratorium.2 Nederland heeft zich hierbij positief opgesteld met betrekking tot het creëren van de mogelijkheid hiertoe. Wel dient een moratorium met grote terughoudendheid te worden ingezet.
Welk belang gaat er volgens u schuil achter de brief van de sterkste Amerikaanse bankenlobbies, waarin zij ervoor waarschuwen dat het EU-voorstel de financiële stabiliteit zou ondermijnen? Hoe oordeelt u over de argumenten van deze banken?
Een moratorium kan tijdelijke gevolgen hebben voor de tegenpartijen van een bank. In noodsituaties kan het soms echter onvermijdelijk zijn om de uitstroom van middelen tijdelijk te beperken. Daarmee kan de stabiliteit van een bank en het systeem worden gewaarborgd. Daarom ben ik van mening dat een moratorium, indien nodig, met zorgvuldigheid en onder strenge voorwaarden moet worden kunnen ingezet.
Welke landen steunen het voorgestelde moratorium en welke landen verzetten zich?
Lidstaten verschillen van mening over de reikwijdte en duur van het moratorium. Zo zijn sommige lidstaten van mening dat de reikwijdte van moratoria zoveel mogelijk moet worden ingeperkt en bijvoorbeeld deposito’s niet onder de reikwijdte zouden moeten vallen. Andere lidstaten stellen juist dat deposito’s wel onder een moratorium zouden moeten vallen, om de effectiviteit van een moratorium te vergroten. Daarnaast verschillen lidstaten van mening over de toegestane duur van het moratorium.
Deelt u de mening van Elke König, baas van de Single Resolution Board (SRB), dat het instellen van een dergelijk moratorium topprioriteit zou moeten zijn als het gaat om het stabiliseren van de bancaire sector?2 Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In het artikel waar het lid Leijten naar verwijst stelt Elke König dat een moratorium de uitstroom van liquiditeit bij een bank in problemen kan helpen voorkomen. Tegelijkertijd geeft zij ook aan dat gezamenlijke regels nodig zijn om de bail-in van bepaalde typen crediteuren makkelijker te maken.4
Zoals gezegd sta ik in beginsel positief tegenover de mogelijkheid om onder bepaalde voorwaarden passiva te kunnen bevriezen. Er is echter meer nodig dan alleen een moratorium om ervoor te zorgen dat banken in de problemen efficiënt en ordentelijk kunnen worden afgewikkeld. Daarom deel ik de mening van Elke König dat regels die bail-in van bepaalde crediteuren makkelijker maken kunnen bijdragen aan het vergroten van de stabiliteit van de bancaire sector. Daarom is het ook goed dat de Raad en het Europees parlement in oktober een akkoord zijn overeengekomen over een gemeenschappelijke aanpak van de crediteurenhiërarchie. Deze aanpak voorziet in een nieuwe laag schulden die aan de faillissementsladder van banken wordt toegevoegd, zogenoemde «niet-preferente senior schuld.» Over dit specifieke voorstel is uw Kamer eerder geïnformeerd.5 Deze nieuwe laag schuld moet er toe bijdragen dat banken beschikken over voldoende bail-inbare buffers en hierdoor beter afwikkelbaar zijn wanneer zij in problemen komen.
Daarnaast ben ik van mening dat voor een stabiele bancaire sector, banken ook in voldoende mate buffers moeten aanhouden om bail-in mogelijk te maken. Ook is van belang dat deze buffers van voldoende achtergestelde kwaliteit zijn. Daarmee wordt gewaarborgd dat banken in problemen ordelijk kunnen worden afgewikkeld, en eventuele verliezen gedragen kunnen worden door aandeelhouders en investeerders. Hiertoe heeft de Europese Bankenautoriteit in 2015 een kader voor MREL ontworpen dat vervolgens door de Europese Commissie is vastgesteld. Op basis daarvan heeft de SRB in 2016 niet-bindende doelstellingen gecommuniceerd aan enkele banken. In 2017 heeft de SRB voor het eerst MREL-eisen (minimum requirement for own funds and eligible liabilities)opgelegd aan banken. Dit raamwerk wordt nu herzien als onderdeel van het voornoemde pakket van EU-voorstellen. Hierover en over het standpunt van dit kabinet is uw Kamer recentelijk per brief geïnformeerd.6
Deelt u de mening dat de bankenlobby op mondiale schaal veel teveel macht heeft op wet- en regelgeving, zowel in de Europese Unie als daarbuiten? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten? Zo ja, welke voorstellen bent u bereid te doen teneinde de bankenlobby aan banden te leggen?
Ik kan niet beoordelen in hoeverre banken wet- en regelgeving op mondiale schaal beïnvloeden. Wel is het van belang dat wet- en regelgeving effectief is. Daarvoor is het belangrijk te weten wat de impact hiervan op banken is. Mede daarom wordt in Nederland, maar ook binnen de EU, nieuwe wetgeving vooraf openbaar geconsulteerd. Ook banken kunnen daarop reageren.
Het Ministerie van Financiën streeft naar openheid en transparantie over haar contacten met externe partijen. Daarom is er een gedragslijn opgesteld voor medewerkers van het ministerie. Deze dient als leidraad bij het onderhouden van contacten met externe partijen. Naast een openbare consultatie, vereist de gedragslijn ook een uitgebalanceerde verdeling van betrokken partijen op het betreffende terrein. Deze gedragslijn vereist ook dat bij nieuwe wetgeving een lobbyparagraaf wordt opgenomen met een verslag van de consultatie, en inzage biedt in de belangenafweging op hoofdlijnen.7
Het bericht “Roemeens leider sociaaldemocraten verdacht van EU-fraude” |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Roemeens leider sociaaldemocraten verdacht van EU-fraude»?1
Ja.
Is het waar dat Dragnea illegaal subsidies in de wacht heeft gesleept uit zowel nationale als Europese fondsen, waarbij het in het laatste geval zou gaan om een bedrag van 20,9 miljoen euro voor een onderhoudscontract betreffende landswegen?2 Zo ja, is dit geld reeds teruggevorderd?
In november 2017 is door het Roemeense Nationale Bureau voor Corruptiebestrijding (DNA) een onderzoek tegen de partijleider van de Sociaal Democratische Partij (PSD) Liviu Dragnea gestart, waarvan de uitkomst nog niet bekend is. Dragnea wordt verdacht van fraude met EU- en nationale fondsen, het opzetten van een georganiseerde criminele groepering en machtsmisbruik voor persoonlijk gewin. Het DNA heeft tegoeden van de verdachte bevroren en heeft een achttal personen inmiddels in staat van beschuldiging gesteld voor medeplichtigheid. De rechter stelt vast of er sprake is van fraude. Onrechtmatige betalingen moeten door de lidstaten altijd worden teruggevorderd (Verordening 966/2012 artikel 59 lid 2).
De zaak tegen Dragnea is gebaseerd op twee onderzoeken van het Europees bureau voor fraudebestrijding (OLAF), die zijn afgerond in mei en september 2016. OLAF heeft de informatie aangaande deze onderzoeken gedeeld met het DNA. Het kabinet doet geen verdere uitspraken hangende het onderzoek dat in een andere lidstaat plaatsvindt.
Is het waar dat Dragnea een criminele organisatie heeft opgezet die nog steeds actief is met mensen in de overheid en het bedrijfsleven? Zo ja, welke stappen ondernemen de anticorruptie-instellingen DNA en OLAF om deze organisatie aan banden te leggen?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer is deze fraude ontdekt? Kunt u een overzicht geven van het moment van vaststellen en de acties die vervolgens ondernomen zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft Roemenië nog EU-gelden ontvangen nadat OLAF in 2016 aan de bel trok over het feit dat Dragnea en andere Roemeense ambtsdragers gefalsificeerde papieren hebben gebruikt om EU-subsidies binnen te halen?3 Zo ja, hoe heeft dat kunnen gebeuren?
Ontvangsten vanuit Europese structuurfondsen worden onderworpen aan reguliere nationale en Europese controles om doelmatige en rechtmatige besteding van middelen te waarborgen. Wanneer onterechte toekenning van subsidies geconstateerd wordt, zijn verschillende maatregelen mogelijk, waaronder het terugvorderen van middelen en het opschorten van betalingen aan een project of begunstigde. Via bovengenoemd beheers- en controlesysteem is deze fraudezaak aan het licht gekomen en zijn passende maatregelen getroffen. Het kabinet doet, hangende het onderzoek, geen verdere uitspraken over de gevolgen of oorzaken van dit geval.
Welke maatregelen worden er getroffen jegens Dragnea en andere van fraude verdachte ambtsdragers?
Het DNA heeft, in afwachting van de uitspraak door een Roemeense rechter, tegoeden bevroren en beslag gelegd op (on)roerende goederen van de verdachten.
Welke gevolgen heeft deze corruptie voor de omgang met fondsen voor Roemenië?
Zie antwoord vraag 5.
Heeft de ontdekking van deze fraude gevolgen voor de toetreding van Roemenië tot de Schengenzone?4 Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Voor toetreding tot Schengen is unanimiteit in de Raad nodig. Het onderwerp staat vooralsnog niet op de agenda van de JBZ-Raad, waar dit zou moeten worden besproken.
Welke lessen kunnen er getrokken worden uit de endemische corruptie in Roemenië als het gaat om eisen die gesteld worden aan kandidaat-lidstaten?
