Het bericht dat de pachttermijn van zes jaar voor landbouwgrond te kort is |
|
Fatma Koşer Kaya (D66), Wouter Koolmees (D66) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD), Martijn van Dam (staatssecretaris economische zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Pachttermijn van zes jaar te kort»?1
Ja.
Herkent u het beeld van drastisch verminderde vruchtbaarheid van landbouwgronden in Flevoland? Zo ja, wat is volgens u de oorzaak daarvan? Zo nee, hoe verhoudt uw standpunt zich tot het rapport «Van bodemdilemma’s naar integrale verduurzaming» van de Wetenschappelijke Raad voor Integrale en Duurzame Voeding?
Ik ben bekend met het rapport van de Wetenschappelijke Raad voor Integrale Duurzame Landbouw en Voeding (RIDLV). Ik deel hun algemene zorg dat minder granen in de rotatie, verlenging van de teeltperiode en inzet van zwaardere machines een negatieve invloed kunnen hebben op de bodemkwaliteit ten algemene, en specifiek op de structuur van jonge kleibodems in de polder.
Het Ministerie van Economische Zaken investeert in bewustwording en kennisontwikkeling om ondernemers handelingsperspectieven te geven. Dit wordt ingevuld met onderzoeksprojecten in de publiek-private samenwerking Duurzame bodem van de topsector Tuinbouw en Uitgangsmaterialen.
Zijn er andere provincies c.q. regio’s waarin dit risico versterkt aanwezig is? In welke mate wordt daar landbouwgrond in pacht gegeven door de overheid?
De algemene zorg geldt voor alle regio’s, zie ook het antwoord op vraag 2.
Het Rijksvastgoedbedrijf geeft het volgende in pacht uit. Het totale aantal hectares bedraagt 45.068, waarvan 17.000 hectare wordt uitgegeven buiten de provincie Flevoland. Van deze 17.000 hectare ligt 6.000 hectare in de Wieringermeer. Dit betekent dat er 11.000 hectare door het Rijksvastgoedbedrijf in pacht wordt uitgegeven op het «oude» land. De gronden op het oude land liggen van oudsher over het gehele land verspreid met enkele accenten op ontginningsgebieden/Veenkoloniën.
Wat is het beleid van het Rijksvastgoedbedrijf om te waarborgen dat de bodemvruchtbaarheid van pachtgronden op lange termijn behouden blijft?
Voor regulier verpachte gronden hanteert het Rijksvastgoedbedrijf geen specifiek bodemvruchtbaarheidbeleid. In de algemene voorwaarden bij het pachtcontract staat dat de pachter verplicht is het verpachte in goede staat te houden en overeenkomstig het bepaalde uit het contract te onderhouden.
Voor de grond die in geliberaliseerde pacht wordt uitgegeven door middel van een openbare inschrijving, schrijft het Rijksvastgoedbedrijf een bouwplan voor. Het bouwplan dient het duurzame grondgebruik en de kwaliteit van de grond te bevorderen. Het Rijksvastgoedbedrijf inventariseert de bodemkwaliteit voordat de grond in geliberaliseerde pacht wordt uitgegeven, door middel van diverse bodemkwaliteitsonderzoeken (onderzoeken naar bemesting en besmetting met diverse ziekten). De bodemkwaliteit wordt aan het eind van het contract opnieuw gecontroleerd. Met deze maatregelen beoogt het Rijksvastgoedbedrijf het duurzame gebruik van de grond te bevorderen.
Welk effect heeft het liberaliseren door de overheid van de pacht in 2007 precies gehad op de pachtprijs? Wat was over de jaren 2000 tot en met 2016 de pachtprijs per hectare in Flevoland en de onder vraag 3 genoemde gebieden?
In 1995 is de eenmalige pacht geïntroduceerd die vrije pachtprijzen mogelijk maakte. In 2007 is de geliberaliseerde pacht ingevoerd. De prijzen in de vrije markt liggen gemiddeld genomen op een hoger niveau dan de prijzen van gereguleerde pachtovereenkomsten. De cijfers komen uit het Bedrijveninformatienet (BIN) van het Landbouw Economisch Instituut (LEI).
Van eerdere jaren zijn de pachtprijzen – onderverdeeld naar pachtvorm – niet beschikbaar.
2006
2007
2008
2009
2010
2011
2012
2013
20142
Met
prijsbeheersing
556
584
687
718
782
755
761
899
754
Zonder prijsbeheersing
1.405
1.514
1.585
1.483
1.481
1.686
1.775
1.698
1.530
Alle
869
944
1.027
1.010
1.062
1.140
1.186
1.240
1.096
Wat zijn de gemiddelde en modale omzet, bedrijfskosten (inclusief en exclusief pacht) en inkomen (met en zonder aftrek van de kosten voor de pacht) per hectare per landbouwbedrijf in diezelfde gebieden en periodes?
Hieronder staan de beschikbare gegevens voor melkvee- en akkerbouwbedrijven in Flevoland: gemiddelde resultaten per ha cultuurgrond (euro/ha), 2001–2014.
Jaar
Opbrengsten per ha
Betaalde kosten en afschrijving, exclusief betaalde pacht/ha
Gezinsinkomen uit bedrijf, excl. betaalde pacht/ha
Gezinsinkomen uit bedrijf, incl. betaalde pacht/ha
2001
6.182
3.985
2.197
1.752
2002
5.298
4.457
841
387
2003
6.549
4.647
1.902
1.459
2004
4.407
4.196
210
–281
2005
6.275
4.622
1.653
1.251
2006
7.499
4.366
3.133
2.673
2007
7.157
5.265
1.892
1.254
2008
6.578
5.327
1.251
775
2009
7.379
5.399
1.980
1.512
2010
8.510
5.452
3.057
2.401
2011
6.743
5.951
792
112
2012
8.910
5.801
3.109
2.422
2013
8.608
6.279
2.329
1.559
2014
7.626
6.430
1.196
576
Bron: Informatienet, LEI Wageningen UR.
Pacht: alle pachtvormen en erfpacht
In welke mate kan een verandering van gewasverbouwing gedurende die jaren, van bijvoorbeeld van granen naar groenten en rooivruchten, toegeschreven worden aan de economische (on)rendabiliteit van de pachtprijs? Welke invloed heeft die verandering op de bodemgesteldheid?
Uit gegevens van Statline2 van het Centraal Bureau voor de Statistiek (CBS) blijkt dat in de periode 2000–2014 het areaal cultuurgrond/akkerbouw en aardappelen in Flevoland afneemt. Het areaal granen, bloembollen en tuinbouwgroenten neemt toe. Het is dus een wisselend beeld.
Niet alleen in de polders, maar overal wordt het bouwplan intensiever. Dit is het gevolg van nieuwe technologie, die de intensieve teelt op meer plekken mogelijk maakt. De pachtprijs is een afspiegeling van wat de boer denkt met de grond te kunnen verdienen. De pachter bepaalt zelf welke prijs hij kan en wil betalen voor pachtgrond op de vrije markt. De verpachter heeft de mogelijkheid om voorwaarden te stellen of een bouwplan voor te schrijven aan de pachter in het contract. Deze voorwaarden of het bouwplan kunnen door de pachter meegenomen worden in het bepalen van de hoogte van de pachtprijs die hij bereid is te betalen.
Welke voorwaarden en stimuli zijn in pachtovereenkomsten opgenomen om te komen tot duurzaam bodembeheer op een voor boeren rendabele wijze? In hoeverre worden die voorwaarden nageleefd en weten boeren de toegang tot de stimuli te vinden?
Verpachters en pachters kunnen voorwaarden in de pachtovereenkomst opnemen om te komen tot duurzaam bodembeheer en bescherming van natuurwaarden zolang deze voor de pachter niet als buitensporig moeten worden beschouwd.
De grondkamers zien er op toe dat de reguliere en geliberaliseerde, natuur- en reservaatpachtovereenkomsten aan deze voorwaarden voldoen. Het Rijksvastgoedbedrijf stelt eisen aan het bodemgebruik via een bouwplan (zie antwoord 4) voor gronden die in geliberaliseerde pacht worden uitgegeven. Van terreinbeherende natuurbeschermingsorganisaties is bekend dat zij beheervoorwaarden stellen aan het grondgebruik gericht op natuur- en landschapsbehoud en dat de pachtprijs daarop wordt aangepast. De grondkamers constateren dat particuliere verpachters zelden voorwaarden opnemen in de pachtovereenkomsten aangaande het beheer en gebruik van het gepachte.
Ook in de pachtwetgeving zijn stimuli en voorwaarden opgenomen om te komen tot verantwoord bodembeheer. In de pachtwetgeving is vastgelegd dat de pachter zich ten aanzien van het gebruik van het gepachte als een goed pachter dient te gedragen. Dit brengt met zich mee dat de pachter het gepachte verantwoord dient te gebruiken en niet te verwaarlozen. Bovendien dient de pachter het gepachte bij het einde van de pacht weer in goede staat ter beschikking van de verpachter te stellen.
Bent u bereid om duurzaam bodembeheer van pachtgronden verder te stimuleren, bijvoorbeeld door een (nadere) pachtkorting voor duurzaam bodembeheer in te voeren voor boeren in Flevoland en eerder genoemde regio’s, zodat zij in staat gesteld kunnen worden met in acht neming van een natuurlijk evenwicht te produceren en de achteruitgang van de bodemgesteldheid te keren? Zo nee, waarom niet? Op welke andere wijzen wilt u zorg dragen voor een werkelijk toekomstbestendig grondgebruik in dit gebied?
Ik ben niet bereid een pachtkorting te introduceren. Een korting op de pacht biedt de pachter een financieel voordeel, maar biedt geen enkele garantie dat hij de bodem beter zal beheren. De pachtwetgeving biedt mogelijkheden en schrijft verplichtingen voor om verantwoord bodembeheer te stimuleren (zie antwoord 8, laatste alinea). Verpachters en pachters kunnen duurzaam bodembeheer nu al verder stimuleren door pachtvoorwaarden overeen te komen en door bouwplannen vast te stellen. Tevens worden op dit moment de mogelijkheden onderzocht om – langs de lijnen van het Spelderholt-overleg – tot een herziening van het pachtstelsel te komen, die meer ruimte biedt voor duurzame pachtrelaties en grondgebruik.
Het bericht dat veel beginnende ggz-krachten werken voor een onkostenvergoeding |
|
Paul Ulenbelt (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Veel beginnende ggz-krachten krijgen alleen onkostenvergoeding»?1 2
Volgens het bericht worden afgestudeerde psychologen en orthopedagogen massaal ingezet voor stages en werkervaringsplekken, waarbij zij niet meer dan een onkostenvergoeding ontvangen. Zoals in het bericht is aangegeven is voor het onderscheid tussen een stage, waarvoor wettelijk geen beloningsvereiste geldt, en een werkervaringsplaats of werk, waarvoor tenminste het wettelijk minimumloon moet worden betaald, van cruciaal belang of het leerdoel centraal staat en de activiteiten van betrokkene additioneel zijn. Op basis van deze en daarmee samenhangende andere criteria dient aan de hand van de feiten en omstandigheden vastgesteld te worden of het daadwerkelijk om een stage gaat of dat feitelijk sprake is van arbeid, waarvoor tenminste het wettelijk minimumloon moet worden betaald of indien van toepassing het cao-loon. Ontduiking van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag door mensen onder het mom van het volgen van een stage onbeloond of tegen een geringe vergoeding te laten werken is niet acceptabel.
Bent u van mening dat hier sprake is van een arbeidsrelatie waarbij loon verschuldigd is? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Alleen op basis van de feiten en omstandigheden kan beoordeeld worden of sprake is van een arbeidsrelatie waarvoor het wettelijk minimumloon of cao-loon verschuldigd is. Is een dergelijk loon verschuldigd, dan geldt dit met terugwerkende kracht tot het moment waarop de arbeid is aangevangen.
De Inspectie SZW gaat onderzoek doen naar de betrokken instelling. Gedurende een lopend onderzoek doet de Inspectie SZW geen mededelingen over het onderzoek. Ik zal de Kamer informeren als het onderzoek is afgerond. Ook zullen de gegevens te zijner tijd openbaar worden gemaakt op de website www.inspectieresultatenszw.nl. Sinds 1 januari jl. worden de door toezicht op de naleving van een aantal arbeidswetten, waaronder de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag, verkregen gegevens openbaar gemaakt. Openbaarmaking vindt plaats nadat de inspectie is afgerond dan wel, indien een overtreding is geconstateerd, na de oplegging van de boete.
