Het bericht ‘Nederturken klaarstomen voor carrière’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Nederturken klaarstomen voor carrière»?1
Ja.
Deelt u de mening dat de «islamofascistische sultan» van Turkije, de heer Erdogan, veel te veel invloed uitoefent op het leven van mensen in Nederland, bijvoorbeeld via Diyanet? Zo nee, waarom niet?
Er kan geen sprake zijn van export van de spanningen vanuit Turkije naar Nederland en de Turkse autoriteiten moeten zich onthouden van ongewenste bemoeienis met de keuzes die Nederlandse burgers maken. Wanneer het Kabinet een dergelijke situatie constateert, zal het niet aarzelen de Turkse autoriteiten hier op aan te spreken.
Bent u bereid de activiteiten, banden, belangen, financiering en invloeden van de Union of European Turkish Democrats (UETD), een tak van de AK-Partij van Erdogan, te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Nee, op dit moment zie ik daar onvoldoende aanleiding toe vanuit het perspectief van integratie. Wel heeft er een gesprek plaatsgevonden met de UETD over hun activiteiten, financiering en relatie met de AK-partij.
Hoe lang gaat het nog duren voordat u de islamiserende invloed van Turkije in Nederland een halt toeroept, door bijvoorbeeld moskeeën, Diyanet en aanverwante instellingen te sluiten en geen overleg meer te voeren met islamitische organisaties?
De Nederlandse rechtsstaat kent vrijheid van godsdienst. Dit is een belangrijk grondrecht in onze samenleving. Van het sluiten van moskeeën kan dus geen sprake zijn.
Het bericht 'Europees Parlement trakteert zichzelf op miljoenen voor verkiezingen' |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het feit dat de nieuwe begroting van het Europees parlement (EP) voor het eerst boven de twee miljard uitstijgt?1
De begroting van het Europees parlement voor 2019 wordt momenteel voorbereid in het Europees parlement. Het kabinet acht het aan de leden van het parlement om de eigen begroting te bepalen binnen de financiële kaders van de EU-begroting en is van mening dat deze moet passen binnen een prudente ontwikkeling van de jaarbegroting.
Hoe oordeelt u over de opvatting dat er extra geld naar het EP zou moeten, omdat de verkiezingen «de toekomst van het continent zullen bepalen» volgens een interne nota?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat er acht miljoen bovenop de reeds geraamde vijfentwintig miljoen uitgetrokken wordt voor een publiciteitscampagne? Vindt u dit bedrag proportioneel?
Zie antwoord vraag 1.
Kunt u bevestigen dat het doel van deze extra middelen is dat de Europese politieke groepen EVP, ALDE en PES meer uit de schaduw van nationale partijen treden en de voormannen van deze Europese partijen extra in de kijker te zetten?
Momenteel behandelt het Europees parlement een ontwerprapport over de begroting van het Europees parlement voor het jaar 2019. Er zijn amendementen ingediend en er zal een stemming over deze amendementen en van het rapport plaatsvinden in de EP-Budget Commissie op 16 april 2018 en vervolgens hoogstwaarschijnlijk in de plenaire vergadering van 19 april 2018. Het kabinet acht het van belang dat uitgaven van het Europees parlement rechtmatig worden uitgegeven, onder meer in lijn met financiële kaders, zoals de verordening over financiering van Europese Politieke Partijen.
Vindt u het ook vreemd dat het EP belastinggeld reserveert voor verkiezingen, terwijl de Tweede Kamer dit niet doet bij nationale verkiezingen?
Zie antwoord vraag 4.
Deelt u de mening dat de campagnes van partijen, nationaal dan wel Europees, betaald zouden moeten worden door deze partijen zelf, en niet door de belastingbetaler? Zo ja, welke consequenties verbindt u hieraan?
De subsidiëring van Europese politieke partijen is geregeld in de verordening betreffende het statuut en de financiering van Europese politieke partijen en Europese politieke stichtingen. Deze verordening staat toe om deze subsidie te besteden aan de campagne voor de verkiezingen van het Europees parlement. Nederlandse politieke partijen mogen de subsidie die zij op basis van de Wet financiering politieke partijen (Wfpp) ontvangen eveneens besteden aan activiteiten in het kader van verkiezingscampagnes. De Wfpp is recentelijk integraal geëvalueerd door een onafhankelijke Evaluatie- en Adviescommissie. Deze commissie heeft niet geadviseerd om de subsidiabele activiteiten te wijzigen.
Vindt u het proportioneel dat de Europese belastingbetaler jaarlijks ongeveer twee miljard kwijt is aan Europarlementariërs?2
Het kabinet wijst op de afspraken over administratieve uitgaven binnen het Meerjarig Financieel Kader en acht het van belang dat deze nagekomen worden.
Klopt het dat er 700 mensen werken op de afdeling communicatie van het Europees parlement, en dat «de ene helft bezig is met het managen van de anderen helft»? Kunt u hun werkzaamheden toelichten, inclusief financiële onderbouwing? Wat heeft de Europese burger aan deze communicatie-afdeling?
Het Europees parlement draagt zelf verantwoording over de wijze waarop het zijn eigen begroting inricht en controle uitoefent op uitgaven die in het kader van die begroting worden gedaan. Over de wijze waarop controle geschiedt en over de allocatie van de middelen acht het kabinet de leden van het Europees parlement zelf primair verantwoordelijk. Tegen deze achtergrond acht het kabinet het dan ook aan de leden van het Europees parlement zelf om te beoordelen in hoeverre zij het voor de uitoefening van hun taken wenselijk achten dat er een communicatieafdeling is en dat er informatiekantoren zijn in de lidstaten. Uitgangspunt voor het kabinet blijft dat bestaande financiële kaders niet overschreden worden.
Wat is volgens u de toegevoegde waarde van de informatiekantoren van het EP in ieder van de achtentwintig lidstaten? Acht u het proportioneel dat deze kantoren bijna een half miljard van het budget voor het EP opslokken en dat er tevens bijna een half miljard beschikbaar is voor het organiseren van vergaderingen, archivering en parlementaire assistentie? Wat heeft de Europese burger aan deze activiteiten? Kunt u uw antwoord onderbouwen?
Zie antwoord vraag 8.
Erkent u dat het schokkend is dat de commissie voor begrotingscontrole van het EP maar moeizaam de verantwoording van de middelen kan controleren?
Zie antwoord vraag 8.
Bent u bereid het signaal af te geven dat van meer middelen voor het EP geen sprake kan zijn, zolang niet transparant is hoe geld besteed wordt en signalen dat er geld verspild wordt talrijk zijn? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ten aanzien van administratieve uitgaven, waaronder de kosten van het Europees parlement, is het kabinet van mening dat deze uitgavencategorie ook een bijdrage dient te leveren aan de bezuinigingsopgave als gevolg van de uittreding van het Verenigd Koninkrijk uit de EU. In het algemeen maakt het kabinet zich ten aanzien van de EU-instellingen en internationale organisaties sterk voor versobering en modernisering van arbeidsvoorwaarden in lijn met het publieke karakter van de instelling en de sector waarin de instelling opereert.
Het artikel 'Het voelt als dat bordspel: De Betoverende Doolhof' |
|
Jan Middendorp (VVD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het artikel «Het voelt als dat bordspel: De Betoverende Doolhof»?1
Ja.
Hoeveel grenswerkers zijn er, zowel in Nederland als Nederlanders over de grens?
Vanuit Nederland naar België: 10.000
Vanuit Nederland naar Noordrijn-Westfalen en Nedersaksen: 11.000
Vanuit België naar Nederland: 38.000
Vanuit NRW en NdS naar Nederland: 34.0002
Hoe beoordeelt u de zin: »Elke instantie weet wel iets, maar niemand weet het hele verhaal»?
Nationale staten, ook Nederland, hechten aan het nationale primaat voor het sociaaleconomisch beleid, zoals de organisatie van de arbeidsmarkt, loonvorming, sociale zekerheid en pensioenen. Dat betekent dat de (potentiële) grenswerker zich zal moeten verdiepen in de stelsels van het potentiële werkland om te bepalen wat de verplichtingen, rechten en (financiële) gevolgen zijn van werken over de grens. Een optimale voorlichting is daarom cruciaal, zodat de (potentiële) grenswerker niet voor verrassingen komt te staan. Die voorlichting is digitaal te vinden via www.grensinfo.nl of door contact op te nemen met het grensinfopunt dat het dichtst in de buurt ligt (te vinden via www.grensinfopunt.eu). De materie waar grenswerkers tegenaan lopen als zij aan de slag willen in België of Duitsland, of vanuit die landen in Nederland, is ingewikkeld, maar de deskundigheid en advisering van de medewerkers van de grensinfopunten wordt breed gewaardeerd. Dat blijkt ook uit de recent door de Staatssecretaris van Sociale Zaken en Werkgelegenheid naar uw Kamer toegezonden evaluatie van de grensinformatiestructuur.3 Het is niet altijd mogelijk om alle mogelijke gevolgen, die vanwege verschillende persoonlijke omstandigheden voor ieder individu anders kunnen liggen, ter plekke inzichtelijk te maken. Maar de structuur zit zo in elkaar dat er korte lijnen zijn met diverse deskundigen van de Bureaus voor Belgische en Duitse Zaken van de Sociale Verzekeringsbank en het Team GWO (Grensoverschrijdend Werken en Ondernemen) van de Belastingdienst in Nederland. Zij vormen de backoffice waar de grensinfopunten terecht kunnen met complexe vragen. Ook Belgische en Duitse instanties hebben deskundigen paraat die er voor zorgen dat (potentiële grenswerkers) adequaat en snel geholpen worden.
Deelt u de mening dat het niet nodig zou moeten zijn dat een grensarbeider een gespecialiseerde boekhouder in de arm neemt om geen fouten te maken bij het naleven van de relevante fiscale- en andere regelgeving in de landen waar hij woont en werkt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Ziet u mogelijkheden tot oplossingen te komen in bilaterale overeenkomsten tussen betrokken EU-landen zonder dat dat «meer Europa» hoeft te betekenen, zoals het artikel suggereert?
In het betreffende artikel wordt onder meer gerefereerd aan fiscale aspecten in de sfeer van de inkomstenbelasting. Daarvoor heeft Nederland bilaterale belastingverdragen gesloten met de buurlanden met als doel het voorkomen van dubbele belasting. In deze verdragen wordt bijvoorbeeld ook bepaald hoe omgegaan kan worden met bepaalde aftrekposten en deze verdragen bevatten een compensatieregeling. Met die regeling kan een in Nederland wonende grenswerker worden gecompenseerd, zodat hij fiscaal niet nadeliger af is dan zijn buurman die in Nederland werkt. Bij vragen over belastingheffing in Nederland, België of Duitsland bij grensoverschrijdende situaties kunnen de grensinfopunten en het team Grensoverschrijdend Werken en Ondernemen van de belastingdiensten van deze landen behulpzaam zijn.
Monitort het Ministerie van Binnenlandse Zaken de ontwikkeling in de parameters, die in de conclusies van het CPB in hun onderlinge combinatie verantwoordelijk worden gehouden voor hogere werkloosheid en lagere lonen aan de grens, zoals verschillen in onder andere taal, cultuur en transportnetwerk?
Een brief over de stand van zaken van het grensoverschrijdend beleid met daarin de voortgang van alle actiepunten, waaronder buurtaal en -cultuur en bereikbaarheid, die voor de grensoverschrijdende economie en arbeid in januari 2017 zijn opgesteld, stuur ik voor het algemeen overleg over grensoverschrijdende samenwerking van 25 april 2018 naar uw Kamer.
De beïnvloeding van Nederlanders in Nederland door Turkse lobbyorganisatie gelieerd aan AK-partij |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Nederturken klaarstomen voor carrière»?1
Ja.
Wat is de Union of European Turkish Democrats (UETD) voor organisatie, welke rechtsvorm heeft het en welke rol en grootte heeft de organisatie in Nederland? Hoeveel Nederlanders met een Turkse achtergrond zijn lid en hoeveel afdelingen zijn er inmiddels?
UETD Nederland is naar eigen zeggen een vereniging die zich ten doel stelt de participatie en emancipatie van Turkse Nederlanders te bevorderen. De vereniging heeft ongeveer 900 leden en beschikt over afdelingen in Rotterdam, Amsterdam, Arnhem, Utrecht, Den Haag, Eindhoven en Oss. De vereniging is geregistreerd bij de Kamer van Koophandel.
