De verschraling van de cliëntenondersteuning in de Wet Maatschappelijke ondersteuning (WMo) en de AWBZ |
|
Tjitske Siderius (PvdA), Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat 63% van de 403 gemeenten geen afspraken heeft gemaakt met MEE (cliëntondersteunende organisatie) over de cliëntondersteuning in de Wmo, en dat er bij 1 op de 10 gemeenten geen afspraken in voorbereiding zijn?1 2
Gemeenten dienen er op grond van de Wmo 2015 zorg voor te dragen dat per 1 januari 2015 voor ingezetenen cliëntondersteuning beschikbaar is.
De cliëntondersteuning dient te voldoen aan de daaraan in deze wet gestelde voorwaarden. Daarnaast heb ik met de VNG en MEE Nederland bestuurlijke afspraken gemaakt met als primair doel dat voor de MEE-doelgroep de beschikbaarheid van de functie cliëntondersteuning per 1 januari is verzekerd.
Afspraak was dat gemeenten en MEE-organisaties uiterlijk 1 mei 2014 afspraken hadden gemaakt over de continuïteit van cliëntondersteuning. Deze afspraken omvatten ook het budget dat bij de MEE-organisatie zal worden besteed. Per 1 oktober zouden de definitieve contracten c.q. subsidiebeschikkingen worden afgerond.
De voortgang van de afspraken worden zowel gevolgd via het Transitievolgsysteem als de interne monitor van MEE Nederland. In de motie Flierman cs van 8 juli 2014 (EK vergaderjaar 2013/2014, 33 841 N) is gevraagd om voor 1 oktober 2014 afdoende waarborgen te creëren voor de continuïteit van de onafhankelijke cliëntondersteuning. Ik heb naar aanleiding van de motie de vragen in het Transitievolgsteem aangepast. In de vorige meting is gevraagd of gemeenten naar het inzicht van dat moment op 1 oktober 2014 definitieve afspraken in de vorm van subsidiebeschikking of contract zullen hebben gemaakt met aanbieders van cliëntondersteuning. In de eerstvolgende meting begin november zal worden gevraagd of de definitieve afspraken daadwerkelijk gerealiseerd zijn.
Volgens de monitor van MEE Nederland zijn per 1 oktober in nagenoeg alle gemeenten ambtelijke afspraken met de MEE-organisaties gemaakt. Het betreft afspraken in ambtelijke voorbereiding die dusdanig zijn dat de MEE-organisatie een beeld heeft van de voornemens van de gemeente, waaronder het bedrag dat bij de MEE-organisatie zal worden besteed. In 84% van de gemeenten waren die afspraken ook op collegeniveau afgerond. Het Transitievolgsysteem laat in hoofdlijnen het zelfde beeld zien. De volgende stap is de omzetting van deze afspraken tussen gemeenten en MEE-organisaties in subsidiebeschikkingen c.q. contracten. Hiervan is het beeld dat de datum van 1 oktober vaak niet wordt gehaald maar dat dit in oktober snel zal oplopen.
Gemeenten zijn door mij gevraagd de informatie in het TVS op regelmatige basis te actualiseren en waar relevant zal ik hen om een nadere toelichting vragen en ga ik na of er ondersteuning nodig is. Zo nodig spreek ik partijen ook bestuurlijk aan. Hiervoor gebruik ik tevens de signalen van de MEE-organisaties.
De hierboven genoemde resultaten van het TVS en de MEE-monitor geven mij tot nu toe vertrouwen dat de gemeenten voor hun ingezetenen tijdig zorg zullen dragen voor de beschikbaarheid van cliëntondersteuning als bedoeld in de Wmo 2015.
Hoe beoordeelt u het feit dat door gemeenten die wel afspraken hebben gemaakt met MEE er flinke budgetkortingen worden doorgevoerd? Welke gevolgen heeft dit voor de kwaliteit en beschikbaarheid van cliëntondersteuning?
Gemeenten zijn op grond van de Wmo 2015 gehouden te zorgen voor de beschikbaarheid van (voldoende) cliëntondersteuning voor ingezetenen. Het is aan de gemeente om, rekening houdend met de kaders van de wet, hieraan eisen van kwaliteit te stellen en deze eisen door te vertalen naar de in te zetten (beroeps)krachten. Ik heb op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat gemeenten hun verantwoordelijkheid voor cliëntondersteuning niet of onvoldoende zullen nemen.
Acht u het wenselijk dat MEE zich genoodzaakt voelt reorganisaties door te voeren die gepaard gaan met honderden ontslagen, zoals MEE Twente, die collectief ontslag heeft aangevraagd voor alle personeelsleden?3
In de bestuurlijke afspraken die ik met de VNG en MEE NL heb gemaakt, is afgesproken dat met het oog op behoud van expertise en beheersbaarheid van het proces en om frictiekosten te vermijden, gemeenten bij voorkeur regionaal samenwerken om met MEE-organisaties tot afspraken te komen.
In de situatie van MEE Twente speelt dat een aantal Twentse gemeenten heeft besloten de cliëntondersteuning anders te gaan organiseren en de cliëntondersteuning niet bij MEE Twente af te nemen. MEE Twente heeft daarop geconcludeerd dat de grondslag voor het continueren van de organisatie is komen te vervallen.
Bijna alle Twentse gemeenten zijn met MEE Twente in gesprek om de continuïteit en de kwaliteit van cliëntondersteuning conform de Wmo2015 voor hun inwoners te waarborgen en met elkaar voor een verantwoorde afbouw van MEE Twente als organisatie te zorgen. Ook afspraken over overname van personeel komen hierbij aan de orde. Bij MEE Twente werken er 70fte. Voor het grootste deel van het personeel lijkt overname te lukken, dit proces is nog gaande. Voor de stand van zaken verwijs ik naar mijn antwoord op de Kamervraag van mw. Siderius over frictiekosten bij MEE Twente (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 271).
Kunt u toelichten wat het massaontslag bij MEE Nederland betekent voor de continuïteit, de borging van expertise van consulenten en de beschikbaarheid van cliëntondersteuning? Welke risico’s acht u aanvaardbaar?
Het beeld dat er sprake is van massaontslag bij MEE herken ik niet. Gemeenten dienen er op grond van de Wmo2015 zorg voor te dragen dat per 1 januari 2015 voor ingezetenen cliëntondersteuning beschikbaar is. De cliëntondersteuning dient te voldoen aan de daaraan in deze wet gestelde voorwaarden. Ik volg de voorbereidingen van gemeenten op de implementatie van de Wmo 2015 nauwgezet. Daar waar er aanleiding toe is, spreek ik de gemeenten aan op de voortgang van deze voorbereidingen, waaronder de inrichting van de cliëntondersteuning, zowel kwantitatief als kwalitatief. Ik heb op dit moment geen aanleiding om te veronderstellen dat gemeenten hun verantwoordelijkheid voor cliëntondersteuning niet of onvoldoende zullen nemen.
Acht u het wenselijk dat een organisatie die haar verantwoordelijkheid heeft genomen door afspraken te maken met het ministerie van VWS en de Vereniging van Nederlandse Gemeenten juist wordt buitengesloten bij de contractering van de cliëntondersteuning?
De door mij met VNG en MEE Nederland gemaakte bestuurlijke afspraken strekken er toe dat tijdig de definitieve subsidiebeschikkingen c.q. contracten voor cliëntondersteuning zijn afgerond. Dat proces is vergevorderd, zie mijn antwoord op vraag 1. De bestuurlijke afspraken laten de mogelijkheid open dat een gemeente er uiteindelijk voor kiest de beschikbaarheid van cliëntondersteuning op een andere wijze te borgen dan door middel van de regionale MEE-organisatie. Vroegtijdige duidelijkheid is in die situatie van groot belang.
Ziet u mogelijkheden MEE Nederland voor 2015 een budgetgarantie te geven, opdat de continuïteit van de onafhankelijke cliëntondersteuning in alle gemeenten gegarandeerd is?
Daar waar mijn inziens – mede op basis van de gemaakte bestuurlijke afspraken met VNG en MEE Nederland – sprake is van risico’s ten aanzien van de beschikbaarheid en continuïteit van de cliëntondersteuning per 1 januari 2015, zal ik de betreffende gemeente(n) daar zo spoedig mogelijk op aanspreken en waar nodig aanvullende maatregelen treffen. In het antwoord op vraag 1 leest u terug wat op dit moment het percentage is van gemeenten dat al afspraken met MEE-organisaties hebben. Deze afspraken worden door gemeenten vastgelegd in een subsidiebeschikking c.q. contract. Een budgetgarantie voor MEE Nederland is, mede gelet op de eerder gemaakte afspraken en de door gemeenten te nemen verantwoordelijkheid voor een goede uitvoering van de wet, niet aan de orde.
Kunt u een overzicht geven van gemeenten die de cliëntondersteuning in de nieuwe Wmo nog niet op orde hebben, en hiervoor nog geen enkele organisatie hebben gecontracteerd?
De Tweede Kamer ontvangt regelmatig informatie over de voortgang op basis van het Transitievolgsysteem en overige signalen, laatstelijk bij brief van 7 oktober 2014. Bij de eerstvolgende rapportage ontvangt u het overzicht zoals gevraagd.
Hoe verhoudt het massaontslag bij MEE Nederland en de uitkomsten van de monitor zich tot de uitspraak van de Kamer dat iedere gemeente onafhankelijke cliëntondersteuning beschikbaar dient te hebben vanaf 2015?4
Het beeld dat er sprake is van massaontslag bij MEE herken ik niet. Ik verwijs u voor het antwoord op deze vraag naar de antwoorden op vraag 2, 4, 5 en 6.
Wat zijn de kosten om de cliëntondersteuning in de toekomst weer op te moeten bouwen? Kunt u de Kamer een financieel overzicht bieden?
Gemeenten hebben de wettelijke opdracht om de beschikbaarheid van cliëntondersteuning, die van goede kwaliteit is, te waarborgen. Hiertoe zijn aan gemeenten de financiële middelen in het fonds sociaal domein beschikbaar gesteld. Er is geen sprake van het opnieuw moeten opbouwen van de cliëntondersteuning in de toekomst.
De ziekenhuizen in Sittard-Geleen en Heerlen en de mogelijke concentratie van klinische verloskunde in Heerlen |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe is de stand van zaken met betrekking tot de fusie van de ziekenhuizen in Sittard-Geleen en Heerlen? Klopt het dat er financiële problemen zijn, en dat bij het ziekenhuis in Heerlen de bouw hierdoor is stilgelegd of wordt getemporiseerd? Zo neen, hoe is dan de financiële situatie bij het Atrium MC en bij het Orbis Medisch en Zorgconcern?
Ik heb van de ziekenhuizen begrepen dat de voorbereidingen van de fusie zich in een afrondend stadium bevinden. Zij gaven aan dat nadat alle medezeggenschapsgremia hun oordeel over de voorgenomen fusie kenbaar hebben gemaakt en de Raden van Bestuur daarop hun reactie hebben verstrekt, een melding in het kader van de zorgfusietoets bij de Nederlandse Zorgautoriteit zal worden ingediend. De planning is erop gericht de juridische en bestuurlijke fusie per 1 januari 2015 te effectueren. Zij gaven tevens aan dat hun financiële situatie positief is; er doen zich momenteel geen financiële problemen voor en deze worden niet op korte of langere termijn voorzien. Er is een adempauze van 3 maanden afgekondigd op onderdelen van het bouwprogramma. Deze is bedoeld om de bouwplannen optimaal af te stemmen op de fusie.
Speelt de fusie hierbij een rol? Zo ja, welke?
Nee, zij lieten weten dat de fusie hierbij geen directe rol speelt. Toen het bouwprogramma startte, was er nog geen sprake van een fusie. Nu er een adempauze is afgekondigd, zal deze adempauze worden benut om de bouwplannen optimaal af te stemmen op de fusie.
Is het niet beter te stoppen met deze zinloze fusie? Klopt het dat de fusie tientallen miljoenen euro's kost, terwijl het nut van de fusie niet is aangetoond? Zo neen, hoe is dan de situatie precies?
De Raden van Bestuur van Atrium en Orbis hebben aangegeven de fusie maatschappelijk wenselijk te vinden met het oog op het bereiken van kwalitatieve en zorginhoudelijke voordelen, financiële synergie, werkgelegenheid en het verstevigen van arbeidsmarktmogelijkheden. Naar hun idee zou niet fuseren kunnen leiden tot het verdwijnen van belangrijke zorg naar buiten de provincie. Zij vinden dat onwenselijk voor een gebied waar 450.000 mensen wonen. Het is overigens zo dat de zorgverzekeraar er vanuit zijn zorgplicht voor dient te zorgen dat de bereikbaarheid in de regio is geborgd.
