Anderhalve meter in de audiovisuele sector |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Films maken op afstand niet te doen; erken acteur als contactberoep»?1
Ja, ik ben bekend met het artikel van De Telegraaf.
Erkent u dat het voor acteurs niet altijd mogelijk is om hun werk te doen op anderhalve meter afstand? Hoe kijkt aan tegen werken op anderhalve meter in de audiovisuele sector?
Acteurs en andere professionals in de audiovisuele sector kunnen weer aan het werk. In opdracht van de Nederlandse Content Producenten (NCP) en de Nederlandse Audiovisuele Producenten Alliantie (NAPA) is door een voor de sector aangestelde werkgroep een sectorbreed protocol ontwikkeld. Een tweede versie van het protocol is op 29 mei 2020 gepubliceerd.
Onder strikte voorwaarden is het nu mogelijk dat professionals zonder beschermende kleding op minder dan anderhalve meter afstand tot een collega (of collega’s) kunnen meewerken aan opnames of producties. Naar aanleiding van de persconferentie, d.d. 24 juni 2020, wordt het protocol op dit moment en al dan niet op onderdelen herzien ten behoeve van intieme scènes met intensief fysiek contact.
Bent u ermee bekend dat in Duitsland er strakke protocollen gelden in de filmindustrie en dat daar inmiddels weer wordt gedraaid op de set? Kunt u uitleggen waarom dit in Duitsland wel mogelijk is, maar in Nederland nog niet?
Ik ben er mee bekend dat er op Duitse sets weer wordt gedraaid, net als in Nederland. Hierover heeft de werkgroep mij geïnformeerd. Het Duitse audiovisuele protocol is bij de ontwikkeling van het Nederlandse protocol ook geraadpleegd. Daarnaast treedt de werkgroep bij belangrijke ontwikkelingen in overleg met stakeholders als de Dutch Academy For Film (DAFF), verschillende branche- en beroepsverenigingen, publieke en commerciële omroepen, bedrijven, fondsen en de Taskforce Culturele en Creatieve sector. Ook is er afstemming met de ministeries van OCW en EZK.
Ziet u mogelijkheden om acteurs te laten vallen onder het regime van de contactberoepen, zodat met een checkgesprek, testen en de voorzorgsmaatregelen die in het door de sector geschreven protocol zijn opgenomen (geen contacten met derden behalve huisgenoten gedurende de opnameperiode) toch in bepaalde gevallen binnen anderhalve meter kan worden gewerkt?
Acteurs vallen niet onder het regime van de contactberoepen. De categorie contactberoepen wordt gebruikt voor beroepen waarbij er contact is tussen een professional en een (betalende) klant of klanten. De term wordt niet gebruikt voor contact tussen professionals onderling. Ook dit heeft de werkgroep doorgevoerd in het meest recente protocol
Erkent u dat maatwerk nodig is om de culturele sector met anderhalve meter weer op te starten? Ziet u mogelijkheden om ruimte te bieden aan experimenten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord op de vragen 2 en 6.
Bent u het ermee eens dat er nieuwe verdienmodellen moeten worden ontwikkeld om de openstelling van culturele instellingen rendabel te maken? Zo ja, bent u bereid middelen beschikbaar te stellen zodat financiële ruimte wordt geboden om deze nieuwe verdienmodellen te ontwikkelen zoals voorgesteld in «red de cultuur»? Zo nee, kunt u een toelichting geven?2
Ik ben het met u eens dat het belangrijk is om nieuwe verdienmodellen te onderzoeken. In dat kader informeer ik u graag over een tweetal zaken.
Samen met de ministers van EZK, VWS en J&V heb ik goed overleg met de evenementenbranche, die zich heeft verenigd in de Alliantie van Evenementenbouwers. De alliantie zal, onder meer met behulp van een bijdrage van verschillende ministeries, zo ook mijn eigen ministerie, via het Topsector Creatieve Industrie werken aan een Fieldlab-aanpak. De aanpak heeft tot doel wetenschappelijke kennis te combineren met innovaties uit de sector om inzichtelijk te maken hoe de gezondheidsrisico’s kunnen worden beperkt en de druk op openbare ruimte en openbaar vervoer wordt voorkomen. De sector zal zelf enkele testlocaties selecteren en daarmee voor de volle breedte van de eventindustrie voor binnen- en buitenevents belangrijke vraagstukken in relatie tot veilige openstelling gaan testen. Naast het gecontroleerd doen van pilots, zal er ook worden gekeken naar het gebruik van nieuwe technologieën en digitale verdienmodellen.
Ik heb de Raad voor Cultuur om advies gevraagd over hoe de sector meer wendbaar en weerbaar gaat worden. Dit advies zal gaan over de gehele sector: van gesubsidieerd tot ongesubsidieerd en van maker tot instellingen. Het advies zal tot stand komen in een iteratief en open proces waarbij ook gebruik zal worden gemaakt van een programma. Zo kan de sector meteen al delen in de kennis die wordt opgedaan.
Overigens zie ik dat de sector ten tijde van deze moeilijke periode al veel initiatieven heeft ontwikkeld: van online rondleidingen door tentoonstellingen tot digitale edities van festivals en van muzieklessen tot debatten. Ik draag dergelijke initiatieven een warm hart toe en ben blij met de ondersteunende rol die DEN als kennisinstituut voor digitalisering in de cultuursector hierbij vervult.
Maximale ‘veilige’ geluidsniveaus bij concerten die alleen met oordoppen veilig blijken te zijn. |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Nieuwsuur waaruit blijkt dat het maximale geluidsniveau van 103 decibel bij concerten en festivals in Nederland alleen veilig is wanneer er ook oordoppen gedragen worden?1
Ja.
Kunt u aangeven welk percentage van de bezoekers van muziekconcerten oordoppen draagt? Acht u dit voldoende?
Uit onderzoek van VeiligheidNL in 2018 blijkt dat iets minder dan de helft van de bezoekers van muziekevenementen oordoppen heeft gedragen.
Nee, ik vind dit niet voldoende en deel de zorgen over de toename van gehoorschade. Het is van groot belang dat we zuinig zijn op ons gehoor en de bescherming daarvan de nodige aandacht geven. Ik zal daarom de I Love My Ears campagne en de uitvoering van het Convenant Preventie Gehoorschade blijven faciliteren.
Waarom wordt in de voorlichtingscampagne over gehoorbescherming «I love my ears» niet gecommuniceerd dat gebruik van oordoppen altijd nodig is als het maximale geluidsniveau op concerten en festivals wordt gehaald?
De campagne I Love My Ears is actief op plaatsen waar zonder gehoorbescherming niet veilig naar muziek geluisterd kan worden. I Love My Ears wil mensen op een positieve manier bewust maken en stimuleren tot het nemen van gehoorbeschermende maatregelen, zoals het dragen van oordoppen met muziekfilter, afstand nemen tot de luidsprekers en het nemen van zogenaamde oorpauzes.
De 103 dB norm is afkomstig uit het Convenant Preventie Gehoorschade Versterkte Muziek. Deze norm legt voor aanbieders van versterkte muziek het hoogst gemiddelde acceptabele geluidsniveau vast. Het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport was sinds de eerste het begin van de I Love My Ears campagne in 2014 op de hoogte met het gegeven dat een geluidsniveau 103 dB alleen veilig is met gebruik van oordoppen. Er is bewust gekozen om niet over maximumnormen te communiceren omdat uit gedragsdeterminantenonderzoek bij uitgaanders blijkt dat vooral de sociale norm van invloed is en niet zozeer risicoperceptie of kennis.
I Love My Ears communiceert al bij veel lagere geluidsniveaus over mogelijke gehoorschade als zonder gehoorbescherming wordt geluisterd naar harde muziek.
Sinds wanneer is bij het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport bekend dat de maximumnorm van 103 decibel alleen veilig is met gebruik van oordoppen? Waarom is vanaf dat moment niet direct de voorlichtingscampagne hierop aangepast?
Zie antwoord vraag 3.
Wat vindt u van de opvatting van de Vereniging van Evenementenmakers (VVEM), dat het de eigen verantwoordelijkheid van het publiek is om te kiezen om wel of niet oordoppen te dragen, ook nu blijkt dat het publiek over de noodzaak hiertoe niet goed wordt geïnformeerd? Hoe kijkt u hier tegenaan als het om jongeren gaat?
Ik ben het niet eens met de stelling dat het publiek niet goed wordt geïnformeerd over de noodzaak om oordoppen te dragen. I Love My Ears is gericht op plaatsen waar zonder gehoorbescherming niet veilig naar muziek kan worden geluisterd. Daarnaast informeren de convenantpartners hun bezoekers vanaf een gemiddeld geluidsniveau van 92,5 dB(A) over het belang van het dragen van oordoppen en stellen deze ook op een laagdrempelige wijze en op een gemakkelijk vindbare plek beschikbaar.
Ik ben het eens met de opvatting van de VVEM. Ik vind het verantwoord om de bezoeker vrij te laten in zijn of haar keus om oordoppen te dragen omdat er sprake is van goede informatievoorziening en een reëel handelingsperspectief.
Voor jongeren hebben de convenantpartners aparte geluidsniveaus afgesproken. Bij evenementen voor kinderen en jongeren tot de leeftijd van 18 jaar stimuleren zij al vanaf een gemiddeld geluidsniveau van 88 dB(A) het dragen van oordoppen. Ook zorgen zij ervoor dat hun leden aangepaste geluidsniveaus hanteren, te weten: een hoogst-equivalent gemiddeld geluidsniveau van 91 dB(A) voor kinderen tot en met 13 jaar; 96 dB(A) voor kinderen/jongeren van 14 en 15 jaar en 100 dB(A) voor kinderen/jongeren van 16 en 17 jaar.
Klopt het dat er – ondanks afspraken hierover in het convenant – nooit een onafhankelijke partij is gekomen waar de resultaten van de gemeten geluidsniveaus aan geleverd moeten worden? Klopt het dat het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de keuze heeft gemaakt om de Stichting Kwaliteit Evenementen Nederland (SKEN) hiervoor aan te wijzen? Zo ja, waarom is die keuze gemaakt?
In het convenant is een derde onafhankelijke partij opgenomen voor het delen van geluidsmetingen om te borgen dat de metingen onafhankelijk en objectief gebeuren en onderling vergelijkbaar zijn.
De Stichting Kwaliteit Evenementen Nederland (SKEN) vervult die rol en rapporteert periodiek aan de convenantpartners. SKEN maakt daarbij gebruik van het in opdracht van VWS ontwikkelde systeem Soundsken. SKEN is een betrokken en deskundige partij die door alle convenantpartners acceptabel wordt geacht. Ik heb geen reden de betrouwbaarheid van hun rapportages in twijfel te trekken. VeiligheidNL verzorgt als neutrale partij de rapportage over de voortgang van het convenant.
Hoeveel overschrijdingen van de geluidsnorm zijn afgelopen jaren geconstateerd? Welke acties zijn richting de verantwoordelijken genomen? Is hiermee herhaling voorkomen?
Het convenant is in december 2018 van start gegaan. Het aantal overschrijdingen in 2019 is nog niet definitief vastgesteld. De rapportage over 2019 komt in april 2020.
Uit metingen in 2018, dit zijn metingen door de leden van de Vereniging Nederlandse Poppodia en Festivals (VNPF) en Vereniging van Evenementenmakers (VVEM), bleek dat er bij 10,8% van de gemeten muziekevenementen overtredingen zijn geweest; de totale tijd waarbij de geluidsnorm is overschreden bedroeg 1,5%. Voor 2017 waren er bij 7% van de gemeten muziekevenementen overtredingen gedurende 0,7% van de gemeten tijd. Daarbij past de kanttekening dat het aantal muziekactiviteiten met metingen en het aantal uren geregistreerde waarnemingen in 2018 zeer fors is toegenomen ten opzichte van 2017.
De cijfers zijn bedoeld om de convenantpartners feedback te geven over de resultaten van hun inspanningen en te laten zien waar zij staan in hun streven naar de veiligheid voor het gehoor van de bij hen aangesloten locaties. De convenantspartijen streven naar het nakomen van de afspraken. De ervaring leert overigens dat het niet te verwachten is dat er de komende jaren geen overschrijdingen van de norm meer zullen zijn.
Klopt het dat gehoorschade al bij een kort moment van geluid boven het maximum aantal decibel voor gehoorschade kan zorgen?
Dat is mogelijk. Gehoorschade kan ook al ontstaan bij lagere geluidniveaus. De precieze invloed van de voor gehoorschade relevante factoren is nog niet goed bekend. Zo zijn er grote individuele verschillen in gevoeligheid van het gehoor. De lange tijd tussen blootstelling en het optreden van gehoorverlies maakt causaliteit lastig vast te stellen. Wat het ook lastig maakt is dat de schade aan het gehoor een gestapeld effect is van blootstelling aan diverse andersoortige bronnen zoals bijvoorbeeld: concerten, koptelefoons, sportscholen, omgevingsgeluiden, vuurwerk, etc.