In de onderhandelingsraamwerken met Montenegro en Servië is opgenomen dat de rechtsstaatshoofdstukken 23 (rechterlijke macht en fundamentele rechten) en 24 (justitie, vrijheid en veiligheid) vroeg in het onderhandelingsproces worden opgepakt. Deze «Nieuwe Methodiek» werd geïntroduceerd door Commissie en Raad op basis van de ervaring van eerdere toetredingsonderhandelingen. Door vroeg in de toetredingsonderhandelingen de problemen op deze terreinen aan te pakken en deze hoofdstukken pas als laatste te sluiten mede op basis van een «track record», wordt het toetredingstraject optimaal benut en wordt ruim de tijd geboden woorden om te zetten in daden, o.a. op het gebied van corruptiebestrijding.
Vindt u het aan de orde om het EU-budget te verdubbelen als telkenmale blijkt dat geld niet goed terecht komt? Hoe gaat Nederland zich opstellen in de discussie over de huidige begroting en het toekomstig meerjarig financieel kader met betrekking tot corruptie en verspilling?
Nederland is in geen enkel geval voorstander van verdubbeling van de EU-begroting. Het kabinet wil vermijden dat Nederland binnen het volgende MKF (per 2021) meer bijdraagt aan de EU-begroting als gevolg van Brexit. Daarbij is de Nederlandse positie dat de begroting gemoderniseerd dient te worden, wat onder meer een grondige hervorming betekent van het huidige Cohesiebeleid, om dit beleid met minder geld effectiever te maken en daarmee ook middelen in te kunnen zetten voor nieuwe prioriteiten als onderzoek en innovatie, klimaat en duurzaamheid, veiligheid en migratie. Corruptie en verspilling dient verder te worden bestreden door een doeltreffend controleregime dat administratieve lasten reduceert waar mogelijk en tegelijkertijd effectief toezicht houdt op de besteding van middelen.
Euthanasie in de Levenseindekliniek bij psychiatrisch patiënten |
|
Carla Dik-Faber (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van EenVandaag d.d. 11 november jl., waarin zware kritiek wordt geuit op de Levenseindekliniek omdat euthanasie zou worden verleend aan patiënten die nog niet zijn uitbehandeld?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat in bepaalde gevallen wordt overgegaan tot het verlenen van euthanasie, terwijl een patiënt nog niet is uitbehandeld of geen sprake is van uitzichtloos lijden?
Vindt u dat in de twee casussen is gehandeld in de geest van het Chabot-arrest, dat stelt dat extra behoedzaamheid is geboden als er sprake is van een psychische ziekte en dat van uitzichtloos lijden geen sprake is als de patiënt in volle vrijheid een reëel alternatief afwijst, zoals het gebruik van antidepressiva?
Wat is uw reactie op de hoogleraar psychiatrie die in de uitzending aangeeft het onbegrijpelijk te vinden dat twee casussen door de Regionale Toetsingscommissie Euthanasie (RTE) als zorgvuldig zijn beoordeeld, terwijl er niet voldaan werd aan het criterium van uitzichtloos lijden?
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat een doodswens van een psychiatrisch patiënt besproken wordt met de Levenseindekliniek zonder dat in eerste instantie hierover gesproken is met de eigen behandelend arts?
Het beoordelen van een euthanasieverzoek van een patiënt met een psychiatrische aandoening is complex. Daarnaast is ieder verzoek anders en dient ieder verzoek beoordeeld te worden op de specifieke omstandigheden van de desbetreffende patiënt. De Levenseindekliniek verklaart dat het standaardprocedure is contact op te nemen met de behandelend arts om meer over de patiënt te weten te komen en om te onderzoeken of de behandelaar bereid is het verzoek zelf op te pakken. Niet in alle gevallen reageert de behandelaar op het verzoek tot contact.
Welke maatregelen bent u bereid te nemen om te voorkomen dat mensen met een psychiatrische aandoening worden doorverwezen naar de Levenseindekliniek als ze niet uitbehandeld zijn of als er geen sprake is van uitzichtloos lijden?
Het is niet zo dat patiënten alleen doorverwezen mogen worden indien helemaal duidelijk is dat er sprake is van uitzichtloos lijden. Patiënten die zich bij de Levenseindekliniek melden, komen daar terecht als hun arts het euthanasieverzoek niet (verder) in behandeling kan of wil nemen. Dit kan om uiteenlopende redenen het geval zijn. Een team van de Levenseindekliniek beoordeelt vervolgens of het euthanasieverzoek aan de zorgvuldigheideisen uit de euthanasiewet voldoet, onder andere de vraag of het lijden van de patiënt uitzichtloos is.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de Levenseindekliniek en hierbij te wijzen op de extra behoedzaamheid die geboden is in het geval een euthanasieverzoek van een psychiatrisch patiënt wordt behandeld?
Gezien de deskundigheid en werkwijze van de professionals bij de Levenseindekliniek, ook in het geval van de extra behoedzaamheid die geboden is bij euthanasieverzoeken van psychiatrisch patiënten, vind ik het niet nodig aan de hand van onderhavig voorbeeld het gesprek met de Levenseindekliniek aan te gaan.
Wel zullen we in gesprek gaan met de beroepsgroep, naast psychiaters ook huisartsen en specialisten ouderengeneeskunde, om te bespreken welke zorgen zij hebben omtrent de huidige euthanasiepraktijk. Dit overleg zal plaatsvinden in het kader van het opstellen van een met het veld afgestemde kabinetsreactie op de evaluatie van de euthanasiewet. Hoewel wij geen aanleiding hebben om aan de zorgvuldigheid van de huidige praktijk te twijfelen, vinden we het van belang om de signalen die wij ontvangen serieus te nemen.
Het bericht dat er een lek is geweest bij een Duitse kerncentrale |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het bericht dat er net over de grens bij Emmen een lekkage is geweest bij de Duitse kerncentrale Emsland?1
Ja.
Kunt u toelichten hoe de Duitse autoriteiten tot de conclusie zijn gekomen dat er geen sprake was van een gevaarlijke situatie? Deelt u deze interpretatie van het gemelde incident?
Het Nedersaksische Ministerie van Milieubeheer, Energie en Klimaatbescherming heeft in een persbericht op 15 november jl. aangegeven dat tijdens de onderhoudsinspectie een klein lek buiten het nucleaire deel van de kerncentrale Emsland is ontdekt. De exploitant van de kerncentrale Emsland heeft, op grond van de Duitse storingsrapportage criteria, de gebeurtenis ingedeeld in categorie N (normaal). Deze ongewone gebeurtenis is een te kleine storing en valt daarmee buiten de internationale schaal van nucleaire gebeurtenissen (INES schalen lopen van 1 tot 7 oplopend in ernstigheid). Deze ongewone gebeurtenis is wel meldingsplichtig en krijgt de onofficiële INES schaal 0.
De Nederlandse Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) heeft aan mij bevestigd dat deze ongewone gebeurtenis geen gevolgen heeft voor de veiligheid.
Zal de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) met een eigen onderzoek naar het gemelde incident komen? Zo ja, op welke termijn? Zo nee, waarom niet?
Nee. De ANVS geeft aan niet het beeld te hebben dat de Duitse toezichthouder en de vergunninghouder in deze ongewone gebeurtenis hun verantwoordelijkheid niet goed invullen. Bovendien is de ANVS niet bevoegd om een eigen onderzoek naar het gemelde incident uit te voeren omdat dit buiten Nederland heeft plaats gevonden.
Uit welk koelwatersysteem is er precies een lekkage geweest? Betrof dit de primaire, secundaire of tertiaire kring, of betrof het een ander systeem? Indien het een ander systeem betrof, wat was hiervan de functie? Wat zouden de slechtst denkbare gevolgen kunnen zijn geweest van het lek?
Vanuit Duitse zijde is aangegeven dat tijdens een visuele inspectie in het kader van een gepland preventief onderhoud een kleine lekkage in het nevenkoelwatersystem van de kerncentrale Emsland is ontdekt. Het betrof dus niet de primaire, secundaire of tertiaire kring, maar een viervoudig uitgevoerd hulpsysteem, het zogenaamde nevenkoelwatersysteem. Dit hulpsysteem heeft de functie om bij te schakelen wanneer extra warmte afgevoerd moet worden zoals tijdens het opstarten.
Als de desbetreffende kleine lekkage niet opgemerkt zou zijn dan is de slechtst denkbare situatie het ontstaan van een grote lekkage die een storing in één onderdeel van dit viervoudig uitgevoerd nevenkoelwatersystem zou kunnen veroorzaken. In dit specifieke geval was er geen sprake van een grote lekkage en is de integriteit van de getroffen waterleiding niet aangetast.
Is er op enig moment radioactief materiaal vrijgekomen?
Nee, de lekkage betrof niet radioactief water. De lekkage komt uit een koelwatersysteem waardoor gewoon rivierwater stroomt en dat strikt gescheiden is van het nucleaire deel van de kerncentrale (zie figuur 1).
figuur 1. Bepaalde koelwatersystemen van de kerncentrale (nummer 6/7) maken gebruik van rivierwater als koelwater. Daardoor zijn deze systemen strikt gescheiden van het nucleaire deel van de installatie. Bij een lekkage in een dergelijk systeem lekt er dus slechts normaal rivierwater weg (dit is een algemene weergave, geen specifieke tekening van de centrale Emsland en het betreffende systeem).