Is het waar dat de UETD gelieerd is aan de AK-partij van president Erdogan? Kunt u inzicht geven in de financiering van de UETD en ook aangeven of de organisatie nationale en/of lokale subsidie ontvangt en zo ja welke dat zijn?
Het UETD-bestuur geeft aan dat er geen formele banden zijn met de AK-partij. Desalniettemin wordt de organisatie algemeen gezien als Europese organisatie die gelieerd is aan de AK-partij. Vast te stellen valt dat de organisatie activiteiten ontplooit die bijdragen aan de belangen van de AK-partij. Dit blijkt onder andere uit de activiteiten van de UETD waarbij Turkse politici, bijvoorbeeld parlementariërs van de AK-partij, deelnemen aan bijeenkomsten van de UETD NL. UETD NL heeft verklaard géén subsidies te ontvangen uit binnen – of buitenland en dat financiering van haar activiteiten plaatsvindt door middel van contributiegelden van individuele leden en donateurs.
Is het waar dat de UETD betrokken was bij het conflict tussen Nederlandse Turken na de couppoging in Turkije, waarbij «vermeende Gülen-aanhangers» werden geïdentificeerd en zwartgemaakt, hetgeen soms leidde tot heftige ruzies op scholen en schoolpleinen tussen groepen ouders? Zo ja, is hierover namens de Nederlandse overheid met de UETD gesproken en op welke wijze?
Het bestuur van UETD NL geeft aan dat zij hun leden nooit hebben geadviseerd om op dergelijke wijze betrokken te zijn bij conflicten na de couppoging in Turkije. Vanuit het rijk heeft er een gesprek plaatsgevonden met de UETD over hun activiteiten, financiering en relatie met de AK-partij.
Bent u bekend met het feit dat vorig jaar zeventig jongeren zijn klaargestoomd door de UETD om in Nederland de politiek in te gaan en dat zij inmiddels op verschillende lijsten van politieke partijen staan? Zo ja, wat vindt u hiervan? Onder welke wetgeving vallen deze activiteiten en (hoe) vindt hierop toezicht plaats?
De UETD geeft aan dat zij workshops organiseren voor Turks-Nederlandse jongeren over onder andere het Nederlandse en Turkse politieke bestel. Als het gaat om politieke participatie dan bepalen politieke partijen in Nederland wie er kandidaat kan zijn voor verkiezingen. Uiteraard is het daarbij van belang dat politieke partijen ook nagaan of de potentiele kandidaten zonder last politieke functies kunnen vervullen.
Ziet u een risico in het feit dat de UETD Nederlanders met Turkse achtergrond op hun Turkse loyaliteit aanspreekt en hen vraagt deze ook in de Nederlandse politiek in te zetten? Zo ja, wat doet u eraan om dit risico terug te dringen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe voorkomt u in wet- en regelgeving dat ongewenste buitenlandse beïnvloeding en het tegenwerken van integratie kan plaatsvinden door organisaties als de UETD? Welke rol spelen de Nederlandse veiligheids- en inlichtingendiensten en welke mogelijkheden heeft het kabinet om in te kunnen grijpen als er sprake zou zijn van activiteiten of oproepen die ingaan tegen de Nederlandse rechtsstaat, het belang van Nederland of die integratie tegenwerken? Bent u bereid van die mogelijkheden gebruik te maken?
In de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties van 15 maart 2018 over ongewenste buitenlandse inmenging (Kenmerk 2223363) is toegelicht hoe het kabinet omgaat met ongewenste buitenlandse inmenging.
Bent u bereid deze vragen binnen vier weken te beantwoorden, zodat de antwoorden betrokken kunnen worden bij het nog te plannen plenaire debat over de vermeende jihadpreek in Hoorn die door Turkije zou zijn gedicteerd en de intimidatie van Turkse Nederlanders door de Turkse regering?
Ja.
De dreigende handelsoorlog tussen de Verenigde Staten en Europa |
|
Mustafa Amhaouch (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Hoe beoordeelt u de recente uitspraken van de Amerikaanse president Trump aangaande handelsbarrières richting Europa?
Op 8 maart 2018 heeft President Trump vanuit het Oval Officeaangekondigd dat de Verenigde Staten per 23 maart 2018 tarieven zal instellen op staalimport van 25% en aluminiumimport van 10%. Op 22 maart 2018 is bekend geworden dat de Europese Unie voorlopig (tot 1 mei), net als Canada, Mexico, Australië, Brazilië en Argentinië, wordt uitgezonderd van de voorgestelde heffingen.
Het is teleurstellend dat de Verenigde Staten heeft besloten dergelijke tarieven in te stellen op staal- en aluminiumimport. De Europese Raad heeft op 22 maart geconcludeerd dat deze maatregelen geen gepaste oplossing zijn voor de overcapaciteit van staal. Het kabinet steunt deze conclusie.1
Hoe geeft u de door u aangekondigde dialoog vormgeven en om welke maatregelen gaat het dan?1
Zowel het kabinet als de Europese Commissie heeft in de afgelopen weken op hoog niveau overlegd om de VS te overtuigen de EU, net als Canada en Mexico, uit te zonderen van deze maatregelen. Ik heb hierover meermaals contact gehad met de Amerikaanse ambassadeur Hoekstra. Eurocommissaris Malmström heeft in Brussel gesproken met de United States Trade Representative, Robert Lighthizer, en in Washington met Secretary of Commerce, Wilbur Ross. EU-lidstaten hebben in hun eigen bilaterale contacten de boodschap van eurocommissaris Malström onderstreept. Tot slot, zijn wij als EU ook in multilateraal verband met de VS gesprek om samen de grondoorzaken van staalovercapaciteit te adresseren.
Deze dialoog gaat de komende tijd door. Dit hebben eurocommissaris Malmström en Secretary of CommerceRoss afgesproken.3
Hoe groot is de export van Nederland naar de Verenigde Staten? Kunt u dit weergeven op basis van verschillende sectoren?
De goederenexport bedroeg 20,3 miljard euro in 2017, de dienstenexport 17,3 miljard euro in 2017. CBS en RVO publiceren cijfers over de handel tussen Nederland en de Verenigde Staten. Via de link in de voetnoot vindt u overzicht van de uitvoerwaarde van verschillende sectoren van 2011 tot 2017.4
Hoe groot is de import van Nederland uit de Verenigde Staten? Kunt u dit weergeven op basis van verschillende sectoren?
De goederenimport bedroeg 30,9 miljard euro in 2017, de dienstenimport 24,6 miljard euro in 2017. CBS en RVO publiceren cijfers over de handel tussen Nederland en de Verenigde Staten. Via de link in de voetnoot vindt u overzicht van de invoerwaarde van verschillende sectoren van 2011 tot 2017.5
Zijn de tegenmaatregelen van Europa qua omvang (in euro’s) in verhouding tot de handelsbelemmeringen van de Verenigde Staten?
De Europese Unie is tot 1 mei uitgezonderd van de Amerikaanse maatregelen tegen staal- en aluminiumimport. De Europese Raad heeft aangegeven de Commissie te steunen in een gepaste, proportionele en WTO-conforme reactie op de Amerikaanse maatregelen, indien nodig. De omvang van deze reactie is afhankelijk van de schade voor de EU-export als gevolg van de Amerikaanse maatregelen.
Kunt u aangeven welke Nederlandse sectoren het meest kwetsbaar zijn voor eventuele Amerikaanse handelsbarrières en hoeveel banen hiermee gemoeid zijn?
Dit hangt af van de vorm en reikwijdte van de barrières. De EU is nu uitgesloten van de ingestelde heffingen. Vanwege de tijdelijkheid van deze uitzondering is het verstandig voor bedrijven in de staal- en aluminiumindustrie om via hun Amerikaanse afnemers te pleiten voor productuitzonderingen. Zo vergroten ze de kans dat de huidige export zo min mogelijk verstoord wordt. Nederland had in 2017 een staalexport naar de VS ter waarde van rond de 550 miljoen euro. De exportwaarde van aluminium in 2017 bedroeg zo'n 50 miljoen euro.
Welke handelsbarrières (importheffingen) zijn er nu tussen de Verenigde Staten en Europa?
Binnen de WTO hebben lidstaten afspraken gemaakt over (het verlagen van) invoertarieven. Deze invoertarieven zijn van toepassing op de handelsstromen tussen de VS en de EU.
Daarnaast loopt er een antidumpingmaatregel van de Europese Unie van 9,5% tegen importen van bioethanol uit de Verenigde Staten. Op dit moment wordt door de Commissie van de Europese Unie een verlengingsonderzoek uitgevoerd naar deze maatregel.
Zijn er middelen voor de Nederlandse regering om met de Verenigde Staten te onderhandelen?
De EU is exclusief bevoegd op het terrein van de gemeenschappelijke handelspolitiek. Dit betekent dat de Europese Commissie namens de EU onderhandelt op het gebied van handelspolitiek. Lidstaten worden hierover geïnformeerd en geconsulteerd. De Nederlandse regering heeft ook bilaterale contacten met de VS. In deze contacten onderstreept Nederland de Europese inzet op handelspolitiek gebied. In dit geval betekent dat dat de Nederlandse regering ook bilateraal de Europese zorgen overbrengt, aandringt op een permanente uitzondering voor de EU van de heffingen op staal- en aluminiumimport en de goede economische relaties en gedeelde zorgen benadrukt.
Kunt u per sector aangeven welke voorbereidingen er reeds zijn getroffen voor een mogelijke handelsoorlog tussen Europa en de Verenigde Staten?
Op dit moment wordt de Europese Unie voorlopig uitgezonderd van de Amerikaanse maatregelen. Er is dan ook geen sprake van een handelsoorlog. De Europese Commissie, gesteund door de EU-lidstaten, blijft met de VS in gesprek.
Het postennetwerk in de VS onderhoudt nauwe contacten met alle betrokken partijen in de VS (administratie, congres, bedrijfsleven) om de Nederlandse positie en belangen onder de aandacht te brengen en ondersteunt het in de VS opererende Nederlandse bedrijfsleven. Daarbij vindt nauwe samenwerking plaats met de verantwoordelijke ministeries in Den Haag en de relevante posten in Brussel en Geneve. Hier is op dit moment voldoende capaciteit voor beschikbaar.
Hebben de nieuwe handelsbelemmeringen effect op bestaande contracten?
Op dit moment wordt de Europese Unie voorlopig uitgezonderd van de Amerikaanse maatregelen tegen staal- en aluminiumimporten.
Welke juridische mogelijkheden hebben de bedrijven om eventuele handelsbarrières aan te vechten?
Dit hangt af van de vorm en reikwijdte van de barrières. In het geval van onterechte vrijwaringsmaatregelen, kunnen bedrijven hun zorgen bij de Europese Commissie en Nederlandse overheid kenbaar maken. Daarnaast kunnen bedrijven met een Amerikaanse dochteronderneming via de privaat-rechterlijke weg de maatregelen in de VS aanvechten op basis van het nationale (VS)-recht.
Zoals onder vraag 8 aangegeven valt handelspolitiek onder de exclusieve bevoegdheid van de EU. Dit betekent dat de Europese Commissie namens de EU onderhandelt op het gebied van handelspolitiek. Nederland kan dus in EU-verband pleiten voor een tegenreactie.
De EU kan onterechte handelsbarrières bij de WTO aanvechten middels een WTO-beroepszaak. Daarnaast mag een WTO-lid onder bepaalde voorwaarden zogenaamde «rebalancerende» maatregelen nemen in reactie op vrijwaringsmaatregelen van een ander WTO-lid.
Welke juridische mogelijkheden heeft de Nederlandse staat om eventuele handelsbarrières aan te vechten?
Zie antwoord vraag 11.
Hoe wordt het Nederlandse postennetwerk in de Verenigde Staten voorbereid op een handelsoorlog tussen Europa en de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 9.
Is er voldoende capaciteit om eventuele extra administratieve lasten te verwerken en is er voldoende kennis ten behoeve van de ondersteuning aan het Nederlandse bedrijfsleven in de door de handelsbelemmering getroffen sectoren?
Zie antwoord vraag 9.
In welke mate doen Nederlandse bedrijven investeringen in de Amerikaanse staten waar Trump tijdens de afgelopen verkiezingen heeft gewonnen? Kunt u hiervan een overzicht geven per door de Republikeinen gewonnen staat?
