Gebrek aan toezicht op onderbetaling van werknemers |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Arbeidsinspectie mist zicht op onderbetaling»?1
Ik heb kennisgenomen van het vermelde krantenartikel. De opvattingen die worden beschreven waarbij de suggestie wordt gewekt dat de Arbeidsinspectie te weinig handhavend optreedt, deel ik niet.
Wat is uw opvatting over het in dit bericht geconstateerde gebrek aan toezicht?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het niet meer dan redelijk is dat werknemers het loon krijgen dat zij volgens hun cao verdienen, ook als zij niet oorspronkelijk uit Nederland komen? Zo nee, waarom niet?
Ja, dit is ook vastgelegd in de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (Waga).
Heeft u zicht op het aantal werknemers dat in Nederland onder het wettelijk minimumloon wordt uitbetaald? Zo nee, worden er schattingen gedaan?
Het percentage van alle werknemers (15 tot en met 64 jaar) werkzaam in het Nederlandse bedrijfsleven dat onder minimumloonniveau werd betaald bedroeg bij de laatst uitgevoerde monitor 0,3% (Kamerstukken II, vergaderjaar 2007–2008, 31 200 XV, nr. 84. Uit de handhavingsinformatie van de Arbeidsinspectie blijkt dat er bij de uitgevoerde inspecties waarbij zo’n 12 000 werkgevers per jaar zijn gecontroleerd, in 2009 in 84 zaken 540 onderbetaalden en in 2010 bij 127 zaken een kleine 600 onderbetaalden zijn aangetroffen waarvoor een boete is opgelegd.
Deelt u de mening dat dit bericht wederom aantoont dat de capaciteit van de Arbeidsinspectie ernstig tekort schiet? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet en dat blijkt ook niet uit de cijfers inzake de handhaving van de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (WML). Het aantal opgemaakte boeterapporten WML is in 2010 ten opzichte van 2009 gestegen, van 84 in 2009 naar 127 in 2010. Het totaal aan opgelegde boetebedragen is in 2010 verdubbeld. Daaruit blijkt dat de bestuurlijke handhaving van de WML steeds beter ingebed raakt in de werkwijze van de Arbeidsinspectie en dat de risicoanalyse steeds beter gerichte controles mogelijk maakt. Van het aantal aangetroffen werknemers dat onder het minimumloon betaald werd was bijna 40% afkomstig uit een van de nieuwe lidstaten van de Europese Unie (inclusief Bulgarije en Roemenië).
Voert de Arbeidsinspectie herhalingsinspecties uit bij beboete bedrijven? In hoeverre hebben de sancties tot gevolg dat bedrijven zicht beter aan de wet houden en werknemers niet meer onder het wettelijk minimumloon worden uitbetaald? Welke conclusies trekt u hieruit?
De Arbeidsinspectie bezoekt een onderneming waartegen een boeterapport is opgemaakt, in principe opnieuw binnen 3 maanden voor een hercontrole. Indien sprake is van recidive worden de boetes voor geconstateerde overtredingen met 50% verhoogd, maar voor de Wml speelt dit nauwelijks, omdat de werkgever bij een eerste boete al via een last onder dwangsom tot nabetaling van het te weinig betaalde loon verplicht kan worden.
Ik ben van oordeel dat bedrijven die de wet overtreden hard moeten worden aangepakt. Oneerlijke concurrentie door onderbetaling en illegale tewerkstelling, welke vaak gepaard gaan met slechte werkomstandigheden en uitbuiting is ontoelaatbaar en dient krachtig bestreden te worden. Zeker als blijkt dat zij zich na een overtreding kennelijk niets lijken aan te trekken van opgelegde boetes. Ik bereid een fors strengere aanpak van fraude voor, inclusief hogere boetes voor overtredingen van de arbeidswetgeving.
Zijn er bepaalde sectoren waarin onderbetaling relatief vaker voorkomt dan andere? Wordt in deze sectoren extra geïnspecteerd op naleving van de wet naleving minimum loon? Zo nee, bent u bereid in deze sectoren extra inspectie in te zetten?
Onderbetaling komt in alle sectoren voor waar de Arbeidsinspectie inspecteert.
De meeste overtredingen van onderbetaling worden aangetroffen in de uitzendsector. Ook in de sectoren land- en tuinbouw, detailhandel en horeca komt onderbetaling verhoudingsgewijs vaak voor. In deze sectoren wordt dan ook gericht geïnspecteerd.
Kunt u aangeven om welke reden de Arbeidsinspectie wel kan handhaven op betaling van minimumloon, maar niet op cao-loon? Bent u van mening dat er ook op naleving van cao-afspraken meer zou moeten worden gehandhaafd?
Het is geen taak van de Arbeidinspectie om handhavend op te treden bij civielrechtelijke loonafspraken die cao-partijen overeenkomen.
Voor het toezicht op de juiste naleving van cao-afspraken dienen cao partijen elkaar aan te spreken. Voor meer informatie over de handhaving van cao’s verwijs ik naar de eerdere Kamerbrief over dit onderwerp (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 29 544 en 32 123 XV, nr. 219).
Voor de uitzendsector ziet overigens de Stichting Naleving cao voor Uitzendkrachten (SNCU) toe op de juiste naleving van de cao’s in de uitzendbranche. Blijkens de resultaten die de SNCU over 2010 meldt, zijn in 2010 ca. 800 klachten over niet naleving van cao-bepalingen ontvangen, voornamelijk afkomstig van Poolse werknemers (80%).
Op welke manier worden (niet Nederlandse) werknemers ingelicht over hun rechten als het gaat om cao-afspraken? Bent u van mening dat deze informatie alleen voldoende is om onderbetaling tegen te gaan? Zo nee, welke stappen bent u bereid te nemen om op te treden tegen betaling onder het wettelijk minimumloon, dan wel cao-loon?
Er wordt op verschillende wijze, via voorlichtingsites van SZW en de Arbeidinspectie, via ambassades in Nederland en in de MOE-landen en via de netwerken van organisaties als SNCU, BlinN en UWV Werkbedrijf, informatiemateriaal verstrekt om werknemers én werkgevers te informeren over hun rechten en plichten bij het verrichten van arbeid in Nederland. Heel praktisch worden ook folders met verwijzing naar de informatie op de website verspreid op plekken waar de doelgroepen te vinden kunnen zijn, zoals op bouwplaatsen en in bepaalde wijken in de grote steden. Daarbij gaat het om informatie over zaken als wanneer en onder welke voorwaarden mag een vreemdeling hier arbeid verrichten en wat zijn de regels voor betaling van het minimumloon en andere arbeidsvoorwaarden, en welke regels gelden er voor arbeidstijden en voor arbeidsomstandigheden. Hoewel ook werkgevers via voorlichtingsmateriaal en -campagnes worden geïnformeerd, zal het naar mijn oordeel nodig blijven dat er vanuit de overheid tegen onderbetaling onder minimumloonniveau opgetreden wordt om oneerlijke concurrentie en onderbetaling van werknemers tegen te gaan.
Zie ook het antwoord bij 10 en 11.
Bent u bereid de capaciteit van de Arbeidsinspectie uit te breiden naar een adequaat niveau, zoals eerder voorgesteld in het amendement-Spekman (32 123 XV, nr. 42)? Zo nee, waarom niet?
Mijn analyse is vooral dat de problematiek hardnekkig is. Meer inspectiecapaciteit is daarop niet het antwoord. Zoals aangegeven in het Regeerakkoord wil dit kabinet zich sterk maken om fraude op een harde wijze te bestrijden. Binnenkort zal ik daarvoor nadere voorstellen doen.
Deelt u de mening dat een vorm van «naming and shaming», waarbij de namen van herhaaldelijke overtreders van arbeidswetgeving dan wel cao-verplichtingen gepubliceerd worden? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen kan de Kamer op korte termijn van de regering verwachten om uitvoering te geven aan dit voorstel?
Zie antwoord vraag 10.
Herkent u het beeld dat de Arbeidsinspectie buitenlandse werknemers gemakkelijk als zelfstandigen zonder personeel (zzp’ers) erkent waardoor ze vaak onderbetaald worden? Zo nee, hoeveel zzp’ers afkomstig uit de Midden en Oost Europese (MOE-)landen zijn in Nederland actief?
Voor zelfstandig werkende onderdanen uit de EU-landen is de Wet minimumloon en minimum vakantiebijslag niet van toepassing. Ook gelden er voor zzp- ers geen cao’s.
Dit stelt de zelfstandig werkende in staat om zelf zijn uurloon en de gemiddelde arbeidsduur vast te stellen.
De Belastingdienst bepaalt of een zzp-er aan de voorwaarden voor zelfstandig ondernemerschap voldoet.
De Arbeidsinspectie controleert of vreemdelingen die geen vrije toegang tot de arbeidsmarkt hebben, zich niet door middel van (schijn)constructies op oneigenlijke wijze alsnog op de Nederlandse arbeidsmarkt begeven en treedt zo nodig op als daartoe aanleiding is. Tot aan november 2010 heeft de Arbeidsinspectie in 2010 637 zzp’ers aangetroffen waarvan er 198 als schijn-zzp’er zijn aangemerkt. Tegen de werkgevers van deze schijn-zzp’ers heeft de Arbeidsinspectie een boeterapport opgemaakt voor het ontbreken van de benodigde tewerkstellingsvergunning. Van deze schijn-zelfstandigen was 86% afkomstig uit Bulgarije.
Uit het in september 2009 aan de Tweede Kamer aangeboden Risbo-onderzoek naar de aard en omvang van arbeidsmigratie uit de MOE-landen blijkt dat er per 1-1-2009 15 600 zzp’ers uit de MOE-landen, waaronder 5700 Bulgaren en Roemenen, stonden ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Daarnaast schatten de onderzoekers het aantal zzp’ers uit de MOE-landen in Nederland, dat niet staat ingeschreven in de Kamer van Koophandel op 7700. Daarmee schatten de onderzoekers het totaal op 23 300.
Er is geen nieuw onderzoek gedaan naar het totaal aantal zzp’ers uit de MOE-landen. Wel zijn nieuwe cijfers bekend voor het aantal inschrijvingen bij de Kamer van Koophandel.
Op 1-1-2011 stonden er 18 227 zzp’ers uit de MOE-landen, waaronder 7831 Bulgaren en Roemenen, ingeschreven bij de Kamer van Koophandel.
De Stichting Naleving cao voor Uitzendkrachten (SNCU) geeft aan dat zij uitzendbureaus die niet in Nederland zijn gevestigd niet kunnen controleren; controleert de Arbeidsinspectie deze bureaus wel? Zo ja, hoe vaak is dat in de afgelopen jaren gebeurd?
Indien bij controles van de Arbeidinspectie buitenlandse bedrijven betrokken zijn bestaat de mogelijkheid om over deze bedrijven gegevens op te vragen via buitenlandse liaisonbureaus. In de afgelopen jaren (2008–2010) zijn 149 verzoeken gedaan in het kader van controle van buitenlandse bedrijven.
De voornemens van het kabinet met betrekking tot de sociale werkplaatsen en de Wajong |
|
|
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht ««Pittige gesprekken» over één regeling»?1
Ja.
Is er door het kabinet al een concreet voorstel gedaan tot het vormen van een enkele regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt? Zo ja, hoe ziet zo’n regeling er precies uit? Zo nee, wanneer valt zo’n voorstel te verwachten?
Het kabinet wil met de nieuwe regeling werken naar vermogen toe naar een regeling die de WWB/WIJ, Wajong en Wsw hervormt en die decentraal wordt uitgevoerd door gemeenten en/of werkpleinen. Hierdoor kunnen de gemeenten meer mensen laten participeren, budgetten gerichter en effectiever inzetten en kosten besparen.
Zoals ik aan uw Kamer heb gemeld is voor een effectieve en uitvoerbare regeling overleg met de uitvoerders en andere betrokkenen cruciaal. Ik ben het eens met wat de heer Florijn aangeeft in het door u aangehaalde bericht «Pittige gesprekken», dat er op dit moment intensieve en goede gesprekken plaatsvinden met de verschillende uitvoerders. Mijns inziens zijn deze gesprekken van groot belang voor de invulling van de beleidsvoornemens. Op basis van deze gesprekken maak ik afwegingen voor de verdere uitwerking van de plannen.