Kunt u een overzicht geven van alle incidenten bij de kerncentrale Emsland de afgelopen jaren en welke kwalificatie binnen de International Nuclear and Radiological Event Scale (INES) deze hebben gekregen?
De kerncentrale Emsland is een Duitse kerncentrale. De incidenten en ongewone gebeurtenissen bij de kerncentrale Emsland die van belang zijn voor nucleaire veiligheid worden gemeld aan de toezichthoudende Duitse autoriteiten. Het overzicht van deze gebeurtenissen met de bijbehorende INES schalen is openbaar toegankelijk via de link: http://www.bfe.bund.de/DE/kt/ereignisse/berichte/berichte_node.html
Volgens deze jaarlijkse en maandelijkse rapportages zijn in de laatste 10 jaar in totaal 50 storingen zonder gevolgen voor de veiligheid (INES-0) gemeld bij de kerncentrale Emsland. In dezelfde periode zijn er geen storingen met een hogere inschaling gemeld.
Bent u, of de ANVS, actief op de hoogte gesteld van dit incident en eventuele eerdere incidenten? Kunt u toelichten welke vorm van samenwerking er bestaat met de Bundesregierung in Berlijn en de Landesregierung in Hannover met betrekking tot deze kerncentrale? Op welke wijze werkt de ANVS samen met haar Duitse tegenhanger?
De ANVS is niet direct op de hoogte gesteld van deze ongewone gebeurtenis. Dergelijke ongewone gebeurtenissen worden achteraf gedeeld en besproken binnen het Nederlands-Duitse samenwerkingsverband (Niederländisch-Deutsche Kommission für grenznahe kerntechnische Einrichtungen, NDKK) tijdens de jaarlijkse bijeenkomst. Binnen de NDKK zijn aan Duitse kant naast het federale ministerie (Bundesministerium für Umwelt, Naturschutz, Bau und Reaktorsicherheit) ook de betrokken ministeries van de deelstaten Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen aanwezig. Naast het achteraf delen van ongewone gebeurtenissen zijn in NDKK-verband afspraken gemaakt met betrekking tot het direct melden van en de informatie-uitwisseling bij (dreigende) kernongevallen. Deze meldings- en informatielijnen bestaan op zowel lokaal of regionaal als op Länder en federaal niveau.
Deelt u de mening dat gedetailleerde informatie over de staat van kernreactoren in de buurt van de Nederlandse grens essentieel is om de volksgezondheid en de veiligheid van Nederlandse inwoners te garanderen?
Ja, het is erg belangrijk om informatie over ongewone gebeurtenissen bij de kerncentrales uit te wisselen (verder zie antwoord op vraag 6 en 7).
Kunt u aangeven of er actuele rampenplannen binnen de veiligheidsregio’s in de grensgebieden bestaan gericht op een ramp bij deze Duitse centrale?
Er bestaat binnen de veiligheidsregio’s in het betreffende grensgebied een gezamenlijk rampenbestrijdingsplan specifiek gericht op de Duitse centrale Emsland, te weten het rampbestrijdingsplan Kernkraftwerk Emsland (rbpKKE) van de veiligheidsregio’s Twente, Drenthe en IJsselland. Dit plan is in 2015 geactualiseerd, waarbij rekening is gehouden met de preparatieafstanden zoals vastgesteld in het zogenoemde Harmonisatiebesluit van 2 juli 20142. In het kader van implementatie van Europese regelgeving worden de uitgangspunten zoals neergelegd in het Harmonisatiebesluit, op dit moment geactualiseerd.
Deelt u de mening dat deze oude kernreactor, die volgens plan in 2022 zal sluiten, zo snel mogelijk definitief gesloten dient te worden om de veiligheid van onze inwoners te garanderen? Zo ja, welke stappen zult u zetten om de Duitse overheden hiervan te overtuigen? Zo nee, waarom niet?
Nucleaire veiligheid is een nationale verantwoordelijkheid. De toezichthoudende Duitse autoriteiten zijn verantwoordelijk voor het toezicht op de veiligheid van de kerncentrale. Op dit moment heb ik geen aanleiding om aan te nemen dat er een onveilige situatie is of dat de toezichthouder zijn verantwoordelijkheid niet goed invult. Wanneer de situatie hier aanleiding toe zou geven zal ik mijn ambtsgenoot in Duitsland aanspreken op zijn verantwoordelijkheid.
Een belofte van vicepremier De Jonge |
|
Ronald van Raak |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
Wanneer wilt u voldoen aan de belofte van vice-premier De Jonge dat u snel alsnog met concrete voorbeelden komt van de verspreiding door de Russen van nepnieuws in ons land?1
In mijn Kamerbrieven van 13 en 15 november (Kamerstuk 26 643, nrs. 496 en 497) heb ik uw Kamer concrete voorbeelden gegeven van beïnvloeding van de publieke opinie door statelijke actoren.
Ik heb in het debat over de begrotingsbehandeling van mijn ministerie vorige week aangegeven dat ik uw Kamer voor het Kerstreces nader informeer, waaronder over de uitkomsten van de gesprekken met techbedrijven en social mediaplatforms.
Ten overvloede wijs ik erop dat staatsgeheime informatie enkel kan worden gedeeld met de Commissie voor de Inlichtingen- en Veiligheidsdiensten (CIVD).
Bent u bereid het antwoord voor dinsdag 21 november 10:00 uur naar de Tweede Kamer te sturen?
Ja.
Het bericht “Debat over duur medicijn door lobbyist ‘vervuild’“ |
|
Sharon Dijksma (PvdA) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Debat over duur medicijn door lobbyist «vervuild»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de handelwijze van fabrikant Vertex waarbij onder meer aan Kamerleden onjuiste informatie is verstrekt over de gemaakte winst van het bedrijf?
Het is niet aan mij om me uit te laten over de juistheid van informatie die door derden aan Kamerleden is verstrekt. Wat betreft de handelwijze van Vertex: deze keur ik ten zeerste af. Het past mijns inziens niet om gedurende een onderhandeling op deze wijze het proces of de besluitvorming te beïnvloeden. Ik hecht eraan op te merken dat ik geen signalen heb ontvangen dat bij de 24 andere onderhandelingen die de afgelopen jaren zijn gevoerd dergelijke situaties zich hebben voorgedaan.
Heeft Vertex, of hebben anderen (zoals lobbyisten) die handelden in dienst van het bedrijf, ook onjuiste informatie verstrekt aan het Ministerie van VWS tijdens de onderhandelingen over het middel Orkambi? Zo ja, wat is de aard van die informatie geweest?
Over informatie die onder vertrouwelijkheid is verstrekt kan ik geen uitspraken doen, juist ook vanwege de vertrouwelijkheidafspraken aangaande de onderhandeling. De informatie die is gebruikt bij de onderhandeling komt van Vertex zelf, van betrokkenen als medische experts (behandelende artsen) en de patiëntenorganisatie en van Het Zorginstituut Nederland. Daarnaast betrekt het ministerie zelf informatie van diverse openbare financiële bronnen zoals jaarverslagen van bedrijven. Een belangrijke werkprincipe is daarbij dat medische, zorg- of financiële informatie die door het bedrijf wordt verstrekt altijd waar mogelijk ook wordt getoetst aan andere bronnen om te zien of er discrepanties zijn.
Bent u bereid de precieze informatie over de onderhandelingen met Vertex over de vergoeding van het middel Orkambi, waaronder het bedrag dat door het Ministerie van VWS uiteindelijk is betaald, met de Kamer te delen? Kunt u daarbij ook ingaan op aard en inhoud van het aantal contacten tussen het departement en Vertex? Zo nee, waarom niet?
Deze informatie kan ik vanwege de gemaakte afspraken over vertrouwelijkheid niet delen. Zoals u weet is vertrouwelijkheid een voorwaarde van leveranciers om dergelijke financiële afspraken te maken.
Indien ik die voorwaarde over vertrouwelijkheid niet zou honoreren heb ik maar twee opties: de hoofdprijs betalen voor het geneesmiddel of het geneesmiddel niet opnemen in het pakket. Net als mijn ambtsvoorganger weegt voor mij het belang van betaalbare toegang voor patiënten in dit geval zwaarder dan transparantie over de uiteindelijke prijs.
Tijdens de onderhandeling vanaf juli (de vervolgonderhandeling nadat er voor de eerste keer sprake was van een negatief vergoedingsbesluit) zijn er diverse schriftelijke onderhandelvoorstellen gewisseld, ten minste vijf uitvoerige face to face meetings geweest op het ministerie en een reeks telefonische contacten geweest tussen Vertex en het onderhandelingsburo van het Ministerie van VWS. Bij de face to face meetings was er een brede internationale vertegenwoordiging van het senior management team van Vertex. Daarnaast heeft mijn ambtsvoorganger Vertex enkele malen persoonlijk ontvangen om haar standpunt inzake de vergoeding van Orkambi toe te lichten.
Bent u bereid met de Kamer te delen welke eventuele overige afspraken er gemaakt zijn over de vergoeding van Orkambi met Vertex? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat farmaceuten artsen en patiëntenverenigingen financieren om te lobbyen voor hun dure medicijnen? Zo nee, waarom niet?
