De klussendienst in de gemeente Bergen op Zoom waarbij bijstandsgerechtigden vrijwillig werk moeten doen dat normaal door betaalde krachten van thuiszorgorganisaties wordt gedaan |
|
Sadet Karabulut |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het plan van de gemeente Bergen op Zoom om bijstandsgerechtigden gratis te laten inhuren om hen taken in het kader van de Wet Maatschappelijke Ondersteuning (WMO) te laten verrichten?1
Volgens informatie van de gemeente Bergen op Zoom is een pilot opgezet voor een boodschappendienst en een was- en strijkservice als algemene voorziening voor mensen die niet zelfstandig deze taken kunnen doen en daarvoor via de Wmo gecompenseerd worden. De gemeente Bergen op Zoom zoekt met deze pilot een manier om haar burgers met een beperking op een doelmatige wijze te compenseren. De gemeente ziet zich daartoe genoodzaakt met het oog op de vergrijzing en de toenemende vraag naar individuele voorzieningen. Naast de inzet van vrijwilligers worden ook mensen met een bijstandsuitkering gestimuleerd om actief aan de pilot deel te nemen als onderdeel van hun traject gericht op re-integratie.
Bent u van mening dat taken als strijken, wassen en boodschappen doen – zoals deze via de WMO worden uitgevoerd voor mensen die daartoe zelf niet in staat zijn – reguliere werkzaamheden zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, vindt u het wenselijk en toelaatbaar dat bijstandsgerechtigden niet volgens het geldende arbeidsrecht worden uitbetaald?
Onder regulier werk wordt verstaan werk dat op de reguliere arbeidsmarkt wordt verricht en waarvoor loon wordt betaald. Strijken, wassen en boodschappen doen in het kader van de thuiszorg, zijn taken die voorkomen op de reguliere arbeidsmarkt, maar deze taken worden ook onbetaald verricht door vrijwilligers of mantelzorgers. Ik vind het van belang dat werk boven uitkering gaat. Mensen met een bijstandsuitkering, voor zover ze daartoe in staat zijn, hebben de verplichting om zich in te spannen om zo snel mogelijk regulier werk te vinden en te aanvaarden. Het verrichten van vrijwilligerswerk in het kader van deze pilot kan zeker een bijdrage leveren aan de vergroting van de kans op re-integratie in regulier werk.
Kunt u garanderen dat het werk van thuiszorgmedewerkers, schoonmakers, welzijnswerkers niet wordt verdrongen en/of opgeknipt in kleinere, slecht betaalde baantjes? Kunt u ook garanderen dat deze beroepen niet worden uitgehold en dat de kwaliteit en veiligheid gewaarborgd blijven?
De precieze invulling van deze beroepen is niet aan mij. Gemeenten stellen in het kader van de Wmo kwaliteitseisen aan de hulp bij het huishouden. Deze eisen hebben onder andere betrekking op het in te zetten personeel. Bovendien dienen aanbieders van hulp bij het huishouden te voldoen aan de eisen die volgen uit de Kwaliteitswet zorginstellingen. Verder kan de inhoud van de functie worden beïnvloed door CAO onderhandelingen of overleg tussen werkgever en werknemer.
Een gemeente dient te allen tijde te voldoen aan de compensatieplicht. De daadwerkelijk geboden hulp bij het huishouden dient een burger met een beperking derhalve in staat te stellen om een huishouden te voeren.
Hoe draagt desbetreffende pilot bij aan het uit de uitkering geraken van werkloze bijstandsgerechtigden? Wat is de doelstelling van de pilot? Welke kosten zijn met de pilot gemoeid?
Volgens de gemeente Bergen op Zoom worden naast de inzet van vrijwilligers ook mensen met een bijstandsuitkering gestimuleerd om deel te nemen aan de pilot. Doel hiervan is de bevordering van de re-integratie. Artikel 9, eerste lid onder b Wwb biedt hiertoe ook de mogelijkheid. De begeleiding vindt plaats door de stichting Welzijn Ouderen. De ervaring wijst uit dat de mensen die actief participeren meer kans hebben om uit te stromen naar regulier werk.
De gemeente heeft voor deze pilot gekozen omdat het een manier is om hun burgers met een beperking op een doelmatige wijze te compenseren en ook de mogelijkheid biedt ontvangers van een bijstandsuitkering vrijwilligerswerk te laten verrichten dat bijdraagt aan hun kansen op re-integratie. Het mes snijdt aan twee kanten. De gemeente Bergen op Zoom subsidieert de pilot met ca. € 200 000.
Kunt u toelichten hoe in bovengenoemde pilot het wettelijk minimumloon wordt gegarandeerd?
Zoals aangegeven is er geen sprake van een dienstverband en daarom ook niet van een wettelijk minimumloon.
Kent u de berichten over uitlatingen van de scheidend Nederlandse ambassadeur te Rwanda, dhr. Makken, dat Nederland de hulp aan Rwanda niet zou hebben opgeschort en dat het verweer van Rwanda tegen de aantijgingen uit het VN-rapport Nederland tevreden zou stellen?1
Ja.
Is het waar dat scheidend ambassadeur Makken zich op deze manier heeft uitgelaten? Heeft de ambassadeur hiermee namens de Nederlandse regering gesproken of zijn deze uitspraken op persoonlijke titel gedaan?
Ambassadeur Makken heeft in een interview met de Rwandese pers aangegeven dat het tot tevredenheid stemt dat de Rwandese regering serieus is ingegaan op de beschuldigingen uit het VN-rapport. Dit blijkt uit de uitgebreide reactie die de Rwandese regering op 27 juli aan de VN stuurde. Anders dan de journalist in het genoemde artikel suggereert, geeft de ambassadeur uitdrukkelijk geen oordeel over de inhoud van de Rwandese reactie.
Hoe beoordeelt de Nederlandse regering het tegenrapport van Kagame/Rwanda? Bent u het met ambassadeur Makken eens dat de reactie van Rwanda op de aantijgingen uit het VN-rapport van 27 juni «very serious and satisfactory» is? Is hiermee voor Nederland het zeer gedegen VN-rapport en de bevindingen van de onafhankelijke experts weerlegd en afgehandeld? Wat is de reactie van deze onafhankelijke experts op het Rwandese rapport?
De regering zal de Rwandese reactie meenemen in de verdere beoordeling van de situatie en trekt hierin op met gelijkgezinde internationale partners. Daarbij spelen het eindoordeel van de VN Group of Experts, maar vooral de actuele ontwikkelingen in Oost-Congo zelf een belangrijke rol. De groep heeft nog niet inhoudelijk gereageerd op het Rwandese rapport.
Wat betekenen de uitlatingen van de ambassadeur voor het geweld in de regio en voor de Congolese burgers, gezien de relativering die ervan uit lijkt te gaan met betrekking tot betrokkenheid van buurlanden bij het conflict? Welke gevolgen zou een overhaaste Nederlandse conclusie dat Rwanda niet bijdraagt aan het gewapend geweld in Congo hebben voor partijen en burgers in de regio?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 2, heeft de Nederlandse ambassadeur geen oordeel gegeven over de inhoud van het Rwandese tegenrapport.
Nederland heeft de beslissing over het verlenen van bilaterale sectorale begrotingssteun aan de Rwandese overheid aangehouden. De publicatie van de Rwandese reactie vormt geen aanleiding over te gaan tot uitbetaling van de aangehouden steun aan Rwanda.
Belangrijke aandachtspunten bij de verdere beoordeling zijn voor Nederland enerzijds een constructieve Rwandese opstelling bij het zoeken naar een oplossing voor het conflict in Oost-Congo en anderzijds de constatering dat er geen sprake (meer) is van steun vanuit Rwandees grondgebied aan rebellengroepen in de DRC. Hierin zullen de bevindingen in het eindrapport van de Group of Experts ook worden meegewogen.
Wat betekent het Rwandese tegenrapport voor de relatie van Nederland met Rwanda en het opschorten van de hulp na het verschijnen van het VN-rapport en addendum van 27 juni?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manier heeft het opschorten van de hulp aan Rwanda, zoals recent besloten is, vorm gekregen? Heeft dit daadwerkelijk geleid tot het opschorten van betalingen, of zoals ambasseur Makken zegt: «There were no payments due, so we have not suspended aid, we are delaying any decisions on aid payments pending the reply of Rwanda to the UN report of Group of Experts»?
Zie antwoord vraag 4.
Wat is de reactie op het Rwandese tegenrapport van andere EU-landen en de Verenigde Staten die hulp hebben opgeschort na het verschijnen van het VN-rapport?
De EU-partners en de VS beraden zich nog op het Rwandese tegenrapport en de ontwikkelingen in het veld. Vooralsnog heeft geen van hen aangekondigd hun maatregelen in te trekken naar aanleiding van het Rwandese rapport.
Is er alleen sprake van (mogelijke) betrokkenheid van Rwanda bij het geweld in Oost-Congo of is ook Oeganda betrokken bij het conflict, onder andere door fysieke aanwezigheid van militairen in het gebied? Zo ja, wat betekent dit voor de relatie van Nederland met Oeganda? Worden er consequenties verbonden aan inmenging van Oeganda in het conflict? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
De rapportage van de Group of Experts bevat geen aanwijzingen dat Oegandese troepen bij het geweld betrokken zouden zijn of in het betreffende gebied zouden zijn ontplooid. Nederland volgt samen met de internationale partners de ontwikkelingen in het gebied op de voet. Vooralsnog is er geen aanleiding om de Nederlandse relatie met Oeganda te herzien.
De aanslag in de Sinai-woestijn bij de grensovergang Jafa. |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Egypt's Brotherhood blames Sinai raid on Israel's Mossad» van de website van BBC World?1
Ja.
Stelt de Egyptische Moslimbroederschap dat de Israëlische Mossad achter de aanslag op de grensovergang bij Jafa zit, en wijzen de Egyptische autoriteiten naar moslimextremisten? Kunt u aangeven waar de beschuldigingen van de Moslimbroederschap op gebaseerd zijn en op welke wijze deze zijn onderbouwd?
De Egyptische Moslimbroederschap heeft op 7 augustus 2012 een verklaring gepubliceerd (zie http://www.ikhwanweb.com/article.php?id=30234) waarin de mogelijkheid wordt genoemd dat de Israëlische veiligheidsdienst Mossad achter de aanslag van 5 augustus bij de grensovergang nabij Rafah heeft gezeten.
Ter onderbouwing verwijst de Moslimbroederschap voor eigen rekening onder andere naar het feit dat de Israëlische autoriteiten hun burgers enkele dagen voor de aanslag hebben gewaarschuwd voor aanslagen in de Sinaï.
Kunt u aangeven wat de positie van de Egyptische president Mursi is, in het licht van de omstandigheid dat hij lid is van de Moslimbroederschap en dat de officiële verklaring van Egypte en die van de Moslimbroederschap sterk uiteenlopen?
De Egyptische autoriteiten hebben verklaard dat de aanslag gepleegd zou zijn door terroristische elementen. Noch president Morsi noch de leden van zijn regering hebben gezinspeeld op Israëlische betrokkenheid.
President Morsi heeft kort na zijn verkiezingsoverwinning zijn lidmaatschap van zowel de Moslimbroederschap als de Freedom and Justice Party (FJP) opgezegd.
Kunt u aangeven wat op dit moment de veiligheidssituatie is in de Sinaï-woestijn, mede in het licht van de waarschuwing van de Israëlische minister van Defensie Barak voor het gevaar van de Sinai woestijn waar moslimextremisten zich ophouden en zijn kwalificatie van de aanslag als een «wake-up call» voor de Egyptische autoriteiten? In hoeverre is de veiligheidssituatie het laatste jaar gewijzigd?
De veiligheidssituatie in de Sinaï is het afgelopen jaar verslechterd. Het Egyptische leger is niet in staat geweest daar voldoende personeel en materieel te stationeren. Daar komt bij dat de bepalingen van het vredesakkoord met Israël uit 1979 aan grootschalige ontplooiing van het leger in de weg staan, hoewel daarop in bilateraal overleg uitzonderingen overeengekomen kunnen worden. Het gebrek aan gezag heeft een aanzuigende werking gehad op (internationale) jihadisten en geleid tot een toename van wapensmokkel. Na de aanslag van 5 augustus jl. hebben de Egyptische autoriteiten in overleg met Israël de militaire aanwezigheid in de Sinaï geïntensiveerd en militaire operaties gericht op mogelijke daders uitgevoerd.