Bent u van mening dat, indien er geen sprake is van een boventallige functie waarbij een leerdoel centraal staat, er met terugwerkende kracht voldaan moet worden aan het wettelijk minimumloon dan wel de van toepassing zijnde cao? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de Inspectie SZW per direct onderzoek te laten doen naar deze situatie? Zo ja, op welke termijn kunt u de Kamer over de resultaten informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het verzwijgen van een medische calamiteit door het AMC |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het verzwijgen van een medische calamiteit aan de Inspectie voor de Gezondheidszorg door het Academisch Medisch Centrum (AMC)? Vindt u het terecht dat het AMC de calamiteit niet heeft gemeld bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg?1
Zorgaanbieders zijn wettelijk verplicht om calamiteiten te melden bij de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ). De IGZ dringt er bij zorginstellingen op aan om bij twijfels of het al dan niet een calamiteit betreft altijd te melden of minimaal contact op te nemen met de IGZ. In de betreffende zaak heeft het ziekenhuis de gebeurtenis niet gemeld aangezien er naar het oordeel van het ziekenhuis sprake was van een complicatie en niet van een calamiteit. Het ziekenhuis heeft laten weten dat het beter was geweest als ze het incident toch had gemeld bij de IGZ.
De gebeurtenis is door de vader van het kind gemeld bij de IGZ en zij doet hier nu onderzoek naar. Bij het afronden van het onderzoek zal de IGZ beoordelen of het AMC heeft voldaan aan de geldende wet- en regelgeving, zoals de verplichting om calamiteiten onverwijld bij de IGZ te melden. In afwachting van het onderzoek kan ik hier op dit moment geen uitspraken over doen.
De wettelijke definitie van calamiteit luidt: een niet-beoogde of onverwachte gebeurtenis, die betrekking heeft op de kwaliteit van de zorg en die tot de dood van een cliënt of een ernstig schadelijk gevolg voor een cliënt heeft geleid. De definitie van complicatie is niet wettelijk verankerd, maar in de literatuur wordt de volgende definitie gehanteerd: een onbedoelde en ongewenste uitkomst tijdens of volgend op het handelen van een zorgverlener, die voor de gezondheid van de patiënt zodanig nadelig is dat aanpassing van het (be)handelen noodzakelijk is dan wel dat sprake is van onherstelbare schade. Het verschil tussen een calamiteit en een complicatie is dus het (causale) verband tussen de patiëntschade en de kwaliteit van zorg.
Het AMC zegt dat er geen sprake is van een calamiteit maar van een complicatie met ernstige gevolgen; onderschrijft u deze conclusie in dit concrete geval? Kunt u duiden wat het verschil is tussen deze twee duidingen van het gebeurde?
Zie antwoord vraag 1.
Heeft het AMC gehandeld conform de leidraad Meldingen van de Inspectie voor de Gezondheidszorg wanneer ernstige gebeurtenissen door toedoen van medisch handelen moeten worden gemeld?2
Zie antwoord vraag 1.
Is het niet vreemd dat de klachtencommissie van het ziekenhuis constateert dat de behandelend KNO arts een te sombere conclusie over het klachtenpatroon van het kind heeft getrokken maar toch de klachten grotendeels ongegrond verklaart? Wat is volgens u de reden van dit oordeel?
De vraag of de klachtafhandeling conform de wettelijke vereisten is geweest maakt onderdeel uit van bovengenoemd onderzoek van de IGZ. Aangezien het onderzoek van de IGZ nog loopt, kan ik hierover geen uitspraken doen. In algemene zin kan ik wel aangeven dat een eenzijdige overweging zoals het voorkomen van claims, in het geheel niet past bij een zorgvuldige invulling van het klachtrecht.
Wat is de reden dat de klachtencommissie van het ziekenhuis tot een tamelijk mild oordeel komt in vergelijking tot de harde conclusies van de interne commissie van het AMC – later ingesteld door het AMC nadat de Inspectie voor de Gezondheidszorg om meer informatie had gevraagd nadat de ouders hun klacht hadden neergelegd bij de Inspectie – die zes tekortkomingen constateert?3
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre is het oordeel juist van de vader van het kind dat de klachtafhandeling van het ziekenhuis slecht is verlopen om mogelijke claims richting het ziekenhuis zoveel mogelijk te voorkomen? Bent u bereid dit uit te laten zoeken? Zo, neen waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre waren de leden van de Raad van Bestuur en/of de voorzitter van de Raad van Bestuur op de hoogte van deze casus? Hoe beoordeelt u hun handelwijze?
Tijdens het onderzoek van de IGZ kan ik hierover geen uitspraken doen.
Kunt u bevorderen dat de afhandeling van deze calamiteit richting de ouders door het AMC op een menselijke wijze zal geschieden? Zo neen, waarom niet?
Sinds medio 2014 betrekt de IGZ de wijze waarop nazorg wordt verleend door zorginstellingen aan betrokkenen standaard in haar calamiteitenonderzoeken. Indien de nazorg voor verbetering vatbaar is, spreekt de IGZ de zorgaanbieder hier op aan. Ik heb overigens begrepen dat het AMC de ouders heeft uitgenodigd om de bevindingen van de interne commissie te bespreken.
Kan de Kamer het volledige dossier inzake deze calamiteit ontvangen? Zo neen, waarom niet?
Nee. Ten aanzien van het volledige dossier en nog op te stellen (eind)rapportage van de gebeurtenis is de IGZ op grond van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob), wettelijk gehouden een afweging te maken tussen het publieke belang bij openbaarmaking enerzijds, en het belang van eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer van patiënten/cliënten en het voorkomen van onevenredige benadeling van alle betrokkenen anderzijds. Voor rapporten naar aanleiding van een melding, waaronder calamiteitenrapporten, geldt dat de IGZ aan deze afweging in de regel de conclusie verbindt dat aan individuele belangen een doorslaggevend belang gehecht moet worden. Dit hangt samen met de kenmerken van deze rapporten. De wijze waarop de IGZ op dit moment het voor de rapportage benodigde feitencomplex (waaronder ook medische informatie) weergeeft is al gauw te herleiden op specifieke patiënten, cliënten, zorgverleners en zorgaanbieders.
Het executeren van 47 mensen door Saoedi-Arabië |
|
Han ten Broeke (VVD) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Saudi-Arabië executeert 47 mensen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u deze massa-executie door Saoedi-Arabië? Klopt het dat dit de grootste executie door Saoedi-Arabië is sinds 1980? Welke consequenties koppelt u hieraan, al dan niet in Europees verband?
Het kabinet betreurt de 47 executies die zaterdag 2 januari 2016 hebben plaatsgevonden ten zeerste. Sinds 1980 heeft Saoedi-Arabië niet zo veel mensen in een keer geëxecuteerd. Mede als EU-voorzitter heeft Nederland direct gepleit voor een EU-verklaring waarin de massa-executie wordt veroordeeld.
Nederland blijft in alle gevallen tegenstander van de doodstraf en draagt dit ook internationaal uit. Saoedi-Arabië is niet alleen overgegaan tot executies van personen die veroordeeld waren voor terroristische aanslagen, maar ook van vier sjiitische personen. Zij waren weliswaar betrokken bij het oproepen tot militante protesten, maar lijken verder geen betrokkenheid te hebben gehad bij concrete terreuracties. Dit is naast de massale uitvoering van de doodstraf een extra zorgelijke ontwikkeling vanuit het oogpunt van eerbiediging van mensenrechten, als ook vanuit het belang het groeiend sektarisme in de regio in te dammen.
Welke acties onderneemt Nederland specifiek in de positie van huidig lid van de VN-mensenrechtenraad als reactie op deze massa-executie? Heeft Nederland in dit verband protest aangetekend bij de regering van Saoedi-Arabië? Graag een toelichting.
Bestrijding van de doodstraf is een van de prioriteiten binnen het Nederlandse mensenrechtenbeleid. In dat kader vraagt NL hier voortdurend aandacht voor en spreekt hier landen met een zorgelijke mensenrechtensituatie geregeld op aan, zowel t.a.v. de algemene situatie als op individuele zaken. Nederland zal dit blijven doen, ook in de komende sessies van de Mensenrechtenraad en in de samenwerking met VN speciale rapporteurs.
Hoe rijmt u de executies met de rol van de Saoediër Faisal Trad, de Saudische VN-ambassadeur in Genève, als hoofd van de VN-Mensenrechtenraad? Hoe is door de VN op deze gebeurtenis gereageerd en is daarbij een link gelegd met de rol van Faisal Trad? Zo nee, waarom niet?
De Secretaris-Generaal van de Verenigde Naties (SGVN) heeft de massa-executie sterk veroordeeld en riep op tot het bewaren van kalmte. De SGVN heeft tevens gesproken met zowel de Saoedische als de Iraanse Ministers van Buitenlandse Zaken. Ook de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Zeid al Hussein heeft de executies in Saoedi-Arabië scherp veroordeeld. Ambassadeur Faisal Trad is, zoals vermeld in antwoord op eerdere Kamervragen (ingezonden op 23 september 2015 met kenmerk 2015Z17148), niet benoemd als voorzitter van de Mensenrechtenraad, maar vanuit zijn regionale groep benoemd als voorzitter van een adviesorgaan van de mensenrechtenraad.
Hoe beoordeelt u in het bijzonder de executie van de sji’itische geestelijke, Nimr al-Nimr, die weliswaar met protesten tegen de Saoedische regering in verband is gebracht, maar nimmer tot geweld opriep? Acht u het ook onwaarschijnlijk dat een sji’itische geestelijke iets te maken heeft met aan Al-Qaeda gelieerd terrorisme, waarvan veel van de andere geëxecuteerden wel werden beschuldigd? Graag een toelichting.
De prominente sjiitische geestelijk leider Nimr al-Nimr is in 2012 aangehouden en aangeklaagd voor onder andere gewapend verzet tijdens zijn aanhouding en vervolgens veroordeeld onder de in 2014 aangescherpte terrorismewetgeving. De specifieke zaak van Nimr al-Nimr roept veel vragen op over de ruime interpretatie van terrorisme onder de terrorismewetgeving in Saoedi-Arabië. De bewijzen in de zaak van al-Nimr zijn niet publiek gemaakt. Nimr al Nimr werd door de Saoedische autoriteiten niet in verband gebracht met aan Al-Qaeda gelieerd terrorisme.
Hoe schat u de risico’s in van verdere escalatie in de regio, met name tussen Saoedi-Arabië en Iran, nu Iran woedend heeft gereageerd op de executie van de sji’itische leider Nimr al-Nimr2 en dit ook in Bahrein tot protesten heeft geleid? Wat onderneemt Nederland in Europees en VN-verband om deze verdere escalatie in te dammen? Graag een toelichting.
De relatie tussen Saoedi-Arabië en Iran is mede als gevolg van de massa-executie verder onder druk komen te staan. Dit heeft zich ondermeer geuit in de bestorming van de Saoedische ambassade en het verbreken van de diplomatieke betrekkingen. Het kabinet is bezorgd over deze ontwikkelingen en de effecten hiervan voor de situatie in de regio. In een separate brief aan de Tweede Kamer wordt hier verdere duiding en analyse over gegeven.
Deze ontwikkelingen zijn reden voor de internationale gemeenschap om beide partijen op te roepen tot de-escalatie, het verminderen van de spanningen en herstel van de dialoog. De Hoge Vertegenwoordiger houdt contact met beide partijen in een poging tot de-escalatie. Het kabinet ondersteunt elke vorm van inspanning die gericht is op de-escalatie en zal hier in EU-verband voor blijven pleiten. Het is van belang dat de EU geen partij kiest in het conflict tussen Saoedi-Arabië en Iran.
Welke negatieve effecten heeft deze ontwikkeling volgens u op voor Nederland en Europa strategische kwesties in de regio, zoals de strijd tegen ISIS in Syrië en Irak en de oplopende spanningen tussen soennieten en sji’ieten? Wat kan Nederland, al dan niet in Europees verband, doen om deze negatieve effecten te beperken?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat deze executies onderdeel zijn van een bredere, ongewenste ontwikkeling, waarbij voorzichtige democratische hervormingen door Saoedi-Arabië deels worden teruggedraaid? Hoe beoordeelt u in dit verband bijvoorbeeld de nieuwe terrorismewet, die sterk afwijkt van concept wetgeving uit 2011 en die volgens Amnesty International inbreuk maakt op mensenrechten door terrorisme zo algemeen te definiëren dat het mogelijk wordt om onder deze wet zeer breed en selectief te vervolgen? Wat kan Nederland volgens u doen om deze ongewenste ontwikkeling te remmen dan wel terug te draaien?
