De creatieve wijze van kapitaalversterking door Spaanse en Italiaanse banken |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Jeroen Dijsselbloem (minister financiën) (PvdA) |
|
![]() |
Bent u bekend met de artikelen «Banks in Spain, Italy Look for Relief in Accounting»1 en «Zuid-Europese bankiers willen gunstigere regels»?2
Ja.
Deelt u de mening dat gesjoemel met bankbalansen binnen de eurozone uitermate ongewenst is en de vormgeving van een goed functionerende bankenunie kan ondermijnen?
Ja.
Op welke wijze wordt voorkomen dat via vernuftige trucs buffers van banken op papier worden opgeblazen zonder dat er daadwerkelijk sprake is van een vergroting van de buffers?
Toezichthouders hebben meerdere bevoegdheden en instrumenten om af te dwingen dat de hoogte en de kwaliteit van de kapitaalbuffers aan de afgesproken kapitaaleisen voldoet. Een voorbeeld is dat wanneer aangehouden kapitaalbuffers niet van de vereiste hoogte of kwaliteit zijn, beperkingen kunnen worden gesteld aan dividend- en bonusuitkeringen. Ook zijn banken in dat geval verplicht een kapitaalconserveringsplan (herstelplan) in te dienen, dat getoetst zal worden door de toezichthouder. In het uiterste geval heeft de toezichthouder de mogelijkheid de vergunning van een bank of beleggingsonderneming in te trekken wanneer niet aan de kapitaaleisen wordt voldaan.
Bent u bereid er scherp op toe te zien dat de afspraken over verhoogde buffervereisten strikt worden nageleefd?
Ja, ik volg deze afspraken nauwgezet. Hierbij merk ik wel op dat de verantwoordelijkheid voor het daadwerkelijke toezicht op de implementatie van het kapitaalraamwerk ligt bij de betreffende toezichthouders.
Hoe beoordeelt u de in Spanje en Italië naar voren gebrachte kapitaalversterking van banken door de reeds door Spaanse banken geleden verliezen in de toekomst aftrekbaar te maken van de winstbelasting (al dan niet middels een belastingkrediet) dan wel door de herwaardering van de aandelen van Italiaanse financiële instellingen in de Italiaanse centrale bank? Is er sprake van een boekhoudkundige truc?
Het is gebruikelijk dat lidstaten fiscale regelingen kennen die bedrijven in staat stellen om verliezen uit het verleden te mogen verrekenen met de toekomstige winst. Zo mogen in Nederland in principe verliezen worden verrekend met de winsten van maximaal 9 volgende jaren. Voor zover uitgestelde belastingvorderingen afhankelijk zijn van toekomstige winstontwikkelingen bij een bank, mogen deze vanuit prudentieel oogpunt echter niet worden meegeteld bij het kernkapitaal van een bank onder het kapitaalraamwerk van CRD-IV (bestaande uit de CRD-richtlijn en de CRR-verordening)3. Dit betekent niet dat winstafhankelijke uitgestelde belastingvorderingen van de banken geen waarde hebben; deze hebben wel degelijk een (verwachtings)waarde. Echter omdat deze belastingvorderingen afhangen van toekomstige winstontwikkelingen die moeilijk zijn in te schatten, is CRD-IV op dit punt zeer streng en mogen dergelijke vorderingen in principe in hun geheel niet meetellen voor het bepalen van het kernkapitaal.
Bij belastingkredieten ligt dit anders, aangezien deze vordering niet afhankelijk is van de winstontwikkeling. Hierdoor is de kwaliteit van de vordering beter en mag deze wel meetellen voor het kernkapitaal van een bank onder CRD-IV.4 CRD-IV staat een omzetting door overheden van winstafhankelijke uitgestelde belastingvorderingen in belastingkredieten onder voorwaarden dan ook toe5.
Bij een dergelijke omzetting zou wel sprake kunnen zijn van een financiële herverdeling tussen de betreffende Spaanse banken en de Spaanse overheid. Omdat conditionele vorderingen zouden worden ingeruild voor zekere vorderingen voor de banken, kan dit de verwachte belastinginkomsten van de Spaanse staat verminderen en daarmee gevolgen hebben voor de Spaanse overheidsfinanciën. Minimaal zou een dergelijke omzetting effecten kunnen hebben op de timing van verwachte belastinginkomsten van de Spaanse overheid. Wanneer deze zaken zich voor zouden doen, dan zal de Commissie deze ontwikkelingen beoordelen in het kader van het Stabiliteits- en Groeipact.
In Italië hebben de Italiaanse banken sinds 1936 aandelen in de Italiaanse Centrale Bank in bezit. Deze constructie is niet uniek. Ook in sommige andere landen zijn (een deel van) de aandelen in de centrale bank in private handen. Zo bezit de Belgische Staat de helft van de aandelen in de Nationale Bank van België en is de andere helft van de aandelen beursgenoteerd en in handen van private partijen. Het totale aandeel van de Italiaanse banken in de Italiaanse Centrale Bank heeft een nominale waarde die destijds is bepaald op wat vandaag de dag 156.000 euro is. Deze aandelen worden in de praktijk niet verhandeld, maar in theorie is dit wel mogelijk na instemming van de Bestuursraad van de Italiaanse Centrale Bank; dit in verband met de onafhankelijkheid van de Italiaanse Centrale Bank.
Ook CRD-IV verbiedt niet dat banken een aandeel hebben in een centrale bank, en stelt regels aan de blootstelling van banken aan centrale banken net zoals er regels gelden voor investeringen door banken in andere activa. Ik beschik niet over voldoende informatie om in te schatten of een eventuele herwaardering van dit aandeel in lijn zou zijn met de afspraken van CRD-IV, mede vanwege het ontbreken van een concreet voorstel. Niettemin zou bij een eventuele herwaardering in elk geval altijd uit moeten worden gegaan van een reële waardebepaling, ook als deze lastig te bepalen zou zijn. Hierbij zou minimaal gekeken kunnen worden naar de hoogte van de historische en verwachte dividenduitkeringen van de Italiaanse Centrale Bank.
Ik hecht er tot slot aan te vermelden dat het in het belang van de Italiaanse banken zelf is om een eventuele herwaardering op een geloofwaardige en wettelijk correcte manier vorm te geven. Twijfel aan de mate waarin een eventuele herwaardering correct zou worden vormgegeven, en daarmee twijfel aan een deel van de kwaliteit van het kernkapitaal van de Italiaanse banken, zou het vertrouwen in de Italiaanse bancaire sector kunnen schaden.
Heeft de Spaanse regering reeds een formeel standpunt ingenomen over de door de Spaanse banken bepleitte omzetting van de verliezen naar belastingkredieten en in hoeverre zou een dergelijke omzetting stuiten op de Europese staatssteunregels?
Voor zover bekend is (nog) geen formeel standpunt ingenomen. Ik kan niet inschatten of sprake zou zijn van staatssteun, hiervoor ontbreekt ook een concreet voorstel met meer informatie. Wel is de kans groter dat een dergelijke omzetting in lijn is met de staatssteunregels wanneer de omvang van de te verstrekken belastingkredieten niet hoger zou worden vastgesteld dan een realistische inschatting van de mate waarin de winstafhankelijke uitgestelde belastingvorderingen binnen de daartoe toegestane wettelijke termijnen in Spanje door de banken gerealiseerd zouden kunnen worden.
In het algemeen is de lidstaat die voornemens is om mogelijke staatssteun te verstrekken verantwoordelijk voor het verkrijgen van een besluit van de Europese Commissie teneinde een maatregel uit te kunnen voeren. In dit geval is het derhalve aan de Spaanse overheid om ervoor te zorgen dat een maatregel conform de artikelen 107 en 108 VWEU wordt uitgevoerd. Daarnaast kan de Europese Commissie ook zelfstandig een onderzoek starten indien een eventuele omzetting zou plaatsvinden en de Commissie daarbij zou vermoeden dat deze niet in lijn zou zijn met de staatssteunregels.
Voor welke periode mogen Spaanse banken onder Spaans fiscaal recht dan wel naar internationale accountingstandaarden operationele verliezen van de belasting aftrekken en zodanig als vordering op hun balans aanhouden?
Tot 1 januari 2012 waren verliezen in Spanje 15 jaar voorwaarts verrekenbaar. Verliezen die na 1 januari 2012 zijn geleden, zijn 18 jaar voorwaarts verrekenbaar. Mogelijk bestaan op deze generieke regel uitzonderingen voor banken maar deze zijn mij niet bekend. Onder IFRS mogen uitgestelde belastingvorderingen alleen worden meegenomen voor zover er een reële kans is dat verliescompensatie daadwerkelijk mogelijk is.
Zijn er andere voorbeelden van eurolanden bekend waarbij de aftrek van de winst van operationele verliezen kan worden omgezet in een zeker te innen belastingkrediet?
In het verlengde van het antwoord op vraag 5 kan een dergelijke omzetting in theorie in elke lidstaat plaatsvinden wanneer daarover afspraken zouden worden gemaakt tussen de nationale overheid en de banken, en wanneer tevens aan de voorwaarden wordt voldaan die CRDIV hieraan stelt. In Italië heeft een soortgelijke situatie gespeeld met winstafhankelijke uitgestelde belastingvorderingen die te maken hebben met tijdelijke verschillen. Recente andere voorbeelden uit eurolanden zijn mij niet bekend.
Heeft de Italiaanse regering een formeel standpunt ingenomen over de herwaardering van de aandelen in de Italiaanse Centrale Bank die enkele grote Italiaanse banken sinds 1936 houden?
Voor zover bekend is (nog) geen formeel standpunt ingenomen. Naar verluidt is in Italië een taskforce opgericht die zich op dit moment buigt over de verschillende toekomstige opties met betrekking tot het belang van de Italiaanse banken in de Italiaanse Centrale Bank6.
In hoeverre is het volgens de Europese kapitaalregels voor banken mogelijk om het houden van een aandeel dat al 77 jaar niet publiekelijk verhandeld wordt in een instantie met een publieke taak toe te rekenen aan het kapitaal van een bank?
Zie antwoord op vraag 5.
Welke bevoegdheden heeft de European Banking Authority (EBA) dan wel in de toekomst de nieuwe Europese financiële toezichthouder, de Europese Centrale Bank (ECB), om in te grijpen bij de onterechte toerekening aan het kernkapitaal van passiva op de bankbalans?
Met de start van het Single Supervisory Mechanism (SSM) krijgt de ECB bevoegdheden om toezicht te houden of onder meer de kwaliteit van het kapitaal dat banken die onder het SSM vallen moeten aanhouden in lijn is met de kapitaaleisen van CRD-IV. De ECB is verantwoordelijk voor het goed functioneren van het toezicht op alle banken die onder het SSM vallen en houdt daarbij direct toezicht op de grote banken. Voor het toezicht op de kleinere banken staan de nationale toezichthouders onder toezicht van de ECB (indirect toezicht). Om deze verantwoordelijkheid goed te kunnen uitoefenen krijgt de ECB de bevoegdheid om informatie te vergaren van, en «on-site» inspecties te doen bij, alle banken die onder het SSM vallen.
De EBA heeft bevoegdheden om toezichthouders in bepaalde gevallen te overrulen. Er moet dan echter minimaal sprake zijn van een duidelijke schending van de CRD-IV-regels.
In hoeverre zou bij herwaardering dan wel uitkering van het aandeel van enkele Italiaanse financiële instellingen in de Italiaanse Centrale Bank sprake kunnen zijn van staatssteun?
In dit verband zijn met name de arresten «Stardust Marine» en «Preussen Elektra» van belang7. Ook hier is het de lidstaat zelf die ervoor moet zorgen dat een maatregel voldoet aan de artikelen 107 en 108 VWEU, en kan de Europese Commissie daarnaast ook zelfstandig besluiten tot het gelasten van een onderzoek.
Deelt u de mening dat de in Italië en Spanje naar voren gebrachte constructies ter versterking van het kapitaal van de bancaire sector eens te meer het belang van een nietsontziende balansdoorlichting en stresstest door de ECB en de EBA aantonen?
