Het niet vergoeden van een kuur in Davos voor ernstig zieke longpatiënten |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw oordeel over het gegeven dat verzekeraar Univé via een kort geding is gedwongen een kuur in Davos te vergoeden voor een ernstig zieke astmapatiënt waarvoor in Nederland geen goede behandeling voorhanden is?1
Het is niet aan mij als Minister om een oordeel te vellen over een verstrekkingengeschil tussen een verzekerde en een zorgverzekeraar noch over een uitspraak van de rechtbank hierover.
Onderkent u de gesignaleerde trend van de kliniek en de patiëntenvereniging Nederland Davos dat verzekeraars in toenemende mate de behandeling in het Nederlandse ziekenhuis in Davos weigeren, ondanks medisch adviezen van de behandelend specialist bij patiënten waar de behandeling in Davos een laatste redmiddel is? Zo ja, wat is hiervan de reden?
Ik heb geen zicht op de mate waarin verzekeraars verstrekkingen aan verzekerden weigeren. Ik heb evenmin zicht op het aantal procedures dat bij de rechtbank hieromtrent wordt gevoerd en hoe deze uitpakken voor de verzekeraar danwel de verzekerde. Ik heb bij de SKGZ (Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekeringen) navraag gedaan of zij op basis van de voorgelegde klachten en geschillen een trend zien. Het SKGZ herkent deze trend echter niet. Zij hebben sinds 2006 in zes kwesties betreffende een (voorgenomen) verblijf in het Nederlands Astmacentrum in Davos (NAD) bemiddeld. De Geschillencommissie heeft sinds 2006 geen bindende adviezen gegeven, er is op dit moment één geschil in behandeling.
Is het waar dat zorgverzekeraars vrijwel alle procedures als het gaat om behandeling van longpatiënten in Davos verliezen?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u het niet ongepast dat Univé zegt het besluit van de rechter te respecteren maar haar beleid inzake Davos niet te veranderen? Is een zorgverzekeraar er niet om die zorg te vergoeden die «state of the art» is?
Opname en behandeling in een astmacentrum behoort tot een te verzekeren prestatie krachtens de Zorgverzekeringswet en aanverwante regelgeving. Het CVZ heeft op verzoek van een zorgverzekeraar op 25 februari 2008 een uitspraak gedaan inzake de behandeling in het NAD. In dit advies geeft het CVZ aan dat de individuele medische toestand van de patiënt het uitgangspunt is voor de medische indicatie voor opname in een astmacentrum (of voor een medische behandeling van welke aard dan ook). Een medisch specialist kan de indicatie voor opname in een astmacentrum, of specifiek voor behandeling in het NAD, geven. Het is aan de zorgverzekeraar om te beoordelen, mede op basis van de medische indicatie van de medisch specialist, of een verzekerde naar inhoud en omvang redelijkerwijs is aangewezen op opname en behandeling in het NAD. De individuele omstandigheden van het geval geven hierbij de doorslag en er mag een doelmatigheidsafweging worden gemaakt. In het bijzonder moet worden afgewogen of ambulante begeleiding niet voldoende is. Voor opname in het NAD geldt overigens dat het hebben van een allergie voor huisstofmijt een doorslaggevende rol kan spelen. Het NAD is namelijk zo hoog gelegen dat hier de huisstofmijt niet kan leven.
Wat acht u uw rol in deze? Bent u bereid de zorgverzekeraars aan te spreken op hun rol als zorgverzekeraar die het belang van de patiënt centraal hoort te stellen?
Zoals ik aan heb gegeven in mijn reactie op vraag 1, ga ik niet over geschillen tussen zorgverzekeraars en verzekerden. De rechten van de verzekerde zijn vastgelegd in de zorgpolis, dat is de overeenkomst tussen een verzekeringnemer en een zorgverzekeraar waarin de gesloten zorgverzekering is vastgelegd. De zorgverzekering moet voldoen aan hetgeen bij of krachtens de Zvw is geregeld. Indien zich een (verstrekkingen)geschil voordoet tussen een verzekeraar en een verzekerde, kan de verzekerde terecht bij de SKGZ. Ook de weg naar de rechtbank staat open.
Is het wenselijk de criteria op grond waarvan patiënten in aanmerking komen voor behandeling in het astmacentrum in Davos nader te preciseren om willekeur te voorkomen? Dient niet de indicatiestelling van de specialist doorslaggevend te zijn?2 Kunt u uw standpunt nader toelichten?
De indicatiestelling van de specialist is een belangrijk, maar niet zonder meer doorslaggevend, criterium voor vergoeding uit de Zvw. De uitspraak van het CVZ biedt mijn inziens voldoende kader voor de zorgverzekeraar. Zie ook mijn beantwoording op vraag 4.
Het probleem dat jongeren die 18 jaar worden problemen hebben met het betalen van de zorgverzekeringspremie |
|
Nine Kooiman (SP), Jasper van Dijk (SP), Renske Leijten (SP) |
|
|
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat op het moment dat jongeren 18 jaar worden ze per direct verplicht worden de premie van de Zorgverzekeringswet te betalen, maar dat zij in het ongunstigste geval soms drie maanden moeten wachten voordat zij recht hebben op studiefinanciering en geen mogelijkheden hebben om de zorgverzekeringspremie te betalen?
Erkent u dat het probleem, dus dat jongeren in het ongunstigste geval pas na drie maanden na hun 18e verjaardag studiefinanciering krijgen, en wel maandelijks zorgverzekeringspremie moeten betalen, niet opgelost is als studenten (zowel MBO- als HBO-studenten) voor hun 18e verjaardag de studiefinanciering aanvragen?1
Klopt het voorbeeld gegeven door Zorgbelang Gelderland, dat een jongere die op 2 januari 18 jaar wordt, pas recht heeft op studiefinanciering vanaf 1 april (zowel MBO als HBO student)? Zo ja, waarvan moet een jongere de zorgverzekeringspremie betalen als deze niet terug kan vallen op zijn of haar ouders? Kunt u uw antwoord toelichten?
Erkent u dat dit probleem juist voor jongeren in de jeugdzorg extra lastig is omdat zij niet altijd financieel terug kunnen vallen op hun ouder(s), en dat vaak de jeugdzorg voor hen eindigt op het 18e jaar en zij ineens zelfstandig moeten wonen? Zo ja, wat gaat u specifiek voor deze groep jongeren doen om hen hierin te ondersteunen?
Erkent u het probleem dat jongeren vaak voor het minimale zorgverzekeringspakket kiezen terwijl dit voor jongeren met bijvoorbeeld een chronische aandoening (zoals ADHD of PDD-NOS) verstandig kan zijn om voor een aanvullende zorgverzekeringspakket te kiezen? Bent u bereid om juist deze kwetsbare groep jongeren hierin extra voorlichting te geven? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe gaat u dit doen?
Bent u bereid een oplossing voor deze groep jongeren te zoeken door bijvoorbeeld de zorgverzekeringspremie in te laten gaan in het kwartaal nadat de jongere 18 jaar wordt, en het gelijk loopt aan de studiefinanciering? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de optie te hanteren om de jongere direct wanneer deze 18 wordt diezelfde maand ook studiefinanciering uit te betalen? Zo nee, waarom niet?
Bent u bereid de belofte gedaan door uw ambtsvoorganger in antwoord op vragen van het lid Van Gerven om naar oplossingen te zoeken na te komen en te kijken «wat er kan»?2
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Studiefinanciering van 6 april 2011?
Het bericht dat Menzis huisartsenpraktijken opkoopt |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht «Zorgverzekeraar Menzis koopt huisartsenpraktijken op»?1
Menzis heeft mij laten weten dat deze berichtgeving in formele zin onjuist is. Zorgverzekeraar Menzis koopt geen huisartsenpraktijken op. Zorgpunt is een zelfstandig bedrijf, waarin Menzis Eerstelijns Zorg (MEZ) voor 50% participeert. MEZ is een organisatie die onderdeel is van de coöperatie Menzis, maar gescheiden is van de verzekeringsactiviteiten. De andere aandeelhouder in Zorgpunt is Investeringsmaatschappij Reggeborgh.
Zorgpunt neemt zelfstandig het besluit om praktijken over te nemen. In Winschoten heeft Menzis Zorgverzekeraar, vanuit zijn zorgplicht, aan Zorgpunt en andere marktpartijen gevraagd om de continuïteit van de huisartsenzorg te garanderen. Zorgpunt heeft daar zelfstandig invulling aan gegeven.
Klopt het dat Oost-Groningen al tijden een tekort aan huisartsen heeft? Zo ja, wat zijn de recente cijfers hierover?
Recente cijfers van het NIVEL over de huisartsendichtheid per provincie geven aan dat in de regio Groningen in 2010 2327 inwoners per (fte) huisarts waren. Dit is gemiddeld in vergelijking met de andere regio’s.
Menzis geeft aan dat het werven van huisartsen in Oost–Groningen lastig is. De huisartsenzorg in Oost-Groningen is (was) voornamelijk georganiseerd via solopraktijken; waardoor bij een vertrek van een huisarts moeizaam kon worden voorzien in een opvolger. (Beginnend) huisartsen kiezen er steeds minder voor om zich te vestigen als «plattelandsdokter» in een solopraktijk.
Wat Oost-Groningen op dit moment volgens Menzis bijzonder maakt is dat er relatief veel oudere huisartsen in dit gebied werkzaam zijn, hierdoor zijn er ook relatief gezien meer vanwege de leeftijd stoppende huisartsen. Dit maakt de situatie in Oost-Groningen acuter.
Deelt u de mening dat de constructie van Menzis via het bedrijf Zorgpunt in feite een verticale fusie is tussen een zorgverzekeraar en een zorgaanbieder? Zo nee, waarom niet?
Ja. Door het feit dat Menzis medeaandeelhouder is van een eerstelijns zorgbedrijf is sprake van een vorm van verticale integratie tussen een zorgverzekeraar en een zorgaanbieder. Menzis is overigens al sinds 2004 eigenaar van twee eerstelijnscentra in Groningen en Arnhem. Ook deze beide centra – die nu deel uitmaken van Zorgpunt – zijn voortgekomen uit het initiatief van Menzis om aan de zorgplicht te kunnen voldoen.
Is deze constructie getoetst door de Nederlandse Mededingingsautoriteit (NMa)? Zo nee, waarom niet?
Ja, het voornemen om Zorgpunt op te richten, als een joint venture tussen de zorgactiviteiten van Menzis en Reggeborgh, is in juni 2010 door deze partijen gemeld. De NMa heeft op 20 juli 2010 een besluit genomen naar aanleiding van deze melding. In dit besluit is ook gekeken naar het verticale aspect. De NMa heeft geconcludeerd dat er geen reden was om aan te nemen dat uit het voornemen negatieve effecten voor de mededinging zouden voortvloeien. In de meeste gemeenten waar Zorgpunt actief werd kwam het marktaandeel van Menzis op de verzekeringsmarkt noch Zorgpunt op het gebied van huisartsenzorg, boven de 30% uit, waardoor niet aannemelijk werd dat de markt voor andere verzekeraars of huisartsen zou worden afgeschermd. Naar één gemeente heeft de NMa specifiek gekeken omdat Menzis daar een sterke positie heeft. Ook ten aanzien van deze gemeente heeft de NMa na onderzoek geconcludeerd dat het niet aannemelijk was dat er marktafschermende effecten zouden optreden.
Vindt u de aanpak van Menzis de juiste oplossing voor het huisartsenprobleem in Oost-Groningen?
Ik ben geen voorstander van structurele verticale integratie tussen verzekeraars en zorgaanbieders omdat dit leidt tot onzuivere inkoopafwegingen bij de verzekeraar. Het moet niet zo zijn dat afwegingen van verzekeraars bij de zorginkoop door andere (financiële) belangen worden gestuurd dan de belangen van de verzekerde. Dat is niet goed voor de dynamiek in de zorg en daarmee voor de keuzevrijheid van de patiënt en de kwaliteit van zorg.
Om die reden wil ik verticale integratie tussen zorgverzekeraars en zorgaanbieders verbieden, zoals ook in het Regeerakkoord is vastgelegd. Op dit verbod wil ik echter wel tijdelijke uitzonderingen toestaan namelijk als verticale integratie/overname de enige manier voor een verzekeraar is om aan zijn zorgplicht te voldoen. Na verloop van tijd, als de zorgaanbieder zich heeft kunnen bewijzen in de markt, zou de verzekeraar de aanbieder (van zich) moeten vervreemden. Een dergelijk verbod (met uitzonderingsopties) vereist wijziging van de regelgeving. Ik ben daarmee aan de slag.
De aanpak van Menzis kan een oplossing zijn voor een nijpend probleem in een concreet geval. Essentieel is dat patiënten keuzevrijheid houden en dat de toegankelijkheid en kwaliteit van de zorg in al haar facetten is gegarandeerd. Zorgpunt, en andere marktpartijen die georganiseerde eerstelijnszorg aanbieden, vormen in het beleid van Menzis een belangrijke schakel in het oplossen van deze problematiek, omdat hierdoor de praktijk interessant wordt voor huisartsen die geen ondernemer/praktijkhouder willen zijn.
Er zijn echter ook andere alternatieven waarover ook melding wordt gedaan in het bericht van TV Noord. Zo is Huisartsenkring Groningen in samenwerking met de provincie, Ros (regionale ondersteunings structuur in de eerste lijn) en Menzis (samen: Expertteam Continuering Huisartsenzorg) bezig een stichting op te richten die in specifieke gevallen de praktijkopvolging faciliteert en lacunes in de beschikbaarheid van huisartsenzorg voorkomt. Het gaat dan vooral om solistische praktijken in relatief dunbevolkte, niet-stedelijke gebieden. De verwachting is dat de stichting medio mei wordt opgericht. Kern van de activiteiten: de stichting neemt (tijdelijk) de praktijk /praktijkvoering over, draagt zorg voor een waarnemer en faciliteert de praktijkopvolging. De waarnemer of een andere huisarts neemt uiteindelijk de praktijk over en daarmee eindigt ook de bemoeienis van de stichting met deze praktijk. In het verleden heeft het Expertteam Continuering Huisartsenzorgop een vergelijkbare manier er voor gezorgd dat de waarnemer in veel gevallen uiteindelijk de praktijk succesvol heeft overgenomen waardoor lacunes in de huisartsenzorg zijn voorkomen.