Saoedi-Arabië kent een beleid van voorzichtige en stapsgewijze maatschappelijke hervormingen. De in 2014 aangescherpte terrorismewetgeving draagt niet positief bij aan de gewenste hervormingen, omdat het fundamentele vrijheden beperkt door bepaalde uitlatingen en het aanzetten tot verzet ook als terrorisme te kwalificeren waarvoor de doodstraf kan worden uitgesproken. In EU-verband en bilateraal heeft Nederland het afgelopen jaar daarom op deze wetgeving gereageerd. Het kabinet zal doorgaan met het uitdragen van de grondwettelijke beginselen waar de Nederlandse rechtstaat zich op baseert. Nederland pleit voor een grotere rol voor de EU op dit terrein. Nederland zal bezien op welke wijze de EU een dialoog met Saoedi-Arabië kan vormgeven. Een overlegstructuur tussen de EU en Saoedi-Arabië behoort wat het kabinet betreft tot de mogelijkheden.
Antisemitisch nieuwjaarsgeweld |
|
Joram van Klaveren (GrBvK), Louis Bontes (GrBvK) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
Bent u bekend met het bericht «Free Palestine! Joden in Amsterdam belaagd tijdens Oud en Nieuw»?1
Ja.
Deelt u de afschuw over het antisemitische geweld tijdens Oud en Nieuw, waarbij een huis werd aangevallen en beschadigd door jongeren terwijl er onder andere «kankerjoden» werd geroepen?
Ja, ik deel de afschuw. Het kabinet verwerpt antisemitisme en elke andere vorm van discriminatie. Het oproepen tot discriminatie, haat en geweld is onaanvaardbaar en strafbaar.
Zijn de daders van deze antisemitische aanval inmiddels opgepakt en vastgezet?
De politie is onmiddellijk een onderzoek gestart. De minderjarige verdachten – van wie er één is aangehouden en twee zichzelf hebben gemeld – zijn na verhoor door de politie heengestuurd met een gedragsaanwijzing. Deze houdt in dat zij een bepaalde periode niet in de straat mogen komen waar het gezin woont.
Ziet u een relatie tussen het sterk groeiende antisemitisme in onze samenleving en de enorme immigratie vanuit niet-westerse landen van de afgelopen decennia?
Wat ik zie, is dat spanningen in het Midden-Oosten een voedingsbodem kunnen zijn voor antisemitisme in Nederland. We moeten ervoor waken dat deze spanningen niet een kloof in onze samenleving veroorzaken. Voor alle nieuwkomers geldt dat het van het grootste belang is dat zij zich zo snel mogelijk de waarden en normen van de Nederlandse rechtstaat eigen maken. Discriminatie en antisemitisme zijn in Nederland onacceptabel en strafbaar. De verplichte inburgering speelt een belangrijke rol in de overdracht van de fundamenten van de Nederlandse rechtstaat. In het inburgeringexamen wordt ook aandacht besteed aan het bestrijden van discriminatie.
Hoe duidt u het gegeven dat één op de vijf geschiedenisdocenten in de Randstad de holocaust nauwelijks kan bespreken als gevolg van reacties van islamitische leerlingen?2
In 2015 heeft de Staatssecretaris van OCW onderzoek laten doen naar de ervaringen van leraren bij het behandelen van thema’s die spanningen kunnen oproepen in de klas.3 De meeste leraren gaven aan daarbij geen problemen te ervaren. Toch antwoordde één op de vijf leraren soms moeite te hebben met het bespreken van een onderwerp. De bespreking van de Holocaust op «zwarte» of gemengde scholen is daar een schrijnend voorbeeld van. Eén procent van de leraren zei bepaalde onderwerpen te mijden vanwege de (verwachte) reactie van leerlingen. Het is zorgwekkend en ontoelaatbaar als leraren het behandelen van de Holocaust uit de weg gaan. Het kan niet zo zijn dat deze belangrijke onderwerpen, die raken aan de fundamentele waarden van onze democratische rechtsstaat, onbesproken blijven in de klas. Iedere leraar moet zich veilig weten en moet voldoende toegerust zijn om de Holocaust, maar ook andere onderwerpen als homoseksualiteit of discriminatie, te behandelen in de klas. In opdracht van de Staatssecretaris van OCW biedt de Stichting School en Veiligheid ondersteuning aan leraren of schoolleiders in de vorm van trainingen, en een helpdesk waar leraren terecht kunnen met vragen.
In hoeverre begrijpt u dat het feit dat joodse musea, scholen en synagogen anno 2016 in Nederland bewaking nodig hebben tegen geweld en intimidatie een teken is van maatschappelijk verval?
Het is inderdaad triest dat het nodig is. Geweld en intimidatie in welke vorm dan ook zijn onacceptabel. De inspanningen van de overheid zijn er op gericht om geweld te bestrijden, te vervolgen en bestraffen. Indien nodig wordt burgers bescherming geboden. Over de inspanningen van de regering en lokale overheid voor de beveiliging van Joodse instellingen wordt u regelmatig geïnformeerd.4
Welke concrete maatregelen bent u voornemens te treffen om het antisemitische kwaad dat zich steeds vaker manifesteert een halt toe te roepen?
De politie registreert op grond van de Aanwijzing Discriminatie van het Openbaar Ministerie (OM) alle incidenten (eigen waarnemingen, meldingen en aangiften) die mogelijk betrekking hebben op of gerelateerd zijn aan discriminatie, waaronder antisemitisme. De aanpak van discriminatie, waaronder antisemitisme, heeft prioriteit bij het OM.
Uit het onderzoek naar oorzaken en triggerfactoren voor antisemitisme onder jongeren bleek dat het conflict in het Midden-Oosten tussen Israël en de Palestijnse gebieden als trigger kan optreden voor antisemitisme. Begin 2016 organiseert SZW daarom een overleg met sleutelfiguren uit de Joodse en islamitische gemeenschap over hun inzet om doorwerking in Nederland van het Israelisch-Palestijnse conflict te verminderen. Ook worden bijeenkomsten van het Ronde Tafel netwerk antisemitisme georganiseerd, met deelname vanuit onder meer de Anne Frank Stichting, het Centraal Joods Overleg, het Contactorgaan Moslims en Overheid, het Samenwerkingsverband Marokkaanse Nederlanders en het Inspraakorgaan Turken in Nederland. Hierbij is door deelnemers het belang onderstreept van gezamenlijk optreden rond incidenten. Dit heeft in 2015 ook plaatsgevonden. Ook worden leraren bij het bespreekbaar maken van moeilijke thema’s in de klas, zoals ontkenning Holocaust, beter ondersteund. Dit schooljaar zijn er trainingen voor leraren die hierbij ondersteuning willen. Ook ondersteunt SZW het traject «Rechtsstaat in de Klas»: lokale bijeenkomsten voor leraren in het voortgezet onderwijs in verschillende regio’s.
Het bericht 'Sjeikwatch: Osama-fan en 9/11-verheerlijker Anas Noorani Siddiqui in 020' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Sjeikwatch: Osama-fan en 9/11-verheerlijker Anas Noorani Siddiqui in 020»?1
Ja.
Waarom en hoe heeft deze islamitische geweldsoproeper wederom toegang tot Nederland gekregen en waarom heeft u zijn komst niet voorkomen?
In de brief van het kabinet van 3 maart 2015 (vergaderjaar 2014–2015, 29 754, nr. 303) is reeds aangegeven dat uit het buitenland afkomstige visumplichtige sprekers die in Nederland onverdraagzame, anti-integratieve en/of antidemocratische boodschappen willen uitdragen en daarmee de openbare orde of nationale veiligheid bedreigen, niet welkom zijn. Iedere casus wordt op zijn eigen merites beoordeeld. Over individuele casuïstiek doe ik geen uitspraken.
Ten aanzien van het weigeren van visa van predikers – uit visumplichtige landen – die oproepen tot haat en geweld is uw Kamer recent nog geïnformeerd via de Vierde Voortgangsrapportage van het Actieprogramma Integrale Aanpak Jihadisme (betreft nadere invulling van maatregel 20f) (vergaderjaar 2015–2016, 29 754, nr. 326). Indien het komt tot een uitnodiging van een visumplichtige derdelander die oproept tot haat en geweld heeft de rijksoverheid de mogelijkheid om het vreemdelingenrecht in te zetten. De mogelijkheden hiertoe hangen echter af van de verblijfstatus van de betreffende prediker.
Ook ten aanzien van niet-visumplichtige predikers neemt het Kabinet het standpunt in dat het onacceptabel is als een podium wordt geboden aan predikers die onverdraagzaam gedachtegoed in Nederland propageren. Indien zij rechtmatig in het Schengengebied verblijven worden niet-visumplichtige predikers die oproepen tot haat en geweld beoordeeld op de boodschap die zij tijdens hun verblijf uitdragen. Zij die een onverdraagzame boodschap uitdragen, zullen daarmee worden geconfronteerd, waar mogelijk via strafrechtelijke weg.
Tot slot verwijs ik naar de drie-sporen-aanpak zoals beschreven in de beleidsreactie op de notitie «Salafisme in Nederland: diversiteit en dynamiek» (vergaderjaar 2015–2016, 29 614, nr. 38). Op 25 februari jl. heeft u een brief over de concretisering van deze aanpak ontvangen waarin het kabinet tevens ingaat op 9 moties over salafisme2. Hierin staat de aanpak van problematische gedragingen en activiteiten (waaronder het uitnodigen van geweldspredikers) centraal. Een recent voorbeeld van een casus waarin actief is verstoord, is de gemeente Eindhoven. In december legde de burgemeester een verbod op aan de moskee om zeven personen te laten spreken en toe te laten in de moskee, alsmede een bevel voor de moskee om de uitnodigingen voor een bepaald moment in te trekken. Dit naar aanleiding van eerder gedane haatzaaiende en geweldsverheerlijkende uitspraken in het buitenland door de betreffende sprekers. De moskee heeft vervolg gegeven aan het bevel en de uitnodigingen aan de sprekers ingetrokken.
Bent u bereid de genoemde islamitische geweldsoproeper acuut het land uit te zetten, zodat hij in elk geval niet middels fysieke aanwezigheid kan meewerken aan de verdere vermolenbeeking van Nederland? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Hoeveel van dit soort haatsjeiks wilt u in 2016 toelaten in Nederland? Of bent u bereid een poging te doen bij verstand te komen en Nederland te behoeden voor verdere islamisering? Zo neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Gesjoemel met keukentafelgesprekken |
|
Fleur Agema (PVV) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Zorg coördinator: ik ben gestopt vanwege het commerciële belang»?1
Ja.
Wat is in uw ogen de toegevoegde waarde van het keukentafelgesprek, als op voorhand al vaststaat hoeveel uren zorg de cliënt krijgt? Deze werkwijze is gehoord de beraadslaging over de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) 2015 niet de bedoeling toch? Wat gaat u doen?
In artikel 2.3.2 van de Wmo 2015 is het onderzoek dat plaatsvindt in vervolg op een melding van een behoefte aan maatschappelijke ondersteuning uitgebreid beschreven. Kern van deze bepaling is dat onder andere onderzoek moet plaatsvinden naar de wensen, de mogelijkheden en onmogelijkheden van cliënten en hun sociale omgeving om te voorzien in de behoefte aan maatschappelijke ondersteuning van de cliënt. Bij het door het college voorzien in maatschappelijke ondersteuning moet er sprake zijn van maatwerk. Dat bij de start van het onderzoek in vervolg op de melding al vast zou staan hoeveel uren ondersteuning een cliënt zal gaan ontvangen of dat de tijd die voor het onderzoek beschikbaar is in alle gevallen al op voorhand al zou zijn vastgesteld, staat haaks op de uitgangspunten van het in artikel 2.3.2 Wmo 2015 voorgeschreven onderzoek. Op basis van wetgeving en de daarin opgenomen waarborgen voor een zorgvuldig proces kan namelijk vooraf niet bepaald worden wat de uitkomst van het onderzoek zal zijn en hoeveel tijd nodig is voor een onderzoek dat aan de wettelijke eisen voldoet.
Het is primair de verantwoordelijkheid van gemeenten om zorg te dragen voor een goede uitvoering van het in de Wmo 2015 opgenomen onderzoek. Deze, in de wetgeving nader gespecificeerde, verantwoordelijkheid van de gemeente bestaat in alle gevallen, dus ongeacht of het onderzoek wordt verricht door medewerkers van de gemeente zelf of van een andere partij die dat in opdracht van de gemeente doet.
Onder andere met het oog op een goede uitvoering van het in artikel 2.3.2 Wmo 2015 voorgeschreven onderzoek ontwikkelt de VNG op dit moment binnen de VNG-academie een opleiding ten behoeve van training en toerusting van Wmo-consulenten. De ANBO alsook partners die betrokken zijn bij het programma «Aandacht voor iedereen» hebben, daartoe uitgenodigd door de VNG, aangegeven betrokken te willen worden bij de ontwikkeling van deze opleiding.