Er zou nooit sprake mogen zijn van een afhankelijke relatie in dit verband of van twijfel daarover. Voorkomen moet worden dat er twijfel of ruis ontstaat over de inbreng van een patiëntenorganisatie in het publieke debat over maatschappelijke zeer gevoelige kwesties als de vergoeding van dure geneesmiddelen. Niemand zou daar bij gebaat zijn, niet in de laatste plaats de patiënten zelf. Bij financiering door derden zoals een farmaceutisch bedrijf is er overigens niet per definitie sprake van een belangenconflict.
Bent u, gelet op de schimmigheid die speelt rondom een maatschappelijk zeer relevante kwestie als de toelating van dure medicijnen, bereid om voortaan meer transparantie toe te passen over de onderhandelingen zodat farmaceuten niet langer in staat zijn betrokken partijen, waaronder weerloze patiënten, tegen elkaar uit te spelen? Zo nee, waarom niet?
Ik zal altijd streven naar maximale transparantie. Dat heeft mijn ambtsvoorganger ook gedaan.
De wijze van onderhandelen is in eerdere voortgangsbrieven over de financiële arrangementen toegelicht en in het ontwerpbesluit voor de pakketsluis is dit nogmaals gedaan. Over het proces wil ik altijd transparant zijn. Over de inhoud is dat helaas niet mogelijk. Wel informeer ik u jaarlijks over de totale opbrengsten van de arrangementen. Met het bekendmaken van het laatste bod in de onderhandeling over Orkambi heeft mijn ambtsvoorganger een extra inspanning gedaan in het meer transparant maken van de onderhandelingen. Deze mogelijkheid over het openbaar maken van het laatste bod van de overheid bij een afgebroken onderhandeling en negatief vergoedingsbesluit sluit ik expliciet uit van de vertrouwelijkheidafspraken bij de onderhandelingen met fabrikanten. Dat is dus mijn voorwaarde voordat een onderhandeling van start gaat. Juist om te voorkomen dat er schimmigheid ontstaat en ik niet naar uw kamer en de samenleving kan verantwoorden waarom ik nee moet zeggen tegen een te duur geneesmiddel. Natuurlijk wil ik er het liefst altijd uitkomen. Maar als dat toch niet lukt wil ik kunnen laten zien dat ik er alles aan heb gedaan en wat onze betalingsbereidheid was.
Na een mislukte onderhandeling geef ik u dus graag inzicht in mijn handelen en afwegingen en ben ik natuurlijk bereid om verantwoording af te leggen over mijn besluit. Dit heeft mijn ambtsvoorganger ook gedaan na het negatieve besluit over Orkambi. Gedurende een onderhandeling ben ik, maar ook artsen en patiënten, gebaat bij het voorkomen van publieke discussies over de onderhandeling die als risico met zich meebrengen gevoed te worden door gekleurde en eenzijdige informatie.
Kunt u deze vragen, individueel en volledig, uiterlijk woensdagochtend 22 november aanstaande om 10.00 u beantwoorden zodat deze nog betrokken kunnen worden bij het algemeen overleg geneesmiddelen van 22 november 2017?
Ja.
Het vergoeden en/of verlagen van de prijs van medicinale cannabis |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de berichtgevingen over het vergoeden en/of verlagen van de prijs van medicinale cannabis?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat het te verwachten is dat met een nieuw beschikbaar placebo de komende jaren meer en betere studies beschikbaar komen op basis waarvan het Zorginstituut Nederland (ZIN) een eventuele beoordeling kan doen?
Het placebo cannabispreparaat dat beschikbaar is, wordt op dit moment gebruikt bij klinische studies zowel in Nederland als in het buitenland (Australië). De hoop is dat deze studies bewijs zullen opleveren om van een bewezen en therapeutisch bruikbare werkzaamheid van medicinale cannabis te kunnen spreken. Na afronding van deze studies moeten blijken of het Zorginstituut zal oordelen dat sprake is van bewezen therapeutisch bruikbare werkzaamheid.
Wanneer zullen de eerste onderzoeken op basis van dit placebo gereed zijn? Bent u bereid ook internationale ervaringen mee te nemen?
Op het momenteel loopt er in Nederland bij het Leids Universitair Medisch Centrum een placebo gecontroleerd onderzoek. De verwachting is dat dit onderzoek in juli 2018 wordt afgerond, naar waarschijnlijk zullen de eerste resultaten in het najaar van 2018 beschikbaar komen.
Uiteraard ben ik bereid om resultaten uit internationaal onderzoek mee te nemen. Internationale onderzoeken hebben ook in het verleden mijn constante aandacht gehad. Nu er ook internationaal placebo gecontroleerd onderzoek wordt gedaan, wordt het alleen maar belangrijker om dit goed te volgen.
Wanneer is het onderzoek naar een prijsverlaging van medicinale cannabis gereed? Bent u bereid de uitkomsten voor de begrotingsbehandeling van het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) naar de Kamer te sturen?
Het onderzoek ter verlaging van de prijs van medicinale cannabis is net afgerond. Hieruit is gebleken dat de prijs verlaagd kan worden van € 6,20 naar € 5,80 vanaf 1 januari 2018 zal deze prijs van kracht worden. Uit het onderzoek is gebleken dat dit een prijs is die voor langere tijd gehandhaafd kan blijven.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de begrotingsbehandeling VWS?
Ja, daar ben ik toe bereid.
De omstandigheden van vluchtelingen in Libië |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u de CNN-reportage «People for Sale» over vluchtelingen die in Libië worden verkocht als slaven?1
Ja.
Hoe lang bestaan deze slavenmarkten al en wat wordt ondernomen om hier een eind aan te maken?
Het kabinet is getroffen door de recente schrijnende beelden van de facto slavenhandel in Libië. Door gebrekkig internationaal toezicht als gevolg van de beperkte aanwezigheid van de internationale gemeenschap in Libië is niet bekend hoe lang de geconstateerde praktijken al plaatsvinden. Op 15 november heeft de Nederlandse ambassadeur in Tripoli bij de Libische viceminister van Buitenlandse Zaken deze kwestie aangekaart en de Nederlandse zorgen uitgesproken over de omstandigheden waaronder irreguliere migranten in Libië worden gedetineerd en de misstanden die hieruit voortvloeien. De Libische autoriteiten hebben inmiddels een onderzoek ingesteld naar de geconstateerde praktijken en toegezegd slavenhandelaren te zullen vervolgen bij voldoende bewijs. Slavenhandel is ook tijdens de recente AU-EU-top in Abidjan aan de orde geweest. Nederland ondersteunt tevens de veroordeling van de Afrikaanse Unie en de oproep van Frankrijk om de situatie in Libië in de Veiligheidsraad van de Verenigde Naties te bespreken. Nederland kijkt op dit moment actief met andere landen naar het instellen van sancties tegen mensenhandelaren en mensensmokkelaars. Sancties kunnen een bijdrage leveren aan het stoppen van mensenrechtenschendingen en het stabiliseren van Libië.
Wat onderneemt de Europese Unie (EU) tegen deze slavenhandel? Zijn er signalen van slavenhandel gerapporteerd? Zo nee, wat gebeurt er om de rapportering te verbeteren?
Naar aanleiding van de zorgwekkende berichtgeving in de media over het verhandelen en de ernstige uitbuiting van migranten in Libië, namen de staatshoofden en regeringsleiders tijdens de AU-EU Top een gezamenlijke verklaring aan waarin zij het belang van de gezamenlijke strijd tegen mensensmokkel en de noodzaak voor verbetering van de omstandigheden van migranten onderstreepten. Zij benadrukten daarnaast het belang van het faciliteren van vrijwillige terugkeer naar herkomstlanden vanuit Libië en het voorkomen van irreguliere migratie – via informatiecampagnes en aanpak van grondoorzaken. Het kabinet onderschrijft deze verklaring. Alleen met een dergelijke brede gezamenlijke aanpak kan een einde worden gemaakt aan deze mensonterende praktijken.
De EU zet via EU-missie EUCAP in op betere grenscontroles en de bestrijding van mensensmokkel en -handel waarmee de informatiestromen in beeld komen. Ook richt de missie EUNAVFOR MED Sophia zich op het ontwrichten van mensensmokkelnetwerken in de Middellandse Zee voor de kust van Libië. Door deze (grensoverschrijdende) samenwerking verbetert de informatie-uitwisseling maar de situatie in het land, alsmede gebrekkige toegang tot regio’s, maakt dat rapportage en opsporing onder druk blijven staan.
Wat is uw oordeel over het bericht 'VN: terugsturen vluchtelingen naar Libië inhumaan»?2
De Hoge Vertegenwoordiger voor Mensenrechten van de VN spreekt terecht zijn zorgen uit over de mensonterende situatie waar vele migranten in Libië verkeren. Helaas is al langere tijd sprake van deze situatie. Dat is ook waarom Nederland, en de Europese Unie, samenwerken met UNHCR en IOM om de situatie van migranten in de Libische detentiecentra te verbeteren en hen de mogelijkheid te bieden om vrijwillig terug te keren naar hun landen van herkomst. Het steeds toenemende aantal migranten dat hier gebruik van maakt, toont aan dat deze aanpak helpt. De IOM bereidt samen met de EU en mede gefinancierd uit de Nederlandse bijdrage aan het EU-noodfonds voor Afrika een grootschalig programma voor evacuatie van de detentiecentra voor migranten in Libië voor. Het zou hierbij gaan om de vrijwillige terugkeer van 20.000 migranten over een periode van twee maanden. Afrikaanse landen van herkomst hebben bij de AU / EU-top van 28-30 november hun steun hieraan toegezegd. De modaliteiten voor deze grootschalige vrijwillige terugkeer moeten nog worden uitgewerkt.