Wanneer wordt de evaluatie van de uitvoering van het convenant door VeiligheidNL uitgevoerd en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
VeiligheidNL is op dit moment bezig met het opstellen van de voortgangsrapportage over 2019. Deze rapportage zal ik in april aan de Kamer sturen.
Op welke wijze is de motie van de leden Kuik en Dik-Faber over wetgeving inzake maximumgeluidsnormen uitgevoerd?2
Na een voorverkenning is besloten het benodigde onderzoek voor uitvoering van de motie te laten verrichten door een externe partij. Het onderzoek richt op zich een analyse van relevante buitenlandse wetgeving en beantwoording van de vraag hoe wetgeving op het gebied van maximumgeluidsnormen, alsmede het toezicht op de naleving ervan, er in Nederland uit zou kunnen zien.
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de mogelijkheden om maximumgeluidsnormen en het toezicht op de naleving hiervan in wetgeving op te nemen?
De Kamer zal hierover eind dit jaar worden geïnformeerd.
Kunt u aangeven op welke wijze uitvoering is gegeven aan de overgenomen motie Kuik Dik-Faber, waarin de regering werd verzocht in kaart te brengen welke sectoren niet zijn aangehaakt bij het Convenant Preventie Gehoorschade en waarin de regering tevens verzocht werd zich er actief voor in te zetten dat deze sectoren hun verantwoordelijkheid nemen door zich bij het convenant aan te sluiten? Welke sectoren zijn geïdentificeerd die nog niet aangehaakt waren? Welke acties heeft u ondernomen om die sectoren wel aan te laten sluiten bij het convenant?3
VeiligheidNL heeft ten behoeve van de uitvoering van deze motie een stakeholdersanalyse gemaakt van relevante partijen of sectoren die (nog) niet zijn aangesloten bij het convenant. Een selectie hieruit zal dit jaar worden benaderd. Het gaat dan om partijen als uitgaansgelegenheden, gemeenten, artiestenbureaus, pop- en rockacademies en dj-scholen. De stakeholderanalyse zal ik in april aan de Kamer zenden, tegelijk met de voortgangsrapportage over 2019.
Al gesproken is met de Vereniging van Schouwburg- en Concert Directies (VSCD). Deze partij is mogelijk geïnteresseerd om toe te treden tot het convenant, maar heeft nog geen beslissing genomen. Daarnaast is gesproken met Koninklijke Horeca Nederland (KHN). KHN doet al veel tegen gehoorschade en lijkt zich niet op korte termijn aan te willen sluiten. Wellicht ligt dit anders voor afzonderlijke regio’s. De mogelijkheden daartoe zullen dit jaar worden verkend.
De bescherming van Nederlands cultureel erfgoed |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het advies «Van terughoudend naar betrokken» van de Raad voor Cultuur?1
Ja.
Wat vindt u van de conclusie dat de bescherming van belangwekkende cultuurgoederen en verzamelingen in Nederland tekort schiet? Bent u van plan maatregelen te treffen om de Collectie Nederland beter te beschermen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Het beschermen van cultureel erfgoed, ook het erfgoed dat in handen is van particulieren, is zeer belangrijk. Het is noodzakelijk dat wat we voor Nederland bewaren met de tijd meegaat. Het beleid was hierin naar mijn optiek te terughoudend. Om te beoordelen of de bescherming van belangwekkende cultuurgoederen en verzamelingen in de wet goed geborgd is en welke instrumenten de wet hiervoor biedt, is aan de commissie-Pechtold gevraagd hier naar te kijken. De commissie heeft een gedegen beeld geschetst van de mogelijkheden om de bescherming van cultureel erfgoed in particulier bezit te versterken. Het advies laat zien dat de huidige wet- en regelgeving veel handvatten biedt, maar dat een andere invulling van beleid nodig is. In mijn beleidsreactie op dit rapport, heb ik uiteen gezet welke actie ik ga ondernemen voor een betere bescherming.
Had de verkoop van de Rubens-tekeningen aan het buitenland, gezien de conclusies van de commissie, mogelijk kunnen worden voorkomen? Welke maatregelen gaat u nemen om een verkoop zoals die van de Rubens-tekeningen in de toekomst te voorkomen?
We kunnen niet met terugwerkende kracht zeggen wat er was gebeurd met de Rubens-tekening als het advies van de commissiePechtold al zou zijn geïmplementeerd. Zoals al geantwoord op vraag 2, staat in mijn reactie op dit advies hoe ik mij zal inzetten voor de bescherming van cultuurgoederen voor Nederland in de toekomst.
Hoe leest u het oordeel van de commissie dat een scherpe, actuele visie op de Collectie Nederland ontbreekt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Ik vond het beleid ten aanzien van de Collectie Nederland te terughoudend. Ik zag dat er aanleiding was om het beleid en het instrumentarium tegen het licht te houden. Ik heb daarom de commissie-Pechtold gevraagd om hierover te adviseren. Zoals ik in mijn beleidsreactie heb aangegeven, zie ik dat het advies veel aanknopingspunten biedt om te komen tot een nieuwe visie op de Collectie Nederland.
Bent u het eens met het oordeel van de commissie dat er wordt gehandeld vanuit de gedachte dat de Collectie Nederland «af» zou zijn? Erkent u dat er sprake is van terughoudendheid bij de overheid in verdere vorming van zowel het publieke als het particuliere deel van de Collectie Nederland? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik in mijn beleidsreactie aangeef, deel ik het beeld dat de Collectie Nederland dynamisch van aard is, en dit geldt evenzeer voor het beleid daaromtrent. Daarom vond ik het nodig te komen tot een herziening van het beleid van mijn voorgangers.
Wat vindt u van het oordeel van de commissie dat de vorming van de Collectie Nederland berust op «puur toeval»? Bent u het eens dat een overkoepelende visie ten opzichte van de samenstelling van de Collectie Nederland ontbreekt? Zo ja, wat gaat u doen om dit te veranderen? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals ik aangeef in mijn reactie op het advies, zie ik dat er aanleiding is om de visie, het beleid en de uitvoering ten aanzien van de Collectie Nederland te herzien.
Wat vindt u van de constatering van de commissie dat er in het register belangwekkende cultuurgoederen en verzamelingen ontbreken of juist onnodig in het register staan vermeld? Bent u het met de commissie eens dat er geen sprake is van een verantwoorde samenstelling van het register? Zo ja, wat gaat u hieraan doen? Zo nee, kunt u uw antwoord toelichten?
Ik constateer dat de inhoud van het register het resultaat is van het gevoerde beleid uit het verleden. Ik merk op dat in dit beleid niet alleen het belang van cultuurgoederen daarbij een rol speelde, maar vooral ook de urgente bedreiging ervan in het licht van de Collectie Nederland. Dit verklaart bijvoorbeeld dat er diverse bijzonder kerkelijk erfgoed op de lijst staat als gevolg van de acute sluiting van kerken. Dit verklaart ook dat er geen werken van Mondriaan en Van Gogh op de lijst staan omdat die (gelukkig) ruimschoots onbedreigd deel uit maken van de collecties in onze publieke musea. Ik heb in mijn beleidsreactie aangegeven hoe ik hier in de toekomst mee om zal gaan.
Bent u het eens met de conclusie van de commissie dat de wettelijke bescherming van cultuurgoederen op papier goed geregeld is, maar in de uitvoering onvoldoende is en weinig transparant? Kunt u uw antwoord toelichten?
In mijn beleidsreactie op het advies heb ik aangegeven hoe ik in de toekomst de uitvoering wil inrichten en welke acties ik hiertoe ga ondernemen.
Zult u opvolging geven aan de oproep van de commissie om actiever gebruik te maken van uw bevoegdheid om belangwekkende cultuurgoederen aan te wijzen als «beschermd»? Kunt u uw antwoord toelichten?
In mijn beleidsreactie heb ik omschreven hoe ik omga met mijn bevoegdheden om cultuurgoederen in de toekomst voor de collectie Nederland te behouden.
Bent u van plan om een onafhankelijke, vaste deskundigencommissie in te stellen die als taak krijgt het cultuurgoed in Nederland te inventariseren en actualiseren zoals de commissie adviseert?
Ja.
Het dreigende faillissement van Utrechts Centrum voor de Kunsten en gevolgen voor diens medewerkers |
|
Lodewijk Asscher (PvdA), Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Bent u ermee bekend dat medewerkers van het Utrechts Centrum voor de Kunsten (UCK) de gemeente Utrecht voor de rechter dagen omdat de gemeente volgens hen ten onrechte aanstuurt op een faillissement van de organisatie?1
Ja het is ons, Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, bekend dat het Utrechts Centrum voor de Kunsten (UCK) heeft aangekondigd dat zij en haar medewerkers voornemens zijn enkele gerechtelijke procedures tegen de gemeente te starten.
Bent u bekend met het lot van de 200 medewerkers van het UCK, waarvan 60 in vaste dienst? Hoe vindt u het dat het college de subsidie in zulk kort tijdsbestek beëindigt, dat het personeel zonder transitievergoeding op straat komt te staan?
De gemeente Utrecht heeft de bevoegdheid subsidies te beëindigen. Het is niet aan ons als Ministers van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te oordelen over praktijksituaties als deze. Wij zijn ons er van bewust dat een reorganisatieontslag of onverhoopt een ontslag wegens faillissement zonder transitievergoeding een grote impact op de betrokken werknemers zal hebben. Wij onderschrijven dat de belangen van de werknemers in dergelijke situaties niet uit het oog verloren mogen worden. Het is echter de taak van de werkgever en in geval van faillissement van de curator om daarop toe te zien.
Hoe vindt u het dat de medewerkers van het UCK van de gemeente het perspectief krijgen om als zzp'er in een schijnzelfstandigheid door te gaan vanaf 1 september 2019? Bent u het eens dat het onwenselijk is dat gedupeerde medewerkers op deze manier in een ondernemersrol worden gedwongen met een zeer onzeker toekomstperspectief terwijl zij in een klap al hun opgebouwde rechten kwijt zijn? Hoe kwalificeert u deze zzp-constructie? Bent u bereid de Belastingdienst deze constructie te laten onderzoeken of er sprake is van «kwaadwillendheid»?
Het kabinet vindt schijnzelfstandigheid onwenselijk. Daarbij wordt opgemerkt dat het aan de rechter is om zich over de kwalificatie van een specifieke arbeidsrelatie uit te laten. In algemene zin wordt in dat kader opgemerkt dat als een werknemer zijn werkzaamheden na een eventueel ontslag onveranderd voortzet als zzp’er en er ten aanzien van de uitvoering van het werk in de betreffende organisatie geen enkel verschil is tussen werknemers en zzp’ers, er mogelijk sprake is van schijnzelfstandigheid. Dat is onwenselijk en dient te worden voorkomen en bestreden. Dat laat onverlet dat werknemers die hun baan verliezen en nadien als zelfstandige aan het werk gaan niet per definitie als schijnzelfstandige kunnen worden gekwalificeerd. Zij zijn geen werknemer meer als er bijvoorbeeld geen sprake (meer) is van een gezagsrelatie of als er geen verplichting (meer) is om het werk persoonlijk te verrichten. Afhankelijk van de feitelijke situatie kan de arbeidsrelatie gekwalificeerd worden. Indien er bij partijen twijfel is over deze kwalificatievraag dan kunnen zij hun zaak voorleggen aan de rechter die in de beoordeling alle feiten en omstandigheden zal meenemen. Gegeven het voorgaande is het niet opportuun de Belastingdienst in te schakelen om eventuele kwaadwillendheid te laten onderzoeken. Los daarvan geldt het volgende. De Belastingdienst bepaalt aan de hand van risicoselectie op welke bedrijven hij zijn toezicht en handhaving richt. Deze risicoselectie wordt onder meer gevoed door signalen uit de praktijk. De Belastingdienst doet over onderzoeken bij individuele belastingplichtigen geen mededelingen op grond van zijn geheimhoudingsplicht (art. 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen).
Hoe oordeelt u over de aanname van het UCK en haar medewerkers dat er sprake is van een «vooropgezet faillisement», waarbij de gemeente bewust aanstuurt op een faillissement van het UCK en gelijktijdig nieuw beleid heeft ontwikkeld, waarin vrijwel hetzelfde wordt gevraagd (in hetzelfde pand) als waar het UCK nu in voorziet en dus overzetting van de activiteiten in een uitgeklede vorm faciliteert te koste van medewerkers en het UWV?
Zoals aangegeven bij vraag 2 heeft de gemeente de bevoegdheid haar beleid te wijzigen en subsidies te beëindigen. Het is het niet aan ons om te oordelen of er in deze specifieke situatie als gevolg van deze subsidie beëindiging sprake is van bewust aansturen en van een «vooropgezet faillissement». Deze taak is voorbehouden aan de curator. Indien daarom gevraagd kan de rechter daarover oordelen.
