De notoire zaken bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Is het waar dat er geen 25 langlopende zaken bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ) waren, maar begin 2011 215 zaken die ouder waren dan één jaar? Zo ja, waarom is dit de Kamer niet gemeld?1
De IGZ werkt al jaren volgens de zogenaamde Leidraad Meldingen. In 2011 bleek de IGZ conform deze leidraad een behoorlijke achterstand te hebben opgelopen. Door een extra inspanning is het de IGZ gelukt om deze achterstanden weg te werken. Ik heb uw Kamer dat ook gemeld.
In de nieuwe Toezichtvisie2, die ik u januari jongstleden heb gepresenteerd, heb ik hieraan een nieuwe, aanvullende, kwantitatieve norm toegevoegd: de 1 jaarstermijn. Deze jaarstermijn gebruikte de IGZ al enkele maanden als norm waaraan zij graag wilde gaan voldoen. Deze norm heb ik in de Toezichtvisie overgenomen, maar ik heb daaraan toegevoegd dat ik een onderzoekscommissie wil laten vaststellen of de IGZ ook hieraan met de huidige organisatie, systemen en menskracht kan voldoen, mede met het oog op de groei van het aantal meldingen (22% in 2011 ten opzichte van 2010). En zo niet, wat er dan nodig is om daaraan wel te kunnen voldoen. Deze normen moeten immers niet eenmalig, maar structureel worden gehaald.
De IGZ heeft, vooruitlopend hierop, aangegeven dat vanaf de zomer van 2012 er geen meldingen meer zullen zijn die langer dan een jaar openstaan, tenzij daar goede redenen voor zijn. De IGZ handelt hierbij vanuit het principe «pas toe of leg uit».
Stand van zaken
In de tabel kunt u lezen dat begin 2011 circa 1 000 meldingen 12 maanden of langer open stonden. Begin 2012 waren dat er circa 320. De IGZ vordert gestaag met de afronding van deze meldingen.
Korter dan 3 maanden
3 tot 6 maanden
6 tot 9 maanden
9 tot 12 maanden
12 maanden of langer
Totaal
1 januari 2011
1 710
990
600
390
1 000
4 690
1 juli 2011
1 590
860
480
330
590
3 850
1 januari 2012
1 810
660
350
200
320
3 340
25 maart 2012
1 490
880
290
160
240
3 050
U noemt in uw vragen het getal van 215 zaken die begin 2011 en 57 zaken die begin 2012 ouder waren dan een jaar. Deze meldingen hebben alleen betrekking op ziekenhuizen en/of medische specialisten. In bovenstaande tabel staan meldingen die betrekking hebben op alle zorgaanbieders en (farmaceutische) bedrijven.
Achterstanden ontstaan als de IGZ bijvoorbeeld door capaciteitsgebrek onvoldoende actie heeft ondernomen naar aanleiding van de melding en niet heeft gehandeld conform haar eigen Leidraad Meldingen. In de zomer van 2011 heeft de IGZ 25 meldingen geïdentificeerd met een grote complexiteit en maatschappelijke impact. Een aantal van deze meldingen had een doorlooptijd van langer dan een jaar. Het wegwerken van de achterstanden met betrekking tot deze meldingen heeft binnen de IGZ extra aandacht gekregen. Eén van deze 25 zaken is heropend op verzoek van de Nationale ombudsman en bij één van de 25 zaken wacht de IGZ op een uitspraak van de tuchtrechter. De achterstanden met betrekking tot deze 25 meldingen zijn dus weggewerkt, zoals ik u gemeld heb in mijn brief van 17 januari 2012 over toezicht op de gezondheidszorg3.
Is het waar dat er per 2012 nog 57 zaken bij de IGZ liggen die ouder zijn dan één jaar? Zo ja, waarom is dit de Kamer niet gemeld?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het passen bij transparantie en openheid dat niet gemeld wordt hoeveel langlopende zaken er nog liggen bij de IGZ?
Zie antwoord vraag 1.
Erkent u dat er sprake is van een structureel probleem bij de IGZ, zoals de Nationale ombudsman dat ook noemt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie voor dit antwoord mijn brief over onderzoek naar de IGZ aan de Tweede Kamer van 2 april 2012.
Klopt de indruk dat zaken die in potentie media-aandacht kunnen krijgen voorrang krijgen op andere langlopende zaken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het is niet zo dat het wegwerken van de achterstanden met betrekking tot de 25 meldingen met een grote complexiteit en maatschappelijke impact ertoe heeft geleid dat de langlopende zaken niet minder zorgvuldig of later werden behandeld. De tabel geeft aan dat het afronden van deze meldingen (en dus het terugdringen van het aantal meldingen dat langer dan 12 maanden openstaat) gestaag vordert. Het spreekt voor zich dat te allen tijde moet gelden dat de zorgvuldigheid gewaarborgd is.
Inadequate zorg na de sluiting van de afdeling immunologie van het Academisch Ziekenhuis Maastricht |
|
Henk van Gerven , Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Herinnert u zich uw antwoord op eerdere vragen waarin u stelt dat de zorg voor patiënten na het sluiten van de specialistische klinische immunologie afdeling in het Academisch Ziekenhuis Maastricht (AZM) goed zou zijn geborgd?1
Ja.
Herinnert u zich het debat op 15 februari 2012 waarin u heeft opgeroepen om als patiënten geen goede behandeling krijgen omdat het AZM de specialistische klinische afdeling immunologie heeft gesloten dit bij u te melden?2
Ja. In het stenogram is hierover het volgende opgenomen: «Ik geef aan dat wij afspraken hebben gemaakt met het AZM over het goed doorgeleiden van patiënten. Als het niet gebeurt, wil ik dat die patiënten zich bij mij of bij de inspectie melden, zodat wij er daadwerkelijk iets aan kunnen doen.»
Er heeft zich tussen 15 februari 2012 en 2 april 2012 één patiënt bij mijn ministerie gemeld. Deze patiënt had een vervolgrecept nodig voor haar medicatie. Mijn ministerie heeft, na haar akkoord, haar gegevens verstrekt aan het ziekenhuis. Het AZM heeft mijn ministerie laten weten nog diezelfde dag het recept verstrekt te hebben.
Vindt u dat het AZM in de volgende casus zijn belofte om voor adequate vervolgzorg bij een ander gespecialiseerd ziekenhuis te zorgen na is gekomen? Zo ja, waarom? Zo neen, wat gaat u ondernemen om het AZM aan zijn belofte te houden?3
Vooropgesteld kan en wil ik vanwege de privacy van de patiënt niet inhoudelijk op een specifieke casus ingaan. Wel kan ik u informeren over de stappen die gezet zijn om te toetsen of er inderdaad sprake is van adequate vervolgzorg en welke stappen daarop zijn gezet.
Zoals u in het stenogram van het debat van 15 februari 2012 heeft kunnen lezen heb ik toegezegd dat patiënten die niet goed doorgeleid worden zich bij mij of de inspectie voor de Gezondheidszorg (de inspectie) kunnen melden. Naar aanleiding van deze en andere signalen, heeft de inspectie getoetst of het AZM de continuïteit van zorg voor de topreferente patiënten groep waarborgt.
De inspectie heeft geconstateerd dat nieuwe patiënten die naar het AZM verwezen worden voor immunologische stoornissen inderdaad door het Universitair Medisch Centrum Utrecht (UMCU) en het Universitair Medisch Centrum St. Radboud (UMCN) worden overgenomen. De inspectie heeft daarnaast geconstateerd dat de doorverwijzing van de bij het AZM reeds onder behandeling zijnde patiënten nog nauwelijks is gestart. Er zijn ruim 800 immunologische patiënten onder behandeling, waarvan naar schatting 250 met een topreferent immunologisch vraagstuk. De inspectie deelt de mening van het AZM, dat continuïteit en kwaliteit van de topreferente zorg voor al deze patiënten op het moment adequaat geregeld is, niet. De inspectie heeft het AZM gevraagd stappen te zetten om ervoor te zorgen dat het hele proces voor alle patiënten op een kwalitatief goede wijze afgerond kan worden. De inspectie continueert haar toezicht op de voortgang van dit proces.
Het AZM heeft per brief van 19 april 2012 aan alle patiënten duidelijkheid gegeven over haar handelwijze. De inspectie is van oordeel dat het AZM deze patiënten te lang in onzekerheid heeft gelaten over het al dan niet continueren van hun behandeling.
Welke ziekenhuizen hebben nu concreet de specialistische klinisch immunologische zorg met alle expertise van het AZM overgenomen? Waar kunnen de circa 3000 patiënten die op de afdeling in Maastricht werden behandeld nu terecht?
Nieuwe patiënten die naar het AZM verwezen worden voor immunologische stoornissen worden door het UMCU en het UMCN overgenomen.
In het AZM zijn nu ruim 800 immunologische patiënten onder behandeling, waarvan naar schatting 250 met een top referent immunologisch vraagstuk. Deze topreferente patiënten kunnen in het AZM onder behandeling blijven of op verzoek worden doorverwezen naar een ander centrum. Met het UMCU en het UMCN zijn hierover specifieke afspraken gemaakt.
De financiële situatie bij woningcorporaties |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het rapport «Risico’s in de corporatiesector» van Brinkgroep?1 Zo ja, wat is uw reactie op de inhoud van dit rapport? Zo nee, kunt u na kennisname van dit rapport de Kamer op korte termijn rapporteren over uw bevindingen en conclusies naar aanleiding van dit rapport?
Ja. Het rapport maakt gebruik van de openbare bronnen die er zijn voor belanghouders in de woningcorporatiesector. Dit biedt gemeenten, organisaties van huurders en anderen de gelegenheid om zich een beeld van afzonderlijke corporaties te vormen.
Ten eerste zijn de cijfers gebaseerd op de jaarcijfers van het verslagjaar. Het is mogelijk dat daarin incidentele uitschieters zitten of dat corporaties ondertussen tot bijsturing zijn overgegaan zodat dezelfde cijfers voor de daarop volgende jaren verbeteren.
Ten tweede is het goed om een onderscheid te maken tussen corporaties die relatief grote risico’s lopen maar tegelijkertijd een behoorlijke financiële buffer hebben en corporaties die maar een beperkte buffer hebben. In alle gevallen is het vanuit het oogpunt van het behoud van het maatschappelijk gebonden vermogen belangrijk om de risico’s goed te beheersen om verlies van dit vermogen te voorkomen. Bij een eventueel optredend verlies als gevolg van de aanwezige risico’s kan dus niet direct worden geconcludeerd dat de continuïteit in gevaar komt. De door het Centraal Fonds afgegeven continuïteits- en solvabiliteitsoordelen die in de rapportage worden aangehaald, richten zich met name op de balans tussen de risico’s en de aanwezige buffer.
Ten derde is het goed om er op te wijzen dat het Centraal Fonds in zijn oordeelsbrieven meer aan de orde stelt dan de «ranking». Corporaties kunnen heel gericht worden aangezet om bepaalde ongewenste situaties of posities te veranderen. De financiële toezichthouder gebruikt deze ratio’s zelf ook om zo nodig bij corporaties een nadere analyse uit te voeren. De verantwoordingsinformatie en prognose-informatie wordt mede op basis van deze ratio’s geanalyseerd. Tenslotte acht ik het goed als corporaties in het maatschappelijk verkeer bevraagd worden over ratio’s die sterk afwijken van het gangbare.
Bent u bekend met het artikel «Wake-up call voor corporaties»?2
Ja.
Onderschrijft u de zeer verontrustende constateringen van de Brinkgroep in dit artikel dat 58 woningcorporaties de rentedekkingsgraad niet halen en 13 woningcorporaties er ronduit slecht voor staan, 9 woningcorporaties voor meer dan 1 miljoen m2 aan grondposities hebben, 28 woningcorporaties meer schulden dan bedrijfswaarde hebben en 10 woningcorporaties meer dan twee keer zoveel marktrisico als gemiddeld lopen? Wat vindt u van deze constateringen en kunt u uw antwoord toelichten?