Kunt u aangeven of op de belangrijke pijpleidingen in de Sinaï recentelijk nog aanslagen zijn gepleegd?
Egyptische media berichten vaak gebrekkig over gebeurtenissen in de Sinaï. Voor zover bekend, vond de laatste aanslag op een pijplijn in de Sinaï plaats op 22 juli 2012. Sinds het begin van de Tahrir-opstand op 25 januari 2011 zouden volgens lokale media 15 aanslagen hebben plaats gevonden.
Het straffen en behandelen van grafschennisplegers |
|
Nine Kooiman (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Kunt u toelichten waarom er op vernieling van «enig goed» (artikel 350 Wetboek van Strafrecht) een hogere straf staat dan op het vernielen of schenden van een graf?1
Artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht stelt straf op het opzettelijk schenden van een graf en op het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of beschadigen van enig op een begraafplaats opgericht gedenkteken. Op het opzettelijk en wederrechtelijk vernielen of beschadigen van een graf of gedenkteken dat toebehoort aan een bekende eigenaar is artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht toepasselijk. De (lagere) straf die artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht bedreigt, ziet dan ook op uitsluitend de vernieling of beschadiging van gedenktekenen op begraafplaatsen die geen bekende eigenaar hebben of het schenden van een graf voor zover daarbij geen sprake is van beschadiging of vernieling. De strafwetgever heeft geoordeeld dat bedoelde gedragingen onder die omstandigheden in ernst beneden de zwaarte van het misdrijf van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht blijven en daarom artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht van een lager strafmaximum voorzien. Als gezegd is de vernieling van graven en grafstenen die aan iemand toebehoren strafbaar als vernieling van «enig goed» op grond van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht en wordt dat feit derhalve bedreigd met een hogere straf dan die welke voor artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht geldt.
Als een vernieling openlijk en in vereniging is gepleegd is ook artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht toepasselijk, waarop eveneens een hogere strafbedreiging staat.
Waarom is ervoor gekozen om eenvoudige vernieling wel en grafschennis niet toe te voegen aan de opsomming van artikel 67, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafvordering als gevolg waarvan iemand die een graf schendt of vernielt niet in voorlopige hechtenis kan worden genomen?
In artikel 67, eerste lid, sub b, van het Wetboek van Strafvordering worden de strafbare feiten opgesomd waarvan de wetgever het wenselijk heeft geacht dat daarvoor een bevel tot voorlopige hechtens kan worden gegeven terwijl op deze strafbare feiten een gevangenisstraf van minder dan vier jaar is gesteld. Tot die strafbare feiten behoort ook het misdrijf van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht. Waarom de wetgever aan bedoelde opsomming van strafbare feiten niet ook artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht heeft toegevoegd, is niet bekend omdat dit nooit is overwogen. Zoals in het antwoord op vraag 1 reeds is aangegeven, levert vernieling van een graf of grafschennis evenwel meestal ook het misdrijf van artikel 350 van het Wetboek van Strafrecht of van artikel 141 van het Wetboek van Strafrecht op, zodat alsdan voorlopige hechtenis wel mogelijk is.
Bent u bekend met het feit dat politieagenten hierdoor in de praktijk soms te weinig tijd hebben om vast te stellen of de grafschennispleger reeds bekend is bij geestelijke gezondheidszorg en/of andere hulpverleners, terwijl het vaak gaat om mensen met psychische problemen? Bent u bekend met het feit dat hierdoor personen die grafschennis gepleegd hebben en overduidelijk (gedwongen) hulp nodig hebben soms weer vroegtijdig zonder behandeling vrijgelaten moeten worden?
Zoals uit het antwoord op vraag 2 blijkt behoort voorlopige hechtenis meestal wel tot de mogelijkheden. Daarnaast kan het openbaar ministerie of de rechter in het kader van de strafoplegging de reclassering vragen een advies uit te brengen. De reclassering zal daarbij aandacht besteden aan de vraag of geestelijke gezondheidszorg als voorwaarde of onderdeel van de straf aangewezen is. Een dergelijke voorwaarde kan bijvoorbeeld bij een strafbeschikking of voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd. Een reclasseringsadvies kan worden aangevraagd in het kader van de bestraffing van alle strafbare feiten (dus ook voor een bestraffing van het misdrijf van artikel 149 van het Wetboek van Strafrecht).
Uit het vorenstaande blijkt dat indien behandeling noodzakelijk wordt geacht daarvoor zorggedragen kan worden, ofwel als onderdeel of voorwaarde van de op te leggen straf ofwel in het geval de verdachte in voorlopige hechtenis is genomen, als voorwaarde bij de schorsing van de voorlopige hechtenis.
Volledigheidshalve wordt hier vermeld dat als aan de criteria van de Wet bijzondere opnemingen psychiatrische ziekenhuizen (Wet bopz) is voldaan, gedwongen opname en hulp op grond van een inbewaringstelling door de burgemeester of op grond van een rechterlijke machtiging ook tot de mogelijkheden behoort. De Wet bopz wordt vervangen door het wetsvoorstel Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (32 399) op grond waarvan ook ambulante gedwongen zorg mogelijk wordt.
Welke maatregel zou genomen kunnen worden om dit probleem op te lossen? Bent u bereid met voorstellen hiertoe te komen?
Zie antwoord vraag 3.
De mensonterende omstandigheden bij verpleeghuis Sint Jacob, onderdeel van Osira Amstelring. |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven (SP) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het «Dagboek van een week Sint Jacob» en de noodklok die geluid wordt door medewerkers georganiseerd in Abvakabo FNV?1
Ik heb kennisgenomen van het «Dagboek».
Ik vind het belangrijk dat de bestuurder van Osira in een persbericht aangeeft het signaal over de onderbezetting serieus te nemen. Als bestuurder is hij primair verantwoordelijk voor de inzet, bezetting en kwaliteit van het personeel. De instelling onderkent de problemen en geeft aan dat hard wordt gewerkt aan verbeteringen. De Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) heeft de afgelopen jaren diverse locaties van Osira Amstelring regelmatig bezocht, waarbij zij de ontwikkelingen die bij Osira Amstelring plaatsvinden nauwgezet volgt.
De IGZ heeft geconstateerd dat inderdaad hard wordt gewerkt om verbeteringen bij de verschillende locaties door te voeren.
Deelt u de mening dat alles eraan gelegen is om ervoor te zorgen dat er per direct geen mensonterende omstandigheden zullen voorkomen in het verpleeghuis Sint Jacob, zo ja, wat gaat u daarvoor doen?
Er mogen geen mensonterende omstandigheden voorkomen in de zorg.
Om de kwaliteit van de ouderenzorg te verbeteren, zijn veel extra middelen beschikbaar gekomen voor personeel. Daar wordt in het dagboek en bijbehorende artikelen ook aan gerefereerd. De middelen worden ingezet om nieuw en extra personeel aan te nemen. Daarnaast wordt er geïnvesteerd in opleidingen om op langere termijn betere kwaliteit van zorg te kunnen leveren met goed opgeleid personeel. Een dergelijke verbetering van de personele bezetting is niet van vandaag op morgen gerealiseerd.
Kunt u verklaren hoe het zover heeft kunnen komen dat kwetsbare bewoners ten val komen, niet meer worden gedoucht en zelfs overlijden in het verpleeghuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
In een verpleeghuis worden kwetsbare voornamelijk oudere mensen opgenomen, voor wie het risico op valincidenten groter is. Van belang is om de risico’s bij cliënten te inventariseren en de zorg hierop af te stemmen. Met een inventarisatie van de risico’s op valincidenten kan dit zo goed mogelijk voorkomen worden. Cliënten overlijden in het verpleeghuis omdat dit voor hen een laatste woonomgeving is waar zij tot hun laatste levensfase blijven, en dus ook overlijden. Uit de rapporten van de IGZ blijkt dat wat deze aspecten betreft, er bij Sint Jacob verbeteringen zijn opgetreden in vergelijking met voorgaande bezoeken en er bij Sint Jacob in vergelijking met andere instellingen bij de IGZ niet meer meldingen binnenkomen over valincidenten, overlijden en/of douchebeurten.
Wat betreft het douchen van cliënten, geeft de instelling aan dat hierover afspraken zijn gemaakt in het zorgplan. Deze zijn afgestemd op de behoeften en wensen van de cliënt.
Op welke andere mogelijke manieren is de veiligheid van de bewoners in gevaar gekomen bij dit verpleeghuis?
De IGZ heeft verschillende zorglocaties van Osira Amstelring bezocht. In het bijzonder is Sint Jacob in de afgelopen jaren regelmatig bezocht. Het is bekend dat op deze locatie personeelsproblemen bestaan, wat gevolgen heeft voor de kwaliteit van zorg. De IGZ constateert echter ook dat de organisatie hard aan het werk is met het doorvoeren van verbeteringen. Als er sprake is van acute onveiligheid voor de bewoners, dan zal de IGZ direct maatregelen nemen en mij hierover informeren.
Hoe lang is de kwaliteit van zorg in het geding geweest en op welke termijn kunt u de kwaliteit van zorg weer volledig garanderen?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe is het mogelijk dat op sommige afdelingen het toezicht totaal is verdwenen, er een personeelstekort is en er ongekwalificeerde medewerkers worden ingezet zoals een keukenassistent, terwijl u zich er altijd op voor heeft laten staan dat er meer geld naar verpleeghuizen gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom wordt 3,2 miljoen euro door Sint Jacob niet besteed, ondanks de schandalige praktijken die plaatsvinden?
Het extra geld voor de verpleeg- en verzorgingshuizen is formeel vanaf 1 januari 2012 beschikbaar. Om ervoor te zorgen dat de middelen daadwerkelijk gaan naar meer en beter geschoold personeel op de werkvloer, hebben zorginstellingen de afgelopen periode toetsbare plannen moeten indienen bij de zorgkantoren. De zorgkantoren hebben laten weten dat vrijwel alle zorginstellingen een plan hebben ingediend voor de inzet van de middelen. De meeste van deze plannen zijn inmiddels goedgekeurd door de zorgkantoren en worden door zorginstellingen ten uitvoer gebracht.
Osira Amstelring heeft haar budget voor het hele jaar op dit moment nog niet besteed. De resterende maanden zullen uitgaven ten laste van het extra budget worden gedaan. Het gaat hierbij overigens om structurele middelen.
Osira Amstelring heeft de afgelopen periode in het bijzonder aandacht besteed aan het terugdringen van de inzet van flexwerkers. Daar waar deze nog worden ingezet, zal gebruik worden gemaakt van een vast team zodat de verbinding met de locaties, cliënten en collega’s versterkt wordt.
Waar worden de extra gelden voor de verpleeghuizen concreet aan besteed? Kunt u uw antwoord toelichten in zowel algemene zin, als in het geval van Sint Jacob en Osira?
Zie antwoord vraag 7.
Wat is het oordeel van de Inspectie voor de Gezondheidszorg over de mensonterende omstandigheden voor de bewoners en de moeilijke positie waar de zorgmedewerkers op de werkvloer mee te maken hebben?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat de werkdruk wordt teruggedrongen en dat de doorgeslagen flexibilisering wordt gestopt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 7.
Is het waar dat de verpleeghuisartsen zijn opgestapt? Wat is hiervan de reden? Zo ja, wat gaat u daaraan doen?
Volgens de organisatie zijn er geen specialisten ouderenzorg weggegaan sinds het aantreden van de huidige voorzitter van de het bestuur. Wel is van enkele ZZP-ers die werkzaam waren als arts afscheid genomen, omdat het werken met ZZP-ers hogere kosten met zich meebracht. De artsen die in vaste dienst werken, zijn niet weggegaan. Er zijn juist artsen in vaste dienst aangenomen.
Welke consequenties acht u geschikt voor de verantwoordelijke bestuurders? Deelt u de mening dat deze bestuurders niet langer werkzaam mogen zijn in een dergelijke functie? Kunt u uw antwoord toelichten?
