Doorboringen van het rioolstelsel |
|
Albert de Vries (PvdA) |
|
Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
![]() |
Kent u rapport «Doorboringen van riolen door kabels en leidingen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het zaak is om, gelet op de enorme aantallen incidenten (het rapport noemt ca. 16.000 doorboringen van telecom-, gas-, elektriciteits- en drinkwaterleidingen) en de daaraan verbonden gevaren en kosten, preventieve maatregelen te bevorderen?
De opsteller van het rapport, de stichting RIONED, heeft een correctie aangebracht naar aanleiding van nieuwe berekeningen. Het genoemde aantal doorboringen van 16.000 is gecorrigeerd naar 4000.
Ik deel overigens de mening om preventieve maatregelen te bevorderen. Sinds een tiental jaren werkt de sector samen met de overheid aan het terugdringen van graafschades. In juli 2008 is tevens de Wet informatie-uitwisseling ondergrondse netten (Wion) in werking getreden. Een verplichting in de Wion is dat grondroerders verplicht ligginginformatie van kabels en leidingen opvragen, de zogenaamde graafmelding, voordat gegraven wordt.
Artikel 51 van de Wion geeft aan dat binnen 5 jaar de Wion geëvalueerd wordt en de Tweede Kamer geïnformeerd wordt over de resultaten daarvan. Dit is voorzien voor het eerste kwartaal van 2013.
Kunt u aangeven in hoeverre de registratie van leidingen (ligging tracés inclusief diepte) via het Kabels en Leidingen Informatie Centrum (KLIC-infosysteem) bij de Kadasters nog actueel is en in welke mate de beschikbare informatie door aannemers wordt geraadpleegd? Kortom, wordt in uw ogen in voldoende mate voldaan aan de meldings- en raadpleegplicht van het KLIC-systeem?
De netbeheerders houden voor het beheer en onderhoud van hun netten registraties bij. Het gaat daarbij o.a. om de ligging en diepte van het net en de technische kenmerken en specificaties. In het kader van WION zijn minimum-eisen gesteld aan de inrichting van die registraties en de wijze van informatie uitwisseling. De diepteligging van een kabel of leiding zijn geen onderdeel van die verplichting, omdat de diepteligging in de tijd kan variëren afhankelijk van de grondsoort en omgevingsinvloeden. Opnemen van de diepteligging in de verplichting zou deels een schijnzekerheid inhouden.
In hoeverre de registraties van netbeheerders correct zijn is moeilijk vast te stellen. Het betreft namelijk netten die gedurende vele decennia zijn aangelegd en ingetekend, met de nauwkeurigheid van volgens de toenmalige stand der techniek. Verder kunnen er omstandigheden zijn waardoor de feitelijke ligging van een net gaat afwijken zonder dat een netbeheerder daar kennis van krijgt om daarmee zijn registratie aan te passen.
Nieuw aangelegde en gewijzigde netten moeten door de netbeheerders binnen de wettelijke termijn van 30 dagen worden verwerkt in hun registratie en zijn daarmee beschikbaar voor grondroerders. Als borgingmechanisme voor het op orde brengen van de kwaliteit van de registraties is daarnaast de verplichting voor grondroerders tot het melden van afwijkende situaties in de wet opgenomen. Daarvan is in achterliggende jaren slechts spaarzaam gebruik gemaakt. In de evaluatie van WION die binnenkort aan de Kamer zal worden voorgelegd heeft dit aandacht gekregen
De resultaten van de evaluatie van de WION gaan onder andere in op de mate waarin de verplichtingen nageleefd worden. De Tweede Kamer wordt geïnformeerd over deze resultaten. Dit is voorzien voor het eerste kwartaal van 2013.
Op welke wijze en door welke instantie vindt handhaving plaats van de meldings- en raadpleegplicht van het KLIC-systeem? Staan er sancties (boetes) op overtredingen? Zo ja, hoeveel, en tot welk bedrag zijn er dan in 2012 opgelegd? Zo nee, ziet u dan aanleiding om het kadaster te vragen om de handhaving met een boetesysteem (beter) toe te (laten) passen?
Het toezicht op de naleving van de WION is een taak van het Agentschap Telecom. Het Kadaster heeft een uitvoerende taak voor wat betreft het mogelijk maken van de informatie-uitwisseling.
Agentschap Telecom kan na constatering van een overtreding van de WION een last onder dwangsom of een bestuurlijke boete opleggen.
De hoogte van de op te leggen bestuurlijke boete bedraagt maximaal € 450.000,– voor bijzondere gevallen en maximaal € 100.000,– voor de meeste overtredingen. In 2012 heeft het agentschap 44 sancties opgelegd voor overtredingen van de WION. De hoogste boete die in 2012 voor een overtreding van de WION door het agentschap is opgelegd, is een boete van € 100.000,–. In totaal heeft Agentschap Telecom in 2012 voor € 303.250 aan boetes en voor € 12.500 aan lasten onder dwangsom opgelegd.
Deelt u de mening dat het zaak is om op korte termijn met de VNG, de betrokken netwerkbeheerders en met de koepels van aannemingsbedrijven in de Grond, Weg- en Waterbouw-sector (GWW-sector) tot concrete maatregelen te komen om het aantal incidenten drastisch terug te dringen?
In het kader van de Wion en het beleid op het gebied van terugdringen van graafschades wordt regelmatig overlegd met de sector via het Kabel en Leidingen Overleg (KLO). Hierin nemen koepels en branchevertegenwoordigers van grondroerders en netbeheerders deel, waaronder een vertegenwoordiging van de gemeenten. Ook Rioned is in het KLO vertegenwoordigd. Een activiteit van het KLO is het opstellen van richtlijnen voor de sector op het gebied van o.a. zorgvuldig graven en zorgvuldig opdrachtgeverschap.
Daarnaast voert het Kadaster periodiek overleg met de sectorvertegenwoordigers over de operationele en technische aspecten van de informatie-uitwisseling.
Aan de hand van de resultaten van de evaluatie van de WION zal bezien worden of het noodzakelijk is aanvullende maatregelen te nemen
Het gebruik van Yammer door Nederlandse overheidsinstanties en de onbeperkte toegang van Amerikaanse autoriteiten tot die gegevens |
|
Arjan El Fassed (GL) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht dat Amerikaanse autoriteiten via het sociale medium Yammer onbeperkt en ongecontroleerd toegang hebben tot gegevens van Nederlandse overheidsinstellingen?1 Zo ja, klopt dit bericht?
Er is geen sprake van een onbeperkte en ongecontroleerde toegang voor de Amerikaanse autoriteiten. Ik verwijs in dit verband naar mijn antwoorden op vragen van het lid Schouw van uw Kamer over de Patriot Act (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2011–2012, nr. 2710).
Waarom wordt gebruik gemaakt van Yammer? Is van te voren precies onderzocht welke risico’s verbonden zijn aan het gebruik van dit sociale medium? Zo ja, hoe is het risico dat Amerikaanse autoriteiten onbeperkt en ongecontroleerd toegang hebben tot Nederlandse gegevens beoordeeld? Zo nee, waarom vond een dergelijke risicoanalyse niet plaats?
Een aantal ministeries gebruikt Yammer voor interne communicatie. Voor het gebruik van sociale netwerken zijn interdepartementaal algemene uitgangspunten vastgesteld die een verantwoord gebruik bevorderen en de risico’s van misbruik ondervangen.2 Deze zijn dus ook van toepassing op het gebruik van Yammer. Een van deze uitgangspunten is dat geen vertrouwelijke informatie mag worden gedeeld. Voort verwijs ik naar het antwoord op vraag 1.
Om welke gegevens gaat het precies? Betreft het hier ook vertrouwelijke gegevens van individuele burgers?
Zie antwoord vraag 2.
Welke maatregelen neemt u zich voor om dit lek acuut te dichten? Welke lessen leert u hieruit over informatiebeveiliging?
Ik ben niet van mening dat er sprake is van een lek. Ik overweeg dan ook geen aanvullende maatregelen.
De Uitlevering van een Nederlandse hacker David S. aan de Verenigde Staten door Roemenië |
|
Harry van Bommel |
|
Uri Rosenthal (minister buitenlandse zaken) (VVD), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de EenVandaag rapportage over de uitlevering van de Nederlander David S. aan de Verenigde Staten?1
Ja.
Waren de Nederlandse autoriteiten bekend met een Amerikaans onderzoek naar de activiteiten van David S? Zo ja, op welk moment?
Het Openbaar Ministerie heeft mij meegedeeld dat in december 2011 bij het Team High Tech Crime van het KLPD informatie is binnengekomen van de Amerikaanse autoriteiten die zag op de betrokkenheid van de betreffende persoon bij meerdere strafbare feiten. Ook is het KLPD kort voordat betrokkene naar Roemenië zou afreizen door de Amerikaanse autoriteiten geïnformeerd over deze reis. Het voorgaande heeft in Nederland niet tot opsporingshandelingen geleid.
Nederland was niet van (het voornemen tot) de aanhouding van betrokkene in Roemenië op de hoogte. Na deze aanhouding deden de Verenigde Staten een rechtshulpverzoek aan Nederland. Daarin wordt verzocht om het verrichten van enkele onderzoekshandelingen in Nederland. Dit verzoek is nog in behandeling. Op de verdere inhoud van dat verzoek kan ik niet ingaan, omdat daardoor een lopend buitenlands opsporingsonderzoek zou kunnen worden geschaad.
