De app Nextdoor |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Buurtapp Nextdoor zo lek als een mandje»?1
Ja.
Deelt u de mening dat uit het bericht blijkt dat informatie die via deze app wordt gedeeld ook terecht kan komen bij partijen of personen voor wie dat niet bedoeld is? Zo ja, welke gevolgen kan dat hebben met betrekking tot de veiligheid en persoonlijke levenssfeer? Zo nee, waarom niet?
Uit het bericht lijkt inderdaad te kunnen worden afgeleid dat de informatie die via de app wordt gedeeld ook terecht kan komen bij personen of partijen voor wie het niet bedoeld is. Dit zou gevolgen kunnen hebben voor de veiligheid en de persoonlijke levenssfeer van de betrokkenen. Zo kan de informatie die volgens het artikel «gelekt» wordt mogelijkerwijs leiden tot inbraak, omdat uit de desbetreffende informatie kan blijken dat men niet thuis is.
Is de Autoriteit Persoonsgegevens een onderzoek gestart naar deze app, bijvoorbeeld vanwege een datalek of andere overtreding van wet- en regelgeving met betrekking tot de persoonlijke levenssfeer?
De Autoriteit Persoonsgegevens (AP) heeft mij bericht in beginsel geen uitspraken over mogelijke en lopende onderzoeken te doen.
Is door personen aangifte gedaan bij de politie tegen deze app? Zo ja, wat is de stand van zaken en welke mogelijke strafbare feiten betreft het?
Uit het politieregistratiesysteem blijkt dat er verscheidende malen aangifte is gedaan met betrekking tot de app Nextdoor. De aangiftes hebben betrekking op verschillende vormen van fraude, zoals identiteitsfraude. Indien er voldoende opsporingsindicaties zijn, kan worden besloten om naar aanleiding van een aangifte een strafrechtelijk onderzoek te starten. Over de behandeling van individuele aangiftes kan ik verder geen mededelingen doen.
Deelt u de mening dat de overheid, waaronder gemeenten en politie, terughoudend moet zijn om deze app en gelijkaardige apps aan te bevelen of onder de aandacht te brengen? Zo ja, waarom en hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Ja, de overheid past terughoudendheid als het gaat om het aanbevelen van applicaties die ontwikkeld zijn door private partijen. De overheid dient bijvoorbeeld te voorkomen dat bij burgers ten onrechte de suggestie wordt gewekt dat een applicatie diens zaken, en in het verlengde daarvan, diens privacybescherming op orde heeft.
Dat neemt overigens niet weg dat burgers, binnen de grenzen van de wet, vrij zijn om, al dan niet in collectiefverband, vorm te geven aan bescherming van hun directe leefomgeving. Het gebruik van buurtpreventieapps kan daarbij behulpzaam zijn.
Iedere partij die dergelijke diensten aanbiedt dient zich te houden aan de (privacy-)wetgeving. De Vereniging van Nederlandse Gemeenten (VNG) ziet voornamelijk dat gemeenten hun inwoners juist waarschuwen naar aanleiding van klachten.
Kent u buurtapps waarbij geen informatie of data aan commerciële partijen wordt doorgespeeld en die wel besloten en goed beschermd zijn tegen inmenging van mogelijk kwaadwillende anderen? Zo ja, welke zijn dat? Zo nee, ziet u voor u zelf een taak om ervoor te zorgen dat een dergelijke betrouwbare app er wel komt?
Ik zie het niet als mijn taak onderzoek laten doen naar dergelijke apps. Voor het overige verwijs ik u naar mijn antwoord op de vragen 3 en 4.
De lobby van multinationals die al decennia helpen de politieke agenda te formuleren |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het artikel van Follow the Money over de lobby van multinationals die met clubs en subcommissies de politiek beïnvloedden?1 Wat is hierop uw reactie?
Ja. Het bewuste artikel gaat over belangbehartiging vanuit het bedrijfsleven, specifiek vanuit ABDUP. ABDUP is een informeel overlegorgaan van AkzoNobel, Shell, DSM, Unilever en Philips. Op gezette tijden komen deze bedrijven in informele setting bijeen over thema’s waar deze multinationals mee te maken hebben. ABDUP nodigt soms gasten uit om hier aan bij te dragen.
Belangenbehartiging is een instrument waar alle maatschappelijke actoren zich van bedienen. Ik beschouw een dialoog tussen de overheid en maatschappelijke organisaties, belangenorganisaties en bedrijven als waardevol. Het kabinet hecht aan persoonlijk, open en vertrouwelijk contact met al deze partijen om beleidsopties te verkennen en de kwaliteit van wetgeving te verbeteren. Het kan inzicht geven in standpunten, argumenten en belangen, of draagvlak creëren voor beleid. Voor de kwaliteit van ons werk is het van groot belang om signalen van de buitenwereld te ontvangen en mee te wegen in beleidsvorming. Het kabinet maakt ten allen tijde haar eigen afwegingen en keuzes, waar het kabinet verantwoordelijk voor gehouden kan worden.
Zijn er nu ook nog subcommissies actief? Zo ja, hoeveel, welke en op welke beleidsterreinen zijn zij actief? Zo nee, waarom niet?
ABDUP staat los van de rijksoverheid. Ik heb geen zicht op eventuele subcommissies die vanuit ABDUP actief zijn.
Kunt u in een tijdlijn weergeven hoe vaak er overleg plaats heeft gevonden tussen de ABDUB-bedrijven, PHAUSD en/of de subcommissies? Hoe vaak zijn daar kabinetsleden bij aanwezig geweest? Hoe vaak zijn daar hoge ambtenaren bij aanwezig geweest?
Ik beschouw een open dialoog tussen de overheid en maatschappelijke organisaties, belangenorganisaties en bedrijven als waardevol. Daarom is het ook belangrijk om transparant te zijn over dergelijke contacten. Zo is er doorgaans in wetgevingsvoorstellen een lobbyparagraaf opgenomen dat verslag doet van de internetconsultatie en andere contacten met externen, inclusief een reactie en inzage in de belangenafweging op hoofdlijnen. Per dossier is er dus in de regel goede transparantie over met wie er contact is geweest. Echter, er is geen totaaloverzicht per maatschappelijke organisatie, belangenorganisatie of bedrijf over de contacten met alle verschillende ambtenaren. Voor de volledigheid merk ik op dat de overheid geen lid is van ABDUP en ik dus ook geen tijdlijn kan construeren van overleg dat in dit verband heeft plaatsgevonden.
Zoals ook blijkt uit de documenten die zijn verstrekt in het kader van recente Wob-verzoeken over ABDUP waren tussen eind 2010 en heden de volgende bewindspersonen voor gedachtewisseling te gast bij een ABDUP-overleg, waarbij geen hoge ambtenaren aanwezig waren:
Op 14 februari 2011: Minister president Mark Rutte over onderwerpen als vestigingsklimaat; positie van Nederland in de wereld; concurrentiepositie.
Op 24 november 2011: Minister van Economische Zaken Maxime Verhagen over de macro-economische situatie in Nederland; Europa; en het Topsectorenbeleid.
Op 23 november 2015: Minister van Financiën Jeroen Dijsselbloem over Europa; de concurrentiepositie van Nederland in Europa/wereld; de Nederlandse groeiagenda; en de rol van de industrie in de Nederlandse economie.
PHAUSD was een overlegorgaan tussen de bedrijven Philips, Hoogovens, Akzo, Unilever, Shell en DSM met de ambtelijke top van het toenmalige DG Industrie van het Ministerie van Economische Zaken. Voor zover nog na te gaan vond dit overleg in de jaren negentig circa vier keer per jaar plaats en dateert het laatste overleg van 2002.
Kunt u tevens weergeven in die tijdlijn welke ministeries daarbij betrokken waren? Welke beleidsterreinen? Wat was het doel?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u bereid toe te geven dat de afschaffing van de dividendbelasting wel degelijk door de «Nederlandsche industrieën met groote internationale belangen» aanhangig is gemaakt? Zo nee, hoeveel boeken en/of artikelen zijn er nog nodig om dat wel toe te geven?
Zoals aangegeven op vraag 1 hoort het bij het werk van ambtenaren op ministeries om signalen van de buitenwereld te ontvangen en te wegen. Verschillende Nederlandse (beursgenoteerde) bedrijven dragen al jaren uit dat de dividendbelasting een maatregel is waar zij last van hebben in vergelijking met buitenlandse concurrenten. Dit dateert van ver voor de recente discussie over dit onderwerp. Zo is dit onderwerp uitgebreid besproken op 26 juni 2008 in een hoorzitting/rondetafelgesprek voor de vaste commissie van Financiën.2
Over welke belastingmaatregelen lobbyde ABDUP nog meer?
De ABDUP is een informeel samenkomen tussen AkzoNobel, Shell, DSM, Unilever en Philips waar allerhande onderwerpen besproken kunnen worden. Uit mijn antwoord op vraag 3 blijkt dat tussen eind 2010 en heden drie maal een bewindspersoon genodigd was. Daar zijn geen notulen van, dus kan ik deze vraag niet beantwoorden. Daarnaast is het van belang dat partijen vrijuit en in vertrouwen met de overheid kunnen spreken. Ook wordt in deze informele overleggen bedrijfsvertrouwelijke informatie gewisseld. Het is het niet aan mij om ingebrachte punten uit dergelijke overleggen naar buiten te brengen.
Duurt het honoreren van de Wob-verzoeken van Follow the Money zo lang omdat u niet wilt dat deze lobby, naast de openlijke lobby, bekend wordt?
Mijn ministerie streeft ernaar om elk Wob-verzoek binnen de wettelijke termijn af te handelen. De herkomst of het doel van de vraag noch de uitkomst ervan heeft invloed op de doorlooptijd van behandeling. Het overschrijden van de termijn kan in algemene zin wel veroorzaakt worden door bijvoorbeeld de omvang of complexiteit van een Wob-verzoek, het opvragen van zienswijze van derden, of het groeiend aantal Wob-verzoeken dat mijn organisatie te verwerken krijgt. Daar hebben we dan contact over met de verzoeker.
Bij welke milieumaatregelen kwam PHAUSD in opstand? Wanneer? Welke wetgeving is veranderd door de lobby van PHAUSD?
Ook in het verleden onderhielden ambtenaren bij het maken van beleid goed contact met de buitenwereld, waaronder met genoemde en andere bedrijven. Deze gang van zaken betekent niet dat er sprake was van ongewenste invloed op beleidvorming en wetgeving. Bovendien gold ook destijds dat het kabinet te allen tijde haar eigen afwegingen en keuzes maakt en hiervoor verantwoordelijk gehouden kan worden.
Welke politieke projecten komen naast het Innovatieplatform en Jet-Net voort uit de lobby van deze clubs?
Ik herken me niet in de bewering dat het ontstaan van het Innovatieplatform, Jet-Net of andere projecten toe te schrijven zijn aan belangenbehartiging vanuit het ABDUP-overleg.
Hoeveel publiek geld is er in dit soort projecten gestoken?
Zie antwoord vraag 9.
Lobbyen deze clubs ook bij provinciale en gemeentebesturen?
Deze vraag kan ik niet beantwoorden aangezien ik geen zicht heb op de agenda en activiteiten van ABDUP.
Het gevangeniswezen, het tegengaan van het binnensmokkelen van verboden spullen en de inhuur van externen |
|
Michiel van Nispen (SP) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat door een extern ingehuurde kracht geprobeerd is veel geld, drugs en een set lopers om sloten te forceren naar binnen te smokkelen in de gevangenis in Zaanstad, nadat zeer recent nog een luchtdrukwapen binnen de muren was beland?1
De persoon die heeft getracht contrabande in te voeren in het JC Zaanstad was een bezoeker, die namens een extern bedrijf in de inrichting kwam ten behoeve van een acquisitiegesprek. De persoon was geen ingehuurde kracht.
Penitentiaire inrichtingen (PI’s) treffen uiteenlopende maatregelen om invoer, bezit en gebruik van contrabande tegen te gaan. In mijn brief van 11 juli jl. ben ik hier nader op ingegaan.2 Wat dit incident betreft, constateer ik dat het samenstel van maatregelen goed heeft gefunctioneerd. De bezoeker die de contrabande wilde invoeren, is betrapt en aangehouden door de politie. De contrabande heeft haar bestemming niet bereikt.
Wordt tot op de bodem uitgezocht door wie dit is aangestuurd en voor wie deze contrabande was bestemd, zodat hier zo mogelijk ook gedetineerden voor gesanctioneerd kunnen worden? Op welke wijze wordt dit aangepakt?
De politie doet strafrechtelijk onderzoek naar deze poging tot invoer van contrabande. Daarover kan ik verder geen uitspraken doen.
Erkent u dat veel gevangenispersoneel zich nog steeds overvraagd voelt, omdat de werkdruk en het ziekteverzuim hoog blijven en de doelgroep van gedetineerden gemiddeld zwaarder en complexer wordt?
Het werk in PI’s is complex en er wordt dan ook veel van de medewerkers gevraagd. Ik heb veel respect voor de inzet van de DJI-medewerkers. Het is van belang dat de personele bezetting op orde is. In mijn brief van 10 juli jl. over de voortgang van mijn visie op de tenuitvoerlegging van straffen en de beantwoording op 19 juni jl. van vragen van uw Kamer heb ik aangegeven welke extra inspanningen gedaan zijn om de personele bezetting te verbeteren.3 4 Van groot belang is de sinds 2017 in gang gezette grootschalige werving van personeel, om de uitstroom van personeel op te vangen, nieuwe vacatures in te vullen en externe inhuur te vervangen door eigen personeel.
Ik heb hierbij ook aangegeven dat het ziekteverzuim per inrichting varieert, en dat bij een verzuim boven de gefinancierde 7,3%, inrichtingen mogelijk in de knel komen om alle roosterdiensten in te vullen. De inrichting moet dan de keuze maken welke activiteiten doorgang kunnen vinden en welke niet. In inrichtingen met een hoog verzuim wordt dit gericht aangepakt, bijvoorbeeld door een intensief verzuimbegeleidingstraject en aandacht in de managementgesprekken.
Daarnaast zet DJI fors in op het ontwikkelen van het vakmanschap van haar medewerkers om met de complexe doelgroep om te kunnen gaan. In het convenant dat DJI met de bonden en de centrale ondernemingsraad heeft gesloten is aandacht voor de aanpak van werkdruk en het versterken van de veiligheid.
Krijgt u ook signalen dat er te weinig plaatsen in de Penitentiair Psychiatrische Centra (PPC) zijn? Wat gaat u hieraan doen?
Het aantal gedetineerden met een PPC-indicatie is in de afgelopen jaren gestegen. Daarom is het aantal PPC-plaatsen uitgebreid. In 2017 en 2018 is het aantal PPC plaatsen van 630 naar 662 gegroeid. Recent heb ik uw Kamer geïnformeerd dat de PPC-capaciteit verder wordt uitgebreid naar 698 bedden.5
Wat zijn volgens u tot nu toe de resultaten van het convenant tussen Dienst Justiële inrichtingen (DJI) en het gevangenispersoneel? Hoe kan het dat veel gevangenispersoneel nog geen verbeteringen ervaart en er bijvoorbeeld nog steeds te weinig tijd is voor grondige celinspecties?
Met de aan het convenant verbonden middelen zijn financiële belemmeringen weggenomen om personeel dat een opleiding volgt of gebruik maakt van de PAS-regeling of ouderschapsverlof te vervangen.
Het aantal medewerkers dat opleidingen vakmanschap volgt, neemt toe. Andere verbeteringen worden langzaam zichtbaar. DJI heeft te maken heeft met krapte op de arbeidsmarkt. Daarnaast kost het tijd voordat nieuwe medewerkers opgeleid zijn en volledig inzetbaar zijn op de werkvloer. Een aantal inrichtingen heeft te maken met een hoog ziekteverzuim, wat noopt tot het stellen van prioriteiten. Zie hierover het antwoord op vraag 2 van de hiervoor genoemde Kamervragen.6
Wat is op dit moment het percentage meerpersoonscelgebruik? Kunt u dit specificeren per inrichting?
Meerpersoonscellen (mpc) zijn een volwaardige vorm van detentie, maar ze zijn niet geschikt voor iedere doelgroep. Als gevolg hiervan fluctueert per inrichting het percentage mpc-gebruik sterk. Bij inrichtingen met meer speciale regimes met bijzondere doelgroepen ligt het percentage significant lager. Ook kan op inrichtingsniveau een geringe wijziging in de bezetting meteen grote invloed hebben op het percentage mpc-gebruik in die inrichting. Het is van belang dat de percentages in onderstaand schema in die context gelezen worden.
Leeuwarden
35
Ter Apel
18
Veenhuizen Esserheem
0
Veenhuizen Norgerhaven
0
Achterhoek (Zutphen)
21
Almelo
12
Arnhem
7
Zwolle
8
Lelystad
44
Nieuwegein
26
Utrecht – Nieuwersluis
4
JC Zaanstad
61
DC Schiphol
68
Heerhugowaard
4
Alphen Maatschapslaan
0
Alphen Eikenlaan
36
Haaglanden (Scheveningen)
0
Krimpen
18
Dordrecht
23
Rotterdam Hoogvliet
9
Rotterdam Schie
0
Middelburg
16
Grave
34
Vught
2
Zuid Oost locatie Roermond
21
Zuid Oost locatie Ter Peel
7
Sittard
15
DC Zeist
54
DC Rotterdam
64
Het totaalpercentage betreft het percentage van alle gedetineerden dat op een meerpersoonscel verblijft.
Klopt het dat het beleid is het aantal meerpersoonscellen nu weer te laten toenemen? Zo ja, wat zijn hiervoor de redenen?
Zoals ik uw Kamer 11 juli jl. heb bericht, houdt DJI een flexibele schil aan om fluctuaties in de capaciteitsbehoefte te kunnen opvangen. De bedden die buiten gebruik blijven, zijn voornamelijk de tweede bedden in een meerpersoonscel.
Zoals gemeld in de brief van 11 juli jl. is sprake van een oplopende bezetting. Dit betekent dat (een deel van) de flexibele schil ingezet moet worden. Door het inzetten van een deel van de flexibele schil loopt het maximale percentage mpc in 2020 naar verwachting op.
Hoe verhoudt dit beleid zich tot de afspraken in het convenant?
In het convenant is afgesproken dat de inzet van meerpersoonscellen noodzakelijk kan zijn, maar dat de inzet altijd veilig en verantwoord dient plaats te vinden.