Daarnaast heb ik reeds aangegeven dat het kabinet en medeoverheden nog in overleg zijn over een eventueel te sluiten bestuursakkoord op hoofdlijnen ten aanzien van deze en een aantal andere decentralisatievoornemens. Zo spoedig als mogelijk zal ik uw Kamer nader informeren.
Zullen er in die regeling voorstellen zitten betreffende duurzame inschaling van Wsw’ers onder het Wettelijk Minimumloon (WML)? Zal er bezuinigd worden op de capaciteit van de Wet sociale werkvoorziening (Wsw) dan wel Wajong voor nieuwe gevallen?
Ik heb reeds aangegeven de hoofdlijnennotitie naar uw Kamer te zullen sturen. In deze hoofdlijnennotitie zullen de afspraken uit het regeerakkoord nader worden uitgewerkt.
Deelt u de mening dat het een voorbeeld van onbehoorlijk bestuur is om gemeenten zo lang in het duister te laten over de bezuinigingen (en de invullingen daarvan) die in het komende jaar al moeten plaatsvinden? Zo nee, waarom niet?
Het zou naar mijn overtuiging van onbehoorlijk bestuur getuigen als ik zonder overleg met de gemeenten mijn beleid zou vaststellen. Gemeenten zijn, als toekomstige uitvoerders, voor mij belangrijke partners om tot een goede en zorgvuldige afweging te komen. Overigens constateer ik dat veel gemeenten inmiddels anticiperen op de vermindering van het participatiebudget in 2012 zoals opgenomen in het regeerakkoord.
In hoeveel gemeenten is sprake van onduidelijkheid over de gemeentelijke gevolgen van de beleidsvoornemens inzake de Wsw en Wajong, zoals nu bijvoorbeeld in Appingedam?2
Met gemeenten wordt momenteel intensief overlegd, onder andere met als doel mogelijke onduidelijkheden zoveel mogelijk op te lossen.
Hoeveel gemeenten zullen in de financiële problemen komen door de nieuwe regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt? Hoe groot acht u de kans dat gemeenten een artikel-12-status zullen moeten aanvragen, omdat ze niet aan hun verplichtingen kunnen voldoen?
Dit is een hypothetische vraag waar ik op dit moment geen antwoord op kan geven.
Deelt u de mening dat de contouren van de voorstellen, zoals die bij gelegenheid in de media verschijnen, als centrale gedachte lijken te hebben dat mensen met een zwakke positie op de arbeidsmarkt daaraan zelf (mede) schuldig zijn en dat de inspanningen om aan de slag te komen daarom geheel aan henzelf toevallen? Zo nee, waarom niet?
Nee, die mening deel ik niet. Dit kabinet wil met de voorstellen de juiste randvoorwaarden creëren om mensen die dat kunnen naar vermogen te laten werken en hen niet onnodig in een uitkering op te sluiten.
Deelt u de mening dat het beter is om de problemen op te lossen met een verplicht quotum voor mensen met een beperking in dienst van bedrijven en overheden, naar het model van het Rotterdamse stadsbestuur dat iedere werkloze een baan wil aanbieden? Zo nee, waarom niet?
Nee. Quota verplicht opleggen aan bedrijven kan op weinig draagvlak rekenen. Het wordt ervaren als een verkapte lastenverzwaring en/of boete en het is stigmatiserend voor de mensen die het betreft. Buitenlandse ervaringen hebben niet tot het gewenste resultaat geleid. Ik ben meer voorstander van stimuleren en motiveren van werkgevers.
Verklaringen Omtrent Gedrag (VOG's) voor jongeren en werk |
|
Boris van der Ham (D66) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het de geconstateerde problemen rond de «Verklaringen omtrent Gedrag» zoals die kunnen ontstaan bij het doen van een stage of werk door jongeren12
Het weigeren van de afgifte van de Verklaring Omtrent het Gedrag (VOG) kan ertoe leiden dat jongeren niet de door hen gewenste stage kunnen lopen of het door hen gewenste werk kunnen verrichten. Slechts in de gevallen waarin het, gelet op het risico voor de samenleving, noodzakelijk is wordt de afgifte van de VOG geweigerd. Ten aanzien van jongeren onder de 25 jaar was dit in 2010 in minder dan 1 procent van het aantal aanvragen het geval. De geschetste problematiek is derhalve beperkt van omvang. Ook de resultaten van de pilot «VOG onder voorwaarden» tonen aan dat de problematiek gering is. Ik verwijs u in dit verband naar mijn antwoorden op de vragen van de leden Marcouch en Recourt (beiden PvdA) (2011Z00612).
Hoe weegt u het dillema dat jong-volwassenen die een misstap hebben begaan worden beperkt, om na hun straf, een normaal arbeidsleven op te bouwen, ook wanneer het gaat over relatief kleinere vergrijpen?
Jongeren die ooit een klein delict hebben begaan, dienen hiervan geen onnodige hinder te ondervinden bij het vinden van een stageplek of werk. Bij VOG-aanvragen wordt in elk individueel geval zorgvuldig het belang dat een jongere heeft bij afgifte van de VOG afgewogen tegen het risico voor de samenleving.
Ik verwijs u in dit verband naar mijn antwoorden op de vragen van het lid Gesthuizen (SP) (2011Z01316).
Ziet u mogelijkheden om aan dit dilemma het hoofd te bieden? Hoe kunt u werkgevers stimuleren om ook jongeren met een «verleden» aan een stage of werk te helpen?
Onder verwijzing naar mijn antwoord op vragen 1 en 2, merk ik op dat ingevolge het reguliere beoordelingskader voor VOG-aanvragen bij de beoordeling van iedere aanvraag een zorgvuldige belangenafweging wordt gemaakt. In gevallen waarin de VOG wordt geweigerd, kan de werkgever – behoudens een wettelijke verplichting om een VOG te overleggen – besluiten om de jongere alsnog in dienst te nemen of stage te laten lopen.
Een havenclub die afwil van 'luxe' arbeidsvoorwaarden |
|
Paul Ulenbelt |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op de uitlating van de directeur van Deltalinqs dat werknemers genoegen moeten nemen met kariger arbeidsvoorwaarden om geen werk te verliezen aan buitenlandse vaklui?1
Afgezien van de wettelijke basis, worden de arbeidsvoorwaarden in een sector afgesproken tussen werkgevers- en werknemersorganisaties, die daarbij rekening houden met hun concurrentiepositie. Deltalinqs is hierin geen partij. Deltalinqs behartigt de gezamenlijke belangen van de logistieke en industriële bedrijven in het Rotterdamse haven- en industriegebied. Deltalinqs is onder andere met de gemeente Rotterdam in gesprek over hoe meer Rotterdammers in het Havengebied aan de slag kunnen gaan.
Deelt u zijn mening dat tijdloon vervangen moet worden door stukloon? Zo ja waarom?
Zie het antwoord op vraag 5.
Hoe kan het dat bedrijven uit Italië, Portugal en Polen er met megacontracten voor de aanleg van de tweede Maasvlakte vandoor gaan? Zijn de buitenlandse arbeiders die ingeschakeld worden goedkoper dan Nederlandse zoals de directeur beweert? Voor buitenlandse arbeiders gelden toch ook de Nederlandse cao’s? Worden door deze bedrijven cao’s ontdoken? Wilt u dat onderzoeken? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 5.
Deelt u de mening dat Europese afspraken zoals in het European Social Charter uit 1961 en het Community Charter of te Fundamental Social Rights op Workers uit 1989 juist beoogden om welvaart en rechten van werknemers te versterken? Hoe verklaart u dat belangrijke Nederlandse bedrijven, die zijn verenigd in Deltalinqs, geen acht slaan op deze afspraken?
Ik deel de mening dat Europese afspraken beogen om welvaart en rechten van werknemers te versterken. In het artikel wordt door Deltalinqs overigens geen afstand genomen van deze afspraken.
Wat gaat u doen om een «race to the bottom», als het gaat om arbeidsvoorwaarden, te voorkomen? Wordt het geen tijd dat de overheid ook de naleving van cao’s door buitenlandse bedrijven en voor buitenlandse arbeiders gaat controleren? Waarom niet?
Voor iedereen die in dienst is van een in Nederland gevestigd bedrijf gelden dezelfde arbeidsvoorwaarden. Deze zijn te onderscheiden in de wettelijke arbeidsvoorwaarden, zoals bijvoorbeeld vastgelegd in de wet minimumloon en minimumvakantiebijslag en de bovenwettelijke afspraken die bij cao worden vastgelegd door cao-partijen. Werknemers dienen tenminste beloond te worden volgens de Wet minimumloon en minimumvakantiebijslag (Wml) en de geldende cao. Stukloon kan daarbinnen onderdeel uitmaken van de beloningssystematiek. Dit is een keuze van cao-partijen.
Op de Maasvlakte zijn vijf grote opdrachtgevers actief. Het gaat daarbij om buitenlandse opdrachtgevers die werken met hoofdaannemers uit bijna alle Europese Lidstaten. Het is aan de bedrijven om hun hoofd- en onderaannemers te selecteren. De overheid speelt hierin geen rol. Met betrekking tot de arbeidsvoorwaarden geldt dat werknemers van buitenlandse dienstverleners die tijdelijk in Nederland gedetacheerd zijn eveneens recht hebben op de Nederlandse wettelijke arbeidsvoorwaarden en arbeidsomstandigheden. In aanvulling daarop hebben zij op grond van de Wet arbeidsvoorwaarden grensoverschrijdende arbeid (Waga) recht op een «harde kern» van arbeidsvoorwaarden, voor zover die zijn opgenomen in de algemeen verbindend verklaarde cao in de betreffende sector: cao-loon (betaald door de dienstverlener), vakantiedagen, rusttijden, maximale werktijden, regels en voorwaarden voor uitzendwerk, veiligheidsmaatregelen en gelijke behandeling. Ook hierdoor wordt concurrentie op arbeidsvoorwaarden tegengegaan.
De Arbeidsinspectie ziet toe op de naleving van de wettelijke arbeidsvoorwaarden (i.c. wettelijk minimum loon). Op basis van risicoanalyse en naar aanleiding van concrete meldingen controleert de Arbeidsinspectie jaarlijks ongeveer 12 000 werkgevers op arbeidsmarktfraude. Grote infrastructurele projecten hebben daarbij de bijzondere aandacht. Het is aan cao-partijen om toe te zien op de naleving van arbeidsvoorwaarden zoals vastgelegd in de cao’s. Cao-partijen kunnen bij cao’s waarvan bepalingen algemeen verbindend zijn verklaard, de Arbeidsinspectie verzoeken om een onderzoek bij een bedrijf in te stellen, indien er een gegrond vermoeden van overtreding bestaat en er een intentie is tot rechtsvordering. Voor meer informatie over de handhaving van cao’s verwijs ik naar de eerdere Kamerbrief over dit onderwerp (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 29 544 en 32 123 XV, nr. 219).
Het bizarre idee banen exclusief beschikbaar te stellen voor niet-westerse allochtonen |
|
Hero Brinkman (PVV), Joram van Klaveren (PVV) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Bent u bekend met het artikel «PvdA: geef migrant topbaan stadhuis»?1
Ja, ik ken het artikel dat overigens dateert van 7 januari 2010 en niet van 2011.
Deelt u de visie dat het exclusief beschikbaar stellen van hogere functies in het ambtelijk apparaat voor niet-westerse allochtonen volslagen idioot is? Zo nee, waarom niet?
Ik verwijs u naar de beantwoording van de minister voor Wonen, Wijken en Integratie, mede namens de minister en staatssecretaris van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, op de vragen die de PVV een jaar geleden over ditzelfde artikel gesteld heeft (kenmerk 20100007662).
Welke maatregelen bent u bereid te nemen om de mogelijke uitvoering van dit onzalige idee van de Amsterdamse collegepartijen PvdA en GroenLinks tegen te houden?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt dit voornemen zich tot het regeerakkoord, waarin helder wordt gesteld dat er een einde wordt gemaakt aan het diversiteits/voorkeursbeleid o.a. op basis van etniciteit?
Zie antwoord vraag 2.