De bestuurders van Osira Amstelring hebben de specifieke opdracht om de kwaliteit van zorg binnen de zorginstelling te verbeteren. De IGZ ziet hier ook op toe. De IGZ bezoekt met regelmaat locaties van Osira Amstelring, waarbij zij constateert dat het bestuur en de organisatie zich inspant om verbeteringen door te voeren.
De cliëntenraad heeft mij gemeld de stellige indruk te hebben dat het bestuur de problemen onderkent en bereid is tot extra inspanningen om de zorg te verbeteren. De cliëntenraad volgt de ontwikkelingen met een kritische blik en blijkt vertrouwen te hebben in het bestuur. Dit vind ik een belangrijk signaal.
Schending door Eritrea van het VN wapenembargo |
|
Arjan El Fassed (GL), Tofik Dibi (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht dat Eritrea via consulaten de diaspora dwingt tot het betalen van 2% van het inkomen om zo het leger in Eritrea te bekostigen?1
Deelt u de conclusies van de UN Monitoring Group dat deze praktijken tegen het VN wapenembargo tegen Eritrea (ingesteld in 2009) ingaan? Zo nee, waarom niet?
Vinden deze illegale praktijken ook in Nederland plaats door de Eritrese diplomatieke vertegenwoordiging? Bent u bereid dit uit te zoeken en regelmatig te monitoren?
Bent u bereid om: de Eritrese consul op het ministerie te ontbieden? de mogelijkheden te verkennen om juridische stappen te zetten tegen deze praktijken? uw Europese en andere collega’s aan te sporen deze zelfde stappen te zetten, zodat een collectief gecoördineerd protest plaats vindt tegen schending van het VN wapenembargo door Eritrea? Zo nee, waarom niet?
Komt deze vorm van schending van VN- of andere embargo’s door andere landen voor? Bent u bereid dit uit te zoeken? Zo nee, waarom niet?
Hoeveel capaciteit heeft de regering om schending van VN- of andere embargo’s op te sporen en de uitvoering ervan te handhaven? Welk ministerie coördineert handhaving van embargo’s en welke ministeries zijn erbij betrokken?
Bent u bereid om via de EU de Eritrese overheid aan te spreken op deze illegale activiteiten en hiertegen te protesteren? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór 1 september (ter voorbereiding van het SO over de RBZ)?
Het contract van de GGZ-bestuurder van Mondriaan |
|
Renske Leijten , Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Hoe oordeelt u over het feit dat de bestuurder van Mondriaan een contract heeft van 111 procent?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
In het jaarverslag-2011 staat dat de bestuurder van Mondriaan een contract heeft conform de BBZ (beloningscode voor bestuurders in de zorg). In artikel 2.1 BBZ staat vermeld dat het uitgangspunt voor een voltijdscontract een 40-urige werkweek is en dat overuren niet worden vergoed. In dit geval had er dus geen deeltijdfactor van 111%2 kunnen worden verantwoord. Daar had 100% moeten staan.
Overigens valt het werkelijk verdiende salaris zoals verantwoord in het jaarverslag binnen de BBZ-normen.
Deelt u de mening dat achter het feit dat bestuurders in een ander regime van bezoldiging zitten, de gedachte zit dat zij andere werktijden en verantwoordelijkheden hebben? Vindt u deze redenering nog overeind staan wanneer bestuurders zich een contract van meer dan 100 procent laten geven? Graag een toelichting op uw antwoord.
Bestuurders zitten inderdaad in een ander regime van bezoldiging dan medewerkers die onder een cao vallen. Bij de laatste groep is wél een 111%-contract mogelijk (met een navenant aangepast salaris), bij de eerste groep niet.
Kunt u zich voorstellen dat het personeel dit contract, alsmede de beloning, «witteboordencriminaliteit» noemt? Zo neen, waarom niet? Zo ja, wat gaat u aan deze vorm van criminaliteit doen?
Ik kan niet treden in de kwalificaties die het personeel zou kunnen geven. Wel kan ik me voorstellen dat zij vraagtekens zetten bij dit gegeven en er uitleg over vragen. Als die uitleg dan wordt gegeven, zoals in de antwoorden op de vragen 1 en 2, dan neem ik aan dat het personeel, net als ik, constateert dat de 111% een foute weergave is van de werkelijkheid, maar dat dit onverlet laat dat het inkomen niet uitstijgt boven de juiste BBZ-inschaling.
Is het waar dat de beloningscode voor bestuurders in de zorg toestaat dat bestuurders zich contracten (laten) aanmeten van meer dan 100 procent? Wat is uw mening hierover?
Zie mijn antwoord op vraag 1.
Deelt u de constatering dat mensen, die werken in de zorg, maar al te vaak meer werken dan in hun contract staat, maar dat zij geen contract van meer dan 100 procent kunnen krijgen? Hoe oordeelt u, over de uitzonderingspositie, die bestuurders zich (laten) aanmeten? Wilt u uw antwoord toelichten?
Nee, zie mijn antwoord op de vragen 1 en 2.
Kunt u toelichten hoeveel bestuurders een overeenkomst hebben van meer dan 100 procent?
In de gegevens over de jaarverslagen-2010 heb ik geen meldingen aangetroffen over deeltijdpercentages van meer dan 100%.
Het artikel ‘Geen regels voor constructie tenten’ |
|
Stientje van Veldhoven (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Geen regels voor constructie tenten»?1
Ja.
Deelt u de mening dat er sprake is van een zorgelijke situatie die extra aandacht vereist, aangezien er in de afgelopen twee jaar drie incidenten met instortende tenten zijn geweest waarbij slachtoffers zijn gevallen?
In Nederland gaat het om twee incidenten waarvan de oorzaak lag in plaatselijke extreme weersomstandigheden. Het is betreurenswaardig dat bij deze incidenten personen gewond zijn geraakt.
Wat betreft de bereidheid tot onderzoek verwijs ik naar mijn antwoord op de vragen 5, 6 en 7.
Is bij u bekend wat de belangrijkste oorzaken zijn van de recente incidenten, welke structurele problemen daaraan ten grondslag liggen en hoe ze voorkomen hadden kunnen worden? Zo nee, bent u bereid om deze zaken te onderzoeken?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u verklaren waarom er tijdens de inspectie van de feesttent in Steenwijkerwold slechts met een klein oog is gekeken naar de constructie van het geheel? Is bij u bekend of de inspecties van tenten op bijvoorbeeld de Zwarte Cross in Lichtevoorde en op andere festivals en evenementen op eenzelfde wijze zijn verlopen?
Van de gemeente Steenwijkerland is vernomen dat haar toezichthouders ter plaatse vooral toezicht hebben gehouden op de naleving van de brandveiligheidsvoorschriften die in de evenementenvergunning stonden. Hoewel de evenementenvergunning geen voorschriften ten aanzien van de constructieve veiligheid van de tenten bevatte, hebben de toezichthouders de tenten ook beoordeeld op constructieve veiligheid. De toezichthouders hebben daarbij geen gebreken ontdekt.
Nader informeren naar hoe het bedoelde toezicht op andere festivals als bijvoorbeeld Zwarte Cross uitgevoerd is, heeft geen aanvullende inzichten opgeleverd.
Wat is bij zulke evenementen de rolverdeling tussen de Inspectie Veiligheid en Justitie en de gemeentelijke toezichthouders?
De gemeenten zijn op grond van Algemene Plaatselijke Verordeningen (APV), die gebaseerd zijn op de Gemeentewet, verantwoordelijk voor en bevoegd tot het verlenen van een vergunning voor evenementen. Daarnaast houden de gemeenten toezicht op de naleving van de vergunningsvoorwaarden en treden zij zo nodig handhavend op. De Inspectie Veiligheid en Justitie heeft geen directe betrokkenheid bij deze vergunningverlening en dit toezicht. Wel heeft de Inspectie VenJ samen met de Inspectie voor de Gezondheidszorg onderzoek gedaan naar de wijze waarop gemeenten invulling geven aan het proces van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Gemeenten worden in dit rapport geadviseerd meer gebruik te maken van integrale advisering door politie en veiligheidsregio en beter te handhaven. Bij brief van 13 juni 2012 heb ik u mijn reactie op het rapport gegeven (Tweede Kamer, 2011–2012, 28 684, nr. 357). De inspecties hebben het rapport aan alle gemeenteraden gestuurd met het verzoek op lokaal niveau en met de veiligheidsregio’s in gesprek te gaan over dit onderwerp.
Om tegemoet te komen aan de aanbevelingen van de Inspecties kunnen gemeenten onder andere gebruik maken van de adviezen die zijn opgenomen in de Handreiking Evenementenveiligheid. Deze is in opdracht van het Veiligheidsberaad opgesteld met betrokkenheid van het ministerie van Veiligheid en Justitie. In risicoanalyses en vergunningen kan aandacht besteed worden aan het voorkomen van instortingen van tenten en aan slechte weersomstandigheden.
Deelt u de analyse van de Inspectie Veiligheid en Justitie dat het toezicht op grote evenementen ernstig te wensen overlaat? Zo ja, welke stappen gaat u ondernemen om dit toezicht structureel te verbeteren?
Zie antwoord vraag 5.
Hebt u zicht op de mate waarin de bestaande regelgeving voor de veiligheid van tenten wordt nageleefd?
Zie antwoord vraag 5.
Welke wet- en regelgeving geldt er in Nederland voor de constructie en stabiliteit van tenten met betrekking tot zaken als windbelasting, de verankering aan de bodem, het toe te passen tentmateriaal en de brandveiligheid?
Voor tenten die worden gebruikt bij evenementen is er geen centrale regelgeving ten aanzien van constructieve veiligheid en brandveiligheid. Iedere gemeente afzonderlijk heeft de bevoegdheid hieraan eisen te stellen op grond van haar autonome verordenende bevoegdheid (artikel 108, eerste lid jo.149 Gemeentewet), bijvoorbeeld in de APV. Aan de constructieve veiligheid van tenten kan een gemeente eisen stellen in de af te geven evenementen-vergunning.
De brandveiligheid van tenten bij evenementen kan geregeld worden in de gemeentelijke brandbeveiligingsverordening.
Er wordt overigens – samen met de branche – gewerkt aan een amvb brandveiligheid van (tijdelijke) objecten die niet onder het Bouwbesluit vallen. Het doel van deze (ontwerp)amvb is om meer uniformiteit en duidelijkheid te brengen in de regels voor de brandveiligheid van onder andere tenten voor evenementen. Hierbij wordt er van uit gegaan dat gemeenten en de evenementenbranche het best in staat zijn ter plaatse zelf het risico in te schatten.
De eisen uit het Bouwbesluit 2012 zijn doorgaans niet van toepassing op tijdelijk geplaatste tenten, maar wel kan een gemeente in de vergunningen voorschriften opnemen die zijn afgeleid uit het Bouwbesluit 2012. Een gemeente kan hierbij ook gebruik maken van diverse branche-normen waaronder voor constructies NEN-EN 13 814, of specifiek voor tenten NEN-EN 13782. De branche van tentenverhuurders en van evenementenmakers stimuleert het gebruik van deze normen. Zij worden momenteel op Europees niveau opgewaardeerd.
Als u de bestaande regelgeving en het huidige niveau van toezicht samen beschouwt, bent u dan van mening dat voldoende veiligheid wordt gewaarborgd? Zo ja, waarom? Zo nee, welke stappen gaat u ondernemen om dit te verbeteren?
De veiligheid bij publieksevenementen is voldoende gewaarborgd door de volgende instrumenten:
Gemeenten zijn recent (juni 2012) gewezen op het belang van het optimaal toepassen van deze instrumenten doordat aan alle gemeenteraden het eerder genoemde inspectierapport met duidelijke aanbevelingen is gestuurd. De insteek, die in diverse regio’s al is gemaakt, is als volgt: maak regionaal evenementenbeleid, hanteer een evenementenkalender en zorg voor optimale samenwerking tussen gemeenten, politie en veiligheidsregio’s.
De inspecties zullen in 2013 onderzoeken wat de stand van zaken dan is. Ik verwacht dat zij verdere verbeteringen zullen constateren bij de toepassing van het instrumentarium voor het waarborgen van de veiligheid bij publieksevenementen.