Migranten lopen een groot risico om op grove wijze te worden misbruikt in Libië. Zoals ook uit de inwilligingscijfers blijkt, komt het overgrote merendeel van migranten die in Italië vanuit Libië aankomen, niet in aanmerking voor internationale bescherming. Het kabinet meent dan ook dat de oplossing niet ligt in het overbrengen van alle op zee geredde migranten naar de Europese Unie. Dat werkt mensensmokkel en -handel alleen maar in de hand omdat het aangeeft dat het loont van hun diensten gebruik te maken terwijl dat verdienmodel juist moet worden doorbroken.
Nederland en de EU zetten in op een integrale aanpak, gericht op het zo veel mogelijk wegnemen van grondoorzaken, het bestrijden van mensensmokkel/-handel, het bevorderen van vrijwillige terugkeer van irreguliere migranten naar hun herkomstlanden en het informeren van betrokkenen over de risico’s van irreguliere migratie.
Klopt het dat de EU 200 miljoen euro aan Libië heeft betaald met als doel dat de Libische kustwacht schepen op de Middellandse Zee onderschept en terugbrengt naar het vasteland?
Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, biedt de EU al langere tijd en op verschillende manieren ondersteuning aan de Libische Kustwacht. Zo worden trainingen aangeboden, bijvoorbeeld in het kader van de Europese maritieme missie ENAVFOR MED Sophia, en hebben de EU en enkele lidstaten de aanschaf van goederen gefinancierd zodat de Kustwacht en de door de EU getrainde officieren hun werk kunnen doen. Daarbij ging het expliciet om goederen die niet onder het embargo vallen. Verder heeft de Commissie mede naar aanleiding van haar Actieplan voor de Centraal Middellandse Zee en Italië 46 miljoen euro beschikbaar gesteld voor betere grensbewaking in Libië. Een deel van deze fondsen wordt gebruikt voor verdere training en professionalisering van de Libische Kustwacht.
De Libische kustwacht voert in het kader van zijn wettelijke taak controle uit over de Libische territoriale wateren en coördineert reddingsoperaties in het door Libië ingestelde opsporings- en reddingsgebied dat ook buiten de territoriale wateren ligt. Wanneer de Libische Kustwacht in dit kader migranten onderschept en drenkelingen redt, ligt het in de rede dat zij in Libië aan wal worden gebracht. Van terugsturen van vluchtelingen naar Libië door de EU is geen sprake. De EU investeert in training van de Libische kustwacht als onderdeel van de opbouw van de Libische staat. Bij deze training is er ook aandacht voor mensenrechten.
Er is geen sprake van directe betaling aan de Libische autoriteiten, evenmin is sprake van een «Libië-deal» tussen Libië en de EU. Mogelijk doelt u op een MoU tussen Libië en Italië, waarover eerdere vragen zijn beantwoord.3
Sluit u uit dat de EU medeplichtig is aan het terugsturen van vluchtelingen naar een onveilig land? Zo ja, hoe kunt u dat rijmen met de «Libië-deal» om schepen met vluchtelingen terug te brengen naar het vasteland van Libië?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u het eens met VN-mensenrechtenchef Zeid Ra'ad al-Hussein die zegt dat de EU tot nu toe niets heeft gedaan om misstanden in Libische gevangenissen te verminderen? Zo nee, welke concrete maatregelen treffen Nederland en de EU om de situatie te verbeteren?
Nee, de EU zet zich ook met steun van Nederland al langere tijd in om de situatie in de detentiecentra te verbeteren. Daarvoor wordt intensief samengewerkt met UNHCR en IOM. Dit heeft er mede toe geleid dat het aantal centra dat onder de formele verantwoordelijkheid van de Libische autoriteiten is gekomen, is toegenomen.
Mensensmokkelaars en -handelaren verdienen doordat veel migranten bereid zijn geld neer te leggen voor een reis via Libië naar Europa ondanks de enorme risico’s die dat met zich meebrengt. Eenmaal in Libië verdienen dezelfde mensensmokkelaars en -handelaren opnieuw door migranten die in detentie genomen zijn, dwangarbeid te laten verrichten. Daarom bepleit de EU ook evacuatie van de migranten die zich in deze centra bevinden. EU-gelden worden ingezet om de omstandigheden in de detentiecentra te verbeteren, maar niet om deze praktijken te bestendigen. Een aantal landen van herkomst heeft zich naar aanleiding van deze beelden bereid getoond zich meer in te spannen om eigen onderdanen terug te halen. Nederland verwelkomt dat herkomstlanden nu hun verantwoordelijkheid voor de eigen landgenoten nemen.
Hoe ziet het verdienmodel van vluchtelingenhandelaren in Libië eruit? Sluit u uit dat zij EU-gelden ontvangen?
Zie antwoord vraag 7.
Bevinden zich mensenhandelaren onder de Libische kustwacht die door de EU worden getraind? Op welke manier wordt dit gecontroleerd?
De leden van de Libische kustwacht die door de EU worden getraind ondergaan een uitgebreide vetting-procedure, die onder andere wordt uitgevoerd in samenwerking met EuropOL en de inlichtingendiensten van Italië en het Verenigd Koninkrijk. Voorts monitort de EU maritieme operatie EUNAVFOR MED Sophia het optreden van de Libische kustwacht door verzameling van informatie, monitoring op afstand en overleg met de Libische autoriteiten. De monitoring is onder meer gericht op:
Zorgen over mogelijke corruptie en infiltratie van mensensmokkelaars in de Libische kustwacht kaarten Nederland en de EU aan in het kader van de dialoog met de Libische kustwacht, waaronder tijdens de bovengenoemde periodieke overleggen.
Wat wordt ondernomen in de landen van herkomst om te voorkomen dat migranten naar Libië trekken? Wordt er gewaarschuwd voor mensenhandel en slavernij in Libië?
Nederland en EU-partners steunen verschillende informatiecampagnes om (potentiele) migranten (en hun familieleden) te informeren over de risico’s van irreguliere migratie en de gevaarlijke situatie in Libië. Het gaat onder meer om een campagne van IOM, waarbij migranten die vanuit Libië zijn teruggekeerd hun ervaringen delen. Naar aanleiding van de uitzending van CNN, hebben verschillende landen, zoals Burkina Faso hun onderdanen opgeroepen om niet naar Libië te reizen. Ook is bekend dat Marokko een groep onderdanen heeft geëvacueerd. Met Europese partners zal Nederland het gesprek met verschillende landen van herkomst blijven voeren om verder samen te werken bij het voorkomen van irreguliere migratie. Ook zet Nederland als onderdeel van de geïntegreerde aanpak in op het aanpakken van de grondoorzaken van migratie (door programma’s op onderwijs, werkgelegenheid, toekomstperspectieven).
Hoeveel migranten zijn er in 2017 door de Internationale Organisatie voor Migratie (IOM) uit Libische detentiecentra gehaald in het kader van vrijwillige terugkeerprogramma’s? Worden de programma’s in 2018 uitgebreid om vluchtelingen een uitweg uit Libië te bieden?
In 2017 zijn ruim 11.000 migranten met behulp van IOM vrijwillig teruggekeerd via het programma dat door Nederland en de EU wordt gefinancierd.4 Dit programma wordt ook in 2018 voortgezet. Om de verdere inzet van de EU in Libië, o.a. ook op dit terrein, verder te intensiveren, heeft de Europese Commissie lidstaten opgeroepen meer bij te dragen aan het EU Trustfund voor Afrika. Nederland zal in dit kader 10 miljoen euro beschikbaar stellen voor vrijwillige terugkeer vanuit Noord-Afrikaanse landen en herintegratie in het land van herkomst.
Deelt u de mening dat de EU op geen enkele manier mag meewerken aan activiteiten die eraan bijdragen dat vluchtelingen als slaaf verhandeld worden of in detentiecentra worden vastgezet? Zo ja, wat betekent dit voor het beleid ten aanzien van Libië en de samenwerking met de Libische kustwacht?
Het Handvest voor de grondrechten van de Europese Unie verbiedt slavernij. De inspanningen van de EU zijn er juist op gericht om er voor te zorgen dat het verdienmodel van mensensmokkelaars en -handelaren in Libië wordt doorbroken. Nederland blijft deze Europese inzet steunen.
Gedragsinterventie voor jongeren die zich misdragen hebben op het voetbalveld |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Wat vindt u van het project «Trainingen Sport en Gedrag», waarin jongeren die zich misdragen hebben, getraind worden te stoppen met onsportief gedrag?1 2
De trainingen Sport en Gedrag vind ik goede trajecten. Mijn ambtsvoorganger heeft deze geïnitieerd als onderdeel van het actieplan «Naar een Veilig Sportklimaat».
Hoe oordeelt u over de veelbelovende resultaten van dit project?
Ik vind het belangrijk dat tuchtrecht, waaronder deze trainingen vallen, niet alleen straffen is maar ook daadwerkelijk bijdraagt aan gedragsverandering. Het is goed om te zien dat in de praktijk de trainingen Sport en Gedrag helpen in het bewust maken van (onsportief) gedrag.