Heeft de minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid, die volgens de Europese Commissie verantwoordelijk is voor de uitvoer en het beheer van ESF-subsidies in Nederland1, gebruik gemaakt van de mogelijkheid om bij het toekennen van ESF-subsidies aan TNT2 eisen te stellen binnen het kader van artikel 57 van Verordening (EG) nr. 1083/20063 zodat de subsidie niet kan worden ingezet om echte banen te verdringen met «pulpbanen»? Zo ja, welke eisen zijn dit en op welke wijze heeft TNT zich daar volgens u aan gehouden? Zo nee, waarom zijn dergelijke eisen niet gesteld terwijl ten tijde van het toekennen van de subsidies die bedoeld zijn om mensen binnen te halen een massa-ontslag dreigde? Kunt u een overzicht geven van toegekende subsidies sinds 2000?
Nee, er zijn geen nadere eisen gesteld aan projectaanvragen inzake verdringing. Dit is in lijn met het beginsel om bij Europese regels zo weinig mogelijk aanvullende nationale regels toe te voegen (geen «gold plating»). Een toets op verdringing zou overigens wenselijk noch uitvoerbaar zijn. De reden waarom een bedrijf medewerkers wil aannemen, is niet aan de overheid ter beoordeling. Het aannemen van medewerkers kan zijn oorzaak vinden in groei, herstructurering of anderszins. Het betreft een zaak waar al naar gelang de situatie, bedrijfsleiding, ondernemingsraad en vakbonden afspraken over maken.
Verder merk ik op dat niet een bedrijf zelf, maar een O&O-fonds voor een branche of bedrijf aanvrager is van ESF subsidie. Een van de voorwaarden voor de erkenning van een O&O-fonds als aanvragers voor ESF betreft een bipartiet bestuur. Zowel de werkgever als de vakbonden zijn vertegenwoordigd in het bestuur van het O&O-fonds dat verantwoordelijk is voor de ESF aanvraag, dit geldt ook voor de aanvraag ten behoeve van TNT.
De Subsidieregeling ESF 2007–2013 regelt onder welke voorwaarden een subsidie kan worden aangevraagd voor een project dat tot doel heeft de mogelijkheden tot duurzame arbeidsinpassing te vergroten van personen met een grote afstand tot de arbeidsmarkt. Bij de desbetreffende subsidieverlening wordt de aanvraag beoordeeld op basis van de bepalingen uit de ESF-subsidieregeling. Deze hebben betrekking op het doel en de doelgroep, de subsidiabele activiteiten, projectduur en algemene bepalingen inzake de aanvraag (zoals projectbeschrijving, begroting). De ESF-subsidieregeling kent, en zoals eerder genoemd is dat ook logisch, geen weigeringsgrond om een aanvraag tot verlening van subsidie te weigeren vanwege een verdringingseffect. Een algemeen overzicht van toegekende subsidies sinds 2000 is beschikbaar op de website van het Agentschap SZW (www.agentschapszw.nl). Tevens verwijs ik naar het overzicht in de beantwoording van uw vragen van 20 september 2010, TK 2010–2011, Aanhangsel, nr. 186.
Kunt u, in tegenstelling tot de Europese Commissie, uitsluiten dat er sprake van verdringing is van echte banen van TNT’ers bij de inzet van ESF-gelden bij TNT? Zoals een subsidie die er specifiek op is gericht om 55+’ers binnen te halen terwijl de gemiddelde leeftijd van de door het massa-ontslag bedreigde TNT’ers rond de 55 ligt? Wilt u dit toelichten?
Zoals aangegeven bij het antwoord op de eerste vraag worden verzoeken van O&O-fondsen voor een ESF-subsidie niet getoetst op verdringingsaspecten.
Prestatieloon voor gemeenteambtenaren |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Piet Hein Donner (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Wat is uw reactie op het bericht dat ambtenaren in de gemeente Aalten een «flexibel» salaris krijgen?1 Zijn er meer gemeenten waar ambtenaren op soortgelijke wijze worden beloond?
Het kabinet heeft geen zeggenschap over de wijze van beloning van de gemeenteambtenaren. Het arbeidsvoorwaardenoverleg en de vaststelling van de arbeidsvoorwaarden zijn sinds 1993 gedecentraliseerd.
Voor gemeenteambtenaren gelden salarisschalen, die als bijlage gevoegd zijn bij de uitwerkingsovereenkomst (UWO) van de Collectieve arbeidsvoorwaardenregeling (CAR). De CAR UWO wordt vastgesteld door de VNG i.c. College van Arbeidszaken tezamen met de overheidswerknemersorganisaties. In 2001 hebben sociale partners in de overheidssector Gemeenten een handreiking voor gemeenten opgesteld met als titel Bewust belonen. De handreiking was het product van een afspraak in het Landelijk Overleg Gemeenten Arbeidsvoorwaarden (LOGA) over het stimuleren van resultaat gericht belonen.
Uit de tekst van de CAR/UWO blijkt (art. 3:7:8, en 15:1:28) dat er eigen beleidsruimte bestaat voor afzonderlijke gemeenten om de volgende instrumenten voor flexibele beloning in te vullen: de gratificatie, het toekennen van een (extra) periodieke verhoging, onthouding van een periodiek, het stelsel van aanloopschaal, functionele schaal en uitloopschaal, de persoonlijke toelage, de tijdelijke toeslag en de incidentele beloning in geld of in extra verlofvorm. Het is aan een gemeente om invulling te geven aan bewust c.q. flexibel te belonen.
Worden bij het toepassen van deze bonusregeling de wettelijke regels gevolgd?
Op basis van het artikel in Gemeente.nu kan ik daar geen oordeel over vellen. Op voorhand is er geen enkele reden om te veronderstellen dat er sprake is van strijdigheid met wettelijke regels. Zie antwoord vraag 1.
Wat is uw mening over dergelijke prestatiegerichte beloningen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe denkt u dat deze vorm van prestatiebeloning de collegialiteit en de samenwerking tussen gemeenteambtenaren zal bevorderen?
Er bestaan verschillende wetenschappelijke inzichten over de effectiviteit en gevolgen van prestatiebeloning. Zie antwoord vraag 1.
Is over de invoering van deze vorm van prestatiebeloning overleg geweest met de vakbonden? Zo ja, wat was de uitkomst van dit overleg?
Zie antwoord vraag 1.
De gevolgen van ketenaansprakelijkheid op grond van de Wet Arbeid Vreemdelingen (WAV) |
|
Arie Slob (CU), Cynthia Ortega-Martijn (CU) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de gerechtelijke uitspraken waarin niet alleen het PCM Distributiebedrijf, maar ook de verschillende dagbladen waarvoor PCM distributiebedrijf de verspreiding verzorgt, aansprakelijk zijn gesteld, omdat illegale krantenbezorgers zijn aangetroffen op grond van de ketenaansprakelijkheid binnen de dagbladenbranche?1
Ja.
Wat hadden deze uitgevers nog meer kunnen doen om niet aansprakelijk gesteld te worden?
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft in de uitspraak van 17 maart 2010, LJN: BL7836, geoordeeld dat PCM Distributiebedrijf BV bij het laten bezorgen van diverse dagbladen artikel 2, eerste lid, Wet arbeid vreemdelingen (Wav) heeft overtreden. Deze overtredingen heeft de Afdeling bestuursrechtspraak volledig verwijtbaar geacht.
In een afzonderlijke uitspraak van eveneens 17 maart 2010, LJN: BL7835, heeft de Raad van State mijn standpunt gedeeld dat ook de desbetreffende uitgevers de Wav hebben overtreden en dat deze overtredingen aan ieder van hen ook volledig zijn te verwijten, zodat geen grond bestond voor matiging van de opgelegde boetes. In die uitspraak heeft de Afdeling bestuursrechtspraak geconcludeerd dat «gelet op de contractuele verplichtingen die het distributiebedrijf en de uitgevers over en weer zijn aangegaan en het juridische verband waarbinnen zij opereren, de uitgevers moeten worden geacht bij het distributiebedrijf invloed te kunnen uitoefenen op de gang van zaken rond de huis-aan-huis bezorging van de door hen uitgegeven kranten.» Naar het oordeel van de Afdeling bestuursrechtspraak hebben de uitgevers onvoldoende hun invloed aangewend om de door de Arbeidsinspectie geconstateerde overtredingen niet, of verminderd, verwijtbaar te achten. In de uitspraak is in dat verband aan de orde gesteld dat de uitgevers niet aannemelijk hebben gemaakt dat zij bij hun distributeurs uitdrukkelijk hebben bedongen dat deze bij de tewerkstelling van vreemdelingen de Wav in acht dienen te nemen. Evenmin hebben zij aannemelijk gemaakt, dat zij van de distributeurs een regelmatige en doelgerichte controle van de identiteit van de bezorgers verlangden, of dat die controle in de praktijk niet uitvoerbaar zou zijn. Voor zover de uitgevers wel maatregelen hadden getroffen in het kader van de controle van de identiteit van de bezorgers, zijn die pas genomen nadat de overtredingen waren geconstateerd en deden deze dus niet af aan de verwijtbaarheid van de overtredingen.
Bent u bereid te onderzoeken of het wenselijk en mogelijk is in de Beleidsregels2 onderscheid te maken naar de mate van verwijtbaarheid, en de hoogte van de boete hierop af te stemmen?
Artikel 5:41 van de Algemene wet bestuursrecht schrijft voor dat geen bestuurlijke boete wordt opgelegd voor zover de overtreding niet aan de overtreder kan worden verweten. Dit brengt mee dat als een overtreding verminderd verwijtbaar is, bij de oplegging van een boete niet het in de beleidsregels neergelegde normbedrag kan worden gehanteerd. De hoogte van de boete moet dan worden afgestemd op de mate van verwijtbaarheid. Indien geen sprake is van verwijtbaarheid omdat een werkgever aannemelijk kan maken dat hij al het redelijkerwijs mogelijke heeft gedaan om een overtreding (in de keten) te voorkomen, wordt van boeteoplegging afgezien.
De hoogte van het boetebedrag is dus nu al afhankelijk van de mate van verwijtbaarheid.
In de desbetreffende zaken was geen aanleiding om van het boetenormbedrag af te wijken, omdat, zoals in het antwoord op de vorige vraag is uiteengezet, de uitgevers volledig verwijtbaar waren.
De toepassing van de bestuurlijke boete in de Wav is in 2009 geëvalueerd door IVA beleidsonderzoek en advies (Evaluatie invoering bestuurlijke boete Wet arbeid vreemdelingen, Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 17 050 en 29 523, nr. 396).
Een van de vragen was hoe de matigingsgronden werken en of ze aansluiten bij situaties waarin overtredingen werkgevers mogelijk in mindere mate of niet kunnen worden verweten. De conclusie luidde dat de matigingsgronden als zodanig door de rechter worden aanvaard. Verminderde verwijtbaarheid leidt inderdaad tot matiging van de boete. Bij het geheel ontbreken van verwijtbaarheid wordt de boetebeschikking vernietigd door de rechter. Gezien de uitkomst van deze evaluatie is het niet nodig de beleidsregels op dit punt te herzien.
In hoeverre, en op welke manier, is er door het kabinet naar het bedrijfsleven gecommuniceerd over de ruime interpretatie van het begrip werkgever in de WAV en de gevolgen hiervan voor het bedrijfsleven? Bent u bereid de Arbeidsinspectie te verzoeken in overleg te treden met de bedrijven uit de dagbladenbranche, teneinde duidelijkheid te verschaffen over hetgeen door de overheid van hen aan inspanning wordt verwacht in het kader van het terugdringen van de inzet, door hun lokale distributeurs/depothouders, van illegalen?
Inmiddels is de uitleg over het brede werkgeversbegrip vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak. Ik onderschrijf dat een goede uitleg over het brede werkgeversbegrip en de daarmee samenhangende verantwoordelijkheden van (alle) werkgevers (in de keten) van belang is opdat private maar ook publieke opdrachtgevers beter kunnen inspelen op wat er van hen verwacht wordt.