Het uitkleden van de ziekenhuiszorg in Noord-Holland |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP), Nine Kooiman |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Wat is uw reactie op het bericht dat het uitkleden van het Gemini Ziekenhuis in Den Helder mensenlevens gaat kosten?1
In 2008 is het Gemini Ziekenhuis een bestuurlijke fusie aangegaan met het Medisch Centrum Alkmaar. Verschillende maatschappen zijn ook onderling samenwerkingsverbanden aangegaan. De Raad van Bestuur van de MCA Gemini groep heeft mij laten weten dat het toekomstige functieprofiel onveranderd is ten opzichte van de eerdere informatie die ik heb ontvangen. Het Gemini Ziekenhuis voorziet nog steeds in 7x24 uur acute zorg, geboortezorg, planbare zorg, chronische zorg en poliklinische zorg. De spoedeisende zorg wordt conform de kwaliteitseisen voor een basis-SEH ingericht en heeft de beschikbaarheid van alle primaire medische specialismen. De aanpassing voor de toekomst zit vooral in het doorverwijzen van de patiënten die hoog complexe zorg nodig hebben. Deze patiënten zullen omwille van de kwaliteit worden behandeld in het Medisch Centrum Alkmaar. Gelet op dit toekomstige functieprofiel ben ik van mening dat er goede en bereikbare ziekenhuiszorg resteert voor de Kop van Noord-Holland en Texel.
Waarom weigeren specialisten van het Medisch Centrum Alkmaar mee te werken aan het in standhouden van een volwaardig ziekenhuis in Den Helder en wat doet u daar concreet aan?
Volgens mijn informatie heeft een beperkt aantal specialisten uit het MCA op persoonlijke titel aangegeven geen voorstander te zijn van het behouden van een volwaardig ziekenhuis in Den Helder. Zij zijn voorstander van een verregaande concentratie van ziekenhuiszorg. De Raad van Bestuur is het hier niet mee eens en heeft aangegeven een systeemziekenhuis te willen blijven continueren in Den Helder.
Waar moeten de 900 á 1000 zwangere vrouwen uit de kop van Noord-Holland naar toe als het Gemini Ziekenhuis geen geboortezorg meer aanbiedt?
Het beleid van de Raad van Bestuur van het ziekenhuis is niet veranderd ten opzichte van de informatie die ik eerder aan de Kamer heb doen toekomen. Geboortezorg blijft beschikbaar in het Gemini ziekenhuis. Zie ook mijn antwoord op vraag 1.
Hoe kan het zijn dat u in antwoorden op eerdere vragen van het lid Van Gerven (SP) nog stelde dat er sprake zou zijn van geboortezorg in Den Helder en dat deze nu verdwijnt? Kunt u uw antwoord toelichten? Welke consequenties verbindt u aan deze nieuwe situatie?2
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kunt u garanderen dat zwangere vrouwen in de kop van Noord-Holland tijdig en veilig kunnen bevallen en dat tevens de gezondheid en veiligheid van de baby niet in het gedrag komt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe kunt u garanderen dat de wettelijke aanrijtijd vanaf de eerste melding van 45 minuten wordt gehaald voor alle zwangere vrouwen in de kop van Noord-Holland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe gaat u ervoor zorgen dat verloskundigen en gynaecologen betrokken worden bij eventuele plannen rond de geboortezorg? Bent u bereid om hen ook instemmingsrecht hierin te geven? Zo nee, waarom niet?
Het is een verantwoordelijkheid van zorginstellingen zelf om, in geval van een voorgenomen concentratie van zorg, ervoor te zorgen dat de belanghebbenden, waaronder in ieder geval cliënten en personeel, worden betrokken. Voor de verloskundige zorg worden partijen hierin ondersteund door het College Perinatale Zorg (CPZ). Het CPZ heeft een checklist voor regionale samenwerkingsverbanden opgesteld, is zo nodig direct betrokken in de besprekingen en zal de Raden van Bestuur op korte termijn een brief sturen waarin zij onder andere uiteen zet welke stappen van belang zijn in een goede samenwerking binnen de keten van verloskundige zorg. Ik zie in aanvulling hierop geen reden om specifieke beroepsgroepen instemmingsrecht te geven.
Deelt u de mening dat het het al met al niet veel verstandiger is om de fusie tussen de ziekenhuizen in Den Helder en Alkmaar terug te draaien, omdat deze fusie leidt tot de teloorgang van een goede bereikbare ziekenhuiszorg in de kop van Noord-Holland? Zo nee, waarom niet?
Op basis van de wet is geregeld dat de NMa de fusies toetst en eventueel goedkeurt. Ik heb niet de bevoegdheid om een fusie terug te draaien en zie hier ook geen aanleiding toe.
Wat is uw reactie op het bericht dat specialisten zich verzetten tegen een fusie tussen het Kennemer Gasthuis en het Spaarne Ziekenhuis?3
De Raden van Bestuur van beide ziekenhuizen hebben mij laten weten dat de medisch specialisten zich niet verzetten tegen een vorm van fusie tussen het Kennemer Gasthuis en het Spaarne Ziekenhuis. In beide ziekenhuizen is een groot deel van de medisch specialisten, van af het begin, betrokken geweest in het ontwikkelen van een gezamenlijke indeling voor de zorg voor de patiënten in de regio. Alle medisch specialisten zijn, op belangrijke momenten, gevraagd wat zij vonden van de uitkomsten. De uitslag van deze peilingen waren steeds positief, een reden om door te gaan met de plannen. Bij een telling in de laatste Algemene Leden Vergadering van de medische staf van het Spaarne Ziekenhuis was 92% van de medische staf voor een vorm van fusie. Ook de medisch specialisten van het Kennemer Gasthuis hebben zich positief uitgesproken over de fusie.
Hoe verhoudt het doorzetten van de fusie tussen het Kennemer Gasthuis en het Spaarne Ziekenhuis, alsmede de fusie tussen het Gemini Ziekenhuis en het Medisch Centrum Alkmaar, zich tot de motie Leijten, die stelt dat er geen fusies meer mogen plaatsvinden totdat de inspraak voor patiënten en personeel voldoende is geregeld?4
De motie Leijten, waar hier op gedoeld wordt, behelst een moratorium op fusies. Het gevolg geven aan een motie van deze strekking is in strijd met Europese regelgeving en daarom niet uitvoerbaar. Ik heb in reactie op deze motie eerder al aangegeven het wetsvoorstel, waarmee de regels voor zorgspecifieke fusietoetsing worden aangescherpt zo snel als mogelijk naar de Tweede Kamer te zenden. Dit is inmiddels gebeurd en momenteel wordt de reactie op het verslag van de Tweede Kamer voorbereid.
Op welke manieren zijn de inspraken geregeld van patiënten en personeel van alle vier de beschreven ziekenhuizen en wat zijn hun meningen over de voorgenomen fusies? Kunt u uw antwoord toelichten?
De ziekenhuizen hebben mij laten weten dat de inspraak van alle betrokkenen goed geregeld is. Alle gremia uit zowel het MCA als het Gemini Ziekenhuis (stafbesturen, ondernemingsraden, patiëntenadviesraad/ cliëntenraad, verpleegkundige adviesraden) zijn betrokken geweest bij de procedure. Zij beraden zich nog op hun advies. Deadline hiervoor is 19 september. Het Spaarne Ziekenhuis en het Kennemer Gasthuis hebben enquêtes gehouden onder inwoners van de gezamenlijke regio’s waarin onder meer vragen werden gesteld over de bereidheid tot verder reizen voor meer kwaliteit en naar de mening over de fusie. Hieruit is naar voren gekomen dat bewoners bereid zijn om verder te reizen voor een aantoonbaar betere kwaliteit. Daarnaast werd duidelijk dat 58% van de ondervraagden positief tegenover een fusie staat, 29% hier neutraal tegenover staat en 11% bezwaren heeft tegen een fusie. Naast deze onderzoeken spreken de ziekenhuizen frequent met diverse patiëntenorganisaties en beide cliëntenraden. In deze gesprekken wordt bovenstaand beeld bevestigd. De cliëntenraden van het Kennemer Gasthuis en het Spaarne Ziekenhuis hebben ondertussen al een positief advies over de fusie afgegeven. Ook het personeel is vanaf het begin betrokken geweest bij de uitwerking van de plannen. Rond alle belangrijke momenten in de plan- en besluitvorming zijn er uitgebreide informatierondes geweest voor alle medewerkers.
Deelt u de mening dat het signaal dat uitgaat van ruziënde specialisten en zorgbestuurders over de fusies van ziekenhuizen op verschillende plaatsen, terwijl het belang van de patiënt voorop zou moeten staan, een teken is dat u uw beleid rondom fusies in de zorg aan moet passen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De aanscherpingen ten aanzien van de zorgspecifieke concentratietoetsing, thans bij uw Kamer in behandeling, zijn voor een groot deel gericht op grotere betrokkenheid van de stakeholders en van beter onderbouwde plannen.
Hoe kunt u een fusie van het Kennemer Gasthuis en het Spaarne Ziekenhuis rechtvaardigen als een ruime meerderheid van 64% van de ondervraagden daar geen meerwaarde in ziet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Uit de informatie die de instelling mij heeft gegeven blijkt niet dat een ruime meerderheid geen meerwaarde ziet in een fusie. Zie ook het antwoord op
vraag 11.
Deelt u de mening dat het beleid van zorg dichtbij de mensen en grotere keuzevrijheid voor de patiënt, waarvan u een voorstander zegt te zijn, een wassen neus beleid is als de zorginstellingen doodgewoon doorgaan met de schaalvergroting waardoor zorg op grotere afstand komt en de keuzevrijheid afneemt, terwijl de zorgverzekeraars hen geen strobreed in de weg leggen? Zo nee, waarom niet?5
Ik ben inderdaad een voorstander van zorg dichtbij als het kan en geen schaalvergroting en fusies als dit de kwaliteit en de keuzemogelijkheden niet ten goede komt. Er moeten genoeg mogelijkheden voor de patiënt zijn om te kunnen kiezen. Echter als uit oogpunt van betere kwaliteit en betaalbaarheid van de zorg tot concentratie van een deel van het zorgaanbod wordt overgegaan is dit in het belang van de patiënt. Voor de zorg in de hier beschreven regio’s geldt dat alleen de ingewikkelde medische zorg om kwalitatieve redenen geconcentreerd kan gaan worden op één locatie. Het overgrote deel van de medische zorg blijft dichtbij de bewoners aanwezig.
Agressie op de ggz-werkvloer (geestelijke gezondheidszorg) |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «verpleegkundigen in ggz zijn geweld beu»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het actieplan tegen agressie op de werkvloer een dwingend karakter moet krijgen, net zoals het actieplan om dwang en drang in de ggz terug te dringen?
Agressie en geweld tegen zorgverleners is onacceptabel en moet worden teruggedrongen. Om die reden heb ik in maart jongstleden het Actieplan «Veilig werken in de zorg» opgesteld met sociale partners in de zorg (onder andere in de ggz), de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK) en de minister van Veiligheid en Justitie (V&J). In het Actieplan zijn diverse maatregelen opgenomen met een dwingend karakter om de aanpak van veroorzakers van agressie en geweld verder te verbeteren. Zo dienen de Eenduidige Landelijke Afspraken (ELA) voor de opsporing en vervolging van veroorzakers van agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak, inclusief zorgverleners, landelijk te worden nageleefd. De ELA wordt in 2012 geëvalueerd. Daarbij is nadrukkelijk aandacht voor de ggz. Naar verwachting in december van dit jaar worden de uitkomsten van de evaluatie door de ministers van V&J en BZK aangeboden aan de Tweede Kamer, mede namens mij.
Bovendien onderschrijf ik de doelstelling van het programma Veilige Publieke Taak van de minister van BZK (om in de periode 2011–2015) agressie en geweld tegen medewerkers met een publieke taak per sector, inclusief de zorg, met 25 procent te verminderen. Met het Actieplan wil ik daar samen met alle betrokken partijen mijn bijdrage aan leveren voor de zorgsector. Het monitoren van de mate waarin zorgmedewerkers agressie en geweld ervaren tijdens hun werkzaamheden vindt plaats op basis van het onderzoeksprogramma Arbeidsmarkt Zorg en Welzijn. Een onderzoeksbureau voert het onderzoeksprogramma uit onder verantwoordelijkheid van sociale partners in de zorg, UWV Werkbedrijf, Calibris en mij.