Vindt u dat u een rol heeft om de gemeente hierop aan te spreken, of is dit een zaak voor de Inspectie SZW of de Belastingdienst?
De gemeente Utrecht heeft een eigen bevoegdheid te besluiten tot financieringswijziging. Voor zover het UCK van mening is dat de gemeente jegens het UCK een constructie toepast die in strijd is met de wet, dan kan zij ervoor kiezen dat aan de rechter voor te leggen. Het is vervolgens aan de rechter daarover te oordelen.
In algemene zin merk ik op dat bij een reorganisatieontslag de werkgever, na verkregen toestemming van het UWV, de arbeidsovereenkomst kan opzeggen. In dat geval heeft de werknemer recht op een transitievergoeding. In geval van een onverhoopt faillissement kan de curator het dienstverband opzeggen zonder dat de werknemer recht heeft op een transitievergoeding. Als de werknemer wel recht heeft op een transitievergoeding bestaat die aanspraak jegens de werkgever. Deze aanspraak heeft de werknemer niet ten opzichte van een derde bij de onderneming van de werkgever betrokken partij. In deze situatie is er geen sprake van een werkgever- werknemer relatie tussen de gemeente en betrokken werknemers van het UCK, derhalve heeft de gemeente geen wettelijke verplichting om wegens beëindiging van het dienstverband aan de betrokken werknemers een transitievergoeding te betalen. Het is niet aan ons om vast te stellen of de gemeente op andere gronden een verantwoordelijkheid heeft de betrokken werknemers te compenseren voor eventueel ontslag zonder transitievergoeding.
Het is in zijn algemeenheid niet aan de Belastingdienst om een partij aan te spreken op hetgeen u in vraag 4 stelt. De taak van de Belastingdienst is om op basis van relevante belastingwet- en regelgeving toezicht te houden. Hierbij geldt dat de Belastingdienst geen mededelingen doet over individuele belastingplichtigen op grond van zijn geheimhoudingsplicht.
Vindt u dat een dergelijke constructie past bij de voorbeeldfunctie van de overheid nu de afgelopen jaren het bedrijfsleven door rechters en de overheid op de vingers wordt getikt als het dergelijke constructies toepast? Zo nee, bent u bereid om maatregelen te nemen? Zo ja, welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u het ermee eens dat de gemeente – zeker gelet het feit dat ze aanstuurt op een grootschalige stelselwijziging binnen de gemeente waar ze haar eigen opgerichte stichting failliet laat gaan – dan ook haar verantwoordelijkheid moet nemen en medewerkers van een compensatie moet voorzien voor de wettelijke ontslagvergoeding? Zo ja, bent u bereid om hierover in gesprek te gaan met de gemeente Utrecht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Vindt u het dat de gemeente Utrecht hiermee ingaat tegen de principes van de «Fair practice code»? Zo ja, bent u bereid om hierover met de gemeente Utrecht in gesprek te gaan? Zo nee, waarom niet?
Het is voor ons niet te beoordelen in hoeverre de principes van de Fair Practice Code zijn toegepast door de gemeente Utrecht of door het UCK. De Minister van OCW zal wel afspraken maken met gemeenten en provincies over eerlijke beloning in de culturele sector, zoals aangekondigd in de uitgangspuntenbrief Cultuurbeleid 2021–2024.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg Uitgangspuntennotitie Cultuurbeleid 2021–2024 op 27 juni 2019?
Ja.
De eerlijke betaling van kunstdocenten |
|
Corinne Ellemeet (GL), Paul Smeulders (GL) |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het artikel «Mooi dat er aandacht is voor de eerlijke betaling van kunstenaars, maar vergeet de kunstleraar niet»?1
Ja, ik ken het artikel.
Is een loopbaan, zoals die van in het artikel genoemde drumdocent, die van een vaste baan naar een ZZP-constructie is gegaan, typerend voor kunst- en cultuurdocenten?
De loopbaanontwikkeling van kunst- en cultuurdocenten kent een grote diversiteit. Er zijn meer voorbeelden bekend van de beschreven loopbaanontwikkeling.
Is het waar dat er inmiddels zo’n 20.000 ZZP’ers in de kunsteducatie zijn en hooguit nog zo’n 1000 in vaste dienst? Wat vindt u van deze ontwikkeling?
Uit navraag bij het CBS blijkt dat er verschillende schattingen bestaan over de aantallen docenten die in de kunsteducatie werkzaam zijn in loondienst en als zelfstandige. In een pilotonderzoek van het CBS uit 2015 kwam een voorlopige en indicatieve schatting van circa 10.500 docenten in loondienst.2 De schatting van 20.000 zzp’ers komt uit vervolgonderzoek, waarbij de doelgroep van het onderzoek bovendien is uitgebreid, waardoor ook het aantal docenten in loondienst hoger werd geschat. Dit onderzoek is vanwege onvoldoende respons echter niet als representatief te beschouwen en is daarom ook niet gepubliceerd. Relevant is ook dat het zeer aannemelijk is dat de schattingen niet unieke personen betreffen; docenten kunnen verschillende dienstverbanden en werkzaamheden als zzp’er combineren.
Op StatLine publiceert het CBS algemene cijfers over het aantal zelfstandigen en hun inkomens en vermogens in bijvoorbeeld de bedrijfstakken Cultureel onderwijs, Podiumkunst en Scheppende kunst (SBI’s 8552, 9001 en 9003). Veel docenten kunsteducatie zullen in die bedrijfstakken actief zijn.3
Uit cijfers die Cultuurconnectie, de brancheorganisatie voor cultuureducatie, amateurkunst en volksuniversiteitswerk, heeft van het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) blijkt dat 148 bij het PFZW aangesloten organisaties die «kunstzinnige vorming» bieden in totaal 2.658 werknemers hebben met een gemiddelde parttimefactor van 48,9 procent.
Ik heb op zichzelf geen oordeel over (de verhouding tussen) het aantal zelfstandigen zonder personeel en het aantal vaste contracten in de kunsteducatie. Ik vind het vooral van belang dat zelfstandigen in de culturele en creatieve sector hun beroepspraktijk gezond vorm kunnen geven en dat er door beide partijen op de juiste gronden wordt gekozen voor de opdrachtgever-opdrachtnemer relatie.
Bent u het eens met de Kunstenbond, die spreekt van een uitholling van de arbeidsvoorwaarden? Zo ja, welke mogelijkheden ziet u om dit tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Ik ben me ervan bewust dat werkenden, en met name zelfstandigen, in de culturele sector vaak werken onder ongunstige voorwaarden. Samen met vertegenwoordigers uit de culturele sector hecht ik eraan dat zelfstandigen in de culturele en creatieve sector hun beroep gezond vorm kunnen geven. Daartoe faciliteer ik de sector in de uitvoering van zijn arbeidsmarktagenda, inclusief beheer en promotie van de Fair Practice Code voor de culturele en creatieve sector en het vormgeven van een Platform Arbeidsmarkt Culturele en Creatieve Toekomst, dat wil bijdragen aan normering van minimum contractvoorwaarden en ondernemersrisico’s in de culturele sector.
Daarnaast zijn in het regeerakkoord en in het pensioenakkoord maatregelen aangekondigd die tot doel hebben de positie van kwetsbare zzp’ers aan de onderkant van de arbeidsmarkt te verbeteren. Over de invulling en uitwerking van de in het regeerakkoord aangekondigde maatregelen heeft u inmiddels van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën een brief ontvangen.
Wanneer er twijfel bestaat over de kwalificatie van de arbeidsrelatie dan staat een gang naar de rechter open.
Deelt u de mening dat kunst- en cultuurdocenten zouden moeten beschikken over een arbeidsongeschiktheidsverzekering, een pensioenvoorziening en financiële zekerheid?
De behoefte aan financiële zekerheid geldt niet specifiek voor de culturele en creatieve sector. In het pensioenakkoord is overigens afgesproken dat er een wettelijke verzekeringsplicht komt voor zelfstandigen tegen het arbeidsongeschiktheidsrisico. Het doel van deze verzekeringsplicht is om naast de bestaande werknemersverzekering ook andere werkenden te beschermen tegen de gevolgen van arbeidsongeschiktheid en te borgen dat iedereen zich kan verzekeren. Het staat zelfstandigen daarnaast vrij om zelf aanvullend vorm te geven aan hun sociale zekerheid. De arbeidsmarktagenda van de sector zelf beoogt om de sociale zekerheid van zelfstandigen in deze sector te verhogen. Ik ondersteun de uitvoering van die agenda.
Is bekend hoeveel ZZP’ers in de kunsteducatie een arbeidsongeschiktheidsverzekering hebben en een pensioen opbouwen? Zo ja, hoeveel zijn dit? Zo nee, bent u bereid dit te onderzoeken?
Uit onderzoek van het CBS op basis van gegevens uit de belastingaangifte van zelfstandigen is bekend welk deel van de zzp’ers met werk als zelfstandige als voornaamste inkomensbron premies voor arbeidsongeschiktheid en lijfrente heeft betaald: respectievelijk 18,6 en 9,6 procent van de 905,9 duizend zzp’ers in 2017.4 In het CBS onderzoek is niet berekend hoe dit voor de zzp’ers in de kunsteducatie is. Wel blijkt dat in de bedrijfstak Cultuur, recreatie en overige diensten (SBI R tot en met U) deze aandelen onder het gemiddelde liggen: 7,1 procent van de 99,8 duizend zzp’ers in die sector in 2017 betaalde in 2017 premies voor arbeidsongeschiktheid en 5,2 procent voor lijfrente. Het CBS kan deze cijfers eventueel specificeren voor de zzp’ers in de bedrijfstakken Cultureel onderwijs, Podiumkunst en Scheppende kunst (SBI’s 8552, 9001 en 9003).
Verder is elke branche verantwoordelijk voor het realiseren van zijn eigen kennisbasis ten aanzien van inkomens en beroepspraktijk, afhankelijk van de thema’s en bevragingslast die zij relevant achten.
Deelt u de mening dat een uurloon onder de vijftig euro niet genoeg is als er rekening moet worden gehouden met extra kosten, zoals een verzekering van je muziekinstrumenten, reiskosten, niet-declarabele uren, arbeidsongeschiktheidsverzekering, pensioen, huur van lesruimte, etc?
Belangrijk is in de eerste plaats dat door werken een inkomen verworven kan worden waarmee ten minste kan worden voorzien in de basisbehoeften. Daarom is het kabinet voornemers om een wettelijk generiek minimumtarief in te voeren om zelfstandigen in staat te stellen een inkomen te verwerven waarmee in een bestaansminimum kan worden voorzien. Een nadere uitwerking van deze maatregel vindt u in de brief van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid en de Staatssecretaris van Financiën die op 24 juni jl. naar de Tweede Kamer is verzonden inzake de voortgang uitwerking maatregelen «werken als zelfstandige». Een minimumtarief is niet per se hetzelfde als fair practice of een duurzame beroepspraktijk. Het is aan de sector zelf om vorm te geven aan fair practice. De Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap faciliteert en stimuleert dat proces in het kader van de Arbeidsmarktagenda van de culturele en creatieve sector. De realisatie van fair practice speelt ook een rol in de uitvoering van de motie van de leden Ellemeet en Asscher. Zoals gemeld in de Uitgangspuntenbrief Cultuurbeleid 2021–2024 zal uw Kamer in het najaar worden geïnformeerd over de voortgang op dit gebied.
Wat vindt u ervan dat docenten vaker onbetaalde uren maken en vaker zelf opdraaien voor huur- en materiaalkosten?
Zie verder het antwoord op vraag 4.
Wat is naar uw mening de taak van de overheid bij het faciliteren van kunst- en cultuureducatie? Ziet u kunsteducatie voor amateurs als een publieke voorziening? Zo ja, welke rol ziet u daarin voor u zelf en de overheid weggelegd? Zo nee, waarom niet?
Op grond van de Wet op het specifiek cultuurbeleid is de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap belast met het scheppen van voorwaarden voor het in stand houden, ontwikkelen, sociaal en geografisch spreiden of anderszins verbreiden van cultuuruitingen. Deze algemene doelstelling wordt op het gebied van kunst- en cultuureducatie op verschillende manieren vertaald. Zo behoren doelstellingen voor cultuureducatie en -participatie tot de criteria voor subsidie aan instellingen die behoren tot de landelijke culturele basisinfrastructuur (BIS). Daarnaast ondersteunt het rijk ontwikkelingen op het gebied van cultuureducatie en cultuurparticipatie, waaronder begrepen kunsteducatie voor amateurs, via het LKCA dat amateurkunst en cultuureducatie ondersteunt met kennis en netwerken en via het Fonds voor Cultuurparticipatie dat subsidies verstrekt voor cultuurparticipatie en cultuureducatie. Gemeenten en provincies maken hun eigen keuzes en afwegingen.
Deelt u de analyse van het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie Amateurkunst (LKCA) dat bepaalde vormen van kunst- en cultuureducatie buiten de Randstad zullen verdwijnen, omdat er niet genoeg vraag naar is? Zo ja, wat kunt u hieraan doen? Zo nee, waarom niet?