De statistiek die de Brinkgroep heeft opgesteld, is met name ontleend aan de jaarlijks door het Centraal Fonds op zijn website per individuele corporatie te publiceren Corporatie in Perspectief. Ik ga er vanuit dat de Brinkgroep de scores op de juiste wijze heeft vastgesteld. De scores hebben op zichzelf een belangrijke signaalfunctie. Bij de beantwoording van vraag 1 ben ik uitgebreid ingegaan op de betekenis van deze cijfers voor zowel de financieel toezichthouder zelf als voor andere betrokkenen bij en in de corporatiesector.
Deelt u de mening dat u uw rol als toezichthouder per direct dient te intensiveren omdat het huidige toezicht bij veel woningcorporaties met problemen, zoals geschetst in het rapport, veel te wensen overlaat? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven? Zo nee, waarom niet?
Op basis van deze publicatie is niet de conclusie te trekken dat het financiële toezicht veel te wensen overlaat. De publicatie levert geen nieuwe gezichtspunten op.
Het is goed om daarnaast in dit verband onderscheid te maken tussen de korte en de middellange termijn. De afgelopen periode zijn als gevolg van de indiening van het wetsontwerp tot herziening van de Woningwet en recente casuïstiek veel acties in gang gezet. Deze zullen uiteindelijk van invloed zijn op de wijze waarop het toezichtsysteem zal worden vernieuwd. Voor de korte termijn zijn reeds in 2011 intensiveringen in gang gezet. Het Centraal Fonds heeft daarnaast aangegeven in 2012 explicieter aandacht te schenken aan liquiditeitsrisico’s. De ratio’s die zijn ontleend aan Corporatie in Perspectief worden hierbij betrokken. Met name de ontwikkelingen in deze ratio’s als gevolg van de voornemens van corporaties en de kasstroomprognose krijgen hierbij een belangrijke plaats. Sterke afwijkingen kunnen aanleiding zijn voor nader onderzoek en zo nodig gerichte interventies bij de betreffende corporaties.
Een mogelijk verband tussen de sterftepiek in het katholieke jongensinternaat huize St. Joseph in Heel en castraties aldaar |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de Kamervragen over een hoger aantal sterfgevallen in huize St. Joseph dan normaal?1 Kent u de berichten «Inspectie wist van castreren» en «Niets vragen, castreren»2?
Ja.
Wanneer is het strafrechtelijk feitenonderzoek van het Openbaar Ministerie (OM) naar de genoemde instelling in Heel afgerond?
Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat het onderzoek recent is afgerond en dat op dit moment wordt gewerkt aan de eindrapportage.
Hebt u aanwijzingen dat in de periode waarover het OM onderzoek zich uitstrekt er jongens uit huize St. Joseph zijn gecastreerd? Zo ja, wordt bij het onderzoek naar de sterfgevallen in deze instelling ook gekeken of er een verband bestaat tussen castraties, mogelijke strafbare feiten of het verdoezelen daarvan en sterfgevallen? Zo nee, hebt u die aanwijzingen niet omdat er geen aanwijzingen zijn of omdat het OM er niet naar heeft gezocht?
Het Openbaar Ministerie heeft het onderzoek gericht op en beperkt tot de piek van sterfgevallen in de jaren 1952–1954 in Huize St. Joseph te Heel, een verzorgingstehuis voor mensen met een lichamelijke en geestelijke beperking. Deze focus komt voort uit het feit dat er concrete aanwijzingen waren voor mogelijke misdrijven die zouden hebben geleid tot sterfgevallen. Deze aanwijzingen waren duidelijk afgebakend in tijd en plaats, met een duidelijke indicatie van mogelijke betrokkenen. Uit genoemd onderzoek is geen enkele aanwijzing naar voren gekomen die duidt op mogelijke castraties in Huize St. Joseph. Om die reden bestaat er voor het Openbaar Ministerie geen aanleiding nader onderzoek te doen naar mogelijke castraties en de vraag of daarbij strafbare feiten zijn gepleegd in Huize St. Joseph te Heel in de jaren 1952–1954.
Indien mogelijke castraties geen onderdeel van het strafrechtelijk feitenonderzoek vormen, kan dit dan alsnog gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Richt het strafrechtelijk feitenonderzoek van het OM naar de sterfgevallen in St. Joseph zich in de hele breedte op strafbare feiten die zich in dat instituut mogelijk hebben voorgedaan? Zo ja, wordt daarbij ook onderzocht of er sprake is van een mogelijke samenhang tussen het plegen van seksueel misbruik, mogelijke castratie, eventuele andere strafbare feiten en de sterfgevallen? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik verwijs naar mijn antwoord op vragen 3 en 4.
Indien het genoemd strafrechtelijk feitenonderzoek van het OM aanleiding geeft om dit onderzoek naar andere jaren dan de jaren 1952–1954 of andere instellingen uit te breiden, gebeurt dit dan ook? Zo nee, waarom niet?
Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat het hierover pas op basis van het eindrapport een gewogen standpunt kan innemen.
De veroordeling van vijf Papua's in Indonesië |
|
Harry van Bommel |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Indonesia: Five Papuans convicted for peaceful protest» van mensenrechtenorganisatie Human Rights Watch?1
Ja.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat de veroordelingen van de vijf Papua’s politiek gemotiveerd is en dat de aanklacht tegen deze vijf personen ingetrokken zou moeten worden? Indien neen, waarom niet?
Uit het vonnis blijkt dat de vijf mannen zijn veroordeeld vanwege het uitroepen van de onafhankelijkheid van Papua tijdens de afsluiting van het derde Papua Congres op 19 oktober 2011. De door hen voorgelezen verklaring wordt beschouwd als een poging tot hoogverraad, omdat deze gericht is op ondermijning van de territoriale integriteit van de republiek Indonesië.
Op maandag 19 maart jl. heeft de verdediging hoger beroep aangetekend omdat het Openbaar Ministerie onvoldoende zou hebben aangetoond dat het om hoogverraad gaat. Ik wacht de uitspraak in hoger beroep af.
Kregen de vijf Papua’s naar uw mening een eerlijk proces? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Beschouwt u deze gevangenen als gewetensgevangenen? Indien neen, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Bent u bereid zich tegenover de Indonesische autoriteiten uit te spreken tegen de veroordeling van de vijf Papua’s? Indien neen, waarom niet?
Zoals aangegeven, is de rechtsgang nog niet volledig doorlopen.
Is het waar dat de gevangengenomen Papua’s, in afwachting van en/of tijdens hun proces, werden geschopt en geslagen door de politie?
Volgens mensenrechtenorganisaties en de advocaten van de gevangengenomen personen zijn zij geslagen bij de arrestatie. Volgens deze zelfde bronnen zouden zij tijdens de detentie en het proces naar omstandigheden goed zijn behandeld.
Hoeveel Papua’s zitten er momenteel om politieke redenen gevangen in Indonesië?
Diverse bronnen, waaronder mensenrechtenorganisaties, noemen verschillende aantallen, uiteenlopend van drie tot 32 personen.
Is het juist dat bij de demonstratie, waarbij de vijf Papua’s opgepakt werden, minimaal drie doden vielen en negentig gewonden? Hoe beoordeelt u het optreden van de Indonesische autoriteiten tegen de demonstranten? Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat het toegepaste geweld tijdens dit overheidsoptreden excessief was? Indien nee, waarom niet?
De Nationale Mensenrechtencommissie Komnasham en ook Human Rights Watch hebben een eerste onderzoek verricht naar de gebeurtenissen die zich op 19 oktober jl na afloop van het derde Papua congres hebben voorgedaan. Daarnaast is ook door de Indonesische autoriteiten zelf een onderzoek ingesteld. De onderzoeken bevestigen dat in de directe omgeving van het Congres drie dodelijke slachtoffers zijn gevallen, maar de omstandigheden waaronder dit is gebeurd blijven onduidelijk.
De betrokken autoriteiten stellen dat het gebruikte geweld binnen de geldende normen is gebleven. Nederland heeft over de gebeurtenissen zorg uitgesproken tegenover de Indonesische autoriteiten.
Is het waar dat er, behalve interne disciplinaire sancties, geen maatregelen zijn genomen tegen de daders van het geweld tegen de demonstranten? Indien ja, hoe beoordeelt u dit? Indien neen, wat zijn dan de feiten?
De politie was tijdens het Papua Congres verantwoordelijk voor veiligheidsmaatregelen. De politie heeft laten weten dat er disciplinaire straffen, waaronder degradatie en strafoverplaatsingen, zijn opgelegd vanwege incorrect optreden na afloop van het Congres. Het is niet bekend om hoeveel personen het gaat.
Deelt u de opvatting van Human Rights Watch dat de Indonesische strafwet, op basis waarvan de Papua’s gevangengezet zijn, in strijd is met de vrijheid van meningsuiting, zoals onder andere vastgelegd in de Indonesische grondwet, en internationale verdragen waarbij Indonesië partij is?
De strafwet in Indonesië dateert nog grotendeels uit de Nederlands-Indische tijd en is nog niet volledig afgestemd op de door Indonesië geratificeerde internationale conventies, zoals het Internationaal verdrag inzake burgerrechten en politieke rechten (BuPo). Als gevolg hiervan zijn onderdelen daarvan niet geheel in lijn met internationaalrechtelijke verplichtingen, bijvoorbeeld waar het gaat om de vrijheid van meningsuiting. Aan een aanpassing van de wet wordt gewerkt.
Is het waar dat een advocaat van de veroordeelde Papua’s, Gustav Kawer, bedreigd is met vervolging?2 Indien ja, houdt deze bedreiging verband met het proces?
Daarvan is mij niets bekend. Wel heeft de genoemde advocaat tijdens de zitting van 21 februari jl. opmerkingen gemaakt aan het adres van de aanklager die als beledigend zijn opgevat. Het Openbaar Ministerie heeft, zonder verder in detail te treden, in de daaropvolgende zitting naar het transcript van de eerdere zitting gevraagd, omdat daar een strafbaar feit zou zijn gepleegd. Voor zover bekend is geen aangifte gedaan.
Bent u bereid bij de Indonesische autoriteiten aan te dringen op een onafhankelijk onderzoek naar de beschuldigingen van mensenrechtenschendingen door Indonesische veiligheidsdiensten tijdens de demonstratie in oktober 2011 waarbij de vijf Papua’s werden opgepakt? Indien neen, waarom niet?
Zoals in het antwoord op vraag 8 is aangegeven, hebben verschillende organisaties en de overheid reeds onderzoek verricht naar de gebeurtenissen die zich op 19 oktober hebben voorgedaan.
Bent u bereid het optreden van de veiligheidsdiensten tegen de demonstranten mee te wegen bij de overweging om tanks aan Indonesië te verkopen? Indien neen, waarom niet?
Op 15 december 2011 is een motie van het kamerlid El Fassed aangenomen die op de kwestie van de tanks ingaat. De regering beraadt zich op deze motie.
Voltrekking van de doodstraf in India |
|
Mariko Peters (GL) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat India heeft besloten het moratorium op de doodstraf op te heffen en de heer Bhai Balwant Singh Rajoana op 31 maart, na 17 jaar gevangenschap, op te hangen?
Ja. Op 29 maart is door de Indiase regering bekend gemaakt dat in verband met een nieuw gratieverzoek, de eventuele voltrekking van het vonnis is uitgesteld.
Hoe oordeelt u over de zorgen van de Sikh gemeenschap dat deze beslissing doelbewust genomen is om de Sikhs te treffen?1
Godsdienstvrijheid is in de Indiase grondwet vastgelegd en er is sprake van religieuze tolerantie in India. Toch zijn religieuze minderheden soms slachtoffer van discriminatie en religieus-geïnspireerd geweld. Er is echter geen sprake van anti-Sikh geweld zoals dat in de jaren ’80 en ’90 voorkwam.