Deelt u de mening dat, om agressie en geweld te voorkomen, o.a. voldoende en goed opgeleid personeel nodig is? Is dat er nog wel na de mega- bezuinigingen die u hebt doorgevoerd?
Ondanks alle maatregelen is agressie en geweld helaas niet altijd te voorkomen. Daarom wordt in het Actieplan nadrukkelijk ingezet op zowel initiële scholing als bij- en nascholing van zorgverleners. Zodoende worden zij beter voorbereid om op een professionele wijze met agressie en geweld om te kunnen gaan. Daarnaast heb ik in mijn Arbeidsmarktbrieven diverse maatregelen uiteengezet om te zorgen dat er, ook in de toekomst, voldoende en adequaat opgeleid zorgpersoneel beschikbaar is2.
Is het waar dat personeel dat is georganiseerd via de beroepsvereniging Verpleegkundigen & Verzorgenden Nederland (V&VN) niet is betrokken bij dit convenant tegen agressie en geweld op de werkvloer?
V&VN is inderdaad niet betrokken bij het Actieplan. De vakbonden zijn wel betrokken. Gegeven de verantwoordelijkheidsverdeling voor het anti-agressiebeleid in de zorg zet ik me samen met hen, werkgeversorganisaties in de zorg en de ministers van BZK en V&J in voor de realisatie van de maatregelen uit het Actieplan. Immers, werkgevers zijn primair verantwoordelijk voor een gezonde en veilige werkomgeving voor hun werknemers. Sociale partners hebben daartoe belangrijke afspraken gemaakt in CAO’s en arbocatalogi. Met de maatregelen in het Actieplan wordt daar op voortgebouwd.
Klopt het ook dat personeel (V&VN) niet is betrokken bij het ggz-convenant uit juni 2012?2
Ja.
Wat vindt u ervan dat medewerkers in de ggz zich niet gehoord voelen?
Ik vind het belangrijk dat medewerkers in de ggz zich gehoord voelen. Mede daarom zal ik de V&VN betrekken bij de uitwerking van het Bestuurlijk Akkoord GGZ en bij het Actieplan.
Transparantie en publicatieplicht |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Herinnert u zich de motie Omtzigt/Van Vliet1 waarin de regering verzocht wordt met een voorstel te komen voor een ANBI-register, waarin de volgende gegevens openbaar gemaakt worden en gratis toegankelijk zijn:
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Transparantie en publicatieplicht» van Rien van Gendt?3
Ja.
Is het waar dat, zoals in het artikel staat, er een wetsvoorstel inzake publicatieplicht bij de ministerraad lag?
Artikel 26 van het reglement van orde voor de ministerraad (Staatsblad 1994 nr. 203 en 1998 nr. 305) bepaalt dat ten aanzien van hetgeen ter vergadering besproken wordt of geschiedt, geheimhoudingsplicht bestaat. Uw vragen kunnen derhalve niet beantwoord worden.
In zijn algemeenheid kan worden opgemerkt dat in een wetgevingstraject consultatie van de relevante maatschappelijke partijen vast onderdeel van het wetgevingstraject is. De consultatie draagt bij aan het draagvlak en uitvoerbaarheid van het wetsvoorstel. Een wetsvoorstel wordt aan de Tweede Kamer der Staten-Generaal verzonden indien de regering daartoe besluit.
Is het waar dat SBF4 en FIN5 inzage gehad hebben in dit wetsvoorstel dat bij de ministerraad lag? Zo ja, wilt u het wetsvoorstel, zoals het bij de ministerraad gelegen heeft, onmiddellijk aan de Kamer doen toekomen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat behandeling van het wetsvoorstel in de ministerraad is uitgesteld mede op aandringen van SBF? Zo ja, wat waren de andere factoren om de behandeling uit te stellen?
Zie antwoord vraag 3.
Is het waar dat de gemeenschappelijke visie op transparantie, die toch echt al klaar had moeten zijn, nog niet af is terwijl de vakantie al bijna is afgelopen (in het westen van het land dan)?
In het afgelopen jaar is er veelvuldig overlegd met de SBF over een gezamenlijke visie op toezicht en verantwoording. Het overleg verloopt constructief, maar heeft gezien het grote belang dat zowel het kabinet als de SBF hecht aan een breed draagvlak binnen de sector, meer tijd nodig.
Wilt u een wetsvoorstel inzake transparantie zo spoedig mogelijk ter hand nemen in de ministerraad en voor 1 september aan de Raad van State sturen voor commentaar?
Het wetsvoorstel inzake transparantie zal ik zo spoedig mogelijk ter hand nemen en agenderen voor de ministerraad. Over de vraag op welk moment de ministerraad besluit het wetsvoorstel naar de Raad van State te sturen kan ik geen uitspraken doen.
Bent u nog steeds voornemens om integraal uitvoering te geven aan alle vier de punten uit de genoemde motie Omtzigt/Van Vliet?
Ja.
De vrijlating van fotograaf Jeroen Oerlemans |
|
Raymond Knops (CDA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u de reconstructie van de NRC over de vrijlating van fotograaf Jeroen Oerlemans?1 Zo ja, wat is uw reactie op deze reconstructie en de rol die het ministerie van Buitenlandse Zaken en de KLPD hierbij hebben gespeeld?
Ja. Vanwege de kwetsbaarheid en risico’s bij ontvoeringszaken kunnen hierover, ook met het oog op de toekomst, geen mededelingen worden gedaan.
Waarom en op basis van welke informatie deed u de uitspraak in Nieuwsuur dat de fotograaf was vrijgelaten?
Ik deed die uitspraak op basis van op dat moment beschikbare openbare en vertrouwelijke bronnen van onder meer de Nederlandse ambassade in Ankara, alsmede nationale en internationale contacten.
Kunt u aangeven of en op welke manier deze uitspraken bij Nieuwsuur het lopende proces van vrijlating hebben beïnvloed?
Op het moment van de Nieuwsuur-uitzending was betrokkene op Turks grondgebied en niet meer in handen van de gijzelhouders. Meer in het algemeen geldt dat in het openbaar geen mededelingen kunnen worden gedaan over eventuele contacten met binnen- en buitenlandse diensten.
Klopt de constatering dat de Turkse geheime dienst om geheimhouding tot de volgende dag had gevraagd? Was u op de hoogte van deze wens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, waarom koos u er toch voor deze wens naast u neer te leggen?
Een dergelijk verzoek heeft de Nederlandse overheid niet ontvangen.
Deelt u de mening dat bij operaties om ontvoerde Nederlanders in het buitenland vrij te krijgen de grootst mogelijke zorgvuldigheid betracht moet worden? Zo ja, vindt u dat daaraan in dit geval is voldaan? Welke lessen trekt u uit het proces zoals het nu verlopen is voor lopende en toekomstige zaken?
De eerste twee vragen kunnen bevestigend worden beantwoord. Dit soort situaties wordt geëvalueerd, ook met het oog op eventuele lessen voor de toekomst.
Het aftreden van VN gezant Kofi Annan en de situatie in Syrië |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Kofi Annan quitting as envoy to Syria, blasts nations» inability to unite to stop violence»?1
Ja.
Klopt het dat de VN gezant voor Syrië zich niet gesteund heeft gevoeld door de VN Veiligheidsraad en vooral de patstelling tussen de vijf permanente leden, Rusland en China en de VS, het Verenigd Koninkrijk en Frankrijk, zijn werk heeft ondermijnd?
Op 2 augustus heeft Kofi Annan zijn vertrek als VN gezant toegelicht. Volgens Annan is het zonder eensgezinde internationale druk niet mogelijk om de Syrische regering en de oppositie tot een politiek proces te brengen.
Deelt u de mening dat door de patstelling in de VN Veiligheidsraad het noodzakelijk is om te kijken naar alternatieve wijzen om ervoor te zorgen dat strijdende partijen internationaal humanitair recht respecteren en burgers beschermen?
Prioriteit voor Nederland is beëindiging van het geweld. Zolang het geweld voortduurt, is de strikte naleving van het humanitair oorlogsrecht door de strijdende partijen in Syrië van groot belang. De partijen zijn door diverse multilaterale fora opgeroepen om burgers te beschermen. Daarnaast steunt de internationale gemeenschap het werk van ICRC om partijen aan te spreken op hun verplichtingen op basis van het humanitair oorlogsrecht. Ook in de contacten met de oppositie benadrukt de regering de noodzaak om het humanitair oorlogsrecht na te leven.
Beoordeelt u de situatie in Syrië net als het Internationale Rode Kruis als een «niet-internationaal conflict»?2 Wat zijn de implicaties van de omschrijving van de situatie in Syrië als «niet-internationaal conflict» voor de verplichtingen van strijdende partijen in het conflict en de verplichtingen van de verdragspartijen bij de Geneefse Conventies voortvloeiend uit de gemeenschappelijke artikelen 1 en 3 van de verdragen? Kunt u dit toelichten?
Ik deel de beoordeling van het Internationale Comité van het Rode Kruis (ICRC) dat de situatie in Syrië een niet-internationaal gewapend conflict betreft. Als gevolg daarvan zijn de strijdende partijen gehouden aan de daarvoor geldende regels van het humanitair oorlogsrecht, zoals vervat in de Geneefse Conventies en het internationaal gewoonterecht. Voor verdragspartijen bij deze Conventies geldt een algemene plicht om de verdragen onder alle omstandigheden te eerbieden en doen eerbiedigen.
Deelt u de mening dat Zwitserland, als hoeder van de Geneefse Conventies, gevraagd moet worden om de Geneefse verdragspartijen bij elkaar te roepen om maatregelen af te spreken om strijdende partijen te dwingen humanitair recht te respecteren? Zo neen, waarom niet?
Nederland heeft bij Zwitserland, de depositaris van de Geneefse Conventies en Aanvullende Protocollen, gepolst of er bereidheid bestaat om een vergadering van verdragspartijen bijeen te brengen. Zwitserland heeft aangegeven dat het hiertoe geen verzoek van verdragspartijen heeft ontvangen en niet op eigen initatief een bijeenkomst van verdragspartijen zal beleggen. Bijeenkomsten van verdragspartijen zijn bedoeld om algemene problemen inzake de toepassing van het oorlogsrecht te bespreken.
Herinnert u zich uw toezegging tijdens het algemeen overleg Algemene Vergadering van de Verenigde Naties (AVVN) van 3 juli 2012 om dit informeel met Zwitserland te bespreken? Heeft u dit reeds gedaan? Wat was de reactie van Zwitserland? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Gaat u zowel bilateraal, met een aantal gelijkgezinde landen, in Europees verband dan wel in VN-verband Zwitserland aansporen om zo snel mogelijk de verdragspartijen bij elkaar te roepen om maatregelen af te spreken om naleving van humanitair recht in Syrië te verzekeren? Zo neen, waarom niet? Kunt u dit toelichten?
Zie antwoord vraag 5.
Kent u het nieuwsartikel «Ahmadinejad: World forces must strive to annihilate Israël»1; het rapport «Referral of Iranian President Ahmadinejad on the Charge of Incitement to Commit Genocide»2; het rapport «The Iranian Leadership’s Continuing Declarations of Intent to Destroy Israël 2009–2012»3; de internationale petitie «The Danger of a Nuclear, Genocidal and Rights-Violating Iran: The Responsibility to Prevent Petition»4; en het nieuwsartikel «Protesters accuse Iranian Embassy of enlisting spies»5?
Deelt u de mening dat oproepen van president Ahmadinejad en andere Iraanse functionarissen, strekkende tot de vernietiging van Israël en bijgevolg het plegen van genocide op haar bewoners, de voorwaarden van artikel 3 van het Verdrag inzake de Voorkoming en de Bestraffing van Genocide vervullen? Zo nee, waarom niet?
Neemt u de oproepen tot vernietiging van de Joodse staat Israël en het bijgevolg plegen van genocide op de inwoners van die staat, zoals die herhaaldelijk door president Ahmadinejad en andere Iraanse functionarissen zijn gedaan, serieus? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u dan bereid om unilateraal en multilateraal te ijveren voor het treffen van maatregelen zoals die in bijlage 4 door professor Irwin Cotler c.s. worden voorgesteld? Zo nee, waarom niet?