Bent u ervan op de hoogte dat over Zorgpunt Menzis zelf schrijft: «Met Zorgpunt ontstaat er een sterke en grote partij in de eerstelijn. Daarmee kan Menzis als zorgverzekeraar makkelijker afspraken maken.»? Deelt u de mening dat hier dus economische belangen spelen en niet het belang van de patiënt?
Ik heb begrepen dat Menzis met het vormen van Zorgpunt de organisatiegraad in de eerste lijn beoogt te vergroten. Daarmee wordt het voor de eerstelijnszorg gemakkelijker om bijvoorbeeld de bereikbaarheid en kwaliteit van zorg zeker te stellen. Zorgpunt biedt volgens Menzis een oplossing voor een aantal problemen in de eerstelijnszorg: investeren in betere zorg dichtbij de cliënt, onder verantwoordelijkheid van de huisarts. De vraag uit de samenleving – met steeds meer ouderen en chronisch zieken – naar goed afgestemde zorg wordt alleen maar groter. Menzis wil die zorg voor haar klanten niet in ziekenhuizen leveren, maar dichtbij huis in centra waar huisarts, apotheker, fysiotherapeut, thuiszorgmedewerker, GGZ-consulent, en andere disciplines goed samenwerken.
Naast het belang van de patiënt is ook premiebeheersing voor Menzis van belang. Menzis is van mening dat een goed georganiseerde eerstelijnszorg daar aantoonbaar een bijdrage aan levert.
Wat gaat u doen om deze ontwikkeling te stoppen?
Zie mijn antwoord op vraag 5.
Welke stappen kan de overheid nemen om het huisartsentekort in regio’s als Oost-Groningen tegen te gaan?
De overheid heeft vooral een taak om te zorgen voor voldoende opleidingsplaatsen voor huisartsen. Lokale overheden kunnen faciliterend optreden om hun aantrekkelijkheid als vestigingsplaats voor huisartsen te vergroten. De NZa kan daarnaast de zorgverzekeraar aanspreken op zijn zorgplicht, wanneer hij te weinig onderneemt om voldoende huisartsenzorg te contracteren. In casu is dit echter niet het geval.
Het recht van grensarbeiders op een persoonsgebonden budget in Duitsland |
|
Margreeth Smilde (CDA), Agnes Wolbert (PvdA), Linda Voortman (GL) |
|
![]() ![]() ![]() |
Bent u op de hoogte van het feit dat Nederlanders die in Duitsland wonen, maar in Nederland werkzaam zijn, niet in aanmerking komen voor een PGB of Pflegegeld?
Ja.
Kunt u aangeven welke rechten een Nederlander heeft ten aanzien van de AWBZ wanneer hij in het buitenland woont, maar in Nederland werkt en premie betaalt?
Een persoon die in het buitenland woont maar werkt in Nederland is, ongeacht zijn nationaliteit, verzekerd op grond van de AWBZ. Deze persoon heeft zowel aanspraak op gecontracteerde zorg (zorg in natura) als recht op vergoeding van de betaalde kosten indien hij buiten Nederland niet-gecontracteerde zorg inroept die met een AWBZ-verstrekking vergelijkbaar is. Indien voor de AWBZ-verstrekking een eigen bijdrage geldt wordt het bedrag daarvan afgetrokken van het bedrag dat gerestitueerd wordt.
Het PGB is geen wettelijke aanspraak en valt dus niet onder de vergoedingmogelijkheid. Het zorgkantoor kan alleen subsidie voor PGB’s verlenen voor verzekerden woonachtig in zijn regio. Nederlanders die in Duitsland wonen, wonen niet in een regio van een zorgkantoor en kunnen dus geen PGB krijgen.
Daarnaast bestaat ingevolge de Europese sociale zekerheidsverordening (Verordening (EEG) nr. 883/04) aanspraak op deze zorg («verdragsaanspraak») in natura. Voorwaarde daarbij is dat de ziektekostenverzekeringwetgeving van het woonland voorziet in AWBZ-achtige vormen van zorg. De kosten daarvan komen ten laste van Nederland. Als verdragsgerechtigde heeft men in het woonland aanspraak op verstrekkingen, maar niet op uitkeringen.
Duitsland kent naast zorg in natura ook het Pflegegeld. In het arrest Molenaar heeft het Hof geoordeeld dat het Duitse Pflegegeld dient te worden aangemerkt als «uitkering» in de zin van de verordening en niet als verstrekking. Dit komt door de kenmerken van het Pflegegeld. Deze kenmerken zijn: het gaat om een periodieke toelage, het gaat om een vast bedrag ongeacht gemaakte kosten, er hoeven niet eerst betalingsverplichtingen te zijn aangegaan met zorgverleners, noch hoeven er bewijsstukken voor gemaakte kosten te zijn overgelegd en er is een grote mate van vrijheid bij de besteding van het bedrag. Het gevolg van die uitspraak is dat Nederlandse verdragsgerechtigden die in Duitsland wonen geen recht hebben op het Pflegegeld (wel op de «Pflege» zorg in natura), terwijl de Duitse verdragsgerechtigden die in Nederland wonen wel Pflegegeld kunnen ontvangen en daarnaast in beginsel aanspraak hebben op zorg in natura.
Naar mijn mening is hier geen sprake van ongelijke behandeling, omdat er vanwege het wonen in een ander land geen sprake is van gelijke omstandigheden.
Door het wonen in een ander land dan het land waar men werkt is de Europese regelgeving en de daarop gebaseerde Hofjurisprudentie van toepassing.
Zijn rechten op AWBZ-zorg gelijk aan de rechten voor premiebetalende Nederlanders woonachtig in andere Europese lidstaten? Zo nee, deel u de dat er dan sprake is van ongelijke behandeling?
Zie antwoord vraag 2.
Als premiebetalende Nederlanders woonachtig in Duitsland van het College voor zorgverzekeringen (CVZ) te horen krijgen dat zij niet in aanmerking komen voor een PGB of voor Pflegegeld, waarom staat er dan op de website van het CVZ: «Als de verzekerde langer dan zes weken in het buitenland verblijft en een zorgverlener contracteert die niet onder de Nederlandse fiscale en sociale wetgeving valt, past het zorgkantoor de hoogte van het PGB aan aan het prijsniveau van het land waar de verzekerde verblijft. Het CVZ heeft hiervoor aanvaardbaarheidspercentages ontwikkeld.»?1
Het citaat is onvolledig. De slotzin op de website van het CVZ:
«Verzekerden die permanent in het buitenland wonen, hebben geen recht op een PGB.» De in de vraag geciteerde tekst slaat op AWBZ-verzekerden die tijdelijk in het buitenland verblijven en nog steeds woonachtig zijn in Nederland. In die situaties is het verdragsrecht dus niet van toepassing.
Deelt u de mening dat het onjuist is wanneer er onderscheid wordt gemaakt tussen het vergoeden van zorg in natura en het PGB, omdat mensen wettelijk recht hebben op het maken van deze keuze?
Er is geen wettelijk recht op deze keuze. Het PGB wordt verleend in de vorm van subsidie.
Welke stappen bent u bereid te zetten om er voor te zorgen dat de Europese wetgeving wordt aangepast om een PGB voor premiebetalende Nederlanders woonachtig in Duitsland mogelijk te maken?
Dat mensen recht hebben op een PGB, noch op Pflegegeld heeft enerzijds te maken met het feit dat het in Nederland geen wettelijke aanspraak is en in Duitsland niet kan worden verstrekt vanwege het arrest Molenaar.
Het wettelijk regelen van het PGB is afgesproken in het Regeer- en Gedoogakkoord (zie ook Kamerstukken II 2010/11, 32 620, nr. 1). Bij het wettelijk gaan regelen van het PGB zal ik de onderhavige kwestie nader bezien. Zowel het wettelijk regelen van het PGB als vorm van verstrekking (een budget dat aan zorg moet worden besteed) als het wettelijk regelen van het PGB in de vorm van een uitkering (een budget waarover geen verantwoording moet worden afgelegd) heeft Europeesrechtelijke gevolgen voor verdragsgerechtigden die niet AWBZ-verzekerd zijn, zowel voor Nederlanders in het buitenland als buitenlanders in Nederland.
Bij de totstandkoming van het wetsvoorstel zal ik mij zonodig verstaan met de Europese Commissie. Vanzelfsprekend speelt hierbij het solide maken van het PGB een rol.
Welke stappen bent u bereid te zetten om er op korte termijn voor te zorgen dat de mensen die nu tussen wal en schip vallen zelf hun zorg kunnen regelen door middel van een PGB? Bent u bereid daarover in gesprek te gaan met het CVZ en de betreffende Duitse uitvoeringsinstantie om snel tot een oplossing te komen?
Zie antwoord vraag 6.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden vóór het algemeen overleg Informele Gezondheidsraad (EU) op 3 maart 2011?
Ja.
PGB'ers die worden afgeschrikt door gemeenten |
|
|
|
Bent u bekend met het artikel «Potentiele PGB-ers Leiden onder druk gezet van de gemeente»?1
Ja, ik heb kennis genomen van het door u genoemde artikel. Van de gemeente Leiden heb ik vernomen dat het artikel is gebaseerd op een individuele situatie die zich ruim een jaar geleden heeft afgespeeld. De gemeente heeft deze kwestie vrijwel direct uitgesproken met betrokkene, die daarop zijn verhaal aanzienlijk heeft genuanceerd.
Herkent u dit signaal, en komt dit vaker voor? Zo ja hoe vaak? Zo nee, bent u bereid te onderzoeken of dit vaker voorkomt?
Het signaal dat gemeenten mensen onder druk zetten om af te zien van een PGB is mij niet bekend. Mede in verband met de overheveling van de functie begeleiding van de AWBZ naar de Wmo, heb ik in het kader van het Bestuursakkoord 2011–2015 met de VNG afgesproken onderzoek te doen naar de vraag of en zo ja in welke mate het PGB een belemmering vormt voor een doelmatige en doeltreffende uitvoering van de Wmo. Van die gelegenheid zal ik gebruik maken om de wijze waarop gemeenten met het PGB omgaan te evalueren. Uw vraag zal daarbij worden meegenomen.
Het Bestuursakkoord 2011–2015 is u bij brief van 21 april jl. door de Minister van BZK toegezonden.
Deelt u de mening dat het goed is dat mensen worden voorgelicht over de keuze tussen Persoonsgebonden Budget (PGB) en zorg in natura, maar de uiteindelijke keuze tussen beiden is aan de mensen zelf? Deelt u voorts de mening dat het zeer ongewenst is als gemeenten de vrije keuze voor een PGB aan mensen die daar zelf voor willen kiezen proberen te ontzeggen? Bent u bereid actie te ondernemen als gemeenten de keuzevrijheid van mensen op deze wijze belemmeren? Zo ja, wat gaat u ondernemen? Zo nee, waarom niet?
De Wmo schrijft voor dat mensen die een aanspraak hebben op een individuele voorziening de keuze moeten hebben tussen een PGB of een voorziening in natura. Mensen moeten goed worden voorgelicht over welke keuze er is en welk gevolg aan welke keuze vastzit. Hier heb ik het over de «geïnformeerde toestemming». Mensen maken zelf een keuze. Ik teken hierbij echter wel aan dat de wet gemeenten ook toestaat om in geval van «zwaarwegende overwegingen» af te zien van het verstrekken van een PGB. Gezien het feit dat het door u genoemde artikel is gebaseerd op een individuele situatie, overweeg ik geen acties in de richting van gemeenten. Uit het onderzoek dat ik met de VNG ga uitvoeren (zie vraag 2) moet blijken of er aanleiding bestaat dit standpunt te herzien.
Heeft u kennisgenomen dat de gemeente Leiden in het artikel stelt, dat zij «de wettelijke plicht heeft om te beoordelen of de aanvrager in staat is de administratie en de bijkomende zaken rond het pgb te organiseren en te overzien»? Heeft u gemeenten hiervoor richtlijnen gegeven hoe zij dit moeten doen?
Naar mijn mening is deze opvatting juist. Ingevolge artikel 5 van de Wmo stelt de gemeenteraad, bij verordening en met inachtneming van het bepaalde bij of krachtens deze wet, regels over de te verlenen individuele voorzieningen en over de voorwaarden waaronder personen die een aanspraak hebben op een dergelijke voorziening recht hebben op het ontvangen van die voorziening in natura of een PGB. Dit artikel geeft gemeenten de bevoegdheid de voorwaarden te stellen aan het toekennen van een PGB zoals u die aangeeft in uw vraag. Ik heb gemeenten geen richtlijnen gegeven ten aanzien van de wijze waarop zij invulling moeten geven aan het gestelde in artikel 5 van de Wmo.
Bent u bereid te communiceren aan gemeenten dat u de wettelijke mogelijkheid die in de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) wordt geboden om individuele voorzieningen altijd in de vorm van een PGB te verstrekken belangrijk vindt?
Ik zie geen aanleiding om gemeenten hierover te informeren. Ik heb niet het beeld dat gemeenten hier niet goed mee omgaan.
Is er een evaluatie van het PGB-gebruik van Wmo-voorzieningen? Kunt u aangeven hoe deze zich verhouden ten opzichte van de naturavoorzieningen?
In januari 2010 heeft het Sociaal Cultureel Planbureau haar evaluatie van de Wmo gepresenteerd. Daarbij is ook aandacht besteed aan het gebruik van het pgb en aan de motieven waarom mensen een pgb wensen. De verhouding met naturavoorzieningen is niet aan de orde geweest. Wel is naar voren gekomen dat van de mensen die een beroep doen op een Wmo-voorziening gemiddeld 8 tot 16% een pgb aanvraagt.
Het beperken van de vergoeding voor de diabetesmedicijnen byetta en victoza |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Waarom heeft u besloten de indicatie voor het gebruik van de diabetesmedicijnen behoren de tot de GLP-1 receptorantagonisten per 1 maart 2011 aan te scherpen?
De indicatie voor het gebruik van de GLP-1 analogen is vanaf het moment dat deze middelen op de markt kwamen al zo geweest. In de registratietekst (de SPC) van de GLP-1 analogen (exenatide en liraglutide) staat dat de combinatie met insuline niet aangeraden wordt omdat toepassing hiervan niet beoordeeld is. De balans werkzaamheid/veiligheid is voor de combinatie met insuline niet gewogen en dus niet beoordeeld door de registratieautoriteit. De nieuwe vergoedingsvoorwaarden sluiten aan bij de geregistreerde indicatie. Deze voorwaarden zijn overigens niet per 1 maart 2011 aangescherpt. Dit zal pas gebeuren per 1 mei 2011.