Via voorlichtingscommunicatie, o.m. via de site van de Rijksoverheid en de Arbeidsinspectie en via de campagne «Weet hoe het zit», worden de verantwoordelijkheden van (alle) werkgevers (in de keten) met betrekking tot de juiste naleving van de Wet arbeid vreemdelingen verduidelijkt. Daarbij wordt tevens ingegaan op aspecten en overwegingen die een rol kunnen spelen bij het achterwege laten of matigen van boetes aan alle werkgevers in de keten. Ook wordt in de gesprekken die de Arbeidsinspectie periodiek voert met bedrijven en sectoren het brede werkgeversbegrip en de daaruit voortvloeiende verantwoordelijkheden onder de aandacht gebracht. Met bedrijven uit de dagbladenbranche heeft de Arbeidsinspectie meerdere keren specifiek overleg gevoerd over de uitleg van het werkgeversbegrip. Tevens wordt nog bezien of het mogelijk is om op voorhand meer concreet de omstandigheden die voor het matigingsbeleid van belang zijn in kaart te brengen.
Bent u bereid te evalueren of de ketenaansprakelijkheid door het hanteren van het ruime werkgeversbegrip binnen de WAV effectief is en geleid heeft tot een afname van het aantal illegale werknemers binnen het bedrijfsleven?
Het ruime werkgeversbegrip geldt sinds de invoering van de Wav in 1994. Hiermee werd beoogd duidelijkheid te bieden ten opzichte van de tot dan geldende Wet arbeid buitenlandse werknemers waarin de tewerkstellingsvergunningplicht verbonden was aan specifieke arbeidsrelaties. Dit leverde niet alleen onduidelijkheid op voor de werkgevers die niet altijd wisten of zij vergunningplichtig waren, maar het leidde ook tot schijnconstructies en bewijsproblemen in geval van vermoede overtredingen. Juist door het ruime werkgeversbegrip werden deze onduidelijkheden en de daaraan gekoppelde mogelijkheden tot illegaal werknemersschap weggenomen. Omdat het kabinet grote waarde hecht aan de bestrijding van illegale arbeid, is het juist daarom niet bereid terug te keren tot een meer specifieke omschrijving van het werkgeversbegrip binnen de Wav. Daarbij blijft gelden dat wie geen verwijt treft, niet kan worden beboet. Het kabinet ziet daarom geen aanleiding de toepassing van het ruime werkgeversbegrip te evalueren.
Is het u bekend hoeveel bedrijven de afgelopen 5 jaar naar aanleiding van de hoge boetes failliet zijn verklaard? In hoeverre was het voor deze bedrijven mogelijk om een regeling te treffen voor het betalen van de boetes?
Het is niet bekend of en zo ja, hoeveel bedrijven er naar aanleiding van bestuurlijke boetes failliet zijn gegaan. De werkgever die wegens overtreding van de Wav een boete heeft gekregen, moet deze boete binnen 6 weken nadat de boete is opgelegd betalen. Indien de boete niet binnen 6 weken is betaald, wordt een aanmaning verzonden met een termijn van 14 dagen. Bij niet betaling volgt een dwangbevel en wordt de zaak overgedragen aan de deurwaarder.
De betalingsverplichting kan worden opgeschort door middel van het aanvragen van een voorlopige voorziening bij de bestuursrechter in geval van spoedeisend belang, b.v. bij dreigend faillissement. In dat geval moet dan wel bezwaar of (hoger) beroep zijn ingesteld.
De Arbeidsinspectie biedt de werkgever op verzoek de mogelijkheid om in geval van aangetoonde betalingsonmacht gebruik maken van een betalingsregeling. Afhankelijk van de specifieke omstandigheden moet de boete in maandelijkse termijnen binnen 1, 2 of 3 jaar zijn betaald. Over deze mogelijkheden wordt de werkgever actief geïnformeerd door een brochure die bij de boetebeschikking wordt gevoegd. Uit de eindrapportage van de evaluatie invoering bestuurlijke boete Wav die ik op 18 januari 2010 naar de Tweede Kamer heb gestuurd (Tweede Kamer, vergaderjaar 2009–2010, 17050 en 29523, nr. 396) blijkt dat sinds 1 januari 2007 tot 1 juli 2009 in bijna 40% van het aantal boetezaken een betalingsregeling is getroffen
De mislukte onderhandelingen van de schoonmakers en DUO en de Belastingdienst in Groningen |
|
Sadet Karabulut (SP), Jesse Klaver (GL) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() ![]() |
Vindt u het wenselijk dat rijksdiensten Dienst Uitvoering Onderwijs (DUO) en de Belastingdienst in maart 2011 een nieuwe kantoor betrekken in Groningen, zij overstappen naar een ander schoonmaakbedrijf, waardoor tal van schoonmakers hun baan verliezen of voor minder loon en slechtere arbeidsvoorwaarden hetzelfde werk moeten doen?1 Zo nee, welke acties gaat u ondernemen om dit te voorkomen?
Uit een oogpunt van efficiënt gebouwbeheer is het wenselijk dat DUO en de Belastingdienst een nieuw kantoor betrekken in Groningen. Als gevolg hiervan zijn de schoonmaak-contracten met Asito en Gom vorig jaar opgezegd. In het kader van de publiek-private-samenwerking (pps) heeft de Rijksoverheid niet alleen het ontwerp, de bouw en de financiering uitbesteed aan het privaat consortium DUO2 BV, maar tevens het beheer en het onderhoud gedurende een periode van 20 jaar. Hieronder vallen ook de schoonmaakactiviteiten van het nieuwe kantoorgebouw.
Het is dan ook niet aan de rijksdiensten DUO en Belastingdienst maar aan het door Bouwcombinatie DUO2 VOF ingeschakelde ISS Nederland BV om na te gaan of, en zo ja in welke mate, schoonmaakpersoneel nodig is voor het onderhoud van het kantoorgebouw. Daarbij is ISS Nederland BV als werkgever gehouden aan het geldende arbeidsrecht (inclusief de artikelen 7:662 BW e.v. inzake rechten van werknemers bij overgang van onderneming) alsook het deel van de CAO Schoonmaak dat handelt over de positie van het schoonmaak-personeel bij de overgang naar een andere dienstverlener.
Dit is dus een zaak tussen werkgever en werknemers, waarbij er formeel geen betrokkenheid is vanuit de Rijksoverheid. Wel is bekend dat er tussen ISS Nederland BV, Asito en GOM overleg wordt gevoerd over de overname van een deel van het schoonmaakpersoneel, waarvan de arbeidsplaatsen door opzegging van de schoonmaakcontracten door de DUO en de Belastingdienst is komen te vervallen.
Kunt u toelichten waarom er wel een duur nieuw rijksgebouw neergezet kan worden, maar er vervolgens geen geld is om het schoonmaakpersoneel te behouden? Moet de directie van de DUO en de Belastingdienst ook opnieuw solliciteren naar haar eigen functie, net als de schoonmakers? Kunt u dit toelichten?
Met het nieuwe rijksgebouw is op basis van het in 2005 ingezette beleid gekozen voor een efficiënt gebouwbeheer, waarbij voor de daaruit voortvloeiende schoonmaakactiviteiten ook personeel nodig is. Daarvoor is de Bouwcombinatie DUO2 VOF met het schoonmaakbedrijf ISS Nederland BV een schoonmaakcontract aangegaan. Op basis van dit contract zal ISS Nederland BV als werkgever moeten nagaan welke verplichtingen/mogelijkheden dit met zich mee brengt met betrekking tot het personeel van Asito en GOM waarvan de arbeidsplaatsen zijn komen te vervallen. Het nieuwe rijksgebouw heeft derhalve geen gevolg voor de rechtspositie van het personeel (inclusief directie) van DUO en de Belastingdienst.
Bent u bereid met DUO en de Belastingdienst in gesprek te gaan voor behoud van banen en arbeidsvoorwaarden? Zo ja, kunt u ons informeren over de resultaten? Zo nee, waarom niet?
Het is aan de betrokken partijen, in casu ISS Nederland BV (onderaannemer van de Bouwcombinatie DUO 2 VOF) en de vakbonden om na te gaan of er verplichtingen en/of mogelijkheden bestaan om (een deel van) het personeel van Asito en GOM over te nemen. Zoals gezegd is dat overleg in volle gang. Begin 2011 zal naar verwachting de uitkomst van dit overleg bekend zijn. Het is niet aan mij maar aan de betrokken partijen om te zijner tijd het resultaat van dit overleg naar buiten te brengen.
Heeft de Rijksoverheid het convenant «Schoon genoeg» inmiddels ondertekend? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot het ontslag van de schoonmakers bij DUO en de Belastingdienst?
Nee, dat is niet het geval. Het witboek «Schoon genoeg» speelde een rol bij het tot stand komen van de huidige CAO Schoonmaak. In vervolg op deze CAO hebben vakverenigingen, werkgeversorganisaties, opdrachtgevers (waaronder de Rijksoverheid) en deskundigen medio 2010 een commissie, genaamd «Code Goed Opdrachtgeverschap», bemand en opgestart, die onderzoekt op welke manier de schoonmaakmarkt op korte termijn beter kan gaan functioneren. Daarbij wordt de focus meer gelegd op de kwaliteit in de contracten en minder op de prijs. In deze commissie wordt door OCW en BZK actief geparticipeerd.
De commissie zal mei–juni 2011 haar resultaten naar buiten brengen.
Hoe verhouden de ontslagen bij de rijksdiensten zich tot de mededeling van de toenmalige minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid Donner dat er bij rijksaanbestedingstrajecten voor schoonmaak meer gewicht toe wordt gekend aan kwaliteit en minder aan prijs en dat de rijksoverheid streeft naar een langere contractduur, omdat dit zorgt voor een duurzame relatie met de opdrachtnemer?2
Goed opdrachtgeverschap is van groot belang. Daarover bent u bij brief van 13 april 2010 geïnformeerd (Kamerstukken II, 2009/10, 29 544, nr. 243). Vanwege dit belang wordt er bij de rijksdienst met de invoering van Categoriemanagement Schoonmaak voor rijksaan-bestedingen meer werk gemaakt van een optimale verhouding tussen prijs, kwaliteit en maatschappelijke doelstellingen. Dat leidt tot een groter gewicht aan kwaliteit en een meer duurzame relatie met de leverancier. Zie ook het antwoord op vraag 4.
Is het waar dat het nieuw contract voor de bouw van een nieuw kantoor van de Dienst Uitvoering Onderwijs en de Belastingdienst past binnen het beleid van de overheid om nieuwe projecten uit te besteden aan «private consortia», waarbij langjarige contracten worden afgesloten? Welke kostenvoordelen brengt dit met zich mee in vergelijking tot de traditionele vormen van aanbesteding?3
Ja, dat is het geval. Sinds 2005 is het beleid om te onderzoeken of het gezamenlijk aanbesteden van projecten (ook wel publiek-private-samenwerking of pps genoemd) meerwaarde oplevert. Hierbij wordt dus het ontwerp, de bouw, de financiering, het onderhoud en de facilitaire diensten in één aanbesteding geregeld. De integrale vraag maakt de kans op innovaties groter en bevordert de onderlinge afstemming, bijvoorbeeld tussen materiaalkeuzes en onderhoud gedurende een groot aantal jaren. Bij het nieuwe gebouw voor DUO en de Belastingdienst bleek dat integrale aanbesteding meerwaarde zal opleveren en daarom zijn alle genoemde onderdelen in de aanbesteding ondergebracht, inclusief de schoonmaak.
Is het waar, zoals de Dienst Uitvoering Onderwijs aangeeft, aan dat het ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer verantwoordelijk is voor het ontslag van de schoonmakers? Is dit waar?
Nee, de Rijksoverheid is niet verantwoordelijk voor eventuele ontslagen van schoonmaakpersoneel. Het schoonmaakpersoneel is immers niet in dienst van de Rijksoverheid, maar van een schoonmaakbedrijf. Wel hebben de Belastingdienst en DUO in verband met de nieuwbouw de lopende schoonmaakcontracten met GOM en Asito opgezegd vanwege het wegvallen van de objecten. Maar dat is gebruikelijk bij de uitbestedingen van schoonmaakactiviteiten, omdat dergelijk contracten een bepaalde duur hebben en er na het aflopen van dergelijke contracten opnieuw aanbestedingen plaatsvinden.