Wat is uw reactie op de volgende uitspraak van Jan Dirk van der Zee (Directeur amateurvoetbal KNVB): «We zien dat de kans groot is dat jeugdvoetballers die een buitensporig fysieke of verbale overtreding begaan, in de toekomst nogmaals in de fout gaan. Het toevoegen van een educatief component aan een straf kan hen bewust maken van hun gedrag en de consequenties daarvan»? Deelt u deze opvatting? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat iedereen op een veilige en leuke manier moet kunnen genieten van sport en dat geweldsexcessen aangepakt dienen te worden en dat het daarom goed is dat er projecten zijn voor jongeren die zich misdragen hebben op het voetbalveld met zowel een bestraffend als een educatief karakter? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat dit project beëindigd dreigt te worden vanwege een gebrek aan financiële middelen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Tot en met eind 2018 ondersteun ik de trainingen Sport en Gedrag, als onderdeel van het actieplan «Naar een Veilig Sportklimaat». Daarmee zijn de trainingen ontwikkeld, geïmplementeerd en geborgd. De pedagogische aanpak blijft behouden doordat de trainingen zijn geborgd in het aanbod van Halt. Ik ben in overleg met de KNVB en Halt hoe ze in het laatste jaar de trainingen kunnen aanpassen zodat deze ook voor andere sporten beschikbaar zijn.
Bent u bereid om in overleg met halt en de KNVB te treden en te zoeken naar een oplossing voor de dreigende stopzetting van dit project, zodat deze pedagogische aanpak behouden blijft? Zo ja, wanneer pakt u dit op? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voordat gestemd wordt over de begrotingen en de amendementen voor het jaar 2018?
Ja
Het bericht dat de Rotterdamse gemeenteraad af wil van steenkooloverslag |
|
Barry Madlener (PVV) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat het huurcontract met het Europees Massagoed Overslagbedrijf (EMO) niet mag worden verlengd?1
Ja.
Wat vindt u van de bizarre en schadelijke uitspraak van de indiener van de motie, dat een verlenging van het contract van EMO onbestaanbaar is?
Zoals ik in mijn brief van 7 november jl. (Kamerstuk 30 196, nr. 560) heb aangegeven, beschouw ik de situatie van EMO in de Rotterdamse haven als een kwestie tussen dit bedrijf en het Havenbedrijf Rotterdam. In algemene zin vind ik het belangrijk dat we in Nederland de klimaat- en energietransitie zodanig organiseren dat hiermee ook een positieve bijdrage wordt geleverd aan de economie en aan de werkgelegenheid. Daar wil ik mij voor inzetten en ik ben ervan overtuigd dat de gemeente Rotterdam en het Havenbedrijf deze ambitie delen.
Hoe gaat u het overslagbedrijf EMO en al haar werknemers beschermen tegen deze ernstige politieke dwaling van de Rotterdamse gemeenteraad?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u garanderen dat overslagbedrijven, zoals het EMO en haar werknemers, een eerlijke behandeling krijgen bij de huur van gronden en andere voorzieningen, en op geen enkele manier worden benadeeld door «klimaatfetisjisten» in de Rotterdamse gemeenteraad?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de belangen van de Rotterdamse Haven en haar vele bedrijven en werknemers nog wel in goede handen bij deze Rotterdamse Gemeenteraad, nu een meerderheid zich heeft uitgesproken tegen doorvoer van fossiele energiebronnen zoals kolen? Bent u bereid in te grijpen indien er schade dreigt voor onze mainport de Rotterdamse Haven?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat militairen vernederd zijn tijdens ontgroening op de KMA in Breda |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Legerdroom verbrijzeld»?1
Ja
Kunt u uitgebreid ingaan op de beschuldigingen in het artikel en aangeven welke feiten kloppen en wanneer u daar kennis van hebt genomen? Zo nee, waarom niet?
Op dit moment wordt dit uitgezocht. De Kamer wordt later over deze zaak geïnformeerd. Aangezien het hier gaat om privacy-gevoelige informatie zal Defensie bezien hoe dit zo zorgvuldig mogelijk kan gebeuren.
Deelt u de mening dat de genoemde misdragingen niet bijdragen aan de groepsvorming binnen defensie, maar louter een vernederend effect hebben? Zo nee, waarom niet?
Het spreekt vanzelf dat gedragingen die in het krantenartikel worden beschreven onacceptabel zijn. Dit soort gedrag bevordert inderdaad niet de groepsvorming en is vernederend.
Kunt u ingaan op de beschreven cultuur dat melden van misstanden ontmoedigd wordt? Hoe denkt u die cultuur te doorbreken?
Binnenkort ontvangt de Kamer een brief over de instelling van een onafhankelijke externe commissie die onderzoek gaat doen naar een sociaal veilige omgeving bij Defensie. Gedurende het onderzoek zal de commissie extra alert zijn op signalen die een indicatie kunnen zijn voor een angstcultuur bij Defensie. Ik wil graag de uitkomsten van dit onderzoek afwachten en zal de Kamer dan nader berichten.
Herinnert u zich dat u tijdens het wetgevingsoverleg Personeel aangaf dat ontgroeningen binnen defensie verboden zijn? Hoe kunt u deze gedragingen daarmee rijmen?
Ik heb tijdens het wetgevingsoverleg Personeel gemeld dat ontgroeningen verboden zijn en dat inwijdingsrituelen wel zijn toegestaan. Inwijdingsrituelen zijn bedoeld om de saamhorigheid te versterken en het naleven van normen en waarden te bevorderen. Voor deze inwijdingsrituelen bestaan defensie-brede aanwijzingen. Commandanten houden toezicht en zijn verantwoordelijk voor de correcte uitvoering van inwijdingsrituelen. Vernederingen en misdragingen op welke grond dan ook, wanneer dan ook en door wie dan ook zijn onacceptabel.
Kunt u deze vragen voor de plenaire begrotingsbehandeling van Defensie beantwoorden?
Ja.
Het bericht dat België zijn kerncentrales langer zou openhouden |
|
Lilianne Ploumen (PvdA), William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «België moet kerncentrales Tihange en Doel mogelijk langer openhouden»?1
Ja.
Kunt u bij uw Belgische ambtsgenoot informeren of het waar is dat onder andere de kerncentrales van Tihange en Doel mogelijk ook na 2025 nog open moeten blijven en kunt u de Kamer hierover informeren?
In het Belgische regeerakkoord is opgenomen dat de regering de noodzakelijke maatregelen zal treffen om de kernuitstap in 2025 mogelijk te maken. Momenteel onderhandelen de federale en gewestelijke ministers van Energie van België over een nieuw af te sluiten energiepact. Deze onderhandelingen worden naar verwachting deze maand afgerond. Onderdeel van het energiepact is het vaststellen van een langere termijn visie (2030 en 2050) van de Belgische energiemix.
Het is nog onduidelijk of en zo ja in hoeverre daarin wordt vastgehouden aan het huidige federale regeerakkoord over de geplande kernuitstap tegen 2025. Nederland wacht de resultaten van deze onderhandelingen af en gaat vooralsnog uit van de afspraken in het regeerakkoord.
In hoeverre wijkt het openhouden van deze kerncentrales na 2025 af van eerdere voornemens of beloften van de Belgische regering om de centrales te sluiten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het onwenselijk is dat deze kerncentrales langer open blijven? Zo ja, waarom en wat gaat u doen om de Belgische regering ertoe aan te zetten om deze centrales wel tijdig te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Een veilige exploitatie van kerncentrales is voor Nederland leidend. De veiligheid van de Belgische centrales is op de eerste plaats een Belgische verantwoordelijkheid. Nederland volgt de ontwikkelingen met betrekking tot de veiligheid van de kerncentrale in Tihange op de voet. Ter opvolging van de motie Wassenberg (Kamerstuk 25 422, nr. 189) heeft de Minister van Infrastructuur en Milieu de verantwoordelijke Belgische Minister, Minister Jambon, geïnformeerd over het dringende verzoek van de Tweede Kamer om de kerncentrale in Tihange zo snel mogelijk te sluiten. Daarnaast heeft de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS) onlangs zijn samenwerking met de Belgische toezichthouder, het Federaal Agentschap Nucleaire Controle (FANC),versterkt door het tekenen van een overeenkomst die gericht is op intensivering van samenwerking waar het de grensoverschrijdende veiligheidsgerelateerde aspecten van kerncentrales betreft.
Zoals de Minister van Infrastructuur en Milieu in haar Kamerbrief (Kamerstuk 25 422, nr. 206) van 14 september jl. heeft aangegeven is er op dit moment feitelijk geen aanleiding om te twijfelen aan de veiligheid van de reactor in Tihange.
De exacte invulling van de energiemix is op de eerste plaats een nationale bevoegdheid. In België verzorgen de zeven kernreactoren circa 60% van de Belgische elektriciteitsopwekking. Verbetering en uitbreiding van de interconnectiecapaciteit van België met haar buurlanden vergroot de mogelijkheid dat import van elektriciteit de weggevallen productie (deels) kan vervangen. De Nederlandse en Belgische elektriciteitsmarkt zijn al goed met elkaar verbonden door middel van fysieke interconnecties. Daarnaast is verbetering en uitbreiding van de interconnectiecapaciteit staand beleid.