Dat risico is aanwezig, maar het is niet met stelligheid te zeggen dat bepaalde vormen van kunst- en cultuureducatie buiten de Randstad zullen verdwijnen omdat er niet genoeg vraag naar is. Er is geen onderzoek naar gedaan.
Bent u bereid om met de VNG in gesprek te gaan met als doel de verschraling van het aanbod van cultuureducatie tegen te gaan en de arbeidsmarktpositie van kunst- en cultuurdocenten te verbeteren?
Ik overleg regelmatig met de VNG over ontwikkelingen op het gebied van cultuureducatie. Ook eventuele knelpunten die zich op dat gebied voordoen kunnen dan ter sprake komen.
Is bekend hoeveel kunstencentra en muziekscholen de afgelopen tien jaar zijn gesloten? Zo ja, hoeveel zijn dit?
Het LKCA heeft gegevens over het verloop van het aantal centra voor de kunsten tot en met 2015.5 Daaruit blijkt dat er in 2009 in totaal 182 centra voor de kunsten waren tegenover 137 in 2015. Deze daling kwam aanvankelijk door fusies tussen de centra, want het aantal gecombineerde instellingen nam sindsdien toe ten koste van afzonderlijke muziekscholen en creativiteitscentra. Bij de inventarisatie van centra in 2015 is te zien dat voor het eerst ook de gecombineerde instellingen in aantal afnemen, van 110 in 2013 naar 96 in 2015. In die jaren is er dus daadwerkelijk sprake van opheffingen in plaats van fusies.
Per 2019 telde Cultuurconnectie 131 organisaties voor cultuureducatie. De relatief geringe afname (van 6) tussen 2015 en 2019 wordt verklaard uit het feit dat er sinds 2017 een klein aantal docentencollectieven (niet zijnde werkgevers) in het ledenbestand van Cultuurconnectie is bijgeschreven.
De vervreemding van objecten behorende tot het nationaal cultureel erfgoed |
|
Lodewijk Asscher (PvdA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Bent u er bekend mee dat op de Franse antiekwebsite proantic.com objecten worden aangeboden met een grote historische waarde voor Nederland?1 2
Ik ben bekend met deze website.
Zouden deze stukken met terugwerkende kracht vallen onder de erfgoedwet? Vindt u dat deze stukken voor Nederland behouden hadden moeten worden?
Op dit moment geldt een terughoudend aanwijzingsbeleid voor de bescherming van objecten in particulier bezit. Ik heb twijfels of de bestaande lijst en dit terughoudende aanwijzingsbeleid nog wel adequaat zijn. Ik heb daarom de Commissie Pechtold de opdracht gegeven om mij te adviseren over de vraag of het huidige wettelijke kader en instrumentarium, zoals neergelegd in de Erfgoedwet en de Beleidsregel aanwijzing beschermde cultuurgoederen 2016, adequaat is om belangwekkend roerend erfgoed in particulier bezit, voor Nederland te kunnen behouden en -voor zover daar naar haar oordeel en in het licht van de situatie in andere landen aanleiding toe bestaat- voorstellen te doen tot aanpassing van deze kaders. Ik wacht het advies van de Commissie Pechthold af en wil daar niet op vooruit lopen. De commissie brengt in oktober 2019 haar advies uit.
Adviseert de commissie Pechtold, die dit jaar benoemd is om te onderzoeken of cultureel erfgoed in privaat bezit dat waardevol is voor Nederland voldoende is beschermd, ook over reeds verkocht erfgoed? Zo ja, wat adviseert de commissie Pechtold over deze objecten?
Zie antwoord vraag 2.
Overweegt u maatregelen te nemen die ervoor zorgen dat deze objecten weer in Nederlandse handen komen? Zo ja, welke?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is het huidige beleid met betrekking tot de verkoop van vanuit (kunst)historisch oogpunt belangrijk nationaal cultureel erfgoed in privaat bezit?
De Erfgoedwet 2016 bevat een kader ter bescherming van bijzondere cultuurgoederen in particulier bezit. De inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed ziet hier op toe. Indien een cultuurgoed geen speciale bescherming geniet is het aan de eigenaar te bepalen of, en zo ja op welke wijze, het voor verkoop wordt aangeboden.
Zoals opgemerkt geldt op dit moment een terughoudend beleid ten aanzien van het aanwijzen van cultuurgoederen die voor bescherming in aanmerking komen. Het initiatief tot verwerven van belangwekkende kunstwerken ligt bij de musea. Musea op wier collectie een kunstwerk dat op de markt verschijnt een belangrijke aanvulling vormt, kunnen zich daarbij wenden tot het Mondriaanfonds voor financiële ondersteuning. Ook kunnen zij een beroep doen op het Museaal Aankoopfonds en zijn er particuliere fondsen die hen ondersteunen bij het verwerven van kunstwerken.
Worden er maatregelen genomen om de verkoop van nationaal cultureel erfgoed in handen van private partijen naar het buitenland tegen te gaan? Zo ja, welke maatregelen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wat is het beleid met betrekking tot nationaal cultureel erfgoed van nationaal belang in handen van het Rijk zelf? Wordt dit bezit voldoende beschermd?
De Erfgoedwet, inclusief aanvullende regelgeving, stelt regels aan het behoud en beheer van de rijkscollectie die grotendeels in beheer is bij musea. De inspectie Overheidsinformatie en Erfgoed ziet hier op toe. Daarnaast stelt deze wet ook regels aan de vervreemding van cultuurgoederen in publiek bezit van het rijk, provincies en gemeenten.
Welke regels gelden er met betrekking tot de verkoop van nationaal cultureel erfgoed in handen van lagere overheden?
Zie antwoord vraag 7.
De inmenging van Shell in inhoudelijke exposities van Rijksmuseum Boerhaave |
|
Lammert van Raan (PvdD), Esther Ouwehand (PvdD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Rijksmuseum Boerhaave laat zich gebruiken als verlengstuk van de marketingmachine van Shell»?1
Ja.
Onderschrijft u de strekking van dit artikel waarin wordt gesteld dat het Rijksmuseum Boerhaave zich laat gebruiken als verlengstuk van de marketingmachine van Shell? Zo nee, waarom niet?
Nee, het partnership tussen Rijksmuseum Boerhaave en Shell richt zich op talentontwikkeling en inclusiviteit met als doel de Nederlandse geschiedenis op het gebied van wetenschap en techniek dichter bij jongeren en volwassenen te brengen. Dit partnership vormt daarmee een bundeling van de krachten om jongeren die normaliter minder snel met wetenschap en techniek in aanraking komen te stimuleren deze onderwerpen te verkennen en hun talenten te ontdekken.
Voorts is het Rijksmuseum Boerhaave aangesloten bij de Ethische Code voor Musea. Artikel 1.10. van die code schrijft voor dat musea, ongeacht de bron van inkomsten, te allen tijde controle houden over de inhoud en integriteit van hun programma’s, tentoonstellingen en activiteiten.
Wat is uw reactie op de volgende stelling in dit artikel: «In z’n subsidietoekenning van ruim 1,7 miljoen euro noemt de Raad voor Cultuur de financiële en inhoudelijke samenwerking met Shell «interessant»»?
De Raad voor Cultuur is het wettelijke en onafhankelijke adviesorgaan op het gebied van kunst, cultuur en media. De Raad heeft in het BIS-advies 2017–2020 vanuit het oogpunt van ondernemerschap geconstateerd dat het samenwerkingsverband van Rijksmuseum Boerhaave met partners als Shell niet alleen financieel, maar ook op inhoudelijk gebied interessant is. Ik onderschrijf het advies en de motivering van de Raad.
Deelt u de mening dat, gezien het fossiele en ontwrichtende karakter van Shell, de duiding «interessant» in dit geval beter vervangen had kunnen worden door «gevaarlijk» of «ongepast? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat het, gezien de enorme klimaatopgave, vanuit educatief oogpunt onlogisch is om een boodschap van Shellbaas Van Loon te vertonen zonder daarbij de context te leveren van het fossiele en ontwrichtende karakter van Shell? Zo nee, waarom niet?
Nee, Rijksmuseum Boerhaave draait om de presentatie van de Nederlandse geschiedenis van wetenschap en techniek. Eén van de uitgelichte thema’s in deze presentatie betreft de Nederlandse geschiedenis over energie. Het museum heeft in haar presentatie oog voor de klimaatopgave en stelt in de presentatie het vraagstuk centraal of schone energie op tijd beschikbaar is. Om dit verhaal vanuit verschillende perspectieven te presenteren, zoekt Boerhaave de inhoudelijke samenwerking op met private partijen. In dit geval betreft het Shell omdat deze private partij onlosmakelijk verbonden is met de Nederlandse energiegeschiedenis.
Erkent u dat het in alle gevallen ongepast is om Shellbaas Van Loon op gelijke voet te plaatsen met belangrijke hoogleraren en Nobelprijswinnaars? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Erkent u dat de inhoudelijke inmenging van Shell in het Rijksmuseum Boerhaave niet geheel los gezien kan worden van de zitting die de heer Willems, voormalig president-directeur van Shell Nederland, heeft in de Raad van Toezicht? Zo nee, waarom niet?
Nee, Rijksmuseum Boerhaave is aangesloten aan de Governance Code Cultuur en past de principes van deze code toe. De code vormt het instrumentarium voor goed bestuur en toezicht in de cultuursector. Het omvat het gehele besturingsproces: beleid, uitvoering, toezicht en verantwoording.
Ik vind het belangrijk dat culturele instellingen die subsidie ontvangen van het Rijk zich aansluiten bij de Governance Code Cultuur. Daarom heb ik bij het toekennen van de BIS- en Erfgoedwetsubsidie aan de culturele instellingen de aansluiting op de code als een subsidieverplichting opgelegd. Bij de jaarlijkse verantwoording van de subsidie verwacht ik een reflectie van de instelling waarop het bestuur toepassing heeft gegeven aan Governance Code Cultuur.
Kunt u een historisch overzicht verschaffen van de samenwerking tussen het Rijk en het Rijksmuseum Boerhaave, inclusief het verlenen van financiële steun?
Rijksmuseum Boerhaave en het Rijk hebben een samenwerking sinds 1928. Sindsdien is de samenwerking en de financiële steun continue onder hevig aan veranderingen door maatschappelijke en politieke ontwikkelingen. Tot op heden blijft in de samenwerking tussen het Rijksmuseum Boerhaave en het Rijk de presentatie en het beheer van de Rijkscollectie centraal staan. Voor het presenteren van de Rijkscollectie ontvangt het Rijksmuseum Boerhaave op basis van de culturele basisinfrastructuur 2017–2020 een vierjaarlijkse instellingssubsidie van € 7.948.628. Voor het beheer van de Rijkscollectie en de huisvesting ontvangt het museum op basis van de Erfgoedwet jaarlijks een subsidie van € 2.409.904.
Kunt u een historisch overzicht verschaffen van de samenwerking tussen Shell en het Rijksmuseum Boerhaave, inclusief het verlenen van financiële steun?
Rijksmuseum Boerhaave en Shell hebben een samenwerking sinds 2009. Deze samenwerking bestond eerst uit het tentoonstellen van de bedrijfscollectie van Shell in het museum. Vervolgens is de samenwerking op het gebied van educatie versterkt, waaronder de samenwerking in de Jet-Net onderwijsprogramma’s. In januari 2019 ondertekenden Rijksmuseum Boerhaave en Shell een driejarige samenwerkingsovereenkomst die zich richt op talentontwikkeling en inclusiviteit.
Ten aanzien van de financiële steun maken culturele instellingen en sponsoren onderling afspraken. Ik vind het belangrijk dat culturele instellingen eigen inkomsten genereren. Door middel van een gezonde financieringsmix kunnen culturele instellingen immers beter de financiële risico’s spreiden. Op basis van het jaarverslag 2017 heeft Rijksmuseum Boerhaave een totaal bedrag van € 140.000 aan bedrijfsdonateurs ontvangen. Shell is één van deze bedrijfsdonateurs.
Deelt u de mening dat het zeer ongewenst is als gesubsidieerde culturele instellingen samenwerken met fossiele bedrijven en daarbij de noodzakelijke contextinformatie achterwege laten? Zo nee, waarom vindt u het een goede zaak als een onafhankelijk geacht museum dat belastinggeld ontvangt als een marketinginstrument kan worden gebruikt door een fossiel bedrijf dat maatschappelijke doelen in de weg zit? Zo ja, wat gaat u doen om deze situatie te beëindigen en in de toekomst te voorkomen?