De bezoldiging van de Raad van Bestuur en de Raad van Toezicht bij Staatsbosbeheer |
|
Henk van Gerven (SP) |
|
![]() |
Wat is uw mening over de bezoldiging van de leden van de Raad van Toezicht bij Staatsbosbeheer? Deelt u de mening dat deze met 15 000 euro per jaar voor de leden en 20 000 euro per jaar voor de voorzitter in 2009 veel te hoog is voor een dergelijke publieke instelling? Ligt tenminste een halvering van deze bezoldiging, gezien bijvoorbeeld de vergoedingen bij andere (semi) publieke instellingen zoals ziekenhuizen, niet in de rede? Zo nee, waarom niet?
De bezoldiging van de leden van de Raad van Toezicht vind ik in overeenstemming met het belang en de zwaarte van de functie. De bezoldiging is niet afwijkend van de bezoldiging bij gelijksoortige organisaties.
Wat vindt u van de bezoldiging van de voorzitter van de Raad van Bestuur die met een bruto inkomen van 191 022 euro in 2009 de Balkenendenorm overschrijdt? Deelt u de mening dat voor een dergelijke functie een salaris beneden de Balkenendenorm, bijvoorbeeld het salaris van een minister, reëler en eerlijker is?
Staatsbosbeheer kent geen voorzitter van de Raad van Bestuur, maar een enkelvoudige directeur. Zijn salaris is in het jaarverslag van de organisatie vermeld. Zijn salaris bedroeg in het jaar 2009 in totaal € 167 262,= en overschrijdt daarmee niet de Balkenende-norm. Het door de heer Van Gerven genoemde bedrag van € 191 022 is de som van het salaris en het werkgeversdeel van de pensioenlast.
Hoe verklaart u dat de bezoldiging van de voorzitter van de Raad van Bestuur in drie jaar gegroeid is van 120 198 euro in 2007 naar 191 022 euro in 2009? Vindt u deze groei met bijna 60% acceptabel?1
In 2007 is de directeur slechts een deel van het jaar (vanaf 2 mei) in dienst geweest.
Wat wordt de bezoldiging van de voorzitter van de Raad van Bestuur van Staatsbosbeheer in 2010? Bent u bereid in gesprek te gaan met Staatsbosbeheer om een reëler salaris, onder de Balkenendenorm, af te spreken, bijvoorbeeld op het niveau van een ministerssalaris, zijnde circa 140 000 euro in 2009? Bent u bereid ook de Raad van Toezicht aan te spreken op hun vergoedingen? Zo nee, waarom niet?
De bezoldiging is bij het aantreden van de directeur afgesproken. Omdat het salaris onder de Balkenende-norm ligt, vind ik het niet opportuun om hier nu een gesprek over aan te gaan. Ditzelfde geldt voor de bezoldiging van de leden van de Raad van Toezicht (zie antwoord vraag 1).
Afrekenbare en controleerbare kabinetsdoelen met betrekking tot een regeling onderkant arbeidsmarkt |
|
Emile Roemer (SP), Femke Halsema (GL), Alexander Pechtold (D66), Kees van der Staaij (SGP), Marianne Thieme (PvdD), Job Cohen (PvdA), André Rouvoet (CU) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() ![]() |
Klopt het dat het kabinet naar één regeling voor de onderkant van de arbeidsmarkt toe wil, met daarin de Wajong, Wsw en WWB?1
In de brief van 6 december ( IVV/I/2010/23475) heeft het kabinet zijn voornemens met betrekking tot de aanpak van de hervorming van de WWB/WIJ, Wajong en Wsw neergelegd.
Wat is het exacte doel, uitgedrukt in meetbare indicatoren?
De doelstellingen van het kabinetsbeleid zullen worden verwerkt in de reguliere operationele doelstellingen en indicatoren in de betrokken artikelen van de begroting 2012.
Welke effect- en prestatie-indicatoren worden gehanteerd?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wat is het uitgangspunt (nulmeting) per 1 januari 2011 uitgedrukt in deze meetbare indicatoren?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wat zijn de tussendoelen voor deze doelstelling op 31 december in 2011, 2012, 2013, 2014 en 2015?
Zie het antwoord op vraag 2.
Wat gaat het kabinet doen om deze doelstelling te bereiken?
Zie het antwoord op vraag 1.
Wanneer gaat het kabinet dit doen?
Zie het antwoord op vraag 1.
Welke instrumenten en middelen zijn er beschikbaar om deze doelen te bereiken?
De nominale effecten op uitkeringen blijven beperkt tot een verlaging van de Wajong uitkering voor het deel van het zittend bestand Wajong dat bij herindeling wordt geïndiceerd als gedeeltelijk arbeidsongeschikt. Vanaf 2014 wordt voor deze groep de uitkering verlaagd van 75% naar 70% WML. Voor nieuwe instroom in de Wajong wordt de toegang beperkt tot volledig en duurzaam arbeidsongeschikten, maar wijzigt het uitkeringsniveau niet.
Wat zijn de nominale effecten op de verschillende uitkeringen in 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en structureel?
Zoals bij de begrotingsbehandeling van SZW van 2011 duidelijk is gemaakt, zal ik in het kader van de reguliere begrotingen (2012 e.v.) nader ingaan op de koopkrachteffecten van het kabinetsbeleid.
Wat zijn de koopkrachteffecten voor 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en structureel?
De budgettaire effecten zijn als volgt (zie ook de financiële bijlage bij het regeerakkoord, pagina 2 (in miljarden euro’s; + = besparing, – = intensivering):
Beperken/samenvoegen Wajong, WSW en re-integratiebudgetten
0,02
0,04
0,07
0,09
0,90
– 0,03
– 0,03
– 0,03
0,05
0,10
0,00
0,03
0,10
0,65
0,20
0,29
0,42
0,49
0,30
Wat zijn de budgettaire effecten voor 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en structureel?
De doelstellingen van het kabinetsbeleid zullen worden verwerkt in de reguliere operationele doelstellingen en indicatoren in de betrokken artikelen van de begroting 2012.
Wat zijn de doelstellingen op het gebied van arbeidsparticipatie voor 2011, 2012, 2013, 2014, 2015 en structureel?
Het kabinet legt jaarlijks verantwoording af over het beleid via het Jaarverslag op Verantwoordingsdag.
Op welke manier en wanneer gaat het kabinet jaarlijks verantwoording afleggen?
Zelfstandigen zonder personeel |
|
Sabine Uitslag (CDA), Pieter Omtzigt (CDA) |
|
![]() |
Is het nog immer de inzet van de regering, zoals de staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport aan de Kamer schreef, dat het mogelijk moet blijven dat zelfstandigen zonder personeel (zzp-ers) ingezet kunnen worden mede gezien het (arbeidsmarkttechnische) belang om iedereen die in de zorg wil werken, daartoe ook in de gelegenheid te stellen?1
Ja.
Tot welke concrete acties heeft deze inzet geleid en tot welke resultaten?
Op 16 augustus 2010 zond de minister van VWS uw Kamer een toelichting op de activiteiten die nodig zijn om de mogelijkheid tot contractering van zelfstandig zorgverleners door de zorgkantoren/concessiehouders uitvoering AWBZ in te voeren (TK 2009–2010, 30 597, nr. 155). Deze activiteiten worden nu uitgevoerd.
Fiscaal kunnen er geen uitzonderingsposities gemaakt worden, omdat die dan direct op alle arbeidsrelaties van invloed zijn.
Ben u nagegaan wat de gevolgen zijn voor de uitvoeringslast van contractering van enkele duizenden zelfstandigen door zorgkantoren en voor de uitvoering van kwaliteitstoezicht door de Inspectie voor de Gezondheidszorg (IGZ)?2 Kunt u nu aan de Kamer rapporteren over uw toezegging dat zelfstandige contractering per 2012 mogelijk zou worden?3 Zo nee, waarom niet?
Dit zijn activiteiten als omschreven in de brief van 16 augustus 2010 (TK 2009–2010, 30 597, nr. 155), die op dit moment uitgevoerd worden. Hierover wordt gerapporteerd in de memorie van toelichting bij de wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ.
Kunt u, aangezien er nog steeds onduidelijkheid bestaat wanneer Zorg in Natura, die verleend wordt door een zelfstandige, ook werkelijk verleend wordt als zelfstandige, voor onderstaande casussen aangeven wanneer sprake is van een dienstverband en wanneer van een ZZP-status? Kunt u dat met redenen omkleden? Kunt u voor elk van deze voorbeelden tevens aangeven of er een sprake is van een hiërarchische lijn en een dienstverband en dat met redenen omkleden?
Het is niet aan de politiek om de feiten en omstandigheden van een arbeidsrelatie te beoordelen. De kaders staan in de wet en regelgeving en worden door de jurisprudentie nader ingevuld.
Kunt u een reactie geven op de volgende casussen:
Bij brief van 16 augustus 2010 (TK 2009–2010, 30 597, nr. 155) is uw Kamer door de minister van VWS geïnformeerd dat voor AWBZ-contractering van individuele zorgverleners een wijziging van het Besluit zorgaanspraken AWBZ nodig is. Daarbij bent u ook geïnformeerd over de stappen die hiertoe en ten behoeve van de implementatie van deze wijziging in de regelgeving worden gezet. Overleg met het veld is hier onderdeel van. Het streven is erop gericht de zelfstandige contractering op zijn vroegst per 1 januari 2012 te effectueren. Ik ga er derhalve niet van uit dat dit voor 1 februari 2011 afgerond is.
Kunt u zo spoedig mogelijk in overleg treden met het veld om te bepalen op welke wijze u uitvoering wenst te geven aan de belofte om zelfstandige contractering mogelijk te maken? Kunt u de Kamer voor 1 februari 2011 op de hoogte stellen op welke wijze dat mogelijk is gemaakt?
Rijtijden van buschauffeurs |
|
Kees Verhoeven (D66) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de uitzending van RTV Utrecht, waarin buschauffeurs klagen over het feit dat ze 5,5 uur aaneengesloten werken zonder pauze?1
Ja.
Wat is volgens u de reden dat voor al het vrachtvervoer en al het niet-geregelde busvervoer over afstanden boven de 50 kilometer een Europese richtlijn geldt dat er niet langer dan 4,5 uur aan een stuk gereden mag worden en dat vervolgens 45 minuten pauze gewenst is?
Voor al het (internationale) vrachtvervoer met maximummassa boven de 3,5 ton en al het niet-geregelde busvervoer over afstanden boven de 50 km gelden Europese normen voor arbeidsomstandigheden, verkeersveiligheid, veiligheid van de bestuurder en harmonisatie omwille van de gelijke concurrentie. Het uitgangs-punt in de Europese rijtijdenverordening voor het genieten van pauzes is de ononderbroken rijtijd. De chauffeur moet na 4,5 uur rijtijd een onderbreking nemen van 45 minuten aaneengesloten. Deze mag worden vervangen door een onderbreking van 15 minuten gevolgd door één onderbreking van 30 minuten (totaal minimaal 45 minuten). Deze bepaling is één van de maatregelen in een samenhangend pakket dat voldoende rust garandeert voor de chauffeur.
Wat is volgens u de reden dat voor buschauffeurs in steden niet deze wet, maar de Arbeidstijdenwet van toepassing is, die ruimte biedt voor 5,5 uur aaneengesloten rijden en verplicht tot 30 minuten pauze?
De Europese rijtijdenverordening is niet van toepassing op buschauffeurs in steden die volgens een dienstregeling rijden. Daarom geldt in het openbaar busvervoer voor het genieten van pauzes het pauzeartikel van de Arbeidstijdenwet (ATW). Derhalve dient de buschauffeur na meer dan 5,5 uur arbeid (er staat abusievelijk in uw vraag «aaneengesloten rijden») een pauze te nemen van minimaal 30 minuten, die kan worden gesplitst in pauzes van elk tenminste 15 minuten. Hierbij is «arbeidstijd» niet altijd gelijk aan «rijtijd». Er vallen ook andere werkzaamheden onder, zoals toezicht houden op het in- en uitstappen van passagiers, het schoonmaken en technisch onderhoud, en administratieve werkzaamheden.
Wat is volgens u de reden dat hier onderscheid wordt gemaakt? Vindt u dit wenselijk?