Ik hecht aan een strenge en grondige doorlichting van de balansen van banken zoals de ECB die gaat doorvoeren voor de banken die onder direct ECB toezicht komen. De balansdoorlichting door de ECB en de hierop volgende stresstest in samenwerking met de EBA zullen een beeld geven van de kwaliteit van de activa die op de balansen van de betreffende banken staan en de kwaliteit en de hoeveelheid kernkapitaal die aanwezig is om verwachte en onverwachte verliezen op te vangen. Wanneer uit de balansdoorlichting zou blijken dat banken in onvoldoende mate kapitaal van goede kwaliteit op de balans hebben staan, dan zullen deze banken extra kapitaal moeten ophalen dat wel aan deze eisen voldoet.
Bent u bereid u er over de volle breedte voor in te zetten dat gestelde kapitaaleisen in de gehele eurozone op geen enkele manier worden ontweken, ontdoken of vermeden?
Ja. Hierbij merk ik wel op dat de verantwoordelijkheid voor het daadwerkelijke toezicht op de implementatie van het kapitaalraamwerk ligt bij de betreffende toezichthouders.
De nieuwe sluiskolk in de Twentekanalen bij Eefde |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte van de kritiek die de Commissie MER heeft op de keuze voor de noordelijke ligging van de nieuwe sluiskolk bij Eefde?1
Ik ben van het voorlopige advies van de commissie m.e.r op de hoogte.
Conform het voorlopig toetsadvies van de commissie m.e.r. wordt momenteel door Rijkswaterstaat een aanvulling op de planMER opgesteld waarna de commissie m.e.r. haar definitieve advies zal geven.
Kunt u nader ingaan op de constatering van de Commissie MER dat een sluiskolk midden op het sluizencomplex (alternatief Midden-Noord) goedkoper kan uitvallen, milieutechnisch gezien voordeliger is en minder gevolgen heeft voor het grondwaterpeil in Eefde?
De Commissie m.e.r. heeft een voorlopig toetsverslag uitgebracht voor de planMER bij sluis Eefde en een aanvulling op de planMER geadviseerd. Rijkswaterstaat is daar nu mee bezig. In deze fase van het planproces waar de advisering door de commissie m.e.r. onderdeel van uit maakt, kan ik daar niet op vooruitlopen. Ik wacht het definitieve toetsingsadvies van de commissie m.e.r. af alvorens te reageren.
Kunt u nader ingaan op de constatering van de Commissie MER dat de op het sluisterrein aanwezige gebouwen geen monumenten zijn, en dus geen reden kunnen zijn om het Midden-Noord alternatief af te laten vallen?
Zie antwoord 2.
Kunt u nader ingaan op de constatering van de Commissie MER dat de milieueffecten tijdens de aanlegfase van de nieuwe sluiskolk onvoldoende zijn beschreven in de MER?
Zie antwoord 2.
Bent u bereid om een second opinion uit te laten voeren naar de effecten van een noordelijke ligging van de nieuwe sluiskolk? Zo nee, waarom niet?
Ik vind een second opinion niet nodig, omdat Rijkswaterstaat momenteel bezig is met een aanvulling op de planMER.
Bent u bereid om het Midden-Noord alternatief als volwaardig alternatief te laten onderzoeken in de MER? Zo nee, waarom niet?
In haar voorlopig toetsadvies adviseert de commissie m.e.r om de milieueffecten van de locatie Midden-Noord en de locatie Noord onderling te vergelijken op een juiste en navolgbare wijze. Hieraan wordt invulling gegeven in de aanvulling op de planMER die Rijkswaterstaat momenteel aan het opstellen is.
Het bericht Overheid doet zaken met pornoboer |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Overheid doet zaken met pornoboer»?1
Ja.
Is het waar dat een bedrijf, dat in opdracht van vrijwel alle ministeries onderzoek doet naar sociale netwerken als Twitter, Facebook en Hyves, gelieerd is aan porno op internet?
Het bedrijf in kwestie is Coosto b.v., een dochter van WiseGuys b.v. De politie en negen ministeries (Algemene Zaken, Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties, Defensie, Economische Zaken, Financiën, Infrastructuur en Milieu, Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Veiligheid en Justitie en Volksgezondheid, Welzijn en Sport) hebben Coosto als leverancier. De politie en de ministeries maken alleen gebruik van de zoektechnologie van Coosto om binnen sociale netwerken te zoeken in openbare bronnen. Voor de ministeries is dit een activiteit vergelijkbaar met het maken van een knipselkrant. De ministeries voeren echter zelf het onderzoek uit. Zie verder antwoord 3.
Op welke wijze is het betreffende bedrijf gescreend, gelet op de gevoelige informatie die door het bedrijf wordt verwerkt?
Het beveiligingsadvies dat is uitgevoerd, is gebaseerd op onderzoek door het toenmalige Korps Landelijke Politiediensten naar het technische gedeelte, de personen die toegang hebben tot het systeem, de beveiliging van het pand en de webbeveiliging van Coosto. Bij dit beveiligingsadvies is er geconstateerd dat WiseGuys b.v. een belang had in AJ Beheer b.v. dat de exploitatie verzorgt van de adult zoekdienst AskJolene.com. Op basis hiervan is geconcludeerd dat de adult zoekmachine Askjolene.com ten eerste los moest staan van de fysieke en technische infrastructuur van Coosto. Aan deze technische voorwaarde is voldaan. Daarnaast werd voortzetting van de relatie met het bedrijf mogelijk geacht onder de voorwaarde dat WiseGuys b.v. haar belang in Askjolene.com zou afstoten. Dat is inmiddels gebeurd.
Welke maatregelen neemt u om ervoor te zorgen dat de overheid zich niet inlaat met bedrijven als deze?
Bij aanbestedingen wordt op grond van de Aanbestedingswet 2012 de integriteit en de geschiktheid van de ondernemer die de opdracht zal worden gegund, gecontroleerd aan de hand van de verplicht te overleggen officiële bewijzen. Voor de integriteit is dit de gedragsverklaring aanbesteding (Hoofdstuk 4.1, Aanbestedingswet 2012) die door de Minister van Veiligheid en Justitie wordt afgegeven.2 Bij kleinere aanbestedingen onder de aanbestedingsdrempels kan een onderzoek naar een leverancier worden ingesteld indien de aard van de opdracht daar aanleiding toe geeft.
De gevolgen van het legaliseren van de online kansspelen |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Webgokken grote dreun goede doel, loterijen vrezen verlies inkomsten?»1
Ja.
Deelt u de in het krantenartikel geuite vrees van de directeur van de Goede Doelen Loterijen dat door het openstellen van de markt voor het aanbieden van online kansspelen, de afdracht aan goede doelen substantieel zal verminderen?2 Zo nee, waarom niet?
Nee, die vrees deel ik niet. Geen reden bestaat te verwachten dat de afdracht aan goede doelen en de sport door de regulering van online kansspelen substantieel zal verminderen. Diverse onderzoeken wijzen uit dat substitutie tussen online kansspelen en loterijen niet kan worden aangetoond.3 In feite bestaat al sinds jaren een Nederlandse markt voor kansspelen op afstand. Honderdduizenden Nederlanders nemen namelijk momenteel al deel aan niet-gereguleerde kansspelen op afstand. Spelers die deelnemen aan loterijen zijn veelal een ander type speler dan spelers die deelnemen aan kansspelen op afstand. Uit o.a. het APE onderzoek volgt het bestaan van verschillen in demografische kenmerken tussen online en offline spelers. Verder blijkt uit diverse onderzoeken dat de regulering van kansspelen op afstand in een aantal andere landen heeft uitgewezen dat de loterijopbrengsten niet zijn afgenomen als gevolg van regulering, maar juist zijn gestegen. Ook in Nederland hebben de goede doelen loterijen de afgelopen jaren een omzetgroei weten te realiseren, ondanks de opkomst van online kansspelen, dit blijkt uit hun jaarverslagen en uit marktanalyse rapporten van het bureau H2 Gambing Capital4. Daarnaast wordt in deze rapporten een verwachte groei in de toekomstige deelname aan kansspelen voor alle deelmarkten verwacht, ook voor goede doelen loterijen. Een grafiek met de omzet ontwikkeling van de goede doelen loterijen en de markt voor online kansspelen is opgenomen in de bijlage5.
Tegelijkertijd realiseer ik mij dat geen garantie kan worden gegeven dat geen substitutie zal plaatsvinden. Continuïteit van de afdracht van inkomsten uit loterijen aan goede doelen en de sport is echter wel belangrijk voor de samenleving. Mede om die reden wordt de regulering van kansspelen op afstand met de nodige waarborgen vormgegeven. In het wetsvoorstel kansspelen op afstand wordt o.a. duidelijk onderscheid gemaakt tussen loterijproducten en producten die aanbieders van kansspelen op afstand straks mogen aanbieden.
In het wetsvoorstel Kansspelen op afstand is de mogelijkheid opgenomen om vergunninghouders van kansspelen op afstand verplicht te laten bijdragen aan het goede doel of de sport. Gezien de aard van deze spellen, waarbij een groot deel van de inleg als prijzengeld wordt uitgekeerd, mogen echter van een dergelijke afdracht plicht geen grote inkomsten voor het maatschappelijk belang worden verwacht. Dit leidt tot de principiële vraag of voor deze beperkte inkomsten gekozen moet worden, of voor een heldere scheiding tussen commerciële kansspelen en maatschappelijk georiënteerde kansspelen als de loterijen. De bepaling staat opgenomen in het wetsvoorstel met het oog op eventuele toekomstige ontwikkelingen die hiertoe aanleiding zouden kunnen geven.
Is er al onderzoek gedaan naar de concrete gevolgen voor de afdracht aan goede doelen als het aanbieden van online kansspelen wordt gelegaliseerd? Zo nee, bent u bereid dit onderzoek uit te laten voeren?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe kan worden bewerkstelligd dat goede doelen profiteren van de regulering van online kansspelen?
Het doel van de regulering van kansspelen is om spelers te beschermen tegen de risico’s op verslaving, misleiding en criminaliteit. Afdrachten aan het goede doel en de sport zijn daarbij een gunstig neveneffect, maar mogen niet het primaire doel zijn. Zo hebben Nederlandse loterijen wel een afdrachtverplichting, maar is bij de regulering van speelautomaten in het verleden gekozen geen afdrachtverplichting op te leggen.
Het staat alle aanbieders met een online vergunning vrij om zich te profileren met afdrachten aan het goede doel, mits de consument hierover juist wordt voorgelicht. Ook vergunninghouders van loterijen wordt ruimte geboden een vergunning voor het organiseren van kansspelen op afstand aan te vragen en daarmee een online productaanbod te ontwikkelen dat complementair is aan hun offline spelaanbod. Daarmee kunnen spelers die hun spelgedrag (mede) laten leiden door de bijdrage die zij daarmee doen aan het goede doel of de sport ook online terecht bij aanbieders die geen commerciële doelstelling hebben, maar rendementen ten gunste laten komen van goede doelen of sport in plaats van ten gunsten van de aandeelhouder.
Boetes die zijn opgelegd in verband met een stage van een vreemdeling bij een supermarkt |
|
Enneüs Heerma (CDA), Marit Maij (PvdA) |
|
Lodewijk Asscher (viceminister-president , minister sociale zaken en werkgelegenheid) (PvdA) |
|
![]() ![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Kleine fout, forse boete, Asielzoeker, ondernemer en gemeente gedupeerd doordat ambtenaar vergeet werkvergunning te regelen»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u dit soort situaties, waarin het om slechts één persoon gaat, en er een inval door vier man politie en een maand later door de Inspectie SZW wordt gedaan? In hoeverre zijn zulke acties representatief voor het optreden van de politie en de inspectie bij de bestrijding van illegale tewerkstelling in het algemeen en bij soortgelijke gevallen in het bijzonder? Kunt u aangeven op welke wijze de proportionaliteit wordt meegewogen?
De Inspectie SZW heeft als taak om erop toe te zien dat wetten en regels worden nageleefd, ook wanneer er geen sprake lijkt te zijn van een opzettelijke overtreding. Daarbij merk ik op dat de ernst van de overtreding en de mate van verwijtbaarheid in de regel niet van tevoren kan worden vastgesteld. De controle door de Inspectie past binnen het reguliere inspectiepatroon, waarin inspecties plaatsvinden op basis van meldingen, signalen en informatie vanuit de eigen organisatie en andere toezichthouders.