Bhai Balwant Singh Rajoana is veroordeeld voor zijn betrokkenheid bij de moord op voormalig Chief Minister van Punjab, Beant Singh.
Hoe oordeelt u over de zorgen van de Sikh gemeenschap dat dit besluit tot meer voltrekkingen van de doodstraf zal leiden, zoals bijvoorbeeld in het geval van de heer Balwant Singh Rajoana, en hiermee het hek van de dam is?
Het aantal doodvonnissen is de laatste jaren toegenomen (officiële cijfers zijn niet openbaar). Hoewel de Indiase Grondwet nog altijd de doodstraf kent, houdt India zich sinds 2004 aan een de facto moratorium.
Kunt u ingaan op recente ontwikkelingen op het gebied van discriminatie en intimidatie van Sikhs door de overheid van India?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
De Sikh gemeenschap is tegenwoordig beter georganiseerd en vertegenwoordigd in het huidige India. De Indiase regering wordt sinds 2004 geleid door een Sikh (Manmohan Singh) evenals de regering van de deelstaat Punjab.
Bent u bereid zo snel als mogelijk bilateraal en met uw Europese collega’s uw protest tegen de aanstaande executie over te brengen aan de Indiase autoriteiten? Zo nee, waarom niet?
Ja. Nadat het Indiase voornemen om Bhai Balwant Singh Rajoana te executeren bekend werd, heeft Nederland zich in EU-verband hardgemaakt voor een demarche hiertegen bij de Indiase autoriteiten. Bij de demarche stelt de EU de principiële bezwaren tegen de doodstraf aan de orde en wordt India opgeroepen het de facto moratorium niet te doorbreken.
Bent u bereid deze vragen per ommegaande en niet later dan 30 maart te beantwoorden?
Helaas is het niet gelukt uw vragen voor 30 maart te beantwoorden, mede vanwege het feit dat de Indiase regering op 29 maart bekend maakte dat, in verband met een nieuw gratieverzoek, voltrekking van het vonnis uit te stellen.
Bent u bekend met het artikel «Nobel peace price winner defends laws criminalising homosexuality in Liberia?»1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraak van president Ellen Johnson Sirleaf, die heeft aangeven twee wetsvoorstellen die homoseksualiteit verbieden openlijk te willen steunen? Deelt u de mening dat het ongepast is dat een Nobelprijswinnaar voor de Vrede dit type uitspraak doet en daarmee bijdraagt aan haat zaaien en absoluut niet aan het bevorderen van de vrede? Indien nee, waarom niet?
De uitspraken in het genoemde artikel staan haaks op herhaaldelijke mededelingen in de media van president Johnson Sirleaf dat zij geen wetsvoorstellen zal tekenen op het gebied van homoseksualiteit. De Liberiaanse overheid heeft dit bevestigd in een reactie op het artikel in The Guardian. Dit betreft dus ook de twee actuele wetsvoorstellen – afkomstig van Liberiaanse parlementsleden – die een verzwaring inhouden van de strafmaat bij seksuele activiteiten tussen mensen van hetzelfde geslacht.
Deelt u de mening dat dit type wetgeving in strijd is met tal van internationale verdragen waar Liberia aan gecommitteerd is? Indien nee, waarom niet?
Ja.
Bent u bereid om in EU-verband een open dialoog aan te gaan met de Afrikaanse Unie over homoseksualiteit, gezien het gegeven dat homoseksualiteit in 37 Afrikaanse landen verboden is? Indien ja, bent u bereid om Nederland hier een voortrekkersrol in te laten spelen, gezien het gegeven dat Rechten van lesbiennes, homo's, bi- en transseksuelen (LHBTI) een van uw prioritaire beleidsthema’s binnen het mensenrechtenbeleid is? Indien nee, waarom niet?
Nederland wil in EU verband bezien op welke wijze een dialoog over dit onderwerp met de AU kan worden aangegaan.
Bent u bereid de Liberiaanse autoriteiten te wijzen op hun internationaal- rechtelijke verplichtingen op het vlak van mensenrechten, nu zij zo duidelijk in strijd handelen met die verplichtingen? Bent u bereid zowel in bilaterale contacten, als via de Europese Unie de Liberiaanse autoriteiten hierop in heldere bewoordingen aan te spreken en de Kamer hier op korte termijn over te informeren? Indien nee, waarom niet?
Nederland wijst discriminatie af en komt actief op voor de rechten van lesbische, homoseksuele, biseksuele, transgender en intersex (LHBTI) personen. Het Nederlandse beleid voor rechten van LHBTI-personen streeft naar decriminalisering van homoseksualiteit en het tegengaan van discriminatie. In de reguliere contacten tussen Nederland en Liberia alsmede die van de EU wordt dit beleid uitgedragen. Zorgelijk vind ik de recente toename van aanvallen op homo-activisten in Liberia. Naar aanleiding van deze ontwikkeling is de EU in het kader van de EU-richtsnoeren voor mensenrechtenverdedigers reeds in contact met een Liberiaanse activist.
Kunt u aangeven of de receptorbenadering volgens u van toepassing is/kan zijn in Liberia? Indien ja, betekent het dat we dan, vanuit de cultuur van Liberia gezien, begrip moeten hebben voor de criminalisering van homoseksualiteit?
Vanuit de receptorbenadering zou onderzocht kunnen worden of via lokale en regionale instituties aanknopingspunten te vinden zijn voor bevordering van decriminalisering en acceptatie van homoseksualiteit.
Een oproep van de grootmoefti van Saoedi-Arabië |
|
Henk Jan Ormel (CDA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat de grootmoeftie van Saoedi-Arabië heeft opgeroepen alle kerken op het Arabisch schiereiland te vernietigen?1
Ja.
Deelt u de mening dat deze radicale en schokkende uitspraken, door één van de belangrijkste religieuze leiders van de islam, aanzetten tot geweld tegen christenen en dat dit gevolgen heeft voor de toch al precaire positie van christenen in de gehele Arabische regio? Zo ja, kunt u een inschatting geven van deze gevolgen voor de christenen in de regio?
Ik betreur dergelijke uitspraken. Er zijn mij geen gevallen bekend van aanvallen tegen kerken naar aanleiding van de opmerking van de grootmoefti, of andere gevolgen voor christenen in de regio.
Zijn er gevallen bekend van kerken die zijn aangevallen naar aanleiding van deze uitspraken?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid deze uitspraken te veroordelen? Zult u zich in EU en VN-verband inzetten voor een krachtige veroordeling?
Na overleg tussen EU-lidstaten zijn de zorgen omtrent de opmerking van de grootmoefti in EU-verband uitgesproken tijdens een overleg met de landen van de Gulf Cooperation Council (GCC) op 28 maart j.l.
De grootmoefti heeft geen formele rol in de politieke besluitvorming in Saudi-Arabië, zijn opmerking weerspiegelt dan ook niet het beleid van de Saudische autoriteiten. Er zijn geen aanwijzingen dat de autoriteiten in Saudi-Arabië, of in de andere Golfstaten, voornemens zijn om navolging te geven aan de opmerking.
Mensenrechten, waaronder de doodstraf, rechten van vrouwen, rechten van arbeidsmigranten en de positie van religieuze minderheden, worden regelmatig in multilateraal en bilateraal verband met de Saudische autoriteiten besproken. Recent kwam dit onderwerp nog aan de orde tijdens het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Saudi-Arabië (11-14 februari 2012).
Hoe beoordeelt u het feit dat een islamitische leider zich bevoegd voelt om dergelijke uitspraken te doen, naar aanleiding van besluitvorming in een soeverein land?
Zie antwoord vraag 4.
Op welke manier zullen u en de Europese partners de Saoedi-Arabische autoriteiten wijzen op hun verantwoordelijkheid om de positie van religieuze minderheden te beschermen, radicale uitspraken als deze zonder aarzeling te veroordelen en maatregelen te nemen tegen religieuze leiders die aanzetten tot geweld?
Zie antwoord vraag 4.
De situatie omtrent de Oekraïnse oppositieleider Avakov |
|
Alexander Pechtold (D66) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Wat zijn de huidige ontwikkelingen omtrent de Oekraïense oppositieleider Arsen Avakov, die volgens meerdere berichten vervolgd zou worden door de Oekraïense autoriteiten?
Op 26 januari jl. opende de Openbaar Aanklager van de regio Kharkiv een strafrechtelijk onderzoek tegen de heer Arsen Avakov op grond van vermeende malversatie met aankoop van land. Op 21 maart jl. deelden Oekraïense autoriteiten mee dat de heer Avakov was opgenomen op de lijst van gezochte personen van Interpol. Op 26 maart werd de heer Avakov gearresteerd in Italië.
Kunt u aangeven welke mogelijke rol Interpol heeft gespeeld in deze casus?
Ik heb geen inzicht in de procedure die heeft geresulteerd in de aanhouding van de heer Avakov door de Italiaanse autoriteiten. Nederland was en is daarbij geen partij. Wel wijs ik erop dat de Constitutie van Interpol handelingen door Interpol, zoals plaatsing op een signaleringslijst, vanwege een politieke, militaire, religieuze of etnische achtergrond verbiedt. Interpol toetst zelf per signalering of hiervan sprake is.
Deelt u de mening dat na meerdere rechtszaken in Oekraïne die door de internationale gemeenschap werden beschouwd als illegitiem en politiek, Nederland en de Europese Unie de vinger aan de pols dienen te houden in vergelijkbare gevallen? Hoe krijgt dit concreet vorm?
Het is mogelijk dat de vervolging van de heer Avakov een politieke achtergrond heeft en past in een breder patroon van politiek gemotiveerde vervolgingen en veroordelingen van oppositiepolitici, zoals oud-premier Timosjenko en oud-minister van binnenlandse zaken Loetsenko. Door de EU is bij monde van HV Ashton en Commissaris Füle bij herhaling verklaard dat de veroordeling van betreffende oppositiepolitici niet voldoet aan internationale standaarden van een eerlijke, transparante en onafhankelijke rechtsgang.
De achteruitgang van de rechtsstaat in Oekraïne vervult de gehele EU met zorg. Nederland en de EU volgen de ontwikkelingen op de voet, en spreken de Oekraïense autoriteiten op verschillende niveaus, zowel bilateraal als in EU-verband, aan op de achteruitgang van de rechtsstaat. Daarbij wordt Oekraïne aangespoord om wetgeving op het gebied van strafrecht en bestuursrecht, en de implementatie hiervan, in overeenstemming met internationale normen en standaarden te brengen.
Hoe spreekt u, zowel in bilaterale contacten als via de Europese Unie en de relevante VN instrumenten, Oekraïne aan op internationaalrechtelijke verplichtingen op het vlak van mensenrechten en staatsrechtelijkheid? Bent u bereid te bevorderen dat artikelen die normale politieke besluitvorming voorwerp van het strafrecht maken uit de Oekraïense Strafwet gehaald worden en dat aanklachten tegen voormalige bewindspersonen en bestuurders die op deze artikelen zijn gebaseerd worden ingetrokken?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid in uw contacten de casus-Avakov specifiek te adresseren?
Mijn ambtgenoot, minister Grysjtsjenko van Buitenlandse Zaken, heeft op 4 april een werkbezoek aan Den Haag gebracht. Ik heb hem bij die gelegenheid aangesproken op de achteruitgang van de rechtsstaat, met verwijzing naar relevante zaken.
Uitspraken van de grootmoefti van Saoedi-Arabie |
|
Frans Timmermans (PvdA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Grootmoefti Saoedi-Arabië: vernietig alle kerken in de regio»?1
Ja.