Deelt u de zorgen van het gevangenispersoneel en directeuren dat de toename van meerpersoonscellen op dit moment lang niet op alle plaatsen verantwoord is, mede vanwege het feit dat de doelgroep gemiddeld ingewikkelder wordt, en dit ook het tegengaan van contrabande bemoeilijkt?
Ik ben mij ervan bewust dat er bij medewerkers en directeuren zorgen leven. Ik erken ook dat het extra aandacht vergt van het personeel om de plaatsing van gedetineerden in een meerpersoonscel in goede banen te leiden. Bij het bepalen van de benodigde personele inzet wordt dan ook gekeken naar het aantal gedetineerden en niet naar het aantal cellen. In geval van meerpersoonscelgebruik groeit het aantal personeelsleden mee met het aantal
gedetineerden in de inrichting.
In mijn beantwoording op 19 juni jl. heb ik het sanctioneren van contrabande bij mpc-gebruik nader toegelicht.7
Meerpersoonscellen zijn niet voor elke gedetineerde geschikt. Bij de keuze gedetineerden te plaatsen in een meerpersoonscel wordt rekening gehouden met bijvoorbeeld psychische problematiek, agressief gedrag of opgelegde beperkingen. In bepaalde regimes zoals de Penitentiaire Psychiatrische Centra, de terroristenafdelingen en de Inrichtingen Stelselmatige Daders is het gebruik van meerpersoonscellen dan ook niet aan de orde.
Klopt het dat (het management van) een of meer Penitentiaire Inrichtingen (PI’s) op dit moment de opdracht heeft gekregen opnieuw te bezuinigen? Zo ja, waarom? Zo ja, om welke inrichtingen en welke besparingsdoelstellingen gaat het precies?
Dit is onjuist. Er is geen sprake van een bezuiniging. Wel wordt van alle vestigingsdirecteuren gevraagd dat zij binnen het afgesproken budget blijven. Als er sprake is van overschrijdingen worden daar zo nodig aanvullende afspraken over gemaakt.
Wat is de stand van zaken bij het vervullen van vacatures? Hoeveel vacatures zijn er momenteel en welke inspanningen worden geleverd deze zo snel mogelijk in te vullen? Wat zijn de prognoses, mede gelet op de vergrijzing van het huidige personeelsbestand?
Van mei 2017 tot en met juli 2019 is de personeelsbezetting van het Gevangeniswezen/Vreemdelingenbewaring (GW/VB) met bijna 600 fte toegenomen. Op 26 augustus 2019 waren ruim 450 vacatures opengesteld voor het Gevangeniswezen en de Vreemdelingenbewaring en ongeveer 650 vacatures voor DJI totaal. Hiervoor wordt actief geworven. Gedurende de eerste 7 maanden van 2019 zijn voor geheel DJI gemiddeld per maand 135 medewerkers ingestroomd. Dit overstijgt de laatste maanden de uitstroom ruim.
Het proces van werving wordt verder geprofessionaliseerd met veel aandacht voor de doorlooptijden en gerichte benadering van de doelgroepen (o.a. via social media).
Tot 2025 verwacht DJI jaarlijks ruim 1.000 fte te moeten werven ter vervanging van de uitstroom.
Klopt het dat op dit moment sprake is van een hoge bezetting, dat veel gevangenissen bijna of geheel vol zitten en het iedere keer weer een puzzel is hoe alle gedetineerden geplaatst kunnen worden? Zo ja, hoe kan dit gelet op het feit dat de afgelopen jaren vooral gevangenissen zijn gesloten en personeel is vertrokken? Hoe kijkt u hier op terug?
De sluitingen waren nodig om de leegstand in het gevangeniswezen te verminderen. Door de maatregelen is de leegstand in totaal met 1.500 plaatsen verminderd.
Van belang is dat naast het sluiten van vier gevangenissen er, mede door het overplaatsen van het personeel van de gesloten inrichtingen, in andere gevangenissen leegstaande plaatsen van personeel zijn voorzien. Dit heeft er toe geleid dat het totaal aantal inzetbare plaatsen (dat wil zeggen: cellen waarvoor personele bezetting beschikbaar is) na de transitie vergelijkbaar is met voor de transitie.
Daarnaast bleef er een flexibele buffer van 2.100 niet meteen inzetbare plaatsen over, om schommelingen in de capaciteitsbehoefte op te vangen.
Zoals ik in mijn brief van 11 juli jl. heb aangegeven is er vanaf medio 2017 sprake van een oplopende bezetting. De bezetting valt binnen de mogelijke fluctuaties in de capaciteitsbehoefte, zoals die in de PMJ-prognoses uit 2017 werden geraamd.
Op dit moment zijn van de in totaal 10.393 inzetbare plaatsen 9.586 plaatsen in gebruik.8 Vooral bij huizen van bewaring (2.873 plaatsen bezet van de 3.063) en in gevangenissen (2.781 plaatsen bezet van de 2.828) is er sprake van een hoge bezettingsgraad.9
Om deze reden wordt een deel van de flexibele buffer in gebruik genomen waarmee het aantal inzetbare cellen wordt uitgebreid. Het zoveel mogelijk regionaal plaatsen en het zorg dragen voor efficiënte vervoersbewegingen is daarbij inderdaad een puzzel voor degenen die belast zijn met het plaatsingsproces.
Hoeveel fte wordt op dit moment extern ingehuurd? Welk percentage van het personeelsbestand is dit? Om welke functies gaat dit?
De personeelsbezetting van het Gevangeniswezen en de Vreemdelingenbewaring bedraagt eind juli jl. ruim 9.400 fte. De bezetting bestaat voor 96% uit eigen personeel en 4% uit ingehuurd personeel. Dit beeld kan uiteraard per vestiging en afdeling verschillen. De inhuur betreft vooral complexbeveiligers en zorgpersoneel.
Erkent u dat het risico bestaat dat extern ingehuurde krachten minder loyaal aan de organisatie zijn, simpelweg vanwege het feit dat ze daar niet in dienst zijn?
Die uitspraak kan in zijn algemeenheid niet gedaan worden. Extern ingehuurde krachten zijn ook professionals die worden geacht goed werk te leveren.
Hoe is de screening en controle van extern ingehuurde krachten georganiseerd? Door wie wordt dit gedaan en waar wordt op gescreend? Is deze controle minstens zo grondig als bij personeel dat in dienst gaat van DJI? Zijn er redenen en mogelijkheden om dit aan te scherpen?
De screening van een extern ingehuurde medewerker verloopt op dezelfde wijze en op basis van dezelfde screeningsprofielen als van een medewerker die in dienst van DJI komt. In beide gevallen is een voorwaarde dat de medewerker een Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kan overleggen, waaruit blijkt dat op dat moment in de justitiële documentatie geen indicaties staan die een bezwaar vormen voor het vervullen van een specifieke taak of functie. De dienst Justis hanteert voor DJI personeel een terugkijktermijn op de justitiële documentatie van dertig jaar. Dit geldt ook voor extern ingehuurd personeel.
Voor sommige functies, die ook voorkomen binnen DJI, kan het nodig zijn om bij de VOG aanvraag ook relevante politiegegevens te kunnen betrekken. Daarom heb ik de afgelopen tijd gewerkt aan een wetsvoorstel waarmee het mogelijk wordt gemaakt dat een VOG voor deze functies wordt geweigerd enkel op basis van voor de functie relevante politiegegevens. Dit wetsvoorstel is recent aanhangig gemaakt bij de Raad van State.
Klopt het dat extern ingehuurde krachten die niet langer welkom zijn bij een bepaalde inrichting, al dan niet vanwege een incident of een «niet-pluis-gevoel», ingehuurd kunnen worden door een andere inrichting omdat dit niet centraal wordt bijgehouden en signalen niet worden gedeeld? Hoe beoordeelt u dit en wat gaat u daaraan doen?
Door DJI wordt wel degelijk op centraal niveau geregistreerd of een disciplinaire maatregel waaronder een strafontslag tegen een DJI-medewerker of extern ingehuurde complexbeveiliger is genomen. Wanneer een DJI-medewerker of extern ingehuurde medewerker bij een andere DJI-inrichting gaat werken, wordt dit register geraadpleegd. Afhankelijk van de aard en ernst van het incident wordt besloten of de medewerker in een andere inrichting tewerkgesteld kan worden of dat deze niet meer wordt ingezet voor werkzaamheden binnen DJI.
Volledigheidshalve wil ik vermelden dat er binnen de inrichtingen circa 150 uitzendkrachten werken, met name in de zorg of administratie. Hoewel deze uitzendkrachten een VOG dienen te overleggen, gelden er ten aanzien van opname in bovengenoemd centraal DJI-register andere (privacy) regels. Ik heb DJI gevraagd nader te onderzoeken of DJI hierdoor risico loopt en welke maatregelen getroffen kunnen worden. Als daar aanleiding toe is zal ik uw Kamer hierover nader informeren.
Deelt u de mening dat er principiële redenen zijn te streven naar zo min mogelijk extern ingehuurde krachten in het gevangeniswezen, omdat we er niet voor niets voor hebben gekozen dat dit onderdeel is van de publieke sector, o.a. vanwege het geweldsmonopolie, de zeggenschap en de mogelijkheden voor screening? Hoe gaat u ervoor zorgen dat het aantal extern ingehuurde krachten zo snel mogelijk kan worden teruggedrongen?
Ik hecht aan een zo groot mogelijk aandeel eigen personeel, vanwege het belang van ervaringsopbouw en teamwork bij DJI. Tegelijk levert externe inhuur een bijdrage aan de benodigde flexibiliteit, waardoor werkzaamheden kunnen worden verricht die anders in de knel zouden kunnen komen zoals het uitvoeren van bouwtoezicht, het volgen van trainingen en opleidingen in het kader van vakmanschap, het opvangen van ziekteverzuim of de overbrugging van vacatures. Het streven is het huidige aandeel inhuur terug te dringen. Het verminderen van extern personeel kan echter pas als vacatures ook feitelijk zijn ingevuld.
Het geweldsmonopolie staat niet ter discussie. De zeggenschap en bevoegdheid blijven berusten bij de DJI.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk en afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
Hondengevechten in Nederland |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «OM: criminele organisatie organiseerde zeker vijf hondengevechten»?1
Ja.
Hoe is het mogelijk dat nu pas wordt ingegrepen tegen de organisatoren van hondengevechten, terwijl politie en justitie al vele jaren aanwijzingen hebben dat op grote schaal hondengevechten worden georganiseerd in Nederland?
Zoals in de eerdere beantwoording van Kamervragen aangegeven, is het aan het lokale gezag om de prioriteiten te bepalen, waarbij de landelijke prioritering van de politie wordt meegenomen.2 Indien aangifte wordt gedaan van een dergelijk strafbaar feit, zal uiteraard worden bekeken of opsporing en vervolging mogelijk is en in de rede ligt.
Kunt u bevestigen dat de maximale gevangenisstraf voor het organiseren van een hondengevecht drie jaar is, of een geldboete van maximaal € 20.750?
Het organiseren van of deelnemen aan dierengevechten is verboden op grond van artikel 2.14 lid 1 Wet Dieren.
Overtreding van dit artikel is aangemerkt als een misdrijf. Artikel 8.12 lid 1 Wet Dieren bepaalt dat gedragingen in strijd met eerdergenoemd artikel kunnen worden gestraft met gevangenisstraf van ten hoogste drie jaren of een geldboete van de vierde categorie.
Het aanwezig zijn bij dierengevechten is op grond van artikel 2.14 lid 2 Wet Dieren verboden. Handelen in strijd met dit artikel is aangemerkt als een overtreding.
Artikel 8.12 lid 3 Wet Dieren bepaalt dat gedragingen in strijd met eerdergenoemd artikel kunnen worden gestraft met hechtenis van ten hoogste zes maanden of een geldboete van de derde categorie.
Kunt u bevestigen dat de maximale gevangenisstraf voor het aanwezig zijn bij een hondengevecht zes maanden is, of een geldboete van maximaal € 8.300?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat de maximale gevangenisstraf voor het organiseren van of aanwezig zijn bij een hondengevecht veel te laag is? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel deze mening niet. De wettelijke strafmaxima zijn in overeenstemming met de ernst van de feiten.
Het is aan de rechter voorbehouden om de meest aangewezen straf – naar soort, lengte of omvang en modaliteit – te bepalen. Hij weegt daarbij alle factoren tegen elkaar af die hij voor het bepalen van de straf van belang acht. In de praktijk is ook niet gebleken dat het huidige strafmaximum ontoereikend is.
Deelt u de mening dat een dergelijk lage geldboete in schril contrast staat met het gepleegde misdrijf en het leed dat bij de dieren wordt veroorzaakt? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Hoe rechtvaardigt u de hoogte van de geldboete, aangezien dergelijke criminelen vaak veel geld verdienen met het organiseren van hondengevechten en andere vormen van criminaliteit, zoals broodfok en drugshandel?
Het is aan de rechter voorbehouden om de meest aangewezen straf – naar soort, lengte of omvang en modaliteit – te bepalen.
Bent u voornemens om de maximale strafeis voor deze ernstige delicten te verhogen? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vragen 5 en 6.
Hoe is het mogelijk dat de verdachten inmiddels nieuwe honden hebben aangeschaft? Deelt u de mening dat dit onbegrijpelijk en onacceptabel is? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de huidige wetgeving gaat dit houdverbod pas in als de uitspraak onherroepelijk is. Dit wordt als onwenselijk geacht en wordt in het wetsvoorstel aanpak dierenmishandelingen en dierverwaarlozing zodanig aangepast, dat dadelijke tenuitvoerlegging mogelijk is en wordt toezicht op de naleving en handhaving bij overtreding direct na de uitspraak mogelijk. Hiermee wordt voorkomen dat de verdachte in afwachting van de onherroepelijke uitspraak wederom dieren gaat houden. De officier van justitie krijgt daarnaast de mogelijkheid om al eerder, voorafgaand aan de uitspraak een gedragsaanwijzing op te leggen die inhoudt dat de verdachte tot aan de zitting geen dieren mag houden. Het wetsvoorstel wordt naar verwachting in het voorjaar van 2020 ter advisering aan de Raad van State verzonden.
Deelt u de mening dat organisatoren van hondengevechten een levenslang fok- en houdverbod moeten krijgen? Zo nee, waarom niet?
Nee, deze mening deel ik niet. Een opgelegde sanctie moet proportioneel zijn aan de gepleegde strafbare feiten.
In de praktijk blijkt het huidige strafmaximum van drie jaar en de maximale proeftijd van tien jaar bij een voorwaardelijke straf op dit moment toereikend. De maximale proeftijd van tien jaar is tot op heden niet door de rechter opgelegd. Daarnaast betekent een levenslang houdverbod ook levenslang toezicht. De uitvoerbaarheid daarvan is gecompliceerd.
Deelt u de mening dat een effectieve aanpak van hondengevechten, waaronder het fokken en trainen van honden op agressie, kan bijdragen aan het verminderen van het aantal bijtincidenten? Zo ja, wanneer gaat u ingrijpen? Zo nee, waarom niet?
Het fokken op agressie is nu al op grond van artikel 3.4, onderdeel 2c Besluit houders van dieren verboden. Om ook in een vroeg stadium objectief te kunnen vaststellen of een hond gevaarlijk is, wordt een risicobeoordelingstest ontwikkeld. Hiermee kan op grond van artikel 3.4, onderdeel 2c Besluit houders van dieren door deskundigen objectief vastgesteld worden of een hond gevaarlijk is. Indien een hond gevaarlijk is, is fokken met de hond verboden. Bij overtreding van dit verbod kan een sanctie worden opgelegd.
Het trainen van honden op agressief gedrag wordt mede gedaan door de dieren op te hitsen tegen andere dieren waaronder honden. De consultatie over de voorgenomen wetswijziging zoals in het antwoord op vraag 9 is aangegeven, waarin onder andere dit ophitsen strafbaar is gesteld, is afgerond. De uit de consultatie naar voren gekomen reacties worden in nader overleg met mijn ambtgenoot besproken en verwerkt. Daarna zal het wetsvoorstel ter advisering aan de Raad van State worden voorgelegd.
Het bericht ‘Oeigoeren in Europese landen worden onder druk gezet door de Chinese overheid’ |
|
Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Oeigoeren in Europese landen worden onder druk gezet door de Chinese overheid»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Oeigoerse asielzoekers en statushouders in Europa, waaronder Nederland, onder druk staan van de Chinese overheid en geïntimideerd worden? Zo ja, hoe beoordeelt u dit?
Het staat vast dat er in Nederland en elders in Europa door Oeigoeren melding wordt gemaakt van druk die door Chinese veiligheidsdiensten wordt uitgeoefend op personen in China om hun familieleden in Europa aan te sporen persoonsgegevens met hen te delen. In gevallen waarbij in Nederland woonachtige Oeigoeren worden bedreigd of geïntimideerd door functionarissen van de Chinese autoriteiten, kan er sprake zijn van ongewenste buitenlandse inmenging. Het kabinet vindt dergelijke ongewenste buitenlandse inmenging volstrekt onacceptabel, omdat statelijke actoren hiermee aan het fundament van de Nederlandse democratische rechtsorde en open samenleving kunnen komen.
Klopt het volgens uw informatie dat nagenoeg alle Oeigoeren die zich buiten China begeven in de gaten worden gehouden, niet alleen degene die zich politiek kritisch uitlaten? Kunt u uw antwoord toelichten met een beschrijving van de situatie?
Het «Thematisch ambtsbericht Oeigoeren in China» uit 20162 vermeldt dat het volgens meerdere bronnen aannemelijk is dat de Chinese veiligheidsdienst in staat en doende is Chinezen in het buitenland te volgen. De Chinese autoriteiten zouden over het algemeen op de hoogte zijn van wie asiel heeft aangevraagd en of Chinezen in het buitenland betrokken zijn bij «China onwelgevallige» praktijken.
Deelt u de mening dat dergelijke druk en intimidatie totaal onwenselijk is, waar dit ook plaatsvindt, en zeker als dit ook in Nederland gebeurt?
Het kabinet vindt ongewenste buitenlandse inmenging zeer kwalijk aangezien dit het politieke en maatschappelijke systeem kan ondergraven en raakt aan het fundament van de Nederlandse democratische rechtsorde en open samenleving.3
Welke manieren en mogelijkheden ziet u om Oeigoeren die in Nederland en Europa asielzoeker of statushouder zijn te beschermen tegen deze intimidaties vanuit de Chinese overheid?