Worden hierdoor niet een aantal moeilijk behandelbare diabetespatiënten ernstig gedupeerd omdat zij de middelen met succes hebben gekregen, waardoor zij minder insuline hoeven te gebruiken en zich gezonder voelen?
Nee, dat vind ik niet. Uit de berichtgeving van bijvoorbeeld de Diabetes Vereniging Nederland leid ik af dat er een groep patiënten is die wordt behandeld met zowel GLP-1 analogen als met insuline, en dat deze groep zich daar goed of zelfs beter bij voelt. Helaas is het zo dat wetenschappelijk bewijs daarvoor door de fabrikant (nog) niet is aangeleverd bij de registratie-autoriteit of bij het CVZ. Deze instanties hebben deze, op dit moment nog off-label, toepassing dan ook niet kunnen beoordelen en een uitspraak kunnen doen over de balans werkzaamheid/veiligheid of de toegevoegde therapeutische waarde. Zoals gezegd staat in de registratietekst (de SPC) van deze middelen op dit moment zelfs dat de combinatie met insuline niet aangeraden wordt.
Vindt u het niet vreemd dat eerst een nieuw middel wordt vergoed en dan ineens de indicatie wordt aangescherpt terwijl er geen nieuwe medische feiten op tafel zijn gekomen en van het advies van de Commissie Farmaceutische Hulp (CFH) wordt afgeweken?1 Vindt u niet dat patiënten erop zouden moeten kunnen vertrouwen dat een dergelijk middel, dat topspecialisten die diabetici behandelen als een aanvulling op het therapeutisch arsenaal beschouwen voor patiënten met een ernstig overgewicht, en daarom het voorschrijven daarvan in het basispakket thuishoort?
Er wordt niet afgeweken van het CFH advies. Het CVZ heeft bij een beperkte groep patiënten meerwaarde toegekend van de toepassing van GLP-1 analogen in vergelijking met de toepassing van insuline. Aan het gebruik van GLP-1 analogen in combinatie met insuline is geen meerwaarde toegekend.
In de vergoedingsvoorwaarden die aan de hand van deze beoordeling oorspronkelijk opgezet waren, was de combinatie met insuline niet expliciet uitgesloten. Vanwege de uitspraak in de hierboven vermelde SPC tekst, leek het combineren van deze middelen niet voor de hand te liggen. Omdat het gebruik waarvoor de GLP-1 analogen, volgens het CFH advies, bewezen toegevoegde waarde hebben nog niet precies genoeg in de vergoedingsvoorwaarden was opgenomen, heb ik dit alsnog gedaan.
Is het waar dat in andere Europese landen het middel wel wordt vergoed bij diabetespatiënten met een body mass index van 28, terwijl in Nederland tot 1 maart een grens gold van 35?
Ik ben niet op de hoogte van de vergoedingsstatus in alle andere Europese landen. Ongetwijfeld zullen er verschillen in vergoedingsstatus zijn; er zijn namelijk veel verschillende vergoedingssystemen waarbij er in vergelijking tot Nederland soms ruimer en soms minder ruim wordt vergoed.
Wat vindt u van de mening van specialist Waanders die spreekt van een verkapte bezuiniging?2
Hier is geen sprake van. Het is gebruikelijk dat geneesmiddelen, voordat ze vergoed worden, beoordeeld worden door het CVZ. Ook is het gebruikelijk om bij relatief dure geneesmiddelen de vergoeding in te perken tot die indicaties waarvan de therapeutische meerwaarde is aangetoond. Gezien de kosten die gepaard gaan met deze middelen (zie mijn antwoord op vraag 7) lijkt me dit ook terecht.
Wordt door dit besluit niet achter de feiten aan gelopen als moderne medicijnen van vergoeding worden uitgesloten terwijl op langere termijn wordt bespaard omdat mensen gezonder blijven?
Nee. De meerwaarde van deze combinatie is niet wetenschappelijk aangetoond en dus valt er geen uitspraak te doen over mogelijke besparingen op andere gebieden in de zorg.
Hoeveel diabetespatiënten in Nederland gebruikten voor 1 maart 2011 GPL-1 receptor agonisten? Welk bedrag was daar landelijk mee gemoeid op jaarbasis?
Volgens de Stichting Farmaceutische Kengetallen (SFK) waren er in de tweede helft van 2010 ongeveer 5 000 patiënten die GLP-1 analogen gebruikten. Het aantal gebruikers stijgt snel. Uitgaande van de cijfers van december 2010 gaat het om ongeveer 6,5 miljoen euro per jaar, maar vanwege de sterke groei is dit vermoedelijk een onderschatting voor 2011.
Wat vindt u van het feit dat door deze maatregel mensen die wel circa 90 euro per maand kunnen betalen voor eigen rekening dit medicijn dan wel krijgen, en minder vermogende patiënten niet?
Ik ben van mening dat voor het gebruik van collectieve middelen in ieder geval de meerwaarde van behandelingen wetenschappelijk aangetoond zou moeten zijn.
Bent u bereid deze maatregel terug te draaien, en bijvoorbeeld gedurende enkele jaren wel onder de voorwaarden van vóór 1 maart jl. vertrekking in het basispakket te handhaven, zodat de werkzaamheid en de bijwerkingen van de medicijnen verder kan worden gevolgd om een finaal oordeel over de effectiviteit te vellen?
Van terugdraaien is geen sprake. Ik heb besloten om de aanscherping van de vergoedingsvoorwaarden te laten ingaan op 1 mei 2011. Ik ben bereid te zorgen voor een overgangsregime voor de groep patiënten die nu deze combinatie gebruiken. Ik blijf voor de huidige groep patiënten deze combinatie vergoeden tot 1 januari 2012 en ik vraag de beroepsgroep deze periode te benutten om te komen tot een zorgvuldige afbouw van deze combinatie.
Als het in de toekomst toch moet komen tot een positieve vergoedingsbeslissing voor deze toepassing, dan moet dat ook blijken uit wetenschappelijke onderzoeken. Het is de taak van de registratiehouder om deze toepassing te registreren en een aanvraag in te dienen voor een uitbreiding van de vergoeding.
Het bericht dat er sprake is van corruptie en hoge kosten bij zorgverzekeraar Agis |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het bericht «Corruptie en te hoge kosten: veel mis bij Agis in Marokko»?1 Zo ja, deelt u de mening dat de geschetste cultuur van steekpenningen, monopolies en vriendjespolitiek, onder toeziend oog van de directeur van het Agis-steunpunt ter plaatse, onacceptabel is?
Het bericht in de Volkskrant van 18 februari jl. dat Agis zaken doet met een corrupt netwerk van klinieken in Marokko en dat deze zorgverzekeraar Nederlandse verzekerden dwingt zich te laten behandelen door bevriende artsen tegen te hoge kosten is naar ik heb begrepen niet in overeenstemming met de werkelijkheid.
Agis heeft een servicecentrum in Marokko gevestigd, net zoals in Turkije en Suriname. Verzekerden die zich bij zo’n servicecentrum melden, krijgen op basis van hun diagnose een advies over een te kiezen kliniek waarmee Agis een overeenkomst heeft gesloten.
Agis heeft mij laten weten alleen overeenkomsten te sluiten met klinieken waarvan de kwaliteit van de zorg, de transparantie van de administratieve afhandeling en de prijsstelling is getoetst en positief beoordeeld. Adviserend geneeskundigen vanuit Nederland bezoeken en beoordelen de klinieken op deze punten. Agis spreekt met hen prijzen af conform de Marokkaanse prijsstelling die ruim onder het Nederlandse tarief ligt.
Verzekerden hebben in het buitenland, net als in Nederland, vrije artsenkeuze, dus ze hoeven dit advies van het servicecentrum niet op te volgen. Als verzekerden naar een door Agis gecontracteerde kliniek gaan, hoeven ze de kosten van de behandeling niet voor te schieten. Als verzekerden ervoor kiezen naar een kliniek van hun eigen keuze te gaan, dan kunnen ze de gemaakte kosten, uiteraard alleen indien de behandeling binnen de dekking van de verzekering valt, achteraf in Nederland declareren.
Uit het bovenstaande wordt duidelijk dat er geen sprake kan zijn van de beschuldigingen die zijn geuit in het betreffende Volkskrant artikel.
Zoals u weet is het Kabinet voornemens de werelddekking van de ziektekostenverzekering af te schaffen en de vergoeding te beperken tot de landen van de Europese Unie. Als deze maatregel geëffectueerd is, vervalt de wettelijke grondslag van bovenstaande afspraken voor wat betreft het basispakket.
Deelt u de mening dat Agis de uitkomsten van het onderzoek per direct openbaar moeten maken?
Van Agis heb ik begrepen dat er geen sprake is van een onderzoek. Wel is het zo dat zorgverzekeraars standaard controles uitvoeren om te bezien of zorgaanbieders zich aan de met hen gemaakte afspraken houden. Uit regulier onderzoek door de interne accountantsdienst van Agis en uit de controle door de externe accountant blijkt dat de handelwijze van het servicekantoor en de financiële stromen in overeenstemming zijn met de afspraken die met de gecontracteerde zorgverleners zijn gemaakt.
Bent u bereid de ten onrechte uitgegeven Nederlandse premiegelden terug te vorderen bij zorgverzekeraar Agis? Zo nee, waarom niet?
De NZa houdt toezicht op de zorgplicht van zorgkantoren en zorgverzekeraars en op de gedeclareerde zorg in de Zvw en AWBZ. De NZa heeft mij laten weten dat zij naar aanleiding van de nu voorliggende informatie en het contact dat zij hierover met Agis hebben gehad, geen aanleiding ziet om een aanvullend onderzoek in te stellen. Zodra er in de toekomst nadere informatie boven water zou komen zal de NZa hierop alert zijn en zal zij zonodig handhavend en eventueel corrigerend optreden.
Bent u op de hoogte van het gegeven dat de nota’s voor de heffing van de eigen bijdrage voor begeleiding maanden te laat worden verzonden en dat sommige cliënten, mensen met een lichamelijke beperking en/of psychiatrische problemen, zelfs op dit moment, acht maanden na de invoering van de eigen bijdrage voor begeleiding, geen enkele nota van de eigen bijdrage voor begeleiding hebben ontvangen?1
Ja, dat is mij bekend.
Deelt u de mening dat deze gang van zaken onfatsoenlijk is, omdat de mensen die het betreft in grote onzekerheid leven omdat zij ten eerste geen, of pas heel laat, inzicht hebben gekregen in hun eigen financiële positie en ten tweede bij het ontvangen van achterstallige nota’s geen informatie hebben over mogelijke betalingsregelingen?
Ik betreur het dat mensen pas laat de eigen bijdrage opgelegd hebben gekregen. Daarentegen zijn mensen wel geïnformeerd over een mogelijke betalingsregeling. Deze staat op de factuur vermeld en op de website van het CAK.
Wat is de reden voor deze grote achterstanden bij het versturen van de nota’s voor de eigen bijdrage? Wat gaat u er aan doen om deze achterstanden weg te werken en te voorkomen dat een dergelijks situatie zich nogmaals voordoet? Wanneer krijgen deze mensen zekerheid?
De reden voor deze achterstanden is het niet of zeer laat aanleveren van gegevens door zorgaanbieders.
Om de eigen bijdrage op te leggen, is het noodzakelijk dat het CAK door de zorgaanbieder geïnformeerd wordt aan welke burgers zorg wordt verstrekt waarvoor een eigen bijdrage verschuldigd is en hoeveel zorg dat is. Vele zorgaanbieders hebben dat goed en op tijd gedaan, maar er is ook een groep die nog geen gegevens heeft aangeleverd of dat te laat heeft gedaan.
De invoeringsdatum van 21 juni 2010 voor de eigen bijdrage voor begeleiding in natura is met alle veldpartijen gekozen.
Het CAK is over het aanleveren van gegevens voor de eigen bijdrage sinds september 2009 in gesprek met de branches van zorginstellingen waarbij gevraagd is de leden te informeren over de verplichting om in het kader van de eigen bijdrage voor begeleiding gegevens aan te leveren aan het CAK. Ook zijn de branches maandelijks geïnformeerd over de voortgang. Begin november 2009, in december 2009 en in maart 2010 zijn vanuit het CAK brieven gestuurd naar de zorgaanbieders over deze maatregel en over het feit dat hiervoor gegevens moeten worden aangeleverd en de wijze waarop dit zou moeten gebeuren. In de eerste helft van 2010 is aan de zorgaanbieders op zeer regelmatige basis informatie verspreid over de maatregel en over de wijze van aanlevering, onder meer via nieuwsbrieven en via de relatiebeheerders van het CAK die zorginstellingen hebben bezocht. Zorgaanbieders die geen gegevens aanleverden zijn regelmatig door het CAK per brief verzocht dit alsnog te doen. Ook heeft het CAK Zorgverzekeraars Nederland gevraagd de zorgkantoren erop te wijzen dat een aantal zorgaanbieders de nodige gegevens niet of niet tijdig aanlevert. Doel hiervan was dat de zorgkantoren de desbetreffende zorgaanbieders daarop gingen aanspreken. Daarnaast zijn de vertegenwoordigers van zorgaanbieders gevraagd hun leden die nog geen gegevens aanleverden, aan te sporen om cliënten met begeleiding te informeren over het feit dat er nog een factuur voor de eigen bijdrage kon worden verwacht. Hiervoor is een standaardbrief ter beschikking gesteld.
Er is dus het nodige gedaan om problemen als de onderhavige te voorkomen en er wordt het nodige aangedaan om de achterstanden weg te werken en mensen de noodzakelijke zekerheid te geven.
Voor de toekomst blijft de les dat het belangrijk is dat alle partijen goed meewerken en hun verantwoordelijkheid nemen.
Is bekend hoeveel mensen die nu een eigen bijdrage voor begeleiding moeten betalen in financiële problemen raken? Hoeveel mensen hebben als gevolg hiervan bijzondere bijstand aangevraagd?
Of mensen in financiële problemen geraakt zijn, is mij niet bekend. De eigen bijdrage is inkomensafhankelijk en er wordt dus rekening gehouden met de draagkracht. Voor mensen met lage inkomens (inkomens op of onder 120% van het sociaal minimum) is de rekening, ook over een aantal maanden beperkt. Deze bedraagt, inclusief de Wtcg-korting, ongeveer € 12 per vier weken voor alleenstaanden en € 17 per vier weken voor gehuwden. Voor mensen met hogere inkomens zijn de bedragen hoger, maar is ook de draagkracht hoger.