Wat is uw reactie op de uitspraak van de grootmoefti die heeft aangegeven dat het noodzakelijk zou zijn om alle christelijke kerken in de regio te vernietigen?
Ik betreur deze uitspraken. Na overleg tussen EU-lidstaten zijn de zorgen over de opmerking van de grootmoefti in EU-verband uitgesproken in een overleg met Gulf Cooperation Council op 28 maart j.l.
De grootmoefti heeft geen formele rol in de politieke besluitvorming in Saudi-Arabië, zijn opmerking weerspiegelt dan ook niet het beleid van de Saudische autoriteiten. Er zijn geen aanwijzingen dat de autoriteiten in Saudi-Arabië, of in de andere Golfstaten, voornemens zijn om navolging te geven aan de opmerking.
Mensenrechten, waaronder de doodstraf, rechten van vrouwen, rechten van arbeidsmigranten en de positie van religieuze minderheden, worden regelmatig in multilateraal en bilateraal verband met de Saudische autoriteiten besproken. Recent kwam dit onderwerp nog aan de orde tijdens het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Saudi-Arabië (11-14 februari 2012).
Deelt u de mening van de Washington Post die heeft aangeven dat «uitspraken als deze negeren, het signaal afgeeft dat radicalen hun visie zonder enige consequentie kunnen opleggen (...) Als leden van het islamitische establishment oproepen tot een religieuze equivalent van etnische zuiveringen, zou de leider van de vrije wereld hierop moeten reageren omdat hij anders riskeert dat de onderdrukking die volgt, door hem is gelegitimeerd»? Indien ja, bent u bereid om de Amerikaanse autoriteiten hierop aan te spreken? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u eveneens bereid om bilateraal en/of in EU-verband de grootmoefti van Saoedi-Arabië aan te spreken over zijn uitspraken en hem te wijzen op de internationaalrechtelijke verplichtingen die Saoedi-Arabië is aangegaan op het gebied van vrijheid van godsdienst? Indien nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De oproep van de grootmoefti van Saoedi-Arabië dat alle kerken in de regio vernietigd moeten worden |
|
Joël Voordewind (CU), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van de oproep (fatwa) van de grootmoefti van Saoedi-Arabië,sjeik Abdul Aziz bin Abdulah, om alle kerken in de regio te vernietigen?1 Hoe beoordeelt u deze oproep? Welke actie heeft u naar aanleiding hiervan ondernomen?
Ja. Zie verder het antwoord op vraag 4 t/m 6.
Welk gezag onder moslims heeft deze grootmoefti in Saoedi-Arabië? Kan hij inderdaad worden beschouwd als één van de meest invloedrijke leiders in de moslimwereld? Welke consequenties kunnen zijn uitspraken hebben in de regio, maar ook daarbuiten, in het bijzonder voor kerken en christenen?
De invloed van de grootmoefti van Saoedi-Arabië is doorgaans beperkt tot de eigen gemeenschap. Ik heb geen wetenschap van aanvallen tegen kerken naar aanleiding van de opmerking van de grootmoefti, of andere gevolgen voor christenen in de regio.
Hoe is hierop gereageerd door de politieke machthebbers in Saoedi-Arabië? Hebben zij deze uitspraken veroordeeld?
De Saudische autoriteiten hebben niet gereageerd op de opmerking van de grootmoefti.
Hoe is hierop tot nu toe gereageerd door politieke leiders in de internationale gemeenschap en in het bijzonder vanuit de EU?
Ik betreur dergelijke uitspraken. Na overleg tussen EU-lidstaten zijn de zorgen omtrent de opmerking van de grootmoefti in EU-verband uitgesproken tijdens een overleg met de landen van de Gulf Cooperation Council (GCC) op 28 maart j.l.
De grootmoefti heeft geen formele rol in de politieke besluitvorming in Saudi-Arabië, zijn opmerking weerspiegelt dan ook niet het beleid van de Saudische autoriteiten. Er zijn geen aanwijzingen dat de autoriteiten in Saudi-Arabië, of in de andere Golfstaten, voornemens zijn om navolging te geven aan de opmerking.
Mensenrechten, waaronder de doodstraf, rechten van vrouwen, rechten van arbeidsmigranten en de positie van religieuze minderheden, worden regelmatig in multilateraal en bilateraal verband met de Saudische autoriteiten besproken. Recent kwam dit onderwerp nog aan de orde tijdens het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Saudi-Arabië (11–14 februari 2012).
Bent u bereid om deze uitspraken zo krachtig mogelijk te veroordelen en hiertoe ook op te roepen bij uw collega’s in Europees verband?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid om – zoveel mogelijk in internationaal verband – deze uitspraken te bespreken met de politieke machthebbers in Saoedi-Arabië en hen dringend verzoeken om deze uitspraken te veroordelen en er afstand van te nemen? Op welke wijze en wanneer wilt u dit doen?
Zie antwoord vraag 4.
De zaak Bilderbeek |
|
Paulus Jansen , Harry van Bommel |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Onderschrijft u het feitenrelaas zoals beschreven in het recent verschenen boek «De Olievlek»? Zo nee, op welke punten niet?1
Ik heb kennisgenomen van het boek. Ik kan slechts een oordeel geven over zaken die mij regarderen. In aanvulling op de hieronder gegeven antwoorden verwijs ik naar de antwoorden op vragen van de leden Van der Staaij (SGP), Koenders (PvdA), Ormel (CDA), Van Baalen (VVD) en Bakker (D66) d.d. 3 juli 2006 en van de leden Azough en Diks (beiden SP) d.d. 6 november 2008.
Welke stappen heeft de Nederlandse overheid ondernomen om de beide broers Bilderbeek in Columbia bij te staan zowel humanitair, diplomatiek als juridisch?
De heer H. van Bilderbeek kreeg na zijn arrestatie in september 2004 consulaire bijstand. Hij werd door de Nederlandse ambassade in Bogota regelmatig bezocht. De Nederlandse ambassade in Bogota heeft bovendien meerdere malen bij de Colombiaanse autoriteiten tot op het politiek hoogste niveau aandacht gevraagd voor de lange duur van het proces en voor de gezondheidssituatie van de heer Van Bilderbeek. Dit heeft er onder meer toe geleid dat de heer Van Bilderbeek op 20 oktober 2008 in de gelegenheid werd gesteld om in een door hem zelf gekozen ziekenhuis buiten de gevangenis te worden behandeld. In maart 2009 heeft de heer Van Bilderbeek aangegeven geen belangstelling meer te hebben voor consulaire bijstand.
Mijn ambtsvoorganger heeft zowel met de minister van Buitenlandse Zaken als met de vicepresident van Colombia gesproken over de zaak Van Bilderbeek. De toenmalige minister-president heeft de kwestie onder de aandacht gebracht van president Uribe tijdens de EU-LAC top in Lima (15–16 mei 2008).
De Nederlandse ambassade in Bogota heeft voorts naar aanleiding van een klacht van de heer Van Bilderbeek een vertrouwensadvocaat ingeschakeld om na te gaan of het proces aan de geldende rechtsregels voldeed. De vertrouwensadvocaat heeft geen schending van het recht op eerlijke rechtsgang of van het recht op verdediging van de heer Van Bilderbeek vastgesteld.
Wat is uw reactie op de constatering dat voormalig minister van Buitenlandse Zaken Verhagen de broers Bilderbeek tegenwerkte?2 Waarom duurde het verlenen van een paspoort zo lang?
Het destijds vigerend beleid bepaalde dat autoriteiten van derde landen geïnformeerd worden over het voornemen om over te gaan tot verstrekking van een reisdocument aan Nederlanders die in het derde land verwikkeld zijn in een lopende strafvervolging. Tevens voorzag het beleid in de mogelijkheid een paspoort te weigeren in het geval van het risico van onttrekking aan (verdere) rechtsvervolging in het buitenland.
De paspoortaanvraag van Van Bilderbeek is op grond van dit beleid geweigerd. De heer Van Bilderbeek is tegen dit besluit in bezwaar en beroep gegaan. De rechter heeft het beroepschrift op 8 december 2010 gegrond verklaard en gelast de heer Van Bilderbeek een paspoort te verstrekken. Op 7 januari 2011 is het paspoort aan hem uitgereikt.
Kunt u, in aanvulling op de antwoorden van uw ambtsvoorganger op schriftelijke vragen terzake3, een auctualisering geven van de acties die door of namens de Nederlandse regering zijn ondernomen na het algemeen overleg van 1 oktober 2008?4
De Nederlandse ambassade in Bogota heeft naar aanleiding van een klacht van de heer Van Bilderbeek in januari 2009 een vertrouwensadvocaat ingeschakeld om na te gaan of het proces aan de geldende rechtsregels voldeed. De vertrouwensadvocaat heeft geen schending van recht op eerlijke rechtsgang of recht op verdediging van de heer Van Bilderbeek vastgesteld.
Op 8 december 2010 heeft de bestuursrechter gelast om een paspoort te verstrekken. Het paspoort werd op 7 januari 2011 door de Ambassade Bogota aan de heer Van Bilderbeek uitgereikt.
Het bericht dat fysiotherapie te duur is voor mensen met reuma |
|
Renske Leijten |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitkomst van het Meldpunt Fysiotherapie van het Reumafonds dat 82% van de respondenten verwacht dit jaar de eigen kosten voor fysiotherapie niet te kunnen betalen? Hoe rechtvaardigt u deze tweedeling?1
Het bericht van het Meldpunt Fysiotherapie van het Reumafonds maakt geen onderscheid tussen de betaalbaarheid van (vaak langdurige) vormen van fysio- en oefentherapie die niet tot gezondheidswinst leiden, en de betaalbaarheid van wel bewezen effectieve vormen van fysio- en oefentherapie, die kortdurend zijn. De vraag is of patiënten die vormen van fysio- en oefentherapie bij reuma die bewezen effectief zijn (tot gezondheidswinst leiden) voor eigen rekening kunnen nemen.
Zoals ik in mijn antwoorden op uw Kamervragen van 11 januari 2012 heb aangegeven, is bij deze bewezen effectieve vormen van fysio- en oefentherapie het aantal behandelingen per behandelepisode niet dusdanig van omvang, dat sprake is van noodzakelijk te verzekeren zorg. Ik ben met het College voor zorgverzekeringen (CVZ) van oordeel dat deze behandelingen voor eigen rekening kunnen komen.2
Het «voor eigen rekening» nemen van deze behandelingen kan op verschillende manieren: door een aanvullende verzekering af te sluiten voor (een deel van) deze aanvullende behandelingen, of door deze zelf te betalen. Daarbij merk ik op dat fysiotherapie tot de ziektekosten behoort die fiscaal aftrekbaar zijn.3
Hoe verhoudt het feit dat 13% van de respondenten zich niet aanvullend kon verzekeren, omdat zij geweigerd werden door zorgverzekeraars, zich met uw opvatting dat «er voldoende keuzemogelijkheden zijn voor degenen die een aanvullende verzekering willen afsluiten. De gevallen waarin medische selectie wordt toegepast betreffen voornamelijk de tandverzekeringen en de zeer uitgebreide aanvullende verzekeringen»?