Hoe is door de Nederlandse regering gereageerd op deze nieuwe Iraanse oproep tot vernietiging van de Joodse staat Israël en het bijgevolg plegen van genocide op de bevolking daarvan? Welke concrete maatregelen gaat u treffen om op passende wijze richting het Iraanse regime uitdrukking te geven aan uw bezorgdheid en ongenoegen?
Bent u bereid het voortouw te nemen om de staten waarvan ambassadeurs de ramadantoespraak van president Ahmadinejad hebben bijgewoond unilateraal en/of via de Europese Unie op te roepen zich onverwijld en zonder voorbehoud te distantiëren van deze nieuwe oproep tot vernietiging van de Joodse staat Israël en het bijgevolg plegen van genocide op de bevolking daarvan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wilt u de Tweede Kamer te zijner tijd verslag uitbrengen van de reacties ter zake?
Hoeveel geaccrediteerde en niet geaccrediteerde functionarissen zijn er werkzaam op de Iraanse ambassade in Den Haag en welke functies worden door hen bekleed? Is deze ambassadestaf naar uw oordeel kwantitatief en kwalitatief in verhouding met het niveau, respectievelijk de praktische invulling van de Nederlands-Iraanse relaties? Zo ja, kunt u dat toelichten? Zo nee, bent u bereid de niet essentiële functionarissen uit te wijzen? Indien u daartoe niet bereid bent, waarom niet?
Wilt u deze vragen voor de duidelijkheid ieder afzonderlijk en gezien de urgentie binnen tien dagen na ontvangst beantwoorden?
Het bericht ‘Politietop moet mond houden over wietpas’ |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Politietop moet mond houden over wietpas»?1
Ja
In hoeverre klopt de uitspraak van de oud-voorzitter van de Nederlandse Politiebond dat «de angst onder politieambtenaren in de top is heel sterk. Sterker dan je zou mogen verwachten en dan wenselijk is»?
De politie heeft mij toegezegd dat zij handhaaft wat is afgesproken. Een spreekverbod is niet aan de orde.
Zin er kritische meningen geuit in de politietop over de wietpas? Zo ja, wat is dan de kritiek van de politietop op de wietpas?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn er politiefunctionarissen berispt of uit hun functie gezet dan wel zelf opgestapt na kritiek op het beleid?
Nee
Overbelaste WMO-loketten en de scheiding van wonen en zorg |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat gemeenten overbelaste loketten in het kader van de Wet maatschappelijke ondersteuning (WMO) voorzien?1
Bent u bereid om uitstel te verlenen zodat gemeenten voldoende tijd hebben voor het invoeren van verschillende maatregelen waarom verschillende gemeenten en belangenbehartigers vragen, zoals het bezuinigen op zorgzwaartepakketten (ZZP’s), het vervoer naar dagbesteding en de decentralisatie van delen van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ)? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op welke manier houdt u rekening met de uitspraak van de Tweede Kamer dat decentralisatie van de AWBZ een controversieel onderwerp is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wat is uw reactie op het opiniestuk «Wie doet het licht uit in het verzorgingshuis»?2
Bent u zich ervan bewust dat het scheiden van wonen en zorg schadelijk kan zijn voor de behandeling, die mensen nodig hebben, omdat het hebben van een betaalbare woning een basis is voor behandeling? Kunt u uw antwoord toelichten?
Deelt u de mening dat door de bezuinigingen op de ZZP’s en het scheiden van wonen en zorg de inhoud van de zorgverlening naar de achtergrond wordt gedrukt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Vindt u het acceptabel dat met bezuinigingen op het vervoerstarief naar dagbesteding en met diverse bezuinigingen er bijvoorbeeld zorgboerderijen failliet gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op welke manier gaat u ervoor zorgen dat er geen gaten vallen in de dagbesteding van mensen door de bezuinigingen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Welke alternatieven zijn er voor personen die na 1 januari 2013 geen indicatie meer zullen krijgen voor een verzorgingshuis? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe zal een oudere met een ZZP 1, 2 of 3-indicatie nog begeleid kunnen wonen en (intensieve) verzorging kunnen krijgen wanneer deze indicaties zijn afgeschaft?
Op welke wijze heeft u de verantwoordelijkheid genomen om bewoners, zorgmedewerkers, zorgaanbieders en zorgkantoren op de hoogte te stellen van uw besluit om ZZP 1, 2 en 3 af te schaffen en de bijbehorende gevolgen? Bent u van mening dat deze betrokken voldoende tijd hebben voor de voorbereiding op wat komen gaat?
Is het waar dat zorgkantoren nu al geen ZZP 1,2,3 meer inkopen bij zorginstellingen voor mensen, die deze zorg nu aanvragen? Kunt u garanderen dat dit nergens gebeurt?
Is er voor zorginstellingen al een vorm van huurbepaling? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe gaat u leegstand in zorginstellingen voorkomen?
Deelt u de mening dat leegstand van zorginstellingen een vorm van kapitaalvernietiging is? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verplichting voor familie om mee te werken in het verpleeghuis De Vierstroom |
|
Renske Leijten |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat zorginstelling De Vierstroom familie van bewoners gaat verplichten om vier uur per maand mee te werken in het verpleeghuis?1
Vierstroom is van plan om komend najaar in twee verpleeghuizen te starten met een experiment van zes maanden, waarbij familieleden van nieuwe bewoners worden verplicht om – in eerste instantie vier uur per maand – mee te helpen. Het gaat volgens Vierstroom om ondersteuning in aanvulling op de basiszorg in het verpleeghuis met als doel het welbevinden van cliënten te verhogen. Vierstroom benadrukt dat de familie geen zorgtaken hoeft te verrichten. Vierstroom geeft dit vorm door de familie van de cliënt bij het introductiegesprek aan te laten geven hoe ze kunnen bijdragen. Vierstroom legt de afspraken over de familieparticipatie vervolgens vast in het zorgplan dat zij samen met de cliënt en mantelzorger afspreken.
Ik ben een warm voorstander van (het bevorderen van) een grotere betrokkenheid van familie bij de zorg en ondersteuning van bewoners van zorginstellingen. Het is (dan ook) goed dat er discussie wordt gevoerd over de bijdrage van naasten in de zorg voor kwetsbare mensen. Behalve over kwaliteit van leven gaat het hierbij ook over onderlinge solidariteit, die noodzakelijk is voor de houdbaarheid van de langdurige zorg op de lange termijn. Kernvraag is welke informele ondersteuning van mensen aan elkaar wij vanzelfsprekend zouden moeten vinden. De positieve én negatieve reacties op het initiatief van Vierstroom onderstrepen dat dit debat nog niet is uitgekristalliseerd. Ik waardeer het dat Vierstroom deze discussie aangaat.
De zorgplanbespreking vind ik bij uitstek een goed moment om het gesprek over familieparticipatie te voeren en daarover – op basis van vrijwilligheid – afspraken te maken. Om alle betrokken (zorgaanbieder, cliënt en familie) duidelijkheid te geven over wederzijdse verwachtingen is het goed de afspraken over familieparticipatie vast te leggen in het zorgplan. Het vastleggen van wederzijdse verwachtingen over familieparticipatie in het zorgplan ondersteunt het voeren van de dialoog hierover en de regelmatige evaluatie daarvan.
Het verplichtende karakter van het experiment van Vierstroom gaat me evenwel te ver. Het voornemen van Vierstroom tot verplichte ondersteuning kan in juridische zin worden aangemerkt als de verplichting tot het leveren van een betaling (in natura) voor diensten. Voor zorg die onder het verzekerd pakket valt, mag volgens artikel 35 WMG geen bijbetaling worden gevraagd. Het vragen van betalingen voor aanvullende diensten die geen zorg of dienst inhouden in de zin van de AWBZ is toegestaan, mits duidelijk is dat de cliënt vrijwillig kan kiezen voor de aanvullende dienst. Het staat de instelling vrij daar in overleg met de cliëntenraad en het zorgkantoor naar te streven (maar niet om de familie van bewoners daarvoor tot een extra bijdrage – in natura – te verplichten). Besluiten over diensten in aanvulling op de AWBZ-zorg vallen onder het verzwaard adviesrecht van cliëntenraden en is vastgelegd in de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (art. 3 lid 1 onder L WMCZ). Aanvullende diensten zijn voor de cliënt altijd op basis van vrijwilligheid. Bovendien moeten het aanbod en de prijsstelling transparant zijn.
Al met al is zowel bij de basiszorg als bij aanvullende diensten een verplichting tot bijbetaling (hetzij financieel, hetzij in natura) niet mogelijk.
Vierstroom geeft aan in de positie te willen geraken dat zij personen wier familie categorisch weigert te participeren, niet hoeft op te nemen. Dit omdat deze dan niet passen in de filosofie die Vierstroom voorstaat. Alsdan zou het zorgkantoor zorg moeten dragen voor een alternatief voor betroken burger. Zulke afspraken tussen zorgkantoor en aanbieder bestaan thans evenwel niet en moet de verzekerde die een indicatiebesluit voor AWBZ-zorg heeft, deze aanspraak via hety zorgkantoor bij de aanbieder tot gelding kunnen brengen.
Hoe is het mogelijk dat in het jaar dat er extra middelen beschikbaar zijn gesteld voor het aantrekken van personeel, een zorginstelling tot deze maatregel overgaat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals uit het bovenstaande blijkt, gaat in deze situatie niet zozeer om het al dan niet aantrekken van extra personeel. Vierstroom geeft aan met het experiment – vanuit een bepaalde filosofie – te willen streven naar een hoger welzijnsniveau van zijn bewoners. Het gaat volgens Vierstoom om ondersteuning in aanvulling op de basiszorg in het verpleeghuis.
Erkent u dat met het verplicht stellen van het doen van vrijwilligerswerk er geen sprake meer is van vrijwilligerswerk? Zo ja, erkent u dat deze maatregel van de zorginstelling regulier werk wegdrukt dat anders zou worden gedaan door een betaald personeelslid? Zo nee, kunt u uitleggen hoe een verplichting tot vier uur helpen in de maand een vrijwillig karakter heeft?
Zoals ik schreef in antwoord op de vragen 1 en 2 kan van een verplichtend karakter van het experiment van Vierstroom geen sprake zijn. Zowel de verplichting tot het leveren van een betaling (in natura) voor diensten als de mogelijkheid om deze verplichte diensten «af te kopen» kan niet aan de orde zijn. Dit verplichtende karakter verdraagt zich naar mijn mening ook slecht met het wezen van mantelzorg, waarvoor de sociale relatie, de intrinsieke motivatie en vrijwilligheid kenmerkend zijn. Ook vanuit dit perspectief kan en mag dan ook geen sprake zijn van «wegdrukken van reguliere zorg» cq. het verliezen van een baan door huidige personeelsleden.
Hoeveel betaalde personeelsleden zouden kunnen worden ingezet zonder de verplichting van de familie om mee te werken in het verpleeghuis of hoeveel personeelsleden verliezen hun werk door deze maatregel?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van het feit dat de familie zijn taak kan «afkopen»? Hoeveel extra betaling betreft dat? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat er een risico kan schuilen in het onvrijwillig inzetten van mensen bij ouderen, bijvoorbeeld omdat mensen achteloos of ongemotiveerd hun taak uitvoeren? Kunt u uw antwoord toelichten?
De inzet van mantelzorgers is onvervangbaar en voegt extra kwaliteit van leven toe. Dat instellingen deze inbreng stimuleren en faciliteren vind ik een goede zaak. Dit vraagt ook om een positieve houding van de professionele zorgverleners om de intrinsieke motivatie van mantelzorgers zo optimaal mogelijk te benutten. Onvrijwillig inzetten van mantelzorg zou inderdaad tot risico’s kunnen leiden. Overigens is mijn indruk dat veel mantelzorgers aanzienlijk meer dan vier uur per maand bijdragen aan het welbevinden van hun dierbare.
Op welk onderdeel schieten de zorgzwaartepakketten tekort in hun dekking, waardoor er «verplicht» vrijwilligerswerk moet worden ingezet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben van oordeel dat de ZZP’s niet tekort schieten.
Erkent u dat «verplicht» vrijwilligerswerk een verkapte vorm van bijbetalen is voor zaken, die via de zorgzwaartepakketten gedekt zouden moeten zijn? Zo ja, bent u van mening dat De Vierstroom in overtreding is, omdat De Vierstroom onrechtmatige bijbetalingen vraagt? Zo nee, wat vindt u er gewoon aan dat er een verplichting komt van het doen van vrijwilligerswerk?
