Het bericht 'Brandweer dreigt alle vrijwilligers kwijt te raken' |
|
Maurits von Martels (CDA), Chris van Dam (CDA), Hilde Palland (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Brandweer dreigt alle vrijwilligers kwijt te raken»?1
Ja.
Kunt u de situatie omtrent de vrijwillige brandweer in Overijssel schetsen? Zijn er genoeg vrijwilligers? Zijn er problemen ten aanzien van de werving van vrijwilligers voor de brandweer in Overijssel?
De provincie Overijssel kent twee veiligheidsregio’s, te weten IJsselland en Twente. De veiligheidsregio IJsselland heeft mij gemeld over voldoende vrijwilligers te beschikken. Deze regio geeft aan met de werving nog geen problemen te ondervinden, maar dat het in kleinere gemeenten wel moeilijker is dan voorheen. De veiligheidsregio Twente heeft mij gemeld op sterkte te zijn en via wervingscampagnes voldoende vrijwilligers te kunnen aantrekken.
Kunt u nogmaals uitleggen hoe de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) ervoor zorgt dat de brandweer haar vrijwillige karakter dreigt te verliezen?
Het klopt niet dat de Wet normalisering rechtspositie ambtenaren (Wnra) ervoor zorgt dat de brandweer haar vrijwillige karakter dreigt te verliezen. In het kader van de voorbereiding van de Wnra is aan het licht is gekomen dat de huidige rechtspositie van de brandweervrijwilligers in strijd is met Europese wet- en regelgeving.
Kunt u bevestigen dat u uw uiterste best doet om het vrijwillige karakter bij de brandweer te behouden? Zo ja, hoe doet u dat?
Kunt u aangeven hoe andere initiatieven – zoals Young Fire & Rescue teams uit Volendam – een oplossing kunnen zijn voor het werven van brandweervrijwilligers? Kunnen zulke initiatieven eraan bijdragen dat het vrijwillige karakter van de brandweer en mogelijk andere hulpdiensten behouden blijft? Zo ja, hoe bevordert u dat?
Jazeker; samen met het Veiligheidsberaad zet ik alles op alles om binnen het kader van de Europese wet- en regelgeving het vrijwillige karakter bij de brandweer te behouden. Samen hebben we met dat doel een Denktank aan het werk gezet die op basis van eerder door ons ingewonnen juridische adviezen werkt aan mogelijke oplossingen.
Behoud van vrijwilligheid en nieuwe impulsen geven aan de werving van vrijwilligers bij de brandweer is ook het centrale thema van het programma Vrijwilligheid. Dit programma, een initiatief van het Veiligheidsberaad, de Raad van Brandweercommandanten, de Vakvereniging brandweervrijwilligers, het Instituut Fysieke Veiligheid en mijn ministerie, ondersteun ik financieel. Jaarlijks is dat in de periode 2018–2021 een bijdrage van € 0,5 mln. uit de Regeerakkoordgelden.
Deelname aan het initiatief Young Fire & Rescue team Markermeergebied vergroot de kans dat jongeren doorstromen naar maatschappelijk betrokken organisaties, bijvoorbeeld als vrijwilliger. Dit initiatief is een samenwerkingsverband van tal van hulpverleningsdiensten zoals Brandweer, Politie en Rode Kruis. Naast dit team kent de veiligheidsregio Zaanstreek Waterland ook twee specifiek op de brandweer gerichte jeugdkorpsen. Nederland kent tal van teams jeugdbrandweer. Naar mededeling van de Raad van Brandweercommandanten zijn dat er circa 150 met in totaal ongeveer 3.500 jeugdleden, waarvan regelmatig leden doorstromen naar de vrijwillige brandweer. Initiatieven die bijdragen aan de aanwas van vrijwilligers passen binnen het programma vrijwilligheid en juich ik toe.
Kunt u aangeven wat de brandweer doet om het vrijwilligersbestand uit te breiden met mensen met een meer diverse achtergrond, zoals vrouwen of mensen met een niet-Nederlandse achtergrond?
In verschillende veiligheidsregio’s zijn er regionale initiatieven gestart om een meer divers samengesteld personeelsbestand te krijgen, ook vanuit het belang om goed in verbinding te staan met de samenleving. Bij de brandweer raakt dat aan zowel de repressieve taak als aan de preventieve taak. In het kader van personeelswerving, maar ook tijdens voorlichtingsbijeenkomsten wordt vaker stil bij het belang van diversiteit.
Binnen het financieel gesteunde programma Vrijwilligheid – zie antwoord op vraag 4 en 5 – is ook aandacht voor diversiteit en wordt gekeken naar manieren om meer vrijwilligers met een niet-Nederlandse achtergrond en vrouwen aan te trekken. Het Veiligheidsberaad en ik hechten hieraan grote waarde.
Kunt u aangeven wie allemaal zitting heeft in de in het bericht genoemde denktank die is opgericht om tot een oplossing hieromtrent te komen? Kunt u daarnaast aangeven waarom de Vakvereniging Brandweer Vrijwilligerslieden niet aangesloten is bij deze denktank? Hoe wordt de Vakvereniging anderszins betrokken bij de besluitvorming?
Aan de denktank nemen afgevaardigden op bestuurlijk en ambtelijk niveau deel namens het Veiligheidsberaad, de Brandweerkamer van de VNG en het Ministerie van Justitie en Veiligheid. Zoals ik uw Kamer in mijn brief van 15 oktober 2019 heb geïnformeerd, hebben het Veiligheidsberaad en ik er in eerste instantie voor gekozen om in de gezamenlijkheid van de 25 werkgevers – de besturen van veiligheidsregio’s – en mij als stelselverantwoordelijke aan de slag te gaan om de contouren van mogelijke oplossingen te bepalen. De betrokkenheid van personeel en vakorganisaties in overleggen over die contouren en de verdere invulling daarvan, is natuurlijk van groot belang. Ik zal u naar verwachting in januari 2020 informeren over de uitkomst van de overleggen tussen de werkgevers en de vakorganisaties.
Wanneer denkt u dat u een besluit omtrent de Wnra en de vrijwillige brandweer kunt nemen?
Op verzoek van de veiligheidsregio’s is in de Aanpassingswet Wnra2 een bepaling opgenomen3 die regelt dat de inwerkingtreding van de Wnra voor het personeel van de veiligheidsregio’s, met uitzondering van het personeel dat werkzaam is ten behoeve van een regionale ambulancevoorziening, uitgesteld wordt tot een bij koninklijk besluit te bepalen tijdstip. Belangrijk voor het moment van inwerkingtreding is de lopende discussie over het onderscheid tussen vrijwilligers en beroeps bij de brandweer. Als daarin duidelijkheid is gebracht, zal worden bepaald wanneer de uitzonderingsbepaling kan komen te vervallen.
Het bericht ‘Familiedrama in Winschoten: ze belde 113 maar dat nummer bestaat helemaal niet’. |
|
Antje Diertens (D66) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «familiedrama in Winschoten: ze belde 113 maar dat nummer bestaat helemaal niet»?1 Wat is uw reactie op dit bericht?
Ik ben door het bericht geraakt. Het is een verschrikkelijk drama dat in Winschoten plaatsgevonden heeft. Ik wens de nabestaanden heel veel sterkte met hun verlies.
Hoe vaak komt het jaarlijks voor, dat iemand probeert 113 te bellen maar uiteindelijk niet uitkomt bij de zelfmoordpreventielijn?
Het is niet bekend hoeveel mensen 1-1-3 bellen. Omdat het nummer 1-1-3 niet voor toekenning beschikbaar is en formeel niet in gebruik is, wordt dit technisch niet bijgehouden.
Klopt het dat de zelfmoordpreventielijn al bij u heeft aangegeven dat het feit dat zij niet 113 als telefoonnummer hebben, problemen oplevert?
Ik heb eind 2018 van 113Zelfmoordpreventie begrepen dat zij het huidige 0900 nummer graag in 1-1-3 nummer aangepast zouden willen zien. Dit vanwege betere vindbaarheid en de betere aansluiting op de zero suïcide missie van 113 Zelfmoordpreventie. De organisatie heeft destijds aangegeven hierover in gesprek te gaan met de hiervoor verantwoordelijke instantie (het Ministerie van EZK voor de beschikbaarheid van het nummer en de ACM voor de mogelijke toekenning van het nummer). Mocht in gebruik name van het nummer 1-1-3 niet te realiseren zijn, dan zou 113Zelfmoordpreventie gebruik willen gaan maken van het (reeds toegekende) nummer 0800–0113. Ik heb aangegeven dit van harte te ondersteunen maar had wel behoefte aan een nadere onderbouwing van de mogelijke financiële consequenties. Die is in het voorjaar door 113Zelfmoordpreventie aangeleverd.
Bent u van mening dat 113 een lijn voor spoedeisende hulp is en dat het belangrijk is dat dit nummer goed te bereiken en onthouden is?
Ik vind de hulp en steun die 113Zelfmoorpdreventie biedt aan mensen die kampen met suïcidaliteit van groot belang. Daarom faciliteer ik 113Zelfmoordpreventie en heb ik haar subsidie opnieuw verhoogd, van € 3,4 miljoen in 2017 naar € 5,4 miljoen sinds 2018. Het is belangrijk het nummer waaronder de organisatie te bereiken is, goed te communiceren. Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3 naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Klopt het dat door middel van een aanpassing van de Telecommunicatiewet het zelfmoordpreventie nummer wel omgezet kan worden naar 113? Zo ja, bent u bereid dit te doen? Zo nee, waarom niet?
Zoals in de Kamerbrief van heden is opgenomen heeft de Staatssecretaris van EZK aangegeven bereid te zijn het nummer 1-1-3 beschikbaar te stellen voor hulp in het kader van suïcidepreventie. Daarmee kunnen ook andere partijen dit nummer (gedeeld) gebruiken, mits zij voldoen aan de invulling van de kwaliteitseisen. Daarnaast is afgesproken dat het nummer 0800–0113 voor de Stichting beschikbaar is en blijft indien op enig moment besloten wordt het nummer 1-1-3 vanuit Europa voor andere doeleinden te harmoniseren. Samen met de Minister van JenV zullen wij onderzoeken wat de mogelijkheden, de risico’s en passende voorwaarden zijn bij het beschikbaar maken van dit nummer. Ik kan nog niet precies inschatten op welke termijn het nummer eventueel beschikbaar zou kunnen komen en of er onverhoopt onoverkomelijke obstakels zijn.
De bestemmingen van telefoonnummers zijn vastgelegd in het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten, een besluit van algemene strekking onder de Telecommunicatiewet dat valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van EZK. De ACM is verantwoordelijk voor de uitgifte van deze nummers. In het huidige nummerplan is het nummer 113 gereserveerd voor een mogelijke toekomstige Europees geharmoniseerde bestemming. Zonder aanpassing van het nummerplan kan het nummer 113 niet door de ACM worden toegekend.
De belangrijkste afweging voor een eventueel gebruik van het nummer 1-1-3 voor suïcidepreventie is de mogelijke complicatie voor de 1-1-2-dienstverlening, door een risico van onbedoeld kiezen («misdialling») van dit nummer. Op smartphones zit veelal een directe (beeldscherm) knop voor noodoproepen die dit risico beperkt, maar dit geldt niet voor vaste telefoons. Omdat elke seconde telt, moet de hulpvrager zoveel mogelijk in het eerste contact worden geholpen. Het openstellen van 1-1-3 mag geen extra vertragende factor zijn voor bellers in nood die per ongeluk 1-1-3 bellen in plaats van 1-1-2. Op dit moment kan ik nog niet inschatten wat dat vraagt aan techniek en menskracht. Dit risico speelt niet bij alternatieven zoals het nummer 0800–0113 of een nummer uit de 1–4reeks zoals het nummer 1-4-5.
Bij een eventuele aanpassing van het nummerplan om het nummer 1-1-3 beschikbaar te maken zullen ook andere maatschappelijke belangen en die van derden die hiervoor 1–1 nummers zouden willen gebruiken, maar (nog) buiten beeld zijn, moeten worden afgewogen. In verband met de vereiste marktconsultatie en uitvoeringtoets door de ACM zijn hier tenminste drie maanden mee gemoeid.
Gelet op de genoemde aspecten met betrekking tot het nummerplan en Europese harmonisatie zal het nodig zijn om voorwaarden te stellen aan een beschikbaarstelling van het nummer 1-1-3 ten behoeve van suïcidepreventie. Onder meer wordt dan het nummer bestemd voor «suïcidepreventie» en kunnen ook andere partijen (mits zij voldoen aan de invulling van de kwaliteitseisen) (gedeeld) gebruiken. Hiermee zou bij eventuele staking van de stichting een andere organisatie dit kunnen overnemen. Voorts zal dit gebruik van 1-1-3 moeten worden uit gefaseerd indien dit nummer alsnog Europees wordt geharmoniseerd voor een andere bestemming.
Met een (tijdelijke) doorschakeling of doorverwijzing door een auditieve melding kan op korte termijn het risico op onbeantwoorde 1-1-3-oproepen worden vermeden. Er is weliswaar geen wettelijk instrument om dit af te dwingen maar de grotere telecomaanbieders hebben zich bereid verklaard hieraan mee te werken. Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3 naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Het bericht ‘Familiedrama in Winschoten: 'Ze belde 113, maar dat nummer bestaat helemaal niet' |
|
Wim-Jan Renkema (GL) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Familiedrama in Winschoten: «Ze belde 113, maar dat nummer bestaat helemaal niet»?1
Ik ben door het bericht geraakt. Het is een verschrikkelijk drama dat in Winschoten plaatsgevonden heeft. Ik wens de nabestaanden heel veel sterkte met hun verlies.
Kunt u zich voorstellen dat het telefoonnummer van de zelfmoordpreventie hulplijn 113 verwarring kan veroorzaken bij hulpbehoevenden in een crisissituatie?
113Online is 11 jaar geleden opgericht en profileerde zich destijds als een online platform waar je ook naar toe kon bellen. De naam sloot mogelijk voorheen beter aan bij hetgeen het precieze platform/dienst is. Het merendeel van de mensen zoekt online de hulpverlening en daar is de zoekterm 113 (.nl) passend voor gebleken. In 2018 hebben 22.000 mensen via de telefoon en rond de 48.000 mensen via de chat crisishulp gekregen van 113Zelfmoordpreventie. Hoewel in alle uitingen van 113Zelfmoordpreventie het nummer 0900–0113 expliciet is vermeld, is gebleken dat mensen door de naam op de gedachte kunnen worden gebracht dat 113 het nummer is waarmee contact kan worden gezocht.
Het accent in de promotie van de hulpverlening van en door 113Zelfmoordpreventie heeft gelegen op verbetering van de naamsbekendheid; in 2015 lag het percentage op 3% naamsbekendheid, in 2019 is dit gestegen tot 56%. Ik heb begrepen dat mensen die het nummer 1-1-3 bellen, te horen krijgen dat het nummer niet bestaat met in sommige gevallen de suggestie het op een later moment nog eens te proberen. Ik ben inmiddels met het Ministerie van EZK in gesprek om hier actie op te ondernemen en de melding vooralsnog aan te passen in een duidelijke verwijzing of doorschakeling naar het juiste nummer om 113Zelfmoordpreventie telefonisch te kunnen bereiken. Dit is een oplossing voor de korte termijn. Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3, naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Wat waren destijds de beweegredenen waarom voor het telefoonnummer 0900 – 0113 is gekozen in plaats van het meer voor de hand liggende telefoonnummer 113?
Ik verwijs hiervoor naar mijn antwoord op vraag 2. In aanvulling daarop speelden destijds beweegredenen mee dat het nummer 1-1-3 complicaties geeft vanwege de (mogelijk) Europese harmonisatie van de 1–1 reeks, in het bijzonder in relatie met de 1-1-2 noodhulpverlening.
Heeft u kennisgenomen van de volgende reactie van de woordvoerder van Stichting 113 Zelfmoordpreventie: «Er lopen al langer gesprekken met het Ministerie van Volksgezondheid, maar het ligt op dit moment bij de politiek. Wij hopen voor het einde van dit jaar meer te weten»? Bent u van plan zo snel mogelijk gehoor te geven aan deze oproep van Stichting 113 Zelfmoordpreventie?
Ja, ik heb hiervan kennisgenomen.
Wanneer ontving het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de eerste signalen van Stichting 113 Zelfmoordpreventie over de verwarring dat het telefoonnummer veroorzaakt? Hebben financiële afweging eerder een rol gespeeld om tot actie over te gaan?
Ik heb eind 2018 van 113Zelfmoordpreventie vernomen dat zij het huidige 0900 nummer graag in 1-1-3 nummer aangepast zouden willen zien. Dit vanwege betere vindbaarheid en de betere aansluiting op de zero suïcide missie van 113 Zelfmoordpreventie. 113 Zelfmoordpreventie communiceert in alle uitingen uitdrukkelijk 0900–0113.