Het kabinet staat voor het beschermen van de rechten van iedereen in Nederland, inclusief asielzoekers of statushouders. Dat betekent ook het beschermen tegen druk vanuit het land van herkomst. In de Kamerbrief van Minister Grapperhaus (JenV) en Minister Ollongren (BZK) over ongewenste buitenlandse inmenging4 staat dat de overheid verschillende middelen kan inzetten zoals monitoren en informeren, het nemen van maatregelen in het kader van de openbare orde en veiligheid, en diplomatieke middelen waaronder aanspreken, toegang tot Nederland weigeren, reizen naar Nederland ontmoedigen, en – in het uiterste geval – het uitzetten van diplomaten. Deze middelen worden ingezet, wanneer dat nodig, haalbaar en effectief is.
Voor een overzicht van recente diplomatieke inspanningen verwijs ik u naar de antwoorden op Kamervragen van de leden Kuzu en Ploumen over het bericht dat er nieuw bewijs is van China's missie om de moskeeën in Xinjiang te verwoesten (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2018–2019, nr.).
Klopt het volgens uw informatie dat de druk op Oeigoeren in het buitenland de laatste jaren is toegenomen? Wat is volgens u hier de reden voor?
In Nederland is het aantal meldingen van Oeigoeren die druk vanuit China ervaren de afgelopen jaren toegenomen. In de Kamerbrief over de mensenrechtensituatie in Xinjiang en het rapport van Human Rights Watch «Eradicating Ideological Viruses» constateert dit kabinet dat Oeigoeren in Europa en Nederland zich zorgen maken over hun familieleden in Xinjiang en over druk van de Chinese autoriteiten om persoonsgegevens te delen.5 De toegenomen zorgen over familieleden in Xinjiang houden verband met de verregaande beperkingen op fundamentele vrijheden van Oeigoeren en andere moslimminderheden die de laatste jaren in Xinjiang zijn ingevoerd. Onder andere de zogenaamde politieke heropvoedingscentra in Xinjiang, waarin volgens berichtgeving naar schatting enkele honderdduizenden tot mogelijk een miljoen personen vastzitten of hebben gezeten, zijn een belangrijk punt van zorg die ook dit kabinet consequent uitdraagt richting China.
Deelt u de mening dat Oeigoeren met een status in Nederland het recht hebben op vrijheid van meningsuiting en dat dit dus ook moet gelden wanneer zij kritisch zijn over de Chinese overheid, zonder dat zij hierdoor bedreigd of geïntimideerd worden?
Ja. Het recht op vrijheid van meningsuiting geldt voor iedereen in Nederland, behoudens ieders verantwoordelijkheid voor de wet.
Hoeveel asielverzoeken krijgt Nederland jaarlijks van Oeigoeren? Hoeveel worden daarvan toegekend?
Gegevens waaruit etniciteit dan wel godsdienstige of levensovertuigingen blijken, zijn gevoelige persoonsgegevens in de zin van de Algemene Verordening Gegevensbescherming (AVG). Daarom worden deze gegevens niet geregistreerd op een manier die het mogelijk maakt om een antwoord op deze vraag te genereren vanuit de geautomatiseerde informatiesystemen van de migratieketen. Wel staat vast dat Nederland in 2018 160 eerste asielaanvragen van Chinese onderdanen heeft ontvangen, en dat in datzelfde jaar in Nederland 60 eerste asielaanvragen van Chinese onderdanen werden ingewilligd. Hierbij dient aangemerkt te worden dat de eerste aanvragen en de ingewilligde eerste aanvragen niet noodzakelijkerwijs dezelfde procedures betreffen. Een aanvraag en de afhandeling daarvan hoeven niet in dezelfde periode te geschieden.
Levert Nederland Oeigoeren uit aan China? Zo ja, hoeveel uitleveringen hebben er de laatste jaren plaats gevonden?
Nederland heeft geen uitleveringsverdrag met China. Er hebben de afgelopen jaren geen uitleveringen aan China plaatsgevonden.
Heeft u het onder druk zetten van Oeigoeren in Nederland eerder aangekaart bij de Chinese autoriteiten? Ziet u (verdere) aanleiding om deze situatie (opnieuw) bij de Chinese autoriteiten aan te kaarten? Zo nee, waarom niet?
Het onder druk zetten van Oeigoeren in Nederland is op verschillende niveaus aangekaart bij de Chinese autoriteiten. De antwoorden op de hierboven genoemde Kamervragen van de leden Kuzu en Ploumen bevatten een overzicht van recente diplomatieke inspanningen. Zolang daar aanleiding toe is, zal dit onderwerp op de agenda blijven.
Bent u bereid deze berichtgeving te bespreken met de Chinese ambassadeur in Nederland? Zo nee, waarom niet?
Soortgelijke berichtgeving is reeds eerder besproken met de Chinese ambassadeur in Nederland.
Het illegaal aanbieden van op Nederlanders gerichte online kansspelen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Unibet krijgt boete van 470.000 euro voor aanbieden van online gokken» en herinnert u zich de motie Bouwmeester c.s. waarin de regering wordt verzocht te bewerkstelligen dat illegale aanbieders van kansspelen niet in aanmerking kunnen komen voor een vergunning om kansspelen via internet aan te bieden?1 2
Ja.
Deelt u de mening dat uit het oordeel van de Kansspelautoriteit (Ksa) blijkt dat er bedrijven zijn die illegaal gericht op de Nederlandse markt online kansspelen aanboden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ja. De Ksa heeft geoordeeld dat er in deze casus in ieder geval gedurende een periode in de tweede helft van 2018 online kansspelen zijn aangeboden aan Nederlandse consumenten. Dit bleek onder meer uit het gegeven dat het mogelijk was om met het Nederlandse betaalmiddel iDEAL te betalen en dat er een Nederlandstalige chatservice beschikbaar was.
Blijft u bij uw woorden uit uw brief aan de Eerste Kamer van 8 februari 2019: «illegale aanbieders die zich actief op de Nederlandse markt blijven richten en hier spelers werven, wil ik weren»? Zo ja, hoe kunt u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?3
Ik blijf inderdaad bij het standpunt dat ik illegale aanbieders die zich actief op de Nederlandse markt blijven richten wil weren. Ik heb daarbij in de betreffende brief ook aangegeven dat een aanvrager die in het verleden actief illegaal heeft aangeboden de twijfel over zijn betrouwbaarheid kan wegnemen door gedurende een aaneengesloten periode voorafgaand aan de vergunningaanvraag goed gedrag te laten zien. De motie van het lid Postema die in de Eerste Kamer is aangenomen noemt daarbij een termijn van minimaal twee jaar. Ik heb de Ksa gevraagd op basis van deze uitgangspunten een beleidsregel op te stellen. Op 12 juli jl. heeft de Ksa een concept-beleidsregel gepubliceerd waarmee een eerste indicatie aan mogelijke vergunningsaanvragers wordt gegeven over de invulling van de betrouwbaarheidstoets. Uit de concept-beleidsregel komt naar voren dat de Ksa geen vergunning zal verlenen wanneer in de twee jaar voorafgaand aan een vergunningaanvraag de aanvrager zonder de daarvoor vereiste vergunning online heeft aangeboden specifiek gericht op de Nederlandse markt. Daarbij past de Ksa verschillende criteria toe. Zo wordt er bijvoorbeeld gekeken of de aanbieder gebruik heeft gemaakt van een website met de extensie.nl, de Nederlandse taal heeft gebruikt, betaalmiddelen heeft gebruikt die uitsluitend of grotendeels door Nederlanders worden gebruikt, of reclame heeft gemaakt op tv, radio of in gedrukte media, gericht op de Nederlandse markt. Deze concept-beleidsregel zal deel uitmaken van een bredere beleidsregel waarin ook andere aspecten worden betrokken bij de beoordeling van de betrouwbaarheid. Daarnaast worden aanvragers onderworpen aan een Bibobtoets.
Deelt u de mening dat in het licht van het illegaal aanbieden van op de Nederlandse markt gerichte online kansspelen en uw in de vorige vraag genoemde Kamerbrief er reden is om twijfels te hebben bij de betrouwbaarheid van de in het bericht genoemde aanbieders van online kansspelen? Zo nee, waarom niet?
Het is (na inwerkingtreding van het wetsvoorstel Kansspelen op afstand) aan de Ksa om op het moment dat een vergunningaanvraag wordt ingediend door een online aanbieder te beoordelen of de aanbieder voldoende betrouwbaar is om voor een vergunning in aanmerking te komen. In mijn antwoord op de derde vraag heb ik aangegeven welke uitgangspunten daarvoor gelden, en hoe de Ksa voornemens is deze beoordeling in te vullen.
Vanaf wanneer begint de aaneengesloten periode voorafgaand aan de vergunningaanvraag te lopen waarin de aanvrager van een online vergunning goed gedrag moet laten zien (de afkoelingsperiode)?
De Ksa heeft laten weten een termijn te hanteren van twee jaar voorafgaand aan een ingediende vergunningaanvraag. Het hangt dus af van het moment waarop een vergunningaanvraag wordt ingediend wanneer deze termijn begint te lopen.
Hoe lang voor het aanvragen van een vergunning moet een aanvrager tenminste goed gedrag laten zien om in aanmerking voor een vergunning te kunnen komen?
Het gaat om een periode van twee jaar.
Is het aanvragen van een vergunning op een moment in de periode waarin de aanvrager goed gedrag moet laten zien, niet mogelijk dan wel tenminste veel minder kansrijk? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet en wat is dan het nut van die afkoelingsperiode?
Indien een vergunningaanvraag wordt ingediend, terwijl de aanbieder binnen een periode van twee jaar voorafgaand aan het moment van indiening nog zonder de daarvoor vereiste vergunning online heeft aangeboden specifiek gericht op de Nederlandse markt, dan wordt de aanvraag in beginsel door de Ksa afgewezen.
Kunt u bovenstaande vragen afzonderlijk beantwoorden?
Ja.
De vrijlating van een gevaarlijk persoon uit de Woenselse Poort |
|
Gidi Markuszower (PVV) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Klopt het dat op 30 juli jl. uit de tbs-kliniek de Woenselde Poort een gestoorde man, door de rechter veroordeeld voor stalking en mishandeling, is vrijgelaten wegens het niet-meewerken aan zijn behandeling? Zo nee, waarom niet?
Het past mij niet om op deze individuele casus nader in te gaan. Overigens is bij navraag gebleken dat op 30 juli jl. uit de tbs-kliniek de Woenselse Poort niemand is vrijgelaten wegens het niet-meewerken aan zijn behandeling.
Klopt het dat de Reclassering recent bij een zitting heeft aangeven dat het recidiveniveau van deze persoon aanzienlijk is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid deze persoon op te sporen, op te pakken en alsnog vast te zetten zolang blijkt dat hij gevaarlijk is, desnoods op civielrechtelijke titel? Zo nee, waarom niet?
Ook hier past het mij niet om op deze individuele casus nader in te gaan.
Bent u bekend met de trieste afloop van Sarah Papenheim, Humeyra en Laura Korsman? Zo ja, deelt u de mening dat de maatschappij beschermd moet worden tegen gevaarlijke personen om meer onschuldige slachtoffers te voorkomen en dat u voor dit beleid verantwoordelijk bent? Zo nee, waarom niet?
In zijn algemeenheid deel ik de mening dat de samenleving beschermd moet worden tegen personen die een gevaar vormen voor anderen. Veiligheid van de maatschappij staat voor mij voorop. Naast het reguliere optreden van de politie, het Openbaar Ministerie en alle andere betrokken die een bijdrage leveren aan de bescherming van onze samenleving heb ik nadere maatregelen getroffen ter bescherming van de maatschappij. Ik ga hieronder in op enkele (reeds genomen) maatregelen.
Door fysieke vrijheidsbeneming is de samenleving voor bepaalde tijd beschermd tegen de persoon die tot een gevangenisstraf is veroordeeld. Daarnaast is het uitgangspunt dat bij de uitvoering van een gevangenisstraf meteen na binnenkomst in een gevangenis gewerkt wordt aan een veilige terugkeer in de samenleving. Mijn wetsvoorstel straffen en beschermen, dat op dit moment voorligt bij de Eerste Kamer, sluit hier goed bij aan. Hiermee wordt onder andere de termijn voor de voorwaardelijke invrijheidsstelling (v.i.) teruggebracht tot maximaal twee jaar voor het einde van de straf en worden vrijheden op basis van een individuele toets op grond van het gedrag van de gedetineerde, risico’s op herhaling en de belangen van slachtoffers verleend.
Sinds begin 2018 kan bij zeden- en zware geweldsdelicten de zelfstandige toezichtmaatregel van de Wet Langdurig Toezicht worden opgelegd. Dit is een maatregel die de strafrechter tegelijkertijd met de gevangenisstraf kan opleggen als stok achter de deur.
Tot slot zet ik in op goede continuïteit van zorg. Indien iemand na afloop van een strafrechtelijke titel nog behandeling nodig heeft dan is dat mogelijk. Met de inwerkingtreding van artikel 2.3 van de Wet forensische zorg (Wfz) en de Wet verplichte geestelijke gezondheidszorg (Wvggz) krijgt de strafrechter per 1 januari 2020 er een belangrijk wettelijk instrument bij. De strafrechter krijgt dan de bevoegdheid om zelf verplichte zorg op grond van de Wvggz op te leggen.
die met het strafrecht in aanraking komen. Daarmee zijn belangrijke stappen gezet om de veiligheid van de samenleving te verbeteren.
Welke maatregelen gaat u nemen om de maatschappij in het algemeen en de familie in het bijzonder, die ernstig bedreigd wordt door deze gestoorde man, te beschermen (voor het te laat is)?
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer gaat u minimumstraffen invoeren zodat dit soort gevaarlijke personen niet langer vrij rondlopen na een gevangenisstraf van slechts enkele maanden?
Het stelsel van minimumstraffen vereist dat alle mogelijke vormen waarin een strafbaar feit zich kan voordoen, wettelijk moeten worden omschreven. Voor al die vormen moet dan een minimum- en een maximumstraf worden bepaald, inclusief strafverzachtende omstandigheden. Ons Wetboek van Strafrecht kent algemene omschrijvingen van strafbaarstellingen, die voor zowel het lichtste als het zwaarste delictscenario kunnen worden benut. De rechter heeft een ruime straftoemetingsvrijheid en kan steeds per individueel geval maatwerk leveren en een passende straf opleggen. Dat doet de strafrechter naar mijn mening uiterst consciëntieus en professioneel. Ik zie dan ook geen aanleiding om dat stelsel compleet anders in te richten en de rechterlijke straftoemetingsvrijheid met behulp van minimumstraffen te beperken.
Het bericht ‘Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders dorp’ |
|
Chris van Dam (CDA), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Gedode Albanees Lato had eigen leger in Gelders Dorp»?1
Ja.
In hoeverre klopt de berichtgeving De Telegraaf van 2 augustus 2019? Klopt het dat Festim Lato een privéleger had op Nederlands grondgebied?
Ik ben ermee bekend dat er personen rondliepen in legerkledij, niet zijnde uitgerust als militairen. Van een leger in opbouw is mij geen informatie bekend geworden. De door de krant opgenomen kwalificatie «privéleger» onderschrijf ik niet.
Kunt u aangeven of het klopt dat meerdere overheidsinstanties op de hoogte waren van de activiteiten van Lato maar desalniettemin verzuimd hebben in te grijpen? Zo ja, hoe kan dat?
Op basis van signalen uit de buurt heeft de politie regelmatig de woning gecontroleerd. De wijkagent heeft vanaf het eerste signaal nauw contact onderhouden met omwonenden en tevens met de heer Lato zelf. Naar aanleiding van de geconstateerde activiteiten hield de politie het adres nauwlettend in de gaten. Bij een melding over vermeende aanwezigheid van wapens heeft de politie ingegrepen. Bij een doorzoeking in de woning door de politie zijn twee handvuurwapens en een nep vuurwapen aangetroffen en in beslag genomen. Deze (nep-) wapens zijn vernietigd.
Hoe is het mogelijk dat Lato een privéleger had gestationeerd op Nederlands grondgebied terwijl in de Wet op de weerkorpsen een expliciet verbod op privélegers staat? Hoe kunt u dat verklaren? Is er door het Openbaar Ministerie onderzoek gedaan naar dit privéleger en het expliciete verbod daarop? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3. Gelet op het feit dat er geen verdenking van een privéleger was, is er voor het Openbaar Ministerie geen aanleiding geweest om een onderzoek op te starten.
Kunt u aangeven in hoeverre buurtbewoners of andere personen gevaar hebben gelopen door de aanwezigheid van dit privéleger? Wat heeft u gedaan om deze buurtbewoners of andere personen tegemoet te komen?
Terwijl als gezegd van een leger in opbouw mij geen informatie bekend is geworden, heeft de politie bij vermoeden van gevaar ingegrepen. Op basis van de regelmatige woningcontroles destijds is geen gevaarzetting voor de omgeving geconstateerd. Op meldingen van strafbare feiten is door de politie onderzoek gedaan en aangedragen bij het OM. Er zijn drie mensen aangehouden op verdenking van verboden vuurwapenbezit, maar het betrof niet de inmiddels overleden heer Lato. De zaak is uiteindelijk geëindigd met een sepot wegens onrechtmatig verkregen bewijs. Bovendien waren er geen aanknopingspunten dat de aangetroffen wapens toebehoorden aan de aangehouden personen.
Klopt het dat meerdere buurtbewoners, na het doodschieten van Festim Lato, hun verhaal bij de politie hadden willen en kunnen doen, maar de politie daar geen behoefte aan had? Klopt het dat de politie daarmee -mogelijk essentiële- ooggetuigenverslagen links heeft laten liggen? Zo ja, waarom heeft de politie dat gedaan?
Nee. Ik verwijs naar het antwoord op vraag 3.
Deelt u de mening dat, indien de berichtgeving klopt, dit een totaal onacceptabele situatie was? Hoe gaat u waarborgen dat de overheid in de toekomst wel tijdig zal ingrijpen bij zulke situaties? Hoe schat u de kans in dat een dergelijke situatie zich nogmaals voordoet?
De berichtgeving klopte niet. Ik deel de mening dat het een onacceptabele situatie zou zijn indien iemand er een (bewapend) privéleger op zou nahouden. Door politie en het OM wordt prioriteit gegeven aan de opsporing en vervolging van wapenbezit. Op concrete signalen wordt op zo kort mogelijke termijn geacteerd.