Er is dus wat dat betreft geen aanleiding om door de eigen bijdrage in financiële problemen te komen. Of en hoeveel mensen bijzondere bijstand hebben aangevraagd, is mij niet bekend.
Klopt de conclusie van de vierde meldactie van de Cliëntenmonitor Langdurige Zorg van oktober 2010 dat een kwart van de mensen die een eigen bijdrage voor begeleiding moeten gaan betalen de begeleiding heeft stopgezet of overweegt deze stop te zetten? Hoeveel mensen zijn gestopt met ambulante begeleiding als gevolg van de invoering van een eigen bijdrage?
Door de methode waarop dit onderzoek is uitgevoerd, kunnen over de uitkomst geen conclusies worden getrokken voor de doelgroep als geheel, maar alleen voor de deelnemers aan het onderzoek.
Over de mensen die recent gestopt zijn met ambulante begeleiding zijn geen gegevens beschikbaar. Het feit dat de mensen die hebben deelgenomen aan dit onderzoek, hebben aangeven te overwegen van de begeleiding af te zien, houdt niet in dat ze dat dan ook daadwerkelijk zullen doen.
Waar zijn deze mensen die noodgedwongen moesten stoppen met begeleiding nu? Op welke andere plaatsen kloppen deze mensen aan voor hulp bij begeleiding? Welke gemeenten kent u die deze mensen een alternatief vanuit de Wet maatschappelijke ondersteuning (Wmo) aanbieden? Welke alternatieven hebben gemeenten tot hun beschikking? Valt daaronder ook deskundige psychiatrische begeleiding? Hebben de gemeenten hiervoor voldoende expertise en middelen ter beschikking?
Voor mij staat voorop dat mensen die de zorg echt nodig hebben die ook kunnen ontvangen. De eigen bijdrage is bedoeld om mensen te stimuleren de afweging te maken of zij de zorg echt nodig hebben. In de memo met de vierde meldactie van de Cliëntenmonitor Langdurige Zorg wordt dan ook terecht geconcludeerd dat de eigen bijdrage door de overheid bewust is ingezet vanwege de remmende werking die er vanuit gaat. Daarnaast is het doel van de eigen bijdrage een gedeeltelijke medefinanciering van de zorg door gebruikers. Het heffen van een eigen bijdrage is redelijk, mede gelet op collectieve bijdrage in de kosten van de zorg. Voor mensen die zorg ontvangen, moet de verschuldigde bijdrage echter wel op te brengen zijn. Daarom is de hoogte van de bijdrage afhankelijk van het inkomen. Er wordt dus rekening gehouden met de draagkracht van betrokkenen. Voor mensen die de zorg nodig hebben en die er desondanks voor kiezen van de zorg af te zien, is een collectief geregeld alternatief dus niet aan de orde.
Ik ben van mening dat het heffen van een eigen bijdrage, een maatregel van de vorige staatssecretaris, verantwoord is. Ik zie geen aanleiding tot heroverweging van deze maatregel. Daarvoor zijn ook geen financiële middelen beschikbaar.
Deelt u de mening dat de eigen bijdrage voor begeleiding als bezuinigingsmaatregel onverantwoord is, dat deze niet geholpen zijn met het wegblijven van begeleiding omdat zij hierdoor op den duur meer kans hebben op terugval of onnodige complicaties?
Zie antwoord vraag 6.
Een moeder die met het persoonsgebonden budget (PGB) geen kant op kan zonder begeleiding voor haar zoon |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Kent u het bericht in het Algemeen Dagblad waarin een moeder stelt dat zij ondanks het PGB dat ze ontvangt voor de begeleiding van haar autistische zoon geen geschikte begeleiders kan vinden?1
Ja.
Is het waar dat de observatiekliniek deze cliënt naar huis heeft laten gaan zonder dat er een goede invulling voor de zorg voor hem thuis was gevonden? In hoeverre was de terugkeer naar huis ingegeven door bezuinigingen en een gebrek aan personeel bij de kliniek?
Uit de berichtgeving in het AD kan ik niet opmaken welke observatiekliniek hierbij betrokken is, noch de identiteit van de desbetreffende cliënt vaststellen.
Kunt u toelichten hoe vaak het voorkomt dat cliënten met een PGB naar huis worden gestuurd zonder dat er inhoud is gegeven aan de opvolgende zorg? In hoeverre hebben mensen in een dergelijke situatie werkelijk een keuze voor een PGB of zorg in natura?
Ik weet niet hoe vaak dit voorkomt. Wel bereiken mij signalen dat het groeiend beroep op de pgb-regeling door jeugdigen met psychiatrische problematiek (zoals ADHD, PDD/NOS en autisme) mogelijk samenhangt met een gebrek aan passende zorg binnen de ZVW en de AWBZ. Dit laat ik momenteel onderzoeken. Dit heb ik gemeld in mijn pgb-brief van 30 november (kenmerk: DLZ/SFI-U-3031834). Dit voorjaar zal ik u in mijn aangekondigde pgb-brief over de uitkomsten van dit onderzoek en mijn reactie hierop berichten. Mocht het inderdaad zo zijn dat passende zorg in natura voor deze cliënten ontbreekt, dan vind ik dat er geen sprake is van een volwaardige keuze tussen beide alternatieven.
Wie is in zulke gevallen verantwoordelijk voor de begeleiding bij het vinden van passende zorg? Op wie kunnen deze mensen een beroep doen?
Als een cliënt geïndiceerd is voor AWBZ-zorg, dan zijn er twee mogelijkheden: de cliënt kan aangeven of hij/zij de zorg in natura wil ontvangen of via een pgb de zorg wil realiseren. Bij keuze voor zorg in natura heeft het zorgkantoor een zorgplicht, dat wil zeggen dat het zorgkantoor actief op zoek dient te gaan naar een zorgaanbieder. Bij keuze voor een pgb is de cliënt zelf verantwoordelijk voor de inkoop van de zorg.
Deelt u de mening dat indien mensen voor passende zorg niet terecht kunnen bij zorg in natura, zij goed begeleid dienen te worden bij het vinden van een goede invulling van zorg via een PGB?
Als een cliënt kiest voor een pgb, dan is hij zelf verantwoordelijk voor het inkopen van zijn zorg. Dat is inherent aan het pgb. Ik ben er geen voorstander van om hiervoor een ondersteuningsaanbod voor budgethouders te ontwikkelen. Mocht de gewenste zorg in natura aanwijsbaar in de regio niet voorhanden zijn, dan heeft het zorgkantoor de verantwoordelijkheid om afspraken in de regio te maken zodat de benodigde zorg op korte termijn beschikbaar komt. Bij cliënten die kiezen voor een pgb heeft het zorgkantoor geen zorgplicht.
Deelt u de mening dat, indien deze begeleiding ontbreekt, dit kan leiden tot ongewenste en op den duur onverantwoorde situaties voor mensen met een zorgvraag en hun omgeving?
Zie antwoord vraag 5.
Welke stappen gaat u ondernemen om ervoor te zorgen dat mensen niet langer worden «afgescheept» met een PGB, maar op een goede manier worden begeleid, zodat zij het PGB kunnen inzetten zoals dat is bedoeld: voor goede, passende, persoonlijke zorg?
Mocht uit het onderzoek onder jeugdigen met psychiatrische problematiek blijken dat het zorg-in-natura aanbod ontoereikend is dan ga ik met de zorgkantoren en zorgverzekeraars in gesprek en zal ze daarbij wijzen op hun verantwoordelijkheden. Dit heb ik aangekondigd in mijn pgb-brief van
30 november 2010. In mijn pgb-(visie)brief van dit voorjaar ga ik in op de uitkomsten van dit onderzoek.
Fraude met PGB'S |
|
|
|
Deelt u de mening dat berichten over grootschalige fraude met Persoonsgebonden Budgetten (PGB’s) een klap in het gezicht zijn van die mensen die te goeder trouw een PGB inzetten voor eigen regie ten aanzien van hun zorgbehoefte?1
Ja.
Hoe staat u tegenover de uitspraken van Zorgverzekeraars Nederland (ZN), die in een persbericht stellen dat deze zaak lijkt te bevestigen dat de huidige PGB-regeling uitnodigt tot systematische en grootschalige fraude? Kan de claim van ZN, die zich zorgen maakt «over het toenemend misbruik van het PGB» worden onderbouwd? Kunt u cijfers geven over de ontdekte fraude in de afgelopen jaren ten opzichte van de verstrekte PGB’s? Wijken deze cijfers af van ontdekte en vermoedde fraude in de Zorg in Natura?
Uit cijfers die ZN onlangs bekend heeft gemaakt en uit andere signalen blijkt dat er sprake is van een toenemend aantal fraudegevallen met het pgb. ZN meldt 133 onderzochte fraudezaken in 2008 en 204 in 2010. De afgelopen jaren is er in totaal voor een bedrag van € 6 miljoen aan pgb-fraude vastgesteld. In 2010 bedroegen de totale pgb-uitgaven ruim € 2,3 miljard. We weten uit de rapportage van ZN en van andere partijen, zoals de NZa en de SIOD, dat de pgb-regeling fraudegevoelig is. Alhoewel ik de bestuurlijke rapportage van het Openbaar Ministerie nog moet ontvangen, lijken de recente arrestaties de fraudegevoeligheid van het pgb te onderstrepen. (zie ook antwoorden op kamervragen van de leden De Jong en Van den Besselaar, kenmerk 2011Z01607) Ik vind het daarom belangrijk dat er maatregelen worden genomen om de risico’s op fraude die de huidige regeling en uitvoering met zich meebrengen te verminderen. De werkgroep fraude is hier momenteel mee bezig en zal mij in maart hierover rapporteren.
De cijfers van ZN bevatten geen informatie over fraude bij zorg in natura. Echter, uit het Algemeen rapport uitvoering AWBZ 2009 over fraude in de AWBZ van de NZa, blijkt dat in nagenoeg alle onderzochte fraudezaken sprake is van fraude met het pgb.
Kunt u uiteenzetten of het keurmerk dat door Per Saldo (belangen vereniging van mensen met een PGB) is ontwikkeld per direct wordt ingezet om fraude tegen te gaan?
Het keurmerk is ontwikkeld om budgethouders betere garanties te bieden inzake de kwaliteit en betrouwbaarheid van pgb-bureaus. Het keurmerk kan inmiddels worden aangevraagd bij het Keurmerkinstituut. In de werkgroep fraude die mij in maart zal adviseren, wordt bekeken of het wenselijk is dit keurmerk een verplicht karakter te geven.
Kunt u uiteenzetten langs welke lijn de fraudeaanpak zal lopen, zonder de efficiëntie in de zorg te beïnvloeden?
Momenteel worden in overleg met alle bij het pgb en de fraudebestrijding betrokken partijen maatregelen uitgewerkt om fraude met pgb’s terug te dringen. Deze maatregelen richten zich op de gehele pgb-keten. Het gaat dus niet alleen om mogelijke aanpassingen in de subsidieregeling, maar ook om verbeteringen in de voorlichting (preventie), de controle (detectie) en de sanctiemogelijkheden (repressie). Een advies is in maart gereed. In de pgb-brief die ik in mei aan de Kamer zal sturen, zal ik u informeren over de fraude-maatregelen, die ik op basis van dit advies ga nemen.
Bent u bereid te kijken naar de organisatie van het besluitvormingsproces? Deelt u de mening dat het moment van informatieverstrekking en voorlichting dat vooraf moet gaan aan de keuze voor een PGB of Zorg in Natura (ZIN) scherper kan?
Zoals in het AO pgb van 16 februari jl. aangegeven vind ik, net als u, een goede en tijdige informatievoorziening aan AWBZ-cliënten van groot belang. Ik ga met alle relevante AWBZ-ketenpartners en Per Saldo in gesprek om gezamenlijk te kijken hoe de informatievoorziening is te verbeteren.
Bent u bereid breed te kijken naar mogelijkheden fraude effectief tegen te gaan door de keuze van mensen voor ZIN of een PGB te ondersteunen, bijvoorbeeld door vaker in een persoonlijk gesprek de mogelijkheden van zorg in natura te bespreken, en niet alleen met formulieren te werken?
Zie antwoord vraag 5.
Het pgb |
|
Fleur Agema (PVV), Sabine Uitslag (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het artikel op de website van Per Saldo «Verwarring alom, pgb-maatregelen gaan door»?1
Ja, daar ben ik mee bekend.
Is het waar dat het College voor zorgverzekerinen (CVZ) alle budgethouders een informatiebulletin zal sturen waarin staat dat alleen de mensen, die in de eerste zes maanden van 2011 in een wooninitiatief gaan wonen en daartoe in 2011 een persoonsgebonden budget (pgb) voor een zorgzwaartepakket (zzp) aanvragen, een budgetgarantie krijgen op het niveau van 2010, en niet te maken krijgen met de korting van 10 000 per pgb-zzp op jaarbasis?
Het CVZ zal zoals gebruikelijk de budgethouders die het betreft informeren over de veranderingen in 2011 en daarbij rekening houden met de aangenomen motie Uitslag c.s., die ik zal uitvoeren. Ik ben daarover met het CVZ in overleg om de betrokkenen zo snel en zo duidelijk mogelijk te informeren. Ook met Per Saldo heb ik hierover contact.
De motie betekent voor bestaande budgethouders met een verblijfsindicatie dat de nieuwe berekeningswijze van de pgb-tarieven vooralsnog niet op hen van toepassing is. Voor de bestaande budgethouders geldt in 2011 echter o.a. wel de algemene korting van 3% op de pgb-tarieven. De nieuwe berekeningswijze (die vanaf 2012 in zou gaan) van de hoogte van het pgb wordt voor de bestaande budgethouders aangehouden tot de besluitvorming bij de voorjaarsnota 2011 en de aan u aangekondigde visiebrief. Dit betekent voor de bestaande budgethouders met een verblijfsindicatie eveneens dat het beoogde afbouwpad van de budgetgarantie in de jaren na 2011 is aangehouden en dat daarover op een later moment besluitvorming plaatsvindt.