De reden dat het stads- en streekvervoer is uitgesloten van de Europese pauzeregeling is dat deze iets minder flexibel is voor inpassing in een dienstregeling. In het stads- en streekvervoer geldt een CAO met bepalingen over de duur van arbeidstijd en pauzes. De verantwoordelijkheidsverdeling is hierbij duidelijk. Het rijk is verantwoordelijk voor de kaderstellende wetgeving en de controle hierop, terwijl de sociale partners rekening kunnen houden met dit kader dat bij het opstellen van de dienstroosters voor het rijden van een dienstregeling het uitgangspunt vormt.
Zzp’ers in de zorg die niet aan de slag komen |
|
Linda Voortman (GL) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichtgeving over de vijf- tot tienduizend zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden in de gezondheidszorg die als gevolg van financiële en juridische barrières aan de zijlijn staan?1
Ja. Er wordt echter geen objectieve bron voor de onderbouwing van de stelling genoemd.
Kunt u aangeven hoeveel zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden in de zorg werkzaam zijn, in welke sectoren binnen zorg de zij werken en uit welke financieringsstromen zij bekostigd worden?
Een bron voor globale informatie is het onderzoek van het EIM samen met Bureau Bartels van 10 oktober 2008 dat in een Algemeen Overleg op 12 februari 2009 met uw Kamer is besproken. Meer gedetailleerde informatie is niet beschikbaar.
Onderzoekstechnisch is die ook moeilijk te verkrijgen omdat de aantallen in de zorg werkzame zzp-ers relatief gering zijn vergeleken bij de aantallen werknemers in loondienst.
Wat is uw mening over de inzet van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden en de waarde van deze zzp’ers voor de zorg in Nederland?2
Ik zie niet graag verpleegkundigen en verzorgenden de zorg verlaten, of ze nu werknemer zijn of zelfstandige. De zelfstandig verpleegkundigen en verzorgenden zijn vaak actief op het terrein van intensieve, al dan niet palliatieve, zorg. Zij leveren daarin een belangrijk aandeel, dat daar moeilijk gemist kan worden. In een brief van mijn ambtsvoorganger aan uw Kamer (TK 2008–2009, 26 631, nr. 302) heeft zij de randvoorwaarden opgesomd voor de inzet van zzp-ers in het VWS-veld. Kort: de kwaliteit van de zorg blijft minstens gelijk, de kosten van de zorg stijgen niet en de transparantie van de geleverde zorgprestaties blijft gelijk. Daarnaast moeten zowel de zorgvrager als de zorgverlener zich bewust zijn van de consequenties van hun keuze voor een zzp-er. Ik ben het daar mee eens. Verder ik ben van mening dat indien iemand in de zorg wil werken, dit hem/haar mogelijk gemaakt moet worden.
Deelt u de mening dat voorkomen moet worden dat zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden de zorg verlaten? Welke problemen voorziet u wanneer inderdaad vijf- tot tienduizend zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden de zorg verlaten?
Zie antwoord vraag 3.
Wat is uw reactie op de constatering dat door de PGB-stop veel zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden in de problemen zijn gekomen?3
De PGB-stop, die ik gelukkig inmiddels heb kunnen opheffen, betrof alleen nieuwe aanvragen. De bestaande PGB’s bleven intact zodat de zelfstandigen voor deze PGB-houders konden blijven werken. Zoals hiervoor aangegeven, werken veel zelfstandigen in de palliatieve zorg. Deze categorie was uitgesloten van de PGB-stop.
Op welke wijze besteedt u aandacht aan de positie van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden bij wijzigingen van beleid, zoals bijvoorbeeld de in de zomer van 2010 doorgevoerde PGB-stop?
Bij een beslissing tot wijziging van beleid neem ik uiteraard alle relevante aspecten in ogenschouw. Zeker de arbeidsmarkt voor verpleegkundigen en verzorgenden, waar we 12 000 mensen meer willen hebben. In het geval van de PGB-stop moesten echter financiële aspecten prevaleren boven het arbeidsmarkt-aspect.
Op welke manier komen de investeringen die ertoe moeten leiden dat er meer mensen in de zorg aan de slag kunnen ten goede aan zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden?
In de ouderenzorg worden investeringen gedaan ten behoeve van het personeel, vooral bekostigd uit de tarieven. De vormgeving van de arbeidsrelatie, werken in dienstverband of als zelfstandige, al dan niet in opdracht van een zorgaanbieder, is echter de keus van de professional zelf. Bij een werknemer is het tarief van de werkgever waar die investeringen uit moeten worden gedekt. Bij een zzp-er is het de zzp-er zelf die beslissingsbevoegd is hoe hij zijn inkomsten uit de tarieven besteedt.
Welke maatregelen kunt u verder nemen en bent u bereid te nemen om de positie van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden te verbeteren?
Een maatregel die al was aangekondigd en die nu nader wordt uitgewerkt, is het mogelijk maken van contractering door zelfstandigen in AWBZ. De huidige problemen waarmee zelfstandigen worden geconfronteerd, met name in hun relatie met hun opdrachtgever (de zorgaanbieder/contractant met het zorgkantoor) zijn vooral fiscaal van aard.
In hoeverre geven de financieringsstromen van de Zorgverzekeringswet en de AWBZ ruimte voor de inzet van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden? Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat de inzet van zelfstandige verpleegkundigen en verzorgenden ook uit deze financieringsstromen ruimte gegeven kan worden?
De Zorgverzekeringswet kent geen juridische belemmeringen voor de inzet van zelfstandigen. In de wijze van financiering, bijvoorbeeld door middel van dbc’s, ligt wel een drempel voor de inzet van zelfstandigen. De medisch specialistische zorg is omschreven in dbc’s en deze zorg wordt door verzekeraars bij diverse zorgaanbieders zoals ziekenhuizen of zelfstandige behandelcentra ingekocht. De zorgaanbieders kunnen bijvoorbeeld in het kader van medisch specialistische zorg in de thuissituatie gebruik maken van zelfstandige verpleegkundigen. Het is aan de zorgaanbieder hoe zij deze zorg vormgeven en of zij hierbij gebruik willen maken van hun eigen personeel of zelfstandige verpleegkundigen inzetten.
In de AWBZ is het thans mogelijk om als zelfstandige te werken voor PGB-houders en als opdrachtnemer van een zorgaanbieder die een contract met het zorgkantoor heeft voor levering van zorg in natura. De huidige vormgeving van het werken als opdrachtnemer is echter vaak dusdanig dat Belastingdienst en UWV constateren dat feitelijk sprake is van een dienstverband. Dit laatste is aanleiding tot het wijzigen van het Besluit zorgaanspraken AWBZ zodat zelfstandig zorgverleners direct kunnen contracteren met het zorgkantoor/concessiehouder uitvoering AWBZ.
Welke stappen zijn reeds genomen na de toezegging van minister Klink in het algemeen overleg van 15 april 2010 om het Besluit zorgaanspraken AWBZ zo te wijzigen dat zorgkantoren ook rechtstreeks zelfstandig verpleegkundigen en verzorgenden kunnen contracteren?
In zijn brief van 16 augustus 2010 aan uw Kamer (TK 2009–2010, 30 597, nr. 155) heeft de minister van VWS uiteengezet wat naast de wijziging van het Besluit Zorgaanspraken AWBZ nodig is voor de implementatie van deze wijziging. Daaraan wordt op dit moment gewerkt met als insteek dat de wijziging per 1 januari 2012 geëffectueerd wordt. Ter aanvulling op deze activiteiten onderzoek ik op dit moment met de betrokkenen of het mogelijk is om, vooruitlopend op de wijziging van de regelgeving, een experiment met contractering van zelfstandigen uit te voeren.
Langer doorwerken in de zorg voor hetzelfde pensioen |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Pensioenfonds zorg gaat uit van langer werken»?1
Ja.
Acht u het wenselijk dat een pensioenfonds vooruit loopt op eventuele wetgeving aangaande verhoging van de AOW-leeftijd en dus langer doorwerken? Deelt u de zorg dat belangen van deelnemers geschaad kunnen worden als niet eerst wetgeving over langer doorwerken wordt afgewacht?
Het Pensioenfonds Zorg en Welzijn (PFZW) heeft – als alle fondsen – te maken met de gevolgen van de stijgende levensverwachting en van ontwikkelingen op de financiële markten voor de vermogenspositie. Als onderdeel van een breder pakket heeft PFZW besloten de opbouw van het pensioen in 2011 te verlagen van 2,05% naar 1,95% van de pensioengrondslag. Deelnemers van PFZW kunnen de gevolgen hiervan compenseren door enkele maanden langer door te werken.
PFZW kent een flexibele ingangsdatum voor het ouderdomspensioen. Deelnemers kunnen kiezen voor pensionering vóór, op of na 65 jaar. De verlaging van de pensioenopbouw in 2011 staat los van de kabinetsvoornemens met betrekking tot de AOW-leeftijd. Het is in het belang van de deelnemers dat PFZW zijn vermogenstekort snel aanpakt en daarmee niet wacht tot na de wetgeving over de AOW-leeftijd.
Hoe beoordeelt u de situatie dat in een bedrijfstak waar grote tekorten van arbeidskrachten zijn en nog meer worden verwacht, de pensioenopbouwrechten van werknemers worden verlaagd terwijl de opgebouwde rechten van gepensioneerden in deze bedrijfstak niet worden gekort, anders dan het niet-indexeren van de rechten? In hoeverre vindt u dit een evenwichtige belangenafweging voor alle deelnemers van het fonds?
Naast de hierboven genoemde verlaging van de pensioenopbouw verhoogt PFZW in 2011 de pensioenpremie en wordt afgezien van indexatie. Deze maatregelen hebben gevolgen voor werkgevers, werknemers (deelnemers) en gepensioneerden. Het fonds acht deze maatregelen evenwichtig en noodzakelijk voor een betaalbaar en toekomstbestendig pensioen. Het is niet aan mij om een oordeel te hebben over deze beslissing.
Deelt u de mening dat dit voornemen tot verlagen van opbouwrechten niet zal leiden tot meer animo om in de zorg te blijven en gaan werken, en dat dit wellicht een averechts effect kan hebben op het werven van nieuwe arbeidskrachten in de zorg?
De aanpak van het tekort aan arbeidskrachten is primair de verantwoordelijkheid van de sector en daarmee van werkgevers en sociale partners. Arbeidsvoorwaarden zijn – naast de aard van het werk en de arbeidsomstandigheden – van belang voor de aantrekkingskracht van de sector.
Het pensioen is onderdeel van het totale arbeidsvoorwaardenpakket en kan hierbij dus een rol spelen. Als de deelnemers van PFZW de lagere opbouw compenseren door (iets) langer door te werken, heeft dat als zodanig een positief effect op het arbeidsaanbod in de zorg. Een voortvarende aanpak om het pensioen toekomstbestendig te maken, kan overigens de aantrekkingskracht van de zorg ook vergroten.
De voorgenomen ontslagen bij De Vries Kozijnen in Gorredijk |
|
Mariëtte Hamer (PvdA), Lutz Jacobi (PvdA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Eindbod De Vries Kozijnen onacceptabel»?1
Ja.
Wat is uw opvatting over de wijze waarop dit bedrijf reorganiseert en het personeelsbestand verkleint?
De rechter heeft over de ontvankelijkheid van verzoeken om ontbinding op 6 december 2010 uitspraak gedaan (LJ BO6458). Daaruit blijkt het volgende. De voorgenomen reorganisatie is op 1 november 2010 voor advies voorgelegd aan de Centrale Ondernemingsraad (COR). Op 4 november 2010 heeft de werkgever een melding in het kader van de Wet melding Collectief ontslag (WMCO) gedaan bij het UWV Werkbedrijf Friesland en vervolgens op 5 november 2010 ontbindingsverzoeken ingediend bij de kantonrechter voor de werknemers die als gevolg van de reorganisatie hun baan zouden verliezen. Bij brief van 9 november heeft het UWV Werkbedrijf laten weten dat de melding voldoet aan de vereisten die gelden op grond van de WMCO. Hoewel de rechter tot het oordeel komt dat de werkgever de vakbonden en de ondernemingsraad niet tijdig heeft betrokken bij de voorgenomen reorganisatie, is hij van mening dat de ontslagverzoeken niet om die reden geweigerd moeten worden. Dat overleg heeft namelijk inmiddels wel plaatsgevonden waaruit gebleken is dat de COR de noodzaak voor de reorganisatie onderschrijft. Wat resteerde was een geschil tussen de werkgever en de vakbonden over het sociaal plan. In zijn uitspraak geeft de rechter zowel de werkgever als de vakbonden dringend in overweging om hun onderhandelingen over een sociaal plan voort te zetten. Dat is ook gebeurd, wat erin heeft geresulteerd dat alsnog een sociaal plan is overeengekomen.