De organisatie heeft destijds aangegeven hierover in gesprek te gaan met de ACM. Mocht in gebruik name van het nummer 1-1-3 niet te realiseren zijn, dan zou 113 Zelfmoordpreventie gebruik willen gaan maken van het (reeds toegekende) nummer 0800–0113. Ik heb aangegeven dit van harte te ondersteunen maar had wel behoefte aan een nadere onderbouwing van de mogelijke financiële consequenties. Die is in het voorjaar door 113 Zelfmoordpreventie aangeleverd.
Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3, naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Kunt u bovenstaande vragen één voor één ruimschoots voor het algemeen overleg over suïcidepreventie op 17 oktober 2019 beantwoorden?
Ja.
Bent u bekend met de Nieuwsuur-uitzending «Nederlandse regering heeft morele verplichting West-Papoea te helpen»?1 En bent u ook bekend met het bericht «Zeker twintig doden bij rellen Indonesische provincie Papoea»?2
Ja.
Wat is uw laatste informatie over het recente optreden van de Indonesische veiligheidsdiensten in de provincie West-Papoea? Welke informatie heeft u over het aantal doden en gewonden dat is gevallen als gevolg van het optreden van militairen en politieagenten in deze provincie de afgelopen weken?
Het kabinet heeft met grote zorg geconstateerd dat bij de onlusten in Wamena, Papua, op maandag 23 september minstens 32 doden en vele tientallen gewonden zijn gevallen. Over de toedracht is nog veel onduidelijk. Wel is duidelijk dat diverse kanten geweld hebben gebruikt, en dat aan diverse kanten slachtoffers zijn gevallen. De Indonesische autoriteiten en de Indonesische mensenrechtencommissie doen onderzoek naar de gebeurtenissen.
Ook was sprake van interetnisch geweld tussen inwoners van Papua die afkomstig zijn uit andere delen van Indonesië (zogeheten «migranten») en Papua’s. Uit informatie die voorhanden is over het incident in Wamena op 23 september, blijkt dat de meerderheid van de dodelijke slachtoffers migranten waren. De groep gewonden bestaat voor ongeveer de helft uit migranten en de andere helft uit Papua’s. Deze cijfers bevestigen de complexiteit van de situatie ter plekke.
De Nederlandse ambassade in Jakarta volgt de situatie nauwlettend en bespreekt deze regelmatig met NGO’s, kennisinstituten, journalisten en overheidsfunctionarissen. Deze gesprekken bevestigen de complexiteit van de situatie waarin meerdere conflicten samen lijken te komen.
De Indonesische autoriteiten benadrukken dat de verhoogde aanwezigheid van veiligheidspersoneel in Papua tijdelijk is, en dat het veiligheidspersoneel nadrukkelijk instructies heeft gekregen om zich terughoudend op te stellen door alleen defensief te handelen.
Hoe beoordeelt u dit optreden van de Indonesische politie en militairen?
Het handhaven van de orde en veiligheid is de verantwoordelijkheid van de Indonesische autoriteiten. Daarbinnen hebben zij de bevoegdheid om veiligheidstroepen te sturen wanneer zij oordelen dat een situatie hierom vraagt. Proportionaliteit en de mogelijkheid tot transparant onderzoek achteraf zijn hierbij cruciaal en dit benadrukken wij ook in onze contacten met Indonesische autoriteiten.
Heeft u sinds het uitbreken van deze nieuwe protesten contact opgenomen met de Indonesische autoriteiten over deze situatie? Welke rol speelt uw ambassade in Jakarta hierin?
De situatie in Papua, met inbegrip van de mensenrechtensituatie, is vast onderdeel van de bilaterale dialoog tussen Nederland en Indonesië. Meteen na het uitbreken van de recente onlusten, heeft Nederland op hoogambtelijk niveau zorg overgebracht over de ontwikkelingen in Papua. Op 25 september jl. sprak ik met mijn Indonesische collega Retno Marsudi over de situatie in Papua, waarbij ik het belang van een bezoek van de VN-Hoge Commissaris voor de Mensenrechten aan Papua heb benadrukt. Minister Marsudi bevestigde dat de Hoge Commissaris is uitgenodigd. Meest recent heeft Minister-President Rutte de situatie in Papua tijdens zijn bezoek aan Indonesië op 7 oktober jl. met Indonesische president Widodo besproken.
De Nederlandse ambassade in Jakarta bespreekt deze situatie, inclusief de recente ontwikkelingen, geregeld met de Indonesische autoriteiten. In contacten met de Indonesische autoriteiten benadrukt Nederland dat terughoudendheid en dialoog de beste middelen zijn om tot een duurzame oplossing te komen.
Bent u bereid uw ernstige zorgen over te brengen aan de Indonesische autoriteiten, en er bij hen op aan te dringen dat zij de mensenrechten en de rechten van de Papoea’s respecteren?
Zie antwoord vraag 4.
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen over het onafhankelijkheidsreferendum en het Drooglever-rapport3, waarin u aangeeft dat het rapport een academisch werk is, maar u geen eigen oordeel vormt over deze gebeurtenissen? Bent u bereid alsnog uw analyse hierover te delen, gezien de Nederlandse rol in deze gebeurtenissen?
Ik zie geen aanleiding om de lijn in de Kamerbrieven van 22 november 2005, stuk 30 300V, en van 29 april 2016, stuk 2420, te herzien. Het academische onderzoek van professor Drooglever vormt een nadere bijdrage aan de beschrijving van de eigen geschiedenis van Papua en het verloop van de gebeurtenissen rond de «Act of Free Choice».
Papua is onderdeel van de Republiek Indonesië en de Nederlandse regering respecteert de territoriale integriteit van Indonesië volledig. De verplichting om de rechten van de Indonesische inwoners, waaronder Papua’s, te beschermen ligt in dat kader bij de Indonesische autoriteiten. Niettemin gaat het lot van de Papua's het kabinet zeker ter harte en de situatie in Papua is dan ook vast onderdeel van de dialoog tussen Nederland en Indonesië. Om tot een duurzame oplossing te komen is het belangrijk dat de centrale autoriteiten en de lokale bevolking gezamenlijk de problemen ter hand nemen en ontwikkeling in de provincies bevorderen. Ook dit benadrukt het kabinet in contacten met de Indonesische autoriteiten.
Hoe beoordeelt u de uitspraak in deze uitzending dat «De Nederlandse regering [...] een morele verplichting [heeft] om ons [de Papoea’s] te helpen en serieus naar de zaak te kijken»? Hoe beoordeelt u de opvatting dat Nederland vanwege het verleden in de voormalige Nederlandse kolonie Nederlands-Nieuw-Guinea een bijzondere verplichting heeft om op te komen voor de rechten van deze bevolkingsgroep?
Zie antwoord vraag 6.
De bereikbaarheid van 113 Zelfmoordpreventie |
|
Joël Voordewind (CU), Carla Dik-Faber (CU) |
|
Mona Keijzer (staatssecretaris economische zaken) (CDA), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Familiedrama in Winschoten. Ze belde 113 maar dat nummer bestaat helemaal niet»?1
Ik ben door het bericht geraakt. Het is een verschrikkelijk drama dat in Winschoten plaatsgevonden heeft. Ik wens de nabestaanden heel veel sterkte met hun verlies.
Vindt u ook dat 0900 minder bekend is, verwarrend is en een drempel kan opwerpen voor mensen vanwege de telefoonkosten die ze moeten maken?
Ik ben er voorstander van dat er zo min mogelijk drempels zijn om deze hulpdienst te bereiken. Met de toekenning en in gebruik name van het 0800 nummer, zijn er niet langer financiële barrières voor mensen die hulp zoeken.
Bent u bereid het nummer 113 gratis ter beschikking te laten stellen aan 113 zelfmoordpreventie, zodat mensen dit nummer rechtstreeks kunnen bellen?
Zoals in de Kamerbrief van heden is opgenomen heeft de Staatssecretaris van EZK aangegeven bereid te zijn het nummer 1-1-3 beschikbaar te stellen voor hulp in het kader van suïcidepreventie. Daarmee kunnen ook andere partijen dit nummer (gedeeld) gebruiken, mits zij voldoen aan de invulling van de kwaliteitseisen. Daarnaast is afgesproken dat het nummer 0800–0113 voor de Stichting beschikbaar is en blijft indien op enig moment besloten wordt het nummer 1-1-3 vanuit Europa voor andere doeleinden te harmoniseren. Samen met de Minister van JenV zullen wij onderzoeken wat de mogelijkheden, de risico’s en passende voorwaarden zijn bij het beschikbaar maken van dit nummer. Ik kan nog niet precies inschatten op welke termijn het nummer eventueel beschikbaar zou kunnen komen en of er onverhoopt onoverkomelijke obstakels zijn.
De bestemmingen van telefoonnummers zijn vastgelegd in het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten, een besluit van algemene strekking onder de Telecommunicatiewet dat valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van EZK. De ACM is verantwoordelijk voor de uitgifte van deze nummers. In het huidige nummerplan is het nummer 113 nu gereserveerd voor een mogelijke toekomstige Europees geharmoniseerde bestemming. Zonder aanpassing van het nummerplan kan het nummer 113 niet door de ACM worden toegekend.
De belangrijkste afweging voor een eventueel gebruik van het nummer 1-1-3 voor suïcidepreventie is de mogelijke complicatie voor de 1-1-2-dienstverlening, door een risico van onbedoeld kiezen («misdialling») van dit nummer. Op smartphones zit veelal een directe (beeldscherm) knop voor noodoproepen die dit risico beperkt, maar dit geldt niet voor vaste telefoons. Omdat elke seconde telt, moet de hulpvrager zoveel mogelijk in het eerste contact worden geholpen. Het openstellen van 1-1-3 mag geen extra vertragende factor zijn voor bellers in nood die per ongeluk 1-1-3 bellen in plaats van 1-1-2. Op dit moment kan ik nog niet inschatten wat dat vraagt aan techniek en menskracht. Dit risico speelt niet bij alternatieven zoals het nummer 0800–0113 of een nummer uit de 1–4reeks zoals het nummer 1-4-5.
Bij een eventuele aanpassing van het nummerplan om het nummer 1-1-3 beschikbaar te maken zullen ook andere maatschappelijke belangen en die van derden die hiervoor 1–1 nummers zouden willen gebruiken, maar (nog) buiten beeld zijn, moeten worden afgewogen. In verband met de vereiste marktconsultatie en uitvoeringtoets door de ACM zijn hier tenminste drie maanden mee gemoeid.
Gelet op de genoemde aspecten met betrekking tot het nummerplan en Europese harmonisatie zal het nodig zijn om voorwaarden te stellen aan een beschikbaarstelling van het nummer 1-1-3 ten behoeve van suïcidepreventie. Onder meer wordt dan het nummer bestemd voor «suïcidepreventie» en kunnen ook andere partijen (mits zij voldoen aan de invulling van de kwaliteitseisen) (gedeeld) gebruiken. Hiermee zou bij eventuele staking van de stichting een andere organisatie dit kunnen overnemen. Voorts zal dit gebruik van 1-1-3 moeten worden uit gefaseerd indien dit nummer alsnog Europees wordt geharmoniseerd voor een andere bestemming.
Met een doorverwijzing door een auditieve melding kan op korte termijn het risico op onbeantwoorde 1-1-3-oproepen worden vermeden. Er is weliswaar geen wettelijk instrument om dit af te dwingen maar de grotere telecomaanbieders hebben zich bereid verklaard hieraan mee te werken. Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3 naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Bent u bereid deze vragen in ieder geval te beantwoorden voor het algemeen overleg Suïcidepreventie van 17 oktober?
Ja.
De zelfmoordpreventielijn |
|
Anne Kuik (CDA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
|
|
Klopt het dat de zelfmoordpreventielijn, die breed bekend staat als 113, niet onder dat telefoonnummer te bereiken is?1
113Online is 11 jaar geleden opgericht en profileerde zich destijds als een online platform waar je ook naar toe kon bellen. De naam sloot mogelijk voorheen beter aan bij hetgeen het precieze platform/dienst is. Het merendeel van de mensen zoekt online de hulpverlening en daar is de zoekterm 113 (.nl) passend voor gebleken. In 2018 hebben 22.000 mensen via de telefoon en rond de 48.000 mensen via de chat crisishulp gekregen van 113Zelfmoordpreventie. Hoewel in alle uitingen van 113Zelfmoordpreventie het nummer 0900–0113 expliciet is vermeld, is gebleken dat mensen door de naam op de gedachte kunnen worden gebracht dat 113 het nummer is waarmee contact kan worden gezocht.
Het accent in de promotie van de hulpverlening van en door 113Zelfmoordpreventie heeft gelegen op verbetering van de naamsbekendheid. In 2015 lag het percentage op 3% naamsbekendheid, in 2019 is dit gestegen tot 56%. Ik heb begrepen dat mensen die het nummer 1-1-3 bellen, te horen krijgen dat het nummer niet bestaat met in sommige gevallen de suggestie het op een later moment nog eens te proberen. Ik ben inmiddels met het Ministerie van EZK in gesprek om hier actie op te ondernemen en de melding aan te passen in een duidelijke verwijzing of doorschakeling naar het juiste nummer om 113Zelfmoordpreventie telefonisch te kunnen bereiken. Dit is een oplossing voor de korte termijn. Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3 naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Is het algemeen bekend dat – anders dan het noodnummer 112 – voor de zelfmoordpreventielijn 0900–0113 gebeld moet worden?
In alle uitingen die verwijzen naar 113 Zelfmoordpreventie, wordt uitdrukkelijk het nummer 0900–0113 vermeld. Veel mensen kunnen de hulplijn vinden: in 2018 hebben 22.000 mensen via de telefoon en rond de 48.000 mensen onlinehulp gekregen van 113Zelfmoordpreventie.
Wat is de reden dat het breed gecommuniceerde nummer voor hulp 113 niet onder dat nummer bereikbaar is?
Het nummer 1-1-3 is nooit breed gecommuniceerd; de naam 113Online is sinds 2017 aangepast in 113Zelfmoordpreventie. Hoewel in alle uitingen van 113Zelfmoordpreventie het nummer 0900–0113 expliciet is vermeld, is gebleken dat mensen door de naam op de gedachte kunnen worden gebracht dat 113 het nummer is waarmee contact kan worden gezocht.
Klopt het dat het nummer 0900–0113 niet gratis is? Zo ja, waarom is dat?
Vanaf de start van 113Zelfmoordpreventie, is de dienstverlening die geboden wordt gratis beschikbaar voor iedereen die belt, mailt of chat. De kosten die verbonden zijn aan de telefoon zijn – tot op heden – voor rekening van de beller. Ik heb dit voorjaar aan 113Zelfmoordpreventie gevraagd een indicatie te geven van de omvang van de kosten die gemoeid zijn met het vergoeden van de telefoonkosten. Ik heb begrepen dat de kosten opgevangen kunnen worden in de huidige instellingssubsidie van 113Zelfmoordpreventie (€ 5,4 miljoen) waarmee toekenning van het nummer 0800–0113 in elk geval de voorkeur verdient boven het op dit moment gehanteerde 0900-nummer. Het nummer 0800–0113 is reeds toegekend.
Klopt het dat er al langer gesprekken met het Ministerie VWS lopen om het telefoonnummer 113 te verkrijgen? Deelt u de mening dat hier zo snel mogelijk helderheid over gegeven moet worden?
Ik heb eind 2018 van 113Zelfmoordpreventie vernomen dat zij het huidige 0900 nummer graag in 1-1-3 nummer aangepast zouden willen zien. Dit vanwege betere vindbaarheid en de betere aansluiting op de zero suïcide missie van 113Zelfmoordpreventie. De organisatie heeft destijds aangegeven hierover in gesprek te gaan met de hiervoor verantwoordelijke instantie (het Ministerie van EZK voor de beschikbaarheid van het nummer en de ACM voor de mogelijke toekenning van het nummer). Mocht in gebruik name van het nummer 1-1-3 niet te realiseren zijn, dan zou 113Zelfmoordpreventie gebruik willen gaan maken van het (reeds toegekende) nummer 0800–0113. Ik heb aangegeven dit van harte te ondersteunen maar had wel behoefte aan een nadere onderbouwing van de mogelijke financiële consequenties. Die is in het voorjaar door 113Zelfmoordpreventie aangeleverd.
Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3, naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Kunt u deze vragen beantwoorden voor het algemeen overleg over suïcidepreventie van ‪17 oktober a.s.?
Ja.
Het bericht ‘Familiedrama in Winschoten: ‘Ze belde 113, maar dat nummer bestaat helemaal niet’ |
|
Maarten Hijink |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Wat is uw reactie op het bericht «Familiedrama in Winschoten: «Ze belde 113, maar dat nummer bestaat helemaal niet»? Vindt u ook dat een dergelijke situatie totaal ongewenst is en dat iemand die hulp nodig heeft in een dergelijke situatie deze hulp altijd zo eenvoudig en snel mogelijk moet kunnen bereiken?1
Ik ben door het bericht geraakt. Het is een verschrikkelijk drama dat in Winschoten plaatsgevonden heeft. Ik wens de nabestaanden heel veel sterkte met hun verlies. Ik ben het met de vragensteller eens dat een dergelijke situatie ongewenst is. Hulp en steun voor iemand die suïcidale gedachten heeft, moet zo snel en zo eenvoudig mogelijk ter beschikking staan, dat staat voor mij voorop. Dit kabinet heeft niet voor niets substantieel extra financiële middelen beschikbaar gesteld aan suïcidepreventie ter hoogte van € 15 miljoen voor deze kabinetsperiode.