Mij zijn geen details bekend over de basis waarop de Roemeense autoriteiten betrokkene hebben aangehouden noch over de verzoeken die daaraan vooraf gingen. Het ontbreekt mij bovendien aan een grondslag om hier navraag naar te doen, nu ik geen partij ben in de uitleveringsprocedure tussen twee andere landen. Het enkele feit dat de verdachte Nederlander is, maakt dat niet anders.
Is in het kader van dit onderzoek door Nederland rechtshulp verleend? Zo ja, waar bestond die uit?
Zie antwoord vraag 2.
Is er in Nederland gebruik gemaakt van bijzondere opsporingsbevoegdheden, bijvoorbeeld het gebruik van taps en observatie, zoals bedoeld in de Wet Bijzondere Opsporingsbevoegdheden (BOB)? Zo ja, door wie en met wiens toestemming?
Zie antwoord vraag 2.
Op welk moment werd Nederland geïnformeerd dat er een Amerikaans aanhoudingsbevel was uitgevaardigd tegen David S. en wie kende deze informatie?
Nederland is hierover niet geïnformeerd en de Verenigde Staten hebben geen aanhoudingsbevel aan Nederland gericht. Het uitleveringsverdrag dat tussen Nederland en de Verenigde Staten geldt (Trb. 2004, nr. 299) bepaalt over verzoeken om voorlopige aanhouding dat deze aan de Minister van Veiligheid en Justitie moeten worden gericht. Deze heeft een dergelijk verzoek evenwel niet ontvangen en heeft hierover evenmin overleg gevoerd met de Verenigde Staten. Aangezien de Minister van Veiligheid en Justitie hierover geen contact heeft gehad met de Amerikaanse autoriteiten, kan ik niet zeggen waarom men heeft gekozen voor aanhouding buiten Nederland.
Is het waar dat Roemenië op basis van een opsporingsbevel van Interpol David S. heeft aangehouden? Zo ja, waarom leidde dit opsporingsbevel niet tot zijn arrestatie in Nederland?
Zie antwoord vraag 2.
Was bij de Nederlandse justitie bekend dat David S. naar Roemenië zou reizen, bijvoorbeeld door het gebruik van taps? Indien neen, is u bekend op basis van welke informatie de Roemeense autoriteiten David S. direct na aankomst in Roemenië konden arresteren?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is niet gekozen voor aanhouding in Nederland? Is hierover overleg gevoerd met de Amerikaanse autoriteiten? Zo ja, op welk niveau, door wie?
Zie antwoord vraag 5.
Is David S. via Nederland naar de Verenigde Staten gevlogen? Indien ja, wanneer? Indien neen, waarom niet?
Indien de Verenigde Staten betrokkene via Nederland hadden willen laten reizen, dan was daartoe een formeel verzoek om doortocht noodzakelijk geweest. Een dergelijk verzoek is niet gedaan.
Netneutraliteit |
|
Elbert Dijkgraaf (SGP) |
|
Liesbeth Spies (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van een recent weblogbericht van Eurocommissaris Kroes (Digitale agenda) over netneutraliteit1 en de presentatie van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (OPTA) op een conferentie in Roemenië over netneutraliteit (d.d. 5 juni jl.)?2
Ja.
Deelt u de kritiek van Eurocommissaris Kroes op de Nederlandse implementatie van netneutraliteit zoals verwoordt in haar weblog: «But I do not propose to force each and every operator to provide full Internet: it is for consumers to vote with their feet.»?
Nee, die kritiek deel ik niet. Ten eerste haar punt over variatie in het aanbod van internettoegang. Ik vind het ook goed als consumenten kunnen kiezen tussen verschillende abonnementsvormen. Die ruimte biedt onze wet waarin netneutraliteit is voorgeschreven ook. Zo kunnen verschillende abonnementsvormen worden aangeboden in relatie tot het verbruik door de consument, zoals de hoeveelheid verbruikte data, of de geboden kwaliteit, zoals de bandbreedte. De wet biedt echter geen ruimte voor abonnementsvormen waarbij een aanbieder van internettoegang bepaalde diensten blokkeert, omdat die concurreren met zijn eigen diensten. Ik vind het uitgangspunt van netneutraliteit met inachtneming van de resterende mogelijkheid om verschillende abonnementsvormen aan te bieden belangrijker dan de beschikbaarheid van abonnementen waarbij Voice over IP wordt geblokkeerd. Ten tweede stelt Eurocommissaris Kroes dat zij vertrouwt op marktwerking om onwenselijke praktijken uit te bannen. Ik heb daar minder vertrouwen in, omdat mijn inziens de prikkels in de markt verkeerd liggen. Dat onbeperkte toegang tot het gehele internet grote maatschappelijke en economische meerwaarde heeft, is voor de individuele aanbieder van een internettoegangsdienst economisch niet relevant.
Van een aanbieder van internettoegangsdiensten kan daarom niet worden verwacht dat hij uit eigen beweging diensten doorgeeft die concurreren met zijn eigen verdienmodel. De situatie zoals die zich vorig jaar in Nederland voordeed illustreert dit. De grootste mobiele aanbieders kondigden aan bepaalde concurrerende diensten alleen nog toe te staan in duurdere abonnementen. Daarmee kwam de mogelijkheid voor consumenten om te «stemmen met hun voeten» onder druk te staan. Ik heb daarom onvoldoende vertrouwen dat marktwerking de grote belangen die op het spel staan borgt. En die belangen zijn te groot om daar een risico te lopen. In de eerste plaats denk ik aan de vrijheid van meningsuiting en de ontvangstvrijheid: burgers mogen op internet in hun uitingsvrijheid en toegang tot informatie niet worden beperkt door keuzes van hun internetprovider. Ten tweede aan keuzevrijheid: consumenten moeten zelf kunnen bepalen welke diensten ze gebruiken via hun internetverbinding. Ten derde zorgt een open internet voor een platform waarover aanbieders van toepassingen en applicaties zonder belemmering hun diensten kunnen aanbieden, zonder daarbij afhankelijk te zijn van de toestemming van een aanbieder van internettoegang. De laagdrempeligheid om diensten te ontwikkelen en het (daardoor) grote aantal potentiële aanbieders zorgt ervoor dat elke klant een toepassing kan vinden die bij hem of haar past. Niet alleen de internettoegang als zodanig, maar met name ook de algemene beschikbaarheid van diensten en toepassingen vormen een meerwaarde voor economie en maatschappij.
In hoeverre is de Nederlandse implementatie van netneutraliteit via de gewijzigde Telecommunicatiewet (Kamerstukken 32 549 en 32 403) strijdig met de geest en de inhoud van de Europese Telecommunicatierichtlijnen?
De Nederlandse implementatie van netneutraliteit is niet strijdig met de inhoud van Europese Telecommunicatierichtlijnen. Zij is juist in de geest van die richtlijnen. In artikel 8, derde lid, onder g, van de Kaderrichtlijn gaat het er immers om dat de eindgebruiker vrij is informatie te vergaren en verspreiden en diensten en toepassingen van zijn keuze te gebruiken. Daar geeft de Nederlandse Telecommunicatiewet uitvoering aan.
Deelt u de bezwaren van de OPTA dat de Nederlandse implementatie van netneutraliteit niet proportioneel is en dat het juist ook nadelen kan hebben voor het welzijn en de keuzevrijheid van consumenten?
In het antwoord op vraag 2 ben ik ingegaan op het belang, met name ook voor consumenten, om netneutraliteit bij wet te borgen. Met artikel 7.4a Telecommunicatiewet is het beginsel van netneutraliteit in de wet verankerd. Het artikel is geformuleerd als een algemeen verbod, waarbij de proportionaliteit echter niet uit het oog wordt verloren; er zijn uitzonderingen op dit verbod voor de bij wet genoemde gevallen. De uitzonderingen geven aan in welke situaties belemmering of vertraging van verkeer door de aanbieder geen bezwaar oplevert, gezien de belangen die netneutraliteit beoogt te beschermen en de belangen van die uitzonderingen. Verder zij er in het kader van de proportionaliteit op gewezen dat de netneutraliteitsbepaling zich beperkt tot het bieden van internettoegang. Dit betekent dat de regeling er niet aan in de weg staat dat ondernemingen via het internet losse diensten aanbieden, zoals bijvoorbeeld een VOIP only dienst. Het aanbieden van een op een specifieke behoefte van de gebruiker gerichte dienst blijft dus mogelijk. Tevens blijft het mogelijk om managed services te bieden waarbij bandbreedte wordt gereserveerd voor IP gebaseerde diensten die via het eigen netwerk worden aangeboden, zoals IPTV.
De gekozen formulering in de wet (een algemeen verbod met gespecificeerde uitzonderingen) voorkomt dat nu nog onvoorziene ontwikkelingen in de toekomst ertoe kunnen leiden dat het verbod om verkeer te belemmeren of vertragen wordt omzeild. Tegelijkertijd is daarmee niet volledig uit te sluiten dat op enig moment mogelijk gewenste abonnementsvormen in Nederland in strijd kunnen zijn met de wet. De parlementaire discussie bij de behandeling van het wetsvoorstel over het al dan niet toestaan van door consumenten op grond van ideologische motieven gewenste internetfiltering illustreert dit. Ondanks dat er begrip bestond voor een dergelijk abonnement, wilde een meerderheid van de Tweede Kamer uiteindelijk niet het risico lopen dat netneutraliteit wordt aangetast door ISP’s die mogelijk de randen van de wet opzoeken als de uitzondering van het subamendement van de leden Dijkgraaf en Verburg (TK 2010–2011, 32 549, nr. 33) ook in de wet zou worden opgenomen. Daarbij werd meegewogen dat er alternatieven beschikbaar zijn waarmee consumenten zelf internet kunnen filteren.