Indien ik signalen ontvang dat een gemeente het voorgeschreven onderzoek, anders dan in incidentele gevallen, niet overeenkomstig de daaraan gestelde eisen uitvoert, spreek ik deze gemeente daarop aan.
Wat is uw mening over het maximum van 30 minuten voor het voeren van het keukentafelgesprek? Is dit wat u bedoelt met zorg op maat?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het niet vervangen van een zieke medewerker, terwijl de organisatie daarvoor wel geld heeft ontvangen, gewoon fraude is? Zo ja, welke actie gaat u hierop ondernemen?
In heel veel gevallen laat het college de uitvoering van de Wmo 2015 door derden (aanbieders) verrichten. Indien de gemeente een aanbieder inschakelt bij de uitvoering van de Wmo 2015 zullen de rechten en plichten van de gemeente en die aanbieder veelal contractueel zijn vastgelegd. Onderdeel van deze afspraken zal ook vaak zijn hoe de aanbieder de continuïteit van de ondersteuning moet regelen ingeval een hulpverlener uitvalt door ziekte. In beginsel zal de afspraak in dergelijke gevallen adequate vervanging moeten inhouden. Indien een aanbieder zich niet aan de gemaakte afspraken houdt is het aan de gemeente hierop actie te ondernemen. Wat die actie dan concreet kan inhouden zal mede afhankelijk zijn van de gemaakte afspraken.
Is dit nu wat u bedoelt met uw mantra dat alles er beter op wordt?
Nee.
Executies in Saudi-Arabië |
|
Harry van Bommel (SP), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Massa-executie in Saudi-Arabië»?1
Ja.
Is het waar dat de 47 geëxecuteerden allen zijn veroordeeld wegens «terrorisme»?
Ja, allen zijn veroordeeld onder de aangescherpte terrorismewetgeving wegens terrorisme.
Is het waar dat de prominente sjiitische geestelijke Nimr Baqr al-Nimr die is geëxecuteerd, in 2012 niet voor terrorisme is gearresteerd maar om andere redenen?2 Indien neen, wat zijn dan de feiten?
Er zijn weinig feiten bekend over de arrestatie van de prominente sjiitische geestelijk leider Nimr al-Nimr. Naar verluidt is hij in 2012 aangehouden en aangeklaagd voor gewapend verzet tijdens zijn aanhouding en vervolgens veroordeeld onder de in 2014 aangescherpte terrorismewetgeving.
Is er naar uw oordeel sprake geweest van eerlijke rechtsgang die uiteindelijk heeft geleid tot deze massa-executie? Is er sprake geweest van onafhankelijke waarneming, in welke vorm dan ook, van de rechtsgang?
Het kabinet volgt ontwikkelingen op het gebied van de mensenrechten op de voet. De ambassade en andere internationale partners in Riyad hebben slechts beperkt zicht op de rechtsgang. Processen hebben zich over een periode van jaren voltrokken, ook ruim voor de tijd dat buitenlandse waarnemers werden toegestaan om zittingen bij te wonen. De indruk is dat de rechtsgang met betrekking tot de groep van 43 soennieten conform lokaal recht is geschied. De veroordeelden hebben alle juridische beroepsstadia doorlopen. Saoedische autoriteiten geven aan dat dit ook voor de 4 sjiitische veroordeelden geldt. Dit is echter onmogelijk onafhankelijk vast te stellen, omdat er, voor zover bekend, in deze zaken nooit bewijzen openbaar zijn gemaakt.
Wat heeft u gedaan sinds de mondelinge vragen op 1 december 2015 over het in bilateraal verband uw zorgen aan Saudi-Arabië kenbaar te maken over het hoge aantal uitgesproken doodvonnissen?
Nederland is principieel tegen de doodstraf en zal zich daar altijd over uitspreken, ook bij Saoedi-Arabië. Zowel via politieke kanalen als via de ambassade zijn meerdere malen zorgen kenbaar gemaakt over de mensenrechtensituatie en de doodstraf. Eerder heeft Nederland meerdere malen bij de Saoedische autoriteiten zijn zorgen geuit naar aanleiding van berichten over de op handen zijnde massa-executie. Ook is regelmatig met de Saoedische autoriteiten over individuele gevallen gesproken, zoals de zaak van Nimr Al-Nimr. Ook de EU en andere landen zijn hierover in contact geweest met Saoedi-Arabië.
Het kabinet betreurt zeer de 47 executies die in Saoedi Arabië hebben plaatsgevonden. Nederland heeft binnen de EU direct aangedrongen op een verklaring van de Hoge Vertegenwoordiger om de executies te veroordelen. De verklaring van de HV is door Nederland onderstreept, ook vanuit onze rol als EU-voorzitter. Zoals aangegeven tijdens de begrotingsbehandeling zal de Nederlandse mensenrechtenambassadeur op korte termijn naar Saoedi-Arabië afreizen. Ook de recente ontwikkelingen zullen hierbij besproken worden met Saoedische gesprekspartners. Nederland zal in de EU blijven pleiten voor een gecoördineerde inzet met betrekking tot de doodstraf, waar ook ter wereld.
Bent u bereid om bilateraal uw zorgen uit te spreken over dit hoge aantal ten uitvoer gebrachte doodvonnissen? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid de Hoge Vertegenwoordiger van de EU voor Buitenlands Beleid Mogherini te verzoeken haar zorgen uit te spreken over dit hoge aantal executies in Saudi-Arabie? Indien neen, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Jongeren die gemakkelijk onbeperkt kunnen drinken op oudejaarsavond |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Jeugd kent geen grenzen»?, «Gemeenten moeten zuipfeesten meer controleren» en «Doortanken op pepdrankje; alcoholpoli’s verwachten piek tijdens oudejaarsavond»? Zo ja, wat vindt u van deze berichten?1
Ja, deze berichten geven er blijk van dat de drinkcultuur in Nederland nog niet is waar die moet zijn.
Deelt u de mening van kinderartsen en alcoholdeskundigen dat dergelijke all-you-can-drinkfeesten overmatig alcoholgebruik in de hand werken en derhalve riskant zijn, vooral voor jongeren? Zo nee, waarom niet?
Het ontbreekt mij aan exacte onderzoeksgegevens hierover, maar ik kan mij voorstellen dat dergelijke constructies overmatig alcoholgebruik bij jongeren in de hand kunnen werken.
Vindt u het organiseren van dergelijke feesten getuigen van verantwoord gedrag van de betreffende ondernemers?
Het is aan de organiserende ondernemer om zorg te dragen voor een verantwoorde verstrekking van alcohol binnen de wettelijke kaders. Indien ondernemers doorschenken bij dronkenschap en verstrekken aan minderjarigen dan is dit verboden en onverantwoord. Het is aan de gemeenten om hier op toe te zien.
Bent u van mening dat de gemeenten een bepaalde rol hebben om het organiseren van dergelijke feesten tegen te gaan? Zo ja, welke rol?
Gemeenten hebben een toezichthoudende en handhavende taak waar het gaat om de verstrekking aan minderjarigen en mensen die in staat van dronkenschap verkeren. Daarnaast is het verboden om bedrijfsmatig of anders dan om niet alcoholhoudende drank te verstrekken, indien redelijkerwijs moet worden vermoed, dat dit tot verstoring van de openbare orde, veiligheid of zedelijkheid zal leiden. Daarnaast kan een gemeente middels een gemeentelijke verordening de verstrekking van alcohol aan beperkingen onderwerpen. O.a. door verboden op happy hours en prijsmaatregelen.
Welke maatregelen onderneemt u na de constatering in de Drugsmonitor 2015 dat de Preventie- en Handhavingsplannen op het gebied van alcohol van gemeenten over het algemeen van matige kwaliteit zijn?2
Ik heb hier het afgelopen jaar onderzoek naar laten doen en u hierover geïnformeerd in de brief van 6 mei 2015. Naar aanleiding hiervan heb ik reeds gesproken met enkele burgemeesters. Tevens heb ik alle gemeenten hierover afgelopen najaar een brief gestuurd. De kwaliteit van de plannen zal komend jaar nogmaals worden gemonitord, dit onderzoek maakt onderdeel uit van de evaluatie van de Drank- en Horecawet (DHW).
Is het houden van dergelijke feesten in strijd met de Reclamecode voor Alcoholhoudende Dranken en/of de Drank- en Horecawet? Zo ja, welke artikelen van de Reclamecode resp. de Drank- en Horecawet worden overtreden?
Naar mijn mening is dit niet per definitie strijdig met de Reclamecode en/of de DHW.
Bent u van mening dat het aanbieden van een all-in-prijs door de horeca het risico in zich draagt dat de ondernemer in strijd handelt met artikel 252 van het Wetboek van Strafrecht (het zogenaamde doorschenkverbod)?
Dit zou zeker kunnen, maar hangt, net als in andere situaties, af van de manier waarop de ondernemer zijn verantwoordelijkheid neemt in het naleven van de Drank- en Horecawet.
Wat is er bekend over het beleid in Finland dat een verbod op het geven van volumekortingen voor alcoholhoudende dranken kent? Bent u bereid te bezien of een dergelijk verbod in Nederland mogelijk is?
Over dit specifieke verbod in Finland is mij nog niets bekend, ik zal het verbod aldaar bekijken en zo nodig betrekken bij de evaluatie.
Bent u bereid een aanscherping van de Drank- en Horecawet op dit punt mee te nemen in de evaluatie van de Drank- en Horecawet die voor 2016 is voorzien?
Zie antwoord vraag 8.
Vindt u het eveneens zorgwekkend dat uit peiling van de Telegraaf blijkt dat een meerderheid van de respondenten zorgen heeft over het drankgebruik onder jongeren?
Het drankgebruik onder jongeren blijft ook voor mij een constant aandachtspunt. Tegelijkertijd zie ik het ook als een positieve ontwikkeling in de sociale norm, dat de respondenten zich hierover zorgen maken.
Wat is er bekend over de tendens dat jongeren steeds vaker energydrinks met alcohol combineren om langer te kunnen doordrinken?
Ik heb hierover geen cijfers beschikbaar.
Ben u bereid een signaal af te geven door een beroep te doen op het verantwoordelijkheidsgevoel van de horecaondernemers om niet over te gaan tot onbeperkt drankaanbod tegen een vaste prijs, nog voor het nieuwe jaar?
Deze vragen zijn pas op 31 december binnengekomen op mijn ministerie, dus beantwoording en berichtgeving in het vorige jaar was niet meer mogelijk.
Bij gelegenheden waarin ik vertegenwoordigers van horecaondernemers spreek vraag ik altijd aandacht voor verantwoorde verstrekking. Dat zal ik ook in de toekomst blijven doen. Ook ouders en de jongeren zelf zal ik blijven aanmoedigen om de NIX18 norm te omarmen en na te leven.
Uit cijfers van VeiligheidNL blijkt dat er 75 jongeren onder de 18 met een zware alcoholvergiftiging op de SEH zijn beland tijdens deze jaarwisseling.
Ben u bereid deze vragen, gezien de urgentie, met spoed voor oudjaarsavond te beantwoorden? Wilt u de Kamer na afloop van de jaarwisseling informeren over het aantal alcoholincidenten onder jongeren onder de 18 jaar?
Zie antwoord vraag 12.
Het bericht 'VGZ constateert grote prijsverschillen ziekenhuizen' |
|
Lea Bouwmeester (PvdA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «VGZ constateert grote prijsverschillen ziekenhuizen»?1
Ja.
Vind u dat de inkoop van zorg op basis van kwaliteit en prijs moet plaatsvinden, en niet alleen om de laagste kosten, zoals het stelsel ooit beoogde?
Contractering is hèt vehikel om de kwaliteit van zorg te verbeteren en de betaalbaarheid ervan te vergroten. Het is daarom essentieel dat zorgverzekeraars afspraken maken met de zorgaanbieders over zowel prijs als kwaliteit. Dat is – zoals ik uw Kamer ook eerder meldde in mijn brief «Kwaliteit loont» – de ruggengraat van ons zorgstelsel.
Deelt u de mening dat onnodig hoge prijzen voorkomen moeten worden, maar dat alleen inkopen op prijs zonder naar kwaliteitsnormen te kijken goede zorg op maat in de weg staat? Ziet u dit als risico bij de werkwijze van zorgverzekeraar VGZ?
Onnodig hoge prijzen moeten zeker voorkomen worden. Ik ondersteun het dan ook als zorgverzekeraars hierover stevig onderhandelen met zorgaanbieders. Maar dat betekent niet dat kwaliteit hierbij geen rol speelt, integendeel. Zorgverzekeraars betrekken de bestaande kwaliteitseisen bij de zorginkoop, dat wil zeggen: de wettelijke eisen en de vanuit de beroepsgroepen ontwikkelde standaarden en richtlijnen. Sterker nog: VGZ hanteert – net als andere verzekeraars – geen eigen kwaliteitseisen als de beroepsgroep die al zelf heeft vastgesteld. Dat geldt nog lang niet voor alle aandoeningen, maar voor 30 belangrijke aandoeningen wordt daaraan door verschillende betrokken partijen (artsen, verzekeraars, patiënten, toezichthouders) hard gewerkt. Het Zorginstituut heeft vanuit het programma Zinnige Zorg een rol in de voorbereiding van de bijeenkomsten over deze aandoeningen.