Nederland is de oudste handelspartner van de Verenigde Staten, met economische banden die teruggaan tot het begin van de 17e eeuw. Dit is nog altijd zichtbaar in de zeer sterke economische relatie tussen beide landen; Nederland is bijvoorbeeld de #1 bestemming voor Amerikaanse FDI. Meer informatie op statenniveau over onze economische banden met de Verenigde Staten en de activiteit van Nederlandse bedrijven op de Amerikaanse markt is te vinden op de door het postennetwerk samengestelde website economicties.org. Importcijfers per staat zijn te vinden op de site van de Amerikaanse International Trade Administration (tse.export.gov, onderdeel van de Department of Commerce). Hierbij moet opgemerkt worden dat in een wereld van globalisering en ver doorontwikkelde supply chains, importcijfers op statenniveau moeilijk te interpreteren zijn.
In welke mate exporteren Nederlandse bedrijven naar Amerikaanse staten waar Trump tijdens de afgelopen verkiezingen heeft gewonnen? Kunt u hiervan een overzicht geven per door de Republikeinen gewonnen staat?
Zie antwoord vraag 15.
Welke ruimte hebben Amerikaanse staten zelf om de handelsbelemmeringen te omzeilen?
President Trump heeft de tariefverhogingen voor staal en aluminium per decreet («executive order») opgelegd. Het decreet is gebaseerd op de bevoegdheid van de president om importtarieven op te leggen om de nationale veiligheid te beschermen. Een decreet geldt als federale wet waaraan alle staten zich moeten houden en biedt hen geen ruimte deze te omzeilen. Staten hebben echter altijd de mogelijkheid een executive order bij de federale rechter aan te vechten. In dat geval wordt beoordeeld of het opleggen van de importtarieven binnen de wettelijke bevoegdheden van de president valt. De uitkomst hiervan is ongewis, maar ten algemene geldt dat de president aanzienlijke ruimte heeft om maatregelen in het belang van de nationale veiligheid te nemen.
Welke algemene voorbereidingen worden er door de regering genomen inzake een eventuele handelsoorlog met de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 9.
In welke sectoren kan Nederland de Verenigde Staten treffen middels het opwerpen van handelsbelemmeringen?
Nederland kan niet zelfstandig handelsbelemmeringen opwerpen. Handelspolitiek is een EU-competentie en alle handelsdefensieve maatregelen worden in EU-verband genomen.
Bent u bekend met de de geruchten dat president Trump importheffingen op staal en aluminium zou willen koppelen aan NAVO-bijdragen (landen die verantwoordelijkheid nemen, zouden uitgezonderd kunnen worden)? Hoe zou Nederland hierop moeten reageren?
Nederland blijft gecommitteerd aan de NAVO-afspraken die in 2014 in Wales zijn gemaakt. De NAVO heeft capaciteitendoelstellingen opgesteld voor Nederland, die vragen om vervolgstappen. De eerder deze week uitgebrachte Defensienota, waarin de defensie-uitgaven worden toegelicht, is dus geen eindpunt, maar een stap die past binnen de lange lijnen die zijn uitgezet met de NAVO-afspraken die in 2014 in Wales zijn gemaakt. Een mogelijke invoerheffing op staal- en aluminiumproducten door de VS staat los van de besluitvorming hierover. Het kabinet wijst de koppeling die de VS maakt tussen nationale veiligheid en staal- en aluminiumimport af.
Zouden deze vragen met spoed kunnen worden beantwoord aangezien de gebeurtenissen elkaar snel opvolgen?
Ja.
Het bericht ‘Luchtmacht baas wil extra aandacht voor veiligheidscultuur na lekken’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht Luchtmacht baas wil extra aandacht voor veiligheidscultuur na lekken»?1
Ja.
Bent u vooraf in kennis gesteld van het voornemen van de commandant Luchtstrijdkrachten om per mail zijn militairen te laten weten meer aandacht en bekendheid te willen geven aan de «veiligheidscultuur» bij de Luchtmacht? Zo ja, heeft u hierbij nog specifieke instructies gegeven? Zo nee, is het gebruikelijk dat militairen op deze wijze geïnstrueerd worden?
Nee. Commandanten van Operationele Commando’s, zoals de Commandant Luchtstrijdkrachten (C-LSK), zijn zelf verantwoordelijk voor de communicatie met hun medewerkers. C-LSK publiceert op het intranet van het Commando Luchtstrijdkrachten periodiek berichten (weblogs), waarin hij de aandacht vraagt voor uiteenlopende onderwerpen. De berichten worden naast publicatie op het intranet van tijd tot tijd, zoals in dit geval, ook per e-mail aan CLSK-medewerkers verzonden. In het laatste geval, zoals door C-LSK is gedaan, is de mail verzonden als «dagorder». In een «dagorder» richt de commandant zich tot de medewerkers om persoonlijk een boodschap over te brengen.
Wanneer de veiligheidscultuur is een groot goed is en bovenaan staat, hoe oordeelt u in dat opzicht over de uitspraak «. medewerkers voelden de noodzaak om naar de pers te stappen in plaats van het gesprek aan te gaan met collega's. Zo ontstaat intern en extern het beeld dat wij een onveilige organisatie zijn en niet veilig werken.»?
De Commandant Luchtstrijdkrachten heeft met zijn dagorder actief en persoonlijk medewerkers opgeroepen problemen te melden via daarvoor ingerichte systemen, meldpunt en standaard procedures. In het vervolg van de dagorder benadrukt hij dat onze veiligheidscultuur is gebaat bij een omgeving waarin mensen open en eerlijk hun zorgen kunnen uiten en hun verhaal kunnen doen als iets is misgegaan. In het op 28 maart jongstleden aan uw Kamer verstuurde plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» nemen we als Defensie maatregelen om de meldingsbereidheid bij medewerkers te verhogen en het lerend vermogen te vergroten.
Kunt u begrijpen dat door de wijze waarop de mail is opgesteld juist een onveilig gevoel bij medewerkers ontstaat om hun zorgen te uitten?
In de mail wordt het belang benadrukt van het bespreken van problematiek met elkaar en wordt opgeroepen hiervoor het meldings- en rapportagesysteem te gebruiken. Daarbij bestaat ook de mogelijkheid om rechtstreeks en anoniem binnen Defensie te melden. Het zou spijtig zijn indien er bij medewerkers een onveilig gevoel is ontstaan. Zoals u weet, hecht ik veel waarde aan het veilig kunnen melden. Defensie moet een organisatie zijn waarin het niet alleen veilig is om vergissingen en veiligheidsincidenten te melden, maar waarin dat wordt gewaardeerd, er geen negatieve gevolgen zijn voor de melder, zodat kan worden onderzocht wat eraan moet worden gedaan. Momenteel wordt juist veel geïnvesteerd in het verhogen van de meldingsbereidheid, onder andere doordat commandanten hiertoe oproepen, er bekendheid wordt gegeven aan de procedures voor het melden en nieuwe klachtregistratieformulieren worden uitgegeven. Dit naast de maatregelen die in het plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» zijn beschreven waarin de aanbevelingen uit de tussentijdse rapportage van de commissie-Giebels, die onderzoek doet naar de sociale werkomgeving en de meldingsbereidheid, voor zo ver als mogelijk zijn verwerkt.
Zijn er na de recente veiligheidsincidenten – ook buiten de luchtmacht – maatregelen genomen ter verbetering van het oppakken van de interne meldingen?
In de afgelopen maanden hebben alle leidinggevenden binnen de defensieonderdelen het belang van het melden van voorvallen benadrukt. Dit gebeurt op momenten waarbij commandanten met hun personeel spreken, middels nieuwsbrieven en in directe communicatie naar iedere defensiemedewerker. Daarnaast is één van de maatregelen in het plan van aanpak «Een veilige defensieorganisatie» dat het onderwerp veiligheid besproken wordt tijdens werkoverleggen, commandantenvergaderingen en beraden tot op het hoogste niveau van de defensieorganisatie. De maatregelen zoals geïntroduceerd in het plan van aanpak hebben hun weerslag in de strategie, structuur, systeem en cultuur van de defensieorganisatie.
Het Commando Luchtstrijdkrachten implementeert op dit moment een Safety Management Systeem (SMS). Het doel van het SMS is dat onderdeelsoverstijgende veiligheidsgerelateerde problemen centraal in behandeling worden genomen. Een belangrijk onderdeel van het SMS is een werkende en sluitende planning- en controlcyclus, zodat volledige afhandeling van interne meldingen wordt gewaarborgd.
Is het ook mogelijk om eventuele veiligheidsincidenten wel intern, maar niet bij de direct leidinggevende, te melden in geval deze daar direct of indirect te zeer bij betrokken is?
Ja. Voor het op uniforme wijze melden van voorvallen waaronder veiligheidsincidenten beschikt Defensie over het IT-systeem «Melden van Voorvallen (MVV)». Iedere medewerker van Defensie dient een voorval te melden waarvan hij kennis draagt. De melding gaat via het MVV door naar het zogenoemde bevoegd gezag. Dat bevoegd gezag is een commandant of leidinggevende die binnen Defensie geautoriseerd is een initiële melding van een melder te registreren, waarmee de melding wordt doorgezet in de lijn en/of buiten het eigen defensieonderdeel. Indien een melder een voorval anoniem wil melden, kan het voorval via een derde in MVV worden gezet. Dit kan bijvoorbeeld door de vertrouwenspersoon of veiligheidsfunctionaris van de eenheid geschieden. Daarnaast kan elke defensiemedewerker elke andere leidinggevende ofwel het meldpunt van de Centrale Organisatie Integriteit Defensie (COID) via e-mail of telefonisch benaderen.
Is het mogelijk dat juist medewerkers de noodzaak voelden om naar de pers te stappen in plaats van het gesprek aan te gaan met collega's medewerkers, omdat het gevoel ontbreekt dat ze zich in een omgeving bevinden waarin mensen open en eerlijk hun zorgen kunnen uiten en hun verhaal kunnen doen als er iets is misgegaan? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 4.
Hoe beoordeelt u de veiligheidscultuur binnen de defensieorganisatie na de verschillende incidenten waar de commandant Luchtstrijdkrachten naar verwijst?
We zijn de afgelopen periode door verscheidene tragische ongevallen hard met onze neus op de feiten gedrukt. Deze ongevallen kunnen we helaas niet meer ongedaan maken, maar we moeten er wel alles aan doen om herhaling te voorkomen door ervan te leren. Er mag dan ook geen misverstand over bestaan: werken bij Defensie moet en kan veiliger. Het veiliger maken van de werkomgeving is daarom topprioriteit voor de komende jaren.
De pretoetredingssteun van de Europese Unie aan Turkije |
|
Pieter Omtzigt (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat uw ambtsvoorganger tijdens het algemeen overleg op 24 januari 2018 over onder andere de uitbreiding van de Europese Unie toezegde om bij de Europese Commissie te gaan informeren naar de besteding van pretoetredingssteun aan Turkije? (Kamerstuk 23 987, nr. 215)
Ja.
Wanneer heeft het kabinet zich tot de Europese Commissie gewend met de uitstaande vragen en wanneer heeft de Europese Commissie een antwoord gestuurd?
Nederland voert een voortdurende dialoog met de Commissie over de pretoetredingssteun aan Turkije. Het kabinet heeft zich met onderstaande specifieke vragen op 22 maart jl. tot de Commissie gewend. De antwoorden van de Commissie werden op 23 maart jl. ontvangen.
Kunt u aangeven hoeveel pretoetredingssteun Turkije in elk van de jaren 2014–2020 ontvangen heeft (cq gaat ontvangen) en het bedrag per jaar uitsplitsen naar deelterreinen?
De (indicatieve) programmering voor de jaren 2014–2020 is vastgelegd in het Indicative Strategy Paper for Turkey uit augustus 2014 (voor bedragen zie tabel op p. 46).1 De financiering voor 2017 werd op verzoek van de Raad aangepast. Het jaarprogramma werd met ongeveer 50% gekort en geheroriënteerd naar fundamentele rechten en het maatschappelijk middenveld. Het beheer van EUR 18 miljoen voor projecten voor organisaties uit het maatschappelijk middenveld werd door de Commissie overgenomen van de Turkse autoriteiten. Tot slot werden de meerjarenprogramma’s voor 2014–2017 met ongeveer 30% gekort. De programma’s zijn beschikbaar op de website van de Commissie.2
De Commissie werkt momenteel aan aangepaste Indicative Strategy Papers 2018–2020 voor alle IPA-begunstigden. Deze zullen later in het jaar worden voorgelegd aan de lidstaten, waarna de Commissie de programmering voor 2018 uitwerkt. In het licht van de achteruitgang op het gebied van de rechtsstaat en fundamentele rechten, alsmede de lage absorptiecapaciteit van Turkije, zullen de allocaties voor 2018–2020 significant worden verlaagd en verder worden geheroriënteerd naar het maatschappelijk middenveld, democratie en de rechtsstaat.