Ik heb begrepen dat de fusiekosten voor extern advies en begeleiding vanaf 2009 (start samenwerkings- en fusieonderzoek door Atrium en Orbis) tot 1 juli 2014 € 7,2 mln bedragen. De kosten voor de rest van het jaar zullen vooral betrekking hebben op juridisch en financieel advies dat noodzakelijk is voor het afsluiten van de kredietovereenkomst ten behoeve van de herfinanciering van de leningen van Atrium en Orbis, en het afronden van de noodzakelijke juridische documentatie die bij elke fusie om de hoek komt kijken. Verder gaven de ziekenhuizen aan dat de (eenmalige) fusiekosten in de eerste jaren van de nieuwe fusieorganisatie met name betrekking zullen hebben op de daadwerkelijke integratie van beide oude organisaties. Hierbij kan concreet worden gedacht aan de noodzakelijke harmonisatie van de ICT-infrastructuur, de noodzakelijke harmonisatie van het personeels- en organisatiebeleid, de aanpassingen in de huisvesting en de kosten voor de opzet, advisering en uitvoering van de fusieplannen van de diverse afdelingen en vakgroepen in nieuwe entiteiten, en niet in de laatste plaats de kosten voor het sociaal plan (met werkgarantie).
Klopt het dat er nog steeds plannen zijn om het de klinische verloskunde te centraliseren in het ziekenhuis in Heerlen, en dat het Orbis ziekenhuis geen klinische verloskunde meer zal hebben? Klopt het dat verzekeraar CZ hiervan een voorstander is, en aan het duwen is om dit gedaan te krijgen? Zo ja, wat vindt u daarvan? Zo neen, wie zit er dan achter?
Het is juist dat de plannen ongewijzigd zijn met betrekking tot de beoogde concentratie van de klinische verloskunde in Heerlen. Het betreft een beslissing van AtriumMC en OrbisMC vanuit de veronderstelling dat de zorg hierdoor kwalitatief beter en doelmatiger wordt. Zorgverzekeraar CZ is hier niet op tegen.
Klopt het dat de concentratie van de klinische verloskunde in Heerlen zal leiden tot extra kosten van 8 miljoen euro of meer, dan wanneer de klinische verloskunde gewoon in Sittard-Geleen blijft? Zo neen, hoe zit het dan?
De ziekenhuizen hebben aangegeven dat de adempauze op onderdelen van het bouwprogramma wordt benut om te onderzoeken hoe de klinische verloskunde het meest duurzaam en kosteneffectief kan worden ingepast in het nieuwbouw- en renovatieprogramma van Atrium MC. In oktober 2014 zullen definitieve besluiten worden genomen.
Hoeveel klinische bevallingen vinden er thans plaats in het Orbis ziekenhuis?
In 2013 bedroeg het aantal bevallingen in Orbis 1657 (waarvan 1425 in de tweede lijn en 232 in de eerste lijn).
Hoeveel klinische bevallingen vinden er thans plaats in het Atrium ziekenhuis in Heerlen?
In 2013 bedroeg het aantal bevallingen in het Atrium ziekenhuis 1451 (waarvan 1241 in de tweede lijn en 210 in de eerste lijn).
Hoeveel gynaecologen zijn er werkzaam in het Orbis ziekenhuis?
In het Orbis zijn 5,75 fte stafleden/gynaecologen en 1 fte Chef de Clinique werkzaam. Daarnaast zijn er nog ongeveer 5 arts assistenten in opleiding (AIO’s) en 4 arts assistenten niet in opleiding (ANIO’s).
Hoeveel gynaecologen zijn er werkzaam in het Atrium ziekenhuis?
In het Atrium ziekenhuis werken 9 gynaecologen/stafleden en daarnaast ongeveer 7 AIO’s en 3 ANIO’s.
Zijn deze aantallen op basis van wetenschappelijke criteria voldoende voor beide ziekenhuizen om 7 maal 24 uur klinische verloskunde aan te bieden van goede kwaliteit?
De huidige aantallen zijn voor beide ziekenhuizen voldoende. Om een dienstrooster 24/7 te vullen is 5,5 fte gynaecoloog nodig.
Heeft de Inspectie voor de Gezondheidszorg aanwijzingen dat de kwaliteit van de klinische verloskunde in het Atrium en/of het Orbis niet op orde is?
De IGZ heeft geen signalen waaruit af te leiden is dat de kwaliteit van de klinische verloskunde in het Atrium en/of Orbis Medisch Centrum niet op orde is.
Klopt het dat de bereikbaarheid van de klinische verloskunde afneemt door de concentratie van de klinische verloskunde in Heerlen? Klopt het dat de aanrijdtijd naar het ziekenhuis, waarvan als maximum een aanrijtijd van 15–20 minuten wenselijk wordt geacht, het percentage van 73–88% zal dalen naar 56–81% na analyse van de aanrijdtijdencodex van het Netwerk Acute Zorg Limburg? Zo ja, wat vindt u van deze daling van de bereikbaarheid van de klinische verloskunde?
In de gevoelige ziekenhuisanalyse van het RIVM uit 2013 waren Orbis en Atrium geen van beide gevoelig voor de 45-minuten norm. Ook na de beoogde concentratie moet aan de 45 minuten worden voldaan. Toetssteen hiervoor is de doorrekening met de vigerende modellen van het RIVM.
Is er wetenschappelijk bewijs dat concentratie van de klinische verloskunde in Heerlen om kwalitatieve redenen gewenst is? Zo, neen wat is daarvan dan de motivering?
Adequate zorg wordt in een breder verband gedefinieerd dan uitsluitend het aantal bevallingen of het aantal gynaecologen. Ook de samenwerking met andere zorgverleners binnen en buiten de ziekenhuizen is een relevante factor. Atrium en Orbis hebben aangegeven nader invulling te willen geven aan de adviezen van de Stuurgroep Zwangerschap en Geboorte om te komen tot naadloze, geïntegreerde zorg. Atrium en Orbis zijn van mening dat de uitdaging om hier toe te komen voor de verloskundige afdelingen van beide ziekenhuizen het beste kan worden opgepakt vanuit één gefuseerd en geïntegreerd perspectief. Zodoende kan veel doelmatiger en effectiever inhoud worden gegeven aan de naadloze geïntegreerde zorg zoals die in het Stuurgroepadvies werd geformuleerd. De Raden van Bestuur van het Atrium en Orbis kiezen voor concentratie omdat daarmee naar hun mening blijvend kan worden voldaan aan (toekomstige) normen en richtlijnen. Kennis en kunde worden op één locatie gebundeld, kennis met betrekking tot thematiek in de betreffende subspecialismen wordt verhoogd. Voorts verbetert de dienstbelasting van de specialisten en (gespecialiseerde) ondersteuning, inclusief de mogelijkheid tot het inzetten van artsen in opleiding die anders alleen op de opleidingslocatie mogen werken. De opvang van acute situaties en complicaties wordt geoptimaliseerd. Tenslotte zal de ontstane schaalvergroting een beter gebruik van de capaciteit verloskamers/couveuses en neonatologie/verpleegafdeling met zich meebrengen.
Is er niet een reëel risico dat door de concentratie van de klinische verloskunde er meer verplaatste huisbevallingen zullen plaatsvinden, wat weer kan leiden tot meer medicalisering en het feitelijk verdwijnen van een veilige thuisbevalling?
Thuisbevallingen zijn nog steeds mogelijk zolang de zwangere binnen 45 minuten in het ziekenhuis kan zijn. De inspectie heeft vorig jaar onderzoek gedaan naar de concentratie van klinische verloskunde in Meppel en Dokkum. Bij die concentratie heeft de inspectie geconstateerd dat naar de indruk van verloskundigen er wel verschuivingen zijn in welke vrouwen nu voor thuis- of ziekenhuisbevalling kiezen, maar is in beide regio’s overall gezien het aantal thuisbevallingen niet veel gewijzigd ten gevolge van de concentratie. Er valt op dit moment nog niet te voorspellen of de voorgenomen concentratie van klinische verloskunde in Heerlen effect zal hebben op het aantal thuisbevallingen.
Bent u bereid uw invloed aan te wenden om de klinische verloskunde in Sittard-Geleen te behouden? Zo neen, waarom niet?
Nee, daartoe ben ik niet bereid. Zolang wordt voldaan aan de normen van kwaliteit en bereikbaarheid zie ik geen reden om mij hiermee te bemoeien.
Problemen met het Valysvervoer |
|
Renske Leijten |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat Transvision, de uitvoerder van het Valysvervoer, geen garantie geeft op solovervoer? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Het Valysvervoer is voor veel mensen een zeer belangrijke voorziening. De voorziening bevordert de participatie van mensen met een (mobiliteits)beperking in de samenleving. Ik vind het van groot belang deze voorziening in stand te houden, nu en in de toekomst, voor die mensen wiens participatie voor een deel van deze voorziening afhangt. Uitgangspunt in de overeenkomst tussen het Ministerie van VWS en de uitvoerder van Valys was en is dat dit vervoer gecombineerd mag worden uitgevoerd. Dit uitgangspunt draagt er aan bij dat – gegeven de daartoe beschikbare middelen – zo veel mogelijk mensen van Valys gebruik kunnen maken. Gecombineerd vervoer is in lijn met het «normale» openbaar vervoer. Het uitgangspunt van gecombineerd vervoer is niet nieuw en ook met het oog op de lopende overeenkomst destijds wederom opgenomen in het programma van eisen van de aanbesteding dat door mij is afgestemd met de cliëntorganisaties en ook is gedeeld met uw Kamer.
Begin dit jaar is gebleken dat door de vorige vervoerder in substantiële aantallen bijzondere indicaties, zoals «solovervoer» en «voorin zitten», zijn afgegeven aan pashouders. Ik merk op dat het hier niet om formele «indicaties» gaat. Het Vaysvervoer kent op grond van de overeenkomst tussen vervoerder en VWS niet de mogelijkheid van bijzondere indicaties. Ik betreur dat deze situatie is ontstaan zonder dat daar een juridische basis aan ten grondslag ligt en daarover overleg heeft plaatsgevonden met de opdrachtgever.
De huidige geschatte omvang in combinatie met de aanzuigende werking van dit privilege zie ik als een reëel risico voor de houdbaarheid van de voorziening en een stabiele hoogte van het beschikbare kilometerbudget voor de overige reizigers. Wanneer de budgettaire kaders van het Valysvervoer overschreden dreigen te worden ben ik genoodzaakt een verlaging van het persoonlijk kilometerbudget door te voeren, hetgeen ik zeer onwenselijk zou vinden. Ik hecht er aan dat Valys ook in de toekomst voor mensen die hierop aangewezen zijn behouden blijft. Na overleg met de vervoerder is daarom besloten om de betreffende pashouders begin april te informeren dat er binnen het Valysvervoer geen recht op dit soort privileges is. Op grond van de overeenkomst bestaat en bestond er geen recht op bijzondere indicaties. Transvision bepaalt dus niet zelfstandig of pashouders recht hebben op bijzondere indicaties, maar voert haar verplichtingen uit conform de overeenkomst met VWS.
Sinds wanneer heeft Transvision bepaald dat er geen garantie meer is op solovervoer? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Mag Transvision zelf bepalen om geen garantie meer te geven op solovervoer? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid maatregelen te treffen?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u begrijpen dat mensen het heel vervelend vinden als zij voor een simpele taxirit met meerdere personen moeten reizen, waardoor de taxirit zelfs anderhalf uur of langer kan duren dan noodzakelijk is? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik kan me goed voorstellen dat veel mensen het liefst rechtstreeks naar hun bestemming reizen. Dat geldt voor vrijwel iedereen. Echter, om deze voorziening voor voldoende mensen te behouden is het Valysvervoer, net als het «normale» openbaar vervoer, gecombineerd vervoer. Voor pashouders die in het verleden een «bijzondere indicatie» hebben ontvangen begrijp ik dat het ter discussie stellen van dit zogenaamde «verworven recht» voor hen een vervelende boodschap kan zijn. Ik vind dit echter een noodzakelijke stap. Voor de betreffende pashouders betekent dit niet dat de vervoerder geen rekening meer zal houden met zijn of haar voorkeuren en persoonlijke kenmerken. In de afgelopen maanden is gebleken dat de huidige vervoerder Transvision aan vrijwel alle verzoeken daartoe heeft kunnen voldoen. Samen met Transvision en cliëntenorganisaties zal ik dit de komende periode blijven volgen.