Hoe verhoudt het langer openhouden van de kerncentrale van Tihange zich tot de wens van de Kamer dat de Nederlandse regering bij de Belgische regering op sluiting van deze kerncentrale aandringt?2 Deelt u de mening dat het mogelijk langer openhouden van deze kerncentrale nog meer dan voorheen het belang benadrukt dat u bij de Belgische regering aandringt op sluiting? Zo ja, waarom en hoe gaat u dit opnieuw namens de Nederlandse regering duidelijk maken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om deze problematiek in Europees verband te bespreken? Zo ja, hoe en op welke termijn gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Conform de EU-verordening inzake de governance van de Energie Unie dienen alle EU-lidstaten een integraal nationale energie en klimaatplan (INEK) op te stellen waarin zij aangeven welke bijdrage zij zullen leveren om de Europese 2030 doelstellingen voor hernieuwbare energie, energie-efficiëntie en het verminderen van broeikasgasemissies te behalen. Eén van de verplichtingen die lidstaten bij het opstellen van hun INEK hebben is om buurlanden voorafgaand aan indiening te consulteren over de voorgestelde doelen en maatregelen die zij in hun INEK voorstellen. Lidstaten dienen vervolgens in hun INEK aan te geven wat zijn met de inbreng die uit deze consultatie volgt hebben gedaan. Hiernaast hebben de voorgaande Minister van Economische Zaken en de Belgische Minister van Energie Marghem een Memorandum of Understanding (MoU) ondertekend waarin beide landen onder meer hebben vastgelegd om verder te investeren in marktintegratie en verdere uitbreiding van interconnectiecapaciteit. De Nederlandse en Belgische landelijke hoogspanningsnetbeheerders (TenneT en Elia) werken intensief samen aan projecten om de bestaande interconnectie beter te benutten, maar ook aan een uitbreiding van de interconnectiecapaciteit. Nederland zal deze mogelijkheden komend jaar benutten om ook op Europees niveau en bilateraal het nationaal beleid en maatregelen van onze buurlanden te bespreken.
Het verdwijnen van pinautomaten |
|
Erik Ronnes (CDA), Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel in het NRC Handelsblad met als titel «Eén op de vier pinautomaten zal de komende jaren verdwijnen» van 15 november 2017, waarin wordt aangegeven dat een kwart van de pinautomaten in Nederland dreigt te verdwijnen?
Ja.
Klopt het, dat de Rabobank, ABN AMRO en de ING gaan samenwerken en tezamen hun pinautomaten gaan onderbrengen bij Geldservice Nederland?
Rabobank, ABN AMRO Bank en ING Bank werken sinds 2011 samen bij het verwerken en distribueren van contant geld. Dit doen zij via dochteronderneming Geldservice Nederland (GSN), waarvan zij samen aandeelhouder zijn. Het doel van deze samenwerking is om met behoud van de veiligheid, de efficiëntie van de keten van contant geld te vergroten en de beschikbaarheid en betaalbaarheid van contant geld in Nederland te garanderen. Vanuit dit bestaande samenwerkings-verband hebben de drie banken besloten om naast de verwerking en distributie van contant geld ook het beheer van alle geldautomaten onder te brengen bij GSN. Hiertoe hebben zij op 31 mei jl. een intentieverklaring ondertekend, die nu is gevolgd door een samenwerkingsovereenkomst. De banken willen met de verdergaande samenwerking het plaatsingsbeleid van geldautomaten in Nederland optimaliseren. Het uitgangspunt is om contant geld veilig, bereikbaar, beschikbaar en betaalbaar te houden, ook in een tijd waarin het gebruik van contant geld elk jaar afneemt en er toenemende veiligheidsrisico’s bij geldautomaten zijn.
Concreet betekent dit dat de betrokken banken vanaf het derde kwartaal van 2018 zullen starten met de migratie naar een nieuw geldautomatennetwerk, waarbij zij niet meer rechtstreeks de eigenaar van de automaten zullen zijn. Voor de klanten van de betrokken banken brengt de verdergaande samenwerking onder meer met zich dat het voortaan niet meer zal uitmaken naar welke geldautomaat van de betrokken banken men gaat. Ook zal voor deze klanten bij alle geldautomaten van GSN dezelfde hogere opnamelimiet gelden, die nu geldt bij een geldautomaat van de bank waar iemand klant is. Tot slot kunnen klanten bij elke geldautomaat die bij het nieuwe netwerk hoort over dezelfde bediening beschikken en inzage krijgen in het banksaldo. Voor winkeliers en ondernemers betekent de harmonisering dat afstortmogelijkheden worden verruimd doordat zij van iedere GSN afstortautomaat gebruik kunnen gaan maken, ongeacht bij welke van de betrokken banken zij klant zijn. Op dit moment kunnen zij uitsluitend bij een stortautomaat van hun eigen bank terecht. De afronding van de migratie staat gepland voor eind 2020.
De banken en GSN hebben aangegeven de zogeheten vijf kilometernorm van het Maatschappelijk Overleg Betalingsverkeer1 (MOB) te blijven hanteren: de norm dat inwoners van Nederland binnen een straal van vijf kilometer contant geld kunnen opnemen. Uit de Tussenrapportage bereikbaarheid geld- en afstortautomaten 2017 blijkt dat de landelijke dekkingsgraad van geldautomaten nog altijd hoog is. Medio 2017 heeft 99,73% (in 2016: 99,76%) van alle Nederlanders binnen een straal van vijf kilometer toegang tot een geldautomaat. De banken en GSN hebben aangegeven er naar te streven om door samenwerking en optimalisatie van het netwerk van geldautomaten deze dekkingsgraad in de toekomst minimaal gelijk te laten blijven aan het niveau van 2016 en waar mogelijk te verbeteren. GSN heeft aangegeven dat zij daarvoor geldautomaten zal weghalen waar het kan en bijplaatsen waar nodig. In stedelijke gebieden wordt een goede spreiding beoogd, rekening houdend met loopstromen, winkelgebieden en beperking van wachtrijen. Tegelijkertijd dient er in dunbevolkte gebieden, ook bij tijdelijke onbeschikbaarheid van een automaat, altijd een alternatief te zijn. De optimale spreiding van geldautomaten wordt uiteindelijk bepaald per gebied en is volgens GSN maatwerk.
Wat houdt de samenwerking tussen de banken in en wat gaat er nu veranderen?
Zie antwoord vraag 2.
Eerder mochten banken bij de plaatsing van pinautomaten niet samenwerken, omdat dit concurrentieverstorend zou werken, is dit probleem nu opgelost?
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) is tijdig geïnformeerd over de plannen van de drie banken en GSN. De ACM heeft, op basis van de door deze partijen verstrekte informatie, aangegeven geen mededingingsrechtelijke bewaren te zien in de samenwerking. De samenwerking is door de ACM mede bezien tegen de achtergrond van de afname van het gebruik van contant geld, waardoor efficiënte spreiding van geldautomaten belangrijker wordt. De samenwerking leidt volgens GSN ook tot voordelen voor retailers en consumenten. Retailers krijgen meer afstortmogelijkheden voor contant geld en voor consumenten vervalt de beperking om slechts één keer per dag bij een gastbank te kunnen pinnen. Voor de ACM is relevant dat stakeholders actief betrokken zijn bij de migratie naar een nieuw geldautomatennetwerk via het MOB, zodat gewaarborgd is dat zij een rol hebben in het plaatsingsbeleid van geldautomaten. Daarnaast is relevant dat de toegang van derden tot het samenwerkingsverband mogelijk blijft onder dezelfde financiële voorwaarden die gelden voor de deelnemende banken.
Kunnen gemeenten aan de bel trekken wanneer ze een pinautomaat terug willen in een dorpskern?
Gemeenten kunnen op verschillende manieren aan de bel trekken. De partijen die zijn vertegenwoordigd in het MOB2 hebben met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) en de Landelijke Vereniging voor Kleine Kernen (LVKK) in 2007 middels de Werkafspraak Bereikbaarheid afspraken gemaakt over hoe zij gezamenlijk knelpunten (voor zover die er zijn) oplossen op het gebied van bereikbaarheid van het betalingsverkeer, waaronder de toegang tot contant geld.3 Het uitgangspunt hierbij is dat afzonderlijke knelpunten zoveel mogelijk door lokale betrokkenen worden opgelost. Wanneer sprake is van een structureel knelpunt zoeken partijen in MOB-verband naar een voor alle betrokken partijen bevredigende oplossing. De Betaalvereniging Nederland beheert in dat kader het centrale Meldpunt Bereikbaarheid (bereikbaarheid@betaalvereniging.nl), waar ook gemeenten meldingen kunnen doen, en probeert in geval van knelpunten in samenwerking met banken tot passende maatwerkoplossingen te komen.
Meer recent is op initiatief van GSN een Klankbordgroep Geldautomaten opgericht die tot doel heeft om betrokken stakeholders te informeren over en te betrekken bij de transitie van het geldautomatennetwerk.4 In de klankbordgroep zitten partijen die ook zijn vertegenwoordigd in het MOB. Zaken als plaatsingsbeleid, functionaliteiten en veiligheid komen in de klankbordgroep aan bod. Eventuele problemen worden in het MOB besproken.
Wat betekent deze maatregel voor de (afstands)normen voor de beschikbaarheid van pinautomaten?
Zie antwoord vraag 2.
Betekent dit dat er minder mensen binnen een straal van vijf kilometer komen te wonen van een pinautomaat?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er cijfers bekend over hoe lang gemiddeld een pinautomaat buiten winkeluren buiten gebruik is?