Begrijpt u dat het zeer verwarrend is dat 113 niet het daadwerkelijke nummer van de Zelfmoordpreventielijn is? Begrijpt u tevens dat het zeer verwarrend is dat iemand die 113 belt te horen krijgt dat het nummer momenteel niet bereikbaar is en dat hij of zij het later nogmaals moet proberen?
113Online is 11 jaar geleden opgericht en profileerde zich destijds als een online platform waar je ook naar toe kon bellen. De naam sloot mogelijk voorheen beter aan bij hetgeen het precieze platform/dienst is. Het merendeel van de mensen zoekt online de hulpverlening en daar is de zoekterm 113 (.nl) passend voor gebleken. In 2018 hebben 22.000 mensen via de telefoon en rond de 48.000 mensen via de chat crisishulp gekregen van 113Zelfmoordpreventie. Hoewel in alle uitingen van 113Zelfmoordpreventie het nummer 0900–0113 expliciet is vermeld, is gebleken dat mensen door de naam op de gedachte kunnen worden gebracht dat 113 het nummer is waarmee contact kan worden gezocht.
Het accent in de promotie van de hulpverlening van en door 113Zelfmoordpreventie heeft gelegen op verbetering van de naamsbekendheid. In 2015 lag het percentage op 3% naamsbekendheid, in 2019 is dit gestegen tot 56%. Ik heb begrepen dat mensen die het nummer 1-1-3 bellen, te horen krijgen dat het nummer niet bestaat met in sommige gevallen (afhankelijk van de provider) de suggestie het op een later moment nog eens te proberen. Ik ben inmiddels met het Ministerie van EZK in gesprek om hier actie op te ondernemen en de melding aan te passen in een duidelijke verwijzing of doorschakeling naar het juiste nummer om 113Zelfmoordpreventie telefonisch te kunnen bereiken. Dit is een oplossing voor de korte termijn. Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3 naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Is het waar dat de Autoriteit Consument en Markt (ACM) op basis van de Telecommunicatiewet momenteel niet toestaat dat het nummer 113 gebruikt wordt omdat dit nummer gereserveerd is voor een eventueel Europees Noodnummer? Is er in het geval van zelfmoordgevoelens geen sprake van een noodsituatie? Per wanneer wordt 113 als Europees noodnummer in gebruik genomen? Klopt het dat dit nog heel lang kan duren, terwijl ondertussen levens gered kunnen worden door het gebruik van dit nummer? Graag uw reactie.2
De bestemmingen van telefoonnummers zijn vastgelegd in het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten, een besluit van algemene strekking onder de Telecommunicatiewet dat valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van EZK. De ACM is verantwoordelijk voor de uitgifte van deze nummers. In het huidige nummerplan is het nummer 113 gereserveerd voor een mogelijke toekomstige Europees geharmoniseerde bestemming. Zonder aanpassing van het nummerplan kan het nummer 113 niet door de ACM worden toegekend.
De huidige bestemming van het nummer 1-1-3 is gebaseerd op een rapport van de Europese Commissie inzake nummerreeksen voor toekomstige Europese harmonisatie van korte nummers voor informatie- en hulpdiensten en de aanbeveling om de reeks 1–1 daarvoor te gebruiken. De harmonisatie heeft betekenis in een breed Europees verband. Tot dusverre is in dit kader op basis van de regelgeving van de EU en (aanvullend) beleid van de Conférence Européenne des administrations des Postes et Télécommunications (CEPT), het alarmnummer 1-1-2 in gebruik genomen en is de reeks 1-1-6 XYZ (zescijferig) bestemd als nummer voor Europees geharmoniseerde diensten met een maatschappelijk belang. In de 116-reeks zijn inmiddels een aantal diensten gehuisvest die noodsituaties kunnen betreffen, zoals het telefonisch meldpunt voor vermiste kinderen (116000), kinderhulplijnen (116111) en hulplijnen voor emotionele steun (116123). Hierbij zij opgemerkt dat hulp bij suïcidale gedachten ook onderdeel is van de bestemming van 116123. Verdere harmonisatie is tot dusverre uitgebleven. Enkele landen hebben het nummer 1-1-3 in gebruik genomen, hoofdzakelijk als (niet urgent) politienummer. Gezien deze ontwikkeling wordt niet voorzien dat op korte termijn het nummer 1-1-3 op Europees niveau zal worden geharmoniseerd.
Klopt het dat er al langer gesprekken lopen tussen het Ministerie van VWS en 113 over het telefoonnummer 113? Kunt u aangeven waarom dit zo lang moet duren? Bent u niet van mening dat dit zo spoedig mogelijk opgelost moet worden? Per wanneer gaat u regelen dat 113 het daadwerkelijke nummer wordt of dat iemand die 113 belt direct wordt doorgeschakeld naar de Zelfmoordpreventielijn?
Ik heb eind 2018 van 113 Zelfmoordpreventie vernomen dat zij het huidige 0900 nummer graag in het nummer 1-1-3 aangepast zouden willen zien. Dit vanwege betere vindbaarheid en de betere aansluiting op de zero suïcide missie van 113 Zelfmoordpreventie. De organisatie heeft destijds aangegeven hierover in gesprek te gaan met de hiervoor verantwoordelijke instantie (het Ministerie van EZK voor de beschikbaarheid van het nummer en de ACM voor de mogelijke toekenning van het nummer). Mocht in gebruik name van het nummer 1-1-3 niet te realiseren zijn, dan zou 113Zelfmoordpreventie gebruik willen gaan maken van het (reeds toegekende) nummer 0800–0113. Ik heb aangegeven dit van harte te ondersteunen maar had wel behoefte aan een nadere onderbouwing van de mogelijke financiële consequenties. Die is in het voorjaar door 113Zelfmoordpreventie aangeleverd.
Zoals in de Kamerbrief van heden is opgenomen heeft de Staatssecretaris van EZK aangegeven bereid te zijn het nummer 1-1-3 beschikbaar te stellen voor hulp in het kader van suïcidepreventie. Daarmee kunnen ook andere partijen dit nummer (gedeeld) gebruiken, mits zij voldoen aan de invulling van de kwaliteitseisen. Daarnaast is afgesproken dat het nummer 0800–0113 voor de Stichting beschikbaar is en blijft indien op enig moment besloten wordt het nummer 1-1-3 vanuit Europa voor andere doeleinden te harmoniseren. Samen met de Minister van JenV zullen wij onderzoeken wat de mogelijkheden, de risico’s en passende voorwaarden zijn bij het beschikbaar maken van dit nummer. Ik kan nog niet precies inschatten op welke termijn het nummer eventueel beschikbaar zou kunnen komen en of er onverhoopt onoverkomelijke obstakels zijn.
De belangrijkste afweging bij een eventueel gebruik van het nummer 1-1-3 voor suïcidepreventie is de mogelijke complicatie voor de 1-1-2-dienstverlening, door een risico van onbedoeld kiezen («misdialling») van dit nummer. Op smartphones zit veelal een directe (beeldscherm) knop voor noodoproepen die dit risico beperkt, maar dit geldt niet voor vaste telefoons. Omdat elke seconde telt, moet de hulpvrager zoveel mogelijk in het eerste contact worden geholpen. Het openstellen van 1-1-3 mag geen extra vertragende factor zijn voor bellers in nood die per ongeluk 1-1-3 bellen in plaats van 1-1-2. Op dit moment kan ik nog niet inschatten wat dat vraagt aan techniek en menskracht. Dit risico speelt niet bij alternatieven zoals het nummer 0800–0113 of een nummer uit de 1–4reeks zoals het nummer 1-4-5.
Bij een eventuele aanpassing van het nummerplan om het nummer 1-1-3 beschikbaar te maken zullen ook andere maatschappelijke belangen en die van derden die hiervoor 1–1 nummers zouden willen gebruiken, maar (nog) buiten beeld zijn, moeten worden afgewogen. In verband met de vereiste marktconsultatie en uitvoeringtoets door de ACM zijn hiermee tenminste drie maanden mee gemoeid.
Gelet op de genoemde aspecten met betrekking tot het nummerplan en Europese harmonisatie zal het nodig zijn om voorwaarden te stellen aan een beschikbaarstelling van het nummer 1-1-3 ten behoeve van suïcidepreventie. Onder meer wordt dan het nummer bestemd voor «suïcidepreventie» en kunnen ook andere partijen (mits zij voldoen aan de invulling van de kwaliteitseisen) dit nummer (gedeeld) gebruiken. Hiermee zou bij eventuele staking van de stichting een andere organisatie dit kunnen overnemen. Voorts zal dit gebruik van 1-1-3 moeten worden uit gefaseerd indien dit nummer alsnog Europees wordt geharmoniseerd voor een andere bestemming.
Met een (tijdelijke) doorverwijzing door een auditieve melding kan op korte termijn het risico op onbeantwoorde 1-1-3-oproepen worden vermeden3. Er is weliswaar geen wettelijk instrument om dit af te dwingen maar de grotere telecomaanbieders hebben zich bereid verklaard hieraan mee te werken. Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3 naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Gaat u op korte termijn regelen dat 113 een gratis toegankelijk nummer wordt zodat dit nummer ook te bereiken is door jongeren zonder beltegoed?
Zie antwoord vraag 4.
De onhoudbare situatie in Woltersum |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Kent u het artikel over de situatie van inwoners in Woltersum van wie huizen hersteld en versterkt moeten worden?1 Wat is hierop uw reactie?
Ik ken het bericht. Mijn reactie is in onderstaande antwoorden uiteengezet.
Zijn de huizen die in aanmerking komen voor zowel schadeherstel als versterking in beeld? Zo nee, wanneer is dit duidelijk? Zo ja, om hoeveel huizen gaat het en wanneer worden deze hersteld en versterkt?
In Woltersum hebben enkele panden de afgelopen periode forse schade opgelopen. De bewoners hebben begrijpelijke zorgen over de snelle achteruitgang van hun huizen. De schade is gemeld bij TCMG. TCMG heeft bij één huis een Acuut Onveilige Situatie (AOS) geconstateerd en met spoed stutten geplaatst. De acuut onveilige situatie is daarmee verholpen. Naar aanleiding van de meldingen over de schade zijn de vier adressen met een verhoogd risico met voorrang door NCG opgenomen. Op dit moment wordt het normbesluit voor deze adressen uitgewerkt.
Bij een AOS-melding maakt een bewoner met acute zorgen over hun veiligheid melding bij de TCMG. Een dergelijke melding wordt binnen 48 uur opgepakt waarbij op locatie de actuele situatie wordt beoordeeld. Zo nodig worden er tijdelijke maatregelen genomen. Het is geen beoordeling van de oorzaak van de schade, de omvang van de schade of exacte toetsing aan de normering.
Binnen welke termijn is de samenwerking tussen de Nationaal Coordinator Groningen (NCG) en de Tijdelijke Commissie Mijnbouwschade Groningen (TCMG) uitgewerkt? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zoals aangekondigd in de onlangs aan uw Kamer gestuurde brief over «Diverse onderwerpen Groningen» (Kamerstuk 33 529, nr. 680), hebben NCG en TCMG een convenant gesloten dat mogelijk maakt om zogenoemde «combinatiedossiers» (samenloop versterken en schade) met elkaar af te stemmen.2 In het op 11 september 2019 gesloten convenant is afgesproken dat de NCG en de TCMG gegevens uitwisselen die nodig zijn voor de uitvoering van hun taken, overeenkomstig de AVG.
In dit convenant zijn afspraken gemaakt om stapsgewijs tot een «één-loket-gedachte» te komen, waarbij de bewoner ervaart dat er één organisatie belast is met de versterking en schadeafhandeling van het gebouw. Dit gebeurt onder meer door te streven de opname voor schade en de opname voor de versterking gelijktijdig uit te voeren, zodat de bewoner een keer te maken krijgt met een instantie. Tevens door te werken met een begeleider die zowel de procedure voor schadeafhandeling als de versterking kan begeleiden. Er wordt gestart met een selectie van dossiers en gebouwen. Hiermee kan worden ervaren tegen welke knelpunten aangelopen wordt en hoe die kunnen worden opgelost.
Wanneer wordt de convenant in praktijk gebracht?
Zie antwoord vraag 3.
Kunt u verklaren waarom deze woningen niet met een hoog risico uit het Hazard and Risk Assessment (HRA)-model komen, maar wel als acuut onveilig zijn verklaard? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Is u bekend wanneer het gesprek tussen TCMG en NCG plaats vindt? Zo ja, wanneer is dat? Kunt u de uitkomst met de Kamer delen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke redenen zijn er om schadeherstel en versterking niet gezamenlijk aan te pakken?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u concreet doen voor de mensen die zowel op schadeherstel als versterking wachten?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht dat een meisje zelfmoord pleegde na het niet-bestaande telefoonnummer ‘113’ te bellen |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Familiedrama in Winschoten: «Ze belde 113, maar dat nummer bestaat helemaal niet»»?1
Ik ben door het bericht geraakt. Het is een verschrikkelijk drama dat in Winschoten plaatsgevonden heeft. Ik wens de nabestaanden heel veel sterkte met hun verlies.
Leeft u ook mee met de familie van de jonge vrouw haar die leven beëindigde nadat zij tevergeefs hulp zocht?
Zie antwoord vraag 1.
Vindt u het ook begrijpelijk dat men verondersteld dat «113» het correcte nummer van de zelfmoordpreventielijn is aangezien dit zowel de slogan als het adres van de website is, en niet «0900–0113»?
113Online is 11 jaar geleden opgericht en profileerde zich destijds als een online platform waar je ook naar toe kon bellen. De naam sloot mogelijk voorheen beter aan bij hetgeen het precieze platform/dienst is. Het merendeel van de mensen zoekt online de hulpverlening en daar is de zoekterm 1-1-3 (.nl) passend voor gebleken. In 2018 hebben 22.000 mensen via de telefoon en rond de 48.000 mensen via de chat crisishulp gekregen van 113Zelfmoordpreventie. Hoewel in alle uitingen van 113Zelfmoordpreventie het nummer 0900–0113 expliciet is vermeld, is gebleken dat mensen door de naam op de gedachte kunnen worden gebracht dat 1-1-3 het nummer is waarmee contact kan worden gezocht.
Acht u het van groot belang dat personen die denken aan zelfmoord zo snel en gemakkelijk mogelijk met iemand in contact moeten kunnen komen voor een anoniem en vertrouwelijk gesprek?
Ja, daarom faciliteer ik 113Zelfmoordpreventie en heb ik haar subsidie opnieuw verhoogd, van € 3,4 miljoen in 2017 naar € 5,4 miljoen sinds 2018.
Deelt u de mening van de geïnterviewde dat de insinuatie dat 113 een telefoonnummer is misleidend is?
Ik vind het verschrikkelijk wat er gebeurd is. Ik begrijp goed dat het voor de naasten een hard gelag is en dat de wetenschap dat contact is gezocht en niet is gevonden, niet te bevatten is.
Ik heb begrepen dat mensen die het nummer 1-1-3 bellen, te horen krijgen dat het nummer niet bestaat en dat ze niet het juiste nummer te horen krijgen. Voor de acties die ik onderneem verwijs ik u naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Wanneer zijn de gesprekken tussen de zelfmoordpreventielijn en uw ministerie hierover begonnen? Kunt u een overzicht geven van dit proces en de redenen dat de zelfmoordpreventielijn niet het gevraagde nummer 113 toegewezen heeft gekregen?
Ik heb eind 2018 van 113Zelfmoordpreventie vernomen dat zij het huidige 0900 nummer graag in 1-1-3 nummer aangepast zouden willen zien. Dit vanwege betere vindbaarheid en de betere aansluiting op de zero suïcide missie van 113 Zelfmoordpreventie. De organisatie heeft destijds aangegeven hierover in gesprek te gaan met de hiervoor verantwoordelijke instantie (het Ministerie van EZK voor de beschikbaarheid van het nummer en de ACM voor de mogelijke toekenning van het nummer). Mocht in gebruik name van het nummer 1-1-3 niet te realiseren zijn, dan zou 113Zelfmoordpreventie gebruik willen gaan maken van het nummer 0800–0113. Ik heb aangegeven dit van harte te ondersteunen maar had wel behoefte aan een nadere onderbouwing van de mogelijke financiële consequenties. Die is in het voorjaar door 113Zelfmoordpreventie aangeleverd.
Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3, naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Deelt u de mening dat het niet te verkroppen is dat de slogan «144, red een dier» wel slaat op een werkend telefoonnummer voor dieren in nood, maar 113 niet het nummer is voor mensen met suïcidale gedachten?