Kunt u begrijpen dat het heel hinderlijk is als iemand Valysvervoer nodig heeft voor een ziekenhuisbezoek, maar eigenlijk altijd in onzekerheid zit of diegene wel op tijd aankomt, zeker gezien er geen garantie meer is op solovervoer? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het Valysvervoer betreft sociaal-recreatief vervoer. Indien iemand voor behandeling naar een ziekenhuis moet zijn daar andere vervoersvoorzieningen voor beschikbaar. De cliënt kan zich hiervoor in de meest gevallen wenden tot zijn zorgverzekeraar op grond van de Zvw. Binnen het Valysvervoer wordt enkel bij een uitvaart, huwelijk of ketenrit (voor de overstap tussen taxi en trein) een aankomsttijd gegarandeerd door de vervoerder. Dit is tevens opgenomen in het programma van eisen dat ten grondslag ligt aan de huidige vervoersovereenkomst.
Kunt u zich voorstellen dat het voor veel mensen lastig is om een lange tijd in een taxi te zitten in verband met bijvoorbeeld incontinentieproblemen, ademhalingsproblemen, beperkte zittijd e.d.? Waarom houdt Transvision hier geen rekening mee?
Zie mijn reactie op vraag 4. De persoonlijke kenmerken van reizigers kunnen worden gemeld bij het aanvragen van een rit. Daar waar nodig en mogelijk zal de vervoerder de wensen zoveel mogelijk honoreren.
Is het waar dat als een persoon aangeeft een solorit te willen, bijvoorbeeld vanwege een bijzondere gelegenheid, Transvision op de dag van de taxirit alsnog kan bepalen om andere personen mee te nemen, ook als is dit niet afgesproken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Binnen het Valysvervoer wordt bij een uitvaart, huwelijk of ketenrit (voor de overstap tussen taxi en trein) een aankomsttijd gegarandeerd door de vervoerder. Net als bij andere ritten kan de vervoerder in deze gevallen de ritten combineren met andere passagiers. Dit is in overeenstemming met het aan het Valysvervoer ten grondslag liggende programma van eisen.
Bent u bereid ervoor te zorgen dat solovervoer weer een garantie wordt in het Valysvervoer? Zo ja, wanneer gaat u dat regelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht ‘Ziekenhuis betaalt fop-adviseur vier ton’ |
|
John Kerstens (PvdA), Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Ziekenhuis betaalt fop-adviseur vier ton»?1 Herinnert u zich eerdere vragen over schijnconstructies?2
Ik ken het bericht.
De in de voetnoot genoemde bron verwijst naar eerdere, aanvullende vragen aan de Minister van VWS en die van BZK over de vertrekregelingen van enkele bestuurders in de gezondheidszorg.
Bevat het genoemde bericht feitelijke onjuistheden? Zo ja, welke?
In de WNT is in artikel 5 het toezicht en de handhaving geregeld. De Minister van VWS heeft dat voor het beleidsveld van VWS verder georganiseerd en ondergebracht bij het CIBG. Naar aanleiding van het bericht is deze kwestie conform de toezichtprocedure door het CIBG onderzocht. Daarvoor is een protocol afgewerkt dat er op gericht is om alle feiten, cijfers, omstandigheden en andere relevante informatie boven water te krijgen en zorgvuldig hoor- en wederhoor toe te passen. Volgens de Minister van VWS blijkt uit het rapport van bevindingen van het CIBG dat betrokkene wel degelijk als topfunctionaris in de zin van de WNT moet worden gekwalificeerd omdat hij als zodanig heeft opgetreden, maar dat de afspraken over zijn beloning zijn gemaakt voor de inwerkingtreding van de WNT waardoor het overgangsrecht van toepassing is. Het CIBG concludeert dat er in 2013 geen feitelijke overschrijding van de WNT was en dat handhaving niet aan de orde is. Het rapport is voor de Minister van VWS aanleiding om het Kennemer Gasthuis te vragen van betrokkene alsnog op de juiste manier, dus als topfunctionaris, de WNT-gegevens te verantwoorden. Overigens wil ik er op wijzen dat de bezwaartermijn voor het rapport nog loopt.
Deelt u de mening dat, indien er werkelijk sprake is van een beloning van € 382.400 en kosten die mogelijk oplopen tot € 500 á 600.000, er sprake is van een excessieve beloning die op geen enkele wijze te rechtvaardigen valt? Zo ja, waarom vindt u dit? Zo nee, waarom vindt u dit niet?
In 2013 is er volgens de Minister van VWS inderdaad een vergoeding voor de betrokken interim-mer verantwoord van € 382.400. Een beloning van deze omvang is meer dan hetgeen een reguliere topfunctionaris zou kunnen hebben verdiend onder het normeringsregime van de WNT. De vergoeding vindt in dit geval zijn basis in een overeenkomst die voor de inwerkingtreding van de WNT is aangegaan.
Is het waar dat het Kennemer Gasthuis (KG) deze zogenoemde «interim-adviseur» € 382.400 heeft betaald? Hoe hoog is het totaalbedrag dat betaald is, dus inclusief btw en de betaling aan Boer en Croon? Hoe verhoudt deze excessieve betaling zich tot de WNT?3
Volgens de Minister van VWS blijkt uit het rapport van bevindingen dat dit het bedrag is dat aan Boer en Croon is betaald, exclusief BTW, voor de inzet van de betrokken interim-mer. Volgens de WNT hoeft de BTW niet te worden verantwoord noch een eenmalige bemiddelingsfee voor het vinden van de geschikte kandidaat.
Is het waar dat de WNT te omzeilen valt door de naam van een functie te veranderen, bijvoorbeeld in «adviseur» in plaats van «bestuurder»? Zo ja, waarom is dat zo, en wordt hierdoor niet de weg geopend naar schijnconstructies die de werking van de WNT ondermijnen? Zo nee, waarom niet?
De feitelijke omstandigheden zijn leidend. Dat betekent dat iemand die als topfunctionaris optreedt, maar formeel geen bestuurder/topfunctionaris is, toch als topfunctionaris in de zin van de WNT kwalificeert en derhalve aan de in de WNT neergelegde bezoldigingsnorm moet voldoen. Dat is in een concreet geval vast te stellen, zoals ook in deze casus blijkt. De WNT is op dat punt sluitend.
Zijn de feitelijke werkzaamheden of de functienaam leidend voor het van toepassing zijn van de WNT? Indien de functienaam leidend is, wanneer kan de Kamer een aanpassingsvoorstel WNT verwachten om dit gat – met terugwerkende kracht – te dichten?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe verhoudt het feit dat de genoemde functionaris in januari 2013 nog in het kader van de versterking van de Raad van Bestuur werd genoemd, en naast vaste leden van die raad werd gepresenteerd, zich tot het feit dat hij nu ineens als interim-adviseur wordt opgevoerd?4
Zie antwoord op vraag 2.
Is hier sprake van een constructie die naar de letter van de wet- en regelgeving toegestaan is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wat zijn de gevolgen van dat niet toegestane handelen?
Zie het antwoord op de vragen 5 en 6.
Zijn juridische stappen tegen KG en de bestuurder in kwestie mogelijk? Zo ja, wie kan die stappen zetten, en welke rol kunt u daarin spelen? Zo nee, waarom niet?
Als er sprake is van overtreding van de WNT kan de Minister van VWS handhavend optreden. Zie verder het antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat, indien de in het bericht genoemde bedragen waar zijn, en de functieomschrijving is vormgegeven met de intentie de WNT te omzeilen, het ziekenhuis, de functionaris en het genoemde bedrijf blijk geven van een wijze van denken en handelen die in geen verhouding staat tot het doel van de zorg? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
De onder de WNT vallende instellingen hebben allen de verantwoordelijkheid de wet juist en volledig na te leven. De samenleving mag daar op rekenen. Om dat zeker te stellen, is er in de wet voor gekozen om een belangrijke rol toe te bedelen aan het jaarverslaggevingsdocument, het accountantstoezicht daar op en de publicatieverplichting van de jaarverslaggeving. Als sluitstuk is er een toezichtinstrumentarium beschikbaar dat in dit geval ook is ingezet. Voor de uitkomst daarvan kan worden verwezen naar het antwoord op vraag 2.
Past de beloning aan bestuurder in kwestie binnen de Beloningscode Bestuurders Zorg (BBZ), zoals KG in januari 2013 meldde?5 Zo ja, deelt u dan de mening dat die code de maatschappelijke opvattingen over beloningen op geen enkele manier nog weergeeft, en welke conclusies trekt u daaruit? Zo ja, welke acties onderneemt u om deze code drastisch bij te stellen?
De BBZ is in 2009 tot stand gekomen met een zware inbreng van VWS daarin. Wanneer de WNT was ingevoerd zoals die was ingediend (dus met de zorg in regime 2, de sectorale norm) zou de BBZ in regelgeving zijn omgezet. Nu de zorg in regime 1 terecht is gekomen, kon dat niet omdat het absolute maximum in de BBZ hoger lag dan de WNT-norm. Daarom gold in de zorg in 2013 de combinatie van BBZ én het maximum van de WNT-norm. Voorzover de BBZ een hogere uitkomst kende dan de WNT-norm gold vanaf 1 januari 2013 voor oude gevallen het overgangsrecht van de WNT en voor nieuwe gevallen de WNT-norm. In 2014 zijn, met de WNT-norm als maximum, gestaffelde normen van kracht geworden in de zorg waardoor ook de BBZ-klassen lager dan de WNT-norm niet langer geldend waren voor nieuwe gevallen. Ook hier geldt weer overgangsrecht voor bestaande gevallen.
Gezien deze historie heeft de Minister van VWS dus geen aanmerkingen op de BBZ. De door u gevraagde bijstelling van de code is inmiddels niet meer aan de orde omdat die voor nieuwe gevallen dus helemaal niet meer geldt.
Handhaving op naleving van de BBZ is geen taak van de rijksoverheid. Er is dus ook niet onderzocht hoe de beloning zich verhield tot de normen uit de BBZ.
De beloning van interim-adviseur van het Kennemer Gasthuis |
|
Renske Leijten |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat vindt u ervan dat het Kennemer Gasthuis de Wet normering topinkomens (WNT) wil ontduiken door haar bestuurder «interim-adviseur» te noemen, en deze man veel meer dan 130% van het ministerssalaris betaalt?1
Zie het antwoord op vraag 2 uit de vragenset van de PvdA.
Waarop baseerde u uw antwoord dat u er vertrouwen in had dat het Kennemer Gasthuis deze man volgens de wet zou belonen? Had u dit afgestemd met het ziekenhuis? Zo neen, op welke bron baseerde u uw antwoord?2
Ten tijde van uw vraag (17 januari 2013) en ook volgens diezelfde vraag, was er toen sprake van een aanstelling als bestuurder. En het was algemeen bekend dat de Wnt op 1 januari 2013 in werking was getreden. Ik denk dat ik er van uit mag gaan dat iedereen de wet naleeft. Indien er twijfel is, is er een toezichtsinstrumentarium beschikbaar.
Hoe oordeelt u over de reactie van het ziekenhuis dat deze man zijn geld «waard» is? Erkent u dat deze reactie tekenend is voor de verziekte bestuurscultuur in de zorgsector?3
Iedere werknemer voegt waarde toe aan een organisatie. De beloning van werknemers is over het algemeen gebaseerd op hun functiezwaarte en de daaraan verbonden functiewaardering. Daardoor ontstaat een consistent loongebouw met logische onderliggende beloningsverhoudingen die gelegitimeerd worden door het verschil in functiezwaarte. Alle werknemers hebben dan een toegevoegde waarde die groter is dan hun loonkosten. Maar meestal is het onduidelijk/ondoenlijk om de toegevoegde waarde binnen een organisatie precies toe te rekenen aan de verschillende werknemers.
In dit specifieke geval speelt dan voor het loongebouw ook nog het kader mee dat in de Wnt is vastgesteld. In dat licht is de reactie van het ziekenhuis waar u aan refereert, een verkeerde.
Kunt u uitleggen dat een interimmer die 250 gedwongen ontslagen op zijn conto heeft zijn topsalaris «waard» is? Geldt tegenwoordig «hoe meer mensen je ontslaat, hoe hoger de beloning»? Kunt u uw antwoord toelichten?