Het bericht dat de overheid wist van financiële misstanden bij Privazorg, maar niets deed |
|
Evert Jan Slootweg (CDA) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Overheid wist van financiële misstanden bij thuiszorgorganisatie Privazorg – maar deed niets»?1
Ja.
Klopt het dat de Belastingdienst al in 2007 op de hoogte was dat de bestuurders van thuiszorgorganisatie Privazorg zorggeld gebruikten om zichzelf extra te belonen?
Vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht ingevolge artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen kan niet worden ingegaan op individuele gevallen.
In zijn algemeenheid geldt dat de Belastingdienst is belast met de uitvoering van fiscale wet- en regelgeving. Vanuit deze taak wordt toezicht gehouden op de naleving van fiscale regels. Voor de Belastingdienst is van belang dat deze gelden op een juiste wijze in de fiscale heffing worden betrokken en dat verschuldigde belasting wordt betaald.
In 2007 was het enkel mogelijk om een fiscaal delict met inachtneming van de Aanmeldings-, Transactie- en Vervolgingsrichtlijnen voor fiscale delicten en douanedelicten (hierna: ATV-richtlijnen2) aan te melden voor het zogenoemde tripartiete overleg3. Hiertoe is in de regel geen aanleiding bij betalingen die als salarissen en beloningen zijn aangegeven, aangezien het niet aan de Belastingdienst is om te oordelen over de hoogte van de beloningen aan bestuurders van zorgorganisaties.
Als partner binnen het Informatie Knooppunt Zorgfraude (IKZ) wisselt de Belastingdienst bij de uitvoering van zijn fiscale taken en binnen de kaders van wet- en regelgeving signalen uit die het toezicht op het zorgdomein raken en waarbij tevens een vermoeden van onrechtmatigheid bestaat. De Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) maakt ook onderdeel uit van dit samenwerkingsverband. Het IKZ bestaat sinds 1 november 2016.
Klopt het dat deze informatie niet gedeeld is met de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)? Zo ja, waarom is dit niet gedeeld?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de Belastingdienst na 2007 geconstateerd dat er nog andere bestuurders van zorgorganisaties zijn, die zorggeld gebruiken om zichzelf extra te belonen? Zo ja, om welke bestuurders en zorgorganisaties gaat dat dan en zijn deze bevindingen gedeeld met de IGZ en haar opvolger de Inspectie voor Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ)?
Zie antwoord vraag 2.
Indien de Belastingdienst vanaf 2007 op de hoogte is dat, behalve bij Privazorg, ook bestuurders bij andere zorgorganisaties zorggeld gebruiken om zichzelf extra te belonen en dat niet hebben gedeeld met IGZ en IGJ, wat is daarvan dan de reden?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de betreffende oprichters en bestuurders van Privazorg nog actief in de zorg als bestuurder of toezichthouder? Zo ja, wat vindt u daarvan?
De voormalig voorzitter van de Raad van Commissarissen is nog actief in de zorg als bestuurder van een zorgorganisatie. De inspectie zal deze organisatie bezoeken en het gesprek aangaan met de bestuurder.
Wat is uw oordeel over de rol van Grant Thornton die als accountant en adviseur van Privazorg constructies verzint, waardoor een bedrag van zes miljoen zorggeld tegen de geest van de wet wordt weggesluisd door aandeelhouders uit te kopen?2
Accountants en accountantsorganisaties hebben een belangrijke maatschappelijke verantwoordelijkheid. Die verantwoordelijkheid wordt weerspiegeld in strenge eisen die voortvloeien uit de wet en uit regels van de beroepsgroep. Het oordeel of in dit geval daadwerkelijk in strijd is gehandeld met de wet of met regels van de beroepsgroep, is niet aan ondergetekende. De directeur van de Nederlandse Beroepsorganisatie van Accountants (NBA) heeft in een openbare reactie aangegeven dat accountants het publiek belang dienen en de samenleving mag verwachten dat ze wegblijven van hetgeen daarmee in strijd is. Het is dus ongewenst als accountants – ook in hun adviesrol – medewerking verlenen aan dubieuze constructies. Daarnaast behoort het tot de taak van een controlerend accountant om zich te vergewissen van de integriteit van hun cliënt en gesignaleerde misstanden aan de orde te stellen, aldus de NBA. De NBA wil dat er nader onderzoek wordt gedaan naar de rol van Grant Thornton bij de financiële misstanden rondom zorgorganisatie Privazorg.
Is het wettelijk mogelijk dat een accountant eerst een zorgorganisatie adviseert en daarna als bestuurder binnen diezelfde zorgorganisatie actief wordt? Past het binnen de code van de beroepsgroep accountancy? Zo ja, is dit naar uw mening wenselijk?
De regels van de beroepsgroep sluiten voor zorginstellingen niet uit dat een accountant die adviezen heeft uitgebracht daarna in dienst treedt bij de betreffende cliënt. De beginselen van professionaliteit, integriteit, objectiviteit, vakbekwaamheid, zorgvuldigheid en vertrouwelijkheid zijn echter verankerd in de
regels van de beroepsgroep. Van iedere accountant mag verwacht worden dat hij niet handelt in strijd met deze beginselen, aangezien zij het publieke belang dienen.
Heeft de Autoriteit Financiële Markten (AFM), de Belastingdienst, de IGJ of Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) accountantskantoor Grant Thornton aangesproken op haar rol bij Privazorg? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat is daarvan het resultaat geweest?
De Belastingdienst kan vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht niet ingaan op individuele gevallen. De IGJ en de NZa hebben geen officiële bevoegdheden om Grant Thornton direct aan te spreken op haar rol. Desondanks hebben beide partijen inmiddels met Grant Thornton gesproken en hun zorgen over deze casus medegedeeld. De IGJ en de NZa hebben ook contact gezocht met de AFM en de NBA. De AFM houdt toezicht op Grant Thornton op grond van de Wet toezicht accountantsorganisaties (Wta). De vraag of de AFM de accountantsorganisatie in kwestie heeft aangesproken op haar rol bij Privazorg is toezichtvertrouwelijke informatie. Vanwege de wettelijke verankerde geheimhoudingsplicht kan de AFM hierover geen informatie verschaffen. In algemene zin betrekt de AFM klachten, tips en signalen in haar toezicht.
Heeft de Belastingdienst, de IGJ of de NZa kennis of Grant Thornton als accountant en adviseur ook bij andere zorgorganisaties constructies heeft opgetuigd die het mogelijk maken om zorggeld weg te sluizen?
Hier hebben de IGJ en NZa geen onderzoek naar gedaan. De Belastingdienst kan vanwege de fiscale geheimhoudingsplicht niet ingaan op individuele gevallen.
In het artikel van 10 augustus 2019 in Trouw staat: «Schuiven met geld over vennootschappen kan een doel dienen: spreiden van de risico’s»; welke risico’s kent een zorgorganisatie dat er besloten vennootschap (bv)-constructies moeten worden opgericht?
Het is in de zorg niet ongebruikelijk dat specifieke zorgactiviteiten, diensten, ICT of het beheer van vastgoed worden ondergebracht in aparte rechtspersonen, zoals BV’s of stichtingen. Daarmee worden de financiële risico’s die samenhangen met deze activiteiten van elkaar gescheiden en wordt voorkomen dat negatieve resultaten van één activiteiten risico vormen voor de continuïteit van de gehele organisatie.
Is er ook een relatie met het spreiden van risico’s en het oprichten van stichtingen bij een zorgorganisatie? Welke risico’s zijn dat?
Zie antwoord vraag 11.
Zijn er ook zorgorganisaties die geen vennootschappen en stichtingen kennen? Zo ja, is dan ook het omgekeerde waar dat deze zorgorganisaties risicovol bezig zijn omdat ze de risico’s onvoldoende kunnen spreiden?
Zorgorganisaties zijn vrij in het kiezen van een rechtsvorm. Naast vennootschappen en stichtingen zijn er in de zorg bijvoorbeeld maatschappen, coöperaties en vennootschappen onder firma actief. De keuze voor een bepaalde rechtsvorm is onder meer afhankelijk van de omvang van de organisatie en de aard van de werkzaamheden. Het is aan een zorgaanbieder zelf om te bepalen of een bepaalde rechtsvorm past bij diens specifieke situatie. Een zorgaanbieder die niet werkt met aparte dochterondernemingen, maar alle activiteiten onderbrengt binnen één rechtspersoon, is niet per definitie risicovol bezig. Er zijn meer vormen van risicobeheersing binnen een zorgaanbieder mogelijk. Het is aan het bestuur om te bepalen welke bedrijfsstructuur het beste aansluit op de maatschappelijke doelstelling van haar organisatie. Ongeacht de rechtsvorm of bedrijfsstructuur blijft een zorgaanbieder gehouden aan geldende wet- en regelgeving.
Blijkt uit het voorbeeld Privazorg juist niet dat het hebben van talloze vennootschappen en stichtingen eerder een risico is voor de continuïteit van de zorgorganisatie dan een wijze waarop risico’s kunnen worden gespreid?
Zoals in voorgaande antwoorden is beschreven, kunnen organisatiestructuren met meerdere vennootschappen of stichtingen het maatschappelijke doel van continuïteit van goede zorgverlening dienen. Hiervoor is echter wel vereist dat er adequaat intern toezicht is en een zorgorganisatie zich op transparante wijze verantwoordt over haar bedrijfsvoering, waaronder ook de organisatiestructuur, de verbonden entiteiten en financiële geldstromen. Ik werk dan ook aan wetgeving met maatregelen om juist deze zaken te bevorderen; het tegengaan van belangenverstrengeling, een betere positionering van het intern toezicht en het vergroten van transparantie. Met deze maatregelen wil ik zowel het interne toezicht, als het externe toezicht door de IGJ en NZa op deze punten versterken. Eind dit jaar zal ik uw Kamer informeren over de verdere invulling van deze maatregelen.
Het opschorten van de hulp aan UNRWA |
|
Joël Voordewind (CU), Wybren van Haga (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
![]() ![]() |
Vindt u, net als de opstellers van de rapportage van de ethische commissie van de United Nations Relief and Works Agency for Palestine Refugees in the Near East (UNRWA), dat de top van de UNRWA vervangen moet worden indien de beschuldigen blijken te kloppen?1
Eind juli heb ik besloten de algemene vrijwillige bijdrage van Nederland voor 2019 voor UNRWA (13 miljoen euro) voorlopig aan te houden, na een interne rapportage waarin ontoelaatbaar gedrag van meerdere topfunctionarissen van de organisatie werd geconstateerd.
Nederland heeft direct bij UNRWA en de Verenigde Naties benadrukt dat alle klachten over het management van UNRWA zorgvuldig en onafhankelijk moeten worden onderzocht. De bevindingen worden momenteel door een onafhankelijke inspectie van de VN gevalideerd. Het is aan de VN om opheldering te geven en toereikend op te treden.
Bent u ook van mening dat de beweringen van het rapport, namelijk dat leden van de inner circle «have engaged in misconduct, nepotism, retaliation ... and other abuses of authority, and that the management is highly dysfunctional, with a significant breakdown of the regular accountability structure» niet zonder gevolgen kunnen blijven voor de gehele UNRWA-top?2
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u dit niet een voorwaarde voor de herstart van de financiering van UNRWA?
Zorgvuldig management en een veilige werkomgeving zijn altijd randvoorwaarden voor Nederlandse financiering. De VN moet deze randvoorwaarden borgen voor UNRWA. De hulpverlening die UNRWA biedt is voor het kabinet van essentieel belang voor de Palestijnse vluchtelingen en de stabiliteit in de regio. Niettemin kan pas worden overgegaan tot betaling als aan de reguliere randvoorwaarden wordt voldaan.
Zou het niet beter zijn de conclusies van het onderzoek af te wachten vóórdat verdere betalingen van Nederlands belastinggeld aan UNRWA kunnen plaatsvinden? Is het in het licht van deze nieuwe situatie niet beter om de conclusies van het onderzoek eerst met de Kamer te bespreken alvorens de betalingen te hervatten?
Ik wacht nu het oordeel van de onafhankelijke inspectie van de VN af. Nederland gaat niet over tot betaling van financiële bijdragen (van zowel de algemene vrijwillige bijdrage als de reguliere eindejaar bijdrage) totdat de VN toereikend heeft opgetreden. Ik kan niet op de bevindingen van de inspectie vooruitlopen. Zoals gebruikelijk neemt het kabinet een eigenstandige beslissing over betalingen als die aan UNRWA.
Waarom beweert u dat de betalingen zeker weer hervat gaan worden terwijl het vervolgonderzoek nog loopt?3
Ik heb niet gemeld dat de betalingen zeker weer hervat gaan worden. Gezien het humanitaire belang van UNRWA-activiteiten is het kabinet echter voornemens de jaarlijkse bijdrage ook de komende jaren voort te zetten. Daarbij moet uiteraard sprake zijn van de randvoorwaarden die in alle gevallen gelden voor Nederlandse financiering van organisaties.
Waarom schrijft u in de beantwoording van de Kamervragen dat er geen sprake is van financiële malversaties, terwijl het rapport juist stelt dat er in de UNRWA-top sprake is van «bypassing established procurement and financial processes and decision making», en dat de commissaris-generaal «structurally away from his duty station of Jerusalem on duty travel ... claiming DSA (Daily Subsistence Allowance) for 28–29 days per month»? Duidt dit niet juist op malversaties welke effect kunnen hebben op het uitvoeren van de kerntaken van UNRWA?4
Bij de technische briefing die de onafhankelijke inspectie van de VN begin augustus in New York heeft gegeven werd te kennen gegeven dat er geen malversaties of onregelmatigheden bij de uitvoering van de kerntaken van UNRWA bekend zijn. De rapportage van de ethische commissie betreft misstanden bij de leiding.
Als het rapport stelt, zoals Al Jazeera beweert, dat er sprake was van machtsmisbruik van de positie van de heer Krahenbuhl, omdat hij eind 2014 «expressed a particular interest» in de medewerker Mohammedi en dat «their relationship went «beyond the professional»»; deelt u dan de mening dat dit tot gevolg moet hebben dat de heer Krahenbuhl niet meer in functie kan blijven, ook gezien uw eerdere uitspraken dat u zero tolerance-beleid zou toepassen op hen die (seksueel) misbruik maken van hun positie?
Zoals bij u bekend heeft Nederland onder dit kabinet een voortrekkersrol ingenomen bij de bestrijding van seksuele intimidatie en machtsmisbruik bij multilaterale instellingen en NGO’s. Nederland hanteert daarbij een zero tolerance for inactionbeleid in geval van verdenking van niet-integer gedrag. Het kabinet kan echter in het specifieke geval van UNRWA op dit moment niet vooruit lopen op de bevindingen van het VN rapport en de daarin gestelde conclusies en te nemen maatregelen.
Het bericht dat Novartis gemanipuleerde data gebruikte |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het artikel «Novartis gebruikte gemanipuleerde data»?1
Ik heb kennisgenomen van het artikel. Als een leverancier tijdens een centrale beoordelingsprocedure niet transparant handelt en bewust informatie manipuleert of achterhoudt, dan vind ik dat een zeer kwalijke zaak. Het is de verantwoordelijkheid van de leverancier om bij de instanties een volledig dossier aan te leveren op basis waarvan de werkzaamheid en veiligheid van een geneesmiddel kan worden beoordeeld.
Wat zegt dit volgens u over de integriteit van Novartis, niet in de laatste plaats aangezien het hier over het duurste medicijn ooit gaat?
De FDA verklaart dat AveXis (onderdeel van Novartis) op de hoogte was van de gemanipuleerde gegevens voordat Zolgensma werd goedgekeurd. De leverancier informeerde de FDA hier echter pas over nadat het product was goedgekeurd. Naar mijn mening dient transparantie in de goedkeuringsprocedure bij ieder farmaceutisch bedrijf voorop te staan. Het is een slechte zaak dat dit bij AveXis niet het geval lijkt te zijn geweest.
Om welke data gaat het precies? Vormt deze onthulling aanleiding om uit werkbaarheids- of veiligheidsoverwegingen deze therapie niet toe te laten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De FDA heeft 6 augustus jl. naar buiten gebracht dat gemanipuleerde gegevens zijn ingediend in het kader van de goedkeuringsprocedure voor Zolgensma bij de FDA in de Verenigde Staten. Volgens de verklaring2 van de FDA gaat het om gegevens die AveXis indiende ter ondersteuning van de ontwikkeling van het productieproces van Zolgensma. De FDA geeft verder aan dat de geconstateerde manipulatie van deze gegevens niets veranderen aan de positieve beoordeling van de informatie uit de klinische studies. Volgens de FDA ondersteunt de totale bewijslast voor de werkzaamheid en veiligheid van Zolgensma nog steeds een gunstige verhouding tussen de risico’s en de baten van het geneesmiddel. Wel geeft de FDA aan de data over het productieproces van de leverancier te evalueren.
In Europa gelden voor Zolgensma dezelfde regels als voor andere nieuwe geneesmiddelen waarvoor toelating wordt gevraagd op de Europese markt. De werkzaamheid en veiligheid van Zolgensma worden op dit moment centraal beoordeeld door de European Medicines Agency (EMA).
Op dit moment beoordelen de specialisten bij de EMA -waaronder vertegenwoordigers van het Nederlandse College ter Beoordeling van Geneesmiddelen- de ingediende gegevens voor Zolgensma. Daarbij moet ook worden bepaald of signalen uit de Verenigde Staten van invloed zijn op de lopende beoordelingsprocedure in Europa.
Zal er een extra nauwkeurig proces te pas komen aan de goedkeuring van Zolgensma en andere van Novartis afkomstige middelen door het European Medicines Agency (EMA)? Kunt u de specifieke consequenties voor het goedkeuringsproces toelichten?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u van mening dat Europa hier punitieve consequenties aan zou moeten verbinden voor Novartis, net zoals de Food and Drug Administration (FDA) overweegt strafrechtelijke maatregelen te nemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Ik kan niet vooruitlopen op eventuele gevolgen en/of maatregelen vanuit de Europese Unie richting AveXis. Ik merk wel op dat de situatie in Europa anders is dan in de Verenigde Staten. In de Verenigde Staten stelde AveXis de FDA van de manipulatie van data op de hoogte nadat Zolgensma was goedgekeurd, ondanks dat men al kennis van de manipulatie had voordat de goedkeuring was verleend.