Het nummer «1-4-4» betreft een nummer in de zogenaamde «1–4» – reeks. Deze reeks maakt geen onderdeel uit van de reeks «1–1» die is aangewezen voor harmonisatie van korte nummers voor informatie en hulpdiensten en hier speelt niet het risico op mogelijke «misdialing» met het nummer 1-1-2.
Vindt u ook dat 113 zo snel mogelijk moet worden toegewezen aan de zelfmoordpreventielijn, dan wel moet worden doorgeschakeld naar 0900–0113 als tijdelijke oplossing?
Zoals in de Kamerbrief van heden is opgenomen heeft de Staatssecretaris van EZK aangegeven bereid te zijn het nummer 1-1-3 beschikbaar te stellen voor hulp in het kader van suïcidepreventie. Daarmee kunnen ook andere partijen dit nummer (gedeeld) gebruiken, mits zij voldoen aan de invulling van de kwaliteitseisen. Daarnaast is afgesproken dat het nummer 0800–0113 voor de Stichting beschikbaar is en blijft indien op enig moment besloten wordt het nummer 1-1-3 vanuit Europa voor andere doeleinden te harmoniseren. Samen met de Minister van JenV zullen wij onderzoeken wat de mogelijkheden, de risico’s en passende voorwaarden zijn bij het beschikbaar maken van dit nummer. Ik kan nog niet precies inschatten op welke termijn het nummer eventueel beschikbaar zou kunnen komen en of er onverhoopt onoverkomelijke obstakels zijn.
De bestemmingen van telefoonnummers zijn vastgelegd in het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten, een besluit van algemene strekking onder de Telecommunicatiewet dat valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van EZK. De ACM is verantwoordelijk voor de uitgifte van deze nummers. In het huidige nummerplan is het nummer 113 gereserveerd voor een mogelijke toekomstige Europees geharmoniseerde bestemming. Zonder aanpassing van het nummerplan kan het nummer 113 niet door de ACM worden toegekend.
De belangrijkste afweging voor een eventueel gebruik van het nummer 1-1-3 voor suïcidepreventie is de mogelijke complicatie voor de 1-1-2-dienstverlening, door een risico van onbedoeld kiezen («misdialling») van dit nummer. Op smartphones zit veelal een directe (beeldscherm) knop voor noodoproepen die dit risico beperkt, maar dit geldt niet voor vaste telefoons. Omdat elke seconde telt, moet de hulpvrager zoveel mogelijk in het eerste contact worden geholpen. Het openstellen van 1-1-3 mag geen extra vertragende factor zijn voor bellers in nood die per ongeluk 1-1-3 bellen in plaats van 1-1-2. Op dit moment kan ik nog niet inschatten wat dat vraagt aan techniek en menskracht. Dit risico speelt niet bij alternatieven zoals het nummer 0800–0113 of een nummer uit de 1–4reeks zoals het nummer 1-4-5.
Bij een eventuele aanpassing van het nummerplan om het nummer 1-1-3 beschikbaar te maken zullen ook andere maatschappelijke belangen en die van derden die hiervoor 1–1 nummers zouden willen gebruiken, maar (nog) buiten beeld zijn, moeten worden afgewogen. In verband met de vereiste marktconsultatie en uitvoeringtoets door de ACM zijn hier tenminste drie maanden mee gemoeid.
Gelet op de genoemde aspecten met betrekking tot het nummerplan en Europese harmonisatie zal het nodig zijn om voorwaarden te stellen aan een beschikbaarstelling van het nummer 1-1-3 ten behoeve van suïcidepreventie. Onder meer wordt dan het nummer bestemd voor «suïcidepreventie» en kunnen ook andere partijen (mits zij voldoen aan de invulling van de kwaliteitseisen) (gedeeld) gebruiken. Hiermee zou bij eventuele staking van de stichting een andere organisatie dit kunnen overnemen. Voorts zal dit gebruik van 1-1-3 moeten worden uit gefaseerd indien dit nummer alsnog Europees wordt geharmoniseerd voor een andere bestemming.
Met een (tijdelijke) doorschakeling of doorverwijzing door een auditieve melding kan op korte termijn het risico op onbeantwoorde 1-1-3-oproepen worden vermeden. Er is weliswaar geen wettelijk instrument om dit af te dwingen maar de grotere telecomaanbieders hebben zich bereid verklaard hieraan mee te werken. Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3 naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Maakt u zich ook zorgen over het feit dat mensen in nood zonder beltegoed de zelfmoordpreventielijn niet kunnen bellen omdat dit nummer niet gratis is? Zo ja, kunt u dit zo spoedig mogelijk rechtzetten opdat beltegoed niet langer een voorwaarde is om hulp te krijgen voor iemand met suïcidale neigingen?
Ik verwijs u voor mijn reactie naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Kunt u aangeven binnen welk tijdsbestek u bovenstaande veranderingen gaat doorvoeren?
Zie antwoord vraag 9.
Het bericht ‘Familiedrama in Winschoten: 'Ze belde 113, maar dat nummer bestaat helemaal niet' |
|
Martin Wörsdörfer (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Familiedrama in Winschoten: «Ze belde 113, maar dat nummer bestaat helemaal niet»?1
Ik ben door het bericht geraakt. Het is een verschrikkelijk drama dat in Winschoten plaatsgevonden heeft. Ik wens de nabestaanden heel veel sterkte met hun verlies.
Deelt u de mening dat de zelfmoordpreventielijn ook bereikbaar moet zijn via het nummer 113? Zo ja, kunt u per direct het nummer 113 toegankelijk maken voor en koppelen aan de Zelfmoordpreventielijn? Zo nee, waarom niet?
Zoals in de Kamerbrief van heden is opgenomen heeft de Staatssecretaris van EZK aangegeven bereid te zijn het nummer 1-1-3 beschikbaar te stellen voor hulp in het kader van suïcidepreventie. Daarmee kunnen ook andere partijen dit nummer (gedeeld) gebruiken, mits zij voldoen aan de invulling van de kwaliteitseisen. Daarnaast is afgesproken dat het nummer 0800–0113 voor de Stichting beschikbaar is en blijft indien op enig moment besloten wordt het nummer 1-1-3 vanuit Europa voor andere doeleinden te harmoniseren. Samen met de Minister van JenV zullen wij onderzoeken wat de mogelijkheden, de risico’s en passende voorwaarden zijn bij het beschikbaar maken van dit nummer. Ik kan nog niet precies inschatten op welke termijn het nummer eventueel beschikbaar zou kunnen komen en of er onverhoopt onoverkomelijke obstakels zijn.
De bestemmingen van telefoonnummers zijn vastgelegd in het Nummerplan telefoon- en ISDN-diensten, een besluit van algemene strekking onder de Telecommunicatiewet dat valt onder de verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van EZK. De ACM is verantwoordelijk voor de uitgifte van deze nummers. In het huidige nummerplan is het nummer 113 gereserveerd voor een mogelijke toekomstige Europees geharmoniseerde bestemming. Zonder aanpassing van het nummerplan kan het nummer 113 niet door de ACM worden toegekend.
De belangrijkste afweging voor een eventueel gebruik van het nummer 1-1-3 voor suïcidepreventie is de mogelijke complicatie voor de 1-1-2-dienstverlening, door een risico van onbedoeld kiezen («misdialling») van dit nummer. Op smartphones zit veelal een directe (beeldscherm) knop voor noodoproepen die dit risico beperkt, maar dit geldt niet voor vaste telefoons. Omdat elke seconde telt, moet de hulpvrager zoveel mogelijk in het eerste contact worden geholpen. Het openstellen van 1-1-3 mag geen extra vertragende factor zijn voor bellers in nood die per ongeluk 1-1-3 bellen in plaats van 1-1-2. Op dit moment kan ik nog niet inschatten wat dat vraagt aan techniek en menskracht. Dit risico speelt niet bij alternatieven zoals het nummer 0800–0113 of een nummer uit de 1–4reeks zoals het nummer 1-4-5.
Bij een eventuele aanpassing van het nummerplan om het nummer 1-1-3 beschikbaar te maken zullen ook andere maatschappelijke belangen en die van derden die hiervoor 1–1 nummers zouden willen gebruiken, maar (nog) buiten beeld zijn, moeten worden afgewogen. In verband met de vereiste marktconsultatie en uitvoeringtoets door de ACM zijn hier tenminste drie maanden mee gemoeid.
Gelet op de genoemde aspecten met betrekking tot het nummerplan en Europese harmonisatie zal het nodig zijn om voorwaarden te stellen aan een beschikbaarstelling van het nummer 1-1-3 ten behoeve van suïcidepreventie. Onder meer wordt dan het nummer bestemd voor «suïcidepreventie» en kunnen ook andere partijen dit nummer (mits zij voldoen aan de invulling van de kwaliteitseisen) (gedeeld) gebruiken. Hiermee zou bij eventuele staking van de stichting een andere organisatie dit kunnen overnemen. Voorts zal dit gebruik van 1-1-3 moeten worden uit gefaseerd indien dit nummer alsnog Europees wordt geharmoniseerd voor een andere bestemming.
Met een (tijdelijke) doorschakeling of doorverwijzing door een auditieve melding kan op korte termijn het risico op onbeantwoorde 1-1-3-oproepen worden vermeden2. Er is weliswaar geen wettelijk instrument om dit af te dwingen maar de grotere telecomaanbieders hebben zich bereid verklaard hieraan mee te werken. Ik verwijs u voor mijn verdere reactie op het nummer 1-1-3 naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
Wat is volgens u de reden dat mensen nu een langer nummer, te weten, 0900–0113, moeten bellen?
Ik begrijp dat destijds aan 113 Online een 020-nummer was toegekend. Ongeveer zes jaar geleden is dit omgezet naar een landelijk 0900-nummer.
Waarom worden bellers die bellen naar 113 niet doorverbonden met 0900–0113?
Ik verwijs u voor de beantwoording naar het antwoord op vraag 2.
Kunt u het bellen van de zelfmoordpreventielijn gratis toegankelijk maken zodat ook kinderen en jongeren zonder beltegoed de zelfmoordpreventielijn kunnen bereiken? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u voor het antwoord op deze vraag naar mijn brief van heden aan uw Kamer over dit onderwerp.
In hoeverre heeft u signalen ontvangen dat de zelfmoordpreventielijn niet bereikt wordt door verwarring over het te bellen telefoonnummer?
Ik heb eind 2018 van 113Zelfmoordpreventie vernomen dat zij het huidige 0900 nummer graag in 1-1-3 nummer aangepast zouden willen zien. Dit vanwege betere vindbaarheid en de betere aansluiting op de zero suïcide missie van 113 Zelfmoordpreventie. Jaarlijks bellen 22.000 mensen 113Zelfmoordpreventie voor steun en hulp in verband met hun suïcidaliteit, ruim 48.000 mensen weten 113zelfmoorpdreventie online te vinden (2018).
Kunt u deze schriftelijke vragen beantwoorden voor het algemeen overleg suïcidepreventie van 17 oktober 2019?
Ja.
Het bericht dat een man na een arrestatie overleden is in het ziekenhuis |
|
Farid Azarkan (DENK) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Man na arrestatie overleden in het ziekenhuis»?1
Ja.
Vindt u dat deze arrestatie voldoet aan de vereisten van proportionaliteit? Zo ja, waarom wel? Zo nee, hebben de politieagenten buitenproportioneel gehandeld?
De toedracht van dit tragische incident wordt, zoals dat altijd gebeurt wanneer mogelijk sprake is van gewonden of doden door toedoen van de politie, momenteel onderzocht door de rijksrecherche, onder het gezag van de officier van justitie. Gedurende het onderzoek kan niet worden ingegaan op de feiten en omstandigheden. Het is in eerste instantie aan de officier van justitie om te beoordelen of de betrokken politieambtenaren volgens de regels hebben gehandeld. Mij past daarom terughoudendheid. Het is niet aan mij om te beoordelen of rechtmatig is gehandeld.
Kunt u een feitenrelaas met de Kamer delen met de precieze gebeurtenissen en de omstandigheden? Kunt u tevens met de Kamer delen welke geweldsmiddelen bij deze aanhouding door de politie zijn gebruikt?
Zie antwoord vraag 2.
Wanneer zijn de resultaten van het onderzoek van de Rijksrecherche naar de gebeurtenissen bekend en op welke wijze worden deze bekend gemaakt?
Het onderzoek is nog in uitvoering en er is nog geen afrondingsdatum bekend. Communicatie over onderzoeken van de Rijksrecherche loopt via woordvoering van het Openbaar Ministerie (OM).
Worden de video- en fotobeelden die genomen zijn door de familieleden en getuigen betrokken bij het onderzoek?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven of de agenten die afkwamen op de hulpvraag van de familie met bodycams uitgerust waren en of deze beelden meegenomen zullen worden in het onderzoek van de Rijksrecherche? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Zijn de betrokken politieagenten hedendaags actief werkzaam? Zo ja, waarom zijn de betrokken politiemensen gedurende het onderzoek naar de zaak niet direct op non-actief gesteld?
In onderhavige casus zijn de betrokken politiemedewerkers in afwachting van het onderzoek door de Rijksrecherche niet buiten functie gesteld, omdat er op dit moment geen concrete aanwijzingen zijn dat er een causaal verband zou zijn tussen het optreden van de politiemedewerkers en het overlijden van betrokkene.
Waarom heeft het Openbaar Ministerie (OM), al voordat de Rijksrecherche haar onderzoek heeft afgerond, bekend gemaakt dat de patholoog in haar voorlopige bevindingen heeft gemeld dat «er geen door uitwendig mechanisch geweld opgeleverde afwijkingen zijn die de noodzaak tot ziekenhuisopname en het uiteindelijk overlijden kunnen verklaren», terwijl de patholoog nog geen doodsoorzaak heeft vastgesteld? Deelt u de mening dat dit een vreemde gang van zaken is? Zo nee, waarom niet?2
In het kader van het onderzoek naar de doodsoorzaak van de 22-jarige man, heeft het OM de voorlopige bevindingen van de patholoog ontvangen. Hieruit werd duidelijk dat, ondanks het feit dat de doodsoorzaak nog niet is vastgesteld, «er geen door uitwendig mechanisch geweld opgeleverde afwijkingen zijn die de noodzaak tot ziekenhuisopname en het uiteindelijk overlijden kunnen verklaren». Deze voorlopige bevindingen zijn zeer relevant voor het onderzoek dat onder leiding van de officier van justitie door de Rijksrecherche gedaan wordt.
Gelet op de relevantie van de voorlopige bevindingen en de mogelijke maatschappelijke onrust die zou kunnen ontstaan als hierover onduidelijkheid bleef bestaan, heeft het OM ervoor gekozen om de conclusie van de voorlopige bevindingen van de patholoog naar buiten te brengen.
Deelt u de mening dat mede gelet op het feit dat de Rijksrecherche nog bezig is met het onderzoek en nog een toxicologisch onderzoek uitgevoerd dient te worden het uiterst vreemd is dat het OM het volgende naar buiten heeft gebracht: «Over de doodsoorzaak van de man is nog niets bekend. Ook daar doet de Rijksrecherche onderzoek naar. «Wel stelt de patholoog dat de man niet door uitwendig geweld om het leven is gekomen», zegt het OM dinsdag. Er moet nog een toxicologisch onderzoek worden gedaan»? Zo nee, waarom niet?3
Zie antwoord vraag 8.
Waarom heeft het OM, al voordat de Rijksrecherche haar onderzoek heeft afgerond, aan Omroep West meegedeeld dat de patholoog stelt dat de man niet door het handelen van de politie om het leven is gekomen? Deelt u de mening dat dit een vreemde gang van zaken is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 8.
Klopt het dat de politie in de betreffende nacht van zondag 1 september op maandag 2 september juist werd gebeld met een vraag om hulp en dat hij nergens van werd verdacht? Kunt u aangeven waarom op 10 september het OM desgevraagd aan Omroep West heeft laten weten dat de overleden persoon een verdachte was en waarom het OM niet kwijt wil wat de verdenking tegen de 22-jarige Leidschendammer was?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de politie is gebeld om hulp in verband met een verwarde man en heeft de politie overwogen om geestelijk hulpverleners te sturen in plaats van, of in samenwerking met, de politie?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat de overleden arrestant rond 01.30 uur is meegenomen door de politie en rond 04.00 uur zonder kleren is afgeleverd bij een Haags ziekenhuis? Kunt u een feitenrelaas en toelichting geven over wat er in die tijdspanne van tweeënhalf uur is gebeurd?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven waarom deze verwarde persoon zonder kleren is afgeleverd bij het ziekenhuis en kunt u aangeven waar zijn kleren zijn gebleven? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Door wie is deze verwarde persoon vervoerd naar het ziekenhuis? Is dit door de politie gebeurd of door een ambulance?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de politie instructies gegeven aan medewerkers van het ziekenhuis over wat wel en niet extern gecommuniceerd mag worden?