Kunt u aangeven hoeveel uitgegeven is aan «a. Reforms in preparation for Union membership» onderverdeeld in «Democracy and governance» en «Rule of law and fundamental rights» in elk van de jaren 2014 tot en met 2020?
Bovengenoemde tabel geeft aan dat in 2014 werd voorzien dat EUR 956,5 miljoen zou worden besteed aan «Democracy and governance» en EUR 624,9 miljoen aan «Rule of law and fundamental rights» in deze periode. De Commissie verwacht dat, zodra de herziening van het Indicative Strategy Paper is voltooid, deze bedragen naar beneden worden bijgesteld. Het kabinet deelt deze verwachting.
Kunt u aangeven hoeveel geld er in 2017 en 2018 uitgegeven is/wordt en hoeveel van dat geld aan de Turkse regering overgemaakt wordt?
De programmering voor 2017 is beschikbaar op de website van de Commissie.3 Deze bestaat uit een jaarprogramma van EUR 123 miljoen, een programma gericht op het maatschappelijk middenveld en media van EUR 18 miljoen en meerjarenprogramma’s op de thema’s werkgelegenheid, onderwijs en sociaal beleid (EUR 68,9 miljoen), transport (EUR 10 miljoen), concurrentievermogen en innovatie (EUR 58 miljoen), en milieu en klimaat (EUR 84,6 miljoen). De programmering is daarmee met EUR 362,5 miljoen fors lager dan de voor 2017 gealloceerde EUR 636,4 miljoen.
Het jaarprogramma bestaat uit twee componenten. De co-financiering van Turkse deelname aan Unieprogramma’s en agentschappen zoals Horizon 2020 en Erasmus+ bedraagt EUR 110 miljoen. Het aandeel van de Turkse overheid zelf bedraagt EUR 189,9 miljoen. De steun aan fundamentele rechten van EUR 13 miljoen wordt besteed via rechtstreekse subsidie aan de UNDP en Raad van Europa. Daarnaast wordt technische assistentie geboden aan Turkse ministeries.
De fondsen voor het maatschappelijk middenveld en media worden zonder tussenkomst van de Turkse overheid besteed. De meerjarenprogramma’s worden gezien de thema’s logischerwijs voor een groot deel uitgevoerd door de Turkse overheid. De fondsen worden daarbij besteed via indirect management door Turkse ministeries. In reactie op Nederlandse vragen aan de Commissie bij goedkeuring van deze programma’s heeft de Commissie benadrukt dat de EU delegatie in Ankara nauw toeziet op de uitvoering van projecten.
De Commissie werkt de programmering voor 2018 momenteel nog uit.
Bent u bekend met het feit dat uw ambtsvoorganger in de Tweede Kamer zei dat de Europese Unie speciale eenheden in gevangenissen financierde waar kinderen konden verblijven wiens moeder gevangen genomen was: «Feit is dat jonge kinderen op dit moment gewoon bij de ouders in de gevangenis zitten. Wat gefinancierd is, is dat er aparte opvang en een speciale accommodatie voor moeders en kinderen is, om daarmee, in lijn met het Verdrag inzake de rechten van het kind, het welzijn van het kind te garanderen. Daar worden ze dus niet behandeld als gevangen. Dat is een voorbeeld van waar het geld naartoe gegaan is»?
Ja.
Kunt u voor 2017 en 2018 aangeven hoeveel geld voor politie/justitie en gevangenissen uitgegeven is/wordt en alle projecten opnoemen, die gefinancierd worden en voor elke project aangeven hoeveel geld het krijgt en welke doelstellingen behaald moeten worden?
In 2017 zijn er geen projecten gefinancierd op dit gebied. De Commissie werkt de programmering voor 2018 momenteel nog uit. Wel verwijs ik u graag naar eerdere programma’s beschikbaar op de website van de Commissie voor 20144, 20155 en 20166. De programma’s voor 2016 omvatten ook het justitiële project gericht op het financieren van speciale accommodatie voor moeders en kinderen in de gevangenis. De Commissie heeft aangegeven dat verschillende projecten met de Council of Judges and Prosecutors(CJP) zijn stopgezet vanwege zorgen omtrent de onafhankelijkheid van deze instelling.
Hoeveel van het geld voor politie/justitie/gevangeniswezen wordt in 2017 en 2018 direct door de Europese Unie aan/via de Turkse overheid betaald?
In 2017 zijn er geen projecten gefinancierd op dit gebied. De Commissie werkt de programmering voor 2018 momenteel nog uit.
Kunt u voor 2017 en 2018 aangeven hoeveel geld er voor pers en persvrijheid uitgegeven is/wordt en alle projecten opnoemen, die gefinancierd worden?
In 2017 gaat het om twee projecten. Onder het jaarprogramma 2017 component gericht op fundamentele rechten wordt EUR 3 miljoen besteed aan het verbeteren van vrijheid van meningsuiting en media door het geven van trainingen op het gebied van de standaarden van de Raad van Europa ten aanzien van de rechten van media en journalisten. Onder het programma gericht op het maatschappelijk middenveld en media wordt EUR 1,75 miljoen besteed aan het verbeteren van de capaciteit van onafhankelijke media in het uitvoeren van hun «watchdog» functie.
Kunt u alle vragen die in het algemeen overleg niet beantwoord zijn hierbij beantwoorden?
Er zijn mij geen nog openstaande vragen bekend.
Kunt u deze vragen een voor een en binnen drie weken beantwoorden?
Ja.
Verhoging van het budget voor betalingen aan veroordeelde Palestijnen |
|
Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Palestinians increase payments to Palestinian terrorists»?1
Ja.
Heeft u begrip voor het Israëlische wetsvoorstel dat ertoe strekt de afdracht van belastinggeld dat Israël int voor de Palestijnse Autoriteit te verminderen vanwege het beleid terrorisme financieel te stimuleren?
Het kabinet is bezorgd over de betalingen aan gevangen, omdat deze toenemen met de lengte van de detentie. Echter, in principe is het kabinet niet tegen betalingen aan gevangenen en hun families, zolang die transparant zijn en gebaseerd op sociaaleconomische behoefte, niet op de duur van de detentie. (Zie ook antwoorden op vragen gesteld op 10 juli 2017, met kenmerk 2017Z10187).
De afdracht van belastinggeld aan de Palestijnse Autoriteit vloeit voort uit afspraken die Israël en de Palestinian Liberation Organisation (PLO) hierover hebben gemaakt in het Protocol on Economic Relations (Paris Protocol) uit 1994, dat naderhand is ingevoegd in de Oslo II Akkoorden. Op grond van die afspraken int Israël namens de Palestijnse Autoriteit belasting op buitenlandse invoer en op Israëlische goederen en diensten die bestemd zijn voor de Palestijnse Gebieden. Dit betreft dus geen gift of vrijwillige bijdrage waar Israël vrij over kan beschikken. Deze belastingopbrengsten vormen omstreeks de helft van de totale Palestijnse inkomsten. Het is in eerste instantie aan partijen bij die Akkoorden zelf om vast te stellen of er juridische grond bestaat om de betalingsverplichting te verminderen. De akkoorden bevatten momenteel geen grond voor unilaterale stappen door de partijen, zoals aan uw Kamer aangegeven met de antwoorden op Kamervragen ingezonden op 6 januari 2015, Aanhangsel van de Handelingen 1118, vergaderjaar 2014–2015, d.d. 6 januari 2016. In het licht van het belang van een goed functionerende Palestijnse Autoriteit en gegeven het feit dat het inkomsten betreft waarop de PA conform het akkoord recht op heeft, acht het kabinet het onverstandig om de inkomsten deels in te houden.
Het kabinet is geen voorstander van korten van de steun aan de Palestijnse Autoriteit. De Nederlandse bijdrage aan de Palestijnse Autoriteit kunnen niet worden gebruikt voor betalingen aan de PLO of betalingen aan gevangenen.
De mogelijke inhouding van een deel van de betaling zou ten koste gaan van Palestijnse staatsopbouw, economische ontwikkeling en veiligheid ten behoeve van een tweestatenoplossing. Dit laat onverlet dat Nederland deze problematiek zal blijven agenderen, bilateraal alsmede via de EU en de VN.
Zie tevens de beantwoording op de vragen gesteld op 13 maart 2018 met kenmerk 2018Z04410 door de leden Van der Staaij (SGP), Becker (VVD) en Van Helvert (CDA) over verhoging van het budget voor betalingen aan veroordeelde Palestijnen.
Bent u bereid om naar het voorbeeld van het Amerikaanse Taylor Force-wetsvoorstel2 de Nederlandse hulpgelden aan de Palestijnse Autoriteit te verminderen totdat de financiële prikkel om terreuraanslagen te plegen weggenomen wordt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Moet voortzetting van deze Palestijnse praktijk volgens u gevolgen hebben voor het Nederlandse opstelling ten aanzien van de Palestijnen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht dat Defensie gevechtsonderdelen opheft wegens personeelstekort |
|
Gabriëlle Popken (PVV) |
|
Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend het bericht «legeronderdelen uitgezet»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat alleen al dit jaar 25 mariniers en 35 commando’s de dienst hebben verlaten? Zo nee, waarom niet?
Volgens de gegevens uit ons personeelssysteem hebben dit jaar 77 mariniers een verzoek tot ontslag ingediend. Van het totaal hebben 43 mariniers Defensie ondertussen verlaten. De overige 34 hebben een ontslagdatum later in 2018.
Bij het Korps Commandotroepen hebben 20 militairen een verzoek tot ontslag ingediend. Twaalf militairen hebben Defensie inmiddels verlaten. De overige acht hebben een ontslagdatum later in 2018.
Kunt u aangeven hoe hoog de ongeplande uitstroom was bij het Korps Commandotroepen en het Korps Mariniers sinds 2010, gespecificeerd naar jaar? Zo, nee waarom niet?
Van irreguliere uitstroom is sprake wanneer een militair zelf een verzoek tot ontslag indient. In onderstaand overzicht staat de irreguliere uitstroom bij het Korps Mariniers en het Korps Commandotroepen. De aantallen omvatten zowel onderofficieren als officieren. Reguliere uitstroom zoals functioneel leeftijdsontslag en beëindiging van de reguliere aanstellingsduur is niet in onderstaande cijfers meegenomen.
42
71
82
77
96
103
127
114
5
17
28
13
15
27
25
26
Uit de uitstroomcijfers blijkt dat de ongeplande uitstroom bij het Korps Mariniers en het Korps Commandotroepen stijgt. Een hoge uitstroom is een probleem binnen heel Defensie. Om de hoge uitstroom tegen te gaan hebben we eerder al maatregelen genomen met het plan van aanpak Behoud en Werving. Door het bieden van bijvoorbeeld meer loopbaanmogelijkheden, behoudpremies en verbeteren van de arbeidsvoorwaarden willen we een aantrekkelijke werkgever blijven voor ons personeel. Ook het lopende herstel van de basisgereedheid moet bijdragen aan het behoud van personeel.
Het Commando Zeestrijdkrachten (CZSK) en commando Landstrijdkrachten (CLAS) hebben naast de algemene maatregelen uit het plan van aanpak Behoud en Werving, extra maatregelen genomen. Bij het KCT komen militairen nu eerder in aanmerking voor een onbepaalde tijd contract, mogen militairen gedurende hun loopbaan eerder civiele opleidingen volgen en zijn er ruimere toelatingsmogelijkheden voor de korte opleiding voor officier. Ook CZSK biedt mariniers nu veel eerder zekerheid over hun toekomst bij de marine. Mariniers krijgen in een vroeger stadium duidelijkheid over het doorstromen naar een onbepaalde tijd contract, een FPS fase-3 contract.