Voor nieuwe budgethouders geldt de nieuwe berekeningswijze van de hoogte van het pgb per 1 januari 2011. Hierbij wordt een uitzondering gemaakt voor nieuwe cliënten die in de eerste helft van 2011 starten in een pgb-gefinancierd wooninitiatief; op hen is de nieuwe berekeningswijze vooralsnog niet van toepassing, zoals ik u in het debat heb toegezegd.
Is het waar dat mensen die thuis blijven wonen en in 2011 kiezen voor een pgb zzp wel te maken krijgen met deze korting?
Zie antwoord vraag 2.
Op grond van welke wet- of regelgeving denkt u onderscheid te kunnen maken tussen mensen met een zzp die thuis blijven en die in een wooninitiatief gaan wonen?
Ik heb het CVZ gevraagd om het onderscheid helder op te nemen in de pgb-subsidieregeling.
Is het waar dat de budgetgarantie die in 2007 is ingevoerd naar aanleiding van de invoering van de zzp’s aan de persoon is gekoppeld en niet aan de woonsituatie? Zo ja, waarom gaat u dan nu dit onderscheid maken en op basis waarvan?
In 2007 was de budgetgarantie gekoppeld aan de persoon en niet aan de woonsituatie. De motie vraagt om rekening te houden met de wooninitiatieven. Bij het antwoord op vraag 2 en 3 heb ik aangegeven de motie te willen uitvoeren. In mijn antwoord op vraag 4 heb ik aangegeven dat ik dat wil opnemen in de subsidieregeling.
Deelt u de mening dat, gezien het dictum van de aangenomen motie Uitslag c.s.2, de interpretatie van het CVZ veel te smal is als zij aangeven dat alleen nieuwe instromers met pgb-zzp in de eerste 6 maanden van 2011, die in een wooninitiatief gaan wonen, de budgetgarantie krijgen?
In mijn antwoord op vraag 2 en 3 heb ik aangegeven wat de betekenis is van de aangenomen motie voor zowel de bestaande budgethouders met een verblijfsindicatie als voor budgethouders die op 31-12-2010 nog geen pgb hadden op basis van een verblijfsindicatie. Ik zal mij met zowel het CVZ als met Per Saldo verstaan over de juiste voorlichting aan de budgethouders. Zoals ik in mijn antwoord op vraag 2 en 3 heb aangegeven geldt de budgetgarantie in ieder geval ook voor alle bestaande budgethouders.
Is het waar dat het CVZ alleen een van de overwegingen als uitgangspunt neemt en niet het dictum3? Zo ja, hoe komt dit en zo nee waarom legt het CVZ de motie dan zo beperkt uit?
Zie mijn antwoord op vraag 6
Bent u van mening dat met het aannemen van de motie, in combinatie met uw toezegging tijdens het debat, de maatregelen met betrekking tot de budgetgarantie voor bestaande situaties en nieuwe situaties in de eerste helft van 2011 zijn aangehouden, en dat hierdoor tijd is gecreëerd tot aan het verschijnen van de voorjaarsnota, waarin gezocht kan worden naar alternatieve maatregelen met een adequate dekking?
Ik ben van mening dat met de aangenomen motie en mijn toezegging tijdens het debat tijd is gecreëerd tot aan het verschijnen van de voorjaarsnota waarin gezocht kan worden naar alternatieve maatregelen met een adequate dekking.
In mijn antwoord op vraag 2 en 3 heb ik aangegeven dat het aanhouden voor nieuwe pgb-cliënten betrekking heeft op cliënten die gaan wonen in een pgb-gefinancierd wooninitiatief.
Bent u, vanwege de ontstane verwarring bij de doelgroep, bereid breed te communiceren dat de maatregelen met betrekking tot de budgetgarantie – voor zowel bestaande gevallen met budgetgarantie en alle nieuwe instromers in de eerste helft van 2011 met pgb-zzp – zijn aangehouden tot bij de voorjaarsnota bekend is of er alternatieve maatregelen zijn met een adequate dekking?
In mijn antwoord op vraag 6 heb ik aangegeven mij te willen verstaan met zowel het CVZ als met Per Saldo over de juiste communicatie aan de budgethouders. De aangenomen motie houdt zoals aangegeven in mijn antwoorden op de vragen 2 en 3 niet in dat voor alle nieuwe instromers in de pgb-regeling de maatregelen zijn aangehouden. De motie vraagt mij om voor bestaande budgethouders met een verblijfsindicatie de nieuwe berekeningswijze aan te houden.
Kunt u deze vragen, gezien de tijdsdruk (het is bijna 1 januari) en het belang van duidelijkheid voor de groep mensen op wie dit betrekking heeft, uiterlijk binnen 1 week beantwoorden?
Daaraan is met deze beantwoording voldaan.
De reclames van de zorgverzekeraars |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de reclame voor de Zekurpolis waarin uitdrukkelijk wordt gesproken over niet betalen voor zorg die je niet gebruikt?1 Hoe oordeelt u hierover?
Bent u van mening dat Zekur.nl acceptatieplicht heeft voor de basisverzekering? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe oordeelt u over het feit dat gericht reclame wordt gemaakt onder een doelgroep die over het algemeen minder gebruik maakt van zorg?
Is uw oordeel dat dit een oneerlijke reclame-uiting is, omdat er in het basispakket standaard al zaken zitten waar niet iedereen gebruik van zal maken? Kunt u uw antwoord toelichten?
Is het waar dat Univé, op basis van de samenstelling van de verzekerden van de Zekur-polis, onderhandelt over lagere prijzen als verzekerden behandeld worden in ziekenhuizen (dus over lagere diagnose-behandeling-combinaties, DBC’s, onderhandelen)? Zo ja, hoe oordeelt u hierover? Zo nee, bent u bereid te monitoren of dit in de toekomst ook niet gebeurt?
Bent u bereid de uiting van Zekur.nl voor te leggen aan de Reclame Code Commissie, om te toetsen of eerlijke informatie, verschaft?
Hoe oordeelt u over de nieuwe zorgverzekeraar Promovendum, die een lagere premie garandeert aan hbo’ers, academici, en middelbaar en hoger personeel? Kunt u uw antwoord toelichten?2
Bent u van oordeel dat ook deze verzekeraar acceptatieplicht heeft voor de basisverzekering? Houdt Promovendum zich hieraan?
Hoe oordeelt u over de belofte van gegarandeerde premiekortingen in het kader van het verbod op premiedifferentiatie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Doet Promovendum mee aan de verplichte risicoverevening?
Heeft Promovendum banden met een zorgverzekeraar voor de inkoop van de zorg? Zo ja, met welke? Bent u van mening dat deze banden eerlijk vermeld moeten worden?
Vindt u het solidair dat hoger opgeleiden een korting krijgen en andere mensen niet? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u van mening dat zorgverzekeraars die werken met een vrijwillig hogere eigen risico, in ruil voor een lagere premie, hun (toekomstige) verzekerden goed voorlichten over de risico’s en voordelen van deze constructie? Kunt u uw antwoord toelichten?
Hoe oordeelt u over de marketing van verzekeraar VGZ die mensen trekt met de belofte dat zij de eerste date betaalt voor alleenstaanden? Bent u van mening dat een zorgverzekeraar daar verantwoordelijk voor is, of beschouwt u dit als reclamestunt? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Hoe oordeelt u over de onrust die is ontstaan over de zelfbenoemde onafhankelijke verzekeringsvergelijkingssite Independer, omdat wordt gesteld dat verzekeraars waaraan zij niets verdienen, minder prominent in beeld komen? Kunt u uw antwoord toelichten?4
Gaat u, op verzoek van de Nederlandse Patiënten en Cliëntenfederatie (NPCF), de Nederlandse Zorgautoriteit verzoeken onderzoek te doen naar deze claim? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunnen wij de uitkomst verwachten?
Is het waar dat Independer huisartsenpraktijken exploiteert en daar reclame voor maakt? Wat is uw oordeel hierover? Is hierdoor haar onafhankelijkheid niet in het geding? Zo nee, waarom niet?
Met welke (zorg)verzekeraars heeft Independer financiële banden?
Bent u van mening dat – in het algemeen – de reclames van zorgverzekeraars eerlijke informatie verschaffen over de verzekering, de premie en de dekking? Kunt u uw antwoord toelichten?
Bent u bereid de Kamer te informeren over de kosten van het reclamebombardement dat nu plaatsvindt voor de gunst van nieuwe verzekerden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer kunt u de Kamer dit overzicht sturen?
"Onafhankelijke" vergelijkingssites voor zorgverzekeringen |
|
Margreeth Smilde (CDA), Sabine Uitslag (CDA) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «NPCF wil onderzoek naar «onafhankelijke» vergelijkingssites voor zorgverzekeringen»?1
Ja.
Is het inderdaad zo dat de verzekeringsvergelijkingssite Independer verzekeraars die wel provisie betalen een voorkeursbehandeling geeft boven verzekeraars die geen provisie betalen en daarom niet onafhankelijk genoemd kan worden?
Independer is een bemiddelaar in de zin van de Wet op het financieel toezicht (Wft). Dit betekent onder meer dat de informatie correct, duidelijk en niet misleidend dient te zijn en als er sprake is van advisering, gelden er ook adviesregels gericht op het borgen van de kwaliteit en passendheid van het advies. Ik heb geen bevoegdheid te oordelen over de vraag of Independer zich daaraan heeft gehouden. De AFM houdt daar toezicht op.
Over de term «onafhankelijkheid» kan het volgende worden opgemerkt. Deze term is niet gedefinieerd in de Wft. Op dit moment is het nog zo dat een partij (bemiddelaar) die geen contractuele verplichtingen heeft om voor bepaalde aanbieders te bemiddelen, maar die wél op basis van provisie werkt zich «onafhankelijk» mag noemen. Alleen wanneer een bemiddelaar zich onafhankelijk noemt, terwijl hij bijvoorbeeld een contractuele verplichting heeft om uitsluitend voor één of meer aanbieders te bemiddelen kan dit echter wel worden gekwalificeerd als niet duidelijke of zelfs misleidende informatie. In het licht van de aangekondigde maatregelen gericht op adviseurs/bemiddelaars in de zin van de Wft (waaronder een provisieverbod voor complexe financiële producten) heeft de minister van Financiën aangekondigd na te willen denken over hoeonafhankelijkheid nog beter wettelijk kan worden geborgd.
Meldt Independer ook op zijn site wie een bijdrage levert?
Ja, via het logo en de afsluitknop is zichtbaar met welke verzekeraars een samenwerking bestaat. Ook wordt op de homepage «Zorgverzekering vergelijken» van Independer onder het kopje «Verdiensten» expliciet gemeld dat Independer.nl een vergoeding ontvangt als die verzekeraar wordt gekozen.
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Kunt u een pleidooi voor vergelijkbare en betrouwbare informatie over zorgverzekeringen, waaraan commerciële sites een bijdrage kunnen leveren mits ze transparant zijn over hun opdrachtgevers, helpen realiseren?2 Zo ja, hoe?
Nee, dit laat ik over aan de markt. Wanneer consumenten niet tevreden zijn over Independer.nl kunnen ze ook uitwijken naar andere vergelijkingssites.
Op KiesBeter.nl kunnen consumenten polissen van verzekeraars vergelijken. Dit is een betrouwbare, niet-commerciële vergelijkingssite van de overheid over zorgverzekeringen, ziekenhuizen en medicijnkosten. KiesBeter.nl is een product van het RIVM (Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu) in samenwerking met vele andere organisaties in de zorg, in opdracht van het Ministerie van VWS (Volksgezondheid, Welzijn en Sport).
Hoe kunt u bevorderen dat websites die informatie geven over zorgverzekeringen, betrouwbare informatie geven? Moet dat via de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa), zoals de Nederlandse Patiënten Consumenten Federatie (NPCF) voorstelt, of ziet u nog andere mogelijkheden?
Op grond van de Wet marktordening gezondheidszorg (Wmg) is één van de taken van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) het toezicht houden op de informatieverstrekking en overige gedragingen door zorgverzekeraars, waaronder reclame-uitingen (artikel 40 van de Wmg).
Zorgverzekeraars moeten informatie over de eigenschappen van aangeboden producten en diensten op een zodanige wijze openbaar maken dat deze gegevens voor consumenten gemakkelijk vergelijkbaar zijn. De informatie betreft in elk geval de premies en de kwaliteit van de aangeboden producten en diensten.
Ook moeten zorgverzekeraars ervoor zorgen dat de door of namens hen verstrekte of beschikbaar gestelde informatie over een product of dienst, waaronder reclame-uitingen, geen afbreuk doet aan het bepaalde bij of krachtens de Wmg, de Zorgverzekeringswet of de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten. Deze informatie mag ook niet misleidend zijn.
De NZa geeft invulling aan artikel 40 Wmg door de uitgifte van een richtsnoer (richtsnoer «Informatieverstrekking Ziektekostenverzekeraars en volmachten»), waarin wordt aangegeven welke informatie zorgverzekeraars minimaal dienen te verstrekken (met name gaat het hier om informatie die op de website van de zorgverzekeraars zelf moet staan). Het doel van het richtsnoer is om tot betere informatieverstrekking door zorgverzekeraars te komen. Het is in het belang van de verzekerden om te kunnen beschikken over juiste, volledige en begrijpelijke (keuze)informatie.
Vergelijkingssites die kwalificeren als bemiddelaar vallen onder het toezicht van de AFM. Zoals in het antwoord op vraag 2 is opgemerkt moet de informatie van bemiddelaars correct, duidelijk en niet misleidend zijn. Om een kwaliteitsimpuls te geven aan de vergelijkingssites over zorgverzekeringen heeft de NZa in 2007, 2008 en 2009 verschillende van deze sites beoordeeld3 op correctheid, inzichtelijkheid en transparantie. Het doel van de rapportages was om een kwaliteitsimpuls te geven aan de vergelijkingssites. Dit heeft goed gewerkt, aangezien in 2008 alle sites goed scoorden. De NZa adviseert de consument echter om niet alleen af te gaan op de informatie op vergelijkingssites, maar om zich breder te oriënteren (te denken valt aan informatie van de zorgverzekeraar, van de werkgever en vakbond) Informatie op vergelijkingssites is doorgaans beknopt. Daarom heeft de NZa op haar website nog enkele tips gegeven om de consument nog meer in staat te stellen om een geïnformeerde keuze te maken. Ik verwijs u voor de volledigheid naar deze website: http://www.nza.nl/zorgonderwerpen/dossiers/zorgverzekering/zorgverzekering-kiezen/zoeken-passende-zorgverzekering/
Klopt het dat het kabinet de doelgroep voor de AWBZ wil beperken?1
Ja, ik neem aan dat u doelt op de maatregel die het IQ-criterium voor het recht op zorg in de AWBZ aanpast. Daarnaast neemt het kabinet een aantal maatregelen, zoals de overheveling van begeleiding, om de AWBZ houdbaar te maken voor juist de meest kwetsbare doelgroepen.