De goedkeuring van de vergunningsaanvraag voor Zolgensma bij de EMA is echter nog niet afgerond. Dat biedt de aanvrager de gelegenheid om het dossier waar nodig aan te vullen met nieuwe gegevens die nodig zijn om te komen tot een juiste afweging door de EMA.
Ik kan me goed voorstellen dat de EMA de signalen uit de Verenigde Staten meeneemt in de lopende beoordelingsprocedure van Zolgensma
Welke gevolgen zal dit voorval hebben voor de extreem hoge prijs van Zolgensma?
De leverancier heeft vooralsnog niet openbaar gemaakt wat de prijs in Nederland gaat worden. Wanneer Zolgensma – naar verwachting – tegen een zodanig hoge prijs wordt aangeboden dat het valt onder de wettelijke criteria voor de pakketsluis, wordt het eerst in de sluis geplaatst en volgt een beoordeling door Zorginstituut Nederland. Als het Zorginstituut mij daarop adviseert om te onderhandelen over de prijs van Zolgensma, zal ik kritisch kijken naar de gevraagde prijs. Dit alles staat echter los van de huidige signalen uit de Verenigde Staten.
Het bericht 'Uber created a $6.1 billion Dutch weapon to avoid paying taxes' |
|
Bart Snels (GL) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Uber created a $ 6.1 billion Dutch weapon to avoid paying taxes»?1 Deelt u de opvatting dat dergelijke nieuwsberichten niet bijdragen aan de prioriteit van het kabinet om belastingontwijking aan te pakken?
Ja, ik heb kennisgenomen van dit bericht. Ik deel de opvatting niet dat degelijke nieuwsberichten van invloed zijn op de prioriteit van het kabinet om belastingontwijking aan te pakken. De aanpak van belastingontwijking is en blijft een van de speerpunten van dit kabinet.
Klopt het dat bedrijven Nederland als fiscaal vriendelijk alternatief zien, nu andere landen (zoals Bermuda) op de zwarte lijst van de EU staan? Kunt u dit kwantificeren? Hoeveel bedrijven hebben de afgelopen jaren intellectueel eigendom verplaatst vanuit een land op de zwarte lijst naar Nederland? Wat is de totale waarde hiervan?
De laatste jaren zijn internationaal veel afspraken gemaakt over maatregelen om belastingontwijking aan te pakken, bijvoorbeeld in de eindrapporten van het BEPS-project van de OESO/G20 en in de eerste en tweede antibelastingontwijkingsrichtlijn van de EU. Ook nemen landen zelf aanvullende maatregelen, zoals Nederland doet met de introductie van een bronbelasting op betalingen van interest en royalty’s naar laagbelastende landen. Door dit soort maatregelen wordt het voor bedrijven onaantrekkelijk om gebruik te maken van structuren waarbij winsten kunstmatig worden verplaatst naar landen waar geen of weinig winstbelasting wordt geheven. Als bedrijven er door deze maatregelen voor kiezen om dergelijke structuren te ontmantelen, dan is dat volgens het kabinet een wenselijk gevolg van de maatregelen tegen belastingontwijking.
Door de nationale en internationale aanpak van belastingontwijking zijn ondernemingen in toenemende mate op zoek naar een duurzame vennootschappelijke structuur. Een structuur die meer in overeenstemming is met de economische realiteit. Bedrijven kunnen daarbij besluiten om (een deel van) de activiteiten voortaan in Nederland uit te voeren. Nederland heeft immers een aantrekkelijk ondernemingsklimaat, waarbij de fiscaliteit overigens maar één van de relevante aspecten is. Als onderdeel van het ontmantelen van de oude structuur kan een bedrijf besluiten om intellectueel eigendom naar Nederland te verplaatsen. Hierbij geldt als voorwaarde dat in Nederland de vereiste relevante functionaliteit aanwezig is waardoor de relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende intellectueel eigendom kunnen worden beheerst. Het Nederlandse lichaam moet hier dus reële aanwezigheid hebben en kan zich voor fiscale doeleinden niet enkel op papier in Nederland vestigen als juridische eigenaar van het intellectueel eigendom. Ook is de winst die het Nederlandse lichaam vervolgens behaalt met de exploitatie van het intellectueel eigendom onderworpen aan Nederlandse vennootschapsbelasting. Bij het bepalen van de fiscale winst kan daarbij in voorkomende gevallen worden afgeschreven op het intellectueel eigendom. Het kabinet herkent zich daarom niet in de stelling dat Nederland «een fiscaal vriendelijk alternatief» zou zijn voor landen op de EU-lijst van niet coöperatieve rechtsgebieden voor belastingdoeleinden.2
Informatie over verplaatsingen van intellectueel eigendom naar Nederland vanuit landen die zijn opgenomen op de Nederlandse lijst met laagbelastende jurisdicties3 is niet voorhanden omdat dit niet uit de aangiften naar voren komt. Ik beschik daarom niet over de gevraagde kwantitatieve informatie hieromtrent.
Wat is bij grote multinationals gemiddeld gezien de waarde van het intellectueel eigendom ten opzichte van de marktwaarde van die bedrijven, bijvoorbeeld voor een bedrijf X met een marktwaarde van $ 73 miljard? Wat is gemiddeld genomen de waarde van het intellectuele eigendom van bedrijf X als de aftrekpost hiervoor $ 6,1 miljard bedraagt in Nederland?
Zowel het jaarrekeningrecht als de fiscale regelgeving kent niet de verplichting om intellectueel eigendom jaarlijks op marktwaarde te waarderen. Informatie over de waarde van intellectueel eigendom bij grote multinationals, en de waarde van intellectueel eigendom in verhouding tot de marktwaarde van grote multinationals, is daarom niet beschikbaar.
Kunt u in het algemeen beschrijven hoe een constructie eruitziet waarmee bedrijven belasting kunnen ontwijken via Nederland door middel van intellectueel eigendom?
Ik interpreteer uw vraag zo dat u doelt op de fiscale behandeling van een verplaatsing van intellectueel eigendom naar een Nederlands lichaam. In zijn algemeenheid geldt dat een bedrijf activa aanschaft om een onderneming te kunnen drijven. Dit kunnen materiële activa zijn, bijvoorbeeld machines, of immateriële activa, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom. Indien een overdracht van een activum, bijvoorbeeld een intellectueel eigendom, plaatsvindt tussen twee groepsmaatschappijen moet dit op grond van het zakelijkheidsbeginsel (het arm’s-lengthbeginsel) plaatsvinden tegen de waarde in het economisch verkeer. Daardoor wordt de tot het moment van verplaatsing aanwezige, maar nog ongerealiseerde, waardestijging door de verplaatsing gerealiseerd. De gerealiseerde waardestijging is belastbaar in het land waar die waardestijging plaatsvond. Indien dit land geen of een relatief lage winstbelasting kent, wordt over die waardestijging (vrijwel) geen belasting betaald.
De winsten die na de verplaatsing met het intellectueel eigendom worden behaald, zijn onderworpen aan winstbelasting in het land waarheen het intellectueel eigendom is verplaatst. Daarbij dient, eveneens op grond van het zakelijkheidsbeginsel, de verkrijgende groepsmaatschappij over de vereiste relevante functionaliteit te beschikken om de relevante risico’s die zijn verbonden aan het betreffende intellectueel eigendom te kunnen beheersen. Als het intellectueel eigendom naar Nederland is verplaatst, is de toekomstige winst toerekenbaar aan het intellectueel eigendom onderworpen aan vennootschapsbelasting in Nederland. Op grond van het beginsel van goed koopmansgebruik kan in beginsel op de aangeschafte activa worden afgeschreven. Dat geldt voor zowel materiële als immateriële activa. De afschrijvingen zullen in beginsel ten laste van het fiscale resultaat komen. Tegenover deze afschrijvingslasten zullen over het algemeen belastbare opbrengsten staan die worden behaald met de aangeschafte activa. Bovendien ontstaat er in de toekomst bij een (eventuele) overdracht van het intellectueel eigendom een in Nederland te belasten overdrachtswinst voor zover de waarde in het economische verkeer van het intellectueel eigendom op dat moment de fiscale boekwaarde ervan overschrijdt. Afschrijvingen verlagen de boekwaarde en verhogen daarmee een eventuele toekomstige overdrachtswinst.
Waarom is het voor bedrijven fiscaal gunstig om intellectueel eigendom onder te brengen bij een Nederlandse tak van het bedrijf? Hoeveel jaar is intellectueel eigendom fiscaal aftrekbaar? Hoe wordt bepaald of intellectueel eigendom aan slijtage onderhevig is en afschrijfbaar is ten laste van de fiscale winst?
Op een verplaatsing van intellectueel eigendom naar een in Nederland gevestigde vennootschap is al ingegaan in het antwoord op vraag 4. Een intellectueel eigendom wordt op de balans gewaardeerd tegen de kostprijs of tegen de lagere bedrijfswaarde. In zijn algemeenheid geldt dat op grond van goed koopmansgebruik over het intellectuele eigendom mag worden afgeschreven omdat het intellectueel eigendom gedurende de gebruiksduur wordt benut. Per jaar mag van de aanschaf- of voortbrengingskosten maximaal 20% worden afgeschreven, rekening houdend met de restwaarde.4
Kan intellectueel eigendom ook worden afgeschreven ten laste van de fiscale winst tot beneden de werkelijke waarde van dat intellectuele eigendom? Hoe denkt u over een afschrijvingsbeperking op intellectueel eigendom, net zoals de afschrijvingsbeperking op vastgoed?2
Zoals uiteengezet in het antwoord bij vraag 5 kan in de meeste gevallen over intellectueel eigendom worden afgeschreven, rekening houdend met de restwaarde. Hierdoor kan de aanschafwaarde daarvan, verminderd met de restwaarde, gedurende de gebruiksduur in de loop der jaren ten laste van het resultaat worden gebracht. Ik zie geen aanleiding om een (verdere) afschrijvingsbeperking te introduceren ten aanzien van intellectueel eigendom omdat op basis van goed koopmansgebruik de uitgaven mogen worden toegerekend aan de jaren waarin deze worden benut.
Klopt het dat bedrijven tot 1 juli 2019 rulings konden afsluiten met de Belastingdienst over transacties met belastingparadijzen zoals Bermuda en daarna niet meer? Wat gaat er met deze rulings gebeuren na 1 juli 2019? Hoelang blijven de oude regels dan nog gelden?
De maatregelen die ik heb genomen in het kader van de vernieuwde rulingpraktijk zijn per 1 juli jl. van kracht geworden. Deze maatregelen zijn neergelegd in het Besluit vooroverleg rulings met een internationaal karakter.6 Het besluit beschrijft in onderdeel 3 in welke gevallen door de Belastingdienst geen vooroverleg zal worden gevoerd en derhalve geen ruling tot stand zal komen. Kort samengevat is dit het geval indien geen sprake is van economische nexus, indien het besparen van Nederlandse of buitenlandse belasting de enige of doorslaggevende reden is voor de rechtshandeling, of indien een transactie plaatsvindt met een land dat is opgenomen in de Nederlandse lijst met laagbelastende jurisdicties. Deze eisen golden niet voor rulings afgegeven vóór 1 juli jl.7 Zodra de looptijd van deze rulings is geëindigd zullen bij een eventueel nieuw verzoek om zekerheid vooraf de per 1 juli 2019 aangescherpte maatregelen van toepassing zijn.
Deelt u de opvatting van de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling (OESO) dat belastingdiensten achteraf altijd zouden moeten kijken of intellectueel eigendom goed op waarde is geschat?
In het algemeen geldt dat het zakelijkheidsbeginsel van de OESO (het arm’s-lengthbeginsel) is gecodificeerd door artikel 8b Wet Vpb 1969. Ik zie de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen als een passende uitleg en verduidelijking van het zakelijkheidsbeginsel. In het Verrekenprijsbesluit8 wordt nadere invulling gegeven aan het zakelijkheidsbeginsel. In 2018 is het Verrekenprijsbesluit aangepast mede naar aanleiding van de resultaten van het BEPS-project van de OESO/G20. Een belangrijke wijziging is de aanpassing van de paragrafen over moeilijk te waarderen immateriële activa en de prijsbepaling daarvan.9
Bij de overdracht van immateriële activa kan het moeilijk zijn om op het moment van overdracht de waarde vast te stellen omdat er bijvoorbeeld onvoldoende soortgelijke markttransacties zijn of er onvoldoende inzicht bestaat in de toekomstige voordelen en risico’s. De Nederlandse Belastingdienst neemt het standpunt in dat het onzakelijk is een vaste prijs overeen te komen wanneer de waardering op het tijdstip van de transactie hoogst onzeker is en economisch rationeel handelende onafhankelijke partijen in een soortgelijke situatie geen vaste prijs zouden zijn overeengekomen. In dergelijke gevallen dient bijvoorbeeld een aanpassingsclausule te worden opgenomen in de overeenkomst tussen de gelieerde partijen waarbij de prijs mede afhankelijk is van de latere inkomsten. In dat geval loopt de overdrachtsprijs in de pas met de voordelen die het immateriële activum in de toekomst genereert. De Belastingdienst kan in dat geval achteraf de daadwerkelijk met het immateriële activum behaalde resultaten gebruiken bij de beoordeling van de zakelijkheid van de prijs op het moment dat de overdracht heeft plaatsgevonden.
De OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen beschrijven tevens de mogelijkheid dat de gelieerde overdracht van het intellectueel eigendom is afgedekt door middel van een bilaterale of multilaterale APA tussen de landen van de overnemer en de overdrager. De beoordeling door belastingdiensten kan derhalve ook vooraf plaatsvinden. Indien er sprake is van een unilaterale APA hanteert de Belastingdienst bij moeilijk te waarderen immateriële activa conform het Verrekenprijsbesluit een prijsaanpassingsclausule. Zie ook mijn brief van 23 mei 2017.10
Controleert u bij een bedrijf X (met een aftrekpost voor intellectueel eigendom van meer dan een miljard euro) altijd of de waarde van het intellectueel eigendom zich achteraf redelijkerwijs verhoudt tot de opbrengsten uit de bezittingen? Zo niet, hoe groot is de kans dat een dergelijk bedrijf X achteraf wordt gecontroleerd?
Zie hiervoor ook mijn antwoord op vraag 8. In zijn algemeenheid geldt dat het toezicht dat de Belastingdienst uitoefent risicogericht plaatsvindt. Hierbij wordt met allerlei factoren rekening gehouden, waaronder het financiële belang. Binnen de Belastingdienst is de Coördinatiegroep Verrekenprijzen verantwoordelijk voor de uitvoeringscoördinatie op het terrein van de verrekenprijzen. Hierbij worden de kaders gehanteerd die worden gesteld door artikel 8b Wet Vpb 1969, de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen en het Verrekenprijsbesluit.
Hoe vaak wordt de waardering van het intellectueel eigendom bij een dergelijk bedrijf X (met een aftrekpost voor intellectueel eigendom van meer dan een miljard euro) achteraf aangepast als de opbrengsten mee- of tegenvallen?
Zoals ook blijkt uit het antwoord van vraag 8 kan de Belastingdienst onder omstandigheden de waardering van immateriële activa achteraf aanpassen. De regelgeving omtrent moeilijk te waarderen immateriële activa maakt sinds eind 2015 onderdeel van de OESO-richtlijnen voor verrekenprijzen en is sinds 2018 opgenomen in het Verrekenprijsbesluit. Informatie over de vraag hoe vaak de waardering van het intellectueel eigendom achteraf wordt aangepast is niet voorhanden.
Kunt u deze vragen een voor een beantwoorden?
Ja.
Het volgens de toezichthouder falende witwasbeleid van ABN Amro |
|
Mahir Alkaya , Renske Leijten (SP) |
|
Wopke Hoekstra (minister financiën) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «DNB geeft ABN Amro tik op vingers om falende witwascontrole»?1
Ja.
Kunt u aangeven wanneer De Nederlandsche Bank (DNB) heeft bepaald dat het witwasbeleid van ABN Amro tekortschiet en dat alle particuliere klanten moeten worden doorgelicht?
ABN Amro heeft zelf naar buiten gebracht dat zij op aanwijzing van DNB haar particuliere klanten opnieuw moet doorlichten. DNB kan zelf geen informatie naar buiten brengen over aanwijzingen omdat dit toezichtvertrouwelijke informatie betreft. DNB kan de aanwijzing ook niet met mij delen.
DNB beschikt over verschillende handhavingsinstrumenten in de uitvoering van haar taken, waarbij onderscheid kan worden gemaakt tussen zogenoemde reparatoire instrumenten en punitieve instrumenten. De reparatoire instrumenten zijn gericht op herstel, de punitieve instrumenten zijn bestraffend van aard. Een voorbeeld van een reparatoir handhavingsinstrument is de aanwijzing. Een bestuurlijke boete is een punitief instrument. Voor overtreding van sommige bepalingen van de financiële wetgeving kan zowel een strafrechtelijke als een bestuurlijke punitieve sanctie worden opgelegd. Het una via-beginsel bepaalt dat voor een overtreding niet zowel een strafrechtelijke als een bestuurlijke punitieve sanctie mag worden opgelegd. Om een dergelijke ongeoorloofde samenloop van bestuurlijke en strafrechtelijke sancties te voorkomen, hanteren het Openbaar Ministerie, de FIOD, de AFM en DNB een afstemmingsprocedure die in een convenant is vastgelegd.2
Bij constatering van overtredingen van wet- en regelgeving neemt DNB maatregelen (formeel en informeel) en wordt herstel en verbetering afgedwongen. In de brief die DNB op 24 september 2018 aan mij heeft gezonden naar aanleiding van de transactie van het OM met ING, heeft DNB laten weten dat zij sinds 2014 op basis van haar handhavingsbeleid bij 17 banken formele maatregelen heeft opgelegd gerelateerd aan overtredingen van de Wwft.3
Ten aanzien van eerdere maatregelen bij ABN Amro heeft DNB desgevraagd laten weten gebonden te zijn aan haar geheimhoudingsplicht. Om redenen van toezichtvertrouwelijkheid kan DNB niet ingaan op vragen over specifieke instellingen onder haar toezicht.
Welke stappen heeft DNB – voor de publieke aansporing – gezet richting ABN Amro om te zorgen dat het naleven van de financiële poortwachtersfunctie verbetert?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom de ene bank een schikking met boete heeft getroffen en de andere bank een aanwijzing heeft gekregen?
Zie antwoord vraag 2.