Deelt u de mening dat, waar het slechts een stageplaats voor een korte periode betreft, er niet gesproken kan worden van verdringing van een reguliere arbeidsplaats? Zo nee, waarom niet? Hoe verhoudt zich dat tot de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel tot herziening van de Wet arbeid vreemdelingen (Kamerstukken 33 475), waarin staat dat arbeidswetgeving dient ter bescherming van werknemers tegen slechte arbeidsomstandigheden, onderbetaling, illegaliteit en verdringing op de arbeidsmarkt?
De Wet arbeid vreemdelingen stelt dat het een werkgever verboden is om een vreemdeling in Nederland arbeid te laten verrichten zonder tewerkstellingsvergunning. In de wet wordt een breed begrip van arbeid gehanteerd. Alle vormen van werk vallen hieronder, dus ook onbetaalde arbeid en «stages». De aanstelling van een vreemdeling op een «stageplek» gaat mogelijk ten koste van de aanstelling van prioriteitsgenietende arbeidskrachten op deze arbeidsplek. Er kan dus wel degelijk sprake zijn van verdringing op de arbeidsmarkt.
Bij de afgifte van een tewerkstellingsvergunning wordt gekeken of aan alle geldende arbeidsvoorwaarden wordt voldaan. In die zin dient de Wet arbeid vreemdelingen ter bescherming van werknemers tegen slechte arbeidsomstandigheden, onderbetaling en illegaliteit.
Op welke wijze kan het evenredigheidsbeginsel van artikel 3:4 van de Algemene wet bestuursrecht bij de boeteoplegging worden betrokken, als bijvoorbeeld sprake is van een eerste en relatief lichte overtreding en er sprake is van een omissie? Kan in dat soort situaties bijvoorbeeld de boete worden gematigd, conform de Beleidsregel Boeteoplegging Wet Arbeid Vreemdelingen 2013? Zo nee, waarom niet?
Volgens de Algemene wet bestuursrecht dient een boete evenredig te zijn met de verwijtbaarheid die iemand treft. Dit beginsel is uitgewerkt in de Beleidsregel boeteoplegging Wet arbeid vreemdelingen. De boete kan met 25%, 50% of 75% worden gematigd, afhankelijk van de aard en ernst van de overtreding, de mate van verwijtbaarheid en de evenredigheid. Een matiging vindt niet plaats als een onderneming of persoon door onwetendheid de regels van de Wet arbeid vreemdelingen overtreedt. Of sprake is van verminderde verwijtbaarheid, wordt beoordeeld bij de boeteoplegging en zal in een bezwaar- en beroepsprocedure opnieuw beoordeeld kunnen worden.
Kunt u aangeven of zich vergelijkbare gevallen hebben voorgedaan als het onderhavige geval in Eindhoven en zo ja hoeveel, waarbij de Inspectie SZW op eenzelfde wijze heeft gehandeld qua oplegging en hoogte van boetes?
Zoals ook aangegeven in het antwoord op vraag 2 past deze zaak binnen het reguliere handhavingspatroon, waarbij met toepassing van de Beleidsregel boeteoplegging Wav een boete is opgelegd. Daarin verschilt deze zaak niet van andere zaken waarin de Inspectie SZW een overtreding van de Wet arbeid vreemdelingen constateert.
Deelt u de mening dat met het opleggen van een maximale boete in gevallen als het onderhavige goedwillende werkgevers en organisaties ten onrechte op één lijn worden gesteld met notoir malafide werkgevers die structureel de wet overtreden ten behoeve van financieel gewin? Zo nee, waarom niet?
Nee. Binnen de wet bestaat er een breed scala aan sanctiemogelijkheden, afhankelijk van de specifieke overtreding. Met de inwerkingtreding van de Wet aanscherping handhaving en sanctiebeleid SZW-wetgeving zijn extra sanctiemogelijkheden gecreëerd om notoire overtreders te treffen. Ondernemingen die de arbeidswetgeving herhaaldelijk overtreden krijgen een verhoogde boete opgelegd. Uiteindelijk kunnen zelfs werkzaamheden worden stilgelegd. Zo wordt extra ingezet op de aanpak van notoire overtreders. Op basis van een risicoanalyse bepaalt de Inspectie bovendien waar het risico op overtreding het hoogst is en extra toezicht geboden is.
Deelt u de mening dat door het optreden van de Inspectie SZW in het onderhavige geval het risico ontstaat dat goedwillende organisaties en bedrijven bevreesd raken om een vreemdeling te helpen met integratie en inburgering in de vorm van bijvoorbeeld werk of stage? Zo niet, waarom niet?
Ik juich toe dat organisaties en bedrijven zich maatschappelijk betrokken tonen door vreemdelingen te helpen integreren en inburgeren als het gaat om vreemdelingen die hier voor langere tijd mogen verblijven. Ook wanneer het gaat om het tewerkstellen van een vreemdeling, zijn zij echter verplicht zich aan de wet te houden en zich te vergewissen van de voorwaarden waaronder zij een vreemdeling te werk mogen stellen.
Op welke wijze houdt de Inspectie SZW in de handhaving en boetebeschikkingen ook rekening met de op 1 juni 2013 in werking getreden Wet modern migratiebeleid, onder het regime waarvan voor houders van een verblijfsvergunning voor voortgezet verblijf geldt dat arbeid vrij is toegestaan zonder dat een tewerkstellingsvergunning nodig is?
De Inspectie SZW kijkt bij de handhaving van de Wet arbeid vreemdelingen naar de feiten en omstandigheden in de situaties die zij onderzoekt, dus ook naar de arbeidsaantekening op de verblijfsvergunning die geldt op het moment van tewerkstelling. In dit geval was geen sprake van een verblijfstitel op grond waarvan het verrichten van arbeid zonder tewerkstellingsvergunning is toegestaan.
Wat gaat u ondernemen om te waarborgen dat de Inspectie in de handhaving en boeteoplegging voldoende proportioneel en naar evenredigheid optreedt?
Gelet op de antwoorden op voorgaande vragen, acht ik geen noodzaak aanwezig om maatregelen te nemen.
Tax rulings van de Nederlandse Belastingdienst |
|
Ed Groot (PvdA) |
|
Frans Weekers (staatssecretaris financiën) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met de berichten over het akkoord tussen KPN en de Belastingdienst over de opvoering van een boekverlies van € 3,7 mld op de aangekondigde verkoop van dochterbedrijf E-Plus als fiscaal aftrekbaar verlies dat kan worden verrekend met toekomstige fiscale winsten?1
Ja.
Klopt het dat als gevolg van het akkoord de Nederlandse Staat € 900 mln aan belastinggeld misloopt en dat hierdoor een hoger bod voor de aandelen van KPN tot de mogelijkheden behoort? Zouden hiermee niet indirect de aandeelhouders van KPN worden bevoordeeld ten nadele van de Nederlandse belastingbetaler? Deelt u de mening dat deze vraag kan worden beantwoord zonder in strijd te komen met artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen (AWR), aangezien KPN zelf informatie naar buiten heeft gebracht over haar akkoord met de Belastingdienst en de Belastingdienst geen nieuwe informatie over de belastingplichtige hoeft prijs te geven?
De belastingplichtige heeft inderdaad zelf informatie hierover naar buiten gebracht. Ook in dat geval kan ik op grond van de geheimhoudingsverplichting van artikel 67 van de Algemene wet inzake rijksbelastingen geen informatie over individuele belastingplichtigen verstrekken.
In z’n algemeenheid merk ik op dat de Belastingdienst alleen zekerheid kan geven over de duiding van het recht binnen de kaders van wet-, regelgeving en beleid. Van het mislopen van belastinggeld kan dus nimmer sprake zijn, indien de Belastingdienst in het kader van zekerheid vooraf een afspraak maakt over de duiding van het recht op voorgelegde feiten.
Kunt u bevestigen dat binnen de deelnemingsvrijstelling verkoopverliezen niet worden mogen afgetrokken van de fiscale winst, en dat een verlies verband houdend met een deelneming alleen mag worden afgetrokken als het gaat om een liquidatieverlies, in die zin dat de deelneming wordt geliquideerd en de liquidatie-uitkeringen minder zijn dan hetgeen is opgeofferd/geïnvesteerd in de deelneming? Staan afspraken tussen bedrijven en de Belastingdienst over het aftrekken van verliezen geleden door verkoop van een deelneming niet op gespannen voet met de deelnemingsvrijstelling?
Ik kan bevestigen dat bij verkoop van een deelneming de resultaten, zowel positief als negatief, onder de deelnemingsvrijstelling vallen en dus geen invloed hebben op de fiscale winst en dat bij de liquidatie van een deelneming een liquidatieverlies in aanmerking kan worden genomen voor zover de liquidatieuitkering lager is dan het zogenoemde opgeofferde bedrag. Dit laatste is in de wet opgenomen om te voorkomen dat het verlies anders nergens aftrekbaar zou zijn.
Afspraken over het aftrekken van verliezen geleden door verkoop van een deelneming staan op gespannen voet met de deelnemingsvrijstelling. Derhalve zal de Belastingdienst dergelijke afspraken niet maken.
Gesteld dat de verkoop door een Nederlands moederbedrijf van een buitenlandse dochter in een verdragsland zou hebben geresulteerd in een winst, wordt de verkoopwinst dan wel onder de deelnemingsvrijstelling vrijgesteld? Zo ja, hoe verhoudt dit zich tot sommige gevallen waarin – tegenstrijdig aan diezelfde deelnemingsvrijstelling – verliezen mogen worden afgetrokken van de fiscale winst?
De verkoopwinst van een Nederlands moederbedrijf behaald met de verkoop van een binnenlandse of buitenlandse deelneming, al dan niet in een verdragsland, is vrijgesteld onder de deelnemingsvrijstelling. Dat geldt ook voor een verkoopverlies, waardoor het verlies niet aftrekbaar is. Er kunnen derhalve geen gevallen bestaan waarin een dergelijk verlies aftrekbaar is.
Het sociaal beleid en de personele gevolgen van het sluiten van gevangenissen |
|
Nine Kooiman |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Stef Blok (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (VVD) |
|
Bent u bekend met het feit dat de sluiting van de penitentiaire inrichtingen die in het kader van het Masterplan DJI 2013–2018 (Kamerstuk 24 587, nr. 535) gesloten gaan worden allerminst soepel verloopt, dat de communicatie naar het personeel gebrekkig is en dat dit grote onzekerheid voor het personeel met zich meebrengt? Kunt u uw antwoord toelichten?
De sluiting van penitentiaire inrichtingen waartoe in het kader van het Masterplan DJI is besloten, wordt zorgvuldig voorbereid. Over de personele gevolgen van de krimp of sluitingen van penitentiaire inrichtingen dient uiteraard afstemming plaats te vinden met de vakbonden en de betrokken medezeggenschapsorganen. Voor de onderdelen waarvan sluiting of krimp in 2014 is voorzien, is dit overleg op dit moment in volle gang.
De arbeidsvoorwaarden die gelden zijn op zichzelf duidelijk, maar de overgang van het last in first out-beginsel naar het afspiegelingsbeginsel is een systeemwijziging waar alle betrokkenen aan moeten wennen. Over de toepassing van het sociaal beleid voor de betrokken medewerkers van DJI wordt op verschillende niveaus met de ondernemingsraden en vakbonden gesproken. Gespreksthema’s zijn met name de status van betrokkenen gedurende de verschillende fases van het «van-werk-naar-werk» beleid en welke arbeidsvoorwaarden hierbij gelden. Met de medezeggenschap is de afspraak gemaakt om vanuit de werkgeverrol naast de formele communicatie ook via intranet en internet medewerkers te informeren over het sociaal beleid «van-werk-naar-werk», de verschillende relevante onderwerpen en meest gestelde vragen en antwoorden.
In het mondelinge vragenuur van 8 oktober 2013 heeft de minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties aangegeven nader te zullen ingaan op de onzekerheid bij het personeel van de penitentiaire inrichting in Tilburg. Dit aspect zal worden meegenomen in de beantwoording van de schriftelijke vragen van het lid Helder van de PVV over dit onderwerp (2013Z17855), die zo spoedig mogelijk zal worden verzonden.