De relatie die u in uw vraag legt, kan ik niet delen. Voor de wijze waarop ik vind dat een beloning moet worden vastgesteld, verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.
Klopt het dat deze interim-adviseur ook nog eigen adviseurs met hoge beloningen heeft meegenomen? Bent u bereid dit uit te zoeken? Zo neen, waarom niet?
Het is niet mijn taak om de bedrijfsvoering van zorginstellingen door te lichten. Het is mijn taak om er op toe te zien dat er kwalitatief verantwoorde zorg wordt geleverd, tegen aanvaardbare prijzen.
Hoeveel verdient adviesbureau Boer en Croon aan deze interim-adviseur?
Dat is mij niet bekend.
Hoe beoordeelt u de handelwijze van Boer en Croon in relatie tot zijn eigen gedragscode die vermeldt: «Vergoedingen: redelijk en rechtmatig. We streven er altijd naar de geleverde prestaties in balans te laten zijn met de prijs die hiervoor wordt betaald. Een vergoeding moet redelijk en rechtmatig zijn en in verhouding staan tot de geleverde kwaliteit van onze dienstverlening en verantwoordelijkheden die wij aanvaarden.»?4
Het is niet aan mij om daar een oordeel over te vellen. Wat volgens het kabinet een redelijke vergoeding voor topfunctionarissen in de publieke en de semipublieke sectoren is, is inmiddels met de Wnt vastgelegd.
Hoeveel adviseurs/bestuurders detacheert Boer en Croon in de zorgsector? Hoe is het met de beloning van deze adviseurs/bestuurders gesteld? Bent u bereid dit te onderzoeken? Zo neen, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Welke andere adviesbureaus leveren (interim) bestuurders aan de zorgsector? Bent u bereid hier navraag naar te doen bij de NVZ, Actiz, VGN en andere werkgeversorganisaties in de zorg?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Worden de Boer en Croon-fop-contracten om de WNT te omzeilen door meer adviesbureaus toegepast? Als u dit niet weet, wilt u dit dan uitzoeken?
Zie het antwoord op vraag 5. Ik zal bekijken of het controleprotocol voor de jaarverslagen van de zorginstellingen op dit punt aanscherping behoeft zodat degenen die als topfunctionaris optreden, ook als topfunctionaris worden verantwoord.
Vindt u dat er plaats is voor adviesbureaus die interim-adviseurs/bestuurders leveren aan zorginstellingen, terwijl zij vinden dat de Wet normering top inkomens niet voor hen geldt? Zo neen, hoe gaat u deze adviesbureaus in de toekomst weren? Zo ja, kunt u dat uitleggen?
Ik wil er op wijzen dat VWS geen rol heeft in de personele beslissingen die op instellingsniveau worden genomen. Het verlenen van keurmerken aan advies-, interim- en uitzendbureaus zie ik niet als een van mijn taken. Wat de toepasbaarheid van de Wnt betreft, geldt niet de mening van een adviesbureau, maar geldt de wet. Zie ook mijn antwoord op vraag 5.
Erkent u dat door uw besluit dat de jaarrekeningen van ziekenhuizen dit jaar geen goedkeurende verklaring behoeven er geen publicatieplicht geldt, waardoor er geen inzicht in de beloningen van bestuurders bij ziekenhuizen zal komen? Vindt u dit wenselijk? Zo neen, hoe gaat u wel inzicht in de beloningen eisen? Zo ja, kunt u dat uitleggen?
Hier is sprake van een misverstand. De Wnt-gegevens over 2013 van alle zorginstellingen moesten gewoon op de uiterste datum in de Wnt genoemd (1 juli), worden aangeleverd, voorzien van een accountantsverklaring.
Een tbs’er die 100 euro per dag vangt door getalm van de IND |
|
Sietse Fritsma (PVV), Lilian Helder (PVV) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Tbs’er vangt 100 euro per dag door getalm van de IND»?1
Ja.
Waarom wacht de IND (Immigratie- en naturalisatiedienst) zo lang met het ongewenst verklaren van deze crimineel, waardoor hij in Nederland kan blijven en ook nog 100 euro per dag krijgt?
De IND heeft maatregelen genomen om dit soort situaties te voorkomen. IND-medewerkers worden door middel van een werkinstructie aangestuurd om binnen de wettelijke beslistermijn te beslissen en de werkprocessen zijn ingericht met inachtneming van de Wet dwangsom. Dit incident vormt aanleiding voor de IND om termijnoverschrijding extra onder de aandacht te brengen.
Wat doet u teneinde deze situatie en in vergelijkbare zaken zo snel mogelijk te beëindigen en de betreffende vreemdelinge(n) uit Nederland te verwijderen?
Zie antwoord vraag 2.
Is het waar dat Turkije geen Turkse TBS’ers terugneemt zodat Nederland waarschijnlijk met deze gevaarlijke persoon blijft zitten? Zo ja, wat onderneemt u teneinde Turkije op andere gedachten te brengen en om dit land duidelijk te maken dat het onacceptabel is de Nederlandse samenleving met illegale Turkse criminelen op te zadelen?
Er is geen reden om aan te nemen dat Turkije tbs’ers met de Turkse nationaliteit niet terugneemt. De samenwerking tussen Nederland en Turkije op het terrein van terugkeer van vreemdelingen verloopt goed.
Diplomaten die zware boetes ook aan hun laars lappen |
|
Lilian Helder (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht: «Diplomaat lapt boete aan z’n laars»?1
Ja.
Klopt het dat ruim 54% van de diplomaten zeer zware boetes, zo zwaar dat zij door een officier van justitie zijn opgelegd, aan hun laars lapt?
Ongeveer 50% van het totaal in de jaren 2012 en 2013 vanwege verkeersovertredingen aan geprivilegieerden door middel van een strafbeschikking opgelegde geldboetes, is niet betaald. Het gaat in absolute zin om 16 onbetaalde geldboetes voor 2012 en 16 onbetaalde geldboetes voor 2013.
Bent u van mening dat we in Nederland geen behoefte hebben aan asociale, over het paard getilde diplomaten die 50 kilometer te hard rijden binnen de bebouwde kom, met teveel drank op achter het stuur zitten, helemaal geen rijbewijs hebben en toch in de auto stappen en zich ook nog eens boven onze wetten verheven voelen door de boetes die voor hun gedrag worden opgelegd naast zich neer te leggen? Zo nee, waarom niet?
Conform het bepaalde in artikel 41 lid 1 van het Verdrag van Wenen inzake diplomatieke relaties en conform de zetelverdragen met in Nederland gevestigde internationale organisaties behoren buitenlandse geprivilegieerden de Nederlandse wetten en regels te respecteren. Wanneer dat niet het geval is worden zij hierop door het Ministerie van Buitenlandse Zaken aangesproken. Het blijft echter zo dat Nederland onder het Verdrag van Wenen resp. de zetelverdragen van in Nederland gevestigde internationale organisaties geen rechtsmacht heeft over diplomaten resp. andere geprivilegieerden met een absolute immuniteit.
Deelt u de mening dat de Nederlandse samenleving beschermd moet worden tegen lieden die andere verkeersdeelnemers in gevaar brengen? Zo nee, waarom niet?
Ja, ik ben van mening dat de Nederlandse samenleving beschermd moet worden tegen weggebruikers die andere verkeersdeelnemers in gevaar brengen. Zie tevens het antwoord op vraag 5.
Zo ja, bent u nu eindelijk tot het heldere inzicht gekomen dat maatregelen als een zwarte lijst en een tankpas afpakken (terwijl er dan alsnog gedeclareerd kan worden alleen dan via een omweg) niet voldoende zijn? Zo nee, waarom niet?
Voor de groep geprivilegieerden met absolute immuniteit heeft Nederland geen rechtsmacht, noch kan Nederland in of buiten rechte handhavend optreden. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft uitvoerig gekeken naar mogelijkheden om geprivilegieerden aan te spreken op onacceptabel gedrag, zonder dat daarmee afbreuk wordt gedaan aan de verdragsrechtelijke verplichtingen die Nederland heeft.
De maatregelen die het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft aangekondigd (Kamerstuk II 33 750-V, nr. 70) maken het mogelijk om geprivilegieerden effectiever aan te sporen de Nederlandse wet- en regelgeving te respecteren en uitstaande boetes te betalen. Dit zal tevens bijdragen aan de verkeersveiligheid.
Zo ja, bent u alsnog bereid om het beleid, zoals dat in de Verenigde Staten jegens asociale diplomaten geldt, hier in te voeren, zoals verwoord in de op 21 november 2013 ingediende motie-Helder over maatregelen tegen niet-betaling van parkeerboetes door diplomaten?2 Zo nee, waarom niet?
In mijn brief van 23 april (Kamerstuk II 33 750-V, nr. 70) heb ik uiteengezet waarom dit beleid voor de Nederlandse praktijk niet geschikt is.
De aanpak van drugsafval |
|
Carla Dik-Faber (CU), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Sharon Dijksma (staatssecretaris economische zaken) (PvdA), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Opstelten: geen geld voor opruimen van gedumpt drugsafval»?1
Ja.
Welke wettelijke beperkingen zitten er aan het voorstel van de provincie Noord-Brabant om een waarborgfonds te vormen voor grondeigenaren die slachtoffer zijn van gedumpt drugsafval en dit fonds te voeden uit de opbrengsten van de Plukze-wetgeving?
Er zijn geen wettelijke beperkingen aan het vormen van een waarborgfonds, zoals de provincie Noord-Brabant dit heeft voorgesteld. Het kabinet gaat echter zeer terughoudend om met het instellen van begrotingsfondsen. Door een begrotingsfonds worden middelen uitgezonderd van integrale besluitvorming, wat de kwaliteit van besluitvorming niet ten goede komt. Daarnaast is een begrotingsfonds vooral bedoeld voor sterk fluctuerende uitgaven over de jaargrens heen (zoals bijvoorbeeld het infrastructuurfonds). Daar is hier geen sprake van. Ook kan het oormerken van ontvangsten voor bepaalde uitgaven ten koste gaan van de doelmatigheid.
De kosten waarmee grondeigenaren worden geconfronteerd om gedumpt drugsafval op te ruimen dienen primair ten laste te komen van de dader. Er wordt daarom door politie en OM bij drugsdumpingen onderzocht of die dader kan worden achterhaald, zodat de kosten op hem kunnen worden verhaald. In een zeer recente uitspraak (6 augustus 2014) van de Raad van State is bepaald dat de grondeigenaar niet zonder meer verantwoordelijk kan worden gehouden voor drugsdumpingen die buiten zijn schuld en medeweten op zijn terrein zijn gedaan. (http://www.raadvanstate.nl/uitspraken/zoeken-in-uitspraken/tekst-uitspraak.html?id=80349&summary_only)
Bent u bereid met een wetsvoorstel te komen dat deze beperkingen opheft om zo de grondeigenaren tegemoet te komen? Zo nee, welke andere oplossingen ziet u voor de dekking van de schade van de grondeigenaren?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft u zicht op de kosten van het opruimen van drugsafval in de jaren 2012 en 2013?
Door de provincie Noord-Brabant worden de kosten van het opruimen van drugsafval in deze provincie op basis van beschikbare politiegegevens over het aantal dumpingen en de gemiddelde opruimkosten per dumping geschat op circa 1,5 miljoen euro in 2012 en circa 3 miljoen euro in 2013.
Het bericht dat mensen verstoken blijven van huishoudelijke verzorging en thuiszorgorganisaties collectief thuiszorgmedewerkers ontslaan |
|
Tjitske Siderius (PvdA) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Vindt u het acceptabel dat de gemeenten Noordoostpolder, Steenwijkerland en Urk hun handen aftrekken van de huishoudelijke verzorging en daarvoor een bemiddelingsbureau inschakelen?1
Navraag bij deze gemeenten leert dat zij overwegen om voor inwoners die hulp willen bij het dweilen, stofzuigen of wassen en strijken, vanaf volgend jaar de mogelijkheid te bieden om gebruik te maken van een algemene voorziening. Gemeenten zouden hiertoe een bureau willen inzetten die in opdracht en onder de verantwoordelijkheid van gemeenten de bemiddeling verzorgt. De uitwerking van dit beleidsvoornemen en de besluitvorming daarover dient nog plaats te vinden.