Zie antwoord vraag 2.
Wat is de aanleiding geweest voor de snelle reactie van de Rijksrecherche en het besluit om de aanhouding te onderzoeken? Kunt u aangeven waarom het OM op woensdag 4 september al bekend maakte dat zij de Rijksrecherche op dinsdag 3 september hebben gevraagd om onderzoek te doen of de aanhouding volgens de regels was verlopen?4
De Rijksrecherche doet altijd onderzoek wanneer zwaar lichamelijk letsel of overlijden mogelijkerwijs het gevolg kan zijn van geweldstoepassing door de politie.
Kunt u aangeven waarom er op maandag 9 september rondom de Haagse moskee waar het overlijdensgebed van de 22-jarige Leidschendammer plaatsvond veel politie op de been was? Kunt u aangeven waarom en door wie hiertoe besloten is? Zo nee, waarom niet?
De politie-inzet had vooral te maken met verkeersbegeleiding en bestond deels uit verkeersregelaars. Deze was er vooral op gericht om de grote toestroom van voertuigen in goede banen te leiden. Uiteindelijk kwamen er ongeveer 1.500 belangstellenden.
Kunt u aangeven waarom besloten is om de verwarde persoon die in kritieke toestand in het MCH Westeinde ziekenhuis lag te vervoeren naar het LUMC waar hij uiteindelijk in de nacht van vrijdag 6 september op zaterdag 7 september overleed? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat, gezien de grote discrepantie tussen de lezing van de familie en die van de politie en het OM over de aanhouding, en omdat uit beelden die in het bezit zijn van de familie (en die ook bekeken zijn door Omroep West) namelijk blijkt dat de verwarde man meewerkte en dat dus geen sprake was van wederspannigheid en op die beelden geen fysiek letsel zichtbaar zou zijn, als deze verwarde man niet aangehouden zou zijn door de politie hij mogelijk op dit moment nog zou leven?
Zie antwoord vraag 2.
Was bij de politie voorafgaand aan de aanhouding al een voorgeschiedenis bekend met betrekking tot verwardheid van deze 22-jarige?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u een verklaring geven voor het zichtbare fysieke letsel, zoals een enorme bult onder zijn oog en een grote bloeduitstorting op zijn buik, zoals blijkt uit het beeldmateriaal van de familie? Is er volgens u een correlatie tussen (mogelijk) drugsgebruik en het fysieke letsel zoals hierboven omschreven?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoe laat de constatering blijkens de uiting van het OM «Niet veel later werd geconstateerd dat de verdachte in een zorgelijke toestand verkeerde en is een ambulance gewaarschuwd» is gedaan, en wat het OM bedoelde met «in zorgelijke toestand verkeerde»?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven wat het beoogde doel was van de aanhouding van deze verwarde persoon en welke inschatting de politie heeft gemaakt over de mogelijke verbonden risico’s en gevaren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u de Kamer een overzicht verstrekken van het aantal aangiften dat burgers de afgelopen tien jaar hebben gedaan tegen politieagenten vanwege geweldsincidenten, alsmede een overzicht van de wijze van afdoening (hoeveel aangiften zijn geseponeerd, hoeveel aangiften hebben geleid tot een vervolging?
De politie kan niet aangeven hoeveel aangiftes er zijn gedaan tegen politieambtenaren specifiek vanwege geweldsgebruik. In de daarvoor in gebruik zijnde bedrijfsprocessystemen wordt geen onderscheid gemaakt tussen meldingen en aangiftes of tussen geweldgebruik en andere vergrijpen. Ook is uit die systemen niet op te maken of en zo ja, welk vervolg aan een (strafrechtelijke) aangifte is gegeven.
In het kader van de Wet openbaarheid van bestuur (Wob) heeft de politie in 2016 cijfers gepubliceerd met betrekking tot geweldsaanwending door politie in de jaren 2014 en 20155. In 2019 heeft de politie vergelijkbare cijfers gepubliceerd met betrekking tot de jaren 2016, 2017 en 20186. Deze overzichten zijn manueel tot stand gekomen en het vervaardigen van deze cijfers over de afgelopen tien jaar, in plaats van de reeds beschikbare vijf jaar, zou buitenproportioneel veel werk vereisen.
Aantal registraties van geweldsaanwending:
2014: 10.745
2015: 10.233
2016: 12.856
2017: 12.550
2018: 12.080
Het OM kan geen overzicht verstrekken over het aantal strafzaken dat de afgelopen 10 jaar tegen agenten is gestart naar aanleiding van geweldsaanwending, omdat het OM geen gegevens over beroep of achtergrond van een verdachte registreert.
Kunt u de Kamer een overzicht verstrekken van het aantal personen dat de afgelopen tien jaar overleden is tijdens of na een arrestatie door de politie, alsmede een korte beschrijving van iedere casus waarin wordt ingegan op de oorzaak van het overlijden, de toedracht volgens het OM, en de afdoening met betrekking tot de betrokken agenten (zijn zij als verdachte aangemerkt dan wel vervolgd)?
Een dergelijk overzicht kan niet worden verstrekt nu de Rijksrecherche niet registreert op specifieke context zoals «tijdens of na een arrestatie» of «oorzaak van het overlijden». Sinds 2014 registreert de Rijksrecherche wél het aantal schietincidenten met daaraan gekoppeld het aantal dodelijke slachtoffers en gewonden. Dit overzicht wordt jaarlijks op de website van het Openbaar Ministerie geplaatst (www.om.nl/actueel/nieuwsberichten). Het aantal gewonden en dodelijke slachtoffers door andersoortige confrontaties met de politie, zoals een aanrijding door een politievoertuig, wordt niet specifiek geregistreerd op de variabelen van dodelijke en gewonde slachtoffers. Voor het raadplegen van deze informatie dienen de dossiers van de afgelopen 10 jaar handmatig te worden doorgenomen. Het college van procureurs-generaal heeft aangegeven dat het voor de Rijksrecherche onevenredig belastend is om deze gegevens te verzamelen. Ik kan mij met dit standpunt verenigen.
Kunt u de Kamer een overzicht verstrekken van het aantal onderzoeken dat de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) de afgelopen tien jaar is gestart naar aanleiding van geweldsincidenten door politiemedewerkers waarbij burgers slachtoffer waren, alsmede een overzicht van de wijze van afdoening van deze onderzoeken door het VIK?
In 2017 is het registratiesysteem van de afdeling VIK voor het eerst door alle politie-eenheden het gehele jaar gebruikt. Daardoor is het pas vanaf dat jaar mogelijk om betrouwbare aantallen te genereren.
Gestarte onderzoeken met betrekking tot geweld:
2017:
2018:
2019 t/m 4 oktober:
Mishandeling (artt. 300–306 WvSr)
305
255
109
Persoonlijk vrijheid (artt. 273–286 WvSr)
26
19
10
Levensdelicten (artt. 287–295 WvSr)
18
13
3
Dood en letsel door schuld (artt. 307–309 WvSr)
10
8
2
Bovenstaande tabel geeft weer hoeveel onderzoeken de afdeling VIK heeft uitgevoerd naar aanleiding van geweldsaanwending door politiemedewerkers (bron cijfers: politie). Dit betreffen zowel geweldsdelicten tijdens diensttijd als in privétijd waarbij een medewerker van de politie verdachte is. Deze aantallen kunnen hierin niet worden onderscheiden. Uit eerdere analyses is gebleken dat ongeveer een kwart van de gestarte strafrechtonderzoeken privégerelateerd zijn.
De afdeling VIK doet geen onderzoeken af. De afdeling VIK voert slechts onderzoeken uit, waarna het resultaat daarvan voor het nemen van een beslissing daarover wordt overgedragen een het (politie-interne) bevoegde gezag (korpschef, sectorhoofd, etc.) of aan het Openbaar Ministerie.
Kunt u de Kamer een overzicht verstrekken van het aantal strafzaken dat het OM de afgelopen tien jaar gestart is naar aanleiding van geweldsincidenten van politiemensen richting burgers, het aantal politiefunctionarissen dat uiteindelijk schuldig werd bevonden, en de sancties die deze personen kregen?
Het OM kan geen overzicht verstrekken over de oorzaken van het overlijden, de toedracht en de afdoening met betrekking tot de betrokken agenten alsmede het aantal strafzaken die de afgelopen 10 jaar zijn gestart naar politiemensen, nu het OM geen gegevens over beroep of achtergrond van een verdachte registreert.
Erkent u dat er een patroon bestaat van buitenproportioneel politiegeweld gezien de tragische gebeurtenissen inzake de zaken Mitch Henriquez, Rishi Chandrikasing, Ihsan Gurz, Bertus de Man en andere slachtoffers die door politiegeweld overleden zijn?
Nee. De politie heeft op grond van artikel 7 van de Politiewet 2012 de bevoegdheid om bij het uitvoeren van haar taak geweld te gebruiken. Hierbij moeten de beginselen van proportionaliteit en subsidiariteit en redelijkheid en gematigdheid in acht worden genomen. Bij signalen van mogelijk buitenproportioneel geweld door een ambtenaar van politie wordt een disciplinair onderzoek gestart (zie ook het antwoord op vraag31).
Welk beleid gaat u voeren om buitensporig politiegeweld tegen te gaan?
Ik verwacht van de politieorganisatie en van politieambtenaren dat continu aandacht is voor het leren van het gebruik van geweld. Dit hoort bij het verantwoord omgaan met de bij wet toegekende geweldsbevoegdheid. Eenduidige registratie van aangewend geweld vormt hierbij één van de pijlers van het project Stelselherziening geweldsaanwending opsporingsambtenaar. Geweldsaanwending wordt geregistreerd en beoordeeld. Afhankelijk van de beoordeling van de geweldsaanwending worden maatregelen getroffen met als doel hiervan te leren. Hierbij zijn de politieambtenaar, een docent en een hulpofficier van justitie betrokken, en in sommige gevallen het team en de teamchef.
Om studenten zo goed mogelijk toe te rusten op de vaak weerbarstige praktijk wordt in de opleiding tot politieambtenaar uitgebreid aandacht besteed aan aanhoudings- en zelfverdedigingstechnieken, onder zeer diverse omstandigheden. Executieve politieambtenaren worden jaarlijks getoetst op deze vaardigheden. Tijdens de trainingen ondergaan studenten zelf de aanhouding, de opbrenggrepen en het aanleggen van handboeien, zodat studenten zich bewust worden van de mogelijke mate van pijnbeleving bij verzet tegen de aanhouding.
Welke disciplinaire maatregelen kunnen genomen worden als er blijk is van buitenproportioneel geweld bij een aanhouding? Kunnen de maatregelen verzwaard worden als de aangehoudene sterft als gevolg van het geweld?
Bij signalen van mogelijk buitenproportioneel geweld door een ambtenaar van politie wordt een disciplinair onderzoek gestart. Met dit disciplinaire onderzoek worden alle gegevens verzameld die moeten uitwijzen of plichtsverzuim heeft plaatsgevonden en of dit de betrokken ambtenaar kan worden verweten. Indien uit het disciplinaire onderzoek volgt dat er plichtsverzuim heeft plaatsgevonden, kan het bevoegd gezag een disciplinaire straf opleggen. Disciplinaire maatregelen zijn afhankelijk van de ernst van het plichtsverzuim en van de omstandigheden waaronder het plichtsverzuim heeft plaatsgevonden en variëren van een schriftelijke berisping tot ontslag. Om uniformiteit over de op te leggen straf binnen de politie te waarborgen is door de korpschef een landelijk strafmaatoverleg (SMO) ingesteld. Het SMO adviseert over de passendheid van de voorgestelde disciplinaire straf op basis van onder meer interne jurisprudentie.
Moet er niet een onafhankelijke instantie komen waar burgers misdragingen door de politie kunnen melden? Zo nee, waarom niet?
Burgers die van mening zijn dat buitenproportioneel geweld is gebruikt door politieambtenaren kunnen aangifte doen of een klacht indienen (mondeling, schriftelijk of digitaal) bij de politie. Hierna kunnen zij zich ook wenden tot de Nationale ombudsman. Daarnaast is een extra onafhankelijke instantie mogelijk niet bevorderlijk voor de eenduidigheid in het stelsel van al bestaande mogelijkheden. Ik ben daarom van mening dat er voldoende mechanismen zijn en dat er geen nieuw meldpunt nodig is.
Wat is het handelingskader van de politie bij meldingen van verwarde personen? Klopt het dat er een protocol bestaat?
Er is geen gestandaardiseerd handelingskader bij meldingen rond personen met verward gedrag. Op basis van politieprofessionaliteit wordt de juiste aanpak voor het specifieke incident gekozen. Lokaal zijn er samenwerkingsafspraken gemaakt (of nog in ontwikkeling) in het kader van de sluitende aanpak rond personen met verward gedrag. De diversiteit van incidenten is dermate groot, dat een standaard handelingskader niet voldoet.
Met betrekking tot het optreden bij geweld in de GGZ wordt momenteel een nieuw handelingskader ontwikkeld.
Wat heeft het in 2012 door de politie en de GGZ ondertekende convenant over omgang met verwarde personen concreet opgeleverd?
Het convenant heeft de samenwerking tussen politie en GGZ met betrekking tot personen met verward gedrag versterkt. Het heeft onder andere de beweging in gang gezet dat acuut verwarde personen die geen strafbaar feit hebben gepleegd niet meer in de politiecel terecht komen, maar direct naar een beoordelingslocatie van de GGZ kunnen. Dat is nu in een groot deel van het land het geval. Het is nodig gebleken om in breder verband de aanpak rond mensen met verward gedrag te versterken. Het Aanjaagteam en het Schakelteam hebben daartoe aanzetten gegeven.
Deelt u de mening dat een cel per definitie geen geschikte plek is voor een verward persoon? Zo nee, waarom niet?
Ik deel uw mening dat wanneer er geen sprake is van een strafbaar feit een politiecel geen geschikte plek is voor de opvang van een persoon met verward gedrag. Zoals u weet zijn onder andere de zorgen over de niet adequate opvang en het niet beschikbare passend vervoer van personen met verward gedrag de aanleiding geweest voor de werkzaamheden van het Aanjaagteam, het Schakelteam en nu van het Verbindend Landelijk Ondersteuningsteam (VLOT). In het land wordt op verschillende manieren invulling gegeven aan de opvang van mensen met verward gedrag. De opvang kan worden verzorgd door de GGZ zelf, of in samenwerking met verslavingszorg of instellingen voor licht verstandelijk beperkten. Er worden op dit moment overal in het land stappen voorwaarts gezet om ervoor te zorgen dat de mensen die politie nu nog opvangt en die niet gevaarlijk zijn of een strafbaar feit hebben gepleegd, straks elders ondergebracht kunnen worden.
Bent u bereid de bovenstaande vragen afzonderlijk te beantwoorden? Zo nee, waarom niet?
Waar mogelijk heb ik om herhalingen te voorkomen vragen gezamenlijk beantwoord. Ik heb daarbij wel steeds aangegeven op welke vragen de gezamenlijke beantwoording betrekking heeft.
Foto’s gemaakt kort na de moordaanslag op Kelvin Maynard op 18 september 2019 in Amsterdam |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u de website-artikelen «Desaparicion di 400 kilo di cocaina a trece cu ne den menos di dos luna tres likidacion»1 en «Tiroteo-na-hulanda»2 beiden gepubliceerd op 19 september 2019?
Ja.
Deelt u de waarneming dat in deze publicaties foto’s zijn opgenomen van de op woensdag 18 september neergeschoten Kelvin Maynard? Deelt u voorts de waarneming dat deze foto’s – zeker de foto waarop betrokkene wordt gereanimeerd – gemaakt zijn door een hulpverlener, dan wel door een persoon die door hulpverleners ter plekke toegang is verschaft? Klopt het dat op dat moment de (foto)pers geen toegang had tot die plek?
Ja, mij is door de Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland bevestigd dat het foto´s betreft die genomen zijn van Kelvin Maynard. Deze foto’s zijn volgens melding van deze veiligheidsregio gemaakt door één of meerdere brandweerlieden van deze regio. Het klopt dat de pers op dat moment geen toegang tot die plek had.
Deelt u het ongenoegen over de daar gemaakte foto’s van een stervende, dan wel iemand die vocht voor zijn leven? Deelt u het ongenoegen dat kennelijk hulpverleners of personen die betrokken waren bij die hulpverleners, foto’s hebben gemaakt en zelfs ook nog deze foto’s verspreid hebben, zodanig dat deze in de media zijn gekomen en op internet vrijelijk beschikbaar zijn?
Ja, ik deel het ongenoegen dat daar door brandweerlieden foto’s zijn gemaakt van een stervende dan wel iemand die vocht voor zijn leven, en dat die foto’s zodanig zijn verspreid dat deze in de media zijn gekomen en op internet vrijelijk beschikbaar zijn.