Kortheidshalve verwijs ik naar het antwoord op de vragen 1 tot en met 6. Ik heb de NZa gevraagd kritisch te kijken naar het experiment. De NZa gaat op korte termijn met Vierstroom in overleg over het experiment. De antwoorden op deze Kamervragen zal ik ook expliciet onder de aandacht brengen van Vierstroom, zorgkantoor en de NZa.
Vindt u het aanvaardbaar dat mensen, die familie hebben, die dat niet wil doen, lager op de wachtlijst worden geplaatst? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik al eerder heb aangegeven, kan en mag van een verplichting tot de inzet van mantelzorg geen sprake zijn.
Wat gebeurt er met mensen, die een plek in het verpleeghuis zoeken, zonder familie, die aan de vier uur-verplichting kan voldoen?
Zie antwoord vraag 9.
Erkent u dat het onacceptabel is dat deze mensen uitgesloten zouden worden om bij De Vierstroom te komen wonen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 9.
Vindt u het uit te leggen dat een zorginstelling met een positief resultaat van € 4,5 miljoen over 2011 dit soort maatregelen voorstelt? Kunt u uw antwoord toelichten?2
De vragen 12, 13 en 14 betreffen de bedrijfsvoering van Vierstroom en de bezoldiging van bestuurders. Los van de vraag of de genoemde bedragen juist zijn, behoort Vierstroom zich te houden aan alle geldende regels hieromtrent. De NZa houdt toezicht op de doelmatige en rechtmatige uitvoering van de AWBZ door zorgverzekeraars. Voor een maatschappelijk verantwoorde bezoldiging van de bestuurders heeft het kabinet de Wet normering topinkomens ontworpen. Deze ligt op dit moment voor behandeling in de Eerste Kamer.
Deelt u de mening dat het niet acceptabel is dat de bestuurder van deze instelling per jaar 239 262 euro vangt en een auto van de zaak heeft waarvoor hij 57 292 euro krijgt, terwijl van familieleden wordt geëist dat zij vier uur per maand verplicht meewerken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 12.
Deelt u, wanneer u de jaarrekening bekijkt en de zeker tien BV’s van De Vierstroom ziet, het gevoel dat deze zorginstelling zich te veel laat afleiden van de kern, namelijk goed zorgen voor bewoners en zorgen voor gemotiveerd personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht ‘Vierstroom verplicht familie tot meewerken’ |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
van Veldhuijzen Zanten-Hyllner |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Vierstroom verplicht familie tot meewerken»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat familie wordt verplicht om te helpen in het verzorgingshuis?
Voor de antwoorden op deze vragen verwijs ik u graag het antwoord op gelijkluidende vragen mw. Leijten (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2012–2013, 48) over dit onderwerp. In de kern geldt dat zowel bij basiszorg die onder de AWBZ valt als bij aanvullende diensten van een verplichting tot de inzet van mantelzorg geen sprake mag zijn.
Op basis van welke wet of regel kunnen familieleden worden verplicht om mee te helpen? Indien deze wet of regel er niet is, wilt u dat dan direct aan het verzorgingshuis Vierstroom kenbaar maken?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom trekt verzorgingshuis Vierstroom geen extra personeel aan om aan de hulpvraag te kunnen voldoen?
Het gaat Vierstroom in deze situatie niet zozeer om het al dan niet aantrekken van extra personeel. Vierstoom geeft aan met het experiment – vanuit een bepaalde filosofie – te willen streven naar een hoger welzijnsniveau van zijn bewoners.
Overigens heeft Vierstroom € 2,1 mln. aan intensiveringmiddelen ontvangen en zet zij deze in voor de opleiding van het zorgpersoneel en het aantrekken van extra personeel (verplegende niveau 4) die een coachende rol krijgen in de verpleging.
Heeft verzorgingshuis Vierstroom een deel van de «Agema-gelden» toebedeeld gekregen?
Zie antwoord vraag 4.
Welke stappen gaat u ondernemen om patiënten en familieleden te beschermen, die niet aan de belachelijke eis van verzorgingshuis Vierstroom willen voldoen?
In lijn met het antwoord op uwe vragen 2 en 3 heb ik de Nza gevraagd kritisch te kijken naar het experiment. De Nza gaat binnenkort met Vierstroom in overleg. Ik zal voorliggende antwoorden ook ander de aandacht brengen van Vierstroom, Zorgkantoor en Nza.
De vermindering van onder meer het aantal bedden in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) |
|
Nine Kooiman (SP), Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
|
|
|
Hoeveel bedden in totaal zullen in de geestelijke gezondheidszorg (GGZ) tot 2020 worden geschrapt naar aanleiding van het gesloten Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ, waarin sprake is van een forse afname van het aantal bedden met éénderde ten opzichte van 2008?1
In het Bestuurlijk Akkoord GGZ is inderdaad een ambitie afgesproken dat eenderde van de bedden wordt afgebouwd. Dit gaat om ongeveer 10 000 bedden. Daarbij benadruk ik dat het niet alleen om een afbouw gaat. Ambulantiseren betekent ook een opbouw van actieve ondersteuning in de thuissituatie, bijvoorbeeld met behulp van (F)ACT-teams.
Hoe is de vermindering van bedden in de GGZ precies opgebouwd? Kunt u uw antwoord toelichten?
In het Bestuurlijk Akkoord GGZ is afgesproken dat er eerst een nulmeting voor de gehele sector wordt uitgevoerd die inzicht geeft in de functioneel in gebruik zijnde beddencapaciteit. Om te komen tot een adequate afbouw is een transitie noodzakelijk (tempo, aantallen, randvoorwaarden). Partijen willen eind 2012 inzicht hebben in dit proces en zullen op basis daarvan een weloverwogen besluit nemen hoe om te gaan met het tempo van afbouw, welke bedden wel of niet kunnen worden afgebouwd en de randvoorwaardelijke sfeer hieromtrent. Ook de kosten en de baten van ambulantisering zullen, gezamenlijk met partijen, nog in kaart worden gebracht.
Waarom is er, zowel in het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ als in het Kunduzakkoord, geen onderscheid gemaakt in de verschillende typen bedden in de GGZ?
Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 2.
Hoeveel bedden in de GGZ in totaal zijn er sinds het aantreden van het kabinet Rutte verdwenen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op dit moment zijn er nog geen geaggregeerde landelijke cijfers over de ontwikkelingen in 2011.
Hoeveel intensief beschermd wonen (IBW)-bedden, hoeveel klinische bedden, crisisbedden, bedden in de verslavingszorg, bedden in de vrouwenopvang en bedden in de kinder- en jeugd-GGZ zijn er geschrapt onder het kabinet Rutte? Kunt u uw antwoord toelichten uitgesplitst in bedsoort?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoeveel intensief beschermd wonen (IBW)-bedden, klinische bedden, crisisbedden, bedden in de verslavingszorg, bedden in de vrouwenopvang en bedden in de kinder- en jeugd-GGZ zullen er verdwijnen door het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ? Kunt u uw antwoord toelichten uitgesplitst in bedsoort?
Ik verwijs hierbij naar het antwoord op vraag 2.
Wat is uw reactie op het bericht dat er een nijpend tekort is aan bedden voor slachtoffers van huiselijk geweld en voor slachtoffers van mensenhandel?2
De afgelopen jaren heeft de staatssecretaris van VWS extra middelen toegevoegd aan de decentralisatie-uitkering vrouwenopvang, onder andere voor extra capaciteit in de vrouwenopvang3. Ondanks de forse investering hoor ik af en toe dat er een tekort aan bedden in de vrouwenopvang voor slachtoffers van huiselijk geweld zou zijn. Voor voldoende opvangplaatsen is vooral ook een goede uitstroom uit de vrouwenopvang van belang. In het kader van het samenwerkingsproject Aanpak geweld in huiselijke kring van de VNG, de Federatie Opvang en het ministerie van VWS wordt momenteel de monitoring van de in- en uitstroom in de vrouwenopvang vormgegeven.
Met betrekking tot de beschikbare capaciteit voor slachtoffers van mensenhandel is er onlangs overleg geweest met CoMensha. Hieruit bleek dat er op dit moment geen sprake is van een tekort aan bedden bij de eerste opvang van slachtoffers van mensenhandel. Wel zijn er nog knelpunten bij de doorstroming van slachtoffers uit de eerste opvang naar – bijvoorbeeld – reguliere opvang of huisvesting.
Hoe verhoudt het tekort aan bedden voor deze kwetsbare groepen vrouwen zich tot het beleid om te komen tot een forse reductie van het aantal bedden?
Het betreft hier geen GGZ. In de vrouwenopvang en de categorale opvang voor slachtoffers van mensenhandel is geen sprake van reductie van bedden.
Waar worden slachtoffers van mensenhandel en/of huiselijk geweld opgevangen als zij niet terecht kunnen in de daarvoor bestemde opvang?
Zoals uit het antwoord op vraag 7 blijkt, is er geen sprake van een capaciteitstekort. Uit navraag bij CoMensha en Federatie Opvang blijkt dat tot op heden altijd kan worden gezorgd voor een noodbed.
Hoe kunt u garanderen dat slachtoffers van mensenhandelen/of huiselijk geweld voldoende zorg en veiligheid wordt geboden?
Er is voldoende veilige opvang via de vrouwenopvang en categorale opvang slachtoffers mensenhandel. Over eventuele knelpunten hebben VWS, V&J en BZK/I&A overleg met CoMensha en Federatie Opvang.
Wat is uw reactie op het bericht dat er een tekort is aan bedden voor GHB-verslaafden?3
GHB-verslaving is een relatief nieuwe verslaving. Het aantal behandelde patiënten is de afgelopen 5 jaar toegenomen van 60 naar 660. Gelet op de mogelijke gezondheidsrisico’s die bij het afkicken kunnen optreden heeft de detoxificatie-behandeling het karakter van een intensive care. Vanwege de intensieve inzet van gekwalificeerd personeel is de capaciteit per instelling niet onbegrensd.
Er zijn aanzienlijke regionale verschillen in GHB-gebruik. In Twente is het GHB-gebruik relatief hoog. Daardoor kunnen in die regio GHB-verslaafden die willen afkicken bij de lokale verslavingszorginstelling Tactus niet altijd direct worden geholpen. Er is landelijk geen tekort aan bedden.
Hoe hoog zijn de wachtlijsten in de verslavingszorg, uitgesplitst naar middelgebruik? Kunt u uw antwoord toelichten?
De verslavingszorginstellingen hanteren geen aparte wachtlijsten per middel. Op de websites van de instellingen staan de wachttijden voor ambulante zorg vermeld. De aanmeldingswachttijd is gemiddeld 4 weken en de wachttijd voor ambulante behandeling gemiddeld 5 weken. Uit een inventarisatie onder verslavingszorginstellingen blijkt de gemiddelde wachttijd voor klinische behandeling 3 weken te bedragen. Deze wachttijden vallen alle binnen de zogenaamde Treek-normen.
Hoe kan het zijn dat u, in antwoorden op schriftelijke vragen van 17 mei 2011, stelt dat «de behandelcapaciteit voor GHB-verslaafden zal toenemen», terwijl er nu sprake is van wachtlijsten?4
Het door mij gestimuleerde project waarbij onder wetenschappelijke begeleiding een detoxificatie protocol voor GHB-verslaving is ontwikkeld zal eind dit jaar worden afgerond. Bijna alle verslavingszorginstellingen werken inmiddels volgens het experimentele protocol. Door de beschikbaarheid van het protocol zijn meer hulpverleners in staat een adequate behandeling te bieden. Daardoor is de totale behandelcapaciteit toegenomen. Vanwege exponentiële groei van de hulpvraag in enkele regio’s is de situatie ontstaan dat niet elke GHB-patiënt direct in de eigen regio kan worden geholpen.
Hoe lang zijn de wachtlijsten voor GHB-verslaafden en hoe gaat u deze oplossen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie het antwoord op vraag 12.