Wat is het exacte doel, uitgedrukt in meetbare indicatoren? Welke effect- en prestatie-indicatoren worden gehanteerd? Welk percentage van de Nederlandse bevolking moet per 1 januari 2015 vallen onder de doelgroep voor de AWBZ?
Het exacte doel is niet uitgedrukt in meetbare indicatoren. Er worden geen effect- en prestatie-indicatoren gehanteerd. AWBZ is een volksverzekering waar in beginsel elke Nederlander recht op heeft. Om voor AWBZ-zorg in aanmerking te komen, moet vervolgens worden voldaan aan de eisen, bijvoorbeeld het hebben van beperkingen en een grondslag (verstandelijke handicap, somatische beperking enz.).
Wat is het uitgangspunt (nulmeting) per 1 januari 2011 uitgedrukt in deze meetbare indicatoren? Hoe groot is de doelgroep voor de AWBZ uitgedrukt als percentage van de Nederlandse bevolking?
Er is geen nulmeting verricht. Op dit moment vindt een quickscan plaats naar de grootte van de (IQ>70)doelgroep en hun zorgvraag.
Zoals bij vraag 2 aangegeven heeft de gehele Nederlandse bevolking in beginsel recht op de AWBZ.
Wat zijn de tussendoelen voor deze doelstelling op 31 december in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015?
Er zijn geen tussendoelen gesteld, anders dan in financiële zin zoals opgenomen in de financiële bijlage bij het Regeerakkoord.
Wat gaat het kabinet doen om deze doelstelling te bereiken?
Voor de antwoorden op deze vragen verwijs ik u naar het Regeerakkoord en Gedoogakkoord 2010–2014 en naar mijn visiebrief die in het voorjaar uw Kamer zal bereiken.
Wanneer gaat het kabinet dit doen?
Zie antwoord vraag 5.
Welke instrumenten en middelen zijn er beschikbaar om deze doelen te bereiken?
Zie antwoord vraag 5.
Op welke manier en wanneer gaat het kabinet jaarlijks verantwoording afleggen?
Het kabinet zal binnen de reguliere cyclus verantwoording afleggen.
Afrekenbare en controleerbare kabinetsdoelen met betrekking tot het bevriezen van de doelgroep van zorgtoeslag |
|
André Rouvoet (CU), Emile Roemer (SP), Femke Halsema (GL), Kees van der Staaij (SGP), Marianne Thieme (PvdD), Job Cohen (PvdA), Alexander Pechtold (D66) |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat het kabinet de doelgroep van de zorgtoeslag wil bevriezen?1
Het kabinet heeft budgettaire doelen gesteld; gevolg hiervan is dat de doelgroep van de zorgtoeslag niet sterk zal toenemen. In het regeerakkoord is besloten om de percentages die de hoogte van de zorgtoeslag bepalen te verhogen. Met deze maatregel wordt voorkomen dat het aantal huishoudens dat zorgtoeslag ontvangt sterk oploopt. Er staat geen doel in het regeerakkoord ten aanzien van het aantal zorgtoeslaggebruikers.
Wat is het exacte doel, uitgedrukt in meetbare indicatoren? Welk percentage van de Nederlandse bevolking moet op 1 januari 2015 recht hebben op zorgtoeslag? Welke andere prestatie-indicatoren hanteert het kabinet?
Zoals in (de Financiele Bijlage van) het Regeerakkoord is aangegeven zijn de bedragen in de Financiële bijlage leidend. Dat betekent dat de maatregel de budgettaire besparing moet realiseren zoals opgenomen in de Financiële bijlage van het Regeerakkoord.
Welk percentage van de Nederlandse bevolking heeft per 1 januari 2011 recht op zorgtoeslag? Wat zijn voor de andere prestatie-indicatoren, zoals bedoeld in vraag 2, de nulmetingen per 1 januari 2011?
Het aandeel van de bevolking dat recht heeft op zorgtoeslag in 2011 valt pas vast te stellen op basis van de belastingaangifte 2011 (in 2012).
Wat zijn de tussendoelen voor deze doelstellingen op 31 december in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015?
De (budgettaire) doelstellingen voor 2012, 2013, 2014 en 2015 zijn vermeld in de financiële bijlage bij het regeerakkoord.
Wat gaat het kabinet doen om deze doelstelling te bereiken?
Komend jaar zal een AMVB aan de Kamer worden aangeboden (ter voorhang) waarin het kabinet het voornemen uit het regeerakkoord zal uitwerken.
Wanneer gaat het kabinet dit doen?
Het moment waarop de AMVB wordt aangeboden is mede afhankelijk van het verloop van de besluitvorming over de Wet Uniformering Loonbegrip, waarin ook wijzigingen van de zorgtoeslag zijn voorzien. Pas na behandeling van die wet in de Tweede Kamer kan en goed tijdschema voor de AMVB worden opgesteld.
Welke instrumenten en middelen zijn er beschikbaar om deze doelen te bereiken?
In het regeerakkoord staan de instrumenten genoemd: de normpercentages en afbouwpercentages voor een- en meerpersoonshuishoudens.
Op welke manier en wanneer gaat het kabinet jaarlijks verantwoording afleggen?
Het kabinet zal binnen de reguliere cyclus verantwoording afleggen.
AWBZ-premies |
|
Renske Leijten (SP) |
|
![]() |
Wat is uw definitie van «AWBZ-premie»? Is dat het bedrag dat door mensen wordt afgedragen of het bedrag dat overblijft na toepassing van een verdeelsleutel op de opbrengst van de gecombineerde heffing van de loonbelasting, inkomstenbelasting en de premie voor de volksverzekeringen? Wilt u uw antwoord toelichten?
De AWBZ-premie is het bedrag dat mensen afdragen aan de Belastingdienst en dat wordt bepaald als premiepercentage maal grondslag minus heffingskortingen.
Omdat bij de loon- en inkomensheffing sprake is van een gecombineerde heffing zonder expliciete onderverdeling naar het belastingdeel en het aandeel van de individuele premies, vindt de verdeling van de door de Belastingdienst geïnde gelden in eerste instantie plaats op basis van een geraamde verdeelsleutel. Volgens de in de Wet Financiering Sociale Verzekeringen beschreven systematiek vindt uiteindelijk een nacalculatie plaats op basis van de feitelijke aangifte- en aanslag-informatie van de Belastingdienst en wordt de definitieve verdeelsleutel vastgesteld.
Op grond van welke wettelijke bepalingen mogen heffingskortingen in mindering worden gebracht op de door de bevolking afgedragen AWBZ-premie?
De hoogte van de AWBZ-premie wordt bepaald in de Wet Financiering Sociale Verzekeringen en de Wet inkomstenbelasting 2001.
Zo bepaalt artikel 9 van de Wet financiering Sociale Verzekeringen:
Artikel 8.6 van de Wet inkomstenbelasting 2001 bepaalt:
Kunt u een overzicht geven van de bedragen aan AWBZ-premie die jaarlijks, vanaf 1996, door de Nederlandse bevolking zijn afgedragen voordat verrekening t.b.v. de heffingskortingen heeft plaatsgevonden? Zo nee, kunt u dit overzicht dan geven inclusief de belastingvrije sommen en het arbeidskostenforfait?
Elke burger in Nederland met een inkomen betaalt inkomstenbelasting en premies volksverzekeringen. In het bedrag dat een individuele burger afdraagt aan de Belastingdienst – zoals dat volgt uit de aangifte Inkomstenbelasting – zijn alle heffingskortingen verrekend waar deze burger recht op heeft en een beroep op doet. De bedragen aan AWBZ-premies die de Belastingdienst ontvangt zijn dus de feitelijke AWBZ-premies. Of zoals in antwoord op vraag 1: de AWBZ-premie is het bedrag dat mensen afdragen en dat wordt bepaald als premiepercentage maal grondslag minus heffingskortingen.
Op macroniveau kan worden berekend wat de uitkomst is van het AWBZ-premiepercentage maal de grondslag. In onderstaande tabel worden deze bedragen vanaf 2001 t/m 2010 weergegeven. Tevens kan op macroniveau het totale budgettaire beslag van de heffingskortingen (= derving belasting- en premieontvangsten) worden versleuteld over de premieontvangsten volksverzekeringen en de belastingontvangsten. In onderstaande tabel worden de heffingskortingenbedragen getoond die gerelateerd kunnen worden aan de AWBZ-premieontvangsten. Ten slotte wordt de bedragen met betrekking tot de Bijdrage In de Kosten van de Kortingen (BIKK) ten behoeve van het AWBZ-fonds getoond. De BIKK compenseert voor de gevolgen van de Belastingherziening 2001 voor de premies volksverzekeringen. Zie het antwoord op vraag 5 hierna.
N.B. Vòòr 2001 bestonden er nog geen heffingskortingen en was er dus eveneens geen sprake van de BIKK. Er zijn geen tijdreeksgegevens over het budgettair beslag van belastingvrije sommen t/m 2000.
Grondslag maal premiepercentage AWBZ
19 467
20 420
25 789
28 774
29 005
heffingskortingen mbt AWBZ-premies
8 753
9 331
11 705
13 483
13 761
BIKK AWBZ
1 672
2 369
4 190
5 409
5 253
Grondslag maal premiepercentage AWBZ
27 614
27 619
28 788
30 137
30 713
heffingskortingen mbt AWBZ-premies
13 798
13 824
14 389
14 775
14 739
BIKK AWBZ
4 744
4 495
4 774
4 896
4 892
Kunt u onderstaande tabel aanvullen met de percentages van de AWBZ tot op heden en daar de bijbehorende bedragen aan toevoegen?1
Hieronder staat de gevraagde informatie.
loonbelasting
37,42%
35,11%
39,45%
41,54%
42,33%
45,35%
44,73%
41,57%
premies
62,58%
64,89%
60,55%
58,46%
57,67%
54,65%
55,27%
58,43%
AOW
47,35%
45,53%
59,33%
57,50%
57,83%
57,87%
58,01%
53,89%
ANW
6,02%
5,61%
5,18%
5,10%
4,57%
4,58%
4,55%
4,24%
AAW
20,60%
18,77%
AWBZ
26,03%
30,09%
35,49%
37,40%
37,60%
37,55%
37,44%
41,87%
inkomstenbelasting
78,64%
73,61%
89,63%
-3,28%
49,24%
-167,34%
-97,16%
-27,30%
premies
21,36%
26,39%
10,37%
103,28%
50,76%
267,34%
197,16%
127,30%
AOW
42,85%
40,62%
28,73%
71,85%
67,14%
58,92%
58,88%
54,94%
ANW
7,23%
6,70%
9,07%
3,39%
3,57%
4,46%
4,47%
4,16%
AAW
18,64%
16,75%
AWBZ
31,28%
35,93%
62,20%
24,76%
29,29%
36,62%
36,65%
40,90%
loonbelasting
40,76%
41,97%
46,76%
46,86%
48,89%
51,21%
49,79%
premies
59,24%
58,03%
53,24%
53,14%
51,11%
48,79%
50,21%
AOW
51,93%
51,73%
53,23%
54,56%
54,33%
54,60%
53,75%
ANW
4,09%
4,09%
4,21%
4,29%
3,79%
3,77%
3,84%
AAW
AWBZ
43,98%
44,18%
42,56%
41,15%
41,88%
41,63%
42,41%
inkomstenbelasting
-26,72%
7,70%
6,80%
-40,69%
-9,69%
-8,81%
-20,74%
premies
126,72%
92,30%
93,20%
140,69%
109,69%
108,81%
120,74%
AOW
52,88%
52,60%
54,07%
55,65%
55,44%
59,51%
47,59%
ANW
4,02%
4,03%
4,16%
4,18%
3,70%
3,36%
4,35%
AAW
AWBZ
43,10%
43,37%
41,77%
40,17%
40,86%
37,13%
48,06%
Kent u de antwoorden van uw voorganger, waarin hij stelt dat het nooit de bedoeling is geweest dat de Bijdrage In de Kosten van de Kortingen (BIKK) het AWBZ-fonds zou compenseren voor de totale omvang van de heffingskortingen? Sluit u zich aan bij deze beantwoording? Zo ja, hoe moet de memorie van toelichting van de Aanpassingswet Wet Inkomstenbelasting 2001 in dit verband worden verstaan?2
Het is altijd de doelstelling geweest dat de BIKK louter de premiederving zou opvangen die het gevolg is van de wijzigingen in de regelgeving die voortkwamen uit de belastingherziening 2001.
De hoogte van de BIKK is vastgelegd in de Wet Financiering Sociale Verzekeringen. De BIKK voor 2001 is bepaald als het bedrag dat in 2001 gederfd werd door de belastingherziening.
Dit blijkt duidelijk uit de memorie van toelichting van de aanpassingswet Inkomstenbelasting 2001, waarin onder 6 staat vermeld:
De hoogte in latere jaren wordt (in artikel 15 via een formule bepaalt (BIKK t = (BIKK t-1 + A x K t-1) x K t / K t-1 ) . Daarmee wordt bereikt dat de BIKK stijgt als er meer heffingskortingen (K) komen of als het aandeel (A) van de AWBZ in de eerste schijf stijgt.
Het terugvorderen van miljoenen in verband met misbruik van pgb's |
|
Agnes Wolbert (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht dat Menzis Zorgkantoor meer dan honderd persoongebonden budgetten (pgb’s) terugvordert in de regio Twente in verband met fraude, niet complete besteding en onvoldoende verantwoording van de pgb’s?1
Ja.
Klopt het bericht dat het gaat om een totaal bedrag aan terugvorderingen van miljoenen euro’s? Zou een vergelijkbare actie in andere regio’s tot een soortgelijk hoog bedrag leiden?
Menzis heeft inderdaad een vordering van enkele miljoenen op budgethouders. Het terugvorderen van niet bestede middelen is echter bestaande praktijk. Jaarlijks worden door de zorgkantoren, naar aanleiding van de verantwoording door budgethouders, niet of onjuist besteedde middelen teruggevorderd of verrekend met toekomstige budgetten. Het gaat om gemiddeld 10% van het pgb. Landelijk gaat het om ruim 200 miljoen. Bij het vaststellen van de beschikbare middelen voor het pgb (het pgb-subsidieplafond) is met dit ervaringsgegeven rekening gehouden.