Bent u er eveneens van op de hoogte dat het personeel in deze penitentiaire inrichtingen reeds ruim voor de datum van sluiting in grote onzekerheid zit over onder andere het sociaal beleid dat van toepassing zal zijn, welke status er geldt in het kader van het «van-werk-naar-werk-beleid», de geldende arbeidsvoorwaarden indien (al dan niet tijdelijk) elders gewerkt wordt? Wat is uw reactie hierop?
Zie antwoord vraag 1.
Welke afdelingen en inrichtingen zijn reeds (eerder dan gepland) gesloten of zullen eerder worden gesloten dan gepland? Met welke reden vindt soms eerder sluiting plaats dan in het Masterplan DJI 2013–2018 besloten ligt en wat gebeurt er met het personeel dat daar werkzaam was? Tot welke rechtspositie leidt dit?
Er worden geen afdelingen of inrichtingen eerder dan gepland gesloten. Dat betekent dat de in het Masterplan DJI vermelde inrichtingen, of locaties daarvan, niet eerder zullen sluiten dan op 1 januari van het in het Masterplan DJI aangegeven jaar. De daarmee gepaard gaande gevolgen voor de rechtspositie van het personeel worden dus niet naar voren getrokken. Wel wordt de leegstand, als gevolg van het geringere aanbod van gedetineerden, op een aantal plaatsen geconcentreerd. Dit gaat in goed overleg met en vaak op initiatief van de vestigingsdirecteuren van de op basis van het Masterplan DJI te sluiten locaties. Hierdoor wordt personeel zoveel als mogelijk al in de gelegenheid gesteld om mobiel te worden. Hierbij wordt ook geprobeerd om het personeel tijdelijk bij andere DJI-onderdelen werkzaamheden te laten verrichten. Dit laatste heeft voor hen uiteraard geen rechtspositionele gevolgen.
Hoeveel mensen zijn inmiddels van werk naar werk begeleid? Zijn zij in soortgelijke banen terecht gekomen en zo nee, in wat voor banen dan wel?
Binnen DJI kan een groep medewerkers per 1 oktober 2013 in het kader van het Masterplan DJI er voor kiezen vrijwillig VWNW-kandidaat te worden. Dit betreft personeel van een aantal in 2014 te sluiten inrichtingen (o.a. de PI Hoogeveen en de locatie Havenstraat van de PI Amsterdam). Inmiddels geldt dit ook voor de PI Limburg Zuid en de PI Veenhuizen. Wellicht volgt voor meer medewerkers de mogelijkheid om te kiezen vrijwillig VWNW-kandidaat te worden.
Zoals vermeld in het Masterplan DJI van 19 juni 2013 kunnen naar verwachting 1.350 van de 2.600 medewerkers van DJI die getroffen worden door de maatregelen in het Masterplan herplaatst worden op passende vacante plekken binnen DJI. Voor 1.250 medewerkers zijn zwaardere mobiliteitsinspanningen nodig. Ik kan u in dit verband melden dat door DJI eerder dit jaar een convenant is afgesloten met de Douane. Als gevolg hiervan zijn inmiddels ongeveer 60 medewerkers van DJI werkzaam bij de Douane. Zij volgen daar opleidingstrajecten die, na een succesvolle afronding, zullen leiden tot een definitieve overgang. Op dit moment loopt een wervingstraject bij de Douane voor een locatie op de Tweede Maasvlakte. Ook hiervoor hebben DJI-medewerkers hun belangstelling kenbaar gemaakt.
Daarnaast worden er gesprekken gevoerd met de op te zetten RijksBeveiligingsOrganisatie (RBO) over de mogelijke overgang van circa 550 DJI medewerkers. Over dit thema zal waarschijnlijk in dit najaar besluitvorming plaatsvinden.
Tot slot worden er op dit moment verkennende gesprekken gevoerd over plaatsingsmogelijkheden van DJI-medewerkers bij de politie.
Wat kunt u doen om de onzekerheid voor dit personeel tot het minimum te beperken en zo snel mogelijk duidelijkheid te bieden over de personele gevolgen en het sociaal beleid voor het personeel dat door deze sluitingen getroffen wordt?
Zie antwoord vraag 1.
Wanneer kan de Kamer de uitwerkingsplannen van het Masterplan DJI 2013–2018 verwachten?
Op dit moment wordt een reactie aan uw Kamer voorbereid naar aanleiding van het verzoek van de vaste commissie voor Veiligheid en Justitie van 13 september jl. (met kenmerk 2013Z16392/2013D35712) over de implementatie van de beleidsvoornemens uit het Masterplan DJI. Ik verwacht deze reactie voor de behandeling van de begroting 2014 van mijn departement aan uw Kamer te verzenden.
Wat is de stand van zaken met de uitvoering van de motie over de Substantieel Bezwarende Functies voor personeel van de Dienst Justitiële inrichtingen (Kamerstuk 24 587, nr. 470)?
Zoals gemeld in de brief van 2 juli jl. (Vergaderjaar 2012–2013 Kamerstuk 31 490 nr. 130) is de minister voor Wonen en Rijksdienst met de bonden in gesprek over een aanpassing van de SBF-regeling. Hierbij wordt nu ook betrokken de motie van het lid Toorenburg c.s. van 6 juni jl. (Vergaderjaar 2012–2013, Kamerstuk 24 587 nr. 517), waarin de regering verzocht wordt het sociaal plan ten behoeve van het personeel uit het gevangeniswezen te verlengen. Overigens heeft de minister van Binnenlandse Zaken in het mondelinge vragenuur van 8 oktober jl. toegezegd uw Kamer over dit overleg nader te doen informeren. Vanzelfsprekend voldoe ik graag aan dit verzoek en ik kan u melden dat op 27 juni jl. de minister voor Wonen en Rijksdienst de bonden hierover een formeel bod heeft gedaan. De bonden hebben zich beraden op de inhoud daarvan. In het voortgezette overleg op 19 september jl. is geconcludeerd dat dit bod onvoldoende aanknopingspunten biedt. Daarom wordt nu bezien welke alternatieven wel tot een oplossing kunnen leiden. Over de inhoud daarvan kan lopende het overleg geen mededeling worden gedaan.
Bent u bereid deze vragen zo spoedig mogelijk, maar uiterlijk binnen twee weken te beantwoorden?
Ja.
Heeft u kennisgenomen van het bericht waarin wordt gemeld dat de Nederlandse Vereniging van Banken niet zal afzien van het boetebeding bij vervroegde aflossing van hypotheken?1
Ja.
Deelt u de mening van de Vereniging Eigen Huis (VEH) dat een dergelijke boeterente ongepast is in deze tijd waarin ruim een miljoen huiseigenaren kampen met een hypotheek die onder water staat?
Het feit dat de hypothecaire schuld groter is dan de waarde van de woning hoeft geen acuut probleem op te leveren voor de huiseigenaar. Dat neemt niet weg dat deze situatie een risico op restschuld bij (gedwongen) verkoop geeft. Om de doorstroming op de woningmarkt te bevorderen heeft het kabinet de rente voortkomend uit een restschuld reeds aftrekbaar gemaakt voor een periode van 10 jaar. Bovendien heeft het kabinet op Prinsjesdag aangekondigd dat het onder strikte voorwaarden mogelijk wordt om restschulden onder NHG te financieren. Tevens geldt dat bij het aflopen van een rentevast periode, gedwongen verkoop en verhuizing naar een andere koopwoning normaal gesproken geen boeterentes worden berekend en een restschuld dus ongehinderd kan worden ingelost met bijvoorbeeld spaargeld of een schenking.
Daarnaast is het kabinet van mening dat de boeterente extra aflossen niet in belangrijke mate in de weg staat. Ook niet als huiseigenaren extra willen aflossen om de woningwaardedaling op te vangen. De aflossingsgrenzen waarbinnen boetevrij mag worden afgelost stellen immers een beperking aan het bedrag dat binnen een jaar extra mag worden afgelost, niet wat over de gehele looptijd van de lening mag worden afgelost. Dus – uitgaande van het minimum van 10% dat is vastgelegd in de Gedragscode Hypothecaire Financiering – kan bijvoorbeeld na drie jaar minimaal 30% van het aanvangsbedrag van de hypotheek worden afgelost. Als dit wordt afgezet tegen een gemiddelde woningwaardedaling van 20%2 ziet het kabinet voor deze gevallen geen belemmering in de gehanteerde grenzen waarbinnen boetevrij kan worden afgelost om binnen een afzienbare termijn het schuldniveau terug te brengen onder de woningwaarde.
Is het waar dat in de praktijk tijdens de looptijd van een hypotheekovereenkomst niet meer dan 10 tot 20% van het hypotheekbedrag jaarlijks boetevrij mag worden afgelost?
In de Gedragscode hypothecaire financiering is opgenomen dat minimaal 10% van het oorspronkelijke bedrag aan financiering vergoedingsvrij mag worden afgelost door de hypotheeknemer per kalanderjaar. In de praktijk wordt door hypotheekverstrekkers bij bepaalde hypotheekvormen een percentage tot 20% vergoedingsvrij aflossen gehanteerd, dit is dan vastgelegd in individuele hypotheekovereenkomsten met de hypotheeknemer. De hoogte van het percentage dat boetevrij mag worden afgelost volgt uit een afweging tussen enerzijds de ruimte die de klant heeft om boetevrij af te lossen en anderzijds de kosten die dit veroorzaakt.
Deelt u de mening dat het positieve effect voor de woningmarkt van het verstandige voornemen van de voorgenomen verruimde en verhoogde eenmalige schenkingsvrijstelling van € 100.000 beperkt kan worden als banken vasthouden aan het boetebeding?
In hoeverre een boeterente een rol speelt indien 100.000 euro ineens wordt afgelost is afhankelijk van het beleid van de bank, de hoogte van de hypothecaire lening, de hoogte van de verschuldigde rente en de actuele rente en de resterende looptijd van de lening of rentevastperiode. Overigens kan de vrijstelling in de schenkbelasting ook worden aangewend voor aankoop van een eigen woning of verbouwing daarvan.
Vindt u het te billijken dat banken die mede overeind gehouden zijn / worden met geld van de belastingbetaler, nu niet bereid zijn het boetebeding te laten vervallen bij vervroegde aflossing? Kunt u verklaren waarom alleen ABN AMRO en SNS het voornemen hebben de boeterente te laten vervallen?
Meerdere banken bekijken momenteel de mogelijkheid de boeterente te laten vervallen in het specifieke geval dat gebruik wordt gemaakt van de verruimde schenkingsvrijstelling. Het is niet in alle gevallen mogelijk om zonder gevolgen de boeterente te laten vervallen door banken. Boeterente is een vergoeding voor gemiste (toekomstige) rente inkomsten waarmee rekening is gehouden bij het aantrekken van financiering en het bepalen van het rentepercentage. Dit betekent ook dat de boete alleen maar wordt gerekend als de marktrente lager is dan de contractrente. Het kunnen hanteren van een boeterente zorgt ervoor dat hypotheekverstrekkers bereid zijn hypotheken met een langere looptijd te verstrekken. Een langere looptijd biedt klanten voor een langere tijd zekerheid over hun maandelijkse lasten.
Deelt u de mening dat vervroegde aflossing kan bijdragen aan versterking van de bankbalansen en verlaging van het risico voor hypotheeknemer én hypotheekverstrekker, en dat hiermee een breed maatschappelijk belang wordt gediend?
Vervroegd aflossen kan een positief effect hebben op het tegengaan van het risico op restschulden van consumenten. Verlaging van de LTV’s kan ook gunstig uitpakken voor de bankbalansen en de positie van banken op de kapitaalmarkt. Een onvoorspelbare stroom aan vervroegde aflossingen is overigens niet per definitie wenselijk voor de bank omdat hierdoor een onzekere factor wordt toegevoegd aan de aangetrokken financiering. Dit kan uiteindelijk ook impact hebben op de klant.
Bent u bereid met de banken in overleg te gaan om het laten vervallen van de boeterente te bepleiten en om na te gaan onder welke voorwaarden dit verantwoord kan worden gerealiseerd?