In hoeverre is het verbod op door een grote groep internetgebruikers gewenste internetfiltering door providers op grond van ideologische motieven strijdig met artikel 7 van de Nederlandse grondwet en artikel 10 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM), met daarin de zinsnede «Dit recht omvat (...) de vrijheid om inlichtingen of denkbeelden te ontvangen of te verstrekken, zonder inmenging van enig openbaar gezag en ongeacht grenzen.» (lid1)?
De wettelijke bepaling met betrekking tot netneutraliteit is niet strijdig met artikel 7 van de Grondwet en artikel 10 van het EVRM. De wettelijke bepaling met betrekking tot netneutraliteit is juist gericht op het borgen van de vrijheid van eenieder om informatie te ontvangen of te verstrekken, zonder dat aanbieders van internettoegangsdiensten zich mengen in het gedrag van hun klanten op internet. De bepaling voorkomt dat aanbieders van internettoegang diensten of toepassingen op het internet blokkeren. Het tot aanbieders van internettoegang gerichte verbod staat er echter niet aan in de weg dat internetgebruikers die dat wensen toegang tot bepaalde diensten of toepassingen zelf blokkeren of laten blokkeren. Als consumenten op grond van ideologische motieven internetfiltering willen, bestaan er alternatieven. Consumenten kunnen er zelf voor kiezen om een filter te plaatsen, bijvoorbeeld op hun router of computer. Ze kunnen het filteren echter ook door derden, waaronder de aanbieder van internettoegang, laten doen. Daarbij is het ook toegestaan dat de filtering plaatsvindt op netwerkniveau. Voorwaarde is wel dat de internetgebruiker zonder tussenkomst van de aanbieder van internettoegang een einde kan maken aan de filtering. Hiermee is optimaal gewaarborgd dat de internetgebruiker toegang kan krijgen tot die delen van het internet die hij zelf wenst.
Bent u van mening dat onder meer het verbod op internetfiltering door providers op grond van ideologische motieven en de vraag van consumenten wordt ondergraven door de kritiek van zowel Eurocommissaris Kroes als de OPTA?
Nee, hiervoor verwijs ik naar het antwoord op vraag 4 en 5.
Bent u bereid de OPTA op korte termijn te laten kijken naar de wijze waarop Nederland netneutraliteit heeft geïmplementeerd en of daarmee op proportionele wijze tegemoetgekomen is aan de wensen van consumenten en de daadwerkelijke problemen?
Ik zie het nut van zo’n onderzoek op dit moment niet in, omdat de wet net door de Staten-Generaal is aangenomen. Voor een evaluatie is het te vroeg aangezien de wet nog in werking moet treden en vervolgens enige tijd in werking moet zijn om de daadwerkelijke effecten in de praktijk te kunnen beoordelen.
De inzet van studenten bij internetpatrouilles |
|
Magda Berndsen (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht op nu.nl over het gebruik van studenten bij de opsporing van cybercriminaliteit?1
Ja.
Op basis van welke rechtsgrond vindt deze proef plaats? Welke rechtsgrond ligt ten grondslag aan de gebruikte opsporingsbevoegdheid?
Het korps Kennemerland en het Openbaar Ministerie hebben mij het volgende meegedeeld. In de pilot wordt een methode uitgeprobeerd waarin met flexibele inzet van interne en externe deskundigen en in samenwerking met het Openbaar Ministerie strafbare feiten op internet worden aangepakt. De werkzaamheden van de externe deskundigen, onder wie studenten, beperken zich tot het themagericht signaleren binnen open bronnen op internet. Dit houdt in dat zij actief zijn in de fase voorafgaand aan (eventuele) opsporing, zonder dat er gebruik hoeft te worden gemaakt van opsporingsbevoegdheden. De externe deskundigen zijn aangetrokken omdat zij goed thuis zijn op internet en snel beschikbaar zijn.
Voor de inzet van zowel de interne als externe deskundigen in de pilot worden passende voorzorgs- en veiligheidsmaatregelen in acht genomen die behoren tot de normale werkwijzen binnen de politie. De externe deskundigen werken op anonieme computers van de politie, en maken daarbij geen gebruik van hun eigen naam of een andere naam.
Op welke misdrijven en/of overtredingen is de proef precies gericht? Voor welke misdrijven en/of overtredingen kan deze opsporingstechniek nog meer worden toegepast of wordt die al toegepast?
De pilot liep tot en met 30 juni 2012 en is gericht op het aanpakken van de handel in illegale drugs en valse medicijnen op internet en het aanpakken van online loverboys. De resultaten van de pilot worden opgeleverd aan het Programma Aanpak Cybercrime van de Raad van Korpschefs. Deze Raad zal afhankelijk van de resultaten besluiten of, en zo ja op welke manier, hieraan een vervolg wordt gegeven. Indien de pilot zou leiden tot een landelijke uitrol die veel impact heeft op het politiewerk, zal daaraan aandacht worden besteed in de jaarstukken van de politie. Deze jaarstukken worden aan uw Kamer voorgelegd.
Hoe is de privacy van de internetgebruikers geborgd?
De externe deskundigen, waaronder de studenten, gebruiken alleen open bronnen. Als wordt overgegaan tot een opsporingsonderzoek, worden door opsporingsambtenaren de wettelijke bevoegdheden en bestaande werkwijze van de politie gehanteerd, waarmee de privacy van burgers op internet is gewaarborgd.
Wat zijn risico’s voor uitlokking?
Er is geen sprake van uitlokking. De suggestie dat in deze pilot studenten als lokaas zouden worden ingezet, is onjuist.
Tot wanneer duurt de proef? Welke resultaten worden beoogd? Wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
Zie antwoord vraag 3.
Waarom is er gekozen om studenten in te zetten voor online opsporingsactiviteiten? Werken de studenten onder hun eigen naam? Hoe wordt de veiligheid van de studenten gegarandeerd?
Zie antwoord vraag 2.
De vertraging en het nut van een Nationaal Noodnet voor communicatie bij rampen |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Opnieuw vertraging noodnet» en «Het nut van noodnet»?1
Bij mij is bekend het artikel «Rampennet loopt weer bijna jaar vertraging op» uit het Nederlands Dagblad van 11 januari 2012.
Is het waar dat er met het in gebruik nemen van een nieuw nationaal noodnet sprake is van een vertraging? Zo ja, wanneer had volgens het oorspronkelijke plan het systeem operationeel moeten zijn en wanneer zal het naar verwachting daadwerkelijk operationeel zijn? Zo nee, wat is er dan niet waar aan dat bericht?
De uitrol van de opvolger van het Nationaal Noodnet (NN), de Noodcommunicatievoorziening (NCV), is gestart in het najaar van 2010. Zoals aan de Kamer is gemeld in de 3e brief Nationale Veiligheid (TK 2009–2010 30 821, nr. 10) is de NCV met ingang van 1 mei 2011 operationeel en bruikbaar voor de gemigreerde gebruikers. Gedurende de migratie van gebruikers van NN naar NCV blijft ook het oude NN in functie.
Verwacht werd dat de meeste gebruikers van het NN na het in gebruik nemen van NCV op korte termijn opdracht zouden geven voor migratie naar de NCV. In de praktijk blijkt de migratie meer tijd te kosten. Een groot aantal gebruikers benut de beëindiging van de overeenkomst met het NN om een zorgvuldige heroverweging te maken en de vraag te beantwoorden welke partijen moeten worden aangesloten. Daarnaast zijn voorgenomen herindelingen van gemeenten en plannen ten aanzien van samenvoegen van meldkamers aanleiding om geen overhaaste beslissing te nemen. Ook waren er veel vragen over, met name de extra functionaliteiten die in de NCV beschikbaar zijn. Al deze factoren zijn redenen waarom de migratie trager op gang gekomen is. De noodcommunicatievoorziening is echter niet in gevaar gekomen omdat het NN nog functioneert.
De Kamer is niet eerder geïnformeerd omdat er sinds de ingebruikneming van de NCV geen sprake is van beschikbaarheidverlies van functionaliteit van de noodcommunicatie en er geen sprake is van enige verhoging van de kosten. Het beeld dat geschetst wordt in het artikel in het Nederlands Dagblad komt dan ook niet overeen met het beeld en de feiten waarover ik beschik.
Wat is de oorzaak of wat zijn de oorzaken van de bovengenoemde vertraging?
Zie antwoord vraag 2.
Had de Kamer al eerder op de hoogte kunnen zijn van deze vertraging? Zo ja, op welke wijze?
Zie antwoord vraag 2.
Welke betrokken bedrijven en/of overheidsinstanties zijn betrokken bij de aanleg en het in gebruik nemen van het nieuwe noodnet? Wat is de rol van deze partijen bij de ontstane vertraging?
De minister van Veiligheid en Justitie is verantwoordelijk voor de continuïteit van de crisisbeheersing. Communicatie is hierbij een essentieel onderdeel en wordt sinds 1991 gegarandeerd door middel van het NN. KPN, de beheerder van het NN, heeft echter aangegeven dat dit netwerk op termijn niet in stand kan worden gehouden, vanwege veroudering en het ontbreken van geschikte onderdelen. Om die reden heeft het ministerie van VenJ, na een Europese aanbesteding, aan KPN opdracht gegeven om een opvolger te realiseren en in stand te houden in de vorm van een dienst. Tot het moment waarop de laatste NN-gebruiker is gemigreerd zal het NN operationeel blijven.