Bent u bereid uit te zoeken wie verantwoordelijk is voor het maken van en/of verspreiden van deze foto’s? Bent u bereid ten aanzien van deze persoon of personen (tucht)maatregelen te treffen, hen aan te spreken op hun gedrag? Hoe kunt u voorkomen dat in het vervolg nogmaals op deze wijze en onder deze omstandigheden foto’s worden gemaakt en verspreid?
De Veiligheidsregio Amsterdam-Amstelland neemt dit incident zeer serieus. In opdracht van de veiligheidsregio voert een extern bureau een onderzoek uit naar het maken en het verspreiden van de foto’s die op de plaats delict zijn genomen. De regio meldt mij na het onderzoek passende maatregelen te treffen. Op dit moment is (nog) niemand geschorst. De regio geeft aan dat de wijze waarop met beeldmateriaal moet worden omgegaan, behoort tot de standaardinstructies voor het personeel. Naar aanleiding van dit voorval is dit nogmaals besproken binnen de brandweer.
Waarom wordt de fotograferende pers in toenemende mate door de politie geweerd bij incidenten en misdrijven die zich in de publieke ruimte voordoen en die relevant zijn teneinde ook audio-visueel verslag van te doen? Hoe verhoudt zich dit tot politiemensen dan wel andere hulpverleners die vervolgens zélf foto’s gaan maken en verspreiden, uit persoonlijk initiatief dan wel als onderdeel van een communicatie-strategie? Deelt u de opvatting dat de politie afstand moet houden van het zelf verrichten van journalistieke werkzaamheden?
De politie ondersteunt de pers waar mogelijk bij vrije nieuwsvergaring. Zo is de politie recent overgestapt op het automatisch uitgeven van een persalarmering en krijgen journalisten in het bezit van een politieperskaart toegang tot een plaats delict, tenzij de politie beoordeelt dat er gevaar dreigt voor betrokkenen of derden (brand of instorting), er sprake is van belemmering van het (technisch) onderzoek of de hulpverlening, of er sprake is van een speciaal geval (bijvoorbeeld bij een noodverordening van de burgemeester).
Hulpverleners dienen voorzichtigheid te betrachten bij het maken van beeldmateriaal van heftige incidenten, zoals reanimaties. Het maken van dergelijke beelden kan een inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van de betrokkene of diens nabestaanden. Meer in het algemeen geldt dat de politie beeldmateriaal mag maken en verspreiden, bijvoorbeeld om het publiek te vragen te helpen bij de opheldering van een strafbaar feit of het publiek te informeren. Dit past bij de verantwoordelijkheid die een publieke organisatie als de politie heeft.
Het bericht dat de politie niet op tijd is bij spoedmeldingen |
|
Ronald van Raak |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Erkent u dat de aanrijtijden van de politie niet verbeterd zijn in het eerste half jaar van 2019? Zo ja, wat is uw verklaring hiervoor? Zo nee, waarom niet?1
De politie gaat in haar maandelijks publicatie op www.data.politie.nl uit van reactietijden. Dit is vanaf het eerste contact met de politie tot aan het ter plaatse zijn bij een melding. In de meeste stedelijke gebieden haalt de politie de streefwaarde van de reactietijd. De reactietijden liggen vooral lager in de landelijke en uitgestrekte gebieden met een relatief lage bevolkingsdichtheid en een lager aantal spoedmeldingen.
Onderschrijft u de verklaring van de politie dat de aanrijtijden negatiever zijn dan in werkelijkheid vanwege «systeemtechnische» redenen? Wanneer is het systeem volgens u veranderd?
Bekend is dat door systeemtechnische factoren er niet altijd een juiste registratie plaatsvindt. In de praktijk kan het bijvoorbeeld voorkomen dat de politie een spoedmelding krijgt, maar dat later blijkt dat het niet om een spoedmelding gaat waardoor er pas later wordt afgemeld. Ook kan het zijn dat door politie eerst eerste hulp is verleend of dat zij verdachten heeft opgespoord en dat de melding pas daarna is afgemeld. Afmelden van een dergelijke melding heeft hierin vanzelfsprekend geen prioriteit boven hulpverlenen.
Het systeem zelf is, anders dan u in uw vraag stelt, niet veranderd. De reactietijden die de politie op haar website publiceert zijn streefcijfers en geen wettelijke voorgeschreven reactie- of aanrijtijden. De politie hanteert zelf het streven om in 90 procent van de spoedmeldingen binnen 15 minuten aanwezig te zijn. Waar aan de orde maakt de politie afspraken met lokaal gezag over (verbeteringen) in de aanrijtijden. Het is dan ook vooral een gesprek tussen politie en lokaal gezag.
Deelt u de mening dat deze systeemtechnische redenen niet verklaren waarom in landelijke gebieden de aanrijtijden vaker worden overschreden dan in stedelijke gebieden? Zo nee, waarom niet?2
Het vertrekpunt van de dienstverlening door de politie is dat ernaar wordt gestreefd aan alle inwoners dezelfde mate van politiezorg te bieden. Dat er ondanks dit vertrekpunt in de praktijk verschillen optreden is onvermijdelijk. Er zijn gebieden waarin de streefwaarde van de reactietijden van de politie lastiger te halen blijkt. Dit kan het geval zijn voor landelijke en uitgestrekte gebieden, maar ook geografische en infrastructurele kenmerken (rivieren, bruggen en spoorlijn), grote werkzaamheden of evenementen kunnen invloed hebben op de reactietijden van de politie. De inzet van de politie en het al dan niet voldoen aan de streefcijfers voor reactietijden wordt overal in de lokale driehoek afgezet tegen veiligheidsproblemen die in dat specifieke gebied spelen.
Vindt u het, nu er een fors begrotingsoverschot is, nog steeds geoorloofd om de politie te laat te laten komen bij spoedmeldingen omdat het anders teveel zou kosten?
De politie zet zich in om aan alle inwoners van Nederland adequate politiezorg te bieden. Bij iedere melding waarbij de streefwaarde niet wordt gehaald wordt achteraf bekeken wat hierin beter had gekund. Samen met het lokaal bestuur en andere hulpdiensten zet de politie continu in op verbetering en het halen van de streefwaarde. Zoals hiervoor aangegeven wordt uiteindelijk op lokaal niveau bepaald hoe de inzet plaatsvindt en hoe geprioriteerd wordt.
Waarom gaat de aanrijtijd niet lopen vanaf het moment dat een melding binnenkomt bij de meldkamer?
De cijfers die worden gepubliceerd op www.data.politie.nl gaan uit van reactietijden. Dit is vanaf het eerste contact met de meldkamer tot aan het ter plaatse zijn. De aanrijdtijd is de tijd tussen de opdracht aan de medewerkers op straat om ter plaatse te gaan en het moment van ter plaatse komen. In het oude bestel hanteerde de politie een norm voor de «aanrijdtijden». «Reactietijden» sluiten beter aan bij de beleving van de melder.
Hoe lang duurt het gemiddeld voordat een melding vanuit de meldkamer bij een team wordt uitgezet?
Van 1 januari 2019 tot heden (oktober 2019) lag het gemiddelde op 3 minuten en 43 seconden. Dat is inclusief het contact met de melder.
Hoe vaak worden beperkingen opgelegd om met zwaailicht en sirene te rijden bij een spoedmelding (prio3? Kunt u aangeven waarom die beperkingen worden opgelegd?
Het gebruik van optische- en geluidsignalen is uitsluitend toegestaan als hier aanleiding toe is en na toestemming van de meldkamercentralist. Het verlenen van toestemming tot het voeren van de optische- en geluidssignalen gebeurt afzonderlijk van de prioritering van de melding. Dat kan in de praktijk betekenen dat, ondanks dat er sprake is van een «prioriteit 1 melding», de meldkamer toch besluit om geen toestemming te verlenen.
Van het opleggen van beperkingen tot het voeren van optische- en geluidssignalen wordt geen actieve registratie gedaan door de politie. De toestemming tot het voeren van optische- en geluidsmeldingen wordt wel vastgelegd. Meer informatie hierover is te vinden in de Branche richtlijn Politie van 20-02-2019 (versie 06 hoofdstuk 5).
Gaat de gemiddelde aanrijtijd omhoog of omlaag na het sluiten van politiebureaus?
De reactietijden worden vaak in verband gebracht met het sluiten van politiebureaus. Dit verband is echter niet juist. De meldkamer heeft tot taak ervoor te zorgen dat er een juiste verdeling is van voertuigen (noodhulp) binnen een bepaald werkgebied. De meldkamer kan dit ongeacht de aan- of afwezigheid van een politiebureau in de onmiddellijke nabijheid van de melder.
Wat gaat u doen om ervoor te zorgen dat de politie wél op tijd komt bij spoedmeldingen?
Het onderwerp reactietijden is zoals eerder aangegeven vooral voorwerp van gesprek tussen het lokale gezag en de politie. Waar aan de orde, mogelijk en gewenst wordt op lokaal niveau gewerkt aan de verdere verbetering.
Kunt u garanderen dat er niet bij agenten op aan wordt gedrongen te hard te rijden om de aanrijtijden alsnog te halen?
De noodhulpvoertuigen worden aangestuurd door de centralisten vanuit de meldkamer. De centralist heeft de bevoegdheid om te bepalen of er met optische- en geluidssignalen gereden dient te worden. In noodsituaties doet de politie er, samen met andere hulpverleners, alles aan er zo snel mogelijk te zijn en hulp te bieden zonder zichzelf in gevaar te brengen.
Meer vaart maken met veiligheid Chemelot |
|
Gijs van Dijk (PvdA) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Onderzoeksraad: Meer vaart maken met veiligheid Chemelot»?1
Ja.
Deelt u de mening dat omwonenden van Chemelot zeker moeten kunnen zijn dat zij veilig kunnen wonen?
Ja. Ik zet mij in voor een gezonde en veilige leefomgeving, die ook als zodanig wordt ervaren. Hierbij geldt ook dat omwonenden van de zes chemieclusters in Nederland, waar Chemelot er een van is, veilig moeten kunnen wonen. Landelijk geldt het basisbeschermingsniveau voor iedere omwonende, dus ook voor omwonenden van Chemelot. Over de beleidsaanpak van milieurisico’s (voorkomen, beheersen en betrekken) heb ik uw Kamer geïnformeerd met mijn brief van 5 juni 2018.2
Hoe komt het dat de aanbeveling, uit 2018, van de Onderzoeksraad voor Veiligheid door het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat en de provincie nog niet zijn overgenomen? Neemt u deze aanbevelingen wel serieus?
De aanbevelingen van de Onderzoeksraad zijn voor mij zeer belangrijk en neem ik zeker serieus. Dit moge blijken uit mijn reactie aan de Onderzoeksraad van 19 december 2018, waarover ik de Kamer met mijn brief van 21 januari 20193 heb geïnformeerd. Mijn reactie aan de Onderzoeksraad heeft geleid tot gesprekken tussen het ministerie en de Onderzoeksraad over de acties die genomen worden en nog kunnen genomen worden om de veiligheid binnen en rond chemieclusters te versterken.
Deze acties heb ik samengevat in een tweede brief aan de Onderzoeksraad van 9 juli 2019 (zie bijlage). Daarbij gaat het onder meer om de inventarisatie van collectieve maatregelen die al door chemieclusters worden genomen om de veiligheid te versterken en het delen van de kennis daarover. Dit heeft plaatsgevonden binnen het programma Duurzame Veiligheid 2030. Daarnaast verandert het instrumentarium voor het omgaan met de veiligheid rond bedrijven die met gevaarlijke stoffen werken met de Omgevingswet, die naar verwachting in 2021 in werking treedt. Zo schrijft de Omgevingswet overheden voor om omgevingsvisies op te stellen. In omgevingsvisies wordt aangegeven hoe met de beperkte beschikbare ruimte wordt omgegaan en potentieel conflicterende activiteiten, zoals industriële activiteit en wonen, ruimte houden. Ook biedt het Besluit kwaliteit leefomgeving (Bkl) straks de bevoegdheid aan het bevoegd gezag om een chemiecluster als een risicogebied aan te wijzen in het omgevingsplan. Hierbinnen zijn kwetsbare en zeer kwetsbare objecten niet toegestaan maar kunnen risicovolle bedrijven zich wel ontplooien, zolang zij binnen de risicocontour van het gebied blijven. Daarmee kan voor de lange termijn enerzijds ruimte gereserveerd worden voor economisch belangrijke risicovolle activiteiten en anderzijds ruimte gereserveerd worden voor de veilige ontwikkeling van niet-risicovolle functies, in het bijzonder wonen.
Gaat u nu echt aan de slag om deze aanbevelingen over te nemen? Kunt u een termijn geven wanneer de aanbevelingen zijn overgenomen?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik ook naar het antwoord op de vorige vraag en de brieven die ik naar de Onderzoeksraad heb gestuurd. In samenspraak met de Onderzoeksraad wil ik vaststellen wat concreet nodig is in de aanpassing van het wettelijk instrumentarium om de veiligheid in en rond chemieclusters te borgen.
Het bericht ‘Discriminatie en wangedrag bij politie Den Haag’ |
|
Monica den Boer (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Discriminatie en wangedrag bij politie Den Haag»?1
Ja.
Zijn de problemen die naar voren worden gebracht bij u bekend en kunt u ze bevestigen?
Ik voer regelmatig overleg met de korpschef over de ontwikkelingen binnen de politieorganisatie. In dat overleg komen ook onderwerpen als discriminatie, seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag aan bod. Waar nodig informeert de korpschef mij over zaken.
De politieorganisatie is een grote organisatie met 65.000 medewerkers die er naar streeft een veilige en inclusieve werkomgeving te realiseren en te behouden. Incidenten komen helaas voor, net als in iedere andere organisatie. Voor de korpsleiding staat echter voorop dat ongewenst gedrag wordt onderzocht en aangepakt.
Berichtgeving over misstanden bij de politie hebben effect op politiemedewerkers en de legitimiteit van de organisatie. Onderwerpen als discriminatie, seksuele intimidatie en grensoverschrijdend gedrag dienen dan ook doorlopend de aandacht te krijgen. Dat is ook de blijvende inzet van de korpschef. In mijn brief van 3 september jl. aan uw Kamer heb ik het beleid van de korpschef beschreven om een veilige, diverse en inclusieve werkomgeving te realiseren en behouden.2
Deelt u de mening dat agenten en andere medewerkers van de politie die niets te maken hebben met deze mistanden óók last ondervinden van dergelijke berichtgeving en dat dit schadelijk kan zijn voor de geloofwaardigheid van de organisatie?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom is er ondanks signalen van discriminatie, overmatig gebruik van geweld en een verziekte cultuur niet ingegrepen door de leidinggevende(n) van het desbetreffende bureau? Heeft u de leidinggevende(n) hierover gesproken? Zo ja welke verklaring gaven zij hiervoor? Zo niet, bent u dat alsnog van plan?
De korpschef heeft mij bevestigd dat meldingen over grensoverschrijdend en ontoelaatbaar gedrag in de organisatie worden opgepakt. Zoals ik u in mijn brieven van 9 oktober jl. en 15 oktober jl. heb geschreven is door het bureau Veiligheid, Integriteit en Klachten begin 2019 een (oriënterend en later disciplinair) onderzoek gestart naar aanleiding van de meldingen over vermeende misstanden binnen een team van de politie-eenheid Den Haag. Daarnaast hebben de team- en sectorleiding gesprekken gevoerd met de medewerkers en zijn medewerkers geïnformeerd over de voortgang van het onderzoek en de reeds genomen stappen.
Ik wacht de uitkomsten van de eerder genoemde trajecten bij de politie (zie mijn brieven van 9 en 15 oktober jl.) af. Daarbij heb ik uw Kamer in het Algemeen Overleg van 10 oktober jl. toegezegd met de korpschef in gesprek te gaan over de inzet voor de totstandkoming van een cultuurverandering bij de politie, evenals de registratie en opvolging van interne klachten en meldingen.
Hoe verklaart u het dat hoewel door verschillende agenten de problemen intern zijn aangekaart, hier geen maatregelen en verbeteringen op hebben gevolgd?
Zie antwoord vraag 4.
In hoeverre zijn deze problemen uniek? Zijn bij u vergelijkbare problemen bekend bij andere bureaus in Den Haag, dan wel bij andere bureaus in andere steden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat er binnen de politie organisatie geen veilige plek lijkt te zijn om met deze problemen terecht te kunnen en waar deze serieus worden genomen? Wat vindt u daarvan? Welke rol speelt de afdeling Veiligheid, Integriteit en Klachten (VIK) hierin?
Nee, die mening deel ik niet. De politieorganisatie heeft verschillende mogelijkheden voor het bespreekbaar maken van signalen, zoals het vertrouwenswerk, de afdelingen Veiligheid, Integriteit en Klachten, het Landelijk Meldpunt Misstanden en programma’s als de Kracht van het Verschil. Ook besluit de politie binnenkort over de regeling klachten grensoverschrijdende omgangsvormen voor formele klachten over deze specifieke ervaringen. Deze klachten worden onderzocht door de klachtencommissie grensoverschrijdende omgangsvormen. De klachtencommissie wordt per klacht samengesteld en bestaat uit interne medewerkers en externe personen met passende expertise.