Nee, ik vind het belangrijk dat geschiedenis vanuit verschillende perspectieven wordt gepresenteerd en dicht bij de maatschappelijke context blijft. In dit geval presenteert het Rijksmuseum Boerhaave de Nederlandse energiegeschiedenis. Daarbij heeft het museum de samenwerking opgezocht met Shell. Zoals ik in de eerdere beantwoording zei, is Shell onlosmakelijk verbonden met de Nederlandse energiegeschiedenis en levert om die reden een bijdrage aan de presentatie van het Rijksmuseum Boerhaave. Daarnaast is er in de presentatie aandacht voor andere organisaties die nieuwe vormen van energiebronnen hebben ontwikkeld, zoals Wetsus, LeydenJar-Technologies en Tesla.
Bent u bereid om het Rijksmuseum Boerhaave aan te moedigen de banden met Shell te verbreken? Zo nee, waarom niet?
Nee, zie het antwoord op vraag 10.
Het bericht ‘Oranjes verkochten in stilte kunst aan Rijk’ |
|
Salima Belhaj (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Maakte de Rubens krijttekening of één van de andere kunstwerken in eigendom van prinses Christina die afgelopen januari door Sotheby’s geveild zijn ooit deel uit van één van de Oranje stichtingen?1 Zo ja, welke kunstwerken waren dat en wanneer en op welke wijze zijn deze omgezet van stichting-eigendom naar het privébezit van prinses Christina?
Nee, dat is niet het geval.
Het bericht ‘Je hoopt natuurlijk dat dit in Nederland blijft’ en de bescherming van cultuurgoederen |
|
Lenny Geluk-Poortvliet (CDA) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Hebt u kennisgenomen van het interview met de directeur van de Vereniging Rembrandt «Een lid van de koninklijke familie laat kunst veilen: «Je hoopt natuurlijk dat het in Nederland blijft»»?1
Ja.
Klopt het dat voorwerpen die niet op de lijst van beschermde cultuurgoederen staan en privébezit zijn, vrijelijk verkocht kunnen worden?
Ja.
Klopt het dat de onlangs geveilde tekening van Rubens niet was opgenomen in het register van beschermde cultuurgoederen en verzamelingen?
Ja.
Hebt u overwogen de bedoelde tekening alsnog op te nemen in het register van beschermde cultuurgoederen en verzamelingen? Zo ja, wat is de reden dat de tekening niet is opgenomen? Zo nee, waarom niet?
Nee. Op dit moment geldt een terughoudend aanwijzingsbeleid.
Welke criteria gelden voor opneming in het register van beschermde cultuurgoederen en verzamelingen?
De Minister van OCW kan ambtshalve besluiten een cultuurgoed dat van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid is en dat als onvervangbaar en onmisbaar wordt beschouwd aan te wijzen als cultuurgoed en verzameling conform de Erfgoedwet.
Is de motivering voor opneming in het register van beschermde cultuurgoederen en verzamelingen openbaar?
De motivering van de aanwijzing kan worden opgevraagd bij de Erfgoedinspectie. De aangewezen collectie kan digitaal worden geraadpleegd via het portal Collecties van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (www.collectienederland.nl). Aan de openbaarheid van de motivering van de aanwijzing van cultuurgoederen en verzamelingen wordt gewerkt.
Onderschrijft u dat de Erfgoedwet onder andere tot doel heeft te voorkomen dat voorwerpen en verzamelingen in particulier bezit die van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid zijn, verloren gaan voor het Nederlandse cultuurbezit?
Ja.
Klopt het dat er sinds 2010 geen kunstwerken zijn opgenomen in het register van beschermde cultuurgoederen en verzamelingen? Zo ja, waarom niet?
Nee.
Bent u bereid voorstellen te doen om het instrumentarium van de Erfgoedwet uit te breiden, zo mogelijk naar het voorbeeld van andere landen, zodat voorwerpen en verzamelingen in particulier bezit die van bijzondere cultuurhistorische of wetenschappelijke betekenis of uitzonderlijke schoonheid zijn, behouden blijven voor Nederland?
In het kader van de voorbereiding van de algemene evaluatie van de Erfgoedwet ben ik voornemens om een tijdelijke commissie in te stellen om mij te adviseren over de vraag of het huidig wettelijk kader en instrumentarium, zoals neergelegd in de Erfgoedwet en de Beleidsregel aanwijzing beschermde cultuurgoederen 2016, adequaat is om belangwekkend roerend erfgoed in particulier bezit, voor Nederland te kunnen behouden en -voor zover daar naar haar oordeel en in het licht van de situatie in andere landen aanleiding toe bestaat, voorstellen te doen tot aanpassing van deze kaders.
De berichten ‘Nederland gaat gewetensvol om met roofkunst’ en Twijfel over teruggave is verwerpelijk’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Thierry Aartsen (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het artikel »Nederland gaat gewetensvol om met roofkunst»1 en het opiniestuk van Frits Barend «Twijfel over teruggave roofkunst is verwerpelijk»?2
Ja.
Wat vindt u van het feit dat de Restitutiecommissie afweegt in hoeverre een mogelijk geroofd stuk van emotioneel belang is voor de erven en in welke mate het museum belangstelling voor het betwiste stuk heeft?
Het restitutievraagstuk wordt juist bekeken vanuit het morele aspect, omdat op juridische grond de claim verjaard is. Redelijkheid en billijkheid vormen sinds de totstandkoming van het restitutiebeleid in 2001 het afwegingskader voor claims daar waar het niet de collectie van de Staat betreft. De reden hiervoor is dat na overleg met de commissie Ekkart begin deze eeuw is besloten bij de beoordeling van deze claims het belang mee te wegen van eigenaren, bijvoorbeeld musea, die te goeder trouw kunst hebben gekocht, niet wetende dat het roofkunst is. In 2012 adviseerde de Raad voor Cultuur dit afwegingskader ook te gaan hanteren voor claims op werken uit de Rijkscollectie. Dit wegens het besef dat dergelijke werken soms vele jaren na de oorlog aangeschaft waren, en dit een rol zou moeten hebben in de advisering door de Restitutiecommissie. Op grond van dit ruime afwegingskader kunnen alle betrokken belangen in de beoordeling worden afgewogen. Uw Kamer steunde die aanpak (Kamerstuk 25 839, nr. 41, vergaderjaar 2011–2012). In 2020 wordt het beleid weer geëvalueerd.
Hoe verhoudt deze belangenafweging zich tot de zogenoemde «Washington principles»? In hoeverre wijkt het Nederlandse beleid rondom roofkunst af van de internationale standaard?
Het ruime afwegingskader van redelijkheid en billijkheid is in lijn met de Washington Principles waarin de nadruk wordt gelegd op een «just and fair solution, recognizing this may vary according to the facts and circumstances surrounding a specific case». Op grond hiervan kan ook rekening worden gehouden met de huidige eigenaar die een kunstwerk te goeder trouw heeft verworven. Het Nederlandse beleid wijkt niet af van de standaarden zoals in de Washington Principles zijn beschreven.
Deelt u de mening dat de belangen van de slachtoffers van het naziregime voorop moeten staan?
Ja.
In hoeverre verkleint een dergelijke belangenafweging de kans om geroofde kunst terug te geven aan de rechtmatige eigenaren?
Wanneer onomstotelijk vaststaat dat de claimant de rechtmatige eigenaar is en er sprake is van roofkunst, zal in principe geadviseerd worden om tot teruggave over te gaan. Uit de adviezen van de Restitutiecommissie blijkt dat deze commissie de wijze waarop de oorspronkelijke eigenaar het bezit van een kunstwerk verloren heeft zwaar laat wegen en ten volle rekening houdt met de doelstelling dat onrecht dat is geschied door de terreur van het nazi-regiem behoort te worden hersteld.
De verkoop door de koninklijke familie van een Rubens tekening titel Nude Study of A Young Man with Raised Arms |
|
Salima Belhaj (D66) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Wat vindt u ervan dat de koninklijke familie besluit een kunstwerk, dat een voorstudie is van één van Rubens’ beroemdste werken, te verkopen op een Amerikaanse veiling, zonder dat dit kunstwerk eerst elders aan bijvoorbeeld Nederlandse musea ter verkoop is aangeboden?
Het betreft hier een kunstwerk dat eigendom is van de Koninklijke familie en derhalve privé eigendom. Het is aan de particuliere eigenaar om te bepalen of, en op welke wijze, een kunstwerk wordt verkocht.
Bent u van mening dat het van belang is om dit soort belangrijke in Nederlands bezit zijnde kunst via de koninklijke familie zoveel mogelijk in Nederlands bezit te houden? Zo nee, waarom niet?
Fiscale regelgeving en het beleid van musea zijn gericht op de bevordering van vrijwillige bijdragen van particulieren aan het openbaar kunstbezit. Het initiatief tot verwerven van belangwekkende kunstwerken ligt bij de musea. Musea op wier collectie een kunstwerk dat op de markt verschijnt een belangrijke aanvulling vormt, kunnen zich daarbij wenden tot het Mondriaanfonds voor financiële ondersteuning. Ook kunnen zij een beroep doen op het Museaal Aankoopfonds en zijn er particuliere fondsen die hen ondersteunen bij het verwerven van kunstwerken.
Bent u bereid als Minister-President om (op korte termijn voor de veiling) een appèl te doen op de koninklijke familie om te kijken of er Nederlandse belangstelling bestaat om dit belangrijke kunstwerk te kopen, vóórdat het geveild zal worden? Zo nee, waarom niet?
Voor het antwoord op de vragen 3 en 4 verwijs ik naar mijn antwoorden op de vragen 1 en 2. Er is geen aanleiding om voor de Koninklijke familie een uitzondering te maken op algemeen gevolgde procedures.
Bent u van mening dat, wanneer er sprake blijkt te zijn van verkoop van kunst van de koninklijke familie, voortaan eerst bezien moet worden of Nederlandse musea interesse hebben, alvorens er tot vervreemding aan een particulier of buitenlands museum wordt overgaan, opdat het werk niet voor het Nederlandse publiek verloren gaat?
Zie antwoord vraag 3.
Ben u bereid de schriftelijke vragen zo snel mogelijk te beantwoorden (binnen twee weken, dit in verband met de datum van de veiling)?
Ja.
Het bericht dat de rechtbank in Almelo een schilderij met blote borst heeft verwijderd |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Rechtbank Almelo haalt schilderij met blote borst weg»?1
Ja.
Wat is uw reactie op het feit dat de rechtbank er voor kiest om een schilderij, dat al 26 jaar in het gebouw hing, aan het zicht te onttrekken? Bent u van mening dat dit schilderij aanstootgevend is? Bent u van mening dat het weghalen van een dergelijk schilderij, waarmee de suggestie wordt gewekt dat een ontblote borst niet in een rechtszaal zichtbaar zou mogen zijn, aantasting van de essentie van kunst is? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
Bent u van mening dat de inrichting van een rechtbank ondersteunend zou moeten zijn aan de taak van de rechtbank, namelijk onafhankelijke en deskundige rechtspraak, zoals een woordvoerder van de rechtbank in Almelo heeft laten weten? Bent u van mening dat met het tonen van een schilderij met ontblote borst de taak van de rechtbank in het geding zou kunnen komen?
Allereerst wil ik opmerken dat voor mij als uitgangspunt de vrijheid van kunst voorop staat. Daarnaast geldt dat de inrichting van een gerechtsgebouw een verantwoordelijkheid is van de rechtspraak. Het is in dit geval dus aan het gerechtsbestuur van de rechtbank Overijssel om te beoordelen in hoeverre er in de ontvangen klachten over het schilderij een aanleiding moet worden gezien om het schilderij van de publieke naar de niet-publieke ruimte van het gerechtsgebouw in Almelo te verplaatsen.
Laat deze casus zien dat de verhouding tussen kunst en maatschappij de laatste jaren is veranderd en dat de samenleving kunst meer wil beïnvloeden? Is deze casus uniek of zien we een conservatievere trend in Nederland en daarbuiten? Hoe belangrijk vinden deze bewindspersonen de artistieke vrijheid?
Uitgangspunt is dat de vrijheid van kunst niet in het geding mag komen. De vrijheid van artistieke expressie hoort bij onze samenleving. Louter op basis van deze casus kan niet worden gesproken van een conservatievere trend in Nederland. Het gerechtsbestuur heeft in zijn beslissing meegewogen dat een slachtoffer van een zedenmisdrijf heeft aangegeven moeite te hebben met de plek van het schilderij Regelrecht in het gerechtsgebouw.
Bestaat er beleid over welke kunst er in een openbaar gebouw tentoongesteld wordt of mag worden? Wie bepaalt dit? Welke afwegingen spelen hierin een rol?
Nee. Dit behoort tot de eigen verantwoordelijkheid van bijvoorbeeld scholen, ziekenhuizen of rechtbanken.
Is er beleid voor kunst in de gebouwen van ministeries? Zijn de bewindspersonen van mening dat er grenzen zijn voor kunst in hun ministerie? Zo ja, welke?
Er is beleid voor kunst in de kantoren van het rijk. De uitgangspunten hiervoor zijn inhoudelijke betekenis, zeggingskracht, professionaliteit, diversiteit, esthetiek en vakkundige presentatie. Ook dient de kunst financieel verantwoord te zijn en een relatie te hebben met Nederland. Zoals eerder opgemerkt staat de vrijheid van expressie voorop, waarbij de kunst niet onnodig kwetsend of discriminerend mag zijn. De rechtbank heeft een eigen verantwoordelijkheid als het gaat om de kunstvoorziening.