De gemeenten laten weten dat zij de wettelijke kaders daarbij in acht zullen nemen. Dit impliceert dat na de melding van een ondersteuningvraag de gemeente op grond van de Wmo 2015 zal onderzoeken of een ingezetene in zijn zelfredzaamheid en participatie dient te worden ondersteund. Indien dit het geval is en het blijkt dat de ingezetene deze ondersteuning niet zelf of met zijn omgeving kan organiseren en een algemene voorziening onvoldoende bijdraagt, dan is de gemeente gehouden om een maatwerkvoorziening te verstrekken. Een dergelijke zorgvuldige, individuele afweging is ook aan de orde voor bestaande cliënten. Het inschakelen door gemeenten van een algemene voorziening in de vorm een bemiddelingsbureau is dus mogelijk onder de voorwaarde dat gemeenten een uitvoering waarborgen die conform de wet is.
Wat vindt u ervan dat mensen die geen huishoudelijke verzorging kunnen betalen, en niet kunnen terugvallen op familie, vrienden en bekenden, «mogelijk» aanspraak kunnen maken op bijzondere bijstand van deze drie gemeenten? Is dit in lijn met uw visie op de huishoudelijke verzorging en naar uw oordeel een juiste uitvoering van de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Daar waar – conform de bepalingen van de wet – maatschappelijke ondersteuning in de vorm van een maatwerkvoorziening wordt geboden, borgen de bepalingen van het (nog te publiceren) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 dat in de uiteindelijk verschuldigde eigen bijdrage rekening wordt gehouden met de inkomens- en vermogenspositie van mensen. In die situaties waarin – conform de bepalingen van de wet – maatschappelijke ondersteuning op grond van het wettelijke kader als noodzakelijk wordt beoordeeld en een algemene voorziening als passend kan worden aangemerkt, is het aan de gemeente om in het kader van die passendheid ook oog te hebben voor de persoonskenmerken en de situatie van betrokkene. Een mogelijk relevant persoonskenmerk is ook de inkomenspositie van betrokkene in relatie tot de eventueel door hem verschuldigde eigen bijdrage voor de algemene voorziening.
Ingezetenen die als gevolg van hun specifieke omstandigheden niet in hun bestaanskosten kunnen voorzien, kunnen mogelijk een beroep doen op de bijstand. Een ander instrument voor maatwerk dat gemeenten met de Wmo 2015 kunnen inzetten betreft de tegemoetkoming als bedoeld in artikel 2.17. van die wet; gemeenten kunnen personen met een beperking of chronische psychische of psychosociale problemen en daarmee verband houdende aannemelijke meerkosten, een tegemoetkoming verstrekken.
De uitwerking van het beleidsvoornemen van de gemeenten heeft nog niet plaatsgevonden. Ik ben bereid deze uitwerking te volgen en waar relevant u te informeren.
Vindt u het wenselijk dat mensen moeten terugvallen op de bijzondere bijstand om de huishoudelijke verzorging te kunnen financieren? Is deze constructie niet juist een broekzak-vestzak-constructie van gemeenten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Welke regels stellen deze drie gemeenten om via de bijzondere bijstand de huishoudelijke verzorging vergoed te krijgen? Bent u bereid de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Acht u het wenselijk dat deze gemeenten de alfahulp-constructie in de thuiszorg bevorderen? Kunt u toelichten welke effecten dit precies heeft op het loon en de arbeidsvoorwaarden in de thuiszorgsector?
In zijn algemeenheid acht ik dit niet wenselijk. De inzet van een alfahulp kan een bewuste keuze zijn van de cliënt als deze gekozen heeft voor een persoonsgebonden budget als leveringsvorm van de ondersteuning. Gemeenten dienen deze cliënt goed voor te lichten over de gevolgen van het in dienst nemen door de cliënt van een alfahulp. Ik zal gemeenten er op blijven wijzen dat zij deze voorwaarden in acht nemen.
Ook als de burger gebruik maakt van een bemiddelingsbureau dient de gemeente haar burgers te wijzen op de consequenties en verplichtingen. De burger moet dan een afweging maken. Deze afweging heeft dus als zodanig geen gevolgen op het loon en de arbeidsvoorwaarden in de thuiszorgsector, maar de mogelijkheid om iemand in te huren op grond van de regeling dienstverlening aan huis heeft wel tot gevolg dat de betreffende werknemer een andere arbeidsrechtspositie heeft dan werknemers in loondienst of ZZP-ers. Het actief bevorderen daarvan door de gemeente vind ik ongewenst. Via de zogenaamde huishoudelijke hulp toeslag stimuleer ik gemeenten om reguliere banen te behouden. De Minister van SZW heeft op 27 maart jl. het rapport van de commissie Kalsbeek aan de Tweede Kamer aangeboden. Het streven is om de kabinetsreactie op dit rapport in september af te ronden en de Kamer hierover te informeren.
Is u bekend hoeveel andere gemeenten ook bemiddelingsbureaus inzetten om de huishoudelijke verzorging te organiseren? Zo ja, hoeveel en welke gemeenten betreft dit? Zo nee, bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Deze informatie is niet beschikbaar. Zoals ik in het antwoord op vraag 5 heb aangegeven kan de inzet van een alfahulp als de cliënt gekozen heeft voor een persoonsgebonden budget als leveringsvorm van de ondersteuning. In zijn algemeenheid acht ik dit niet wenselijk. Gemeenten dienen deze cliënt goed voor te lichten over de gevolgen van het in dienst nemen door de cliënt van een alfahulp. Ik zal gemeenten er op blijven wijzen dat zij deze voorwaarden in acht nemen. Ik zie nu geen aanleiding om landelijk onderzoek te doen naar de inschakeling van bemiddelingsbureaus door gemeenten.
Hoeveel krijgt het betreffende bemiddelingsbureau betaald door de gemeenten Noordoostpolder, Steenwijkerland en Urk om de huishoudelijke zorg te organiseren? Welke uurtarieven worden gehanteerd, en welk percentage van dit tarief wordt daadwerkelijk besteed aan zorg, personeel en bemiddelingskosten?
Gemeenten hebben nu een beleidsvoornemen dat onvoldoende is uitgewerkt om deze vraag te kunnen beantwoorden.
Bent u bereid maatregelen te treffen om te zorgen dat de gemeenten Noordoostpolder, Steenwijkerland en Urk weer de verantwoordelijkheid voor de huishoudelijke verzorging nemen en de samenwerking met dit bemiddelingsbureau per direct opzeggen? Zo nee, waarom niet?
De betreffende gemeenten hebben mij verzekerd dat zij de wet in acht zullen nemen. Ik volg de uitwerking van de beleidsvoornemens.
Hoe oordeelt u over het bericht dat de gemeente Son en Breugel stopt met het aanbieden van huishoudelijke verzorging? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Navraag bij de gemeente leert dat de uitwerking van dit beleidsvoornemen en besluitvorming daarover in de gemeenten nog plaats dient te vinden. Het is niet zo dat de gemeente stopt met het aanbieden van huishoudelijke verzorging. Wel geldt dat de gemeente met alle 380 huishoudens die nu huishoudelijke hulp ontvangen in gesprek gaat over een passende oplossing. De gemeente laat weten dat zij daarbij de wettelijke kaders daarbij in acht zullen nemen. Dat impliceert dat na de melding van een ondersteuningvraag de gemeente op grond van de Wmo 2015 zal onderzoeken of een ingezetene in zijn zelfredzaamheid en participatie dient te worden ondersteund. Indien dit het geval is en het blijkt dat de ingezetene deze ondersteuning niet zelf of met zijn omgeving kan organiseren en een algemene voorziening onvoldoende bijdraagt, dan is de gemeente gehouden om een maatwerkvoorziening te verstrekken. Een dergelijke zorgvuldige, individuele afweging is ook aan de orde voor bestaande cliënten.
Wat is uw reactie op de volgende uitspraak van wethouder Frenken: «Het vertrekpunt is dat we met maatwerk kijken wat er nodig is om te participeren in de maatschappij. Huishoudelijke hulp hoort daar niet voor iedereen bij. En dat kan er best inhakken voor veel mensen»? Is naar uw oordeel het leveren van maatwerk in contrast met het schrappen van de huishoudelijke hulp voor mensen?
De door het Eindhovens Dagblad geciteerde uitspraak van de wethouder is in bovenstaande vraag onvolledig weergegeven. Het volledige citaat is: «Het vertrekpunt is dat we met maatwerk kijken wat er nodig is om te participeren in de maatschappij. Huishoudelijke hulp hoort daar niet voor iedereen bij. En dat kan er best inhakken voor veel mensen. Daarom willen we zorgen voor een goede voorlichting.» De wethouder gebruikt een metafoor om het belang van goede voorlichting te benadrukken. De geciteerde wethouder wil inzetten op een goede voorlichting over wat er mogelijk gaat veranderen voor mensen.
Acht u het wenselijk dat de gemeente Berkelland (in de Achterhoek) alle contracten heeft ontbonden met thuiszorgorganisaties om «de handen vrij te hebben voor toekomstige ontwikkelingen»? Op welke wijze zijn de 1450 mensen die nu huishoudelijke verzorging ontvangen gegarandeerd van huishoudelijke verzorging per 1 januari 2015?4
Navraag bij de gemeente Berkelland leert dat zij van mening zijn dat -mede vanwege financiële kaders in 2015- de huidige contracten onvoldoende ruimte geven om een goede invulling te geven aan de opdracht om op grond van de Wmo 2015 passende ondersteuning te bieden. Het college dient hier verantwoording over af te leggen in de gemeenteraad. Het aantal van 1450 personen heeft betrekking op de gemeente Berkelland. Het gaat om 1125 personen die nu eenvoudige hulp ontvangen en 325 personen die meer complexe ondersteuning ontvangen. Er zal voor de personen die eenvoudige hulp ontvangen per individuele situatie opnieuw beoordeeld worden of de verstrekking van deze ondersteuning als maatwerkvoorziening nog passend is.
Daar waar verandering optreedt in de geboden ondersteuning, heeft de gemeente toegezegd te zorgen voor een «zachte landing». De wijziging zal naar huidig inzicht tussen 1 januari en 1 juli 2015 zijn beslag krijgen. Berkelland laat weten dat zij de wettelijke kaders daarbij in acht zullen nemen.
Met de huidige aanbieders van de hulp bij het huishouden loopt nog overleg om hen gelegenheid te bieden nieuwe, meer integrale arrangementen voor ondersteuning te ontwikkelen. Ook hier geldt dat ik de ontwikkelingen nauwgezet volg en niet zal aarzelen om in te grijpen als de voorbereidingen vastlopen.
Hoe verhoudt het opzeggen van de huishoudelijke verzorging van 1.450 mensen in de Achterhoek zich tot de «lessen uit de Achterhoek» die door de commissie Borstlap zijn opgesteld na alle problemen bij zorgaanbieder Sensire vorig jaar?5
Zoals ik in het antwoord op vraag 11 heb weergegeven, is er geen sprake van «opzeggen» van de huishoudelijke verzorging voor 1450 mensen. De Minister van SZW en ik hebben op 10 februari de eindrapportage van de onafhankelijk waarnemer, de heer Borstlap, aangeboden aan de Tweede Kamer (TK 2013–2014, 23 235, nr. 111). Daarin hebben wij een reactie gegeven op de aanbevelingen die van landelijke betekenis zouden kunnen zijn voor het kabinet, gemeenten, werkgevers- en werknemersorganisaties en zorgverzekeraars. Zo hebben wij onder meer de verantwoordelijkheid van gemeenten benadrukt om invulling te geven aan de continuïteit van maatschappelijke ondersteuning. Gemeenten zullen, binnen de kaders van deze wet- en regelgeving, een eigen afweging moeten maken op welke wijze zij continuïteit blijven bieden voor cliënt en op welke wijze ze perspectief bieden voor hulpverleners die hun baan kwijtraken. Er zijn in de Wmo 2015 en het (nog te publiceren) Uitvoeringsbesluit Wmo 2015 expliciet verplichtingen opgenomen voor gemeenten en aanbieders die beogen om deze afweging zo goed mogelijk te laten plaatsvinden. De gemeente Berkelland heeft deze afweging nog niet afgerond, zodat het prematuur is om hierover een oordeel te geven.
Wat vindt u ervan dat zorgaanbieder Thebe stopt met het aanbieden van huishoudelijke verzorging? 6
Ik heb van dit bericht kennis genomen. Voor alle thuishulpen binnen Thebe Huishoudelijke Zorg BV (hierna: Thebe) heeft de raad van bestuur besloten om collectief ontslag aan te vragen. Thebe heeft dit besluit genomen, omdat er in de gemeenten waar zij actief is minder vraag is naar thuishulpen. Thebe verstaat onder «huishulp» activiteiten zoals schoonmaken, strijken en wassen.«Thuishulp» ondersteunt daarnaast bij de organisatie van de huishouding en signaleert problemen bij de cliënt in een vroegtijdig stadium.