De gebruikers van de dienst zijn klant van KPN. Hoewel de minister van Veiligheid en Justitie de zorg draagt voor de voorziening, zijn -evenals bij het «oude» NN- de beoogde gebruikers zelf verantwoordelijk om zich aan te sluiten. Conform de toezegging tijdens het overleg van 8 februari 2012 inzake de wijziging van wet Veiligheidsregio’s, in verband met de oprichting van het Instituut Fysieke Veiligheid, zal ik u de Tweede Kamer nader informeren over het beheer de monitoring en de uitvoering van verschillende ICT-projecten. Ik zal het noodnet hierin meenemen.
Er is geen sprake van een verplichting. De gebruikers van het NN zijn herhaaldelijk schriftelijk attent gemaakt op de beschikbaarheid van de NCV en gestimuleerd om over te stappen naar deze dienst. De migratie van alle aansluitingen blijkt langer te duren dan ik gewenst acht en om die reden heb ik er samen met KPN, als beheerder van zowel het oude – als nieuwe netwerk, voor gekozen om vanaf 1 januari 2012 dezelfde werkwijze te hanteren als bij de ontmanteling van de centrale in Groningen (zie ook het antwoord op vraag 7). Gebleken is dat dit een goede aanpak is die snel tot resultaat leidt.
Welke bewindspersoon is verantwoordelijk voor de aanleg en het in gebruik nemen van het nieuwe noodnet? Wat heeft deze bewindspersoon gedaan om er voor te zorgen dat het noodnet wel op tijd in gebruik zou zijn genomen en waarom is die bewindspersoon daarin niet geslaagd?
Zie antwoord vraag 5.
Is het waar dat alleen Groningen en Drenthe overgezet zijn naar het nieuwe noodnetsysteem? Zo ja, wanneer volgt de rest van het land en hoe kunnen zij met andere delen van het land als zij moeten terugvallen op het oude systeem? Zo nee, wat is de stand van zaken dan wel?
Nee.
Voor de gebruikers in Groningen en Drenthe geldt dat zij in december 2011 moesten worden overgezet naar de nieuwe NCV. De reden hiervoor is dat het beschermd onderkomen (bunker) waar de NN-centrale was geplaatst, vanwege sloop moest worden verlaten.
Voor alle huidige gebruikers geldt dat zij vanaf het moment dat de NCV beschikbaar was, hun oude NN-aansluiting konden migreren naar de NCV. Een gedeelte daarvan heeft hiervoor inmiddels opdracht gegeven. Doordat beide systeem tijdens de migratieperiode met elkaar zijn gekoppeld, kunnen NN-gebruikers zonder problemen communiceren met gebruikers die zijn overgaan op de NCV.
Begin januari 2012 is 26% van de (5560) NN-aansluitingen gemigreerd of is hiervoor opdracht ontvangen. Van 14% van de aansluitingen is het abonnement opgezegd. Via een strakke planning die gebaseerd op de migratie van aansluitingen per NN-centrale (bunker) zullen in 2012 de overige aansluitingen worden gemigreerd.
Hoe vaak is het oude nu nog bestaande noodnet sinds de ingebruikneming daarvan gebruikt?
Nederland kent gelukkig weinig rampen waarbij eveneens de openbare telefoonvoorzieningen niet te gebruiken zijn. Op grote schaal is het NN dan ook weinig ingezet. Sinds 2004 is het NN op kleinere schaal gebruikt bij de politie-inval in het Haagse Laakkwartier (Hofstadgroep, november 2004) en de elektriciteitsuitval in de Bommelerwaard (december 2007). Dagelijks wordt het NN gebruikt om de mobiele 112-oproepen die standaard bij het KLPD binnenkomen door te verbinden met de regiomeldkamers. Ook het Hare Majesteitsnet is onderdeel van het NN en wordt dagelijks gebruikt.
Is er ooit met het oude systeem geoefend? Zo ja, wat was daarvan de uitkomst? Zo nee, waarom niet?
Er wordt periodiek (4x per jaar) met het NN geoefend. Voorbeelden daarvan zijn oefening Verbindingen In Gemeenten En Provincies (VIGEP) waarmee de (nood)verbindingen tussen de crisiscentra van diverse organisaties wordt getest. Bij deze VIGEP-oefeningen is gebleken dat het NN aan de verwachtingen voldoet en zijn alle verbindingen zonder problemen tot stand gekomen.
Waaruit blijkt uit de praktijk van rampenbestrijding dat er behoefte is aan een noodnet?
De NCV zorgt ervoor dat bij verstoringen van de openbare voorzieningen toch nog communicatie mogelijk is tussen overheidsorganisaties onderling en met bedrijven die deel uitmaken van de vitale infrastructuur. Juist omdat het een «last resort» communicatievoorziening is, wordt er net als bij het eerdere Noodnet veel aandacht besteed aan de betrouwbaarheid en weerbaarheid tegen fysieke en niet fysieke dreigingen. Zo blijft het nieuwe netwerk beschikbaar als het gewone vaste telefoonverkeer tijdens een ramp uitvalt door overbelasting of stroomuitval.
Is het waar dat het nieuwe noodnet niet veel meer zal kunnen dan het oude, sterk verouderde systeem? Zo ja, waarom is er dan in de praktijk een nieuw systeem nodig? Zo nee, wat kan het nieuwe systeem dan meer dan het oude?
De NCV heeft meer functionaliteiten dan het oude NN. De primaire noodzaak voor vervanging van het Noodnet is gelegen in het feit dat de gebruikte apparatuur van het NN verouderd raakt en in de nabije toekomst onvoldoende onderhouden kan worden, bijvoorbeeld als gevolg van het ontbreken van reserveonderdelen.
Het nieuwe systeem is gebaseerd op IP-technologie. Dit systeem is na volledige ingebruikname ook geschikt voor email, mobiel gebruik, videoconferencing, internet, etc. Deze functionaliteiten komen beschikbaar nadat het gehele NN gemigreerd is.
Is het waar u te weinig heeft gedaan om het nieuwe systeem bij de gebruikers te promoten? Zo ja, waarom is dat niet gebeurd? Zo nee, wat heeft u dan wel gedaan?
Zie antwoord op vraag 5 en 6
Deelt u de verwachting dat als gebruikers niet op het nieuwe systeem zitten te wachten, zij dan in het uitzonderlijke geval dat het systeem mogelijk gebruikt zou kunnen worden dat dan toch niet zullen doen? Zo ja, hoe gaat u met dit gegeven om? Zo nee, waarom niet?
Omdat het gebruik van de NCV niet verplicht is, kunnen gebruikers na de beëindiging van het NN kiezen voor de NCV of geen noodcommunicatie. Hoewel ik van mening ben dat een «last resort» voorziening noodzakelijk is om de continuïteit van de communicatie te garanderen (bijvoorbeeld bij langdurige stroomuitval), is en blijft het de eigen verantwoordelijkheid van gebruikers om aangesloten te zijn en hiervan in voorkomend geval gebruik te maken. Via diverse brieven heb ik mijn mening kenbaar gemaakt bij de veiligheidsregio’s en hun crisispartners. Ik merk hierbij op dat het merendeel van de gebruikers heeft aangegeven ook van de NCV gebruik te zullen gaan maken. Ik vertrouw er dan ook op dat de NCV in voorkomend geval daadwerkelijk gebruikt zal worden.
Lopen de kosten van het nieuwe noodnet door de opgelopen vertraging hoger op dan de genoemde 6,5 mln. euro? Zo ja, met hoeveel?
De kosten voor de begeleiding van de migratie zijn vast en bedragen EUR 155 per aansluiting. In deze kosten is voorzien en zijn voor rekening van het ministerie van VenJ. Er is geen sprake van toename van kosten indien de migratie langer duurt dan voorzien.
De kosten voor de realisatie van de nieuwe noodcommunicatievoorziening zijn voor rekening van KPN. Om KPN de mogelijkheid te bieden de kosten voor de NCV-dienst terug te verdienen, heeft de overheid zich contractueel verbonden met KPN gedurende 11,5 jaar.
Hoewel ik mij realiseer dat de NCV niet vaak ingezet zal (behoeven te) worden, biedt het kunnen beschikken hierover zekerheid voor de continuïteit van communicatie. Het ontbinden van de overeenkomst vind ik dan ook zeer ongewenst. Dit zou betekenen dat de continuïteit van de crisisbeheersing in gevaar komt bij uitval van de openbare telecommunicatievoorzieningen. Bovendien kan het aanzienlijke kosten tot gevolg hebben. De totale contractwaarde voor de basisaansluitingen bedraagt voor KPN circa EUR 34,5 mln.
Is het nog mogelijk om helemaal af te zien van een nieuw noodnet? Zo ja, op welke wijze en wat zouden daar de operationele en financiële gevolgen van zijn? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 14.
Het tracé bij Nieuwe Wetering |
|
Jhim van Bemmel (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de brief van de Dorpsraad Nieuwe Wetering?1
Ja, dat ben ik.
Klopt het dat het voorzorgsprincipe bij Schiphol niet wordt gehanteerd? Zo ja, kunt u aangeven wat dit voor consequenties heeft en of dit gevolgen heeft voor het tracé bij de Nieuwe Wetering?