Het bericht dat de buste van Johan Maurits is weggehaald uit de foyer van het Mauritshuis |
|
Antoinette Laan-Geselschap (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Buste Johan Maurits weg uit foyer Mauritshuis»?1
Ja.
Wat vindt u van het feit dat het bestuur van het Mauritshuis in Den Haag heeft besloten om de buste van notabene de naamgever van het museum, Johan Maurits, te verplaatsen vanwege de groeiende maatschappelijke discussie over het slavernijverleden?
In de media heeft het bestuur van het Mauritshuis uitgelegd dat de verplaatsing van dit beeld onderdeel is van een bredere herziening door het museum om het verhaal en de betekenis van Johan Maurits in context te presenteren, zowel op zaal, als op hun website en via andere publieksactiviteiten. Ik laat aan het Mauritshuis over op welke wijze zij de kunst en de geschiedenis willen presenteren en integreren in hun publieksactiviteiten.
Deelt u de mening dat het verwijderen van beelden van markante figuren uit de Nederlandse geschiedenis geen enkele bijdrage levert aan de maatschappelijke discussie? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
Ik stel vast dat in dit geval geen sprake is van het verwijderen van een markant figuur uit de Nederlandse geschiedenis. De presentatie van deze figuur is sinds januari 2017 uitgebreid en in een herziene historische context gepresenteerd.
Wat vindt u van het feit dat steeds meer musea en gemeenten overwegen om beelden en namen van onder andere zeehelden te verwijderen of te wijzigen? Deelt u de mening dat de geschiedenis niet uitgewist dient te worden en we moeten stoppen om het verleden naast de huidige maatschappelijk meetlat te leggen? Zo nee, kunt u een toelichting geven?
Het anders bezien van de geschiedenis is onlosmakelijk verbonden met het debat over geschiedenis zelf. De discussie over de betekenis van figuren en gebeurtenissen uit onze vaderlandse geschiedenis wordt voortdurend gevoed door nieuwe inzichten. Dat gemeenten en publieke culturele organisaties zoals musea reageren op deze maatschappelijke discussie vind ik wenselijk. Musea als het Mauritshuis kunnen een belangrijke bijdrage leveren aan dergelijke maatschappelijke discussies en deze van extra context, reflectie en verdieping voorzien.
Wat gaat u doen om te voorkomen dat dergelijke beelden of namen uit musea of het straatbeeld verdwijnen, omdat een selecte groep van mening is dat de geschiedenis op deze wijze herschreven dient te worden?
Ik stel via de culturele basis infrastructuur musea in staat om de Nederlandse geschiedenis te presenteren voor een breed publiek in samenwerking met tal van andere organisaties en initiatieven. Ik laat het aan de culturele instellingen over op welke wijze zij hier invulling aan geven, zowel binnen als buiten de instellingen. Ik hecht er aan dat zij op deze wijze een eigen bijdrage van reflectie en verdieping leveren aan een open en inclusief maatschappelijk gesprek over de Nederlandse geschiedenis.
Het het initiatief van de stichting Meent van der Sluis voor de oprichting van het "Andere Monument" |
|
Tjeerd van Dekken (PvdA), Henk Nijboer (PvdA), Jan Vos (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u het initiatief voor de oprichting van een monument dat aandacht vraagt voor de schadelijke gevolgen van de winning van aardgas, in het bijzonder de bevingen, degenen die daarvan de dupe zijn en voor degenen die daarvoor vergeefs gewaarschuwd hebben?1
Ja, ik ben bekend met de berichtgeving hieromtrent.
Deelt u de mening dat het kunstwerk er moet komen zodat Het Andere Monument een concreet symbool is voor de schade aan de gebouwen en woningen en de barsten die dat veroorzaakt in de levensvreugde, het vertrouwen en het toekomstperspectief voor de bewoners van het aardbevingsgebied in Groningen?
Ik kan mij voorstellen dat er, gegeven de impact van de aardbevingen op het leven in het gebied, behoefte is aan een monument en ik waardeer de inzet van de stichting om dat te bereiken.
Bent u ervan op de hoogte dat de gemeente Hoogezand-Sappemeer bereid is grond beschikbaar te stellen voor de plaatsing van Het Andere Monument en wilt u in overleg treden met de initiatiefnemers voor de realisering van het monument?
De Nationaal Coördinator Groningen (NCG) heeft inmiddels contact gehad met de initiatiefnemers en een bemiddelende rol vervuld tussen betrokken partijen.
Bent u ervan op de hoogte dat de Stichting Meent van der Sluis van plan is het monument te realiseren via een werk-leer-project voor jongeren en wilt u hieraan financieel bijdragen?
De Minister van SZW zal de mogelijkheden voor een leer-werktraject onderzoeken en daarover in contact treden met de stichting.
Het bericht dat de koninklijke familie heimelijk erfgoed heeft verkocht zonder dit eerst aan Nederlandse musea aan te bieden |
|
Jacques Monasch (PvdA) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Koninklijke familie verkocht heimelijk erfgoed»1 en «Grens staats- en privébezit Oranjes vaag»2?
Ja.
Wanneer bent u op de hoogte gesteld van de verkoop van de Atlas Munnicks van Cleeff aan een Nederlandse privéverzamelaar en de verkoop van het schilderij Boschbrand aan de National Galery Singapore?
Op 29 september van dit jaar is het Ministerie van Algemene Zaken (AZ) geïnformeerd over de verkoop van de Atlas Munnicks van Cleeff uit de nalatenschap van wijlen Prinses Juliana aan een Nederlandse particuliere verzamelaar. Over de verkoop van het schilderij Boschbrand uit diezelfde nalatenschap is het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW) geïnformeerd op 13 november 2013, toen een uitvoervergunning werd aangevraagd voor het schilderij.
Wat is uw reactie op het feit dat het vervreemden van de atlas en het schilderij pas jaren na dato publiekelijk bekend is geworden? Zijn betrokkenen inderdaad door het hof om geheimhouding verzocht? Wat vindt u van deze gang van zaken? Is het waar dat bij de verkoop van de atlas de verkoper drie jaar lang radiostilte over deze verkoop heeft bedongen? Wat is hier de verklaring voor?
Zoals tijdens de behandeling van de begroting De Koning op 27 oktober jl. door de Minister President is aangegeven, betreft het hier de verkoop van een schilderij uit de nalatenschap van wijlen Prinses Juliana. Het betreft een privéaangelegenheid. Deze verkoop tussen particulieren is tot stand gekomen in overeenstemming met de geldende wet- en regelgeving. In de internationale kunsthandel is het niet ongebruikelijk dat aanbieders of kopers van kunst anoniem wensen te blijven.
Op welke datum is de aanvraag voor de uitvoervergunning voor het schilderij gedaan? Op basis waarvan is de uitvoervergunning verleend en besloten dat het doek niet behouden hoefde te blijven voor Nederland? Door wie is deze afweging gemaakt en zijn hiervoor ook externe experts geraadpleegd? Op welke datum is de uitvoervergunning verleend?
De aanvraag voor de uitvoervergunning is op 13 november 2013 ingediend bij de Erfgoedinspectie (EGI). Voor afgifte van de uitvoervergunning onder de Wet tot behoud van cultuurbezit (Wbc) was de Erfgoedinspectie verantwoordelijk (zij is dat onder de Erfgoedwet gebleven). Zij was de voor afgifte bevoegde autoriteit op grond van het toenmalige artikel 14b van de Wbc.
Zoals gebruikelijk voor de behandeling van dergelijke verzoeken heeft de EGI getoetst of het om een cultuurgoed ging dat bescherming genoot in het kader van de Wbc en de Uitvoeringswet Unescoverdrag 1970 inzake onrechtmatige invoer, uitvoer of eigendomsoverdracht van cultuurgoederen. Eveneens is aan de hand van de database van Interpol gecheckt of het mogelijk om gestolen cultuurgoed ging. De beantwoording van deze vragen behoort tot de expertise van de EGI. Nadat uit deze toetsingsprocedure geen beletselen bleken, is de uitvoervergunning door de Minister van OCW verstrekt, op 21 november 2013. Als zich, zoals in dit geval, geen aanwijzingen voordoen dat het om beschermd of gestolen cultuurgoed gaat, dan is een behandeltermijn van twee weken geen uitzondering.
Hoeveel werken van de schilder Raden Saleh zijn er nog in Nederland? Is het waar dat Boschbrand het laatste schilderij was van de 13 schilderijen die schilder Raden Saleh aan de koninklijke familie heeft geschonken? Waarom kwam dit laatste doek niet in aanmerking om aangewezen te worden als beschermd erfgoed?
De casus speelt in de tijd van vóór de inwerkingtreding van de Erfgoedwet. Het regime van de Wbc gold, dat de Minister van OCW de bevoegdheid gaf werken als beschermd aan te wijzen. Met deze bevoegdheid is de Minister altijd zeer terughoudend omgegaan. De aanwijzingen zijn beperkt gebleven tot particulier bezit of bezit van kerkgenootschappen, en slechts voor zover dat een onmisbare aanvulling vormt op publiek bezit.
Ons is onbekend hoeveel werken van de schilder Raden Saleh zich in particuliere collecties in Nederland bevinden. Als het om (overigens niet permanent geëxposeerde) publieke collecties gaat, geldt dat in de collectie van de Rijksdienst voor het Cultureel Erfgoed (RCE) zich twee grote Javaanse landschappen van Raden Saleh bevinden en een groot familieportret van Gouverneur-generaal Baud.
Voorts bezit het Rijksmuseum in Amsterdam een aantal werken van de hand van Raden Saleh (schilderijen en tekeningen), heeft het Museum voor Wereldculturen werk van Raden Saleh in collectie en beschikken Museum Bronbeek in Arnhem en het Belasting- en Douanemuseum in Rotterdam over werk van zijn hand. Boschbrand was het laatste van de werken van Raden Saleh die in Koninklijk bezit zijn geweest.
Dat het werk Boschbrand zich in Nederland bevond was al bekend onder vigeur van de Wbc, toen de Raad voor Cultuur – uit eigen beweging of op verzoek – adviseerde over de Wbc-aanwijzingen. De Raad voor Cultuur heeft werken van Raden Saleh onder de Wbc nooit voorgedragen voor plaatsing op de lijst van beschermde cultuurgoederen.
Hoe kan het dat het schilderij in 2006 in een depot van het Instituut Collectie Nederland werd aangetroffen, waar de collectie van de Staat der Nederlanden wordt beheerd, opgerold en dubbelgevouwen en volgens een expert in een «deplorabele toestand»? Hoe verklaart u de aanwezigheid van dit werk in het depot van het Instituut Collectie Nederland? Wanneer is het werk daar gekomen en wie is er gedurende de opslag verantwoordelijk geweest voor (de staat van) het werk?
Het was in die periode niet ongebruikelijk dat werk uit publieke of privécollecties tijdelijk verbleef in het Rijksdepot te Rijswijk om de eigenaar te helpen bij een opslagprobleem. De eigenaar heeft het doek, dat inderdaad in slechte conditie verkeerde, op eigen kosten (nl. uit de nalatenschap) door een gekwalificeerd atelier laten restaureren.
Kunt u bevestigen dat de expert die na archiefonderzoek het verloren werk van Raden Saleh heeft herontdekt, het hof geadviseerd heeft om het doek in een Nederlands museum onder te brengen? Waarom is dit advies niet opgevolgd? Waarom is het schilderij niet eerst aan Nederlandse musea, zoals het Rijksmuseum of het Tropeninstituut, te koop aangeboden?
Er is geen sprake van dat de bedoelde expert het werk heeft herontdekt. Het werk is in 1997 op een zolder van Museum Paleis Het Loo herontdekt door een conservator van het museum. Hiervan is -zij het onder een verkeerde titelaanduiding – melding gemaakt in het jaarverslag van het Loo over 1997. Er bestond geen verplichting het doek eerst aan te bieden aan Nederlandse museale instellingen.
Kunt u bevestigen dat de schilder Raden Saleh vijftig jaar lang een staatstoelage ontving betaald door het Ministerie van Koloniën? Is daarmee het schilderij dat door Raden Saleh is geschonken aan Willem III, in feite betaald door de toenmalige overheid? Zo ja, kan het schilderij dan wel zonder meer als privébezit worden bestempeld?
Raden Saleh ontving inderdaad een stipendium van het Ministerie van Koloniën. Uit de beschikbare documentatie blijkt dat het werk beschouwd werd als behorend tot de privécollectie van de Koning en zijn erfgenamen. Uit de correspondentie van toen blijkt dat de schilder het werk aan de Koning schonk uit eerbied en erkentelijkheid. Door de tussenkomst van het Ministerie van Koloniën bij het afleveren van het werk blijkt dat de staat reeds vanaf dat moment bekend was met de schenking. Er bestaan geen aanwijzingen dat de staat ooit een claim heeft gelegd op het werk.