Thebe geeft zelf aan dat ze, waar mogelijk, medewerkers een vaste baan wil te laten behouden. Thebe heeft daarom een voorstel gedaan aan de medewerkers waarin zij per 1 januari 2015 kunnen instromen als huishulp. Hierbij behouden zij het aantal arbeidsuren, zoals deze nu ook contractueel zijn vastgelegd. Voor alle medewerkers van Thebe geldt een sociaal statuut. Hierin zijn afspraken opgenomen, zoals een regeling voor het afbouwen van het oude salaris en een toeslag voor medewerkers die werkzaamheden uitvoeren die behoren tot de functie thuishulp. Ik ga er van uit dat over de reorganisatie zoals gebruikelijk afspraken worden gemaakt tussen werkgever en werknemersorganisaties.
Hoe oordeelt u over de handelwijze van Thebe die collectief ontslag aanvraagt voor 633 thuiszorgmedewerkers, maar hen ondertussen weer in dienst wil nemen als «huishulp» in een lagere salarisschaal? Is dit in lijn met uw visie op de Wmo 2015? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 13.
Bent u bereid deze vragen voor de behandeling van de Wmo 2015 in de Eerste Kamer op 6 juli a.s. te beantwoorden?
Voor een zorgvuldige beantwoording was uitvraag bij de verschillende gemeenten noodzakelijk. Daardoor is niet mogelijk gebleken aan deze korte termijn te voldoen.
Een aanhouding bij de Nederlandse Veteranendag |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Jeanine Hennis-Plasschaert (minister defensie) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht dat tijdens het defilé van de Nederlandse Veteranendag een toeschouwer met de zogenoemde Morgenstervlag is gearresteerd?1 Zo ja, wat is er voorgevallen en waarom is deze toeschouwer gearresteerd?
Dit klopt. Tijdens het defilé van de Nederlandse Veteranendag merkten politiefunctionarissen op dat een toeschouwer, die zich onder het publiek bevond, trachtte over een hekwerk heen te klimmen. Dit hekwerk werd gebruikt om een beveiligde zone af te zetten, die niet toegankelijk was voor het publiek. De toeschouwer is aangehouden omdat hij zich begaf op een weg die was afgezet in het belang van de openbare orde en veiligheid. Op het politiebureau is een bekeuring aan hem uitgereikt en vervolgens is hij heengezonden.
Heeft het dragen van deze vlag een rol gespeeld bij deze arrestatie? Klopt het dat het Comité Nederlandse Veteranendag besloten heeft dat de Morgenstervlag niet meer getoond mag worden? Zo ja, waarom is besloten een officieel bij Koninklijk Besluit vastgestelde vlag in de ban te doen en is dit een eigenstandige beslissing geweest van het Comité?
De toeschouwer is niet aangehouden voor het voeren van de Morgenstervlag, maar voor het klimmen over een hekwerk. Het dragen van de vlag heeft geen rol gespeeld bij deze arrestatie.
De organisatie van de Veteranendag valt onder de verantwoordelijkheid van het Comité Nederlandse Veteranendag. Het veteranendefilé maakt deel uit van deze dag. In september 2013 heeft het comité besloten om vanwege het formele karakter van het defilé, voortaan alleen regimentsvlaggen toe te staan en geen andere uitingen of boodschappen. Dit geldt voor alle veteranen.
Op het Malieveld staat het veteranen wel vrij om deze vlag of andere uitingen te dragen. Er is dus geen sprake van een verbod. Het comité heeft dit met de veteranenverenigingen besproken en zij hebben hiermee ingestemd. De Minister van Defensie heeft dit ook gemeld aan uw Kamer tijdens het notaoverleg Veteranen van 23 juni jl.
Voldoet deze arrestatie aan de vereisten van proportionaliteit en subsidiariteit? Deelt u de mening dat hierbij de vrijheid van meningsuiting in het geding is en een terughoudender aanpak in de rede ligt? Zo nee, waarom niet?
Het optreden van de politie tijdens de Veteranendag vond plaats onder gezag van de burgemeester van Den Haag waar het openbare ordehandhaving betreft en onder gezag van het Openbaar Ministerie waar het de strafrechtelijke handhaving van de rechtsorde betreft. Het is in eerste instantie aan het lokale gezag om een oordeel te geven over hetgeen er is gebeurd.
Aangezien de toeschouwer werd aangehouden omdat hij over een hekwerk probeerde te klimmen en niet omdat hij een vlag bij zich droeg, is de vrijheid van meningsuiting hier niet in het geding.
Deelt u voorts de mening dat het op een bestendige gedragslijn begint te lijken eerst te arresteren en achteraf excuses aan te bieden? Is deze arrestatie exemplarisch voor de wijze waarop wordt omgesprongen met demonstranten tijdens nationale evenementen? Zo nee, waarom niet? Bent u bereid bij de voorbereiding van dergelijke nationale evenementen vooraf af te wegen hoe zal worden ingegrepen bij demonstraties?
Dit betreft een op zichzelf staande zaak, die ook op zichzelf beoordeeld moet worden. Betrokkene is gearresteerd vanwege het betreden van een beveiligde zone tijdens een nationaal evenement. Het indelen van een gebied in beveiligingsringen is een van de maatregelen die worden genomen bij de voorbereiding van een Nationaal Evenement. Het defilé tijdens de Nationale Veteranendag wordt gehouden in een gebied dat niet toegankelijk is voor het publiek en dat bovendien voor grote delen is afgezet door middel van een hekwerk. In het belang van de openbare en veiligheid wordt door de politie opgetreden indien iemand een beveiligde zone poogt te betreden.
Het is buitengewoon belangrijk om een goede balans te blijven vinden tussen het recht op vrijheid van meningsuiting dan wel het demonstratierecht en de veiligheid die nodig is bij nationale evenementen zoals de Veteranendag. Het is de verantwoordelijkheid van de lokale driehoek om deze balans te vinden. Er is geen aanleiding om te denken dat hier niet goed mee is omgegaan.
Kent u het artikel waaruit blijkt dat bijna de helft van de huisartsen wel eens mee maakt dat patiënten doorverwijzingen niet opvolgen, medicijnen niet ophalen of laboratoriumonderzoek niet laten uitvoeren?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat huisartsen aangeven dat het niet opvolgen een financiële reden heeft?
Ik vind het goed dat de LHV een dergelijk onderzoek onder haar leden heeft gedaan. Huisartsen uit de enquête geven aan te spreken met hun patiënten over de effecten van het niet opvolgen van een doktersadvies, als deze daar om financiële reden vanaf willen zien. Het is goed om te lezen dat het overgrote deel van deze huisartsen alternatieven probeert te vinden, zoals goedkopere medicijnen of een controle bij de huisarts in plaats van de medisch specialist.
Tegelijkertijd vind ik het onderzoek van de LHV moeilijk te duiden en enigszins sturend in de bevraging. 94% van de huisartsen geeft aan dat zij de perceptie hebben dat patiënten hun advies niet opvolgen vanwege economische redenen. Opvallend is dat 70% van deze huisartsen aangeeft dat dit in 2013 of 2014 is begonnen. In de enquête van vorig jaar gaf 70% van de huisartsen juist aan dat dit al voor 2013 het geval is. Een mogelijke verklaring voor deze opvallende cijfers kan zijn dat vooral huisartsen die hier in de praktijk mee te maken hebben reageren op de enquête.
Het onderzoek van de LHV beperkt zich tot economische motieven om het advies van de huisarts niet op te volgen. Uit het onderzoek van Intomart GFK, dat ik in oktober 2013 aan de Kamer heb gestuurd, blijkt dat veel mensen ook afzien van zorg vanwege andere redenen, zoals gebrek aan tijd.
Vanwege bovenstaande redenen is het, op basis van uitsluitend dit onderzoek, lastig om vergaande conclusies uit te trekken.
Heeft u onderzoek laten doen naar mogelijke oorzaken van deze tendens? Zo ja, wat waren daarvan de uitkomsten? Zo nee, bent u bereid daar nader onderzoek naar te doen?
Het afgelopen jaar heb ik vier onderzoeken laten uitvoeren naar zorgmijding als gevolg van de verhoging van het eigen risico. Uit deze onderzoeken is niet gebleken dat er sprake is van een tendens dat patiënten om financiële redenen afzien van zorg. Op 30 oktober 2013 heb ik een enquête van Intomart GFK aan de Kamer toegezonden. Uit deze enquête volgt dat in Nederland weinig verzekerden afzien van zorg. Vervolgens heb ik op 2 juli 2014 rapporten van Vektis, Celsus en NZa aan de Kamer toegezonden. Ook op basis van deze onderzoeken kon niet geconcludeerd worden dat de verhoging van het eigen risico heeft geleid tot meer zorgmijding. Voor de inhoud van deze vier onderzoeken en mijn volledige beleidsreactie hierop, verwijs ik u naar de brieven die ik respectievelijk op 30 oktober 2013 en 2 juli 2014 aan de Kamer heb gezonden. Verder zal Vektis nog een onderzoek uitvoeren naar het daadwerkelijke zorggebruik in de tweedelijn. De resultaten van dit onderzoek zullen voor het zomerreces 2015 aan de Kamer worden gezonden.
Bent u ervan op de hoogte dat ongeveer 30% van de patiënten zich niet laat overtuigen van de noodzaak tot een bezoek aan een specialist in het ziekenhuis? Zijn er bewezen effectieve methodes om deze zorgmijders toch de behandeladviezen te laten opvolgen?
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag twee gaat het bij dit onderzoek over de perceptie van huisartsen dat patiënten hun advies niet opvolgen. Het percentage van 30% is niet terug te vinden in andere onderzoeken en staat haaks op de bevindingen van de enquête van Intomart GFK, waarbij de patiënt direct werd uitgevraagd.
Zoals ik al heb aangehaald: de enquête laat zien dat deze huisartsen spreken met hun patiënten over de effecten van het niet opvolgen van een doktersadvies en dat zij proberen alternatieven te vinden. Dat vind ik een goede zaak.
Hoe verhoudt zich deze tendens met het streven van het kabinet om de sociaal-economische gezondheidsverschillen tegen te gaan?
Zoals aangegeven bij de beantwoording van vraag 3, er is geen sprake van een tendens. Integendeel, op basis van het onderzoek van Intomart GFK bleek dat patiënten in 2013 minder snel afzagen van zorg dan in 2012. Ondanks de verhoging van het verplicht eigen risico in 2013.
Het bericht dat een buschauffeur een persoon in een boerka heeft geweigerd |
|
Machiel de Graaf (PVV), Barry Madlener (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Wilma Mansveld (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met onderstaand bericht?1
Ja.
Deelt u de mening dat boerka’s een veiligheidsrisico inhouden, zeker nu de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) geconcludeerd heeft dat het risico op islamitische aanslagen enorm is toegenomen?2 Zo nee, waarom niet?
Het kabinet acht het dragen van alle gelaatsbedekkende kleding (niet alleen het dragen van een boerka) onwenselijk, op plaatsen waar die kleding de onderlinge communicatie ernstig kan belemmeren.
Ter uitvoering van het Regeerakkoord «Bruggen slaan» van 29 oktober 2012 wordt thans door de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties een wettelijk verbod op het dragen van gelaatsbedekkende kleding in het onderwijs, de zorg, het openbaar vervoer en overheidsgebouwen voorbereid.
Deelt u de mening dat boerka’s in het openbaar vervoer een groot gevoel van onveiligheid veroorzaken bij andere passagiers? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord bij vraag 2.
Bent u op de hoogte van de recente uitspraak van het Europese Hof voor de Rechten van de Mens dat Frankrijk de boerka mag verbieden? Zo ja, waarom is het kabinet nog steeds niet bereid om zo'n achterlijk symbool van de islam te verbieden in Nederland en de motie-Wilders3 conform de wens van de Kamer alsnog uit te voeren? Zo nee, waarom niet?
Ja. Zie ook mijn antwoord bij vraag 2.
Bent u bereid de betreffende buschauffeur een compliment te geven voor zijn of haar daadkrachtige optreden om de veiligheid en het reiscomfort van de overige passagiers te waarborgen door de vrouw in een boerka te weigeren? Zo nee, waarom niet?