Om te voorkomen dat collega’s vastlopen in de organisatie wordt bovendien een ombudsfunctonaris aangesteld binnen de organisatie. Deze functionaris heeft directe toegang tot de korpsleiding en is een aanvulling op de reeds bestaande voorzieningen.
Hoe komt het dat zowel de klokkenluider als bronnen tegen de NOS melding doen van discriminatie, overmatig gebruik van geweld en een verziekte cultuur bij de politie, terwijl de politiechef van de desbetreffende eenheid aangeeft «zich niet te herkennen in de signalen» en er binnen de eenheid «niets onder het tapijt wordt geveegd»? Hoe verklaart u dit?
Zie antwoord vraag 4.
Welk verband ziet u tussen deze problemen en de problemen die door de klokkenluider in zijn brief worden aangekaart?
Ik neem aan dat u met uw vraag doelt op de open brief van de heer Boers aan de korpschef, die ik in afschrift heb ontvangen. Op deze brief heeft de korpschef gereageerd. Daarnaast heb ik mij door de korpschef laten informeren over de manier waarop de gesprekken met de heer Boers zijn verlopen. Vooralsnog zie ik geen aanleiding om persoonlijk met de heer Boers in gesprek te gaan.
Bent u bereid samen met de korpschef in gesprek te gaan met de agenten op het desbetreffende bureau om de problemen te bespreken en te kijken welke oplossingen nodig zijn?
Zie antwoord vraag 4.
Heeft u persoonlijk contact met de klokkenluider gezocht naar aanleiding van zijn brief?2
Zie antwoord vraag 9.
Wat gaat u doen met zijn aanbevelingen en wanneer wordt de Kamer hierover geïnformeerd?
De adviezen die de heer Boers geeft in zijn open brief passen in het beleid dat de korpschef voert op diversiteit, inclusie en omgangsvormen, waarover ik uw Kamer in mijn brief van 3 september jl. geïnformeerd heb4. In mijn reguliere overleggen met de korpschef spreek ik regelmatig over de ontwikkelingen op dit gebied. Ook de signalen van de heer Boers zijn in mijn overleggen met de korpschef aan de orde geweest. Mijn streven is om u hier in het halfjaarbericht politie in het voorjaar van 2020 nader over te informeren.
Heeft u de problemen die in deze brief naar voren komen besproken met de korpschef? Zo nee, wanneer gaat u dit doen? Wanneer gaat u de Kamer informeren over de uitkomsten van dit gesprek en de actiepunten die er uit volgen?
Zie antwoord vraag 12.
Herinnert u zich uw antwoorden op Kamervragen van het lid den Boer (D66) van 5 september 2019?3
Ja.
Hoe verhouden uw antwoorden «Voor ontoelaatbaar en grensoverschrijdend gedrag zoals intimidatie, discriminatie en pesten is binnen de politie geen plaats. De ervaringen van politiemedewerkers over de afhandeling van signalen en meldingen van grensoverschrijdend gedrag neem ik zeer serieus.», «De korpsleiding heeft mij verzekerd dat iedere melding van grensoverschrijdend gedrag door de politieorganisatie serieus wordt genomen», «De korpschef heeft mij verzekerd dat de politieorganisatie iedere melding van grensoverschrijdend gedrag serieus neemt en aanpakt», «Leidinggevenden vervullen een centrale rol in het realiseren van een veilige en inclusief werkklimaat» zich tot de berichten zoals gemeld door de NOS waarin juist zeer zorgelijke problemen rondom discriminatie, overmatig gebruik van geweld en een verziekte cultuur naar voren komen, wat bovendien zeker niet voor het eerst is?
Ik ben er van overtuigd dat de korpsleiding iedere melding van ontoelaatbaar en grensoverschrijdend gedrag serieus neemt. Bovenop het bestaande beleid en de genomen maatregel om een ombudsfunctionaris aan te stellen, zie ik op dit moment geen noodzaak om aan te dringen op extra maatregelen. In de antwoorden op vraag 12 en 13 heb ik aangegeven uw Kamer nader te infomeren in het halfjaarbericht in het voorjaar van 2020.
Deelt u de mening dat het hoog tijd is deze problematiek echt serieus te gaan aanpakken en de daarvoor benodigde maatregelen te treffen? Aan welke maatregelen denkt u? Wanneer kan de Kamer de eerste maatregelen verwachten?
Zie antwoord vraag 15.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor aanvang van het algemeen overleg Politie op 10 oktober 2019?
Ja, zij het dat dit uiteindelijk niet haalbaar is gebleken.
De berichten ‘Trein stilgezet vanwege vrouw met nikab, politie geeft weer geen boete’ en ‘Conducteur aan schandpaal door nikabfans’ |
|
Erik Ziengs (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Dennis Wiersma (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat, minister zonder portefeuille infrastructuur en waterstaat) (D66), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid, viceminister-president ) (D66) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Trein stilgezet vanwege vrouw met nikab, politie geeft weer geen boete»1 en «Conducteur aan schandpaal door nikabfans»?2
Ja.
Hoe beoordeelt u het handelen van de NS en politie bij dit incident?
Het is goed dat er wordt gehandeld op basis van de inschatting van professionals ter plaatse. Afstemming tussen de NS en politie is belangrijk nu het om een bewegend voertuig met een dienstregeling gaat. Dagelijks vervoert NS meer dan één miljoen reizigers. Het handelen of gedrag van een individuele reiziger kan tot vertraging leiden. Dit varieert van verwarde personen, suïcides, onwel wordingen tot noodremtrekkingen, overlastplegers en aanhoudingen. Politie-ondersteuning bij de trein vindt dagelijks plaats. Hierover vindt regulier overleg plaats tussen NS en politie. Slechts van een enkel geval wordt in de media melding gemaakt. Bij alle gevallen van de inzet van politie wordt gehandeld op basis van de inschatting van de situatie door de professionals. Zie verder ook antwoord 3.
Deelt u de mening dat deze vrouw met nikab in overtreding was op grond van de Wet gedeeltelijk verbod gezichtsbedekkende kleding en dat op overtreding een boete staat? Hoe kan het dan dat de vrouw de trein niet wilde verlaten en alleen een mogelijke boete in het vooruitzicht gesteld zag voor het overtreden van de wet ID (identificatieplicht)?
Het dragen van gezichtsbedekkende kleding in het openbaar vervoer is niet toegestaan. Het is aan de medewerkers ter plaatse om de situatie in te schatten en de betrokkene aan te spreken op de geconstateerde overtreding van het verbod. Het is aan politie en Openbaar Ministerie om te bepalen welk strafrechtelijk vervolg aan een overtreding wordt gegeven. Het kabinet staat pal voor de medewerkers, die in de praktijk een afweging moeten maken.
Bij dit voorval hebben de medewerkers van de NS op basis van de met uw kamer eerder besproken afspraken gehandeld en de politie ingeschakeld. De politie heeft in lijn met het beleid van het Openbaar Ministerie en het handelingskader van de politie de praktijksituatie mede vanuit het oogpunt van de-escalatie ingeschat en daar haar handelen op afgestemd. Op grond van dit handelingskader wordt bij de weigering om gezichtsbedekkende kleding af te doen of voertuig of instelling te verlaten, in principe een proces-verbaal gemaakt. Hier wordt ruimte gelaten voor de professional om een afweging te maken, handhaving is daarbij de norm. Op basis van de ervaringen tot dusverre betrof het een uitzonderlijke situatie. De afwegingen die zijn gemaakt moeten in die context worden gezien.
Hoe beoordeelt u de handelwijze van de conducteur? Hoe beoordeelt u verder de afhandeling van het incident, waarbij de vrouw werd aangeboden om mee te lopen naar een wachtruimte om te wachten op een vrouwelijke agent en vervolgens de afweging is gemaakt om geen boete uit te delen? Is deze handelwijze conform de richtlijnen?
Zie de beantwoording van vraag 3.
Wat is uw reactie op de berichtgeving dat nikabfans van de actiegroep «Tegen Boerkaverbod» middels videobeelden op sociale media een hetze zijn gestart tegen de conducteur?
Voorop staat dat iedereen elkaar met respect behandelt; dit geldt te meer bij het optreden door handhavers, of het nu om conducteurs, boa’s of politiemensen gaat. Juist zij dienen hun werk veilig te kunnen doen. Zoals tijdens het debat van 26 september jl. is aangegeven maakt het kabinet zich zorgen over dit soort acties. Een medewerker die zijn werk doet aanvallen op social media met (geknipte) videobeelden, gaat over de grens van wat behoorlijk is heen. De privacy en veiligheid van betrokkenen is hierbij in het geding. Het is onacceptabel dat de privacy en veiligheid van werknemers met een publieke taak worden geschonden. Net als de NS staat het kabinet achter de werknemers en staat veilige publieke dienstverlening voorop.
In het algemeen kan het doen van uitspraken die iemand zijn goede naam aantasten, worden gekwalificeerd als belediging. Indien iemand met opzet wordt beschuldigd van iets, dan kan dat als smaad of laster worden aangemerkt. Het is in dat geval aan het bedrijf of de betrokken medewerker om aangifte te doen bij de politie en vervolgens aan het Openbaar Ministerie om te besluiten of zij tot vervolging overgaan. Het is uiteindelijk aan de rechter te beslissen of er een, en zo ja welk, strafbaar feit er is gepleegd. Geweld en agressie tegen werknemers met een publieke taak is onacceptabel. Tussen de politie en het Openbaar Ministerie bestaan afspraken met betrekking tot de opsporing en de vervolging ten aanzien van verdachten die agressie en/of geweld tegen werknemers met een publieke taak hebben gepleegd (ELA-afspraken). Het met prioriteit afhandelen van dergelijke zaken, de verhoogde strafeis en het voeren van een lik-op-stuk beleid zijn voorbeelden van enkele afspraken die gemaakt zijn.
Deelt u de mening dat dit diep triest is en dat dit soort nikabfans, of wie dan ook, met hun poten moeten afblijven van een conducteur die gewoon zijn werk doet en de wet uitvoert? Welke acties zijn genomen om deze mensen tot de orde te roepen? Welke juridische consequenties kunnen verbonden worden aan de laffe daad van de nikabfan, waarbij een conducteur met naam en toenaam op het internet belachelijk wordt gemaakt? Welke rol kan de politie spelen tegen deze actiegroep?
Zie antwoord vraag 5.
Wat kunt u doen om deze conducteur een hart onder de riem te steken? Op welke wijze wordt de conducteur ondersteund en geholpen tijdens deze vreselijke toestand? Wat kunt u doen om al die conducteurs die op deze manier schrik wordt ingeboezemd, te helpen de wet uit de voeren? Bent u bereid met de NS in gesprek te gaan over het verbeteren van de (politie-)ondersteuning op het perron?
Zie ook het antwoord op vraag 5 en 6. Voorop staat dat werknemers met een publieke taak in de uitoefening van hun werkzaamheden gevrijwaard moeten blijven van geweld en agressie. Het is onacceptabel dat een conducteur, die zijn werk doet en de wet toepast, op zo een manier behandeld wordt. De politie heeft zoals in de afspraken tussen het OV en de politie is aangegeven gereageerd op het verzoek om assistentie.
De NS heeft direct na het incident laten weten dat de situatie onterecht persoonlijk is gemaakt. Verder heeft de NS de oproep geplaatst om haar personeel, ook op social media, met rust te laten. De NS betreurt het dat de identiteit van de conducteur in de openbaarheid is gekomen. De NS zorgt voor de ondersteuning van haar personeel en heeft aandacht voor deze situaties. Zij laat weten verder niet specifiek op de situatie van de conducteur in te willen gaan. Het kunnen uitvoeren van de personeelsinstructie in het openbaar vervoer staat ook voor de NS voorop.
Tussen het openbaar vervoer en de ministeries van Infrastructuur en Waterstaat, Justitie en Veiligheid en Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is contact over dit soort situaties.
Wanneer bij een voorval de politie gevraagd wordt te komen, gebeurt dit ook. Dit is besproken in overleggen met het openbaar vervoer. De wijze en snelheid van de inzet wordt daarbij afgestemd met het openbaar vervoersbedrijf op basis van de praktijkbehoefte. NS heeft laten weten dat de ondersteuning van en de samenwerking met de politie in overeenstemming is met de wensen van de NS als het gaat om ondersteuning bij incidenten.
Zijn er afgelopen tijd nog andere incidenten geweest, waarbij boerka-dragers in strijd met de wet met de trein hebben gereisd, dan wel zijn aangesproken, dan wel zijn gevraagd de trein te verlaten?
De NS heeft desgevraagd aangegeven dat er sinds de inwerkingtreding van 1 augustus 2019 geen andere voorvallen met mensen die gezichtsbedekkende kleding droegen, bekend zijn bij de NS.
Welke acties onderneemt u richting de politie en handhaving, om ervoor te zorgen dat er voldoende ondersteuning is voor professionals in het OV en een overtreding ook daadwerkelijk tot een boete leidt?
De gemaakte afspraken met het openbaar vervoer en het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Openbaar Ministerie en de politie voldoen volgens de betrokken partijen. Bij het optreden is dit ook gebleken: bij een vraag om ondersteuning komt de politie ter plaatse. Met de afspraken wordt op dit moment ervaring opgedaan. Over de ervaring met de afspraken is er dit najaar overleg geweest tussen OV-NL, het Ministerie van Infrastructuur en Waterstaat, het Ministerie van Justitie en Veiligheid – inclusief politie en het Openbaar Ministerie – en het ministerie Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties.
Samenwerking tussen scheepsbouwer Damen en de Nederlandse staat naar aanleiding interne memo’s op het gebied van een corruptieaffaire bij Damen |
|
Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Barbara Visser (staatssecretaris defensie) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie), Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
Deelt u de conclusie dat Damen in strijd heeft gehandeld met Nederlandse anti-corruptievoorschriften nu duidelijk is dat het bedrijf zeker in veertien gevallen «onjuiste en onvolledige informatie» heeft verstrekt over miljoenenbetalingen aan buitenlandse tussenpersonen?1
Omdat er nog sprake is van een lopend strafrechtelijk onderzoek kan ik daar geen verdere uitspraken over doen.
Is het juist dat u tot nu toe van oordeel was dat Damen nieuwe garanties van Atradius Dutch State Business (DSB) mag aanvragen? Zo nee, wat was uw beleid?
Nadat Damen door de Wereldbank voor achttien maanden werd uitgesloten van aanbestedingen heeft de Staat een aantal maatregelen genomen. Zo werd Damen uitgesloten van de mogelijkheid om gebruik te maken van OS-financiering gedurende de disbarment periode van de Wereldbank en werd de toegang van Damen tot de exportkredietverzekering (ekv) tijdelijk opgeschort. Parallel aan deze maatregelen heeft ADSB een zorgvuldig onderzoek uitgevoerd naar de ekv-portefeuille van Damen waarbij aanvullende informatie door Damen werd aangeleverd. Hieruit bleek Damen in veertien gevallen onvoldoende of onjuiste informatie te hebben gegeven met betrekking tot betaalde agentencommissies. De staat heeft op basis van deze aanvullende informatie de veertien gevallen opnieuw beoordeeld. Dit heeft bij tien van de veertien transacties geleid tot het treffen van maatregelen door het recht op schadevergoeding te laten vervallen. Voorts heeft Damen onder toezicht van de Wereldbank een verbeterprogramma op het terrein van compliance doorgevoerd. Er was onder meer gebleken dat het interne compliance beleid van Damen onvoldoende tot alle medewerkers was doorgedrongen. Inmiddels zijn de interne maatregelen van Damen aangescherpt. Er is onder meer een nieuwe gedragscode opgesteld en het eigen personeel is getraind in het herkennen van verdachte situaties. De Wereldbank heeft Damen vervolgens van de uitsluitingslijst van de Wereldbank afgehaald. Ook de staat heeft, na afronding van het onderzoek naar de ekv-portefeuille van Damen en het treffen van de genoemde maatregelen, Damen weer toegelaten tot de ekv, zij het onder een regime van verscherpt toezicht. Dat betekent dat Damen bij ekv aanvragen extra informatie moet aanleveren over de mogelijke betrokkenheid van derden.
Deelt u de mening dat het gaat om systematisch gedrag om tussenpersonen te begunstigen om zaken te bespoedigen? Zo nee, wat is dan uw analyse?
Zolang het strafrechtelijk onderzoek loopt kan ik hierover geen mening geven.
Herinnert u zich uw antwoord op mijn vragen van 12 juli 2019 waarbij u meldt dat corruptie strafbaar is voor de Nederlandse wet?2
Ja.
Kunt u de Kamer een actueel overzicht geven van het aantal opdrachten waarvoor Damen ingeschreven is en kunt u aangeven hoe u de thans aangevraagde kredieten door Damen beoordeelt in het licht van de vaststelling dat corruptie strafbaar is?