Hoe wordt momenteel omgegaan met waardevolle goederen in geldelijke of culturele zin die het staatshoofd uit hoofde van zijn functie ontvangt? Zijn er precedenten van goederen die het staatshoofd op deze manier heeft verkregen en vervolgens zijn vervreemd? Welke regels gelden hiervoor?
Op dit moment is het gebruik dat waardevolle geschenken ontvangen door het Staatshoofd uit hoofde van diens functie, worden ondergebracht in de in 2007 opgerichte Stichting Koninklijke Geschenken (zie de website van het Koninklijk Huis https://www.koninklijkhuis.nl/onderwerpen/financien-koninklijk-huis/inhoud/overige-financiele-onderwerpen/overzicht-stichtingen/stichting-officiele-geschenken-van-het-huis-oranje-nassau-opgericht-2007). De stichting mag dat wat is ingebracht, niet vervreemden. Bij ontbinding van de Stichting worden de aan de Stichting toebehorende zaken overgedragen aan de Staat.
Op basis van welke gegevens heeft het Koninklijk Huisarchief, dat onderzoek heeft gedaan naar de eigendomsstatus van het schilderij, bepaald dat er sprake is van privébezit? Zijn er externe experts ingeschakeld voor deze vaststelling? Zo ja, wie? Zo nee, welke expertise berust hierover bij het Koninklijk Huisarchief?
Dat hier sprake is van privébezit is vastgesteld aan de hand van onderzoek in een groot aantal authentieke bronnen berustende bij het Koninklijk Huisarchief en het Nationaal Archief. Bij het Koninklijk Huisarchief is gekwalificeerde expertise en ervaring voor een dergelijk onderzoek aanwezig.
Mocht blijken dat het eigendom toch geen privébezit van leden van de koninklijke familie was, welke gevolgen kan dat hebben voor de geldigheid van de verkoop? Zijn hieraan nog termijnen gebonden?
Gezien het bovenstaande is er geen aanleiding in te gaan op de veronderstelling die ten grondslag ligt aan deze vraag.
Is het waar dat de Atlas Munnicks van Cleeff op diverse plekken wordt toegeschreven als behorend tot de Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau? Welke bronnen zijn dit? Waarom is de atlas uiteindelijk niet ondergebracht bij deze stichting, die als doel «het verkrijgen en beheren» van verzamelingen heeft?
Indien en in zoverre deze atlas door derden is toegeschreven als behorend tot de collectie van de Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau, moet dit berusten op een misverstand. De atlas is op geen enkel moment eigendom van de Stichting Historische Verzamelingen van het Huis Oranje-Nassau geweest. De atlas was sinds de aankoop in 1870 door Prins Hendrik privéeigendom en als zodanig was het alleen aan de particuliere eigenaar om over de bestemming ervan te beslissen.
Waarom is de atlas, met 1200 zeventiende- en achttiende-eeuwse tekeningen van de stad en provincie Utrecht, niet eerst aan Nederlandse musea te koop aangeboden?
Er is destijds een verkenning uitgevoerd naar de mogelijkheid om via verkoop de atlas bij een publieke instelling in Utrecht onder te brengen, maar dit heeft niet geleid tot een transactie. De Atlas is vervolgens aan een vooraanstaande Nederlandse particuliere collectie verkocht onder het beding dat het werk, dat uit vele tekeningen bestaat, in Nederland bijeen blijft.
Bent u van mening dat het wenselijk is dat, voordat een werk, gehouden door leden van de Koninklijke familie wordt verkocht, eerst door onafhankelijke deskundigen onderzocht wordt wie de eigenaar is? En bent u van mening dat, wanneer er sprake blijkt te zijn van nationaal erfgoed, eerst bezien moet worden of Nederlandse musea interesse hebben, alvorens er tot vervreemding aan een particulier of buitenlands museum wordt overgaan, zodat het werk niet voor het Nederlandse publiek verloren gaat?
Voor de leden van de Koninklijke familie, particulieren, zijn geen bijzondere regels nodig als het gaat om verkoop van cultuurgoederen. Om een cultuurgoed van leden van de Koninklijke familie daadwerkelijk voor Nederland te behouden, geldt thans, net als voor andere particulieren, het regime van de artikelen 3 en 4 van Erfgoedwet: aanwijzen als beschermd en bedenkingen aanvoeren tegen uitvoer uit Nederland. Indien er geen marktpartij is die het cultuurgoed voor Nederland behoudt, kan de Staat besluiten tot aankoop over te gaan. Voor publiekrechtelijke rechtspersonen geldt – indien sprake is van een voornemen tot vervreemding buiten het publieke Nederlands domein – het regime van paragraaf 4.2 van de Erfgoedwet; dat schrijft voor dat als het gaat om een belangrijk cultuurgoed advies gevraagd wordt aan een commissie van onafhankelijke deskundigen.
Bent u van mening dat de verkopen in lijn zijn met de doelstelling van de Erfgoedwet, het beheer en behoud van cultureel erfgoed voor toekomstige generaties? Welke lessen trekt u uit dit voorval?
Ja. Zie verder de antwoorden op de vragen 7 en 14.
Het bericht “Arjo Klingens van rockband 'De Staat' geeft € 1 miljoen subsidie aan zichzelf” |
|
Martin Bosma (PVV) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Arjo Klingens van rockband «De Staat» geeft € 1 miljoen subsidie aan zichzelf»?1
Ja.
Vindt u het ook te gek om los te lopen dat een rockband meer dan een miljoen subsidie krijgt? Deelt u de mening dat rockbands die subsidie krijgen per definitie geen rockbands zijn?
Deze mening deel ik niet. De door mij goedgekeurde regeling meerjarige activiteitensubsidies staat open voor de professionele podiumkunsten in de volle breedte. Hieronder valt dus ook popmuziek.
Wat vindt u ervan dat Arjo Klingens een subsidie van meer dan een miljoen – die ze onder uw verantwoordelijkheid mag weggeven – verstrekt aan een band waarvan ze zelf de manager is?
Alle aanvragen zijn door onafhankelijke commissies beoordeeld. De commissies worden heel zorgvuldig samengesteld zodat van belangenverstrengeling geen sprake kan zijn. Elke commissie die heeft geoordeeld over de meerjarige subsidies 2017–2020 bestond uit zeven of acht mensen. Zij zijn de enige personen die subsidieaanvragen hebben beoordeeld. Arjo Klingens is niet betrokken geweest bij de beoordeling van de aanvraag van De Staat of andere aanvragen binnen de regeling subsidie meerjarige activiteiten 2017–2020.
Vindt u dat hierbij procedures zijn overtreden en dat -nog los van dat een subsidie voor een rockband te gek voor woorden is- dit geld zo snel mogelijk moet worden teruggevorderd en/of niet moet worden uitgekeerd?
Ik ben van mening dat het Fonds Podiumkunsten integer heeft gehandeld en dat er geenszins sprake is van een onterechte subsidieverstrekking. Ik ben dan ook niet van mening dat het geld zou moeten worden teruggevorderd.
De berichten ‘Ophef om subsidie De Staat’ en ‘Ophef over dubbelrol manager De Staat’ |
|
Michiel van Veen (VVD) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de artikelen «Ophef om subsidie De Staat»1 en «Ophef over dubbelrol manager De Staat»2?
Ja.
Hoe beoordeelt u de ophef die is ontstaan naar aanleiding van de toewijzing van een vierjarige subsidie ter hoogte van 236.200 euro per jaar door het Fonds Podiumkunsten aan de band De Staat?
Keuzes over het al dan niet toekennen van subsidies, kunnen leiden tot ophef. Ik respecteer de keuzes die door het Fonds zijn gemaakt.
Wat is de reden dat de band De Staat een structurele subsidie toegekend heeft gekregen, dat wil zeggen voor een periode van vier jaar?
De Staat heeft, zoals nog 211 andere organisaties, een aanvraag voor de regeling subsidie meerjarige activiteiten 2017–2020 ingediend. Deze aanvragen zijn beoordeeld op artistieke kwaliteit, ondernemerschap, spreiding en pluriformiteit. De (onafhankelijke) adviescommissie heeft de aanvraag positief beoordeeld, het bestuur van het Fonds heeft alle adviezen van de verschillende commissies overgenomen
Kunt u toelichten op welke wijze de hoogte van het toegewezen subsidiebedrag tot stand is gekomen?
In de regeling subsidie meerjarige activiteiten 2017–2020 wordt de subsidiehoogte bepaald door 3 factoren: aantal speelbeurten, (publieks)omvang van het speelcircuit (kleine/middenzaal & grote zaal) en de omvang/complexiteit van hetgeen er op een podium plaats zal vinden. Aanvragers kunnen op deze manier van tevoren berekenen voor welk bedrag zij mogelijk in aanmerking komen. Daarbij geldt tegelijkertijd dat hoe hoger het aangevraagde subsidiebedrag is, hoe hoger de eigen inkomsten die een gesubsidieerde organisatie moet realiseren.
Op welke wijze verhoudt de hoogte van deze toewijzing zich tot andere toewijzingen? Wat is uw mening hierover?
Deze toewijzing is in lijn met de door mij goedgekeurde regeling.
Klopt het dat het Fonds Podiumkunsten slechts 40 procent van de 212 aanvragen heeft kunnen honoreren? Wat vindt u in dit kader van de opmerking dat De Staat «het wel redt» en dat het geld beter zou kunnen worden besteed aan anderen?
Het klopt dat het Fonds slechts 84 van de 212 aanvragen heeft kunnen honoreren en ik respecteer, zoals ik al heb opgemerkt, de keuzes die door het Fonds zijn gemaakt.
In hoeverre zal verantwoording worden afgelegd over de besteding van de toegewezen subsidie? Op welke wijze zal dit worden gedaan en wie zal deze verantwoordelijkheid op zich nemen?
Alle instellingen die een meerjarige activiteitensubsidie ontvangen dienen jaarlijks een verantwoording in. Dat gebeurt aan de hand van het door Fonds Podiumkunsten opgestelde Financieel Handboek. Dat schrijft onder andere voor dat er ook jaarlijks een accountantsverklaring wordt verstrekt. Het Fonds Podiumkunsten is verantwoordelijk voor de beoordeling van die verantwoordingen.
Kunt u toelichten wat redenen zouden kunnen zijn om het bedrag terug te storten?
Ik ben van mening dat het Fonds Podiumkunsten integer heeft gehandeld en dat er geenszins sprake is van een onterechte subsidieverstrekking. Ik ben dan ook niet van mening dat het geld zou moeten worden teruggevorderd.
Klopt het dat De Staat begin 2016 meermaals in het voorprogramma van de band Muse heeft gestaan tijdens hun Europese tour en hierdoor haar bekendheid in het buitenland zeer recent reeds heeft kunnen vergroten?
Het klopt dat De Staat in het voorprogramma van Muse heeft gestaan. De Staat is er goed in geslaagd om zich met deze tour internationaal in de kijker te spelen, maar heeft daar zelf flink in geïnvesteerd. Het is in de popwereld zelfs niet ongebruikelijk dat bands die in een voorprogramma spelen van een internationale act daarop financieel toeleggen.
In hoeverre heeft de manager van de band, tevens adviseur bij het Fonds Podiumkunsten, een rol gespeeld bij de toewijzing van de subsidie?
De manager van de band is geenszins betrokken geweest bij de beoordeling van de subsidieaanvraag van De Staat of van andere aanvragen voor een meerjarige activiteitensubsidie 2017–2020. Alle aanvragen zijn door onafhankelijke commissies beoordeeld. Het fonds podiumkunsten stelt de commissies zorgvuldig samen zodat van belangenverstrengeling geen sprake kan zijn. Elke commissie die heeft geoordeeld over de meerjarige subsidies 2017–2020 bestond uit zeven of acht mensen. Zij zijn de enige personen die subsidieaanvragen hebben beoordeeld.
Wat is uw mening over de opmerkingen dat er sprake zou zijn van belangenverstrengeling?
Zie mijn antwoord op vraag 10.
Bent u van mening dat individuele popmuzikanten subsidie zouden moeten kunnen ontvangen? Zo ja, welke criteria zouden er moeten gelden om hiervoor in aanmerking te komen?
De regeling meerjarige activiteitensubsidie staat niet open voor individuele podiumkunstenaars. Dus ook niet voor individuele popmuzikanten. Het Fonds Podiumkunsten kent wel diverse andere subsidiemogelijkheden voor individuele podiumkunstenaars.
Het onderzoek inzake de kunstroof in het Westfries Museum in Hoorn |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Mona Keijzer (CDA) |
|
Ard van der Steur (minister justitie en veiligheid) (VVD), Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van Eenvandaag over de Hoornse kunstroof?1
Ja.
Deelt u de mening, die door verschillende bronnen in het programma naar voren gebracht wordt, dat Oekraïne het onderzoek totaal niet serieus neemt, ondanks allerlei concrete aanwijzingen vanuit Nederland?