Is hier sprake van een overtreding van de Wet Melding Collectief Ontslag (WMCO)? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt er ingegrepen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat zaken als deze aantonen dat de, eerder door de regering verwoorde opvatting, dat voorkoming van ontslagzwendel slechts in de handen van werknemer en werkgever ligt, volkomen onhoudbaar is en te kort schiet om de belangen van werknemers veilig te stellen? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening niet. Uit de beantwoording van vraag 2 en 3 blijkt dat er van zwendel geen sprake is en de belangen van werknemers voldoende zijn gewaarborgd.
De arbeidsomstandigheden in slachterijen |
|
Roos Vermeij (PvdA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Werk in slachterijen vaak nog onveilig»?1
Ja.
Wat is uw oordeel over de in dit bericht geconstateerde misstanden?
Ten opzichte van het vorige inspectieproject vier jaar geleden is de naleving verbeterd. Het nalevingsniveau is echter nog niet voldoende.
Waarom is er juist in de vleesverwerkende sector zoveel mis met de arbeidsomstandigheden?
De blootstelling aan risico's als machineveiligheid zijn hoog. Er wordt veel gebruik gemaakt van scherpe messen en machines met zeer scherpe onderdelen die ernstige verwondingen kunnen geven indien werknemers daarmee in contact komen. Dit gecombineerd met het huidige nalevingsniveau betekent dat de sector behoort tot de geprioriteerde sectoren van de Arbeidsinspectie. De Arbeidsinspectie heeft de sector aangeraden om de komende jaren prioritieit te geven aan het bewerkstelligen van gedragsverandering op de werkvloer. De sociale partners hebben aangegeven de werkgevers actief te ondersteunen bij de implementatie van de reeds positief getoetste arbocatalogi op de werkvloer (zie ook antwoord 5).
Acht u het effectief om de boetes dan wel de controle-intensiteit voor deze sector te verhogen, opdat de omstandigheden duurzaam verbeteren? Zo nee, waarom niet?
De hoogte van de boete is afgestemd op de ernst van de overtredingen.
Verder kan de Arbeidsinspectie voor die situaties die gevaarlijk zijn het werk stilleggen totdat de werkgever de vereiste maatregelen heeft genomen. Dat is in het slachterijenproject ook acht maal gebeurd. De werkgever ervaart deze maatregelen over het algemeen als veel ingrijpender dan het betalen van een boete.
De «achterblijvers» die we tegenkomen bij inspecties krijgen langere tijd speciale aandacht met vervolginspecties. Ook dit zorgt voor druk om blijvend te voldoen aan de regels van de Arbowet.
Welke acties zal de regering ondernemen om ervoor te zorgen dat alle Nederlanders, dus ook de mensen die in slachterijen werken, veilig kunnen werken?
In de nieuwe Arbowet die in 2007 van kracht is geworden, is er bewust voor gekozen een grote verantwoordelijkheid te leggen bij de werkgever en de sociale partners. Zo hebben sociale partners sinds het najaar van 2009 arbocatalogi. De regering stimuleert sociale partners die verantwoordelijkheid ook te nemen. Zo bestaat de subsidieregeling «implementatie getoetste arbocatalogi» waar de sociale partners gebruik van kunnen maken om de implementatie van arbocatalogi op de werkvloer te bevorderen. Sociale partners in de sector van de slachterijen hebben nu ook gebruik gemaakt van die regeling.
Dit jaar is het Actieplan Arbeidsveiligheid van start gegaan. Dit Actieplan dat tot 2013 loopt, richt zich op het verhogen van de arbeidsveiligheid door interventies in de cultuur en veiligheidsbewustzijn in branches en bedrijven. In het verleden hebben deze interventies aangetoond zeer succesvol te zijn. Het Actieplan richt zich op specifieke risicovolle sectoren, het MKB en doelgroepen zoals nieuwkomers. In het project Storybuilder worden alle door de AI onderzochte ongevallen geanalyseerd op onderliggende oorzaken van arbeidsongevallen. Inmiddels zijn 13 000 ongevallen geanalyseerd en de resultaten daarvan zijn beschikbaar via het Arboportaal via www.arboportaal.nl. Deze informatie ondersteunt branches en bedrijven bij het nemen van preventieve maatregelen.
De Arbeidsinspectie houdt toezicht op de arbeidsomstandigheden. Door de sectorgewijze aanpak in het toezicht wordt een scala van beïnvloedingsinstrumenten ingezet. Daarbij worden sociale partners gestimuleerd in hun branche activiteiten te ontwikkelen om de naleving te bevorderen en worden de activiteiten van sociale partners en de inspectie op elkaar afgestemd.
Ook wordt de capaciteit van de Arbeidsinspectie daar ingezet waar deze het meest effectief en nodig is (branches met hoge risico's en lage naleving).
Kunt u deze vragen beantwoorden voor 2 december a.s. zodat de antwoorden kunnen worden betrokken bij het algemeen overleg over Arbo-onderwerpen dat op 2 december plaatsvindt?
Ja.
Een boete voor Pinkpop |
|
Sabine Uitslag (CDA) |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Bent u ervan op de hoogte dat het festival Pinkpop van de Arbeidsinspectie een boete heeft gekregen van 48 000 euro voor de inzet van twee buitenlandse studenten als vrijwilliger?1
Ja, met dien verstande dat sprake was van drie afzonderlijke boetes voor verschillende bedrijven, die samen € 48 000 bedroegen. De boetes vloeiden voort uit een Wav/WML-controle van de Arbeidsinspectie op 1 juni 2009 op het Pinkpop-terrein in het kader van het project Evenementen 2009. Bij deze controle zijn twee vreemdelingen aangetroffen die illegaal tewerkgesteld werden. Per illegaal tewerkgestelde vreemdeling bedraagt de boete € 8 000. De Wet arbeid vreemdelingen (Wav) kent een ruime definitie van het begrip «werkgever». Omdat ten aanzien van de twee vreemdelingen de tewerkstellingsvergunningplicht (twv) van toepassing was, was iedereen die ten opzichte van deze twee personen onder de definitie van werkgever valt aanspreekbaar op het ontbreken van de twv. Deze ketenbenadering leidde ertoe dat in dit geval drie bedrijven zijn beboet. Het betreft hier dus drie boetes van elk € 16 000.
Kunt u uiteenzetten op grond van welke criteria de Arbeidsinspectie tot de conclusie is gekomen dat voor de betreffende twee vrijwilligers achteraf een tewerkstellingsvergunning nodig was? Welke ruimte laat de Wet arbeid vreemdelingen voor buitenlandse studenten om in Nederland vrijwilligerswerk te verrichten?
Vreemdelingen die in Nederland verblijven op basis van een verblijfsvergunning regulier voor bepaalde tijd onder de beperking «studie» mogen onder bepaalde voorwaarden werken. De werkgever heeft voor deze studenten een tewerkstellingsvergunning nodig. Indien de vergunning wordt verleend, mogen (buitenlandse) studenten maximaal 10 uur per week werken. Gebleken is dat de werkgever geen tewerkstellingsvergunning voor de twee buitenlandse studenten heeft aangevraagd. Vreemdelingen mogen wel vrijwilligerswerk doen, als de werkgever een vrijwilligersverklaring van UWV WERKbedrijf heeft. Deze verklaring wordt niet afgegeven voor een organisatie die een winstoogmerk heeft. Aangezien in dit geval sprake was van werkzaamheden met winstoogmerk, zou het UWV WERKbedrijf geen vrijwilligersverklaring hebben afgegeven. Daarbij is niet gebleken dat de bedrijven een aanvraag om een vrijwilligersverklaring voor de twee vreemdelingen hebben ingediend.
Hoe beoordeelt u de boete in het licht van het gegeven dat de organisatie van Pinkpop jaarlijks met de Arbeidsinspectie en de Belastingdienst overlegt over alle relevante regelgeving voor een ordentelijk verloop van het festival, waarbij de noodzaak van een tewerkstellingsvergunning nooit aan de orde is geweest? Schaadt deze werkwijze niet nodeloos het vertrouwen in de overheid van mensen die ondernemend zijn en initiatief nemen?
De Arbeidsinspectie heeft tot dusverre niet met de organisatie van Pinkpop overlegd, dan wel direct voorlichting over de relevante regelgeving aan de organisatie gegeven. De organisatie heeft alleen met de Belastingdienst overlegd, maar deze dienst geeft geen voorlichting over de Wet arbeid vreemdelingen. Het is daarbij de verantwoordelijkheid van iedere werkgever, dus ook van Pinkpop, om zichzelf op de hoogte te stellen van relevante wet- en regelgeving.
Is het waar dat een controleur van de Arbeidsinspectie in 2008 misbruik heeft gemaakt van de (gratis) toegang tot alle locaties van het festival voor privédoeleinden? Deelt u de mening dat dit ontoelaatbaar is en schadelijk voor het gezag van de overheid die verwacht dat burgers zich aan alle regels houden? Welke gevolgen heeft dit gehad voor de betreffende inspecteur?
De inspecteur heeft op 1 juni 2008 in het kader van een controle op de arbeidsomstandigheden (project Podiumkunsten 2008) een controle uitgevoerd op het terrein. Hij was daar dus bevoegd aanwezig. Het doel was om geluidsmetingen te verrichten. De inspecteurs waren geïnstrueerd om de inspecties tijdens concertdagen in duo’s uit te voeren. Aanvankelijk was het voornemen dan ook dat betrokkene zou worden vergezeld door een collega inspecteur. Die bleek echter op het laatste moment verhinderd. Daarop heeft de inspecteur zijn zoon gevraagd hem te vergezellen. De inspecteur heeft dit vóór het betreden van het bezoekersterrein gemeld bij één van de organisatoren en zij zijn ook niet langer dan enkele uren op het terrein aanwezig geweest. Deze handelwijze heeft tijdens en ná het festival geen reacties opgeroepen. Achteraf heeft de inspecteur zich gerealiseerd dat het beter was geweest dat hij de geluidsmetingen samen met een andere inspecteur zou hebben uitgevoerd. Dat is hem destijds ook te verstaan gegeven door zijn leidinggevenden. Ter voorkoming van misverstanden merk ik nog op dat deze inspecteur arbeidsomstandigheden niets van doen heeft met de WAV/WML- controle in het algemeen noch met deze controle in 2009.
Ziet u aanleiding om de wet- en regelgeving op het punt van de inzet van vrijwilligers bij festivals, dan wel de instructies in de richting van de Arbeidsinspectie aan te scherpen?
In de notitie «Herziening Wet arbeid vreemdelingen» d.d. 18-9-20092 is al aangekondigd dat de regeling voor vrijwilligerswerk zal worden beoordeeld op uitvoer- en handhaafbaarheid en waar wenselijk wordt aangepast. Ik ben voornemens om de vrijwilligersverklaring te vervangen door een tewerkstellingsvergunning. Een tewerkstellingsvergunning biedt meer controlemogelijkheden voor de Arbeidsinspectie. Ook hiervoor geldt dat een tewerkstellingsvergunning voor vrijwilligers niet wordt verleend aan een organisatie met winstoogmerk.
Terugvordering van Wet Sociale Werkvoorziening (Wsw)-budgetten |
|
Mariëtte Hamer (PvdA) |
|
Paul de Krom (staatssecretaris sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
![]() |
Is het waar dat in 2008 de verantwoording van het Wsw-budget is overgegaan van de Wsw-uitvoerders naar de gemeenten? Zijn gemeenten daardoor verplicht om ook Wsw’ers op te geven die niet bij de eigen uitvoerder werkzaam zijn?