Op welke manier kunt u garanderen dat GHB-verslaafden niet tussen wal en schip raken door wachtlijsten met alle gevaarlijke gevolgen van dien? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals uit het antwoord op vraag 11 is af te leiden is er landelijk geen tekort aan bedden. Indien dat bij een verslavingszorginstelling anders is of wordt, geldt het volgende.
Indien een GHB-patiënt in een crisissituatie verkeert wordt direct hulp verleend. Indien een GHB-patiënt niet direct in de eigen regio kan worden geholpen bestaat de mogelijkheid om uit te wijken naar behandeling in een andere regio.
Werken inmiddels alle instellingen voor verslavingszorg met het nieuwe ontgiftingsprotocol dat u stimuleerde en wat is het effect daarvan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Er zijn acht verslavingszorginstellingen die deelnemen aan de ontwikkeling van een detoxificatie protocol voor GHB-verslaving, waarbij in een afbouwschema medicinale GHB wordt gebruikt. De oplevering van dit protocol is eind van dit jaar gepland. De andere drie verslavingszorginstellingen hanteren een ontgiftingsmethode waarbij benzodiazepinen worden gebruikt. Het in ontwikkeling zijnde protocol wordt ook toegepast in het project «GHB detoxificatie in de politie- en justitiecel» van het Ministerie van Veiligheid en Justitie. Hoewel de definitieve resultaten pas eind van het jaar bekend zijn is nu al wel duidelijk dat het nieuwe protocol voor een veilige detoxificatie zorgt.
Kunt u uw uitspraak in antwoord op de hiervoor genoemde eerdere schriftelijke vragen dat «het terugdringen van het aantal bedden in de GGZ niet van toepassing is op het ontgiftingsproces» nog garanderen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Gelet op de gezondheidsproblemen die kunnen optreden bij het stoppen met het gebruik van GHB is de ontgiftingsfase (detox) van essentieel belang. Hoewel er uitzonderingen op de regel zijn is voor de ontgifting van GHB doorgaans klinische opname noodzakelijk. Dit onderdeel van de behandeling van GHB-verslaving is aan te merken als specialistische GGZ. Bovendien heeft de begeleiding tijdens de ontgifting een hoog intensief karakter. Daardoor zijn de in het Bestuurlijk Akkoord Toekomst GGZ gemaakte afspraken, zoals bijvoorbeeld over ambulantisering, niet als passende zorg voor deze aandoening te beschouwen en is het terugdringen van het aantal bedden in de GGZ niet van toepassing op het ontgiftingsproces van GHB-verslaafden.
Wat is uw reactie op het rapport van de Raad voor de Volksgezondheid en Zorg (RvZ) om de GGZ de regie te geven in de behandeling van patiënten met psychische aandoeningen in de justitiële sfeer?5
Een reactie op het RVZ-advies laat ik over aan een volgend kabinet.
Hoe verhoudt de reductie van bedden zich tot de mogelijkheid om patiënten eerder verplicht op te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Evenals onder de Wet Bopz, is verplichte opname onder het wetsvoorstel WvGGZ slechts mogelijk wanneer het gedrag van een persoon als gevolg van zijn psychische stoornis leidt tot een aanzienlijk risico op ernstige schade voor hemzelf of voor een ander. De huidige Wet Bopz is een opnamewet. Dit uitgangspunt strookt niet meer met de hedendaagse opvattingen over zorg en behandeling voor personen met een psychische stoornis. De WvGGZ is een behandelwet. Verplichte zorg is niet beperkt tot alleen de opname, maar kan ook in lichtere en zelfs ambulante vorm (behandeling, verzorging en begeleiding thuis) worden verleend. De nieuwe wetgeving staat dus niet haaks op de beddenreductie, er wordt juist meer ambulante behandeling door de WvGGZ mogelijk gemaakt.
Hoe verhoudt het beleid om het aantal bedden te verminderen zich tot het door de RvZ geformuleerde knelpunt dat de GGZ het accent moet leggen op «voldoende intramurale capaciteit voor gesloten, gestructureerde intensive care, desnoods van lange duur, ook voor verslaafden»?
Het beleid om het aantal bedden te verminderen laat onverlet dat personen ten aanzien waarvan dit noodzakelijk wordt geacht, ook daadwerkelijk verplicht opgenomen kunnen worden. Er moet mitsdien – ook op de intensive care – voldoende capaciteit beschikbaar zijn voor mensen voor wie ambulante behandeling (tijdelijk) niet mogelijk is. Zorgverzekeraars blijven verantwoordelijk voor het voldoende inkopen van deze bedden.
Wat zijn de kosten om de teams voor actieve zorg in de wijk ((F)ACT-teams) uit te breiden van 160 naar 500 en houdt dat in dit geheel ten koste gaat van het budget van de bedden in de GGZ? Kunt u uw antwoord toelichten?
De kosten voor actieve zorg in de wijk ((F)ACT-teams) zijn altijd minder dan een bed op dit moment kost. Zoals ik tevens bij vraag 2 heb aangegeven, zullen de specifieke kosten en baten van ambulantisering door de partijen nog nader worden onderzocht. Dit is tevens zo afgesproken in het Bestuurlijk Akkoord GGZ.
Op welke termijn is er sprake van de uitbreiding van (F)ACT-teams en dus met een verdere reductie van bedden als het advies van de RvZ wordt overgenomen?
In het bestuurlijk akkoord GGZ 2012–2014 is aangegeven dat zorgverzekeraars en zorgaanbieders de ambitie delen om de huidige totale beddencapaciteit tot 2020 fors af te bouwen met een derde ten opzichte van de omvang van de bedden in 2008 en deze afbouw te substitueren door middel van ambulante zorg, die veelal door (F)ACT-teams geleverd zal worden. Zorgverzekeraars en aanbieders maken lokaal afspraken over mogelijkheid, inhoud en tempo van deze ambulantisering. Dit proces staat los van het RVZ-advies.
Deelt u de mening dat het aan een nieuwe Tweede Kamer en een nieuw kabinet is om een politiek besluit over het RvZ-advies te nemen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ja.
Belastingheffing bij Nederlanders door Duitsland over pensioenen |
|
Helma Neppérus (VVD), Han ten Broeke (VVD) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het artikel over de heffing door Duitsland over pensioenen van Nederlanders tegen het hoogste Duitse belastingtarief?1
Ja.
Wat vindt u hiervan, zowel wat betreft de heffing op zich als het kennelijk toegepaste tarief?
De Duitse belastingheffing is het gevolg van een uitspraak van 6 maart 2002 van de hoogste Duitse rechter, het Bundesverfassungsgericht, die inhoudt dat Duitsland een ongelijkheid tussen gepensioneerden moet oplossen door uiterlijk met ingang van 2005 ook belastingheffing in te voeren voor diegenen die een wettelijk pensioen ontvangen van de Duitse Renteversicherung. De Duitse regering had dus geen andere keuze, dan de heffing in te voeren. Deze heffing is stapsgewijs ingevoerd, waardoor veel Nederlandse gepensioneerden over 50% van hun pensioen in Duitsland belastingplichtig zijn. Voor wat betreft het toegepaste tarief zijn de tarieven van de Duitse Einkommensteuer van toepassing, die voor inwoners en niet-inwoners hetzelfde zijn. In veel gevallen is het toegepaste belastingtarief 14%. Het is dus niet zo dat standaard het hoogste Duitse belastingtarief wordt toegepast. Niet-inwoners (bijvoorbeeld de inwoners van Nederland) kunnen onder bepaalde voorwaarden een verzoek doen om als «unbeschränkt Steuerpflichtige» te worden behandeld, waardoor ook zij voor bepaalde Duitse fiscale faciliteiten in aanmerking komen, hetgeen de effectieve belastingheffing vermindert. Nederland kent overigens een vergelijkbaar systeem met de keuzeregeling voor buitenlandse belastingplichtigen om als binnenlandse belastingplichtige te worden behandeld.
Om hoeveel mensen gaat het? Welke gegevens zijn bij de Nederlandse Belastingdienst hierover bekend?
Volgens de gegevens die de Duitse Renteversicherungen aan de Belastingdienst heeft verstrekt ontvangen ongeveer 45 000 inwoners van Nederland een Duits wettelijk pensioen. Pas recent heeft de Belastingdienst van de Duitse Renteversicherungen deze gegevens ontvangen. De gegevens omvatten naam, adres, geboortedatum en de hoogte van het pensioen.
Bent u bereid om met uw Duitse collega te overleggen in hoeverre aanpassing van de aanslagen kan plaatsvinden, zodat een laag tarief wordt toegepast en ook gekeken wordt naar de mogelijkheden van kwijtschelding?
Er is voortdurend overleg met zowel het Duitse ministerie van Financiën als met het Finanzamt Neubrandenburg. Betrokkenen ontvangen van het Finanzamt Neubrandenburg informatie over de voorwaarden van «unbeschränkte Steuerpflicht» en op welke wijze zij daarvoor in aanmerking komen. De Nederlandse Belastingdienst heeft vervolgens als taak om een verklaring af te geven over het inkomen van de belastingplichtige dat in Nederland bekend is, de zogenoemde Bescheinigung EU/EWR. Belastingplichtigen krijgen dus de mogelijkheid om onder omstandigheden het lagere effectieve tarief in Duitsland te krijgen. Dezelfde systematiek geldt overigens ook voor reguliere grensarbeiders.
Moet de voorlichting over belastingheffing en pensioenen in Nederland en andere landen niet worden verbeterd? Bent u bereid daarbij ook vooral aandacht te besteden aan grensregio’s?
Ja, ik vind dat er verbetering te behalen is in de informatievoorziening aan gepensioneerden met een pensioen uit het buitenland. Voor wat betreft de Nederlandse pensioenen aan mensen in het buitenland, is het verantwoordelijke kantoor van de Belastingdienst Limburg/kantoor Buitenland, bezig om de aanvraag voor belastingvrijstelling te vereenvoudigen in het geval het heffingsrecht aan het woonland is toegewezen op grond van het bilaterale verdrag tussen Nederland en het woonland. Met het oog op mensen in Nederland met een pensioen uit het buitenland zie ik mogelijkheden om de automatische uitwisseling van informatie van grensoverschrijdende pensioenen tussen landen onderling verder uit te breiden. Daarmee weet de Belastingdienst vooraf wie er in Nederland een pensioen uit het buitenland ontvangt. Met geschikte gegevens is het vervolgens mogelijk om de digitale aangifte van belastingplichtigen zoveel mogelijk «voor in te vullen». Overigens is er momenteel al een ruim aanbod van voorlichting over grensoverschrijdende belastingheffing, zoals bijvoorbeeld het team Grensoverschrijdend Werken en Ondernemen van de Belastingdienst in Maastricht, waarin ook Duitse en Belgische ambtenaren participeren. Een andere ontwikkeling is het binnenkort te openen fysieke grensinfopunt Aken-Eurode.
Tegelijkertijd komt aan de gepensioneerde ook een verantwoordelijkheid toe om zich te informeren omtrent zijn pensioen. Zo zal hij zelf een pensioen moeten aanvragen en moeten nagaan wat de ontvangst van een pensioen verder voor gevolgen meebrengt. Overigens zal de gepensioneerde reeds eerder te maken hebben gehad met het belastingstelsel van het andere land, namelijk tijdens zijn actieve periode als werknemer in dat land.
Wat doet u om dit soort situaties, waarbij burgers opeens door een buitenlandse heffing, en nog wel uit een buurland, worden verrast, voor de toekomst te vermijden?
De invoering van de nieuwe Duitse wetgeving werd onder andere vermeld in informatie van de SVB, Bureau Duitse Zaken en op websites van de Duitse belastingdienst. Door de langdurige operatie die de Duitse belastingdienst nodig heeft gehad om de heffing te implementeren, is de heffing voor velen echter toch als een verrassing gekomen. Het is in eerste instantie de verantwoordelijkheid van de belastingdienst van het land dat de heffing invoert om belastingplichtigen te informeren. Tegelijkertijd is het belangrijk dat landen elkaar onderling intensief op de hoogte houden van de wijzigingen die plaatsvinden, zodat waar nodig extra ondersteuning kan worden gegeven. Met België is al geruime tijd een goede samenwerking gaande; met Duitsland zal de samenwerking de komende tijd intensiveren met het oog op de implementatie van het nieuwe belastingverdrag tussen Nederland en Duitsland dat op 12 april 2012 is afgesloten.