Nee. De vervoervoorwaarden van het betreffende vervoerbedrijf stelt geen eisen aan de reizigers ten aanzien van gelaatsbedekkende kleding. Volgens de bedrijfsregels van de vervoerder had de boerka-draagster op dezelfde manier behandeld moeten worden als alle andere reizigers. Daarom hebben de chauffeur en het vervoerbedrijf excuses voor het voorval aangeboden.
Het bericht dat patiënten niet kunnen wisselen van huisarts |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het onderzoek van de Nederlandse Patiënten en Cliënten Federatie (NPCF) waaruit blijkt dat een derde van de patiënten die van huisarts zouden willen wisselen dit niet voor elkaar krijgt?
Ja, het onderzoek ken ik.
Herkent u deze problemen, en hoe kan het dat deze al zo lang spelen?
Ja, de problemen herken ik. De Nederlandse Patiënten en Cliënten Federatie (NPCF) en de Landelijke Huisartsen Vereniging (LHV) hebben, naar aanleiding van eerdere signalen dat het overstappen naar een andere huisarts niet altijd vlekkeloos verloopt, een brochure1 ontwikkeld die zowel patiënten als huisartsen informatie geeft over het kiezen van een nieuwe huisarts en het overstappen naar een andere huisarts. In het AO eerstelijnszorg van 3 juli jongstleden is dit onderwerp ook aan de orde geweest. Ik heb uw Kamer toegezegd om in gesprek te gaan met de Landelijke Huisartsen Vereniging en de NPCF om gezamenlijk tot een oplossing voor dit probleem te komen. Ik zal uw Kamer informeren over de uitkomsten van dit gesprek.
Wat kunnen patiënten doen als «stemmen met de voeten» (het kunnen kiezen van patiënten), een in het Nederlandse zorgsysteem belangrijk uitgangspunt, niet lukt?
Zie antwoord vraag 2.
Beschikt u over onderzoeksgegevens over de vrije huisartsenkeuze? Zo ja, zijn de conclusies van uw onderzoek in lijn met het NPCF-onderzoek? Kan de Kamer dit onderzoek ontvangen?
Nee, ik beschik niet over onderzoeksgegevens over de vrije huisartsenkeuze.
Stel dat het waar is dat patiënten, die hebben deelgenomen aan het NPCF-onderzoek, denken dat er onderlinge afspraken bestaan tussen huisartsen, dit dan ook is toegestaan?
Als er onderlinge afspraken worden gemaakt over het wel of niet inschrijven van nieuwe patiënten is er sprake van marktverdelingsafspraken, waardoor de keuzemogelijkheden van patiënten worden beperkt. Dit is op grond van de mededingingsregels in principe niet toegestaan. De Autoriteit Consument en Markt (ACM) houdt toezicht op de naleving van de mededingingsregels en kan een boete opleggen aan partijen die marktverdelingsafspraken maken.
Wat raadt u patiënten aan die een andere huisarts willen, en telkens te horen krijgen dat de praktijk naar keuze «vol is»?
Ik raad patiënten aan om in ieder geval contact op te nemen met hun zorgverzekeraar die zich dient te houden aan zijn zorgplicht. De zorgverzekeraar kan een bemiddelende rol spelen om patiënten in contact te brengen met een geschikte huisarts.
Tevens raad ik patiënten aan om de brochure «Een andere huisarts kiezen: informatie voor patiënt en huisarts» te lezen en contact op te nemen met de instanties die daarin vermeld staan indien het overstappen niet goed verloopt. Onder meer wordt daarin genoemd het adviespunt Zorgbelang, dat op regionaal niveau patiënten hulp bieden in geval van vragen of klachten.
De wijze waarop ziekenhuizen euthanasieverzoeken behandelen |
|
Khadija Arib (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Voor het eerst meer dan 100 euthanasieaanvragen in ASz»?1
Ja.
In hoeverre is de verhouding tussen 109 aanvragen voor euthanasie en 15 daadwerkelijke gevallen van euthanasie in het Albert Schweitzer ziekenhuis afwijkend van de verhouding tussen het aantal aanvragen en daadwerkelijk uitgevoerde gevallen van euthanasie in Nederland?
Uit het Sterfgevallenonderzoek2 blijkt dat ongeveer 45% van de verzoeken om euthanasie of hulp bij zelfdoding wordt ingewilligd. Bij medisch specialisten is dit 35%. De verhouding in het Albert Schweitzer ziekenhuis (ASZ) wijkt hier dus van af. Het is echter niet duidelijk of deze getallen goed met elkaar te vergelijken zijn, aangezien er verschillende definities van «verzoek» en «aanvraag» kunnen zijn gebruikt.
Deelt u de mening van de euthanasieconsulenten van genoemd ziekenhuis dat achter de meeste aanvragen voor euthanasie niet per se de wil van de patiënt tot het beëindigen van het leven zit? Zo ja, waarom? Blijkt dat ook uit wetenschappelijk onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Het is voor artsen niet altijd eenvoudig om te beoordelen of een uitspraak van een patiënt over een gewenst levenseinde ook betekent dat een patiënt zijn leven wil beëindigen. Dit blijkt onder meer uit het KOPPEL-onderzoek3. Daarnaast toont de evaluatie van de Wet toetsing levensbeëindiging op verzoek en hulp bij zelfdoding aan dat slechts een minderheid van het aantal verzoeken om euthanasie en hulp bij zelfdoding wordt ingewilligd4. Reden hiervoor is soms dat de patiënt het verzoek alsnog intrekt of dat het niet blijkt te gaan om een weloverwogen doodswens. Het is daarom ook van groot belang dat de arts met de patiënt in gesprek gaat over de beweegredenen om het verzoek te doen.
Is het in het bericht gestelde waar dat geen ander ziekenhuis «(het praten over) euthanasie zo structureel (heeft) opgenomen in zijn dienstverlening» als het Albert Schweitzer ziekenhuis? Zo ja, waarom is dat zo? Zo nee, waarom niet?
Ziekenhuizen zijn vrij om hun dienstverlening op dit gebied vorm te geven. Het ASZ heeft voor de functie van een euthanasieconsulent gekozen om de dienstverlening rondom euthanasie te verbeteren en heeft hier al geruime tijd zeer goede ervaringen mee. Ik zie hierin absoluut meerwaarde. Echter, een specifieke functionaris hoeft niet de enige mogelijkheid te zijn om het euthanasiebeleid te verbeteren en structureel te borgen. Zo kan er geïnvesteerd worden in kennis van artsen over euthanasie en kunnen er samenwerkingsafspraken met de eerste lijn gemaakt worden. Uiteraard is het van belang dat er in elke zorginstelling ruimte is om te spreken over het levenseinde en dat verzoeken om euthanasie of hulp bij zelfdoding worden gesignaleerd en in behandeling worden genomen. Hulpvragen van patiënten dienen altijd te worden geëxploreerd, ook omdat het bespreken van de mogelijkheden de patiënt rust en vertrouwen kan geven. Zorginstellingen dragen zelf de verantwoordelijkheid om deze zorg in te bedden in hun organisatie.
Acht u het wenselijk dat ziekenhuizen structurele dienstverlening ten aanzien van euthanasie ontwikkelen? Zo ja, hoe gaat u dit bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Het bericht dat een ondernemer een boete heeft gekregen nadat hij een Wajonger in dienst had genomen |
|
Sadet Karabulut |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
Deelt u de mening dat de boete aan de betreffende ondernemer onterecht is, gezien de goede intentie van deze ondernemer en het gegeven dat het leerwerktraject was goedgekeurd door het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV)?1
Biedt de Fraudewet de mogelijkheid om een uitzonderding te maken en af te zien van een boete of andere strafmaatregel? Zo ja, bent u bereid om deze uitzondering toe te passen op de betreffende ondernemer? Indien nee, bent u bereid om te bevorderen dat de wet wordt aangepast?
Zie antwoord vraag 2.
Van hoeveel vergelijkbare gevallen is er jaarlijks sprake?
Zie antwoord vraag 2.
De boete van 12.000 euro opgelegd aan de lasser in Veenendaal |
|
John Kerstens (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht» Actie na boete van 12.000 euro voor lasser in Veenendaal»1
Is het waar dat er voor deze jongen een tewerkstellingsvergunning aangevraagd had moeten worden? Hoe verhoudt zich dat tot het feit dat deze jongen met goedkeuring van het Uitvoeringsorgaan Werknemersverzekeringen (UWV) aan de slag is gegaan bij het desbetreffende lasbedrijf?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich het debat omtrent de fraudewet van 27 mei jl. waarin u de Kamer heeft toegezegd in het najaar te komen met een brief rondom aanpassing van de Wet arbeid vreemdelingen en eventuele aanpassing van de fraudewet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat in het geval van deze goedwillende werkgever die zich niet bewust was van wetsovertreding de gegeven sanctie buitenproportioneel is?
Kunt u aangeven of deze casus valt binnen de mogelijkheden die de wet biedt om in gevallen soepel om te gaan met overtredingen, waarbij een eerste waarschuwing geldt? Zo nee, bent u bereid om dan de mogelijkheid te creëren om soepel om te gaan met deze casus?
Met de invoering van de «Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving» (de Fraudewet) per 1 januari 2013 zijn de boetes voor werkgevers die de Wet arbeid Vreemdelingen (Wav) overtreden verhoogd. Zoals ik u in mijn brief van 26 mei jl. (Kamerstuk 17 050, nr. 474) toezegde zal ik in de (Wav) de mogelijkheid van het geven van een waarschuwing introduceren. Op dit moment ben ik bezig het beleid met betrekking tot de waarschuwing nader uit te werken. Daarbij houd ik rekening met de Europese Richtlijn 2009/52/EG inzake illegale tewerkstelling. Tevens bezie ik in dit verband de wijze waarop ik het matigingsbeleid aan zal passen. Ik zal uw Kamer dit najaar over de concrete uitwerking van de invoering van de waarschuwing in de Wav informeren.
Ziet u mogelijkheden om vooruitlopend op de in het debat van 27 mei jl. besproken eventuele wijziging van de fraudewet al ruimte te geven in de uitvoering en de handhaving in lijn met de aankomende wetswijziging?
Het bericht dat er geen banen zijn voor jongeren met een laag IQ. |
|
Tjitske Siderius (PvdA), Sadet Karabulut |
|
Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op de waarschuwing van de koepel van praktijkscholen en diverse schoolleiders dat de praktijkscholen vanaf volgend jaar hele generaties «bankzitters» afleveren vanwege de sluiting van de sociale werkplaatsen?1
Scholen voor praktijkonderwijs (pro) leiden leerlingen op voor de arbeidsmarkt. De afgelopen jaren stroomde circa een derde deel van de jongeren uit het pro direct naar een baan, een derde deel stroomde door naar het mbo en een derde deel naar een andere bestemming, zoals een andere vorm van onderwijs of dagbesteding. OCW hoort van pro-scholen dat zij nu ook de decentralisaties aanpakken om, in samenwerking met de gemeenten, de arbeidstoeleiding van deze jongeren verder te versterken. Zo wordt er in verschillende regio’s geïnvesteerd in netwerken waarin gemeenten en scholen samenwerken om zoveel mogelijk jongeren naar arbeid toe te leiden.
OCW en SZW zetten samen in op het verder bevorderen van de aansluiting tussen onderwijs en arbeidsmarkt, zodat leerlingen na uitstroom uit het onderwijs een passende plek op de arbeidsmarkt kunnen vinden. Hiertoe lopen de volgende initiatieven:
Acht u het wenselijk dat leerlingen die het praktijkonderwijs hebben doorlopen worden opgeleid voor werkloosheid? Zo nee, welke maatregelen gaat u nemen om voldoende beschutte werkplekken te organiseren zodat ook deze leerlingen na hun schoolcarrière een passende plek op de arbeidsmarkt kunnen vinden?
Zie antwoord vraag 1.
Onderschrijft u de stelling van de praktijkscholen dat er op de arbeidsmarkt steeds minder plaats is voor leerlingen die het praktijkonderwijs hebben doorlopen? Zo nee, kunt u garanderen dat deze leerlingen van de praktijkscholen na invoering van de Participatiewet tenminste dezelfde kansen krijgen op een reguliere baan of beschutte werkplek als nu het geval is? Kunt u dit toelichten?