Wat VGZ benadrukt, is dat zij ervan uitgaat dat de verschillende partijen in het stelsel zich samen moeten inzetten om de doelstellingen van het zorgstelsel te realiseren. Daarbij houdt zij zichzelf primair verantwoordelijk voor de betaalbaarheid van zorg. Kwaliteit van zorg ziet VGZ als één van de middelen om de kosten in het gareel te houden. Bestaande, gedeelde kwaliteitsstandaarden neemt zij hierbij als uitgangspunt. Dat neemt niet weg dat VGZ wel degelijk ambities heeft om de kwaliteit nog verder te verbeteren. VGZ geeft desgevraagd aan dat zij in gesprek met zorgaanbieders blijft over hoe de zorg kwalitatief nog beter kan en spoort ze hiertoe ook aan. Maar het eenzijdig «opleggen» van kwaliteit van zorg, ziet VGZ niet als haar rol in het stelsel.
Welke stappen worden gezet naar reële kostprijsberekening, in plaats van doorberekenen van kosten uit het verleden, zodat dit transparantie en kwaliteit ten goede komen?
Het is aan ziekenhuizen en zorgverzekeraars om prijzen af te spreken voor Diagnose Behandel Combinaties. Om deze partijen beter in staat te stellen reële prijzen voor Diagnose Behandel Combinaties af te spreken, heb ik de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) gevraagd de productstructuur van de spoedeisende hulp (SEH) en de polikliniek onder de loep te nemen. Omdat de hoogte van de prijs daar net het verschil kan maken of iemands eigen risico helemaal of gedeeltelijk wordt aangeslagen, is het juist daar van belang dat er reële prijzen worden gerekend. De NZa heeft daarop besloten dat behandelingen op de SEH en eenvoudige poliklinische behandelingen per 1 januari 2016 worden ingedeeld in lichte, middelzware of zware behandelingen. Hierdoor kunnen ziekenhuizen en zorgverzekeraars prijzen afspreken die reëler aansluiten bij de behandeling.
Daarnaast stelt de NZa een plan van aanpak op voor de doorontwikkeling en vereenvoudiging van de Diagnose Behandel Combinatie-systematiek. Hierover heb ik u in de brief «Voortgang verantwoording en jaarrekeningen medisch specialistische zorg» (11 december 2014) geïnformeerd. In het plan van aanpak besteedt de NZa ook aandacht aan reële prijzen.
Wat zegt het over de werking van het zorgstelsel dat VGZ al eerder heeft aangegeven haar regiefunctie terug te leggen bij de overheid? Wie heeft nu de regie en hoe ziet u uw verantwoordelijkheid hierin?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u ervan op de hoogte dat uit het artikel blijkt dat VGZ en het Martini Ziekenhuis discussie hebben over het contract? Welke rol kan de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) hier in het belang van de patiënt spelen?
VGZ en het Martini Ziekenhuis hebben inmiddels een contract met elkaar gesloten. Als toezichthouder heeft de NZa bij de contractonderhandelingen tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders niet een directe rol. Het is immers aan de zorgverzekeraar om te bepalen met welke aanbieder hij wel of geen contract sluit. In het belang van de patiënt houdt de NZa er wel toezicht op dat zorgverzekeraars tijdig transparant zijn over welke zorgaanbieders gecontracteerd zijn en welke niet. Daarnaast heeft de NZa de regeling «Transparantie zorginkoopproces Zvw» opgesteld die per 1 januari jl. van kracht is in aanvulling op de reeds bestaande aanbevelingen uit de Good Contracting Principles van de NZa (www.nza.nl/1048076/1048133/TH_NR_005__Transparantie_zorginkoopproces_Zvw.pdf). De regeling beoogt de transparantie van het contracteerproces voor zorgaanbieders en zorgverzekeraars te vergroten. Ook rust op elke zorgverzekeraar een zorgplicht, waarop de NZa eveneens toeziet.
Welke stappen worden ondernomen om ervoor te zorgen dat volgend jaar contracten voor 19 november zijn gesloten, en kwaliteit bij inkoop een grotere rol gaat spelen, zoals ook de NZa eerder als wens formuleerde?
In het bestuurlijk overleg medisch-specialistische zorg is onlangs afgesproken om de contracteercyclus te versnellen in het belang van een tijdige en goede informatievoorziening richting verzekerden. Ik ga met de sector in gesprek opdat dit word verbeterd. Zoals ik heb aangegeven in de voortgangsrapportage «Kwaliteit loont» (Tweede Kamer 31 765, nr. 132) zal ik de Kamer hierover voor de zomer van 2016 informeren.
Verzekerden moeten immers uiterlijk 19 november inzicht krijgen in de polissen voor het aankomende jaar, inclusief informatie over welke zorgaanbieders wel en welke niet zijn gecontracteerd, om een goed geïnformeerde beslissing te kunnen nemen over welke polis kiezen bij welke verzekeraar.
Overigens geldt voor het contracteerproces zelf geen deadline. Er bestaat immers contractvrijheid tussen partijen en gedurende het jaar vindt ook bijcontractering plaats. Dat kan heel belangrijk zijn omdat verzekeraars aan hun zorgplicht moeten voldoen.
Om het contracteerproces te faciliteren heeft de NZa kaders opgesteld waarbinnen de onderhandelingen plaatsvinden, zoals het openbaar maken van zorginkoopbeleid per 1 april.
Ik kijk binnenkort met bestuurders van zorginstellingen en verzekeraars terug en vooruit. Zo kan ik mij een beeld vormen van zaken die opgepakt moeten worden om tot een betere contracteerronde te komen voor volgend jaar.
Ten aanzien van het betrekken van kwaliteitsaspecten bij de inkoop verwijs ik naar de antwoorden onder 3 en 5.
Welke rol kunnen patiënten (koepels of verenigingen) spelen bij verbeterde inkoop van zorg op kwaliteit?
Als partijen weten wat ze van elkaar kunnen verwachten over het verloop van het contracteerproces, kan dat de tijd en energie vrijmaken om met elkaar te spreken over de inhoud van de zorg die wordt ingekocht. Vanaf 2016 gelden er dan ook regels voor een transparant zorginkoopproces. In deze regels wordt onder andere bepaald dat zorgverzekeraars én zorgaanbieders beschikbaar moeten zijn voor de andere partij bij vragen of opmerkingen tijdens het contracteerproces en dat het kwaliteitsbeleid helder moet zijn.
Zoals ik uw Kamer eerder heb geantwoord (brief met kenmerk 879741-144909-Z) staat voor mij buiten kijf dat de inbreng van verzekerde patiënten bij de zorginkoop de kwaliteit van de zorg ten goede komt. Zoals u weet heb ik twee wetten in voorbereiding om hun invloed verder te verstevigen bij zowel zorgaanbieders als verzekeraars (inclusief inkoopbeleid).
Van groot belang is ook de rol die patiënten hebben bij het opstellen van kwaliteitsstandaarden en meetinstrumenten. Deze moeten tripartiet, dat wil zeggen door zorgverzekeraars, zorgverleners en patiënten aan het Kwaliteitsinstituut worden aangeboden voor opname in het register. Deze kwaliteitsstandaarden en meetinstrumenten worden gebruikt bij de zorginkoop en daarmee hebben patiënten invloed op het verbeteren van de inkoop van de kwaliteit van zorg.
Het bericht ‘salafisten houden de wacht tijdens jaarwisseling’ |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Ard van der Steur (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat tijdens oud en nieuw in de Haagse Schilderswijk salafisten de wacht houden?1
Bij diverse gelegenheden, waaronder meerdere jaarwisselingen op rij, leveren tal van bewoners van de Schilderswijk (maar ook in andere Haagse wijken) een positieve bijdrage aan een rustig verloop van de jaarwisseling. Dit door te functioneren als ogen en oren voor de politie en eventueel door medebewoners aan te spreken op het veroorzaken van overlast in het kader van oud en nieuw. Het betreft vrijwilligers die een band hebben met maatschappelijke organisaties. Deze vrijwilligers krijgen geen aparte bevoegdheden en worden begeleid door de politie. Ten aanzien van de vrijwilligers moet opgemerkt worden dat het geen beleid is om personen te vragen naar gevoelde verbondenheid. De gemeente Den Haag wil en kan niet vragen naar iemands geloofsovertuiging.
Wat is uw oordeel over het feit dat de gemeente Den Haag samenwerkt met een organisatie die het salafistisch gedachtengoed actief uitdraagt?2
In de lokale context blijft het aan de gemeente om bij de vormgeving van haar integraal veiligheidsbeleid betrokkenheid van organisaties te organiseren. De lokale driehoek bepaalt binnen de eigen lokale context of deze samenwerking wenselijk is. Op 24 februari 2016 heb ik, als bijlage bij de vervolgbrief over het salafisme in Nederland4, een normatief kader naar uw Kamer verzonden. Dit kader kan gemeenten helpen bij het maken van de afweging met welke organisaties in welke context samen te werken, gebaseerd op hun feitelijke gedragingen en de al dan niet onwenselijkheid daarvan binnen de context van de rechtsstaat.
Uw Kamer heeft tijdens het VAO Politie van 8 maart 2016 de motie van het lid Bontes aangenomen. In deze motie wordt de regering verzocht alles in het werk te stellen om de samenwerking van de politie in Den Haag met de As-Soennah moskee tijdens oud en nieuw te beëindigen. Per brief van 14 april 2016 heeft de Minister van Veiligheid en Justitie zijn reactie – die in lijn is met de antwoorden op de hier gestelde vragen – gegeven.
Op welke wijze werkt politie Haaglanden samen met (leden van) de as-Soennah moskee en/of andere salafistische organisaties? Zijn er andere regionale eenheden van de politie die samenwerken met organisaties met salafistische invloeden? Zo ja, welke?
De gemeente en politie in Den Haag hebben contact met een grote verscheidenheid aan burgers en maatschappelijke organisaties in de stad. In de contacten met diverse organisaties is sprake van een dialoog. Een actieve dialoog met lokale gemeenschappen geeft ruimte aan diversiteit en biedt maatschappelijk tegenwicht tegen eventuele problematische gedragingen. Het blijft aan de lokale driehoek om af te wegen met welke organisaties zij samenwerkingsverbanden wenst te onderhouden en hoe deze vorm te geven.
Op welke wijze gaat u het besluit van de Tweede Kamer, dat de samenwerking tussen overheidsinstanties en salafisten moet worden beëindigd, uitvoeren? Welke gevolgen heeft dit besluit voor de samenwerking tussen de gemeente Den Haag en as-Soennah, en welke maatregelen gaat u nemen?3
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht 'Gemeenten doen wat ze zelf willen' |
|
Geert Wilders (PVV), Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ard van der Steur (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gemeenten doen wat ze zelf willen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de breed gedragen mening van de Tweede Kamer dat salafistische organisaties in strijd zijn met de openbare orde, door burgemeesters gehoord en nageleefd dient te worden in plaats dat een burgemeester een salafistische organisatie een rol geeft in de handhaving van de openbare orde? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord 2 en 4 onder set Karabulut (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2701) over «Salafisten houden de wacht tijdens de jaarwisseling».
Wat gaat u doen om Den Haag te vrijwaren van Van Aartsens eigen shariapolitie?
De vrijwilligers krijgen geen aparte bevoegdheden en worden begeleid door de politie. De bevoegdheden van vrijwilligers zijn niet anders dan die van andere burgers. Voor het overige verwijs ik naar de antwoorden op de set Karabulut (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2016–2017, nr. 2701).
Bent u bereid Den Haag uit haar lijden te verlossen door Jozias van Aartsen uit zijn functie te ontheffen? Zo nee, waarom niet?
Het oordeel over het functioneren van de burgemeester van Den Haag is aan de gemeenteraad.
De grote onzekerheid voor thuiszorgmedewerkers en cliënten na thuiszorgwissel in Amstelveen |
|
Renske Leijten (SP), Henk van Gerven (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Maakt u zich ook zorgen over de banen van thuiszorgmedewerkers en de zorg aan cliënten in Amstelveen nu thuiszorgorganisatie Amstelring de aanbesteding heeft verloren en vier andere thuiszorgorganisaties de zorg overnemen? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Op grond van de door de gemeente aan mij verstrekte informatie kan ik u informeren dat thuiszorgorganisatie Amstelring bij de aanbesteding is uitgesloten voor een nieuwe opdracht. Amstelring voldeed niet aan de gestelde voorwaarden om in aanmerking te komen voor gunning van de opdracht. Daarnaast is Amstelveen met de nieuwe aanbesteding in vier wijken verdeeld en is per wijk één aanbieder gecontracteerd. Voorheen werd gewerkt met een open raamcontract.