Inmiddels heeft u van mij een brief ontvangen (verstuurd 31 oktober jl.) met het definitieve tracé ter hoogte van de gemeente Haarlemmermeer en Kaag en Braassem. Zoals is aangegeven tijdens het debat met uw Kamer op 9 juni jl. passen we het voorzorgsprincipe voor de luchtvaartveiligheid juist wel toe. Vanuit de luchtvaartveiligheid bezien is een westelijke variant altijd beter dan een oostelijke variant, omdat deze verder van de luchthaven ligt. De minister van Infrastructuur en Milieu heeft in hetzelfde debat dan ook aangegeven eventuele risico’s in relatie tot Schiphol niet op te willen zoeken. Door te verkabelen ter hoogte van de Polderbaan worden daar mogelijke restrisico’s weggenomen. Het gaat niet alleen om de veiligheid van de mensen in het vliegtuig, maar ook de veiligheid op de grond. De maatschappelijke effecten die teweeggebracht worden als een vliegtuig neerstort in een dichtbebouwde omgeving zoals de Schipholregio, kunnen enorm zijn. Indien hierbij tevens vitale infrastructuur voor de energievoorziening wordt getroffen, zullen deze effecten nog kunnen toenemen.
Zie het antwoord op de vragen 3 en 4 voor de gevolgen voor het tracé bij Nieuwe Wetering.
Kunt u aangeven hoeveel kilometer er bij de westelijke variant van de Haarlemmermeer ondergronds gaat door nog te plannen woonwijken? Hoeveel kilometer kan hiervan eventueel bovengronds in nog te bebouwen gebieden?
De verbinding wordt ondergronds gelegd ter hoogte van de kop van de Polderbaan, ter beperking van de risico’s voor de vliegveiligheid rond Schiphol. Daarnaast wordt de verbinding ondergronds gelegd langs de wijk Floriande, dus niet door de woonwijk. Als laatste wordt de verbinding onder het bebouwingslint van Rijpwetering doorgelegd tot voorbij de zogenaamde buisleidingenstrook aan de noordzijde. Daarmee is de 20 km voor verkabeling opgebruikt. Er zijn dus geen ondergrondse kilometers meer beschikbaar voor nog te bebouwen gebieden. Wegens het beperkte aantal beschikbare ondergrondse kilometers heb ik er voor gekozen deze bij bestaande woonwijken in te zetten. Overigens is er beleidsmatig ook geen aanleiding om ondergronds langs nog te plannen woonwijken te gaan: bij de ontwikkeling van nieuwe woonwijken kunnen woningen wat betreft magneetvelden op voldoende afstand van deze hoogspanningsverbinding worden gesitueerd, en tevens kan de hoogspanningsverbinding daarbij dan op landschappelijk verantwoorde wijze worden ingepast.
Hoe oordeelt u over de infrastructurele knoop bij Nieuwe Wetering? Bent u bekend met de signalen van bewoners die wijzen op verhoogde gezondheidsrisico’s? Zo ja, wat is uw oordeel hierover?
De verbinding ter hoogte van Nieuwe Wetering zal de dorpskern op tenminste 800 meter afstand passeren. Dit is ruim voldoende afstand wat betreft magneetvelden. De bewoners van Nieuwe Wetering spreken echter ook over de risico’s van fijnstof. In opdracht van de minister van Infrastructuur en Milieu heeft het RIVM in 2007 een literatuurstudie verricht, waarbij met betrekking tot een mogelijke relatie tussen hoogspanningslijnen en fijnstof de wetenschappelijke informatie op dit onderwerp is bestudeerd. De conclusie uit het RIVM-rapport is dat, voor zover nu bekend, de schadelijke effecten van fijnstof niet worden verergerd door hoogspanningslijnen en de daaraan gekoppelde elektromagnetische velden. Recent heeft het RIVM een update uitgevoerd van het betreffende onderzoek. Het RIVM komt daarin tot de conclusie dat de publicaties die sinds 2007 zijn verschenen, geen aanleiding geven de conclusies uit 2007 te herzien.
De bevindingen van het RIVM zijn in lijn met die van de Gezondheidsraad uit 2001 en de Wereldgezondheidsorganisatie van juni 2007.
Bent u bereid om bij bovengrondse aanleg in de Nieuwe Wetering de corridorwerking zo veel mogelijk te matigen door de meest westelijke kant van het zoekgebied bij Nieuwe Wetering te benuttenen en de aanleg zoveel mogelijk westelijk te effectueren? Zo nee, waarom niet?
In mijn brief aan uw Kamer van 31 oktober jl. heb ik aangegeven een zo westelijk mogelijk tracé te hebben gekozen. Bij een meer westelijke tracering zou een (bewoonde) monumentale molen «geraakt» worden en zou de verbinding erg dicht langs buurtschap Huigsloot ten noorden van de Ringvaart lopen, wat onwenselijk is. Tijdens het bestuurlijk overleg op 28 oktober jl. hebben de gemeente Kaag en Braassem en de provincie Zuid-Holland aangegeven dat dit uiteindelijke tracé als het «next best»-tracé wordt gezien. Zij houden een voorkeur voor een ondergronds tracé in de gemeente Kaag en Braassem.
Het gasnetwerk |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Paulus Jansen (SP) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op de uitspraak van de voorzitter van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid dat er onvoldoende is gedaan met de adviezen van de onderzoeksraad aangaande het wegnemen van risico’s in ons gasnetwerk?1
De heer Joustra vraagt aandacht voor de rapporten van de Onderzoeksraad. Ik ben het echter niet eens met zijn stelling dat er onvoldoende is gedaan met de adviezen van de Onderzoeksraad. Naar aanleiding van het rapport «Grijs gietijzeren gasleidingen, Een onderzoek naar aanleiding van de gasexplosie Haarlemmer Houttuinen Amsterdam, 9 maart 2008» van 28 april 2009 en de daarbij behorende aanbevelingen van 6 juli 2009 zijn de volgende acties ondernomen:
Waar in Nederland is het risico op ongelukken het grootst? Hoeveel mensen wonen in een gevarenzone? Hoe groot is de kans dat er een gasexplosie ontstaat vanwege de verouderde gietijzeren leidingen?
Voor grijs gietijzeren leidingen is er ten opzichte van andere materialen een additioneel risico indien die leidingen in niet-geconsolideerde grond liggen en die grond wordt geroerd ten gevolge van transport van zwaar verkeer of door de bouw of bemaling van diepe bouwputten. Doordat de grond op veel plaatsen wordt geroerd, is het aantal breuken per km grijs gietijzerleiding ruim vijf maal hoger dan in niet-brosse transportleidingen. Vandaar ook de noodzaak tot sanering.
Spreekt wat u betreft uit de snelheid van handelen door netbeheerders voldoende gevoel voor urgentie om de risico’s van de verouderde gietijzeren gasnetwerken weg te nemen? Zo nee, hoe gaat u dat gevoel van urgentie vergroten? Zo ja, kunt u uw antwoord toelichten mede in het licht van de snelheid waarmee de verouderde netwerken in Frankrijk en Engeland zijn vervangen?
De realisatie van de plannen voor de vervanging van grijs gietijzer zijn voldoende ambitieus, gegeven de omstandigheden waarin door gasnetbeheerders eerst op de meest risicovolle plaatsen wordt gewerkt aan de sanering van het grijs gietijzer. Daarover zijn afspraken gemaakt met de netbeheerders en SodM ziet toe dat deze afspraken worden nagekomen. Op dit moment zie ik geen aanleiding om de gemaakte afspraken te herzien.
De Nederlandse situatie is niet één op één te vergelijken met Frankrijk en Groot-Brittannië, maar ook in Groot-Brittannië is een eerste periode van vijf jaar voor het opheffen van de meest risicovolle locaties voorzien en een periode van 30 jaar voor het opheffen van de overige risicovolle locaties.2
Hebben alle netbeheerders inmiddels een risico-inventarisatie afgerond? Zo nee, welke netbeheerders hebben nog geen inventarisatie en waarom niet?
Ja, alle gasnetbeheerders hebben hun risico-inventarisatie afgerond.
Hebben alle netbeheerders een plan van aanpak voor het vervangen van de gietijzeren gasleidingen op basis van die risico-inventarisatie? Zo nee, welke netbeheerders hebben nog geen plan van aanpak en waarom niet? Zo ja, kunt u per netbeheerder aangeven op welk moment in de tijd zij alle gietijzeren gasleidingen hebben vervangen?
Ja, alle gasnetbeheerders hebben een plan van aanpak voor het vervangen van de gietijzeren leidingen op basis van hun risico-inventarisatie.
Een aantal kleine netbeheerders zal hun aandeel in deze risicovolle leidingen binnen zes jaar na 2010 hebben gesaneerd. De sanering door de overige netbeheerders, zoals de drie grote beheerders Enexis, Stedin en Liander, wordt risicogericht uitgevoerd, waardoor de meest risicovolle leidingen het eerst vervangen worden, te weten ruim 2000 km in zes jaar na 2010. Na 30 jaar, in 2 041, zal 95% van het brosseleidingenbestand zijn vervangen. Het restant betreft grijs gietijzeren leidingen in minder breukgevoelige omstandigheden.
Hoeveel van de geïnventariseerde knelpunten in het hoofdgasnetwerk zijn inmiddels door de gasunie opgelost? Hoeveel knelpunten moeten nog worden weggenomen?
Het Telegraaf-artikel geeft aanleiding tot misverstanden. Bij het artikel werd een kaartje van het Gasunie hoofdtransportnet afgedrukt. Dit kaartje zet de lezer op het verkeerde been omdat het onderzoek van het OVV waaraan wordt gerefereerd alleen betrekking heeft op regionale gasnetwerken. Op het kaartje van Gasunie’s hoofdtransportnet dat werd afgebeeld komen geen leidingen voor van «grijs gietijzer», want er zijn helemaal geen grijs gietijzeren leidingen in het hoofdtransportnet.
Ligt de Gasunie daarmee nog op schema om tijdig te voldoen aan het wegnemen van de risico’s in het hoofdgasnetwerk? Zo nee, wat is de oorzaak van de vertraging?