Geldautomaten in bankkantoren en winkels zijn in het algemeen alleen tijdens openingsuren in gebruik. Over het aantal uren dat geldautomaten in buitenmuren buiten gebruik zijn vanwege een storing of leegstand zijn geen cijfers bekend. Tegelijk heb ik ook geen signalen ontvangen dat het oplossen van storingen van geldautomaten of het bijvullen van lege geldautomaten niet voortvarend genoeg zou worden opgepakt.
Betekenen minder verschillende pinautomaten ook dat de hoeveelheid geld bij de resterende pinautomaten groter wordt?
Dit is niet per definitie het geval. Geldautomaten worden gevuld wanneer dat nodig is. Als er veel contant geld wordt gebruikt, zullen de geldautomaten snel gevuld worden zodat de beschikbaarheid zo optimaal mogelijk is. Recente gegevens laten overigens zien dat zowel het aantal opnames van contant geld bij geldautomaten als de totale waarde daarvan terugloopt. Dit zal van invloed moeten zijn op de hoeveelheid contant geld die bij de geldautomaten nodig is.5
Wat betekent dit voor de veiligheidsmaatregelen rond de pinautomaten, worden deze uitgebreid?
GSN heeft aangegeven dat de samenvoeging van alle geldautomaten een gecoördineerde aanpak van criminaliteit mogelijk maakt. Dit leidt volgens GSN tot een adequate beveiliging van geldautomaten, ook als criminelen veranderen van aanvalstactiek. Daarnaast blijft regulier overleg plaatsvinden tussen GSN, de banken, de politie en het OM over de ontwikkelingen in criminaliteit rondom geldautomaten en verschillende scenario’s die zich kunnen voordoen. Veiligheidsmaatregelen rond geldautomaten zijn namelijk niet alleen van belang voor de gebruikers van de automaten, maar ook voor omwonenden bij die automaten. In verband met onder meer de recente stijging in het aantal ram- en plofkraken van geldautomaten en het gebruik van explosieven, heeft GSN daarnaast aangegeven dat de veiligheid voor consumenten en omwonenden voorop staat bij het kiezen van locaties voor het (ver)plaatsen van geldautomaten.
‘coldcaseteams’ |
|
Monica den Boer (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Coldcaseteams gaan willekeurig te werk»?1
Ja.
Wat is de verhouding van reguliere zaken ten opzichte van coldcases?
Een onopgelost levensdelict (moord of doodslag) of een ander zeer ernstig delict waarop een minimale gevangenisstraf is gesteld van twaalf jaar kan – in afstemming tussen het Openbaar Ministerie (OM) en de politie – drie jaar na de pleegdatum het kenmerk «cold case» krijgen. Het gaat dan om een afgesloten en uitgerechercheerd dossier. De verhouding tussen het aantal reguliere zaken ten opzichte van het aantal coldcases wordt niet als zodanig geregistreerd.
Kunt u, vanaf 2012, aangeven hoeveel coldcases zich jaarlijks voordoen? Indien hier een stijging in het aantal zichtbaar is, hoe verklaart u dit?
Het OM en de politie hebben laten weten dat er geen landelijke registratie van cold cases plaatsvindt, waardoor het niet mogelijk is om de precieze ontwikkeling ervan weer te geven. Een uitvraag bij de eenheden van de politie heeft opgeleverd dat er op dit moment in Nederland ongeveer 1500 cold case zaken zijn. Per 1 april 2013 is de verjaringstermijn voor een groot aantal misdrijven veranderd, waardoor vervolging voor deze misdrijven langer mogelijk is. Hierdoor is ook het aantal cold cases gestegen.
Klopt het bericht dat het besluit over te gaan tot openen van een coldcase vrij willekeurig verloopt? Hoe duidt u deze opvatting?
Ik deel dit beeld niet als zodanig. De politie heeft sinds 2013 een inventarisatie gemaakt van de zaken die voldoen aan de cold case-criteria. Deze zaken worden vervolgens bekeken op opsporingsindicatie. De rechercheofficier besluit in afstemming met de politieleiding tot instelling van een cold case onderzoek, waarbij de verjaringstermijnen en het maatschappelijk belang als belangrijke criteria gelden.
Het OM en de politie hebben landelijke werkinstructies, richtlijnen en screeningsmodellen ingevoerd voor de afweging om een zaak te heropenen. Het OM en de politie hebben mij laten weten dat deze voldoende houvast bieden bij de beoordeling om een cold case verder te onderzoeken.
Deelt u de mening dat het goed zou zijn selectiecriteria te stellen voor het heropenen van een zaak? Zo ja, bent u bereid deze criteria te ontwerpen? Zo nee, waarom niet? Acht u in dit geval de werkwijze rondom het heropenen van een zaak afdoende?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke wijze wordt het label «coldcase» in de praktijk gebruikt? Klopt het bericht dat het gebruik van het label «coldcase» in de praktijk vaak geen verschil maakt omdat in grote delen van Nederland geen vaste «coldcase teams» zijn en recentere zaken voorrang krijgen?
Sinds de oprichting van de Nationale Politie heeft elke eenheid een coldcaseteam, waardoor met een structurele voorziening aandacht is voor het onderzoek naar cold cases. Aan elk coldcaseteam is een officier van justitie verbonden. Onder de noemer platform Cold Cases Nederland werken de politieteams nauw samen en delen zij onder meer kennis en ervaring.
Met de inrichting van de voorziening voor cold cases hebben de coldcase-specialisten binnen de politie reeds een duidelijke plaats gekregen in de organisatie. In de praktijk worden de teams – waar nodig – bijgestaan door analisten, forensisch en digitaal specialisten en gedragsdeskundigen.
Hoe duidt u de mogelijkheid van het opzetten van elite-teams, die bepaalde expertise hebben en daadwerkelijk iets kunnen toevoegen wanneer het reguliere recherchewerk tot niets heeft geleid in coldcases? Kunt u een inschatting maken van de kosten voor dit soort teams?
Zie antwoord vraag 6.
Het bericht ‘Honderden IS-terroristen uit Raqqa ontsnapt onder geheime evacuatiedeal’ |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Honderden IS-terroristen uit Raqqa ontsnapt onder geheime evacuatiedeal»?1
Ja.
Was u op de hoogte van deze deal? Zo nee, wanneer bent u dan op de hoogte gesteld van dit potentieel grote gevaar voor Nederland?
Nee, het kabinet was niet op de hoogte van deze afspraak. De Global Coalition to Counter ISIL (anti ISIS Coalitie) was niet betrokken bij de gesprekken die tot deze afspraak hebben geleid, noch is Nederland hierover vooraf geïnformeerd. De anti ISIS Coalitie heeft in een verklaring2 op 14 oktober jl. laten weten op de hoogte te zijn van de evacuatie van gezinnen en strijders uit Raqqa en de afspraak hierover tussen de lokale raad en tribale leiders. Het voornaamste doel was om de burgers van Raqqa te beschermen, die tot op het laatste moment in de strijd als menselijk schild werden gebruikt door IS. Het kabinet is middels deze verklaring geïnformeerd.
Hoeveel moslimterroristen zijn door deze deal – of eerder in de strijd om Raqqa – op vrije voeten gekomen en waar hangen die nu uit?
Volgens de woordvoerder van de anti ISIS Coalitie, VS-kolonel Dillon, zou het gaan om 300 IS-strijders die uit Raqqa zijn vertrokken nadat er afspraken zijn gemaakt met lokale tribale leiders. Amerikaanse gesprekspartners stellen dat het leeuwendeel van deze strijders, die hoofdzakelijk afkomstig waren uit lokale stammen, na screening door de Syrian Democratic Forces is overgedragen aan de lokale tribale leiders.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat dit uiterst gevaarlijke islamtuig nooit, maar dan ook nooit een voet in Nederland zal zetten?
Personen met de Nederlandse nationaliteit kunnen niet het recht worden ontzegd terug naar Nederland te keren, op basis van Artikel 3, tweede lid, van het Vierde Protocol bij het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens. Naar bekende Nederlandse uitreizigers loopt een strafrechtelijk onderzoek. Ook staan zij gesignaleerd in internationale en Europese grensbewaking- en informatiesystemen. Per geval wordt de aanpak met betrekking tot terugkeerders bepaald. Deze kan strafrechtelijk, inlichtingenmatig en/of bestuurlijk van aard zijn. In sommige gevallen kan intrekking van het Nederlanderschap een maatregel zijn die in het belang van bescherming van de nationale veiligheid noodzakelijk is (art. 14, vierde lid, van de Rijkswet op het Nederlanderschap). Wanneer het Nederlanderschap wordt ingetrokken, wordt betrokkene tevens tot ongewenst vreemdeling verklaard. Dit voorkomt dat betrokkene legaal kan terugkeren naar Nederland.
Ziet u de noodzaak en bent u bereid om, in het kader van het in vraag 4 gestelde, de grenzen te sluiten, zodat we zelf kunnen bepalen wie ons land binnenkomt en wie niet, ten behoeve van de veiligheid van Nederland? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het sluiten van de grenzen geen realistische oplossing, laat staan dat het een structurele oplossing is voor complexe veiligheids- en migratievraagstukken.
Iedereen die via de Schengenbuitengrens Nederland of een andere Schengen lidstaat inreist wordt onderworpen aan een grenscontrole. Indien een persoon geregistreerd staat als een potentieel gevaar voor de Nederlandse veiligheid kan deze persoon, indien het een derdelander is, de toegang worden geweigerd of kan de persoon, indien het een EU-burger betreft, worden aangehouden bij inreis.