Op dit moment lopen er zesentachtig polissen voor Damen en/of haar financiers. Deze zijn allemaal terug te vinden op de website van ADSB. Zoals bij vraag twee is aangegeven moet Damen bij elke nieuwe transactie uitgebreide informatie aanleveren over de betrokkenheid van derden.
Deelt u de opvatting dat bij de aanbesteding voor nieuwe onderzeeboten ook ervaringen met malversaties en/of corruptie een rol van weging moeten spelen?
Een lopend strafrechtelijk onderzoek en vermoedens van fraude en omkoping zijn geen grond voor uitsluiting van een aanbesteding. In de aanbestedingsregelgeving is bepaald dat (pas) een onherroepelijke veroordeling voor een strafrechtelijk delict als fraude of omkoping die is uitgesproken in een periode van vier jaar voorafgaande aan het indienen door een partij van het verzoek tot deelneming of de inschrijving aan een aanbesteding, in beginsel leidt tot uitsluiting van die partij van de aanbesteding. Defensie verlangt bij de aanvang van een aanbesteding van de deelnemende partijen een verklaring dat zij niet onherroepelijk veroordeeld zijn voor bijvoorbeeld fraude of omkoping. Hoewel de aanbesteding van de nieuwe onderzeeboten plaatsvindt op basis van artikel 346 VWEU en dus de aanbestedingsregelgeving formeel niet van toepassing is, is er geen aanleiding van dit beginsel af te wijken.
Bent u bereid Damen uit te sluiten van staatsgaranties van Atradius DSB? Zo nee, waarom niet?
Daar zie ik geen aanleiding toe. Verder verwijs ik naar de maatregelen die ik heb getroffen, als beschreven in de antwoorden op de vragen twee en vijf, die ik afdoende acht.
Het gebruik van kunstmatige intelligentie in zedenzaken |
|
Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht over onderzoekers van de Universiteit Maastricht die een chatbot hebben ontwikkeld voor slachtoffers van aanranding, verkrachting of andere vormen van seksuele intimidatie?1
Ja.
Acht u het mogelijk dat de overheid gebruik gaat maken van een dergelijke chatbot voor het helpen van slachtoffers van seksueel geweld?
In zijn algemeenheid wil ik opmerken dat digitale mogelijkheden de bestaande wijzen van hulpverlening kunnen aanvullen. Het kan er niet voor in de plaats komen, maar wel vanuit slachtofferperspectief ondersteunend werken.
Van de Universiteit van Maastricht heb ik begrepen dat de chatbot, waar uw vragen naar verwijzen, als doel heeft om geanonimiseerd meldingen te ontvangen, de melder te steunen en een advies te geven over het opnemen van contact met de bij de melder passende instantie. Dit kan bijvoorbeeld een psycholoog zijn. De ontwikkelingen op dit gebied zijn interessant en die volg ik. Het is echter te vroeg om voor dit concrete geval te zeggen of het door de overheid gebruikt kan worden.
Klopt het dat deze chatbot draait op een algoritme dat emoties van burgers interpreteert? Zo ja, wat vindt u ervan als de overheid met algoritmes gaat werken die emoties analyseren?
Het systeem is gemaakt door de Universiteit Maastricht. Zij hebben mij laten weten dat er geen emotie-herkenningsmodule in het systeem zit.
Welke data zijn gebruikt om het algoritme te ontwikkelen? Zijn dat data van Nederlandse meldingen? Waren de indieners van de gebruikte meldingen ervan op de hoogte dat deze gebruikt konden worden voor het ontwikkelen van een algoritme?
De Universiteit van Maastricht heeft mij laten weten dat de meldingen grotendeels afkomstig zijn uit India, maar ook uit enkele andere landen komen, zoals de Verenigde Staten van Amerika en Zuid-Afrika. Het betreft anonieme meldingen, die tevens ontdaan zijn van gegevens over eventuele daders.2
Welk juridisch en ethisch kader is op een dergelijke bot van toepassing? Vindt u dat dit huidige kader voldoet? Zo nee, waarom niet en welke voorwaarden bent u voornemens aan dit soort bots te stellen?
Belangrijk element van het juridische kader dat op een dergelijke bot van toepassing zal zijn is het gegevensbeschermingsrecht. Hieraan moet in eerste instantie worden voldaan bij het verkrijgen en gebruiken van de reeds in de beantwoording bij vraag 4 genoemde trainingsdata. Zoals ik vernam waren deze in dit geval reeds geanonimiseerd toen zij door de Universiteit werden verkregen, waardoor er voor de training van het algoritme in beginsel geen persoonsgegevens zijn verwerkt. Indien de chatbot echter in gebruik zou worden genomen voor een concrete doelgroep dan ligt het voor de hand dat er persoonsgegevens verwerkt gaan worden, waaronder naar alle waarschijnlijkheid ook bijzondere persoonsgegevens. Bij de ontwikkeling en het gebruik van een dergelijke bot zal men zich moeten houden aan alle vereisten die de Algemene Verordening Gegevensbescherming stelt aan het verwerken van de desbetreffende persoonsgegevens. Daarbij zal speciale aandacht uit moeten gaan naar de vraag of die bijzondere persoonsgegevens verwerkt mogen worden.
In algemene zin geldt dat AI zich in hoog tempo ontwikkelt en dat er nationaal en internationaal wordt bezien of daar gevolgen aan moeten worden verbonden voor regelgeving. Zo is de verwachting dat de nieuwe Europese Commissie op korte termijn een voorstel gaat doen voor een verordening op het gebied van AI.
Het kabinetsstandpunt over de omgang met Artificial Intelligence is recent verwoord in een drietal publicaties, namelijk het Strategisch Actieplan AI,3 de Beleidsbrief AI,4 publieke waarden en mensenrechten, en de brief over Waarborgen tegen risico’s van data-analyses door de overheid.5
Wie is er verantwoordelijk wanneer een dergelijke bot een fout zou maken in de beoordeling van een melding?
Als een chatbot in gebruik wordt genomen, dan is de partij die de bot beschikbaar stelt verantwoordelijk voor de deugdelijkheid van het systeem. Voor eventuele vragen van aansprakelijkheid gelden de algemene regels uit het Burgerlijk Wetboek. Aansprakelijkheid vraagt een beoordeling van de omstandigheden van het geval. De deugdelijkheid van het systeem, de informatie over de werking daarvan en de wijze waarop de gebruiker er gebruik van heeft gemaakt zijn aspecten die in dat licht van belang kunnen zijn.
Het bericht ‘Gezichtendatabase van politie bevat foto’s van 1,3 miljoen mensen’ |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Zijn er naast het systeem Catch Strafrecht Verdachte en Veroordeelde (Catch) nog andere gezichtsherkenningssystemen die door de politie gebruikt worden?1
Naast Catch Strafrecht Verdachte en Veroordeelde maakt de politie ook gebruik van het systeem Catch in de uitvoering van de vreemdelingentaak. Het gaat hierbij om dezelfde applicatie als Catch Strafrecht Verdachte en Veroordeelde, maar in dit geval wordt gebruik gemaakt van gelaatsfoto’s die zijn opgenomen in de Basisvoorziening Vreemdelingen (BVV). De BVV bevat persoons- en statusgegevens van vreemdelingen. Naast de identificatie van vreemdelingen, mag dit systeem ook worden geraadpleegd ten behoeve van de opsporing en vervolging van strafbare feiten indien er een redelijk vermoeden bestaat dat de verdachte een vreemdeling is, of in het belang van het onderzoek en het opsporingsonderzoek op een dood spoor is beland, dan wel snel resultaat geboden is bij de opheldering van het misdrijf. Raadpleging is alleen toegestaan in geval van een misdrijf waarvoor voorlopige hechtenis is toegestaan en na schriftelijke machtiging van de rechter-commissaris op vordering van de officier van justitie.2
Naast deze toepassingen onderzoekt de politie of gezichtsherkenning breder kan worden ingezet bij de uitvoering van de politietaak. Zo worden opsporingsfoto’s (en dat kunnen ook «stills» van bewegende beelden zijn) afkomstig van camera’s in de openbare ruimte aangeboden voor gelaatsvergelijking in Catch. In alle gevallen wordt daarbij gekeken naar de wettelijke waarborgen, juridische mogelijkheden en beperkingen en de praktische bruikbaarheid.
Worden gezichtsherkenningssystemen ook toegepast in de openbare ruimte? Zo ja, kunt u beschrijven hoe dit in de praktijk vormgegeven is?
Zie antwoord vraag 1.
Gebruikt de politie scraping technieken voor andere doeleinden, specifiek voor doeleinden ten behoeve van gezichtsherkenning of anderszins? Zo ja, welke?
In algemene zin kan gesteld worden dat de politie te allen tijde de mogelijke toepasbaarheid beziet van methoden en technieken die van belang zouden kunnen zijn voor taakuitvoering (zoals in beperkte mate web crawling en scraping). Het (laten) doen van onderzoek, het kennisnemen van of opbouwen van kennis, en het kennis nemen van of zelf uitvoeren van experimenten zijn daarbij onderdeel van de inzet.
Wat is de reden dat tijdens een audit zoals bedoeld in artikel 33 Wet politiegegevens (Wpg) niet wordt gekeken naar specifieke werkwijzen of systemen? Is toetsing aan de praktijk niet juist noodzakelijk voor een effectieve audit? Bent u bereid toe te zeggen dat volgende audits (art. 33 Wpg) worden uitgebreid zodat ook gekeken wordt naar de feitelijke situatie bij specifieke werkwijzen en systemen?
De audit (hierna: privacy audit) zoals bedoeld in artikel 33 Wet politiegegevens (hierna: Wpg) is gericht op de werking van het stelsel van gegevensbescherming. Bij de uitvoering van de privacy audit toetst een onafhankelijke auditor primair of de organisatie adequaat is ingericht om in voldoende mate tegemoet te komen aan de wettelijke bepalingen. Tijdens deze audit wordt niet gekeken naar specifieke werkwijzen of systemen.3
Voor de toetsing van specifieke werkwijzen en systemen hecht ik waarde aan de verplichte gegevensbeschermingseffectbeoordeling zoals opgenomen in artikel 4c van de Wpg. Het systeem Catch dateert van voor de inwerkingtreding van dit artikel (1 januari 2019). Er wordt bij de vernieuwing van het systeem Catch – die momenteel door de politie wordt uitgevoerd – een gegevensbeschermingseffectbeoordeling4 uitgevoerd die het gehele systeem Catch omvat.
Ziet u het overschrijven van de wettelijke bewaartermijnen als een inbreuk op de beveiliging (art. 33a Wpg) en de onrechtmatige verwerking na de wettelijke bewaartermijn als een risico voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen? Zo ja, worden deze overschrijdingen aan de Autoriteit Persoonsgegevens en aan de betrokkenen gemeld?
Artikel 1q Wpg geeft een definitie van inbreuk op de beveiliging. Volgens deze definitie is het overschrijden van wettelijke bewaartermijnen dan wel het raadplegen van te lang bewaarde data geen inbreuk op de beveiliging in de zin van art. 33a van de Wpg. Er is daarom geen sprake van een datalek waarvoor een meldplicht geldt.
Het overschrijden van de wettelijke bewaartermijn en de verwerking van te lang bewaarde gegevens levert echter wel een risico op voor de rechten en vrijheden van de betrokkenen. Tegenover dat risico staat het maatschappelijke belang van de opsporing van zware misdrijven, die soms lang onopgelost blijven. Zoals ik in de brief over de aanpak van cold cases5 heb geschetst, streef ik ernaar om bij de herziening van de Wpg/Wjsg een beter evenwicht te vinden tussen beide belangen. Daarbij moet ook goed gekeken worden naar de uitvoerbaarheid.
De (beleids)voorbereidingen voor de herziening van de Wpg en de Wjsg zijn inmiddels gestart. Dit gaat om een algehele herziening en modernisering van beide wetten die de informatiehuishouding van zowel de politie, bijzondere opsporingsdiensten, boa-werkgevers als het justitiële domein regelen. Ik verwacht de contourennota over deze herziening in het voorjaar van 2020 naar uw Kamer te kunnen sturen. Terwijl ik werk aan een structurele oplossing, heb ik de korpschef gevraagd tijdelijke maatregelen te nemen om de risico’s te beperken. In dit kader verwijs ik kortheidshalve naar mijn antwoord op vraag 11 van de eerder gestelde Kamervragen over de gezichtsdatabase6.
Het bericht ‘Drones van klimaatactivisten weigeren op te stijgen bij Heathrow’ |
|
Remco Dijkstra (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (Volkspartij voor Vrijheid en Democratie) |
|
|
|
|
Bent u op de hoogte van het artikel «Drones van klimaatactivisten weigeren op te stijgen bij Heathrow (+update)»?1
Ja.
Heeft u contact met Britse collega’s over dergelijke ontwikkelingen?
Al geruime tijd worden in diverse internationale gremia ervaringen met andere landen, waaronder het Verenigd Koninkrijk, gedeeld met betrekking tot misbruik van drones en de inzet van maatregelen hiertegen.
Acht u de kans groot dat een actie van klimaatactivisten of andersoortige groeperingen met eventuele kwade bedoelingen ook in Nederland zou kunnen plaatsvinden?
Het valt niet uit te sluiten dat er ook in Nederland acties van klimaatactivisten met drones op en rondom luchthavens kunnen plaatsvinden. We houden deze ontwikkelingen samen met de veiligheidspartners nauwlettend in de gaten.
Hoe kunnen we er in Nederland voor zorgen dat dit soort situaties zich niet voordoen? Hoe kan door handhaving de pakkans worden vergroot?
De nationale regelgeving rondom drones zal per 1 juli 2020 worden vervangen door Europese regelgeving die onder meer Europees geharmoniseerde voorschriften voor het veilig vliegen met drones bevat. Deze regelgeving voor drones voorziet onder andere in de verplichting voor alle operators om zich te registreren als zij een drone zwaarder dan 250 gram willen vliegen. De regelgeving voorziet ook in de mogelijkheid om de verplichting in te stellen om elektronische hulpmiddelen zoals geo-awareness aan boord van de drone te hebben, zodat de drone tijdig op afstand geïdentificeerd kan worden. Dit draagt eraan bij dat er beter gehandhaafd kan worden. Daarnaast voer ik dit jaar een campagne waarin ik bestuurders van drones wijs op de risico’s van het vliegen in de buurt van luchthavens.
Door het Ministerie van Defensie en het Ministerie van Justitie en Veiligheid is ook een kennis opbouwprogramma opgestart dat loopt van 2019 tot 2022. Het programma heeft als doelstelling om specifieke kennis op te bouwen waarmee veiligheidspartners in staat worden gesteld om in de verschillende (dreigings-)scenario’s nog beter te kunnen bepalen welke tegenmaatregelen effectief zijn. Het programma is onderverdeeld in een aantal onderzoeksgebieden variërend van detectie, identificatie en interventie van een drone-dreiging tot en met de juridische implicaties van inzet van middelen en de kans op ongewenste neveneffecten.
Nederland is, net als veel andere landen, voortdurend bezig met de verkenning en doorontwikkeling van counter-drone maatregelen. De ontwikkelingen op dit vlak worden intensief met andere landen gedeeld.
Welke sancties kunnen worden opgelegd bij misbruik van drones en zijn deze eigenlijk wel afdoende effectief en afschrikwekkend?
Momenteel wordt door de politie al handhavend opgetreden tegen dronepiloten die met een drone te dicht in de buurt van een luchthaven vliegen. Op overtredingen staan hoge geldboetes tot maximaal 7.800 euro. Daarnaast kan het Openbaar Ministerie tot vervolging overgaan.
Bent u voornemens om het huidige beleid te evalueren, als bedreigingen van drones zich frequenter gaan voordoen?
Naast de implementatie van de Europese regels wordt er met alle partijen die betrokken zijn bij de veiligheid op en rond luchthavens actief gewerkt aan het ontwikkelen van maatregelen tegen mogelijke bedreigingen door drones. Hierbij wordt onder andere gekeken naar de meest effectieve inzet van technische hulpmiddelen door de bevoegde autoriteiten om ongewenste drones vroegtijdig te kunnen detecteren en in het uiterste geval te kunnen neutraliseren. Het spreekt voor zich dat dit een continue proces is waarbij steeds moet worden gekeken naar actuele ontwikkelingen en mogelijke aanscherping van maatregelen daarbij.
Zijn u andere voorbeelden van misbruik van drones in het buitenland bekend? Is bekend hoe daartegen opgetreden wordt?
Al geruime tijd worden in diverse internationale gremia ervaringen tussen landen gedeeld met betrekking tot misbruik van drones en de inzet van maatregelen hiertegen.
Deelt u de mening dat verstoring van het luchtruim nabij luchthavens nimmer acceptabel is? Deelt u de mening dat hier zwaar tegen opgetreden moet worden?
Uiteraard deel ik uw mening dat de verstoring van het luchtruim nabij luchthavens niet acceptabel is en hiertegen nu en in de toekomst actief opgetreden dient te worden.