Zoals bekend heb ik de banken gevraagd de boeterentes te laten vervallen indien gebruik wordt gemaakt van de verruimde schenkingsvrijstelling. SNS heeft als eerste aangegeven hiertoe bereid te zijn. ABN AMRO kijkt concreet naar mogelijkheden voor het vervallen van de boeterentes. Naar ik heb begrepen willen ook andere banken kijken naar mogelijkheden om de boeterentes te laten vervallen, indien gebruik wordt gemaakt van deze tijdelijke verruimde schenkingsvrijstelling.
Bent u bereid, in verband met de algemene politieke beschouwingen, deze vragen te beantwoorden vóór dinsdag 24 september om 12.00 uur?
Ja.
Het bericht dat een hoge politiefunctionaris buiten functie is gesteld wegens het lekken van informatie |
|
Louis Bontes (PVV) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «politiechef buiten functie gesteld wegens het lekken van informatie»?1
Ja.
Klopt dit bericht? Zo ja, deelt u dan de mening dat het onbestaanbaar is dat deze politiechef recent functies heeft gekregen in de top van de Nationale Politie en de Politieacademie? Zo nee, waarom niet?
Ik heb kennis genomen van dit bericht. De voorzitter van het College van Bestuur van de Politieacademie heeft een disciplinair onderzoek ingesteld naar het mogelijk zonder toestemming naar buiten brengen van vertrouwelijke informatie en documenten door twee medewerkers van de Politieacademie. In het kader van het onderzoek en het belang van de privacy van de bij dit lopende onderzoek betrokken medewerkers, kan ik geen verdere informatie verstrekken. Ik wacht de resultaten van het onderzoek af voordat ik een standpunt in neem en conclusies trek.
Deelt u de mening dat deze situatie bijzonder onverkwikkelijk is, omdat met het uit de functie zetten van de Nationaal Commandant van de Nuclear Security Summit dit het tweede geval is in korte tijd? Zo nee, waarom niet?
Integriteit staat hoog in het vaandel, bij mij, de politie en de Politieacademie. Er is dan ook structurele aandacht voor integriteit en het belang van een integere politieprofessional en politieorganisatie. De politie en de Politieacademie voeren bovendien een krachtig preventief en repressief beleid ten aanzien van integriteitschendingen en zullen dat ook in de toekomst blijven doen.
Deelt u de mening dat het er op lijkt dat managers in de politietop elkaar de hand boven het hoofd houden? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Wat gaat u eraan doen om nu eindelijk eens korte metten te maken met corrupte en informatie lekkende politiemensen in de top van de organisatie?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘EU plan to suspend visa-free travel’ |
|
Malik Azmani (VVD) |
|
Fred Teeven (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het artikel «Legal wrangling looms over EU plan to suspend visa-free travel»?1
Ja.
Klopt het bericht dat de Europese Commissie van plan is een procedure bij het Europese Hof te starten met betrekking tot de opschorting van het visa-vrije verkeer?
Het bericht heeft betrekking op het besluit van het Europees Parlement om in te stemmen met een wijziging van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen bij overschrijding van de buitengrenzen in het bezit moeten zijn van een visum en van de lijst van derde landen waarvan de onderdanen van die plicht zijn vrijgesteld. Deze wijziging voorziet in een mechanisme dat kan leiden tot herinvoering van de visumplicht bij een plotselinge toename van het aantal asielaanvragen, het aantal aangetroffen illegaal verblijvende burgers en/of een verslechtering van het aantal terug te nemen onderdanen van het betreffende derde land (noodremprocedure). Deze wijziging voorziet ook in de mogelijkheid van herinvoering van de visumplicht op grond van een gebrek aan wederkerigheid in het visumbeleid van een al van de visumplicht vrijgesteld derde land (reciprociteitsmechanisme). De bedenkingen van de Europese Commissie liggen op het terrein van het reciprociteitsmechanisme. De Commissie heeft gesteld dat ze zich het recht voorbehoudt juridische stappen te ondernemen teneinde verduidelijking te krijgen of bepaalde onderdelen van het reciprociteitsmechanisme uit de Verordening strijdig zijn met het EU-werkingsverdrag (artikelen 290 en 291 VWEU inzake gedelegeerde en uitvoeringsbevoegdheden).
Wat is uw mening over de analyse van de Europese Commissie zoals weergegeven in onderhavig artikel? Wat is de Nederlandse positie in dit geval?
De in het artikel opgenomen uitspraken van de woordvoerder van Commissaris Malmström geven het standpunt van de Commissie correct weer. Het kabinet begrijpt de zorgen van de Commissie. Tegelijkertijd hecht het kabinet aan totstandkoming van de noodremprocedure. Deze was alleen haalbaar indien werd voldaan aan de wens van het Europees Parlement ten aanzien van de totstandkoming van een reciprociteitsmechanisme.
Wat zullen de gevolgen zijn voor de inwerkingtreding van de wetgeving indien een procedure wordt gestart?
De Commissie heeft aangegeven verduidelijking van het Europese Hof van Justitie te willen ten aanzien van het reciprociteitsmechanisme. Welke stappen de Commissie daartoe zal nemen en in welke fase, is aan de Commissie. Afhankelijk van de door de Commissie te nemen stappen en een eventuele uitspraak van het EU-Hof zal duidelijk worden wat de eventuele gevolgen zijn. De Commissie kan niet eerder stappen ondernemen dan nadat de aangenomen Verordening is gepubliceerd. De Commissie beoogt met eventuele juridische stappen duidelijkheid te krijgen van het EU-Hof. Hiermee geeft de Commissie aan dat het haar gaat om een principieel punt en niet om de verordening in zijn geheel ongedaan te maken.
Deelt u de mening dat de mogelijkheid tot opschorting van het visa-vrije verkeer van groot belang is? Zo ja, wat zult u eraan doen om ervoor te zorgen dat dit mogelijk blijft en zo snel mogelijk inwerking zal treden? Zo nee, waarom niet?
Ja. Dat blijkt ook uit het feit dat de mogelijkheid tot opschorting van dat visumvrije verkeer op initiatief van Nederland is opgenomen. Nu een compromis is bereikt tussen de Raad en het EP ten aanzien van de wijziging van de Visumverordening, is het de verwachting dat de wetgevingsprocedure snel kan worden afgerond. Het kabinet is voornemens met het compromis in te stemmen.
De verstrekking van medisch noodzakelijke merkmedicijnen door een groep van apotheken |
|
Henk van Gerven |
|
Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Hoe beoordeelt u de voorwaarden waaronder Spanhoff/BENU apotheken merkmedicijnen, waarvan de voorschrijvend arts heeft aangegeven dat deze medisch noodzakelijk zijn, verstrekt aan patiënten?1
Allereerst wil ik opmerken het niet aan mij is om de voorwaarden te beoordelen die de Spanhoff-groep hanteert ten aanzien van «medische noodzaak». Dat is een taak van toezichthouders zoals de Nederlandse Zorgautoriteit en de Inspectie voor de Gezondheidszorg. Voor het beslechten van verstrekkingsgeschillen staat een specifieke procedure open bij de Stichting Klachten en Geschillen Zorgverzekering. Daarnaast is de onderhands verstrekte e-mail bijna anderhalf jaar geleden verstuurd en is de inhoud daarvan wellicht niet meer actueel. Om deze twee redenen past mij terughoudendheid in mijn reactie.
Is regel 4 niet in strijd met de wet omdat daar gesteld wordt dat de apotheker de voorschrijvend arts kan overrulen en kan bepalen of een merkpreparaat al dan niet medisch noodzakelijk is? Zo ja, wat gaat u hiertegen ondernemen? Zo nee, kunt u aangeven waarom dit niet zo is?
Ik kan dit in zijn algemeenheid niet beoordelen. Een en ander is mede afhankelijk van de afspraken die apotheekhoudenden, artsen en zorgverzekeraars met elkaar hierover hebben gemaakt. In de op 18 september 2013 beantwoorde vragen (2013Z16189) van het lid Van Gerven (SP) heb ik hierover onder meer aangegeven:
Wat vindt u van het beleid dat apothekers van de leiding geen merkgeneesmiddelen bij patiënten thuis mogen bezorgen, maar wel als het gaat om generieke middelen? Wat vindt u ervan dat deze apotheken geen merkpreparaten op voorraad mogen hebben om zo een drempel op te werpen voor patiënten die door deze praktijk noodgedwongen weer opnieuw naar de apotheek moeten voor hun medicatie? Is dit geen vorm van machtsmisbruik?
Een dergelijk beleid zou niet erg klantvriendelijk zijn en kan mogelijk in strijd zijn met de contracten die de Spanhoff-groep heeft afgesloten met zorgverzekeraars. Een patiënt /verzekerde kan om die reden bijvoorbeeld ook beslissen om geneesmiddelen af te nemen van een apotheek die wel thuisbezorgt.
Hoe beoordeelt u de opmerking dat bij het verstrekken van een merkpreparaat dit de apotheek «zomaar honderden euro’s» kan kosten? Is het preferentiebeleid in deze situatie niet een perverse prikkel die strijdig is met het belang van patiënten om die medicijnen te krijgen die noodzakelijk zijn?
Deze vraag is ook aan de orde gekomen in de op 18 september 2013 beantwoorde vragen (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2013–2014, nr. 29) van het lid Van Gerven (SP). In die antwoorden is aangegeven:
Is het waar dat bij deze apotheken ook niet-apothekers recepten nakijken en vervolgens privacygevoelige zaken – inclusief medisch geheim – naar recepten@spanhoff.nl gestuurd worden, welke mailbox wordt beheerd door een ict-er, familielid van de directie van Spanhoff die niet BIG-geregistreerd is? Is het waar dat deze persoon met het receptnummer kan inloggen bij CHA-online (= declaratiesysteem van apothekers) en hij zodoende alle medicatie die een patiënt gebruikt kan inzien? Zo ja, wat vindt u van deze situatie?
Ik weet niet of dit waar is. In de e-mail wordt geen melding gemaakt wie welke mailbox beheert.
Bent u bereid om in te grijpen in deze situatie waarbij kennelijk financiële motieven het patiëntenbelang schaden? Zo nee, waarom niet?
Nee, hier is geen rol voor VWS weggelegd maar voor de specifieke toezichthouders. Zie verder de antwoorden op de vragen 1, 2 en 4.
Het bericht dat de Amerikaanse National Security Agency (NSA) via telecomaanbieders het internationaal telefoonverkeer afluistert |
|
Kees Verhoeven (D66), Gerard Schouw (D66) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD), Henk Kamp (minister economische zaken) (VVD), Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat de Amerikaanse inlichtingendienst NSA zich sinds 2011 toegang verschaft tot telefoonverkeer dat via de Belgische telecomprovider Belgacom verloopt?1
Ja.
Wat is uw reactie op het gegeven dat de Amerikaanse inlichtingendienst NSA zich toegang heeft verschaft tot een van de grootste telecombedrijven in een direct buurland?
Het bericht in De Standaard meldt onder meer dat niet zeker is wie verantwoordelijk is voor de inbreuk op de infrastructuur van het Belgische bedrijf Belgacom. Heimelijke activiteiten van statelijke actoren zijn in beginsel niet uit te sluiten.
Zijn er afgelopen twee jaar vergelijkbare veiligheidsinbreuken geweest op de communicatie-infrastructuur van Nederlandse telecomaanbieders? Zo ja, wat was de aard van de inbreuk, hoe vaak heeft het zich voorgedaan en was er sprake van malware geplaatst door een buitenlandse inlichtingendienst?
Er zijn geen aanwijzingen voor een vergelijkbare inbreuk op de infrastructuur van Nederlandse aanbieders van telecommunicatiediensten. De AIVD doet onderzoek naar aanleiding van de berichten. Er zijn vooralsnog geen aanwijzingen dat Nederland een direct doelwit is van de aanval.
De inbreuk bij KPN in het voorjaar van 2012 was overigens geen activiteit van een statelijke actor. KPN heeft naar aanleiding van die inbreuk aanvullende veiligheidsmaatregelen genomen.
De AIVD heeft herhaaldelijk gewezen op de kwetsbaarheden van de Nederlandse ICT-infrastructuur en de dreiging van digitale spionage. De afhankelijkheid van de Nederlandse samenleving en de economie van ICT is aanzienlijk, en de kwetsbaarheid van de ICT is hoog. Digitale aanvallen worden daarnaast steeds complexer en geavanceerder. De impact van digitale aanvallen op de nationale veiligheid en het economisch welzijn van de samenleving kan bijzonder groot zijn.