Waren er ten tijde van het versturen van uw brief over de schikking van ING met het Openbaar Ministerie (OM) inzake jarenlange en structurele overtreding van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) al signalen bekend dat ook ABN Amro tekortschiet bij het naleven van de Wwft?2
Naar aanleiding van de transactie van ING met het Openbaar Ministerie heb ik DNB gevraagd naar de naleving van deze wetgeving in de sector. In haar brief van 24 september 2018 heeft DNB benoemd dat nog te vaak binnen de bankensector de poortwachtersfunctie onvoldoende op orde is en dat uit onderzoek van DNB blijkt dat bij verschillende banken sprake is van het doen van onvoldoende klantonderzoek en een gebrekkige transactiemonitoring. DNB laat in de brief weten bij meerdere banken overtredingen van de Wwft te hebben geconstateerd en hiervoor, al dan niet door handhaving, herstelmaatregelen te hebben afgedwongen. Op specifieke vragen over ABN AMRO kan DNB vanwege haar geheimhoudingsplicht geen antwoord geven.
Welke stappen zijn door u, door de toezichthouder en/of door ABN Amro gezet sinds er signalen zijn van tekortschietend anti-witwasbeleid?
Ik ben op 3 augustus jl. op de hoogte gesteld van de herstelmaatregelen die ABN Amro moet treffen en was niet eerder op de hoogte van een aanwijzing van DNB. DNB kan gezien de toezichtvertrouwelijkheid geen informatie verstrekken over individuele instellingen. ABN AMRO heeft aangegeven al enige tijd bezig te zijn met maatregelen ter verbetering van de naleving van integriteitswetgeving en hier ook de nodige investeringen voor te doen.
Krijgt ABN Amro een boete opgelegd? Zo ja, van wie? Zo nee, waarom niet?
Zoals aangegeven bij het antwoord op de vragen 2, 3 en 4 kunnen punitieve sancties worden opgelegd, zowel bestuursrechtelijk als strafrechtelijk. Het is aan de toezichthouder en het Openbaar Ministerie om te oordelen of sprake is van overtredingen en welke bevoegdheden zij inzetten.
Erkent u dat hier sprake is van bestuurlijk falen? Zo ja, welke gevolgen moet dit volgens u hebben? Zo nee, hoe kan het niet naleven van de wettelijke taak als financiële poortwachter gezien worden als acceptabel?
Een adequate vervulling van de poortwachtersfunctie is een belangrijke maatschappelijke taak. Dat ABN Amro haar retailklanten opnieuw moet beoordelen vind ik zorgelijk. Tegelijkertijd past dit in het beeld dat DNB in haar brief naar aanleiding van de transactie met ING schetste. Naar aanleiding van de aanwijzing van DNB investeert ABN Amro de nodige middelen om de gebreken te herstellen. Het is niet aan mij om te oordelen over het bestuurlijk handelen. Het bestuur is verantwoordelijk voor de bedrijfsvoering, de raad van commissarissen houdt hier toezicht op.
Kunt u uitsluiten dat het OM bij vervolging de route van een schikking zal kiezen om de zaak af te doen, waarmee vervolging dus wordt afgekocht? Zo nee, waarom niet?
Ik kan geen uitspraak doen over waar het Openbaar Ministerie wel of geen strafrechtelijk onderzoek naar doet, ook niet over de wijze waarop een eventueel strafrechtelijk onderzoek af moet worden gedaan. Hierbij zij verder in algemene zin opgemerkt dat als het OM overgaat tot het opleggen van een hoge transactie de aanwijzing hoge transacties en bijzondere transacties van het OM van toepassing is.
Kunt u toelichten hoe het kan dat een bank die nog altijd voor het grootste deel in handen van de staat is, niet de best mogelijke naleving van wetgeving en van de poortwachtersfunctie laat zien?
Ik verwacht van alle banken dat zij hun wettelijke verplichtingen als poortwachter adequaat naleven. Ik blijf banken hierop aanspreken. Het is van belang dat zij voortdurend investeren in hun rol als poortwachters. In het plan van aanpak witwassen dat ik samen met de Minister van Justitie en Veiligheid op 30 juni 2019 aan uw Kamer zond, is dit ook nogmaals benadrukt.
Deelt u de mening dat banken, indien twijfel kan bestaan over de juistheid of volledigheid van het resultaat van het cliëntenonderzoek, net als trustkantoren in een dergelijke situatie geen zakelijke relatie zouden mogen aangaan? Kunt u uw antwoord toelichten?3
Banken zijn verplicht risicogebaseerd cliëntenonderzoek te verrichten voordat zij een zakelijke relatie aangaan, waaronder ook relaties met particuliere klanten vallen. Het onderzoek naar de cliënt moet een bank in ieder geval in staat stellen de identiteit van de cliënt vast te stellen, het doel van de zakelijke relatie te achterhalen en de transacties te monitoren. Als de bank hier niet toe in staat is, kan geen zakelijke relatie worden aangegaan. Voor trustkantoren geldt dat aan trustdiensten een inherent hoog risico is verbonden. Daardoor zijn trustkantoren verplicht bovenop bovengenoemde zaken aanvullende onderzoeksmaatregelen te treffen alvorens zij een zakelijke relatie kunnen aangaan.
Hoeveel ongebruikelijke transacties zijn door de verschillende banken bij de Financial Intelligence Unit (FIU) gemeld in het afgelopen jaar? Om welke bedragen gaat het per transactie?
Het aantal meldingen van ongebruikelijke transacties door de verschillende banken staat vermeld in de openbare jaaroverzichten van de FIU-Nederland. Deze jaaroverzichten worden ook aan uw Kamer aangeboden.6 In 2018 zijn door de verschillende banken 68.217 ongebruikelijke transacties gemeld bij de FIU-Nederland. De bedragen van de door FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties verschillen van onder de 10.000 euro tot boven de 10 mln. euro.
Zijn er signalen dat ABN Amro of andere Nederlandse banken onderzocht worden in internationale witwasonderzoeken, zoals bij de «Troika Laundromat»?
Ik ben niet bekend met dergelijke signalen. Zoals ook in relatie tot mogelijk onderzoek van het Openbaar Ministerie is aangegeven, kan ik geen uitspraken doen over strafrechtelijke onderzoeken, ook niet door buitenlandse autoriteiten. Wat DNB betreft, geldt in algemene zin dat bij signalen van internationale onderzoeken, DNB de onder haar toezicht staande instellingen vraagt naar eventuele betrokkenheid en daarover contact heeft met buitenlandse toezichthouders. Vanwege de toezichtvertrouwelijkheid kan DNB geen informatie verschaffen over specifieke instellingen onder haar toezicht.
Kunt u aangeven hoe het er bij de andere de Nederlandse grootbanken voor staat met het naleven van de financiële poortwachtersfunctie? Is bijvoorbeeld te merken dat er meer meldingen van ongebruikelijke transacties zijn, nu banken meer mensen hebben ingezet om te controleren op witwassen?
In de eerder genoemde brief van DNB naar aanleiding van de transactie van ING geeft DNB aan dat zij binnen de bankensector nog te vaak constateert dat de poortwachtersfunctie onvoldoende op orde is. Zoals eerder aan uw Kamer gemeld, heb ik DNB gevraagd jaarlijks in haar zbo-verantwoording uitgebreid in te gaan op de naleving van de integriteitswetgeving door de banken en de ontwikkelingen hierin. De volgende rapportage verwacht ik aan het einde van het eerste kwartaal van 2020.
Verder blijkt uit het jaaroverzicht 2018 van de FIU-Nederland dat het aantal ongebruikelijke transacties dat is gemeld door de banken aanzienlijk is gestegen tussen 2017 en 2018, van 22.789 naar 68.217. De FIU-Nederland heeft aangegeven dat dat naar haar mening mede is ingegeven door de verhoogde inzet, ook qua capaciteit, van de banken.
Wat vindt u ervan dat na de publicatie door DNB van «good practices» voor de banken, door banken wordt betwist dat belastingontwijking makkelijk te signaleren zou zijn?4, 5
Op grond van de Wet op het financieel toezicht (Wft) met betrekking tot een integere bedrijfsvoering en de Wwft in het kader van het cliëntenonderzoek hebben instellingen een onderzoeksplicht om belastingontduiking van belastingontwijking te onderscheiden. Om te voorkomen dat banken betrokken raken bij belastingontduiking door cliënten, zullen banken belastingontwijkende structuren moeten beoordelen op kenmerken van belastingontduiking. Ook doen banken onderzoek naar belastingontwijking omdat bepaalde fiscale structuren door deze banken als maatschappelijk niet betamelijk worden gezien of omdat die structuren anderszins niet passen binnen hun «risk appetite». DNB biedt met de Good Practices fiscale integriteitsrisico’s bij cliënten van banken, die op 4 juli 2019 zijn gepubliceerd op de website van DNB, praktische handvatten, in de vorm van voorbeelden uit de praktijk, om risico’s op belastingontduiking te kunnen herkennen, bijvoorbeeld in complexe cliëntstructuren en -transacties die (door de cliënt) zijn vormgegeven als fiscaal-gedreven structuren en transacties.9
Erkent u dat de banken hier een verkeerde moraal laten zien, omdat zij zeggen een bestaande wettelijke taak – namelijk het signaleren, melden en voorkomen van belastingontwijking – niet te kunnen of willen naleven? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals hierboven beschreven, hebben instellingen op grond van de Wft en de Wwft een onderzoeksplicht om belastingontduiking van belastingontwijking te onderscheiden. Banken zullen belastingontwijkende structuren moeten beoordelen op kenmerken van belastingontduiking, om te voorkomen dat zij betrokken raken bij belastingontduiking door cliënten. Ook zullen banken onderzoek doen naar belastingontwijking omdat bepaalde fiscale structuren door deze banken als maatschappelijk niet betamelijk worden gezien of omdat die structuren anderszins niet passen binnen de «risk appetite» van deze banken. DNB ziet in de praktijk dat banken scherper letten op fiscale risico’s bij hun klanten. DNB constateert echter dat banken stappen moeten zetten om dit verder te verbeteren in hun bedrijfsvoering. Daarom heeft DNB met de Good Practices de sector een handreiking geboden, in de vorm van voorbeelden uit de praktijk, hoe zij risicogebaseerd om kunnen gaan met fiscale integriteitsrisico’s van klanten.
De militarisering van Europa’s Afrikabeleid |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Europa’s Afrikabeleid militariseert»?1
Ja.
Herkent u zich in de constatering dat uit allerlei onderzoeken blijkt dat Europese militaire en beveiligingsbedrijven de afgelopen tien jaar een dwingende en bepalende rol hebben gespeeld in de vormgeving van de Europese migratiepolitiek? Zo nee, waarom niet?
Het beeld dat Europese militaire en beveiligingsbedrijven, onder andere via de European Organisation for Security, een dwingende en bepalende rol hebben gespeeld bij het vormgeven van het Europese migratiebeleid wordt door het kabinet niet herkend.
De EU en haar lidstaten zetten zich in om effectief, veilig en humanitair migratiebeleid te ontwikkelen. Voor Nederland is veiligheid een integraal onderdeel van het migratiebeleid, zie de Kamerbrief «integrale migratieagenda» (Kamerstuk 19 637 nr. 2375). In het kader van de beleidsvorming zijn er contacten met een veelheid aan niet-gouvernementele organisaties, nationaal en internationaal. Het merendeel van deze organisaties, zo niet allemaal, heeft tevens contacten met uw Kamer en spant zich in voor met name een humanitair beleid. Bij het opstellen van het Nederlandse migratiebeleid, inclusief de integrale aanpak, en het bepalen van het Nederlands standpunt in de EU, zijn geen private militaire of beveiligingsbedrijven betrokken.
Nederland en andere lidstaten zijn primair verantwoordelijk voor de uitvoering van het migratiebeleid, waaronder bewaking van de buitengrenzen. In operaties van Frontex kan eventueel beroep worden gedaan op de diensten van private partijen ter ondersteuning van deze uitvoering, bijvoorbeeld door het inzetten van een vliegtuig ter ondersteuning van grenssurveillance. Deze inzet vindt altijd plaats onder de verantwoordelijkheid van de desbetreffende lidstaat.
Wat is uw reactie op de constatering dat militaire en beveiligingsbedrijven niet alleen de middelen voor grensbewaking hebben geleverd, maar ook nauw betrokken zijn bij het opstellen van het Europese beleid ten opzichte van migratie, onder andere via de European Organisation for Security (EOS), een lobbygroep voor de grootste wapenfabrikanten in Europa?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een inschatting geven van de toename van drone surveillance boven de Middellandse Zee de afgelopen jaren en de afname van de maritieme capaciteit om mensen op zee te redden? Kan gesteld worden dat drones de inzet van schepen in enige mate vervangen?
De investeringen in grensbewakingsmiddelen, waaronder Unmanned Aerial Systems (UAS), door de EU zijn toegenomen. UAS worden voornamelijk ingezet voor Intelligence, Surveillance & Reconnaissance (ISR)-taken met als doel om onder andere mensensmokkelnetwerken in kaart te brengen. In het geval van operatie EUNAVFORMED Sophia is bijvoorbeeld, als gevolg van de verminderde maritieme presentie, het belang van UAS voor de instandhouding van de informatiepositie toegenomen. Echter, door de grote verschillen in de taakstelling van UAS en schepen kan niet worden gesteld dat UAS de inzet van schepen ten behoeve van Sophia kunnen vervangen. Er is dan ook geen direct causaal verband vast te stellen tussen de toename van het gebruik van drones en de afname van de maritieme capaciteit.
Herkent u het beeld dat wapenbedrijven erin zijn geslaagd migratie als een veiligheidsprobleem voor te stellen in plaats van een mensenrechtenkwestie?
Nee, het kabinet herkent dit beeld niet. Onder verwijzing naar de Integrale Migratieagenda van 29 maart 2018 merkt het kabinet op dat mensenrechten en veiligheid beide belangrijke aspecten zijn van het migratievraagstuk en onderdeel vormen van het Nederlandse en Europese migratiebeleid. Zoals vermeld in de beantwoording van vraag 2 en 3 zijn wapenbedrijven geenszins betrokken bij de totstandkoming van het migratiebeleid.
Voorts wijst het kabinet u erop dat de term veiligheid in het Nederlandse en Europese migratiebeleid niet alleen veiligheid van grenzen en nationale veiligheid behelst, maar ook in belangrijke mate betrekking heeft op de veiligheid van vluchtelingen en andere migranten. Zo zetten Nederland en de EU zich in voor het voorkomen en tegengaan van verdrinkingen, mensensmokkel en mensenhandel. Daarnaast strekt de term veiligheid zich ook uit naar de aanpak van grondoorzaken van irreguliere migratie, waarbij tal van verschillende instrumenten worden ingezet om instabiliteit en conflict in landen van herkomst te voorkomen.
Hoe beoordeelt u de constatering dat militaire en beveiligingsbedrijven die verdienen aan de verkoop van beveiligingstechnologie ook actief zijn in de oorlogen die verantwoordelijk zijn voor veel van de vluchtelingen, waardoor de industrie profiteert van twee kanten van de tragedie? Wat vindt u hiervan?
Het ligt voor de hand dat beveiligingsbedrijven voornamelijk worden ingeschakeld in minder veilige gebieden, en dat onverantwoorde leveranties van militaire goederen een negatieve impact kunnen hebben op de veiligheid en stabiliteit in landen.
Om dit laatste te voorkomen kent Nederland een restrictief wapenexportbeleid, dat er op toe ziet dat vergunningaanvragen voor de uitvoer van militaire goederen aan een zorgvuldige toetsingsprocedure worden onderworpen. Het kabinet toetst dit soort vergunningaanvragen aan de acht criteria van het Europees Gemeenschappelijk Standpunt (EUGS) inzake wapenexport. Conform criterium 3 verleent het kabinet geen uitvoervergunning als het risico bestaat dat desbetreffende goederen bijdragen aan het uitlokken, verlengen of verergeren van gewapende conflicten of bestaande spanningen in het land van eindbestemming. Verder bestaat de toetsing uit een grondige analyse van onder meer de mogelijke effecten van de goederen op de mensenrechtensituatie (criterium 2) en op de regionale stabiliteit (criterium 4). Als de toetsing uitwijst dat er een duidelijk risico bestaat dat de beoogde uitvoer een negatieve uitwerking heeft op bovengenoemde onderwerpen, wordt de vergunningaanvraag geweigerd.
Nederland bepleit in verschillende fora dat andere Europese landen een even restrictief wapenexportbeleid hanteren, maar kan dit niet afdwingen omdat het afgeven van exportvergunningen voor militaire goederen een nationale bevoegdheid is.
Kunt u aangaande migratie vanuit Afrika aangeven hoeveel Nederland sinds 2015 heeft uitgegeven, al dan niet via de Europese Unie (EU), aan de in het artikel genoemde en andere (particuliere) beveiligingsbedrijven?
Zowel Nederland als de EU verstrekken geen rechtstreekse ondersteuning aan (particuliere) beveiligingsbedrijven gerelateerd aan migratie vanuit Afrika. Het komt wel voor dat bij de implementatie van migratieprogramma’s voor specifieke doeleinden gebruik wordt gemaakt van (particuliere) beveiligingsbedrijven. Daarbij gaat het om inzet ter beveiliging van het betrokken EU-personeel, voor de aanschaf van materieel en het verzorgen van trainingen.
Kunt u bevestigen dat ondanks de inzet van vele duizenden militairen in Mali de veiligheidssituatie in dat land ernstig is verslechterd? Zo nee, waarom niet?
De VN-missie in Mali (MINUSMA) is voornamelijk ingericht om, samen met de ondertekenaars van het vredesakkoord uit 2015, de vrede in Noord-Mali te bestendigen. Hier ligt dan ook het zwaartepunt van de MINUSMA-troepenmacht. In de afgelopen jaren heeft MINUSMA bijgedragen aan de afname van conflicten tussen gewapende groepen in het noorden van Mali. Ook is de stabiliteit in dat deel van het land verbeterd. Tegelijkertijd is duidelijk dat de uitvoering van het vredesakkoord in een hoger tempo moet plaatsvinden. Bovendien is in andere delen van het land, met name in Centraal-Mali, sprake van toenemende onveiligheid en instabiliteit. Gezien de veranderende veiligheidssituatie heeft MINUSMA inmiddels haar aanwezigheid uitgebreid naar het centrum van het land. De stabiliserende rol van de missie blijft essentieel om duurzame vrede en stabiliteit in Mali te bereiken.