In mijn antwoorden op uw Kamervragen van 11 januari 2012 heb ik gezegd dat er voldoende keuzemogelijkheden zijn. Dat betekent niet dat iedere aanvullende verzekering naar keuze kan worden afgesloten. Er zijn aanvullende verzekeringen waarvoor medische selectie wordt toegepast, maar er zijn er ook voldoende waarvoor dat niet het geval is. Uit onderzoek van verzekeringssite.nl onder 47 aanvullende verzekeringen blijkt dat 70% van deze verzekeringen geen selectie-eisen heeft.4
Patiënten die de keuze maken een aanvullende verzekering af te sluiten voor de behandelingen die voor eigen rekening komen, kunnen op verschillende vergelijkingssites op internet zien voor welke aanvullende verzekeringen wel/geen medische selectie wordt toegepast in het acceptatieproces. Zij kunnen ook onderzoeken of de mogelijkheid bestaat een collectieve aanvullende verzekering (waarbij nooit medische selectie wordt toegepast in het acceptatieproces) af te sluiten. Zo worden er speciaal voor leden van bepaalde Reumapatiëntenverenigingen collectieve aanvullende verzekeringen aangeboden, waarin ook vergoeding voor fysiotherapie zit.5 Ook bieden verschillende gemeenten collectieve aanvullende verzekeringen aan voor mensen die een laag inkomen hebben.6
Wat is uw reactie op de constatering van de algemeen directeur van het Reumafonds dat u onvoldoende inzicht heeft in de werkwijze van zorgverzekeraars? Deelt u de mening dat dit een ernstige constatering is, gelet op het grote gewicht dat u zorgverzekeraars toekent in het door u gewenste zorgstelsel? Zo nee, waarom niet? Hoe gaat u het ontstane beeld rechtzetten?
De constatering van het Reumafonds deel ik niet. Ik word onder meer geïnformeerd door de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), die de ontwikkelingen op de zorgverzekeringsmarkt volgt en in dat kader onder meer jaarlijks rapportages uitbrengt over het marktgedrag van zorgverzekeraars. Deze rapportages bevatten de conclusies van onderzoeken naar het gedrag van zorgverzekeraars en de gevolgen daarvan voor de publieke belangen kwaliteit, toegankelijkheid en betaalbaarheid van zorg. In het kader van toegankelijkheid wordt ook gekeken naar de aanvullende verzekeringen. Daarnaast benadruk ik dat het CVZ de ontwikkelingen rondom de toegankelijkheid van de bewezen effectieve vormen van fysio- en oefentherapie blijft volgen.7
Deelt u de mening dat het buitengewoon zorgwekkend is dat 95% van de respondenten verwacht problemen te krijgen bij het dagelijks functioneren indien zij geen fysiotherapie meer kunnen volgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze voorkomt u dat deze mensen verminderd kunnen deelnemen aan de samenleving?
Ik vind het uiteraard belangrijk dat pakketmaatregelen niet tot gezondheidsverlies bij patiënten leiden. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 1 heb aangegeven is echter slechts van bepaalde vormen van kortdurende fysio- en oefentherapie bij reuma bewezen dat deze effectief zijn. Indien patiënten in staat blijven om deze vormen van fysio- en oefentherapie te volgen, leidt de pakketmaatregel niet tot gezondheidsverlies voor reumapatiënten (en derhalve ook niet tot problemen bij het dagelijks functioneren, toename van medicijngebruik, maatschappelijke uitval, en/of verminderde productiviteit op de arbeidsmarkt). Overigens verwijs ik in dit kader ook naar de antwoorden die ik heb gegeven op uw Kamervragen van 11 januari 2012. Daarin heb ik aangegeven dat het met name voor reumapatiënten belangrijk is om in beweging te blijven, maar dat fysio- en oefentherapie niet altijd de meest dan wel enig aangewezen manier is. Een alternatief is om zelfstandig in beweging te blijven. In dat kader heb ik verwezen naar de website van de Reumapatiëntenbond, waarop informatie is te vinden over de sportieve activiteiten die mensen met een bepaalde reumatische aandoening kunnen uitvoeren.8
Wat is uw reactie op het feit dat 73% van de respondenten stelt meer medicijnen te moeten gaan gebruiken als de fysiotherapie wegvalt en 58% verwacht zich vaker ziek te moeten melden? Hoe effectief is uw pakketbezuiniging als deze leidt tot maatschappelijke uitval, verminderde productiviteit op de arbeidsmarkt en toename van medicijngebruik? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 4.
Welke reumatologen stellen dat reumapatiënten geen baat hebben bij fysiotherapie, zoals het College voor Zorgverzekeringen (CVZ) beweert?
Het standpunt van het CVZ over de effectiviteit van fysio- en oefentherapie bij reuma is niet gebaseerd op het oordeel van een aantal reumatologen.
Om vast te stellen of zorg voldoet aan het wettelijk criterium «stand van de wetenschap en praktijk» volgt het CVZ de principes van evidence based medicine (EBM).9 EBM combineert de beide elementen die in dit criterium zijn opgenomen, wetenschap en praktijk, tot één geïntegreerde wettelijke maatstaf. Verder is van belang dat EBM naast internationale literatuur rekening houdt met de gepubliceerde expert-opinie. De EBM-methode richt zich op «het zorgvuldig, expliciet en oordeelkundig gebruik van het huidige beste bewijsmateriaal». Op basis van de beschikbare medisch-wetenschappelijke literatuur neemt het CVZ een standpunt in over de vraag of de zorg wel of niet voldoet aan de norm «stand van de wetenschap en praktijk».
Het rapport «Fysio- en oefentherapie. Beoordeling aandoeningen chronische lijst» dat het CVZ in mei 2011 heeft uitgebracht, is gebaseerd op eerder uitgebrachte standpunten met betrekking tot de effectiviteit van fysio- en oefentherapie bij chronische artritis, osteoporose, artrose en fibromyalgie en van fysio- en oefentherapie in het cardiologisch domein.10 In deze onderliggende rapporten is nader gemotiveerd waarom de zorg niet voldoet aan de stand van de wetenschap en praktijk.
Het CVZ heeft bijvoorbeeld, ter beoordeling van de effectiviteit van fysio- en oefentherapie bij chronische artritis, onderzoek naar het beschikbare niveau van evidence laten uitvoeren door het Dutch Cochrane Centre (DCC).11 Uit het onderzoeksrapport blijkt dat er geen wetenschappelijke literatuur aanwezig is die als bewijs kan dienen voor de effectiviteit van langdurige continue toepassing van fysio- en oefentherapie bij chronische artritis.
Op welke wetenschappelijke onderzoeken baseert het CVZ zich?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe onafhankelijk zijn de adviezen van het CVZ nog als deze zijn ingegeven door een bezuinigingsopdracht van uw kant? Wilt u uw antwoord toelichten?
Het CVZ heeft als pakketbeheerder tot wettelijke taak om te beoordelen of een interventie van geneeskundige aard een te verzekeren prestatie is. Het CVZ is een zelfstandig bestuursorgaan en heeft dan ook een zelfstandige taak en verantwoordelijkheid.
Het CVZ baseert zijn standpunten op een aantal criteria, te weten het wettelijk criterium stand van de wetenschap en praktijk en de vier pakketcriteria noodzakelijk, effectief, kosteneffectief en uitvoerbaar. Zoals ik in mijn antwoord op de vragen 6 en 7 heb aangegeven, baseert het CVZ zijn oordeel over de effectiviteit van een interventie, zoals fysio- en oefentherapie bij reuma, op de beschikbare wetenschappelijke literatuur. De Tweede Kamer heeft in 2007 ingestemd met deze werkwijze van het CVZ.
In zijn rapporten maakt het CVZ inzichtelijk hoe het de bovenstaande criteria toepast en tot zijn standpunten komt. Deze rapporten zijn beschikbaar op het moment dat voorstellen tot wijziging van het Besluit zorgverzekering strekkende tot aanpassing van het basispakket aan de Tweede Kamer worden gestuurd, en de Tweede Kamer kan deze dan ook bij zijn besluitvorming betrekken. De zorgvuldigheid van de procedure leidend tot besluitvorming over de inhoud van het basispakket is op deze wijze gewaarborgd.
Tot slot merk ik op dat de Tweede Kamer heeft ingestemd met de onderhavige wijziging van het Besluit zorgverzekering met betrekking tot de vergoeding van fysio- en oefentherapie, die ik bij brief van 10 juni 2011 (Kamerstukken II 2010/11, 29 689, nr. 327) heb voorgehangen.
Op grond van welke nieuwe informatie is het CVZ teruggekomen op het eerdere standpunt dat fysiotherapie bij reumapatiënten wel een te verzekeren prestatie is? Wilt u uw antwoord toelichten?
De «chronische lijst» met aandoeningen waarvoor langdurige behandeling aangewezen is, is tot stand gekomen bij de inwerkingtreding van de Regeling paramedische hulp ziekenfondsverzekering per 1 januari 1996. De chronische lijst is opgesteld in overleg met alle betrokken partijen, waaronder patiënten/consumenten, verzekeraars, aanbieders, verwijzers, de Inspectie voor de Gezondheidszorg en wetenschappelijke instituten. Uitgangspunt voor de chronische lijst was de basislijst chronische aandoeningen uit het NIVEL-rapport «De omvang van de fysiotherapeutische behandeling naar verschillende patiëntencategorieën».
Het CVZ heeft bij de totstandkoming van de chronische lijst niet beoordeeld of fysiotherapie bij reumapatiënten voldeed aan het huidige wettelijke criterium stand van de wetenschap en praktijk. Immers dit beoordelingscriterium was in de Ziekenfondswet niet opgenomen. Alleen voor de medisch-specialistische zorg bestond toentertijd een vergelijkbaar beoordelingscriterium, namelijk: «gebruikelijk in de kring der beroepsgenoten». Bij de inwerkingtreding van de Zorgverzekeringswet is bepaald dat het criterium stand van de wetenschap en praktijk van toepassing is op alle zorgvormen, dus ook op paramedische zorg.
Naar aanleiding van signalen die het CVZ ontving van onder andere oefentherapeuten, fysiotherapeuten en zorgverzekeraars over knelpunten in de toepassing van de chronische lijst, heeft het CVZ recent besloten onderzoek te doen naar de prestatie fysio- en oefentherapie bij reuma. In dit onderzoek is het CVZ nagegaan of aandoeningen aan de chronische lijst zouden moeten worden toegevoegd, en of bepaalde aandoeningen die op de chronische lijst zijn opgenomen voldoen aan het criterium stand van de wetenschap en praktijk. Dit onderzoek heeft geleid tot het rapport «Fysio- en oefentherapie. Beoordeling aandoeningen chronische lijst» uit mei 2011.
Worden de meerkosten – ook op andere beleidsterreinen – veroorzaakt door maatschappelijke uitval, verminderde arbeidsproductiviteit, sociaal isolement en toename van gezondheidsproblemen en medicijngebruik als gevolg van de pakketmaatregel bijgehouden? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid dit wel te gaan bijhouden? Wilt u uw antwoord toelichten?
In uw vraag veronderstelt u dat deze pakketmaatregel de toegankelijkheid tot die vormen van fysio- en oefentherapie die tot gezondheidswinst voor patiënten leiden, beperkt. Zoals ik in mijn antwoorden op de vragen 1, 2 en 3 heb aangegeven, is dit niet mijn verwachting en blijft het CVZ de ontwikkelingen rondom de toegankelijkheid van deze bewezen effectieve vormen van fysio- en oefentherapie volgen.
Het bericht 'Zorgen over quotum aanhouden illegalen' |
|
Jeroen Recourt (PvdA), Gerard Schouw (D66), Sharon Gesthuizen (GL), Tofik Dibi (GL), Joël Voordewind (CU) |
|
Leers , Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Zorgen over quotum aanhouden illegalen» en de uitzending van Nieuwsuur die hierover ging?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe groot de groep illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen is, hoeveel van deze vreemdelingen zich schuldig hebben gemaakt aan, dan wel verdacht worden van, het plegen van een misdrijf en hoeveel van deze vreemdelingen de openbare orde verstoren of anderszins overlast veroorzaken, conform de definitie die de minister in de Resultaatafspraak Intensivering Vreemdelingentoezicht 2012–2014 daarvoor geeft?