Is u bekend of Nederlandse telecomaanbieders afgelopen drie jaar een veiligheidsonderzoek hebben laten uitvoeren naar zeer geavanceerde malware op hun communicatie-infrastructuur? Zo ja, wat is daarvan de uitkomst? Zo nee, bent u in het licht van de Amerikaanse praktijken en mogelijke hacks door andere landen, voornemens om bij telecomaanbieders aan te dringen op een dergelijk onderzoek?
Private partijen, waaronder aanbieders van openbare elektronische communicatiediensten, zijn zelf verantwoordelijk voor de veiligheid van hun infrastructuur. De Telecommunicatiewet (Tw) bevat voor deze aanbieders verplichtingen voor de borging van de integriteit en de veiligheid van hun netwerken en diensten, waaronder het waarborgen van de vertrouwelijkheid van de telecommunicatie en de beschikbaarheid van de dienstverlening. Het gaat daarbij om technische en organisatorische maatregelen. De grote aanbieders zetten hiervoor structureel eigen capaciteit in.
Indien zij dat nodig achten, zetten zij hiervoor expertise van derden in. De recente berichten in de media onderstrepen het belang van deze maatregelen. Indien daar aanleiding voor is, kan de aanbieder worden verplicht bepaalde technische of organisator maatregelen te nemen of een veiligheidscontrole door een onafhankelijke deskundige te laten uitvoeren (art. 11a vijfde resp. zesde lid van de Telecommunicatiewet).
Naar aanleiding van de berichtgeving is KPN gestart met het uitvoeren van aanvullende onderzoeken.
De AIVD en het NCSC ondersteunen de vitale sectoren bij het beveiligen van hun ICT-infrastructuur. De AIVD heeft onder meer een methodiek ontwikkeld voor de analyse van kwetsbaarheden voor spionage. Digitale spionage is daarbij één van de aandachtspunten. Deze methodiek is bij de vitale sectoren onder de aandacht gebracht om hen te ondersteunen de eigen kwetsbaarheden inzichtelijk te maken.
Heeft u of Nederlandse telecomaanbieders afgelopen jaren verzoeken ontvangen van de Amerikaanse inlichtingendienst NSA dan wel andere buitenlandse inlichtingendiensten, om toegang te verschaffen tot internationaal telefoonverkeer? Zo ja, wat was daarop de reactie?
Het is de regering niet bekend of buitenlandse mogendheden Nederlandse aanbieders van telecommunicatie hebben benaderd. Over contacten tussen de Nederlandse inlichtingen- en veiligheidsdiensten en buitenlandse diensten worden in het openbaar geen mededelingen gedaan.
Heeft u de hacks op Europese, en Nederlandse communicatiesystemen in het bijzonder, aan de orde gesteld bij de Amerikaanse regering? Zo ja, was de uitkomst van die gesprekken? Zo nee, bent u voornemens de privacyschending van Nederlandse burgers aan de orde te stellen bij de Amerikaanse regering?
De Eurocommissarissen van Justitie en van Binnenlandse Zaken hebben naar aanleiding van mediaberichten op 14 juni jl. overleg gevoerd met de Amerikaanse minister van Justitie. Inmiddels buigt een EU-VS expertgroep zich over de bescherming van de persoonlijke levenssfeer en van elektronische gegevens van burgers, met als doel wederzijds inzicht in elkaars programma’s en de wijze waarop deze zijn verankerd in de rechtsstaat. De Nederlandse regering steunt dit initiatief. Naar verwachting voltooit de expertgroep dit najaar zijn eindrapport. Het onderwerp PRISM is besproken en marge van de JBZ-raad van 7 oktober jl.
Bent u bereid de inbreuken door de VS en mogelijk ook andere landen, actief te agenderen in de eerstvolgende Raad van Justitie en Binnenlandse Zaken (JBZ-Raad) en te pleiten voor gezamenlijk Europees optreden tegen deze schendingen van privacy van Europese burgers?
Zie antwoord vraag 6.
Experimenten met cannabisverstrekking |
|
Carla Dik-Faber (CU), Gert-Jan Segers (CU) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u de berichten «Ministerie levert wiet Utrechtse proef»1 en «Wietexperiment nu al op losse schroeven»?2
Ja.
Deelt u de mening dat het geen gemeentelijke taak is opdrachtgever te zijn van een volksgezondheidsexperiment zoals het door de gemeente Utrecht voorgestelde GGZ-behandelexperiment? Deelt u de mening dat alleen daarom al het Bureau Medicinale Cannabis van het ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport geen wiet voor dit experiment moet leveren? Zo nee, welke voorwaarden stelt u voor het leveren van wiet voor een Utrechts experiment met hasjverstrekking aan mensen met een kwetsbaarheid voor psychotische stoornissen en een ernstige cannabisafhankelijkheid?
Er is nog geen aanvraag voor een Opiumwetontheffing ingediend voor een experiment (van een behandeling) waarbij cannabis wordt verstrekt aan patiënten met een kwetsbaarheid voor psychotische stoornissen en een ernstige cannabisverslaving. Vragen met betrekking tot dit experiment kunnen wij daarom op dit moment niet beantwoorden. Overigens is het nu ook al mogelijk medicinale cannabis voor te schrijven ten behoeve van patiënten in het kader van hun behandeling. Een eventuele aanvraag zal ik toetsen aan de daarvoor geldende criteria. Deze criteria zijn in overeenstemming met internationale verdragen.
Wordt in het voorgestelde experiment alleen de acceptatie van bepaalde cannabisvarianten onderzocht of ook de werking?
Zie antwoord vraag 2.
Is het voorgestelde experiment alleen gericht op het dempen van psychotische symptomen of stelt u, in het geval u toestemming verleend voor dit experiment, ook nadrukkelijk de voorwaarde dat het experiment gericht moet zijn op het afbouwen van het gebruik en gebruikers afhelpen van de verslaving?
Zie antwoord vraag 2.
Welke aantoonbare bewijzen zijn er voor de werking van het voorgenomen experiment bij mensen met een kwetsbaarheid voor psychotische stoornissen?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat het aangekondigde experiment nog niet goedgekeurd is door de hiervoor ingestelde ethische commissie?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat het experiment ook in het licht van internationale verdragen getoetst moet worden?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat er momenteel geen onderzoek wordt gedaan naar een methode om te zorgen dat de doelgroep van het beoogde experiment van de verslaving af kan worden geholpen?
Lopende onderzoeken naar een methode waarbij patiënten met een kwetsbaarheid voor psychotische stoornissen in combinatie met ernstige cannabisafhankelijkheid van hun verslaving af kunnen worden geholpen zijn ons niet bekend.
Deelt u de mening dat de volksgezondheid het beste gediend is als het cannabisgebruik wordt teruggedrongen?
De volksgezondheid is het best gebaat bij het huidige Nederlandse drugsbeleid. Dat beleid is gericht op het beschermen van de volksgezondheid en het voorkomen van gezondheidsschade, onder andere door voorlichting, educatie en preventie en door de scheiding van markten van softdrugs en harddrugs.
Deelt u de mening dat de door de Social Cannabis Club Domstad (SCCD) voorgestane besloten wietclub niet voldoet aan het belang van de volksgezondheid aangezien het gezonder is geen cannabis te gebruiken?
Het Bureau Medicinale Cannabis heeft op 8 oktober een ontheffingsaanvraag van de Stichting Social Cannabis Club Domstad ontvangen en zal deze aanvraag binnenkort beoordelen.
Hoe verhoudt het experiment met de SCCD zich tot uw eerdere stelling dat internationale verdragen hiervoor geen ruimte geven?
Zie antwoord vraag 10.
De aanpak van de productie van GHB en de verkoop van grondstoffen hiervoor |
|
Gert-Jan Segers (CU), Carla Dik-Faber (CU) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA), Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Grondstof GHB moet op harddrugslijst»1 en het bericht «OM en politie ten strijde tegen online GHB-grondstof»?2
Ja.
Herinnert u zich de antwoorden op eerdere vragen over de drug GHB?3 4
Ja.
Deelt u de mening van de landelijk officier synthetische drugs van het Openbaar Ministerie (OM) dat GBL, de grondstof van de drugs GHB, op lijst 1 van de Opiumwet moet komen zodat de handel en productie van GHB beter aangepakt kan worden?
De quick scan van de Coördinatiecommissie Assessment en Monitoring nieuwe drugs (CAM) naar het problematisch gebruik van GBL is nog niet afgerond. De Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) verwacht het rapport in november te ontvangen. Hij heeft de CAM, waarin ondermeer de politie en het openbaar ministerie (OM) deelnemen, tevens gevraagd hem op basis van de resultaten van de quick scan te adviseren over een eventuele aanpassing van het beleid. Op grond van dit advies zullen wij ons beraden over de vraag of er aanleiding bestaat om stappen te nemen. Wij achten het niet wenselijk hierop vooruit te lopen. Wel herhalen wij dat het plaatsen van GHB op lijst I van de Opiumwet tot gevolg heeft gehad dat onder omstandigheden strafrechtelijk kan worden ingegrepen op grond van artikel 10a Opiumwet als GBL wordt verhandeld met het oog op het produceren van Opiumwetmiddelen. Daarbij bieden zowel de zuiverheidsgraad, de hoeveelheid, de aard van de afnemer (al dan niet een bekend industrieel bedrijf) of de klantenkring aanknopingspunten om verdachte transacties op te sporen en te vervolgen.
Bent u nog steeds van mening dat het niet wenselijk is dat Nederland, net zoals Australië en de Verenigde Staten, overgaat tot een verbod op meer dan 80% zuivere GBL? Waarop baseert u de mening dat deze maatregel nauwelijks effectief zal zijn? Zijn er onderzoeksresultaten in deze landen die dit bevestigen?
Wij verwachten dat een dergelijk verbod niet of nauwelijks effectief zal zijn, omdat ook GBL met minder dan 80% zuiverheid kan worden toegepast bij de productie van GHB. Ons zijn geen onderzoeksresultaten bekend uit landen die tot een dergelijk verbod zouden zijn overgegaan.
Deelt u de mening dat de bewijslast voor het OM vereenvoudigd wordt als er wel een dergelijk verbod zou zijn voor GBL met een hoge zuiverheidsgraad en dat het invoeren van een dergelijk verbod de drempel voor GHB productie in ieder geval zou verhogen?
Wij verwijzen naar het antwoord op vragen 3, 4 en 9.
Wat zijn inmiddels de ervaringen met de afspraken die het Landelijk Parket heeft gemaakt over de handel in GBL? Hoe vaak zijn ongebruikelijke of verdachte transacties van GBL inmiddels gemeld door de chemische industrie en door de 22 handelaren die nu bij het OM in het vizier zijn?
De afspraken houden in dat de chemische industrie is verzocht om op basis van vrijwilligheid ongebruikelijke of verdachte transacties van deze stoffen te melden bij het Meldpunt verdachte transacties chemicaliën, waarna doorgeleiding van de melding naar de politie plaatsvindt. Verder maakt het opwerpen van barrières voor de producenten deel uit van de bestrijding van de productie van synthetische drugs. Op 5 september jl. heeft het OM samen met de politie per e-mail een brief verzonden aan bekende online GBL-handelaren die volgens de politie en het OM het risico lopen zich schuldig te maken aan het overtreden van artikel 10a Opiumwet. In deze email zijn zij op dit risico gewezen en is hen dringend geadviseerd te stoppen met de verkoop van GBL. Na 5 september 2013 zijn er geen nieuwe meldingen gedaan van de invoer van GBL. Enkele handelaren hebben inmiddels te kennen gegeven te stoppen met de verkoop van GBL. Het OM houdt deze ontwikkelingen samen met de politie nauwlettend in de gaten.
Bent u bereid de vrijwillige meldingsplicht te vervangen door een vergunningensysteem voor de verkoop van GBL zoals dat in EU-landen Bulgarije, Slowakije en Zweden het geval is? Deelt u de mening dat dit de drempel op GHB te produceren kan verhogen?
