Kamervraag 2017Z00165

Een regeling waarbij leenbijstand, die voor 1 januari 2017 omgezet is in een gift, niet langer leidt tot terugvordering van toeslagen en het (nog) niet uitvoeren van de motie Groot/Omtzigt in deze

Ingediend 10 januari 2017
Beantwoord 1 februari 2017 (na 22 dagen)
Indieners Pieter Omtzigt (CDA), Ed Groot (PvdA)
Beantwoord door Eric Wiebes (staatssecretaris financiën) (VVD), Jetta Klijnsma (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA)
Onderwerpen organisatie en beleid sociale zekerheid
Bron vraag https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kv-tk-2017Z00165.html
Bron antwoord https://zoek.officielebekendmakingen.nl/ah-tk-20162017-1108.html
  • Vraag 1
    Herinnert u zich de problematiek van het «papieren inkomen», namelijk zelfstandigen die leenbijstand krijgen, die in een later jaar in een gift wordt omgezet en in dat jaar meetelt bij het inkomen?

    De Bbz-problematiek van het «papieren inkomen» als gevolg van de omzetting van leenbijstand en haar gevolgen voor de toeslagen zijn mij bekend, evenals de tijd die verstreken is bij het vinden van een oplossing.
    Op 5 juli jl. heb ik de Kamer een brief5 gestuurd en daarin een oplossing aangereikt, eindheffing. Met ingang van 1 januari 2017 is deze eindheffing van toepassing. De vaste commissie voor Financiën heeft in haar vergadering van 13 juli jl. aanvullende vragen6 gesteld naar aanleiding van de brief. In de antwoorden heb ik aangegeven dat de mogelijkheid om de te kiezen oplossing met terugwerkende kracht in werking te laten treden ofwel compensatie voor oude gevallen te geven er niet is. Terugwerkende kracht zou er toe leiden dat achteraf reeds vastgestelde belastbare inkomens moeten worden gecorrigeerd.
    Dit zou een onbeheersbaar proces opleveren resulterend in een stroom van fouten. Dat geldt ook voor de doorwerking van een dergelijke correctie naar de voor dat jaar toepasselijke inkomensafhankelijke regelingen.
    Vervolgens is de motie Groot/Omtzigt ingediend (34 552, nr. 57). In deze motie is mij nogmaals gevraagd een maatwerkoplossing te vinden voor mensen die toeslagen moeten terugbetalen als gevolg van de leenbijstand die voor 1 januari 2017 is omgezet in een gift. De motie lijkt breder te moeten worden uitgelegd dan op het eerste gezicht het geval lijkt. Het lid Omtzigt voegt namelijk toe dat het niet alleen gaat om mensen die in de schuldsanering (Wsnp) beland zijn, maar om alle mensen die toeslag moeten terugbetalen.
    Ik heb in de vergadering van 16 november 2016 aangegeven dat ik er nog één keer naar zou kijken zonder een garantie voor een oplossing. Het verzoek was zwaarwegend; ik ben daarom met een «blanco vel» begonnen, om te bezien of er, mogelijk langs een andere weg, een meer aanvaardbare oplossing te vinden was.
    Er is een aantal varianten onderzocht. Ik heb bekeken of de verschillende varianten zowel vanuit de toeslagontvanger als de Belastingdienst, praktisch uitvoerbaar zijn en juridisch houdbaar. Daar ben ik niet van overtuigd geraakt.
    Ik licht dat toe.
    Beginnend bij de burger die een aanvraag voor compensatie in wil dienen. Hij krijgt te maken met een niet eenvoudig proces, want er moeten bewijsstukken worden overlegd waaruit blijkt a. dat in zijn geval sprake is geweest van een omzetting van leenbijstand in een gift en b. wat de omvang van het fiscale inkomen is dat hieruit is voortgevloeid en c. of op andere wijze al sprake is geweest van compensatie (bijvoorbeeld omdat de gemeente reeds individuele bijzondere bijstand heeft verleend voor de toeslagschuld). Dat is ingewikkeld. Hoe verder terug in de tijd hoe problematischer dit voor de burger kan worden.
    Daarnaast speelt de uitvoeringscomplexiteit bij de Belastingdienst. Het betreft een handmatig en dus foutgevoeliger proces. Aan de hand van de aangeleverde bewijsstukken moet worden vastgesteld welk deel van het eerder vastgestelde recht op toeslag c.q. welk deel van de nog openstaande toeslagschuld betrekking heeft op de omzetting van leenbijstand in een gift.
    In de motie wordt gevraagd om mensen met een toeslagschuld te compenseren. Dit betekent dat er bij het verstrekken van compensatie een verschil wordt gemaakt tussen mensen die hun schuld al hebben betaald en mensen die nog een schuld hebben. Dit leidt tot ontoelaatbare rechtsongelijkheid. Beide groepen burgers hadden een papieren inkomen waardoor een toeslagschuld ontstond. De ene groep heeft deze schuld al afgelost en komt daardoor niet meer in aanmerking voor een compensatie. De groep die de toeslagschuld (nog) niet afgelost heeft, komt wel voor deze compensatie in aanmerking. Dit appelleert slecht aan het rechtsgevoel.
    Dit geldt ook, of zelfs in een nog sterkere mate, als de te compenseren groep nog verder zou worden beperkt tot de groep die kan aantonen dat zij als gevolg van de omzetting van de leenbijstand in een gift in een schuldsanering terecht zijn gekomen. Nog afgezien van het feit dat er geen budgettaire dekking is voor een dergelijke compensatie en de bijbehorende uitvoeringskosten, lijken mij deze compensatievarianten vanuit een oogpunt van gelijke behandeling niet acceptabel.
    Gelet op vorenstaande is vervolgens onderzocht of het mogelijk is om alle Bbz-gerechtigden die nadeel hebben ondervonden van het papieren inkomen te compenseren, ongeacht of zij nog een toeslagschuld hebben openstaan.
    In de meest verstrekkende vorm zou dan teruggegaan kunnen worden tot het moment dat de toeslagen zijn ingevoerd (in het jaar 2006). Dit zou ertoe leiden dat er in totaal zo’n 10.000 tot 15.000 mogelijke verzoeken moeten worden behandeld (1.000–1.500 per jaar). Hiermee zou een budgettair effect van naar schatting € 50 miljoen aan programmageld (€ 5 miljoen per jaar) gemoeid zijn en € 6 miljoen aan uitvoeringskosten (€ 0,6 miljoen per jaar). Hiervoor is geen budgettaire dekking.
    Gedacht zou kunnen worden om de compensatie voor alle Bbz-gerechtigden dan nog in de tijd te beperken tot bijvoorbeeld de jaren 2015 en 2016 (aanhakend bij het jaar waarin de toezegging aan de Nationale ombudsman is gedaan te zoeken naar een structurele oplossing). Echter, ook daarvoor is geen budgettaire dekking. De kosten van deze variant bedragen zo’n € 10 miljoen programmageld en € 1,2 miljoen uitvoeringskosten. Bovendien is ook deze variant juridisch risicovol vanuit een oogpunt van gelijke behandeling, omdat de begrenzing tot de jaren 2015 en 2016 niet een duidelijke objectieve afbakeningsgrond heeft. Hoewel ik de wens van uw Kamer begrijp, zie ik gelet op het vorenstaande, dan ook geen mogelijkheden om tot een juridisch goed verdedigbare en tevens betaalbare maatwerkoplossing te komen en uw motie uit te voeren.
    Toch wil ik benadrukken, zoals ik al in mijn brief van 5 juli jl. heb gedaan, dat de Belastingdienst/Toeslagen de mogelijkheid van een betalingsregeling in maximaal 24 termijnen biedt. Indien het niet mogelijk is om aan deze regeling te voldoen is het ook mogelijk een lager bedrag te betalen. Hiertoe kan een persoonlijke betalingsregeling worden aangevraagd op basis van de beschikbare betalingscapaciteit. Mocht er een restbedrag overblijven dan wordt er niet verder bemoeilijkt.
    Tot slot, u vraagt mij of de relatief hoge eindheffing over bijstandsinkomen tot problemen of klachten bij gemeentes leidt. Daarover heb ik tot op heden geen signalen ontvangen.