Het WODC heeft in 2011 de resultaten van een onderzoek naar het geschatte aantal illegalen in Nederland in 2009 gepresenteerd. In mijn brief van 8 juli 2011 (TK 2010–2011, 19 637, nr. 1435) heb ik die resultaten met de Tweede Kamer gedeeld. Door het WODC is de omvang van de populatie illegale vreemdelingen in Nederland in 2009 op 97 145 geschat. Er is in dit onderzoek niet gekeken naar het aantal illegalen dat zich schuldig heeft gemaakt, dan wel verdacht wordt van, het plegen van een misdrijf of het veroorzaken van overlast.
In de Resultaatafspraak Intensivering Vreemdelingentoezicht 2012–2014 wordt afgesproken dat het aantal overdrachtsdossiers van de Vreemdelingenpolitie aan de Dienst Terugkeer en Vertrek 2012 stijgt met 10% ten opzichte van de realisatie over 2010, welk percentage is dat ten opzichte van 2011? Kunt u aangeven wat de beoogde toename ten opzichte van 2010 en 2011 en de totaal opgave aan te houden vreemdelingen is in absolute aantallen?
In 2008 werden ongeveer 5 610 vreemdelingen door de politie in het kader van toezicht overgedragen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek (DT&V), in 2009 en 2010 is dit respectievelijk ongeveer 5250 en 4350. In 2011 is dit verder gedaald naar ongeveer 3530 zaken. De resultaatafspraak voor 2012 is ongeveer 4800 overdrachtsdossiers, wat ongeveer overeenkomt met een 10% stijging ten opzichte van 2010. Ten opzichte van het aantal overdrachtsdossiers uit 2011 zou de afspraak voor 2012 een stijging van 36% betekenen.
Doordat zich een aantal bijzonderheden hebben voorgedaan is er in 2011 een terugval ontstaan. Dit kwam, zoals ik reeds in mijn brief van 20 maart 2012 aan uw Kamer heb aangegeven, door de verlate implementatie van de Terugkeerrichtlijn en jurisprudentie op het gebied van het Mobiel Toezicht Veiligheid. Zowel op het gebied van het MTV als de terugkeerrichtlijn is in 2011 de regelgeving aangepast. Daarom moet dit resultaat nu weer haalbaar zijn.
Hoe verhoudt het instellen van een quotum met betrekking tot het aantal aan te houden en illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen, zich tot het eerder afschaffen van de bonnenquota?
Het doel van de resultaatafspraak, die ik samen met de minister van Veiligheid en Justitie met de voorzitter van de Raad van Korpschefs heb gemaakt, is het borgen van inzet op de politiële vreemdelingentaak door de politie, ook als straks de nationale politie een feit is. Het bestrijden van illegaliteit, en dan met name de daarmee gepaard gaande criminaliteit en overlast, is samen met een effectief terugkeerbeleid een prioriteit van het kabinet. Om aan die prioriteit effectief uitvoering te kunnen blijven geven is het noodzakelijk afspraken over de inzet van de politie te maken. Met deze resultaatafspraak is geborgd dat de intensivering van het terugkeerbeleid doorvertaald wordt naar het vreemdelingentoezicht van de politie, Deze resultaatafspraak past bovendien bij de door de minister van Veiligheid en Justitie vastgestelde landelijke prioriteiten politie, waar de aanpak van (faciliteerders van) illegaliteit en criminele vreemdelingen er een van is.
De politie zal de inspanningen versus het resultaat monitoren. Na een jaar zal een evaluatie van de resultaten plaatsvinden.
Hoe voorkomt u dat, vanwege de intensivering van de opsporing van illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen, de hulpverlening voor deze mensen in de knel komt, zij medische zorg en onderwijs gaan mijden en daarmee nog verder uit beeld raken?
Illegaal in Nederland verblijvende vreemdelingen hebben recht op medisch noodzakelijke zorg en minderjarige illegale kinderen recht op onderwijs. Hier sta ik voor. Daar brengt deze resultaatafspraak geen verandering in. Er is geen noodzaak voor illegalen zorg en onderwijs te mijden. In het vreemdelingentoezicht blijft de gemaakte prioritering in stand. Dit betekent dat de aanpak van criminele en overlastgevende vreemdelingen de hoogste prioriteit heeft en daarnaast richt de politie zich ook op andere vreemdelingen die geen verblijfsvergunning (meer) hebben.
De politie bepaalt zelf hoe zij invulling geeft aan haar taak. Daarbij houdt de politie vanzelfsprekend in de taakuitoefening rekening met kwetsbare groepen als minderjarigen, ouderen, zieken en mogelijke slachtoffers van mensenhandel. Dit is onderdeel van de resultaatafspraak.
Sluit u uit dat, vanwege de verplichting tot meer objectgerichte controles door de politie, gepost zal worden bij plekken waarvan bekend is dat er, bijvoorbeeld in het kader van hulpverlening, advies en voedselverstrekking, veel ongedocumenteerden komen?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke wijze gaat de politie deze procentuele stijging realiseren, nu dit moet gebeuren met de bestaande formatie? Ten koste van welke andere taken zal dit moeten gaan?
Zoals in antwoord 3 is aangegeven is het aantal door de politie uit het toezicht aan de DT&V.overgedragen zaken de afgelopen jaren gedaald. In 2008 werden ongeveer 5 610 vreemdelingen door de politie overgedragen aan de Dienst Terugkeer en Vertrek, in 2009 en 2010 is dit respectievelijk ongeveer 5250 en 4350. In 2011 is dit verder gedaald naar ongeveer 3530 zaken.
Met deze afspraken wordt beoogd de dalende trend om te buigen en terug te brengen naar het niveau van tussen 2008 en 2009. Het aantal in de resultaatafspraak afgesproken overdrachtsdossiers is in het verleden reeds behaald binnen de bestaande capaciteit en is zelfs lager dan de in 2008 behaalde resultaten. Daarom moet dit resultaat nu ook weer haalbaar zijn,binnen de bestaande capaciteit.
De politieke en de reële planning voor de Omgevingswet |
|
Paulus Jansen |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Onderschrijft u de conclusie van de ambtelijk coördinator wetgeving van de projectdirectie Eenvoudig Beter dat de politieke planning voor de Omgevingswet niet de reële planning is?1 Zo ja, kan de Kamer op korte termijn in aanvulling op de politieke planning ook de reële planning ontvangen? Zo nee, kunt u onderbouwen waarom inwerkingtreding van de Omgevingswet ultimo 2014 (politieke planning) plausibeler is dan inwerkingtreding van de Omgevingswet in 2018 (reële planning)?
Nee, die conclusie onderschrijf ik niet.
Was u op de hoogte van de reële planning van de ambtelijk coördinator wetgeving voor u de Kamer informeerde over uw politieke planning voor de Omgevingswet?
Er bestaat geen onderscheid tussen politieke en reële planning, waardoor ik niet aan de vraag kan voldoen. Voor de planning van het wetsvoorstel verwijs ik kortheidshalve naar onderdeel 8.3 van mijn brief van 9 maart 2012 «Stelselwijziging Omgevingsrecht»
Kunt u een overzicht aan de Kamer sturen van alle andere wetgevingstrajecten en overige projecten onder haar verantwoording, waarbij de politieke planning afwijkt van de reële planning?
Zie het antwoord op vraag 2.
De Magnitsky zaak |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Coşkun Çörüz (CDA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Aangezien de Russische autoriteiten vele feiten en documenten over het hoofd lijken te zien, bent u bereid aan de Russische autoriteiten te vragen of enig van de documenten op de site «Russian untouchables» onder de noemers vervalst of nagemaakt is of dat ze alle echt zijn?5
Het strafrechtelijk onderzoek inzake de dood van de heer Magnitsky loopt nog. Navraag doen over genoemde documenten zou neerkomen op interventie van een derde land in een nog lopende strafzaak. Zie ook mijn antwoord op uw vragen van 20 februari 2012 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1757).
Heeft u kennisgenomen van de unaniem aangenomen motie in het Britse parlement op 7 maart met de titel «Human Rights Abuses and the Death of Sergei Magnitsky», die oproept tot sancties en expliciet gesteund werd door drie voormalige ministers van Buitenlandse Zaken?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de Russische autoriteiten zelfs overgaan tot het verbieden van een bijeenkomst/demonstratie over de Magnitsky zaak?6
Ja.
Heeft u kennisgenomen van de uitspraak op 12 maart van dhr. Michael McFaul, de ambassadeur van de VS in Rusland: «People that were involved in the wrongful death of Sergei Magnitsky are on a visum ban list»?7
Ja.
Kunt u, naar aanleiding van uw antwoord dat het ministerie van Buitenlandse Zaken van de VS aangegeven heeft dat er geen visum ban is, hen opnieuw de vraag stellen en schriftelijk aangeven of er sprake is van een visum ban voor officials die bij de Magnitsky zaak betrokken zijn of niet en deze schriftelijke verklaring aan de Kamer doen komen?
Er bestaat geen categorische ban op het verstrekken van visa aan personen die op de signaleringslijsten voorkomen. Visumaanvragen van betrokken personen worden nauwkeurig bekeken en geweigerd wanneer daar reden toe is. Betrokkenheid bij ernstige mensenrechtenschendingen is een mogelijke reden om een visum te weigeren, zoals President Obama in een presidentiële verklaring op 4 augustus 2011 heeft bevestigd (bijgevoegd).8 De Amerikaanse regering is van mening dat een casus-specifieke visumban zoals voorgesteld in de zogenoemde «Magnitsky Act» geen additionele waarborgen zou opleveren ten aanzien van de huidige praktijk. De Amerikaanse autoriteiten doen geen uitspraken over welke personen op de signaleringslijsten zijn opgenomen. Navraag bij het Amerikaanse Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft uitgewezen dat deze praktijk ongewijzigd is. Zie ook mijn brieven van 8 november 2011 en 5 maart 2012.
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de moeder van Sergei Magnitsky meer dan 20 officiële verzoeken heeft ingediend om de postume zaak tegen haar zoon te stoppen,8 maar dat de zaak gewoon doorgaat?9
Ja.
Herinnert u zich nog uw antwoord «Volgens minister Lavrov was het postume onderzoek niet bedoeld om iemand na zijn dood te beledigen, maar bij ontstentenis van een verzoek van de familie om het onderzoek te beëindigen moest het worden afgerond»?5
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het statement van de Russische ambassade in het Verenigd Koninkrijk, dat deze paragraaf bevat: «In accordance with general rules of the Russian penal legislation, a criminal investigation is discontinued in case of death of the accused person. However, the Constitutional Court of the Russian Federation has recently decided that such a criminal investigation may be resumed or continued in case the person’s relatives insist on his posthumous rehabilitation. According to the information available, this is precisely what the mother of Sergey Magnitsky and his advocates insist on»?10
Ja.
Kunt u aangeven wat waar is:
Ik heb kennisgenomen van genoemde verklaringen. Het is de verantwoordelijkheid van de Russische autoriteiten de feiten vast te stellen en hieromtrent recht te doen.
Hoeveel personen staan op de lijst om geweigerd te worden voor een visum in het Schengen gebied?
De informatie met betrekking tot wie al dan niet in het Schengen Informatie Systeem ter weigering staan geregistreerd, is vertrouwelijk.
Wanneer gaat u eindelijk over tot het instellen van de visumban, zoals unaniem gevraagd door de Tweede Kamer middels de motie- Cörüz c.s.?11
Het onderzoek naar de zaak Magnitsky loopt nog en de rechtsgang in Rusland moet gevolgd worden. Mocht in het licht van de uitkomsten daartoe aanleiding bestaan, dan worden verdere stappen in EU-kader aan de orde gesteld. Zie ook mijn antwoord op uw vragen van 20 februari 2012 (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 1757).
De veroordeling van Papoea's in Indonesië |
|
Han ten Broeke (VVD), Henk Jan Ormel (CDA) |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Papoea’s in cel voor hijsen vlag»?1
Ja.