Kunt u aangeven hoeveel en welke legeronderdelen defensie de afgelopen jaren eerder noodgewongen (tijdelijk)heeft moeten opheffen, on hold heeft gezet of heeft moeten samenvoegen vanwege personeelstekorten? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen jaren zijn er geen eenheden van Defensie opgeheven vanwege personeelstekorten.
Wanneer er sprake is personeelstekort zijn er twee opties. De eerste optie is ondervulling van de eenheid accepteren. De tweede optie is het tijdelijk samenvoegen van eenheden waarbij het beschikbare personeel voor een bepaalde tijd wordt toegevoegd aan de overige eenheden. De commandant Landstrijdkrachten heeft recent besloten om in enkele specifieke gevallen eenheden die een lage personele vulling hebben, tijdelijk samen te voegen. Dankzij deze maatregel kan het CLAS blijven voldoen aan de huidige inzetverplichtingen. Het CZSK heeft vanwege de achterblijvende personele vulling bij het Korps Mariniers besloten om met ingang van augustus 2018 een Raiding Squadron tijdelijk niet meer te vullen en het beschikbaar personeel toe te voegen aan andere eenheden.
Het samenvoegen van eenheden gaat ten koste van de mogelijke inzet, het herstel van de basisgereedheid en, op termijn, het voortzettingsvermogen van missies. Dit is niet wenselijk. We proberen daarom nog verder verloop van personeel tegen te gaan met de verschillende maatregelen die we nemen.
Deelt u de mening dat de grote uitstroom bij deze elite-eenheden de veiligheid van Nederland in gevaar kan brengen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u daar aan doen?
Helaas verlaten meer militairen dan wenselijk voortijdig de defensieorganisatie. Het behoud van personeel bij Defensie is dan ook een prioriteit de komende jaren. Niet voor niets staat het personeel voorop in de recent uitgegeven Defensienota.
In het plan van aanpak Behoud en Werving en de Defensienota staan maatregelen die zijn gericht op zowel de werving als het behoud van personeel. Zo krijgen commandanten meer mogelijkheden om maatwerk te leveren en hiermee tegemoet te komen aan de loopbaanwensen van militairen, wordt de legering verbeterd, het toelagensysteem aangepast, kan personeel langer op een functie blijven, wordt het personeelssysteem aangepast en worden behoudspremies uitgekeerd. Ook het concept van de adaptieve krijgsmacht moet bijdragen aan het op orde krijgen van de personele gereedheid, bijvoorbeeld door de inzet van reservisten.
We werken nu aan de uitvoering van de maatregelen. Het is een continue proces om een aantrekkelijke werkgever te zijn en te blijven waar mensen graag willen en blijven werken.
Ik deel de mening niet dat de uitstroom bij deze eenheden de veiligheid van Nederland in gevaar brengt. Zowel het Korps Commandotroepen als het Korps Mariniers blijven in staat om aan hun huidige inzetverplichting te voldoen. Ik zie geen reden om met militaire missies te stoppen als gevolg van het hierboven geschetste personeelsverloop. Om hier ook in de toekomst aan te kunnen blijven voldoen is het van belang de eenheden weer volledig te vullen.
Deelt u de mening dat de genoemde uitstroom schrikbarend hoog is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, deelt u de mening dat Nederland nu eindelijk eens moet stoppen met al die militaire missies? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Weer een miljard euro belastinggeld voor Oekraïne |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «EU wil weer 1 miljard euro aan Oekraïne doneren»?1
Ja.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat de Europese Unie (EU) ook nog maar een cent van het door hardwerkende Nederlanders opgebrachte belastinggeld misbruikt door het aan de corrupte bananenrepubliek Oekraïne te geven?
Nederland en de EU zijn gebaat bij stabiele buitengrenzen van Europa. Het is daarom in ons belang dat Oekraïne zich verder ontwikkelt tot een welvarend land op basis van een sterke rechtsstaat en democratie. De EU ondersteunt derhalve Oekraïne hierbij.
Het voorstel van de Europese Commissie op 9 maart jl. om een macro financieel assistentieprogramma (MFA) á € 1 miljard voor Oekraïne op te zetten, betreft een lening die in twee tranches uitgekeerd wordt. De Europese Commissie stelt de voorwaarden op voor deze lening in een Memorandum of Understanding (MoU), dat aan de Lidstaten wordt voorgelegd en uiteindelijk moet worden goedgekeurd door de Raad en het Europees parlement. Hoewel Oekraïne in de afgelopen jaren – onder meer als voorwaarde voor de steun van het IMF en de EU – diverse hervormingen heeft doorgevoerd, onder andere op het gebied van corruptiebestrijding, blijven verdere hervormingen in Oekraïne noodzakelijk volgens Nederland, de EU en het IMF. Nederland dringt in bilaterale gesprekken met Oekraïne en in multilaterale fora aan op anti-corruptiehervormingen en zal aandringen op strenge voorwaarden op het gebied van anti-corruptiehervormingen in het MoU.
Bent u bereid tijdens de Raad Algemene Zaken van 20 maart 2018 al aan te geven dat Nederland nooit akkoord zal gaan met deze financiële bijdrage? Zo nee, hoe legt u dat uit aan de hardwerkende Nederlandse belastingbetaler?
Nee. Wat Nederland wel zal doen, is het belang van de onverkorte implementatie van hervormingen in Oekraïne benadrukken en inzetten op strenge voorwaarden waaronder de leningen worden uitgekeerd. Op die manier wordt druk gehouden op het hervormingsproces in Oekraïne.
Hoeveel bewijs heeft u nog nodig voordat u gaat inzien dat Nederland het beste zo snel mogelijk uit de EU moet treden?
Het kabinet vindt het belangrijk dat Nederland lid blijft van de EU en integraal deel uitmaakt van Europa. Dit standpunt is opgenomen in het regeerakkoord en is door MP Rutte op 2 maart jl. bevestigd in zijn speech in Berlijn. Het Commissievoorstel voor een MFA Oekraïne doet aan dit standpunt niets af.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor donderdag 15 maart 2018 om 12.00 uur?
Ja.
Verhoging van het budget voor betalingen aan veroordeelde Palestijnen |
|
Kees van der Staaij (SGP), Bente Becker (VVD), Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() |
Kent u het bericht «Palestinians increase payments to Palestinian terrorists»?1
Ja.
Klopt de bewering van het lid van de Knesset Avi Dichter (Likud) dat de autorisatie van het budget van de Palestijnse Autoriteit voor 2018 betekent dat betalingen aan veroordeelde Palestijnen en hun families met $ 56 miljoen toenemen?
Volgens de cijfers die het kabinet tot zijn beschikking heeft zou het gaan om een stijging van ongeveer $ 900.000 ten opzichte van 2017.
Herinnert u zich dat het het kabinet eerder vaststelde dat het verbinden van de lengte van de straf aan de hoogte van de uitkering van alleen de «politieke» gevangenen de indruk wekt dat gewelddadige acties gericht tegen Israël worden ondersteund of beloond en dat dit een perverse prikkel in zich heeft?2 Beaamt u dat de nieuwe verhoging van het budget deze prikkel verder versterkt?
Het kabinet is in principe niet tegen betalingen aan gevangenen en hun families, zolang die transparant zijn en gebaseerd op sociaaleconomische behoefte, niet op de duur van de detentie. (Zie ook antwoorden op vragen gesteld op 10 juli 2017, met kenmerk 2017Z10187). Het kabinet is van mening dat de koppeling tussen de duur van de detentie en de hoogte van de betaling een perverse prikkel kan zijn. De Palestijnse Autoriteit heeft het budget verhoogd vanwege het groeiende aantal Palestijnen dat in gevangenschap zit, die op basis van de huidige regelgeving aanspraak kunnen maken op deze betalingen. Het kabinet is van mening dat dit een extra argument zou moeten zijn voor de Palestijnse Autoriteit om het systeem aan te passen; het zet de slechte financiële positie van de Palestijnse Autoriteit verder onder druk.
Nederland brengt de bezwaren tegen de betalingen aan gevangen consequent naar voren in bilaterale gesprekken met vertegenwoordigers van de Palestijnse Autoriteit en Palestinian Liberation Organisation (PLO). Sinds het begin van dit jaar is dit o.a. gedaan tijdens de het bezoek van toenmalig Minister Zijlstra aan Israël en de Palestijnse Gebieden (zie ook de Kamerbrief d.d. 17 januari jl. met kenmerk 2018Z00205/2018D00449), het bezoek van de mensenrechtenambassadeur aan Israël en de Palestijnse Gebieden en marge van de Ad Hoc Liaison Commitee (AHLC) in Brussel. Het kabinet blijft hierop aandringen, ook in multilateraal verband. Zo heeft Nederland in de VN Veiligheidsraad aangedrongen op verandering van het systeem. Dit zou tevens een van de stappen kunnen zijn die de Palestijnse Autoriteit zelf kan zetten om onderling vertrouwen met Israël te verbeteren.
Hoe is of wordt uitvoering gegeven aan de eerdere toezegging vanuit het kabinet om de Palestijnse Autoriteit continu hierop aan te spreken?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe is of wordt daarnaast uitvoering gegeven aan de toezegging daar in Europees verband meer landen achter te krijgen, de Europese coalitie in dezen te verbreden, en zo echt een vuist te kunnen maken tegen deze praktijk?
In bilateraal overleg met EU-partners en instellingen dringt het kabinet bij de partners aan op het opvoeren van druk op de Palestijnse Autoriteit en de PLO om de betalingen aan gevangenen en hun families voortaan te baseren op sociaaleconomische behoeften en niet langer afhankelijk te maken van de duur van de detentie. Mede dankzij de Nederlandse inspanningen kaarten meerdere EU-lidstaten dit aan bij de Palestijnse Autoriteit. Het blijft echter om een klein aantal lidstaten gaan. Het kabinet zal deze inspanningen blijven voortzetten.
Het schenden van oorlogsgraven in de Waddenzee en de Noordzee |
|
Wybren van Haga (VVD) |
|
Ank Bijleveld (minister defensie) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de berichtgeving in het Dagblad Van Het Noorden over het schenden van oorlogsgraven in de Waddenzee en de Noordzee?1
Ja.
Onderschrijft u de problemen en de gevoeligheden met betrekking het schenden van oorlogsgraven in de Waddenzee en de Noordzee?
Ja. Schendingen van oorlogsgraven zijn, in het bijzonder voor nabestaanden, een zeer gevoelige en emotionele zaak. Het is echter onmogelijk om oorlogsgraven ter zee permanent fysiek te beveiligen. Met het oog op het vergroten van het bewustzijn is samenwerking met betrokken staten van groot belang ten behoeve van preventie.
Bent u op de hoogte van de ophef in de Britse media naar aanleiding van het feit dat duikers de Britse duikboten E5 en E3 uit de Eerste Wereldoorlog hebben geplunderd?
Wij zijn op de hoogte van deze berichtgeving.
Bent u op de hoogte van het feit dat het Duitse Consulaat-Generaal in 2016 probeerde via een advocaat spullen terug te krijgen die door een duikteam illegaal uit de in 1914 gezonken kruiser SMS Mainz waren gehaald? Zo ja, heeft u enige betrokkenheid gehad bij het zoeken naar een oplossing of het vervolgen van de daders?
Wij zijn hiervan op de hoogte. De duikers in kwestie hebben de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed laten weten dat zij contact hebben gelegd met het Duitse Consulaat om de geborgen vondsten aan de Duitse autoriteiten over te dragen.
Kunt u aangeven hoe de registratie en bescherming van scheepswrakken, waarin vaak nog menselijke resten aanwezig zijn en die dus feitelijk oorlogsgraven zijn, in de Nederlandse wateren op dit moment is geregeld?
Sinds de jaren tachtig is er voor wat betreft de registratie door de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) en zijn voorgangers samengewerkt met waterbeheerders, gemeenten, provincies en verschillende groeperingen van sportduikers in het beheer van het onderwatererfgoed. Op deze manier wordt veel informatie verkregen over verschillende scheepsvindplaatsen en andersoortige vindplaatsen onder water. De informatie over wrakken wordt beheerd in de Archeologische database ARCHIS van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed en de wrakkendatabases van Rijkswaterstaat en de Hydrografische Dienst.