Aan de gegunde aanbieders is de eis gesteld dat de Amstelveense klanten desgewenst hun huidige thuishulp kunnen behouden. Daarnaast is door de gemeente als eis gesteld dat de gegunde partijen zich aan de cao VVT houden, waaronder de daarin afgesproken regels ten aanzien van de overgang van de ene aanbieder naar de andere, artikel 12.3 van de cao.
Vindt u het ook zo schofterig dat personeel niet wordt overgenomen, maar opnieuw moet solliciteren met verlies van arbeidsvoorwaarden en hoogstwaarschijnlijk geconfronteerd wordt met loondump? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 1.
Onder welke voorwaarden wordt beoogd thuiszorgmedewerkers over te nemen en onder welke schaal uit de functiewaardering gezondheidszorg(FWG) worden zij overgenomen? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren?
Zie antwoord vraag 1.
Is het waar dat de betrokken wethouder beloofd heeft dat cliënten en thuiszorgmedewerkers er niet op achteruit gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
De wethouder heeft toegelicht dat de nieuwe aanbieders er voor moeten zorgen dat de relatie tussen klant en hulp behouden moet blijven als de klant dat wenst en dat de nieuwe aanbieders zich aan de cao VVT moeten houden. Deze voorwaarden maken onderdeel uit van de gunning van de opdracht.
Hoe oordeelt u over de bonus die in de aanbesteding is opgenomen dat thuiszorgorganisaties een bonus van 20% krijgen op het uitgespaarde bedrag, zodra zij mensen na een herindicatie minder zorg kunnen bieden? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Wanneer de gemeente oordeelt dat een cliënt voldoende geholpen is met minder uren hulp in huis, krijgt een aanbieder ter compensatie van het wegvallen van de omzet 20% van deze uren vergoed. De reden hierachter is dat aanbieders zo de gelegenheid krijgen om hun bedrijfsvoering aan te passen aan de nieuwe situatie.
Wat is uw reactie op de uitspraak van thuiszorgmedewerkster S. Verver die aangeeft nu 24 uur per week te werken en bij een nieuwe thuiszorgaanbieder maar 10 uur werk te kunnen krijgen, waarvan ze niet kan leven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Betreffende mevrouw heeft inmiddels een contract getekend bij een van de nieuwe aanbieders, zonder dat zij in uren achteruit is gegaan. De klanten hebben gekozen om haar als hulp te behouden en stappen over naar de aanbieder waar zij in dienst is getreden. De gemeente heeft mij geïnformeerd dat mevrouw heeft ingestemd met het informeren van uw Kamer over haar nieuwe contract.
Vindt u het wenselijk dat cliënten nu gescheiden worden van hun vertrouwde thuiszorgmedewerkers aangezien personeel niet overgenomen wordt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De gemeente heeft juist de eis gesteld dat deze relatie behouden blijft. Uiteraard heeft een medewerker zelf de keuze om te blijven bij de huidige werkgever en kan het daarom voorkomen dat de relatie niet behouden blijft.
Gaat u ingrijpen om te zorgen dat de thuiszorgmedewerkers hun baan behouden en cliënten hun vertrouwde thuiszorgmedewerker? Zo nee, waarom niet?
Nee. De gemeenteraad is actief betrokken bij het onderwerp hulp bij het huishouden. De gemeenteraad van Amstelveen heeft het onderwerp in de raadscommissie Burgers & Samenleving van 2 december 2015 besproken. Amstelveen zet daarbij in op behoud van relatie tussen klant en hulp bij wisselingen ingevolge aanbestedingen in het kader van de Wmo 2015.
De bedreiging van christenen op AZC’s |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Klaas Dijkhoff (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Christen bedreigd op AZC»?1 Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen met dezelfde strekking eerder dit jaar?2
Ja.
Deelt u de mening dat de signalen zoals geuit in het bovengenoemde artikel zeer ernstig zijn?
Elke vorm van intimidatie of bedreiging is ernstig.
Hoe verklaart u het feit dat het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) blijft herhalen dat er geen concrete meldingen zijn gedaan over bedreigingen, intimidatie of discriminatie van christenen op asielzoekerscentra (AZC’s) terwijl belangengroeperingen of geestelijke verzorgers die meldingen wel krijgen?
Het artikel waarnaar wordt verwezen stelt ten onrechte dat er geen meldingen bij het COA zijn gedaan over bedreigingen, intimidatie of discriminatie van christenen op asielzoekerscentra. Er wordt door bewoners wel degelijk melding gedaan bij de COA medewerkers. Het COA begeleidt asielzoekers tijdens hun verblijf op een COA-locatie. De medewerkers zijn getraind om spanningen te signaleren en te interveniëren bij escalatie of dreiging van escalatie. Vanuit deze rol worden zij ook geconfronteerd met christenen die vanwege hun christenzijn spanningen en confrontaties ervaren met andere bewoners en proberen zij hierin te bemiddelen. Daar waar zij zien dat er strafbare feiten zijn gepleegd zullen zij altijd de politie inschakelen.
Het COA voert periodiek en ad hoc overleg met de stichting Gave en heeft afgesproken dat alle meldingen van bewoners die de stichting Gave ontvangt, worden gemeld aan het COA.
Erkent u dat de verklaring hiervoor reeds werd aangegeven in het onderzoek van Deloitte BOI uit 2010 waarin werd gesteld dat de meldingsbereidheid onder asielzoekers laag is? Bent u tevens bereid te erkennen dat de lage meldingsbereidheid onder asielzoekers niet alleen te verklaren valt door gebrek aan bekendheid waar een melding gedaan kan worden?
De bereidheid tot het wel of niet melden van klachten kan zijn ingegeven door meerdere motieven of beweegredenen. Asielzoekers worden voorgelicht dat men voor elk signaal of voorval terecht kan bij COA medewerkers en dat bij vermeende strafbare feiten aangifte kan worden gedaan bij de politie. Op deze wijze tracht het COA de drempel voor het melden van klachten zo laag mogelijk te leggen.
Bent u bereid om nu wel te kiezen voor een onafhankelijk vertrouwenspersoon op COA-locaties?
Nee. Het COA heeft aangegeven sinds het rapport van Deloitte meer aandacht te hebben voor de problematiek van kwetsbare groepen en dat sensitiever wordt opgetreden als bewoners vertellen over de moeilijkheden die ze ervaren. De rol van de COA-medewerker als contactpersoon heeft meer aandacht gekregen. Ook de doorverwijzing naar belangenverenigingen (zoals de stichting Gave) en het faciliteren van deze contacten is een onderdeel hiervan.
Bent u tevens bereid om nauwer contact en samenwerking te faciliteren tussen het COA en belangenorganisaties en geestelijk verzorgers die dergelijke ernstige signalen wel krijgen?
Het COA voert periodiek en ad hoc overleg met de stichting Gave en heeft afgesproken dat alle meldingen van bewoners die de stichting Gave krijgt, worden gemeld aan het COA. Acute meldingen vanuit stichting Gave worden direct opgepakt en zo mogelijk afgehandeld. Elk signaal dat binnenkomt wordt zorgvuldig onderzocht en er volgt een terugkoppeling aan de melder. Dit alles gebeurt binnen de grenzen van de wet bescherming persoonsgegevens.
Bent u bereid om na vijf jaar wederom een onderzoek in te stellen naar de veiligheid en meldingsbereidheid van kwetsbare asielzoekers op COA-locaties? Zo nee, waarom niet?
Het COA heeft mij laten weten dat er geen aanleiding is voor een herhaling van het eerdere onderzoek van Deloitte. Een dergelijk onderzoek heeft pas zin als er signalen zijn die duiden op iets wat we nog niet weten. Door het rapport van Deloitte zijn de kwetsbaarheden heel goed in kaart gebracht. Het COA acteert hier op.
Propaganda tegen mensenrechtenverdedigers in Israël |
|
Rik Grashoff (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de ultranationalistische groepering Im Tirzu een video op internet heeft geplaatst, waarin vier Israëlische mensenrechtenverdedigers en hun organisaties worden geportretteerd als «buitenlandse agenten» die Palestijnse terreuraanslagen faciliteren?1
Ja.
Heeft u er kennis van genomen dat Nederland in die video wordt beschuldigd van het runnen van een «agent» in Israël, waarmee gedoeld wordt op de directeur van The Public Committee Against Torture in Israel, een Israëlische mensenrechtenorganisatie die subsidie van Nederland ontvangt?
In de video worden Nederland, Duitsland, Noorwegen en de Europese Unie ervan beschuldigd «agenten» te hebben «geplant» in Israël. Dit zijn vertegenwoordigers van de Israëlische mensenrechtenorganisaties The Public Committee Against Torture in Israel, Breaking the Silence, HaMoked – Center for the Defense of the Individual en B’tselem. In de video wordt alleen verwezen naar Nederlandse steun voor The Public Committee Against Torture in Israel, hoewel alle vier de organisaties momenteel steun van Nederland ontvangen.
Hoe beoordeelt u de beschuldiging in de video en de manier waarop mensenrechtenverdedigers worden geportretteerd?
De beschuldiging aan het adres van deze vier mensenrechtenverdedigers is een ernstige zaak, die fundamentele rechten als de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van vereniging en vergadering onder druk zet. De beschuldiging veroorzaakt niet alleen risico’s voor de veiligheid van deze specifieke personen maar ook voor het speelveld van NGO’s en de atmosfeer ten aanzien van het onderwerp mensenrechten in het publieke debat in Israël.
Is er door Nederland of namens Nederland publiekelijk of via diplomatieke kanalen gereageerd op de video?
In Israël heeft de video tot veel, zeer gemengde, reacties geleid en aanleiding gegeven tot een stevig debat over de maatschappelijke rol van Israëlische mensenrechtenorganisaties en andere NGO’s van diverse signatuur, alsmede over de mate waarin NGO’s en andere instellingen waaronder politieke partijen worden gefinancierd door buitenlandse overheden of particulieren en over de transparantie waarmee dergelijke financiering geschiedt. De vertegenwoordiger van de Europese Unie heeft de Europese zorgen overgedragen aan de Israëlische autoriteiten over de video van Im Tirzu en de bewegingsruimte van NGO’s. Ik heb tijdens mijn bezoek aan Israël in juli jl. het belang benadrukt van het werk van mensenrechtenorganisaties voor een vrije en diverse samenleving. Nederland blijft deze boodschap uitdragen richting de Israëlische autoriteiten.
Heeft de Likoedpartij, wiens wetsontwerp in de video wordt gepropageerd, zich gedistantieerd van de video of de beweging Im Tirzu?
Het wetsvoorstel dat in de video wordt gepropageerd is een voorstel van Yoav Kisch, Knessetlid voor de Likoedpartij. Kisch heeft afstand genomen van de video en de «agressieve manier van op de persoon spelen» in deze campagne bekritiseerd.
Heeft de Israëlische regering publiekelijk gereageerd op de video van Im Tirzu en de beschuldigingen aan het adres van Nederland en andere Europese landen?
Zie antwoord vraag 4.
Zo nee, wilt u er bij de Israëlische autoriteiten op aandringen de beschuldigingen te veroordelen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de tegenwerking die mensenrechtenorganisaties in Israël ondervinden op een hetze begint te lijken, die de persoonlijke veiligheid van medewerkers van deze organisaties in gevaar brengt?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat de Israëlische autoriteiten moeten waarborgen dat mensenrechtenverdedigers ongehinderd en veilig hun werk kunnen blijven doen? Bent u bereid de Israëlische autoriteiten met klem te vragen dat te doen?
Zie antwoord vraag 4.
Intolerantie in Somalië en Brunei |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het verbod van Kerstfeest in Somalië en Brunei?1
Ja. In zowel Somalië als Brunei geldt het verbod om Kerstfeest te vieren alleen voor moslims. Het is niet-moslims toegestaan in eigen kring het Kerstfeest te vieren.
Bent u het ermee eens dat deze schandelijke inperking van de vrijheid van meningsuiting een reden is om de Nederlandse banden met deze islamitische landen te bevriezen? Zo nee, waarom wilt u banden onderhouden met deze verschrikkelijke landen en culturen?
Vrijheid van godsdienst en levensovertuiging en vrijheid van meningsuiting zijn prioriteiten van het Nederlandse mensenrechtenbeleid. Het bevriezen van de banden met Somalië en Brunei zou het kabinet de mogelijkheid ontnemen hierover met deze landen een dialoog te voeren.