Wat is de stand van zaken met betrekking tot het uitvoeren van de motie De Vries/Wolbert2, waarin de regering wordt verzocht alles in het werk te stellen om de taken van bemiddelingsbureaus te scheiden zodat beheer, bemiddeling en het aanbieden van zorg niet meer door één bureau ka worden gedaan?
Hiermee is het vorige kabinet voortvarend aan de slag gegaan. Zoals mijn voorganger in haar brief van 12 juni 2009 (kenmerk: DLZ/CB-U-2912189) heeft aangegeven, hebben Per Saldo en stichting de Ombudsman een gedragscode voor pgb-bemiddelingsbureaus ontwikkeld waarin deze scheiding van taken is vastgelegd. Op basis van deze gedragscode is vervolgens door Per Saldo en het Keurmerkinstituut met subsidie van VWS een kwaliteitskeurmerk voor pgb-bemiddelingsbureaus ontwikkeld. Dit keurmerk is bijna klaar. Het streven is dat bemiddelingsbureaus vanaf 1 januari 2011 een aanvraag voor het keurmerk kunnen indienen. In de werkgroep fraude die mij begin volgend jaar zal adviseren, wordt bekeken of het wenselijk is dit keurmerk een wettelijke status te geven.
Wat is de stand van zaken in de ontwikkeling van het keurmerk voor bemiddelingsbureaus? Wat is op dit moment de stand van zaken met betrekking tot het uitvoeren van de motie Wolbert3, waarin de regering wordt verzocht te stimuleren dat er een keurmerk komt voor commerciële zorgaanbieders die zorg leveren die wordt betaald uit een pgb?
De stand van zaken ten aanzien van het keurmerk voor bemiddelingsbureaus heb ik uiteengezet in het antwoord op vraag 3.
Ik geef op de volgende wijze uitvoering aan de motie Wolbert.
Na overleg met Per Saldo zijn we gezamenlijk tot de conclusie gekomen dat budgethouders meer baat hebben bij goede vergelijkende informatie over zorgaanbieders dan bij een keurmerk. Ik heb vervolgens aan Per Saldo subsidie verstrekt om een deel van deze keuze-informatie te ontwikkelen. De volgende drie aspecten worden uitgewerkt:
Wat is uw mening over het advies dat Menzis pgb-houders geeft om aangifte te doen wanneer zij niet de zorg ontvangen die zij nodig hebben? Herkent u zich in de uitspraak dat wettelijke uitspaken in dergelijke zaken te lang op zich laten wachten? Op welke manier kan dit effectiever worden aangepakt?
De pgb-regeling gaat ervan uit dat de budgethouder zelf verantwoordelijk is voor het inkopen van de benodigde zorg. Deze zorg dient zowel qua omvang als kwaliteit voldoende te zijn. Afspraken over de te leveren zorg worden, al dan niet met tussenkomst van een bemiddelingsbureau, vastgelegd in een overeenkomst tussen budgethouder en zorgaanbieder. Wanneer de budgethouder merkt dat de zorgaanbieder de gemaakte afspraken niet nakomt en (kwalitatief) onvoldoende zorg levert, dient deze de zorgverlener hierop aan te spreken. Ook kan de budgethouder, als deze ontevreden is over de geleverde zorg, overstappen naar een andere zorgaanbieder. Aangifte door de budgethouder is alleen dan aan de orde wanneer blijkt dat er sprake is van onrechtmatig handelen door de zorgaanbieder of bemiddelaar. Veel fraudesignalen hebben betrekking op budgethouders die zelf niet goed in staat zijn de regie over hun zorgvraag en budget te voeren.
Deze budgethouders geven de regie en het budgetbeheer uit handen en worden vervolgens het slachtoffer van praktijken van malafide pgb-bureautjes. Deze bureaus leveren nauwelijks of geen zorg en besteden het pgb aan andere zaken dan waar het voor bedoeld is. In dergelijke zaken is het doen van aangifte zeker van belang.
In zijn algemeenheid kan niet worden gesteld dat een uitspraak naar aanleiding van een aangifte te lang op zich laat wachten. De tijd die hiervoor nodig is verschilt van geval tot geval en is mede afhankelijk van de complexiteit van een zaak. In het overleg «Fraudebestrijding in de zorg», dat op initiatief van VWS periodiek bijeenkomt, is gemeld dat het Openbaar Ministerie, politie en verzekeraars werken aan een convenant om te komen tot betere stroomlijning van meldingen en aangiften van verzekeringsfraude.
Kunt u toezeggen dat u de zorgkantoren van de andere verzekeraars gaat vragen dat ook zij zich zullen toeleggen op het beter signaleren van mogelijke fraude en aangifte te doen in geval van vermoedens van fraude en het terugvorderen van teveel betaalde of niet verantwoorde zorg?
Dit is bij zorgkantoren bestaande praktijk. Het College voor Zorgverzekeringen heeft in samenspraak met de zorgkantoren een controleprotocol ontwikkeld dat met ingang van dit jaar in gebruik is genomen. Alle zorgkantoren controleren op basis van dit controleprotocol. Zij zijn daarbij alert op het zich voordoen van fraude. Wanneer fraude wordt gesignaleerd wordt het pgb stopgezet en worden de onjuist besteedde middelen teruggevorderd.
De zorgkantoren delen hun fraudesignalen onderling.
Over gemeenten die vanwege rijksbezuinigingen het mes zetten in de collectieve zorgverzekering voor mensen met lage inkomens |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Vindt u het wenselijk dat gemeenten het mes dreigen te zetten in de collectieve zorgverzekering voor bijstandsgerechtigden, AOW-ers met een klein pensioen en arbeidsongeschikten vanwege de door het kabinet geplande bezuinigingen? Zo nee, bent u bereid om maatregelen te treffen tegen uitkleding van collectieve verzekeringen via gemeenten?1 Zo ja, vindt u het wenselijk dat het aantal onverzekerden en zieken zal groeien met alle maatschappelijke gevolgen van dien?
De keuze om bij de inrichting van het gemeentelijk minimabeleid al dan niet een collectieve (aanvullende) zorgverzekering aan te bieden en de afwegingen die voor de gemeente daar een rol bij spelen, is een verantwoordelijkheid die niet bij het rijk maar bij het lokale bestuur ligt.
Binnen het wettelijk kader van de Wet werk en bijstand (WWB) hebben de gemeenten de beleidsmatige én financiële verantwoordelijkheid voor het treffen van inkomensondersteunende maatregelen ten behoeve van mensen met een laag inkomen. In dit verband geeft artikel 35, zesde lid, van de WWB, de gemeenten de bevoegdheid om haar burgers een categoriale voorziening in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering aan te bieden. Artikel 18, vijfde lid, van de Zorgverzekeringswet biedt de gemeente deze mogelijkheid voor de basispolis.
Overigens heeft BS&F aangegeven dat het niet de verwachting is dat per 1 januari 2011 ingrijpende veranderingen zullen worden doorgevoerd. BS&F is een bedrijf dat voor 300 gemeenten met zorgverzekeraars over inhoud en prijs van de contracten onderhandelt. Zij adviseren gemeenten over concrete mogelijkheden om de maatschappelijke positie van minima te verbeteren door hun gezondheid te bevorderen. In de besprekingen over nieuwe polissen die nu worden gevoerd met zorgverzekeraars zijn uiteindelijk geen sterk afwijkende wensen naar voren gekomen. Wel heeft BS&F aangegeven dat enkele gemeenten hun bijdrage zullen beperken.
Ik wil erop wijzen dat het, ongeacht de keuze van een gemeente om wel of geen collectieve verzekering aan te bieden, de eigen verantwoordelijkheid van mensen blijft om zich te verzekeren.
Hoeveel extra premie of hogere eigen bijdragen voor ziektekosten zullen mensen met een laag inkomen betalen bovenop de reguliere tariefstijgingen bij het schrappen van collectieve regelingen? Wat betekent dit voor de koopkracht van de mensen met de laagste inkomens? Wat levert de bezuiniging op collectieve zorgverzekeringen bij gemeenten in totaal op en wat zal het de samenleving kosten?
Zoals ik in antwoord 1 heb aangegeven, is het aan gemeenten om hun armoedebeleid vorm te geven en wel of geen collectieve aanvullende ziektekostenverzekering aan te bieden. Gemeenten hebben daarbij ook geen rapportageverplichting over het aanbieden van een collectieve zorgverzekering en hoe die verzekering is vorm gegeven. Daarover is geen landelijke informatie beschikbaar.
Op grond van de Zorgverzekeringswet kunnen verzekeraars op de nominale premie voor de basisverzekering een korting (van maximaal 10%) verlenen. Tevens kunnen gemeenten binnen de collectieve zorgverzekering een korting bedingen op de aanvullende verzekering. BS&F geeft aan dat bij de gemeenten voor wie zij bemiddelen het premievoordeel per deelnemer aan de collectieve zorgverzekering kan oplopen tot 230 euro per jaar.
Als een gemeente besluit om niet langer van haar bevoegdheid ex artikel 35, zesde lid, van de WWB inzake het aanbieden van een collectieve zorgverzekering, gebruik te maken, betekent dat niet dat de belanghebbende daarmee voor wat betreft medische kosten geen recht meer op financiële inkomensondersteuning door de gemeente zou hebben. Immers een dergelijk besluit van de gemeente laat onverlet dat de belanghebbende een individueel beroep op de bijzondere bijstand kan doen. De gemeente is in dat geval gehouden om – gelet op de bijzondere omstandigheden van het individuele situatie – maatwerk te verlenen. Op deze manier blijft het vergoeden van individuele noodzakelijke medische kosten die niet door een andere passende en toereikende voorliggende voorziening (zoals de zorgverzekering in combinatie met de zorgtoeslag) worden gedekt, mogelijk.
De effecten op de koopkracht in geval een gemeente besluit niet langer een collectieve zorgverzekering aan te bieden zal van persoon tot persoon verschillen.
Deze effecten hangen onder andere af van welke basisverzekering iemand afsluit. Ook kan ervoor gekozen worden om geen, of een beperktere, aanvullende verzekering af te sluiten, waarbij mogelijk bijzondere bijstand wordt aangevraagd voor niet-verzekerde medische kosten.
De keuze om bij de inrichting van het gemeentelijk minimabeleid al dan niet een collectieve zorgverzekering aan te bieden is, is een verantwoordelijkheid die niet bij het rijk maar bij het lokale bestuur ligt. Hierbij zullen gemeenten zelf de afweging moeten maken hoe de kosten van een collectieve zorgverzekering zich verhouden tot de baten, waaronder mogelijke besparingen op bijzondere bijstand voor niet-verzekerde medische kosten.
De inschatting van Divosa is overigens dat als gemeenten hun minimabeleid heroverwegen ze niet zo snel zullen besluiten om fors te bezuinigen op de collectieve zorgverzekering.
Is het waar dat er momenteel 400 000 volwassenen en 100 000 kinderen gebruik maken van de collectieve zorgverzekering en dus een half miljoen Nederlanders geraakt zullen worden wanneer de bezuinigingen doorgaan?
Zoals ik in antwoord 1 heb aangegeven, is het aan gemeenten om hun armoedebeleid vorm te geven. De middelen voor de armoederegelingen zijn ongeoormerkt en de gemeente heeft vooralsnog de vrijheid om zelf te bepalen welke groepen mensen recht hebben op welke regeling.
Gemeenten hebben daarbij ook geen rapportageverplichting over het aanbieden van een collectieve zorgverzekering. Daarover is geen landelijke informatie beschikbaar.
Uitgaande van cijfers van BS&F kan worden afgeleid dat het landelijk om ongeveer 600 000 mensen zal gaan (inclusief kinderen) die gebruik maken van de collectieve zorgverzekering. Als eerder aangeduid, zijn er overigens geen indicaties dat gemeenten hun beleid met betrekking tot collectieve verzekeringen op korte termijn aan het herzien zijn, en dat dus deze aantallen mensen te maken krijgen met het vervallen van gemeentelijke collectieve zorgverzekeringen.
Steekproefsgewijze informatie over het aantal gemeenten dat een collectieve ziektekostenverzekering beschikbaar stelt, ontvangt u in 2010 op basis van een onderzoek van de Inspectie Werk en Inkomen naar armoedebestrijding.
Hoeveel gemeenten hebben een collectieve zorgverzekering voor mensen met een inkomen boven de 110% van de bijstandsnorm? Hoeveel mensen boven de 110% van de bijstandsnorm maken gebruik van deze regeling?
Zie antwoord vraag 3.
Acht u het wenselijk dat de drempel voor het aanvullende pakket (onder andere tandzorg en fysiotherapie) voor mensen met een laag inkomen wordt verhoogd? Is de toegankelijkheid voor de aanvullende zorgverzekering in het geding? Kunt u dit toelichten?
Zoals reeds bij vraag 1 is geantwoord, geeft artikel 35, zesde lid, van de WWB, de gemeenten de bevoegdheid om haar burgers een categoriale voorziening in de vorm van een collectieve aanvullende ziektekostenverzekering aan te bieden. De keuze om bij de inrichting van het gemeentelijk minimabeleid al dan niet van deze bevoegdheid gebruik te maken, en de afwegingen die voor de gemeente daar een rol bij spelen, is een verantwoordelijkheid die niet bij het rijk maar bij het lokale bestuur ligt.
Deelt u de mening dat niet bezuinigd moet worden op mensen die part nog deel hebben aan de crisis en toch al geen cent te makken hebben, maar de veroorzakers van de crisis moeten bijdragen aan het op orde brengen van de overheidsfinanciën?
Het kabinet kiest voor maatregelen die eraan bijdragen dat iedereen zoveel mogelijk naar vermogen participeert in de samenleving. Het meedoen in de maatschappij is van groot belang. Zelfredzaamheid en sociale inclusie vormen daarbij belangrijke uitgangspunten. De economische crisis en omvangrijke begrotingstekorten maken een sanering van de overheidsfinanciën noodzakelijk. Armoedebeleid en schuldhulpverlening moeten zijn gericht op begeleiding naar en bevestiging van economische zelfstandigheid.