Wat betreft de bescherming van oorlogswrakken geldt dat deze vallen onder de staatsimmuniteit en op grond daarvan onschendbaarheid genieten. Handelingen ten aanzien van oorlogswrakken, inclusief de berging van (onderdelen van) deze wrakken, zijn onder internationaal recht zonder toestemming van de vlaggenstaat niet toegestaan. Daarnaast beschermt het internationale humanitaire oorlogsrecht oorlogsgraven, waar zij zich ook mogen bevinden.
Mede hierom zijn met de komst van de Erfgoedwet de regels aangescherpt. Sinds 1 juli 2016 is de reikwijdte van het opgravingsverbod uitgebreid. Het is nu ook expliciet verboden om erfgoed van de zeebodem mee te nemen. De directe aanleiding voor deze aanscherping waren de toename van het aantal objecten dat werd geborgen uit wrakken (niet alleen oorlogswrakken) en de sterke aanwijzingen dat er voor geldelijk gewin (o.a. metaalwaarde) wraklocaties werden verstoord door bergers. Tegelijk met de inwerkingtreding van de Erfgoedwet is een handhavingsplan van kracht geworden, opgesteld door de Erfgoedinspectie, in samenwerking met de Kustwacht, het Openbaar Ministerie en de RCE.
Nederland heeft de plicht en de wens wrakken van gezonken oorlogsschepen van andere staten te beschermen, in het bijzonder wanneer deze oorlogsgraven vormen. Uit respect voor de bemanning voor wie het oorlogswrak de laatste rustplaats vormt en de nabestaanden, dienen deze plekken met rust gelaten te worden.
Hoe vindt op dit moment het contact met of de zoektocht naar eventuele nabestaanden plaats?
Ten aanzien van in Nederlandse wateren aangetroffen oorlogswrakken van buitenlandse oorlogsschepen, waaronder ook HMS E3 en HMS E5, wordt niet structureel vanuit Nederland gezocht naar nabestaanden van op die schepen omgekomen bemanningsleden. Bij het opsporen van nabestaanden ligt het voortouw bij de vlagstaat, in dit geval dus het Verenigd Koninkrijk.
Wanneer het gaat over de nabestaanden van opvarenden van Nederlandse oorlogswrakken, zowel in Nederlandse als in internationale wateren, onderhouden de Stichting Nabestaanden Onderzeeboten en het Karel Doormanfonds nauw contact met de Koninklijke Marine. De namen van de opvarenden zijn bij ons bekend, net zoals de nabestaanden die zich bij ons hebben gemeld. Op 4 mei is er een jaarlijkse herdenking bij de onderzeedienst in Den Helder waarbij nabestaanden worden uitgenodigd. Ook is er jaarlijks op 27 februari een kleine herdenking in de Kloosterkerk in Den Haag voor de omgekomen opvarenden van de Slag in de Javazee. Elke vijf jaar wordt er een grote herdenking georganiseerd. Ook in Indonesië wordt de Slag in de Javazee jaarlijks herdacht met een kranslegging op de militaire erebegraafplaats Kembang Kuning. Op het ereveld in Loenen is een kapel waar alle gesneuvelden worden herdacht.
Vindt u niet dat naar aanleiding van de verschillende incidenten rond dit thema (zie ook de verdwenen oorlogswrakken in de Javazee) de bescherming van oorlogswrakken op korte termijn beter moet worden geregeld?
Het verbeteren van het beheer en de bescherming van onderwatererfgoed, met inbegrip van oorlogswrakken, heeft inderdaad onze aandacht. In de brief over het cultuurbeleid die uw Kamer recentelijk heeft ontvangen, zijn middelen gereserveerd voor een intensiever beheer en monitoring van onderwatererfgoed. Nadere uitwerking hiervan vindt in het kader van de beleidsbrief Erfgoed Telt plaats. Ook is Nederland gestart met het traject om het Unesco Verdrag ter bescherming van het cultureel erfgoed onderwater te implementeren. Dit verdrag voorziet in een multilateraal beschermingsregime waarmee het onderwatererfgoed buiten Nederlandse wateren beter beschermd kan worden. De verwachting is dat Nederland begin 2021 tot dit verdrag zal kunnen toetreden.
De Nederlandse praktijk is hiermee sterk in ontwikkeling. Een belangrijk onderdeel daarvan vormt, naast de aangescherpte Erfgoedwet, de intensivering van het contact en de samenwerking tussen professionele onderwaterarcheologen en sportduikers. Om binnen deze dynamische omgeving de bekendheid met de wettelijke kaders te borgen zullen de ministeries van OCW en Defensie, samen met de Kustwacht de bestaande afspraken in een brief aan «Duikend Nederland» nog eens op een rij zetten.
Een ander punt van aandacht is de samenwerking tussen de Noordzeelanden. Ook tussen hen is meer uitwisseling gewenst over wettelijke kaders en procedures.
Ondanks alle inspanningen moet bij dit alles worden opgemerkt dat het, gezien het steeds laagdrempeliger beschikbaar komen van technieken als side scan sonar en andere tot voor kort zeer kostbare apparatuur, en ook gezien de onmogelijkheid om met de bestaande capaciteit op zee alles waar te nemen, niet mogelijk is om alle overtredingen van kwaadwillenden op te sporen. Dit maakt inzet op preventie des te urgenter.
Het bericht ‘Groningen en Drenthe in gevaar door falende aanpak bij catastrofe kerncentrale Lingen Case’ |
|
William Moorlag (PvdA), Liesbeth van Tongeren (GL) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() ![]() |
Bent u bekend met het bericht «Groningen en Drenthe in gevaar door falende aanpak bij catastrofe kerncentrale Lingen»?1
Ja.
Klopt het dat er bij een kernramp in de kerncentrale in Lingen een verouderd rampenplan wordt gevolgd dat niet is verbeterd sinds de kernramp in Fukushima?
Op dit moment is het rampenbestrijdingsplan van de deelstaat Nedersaksen nog niet volledig in lijn met de laatste federale aanbevelingen uit 2016 van het Bundeministerium für Umwelt, Naturschutz, Bau und Reaktorsicherheit (BMUB). Naar verwachting zullen de aanbevelingen in 2019 ingevoerd zijn door deelstaat Nedersaksen.
Klopt het dat volgens dit oude rampenplan mensen in Nederland niet geëvacueerd zouden hoeven worden, terwijl sommige bewoners van Nederland wel degelijk geëvacueerd zouden moeten worden?
Voor de Nederlandse burgers geldt dat planvorming met betrekking tot evacuatie in relatie tot de kerncentrale Lingen niet aan de orde is. Zowel de oude evacuatiezone van 2 en 10 km als de nieuwe van 5 en 20 km liggen in zijn geheel op Duits grondgebied. Hierdoor zijn er geen gevolgen voor de preparatie voor de bevolking aan Nederlandse zijde.
Bent u bereid in gesprek te gaan met de relevante autoriteiten hierover in Duitsland en op actualisatie van de rampenplannen aan te dringen? Zo nee, waarom niet?
Afstemming met onze buurlanden over samenwerking bij de crisisbeheersing van kernongevallen vind ik van groot belang. Nederland en Duitsland hebben sinds de jaren »70 een gezamenlijke commissie met betrekking tot de uitwisseling van informatie over de nucleaire installaties alsmede over informatie-uitwisseling gerelateerd aan incidenten bij nucleaire installaties. Uiteraard zullen Duitsland en Nederland blijven afstemmen over de voorbereiding op kernongevallen en volgen we de voortgang van de actualisatie.
Bent u ook bereid om er in gesprekken met de Duitse autoriteiten op aan te dringen dat de samenwerking met betrekking tot de rampenplannen in de grensregio verbetert, zoals experts aanbevelen?
Zie antwoord vraag 4.
Zijn alle relevante rampenplannen in Nederland wel geactualiseerd sinds de ramp in Fukushima?
Ja, sinds 1 januari 2017 is de nieuwe samenwerkingsstructuur in het kader van het beheer van het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten (NCS) in werking getreden. Dit betreffen het Nationaal Crisisplan Stralingsincidenten en het Responsplan NCS, naast het Crisiscommunicatieplan Stralingsincidenten.
Het huidige rampbestrijdingsplan voor kerncentrale Lingen van Veiligheidsregio Twente «Kernkraftwerk Emsland» is opgesteld in 2012 en herzien in 2015. Eind 2018 wordt een nieuwe versie opgeleverd, waarin tussentijdse wijzigingen vanwege de actualisatie van nationale planvorming zijn verwerkt.
Het bericht ‘Onderzoekers OPCW linken Syrië aan grote sarinaanval in 2013’ |
|
Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Halbe Zijlstra (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Onderzoekers OPCW linken Syrië aan grote sarinaanval in 2013»?1
Ja, zie ook mijn eerdere brief hierover van 15 februari jl. in reactie op het verzoek van de Vaste Kamercommissie van Buitenlandse Zaken met kamerstuknummer (Kamerstuk 32 623, nr. 188).
Wat vindt u van het feit dat nu wederom is aangetoond dat president Assad een gifgasaanval heeft gepleegd?
Het gaat hier om berichten die in de media zijn verschenen. Deze berichten kan de OPCW niet bevestigen, hetgeen het prematuur maakt om hier directe consequenties aan te verbinden. Wel bevestigen de berichten de verdenking dat het Syrische regime bij voortduring chemische wapens heeft gebruikt tegen haar bevolking en vormen ze reden te meer voor het kabinet om Syrië in de VN-veiligheidsraad, bij de OPCW en in andere internationale fora krachtig te (blijven) veroordelen voor het gebruik van chemische wapens.
Welke consequenties verbindt u aan dit rapport van de Organisatie voor het Verbod op Chemische Wapens (OPCW)?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u deze afschuwelijke oorlogsmisdaad aan de orde stellen in de VN-veiligheidsraad?
Zie antwoord vraag 2.
Vindt u dat er in het Syrië van de toekomst nog plaats is voor Assad en zijn regime?
Het kabinet is van mening dat een duurzame oplossing van het conflict niet kan worden bereikt terwijl Assad aan de macht blijft. Er dient een politieke oplossing voor het conflict te worden gevonden binnen de kaders van VN-veiligheidsresolutie 2254. Naast de inzet om accountability en naleving van internationaal recht te bevorderen, steunt het kabinet daarom het VN-geleide proces in Genève. Nederland financiert informele dialogen tussen verschillende Syrische groepen (zogenoemde track-II-bijeenkomsten), en steunt ook de Syrische Vrouwenadviesraad, die het team van VN-gezant Staffan de Mistura adviseert.
Kunt u aangeven welke consequenties de eerdere rapporten van de OPCW hebben gehad waarin is vast komen te staan dat Assad gifgas heeft gebruikt?
Het gebruik van chemische wapens is onder internationaal recht onder geen beding geoorloofd, de inzet van deze wapens mag dan ook nooit onbestraft blijven. Het kabinet zet zich daarom, zowel binnen als buiten de VN-Veiligheidsraad, samen met gelijkgezinde landen in om het gebruik van chemische wapens in Syrië te stoppen. In de Veiligheidsraad, noch in de Uitvoerende Raad van de OPCW kan tot nu toe een meerderheid worden gevonden die bereid is Syrië te veroordelen voor het – aangetoonde – gebruik van gifgas. Het is derhalve nog niet gelukt om in internationaal verband directe consequenties te verbinden aan het bewezen gebruik van aanvallen met chemische wapens. Het kabinet blijft zich hiervoor echter inspannen.
Om toch zoveel mogelijk druk op Syrië uit te oefenen, steunt het kabinet een aantal initiatieven die het streven naar accountability ondersteunen. Nederland behoort tot de groep landen die het recent gelanceerde Franse initiatief ondersteund heeft voor een internationaal partnerschap tegen de straffeloosheid van het gebruik van chemische wapens.
Ook heeft Nederland in 2016 de oprichting gesteund van het IIIM, het International, Impartial and Independent Mechanism to Assist in the Investigation and Prosecution of Persons Responsible for the Most Serious Crimes under International Law Committed in the Syrian Arab Republic since March 2011. Dit niet alleen met een financiële bijdrage van in totaal 2,5 miljoen euro, maar ook door het faciliteren van een expertmeeting in Nederland. Het IIIM verzamelt, analyseert en bewaart bewijs van schendingen van humanitair oorlogsrecht en mensenrechten en bereidt dossiers voor ten behoeve van mogelijke strafrechtelijke vervolging.
Voorts steunt Nederland de Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic die door de Mensenrechtenraad is ingesteld.