Nee, die mening wordt niet gedeeld. Niet alleen hebben de Oekraïense autoriteiten zelf bij meerdere gelegenheden aangegeven serieus onderzoek te doen, ook het Openbaar Ministerie (OM) heeft de indruk dat het onderzoek door de Oekraïense autoriteiten serieus ter hand wordt genomen. Onlangs heeft het OM in Oekraïne overleg gehad met de Oekraïense (opsporings)autoriteiten over deze zaak, waarbij afspraken zijn gemaakt. Bovendien heeft de Minister van Veiligheid en Justitie gisteren gesproken met zijn Oekraïense ambtgenoot van Justitie over deze zaak. Daarbij heeft de Oekraïense Minister van Justitie aangegeven dat de Oekraïense autoriteiten zich ten volle inspannen om deze zaak tot een goed einde te brengen.
Klopt het dat de naam van Y.V. al op 6 oktober 2015 door de Nederlandse autoriteiten is doorgegeven aan de Oekraïense autoriteiten en dat hij maanden later nog steeds niet is gehoord terwijl hij toch wel degelijk betrokken blijkt?
De Oekraïense autoriteiten hebben een strafrechtelijk onderzoek ingesteld. Het is niet aan het Nederlandse kabinet om uitspraken te doen over een lopend strafrechtelijk onderzoek.
Hoe beoordeelt u het feit dat er geen acties genomen lijken te zijn tegen de heer Borys Humeniuk, de man die in juli en augustus 2015 tegen vertegenwoordigers van de ambassade en de vertegenwoordiger van het museum meldde toegang te hebben tot alle gestolen schilderijen en het gestolen zilverwerk, en daar zelfs een foto overhandigde?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u het feit dat president Poroshenko zijn geheime dienst de SBU opdracht heeft gegeven de kwestie te onderzoeken, terwijl de vertegenwoordiger van het museum al op 7 december 2015 tijdens een persconferentie aangaf dat dezelfde SBU bij de zaak betrokken is, iets wat onlangs ook door een bron binnen de SBU aan de krant Vesti is bevestigd?
Naar aanleiding van het Nederlandse rechtshulpverzoek is door de Oekraïense openbaar aanklager besloten een onderzoek in te stellen. Dit wordt uitgevoerd door de bevoegde opsporingsautoriteiten, waaronder de SBU. Ik verwijs verder naar mijn antwoord op vraag 2.
Wordt u door de autoriteiten in Oekraïne op de hoogte gehouden van de concrete voortgang van het onderzoek? Zo ja, bent u bereid deze informatie – al dan niet vertrouwelijk – met de Kamer te delen?
Tussen de bevoegde opsporingsautoriteiten in Nederland en Oekraïne bestaat goed en frequent contact. Gezien het een lopend strafrechtelijk onderzoek betreft, worden hierover geen mededelingen aan de Kamer gedaan.
Bent u tevreden over de acties die Oekraïne neemt in deze zaak? Zo nee, welke zaken belemmeren dan de concrete oplossing van deze zaak?
Zie ook het antwoord op vraag 2. Wij hebben begrip voor het gevoel van urgentie dat leeft bij het museum en de gemeente Hoorn nu er aanwijzingen zijn dat de schilderijen zich mogelijkerwijs in Oekraïne zouden bevinden. Echter, het strafrechtelijk onderzoek met Oekraïne loopt, zoals gebruikelijk, op basis van een rechtshulpverzoek van het OM en wij hebben geen aanwijzingen dat er op dit moment belemmeringen zijn die de voortgang van het onderzoek in de weg staan.
Zijn er meer zaken waarin de samenwerking met Oekraïne in onderzoek en vervolging niet optimaal verloopt? Zo ja, welke?
De samenwerking met Oekraïne verloopt naar tevredenheid.
Kunt u deze vragen binnen de reguliere termijn van 3 weken beantwoorden?
Dat is helaas niet gelukt.
Gemeentelijke bezuinigingen op kunst en cultuur |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
|
|
Wat is uw oordeel over de uitzending «Gemeenten bezuinigen verder op kunst en cultuur?»1
In de uitzending van Nieuwsuur bracht men de gemeentelijke uitgaven aan kunst en cultuur voor een deel in beeld. Uitgaven aan monumenten, archieven en archeologie bleven buiten beeld. Gemiddeld bezuinigen gemeenten 1,2 procent. In de voorgaande jaren hebben gemeenten meer bezuinigd.
Vindt u het ook zorgelijk dat 64 procent van de gemeenten die meededen aan het onderzoek, bezuinigt op kunst en cultuur?
45 procent van de Nederlandse gemeenten (=174 gemeenten) heeft de enquête van Nieuwsuur ingevuld. Daarvan geven er 111 aan komend jaar te bezuinigen op kunst en cultuur. De hoogte van de bezuiniging verschilt. Er zijn 6 gemeenten die meer dan 20 procent bezuinigen, er zijn ook gemeenten die investeren in kunst en cultuur (63 gemeenten). Het zijn vooral de kleinere gemeenten die bezuinigen.
Erkent u dat er een verband is tussen de bezuinigingen op het gemeentefonds en de bezuinigingen op kunst en cultuur?
Veel gemeenten zien zich voor een ombuigingsopgave geplaatst. Vanuit hun autonomie kunnen gemeenten er voor kiezen op kunst en cultuur om te buigen.
Deelt u de mening van de Raad voor Cultuur dat gemeenten geneigd zijn om eerder te bezuinigen op kunst en cultuur dan op andere terreinen, omdat uitgaven aan cultuur geen wettelijke verplichting zijn?
Gemeenten voeren een aantal landelijke wetten uit waar uitgaven aan verbonden zijn. Daarnaast zijn er veel uitgaven waarover gemeenten zelfstandig mogen beslissen. Daaronder vallen uitgaven aan kunst en cultuur, maar ook sport of de gemeentelijke infrastructuur. Als gemeenten de begroting niet rond krijgen, maken ze zelfstandig de keuze op welke uitgaven ze bezuinigen. Dit kunnen kunst en cultuur zijn, maar ook andere voorzieningen die niet wettelijk verplicht zijn.
Bent u het er mee eens dat het niet sterk is om te pronken met extra landelijke investeringen in cultuur, als gemeenten tegelijkertijd als gevolg van landelijke bezuinigingen, gaan bezuinigen op cultuur?
Het rijk investeert de komende periode (2017–2020) € 18,6 miljoen extra in de basisinfrastructuur. Gemeenten zijn autonoom in het bepalen van hun eigen uitgaven aan cultuur. Het beeld van de uitgaven van gemeenten is wisselend; zie vraag 2.
Deelt u de mening dat kunst en cultuur toegankelijk moeten zijn voor iedereen, ook in kleine steden en dorpen en dat het dus zeer onwenselijk is dat zoveel (kleine) gemeentes bezuinigen op kunst en cultuur? Zo ja, hoe waarborgt u de landelijke spreiding van het cultuuraanbod?
Ik hecht aan een toegankelijk, over het land gespreid cultuuraanbod. Alle Nederlanders moeten in staat zijn te genieten van een rijk en veelzijdig cultuuraanbod. Regionale spreiding is daarom een belangrijk criterium bij de basisinfrastructuur 2017–2020 en verankerd in de Wet op het specifiek cultuurbeleid. De veranderende bevolkingssamenstelling en de omvang van de bevolking zijn van invloed op het voorzieningenniveau binnen een regio. Een belangrijke uitdaging voor de toekomst is dan ook om door samenwerking binnen regio’s gezamenlijk een complementair cultuuraanbod te realiseren.
Vindt u het ook een «rampzalige ontwikkeling» dat veel muziekscholen worden gesloten? Zo ja, bent u bereid om hiervoor extra middelen vrij te maken en toe te zien op een evenwichtig, landelijk dekkend aanbod?
Volgens de enquête van Nieuwsuur wordt er op muziekscholen gemiddeld het meest bezuinigd. Ik laat het Landelijk Kennisinstituut Cultuureducatie en Amateurkunst de bereikbaarheid van voorzieningen voor actieve cultuurparticipatie monitoren.
Het is bekend dat gemeenten bezuinigingen op gesubsidieerde instellingen voor buitenschoolse kunsteducatie. Dat raakt ongeveer 20 procent van de voorzieningen waar muziekbeoefenaars gebruik van maken. Vooralsnog lijkt er geen aantoonbaar negatief effect van deze bezuinigingen op de cultuurdeelname van de bevolking.
De homohatende songteksten van de Surinaamse band Hakuna Matata Gang |
|
Keklik Yücel (PvdA), Michiel Servaes (PvdA) |
|
Bert Koenders (minister buitenlandse zaken) (PvdA), Jet Bussemaker (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (PvdA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de Surinaamse band Hakuna Matata Gang die op dit moment door Nederland toert? Bent u bekend met de songteksten van deze band en met name van het nummer Bullet? Deelt u de mening dat deze band door middel van deze teksten oproept tot discriminatie en homohaat?
Het is mij bekend dat de Surinaams band Hakuna Matata Gang optredens in Nederland had gepland, waarbij tenminste één nummer op het repertoire stond waarvan de songtekst in de Nederlandse context ontoelaatbaar zou zijn en – als dit nummer in Nederland in het openbaar bij een publiek optreden ten gehore zou worden gebracht – wellicht tot strafrechtelijke vervolging zou kunnen leiden. Nadat deze optredens via sociale media waren aangekondigd, is op basis van een YouTube-filmpje aangifte gedaan van discriminatie, bedreiging en homohaat. Deze aangifte wordt door het Openbaar Ministerie (OM) bekeken. Inmiddels is duidelijk dat de geplande optredens niet hebben plaatsgevonden. De organisatoren in Almere en Arnhem hebben het optreden geannuleerd, mede op basis van de ontstane ophef. Ook is het filmpje met het omstreden nummer, op basis waarvan aangifte is gedaan, van YouTube verwijderd. De Surinaamse band Hakuna Matata Gang heeft inmiddels tijdens een persconferentie op 5 augustus jl. verklaard het gewraakte lied niet meer ten gehore te zullen brengen bij optredens of anderszins te verspreiden. De bandleden hebben daarbij tevens verklaard andere wegen te zullen zoeken om hun afkering uit te spreken over jongens en mannen die onderling (betaalde) seks met elkaar hebben.
Wordt er bij het optreden van deze band ingegrepen als teksten worden gezongen die strafbaar zijn en worden de bandleden in dat geval direct aangehouden en vervolgd?
Zoals gezegd hebben de optredens uiteindelijk niet plaatsgevonden. In het algemeen geldt dat vrijheid van meningsuiting de essentie van democratie is. In onze rechtsstaat wordt een dergelijke fundamentele vrijheid voor iedereen beschermd. De vrijheid van meningsuiting is echter niet onbeperkt. Deze wordt begrensd als de vrijheden van anderen in het geding komen, als mensen oproepen tot haat of geweld of als de veiligheid in gevaar komt. Het Openbaar Ministerie kan besluiten om tot strafrechtelijke vervolging over te gaan indien zou blijken dat tijdens een evenement sprake is geweest van het aanzetten tot haat, zoals vastgelegd in artikel 137d van het Wetboek van Strafrecht.
Klopt het dat de Surinaamse regering de band ondersteunt met de bedoeling Surinaamse artiesten ook op de buitenlandse markt te brengen? Zo ja, bent u bereid om uw Surinaamse ambtgenoot te vragen de eventuele ondersteuning aan de band in te trekken en afstand te nemen van hun uitspraken en teksten over homoseksuelen?
De Surinaamse autoriteiten hebben aangegeven de betreffende band niet financieel te ondersteunen. Wel worden volgens het Ministerie van Buitenlandse Zaken in Paramaribo sporters en artiesten regelmatig geholpen bij het aanvragen van visa. De Nederlandse ambassadeur in Suriname heeft de Nederlandse zorgen over de songteksten van de band aan de Surinaamse autoriteiten kenbaar gemaakt.
Bent u bereid om uw Surinaamse ambtgenoot te vragen om, in samenspraak met de Surinaamse lesbische, homoseksuele, biseksuele en transgender-beweging, initiatieven te nemen om de mensenrechten van LHBT’s in Suriname te bevorderen en discriminatie van deze groep te bestrijden? Bent u bereid dergelijke initiatieven vanuit het mensenrechtenfonds te ondersteunen?
De bescherming en bevordering van gelijke rechten voor LHBTI’s wereldwijd is één van de prioriteiten van het Nederlands mensenrechtenbeleid. De Nederlandse ambassade in Suriname is actief op dit thema en heeft hierover recentelijk een regionale conferentie georganiseerd, in samenspraak met de Surinaamse en Guyaanse LHBTI-beweging en gefinancierd uit het Mensenrechtenfonds. Ook een vertegenwoordiger van het COC was hierbij aanwezig. Het is de bedoeling om deze conferentie in het najaar een vervolg te geven.