Niet van toepassing, zie mijn reactie op vraag 6.
Verouderde gasleidingen die tikkende tijdbommen in de Nederlandse bodem zijn |
|
Richard de Mos (PVV), André Elissen (PVV), Roland van Vliet (PVV) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Gasnet op springen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de stelling dat hopeloos verouderde gashoofdleidingen tikkende tijdbommen in de Nederlandse bodem zijn?
Het is onjuist om te spreken over gashoofdleidingen. Het onderzoek van de Onderzoeksraad voor de Veiligheid (OVV) heeft alleen betekenis voor regionale gasnetwerken. Naar aanleiding van het OVV-rapport hebben de regionale netbeheerders in 2010 elk hun brosse leidingen geïnventariseerd en een risicoanalyse gemaakt, vervolgens hebben zij in goede afstemming met Staatstoezicht op de Mijnen (SodM) plannen opgesteld om tot versnelde sanering te komen. Het vervangen van alle brosse leidingen is een complexe, tijdrovende en kostbare operatie. Eerst zullen daarom de meest kwetsbare en dus risicovolle leidingen worden vervangen (binnen 5 jaar). Dit betreft met name de sanering van leidingen in stedelijke gebieden. SodM heeft deze plannen in maart 2010 gepresenteerd aan de Onderzoeksraad. SodM houdt toezicht op de uitvoering van de plannen.
Bent u bereid om in de toekomst naast milieueffectrapportages ook rampeneffectrapportages in te voeren? Zo nee, welke bestaande onderzoeken voorkomen dat er rampen of zware ongevallen ontstaan door verouderde gasleidingen? Als bestaande onderzoeken voldoen, waarom schoten deze dan tekort (blijkens de in het artikel genoemde explosie op 9 maart 2008)?
Op grond van de MR Kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas zijn netbeheerders verplicht om periodiek te rapporteren over hun prestaties en beleid aangaande veiligheid in kwaliteits- en capaciteitsdocumenten (KCD’s).
In de KCD’s moeten netbeheerders o.a. rapporteren over hun assetmanagement, de resultaten van de risicoanalyse en welke maatregelen worden genomen teneinde de risico’s te beperken. Hierop wordt toegezien door SodM.
Volledige zekerheid geven dat er geen enkele kans is op een ramp of zwaar ongeval is niet realistisch. Wel kunnen maatregelen worden genomen om die risico’s zoveel mogelijk te beperken.
De vereisten van het kwaliteits- en capaciteitsdocument zijn aangescherpt in de Regeling kwaliteitsaspecten netbeheer elektriciteit en gas; deze is op 1 juli 2011 in werking getreden. Daarnaast is er een AMvB Veiligheid (beoogde inwerkingtreding eind 2011) waarin de netbeheerders een zorgplicht hebben om het transport van gas en het daarmee samenhangende beheer van het gastransportnet zodanig in te richten dat dit veilig is voor mens en milieu. Aan deze zorgplicht wordt invulling gegeven door een veiligheidsmanagementsysteem.
Vindt u dertig jaar een acceptabele periode om alle gevaarlijke gasleidingen te vervangen? Zo ja, waarom is dat acceptabel en wat zijn de risico's?
Het saneren van de grijs gietijzeren leidingen is de verantwoordelijkheid van de netbeheerders. Een aantal kleine netbeheerders zal hun aandeel in deze risicovolle leidingen binnen zes jaar na 2010 hebben gesaneerd. De sanering door de overige netbeheerders, zoals de drie grote beheerders Enexis, Stedin en Liander, wordt risicogericht uitgevoerd, waardoor de meest risicovolle leidingen het eerst vervangen worden, te weten ruim 2000 km in zes jaar na 2010, en leidingen met een lager risicoprofiel in de jaren daarna. In 2041, zal 95% van het brosseleidingenbestand zijn vervangen. Het restant betreft grijs gietijzeren leidingen in minder breukgevoelige omstandigheden.
Heeft u het rapport van de Onderzoeksraad voor Veiligheid uit 2009 voldoende serieus genomen? Zo ja, welke stappen heeft u sindsdien gezet?
Naar aanleiding van dit rapport zijn de volgende acties ondernomen:
Hoe beoordeelt u de oproep van Tjibbe Joustra «Overheid, doe iets met onze rapporten!»?
In de Rijkswet Onderzoeksraad voor Veiligheid zijn artikelen opgenomen over de wijze waarop met de aanbevelingen van de Raad omgegaan dient te worden (artikel 73 t/m 76). Het komt er op neer dat bestuursorganen en andere organen binnen een jaar het standpunt over de aan hen gerichte aanbevelingen schriftelijk kenbaar maken aan de minister die dit aangaat, met afschrift aan de Onderzoeksraad. De minister van Veiligheid en Justitie stuurt jaarlijks naar de Staten Generaal een overzicht van de aanbevelingen van de Raad, de standpunten en de wijze waarop aan de aanbevelingen gevolg is gegeven (Tweede Kamer 2009–2010, 29 668, nr. 29 d.d. 15 februari 2010).
Hoe zijn, wat de vervanging van de 10 000 kilometer gietijzer betreft, de verantwoordelijkheden verdeeld tussen de verschillende overheden, de semipublieke sector en het bedrijfsleven?
De verantwoordelijkheid voor de gietijzeren buisleidingen ligt primair bij de netbeheerders. Deze hebben de wettelijke plicht om het net zodanig in te richten dat dit veilig is voor mens en milieu. Toezicht, opdat de netbeheerders deze taak deugdelijk invullen, wordt uitgevoerd door SodM. SodM kan eventueel een beroep doen op de Energiekamer om handhavinginstrumenten in te zetten zoals een bindende aanwijzing.
Zijn de grote problemen waar Nederland nu mee geconfronteerd is het gevolg van privatisering?
Het vervangen van brosse buisleidingen houdt geen enkel verband met de privatisering. De netten worden beheerd door publieke netbeheerders.
Verwacht u dat er door het onderschatten van deze problematiek negatieve gevolgen voor de Noord/Zuidlijn zullen ontstaan?
Bij het aanleggen van de Noord/Zuidlijn in Amsterdam wordt reeds vooruitlopend op de bouwwerkzaamheden het grijs gietijzeren gasnet vervangen. Hierdoor wordt handig gebruik gemaakt van de bestaande bouwactiviteiten en worden de overlast en de kosten die gepaard gaan met het vervangen van de buisleidingen beperkt.
Het gebruik van Deep Packet Inspection (DPI) |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Roep om onderzoek naar aftappen providers»?1
Ja.
Kunt u aangeven of u het gebruik van DPI in overeenstemming acht met de Nederlandse wetgeving?
Deep Packet Inspection (hierna: DPI) is een verzamelnaam voor technieken waarmee dataverkeer dat over netwerken wordt getransporteerd kan worden geanalyseerd. De techniek kan worden ingezet om de gebruiker of een netwerk te beschermen tegen bijvoorbeeld spam of computervirussen, voor de optimalisatie van bedrijfsprocessen of voor commerciële doeleinden. De specifieke vorm van DPI die wordt gebruikt, hangt af van het doel dat nagestreefd wordt. Zo is het mogelijk om een vorm van DPI te gebruiken die slechts de eigenschappen van het dataverkeer en de verkeersgegevens analyseert. Dit zijn gegevens zoals het IP-adres van de verzender, het IP-adres van de geadresseerde en de zogenaamde TCP-poorten die in bepaalde gevallen kunnen dienen ter identificatie van een dienst. Een dergelijke analyse van het dataverkeer is deels noodzakelijk vanuit technisch oogpunt en deels voor de efficiënte afwikkeling van dataverkeer. Er zijn ook vormen van DPI die het dataverkeer intensiever inspecteren, bijvoorbeeld door aan de hand van bepaalde eigenschappen van de content vast te stellen welke specifieke dienst of toepassing wordt gebruikt.
Het gebruik van de techniek DPI is op zichzelf toegestaan, maar kent wettelijke beperkingen. Doordat met bepaalde vormen van deze techniek ook de inhoud van elektronisch dataverkeer kan worden ingezien, raakt het gebruik ervan aan een aantal belangrijke thema’s, zoals privacy en de vertrouwelijkheid van communicatie. Naast de grondwettelijke bescherming van de privacy en het telefoongeheim is de privacy en de vertrouwelijkheid van communicatie in het specifieke geval van elektronische communicatiediensten gewaarborgd in hoofdstukken 11 en 18 van de Telecommunicatiewet. Op grond van deze bepalingen moet een aanbieder van een openbaar elektronisch communicatienetwerk de bescherming van de privacy en persoonsgegevens van abonnees en gebruikers van zijn netwerk of diensten waarborgen. Daarnaast stelt de Wet bescherming persoonsgegevens (hierna Wbp) verschillende eisen aan de het verwerken van persoonsgegevens. Op grond van de Wbp mogen persoonsgegevens bijvoorbeeld alleen worden verzameld voor welbepaalde, uitdrukkelijk omschreven en gerechtvaardigde doeleinden en mogen ze niet worden verwerkt op een wijze die onverenigbaar is met de doeleinden waarvoor ze zijn verkregen. Tenslotte is de vertrouwelijkheid van de inhoud van elektronisch dataverkeer in het algemeen gewaarborgd door de artikelen 138ab, 139a, 139c, 139d en 273d van het Wetboek van Strafrecht. Het afluisteren, aftappen of opnemen van telecommunicatie is, op enkele uitzonderingen na, op grond van deze artikelen verboden.