  • Vraag 2
    Beseft u dat mensen met een relatief laag inkomen (soms vlak boven het bijstandsniveau) hierdoor alle toeslagen (huurtoeslag, zorgtoeslag) moeten terugbetalen?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 3
    Beseft u dat velen van deze mensen op een effectief inkomen uitkomen dat ver onder het bijstandsniveau uitkomt, terwijl zij juist gedaan hebben wat de overheid wilde, namelijk ondernemen om in eigen onderhoud te voorzien?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 4
    Herinnert u zich dat de Nationale ombudsman in 2014 hierover aan de bel trok bij u beiden en u verzocht binnen drie weken een structurele oplossing te treffen?1

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 5
    Herinnert u zich dat de Nationale ombudsman u in overweging gaf om ook voor bestaande gevallen een regeling te treffen?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 6
    Herinnert u zich dat het kabinet pas acht maanden later, in juli 2015, reageerde en wel zonder oplossing?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 7
    Herinnert u zich ook dat u ondertussen alle verzoeken tot toepassing van de hardheidsclausule afwees?2

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 8
    Herinnert u zich dat de Kamer bleef aandringen op een oplossing en dat er pas sinds 1 januari 2017 een oplossing is, namelijk dat de omzetting van leenbijstand in een gift onder de eindheffing gebracht is?3

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 9
    Leidt de relatief hoge eindheffing over bijstandsinkomen tot problemen of klachten bij gemeentes?

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 10
    Herinnert u zich dat de motie Groot/Omtzigt u verzocht om voor 31 december 2016 een regeling te treffen voor bestaande gevallen, zoals de Nationale ombudsman u jaren geleden al verzocht heeft?4

    Zie antwoord vraag 1.

  • Vraag 11
    Kunt u een voorstel tot zo'n regeling binnen een week aan de Kamer doen toekomen, samen met uw antwoorden op deze vragen?

    Zie antwoord vraag 1.


Kamervraag document nummer: kv-tk-2017Z00165
Volledige titel: Een regeling waarbij leenbijstand, die voor 1 januari 2017 omgezet is in een gift, niet langer leidt tot terugvordering van toeslagen en het (nog) niet uitvoeren van de motie Groot/Omtzigt in deze
Kamerantwoord document nummer: ah-tk-20162017-1108
Volledige titel: Antwoord op vragen van de leden Omtzigt en Groot over een regeling waarbij leenbijstand, die voor 1 januari 2017 omgezet is in een gift, niet langer leidt tot terugvordering van toeslagen en het (nog) niet uitvoeren van de motie Groot/Omtzigt in deze