Nederland onderhoudt bilaterale banden met zowel Brunei als Somalië, zowel politiek als economisch. Binnen deze relatie kan op constructieve wijze over mensenrechten worden gesproken. Daarnaast stelt Nederland ook in EU- en VN-verband de mensenrechten in beide landen aan de orde.
Bent u het ermee eens dat iedere Nederlandse steun voor het islamitische bewind in Somalië verkwisting van geld van de Nederlandse belastingbetaler is en dat de Nederlandse militairen in dat moslimland onmiddellijk naar huis moeten komen om hier ons land te beschermen tegen islamitische invasies? Zo nee, waarom wilt u islamitische onderdrukkers steunen?
Nederland deelt het besef van de internationale gemeenschap dat de situatie in Somalië waarschijnlijk zal verslechteren wanneer er geen internationale hulp meer geboden wordt. Vanuit dit oogpunt acht Nederland het van belang om te blijven bijdragen aan de wederopbouw van Somalië en de stabiliteit in het land, onder meer door het bijdragen aan de EU-trainingsmissie in Somalië.
De continuïteit van hospicezorg |
|
Vera Bergkamp (D66), Kees van der Staaij (SGP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Kent u de berichten «Hospice vreest deur te moeten sluiten» en «Directeur Hospice blijft knokken»?1
Ik heb kennis genomen van deze berichten.
Wat is uw reactie op het feit dat Hospice Dignitas een wachtlijst kent, maar dat wegens gebrek aan financiering niet alle acht bedden bezet kunnen worden?
Wachttijden zijn nooit wenselijk en zeker niet wanneer dat betekent dat mensen niet kunnen overlijden waar zij wensen. Zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders dienen goede contractafspraken te maken over te leveren zorg, waarbij het belang van de patiënt centraal moet staan.
Zoals ik in mijn brief van 14 december 20152 aan u heb aangegeven, heb ik recent nog gesprekken gevoerd met zorgverzekeraars en zorgaanbieders om te bezien of er knelpunten zijn bij de inkoop van de specialistische zorg binnen de wijkverpleging, waaronder de palliatieve zorg. Uit deze gesprekken kwam naar voren dat zowel zorgverzekeraars als zorgaanbieders het van groot belang vinden dat palliatieve zorg snel beschikbaar is en tegemoet komt aan de wensen van de patiënt.
Zorgverzekeraars geven aan dat het gecontracteerde zorgaanbod in 2016 grotendeels gelijk is aan dat in 2015. Mocht in de loop van het contracteerjaar blijken dat een zorgverzekeraar toch onvoldoende zorg heeft ingekocht dat dient een zorgverzekeraar bij te contracteren om aan zijn zorgplicht te kunnen voldoen. Ik ga ervan uit dat zorgverzekeraars dat ook zullen doen in het geval van Dignitas. Zorgverzekeraar CZ heeft mij bijvoorbeeld laten weten als zorgaanbieders niet uitkomen met de raming van de hoeveelheid zorg, CZ hen vraagt om contact met CZ op te nemen en te kijken of zij samen tot een oplossing kunnen komen. In geval van Dignitas heeft CZ de oorspronkelijke berekening ook al iets opgehoogd om die reden.
Als iemand niet terecht kan in een hospice van zijn of haar keuze (bijvoorbeeld omdat daar geen bedden beschikbaar zijn of dat de zorgverzekeraar deze zorg elders gecontracteerd heeft) dan dient de zorgverzekeraar een alternatief aan te bieden dat aansluit op de wensen van de patiënt.
Ik vind het van belang dat als iemand palliatieve zorg nodig heeft dat deze zorg dan zo snel mogelijk geleverd wordt op een wijze die aansluit op de wensen van de patiënt. Partijen die verantwoordelijk zijn voor het leveren en financieren van de zorg moeten dit proces zo inrichten dat het voor een patiënt of zijn naasten niet nodig is om eerst door een bureaucratische molen te moeten gaan voor de zorg geleverd kan worden.
Komen wachtlijsten bij hospices vaker voor? Acht u dit bij deze vorm van zorg, die is bedoeld voor mensen die nog maar korte tijd te leven hebben, onwenselijk? Zo ja, hoe wilt u de wachtlijsten voorkomen?
Wachtlijsten bij deze zorgvorm zijn zeer onwenselijk. Wachtlijsten bij individuele hospices worden niet landelijk bijgehouden. Wel zijn cijfers bekend over hoe vaak er een capaciteitsknelpunt optreedt en wat de bezettingsgraad is van bijna-thuishuizen en het deel van de high care hospices die zijn aangesloten bij VPTZ Nederland3 voor 2014; voor 2015 zijn deze cijfers nog niet beschikbaar.
In 2014 konden er van de 8.000 cliënten die gebruik wilden maken van een bed in een hospice aangesloten bij VPTZ, 320 cliënten niet terecht vanwege een tijdelijk tekort aan bedden. Gemiddeld is er sprake van onderbezetting: de bezettingsgraad in 2014 van bijna-thuishuizen bedroeg 69% en van high care hospices 75%.
De conclusie uit deze cijfers is dat lokale tekorten soms voorkomen. Er is volgens de branche niet structureel sprake van wachtlijsten. Het beeld is afhankelijk van de locatie van het hospice, het aantal hospices in een regio en het aantal mensen dat gebruik wil maken van hospicezorg in een bepaalde periode. Binnen de regio’s bestaan vaak instrumenten zoals bellijsten om snel een alternatief te kunnen bieden. In ongeveer 80% van de aanvragen gaat de ondersteuning binnen 3 dagen na aanmelding van start en in bijna de helft van de aanvragen is dat al binnen 24 uur het geval.
Mede door de inzet via de subsidieregeling Palliatieve terminale zorg zijn de laatste jaren nieuwe hospices opgericht. Het aantal cliënten dat door bij VPTZ Nederland aangesloten hospices werd ondersteund steeg dan ook met 16%, van 4.900 in 2010 tot bijna 5.700 in 2014.
Wat is uw reactie op het feit dat twee van de zeven zorgverzekeraars een zorgkostenplafond voor 2016 hebben bepaald, dat slechts een kwart bedraagt van het bedrag dat ze in de eerste negen maanden van 2015 hebben uitgekeerd? Acht u dit een realistisch plafond? Hoe beoordeelt u de situatie dat door dit zorgkostenplafond de mogelijkheid bestaat dat nog tijdens het verblijf van een patiënt het «plafond» wordt bereikt, waardoor niet de volledige kosten voor de patiënt door de zorgverzekeraar vergoed worden? Hoe verhoudt dit zich tot artikel 11 van de Zorgverzekeringswet?
Hospicezorg die vanuit de Zvw wordt ingekocht wordt door zorgverzekeraars met ingang van 2016 rechtstreeks bij de zorgaanbieders ingekocht. Daardoor kunnen er veranderingen optreden in de onderhandelingen en de uiteindelijke contractering. De zorgplafonds worden door zorgverzekeraars in eerste instantie gebaseerd op historische kosten, waarna deze indien nodig kunnen worden bijgesteld in de contractonderhandeling. Zorgverzekeraars hebben zorgplicht, zij moeten verzekerden voorzien van kwalitatief goede zorg die binnen hun bereik is af te nemen en tijdig wordt geleverd. Met betrekking tot de palliatieve zorg heb ik recent bij zorgverzekeraars en zorgaanbieders het belang van goede regionale afspraken benadrukt. Ik heb hen gevraagd om een pro-actieve houding en om er voor te zorgen dat patiënten en hun naasten bij het regelen van tijdige terminale thuiszorg geen belemmeringen ondervinden. Zorgverzekeraars hebben dit inmiddels nogmaals onderschreven.
Wat is uw reactie op het feit dat het hospice geen inkoop- of onderhandelingsgesprekken met de zorgverzekeraars kan voeren? Komt dit vaker voor? Hoe beoordeelt u dit in het kader van de NZa regel «TH/NR-005 «Transparantie zorginkoopproces Zvw»», die per 1 januari a.s. in werking treedt (NZa: Nederlandse Zorgautoriteit)? Kunt u uiteenzetten hoe de NZa hierop zal toezien? Zal deze regel dergelijke situaties kunnen voorkomen?
In de NZa regel «Transparantie zorginkoopproces Zvw» staat dat zowel de zorgverzekeraar als zorgaanbieder, tot het moment waarop de contracten gesloten zijn, beschikbaar moet zijn voor vragen en opmerkingen van de andere partij. In deze regel staat niet dat met elke zorgaanbieder een inkoop- of onderhandelingsgesprek moet worden gevoerd. Gezien het grote aantal zorgaanbieders is het voor zorgverzekeraars niet mogelijk om met elke zorgaanbieder een inkoop- of onderhandelingsgesprek te voeren en wordt er in diverse sectoren met standaardcontracten gewerkt. De NZa ziet toe op het verloop van het contracteerproces en op het naleven van de transparantievoorschriften. Daarnaast kan de invoering van een onafhankelijke geschilbeslechting – zoals aangekondigd in mijn brief Kwaliteit Loont – hierbij een rol vervullen; op dit moment wordt onder coördinatie van Zorgverzekeraars Nederland, samen met de brancheorganisaties van aanbieders, verdere invulling gegeven aan de totstandkoming van een dergelijke geschillencommissie.
Ik heb er vertrouwen in dat zowel de transparantieregeling van de NZa die op 1 januari 2016 in werking is getreden, als de geschillencommissie i.o. positief bijdragen aan inkoop van de specialistische zorg binnen de wijkverpleging.
Voldoen zorgverzekeraars aan hun zorgplicht indien zij een aanbieder die specialistische zorg levert en een regionale functie vervult maar zeer beperkt contracteren?
Zorgverzekeraars hebben zorgplicht voor hun verzekerden. Daarmee dienen zij verzekerden te voorzien van kwalitatief goede zorg die binnen hun bereik is af te nemen en tijdig wordt geleverd. Het inkopen van voldoende zorg is onderdeel van de zorgplicht. Maar verzekeraars hoeven niet met alle zorgaanbieders een contract te sluiten. Er is geen contractverplichting. De zorgverzekeraar zal er vanuit zijn zorgplicht voor zorgen dat er voldoende aanbod aanwezig is van regionale voorzieningen zoals hospices. Als in de loop van het jaar mocht blijken dat de zorgverzekeraar onvoldoende zorg heeft ingekocht, dan zal de zorgverzekeraar moeten overgaan tot bijcontractering om aan de zorgplicht te blijven voldoen.
Kunt u deze vragen nog dit jaar beantwoorden, aangezien het gaat om de financiering voor 2016, die dus nog dit jaar rond moet komen?
Vanwege het kerstreces en afstemming met verzekeraars en de NZa, is het niet mogelijk geweest om de vragen binnen deze korte termijn te beantwoorden.
Het bericht 'Grote steden kiezen massaal voor kolenstroom' |
|
Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Grote steden kiezen massaal voor kolenstroom»?1
Ja.
Op welke wijze past het splitsen van de inkoop van elektriciteit in een deel niet-vergroende stroom op basis van laagste prijs en losse garanties van oorsprong bij het duurzaam inkoopbeleid van de overheid?
Bent u bereid om vóór het zomerreces van 2016 met de sector te komen tot een inkoopbeleid voor groene stroom dat bijdraagt aan het halen van de doelen uit het Energieakkoord? Zo nee, waarom niet?
Bij welke leverancier(s) koopt de rijksoverheid haar elektriciteit in?
Wat is de herkomst van de door de rijksoverheid ingekochte garanties in de periode 2010 tot 2016?
Kunt u een indeling geven van de volumes van door het Rijk ingekochte garanties naar herkomst per land en per soort groene stroom (biomassa, zonne-energie, windenergie et cetera)? Zo nee, waarom niet?
De onderhandelingen van zeven Westfriese gemeenten over de thuiszorg |
|
Henk van Gerven (SP), Tjitske Siderius (SP) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Hoe oordeelt u erover dat thuiszorgaanbieder Zorgkompas landelijke afspraken heeft gemaakt om geen personeel van TSN Thuiszorg over te nemen, indien TSN failliet gaat? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Vindt u het wenselijk dat Zorgkompas wel cliënten van TSN Thuiszorg wil overnemen maar geen personeel, waardoor thuiszorgmedewerkers opnieuw moeten solliciteren op de «eigen baan», met als gevolg dat zij geen ervaringsjaren of periodieken kunnen meenemen of geen HH2 (Huishoudelijke Hulp 2:organisatie van het huishouden inschaling krijgen? Staat een dergelijke werkwijze niet in schril contrast met het gesloten zorgakkoord?