De AWBZ thuiszorg in het buitenland |
|
Sabine Uitslag (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht over de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten (AWBZ) thuiszorg in het buitenland?1
Ja.
Op welke wijze wordt «het recht op zorg» dat bij het Centrum Indicatiestelling Zorg (CIZ) wordt afgegeven «verzilverd» in het buitenland? Op welke wijze wordt de kwaliteit van zorg gewaarborgd en gecontroleerd; zowel binnen de Europese Unie (EU) als buiten de EU?
Een aanspraak op AWBZ-zorg kan in het buitenland alleen worden geleverd als dat gebeurt door een toegelaten zorginstelling of een instelling die meedraait in het zorgstelsel van het betreffende land.
Wie naar het buitenland gaat voor AWBZ-zorg kan de kosten van de zorg geheel of gedeeltelijk vergoed krijgen. Een verzekerde met een CIZ-indicatiebesluit voor persoonlijke verzorging kan deze extramurale zorg in een andere EU/EER-lidstaat krijgen zonder toestemming van de verzekeraar. Voor intramurale zorg in een andere lidstaat is wel toestemming nodig. De verzekeraar moet dan hebben vastgesteld dat de verzekerde deze zorg nodig heeft en kan toestemming geven. De toestemming kan niet worden geweigerd als de zorg, gelet op de gezondheidstoestand van de verzekerde en het waarschijnlijke ziekteverloop, niet binnen een aanvaardbare termijn in Nederland kan worden verleend.
Voor zorg buiten de lidstaten, zowel extra- als intramuraal, is altijd toestemming nodig van de verzekeraar.
Opname voor AWBZ-zorg in het buitenland kan alleen tijdelijk zijn. De AWBZ is immers een volksverzekering voor ingezetenen van Nederland. Iemand die permanent in een buitenlandse instelling verblijft, is niet langer Nederlands ingezetene en op gegeven moment niet langer AWBZ-verzekerd.
Het is in eerste instantie de keuze van de verzekerde om de zorg in het buitenland te halen. Waar toestemming van de zorgverzekeraar nodig is voor het verkrijgen van zorg in het buitenland, zal de verzekerde aan zijn verzekeraar kunnen vragen hem te voorzien van goede voorlichting over de kwaliteit van zorg in de instellingen waar hij terecht zou kunnen. Voor zover zorgverzekeraars een overeenkomst sluiten met instellingen in het buitenland voor het leveren van zorg aan hun verzekerden, is het aan de verzekeraar om zich ervan te vergewissen of de zorg die wordt geleverd en waarvoor hij moet betalen, van goede kwaliteit is.
De eis dat het moet gaan om een instelling die meedraait in het zorgstelsel van het betreffende land is door de wetgever waarborg geacht voor zorg van voldoende kwaliteit. Het gaat om de kwaliteit van gezondheidszorg in het betreffende land en het is aan dat land om daarover regels te stellen. Binnen de EU/EER dienen de lidstaten de kwaliteitseisen die andere lidstaten aan de daar gevestigde instellingen stellen, te respecteren.
Is het inderdaad mogelijk om AWBZ-zorg in het buitenland te leveren, en is er verschil tussen EU-en niet-EU landen? Zo ja, wie komen ervoor in aanmerking?
Op grond van de huidige regelgeving (AWBZ en lagere regelgeving) is het mogelijk om aan mensen die AWBZ-verzekerd zijn, zorg ten laste van de AWBZ in het buitenland te leveren. Dat is het gevolg van de omstandigheid dat AWBZ-verzekerden zich overal ter wereld kunnen bevinden. De AWBZ voorziet in beginsel in «een recht op zorg» (in natura). De lagere regelgeving voorziet echter ook in de mogelijkheid een vergoeding voor de kosten van zorg te geven.
Een AWBZ-verzekerde die in het buitenland is, heeft recht op vergoeding van zorg die vergelijkbaar is met een AWBZ-aanspraak, onder aftrek van eigen bijdragen. In de regelgeving wordt onderscheid gemaakt tussen EU/EER-lidstaten en andere landen. Dit vloeit voort uit jurisprudentie van het Europese Hof van Justitie.
Deelt u de mening dat er ook gekeken moet worden naar levering van AWBZ-zorg in het buitenland, nu binnen ons eigen land maatregelen genomen worden om de sterke groei van de AWBZ af te remmen? Zo ja, op welke manier gaat u dat realiseren?
Op 29 september 2009 heeft mijn ambtsvoorganger het wetsvoorstel Wet AWBZ-zorg buitenland (Wijziging van de Algemene Wet Bijzondere Ziektekosten en de Wet toelating zorg-instellingen in verband met het regelen van de voorwaarden voor aanspraken op langdurige zorg buiten Nederland en de financiering van deze aanspraken; nr. 32 154) aan de Tweede Kamer aangeboden. De Nota naar aanleiding van het verslag is op 18 februari 2010 aan uw Kamer gezonden. Het wetsvoorstel wacht sindsdien op plenaire behandeling.
Uitgangspunt van het wetsvoorstel is dat de AWBZ-zorg in Nederland verkregen moet worden, en niet in het buitenland. Tot op heden zijn de mogelijkheden om naar het buitenland te gaan voor het inroepen van AWBZ-zorg vrijwel onbeperkt. Het wetsvoorstel beoogt dit in te perken. In dit wetsvoorstel wordt contracteren van AWBZ-zorg buiten de EU/EER niet langer toegestaan. Binnen de EU/EER kan dit, gelet op de vrijverkeersbepalingen van het EG-verdrag, niet ingeperkt worden.
In uitzonderingsgevallen kan nog wel wereldwijd AWBZ-zorg worden ingeroepen:
Wat is het bedrag dat jaarlijks wordt gespendeerd voor AWBZ-gelden binnen de EU en buiten de EU? Wordt dit bedrag afgestemd en omgezet naar de reële kosten die gelden in het betreffende land?
Het College voor Zorgverzekeringen ontvangt van de AWBZ-verzekeraars jaarlijks een opgave van de AWBZ-kosten bij wonen en tijdelijk verblijf van AWBZ-verzekerden in het buitenland. In 2007 was dit circa € 7 miljoen, in 2008 € 3 miljoen en in 2009 € 1,3 miljoen. De daling is een gevolg van het overhevelen van de curatieve GGZ vanuit de AWBZ naar de Zvw.
Bij tijdelijk verblijf gaat het onder andere om mensen die in Nederland wonen en een indicatie hebben gekregen van het CIZ en (bijvoorbeeld) in Spanje overwinteren. Zij hebben in Spanje recht op vergoeding van de kosten van die AWBZ-zorg en kunnen hun verzekeraar verzoeken om vergoeding van de gemaakte kosten. Een andere groep betreft in het buitenland wonende AWBZ-verzekerden, zoals grensarbeiders en uitgezonden Nederlandse ambtenaren en hun gezinsleden. Zij zijn verzekerd ingevolge de AWBZ. Ook zij kunnen hun Nederlandse zorgverzekeraar verzoeken om vergoeding van de kosten van AWBZ- zorg die in het woonland is verleend. Voor deze zorg wordt afgerekend op basis van werkelijk gemaakte kosten. Het CVZ toetst aan de hand van richtlijnen of de gemaakte kosten aanvaardbaar zijn.
Het verzaken van de acceptatieplicht door verzekeraars |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Ab Klink (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Wist u van het onderzoek van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) naar verzekeraars, waarvan zij vermoedt dat ze in 2009 zich niet gehouden hebben aan de acceptatieplicht in de Zorgverzekeringswet (Zvw)? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Ja ik wist van dit onderzoek, de NZa heeft dit onderzoek aangekondigd in het Samenvattend rapport Rechtmatigheid uitvoering Zorgverzekeringswet 2009.
Erkent u dat de acceptatieplicht een cruciaal onderdeel is van de Zorgverzekeringswet?
De acceptatieplicht is, als spiegelbeeld van de verzekeringsplicht, een wezenlijk onderdeel van de Zorgverzekeringswet.
Welke verzekeraars worden onderzocht? Deelt u de mening dat verzekeraars die de acceptatieplicht schenden met naam en toenaam genoemd dienen te worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik ben niet op de hoogte welke zorgverzekeraars worden onderzocht. Indien er daadwerkelijk sprake is van het schenden van de acceptatieplicht kan de NZa op grond van artikel 78 van de Wet markordening gezondheidszorg overgaan tot het openbaar maken van deze schending. Voorwaarde hiervoor is echter wel dat er eerst een aanwijzing is gegeven en deze niet is opgevolgd. Of het openbaar maken voor een dergelijke schending de meest aangewezen sanctie is, is aan de NZa. Er wordt nu eerst onderzocht of de acceptatieplicht daadwerkelijk is geschonden.
Erkent u dat het goed is wanneer de NZa niet alleen onderzoekt wie de acceptatieplicht hebben genegeerd, maar ook wat de motieven zijn van het schenden van de acceptatieplicht? Zo ja, gaat de NZa dit ook onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
De NZa is op dit moment bezig met het onderzoeken of de acceptatieplicht is geschonden. Indien dat het geval is, zal de NZa zeker de aard van deze schending in kaart brengen alvorens zich de bezinnen op een eventuele sanctie.
Bent u bereid (te laten) onderzoeken of het zo is dat het systeem voor risicoverevening niet goed werkt en dat zorgverzekeraars daarom sommige risicoverzekerden mijden? Zo ja, wanneer ontvangt de Kamer de uitkomst hiervan? Zo nee, waarom niet?
Ik heb de afgelopen tijd diverse onderzoeken naar de werking van het systeem van risicoverevening uit laten voeren. Met name de internationale evaluatie en een onderzoek dat zich richt op het risico tot risicoselectie na afbouw van macronacalculatie zullen inzicht geven in de gedragsprikkels die zorgverzekeraars ervaren met betrekking tot negatieve risicoselectie.
In het najaar, als alle onderzoeken afgerond zijn, zal ik u van de uitkomsten van deze onderzoeken op de hoogte stellen.
Bent u bereid (te laten) onderzoeken of het zo is dat de maatregelen genomen zijn om wanbetaling tegen te gaan onvoldoende zijn voor de zorgverzekeraar? Zo ja, wanneer ontvangt de Kamer de uitkomst hiervan? Zo nee, waarom niet?
Ja. Tijdens de parlementaire behandeling van de wanbetalerswet2 heb ik toegezegd het parlement voor het einde van 2010 te informeren over de uitvoering van de wet voor de verzekerden die op het moment van inwerkingtreding van de wet al een premieachterstand hadden van meer dan zes maanden (het stuwmeer). Daarnaast is in de VWS-verzekerdenmonitor 20103 toegezegd te bezien in hoeverre nadere maatregelen voor eventuele recidiverende wanbetalers wenselijk zijn. Verder is in de pandrechtbrief van 2 juli 20104 toegezegd de effecten van het incassobeleid te onderzoeken.
Op dit moment tref ik voorbereidingen voor het uitvoeren van een evaluatie, waarbij de doelstellingen van de wet zullen worden getoetst aan de uitvoeringspraktijk. Daarbij wordt ook onderzocht of de maatregelen die genomen zijn om wanbetaling tegen te gaan, voor de zorgverzekeraar voldoende zijn.
Aan de hand van deze evaluatie zal ik het parlement informeren over de uitkomsten van de evaluatie en de beleidsmatige consequenties die daaruit mogelijkerwijs zullen voortvloeien. In december 2010 zal ik u tussentijds informeren over de verwerking van het stuwmeer.
Is bekend om hoeveel mensen het gaat die door het schenden van de acceptatieplicht niet bij een verzekeraar terecht konden? Zijn deze mensen uiteindelijk wel ergens aangenomen, of zitten zij nog zonder verzekering?
Op dit moment is de NZa aan het onderzoeken of er sprake is van het schenden van de acceptatieplicht, de aard en omvang hiervan zal uit dit onderzoek naar voren komen. Wel is duidelijk dat de signalen die de NZa heeft ontvangen, alleen betrekking hebben op mensen met een betalingsachterstand bij een andere zorgverzekeraar. Op grond van artikel 8a van de Zorgverzekeringswet mag een verzekerde deze verzekering niet opzeggen. De eventuele schending van de acceptatieplicht heeft betrekking op het afsluiten van een tweede verzekering voor de groep mensen die reeds verzekerd waren, maar een betalingsachterstand hebben. Van het uitsluiten van mensen voor een zorgverzekering is dus geen sprake.
In welke mate is de groep die geweigerd wordt overeenkomstig aan de groepen die onverzekerd zijn? Zit hier een verband?
Voor dit antwoord verwijs ik naar mijn antwoord bij de vorige vraag.
Bent u van mening dat het niet naleven van de acceptatieplicht door verzekeraars een reden moet zijn voor het kwijtschelden van de boete wegens het onverzekerd zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Onder de huidige regelgeving krijgt een verzekeringsplichtige die zich te laat verzekert een boete opgelegd. Op dit moment ligt er een wetsvoorstel «opsporing en verzekering onverzekerden zorgverzekering» (Kamerstukken I 2009/10, 32 150, A) voor behandeling in de Eerste Kamer waarmee het huidige boeteregiem vervalt. Een boete over een onverzekerde periode is dan niet meer aan de orde; het kwijtschelden van die boete bij te late aanmelding is dan niet meer relevant.
Wel is en blijft het naleven van de acceptatieplicht door zorgverzekeraars een cruciaal onderdeel van de Zorgverzekeringswet. Dat is tevens een belangrijk punt van toezicht. Zoals ik hiervoor reeds heb opgemerkt doet de NZa thans nader onderzoek of er sprake is van schending van de acceptatieplicht. De NZa zal maatregelen richting zorgverzekeraars treffen als blijkt dat verzekeringsplichtigen inderdaad onterecht worden geweigerd. Ook in de komende jaren zal de NZa op, onder meer, dit onderwerp toezicht blijven houden.
Wat gaat u doen met de uitkomsten van het onderzoek van de NZa? Welke sancties gaat u de verzekeraars opleggen die zich niet gehouden hebben aan de acceptatieplicht?
De NZa is op grond van haar taak als toezichthouder bevoegd om maatregelen te treffen. Zo kan de NZa een aanwijzing geven en als deze niet wordt nagekomen, kan de schending openbaar worden gemaakt of een last onder dwangsom worden op gelegd. Ook een bestuurlijke boete tot 500 000 is mogelijk. Of er een maatregel noodzakelijk is en welke maatregel dit dient te zijn, is aan de NZa.