Ja, met de wetswijziging Wsw, in werking getreden op 1-1-2008, is geregeld dat gemeenten budgettair verantwoordelijk zijn voor het Wsw-budget en zich daarover ook naar het Rijk dienen te verantwoorden. Deze verantwoording wordt geleverd via vier indicatoren. De gemeente dient o.a. te verantwoorden hoeveel Wsw-geïndiceerden woonachtig zijn in de gemeente en op de wachtlijst staan dan wel werkzaam zijn, ongeacht waar deze Wsw-werknemers hun arbeid verrichten.
Is het waar dat verschillende gemeenten1 dit laatste nalieten en u daardoor een deel van het toegewezen budget heeft teruggevorderd?
Ja.
Heeft u een aantal gemeenten van tevoren op deze fout gewezen, zodat in die gevallen terugvordering is voorkomen? Klopt het dat een aantal gemeenten geen waarschuwing heeft gekregen? Zo ja, kunt u nader ingaan op dit verschil?
De werkwijze inzake de verantwoording door gemeenten is als volgt.
De gemeenten worden jaarlijks gewezen op het belang van het indienen van een tijdige en juiste verantwoording. De verantwoordingsinformatie wordt door gemeenten aan BZK geleverd, die dit, nadat vastgesteld is dat de informatie aan de formele vereisten voldoet, doorstuurt naar het betreffende vakdepartement. Gemeenten kunnen daarbij, binnen een redelijke termijn, een herziene verantwoording aanleveren aan BZK bij een geconstateerde omissie.
Uitgangspunt bij gebruikmaking en verwerking door het vakdepartement is dat gemeenten tijdig een volledige en juiste verantwoording indienen. Dit vloeit voort uit de SiSa systematiek (Single information, Single audit) en de daaraan gekoppelde regelgeving, onder andere in de Financiële-verhoudingswet.
SZW controleert de ontvangen verantwoordingsinformatie jaarlijks op volledigheid en juistheid van de ontvangen stukken.
Van de juistheid wordt uitgegaan tenzij bij controle en verwerking sprake is van discussie over de rechtmatigheid, blijkend uit de accountantsverklaring, of indien – bij de Wsw – sprake is van inhoudelijk evidente aberraties in de cijfers. Bijvoorbeeld het ontbreken van getallen waar dat redelijkerwijs niet juist kan zijn. In die gevallen wordt de gemeente door SZW nader bevraagd en in de gelegenheid gesteld mogelijke omissies te herstellen of toe te lichten. Dit gebeurt voordat, op grond van de verantwoordingsgegevens, overgegaan wordt tot vaststelling van de eerder verstrekte middelen. In aanvulling op de verantwoording door gemeenten over 2008 is door het ministerie van SZW een éénmalige extra interne controle uitgevoerd omdat gemeenten de verantwoording over de Wsw voor het eerst zelf dienden aan te leveren. Deze onverplicht uitgevoerde interne controle heeft plaatsgevonden op het aantal Wsw-geïndiceerden over 2008, afgezet tegen het aantal in 2007.
Indien de extra interne controle leidde tot de constatering van (mogelijke) onduidelijkheden, fouten of onzekerheden is dit aan de betreffende gemeente voorgelegd en is de mogelijkheid tot bevestiging dan wel herstel geboden.
Is het zo dat het teruggevorderde geld wel voor het daarvoor bestemde doel is gebruikt? Was er ook geld teruggevorderd als er geen administratiefout was gemaakt?
Gemeenten zijn wettelijk verplicht zich jaarlijks te verantwoorden over door het Rijk beschikbaar gestelde specifieke uitkeringen, waaronder de Wsw, via de daartoe aangewezen procedure (zie tevens het antwoord op vraag 3). Tevens geldt dat het niet realiseren van de door SZW aan gemeenten toegekende aantal te realiseren Wsw-plekken en het daarbij behorende budget, leidt tot terugvordering van de gelden die hiermee gemoeid zijn en ook als dit het gevolg is van het feit dat gemeenten zelf onjuiste gegevens verantwoorden. Dit is een imperatief voorschrift in de Wsw; deze regel geldt overigens al sinds jaren en de gemeenten zijn hiermee ook bekend alsook met de wijze waarop ik hiermee omga ten aanzien van het vaststellen van de Wsw-subsidie.
Ik wijs er op dat de verantwoordingsprocedure voor de Wsw met ingang van 2007 aanzienlijk is vereenvoudigd: van 123 indicatoren naar slechts 4 en er dient enkel verantwoord te worden in aantallen. Qua verantwoordingslast/bureaucratie is dus een zeer substantiële reductie bewerkstelligd.
Bijna alle gemeenten hebben zich op juiste wijze verantwoord. Een aantal gemeenten heeft deze verplichting niet goed opgepakt. Terugvordering heeft alleen plaatsgevonden in de gevallen waarbij sprake is van fouten in de verantwoording – als gevolg van een onzorgvuldig uitgevoerde verantwoordingsprocedure – waarbij de gemeenten niet hebben aangetoond dat deze gehanteerde handelwijze niet verwijtbaar zou zijn. Administratieve vergissingen, zoals tikfouten, zijn gemeenten niet aangerekend.
Deelt u de mening dat de overheid bureaucratie moet beperken? Kan volgens u een administratieve vergissing een reden zijn voor terugvordering? Geldt dit ook als is aangetoond dat het budget wel conform de doelstelling en regelgeving is gebruikt?
Zie antwoord vraag 4.
Een subsidieaanvraag van ABN Amro bij het Europees Globaliseringsfonds (EGF) |
|
Harry van Bommel |
|
Henk Kamp (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met een subsidieaanvraag van ABN Amro bij het Europees Globaliseringsfonds (EGF) om de gevolgen van de financiële- en economische crisis op te vangen?1
Ja.
Is het waar dat Nederland, indien het verzoek wordt gehonoreerd, € 2,8 miljoen als co-financierder dient bij te dragen?
Nee, dat is niet juist.
ABN AMRO heeft via de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid EGF subsidie aangevraagd voor het van werk naar werk begeleiden van 1 350 werknemers. Het EGF subsidieert 65% van de gemaakte kosten. De overige kosten moeten door de lidstaat zelf worden betaald (cofinanciering). In Nederland hebben we in een regeling en bijbehorend convenant vastgelegd dat het bedrijf (of de bedrijfstak) dat een aanvraag wenst in te dienen zelf voor deze zogeheten cofinanciering dient zorg te dragen. De EGF aanvraag heeft betrekking op een project met een omvang van 7 953 000 euro aan kosten. De Europese Commissie draagt met de EGF subsidie 5 169 450 euro bij aan deze kosten. De overige 2 783 550 euro aan kosten worden betaald door ABN AMRO, en kan niet worden gezien als kapitaalsteun van de Nederlandse Staat aan ABN AMRO.
Deelt u de mening dat ABN Amro als bedrijf met de Rijksoverheid als enige aandeelhouder een voorbeeldfunctie dient te hebben en daarom zeer terughoudend dient te zijn bij het aanvragen van subsidies? Zo nee, waarom niet?
Er zijn Europese subsidiemiddelen vanuit het EGF beschikbaar. Hiertoe heeft mijn voorganger op 15 juli 2009 een regeling gepubliceerd tot openstelling van de mogelijkheid projectvoorstellen in te dienen in het kader van het EGF. Elk bedrijf (of elke bedrijfstak) dat een EGF subsidieverzoek tot ondersteuning bij het van werk naar werk begeleiden van ontslagen werknemers wil indienen en voldoet aan de EGF voorwaarden wordt serieus in behandeling genomen. ABN AMRO voldoet aan de strenge voorwaarden voor toekenning van EGF subsidie. ABN AMRO is een zelfstandig en commercieel bedrijf. Het feit dat de aandelen worden gehouden door de Staat doet daar niets aan af, en het staat ABN AMRO vrij om subsidie aan te vragen. De Staat is zakelijk aandeelhouder, en bemoeit zich niet met de operationele kant van de bank. Daarom is besloten de EGF aanvraag van ABN AMRO in te dienen bij de Europese Commissie.
Is het waar dat ABN AMRO de subsidie heeft aangevraagd voor werknemers die overbodig zijn geworden als gevolg van de integratie van de Nederlandse activiteiten van het voormalige Fortis in het bedrijf? Zo ja, deelt u de mening dat deze integratie vooral is terug te leiden tot de overname van ABN AMRO door onder andere Fortis in 2007 en niet tot de financiële- en economische crisis? Zo nee, waarom niet? Als dat zo is, deelt u de mening dat daarom het verzoek dient te worden afgewezen?
Het EGF is bedoeld voor werknemers die zijn ontslagen als gevolg van door de globalisering veroorzaakte veranderingen in de wereldhandelspatronen of van de wereldwijde financiële en economische crisis. Als gevolg van de financiële en economische crisis werd ABN AMRO enerzijds geconfronteerd met een enorme daling in de verkoop van hypotheken en de handel in aandelen en anderzijds met een toename in kredietrisico (cliënten die niet in staat waren om hun leningen terug te betalen). Toen bleek dat deze financieel-economische situatie niet binnen afzienbare termijn zou verbeteren, werd duidelijk dat ABN AMRO dit niet meer alleen kon opvangen met maatregelen zoals bezuinigingen op extern ingehuurd personeel, het niet verlengen van tijdelijke contracten, bezuinigen op huisvestingskosten en scherpe heronderhandelingen met toeleveranciers. De aanvraag voor financiële ondersteuning van het van werk naar werk begeleiden van 1 350 ontslagen werknemers past in de doelstelling van het EGF. Daarom heb ik besloten de EGF aanvraag van ABN AMRO in te dienen bij de Europese Commissie.
In verschillende brieven aan uw Kamer onder dossier nummer 31 371 is de reden voor ingrijpen door de Nederlandse Staat in het Fortis concern toegelicht. De reden voor ingrijpen was onverkort de kredietcrisis. De kredietcrisis had – door een toenemende onrust en onvoorspelbare liquiditeitsbewegingen – een stadium bereikt waarin zelfs sterke solvabele financiële instellingen in een kwetsbare positie dreigden te komen. Ingrijpen van de Staat had tot doel stabiliteit te waarborgen bij onder andere ABN AMRO, waar Fortis, door middel van haar 34% middellijke deelneming in het consortiumvehikel RFS Holdings, aandeelhouder in was. Op 21 november 2008 heeft het kabinet de strategische richting geformuleerd voor de delen van het Fortis-concern die de Staat eerder had verworven, de strategische richting hield een integratie van Fortis Bank Nederland en de verworven ABN AMRO delen in.
Was u als aandeelhouder van het bedrijf op de hoogte dat deze aanvraag zou worden ingediend? Zo ja, wat zijn voor u de afwegingen geweest bij het besluit om de Kamer hierover niet in te lichten? Heeft u op enig moment geprobeerd om het bedrijf af te laten zien van deze aanvraag? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 4.
Ziet u enige reden waarom ABN Amro, dat operationeel winst maakt, niet in staat is om zelf de kosten van de reorganisatie op te brengen? Zo ja, welke zijn dat? Zo nee, bent u bereid om binnen de Europese Unie te pleiten voor aanpassing van de subsidievoorwaarden zodat winstgevende bedrijven worden uitgesloten van deze subsidies?
Bedrijven of sectoren kunnen in Nederland alleen een aanvraag indienen via de Minister van SZW. Die is dan ook automatisch op de hoogte, omdat hij de aanvraag zelf indient bij Brussel. We zijn niet specifiek in de rol van aandeelhouder op de hoogte gesteld, maar in de rol van subsidieaanvrager.
Op 5 oktober 2010 heeft Nederland een EGF aanvraag voor ABN AMRO ingediend. Ieder bedrijf of bedrijfstak dat voldoet aan de voorwaarden heeft de mogelijkheid via de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid een EGF aanvraag bij de Europese Commissie in te dienen. In de monitor arbeidsmarkt rapporteer ik u over de door Nederland bij de Europese Commissie ingediende EGF aanvragen. De eerstvolgende monitor arbeidsmarkt staat gepland voor december 2010. Zoals in vraag 3 aangegeven voldoet ABN AMRO aan de strenge voorwaarden voor toekenning van EGF subsidie. Er is dan ook geen reden geweest om de aanvraag niet in te dienen.