De World Health Organisation (WHO) werkt aan een risico-evaluatie van GBL. Afhankelijk van het resultaat zou dit kunnen leiden tot een advies aan de Commission on Narcotic Drugs van de Verenigde Naties om GBL onder controle te brengen. Nu binnen de EU onvoldoende draagvlak bestond om GBL op de Europese lijst van drugsprecursoren op te nemen, wachten wij het resultaat van de risico-evaluatie van de WHO en de eerdergenoemde quick scan van de CAM af.
Heeft u inmiddels binnen Europa gepleit voor denaturatie van GBL, zodat deze niet meer voor menselijke consumptie kan worden gebruikt, zoals eerder gebeurd is met spiritus? Zo nee, bent u bereid dit te doen?
Binnen de EU is gepleit voor beperkende maatregelen. De andere lidstaten van de EU hebben daaraan onvoldoende steun verleend.
Is de quick scan van de Coördinatiecommissie Assessment en Monitoring nieuwe drugs met betrekking tot het gebruik van GBL inmiddels afgerond? Welke adviezen heeft deze commissie uitgebracht voor aanpassingen van het huidige beleid?
Zie antwoord vraag 3.
Mensenrechtenschendingen in Rusland |
|
Sjoerd Sjoerdsma (D66), Pia Dijkstra (D66) |
|
Frans Timmermans (minister buitenlandse zaken) (PvdA) |
|
![]() |
Kunt u aangeven hoeveel gesprekken en acties door Nederland en de EU zijn ondernomen tegen de anti-homo en NGO-wetgeving van Rusland? Hoe beoordeelt u de effectiviteit van de tot nu toe gevoerde gesprekken en ondernomen acties tegen de anti-homo- en NGO-wetgeving van Rusland door Nederland en de EU?
Vanaf het moment dat wetgeving inzake NGO’s (buitenlandse financiering en betiteling als «buitenlands agent») en de zogenoemde «anti-homopropagandawet» aan de orde zijn, hebben Nederland en de EU herhaaldelijk hun zorgen tegenover Rusland kenbaar gemaakt. Het onderwerp wordt door de premier, door de minister van Buitenlandse Zaken, alsmede wanneer relevant door andere bewindslieden bij gesprekken met Russische collega’s opgebracht.
In EU-verband vormen de door de Raad Buitenlandse Zaken (RBZ) vastgestelde richtsnoeren («guidelines to promote and protect the enjoyment of all human rights by LGBTI persons») het raamwerk voor het handelen van EU-delegaties en ambassades van de EU-lidstaten. EU Hoge Vertegenwoordiger Catherine Ashton heeft op 30 januari 2013, mede op verzoek van Nederland, een verklaring afgegeven inzake de anti-homopropagandawet en op 26 maart 2013 in een verklaring haar zorgen uitgesproken over de NGO wetgeving en de onderzoeken bij NGO’s. Ook in de mensenrechtenconsultaties tussen de EU en Rusland zijn hierover van EU-zijde zorgen uitgesproken. Bij de eerstvolgende bespreking in de RBZ waar Rusland op de agenda staat zal Nederland de mensenrechtensituatie in Rusland in brede zin aan de orde stellen.
De ontwikkeling van de mensenrechtensituatie in Rusland baart Nederland zorgen. Deze negatieve ontwikkeling is al enige tijd gaande. Dialoog en samenwerking zijn de effectiefste elementen waarmee Nederland kan bijdragen aan verbetering van de mensenrechten. Nederland beschouwt het bilaterale jaar als een mogelijkheid voor een intensivering hiervan.
Bent u van mening dat er voldoende juridische basis is om een statenklacht bij het Europese Hof voor de Rechten van de Mens in te dienen tegen Rusland? Zo ja, bent u bereid om een statenklacht in te dienen? Wat is hierbij uw afwegingskader?
Een statenklacht is een bijzonder zwaar middel dat in uitzonderlijke gevallen en in laatste instantie wordt ingezet. Nederland wil inzetten op brede internationale aandacht en dialoog over de wetgeving en de positie van de LHBT-gemeenschap in Rusland in plaats van een bilateraal proces te entameren met de daaruit voortvloeiende verharding van standpunten. Daarbij kan worden gedacht aan politieke steun aan de Commissaris Mensenrechten van de Raad van Europa, het agenderen van het kritische rapport van de Venetiëcommissie over (onder meer) de Russische LHBT-wetgeving, het toezicht op de naleving door de Russische regering van de Hofuitspraak in de zaak Alekseyev tegen Rusland, contact met de secretaris-generaal van de Raad van Europa, bespreking in de Human Dimension Implementation Meeting van de OVSE, alsmede bilaterale en EU-initiatieven.
Bent u van mening dat er voldoende juridische basis is om krachtens artikel 8 van het statuut van de Raad van Europa een schorsingsprocedure in gang te zetten? Zo ja, bent u bereid hiervoor het initiatief te nemen en draagvlak te creëren bij de andere lidstaten? Wat is uw afwegingskader bij het al dan inzetten van een schorsingsprocedure?
De in artikel 8 vastgelegde schorsingsprocedure is een zeer zwaar middel, dat tot op heden nooit is gebruikt. Slechts één keer is met deze schorsingsprocedure gedreigd, namelijk in het geval van Griekenland na de militaire coup. Dat heeft geleid tot tijdelijke uittreding van Griekenland uit de Raad van Europa. Het in gang zetten van de schorsingsprocedure tegen Rusland ligt niet voor de hand.
Nederland zet consequent andere mogelijkheden en instrumenten in om Rusland er op te wijzen dat het in strijd handelt met zijn internationale verplichtingen (zie antwoord vraag 2). Hierbij wordt de voorkeur gegeven aan voortzetting van de dialoog boven het starten van procedures die tot minder mogelijkheden leiden om de situatie van de mensenrechten in Rusland bespreekbaar te maken en te werken aan verbetering.
Hoe staat u tegenover de maatregel van schorsing van Russische parlementariërs door de Parlementaire Assemblee van de Raad van Europa?
Het is niet aan het kabinet te treden in overwegingen binnen de Parlementaire Assemblee met betrekking tot een mogelijke schorsing van Russische parlementariërs. Eerder, in 2000, heeft de Parlementaire Assemblee zelf overwogen dat de situatie in Rusland beter in dialoog kon worden verbeterd dan in een situatie waarin de banden zijn doorgesneden. Binnen het Comité van Ministers heeft Nederland een sterke voorkeur om de dialoog met Rusland open te houden, omdat dat de beste manier is om te komen tot verbetering van de mensenrechtensituatie in Rusland.
Bent u bereid om een EU-resolutie tegen Rusland door de VN-Mensenrechtencommissie te entameren?
Voor indiening van een resolutie in de VN-Mensenrechtenraad of in de Derde Commissie van de Algemene Vergadering van de VN is onvoldoende steun. De EU maakt gebruik van andere mogelijkheden om in multilateraal verband de Russische mensenrechtensituatie kritisch aan de orde te stellen. Een goed voorbeeld daarvan is de meest recente EU-verklaring van 17 september in de VN-mensenrechtenraad, die mede dankzij Nederlandse inbreng tot stand kwam. In de verklaring roept de EU Rusland op de vrijheid van meningsuiting, vergadering en bijeenkomst te garanderen voor NGOs en mensenrechtenverdedigers. Daarnaast spreekt de EU grote zorg uit over het effect van de anti-propagandawetgeving op de rechten van LHBT in Rusland. Tot slot roept de EU Rusland op de rechten van iedereen te respecteren en actief te streven naar een betere positie van minderheden in de Russische maatschappij. Tijdens de Universal Periodic Review (UPR) dit voorjaar – waar Rusland aan de orde kwam – hebben EU-lidstaten eveneens hun zorgen opgebracht. Nederland heeft Rusland o.a. vragen gesteld over en aanbevelingen gedaan t.a.v. LHBT-rechten en mensenrechtenverdedigers.
Welke andere middelen heeft Nederland tot zijn beschikking om Rusland te beïnvloeden? Welke overweegt u in te zetten?
Zie het antwoord op vraag 2.
Heling van door Oost-Europese bendes gestolen goederen in Nederland |
|
Ahmed Marcouch (PvdA) |
|
Opstelten (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Oost-Europese bendes verkopen buit in Nederland»?1
Ja.
Kent u het in het bericht genoemde onderzoek van de Universiteit Utrecht? Zo ja, wilt u dat voorzien van uw reactie aan de Kamer doen toekomen?
Bij brief van 9 oktober 2013 (Kamerstukken II 2013/2014 29 911, nr. 85) heb ik uw Kamer het onderzoek van de Universiteit Utrecht en mijn reactie daarop doen toekomen.
Deelt u de conclusies van de onderzoekers dat veel van de door Oost-Europese criminelen gestolen goederen op Nederlandse markten worden verkocht? Zo ja, wat gaat u hier concreet tegen doen? Zo nee, waarom niet?
De onderzoekers baseren deze bevinding vooral op interviews en eigen observaties op Nederlandse markten, niet op strafrechtelijke onderzoeken. De betrokken partijen in Rotterdam geven aan de signalen over het Afrikaanderplein niet in die vorm en mate te herkennen. Noch bij de gemeente Rotterdam noch bij de markt, de marktmeesters en de politie aldaar zijn concrete gevallen bekend van het verhandelen van door Oost-Europese bendes gestolen goederen. Op de Beverwijkse Markt is sprake van verticaal toezicht: gemeente, politie, het Openbaar Ministerie, de Belastingdienst en andere handhavingsdiensten controleren deze markt regelmatig en hanteren een integrale aanpak. Daarnaast is sprake van horizontaal toezicht door de Beverwijkse Bazaar zelf. Als er voldoende concrete aanwijzingen zijn, stellen Openbaar Ministerie en de politie strafrechtelijke onderzoeken in. Dit is in het verleden ook gebeurd en dit heeft tot veroordelingen geleid.
Was u al eerder op de hoogte van de heling van deze gestolen goederen via Nederlandse markten? Zo ja, wat heeft u daar tegen gedaan? Zo nee, waarom hebt u daar een onderzoek van wetenschappers voor nodig?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het nodig is om de capaciteit en prioriteit bij de politie om heling tegen te gaan uit te breiden? Zo ja, hoe gaat u dat doen? Zo nee, waarom niet? Hoe kan het dan dat openlijk op Nederlandse markten gestolen goederen worden verkocht?
De aanpak van heling vormt een van de actiepunten in de integrale aanpak van mobiele bendes. Kern van de aanpak vormt de landelijke invoering van het digitale opkopersregister (DOR) en de koppeling tussen diefstalregisters van onder meer de stichting Aanpak Voertuigcriminaliteit (fietsdiefstal), de RDW, KMar en VbV (voertuigdiefstal), stopheling.nl, gevondenofverloren.nl, de database kunst- en antiekcriminaliteit van de Landelijke Eenheid en van een aantal grote opkopers, zodat er één centraal en goed gevuld diefstalregister komt. Invoering van het DOR zal leiden tot betere opsporing van diefstal en heling; er zullen meer high impactdelicten worden opgelost en er zullen meer inbrekers, overvallers, winkeldieven, straatrovers en helers worden vervolgd. Bij een eerdere proef met het DOR zijn in een half jaar tijd 44 verdachten aangehouden en 68 zaken opgelost.
Deelt u de mening van de in het artikel aangehaalde Oost-Europese criminelen dat de Nederlanders naïef zijn als het gaat om het moeilijk maken dat hun spullen worden gestolen? Zo ja, waarom? Wat gaat u doen om hier verbetering in aan te brengen? Zo nee, waarom niet?
De mening van Oost-Europese criminelen dat Nederlanders naïef zijn ten aanzien van de beveiliging van hun eigendommen deel ik niet. Integendeel: uit onderzoek blijkt dat de overgrote meerderheid van de Nederlandse burgers en bedrijven preventieve maatregelen treft om hun have en goed te beschermen. Zo blijkt uit de Monitor Criminaliteit Bedrijfsleven dat driekwart van de bedrijven preventieve maatregelen treft. Uit de Veiligheidsmonitor 2012 komt naar voren dat ruim driekwart van de Nederlanders maatregelen heeft getroffen om de eigen woning te beveiligen, zeventig procent laat geen waardevolle spullen in de auto liggen en een derde van de Nederlanders laat waardevolle spullen thuis om diefstal of beroving te voorkomen.