Klopt de constatering dat deze mannen slechts zijn veroordeeld op basis van het leiding geven aan een vreedzame mars? Wat is uw oordeel over dit vonnis?
De vijf mannen zijn veroordeeld vanwege het uitroepen van de onafhankelijkheid van Papua tijdens de afsluiting van het derde Papua Congres op 19 oktober 2011. Uit het vonnis blijkt dat de door hen voorgelezen verklaring wordt beschouwd als een poging tot hoogverraad, omdat deze gericht is op ondermijning van de territoriale integriteit van de republiek Indonesië.
Op maandag 19 maart jl. heeft de verdediging hoger beroep aangetekend omdat het Openbaar Ministerie onvoldoende zou hebben aangetoond dat het om hoogverraad gaat. Ik wacht de uitspraak in hoger beroep af.
Hoe beoordeelt u het feit dat de Indonesische autoriteiten, ondanks herhaaldelijk internationaal protest, nog steeds hoge straffen opleggen aan vreedzame demonstranten? Welke mogelijkheden zult u benutten om deze trend te doorbreken?
Zoals ook in mijn brief aan uw Kamer is gemeld (Tweede Kamer, vergaderjaar 2011–2012, 32 735, nr. 45), spreekt Nederland in contacten met de Indonesische regering, zowel bilateraal als in EU-verband, herhaaldelijk zijn bezorgdheid uit over de hoge straffen die worden opgelegd aan vreedzame demonstranten voor het tonen van de «morgenstervlag».
Bent u bereid u er voor in te spannen dat de veroordeelden hun straf in Papoea mogen uitzitten, zodat familiebezoek mogelijk blijft? Zo nee, waarom niet?
Het hoger beroep is bij de rechtbank in Jayapura ingediend. Voorlopig blijven betrokkenen daarom in elk geval gedetineerd in Jayapura.
Deelt u de mening dat de trage implementatie van de Speciale Autonomiewet een belangrijke oorzaak is voor deze terugkerende protesten? Zo nee, waarom niet?
Ja. Daarnaast spelen de sociaal-economische situatie en spanningen binnen de Papua gemeenschap een rol.
Hoe staat het met de versnelde implementatie van de Speciale Autonomiewet, waarvoor de coördinatie-eenheid UP4B werd opgericht? Op welke manier heeft u die proces ondersteund en zult u dit proces ondersteunen, zoals eerder door u toegezegd?2
Begin 2012 zijn kantoren van UP4B geopend in Jayapura en in Manokwari. Met voorlichtings- en coördinatieactiviteiten beoogt de eenheid de komende periode afspraken te maken om ontwikkelingsprocessen te versnellen. De Nederlandse ambassadeur heeft in Papua en West-Papua hierover uitgebreid gesproken met het hoofd van de UP4B-eenheid en andere betrokken partijen. Daarbij is aangegeven dat Nederland zal bekijken of het ondersteuning kan verlenen aan programma’s in Papua, bijvoorbeeld aan community policing.
De olieopslag te Sint Eustatius |
|
Ineke van Gent (GL) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht over de demonstratie tegen olieopslag te Sint Eustatius?1
Ja.
Kunt u aangeven hoe de plan- en besluitvorming tot nu toe heeft plaatsgevonden? Is er inmiddels door of namens de Nederlandse overheid hulp en steun geboden aan de autoriteiten van Sint Eustatius om het besluitvormingsproces goed te laten verlopen? Zo ja, in welke vorm? Zo nee, waarom niet en bent u bereid deze autoriteiten hulp aan te bieden?
Behoudens de Wet Maritiem beheer BES is het eilandbestuur bevoegd gezag voor alle benodigde vergunningen, toestemmingen en goedkeuringen. De plan- en besluitvorming is in die zin vooral een autonome bevoegdheid van het bestuurscollege van Sint Eustatius. Ook de bevoegdheid tot wijziging van het bestemmingsplan ligt bij het bestuurscollege.
Het bestuurscollege van Sint Eustatius heeft aan mij om «volledige projectondersteuning» verzocht. Aan dit verzoek is gehoor gegeven. Dit houdt momenteel in dat Rijkswaterstaat het bevoegd gezag adviseert over de voorbereiding en coördinatie van alle benodigde beschikkingen, evenals over de bekendmakingen, de verwerking van de bedenkingen, bezwaren, adviezen, voorlichting middels een website, en juridische bijstand verleent aan het eilandbestuur. Vanaf januari vindt dagelijks overleg plaats tussen Rijkswaterstaat
en medewerkers en/of bestuurders van het openbaar lichaam Sint Eustatius.
Met het openbaar lichaam Sint Eustatius heb ik verder ter ondersteuning externe deskundigen ingehuurd, zoals de DCMR Milieudienst Rijnmond voor alle milieuvergunningen, Stadsontwikkeling Rotterdam voor de bouwvergunning en aanlegvergunningen en RBOI/Bureau Vijn voor de wijziging van het bestemmingsplan. Hiermee is een deskundige aanpak door ervaren medewerkers geborgd.
Afgelopen maanden is via deze ondersteuning geholpen bij een adequate, zorgvuldige besluitvorming over de uitbreidingsplannen van NuStar. Het bestuurscollege van Sint Eustatius heeft tijdens de CN-week van maart 2012 aangegeven zeer tevreden te zijn over de geboden ondersteuning van onder meer Rijkswaterstaat.
De behandeling van de Wet Maritiem beheer BES vergunning is door mij aangehouden in afwachting van een besluit op de aanvraag om bouwvergunning.
Aan welke voorwaarden moeten dit soort ingrijpende besluitvormingsprocessen volgens u voldoen? Hoe wordt gegarandeerd dat aan deze voorwaarden voldaan kan worden? Ligt het, gezien de enorme consequenties, niet meer voor de hand dat deze beslissing in nauw overleg tussen de autoriteiten van Sint Eustatius en de betrokken bewindspersonen wordt genomen? Zo nee, waarom niet?
De voorwaarden omtrent de besluitvorming liggen vast in wettelijke kaders. Iedere benodigde beschikking kent een procedure waarbij belanghebbenden in staat worden gesteld hun zienswijze in te brengen. Het is aan het bestuurscollege van het openbaar lichaam daarover een definitief besluit te nemen. Het ministerie adviseert het bestuurscollege over de inhoudelijke en procedurele rechtmatigheidstoets. Op verzoek en onder verantwoordelijkheid van het openbaar lichaam Sint Eustatius is een speciale website opgesteld met informatie over de lopende besluiten (www.NuStarexpansion.com) en is bijgedragen aan een voorlichtingsavond (Townhall-meeting). Ik ben van mening dat met de gezamenlijke inspanningen van het Rijk en plaatselijk bestuur voldaan wordt aan de voorwaarden die gelden voor een zorgvuldige besluitvorming.
Hoe verlopen de procedures rond de benodigde vergunningen ten aanzien van het milieu, de Hinderwet en de ruimtelijke ordening? Wordt hierbij de Nederlandse wet- en regelgeving toegepast?
De openbare lichamen zijn sinds 10-10-2010 onderdeel van het Nederland. Het gaat dus sowieso om Nederlandse regelgeving. Daarbij geldt dat in het Caribisch deel van ons land op veel terreinen andere regels gelden dan in het Europese deel met oog op de specifieke omstandigheden. De besluitvorming is gebaseerd op voor Caribisch Nederland geldende wetgeving.
De belangrijkste vergunningenprocedures betreffen:
Alle procedures kennen een verschillende inspraak- en besluitvormingsprocedure. De ter inzage legging van ontwerpbeschikkingen wordt zoveel mogelijk op elkaar afgestemd en zo mogelijk gecombineerd.
Op dit moment is de terinzagelegging termijn van de ontwerpwijzing van het bestemmingsplan voorbij en worden de bezwaarschriften verwerkt. Tegen het ontwerp wijzigingsplan zijn 1 304 reacties bij het bestuurscollege binnengekomen. Een meerderheid hiervan betrof handtekeningenacties. Van deze 1 304 reacties waren er 238 bezwaarschriften met vermelding van naam, handtekening en adres. Een definitief besluit wordt binnenkort verwacht.
Kunt u aangeven of er inmiddels vooruitgelopen wordt op de uiteindelijke beslissing van de Eilandraad van Sint Eustatius?
In het kader van genoemde wet- en regelgeving beslist het bestuurscollege, dat hierover verantwoording verschuldigd is aan de eilandsraad. De eilandraad heeft met de vaststelling van het Ruimtelijke Ontwikkelingsplan St Eustatius in 2011 het bestuurscollege de bevoegdheid gegeven om onder voorwaarden een wijzigingsplan op te stellen ten behoeve van de uitbreiding van NuStar op de beoogde locatie. Van deze bevoegdheid is in februari jl. gebruik gemaakt door een ontwerp wijzigingsplan op te stellen en aan de bewoners voor te leggen. Naar verwachting zal het bestuurscollege binnenkort een definitieve beslissing nemen.
Bent u bereid om in afwachting van definitieve besluitvorming ervoor te zorgen dat er door niemand onomkeerbare stappen zullen worden genomen? Zo nee, waarom niet?
Er is een heldere verdeling van taken en verantwoordelijkheden tussen de openbare lichamen en de rijksoverheid in Caribisch Nederland. De rijksoverheid mengt zich in principe niet in lokale besluitvormingsprocessen.
Indien door mij of namens mij activiteiten worden vastgesteld die niet zijn toegestaan of onzorgvuldig zijn zolang er geen definitieve besluitvorming door het bestuurscollege heeft plaatsgevonden, zal ik het bestuurscollege hiervan melding maken. Mocht door mij of namens mij overtredingen worden vastgesteld van de Wet Maritiem Beheer BES dan zal ik hiertegen passende maatregelen treffen.
Bent u bereid deze vragen per omgaande te beantwoorden?
De vragen zijn beantwoord in samenspraak met het bestuurscollege van Sint Eustatius en de twee andere betrokken ministeries te weten BZK en EL&I. Hierdoor was beantwoording per omgaande niet mogelijk. Mede in dit licht wil ik u verzoeken toekomstige Kamervragen over Caribisch Nederland te richten aan de inhoudelijk verantwoordelijke bewindspersoon. Dat komt een voortvarende beantwoording ten goede.
De langstudeerdersboete voor studerende topsporters |
|
Tanja Jadnanansing (PvdA), Tjeerd van Dekken (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Studerende topsporter boos om «luiheidsboete»»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit artikel en specifiek de zorgen en onrust die de langstudeerdersboete van dit kabinet veroorzaakt onder Nederlandse topsporters die gelijktijdig ook een studie volgen?
Elke student kan al één jaar uitlopen in de bachelorfase en één jaar in de masterfase voordat het verhoogde wettelijk collegegeld van toepassing is. Met deze extra uitloopjaren en de aangekondigde tijdelijke verruiming van de mogelijkheid om het bedrag van het verhoogde collegegeld te lenen, wordt studenten die bijvoorbeeld bestuurswerk willen doen of die naast de studie topsport bedrijven, hiervoor ook de ruimte geboden.
In de Wet op het hoger onderwijs en wetenschappelijk onderzoek (WHW) is een uitzondering gemaakt voor voltijdstudenten met een handicap of chronische ziekte. Deze mogen nog een jaar langer studeren. In het wetsvoorstel Studeren is investeren dat in uw Kamer voorligt, wordt voorgesteld dit extra uitloopjaar ook toe te kennen aan deeltijdstudenten met een handicap of chronische ziekte.
Ik ben van mening dat het aantal uitzonderingen op de langstudeerdersmaatregel zeer beperkt moet zijn. Studenten die naast hun studie ambitieus zijn en bijvoorbeeld topsporter of studentbestuurder zijn, hebben geen recht op een extra uitloopjaar.