Vindt u het wenselijk dat Zorgkompas geen personeel wil overnemen met het argument dat de thuiszorgmedewerkers van TSN in de hoogste schalen en periodieken zitten, en bij volgende ontslagrondes er een hoge transitievergoeding betaald moet worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat Zorgkompas in feite een kartelafspraak heeft gemaakt met andere aanbieders van thuiszorg met betrekking tot de eventuele overname van personeel en cliënten van TSN? Zo ja, wat vindt u hiervan? Kunt u een uitgebreide toelichting geven?
Wat vindt u ervan dat Zorgkompas, indien TSN failliet gaat, geen koppels van cliënten en thuiszorgmedewerkers wil overnemen, zodat huidige cliënten hun vertrouwde medewerker verliezen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe gaat u uitvoering geven aan de motie Siderius/Van Dijk, waarbij geborgd moet worden dat het personeel de baan, het salaris en de huidige arbeidsvoorwaarden behoudt, en er ingezet wordt op het in stand houden van het «vertrouwde gezicht» voor cliënten?2
Met de brief van 16 december 2015 over de laatste stand van zaken TSN (Kamerstuk 23 235 nr. 122) heb ik de laatste stand van zaken m.b.t. TSN aangegeven.
Zijn er meer thuiszorgorganisaties die dergelijke constructies c.q. kartelafspraken hanteren bij (eventuele) overnames van noodlijdende thuiszorgorganisaties? Wat vindt u hiervan? Op welke wijze gaat het zorgakkoord d.d. 4 december jl. dergelijke constructies aanpakken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bij mij zijn geen kartelafspraken of constructies ten aanzien van overname van thuiszorgorganisaties, zoals door u benoemd, bekend.
Deelt u de mening dat het wenselijk is dat gemeenten in hun verordening opnemen dat, zodra thuiszorgmedewerkers worden overgenomen door een andere partij, dit gebeurt met behoud van vaste rechten en plichten? Zo ja, bent u bereid gemeenten op te roepen en/of te verplichten dit in nieuwe contracten op te nemen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid een regeling in het leven te roepen waarmee thuiszorgorganisaties kunnen worden gecompenseerd, indien thuiszorgorganisaties onvoldoende budget hebben om het personeel met behoud van arbeidsvoorwaarden over te nemen, zodat zij hun baan, arbeidsvoorwaarden en salaris behouden, en hun cliënten hun vertrouwde medewerker? Zo nee, waarom niet?
Hoe gaat u loondump in 2016 voorkomen, indien noodlijdende thuiszorgorganisaties, zoals TSN, failliet gaan? Kunt u uw antwoord toelichten?
Wanneer stopt u met de kaalslag in de thuiszorg en draait u de bezuinigingen op de thuiszorg terug?
Het kabinet biedt met haar beleid perspectief op een houdbare langdurige zorg en ondersteuning waarin de menselijke maat centraal staat. De ontwikkelingen monitor ik zorgvuldig en waar nodig draag ik bij aan het in het vizier houden van dat perspectief, zoals met de in mijn brief van 4 december 2015 geschetste aanpak (Kamerstuk 29 282, nr. 238).
Het bericht betreffende het aanbestedingscircus bij het leerlingenvervoer |
|
Tjitske Siderius (SP) |
|
Sander Dekker (staatssecretaris onderwijs, cultuur en wetenschap) (VVD) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de vergelijking tussen de situaties waarin het leerlingenvervoer en de thuiszorg zich bevinden? Is deze vergelijking volgens u terecht?1
Zowel bij de thuiszorg als het leerlingenvervoer is er sprake van een systematiek van openbare aanbesteding. In beide gevallen geldt dat er in het kader van deze aanbesteding een discussie speelt over de verhouding tussen prijs en kwaliteit.
De verantwoordelijkheid van de uitvoering van het leerlingenvervoer is gedecentraliseerd naar gemeenten. Gemeenten moeten binnen de wettelijke kaders een afweging maken tussen prijs en kwaliteit.
In het handboek «Professioneel aanbesteden leerlingenvervoer» (zie ook www.naarbetercontractvervoer.nl) worden gemeenten geholpen bij het aanbestedingsproces.2 Het handboek geeft tips en voorbeelden over zaken waarvan het belangrijk is dat ze worden meegenomen en meegewogen bij de aanbesteding. In het handboek wordt ook informatie gegeven over de kwaliteit waar het leerlingenvervoer aan zou moeten voldoen. Gemeenten worden gewezen op het belang van een goede verhouding van kwaliteit en prijs bij de aanbesteding. Het blijft echter een keuze van de gemeente hoe zij uiteindelijk, binnen de wettelijke kaders, met de afweging tussen prijs en kwaliteit omgaat.
Wat is uw reactie op het feit dat het vervoer van leerlingen – waarbij vooral sprake is van kwetsbare kinderen – steeds verder verzakelijkt, tot op eisen aan het aantal minuten dat kinderen erover mogen doen om in het busje of de taxi te stappen? Acht u dit een wenselijke situatie?
De verantwoordelijkheid van de uitvoering van het leerlingenvervoer is gedecentraliseerd naar gemeenten. Dit beleid moet worden uitgevoerd binnen de wettelijke kaders. Indien dit niet het geval is, kunnen ouders in bezwaar gaan. Maar ook binnen de wettelijke kaders moeten kinderen op een goede en verantwoorde manier worden vervoerd, waarbij rekening wordt gehouden met individuele verschillen van kinderen. Scholen geven daarom vaak ook algemene voorlichting aan chauffeurs over de verschillende handicaps en specifieke informatie over de kinderen die worden vervoerd.
Acht u het wenselijk dat gemeenten blijkbaar een «race naar de bodem» zijn gestart ten aanzien van de financiering van het leerlingenvervoer? Wat is uw verklaring hiervoor?
Met de monitor leerlingenvervoer wordt tweejaarlijks de aard en omvang van het leerlingenvervoer in Nederland in beeld gebracht. De rapportage van de eerste meting is circa 2 jaar geleden als bijlage bij de vierde voortgangsrapportage passend onderwijs aan de Tweede Kamer aangeboden.3 De monitor geeft inzicht in het aantal leerlingen dat gebruik maakt van de regeling leerlingenvervoer en de hiermee gepaard gaande kosten. In de eerste meting is geconstateerd dat er landelijk, tussen 2011 en 2012, sprake is van per saldo een (kleine) daling van de totale vervoerskosten van zo’n € 10 miljoen (op een totaal van € 230 miljoen). Deze daling is niet als «sterk» te kwalificeren. Veel gemeenten gaven aan dat de (autonome) ontwikkeling van het aantal leerlingen een belangrijke reden was voor een daling van de vervoerskosten.
Deelt u de mening dat er geen sprake meer is van incidenten bij het leerlingenvervoer en dat ingrijpen door de landelijke overheid noodzakelijk is om verdere verschraling van het leerlingenvervoer af te wenden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Nee, ik deel deze mening niet. Mijn ervaring is dat gemeenten zich goed van de wettelijke kaders bewust zijn. Ik heb ook geen signalen ontvangen van gemeenten die zich niet houden aan deze kaders. Indien dit wel het geval is, zal ik contact opnemen met de VNG en de betreffende gemeente(n).
Hoe beoordeelt u de uitspraak van Connexxion dat de huidige bezuinigingsdrift de markt voor het leerlingenvervoer volledig verziekt heeft? Kunt u uw antwoord toelichten?
Door het Europees aanbesteden van het leerlingenvervoer is de aanbestedingsprocedure transparant geworden. Het is zeker niet zo dat de opdracht automatisch gegund wordt aan de aanbieder met de laagste prijs. Het handboek «Professioneel aanbesteden leerlingenvervoer» geeft tips en voorbeelden over zaken waarvan het belangrijk is dat ze worden meegenomen en meegewogen bij de aanbesteding.
Hoe verhoudt uw uitspraak dat de daling van de vervoerskosten niet sterk is zich tot de uitspraak van Connexxion dat er de afgelopen vijf jaar al een bezuinigingsdrift op het leerlingenvervoer zou woeden?2
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u nog steeds van mening dat er voldoende naar de verhouding tussen prijs en kwaliteit gekeken wordt bij het aanbesteden van leerlingenvervoer door gemeenten en kunt u uw antwoord toelichten?
Ze het antwoord op vraag 1.
Hoe staat u tegenover de mogelijkheid om een landelijk basistarief af te spreken voor het leerlingenvervoer, waar gemeenten niet onder mogen gaan zitten? Zie u mogelijkheden voor een landelijk basistarief?
Nee, ik zie geen mogelijkheid voor een landelijk basistarief. De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het leerlingenvervoer ligt bij de gemeenten. Het Rijk kan gemeenten dus niet verplichten tot het opnemen van bepaalde eisen, zoals een landelijk basistarief. Daarnaast zie ik ook geen noodzaak, omdat gemeenten hun taak uitvoeren conform de wettelijke opdracht.
Acht u het wenselijk dat er grote verschillen ontstaan in de wijze waarop gemeenten met aanbestedingen voor het leerlingenvoer omgaan? Hoe schat u de risico’s in voor een toenemende ongelijkheid wanneer de ene gemeente meer geld beschikbaar stelt voor leerlingenvervoer dan de andere? Welke effecten heeft dit op de rechtsongelijkheid tussen inwoners van verschillende gemeenten?
De verantwoordelijkheid voor de uitvoering van het leerlingenvervoer ligt bij de gemeenten. Uiteraard moeten gemeenten bij de uitvoering van het leerlingenvervoer rekening houden met de wettelijke kaders. Gegeven deze wettelijke kaders hebben de gemeenten in Nederland de vrijheid om op hun eigen manier invulling te geven aan hun taak, ook bij het bepalen van de inhoud van hun aanbestedingen. Binnen de wettelijke kaders kunnen er dus verschillen ontstaan in de uitvoering van het leerlingenvervoer tussen gemeenten.
Bent u bereid om uit te zoeken hoeveel er bij de gemeentes wordt uitgegeven aan het leerlingenvervoer, hetgeen bekend zouden moeten zijn door de volgens u transparante aanbestedingen? Kunt u deze gegevens bundelen en naar de Kamer zenden, zodat zij in staat is om een degelijke vergelijking te maken tussen de situatie van 2013 en die van nu? Zo ja, wanneer kan de Kamer deze informatie verwachten. Zo nee, waarom niet?
De monitor leerlingenvervoer geeft inzicht in het aantal leerlingen dat jaarlijks gebruik maakt van de regeling leerlingenvervoer, en de hiermee gepaard gaande kosten. Vervolgmetingen in 2015 en 2017 moeten uitwijzen hoe dit zich de komende jaren ontwikkelt en welke trends daarin zichtbaar worden. Het rapport van de tweede meting over de situatie in 2015 wordt als bijlage bij de negende voorgangsrapportage passend onderwijs in juni 2016 aan de Tweede Kamer aangeboden.
Wat is uw reactie op het feit dat privacygevoelige informatie over leerlingen – zoals adresgegevens, de scholen waar ze naartoe gaan en in een aantal gevallen zelfs de aard van hun beperkingen, gegevens die eenvoudig te herleiden zijn tot een persoon – bij de publicatie van gunningen op TenderNed middels leerlingenlijsten voor iedereen toegankelijk is? Is dit beoogd en acht u dit wenselijk?3
Ik betreur dit ten zeerste. Het publiceren van dergelijke privacygevoelige informatie kan absoluut niet. Ik heb ervoor gezorgd dat de informatie is verwijderd. Ook heeft het ministerie contact opgenomen met de VNG. De VNG heeft toegezegd om bij haar leden aandacht te vragen voor privacygevoelige informatie, ook bij het publiceren van aanbestedingsdocumenten.
Gaat u optreden tegen deze publieke bekendmaking van privacy gevoelige informatie? Waarom wel, of waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 11.
Is het voor het regelen van leerlingenvervoer volgens u net als in de huishoudelijke zorg mogelijk om niet openbaar aan te besteden, maar te werken via een subsidierelatie of via een bestuurlijke aanbesteding, zoals genoemd in het door beide Kamers aangenomen initiatiefwetsvoorstel over aanbestedingen in de huishoudelijke zorg? Kunt u aangeven waarom wel of waarom niet?4
Het is niet mogelijk om te werken via een subsidierelatie. De uitvoering van het leerlingenvervoer is een commerciële activiteit, die door meerdere aanbieders kan worden uitgevoerd. Verder ben ik van mening dat het Europees aanbesteden de aanbestedingsprocedure juist transparant maakt. Bestuurlijk aanbesteden is een methodiek waarbij een gemeente langdurige, flexibele convenanten sluit met leveranciers van zorg- en welzijnsdiensten. Vervoerders vallen daar niet onder.
Welke maatregelen gaat u nemen om verdere verschraling van het leerlingenvervoer te voorkomen?
Gelet op de eerdere antwoorden, ga ik geen maatregelen nemen.