Deze stelling onderschrijven we niet. Veel leerlingen uit het pro verkrijgen na uitstroom uit school een reguliere baan en functioneren zelfstandig op de arbeidsmarkt, dat verandert niet na invoering van de Participatiewet. Voor jongeren met een arbeidsbeperking die ondersteuning nodig hebben om aan het werk te komen, bieden de Participatiewet en de banenafspraak meer kansen op de arbeidsmarkt. Gemeenten worden vanaf 1 januari 2015 verantwoordelijk voor mensen met een arbeidsbeperking, indien zij arbeidsvermogen hebben. De inzet van het kabinet is om te komen tot een inclusieve arbeidsmarkt. Daarom wil het kabinet onder meer via de Participatiewet en de banenafspraak met werkgevers, kansen creëren op de arbeidsmarkt, ook voor mensen met een arbeidsbeperking.
De Participatiewet biedt gemeenten instrumenten om deze groep aan een baan te helpen, zoals nieuwe vormen van loonkostensubsidie, beschut werk en voorzieningen zoals een jobcoach. Ook de banenafspraak met werkgevers over 100.000 extra banen in de marktsector en 25.000 extra banen bij de overheid voor mensen met een arbeidsbeperking biedt kansen voor deze groep.
De grootste groep mensen met een arbeidsbeperking die na 1 januari 2015 naar werk moeten worden geleid en zonder invoering van de Participatiewet onder de Wajong zouden vallen, zit nu nog op school, met name op het voorgezet speciaal onderwijs en het pro. Samenwerking tussen deze scholen en de gemeenten is dan ook erg belangrijk. Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2, wordt bekeken hoe deze samenwerking nog verder gestimuleerd kan worden. Ook is het van belang dat ouders en leraren tijdig voorlichting krijgen over de Participatiewet. Daarom is SZW in overleg met de koepels van het voortgezet onderwijs en het speciaal onderwijs om deze voorlichting vorm te geven.
Wat is uw oordeel over de uitspraken van een woordvoerder van het Uitvoeringsinstituut Werknemersverzekeringen dat «als je op school zit, je ook kunt werken»? Heeft volgens u iemand die scholing volgt altijd voldoende arbeidsvermogen voor een reguliere werkplek?2
Uitgangspunt is om onderwijs en arbeidsmarkt op elkaar aan te laten sluiten om voor zoveel mogelijk jongeren die op school zitten kansen te creëren op de arbeidsmarkt. Dat laat onverlet dat niet alle jongeren voldoende arbeidsvermogen zullen hebben voor een reguliere werkplek. Een deel van deze groep zal aan de slag kunnen in een beschutte werkplek. Daarnaast blijft de Wajong bestaan voor mensen die duurzaam geen arbeidsvermogen hebben.
Bent u bereid om tegemoet te komen aan de steeds sterker wordende roep om de sociale werkplaatsen in stand te houden en niet over te gaan tot sluiting? Zo nee, waarom niet?
Het Rijk sluit geen sw-bedrijven. Met de inwerkingtreding van de Participatiewet wordt de instroom in de Wsw afgesloten. Gelijktijdig krijgen gemeenten binnen de kaders van de Participatiewet de beschikking over nieuwe instrumenten (loonkostensubsidie en beschut werk). Het instrument beschut werk is bedoeld voor mensen die enkel in een beschutte werkomgeving in staat zijn in een dienstbetrekking te werken. Gemeenten bepalen op welke wijze zij dit beschutte werk organiseren. Gemeenten kunnen daarbij gebruik maken van de structuur en expertise van de sw-bedrijven. Uit een rondgang van brancheorganisatie Cedris blijkt dat meer dan 50 procent van de sw-bedrijven naar verwachting een rol zal blijven spelen in het aan het werk helpen van mensen met een afstand tot de arbeidsmarkt.
Bent u nog steeds van mening dat de stagejobcoach te kostbaar is om de overgang van de praktijkschool naar de arbeidsmarkt te bevorderen, ondanks dat uit onderzoek blijkt dat door de inzet van de stagejobcoach de stages over het algemener probleemlozer verlopen en de arbeidsparticipatie van de leerlingen effectief wordt vergroot?3 4
Ik heb uw Kamer bij brief van 27 februari 20125 geïnformeerd over de evaluatie van de stagejobcoach. Uit de evaluatie blijkt dat de stagejobcoach een duur instrument is. Het klopt dat deze evaluatie laat zien dat de stages over het algemeen probleemlozer verlopen, maar het effect van de stagejobcoach op uitstroom naar reguliere arbeid is zeer beperkt.
De pilot heeft wel resultaten opgeleverd die inzicht bieden in factoren die van belang zijn bij de overgang van school naar werk. Het gaat om de volgende factoren: de selectie van de stageplaats op de mogelijkheid van een toekomstige baan, informatieverstrekking aan de werkgever over relevante wet- en regelgeving, verduidelijking waarom het in dienst nemen van deze leerling aantrekkelijk voor hem is, het bieden van vervolg begeleiding na afloop van de stage en tijdens de stage met de leerling werken aan zaken waar de werkgever nog niet tevreden over is.
Met de inwerkingtreding van de Participatiewet worden gemeenten verantwoordelijk voor jongeren met arbeidsvermogen, onder andere afkomstig uit het vso en pro, die op zoek zijn naar een baan. Gemeenten kunnen samen met de scholen in het vso en pro bekijken hoe ze de overgang van scholing van deze doelgroep naar de arbeidsmarkt verbeteren. Hiervoor kunnen zij bijvoorbeeld ESF-middelen inzetten. De resultaten uit de pilot jobcoaching leveren nuttige informatie op voor scholen en gemeenten om te gebruiken bij de beleidsontwikkeling rondom de overgang van vso en pro naar de arbeidsmarkt. Daarnaast wordt in het project «Boris brengt je bij een baan» al veel ervaring opgedaan met een methodiek die leerlingen in het vso en pro naar de arbeidsmarkt moet leiden.
Turkse steun voor ISIS-strijders |
|
Raymond de Roon (PVV) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «rapport Jubilee Campaign en ABM: Turkije steunt ISIS-strijders»1, «Turkey’s Bleeding Border»2 en «Turkish support for ISIS»3?
De schriftelijke vragen van het lid De Roon (PVV), vraagnummer 2014Z12618, zijn beantwoord middels de brief « Reactie op rapport «De betrokkenheid van Turkije bij wandaden in Syrië» » (Kamerstuk 32 623, nr. 135).
Herinnert u zich dat ik u al meermalen heb gevraagd om een internationaal onderzoek naar de Turkse steun voor dan wel gedoogpolitiek ten aanzien van jihadstrijders in Syrië4?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat een overvloed aan aanwijzingen dat Turkije een kwalijke rol speelt door steun of gedoogsteun voor strijdgroepen in Syrië, noopt tot een internationaal onderzoek? Zo neen, waarom niet? Zo ja, bent u bereid een dergelijk onderzoek nu te bevorderen?
Zie antwoord vraag 1.
Ziet u inmiddels aanleiding om de stationering van de Nederlandse Patriotraketten in Turkije te heroverwegen? Zo neen, wilt u dat dan heroverwegen als een internationaal onderzoek uitwijst dat Turkije daadwerkelijk ISIS heeft gesteund? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
De berichten ‘Werknemers pro forma tot de islam bekeerd’* en ‘werknemers bekeerd voor klus’ |
|
Raymond de Roon (PVV), Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (GroenLinks-PvdA), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten «Werknemers pro forma tot de islam bekeerd»1 en «werknemers bekeerd voor klus»?2
Ja.
Bent u bekend met het feit dat bekering tot de islam volgens de regels van de islam nooit tijdelijk van aard is en hoe beoordeelt u de sanctie (doodstraf) die vanuit de islam wordt opgelegd aan afvalligen?
Wat de doodstraf betreft, bent u bekend met het Kabinetsbeleid ter zake. Er zijn op dit moment geen indicaties dat genoemde werknemers gevaar lopen.
Hoe beoordeelt u de islamitische apartheid die door Saoedi-Arabië wordt gehanteerd, waardoor niet-moslims niet naar Mekka mogen reizen en daar niet mogen werken?
De Saoedische overheid is verantwoordelijk voor de eigen verstrekking van verblijfs- en tewerkstellingsvergunningen. Zo lang er geen sprake is van schending van internationale mensenrechtenverdragen heeft Nederland hier geen oordeel over.
Bent u bekend met het feit dat de werknemers die zich «pro forma» tot de islam hebben bekeerd gevaar kunnen lopen als zij openlijk afstand doen van de islam en hoe gaat u deze mensen beschermen als zij daadwerkelijk gevaar lopen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de houding van de directeur van het betrokken bedrijf, die zichzelf niet wil bekeren voor deze klus, maar zijn werknemers wel uitlevert aan de sharia en daardoor meewerkt aan de mondiale verspreiding van de islam?
Dit is de persoonlijke opvatting van de directeur van het betreffende bedrijf. Hierover heeft het kabinet geen oordeel.
Kunt u deze onacceptabele gang van zaken ook met de Saoedische autoriteiten bespreken als u na de ramadan op dhimmi-reis gaat naar Saoedi-Arabie?
De kwestie zal opgebracht worden in de reguliere contacten tussen Saoedi-Arabië en Nederland.
Het bericht 'Geen progressie in open data' |
|
Perjan Moors (VVD), Bart de Liefde (VVD) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Geen progressie in open data»?1
Ja
Wat heeft u sinds uw brief van 1 november 2013, waarin u aan de Kamer beterschap heeft beloofd bij het ter beschikking stellen van open data door de overheid, ondernomen voor het actief beschikbaar maken van gegevens als open data?
Ik heb in die brief een aantal acties aangekondigd voor de periode 2014–2015 die bedoeld zijn om het aanbod en het hergebruik van open data te bevorderen.
Er is een top-50 samengesteld van datasets die met voorrang zou kunnen worden ontsloten. Op basis van deze lijst worden de eigenaren van datasets benaderd om deze als open data beschikbaar te stellen. Dat heeft inmiddels geleid tot de ontsluiting van 5 nieuwe datasets en er zullen er meer volgen.
Zijn er sindsdien meer dan wel minder datasets openbaar gemaakt? Kunt u exacte cijfers geven van het aantal datasets dat de verschillende ministeries en andere overheden openbaar hebben gemaakt?
Dit is niet bekend. Via data.overheid.nl bestaat nog niet de mogelijkheid om exacte cijfers per ministerie of andere overheden te monitoren. Daarom wordt gewerkt aan een upgrade hiervan waarmee dat wel mogelijk wordt. Het verbeterde portaal zal in 2014 worden opgeleverd.
Is het waar dat het ministerie van BZK slechts 13 datasets als open data aanbiedt? Zo ja, bent u tevreden over het aantal datasets dat als open data wordt aangeboden?
Nee, het Ministerie BZK ontsluit 18 datasets via data.overheid.nl. De verwachting is dat in de periode 2014/2015 nog 10 datasets zullen worden ontsloten.
Op welke manier tracht u open data tot de standaard te maken? Deelt u de mening dat in principe alle gegevens, die met belastinggeld verzameld of gegenereerd zijn, als open data beschikbaar moeten worden gesteld, volgens het beginsel van «ja, tenzij…»? Hoe komt het dat het in de praktijk nog steedse een uitzonderlijke situatie is als er een dataset openbaar wordt gemaakt?
Door daarvoor heldere kaders te geven, te stimuleren dat overheden hier actief werk van maken en door de technische faciliteiten voor het beschikbaar stellen en hergebruik van open data aan te bieden. Ik onderschrijf het beginsel van «ja, tenzij...» van harte.
Het beeld dat het uitzonderlijk is als er een open data set openbaar wordt gemaakt, deel ik niet. Mijn beeld is dat veel overheidsorganisaties met het thema bezig zijn, wat ongetwijfeld op afzienbare termijn tot meer open data zal leiden.
Wordt er, zoals u in uw brief van 1 november 2013 meldt, inderdaad actief gewerkt om meer datasets beschikbaar te stellen? Op welke manier werkt u hier aan? Is er een overheidsbrede werkwijze of is dit per ministerie verschillend? Kunt u de Kamer informeren over deze werkwijze?
Ja, daar wordt actief aan gewerkt. Het gaat daarbij om een overheidsbrede benadering die wordt gekenmerkt door stimulering, facilitering en kennisoverdracht. Daadwerkelijke ontsluiting van open data per ministerie is een eerste verantwoordelijkheid van de betrokken minister. Het Kabinet zal eind september aangeven op welke wijze aan dat proces een extra impuls kan worden gegeven.