De rechtmatigheid van het gebruik hangt onder meer af van de toepassing van de techniek, van de soort gegevens dat wordt verkregen en van het doel waarvoor de techniek wordt gebruikt. Een afweging of het toepassen van DPI wettelijk is toegestaan, zal per geval beoordeeld moeten worden. De mate waarin dataverkeer wordt geanalyseerd is daarbij niet het enige criterium waarop getoetst moet worden.
De Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna OPTA) voert momenteel een onderzoek uit naar het gebruik van DPI door telecomaanbieders. Voor verdere informatie omtrent dit onderzoek verwijs ik u naar het antwoord op vraag 5 van de set Kamervragen van de leden Schaart en Van der Steur van 19 mei 2011 (2011Z10365).
Het Landelijk Parket van het Openbaar Ministerie verricht op dit moment een oriënterend onderzoek naar deze kwestie. Aan de hand van de resultaten daarvan zal het Openbaar Ministerie beoordelen of een strafrechtelijk onderzoek geïndiceerd is.
Maakt u in uw beoordeling van het gebruik van DPI onderscheid tussen het wel of niet bekijken door providers van de inhoud van internetverkeer? Wat is hierin uw afweging?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat internetproviders zich buiten de door hun afnemers gebruikte inhoud en gebruiksmogelijkheden van internet dienen te houden? Zo nee, waarom niet?
Deze vragen raken aan de kwestie netneutraliteit. Met de motie Braakhuis c.s. van 19 mei jl. wordt de regering verzocht in de Telecommunicatiewet op te nemen dat telecomaanbieders niet op basis van het soort gebruik van dataverkeer mogen differentiëren om netneutraliteit te garanderen. Tijdens het AO VTE Raad van 24 mei jl. heb ik aangegeven deze motie te zullen uitvoeren.
Deelt u de mening dat eventuele datalimieten, die gehanteerd worden door providers, zich zouden moeten beperken tot de afgenomen hoeveelheid data, afgezien van de wijze van gebruik? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Bent u bereid strafrechtelijk onderzoek te doen instellen naar de toepassing van DPI door gebruikers, in verband met het verbod op aftappen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het voorkomen van onnodige aansluiting van kleine, lokale netwerken zonder veiligheidsrisico's op het digitale Klic systeem van het Kadaster |
|
Janneke Snijder-Hazelhoff (VVD), Erik Ziengs (VVD) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de digitale nieuwsbrief Kadaster Klic van 16 november 2010?1
Ja.
Bent u het eens met het kadaster dat op dit moment alle netwerken met een veiligheidsrisico of een groot maatschappelijk belang zijn aangesloten op Klic-online? Zo nee, waarom niet.
Ja, daar ben ik het mee eens. Het Kadaster en het Agentschap Telecom zijn de organisaties die mij hierover hebben geïnformeerd.
Sinds 1 oktober 2008 zijn netbeheerders volgens de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WION) verplicht om kabel- en leidinginformatie uit te wisselen. Sinds 1 juli 2010 zijn netbeheerders verplicht om op het digitale systeem, Klic-online, aangesloten te zijn en wordt dus alle informatie tussen grondroerder en netbeheerder digitaal – via het Kadaster – uitgewisseld. Alle netwerken met een veiligheidsrisico of een groot maatschappelijk belang zijn digitaal aangesloten.
Bent u het eens met het kadaster dat de eigenaren van netten die nog niet zijn aangesloten op het systeem voornamelijk relatief kleine, lokale netwerken (zoals recreatiebedrijven) beheren zonder veiligheidsrisico's bij beschadiging? Zo nee, waarom niet?
Ja. Ingevolge de Regeling Informatie-uitwisseling ondergrondse netten (RION) zijn bepaalde netten uitgezonderd van de verplichting om gegevens uit te leveren via het Kadaster. Het betreft in het bijzonder netten die louter voor eigen gebruik dienen, voor zover zij in eigen en tevens in niet-openbare grond zijn aangelegd en geen gevaarlijke inhoud hebben, zodat ze voor de grondroerder geen veiligheidsrisico opleveren. Het niet opnemen van deze netten doet immers geen afbreuk aan de doelstellingen van de wet, namelijk veilig graven zonder onnodige graafschade.
Als aan deze voorwaarden is voldaan, kan de beheerder voor deze netten dus zelf bepalen of hij voor deze netten gebruik wil maken van de vrijstelling die de WION biedt. Als het recreatiebedrijf – dan wel andere netbeheerders – aan de voorwaarden voldoet, kan hij een grondroerder zelf informeren over waar de kabels en leidingen liggen. Daarnaast zijn netbeheerders niet verplicht om gegevens over huisaansluitingen te verstrekken.
Bent u het ermee eens, gezien de hoge kosten van het digitaliseren (ongeveer 25 000 euro voor een middelgroot recreatiebedrijf) en bijkomende regeldruk, dat door het ontbreken van veiligheidsrisico’s bij beschadiging deze netten eigenlijk helemaal geen onderdeel zouden moeten uitmaken van het Klic-online systeem? Zo nee, waarom niet?
Het Klic-online systeem dat is geregeld in de WION is gericht op het voorkomen van graafschade en draagt daarmee bij aan de verbetering van de veiligheid en het voorkomen van leveringsonderbrekingen van gas, elektriciteit, water en telecommunicatie. Ik wil tegelijkertijd dat deze wet niet tot onnodige lastenverzwaring voor het bedrijfsleven leidt. Zo heb ik eerder een vrijstelling van de meldingsplicht voor agrariërs voor ondiepe graafwerkzaamheden aan uw Kamer toegezegd. En netbeheerders van niet-gevaarlijke netten voor eigen gebruik, gelegen in eigen grond, hoeven zich ook niet op het systeem aan te sluiten (zie mijn antwoord op vraag 3). Maar gezien de risico’s van graafschade kunnen netbeheerders van niet-gevaarlijke netten niet allemaal uitgezonderd worden, bijvoorbeeld wanneer deze netten in openbare grond liggen. Het ontbreken van volledige informatie over de ondergrondse situatie kan in een dergelijke situatie het risico op graafschade vergroten en andere kostenposten veroorzaken. Zo wil een aannemer tijdens de uitvoering niet onverwacht een in de weg liggende kabel of leiding aantreffen waardoor bouwwerkzaamheden ernstig worden vertraagd. Dit soort vertragingskosten kunnen hoog oplopen. Met de huidige uitzonderingen is er een juiste balans tussen verantwoordelijkheid bij de sector en veilig graven met weinig graafschade enerzijds en beperkte kosten en administratieve lasten anderzijds.
Bent u bereid om voor de kleine, lokale netwerken (zoals recreatiebedrijven) zonder veiligheidsrisico’s een uitzondering te maken om hoge kosten en regeldruk voor de netbeheerders te voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Dat is niet nodig; er is in de wet al een uitzondering opgenomen. Zie hiervoor mijn antwoord op vraag 3. Er is inmiddels contact geweest met de Vereniging van Recreatieondernemers Nederland, RECRON. Binnenkort zal samen met de RECRON worden bekeken hoe over de werking van de WION aan de sector wordt gecommuniceerd, en hoe zij van de uitzondering die de regelgeving biedt gebruik kunnen maken.
Bent u bereid om deze wijziging mee te nemen in de door u eind november 2010 aangekondigde wijziging van de Wet Informatie-uitwisseling Ondergrondse Netten (WIO, zodat deze wijzigingen zo snel mogelijk in werking treden? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord bij vraag 3, 4 en 5, waarin wordt gemeld dat er al een uitzondering in de regelgeving is gecreëerd, en de toezeggingen die ik al aan de Kamer heb gedaan.
Een Youtube-filmpje waarin in Gouda een paar meisjes worden belaagd en bestolen |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het filmpje «Kansenjeugd Gouda berooft meisje van fiets»?1
Ja.
Deelt u de mening dat zowel degene die de op het filmpje getoonde bedreiging, intimidatie en roof plegen als degene die deze handelingen heeft vastgelegd een vorm van niet te tolereren minachting en schaamteloosheid laten zien? Zo ja, deelt u de mening dat hier tegen moet worden opgetreden? Zo nee, waarom niet?
Ja, en hier wordt ook tegen opgetreden. Zie het antwoord op vragen 3 tot en met 5.
Zijn er naar uw mening op dit filmpje (mogelijk) strafbare feiten vastgelegd? Zo ja, wat is er gedaan om de daders – die herkenbaar in beeld zijn – op te sporen en te vervolgen? Zo nee, waarom niet?
Op het filmpje zijn enkele mogelijk strafbare feiten vastgelegd, te weten openlijk geweld tegen een of meer perso(o)n(en) en/of de diefstal van een fiets met geweld. Vanaf 8 februari jongstleden zijn 13 personen aangehouden. De zaken tegen negen verdachten worden in maart alle tegelijkertijd tijdens een speciaal daarvoor ingelaste zitting van de meervoudige strafkamer behandeld.
Is u bekend of de gefilmde jongens eerder in aanraking zijn geweest met politie of justitie? Hoe groot is de groep die in Gouda steeds overlast veroorzaakt? Is er met de ouders van deze jongeren gesproken over hun capaciteit en verantwoordelijkheid als opvoeder (sociaal verhoor)?
Van de gefilmde jongeren bleken twee personen eerder met politie in aanraking te zijn geweest. De overige jongeren waren tot nu toe niet bekend. Het is aannemelijk dat de groep jongeren die betrokken was bij onderhavig incident «ad hoc» is ontstaan. Er is in dit geval geen sprake van een groep die eerder is gesignaleerd en bekend staat bij de justitiële ketenpartners.