Nederland blijft daarnaast pleiten voor doorverwijzing door de VN-Veiligheidsraad van de situatie in Syrië naar het Internationaal Strafhof, omdat het Syrische regime tot nu toe niet in staat is gebleken of bereid lijkt te zijn geweest zelf strafrechtelijk onderzoek in te stellen. Echter, ook hiervoor is vooralsnog geen meerderheid te vinden in de Veiligheidsraad.
In EU-verband steunt het kabinet de maatregelen die door de Raad van de EU met betrekking tot Syrië worden genomen zolang de repressie tegen burgers aanhoudt. Het gaat hierbij onder meer om een olie-embargo, beperkingen op bepaalde investeringen, bevriezing van de tegoeden van de Syrische centrale bank binnen de EU en beperkingen op de uitvoer van materiaal en technologie die kunnen worden gebruikt voor binnenlandse repressie of voor toezicht op of interceptie van internetcommunicatie of telefoongesprekken.
Daarnaast onderhoudt de EU een lijst van personen (uit Syrië) voor wie een reisverbod geldt en van wie de tegoeden zijn bevroren wegens de gewelddadige repressie tegen de burgerbevolking, met inmiddels zo’n 240 personen en 67 entiteiten.
Het bericht ‘De staatsgreep van een briljant ambtenaar’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De staatsgreep van een briljant ambtenaar» van 3 maart 2018?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de benoemingsprocedure van Martin Selmayr tot secretaris-generaal van de Europese Commissie?
Op 21 februari heeft de Europese Commissie Martin Selmayr benoemd tot nieuwe secretaris-generaal van de Europese Commissie. Martin Selmayr is voorgedragen door de voorzitter van de Europese Commissie, in overeenstemming met de EU-commissaris voor Begroting en Personeelszaken. Het college van commissarissen heeft vervolgens ingestemd met de benoeming van Martin Selmayr tot secretaris-generaal vanaf 1 maart.
De EU-commissaris Oettinger, verantwoordelijk voor Begroting en Personeelszaken, heeft in het plenaire debat in het Europees parlement op 12 maart benadrukt dat de Commissie alle regels heeft gevolgd bij deze benoeming.
Het Europees parlement onderzoekt de benoeming van Martin Selmayr en de procedure die hierbij is gevolgd. Het kabinet constateert dat het Europees parlement zijn verdragsrechtelijke controlerende taak op dit moment uitoefent. Het kabinet wil niet in de rol van het parlement treden de Commissie te controleren.
Bent u van mening dat de bestaande Europese regels correct zijn doorlopen? Indien u dit niet weet, bent u bereid dit te onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Waren er meerdere kandidaten voor de positie van adjunct-secretaris-generaal? Wanneer hebben deze kandida(a)t(en)zich teruggetrokken uit de procedure?
Zie antwoord vraag 2.
Is er een open vacature geweest binnen de Europese Commissie voor de positie van adjunct-secretaris-generaal én van secretaris-generaal?
Zie antwoord vraag 2.
Waren de Eurocommissarissen ervan op de hoogte dat de benoeming van de heer Selmayr op de agenda stond van de vergadering van het College van Commissarissen op 21 februari 2018 en dat de heer Alexander Italianer (toen nog secretaris-generaal) met vervroegd pensioen zou gaan?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het zeer opmerkelijk is dat vóór de vergadering van het College van Commissarissen op 21 februari 2018 de heer Selmayr nog niet de juiste rang had om secretaris-generaal te worden, maar binnen negen minuten van kabinetschef van Commissievoorzitter Juncker via adjunct-secretaris-generaal naar secretaris-generaal ging, zonder dat deze laatste positie is opengesteld voor andere kandidaten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat benoemingen van hooggeplaatste ambtenaren transparant behoren plaats te vinden, waarbij alle mogelijke geschikte kandidaten een kans krijgen te solliciteren? Zo nee, waarom niet?
Nederland is voorstander van een transparant benoemingsproces van hooggeplaatste ambtenaren.
Bent u bereid de opmerkelijke gang van zaken rond de benoeming van de heer Selmayr binnen de Raad aan te kaarten en uw ongenoegen hierover uit te spreken?
Het kabinet constateert dat het Europees parlement verdragsrechtelijk de Europese Commissie controleert. Het Europees parlement onderzoekt de benoeming van Martin Selmayr en de procedure die hierbij is gevolgd.
Het Europees parlement voert dus zijn controlerende taak uit en het kabinet wil niet in de rol van het parlement treden de Commissie te controleren.
Bent u bereid in Europees verband te pleiten voor een transparantere benoemingsprocedure waarbij er bijvoorbeeld een open vacature is voor ten minste twee weken? Zo ja, wanneer en hoe zult u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 9.
Bewapening, corruptie, illegale bedrijfsovernames en de opkomst van extreem-rechtse paramilitaire groepen in Oekraïne |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Deelt u de opvatting dat het Amerikaanse besluit tot levering van antitankraketten aan Oekraïne kan bijdragen aan oplopende politieke en militaire spanningen tussen Oekraïne en Rusland? Zo nee, waarom niet?1
Het kabinet is van mening dat het conflict in het oosten van Oekraïne alleen via politieke weg kan worden opgelost. Oekraïne heeft, net als elk land, een legitieme veiligheidsbehoefte.
Deelt u tevens de mening dat dit de uitvoering van de Minsk-II-akkoorden niet bevordert? Zo ja, hoe bent u voornemens dat aan de Amerikaanse autoriteiten en de ondertekenaars van de Minsk-II-akkoorden over te brengen? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet ziet geen relatie tussen de Amerikaanse wapenleveranties en de uitvoering van de Minsk-afspraken. Volgens het kabinet is de implementatie van de Minskakkoorden de basis om tot een oplossing van het conflict te komen. Dat standpunt wordt breed gedeeld binnen de internationale gemeenschap, ook door de Verenigde Staten.
Heeft u kennisgenomen van de ontwikkeling van extreems-rechtse milities, de Nationale Druzhynia, opgericht door veteranen van de extreemrechtse Azov bataljon, die in Oekraïne publiekelijk optreden door intimiderend te marcheren en bent u ervan op de hoogte dat zij wettelijke rechten hebben verworven om surveillancewerkzaamheden van de politie uit te voeren in steden en dorpen? Deelt u de opvatting dat deze taken in een rechtsstaat voorbehouden dienen te zijn aan de politie? Zo nee, waarom niet?2
Ja, ik heb daarvan kennisgenomen.
De Oekraïense regering en politie benadrukken dat de burgerwacht een gewone, civiele organisatie is die los staat van de overheid, geen overheidsbevoegdheden heeft en niet van overheidswege wordt betaald. Bovendien mogen zij geen wapens dragen.
De internationale gemeenschap, inclusief de EU, heeft bezorgd gereageerd op de inauguratie en houdt scherp in de gaten of de burgerwacht binnen de grenzen van de wet opereert. Er hebben zich nog geen grote incidenten met de burgerwacht voorgedaan.
Is legalisering van paramilitaire eenheden in strijd met het Associatieverdrag dat de Europese Unie (EU) en Oekraïne hebben gesloten? Zo nee, waarom niet?
In het EU-Associatieakkoord komt de werking van nationale veiligheidseenheden niet aan de orde.
Verder verwijs ik u naar mijn antwoord op vraag 3.
Wat vindt u van de verontrustende berichten over het niet dit jaar tot stand komen van een gerechtshof voor corruptiebestrijding in Oekraïne?3
1 maart jl. heeft het Oekraïens parlement het wetsvoorstel voor de oprichting van een hooggerechtshof voor anticorruptie in eerste lezing aangenomen. President Porosjenko heeft de hoop uitgesproken dat de tweede lezing, na amendering, binnen afzienbare tijd zal plaats vinden.
Nadat het wetsvoorstel in tweede lezing is aangenomen en in werking is getreden, moeten de rechters geselecteerd worden en het instituut worden opgericht met organisatiestructuur, gebouw en begroting. Hoe lang dat gaat duren, is onbekend. Nederland is van mening dat het hooggerechtshof er snel moet komen. Tegelijkertijd moet de selectie van rechters zorgvuldig gebeuren.
Is u bekend hoeveel Nederlandse investeerders, die in Oekraïne een onderneming hebben opgebouwd, het slachtoffer zijn geworden van overname met illegale middelen, zoals vervalste documenten en corrupte notarissen en rechters; de zogeheten «raids»?4 Kunt u daarvan de cijfers geven over de jaren 2015, 2016 en 2017?
Het niet mogelijk exacte aantallen te geven. Niet alle Nederlandse investeerders en bedrijven die slachtoffer zijn geworden, melden zich bij de ambassade in Kiev of elders bij de Nederlandse overheid. Ze zijn ook niet verplicht dat te doen.
Is u bekend hoeveel investeerders uit landen van de EU last hebben van deze «raids»? Wat is het Nederlandse beleid ter bescherming van deze ondernemingen? Op welke wijze wordt daarbij met de EU of andere EU-lidstaten samengewerkt?
Het is niet mogelijk te zeggen hoeveel investeerders van andere EU-landen last hebben van «raids». Dat heeft twee redenen: (i) bedrijven zijn niet altijd bereid een zaak of situatie openbaar te maken, of daarover contact op te nemen met ambassades of de EU-delegatie in Oekraïne en ii) de definitie van «raids» is niet eenduidig.
Het Nederlands beleid ter bescherming van ondernemingen is in lijn met dat van de EU en de meeste andere EU-lidstaten. Nederland biedt ondersteuning op verzoek van het betrokken bedrijf en op individuele, ad hoc basis. Deze ondersteuning kan bestaan uit het aankaarten van het probleem bij de Oekraïense autoriteiten door middel van doorgeleiding van een brief, het versturen van een gezamenlijke brief, het (informeel) opbrengen in contacten met de autoriteiten en het bijwonen van rechtszittingen. Daarnaast is er een meer systematische en lange termijn aanpak via implementatie van het EU-Oekraïne Associatieakkoord, gericht op de verbetering van het ondernemingsklimaat en rechtsstatelijkheid in het land.
Virulent anti-semitisme via Palestijns persbureau |
|
Vicky Maeijer (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Kent u de berichtgeving over een op de website van het Palestijnse persbureau Ma’an gepubliceerd antisemitisch artikel?1
Ja. Het betreft een ingezonden opiniestuk van Hamas-leider al Lidawi.
Hoe beoordeelt u de inhoud van dat artikel en het feit dat dergelijk antisemitisme door Ma’an wordt verspreid?
Het ingezonden opiniestuk bevat verwerpelijke antisemitische uitspraken. Ma’an News Agency is niet betrokken geweest bij het opstellen van het stuk. De organisatie heeft het opiniestuk van de website verwijderd en afstand genomen van de uitspraken in het artikel. In een brief aan diens Palestijnse en internationale partners heeft Ma’an News Agency het misbruik van religie, en in het bijzonder het jodendom, veroordeeld.
Wordt Ma’an direct of indirect door Nederland en/of door EU financieel ondersteund?
Nederland geeft geen directe financiering aan Ma’an News Agency. De EU ondersteunt Ma’an News Agency binnen een Media for Change project dat zich richt op de promotie van participatie en betrokkenheid van Palestijnse burgers bij het vredesproces, via het regionale EU Peacebuilding Initiative (EUPI) programma.
Zo ja, ziet u reden om die ondersteuning te beëindigen?
Een sterk maatschappelijk middenveld en onafhankelijke media zijn belangrijk voor de ontwikkeling van een democratische Palestijnse staat. Stopzetten van financiering van partnerorganisaties moet een laatste redmiddel zijn, indien het niet lukt eventuele misstanden recht te zetten op een voor beide partijen acceptabele manier.
In dit geval is het kabinet van oordeel dat Ma’an News Agency adequaat heeft opgetreden door het bewuste opiniestuk te verwijderen van diens website en openlijk afstand te nemen van de inhoud. Daarom is het kabinet niet voornemens bij de EU een stopzetting van de samenwerking te bepleiten.
Het bericht dat motorclubs naar België verplaatsen |
|
Maarten Groothuizen (D66), Monica den Boer (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Motorclubs verkassen naar België»?1
Ja.
Hoe duidt u het gegeven dat, gezien de strengere aanpak in Nederland, motorclubs zich naar België verplaatsen en over de grens hun activiteiten voortzetten?