Een uitgebreide analyse van de verslechterende veiligheidssituatie in het centrum van Mali is uw Kamer op 14 mei jl. toegegaan (Referentie 2019D18857).
Hoe belangrijk was het argument om te voorkomen dat terroristen naar Europa zouden reizen voor Nederland, zoals de premier in 2017 stelde, om deel te nemen aan de VN-missie in Mali?
In de artikel-100 brief «Nederlandse bijdrage aan MINUSMA in 2019 en veiligheidsinzet in de Sahel 2019 tot en met 2021» zijn de Nederlandse gronden voor deelname aan MINUSMA uiteengezet. Daarin beschrijft het kabinet, dat, zoals geschetst in de Geïntegreerde Buitenland- en Veiligheidsstrategie (GBVS), de Defensienota, de nota Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking (BHOS) en verschillende Kamerbrieven, het kabinet inzet op een internationale aanpak voor de veiligheid van Nederland. Deze inzet blijft zich primair richten op instabiele regio’s rondom Europa en vooral daar waar de Nederlandse veiligheid en belangen in het geding zijn.
De Sahel is zo’n instabiele regio in de nabijheid van Europa. De demografische trend (verdriedubbeling van de bevolking tot 2050) in combinatie met een gebrek aan sociaaleconomische perspectieven en klimaatvraagstukken is een katalysator voor instabiliteit. Bovendien vormt Mali een kruispunt van smokkelroutes, waarvan terroristische groeperingen, criminele organisaties en gewapende groepen gebruik maken voor de smokkel van wapens, drugs en mensen. Een gebrek aan staatsgezag en basisvoorzieningen voor de bevolking vormen een voedingsbodem voor radicalisering.
Het besluit tot Nederlandse deelname aan de VN-vredesmissie in 2013 diende verscheidene Nederlandse belangen, waarvan een de zojuist genoemde Nederlandse inzet op vrede en stabiliteit betrof. Door een bijdrage te leveren aan MINUSMA wilde Nederland bijdragen aan de bevordering van stabiliteit in Mali en aan het tegengaan van terrorisme en geweld. Instabiliteit in Mali werkt namelijk (internationaal) terrorisme in de hand en heeft niet alleen een destabiliserend effect op Mali, maar op de gehele fragiele regio aan de zuidgrens van Europa.
De Nederlandse veiligheidsinzet in de Sahel blijft er ook de komende jaren op gericht om terrorisme tegen te gaan en de grondoorzaken van instabiliteit, en de daaruit voorkomende irreguliere migratie, weg te nemen.
Welk bewijs heeft u dat de VN-missie eraan heeft bijgedragen dat terroristen niet naar Europa konden reizen? Kunt u concrete voorbeelden hiervan noemen?
Zie antwoord vraag 9.
Saoedi-Arabië waar vrouwenrechtenactivisten onverminderd hard worden aangepakt |
|
Raymond de Roon (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kunt u aangeven op welke punten de hervormingen in Saoedi-Arabië de vrouwenrechten gaan verbeteren en op welke punten de vrouwen slaaf blijven van hun mannelijke voogd?1
De recent aangekondigde hervormingen op het terrein van vrouwenrechten in Saoedi-Arabië betreffen een inperking van het mannelijke voogdijsysteem (het zogeheten «mahram»-systeem). Vrouwen ouder dan 21 jaar zouden onder andere het recht krijgen een paspoort aan te vragen. Nog onduidelijk is of dit betekent dat vrouwen ook zonder toestemming naar het buitenland kunnen reizen. Tevens kunnen ze de titel «hoofd van het huishouden» aanvragen en daarmee bepaalde zaken aan de burgerlijke stand doorgeven, zoals geboorte, overlijden of huwelijk. Ook worden rechten voor vrouwen beter verankerd in het arbeidsrecht.
Het koninklijk decreet waarmee de hervormingen zijn aangepast is echter generalistisch opgesteld, en laat ruimte voor interpretatie. Het zal naar verwachting pas duidelijk worden waar wel en waar geen mannelijke voogd meer voor nodig is na de inwerkingtreding van het decreet wanneer de eerste vrouwen proberen gebruik te maken van de nieuwe rechten.
Hoe beoordeelt u het feit dat vrouwen in Saoedi-Arabië mogen autorijden om vervolgens na het doen van boodschappen thuis te komen bij een echtgenoot die niet hun eigen keuze is?
Saoedi-Arabië voert meerdere sociaaleconomische en maatschappelijke hervormingen door die stappen in de goede richting zijn. De recent aangekondigde hervormingen zijn daar onderdeel van, net als eerdere besluiten dat vrouwen mogen werken en mogen autorijden. Er is op deze terreinen een verandering gaande in de Saoedische maatschappij. Nederland blijft echter zeer bezorgd over de bredere mensenrechtensituatie in Saoedi-Arabië, zoals op het terrein van gelijke rechten voor vrouwen en meisjes en vrijheid van meningsuiting.
Deelt u de mening dat de hervormingen de vrouwen slechts iets minder tot slaaf maken van hun echtgenoot en de islamitische wet- en regelgeving, in plaats van vrije en onafhankelijke burgers?
De aangekondigde hervormingen lijken – afhankelijk van de uiteindelijke implementatie – een stap naar grotere onafhankelijkheid voor vrouwen in Saoedi-Arabië. De positie van vrouwen in het land blijft echter een punt van zorg voor Nederland. Er is nog geen sprake van gelijke rechten voor mannen en vrouwen.
Deelt u de mening dat het nogal pervers is dat de voorvechters voor méér vrouwenrechten in Saoedi-Arabië nog vast zitten in een cel, of op de vlucht zijn voor het vrouwenhatende regime van kroonprins Bin Salman?
Nederland betreurt zeer dat vrouwenrechtenactivisten, die een jarenlange strijd voeren voor gelijke rechten en daarbij kritisch staan tegenover het voogdijsysteem, nog steeds vast zitten, in bepaalde gevallen zelfs in eenzame opsluiting.
Kunt u een inschatting geven van het aantal vrouwenrechtenactivisten dat soms onder erbarmelijke omstandigheden wordt vastgehouden in Saoedi-Arabië? Wat gaat u doen om dat land er toe te bewegen deze mensen vrij te laten?
De Saoedische overheid geeft maar zeer beperkt informatie vrij over gearresteerde vrouwenrechtenactivisten en over de rechtszaken die tegen hen zijn aangespannen. Dit maakt zelfs schattingen lastig, maar op basis van uiteenlopende bronnen kan worden aangenomen dat het in ieder geval om tien personen gaat, zowel mannen als vrouwen. Het aantal kan evenwel ook hoger zijn.
Nederland heeft zorgen over de positie van vrouwen en vrouwenrechtenactivisten in Saoedi-Arabië en vraagt hier stelselmatig aandacht voor. Dit gebeurt tijdens bilaterale gesprekken op alle politieke niveaus. Tevens wordt regelmatig op ambtelijk niveau gesproken met de Saoedische ambassadeur in Den Haag. De Nederlandse ambassade in Riyad brengt de positie van vrouwen en vrouwenrechtenactivisten geregeld op in gesprekken met de Saoedische autoriteiten. Nederland stelt de onderwerpen vrouwenrechten en de bescherming en ondersteuning van vrouwenrechtenactivisten tevens aan de orde in EU-verband en in de daarvoor geëigende multilaterale fora. Zo ook tijdens de laatste UPR-aanbevelingen aan Saoedi-Arabië in november 2018.
Wilt u de Nederlandse ambassade in Riyad opheffen totdat de sharia in dat land is opgeheven?
Het opheffen van de Nederlandse ambassade in Riyad is niet aan de orde. Ook in landen waar Nederland het op veel terreinen mee oneens is blijft behartiging van Nederlandse belangen noodzakelijk.
Bent u bereid het onlangs in Nederland in werking getreden boerkaverbod aan te prijzen bij de Saoedische autoriteiten als middel om de vrouwenrechten verder te verbeteren?
Elk land is verantwoordelijk voor eigen wet- en regelgeving. Zoals gezegd zal Nederland aandacht blijven vragen voor de positie van vrouwen in Saoedi-Arabië. Overigens begrijp ik dat u doelt op de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding die op 1 augustus 2019 in Nederland is ingegaan. Voor de volledigheid wijs ik u erop dat deze wet een verbod op alle gezichtsbedekkende kleding in onderwijs-, zorg-, overheidsinstellingen en het openbaar vervoer. De wet kent als uitgangspunt dat iedereen op deze locaties elkaar moet kunnen herkennen en aankijken, dit vanuit de (sociale) veiligheid en de dienstverlening op deze locaties.
Hoe beoordeelt u het bericht dat de politie niets deed bij een geval van langdurige homofobe bedreigingen, zelfs nadat het slachtoffer een dossier overhandigde met alle informatie over de dader, inclusief naam, adresgegevens en een duidelijk portret, en dat de politie pas in actie is gekomen nadat het openbaar ministerie daartoe heeft moeten sommeren?1
Ik ben van mening dat deze zaak zorgvuldiger had moeten worden behandeld, de politie deelt deze mening. De politie heeft het slachtoffer uitgenodigd voor een gesprek, het netwerk Roze in Blauw is hier ook bij betrokken. Zoals bekend kan ik verder niet ingaan op individuele zaken.
Wat is uw beleid om de aangiftebereidheid bij discriminatie te verhogen?
Geweld tegen LHBTI-personen mag niet worden geaccepteerd. De aanpak van discriminatie is wezenlijk voor het functioneren van en het vertrouwen in onze samenleving en haar instituties. Het aanpakken van iedere vorm van discriminatie heeft derhalve prioriteit, ook voor de politie en het OM. Belangrijke kaders voor de landelijke aanpak van discriminatie zijn het Nationaal Actieprogramma Discriminatie 2016–2020 en de Veiligheidsagenda 2019–2022. Hiermee onderstreept het kabinet het belang van bestrijding van discriminatie.
Met het Actieplan Veiligheid LHBTI dat in april jl. aan uw Kamer is gezonden zet ik in op een verhoging van de meldings- en aangiftebereidheid, verbetering van de registratie, het vergroten van kennis en expertise bij politiemedewerkers, de zorg voor slachtoffers, het monitoren van discriminatiezaken en uitbreiding van de capaciteit bij het Landelijk Expertise Centrum Discriminatie van het OM2.
Het uitgangspunt van de politie is en blijft dat de politie van en voor iedereen is en dat iedereen bij elke politiemedewerker terecht kan en goed geholpen wordt. In het Actieplan noemde ik al de App «Meld Discriminatie Nu». Deze app vergroot de bekendheid van de mogelijkheden om te melden. Daarnaast heb ik onderzoek aangekondigd naar de werkwijze omtrent de strafverhoging bij commune delicten met een discriminatoir aspect. Al deze maatregelen zullen bijdragen aan een verbetering van de behandeling van aangiftes van discriminatie en daarmee van de opsporing en vervolging van discriminatie-incidenten. In het voorjaar van 2020 zal uw Kamer in de periodieke voortgangsrapportage over het Nationaal actieprogramma tegen discriminatie worden bericht over de voortgang van de maatregelen in het Actieplan.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat aangifte van discriminatie vaker leidt tot een veroordeling?
Zie antwoord vraag 2.
Op welke wijze gaat u de positie van Roze in Blauw versterken, waar de Kamer met de motie Özütok c.s. om heeft gevraagd?2
In het Halfjaarbericht politie van 4 juli jl. heb ik uw Kamer geïnformeerd over de wijze waarop de positie van Roze in Blauw binnen de politieorganisatie wordt versterkt4. De kennis en expertise van dit netwerk worden ingezet waar nodig, het uitgangspunt is dat iedereen bij elke politiemedewerker terecht kan en daar goed geholpen wordt. De inzet van specialistische expertise wordt in de politieorganisatie geborgd met de Netwerken Divers Vakmanschap. Deze netwerken zijn verspreid over de eenheden en staan onderling met elkaar in verbinding, waardoor de kennis en expertise actief kunnen worden ingezet in het operationele politiewerk. Op deze wijze wordt het bevorderen van diversiteit integraal opgepakt.
Klopt het dat u naar aanleiding van de motie Bergkamp c.s. geen apart onderzoek gaat uitvoeren naar gespecialiseerde rechercheurs?3 Zo ja, waarom en op welke wijze gaat u dan wel de motie uitvoeren? Zo nee, op welke wijze moeten we uw brief van 31 juli 2019 dan interpreteren?4
In de beleidsreactie op het WODC-onderzoek naar de mogelijke speciale behoeften van slachtoffers van commune delicten met een discriminatoir aspect (zogeheten hate crimes) ten aanzien van het strafproces en de slachtofferhulp, die ik u gezamenlijk met de Minister voor Rechtsbescherming naar verwachting in het najaar zal doen toekomen, zal worden ingegaan op de motie Bergkamp.
Welke vraagstelling heeft het onderzoek van het WODC naar hate crime? Klopt het dat dit onderzoek al klaar is en zo ja, sinds wanneer?
Met dit onderzoek wordt onder meer beoogd na te gaan wat Nederland kan leren van buitenlandse voorbeelden van opvang die is afgestemd op de slachtoffers van commune delicten met een discriminatoir aspect. Ook wordt onderzocht wat de behoeften zijn van de verschillende te onderscheiden slachtoffergroepen van «hate crime» in Nederland: in hoeverre stelt dit bijzondere eisen aan de opvang van deze slachtoffers bij het melden c.q. doen van aangifte en daarna bij het bieden van slachtofferhulp? In hoeverre worden de mogelijkheden voor het bieden van bescherming en wegnemen van angst als toereikend ervaren? Het WODC heeft mij bericht dat het onderzoek zijn afronding nadert.
Gaat dit onderzoek over hate crimes ook over gespecialiseerde rechercheurs? Zo ja, op welke wijze en in welke vraagstelling is deze onderzoeksvraag dan meegenomen? Zo nee, hoe moeten we de brief dan interpreteren?
Ja. Er is onderzocht wat de behoeften zijn van de verschillende te onderscheiden slachtoffergroepen van hate crime ten aanzien van de strafprocedure en slachtofferhulp en in hoeverre dit bijzondere eisen stelt aan bijvoorbeeld de opvang van deze slachtoffers bij het melden c.q. doen van aangifte en daarna bij het bieden van slachtofferhulp. Ook is er gekeken naar buitenlandse voorbeelden, zoals het werken met gespecialiseerde agenten.
Hoe gaat u de motie Van den Hul c.s. over ontwikkeling van een leerlijn (lhbti)-discriminatie te ontwikkelen als vast onderdeel binnen de politieacademie uitvoeren?5
In het Halfjaarbericht politie van 4 juli jl. ben ik hierop ingegaan8. In de basispolitieopleiding, die iedere politiemedewerker moet volgen, is er aandacht voor LHBTI. Om kennis en expertise over de verschillende groepen in de organisatie te borgen, worden politiemedewerkers getraind op divers vakmanschap, zowel in de basis als in de voortgezette opleidingen. Het curriculum voor de voortgezette opleiding wordt op dit moment geactualiseerd. Daarnaast komt er binnen het basispolitieonderwijs meer aandacht voor het thema discriminatie, zowel vanuit strafvorderlijk perspectief als vanuit het perspectief van het slachtoffer. Het netwerk Roze in Blauw wordt regelmatig ingeschakeld om in het kader van dit thema gastcolleges te geven. Ook zal de Politieacademie een voorlichtingsfilm over transgenders gaan gebruiken in de opleiding, die in samenwerking met het Transgendernetwerk Nederland (TNN) tot stand is gebracht. Deze voorlichtingsfilm instrueert over een professionele bejegening van transgender-personen bij het opnemen van aangiften en bij fouilleren.
Het bericht ‘Relatie zorgfraude en terrorisme onderzocht’ |
|
John Kerstens (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Relatie zorgfraude en terrorisme onderzocht»?1
Ja
Heeft u een verklaring voor het feit dat zich in 2018 blijkbaar een plotselinge toename van het aantal verdachte financiële transacties voordeed «rond zorgbemiddelingskantoren, uitvoerders van thuiszorg en andere vormen van persoonsgebonden budgetten (pgb’s)»? Om welk bedrag gaat het in totaal?
In het openbare jaaroverzicht 2018 van de Financial Intelligence Unit-Nederland (hierna: FIU-Nederland), welke aan uw Kamer is aangeboden2, staat vermeld dat na analyse op basis van diverse databronnen blijkt dat zij in 2018 ruim 1.300 meldingen van ongebruikelijke transacties door Wwft-instellingen3 die te relateren waren aan zorgfraude heeft ontvangen. Melden op het fenomeen zorgfraude is daarmee een nieuwe ontwikkeling van het afgelopen jaar. In het jaaroverzicht van de FIU-Nederland is verder vermeld dat deze ongebruikelijke transacties voor het overgrote deel worden gemeld door de bankensector. Hieruit blijkt volgens de FIU-Nederland dat binnen die sector meer aandacht is uitgegaan naarhet detecteren van ongebruikelijke transacties op voornoemd terrein. De bedragen per transactie die in 2018 zijn gemeld als ongebruikelijk kunnen verschillen, van onder de 10.000 euro tot boven de 10 miljoen euro.
De FIU-Nederland geeft tevens in het jaaroverzicht 2018 aan dat ten tijde van het opmaken van het jaaroverzicht een groot aantal van deze ongebruikelijke transacties nog in onderzoek was bij de FIU-Nederland. Hierdoor kunnen er nog geen concrete uitspraken worden gedaan over het aantal door de FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties dat mogelijk te relateren is aan zorgfraude alsmede het bedrag dat daarmee gemoeid is.
Kan het zo zijn dat verdachte transacties als hiervoor bedoeld in voorgaande jaren niet dan wel op andere wijze zijn onderzocht dan voor wat betreft het jaar 2018? Indien dat zo is, wat is daarvan dan de reden (geweest)?
De FIU-Nederland heeft in het jaaroverzicht 2018 aangegeven dat het melden van ongebruikelijke transacties op het fenomeen zorgfraude een nieuwe ontwikkeling is. Het gaat daarbij om grotere aantallen en meer specifieke meldingen van ongebruikelijke transacties op het fenomeen zorgfraude. Dat betekent niet dat er in de voorgaande jaren geen ongebruikelijke transacties zijn gemeld door de Wwft-instellingen en onderzocht door de FIU-Nederland in relatie tot dit fenomeen.
Kan het zo zijn dat er voor 2018 wel sprake was van verdachte transacties als hiervoor bedoeld, maar het mogelijke verband met het financieren van terrorisme niet is onderkend?