De meeste jongeren op de film zitten op dezelfde school. De school heeft hen voor enkele dagen geschorst. De school heeft een voorlichtingsavond gehouden en gesproken met de ouders van de jongeren. Daarnaast is de Raad voor de Kinderbescherming een onderzoek naar deze jongeren en hun thuissituatie gestart, zoals gebruikelijk in het kader van een strafrechtelijk onderzoek naar minderjarigen. De Raad is gevraagd dit onderzoek met voorrang te behandelen. Ook zijn de ouders van de verdachten verplicht om aanwezig te zijn bij de zitting van de meervoudige strafkamer.
Deelt u de mening dat de handelingen die in beeld zijn gebracht bij velen indruisen tegen het rechtsgevoel? Zo ja, wat gaat u doen om het geschonden rechtsgevoel te herstellen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel de mening dat de praktijken die in het filmpje worden getoond onaanvaardbaar zijn. Voor het rechtsgevoel is vooral van belang dat de daders worden gepakt en bestraft, en daaraan is sinds dit incident hard door politie en justitie gewerkt. Binnenkort moeten de aangehouden verdachten voor de rechter verschijnen. Verder treft de gemeente Gouda allerlei maatregelen om overlast en criminaliteit tegen te gaan, en zodoende de veiligheid en het rechtsgevoel te vergroten. Voor een uiteenzetting hiervan verwijs ik naar het antwoord dat de toenmalige Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties heeft gegeven op vragen van de leden Brinkman en Fritsma (Handelingen Tweede Kamer, vergaderjaar 2008–2009, Aanhangsel 3322), en naar de brief die ik uw Kamer heb gestuurd over de actuele situatie in Gouda op 22 november 2010 (Kamerstukken II, vergaderjaar 2010–2011, 26 864, nr. 294).
Het boetebeleid bij overtredingen van het spamverbod |
|
Gerda Verburg (CDA) |
|
Maxime Verhagen (minister economische zaken, viceminister-president ) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Opta geeft megaboete voor sms-spam»?1
Ja.
Kunt u – los van de in dit artikel genoemde casus – aangeven wat het boetebeleid is bij overtredingen van het spamverbod?
Een bestuurlijke boete moet een bestraffende en een afschrikkende werking hebben, maar tegelijkertijd ook proportioneel zijn. Een bestuurlijke boete is primair bedoeld om de naleving van wettelijke regels te bevorderen. Ook kan een hogere bestuurlijke boete worden opgelegd als de omvang van de schade groot is. Een bestuurlijke boete is echter niet bedoeld om schade te compenseren of het onrechtmatig genoten voordeel weg te nemen. Het ligt daarom niet in de rede om het instrumentarium voor bestuurlijke sancties aan te passen met als doel dat de boete hoger moet zijn dan het behaalde voordeel. In het kader van het strafrecht is het soms wel mogelijk het onrechtmatig behaalde voordeel weg te nemen. In het kader van het civiele recht kunnen schadevergoedingen worden toegekend.
In dit geval betrof het een overtredingen van artikel 11.7 van de Telecommunicatiewet (het spamverbod). Dergelijke overtredingen kunnen worden bestraft met een bestuurlijke boete van ten hoogste 450 000 euro per overtreding. Het college van de Onafhankelijke Post en Telecommunicatie Autoriteit (hierna: OPTA) hanteert voor de vaststelling van een boete beleidregels2. Daarin heeft OPTA normen vastgelegd om de hoogte van een boete te onderbouwen. Overtredingen van het spamverbod zijn in beginsel minder zware overtredingen. Dat houdt in dit systeem in dat de boete maximaal 100 000 euro per overtreding is. Aan de hand van de economische omstandigheden van het geval kan toch een zwaardere boete worden opgelegd, tot een maximum van 300 000 euro per overtreding. Factoren die daarbij van belang zijn, zijn onder meer het aantal verzonden berichten, het aantal klachten, de schade voor de slachtoffers en de opbrengsten van de overtreder. In dit geval heeft OPTA vastgesteld dat er drie overtredingen van het spamverbod zijn begaan. Vooral vanwege de omvang van de schade die slachtoffers hebben geleden, is in dit geval bepaald dat de overtredingen ernstig zijn. Daardoor kon OPTA in dit geval boetes van maximaal 300 000 euro per overtreding opleggen. OPTA heeft drie boetes opgelegd van respectievelijk 150 000, 200 000 en 200 000 euro. In totaal dus een boete van 550 000 euro.
Is het waar dat er regelmatig boetes worden opgelegd die lager zijn dan het met desbetreffende overtreding(en) te behalen voordeel? Zo nee, kunt u dat onderbouwen? Zo ja, bent u bereid het sanctie-instrumentarium op korte termijn zodanig in te richten dat de sanctie hoger is dan het behaalde voordeel?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat Google via Streetview persoonlijke gegevens verzamelt |
|
Marianne Thieme (PvdD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Google weet beter wie je bent dan jij»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitkomst van het Franse onderzoek dat Google naast beelden en gegevens van Franse wifi-aansluitingen ook wachtwoorden van e-mailaccounts en e-mailberichten verzamelde door middel van de Streetview auto’s van Google?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op de vragen 1, 2 en 3 van het lid Gerkens (nummer 2010Z08486, ingezonden 19 mei 2010).
Heeft u, net als de Franse regering, aan Google kenbaar gemaakt dat de gegevens niet gewist moeten worden, maar overdragen moeten worden aan Nederland voor onderzoek? Zo ja, heeft u al resultaten van dit onderzoek? Zo nee, waarom niet?
Het College bescherming persoonsgegevens (CBP) heeft mij bericht dat het als onafhankelijk toezichthouder Google heeft verzocht de gegevens veilig te stellen ten behoeve van onderzoek door het CBP. Gedurende het onderzoek doet het CBP hierover geen nadere uitspraken.
Welke andere stappen heeft u ondernomen om er voor te zorgen dat Google in de toekomst de privacy van de Nederlandse burger kan schenden? Heeft u bijvoorbeeld bij Google aangegeven dat de streetview auto’s niet langer in Nederland worden toegelaten voordat de privacy gewaarborgd is?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op de vragen 3, 4 en 5 van het lid Gerkens (nummer 2010Z08486, ingezonden 19 mei 2010). Op dit moment zie ik geen aanleiding en geen mogelijkheid om de Streetviewauto’s uit Nederland te weren.
De mislukte 2,6 GHz veiling |
|
Sharon Gesthuizen (GL), Arda Gerkens (SP) |
|
Maria van der Hoeven (minister economische zaken) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Veilingdebacle internet kost staat miljoenen»?1
Ik heb kennis genomen van het artikel en deel de conclusies niet. Doelstelling van de veiling is namelijk niet een zo hoog mogelijke opbrengst. Per brief1 is aan de Tweede Kamer eerder gemeld dat het de consument een zo ruim mogelijke keuze krijgt in mobiele innovatieve breedbanddiensten en meer nieuwe aanbieders.
Deelt u de in het artikel verwoorde mening dat het onzeker is of de winnaars de frequenties werkelijk zullen gebruiken om mobiel internet te ontwikkelen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te nemen om ervoor te zorgen dat zij wel mobiel internet ontwikkelen?
Ik verwacht dat niet. Er is een lichte ingebruiknameverplichting opgenomen die na 2 jaar verplicht een netwerk aan te leggen. Er is overigens sprake van een forse groei van mobiele communicatie waardoor kabelbedrijven als Ziggo en UPC – die nu al internet voor thuis aanbieden via een vast netwerk – deze frequenties hard nodig hebben voor hun (mobiele) diensten om te kunnen concurreren met partijen die wel beschikken over een vast en mobiel netwerk. Tele2 is al een aantal jaren een serieuze speler op de markt. Het bedrijf maakt gebruik van het mobiele netwerk van een bestaande mobiele operator en heeft aangegeven met eigen frequenties beter te kunnen concurreren met de bestaande spelers op de markt.
Ziet u het in het artikel verwoorde gevaar dat de twee nieuwkomers over twee jaar hun frequenties aan de huidige aanbieders verkopen, zodat de uiteindelijke uitkomst van de 2,6 gigahertz veiling is dat niet de overheid maar de nieuwkomers een winst maken die kan oplopen tot honderden miljoenen euro’s, terwijl geen sprake is van extra concurrentie op de markt? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke maatregelen bent u bereid te nemen om dit te voorkomen?
Ik verwacht niet dat dit scenario zich voordoet. De nieuwkomers geven aan serieuze plannen te hebben met mobiel internet. Bovendien dienen alle partijen na twee jaar te voldoen aan een ingebruiknameverplichting. Indien er sprake is van een verkoop dient de minister van Economische Zaken altijd toestemming te geven en dient voldaan te zijn aan de ingebruiknameverplichting. Tevens worden in 2011 de GSM vergunningen (900 en 1800 MHz banden, welke op 26 februari 2013 aflopen en nu allen in handen zijn van de bestaande spelers) opnieuw geveild. Op dat moment kunnen Tele2 en Ziggo/UPC ook deze frequenties verwerven.
Zou u de veiling als een mislukking betitelen als het scenario van vraag 3 zich voltrekt? Zo nee, waarom niet?
De opzet was om nu twee nieuwkomers op de markt te krijgen en dat is gelukt. Na twee jaar kan pas beoordeeld worden of de toetreding een positief effect heeft op de markt voor mobiele communicatie, dit waarborgt de lichte ingebruiknameverplichting. In ieder geval kan de concurrentie en innovatie in de markt hierdoor toenemen.