Het gaat hier niet om gewone motorclubs maar om zogenoemde Outlaw Motorcycle Gangs (OMG’s), ook wel criminele motorbendes genoemd. OMG’s in de grensstreken maken al langere tijd gebruik van de grenzen om de effecten van de Nederlandse aanpak, zoals sluiting van clubhuizen, te omzeilen. Zoals het artikel aangeeft, draagt een goede internationale samenwerking bij aan een oplossing. Die is er, zowel met België als met Duitsland.
Bent u het eens met de stelling van de Belgische officier van justitie dat motorclubs door het verschil van aanpak in Nederland en België niet goed genoeg worden tegengewerkt? Zo nee, waarom niet?
Het is niet aan mij om het beleid van een ander land te beoordelen. Ik constateer dat het Nederlandse beleid vruchten afwerpt, dat Nederland zich inzet om grensoverschrijdend samen te werken en dat er goede internationale samenwerking is met zowel België als Duitsland. Het RIEC Limburg werkt samen met het ARIEC Belgisch Limburg en de overige partners, waaronder Benelux SG, Euregio Maas-Rijn en Noordrijn Westfalen aan een projectplan voor een pilot met een ontwikkel- en expertisecentrum voor de grensoverschrijdende bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit met de intentie deze grensoverschrijdende samenwerking te intensiveren. Tijdens een bijeenkomst op 17 mei zal het plan op hoofdlijnen gepresenteerd worden.
Klopt het dat er in België veel minder mogelijkheden zijn om motorclubs aan te pakken? Zo ja, bent u het ermee eens dat het zogenoemde waterbedeffect de effectiviteit van de aanpak van motorbendes in Nederland ondermijnt? Zo nee, hoe verklaart u dit fenomeen?
Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2 en 3.
Bent u bekend met het gegeven dat recent twee outlaw motercycle gangs door de rechtbank in Nederland zijn verboden? Zijn er signalen dat deze clubs hun activiteiten in België voortzetten? Hoe kijkt u in dit verband aan tegen een mogelijk bestuursrechtelijk verbod op dit soort clubs? Hoe kan het geschetste waterbedeffect zoveel mogelijk worden voorkomen?
Onlangs is er één OMG (Bandidos MC) (civielrechtelijk) verboden alsook één Outlaw Gang of brotherhood (Catervarius). Van de eerstgenoemde zijn er inderdaad signalen van voortzetting in België. Zoals bij uw Kamer bekend, is er een wet met een bestuurlijk verbod in de maak op initiatief van het lid Kuiken (PvdA). De Minister voor Rechtsbescherming – als verantwoordelijk bewindspersoon voor de Wet bestuurlijk verbod rechtspersonen – heeft hier zijn medewerking aan toegezegd. Het bestuurlijk verbod zal een effectief instrument kunnen worden in de strijd tegen OMG’s. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 6.
Kunt u aangeven of de Belgische regering voornemens is het instrumentarium om motorbendes aan te pakken uit te breiden? Indien dit het geval is, op welke wijze? Indien dit niet het geval is, bent u bereid met uw Belgische collega in overleg te treden om de noodzaak tot uitbreiding van het instrumentarium om motorbendes in België aan te pakken aan te tonen en uw Belgische collega hierin te stimuleren?
In België zijn recent zogeheten Arrondissementele Informatie- en Expertisecentra voor de bestuurlijke aanpak van georganiseerde criminaliteit opgericht. Tevens worden een wetsontwerp bestuurlijke handhaving en een wetsontwerp bevordering integriteitsbeoordelingen door het openbaar bestuur (BIBOB) voorbereid. Deze instrumenten vergroten de mogelijkheden in België met betrekking tot de bestuurlijke aanpak van onder andere OMG’s waar ook nu reeds mee wordt geëxperimenteerd.
Op welke wijze wordt momenteel al tussen de Nederlandse en Belgische autoriteiten samengewerkt om de grensoverschrijdende aanpak van motorbendes te verbeteren? Ziet u hierin mogelijkheden tot intensivering en/of verbetering? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Er bestaan verschillende operationele en niet-operationele overleggen tussen Nederland en België, soms in Beneluxverband en soms ook met Duitsland erbij. Deze richten zich onder andere op informatie-uitwisseling, concrete gezamenlijke acties en opsporingsonderzoeken, expert meetings en intensivering van de bestuurlijke aanpak in beide landen. Nederland en België participeren al sinds 1999 in het analyseproject Monitor inzake OMG’s van Europol.
Op Euregionaal niveau functioneert al geruime tijd een werkgroep rond de criminele motorbendes. Hoewel verbetering en intensivering altijd mogelijk zijn, zijn dat naar mijn mening zaken die voort moeten komen uit operationele behoeften. Ik vertrouw daarbij op de professionaliteit van de betrokken diensten in beide landen.
Welke mogelijkheden ziet u naar aanleiding van de geharmoniseerde Europese anti-witwas- en anti-fraudewetgeving om samen met België motorbendes financieel aan te pakken? Welke rol spelen de Financial Intelligence Units hierin?
De vierde EU anti-witwasrichtlijn voorziet in regels ter voorkoming van het gebruik van het financieel stelsel voor witwassen, daaraan ten grondslag liggende basisdelicten, en terrorismefinanciering. Op grond van deze richtlijn dienen banken, andere financiële ondernemingen en diverse aangewezen beroepsgroepen cliëntenonderzoek te verrichten en op basis van meldingsindicatoren ongebruikelijke transacties te melden bij de Financiële inlichtingen eenheid (FIU) van hun lidstaat. In de vierde EU anti-witwasrichtlijn zijn onder meer bepalingen opgenomen over het uitwisselen van informatie tussen de Europese FIU’s en verdere verspreiding ervan naar rechtshandhavende autoriteiten. Zo is opgenomen dat FIU’s een ontvangen melding van een ongebruikelijke transactie die betrekking heeft op een andere lidstaat, in beginsel onverwijld doorzendt aan de FIU van die lidstaat. Dit is alleen anders wanneer zwaarwegende belangen zich tegen die doorzending verzetten. Volledigheidshalve verwijs ik in dit verband naar het wetsvoorstel Implementatiewet vierde anti-witwasrichtlijn2 waarmee deze richtlijn in Nederland wordt geïmplementeerd.
Op welke wijze spant Nederland zich binnen de Europese Unie (EU) in om een geharmoniseerde Europese aanpak van georganiseerde misdaad tot stand te brengen? Welke initiatieven zijn in dat kader tijdens en sinds het EU-voorzitterschap van Nederland in 2016 ontplooid?
Het Ministerie van Justitie en Veiligheid, in samenwerking met het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC), en Europol hebben twee keer (in 2015 en 2017) een internationale conferentie georganiseerd over de aanpak van criminele motorbendes, waaraan ook België deelnam. Daarnaast heeft Nederland in het kader van het EU-voorzitterschap de bestuurlijke aanpak van georganiseerde misdaad in de EU uitgedragen en bevorderd o.a. door een conferentie in Amsterdam en het voorbereiden van Raadsconclusies over dit onderwerp. Nog steeds participeert Nederland actief in het EU netwerk dat zich richt op het bevorderen van de bestuurlijke en de integrale aanpak in alle Europese lidstaten. In dit kader worden onder meer handboeken met best practices ontwikkeld en gedeeld.
Het bericht dat de Noorse gevangenen verdwijnen uit Veenhuizen |
|
Attje Kuiken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «We zetten alles op alles om Norgerhaven open te houden»?1
Ja.
Wat gaat u doen om Norgerhaven open te houden en zo de werkgelegenheid van 250 mensen te behouden?
Ik beraad mij thans op de gevolgen van de Noorse beslissing om het gebruik van de locatie Norgerhaven niet te verlengen. Dit dient in samenhang te worden bezien met de bestemming van de totale beschikbare detentiecapaciteit.
Wat betekent de afspraak in het regeerakkoord dat bij de sluiting van gevangenissen de regionale gebieden zoveel mogelijk worden ontzien voor Veenhuizen en voor Ter Apel?
De afspraken uit het regeerakkoord vormen de basis voor mijn aangekondigde visie op het gevangeniswezen. De bestemming van de totale detentiecapaciteit hangt nauw samen met die visie, die ik voor het zomerreces aan uw Kamer zal sturen.
Deelt u de mening dat deze berichten opnieuw voor onrust en onzekerheid voor vele gezinnen zorgen? Wat gaat u doen om die onrust zo snel mogelijk weg te nemen?
Ik kan mij goed voorstellen dat de Noorse beslissing om het gebruik van de locatie Norgerhaven niet te verlengen tot onzekerheid leidt bij de medewerkers van de Penitentiaire Inrichting en hun gezinnen. Hoewel ik deze onrust zo snel mogelijk wil wegnemen, kan ik op dit moment nog geen duidelijkheid verschaffen over de precieze gevolgen van deze beslissing voor de capaciteit van Norgerhaven. Daarvoor moet ik eerst een zorgvuldige afweging maken gebaseerd op de meest recente ramingen van de capaciteitsbehoefte, zoals die in mei uw Kamer zullen worden toegezonden, en in relatie tot de totale detentiecapaciteit.
Daarna kan ik in samenhang met mijn visie op het gevangeniswezen duidelijkheid verschaffen over de bestemming van de totale beschikbare detentiecapaciteit, inclusief de capaciteit van Norgerhaven.
Wanneer is er duidelijkheid over de werkzekerheid in gevangenissen in de regio, zoals Veenhuizen en Ter Apel?
In samenhang met mijn visie op het gevangeniswezen informeer ik uw Kamer en het personeel voor het zomerreces over de bestemming van de totale detentiecapaciteit. Ten aanzien van werkzekerheid heb ik Uw Kamer bij brief van 28 november 2017 bericht dat eind vorig jaar het DJI-convenant «Werken aan een Solide Personeelsbeleid» is getekend. In dit convenant zijn ook afspraken gemaakt over de werkzekerheid van het personeel.
Bent u bereid om op korte termijn voor al die medewerkers zekerheid te bieden, zodat zij niet met grote regelmaat moeten vrezen voor hun baan?
Zie antwoord vraag 5.
Het transparantie initiatief ondertekend door 26 delegaties van commissies voor Europese aangelegenheden uit de parlementen van de lidstaten van de Europese Unie (COSAC) |
|
Renske Leijten , Pieter Omtzigt (CDA), Martin van Rooijen (CDA) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() |
Heeft uw vertegenwoordiger in de Raad Algemene Zaken ons rapport over «Opening up closed doors – Making the EU more transparant for its citizens» overhandigd aan het Bulgaars voorzitterschap op 27 februari 2018 tijdens de Raad Algemene Zaken?1
Ja.
Hebben alle 28 EU-landen het rapport ontvangen? Zo nee, kunt u ervoor zorgen dat dat zo spoedig mogelijk gebeurt?
Het kabinet heeft in de RAZ aandacht gevraagd voor het rapport (zie het antwoord op vraag 5). Omdat niet het kabinet de opsteller is van het rapport, is het kabinet ervan uit gegaan dat de initiatiefnemers en de 24 mede-ondertekenaars ook zorg dragen voor verspreiding.
Kunt u een overzicht geven van de opmerkingen die gemaakt zijn over ons rapport en over het recente advies inzake transparantie van de Europese Ombudsman?
Er zijn geen opmerkingen over het rapport gemaakt. In Raadskader zal de reactie van de Raad op het rapport op een later moment aan bod komen. Hetzelfde geldt voor het rapport van de Europese Ombudsman.
Kunt u aangeven wanneer ons rapport en het rapport van de Europese Ombudsman officieel geagendeerd zullen worden op de Raad Algemene Zaken en op de Europese Raad?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft u al actief gepleit voor het overnemen van deze voorstellen, zoals de Kamer vroeg in de motie 21 501-20, nr. 1304?
Het kabinet heeft actief aandacht gevraagd voor het COSAC rapport in de RAZ van 27 februari jl. en in de Raadswerkgroep Informatie van 28 november 2017. Het kabinet zal zich inspannen om het onderwerp van transparantie, in samenspraak met het voorzitterschap, op een geëigend moment te agenderen voor de Raad Algemene Zaken.
Kunt u deze vragen per ommegaande (binnen maximaal een week) beantwoorden, zodat er de volgende keer ook de gelegenheid is met andere parlementen overleg te voeren, voordat de voorstellen in een Europees gremium besproken worden?
Zie het verslag van 8 maart jl. van de Raad Algemene Zaken van 27 februari jl.2