Het fenomeen terrorismefinanciering wordt in de openbare jaaroverzichten van de FIU-Nederland in een apart hoofdstuk nader toegelicht. In de voorgaande jaren is daarbij al aangegeven dat bij het analyseren van gemelde ongebruikelijke transacties in het kader van de financiering van terrorisme blijkt dat bij bepaalde ongebruikelijke transacties geldstromen te relateren zijn aan criminele activiteiten. Indien er revelante informatie voorhanden is, stelt de FIU-Nederland vast met welke delictsvormen de transacties in het dossier een mogelijk verband vertonen. Zo hadden in 2017, 102 van de 520 aan terrorisme gerelateerde dossiers betrekking op één of meer andere delictsvormen dan terrorisme. In de meeste gevallen betrof dat witwassen, fraude, mensensmokkel, vuurwapens en/of drugs.4
Van hoeveel verdachte transacties in de zorg van voor 2018 is sprake, op welke wijze is op die meldingen geacteerd, welke conclusies zijn daaruit getrokken en welke maatregelen zijn (zowel in individuele gevallen als in het algemeen) getroffen?
Hiervoor wordt allereerst verwezen naar de antwoorden op de vragen 3 en 4. Het aantal door FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties op het fenomeen zorgfraude is daarbij verder niet aangegeven. Dit komt voort uit het feit dat een groot aantal gemelde ongebruikelijke transacties bij de FIU-Nederland ten tijde van het opmaken van het jaaroverzicht nog in onderzoek waren, zoals vermeld in het jaaroverzicht van 2018. Hierbij zij opgemerkt dat door de FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties worden verstrekt aan diverse (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten. Deze informatie wordt gebruikt als sturingsinformatie en om inzicht in criminele activiteiten en criminele samenwerking te krijgen, als startinformatie voor een strafrechtelijk onderzoek of als direct onderdeel van het bewijs in een strafzaak.
Is naar aanleiding van het voorgaande besloten om (extra) onderzoek te laten plaatsvinden over voorgaande jaren dan wel (indien dat niet het geval is) bent u bereid dat alsnog te doen?
De vóór 2018 door de FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties zijn reeds aan de diverse (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten verstrekt. Indien daarbij in het kader van het fenomeen fraude dan wel het fenomeen terrorismefinanciering een relatie viel te leggen met zorgfraude is dat voor voornoemde instanties reeds genoegzaam bekend. Er is dan ook geen aanleiding voor (extra) onderzoek over de voorgaande jaren door de FIU-Nederland. De FIU-Nederland heeft verder aangegeven dat zij in 2019 nadrukkelijk verder zal investeren op het fenomeen zorgfraude. Dit wordt door het kabinet van harte ondersteund.
Heeft u de indruk dat fraude en/of verdachte transacties als hier aan de orde in bepaalde regio’s, in bepaalde zorggebieden of in bepaalde kringen vaker dan gemiddeld voorkomen? Heeft u daarnaar onderzoek gedaan of bent u (als dat niet zo is) bereid dergelijk onderzoek te laten plaatsvinden?
Uit de jaaroverzichten van de FIU-Nederland valt niet op te maken of zorgfraude in bepaalde regio’s, in bepaalde zorggebieden of in bepaalde kringen vaker dan gemiddeld voorkomt. In antwoord op vragen 5 en 6 is evenwel aangegeven dat door de FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties worden verstrekt aan diverse (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten, die deze informatie op verschillende terreinen gebruiken, ook op het terrein van de aanpak van zorgfraude. Gelet op het voorgaande is er op dit moment geen aanleiding voor een dergelijk onderzoek. De FIU-Nederland heeft verder aangegeven dat zij in 2019 nadrukkelijk verder zal investeren op het fenomeen zorgfraude. Dit wordt door het kabinet van harte ondersteund.
Is het correct dat tot op dit moment nog geen enkele melding over verdachte transacties als hier aan de orde is gedaan bij het Openbaar Ministerie? Wat betekent dat voor het met bedoelde transacties gepaard gaande geld?
In antwoord op vragen 2 en 5 is vermeld dat de FIU-Nederland nog geen concrete uitspraken kan doen over het aantal verdachte transacties dat te relateren is aan zorgfraude over 2018. Dat betekent niet dat er geen enkele melding van door de FIU-Nederland verdacht verklaarde transacties in 2018 is verstrekt aan de diverse (bijzondere) opsporingsdiensten en inlichtingen- en veiligheidsdiensten ten aanzien van het onderwerp zorgfraude.
Tbs voor verkrachters |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Herinnert u zich de nog niet beantwoorde vragen van het lid Kuiken naar aanleiding van het bericht «Hoog tijd voor de «Anne Faber-norm»: bij verkrachting naast straf ook altijd tbs»?1
Ja.
Bent u, in het geval u de antwoorden op de eerder gestelde Kamervragen nu nog niet kunt geven, bereid om te laten onderzoeken of het mogelijk en wenselijk is om vast te leggen dat bij de ernstigste vormen van verkrachting uitgegaan zou moeten worden van een psychiatrische ziekte of stoornis en dat op grond daarvan een rechter tbs moet kunnen opleggen, waarbij de verdachte in de gelegenheid kan worden gesteld aan te tonen dat geen sprake is van een psychiatrische ziekte of stoornis? Zo ja, kunt u de Kamer over de uitkomst van dat onderzoek voor het einde van dit kalenderjaar op de hoogte stellen? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik u naar het antwoord op vraag 3 en 4 van de Kamervragen ingezonden op 28 mei 2019.
Het bericht dat stelende asielzoekers in Ter Apel de gedupeerde ondernemers uit eigen zak gaan compenseren |
|
Sietse Fritsma (PVV), Geert Wilders (PVV), Emiel van Dijk (PVV) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met bovenstaand bericht?1
Ja.
Vindt u het acceptabel dat stelende asielzoekers (of ze nu uit veilige landen komen of niet) hier met Nederlands belastinggeld in de watten worden gelegd?
Nee. Overlastgevend en/of crimineel gedrag van asielzoekers wordt niet getolereerd. Er is een breed palet aan (bestuursrechtelijke en strafrechtelijke) maatregelen ingezet voor de aanpak van de groep asielzoekers die zich misdraagt. Voor een uiteenzetting van deze maatregelen verwijs ik u naar de brieven die mijn voorganger en ik in dit kader eerder aan uw Kamer hebben gezonden2.
Vindt u het normaal dat in het geval een asielzoeker steelt een boete wordt ingehouden van «zijn» leefgeld in plaats van hem het land uit te mieteren?
Ja. Ten aanzien van personen die in aanmerking komen voor een asielvergunning in Nederland geldt dat daarmee is vastgesteld dat zij zelf bescherming van de Nederlandse overheid nodig hebben. Het is duidelijk dat de vreemdelingrechtelijke maatregelen die worden genomen omdat de vreemdeling een strafbaar feit heeft gepleegd, in verhouding moeten staan tot het risico dat de vreemdeling loopt bij terugkeer. Daarom is in de Europese regelgeving opgenomen wanneer een asielvergunning kan worden ingetrokken. Als betrokkene moet worden aangemerkt als verdragsvluchteling, moet er sprake zijn van een «bijzonder ernstig misdrijf» alvorens de vergunning kan worden geweigerd of ingetrokken. Hiervan is in het huidige beleid sprake als de rechter een onvoorwaardelijke en onherroepelijke gevangenisstraf van 10 maanden heeft opgelegd. Als de vreemdeling in aanmerking komt voor subsidiaire bescherming, moet sprake zijn van een «ernstig misdrijf».Hiervoor is in ons beleid een grens gesteld van zes maanden gevangenisstraf. Het vorige kabinet heeft het beleid op dit punt tweemaal aangescherpt. Uw Kamer is daarover geïnformeerd bij brieven van 25 november 20153en 25 mei 20164.
Deelt u de mening dat dit leefgeld niet van de asielzoeker is, maar van de Nederlandse belastingbetaler en dat ons belastinggeld nu dus misbruikt wordt om de boetes van deze parasiterende criminelen te betalen?
Een asielzoeker die een overtreding/misdrijf begaat, moet worden aangepakt en is zelf verantwoordelijk is voor het betalen van de door hem aangerichte schade. Om die reden wordt er een pilot gestart in Ter Apel, die als doel heeft dat een asielzoeker die een winkeldiefstal heeft gepleegd de indirecte financiële schade voor de winkelier die gepaard ging met de diefstal vaker zelf betaalt. Met deze pilot wordt getracht de verhaalkans van deze schade te verhogen door kortere lijnen tussen de Service Organisatie Directe Aansprakelijkstelling (SODA) en het COA, zodat de SODA sneller een vorderingen kan uitzetten bij de daders. Uitgangspunt daarbij is dat de asielzoeker de vordering uit eigen financiële middelen betaalt. Een asielzoeker heeft, afhankelijk van de fase van zijn asielprocedure en financiële situatie, recht op leefgeld. Indien de dader geen andere middelen heeft, moet het slachtoffer daarvan niet de dupe worden. Ik sta dan ook achter het idee dat de dader het wekelijks door COA verstrekte leefgeld kan aanwenden om de SODA vordering te betalen.
Worden deze boetes, die u stelt te gaan inhouden, direct aan de ondernemer overgemaakt ter compensatie? Betekent dit dat er geen boetes in de strafrechtelijke zin worden uitgeschreven die normaliter aan het Centraal Justitieel Incassobureau zouden moeten worden betaald?
Criminele gedragingen, zoals winkeldiefstal, worden primair aangepakt via het strafrecht. De strafrechtelijke vervolging met daaraan eventueel verbonden executie van de opgelegde straf staat los van de SODA regeling. De financiële compensatie die wordt gevorderd door de SODA betreft indirecte civielrechtelijke schade. Het Centraal Justitieel Incassobureau kan (vervolgens) bij de dader dus nog steeds een door het OM of rechter opgelegde geldboete innen.
Betekent deze inhouding van het leefgeld de facto een vrijstelling van strafrechtelijke vervolging?
Zie antwoord vraag 5.
Wat vindt u van de uitspraken van sjapjanus en «ketenmarinier» Henk Wolthof dat 99% van de asielzoekers echte asielzoekers zijn en dat het dus maar een kleine groep is die het voor de rest verpest?2 Onderschrijft u deze cijfers?
Laat ik voorop stellen ik een dergelijke bejegening van de ketenmarinier door leden van uw Kamer volstrekt ongepast vind.
Het percentage asielzoekers dat overlast veroorzaakt, hangt af van de definitie die wordt gehanteerd. Overlast is een subjectief begrip, wat kwantificatie lastig maakt. Het genoemde percentage is overdrachtelijk bedoeld. De ketenmarinier heeft aangegeven dat het aantal overlastgevende asielzoekers in context moet worden gezien van het totaal aantal asielzoekers in Nederland en dat de groep overlastgevende asielzoekers niets te zoeken heeft in Nederland.
De zaken van overlastgevende asielzoekers worden al langere tijd door de IND met voorrang behandeld en de DT&V inzet is gericht op een zo spoedig mogelijk vertrek uit Nederland van overlastgevende vreemdelingen die niet in Nederland mogen blijven.
Deelt u de mening en onderschrijft u de feiten dat het hier echter om een grote groep overlastgevers gaat die hier de boel voor de Nederlandse bevolking verpest en zo snel mogelijk retour afzender dient te worden gestuurd? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 7.
Kunt u ons een overzicht verschaffen van alle diefstallen, bedreigingen, vernielingen, aanrandingen, verkrachtingen, pogingen tot moord en kindermisbruik gepleegd door asielzoekers in en rond Ter Apel en alle overige asielzoekerscentra in Nederland? Gelieve niet onder de categorie «overig» plaatsen, maar uitgesplitst per locatie en overtreding/strafbaar feit.
Zoals in mijn brief van 1 juli 20196 geduid, ben ik van mening dat openheid en transparantie essentieel zijn voor het maatschappelijk draagvlak voor het asielbeleid. Mede daarom vind ik het van belang dat incidenten rond asielzoekers zo duidelijk mogelijk in beeld worden gebracht en dat uw Kamer daarover adequaat wordt geïnformeerd. De landelijke cijfers zijn bekendgemaakt in de RVK 2018. Zoals aangegeven in de brief van 14 mei 20197 is ervoor gekozen om de politie- en OM-cijfers in de RVK 2018 niet te beperken tot registraties op- en rond COA-locaties, maar om een landelijk overzicht te geven. De achterliggende reden is om een beter en actueler beeld te schetsen met betrekking tot de omvang en reikwijdte van incidenten waarbij asielzoekers in beeld zijn gekomen. Bij de brief van 16 mei 20198 is een overzicht verschaft van alle geregistreerde incidenten die onder de noemer «overig» zijn opgenomen in de RVK 2018. Ik beraad mij op de wijze waarop een volgend incidentoverzicht zal worden vormgegeven.
Kunt u deze vragen voor uw werkbezoek aan ter Apel op maandag 26 augustus 2019 beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Op 26 augustus 2019 hebben een aantal leden van uw Kamer een werkbezoek aan Ter Apel afgelegd. Hier was ik niet bij aanwezig. Wel heb ik op 10 juli 2019 een werkbezoek aan Ter Apel afgelegd.
De situatie op en rond de Middellandse Zee |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ankie Broekers-Knol (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «Libya: Europe-bound migrants sent to bombed detention centre»?1
Ja.
Klopt het dat migranten die door de Libische kustwacht zijn opgepikt op de Middellandse Zee naar het Libische detentiecentrum zijn gestuurd dat kort geleden is gebombardeerd? Zo ja, deelt u de mening dat dit zeer gevaarlijk is en niet zou mogen gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Dit bericht is inderdaad bevestigd. Samen met Europese en andere internationale partners als UNHCR en IOM, heeft Nederland er bij de Libische autoriteiten op aangedrongen om aan wal gebrachte drenkelingen niet meer naar dit centrum te brengen. Ook is de situatie in Libië ter sprake gekomen tijdens een bijeenkomst georganiseerd door Frankrijk op 22 juli jl. Hierbij zijn autoriteiten van Libië opgeroepen te stoppen met automatische detentie van vluchtelingen en migranten. Nederland heeft deze oproep ondersteund.
Het Ministerie van Binnenlandse zaken van de door de VN gesteunde regering van het Nationale Akkoord (GNA), heeft op 1 augustus jl. besloten drie detentiecentra te sluiten, waaronder het centrum in Tajoura. Het kabinet volgt de implementatie van dit besluit nauwlettend.
Bent u van plan dit in Europees verband aan te kaarten en zich ervoor in te spannen dat dit niet nogmaals zal gebeuren? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Welke veilige alternatieven ziet u om deze migranten naartoe te brengen?
In Libië is mede dankzij druk van de internationale gemeenschap een door UNHCR geleid centrum geopend. Echter, dit centrum heeft momenteel onvoldoende plekken beschikbaar om alle migranten en vluchtelingen die in de detentiecentra zitten op te vangen. Nederland heeft daarom ook de Libische autoriteiten opgeroepen om meer open en veilige centra te creëren. De Libische autoriteiten hebben daarop in verschillende gesprekken aangegeven mee te willen werken aan het opzetten van dergelijke centra met IOM en UNICEF om specifieke kwetsbare groepen op te vangen, waaronder minderjarige migranten. Dit is een initiatief dat het kabinet, samen met EU-partners, ten volle ondersteunt. Daarnaast is het van belang om de vrijwillige terugkeer vanuit Libië met ondersteuning van IOM onverminderd te blijven ondersteunen om migranten een uitvlucht uit het conflictgebied te bieden. Sinds het uitbreken van het geweld in Tripoli in april 2019 zijn meer dan 4.000 migranten met steun van IOM vanuit Libië veilig teruggekeerd naar hun landen van herkomst.
Hoe staat het met de onderhandelingen over het vervolg van operatie Sophia en de mogelijkheid om vanuit operatie Sophia weer schepen te gaan inzetten? Bent u bereid de Kamer direct nader te informeren als er meer duidelijkheid is over het vervolg van operatie Sophia in september dit jaar?
Kortheidshalve verwijs ik u naar het schriftelijke overleg voorafgaand aan de informele JBZ-raad van 18-19 juli jl. dat met uw Kamer is gevoerd, als ook naar de beantwoording van vragen van het lid Groothuizen over dit onderwerp.2 Inmiddels heeft het Politiek en Veiligheidscomité (PVC) van de EU besloten om het mandaat van Sophia voor 6 maanden onveranderd te verlengen.
Bent u bekend met het bericht «Italy passes law to fine people who rescue refugees at sea»?2
Ja.
Welke gevolgen voorziet u nu Italië deze wet heeft aangenomen? Wat voor consequenties heeft dat voor zowel Nederland als de andere EU-lidstaten?
Omdat de nieuwe Italiaanse regering nog maar net is aangetreden, is het nog te vroeg om een inschatting te maken van het effect van de aangenomen wet en de consequenties ervan voor andere EU-lidstaten.
In hoeverre is deze wet in overeenstemming met Europese en internationale regels en normen, zoals het VN-zeerechtverdrag?
In internationale regelgeving waaronder het VN Zeerechtverdrag zijn verplichtingen van staten en kapiteins vastgelegd inzake het redden van personen in nood op zee en het vinden van een veilige plaats voor deze personen.
In algemene zin dient nationale wetgeving in lijn te zijn met deze verplichtingen. Het is aan de Italiaanse rechtspraak om dit te beoordelen.
Hoe verhoudt deze nieuw aangenomen wet zich tot het principe uit het VN-zeerechtverdrag dat er een verplichting is, voor zowel kapiteins van schepen als voor staten, om hulp te bieden aan in nood geraakte schepen?
Zie antwoord vraag 8.
In hoeverre zijn er sancties mogelijk tegen Italië, indien blijkt dat de nieuw aangenomen wet in strijd is met Europese of internationale regels en normen?
Indien een lidstaat van de EU wetgeving aanneemt of een praktijk ontwikkelt die strijdig is met het EU acquis, is het aan de Europese Commissie om dit te constateren en eventueel stappen te zetten.
Bent u bekend met het bericht «Macron: 14 states agree on a migration mecahnism»?3
Wat is de inhoud van het voorstel van de Franse president Macron?
Wie was namens Nederland aanwezig bij de gesprekken waarbij dit voorstel is besproken? Indien u niet aanwezig was, waarom niet?
Wat is het Nederlandse standpunt over het voorstel van president Macron? Wat is het Europese krachtenveld?
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Bij deze.