Studenten kunnen in een bijzondere situatie bij hun instelling een beroep doen op een bijdrage uit het profileringsfonds. In de wet is geregeld in welke bijzondere situaties dit mogelijk is. Daarnaast kan de instelling zelf regels stellen voor een beroep op het profileringsfonds. Sommige universiteiten en hogescholen hebben topsportersregelingen, waarbij bijvoorbeeld excellente sporters een financiële compensatie krijgen voor de opgelopen studievertraging.
Ik wil de keuzevrijheid van de student en de diversiteit van de instellingen bevorderen. Studenten kunnen kiezen voor een instelling met beleid dat voldoende uitdagend is en dat onderwijs biedt dat het beste aansluit bij hun talent. Dit geldt voor topsporters, maar ook voor studenten met andere ambities. Verschillende instellingen moeten verschillend beleid neerzetten, waardoor studenten kunnen kiezen wat hen het beste aanspreekt.
Ook kunnen sporters sponsors zoeken die hen financieel kunnen ondersteunen. In het genoemde artikel krijgen de topsportende studentes ook een uitkering van NOC*NSF.
Hoe verhoudt de langstudeerdersboete zich tot de topsportambities die Nederland internationaal zegt te hebben en die door deze kabinetsmaatregel onder druk komen te staan?
De topsportambities van Nederland komen naar mijn mening niet door deze maatregel onder de druk te staan. Ik kan mij voorstellen (en het regeerakkoord roept daartoe ook op) dat sponsors uit het bedrijfsleven deze studenten extra ondersteunen.
Deelt u de mening dat veel topsporters sneller in de problemen komen met de langstudeerdersmaatregel, omdat zij voor beoefening van hun sport vaak en langdurig in het buitenland moeten verblijven?
Nee, ik deel deze mening niet en verwijs hiervoor naar het antwoord op vraag 1.
Deelt u de mening dat de langstudeerdersmaatregel de studieprestaties, ofwel de sportieve prestaties van deze voor Nederland uitkomende topsporters onder druk zet en daarmee een ongewenst effect teweegbrengt en sowieso een bijstelling van de Nederlandse topsportambities veroorzaakt?
Nee, ik deel deze mening niet en verwijs hiervoor naar het antwoord op de vragen 1, 2 en 3.
Deelt u de mening dat dit wederom aantoont dat de langstudeerdersboete voor studenten in zijn algemeen, maar zeker ook voor specifieke groepen zoals topsportstudenten, tussentijds onwenselijke en onredelijke gevolgen met zicht meebrengt?
Nee, deze mening deel ik niet. Zie ook het antwoord op vraag 1.
De zorg voor kwetsbare vrouwen met psychosociale en psychiatrische problematiek, rond zwangerschap en geboorte |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de gevolgen van het invoeren van de eigen bijdrage voor tweedelijnsbehandelingen in de geestelijke gezondheidszorg en het schrappen van de aanpassingsstoornissen uit het basispakket, voor een groep zwangeren in achterstandssituaties?1
Ik ben nog niet op de hoogte van de precieze gevolgen van de invoering van de eigen bijdrage GGZ. De eigen bijdrage is pas 3 maanden geleden ingevoerd. Om de effecten van deze invoering voor kwetsbare groepen in de samenleving in het algemeen te bepalen, ben ik een monitor gestart. Begin september verwacht ik de Kamer te kunnen informeren over de eerste resultaten van deze monitor.
Bent u op de hoogte van het feit dat juist bij vrouwen in achterstandssituaties veel psychosociale en psychiatrische aandoeningen voorkomen, en dat een adequate aanpak van deze problematiek intensieve psychosociale begeleiding vergt?
Ik ben bekend met het feit dat zwangere vrouwen van niet-westerse afkomst, uit achterstandswijken of met een laag sociaal economische status een verhoogd risico hebben op complicaties tijdens of na de zwangerschap (een goed begin, 2009).
Uit het onderzoeksrapport NEMESIS 2 (trimbos-instituut) blijkt dat de prevalentie van psychische stoornissen bij vrouwen en mannen ongeveer gelijk is. Vrouwen maken echter wel meer gebruik van zorg vanwege psychische problemen dan mannen. Daarnaast kan ik uit dezelfde studie (NEMESIS 2) niet de algemene conclusie trekken dat niet-westerse mensen significant een hogere prevalentie kennen van psychische aandoeningen. Wel blijkt uit deze studie dat psychische aandoeningen relatief meer voorkomen bij mensen met een laag inkomen.
Ik vind het van belang dat er adequate hulpverlening rondom de patiënt wordt georganiseerd daar waar dat noodzakelijk is. Ook ben ik van mening dat veel patiënten worden doorverwezen naar de tweedelijns, specialistische GGZ die ook in de eerstelijn geholpen kunnen worden. Met de invoering van de eigen bijdrage in de tweedelijn beoog ik een remmend effect op de specialistische GGZ te bewerkstelligen. Niet alleen om dat dit zal leiden tot een vermindering van kosten maar ook om de weg naar de eerstelijnszorg te stimuleren. Aangezien er voor zowel de eerstelijn als de langdurige GGZ al een eigen bijdrage bestond, werd teveel beroep gedaan op de tweedelijn waar er nog geen eigen bijdrage gold.
Bent u op de hoogte van het bestaan van de zogenoemde POP-poli's (psychiatrie, obstetrie en pediatrie), waarin een multidisciplinair team van gynaecoloog, kinderarts, psycholoog, maatschappelijk werker en psychiater werkt? Wat is uw mening over deze poli's en vindt u deze nuttig en nodig?
Ik ben op de hoogte van de POP-poli’s. Ik vind de POP-poli’s een goed initiatief en vind het van belang dat die patiënten die het nodig hebben een multidisciplinaire behandeling kunnen krijgen bij een POP-poli.
Kunt u zich voorstellen dat zwangere vrouwen met onbehandelde psychopathologie zich vaker uit de obstetrische zorg onttrekken, een ongezondere leefstijl hebben (inclusief meer middelengebruik) en meer kans hebben op zwangerschapscomplicaties, waaronder vroeggeboorte en kinderen met een lager geboortegewicht? Zo ja, bent u van mening dat waar mogelijk complicaties rond zwangerschap en geboorte voorkomen moeten worden?
Dit kan ik mij inderdaad voorstellen en dat vind ik een kwalijke zaak. In mijn beleidsbrief «zwangerschap en geboorte» van 14 december 2010 (Kamerstuk 32 279, nr.10), schets ik de maatregelen die ik neem en genomen heb om de babysterfte in Nederland te verlagen. U ontvangt van mij in juli, zoals beloofd tijdens het Algemeen Overleg van 7 maart jongstleden, een voortgangsrapportage over deze maatregelen.
Kunt u zich voorstellen dat de invoering van de eigen bijdrage Geestelijke Gezondheidszorg (GGZ) vanaf 1 januari 2012 juist voor deze groep zwangeren een onoverkomelijke barrière vormt?
Verschillende groepen van patiënten geven signalen af over de invoering van de eigen bijdrage en de barrière die dit oproept om mogelijk niet in zorg te gaan.
Echter de huidige financiële tijden vragen om matiging en een verantwoorde ontwikkeling van de overheidsuitgaven. Iedereen moet hieraan bijdragen. Het principe achter de eigen bijdrage is dat een patiënt maximaal de eigen bijdrage zelf bijdraagt aan zorg en dat de rekening daarboven collectief wordt vergoed. In de eerstelijns psychologische zorg en in de AWBZ geldt al langer een eigen bijdrage. Ik heb geen signalen ontvangen dat mensen daardoor deze vormen van zorg mijden.
Vindt u het juist dat er financiële barrières zijn voor preventieve «ouder-babyinterventie» die veel GGZ-instellingen postpartum aanbieden? Welke barrières zijn er op dit moment volgens u?
Ik zie geen financiële barrières voor de preventieve ouder-babyinterventie die GGZ-instellingen postpartum aanbieden door invoering van de eigen bijdrage GGZ. De preventieve ouder-babyinterventie valt onder de selectieve preventie en valt daarmee niet onder de Zorgverzekeringswet waarvoor nu een eigen bijdrage is ingevoerd.
Bent u bereid voor kwetsbare zwangeren en kraamvrouwen met psychopathologie, net als voor jongeren onder de 18 jaar en «bemoeizorgbehoeftigen», een uitzonderingspositie te creëren voor de eigen bijdrage?
In de motie Van der Staaij/ Bruins Slot (TK 2010/11, 25 424, nr. 123) aangenomen op 30 juni, is de regering verzocht om in 2012, bij het introduceren van een eigen bijdrage in de tweedelijns GGZ, het risico op zorgmijding in te perken door de meest kwetsbare doelgroepen te ontzien, hetzij via een verlaging van de eigen bijdrage, hetzij via een gerichte uitzondering van de meest kwetsbare doelgroepen. Beide mogelijkheden zijn met de sector verkend om kwetsbare doelgroepen te ontzien via een gerichte uitzondering. Na overleg met het veld is geconcludeerd dat het uitsluiten van patiënten met bepaalde psychische aandoeningen moeilijk objectiveerbaar te maken is. Een helder criterium welke aandoeningen juist wel of juist niet in aanmerking zouden moeten komen voor uitsluiting is niet of nauwelijks te maken. Uitsluiting op basis van inkomen bleek ook niet vrij van bezwaren te zijn (inzage in inkomensgegevens bij andere partijen en de vergroting van de armoedeval). Alles overwegend heb ik ervoor gekozen om de eigen bijdrage in het algemeen te verlagen. Ik ben gekomen tot een pakket aan maatregelen, ter invulling van de motie, waarmee de eigen bijdrage verder is verlaagd van € 275 (brief 27 juni 2011, kamerstuk 25 424, nr. 129) naar € 200. De eigen bijdragen zijn daarmee fors verlaagd ten opzichte van de eigen bijdragen zoals opgenomen in het Regeerakkoord.
Tevens heb ik een aantal uitzonderingen gemaakt waarbij geen eigen bijdrage voor de behandeling betaald hoeft te worden, te weten: patiënten die in crisis verkeren, patiënten die onvrijwillig zijn opgenomen in het kader van de «Wet bijzondere opnemingen in psychiatrische ziekenhuizen» (BOPZ), patiënten waarbij de aanleiding tot zorg «bemoeizorg» is en patiënten tot 18 jaar.
Ik heb in mijn brief aan u op 26 juli 2011 (Kamerstuk 25 424, nr. 130) ook aangegeven dat ik bereid ben om in het kader van de ontwikkeling van de brede beleidsagenda de mogelijkheden voor alternatieve maatregelen voor 2013 verder te onderzoeken. Daarmee kom ik tegemoet aan het laatste onderdeel van de motie, waarin wordt verzocht in een bestuurlijk overleg met partijen tot een gezamenlijke agenda te komen voor de toekomst. De gesprekken met het veld daarover zijn op dit moment gaande.
Op welke wijze gaat u het advies van de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte, dat kwetsbare zwangeren zorg op maat moeten krijgen, zowel lichamelijk als psychisch, in praktijk brengen? Kunt u aangeven welke zorg rond zwangerschap en geboorte voor vrouwen met psychische problematiek, zoals in het artikel in Medisch Contact wordt beschreven, drempelloos beschikbaar blijft en welke zorg volgens u niet drempelloos beschikbaar moet zijn?
Ik ken het advies van de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte. In mijn beleidsbrief van 14 december 2010 schets ik de maatregelen die ik neem en genomen heb om de verloskundige zorg in Nederland te verbeteren. U ontvangt van mij in juli, zoals beloofd tijdens het Algemeen Overleg van 7 maart, een voortgangsrapportage over deze maatregelen.
In mijn eerdere antwoorden heb ik mijn dilemma’s toegelicht waarom ik geen gerichte uitzondering kan maken voor deze groep.