Bent u op de hoogte van de kritiek op de Nederlandse politie van de politiekorpsen in de vier genoemde Oost-Europese landen? Zo ja, wat is de aard van die kritiek en deelt u die? Zo nee, wilt u zich dan op de hoogte doen stellen van die kritiek en daarover de Kamer berichten?
Ik heb kennis genomen van de kritiek die de politiekorpsen in de vier onderzochte Oost-Europese landen en in België en Duitsland geuit hebben op de Nederlandse politie. De kritiek richt zich met name op de internationale samenwerking en het vermeende gebrek aan daadkracht van onze zijde. De Nederlandse politie onderkent ten volle het belang van een goede samenwerking met het buitenland. De afgelopen tijd heeft ze al geïnvesteerd in het verbeteren van de rechtshulprelaties. De komst van de Nationale Politie heeft eraan bijgedragen dat hierop beter intern gestuurd kan worden. Op het dossier van mobiel banditisme bestaan reeds goede relaties met buitenlandse politiekorpsen en waar nodig zullen die worden verbeterd.
Het verdwijnen van meldingen in het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van de Kinderrechtenmonitor 2013, aangeboden door de Kinderombudsman?1
Ja.
Wat is uw reactie op de opmerking in de monitor dat «het onbekend is wat er precies met een kind gebeurt na een melding bij het AMK»?
Het is mij bekend dat het ophalen van landelijke beleidsinformatie uit het registratiesysteem van het AMK (Kits), over de vervolgtrajecten van jeugdigen na afronding van het AMK-onderzoek, op technische moeilijkheden stuit. Hier wordt door Jeugdzorg Nederland aan gewerkt. Dit wordt verder toegelicht in het antwoord op vraag 3. Ik ben het niet eens met de conclusie uit de monitor dat het onbekend is wat er precies met een kind gebeurt na een melding bij het AMK. Alle AMK’s registreren, na afronding van een AMK-onderzoek, het vervolg van het hulpverleningstraject van een jeugdige en nemen dit op in het dossier van de jeugdige. Het AMK sluit dus geen zaak af zonder dat duidelijk is waar de jeugdige naar wordt doorverwezen. Na enkele maanden gaat het AMK na hoe het met de jeugdige gaat.
Herinnert u zich de toezegging op 18 maart jl. om het meldingssysteem «op korte termijn» naar behoren te laten werken? Zo ja, kunt u concreet aangeven wanneer dit meldingssysteem wel werkt?
Het genereren van landelijke beleidsinformatie over de vervolgtrajecten van jeugdigen uit registratiesysteem Kits kent technische moeilijkheden. Jeugdzorg Nederland is dit najaar bezig met het testen van nieuwe versie van Kits, waarin dit wel mogelijk zal zijn. Vanaf januari 2014 zullen alle AMK’s deze vernieuwde versie van Kits gebruiken. In deze vernieuwde versie registreren de AMK’s naar welke specifieke hulpvorm (zoals bijvoorbeeld ambulante jeugdzorg, jeugd-GGZ, jeugd-LVB, etc.) wordt doorverwezen. Landelijke gegevens over deze specifieke vervolgtraject zullen in de landelijke rapportage van het AMK over 2014 zichtbaar worden.
Wethouders alarm slaan over de budgetten jeugdzorg |
|
Nine Kooiman |
|
Martin van Rijn (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (PvdA) |
|
Wat vindt u ervan dat wethouders de noodklok luiden over de bezuinigingen op de jeugdzorg?1
Ik vind het belangrijk dat dit soort signalen mij vroegtijdig bereiken zodat ik, indien nodig, kan ondersteunen in het zoeken naar oplossingen. Gemeenten zijn hard bezig met het opstellen van de regionale transitiearrangementen. Bij het opstellen van de regionale transitiearrangementen hebben veel regio’s een uitvraag gedaan naar de omzetcijfers van aanbieders voor de jongeren in de regio. Een aantal regio’s geeft aan dat de omzetcijfers van aanbieders en de cijfers van verzekeraars hoger zijn dan de opgetelde (indicatieve) budgetten uit de meicirculaire 2013 van de regiogemeenten. Ik ben met de betreffende regio’s in gesprek over de mogelijke verklaringen van de verschillen.
Hoeveel gemeenten overwegen hun plannen niet in te dienen, omdat zij geen duidelijkheid krijgen over de verwachte budgetten? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Ik ben er niet van op de hoogte dat er gemeente zijn die hun plannen niet gaan indienen vanwege onduidelijkheid over de te verwachte budgetten. Begin oktober zal de Transitiecommissie Jeugd met een tussenrapport komen over de totstandkoming van de regionale transitiearrangementen. Ik zal u dit rapport toezenden.
Wat is uw reactie op de zorgen van Zuid-Hollandse gemeenten die meer dan 10% korting krijgen op het budget jeugdzorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Mijn ambtenaren zijn naar aanleiding van hun recente signalen weer in gesprek gegaan met de Zuid-Hollandse gemeenten. Momenteel analyseren zij, samen met enkele aanbieders uit de regio, de verschillen tussen het (indicatieve) budget gepubliceerd in de meicirculaire 2013 en het budget dat is berekend door gemeenten op basis van cijfers van de aanbieders en verzekeraars. Daarbij wordt bezien hoe het (indicatieve) budget uit de meicirculaire 2013 tot stand is gekomen en hoe de gemeenten, zorgaanbieders en verzekeraars de regionale budgetten hebben berekend. Deze verschillenanalyse zal uitgevoerd worden voor meerdere regio’s. Zodra deze verschillenanalyses zijn uitgevoerd zullen we over de conclusies communiceren. Op www.voordejeugd.nl zullen nieuwsberichten en FAQ’s verschijnen zodat ook andere gemeenten de verschillen in de budgetten beter kunnen verklaren.
Kunt u verklaren waarom gemeenten minder budget krijgen dan u eerder liet weten? Wilt u uw antwoord toelichten?
De gemeenten gaan uit van het budget zoals gepubliceerd in de meicirculaire van 2013. Dit is een indicatief budget. Nadere besluitvorming en het gebruik van recentere en verbeterde informatie kunnen leiden tot wijziging van het macrobudget. In de meicirculaire van 2014 wordt het definitieve budget gepubliceerd. In de meicirculaire is geen extra korting toegepast dan is toegelicht in de meicirculaire 2013 en in het rapport van de Algemene Rekenkamer2. Zij heeft op de berekening van het Rijk van het macrobudget voor de meicirculaire van 2013 een toets uitgevoerd.
Wanneer gaat u in gesprek met de Zuid-Hollandse gemeenten? Bent u bereid om het verslag hiervan naar de Kamer te sturen? Zo nee, waarom niet?
Zie het antwoord op vraag 3.
Hoeveel andere gemeenten luiden ook de noodklok over hogere kortingen op het budget jeugdzorg dan verwacht werd? Bent u bereid dit uit te zoeken en de Kamer hierover te informeren? Zo nee, waarom niet?
Zie mijn antwoord op vraag 2.
Wanneer denkt u meer duidelijkheid te kunnen geven over de budgetten jeugdzorg? Wilt u uw antwoord toelichten?
Zie mijn antwoord bij vraag 3. In de meicirculaire van 2014 zullen de definitieve budgetten voor gemeenten staan.
Het uitblijven van werkzaamheden die nodig zijn voor de toegankelijkheid van de haven van Vlissingen-Oost |
|
Albert de Vries (PvdA) |
|
Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Bult in rivier stoort haven»?1
Ja.
Wat is de reden dat uw ministerie geen gehoor geeft aan het verzoek van het havenbedrijf Zeeland Seaports en de Provincie Zeeland om een drempel weg te halen die de toegang tot de Sloehaven voor bepaalde type schepen belemmert?
Mijn ministerie is al geruime tijd in gesprek met de provincie en Zeeland Seaports over de toegankelijkheid van de Sloehaven. Dit gebeurt in nauwe betrokkenheid met het Vlaams Gewest, omdat de te baggeren locaties voor de verbetering van de toegankelijkheid van de Sloehaven voor een groot deel op Vlaams grondgebied liggen. Zeeland Seaports heeft daarbij, in afstemming met de provincie Zeeland, aangegeven bereid te zijn de kosten van het benodigde baggerwerk voor haar
rekening te nemen. Hierbij speelde zeker het specifieke belang mee dat Zeeland Seaports heeft bij een verbeterde toegankelijkheid van de Sloehaven. Een verbeterde toegang komt vooral ten goede aan een zeer select aantal bedrijven. De Vlaamse rijksoverheid en mijn ministerie zijn bereid om dit initiatief met onze expertise te faciliteren en hebben dit ook kenbaar gemaakt aan Zeeland Seaports en Provincie Zeeland.
Is het waar dat de hoogte van deze drempel groeit? Kan die groei tot gevolg hebben dat het aantal schepen dat de haven niet kan bereiken toeneemt?
Op basis van periodieke metingen naar de diepte van de vaarweg heb ik geen aanwijzingen dat de drempel groeit. Het is daarom niet juist te stellen dat een toenemend aantal schepen de haven niet kan bereiken door groei van de drempel. Het probleem is dat sommige schepen door hun diepgang niet in alle getijdensituaties de Sloehaven kunnen opvaren.
Wat is de omvang van de inkomsten die Zeeland Seaports door het niet weghalen van de drempel de afgelopen twee jaar is misgelopen, en wat is de prognose voor de komende jaren als de drempel niet wordt weggehaald?
Hierover zijn mij geen gegevens bekend.
Wat zijn de financiële consequenties en werkgelegenheidseffecten voor het in de Sloehaven gevestigde bedrijfsleven?
Zie beantwoording vraag 4.
Klopt de inschatting van gedeputeerde Van Beveren dat het oplossen van het probleem tussen € 12 en € 16 mln. kost?
Zeeland Seaports is momenteel bezig om een preciezer beeld te krijgen van de omvang van het baggerwerk en de kosten die hiermee samenhangen. Het eindrapport is nog niet bij mijn ministerie bekend.
Kunt u zich voorstellen dat het in Zeeland vreemd overkomt dat er wel wordt verdiept en drempels worden weggehaald om de bereikbaarheid van de Vlaamse havens op peil te houden, maar dat de uitvoering van een – in vergelijking daarmee zeer beperkt – werk ten behoeve van de bereikbaarheid van een Zeeuwse haven jarenlang uitblijft?
Zoals aangegeven zijn alle betrokken partijen in gesprek over het vinden van een oplossing. Overigens is het zo dat naast de Vlaamse, ook de Nederlandse Scheldehavens profiteren van de tot op heden uitgevoerde baggerwerken in het Schelde-estuarium. Deze baggerwerken zijn voor 100% betaald door Vlaanderen.
Het bericht ‘Zorgconsultant Humanitas kreeg ton voor maand werk’ |
|
John Kerstens (PvdA), Otwin van Dijk (PvdA) |
|
Ronald Plasterk (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (PvdA), Edith Schippers (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Zorgconsultant Humanitas kreeg ton voor maand werk»?1
Ja.
Is het waar dat de consultant in kwestie 95.000 euro declareerde voor één maand werk bij zorginstelling Humanitas DMH? Zo nee, kunt u aangeven waarom niet? Is bij u bekend voor hoe lang deze consultant nog zal worden ingehuurd door Humanitas DMH? Heeft u enig middel waarmee u de vergoeding aanzienlijk (in lijn met de de Wet normering topinkomens) kunt verlagen?
De consulent declareerde dat bedrag, inclusief BTW, voor 209,5 uur werk. Zijn tarief was € 250 per uur exclusief BTW.
De Wet normering bezoldiging topfunctionarissen publieke en semipublieke sector (Wnt) kent een handhavingsparagraaf. In deze casus zal conform de wet worden gehandhaafd. De handhavingsprocedure begint met een onderzoek of er sprake is van naleving van de Wnt. De verdere handhavingsprocedure is eveneens zorgvuldig in de Wnt uitgewerkt. Mocht de handhavingsprocedure tot de conclusie leiden dat er geen sprake is van goede naleving van de Wnt, dan staan de verantwoordelijke minister bevoegdheden ter beschikking om naar Humanitas of de consulent handhavend op te treden.
Is het oordeel van hoogleraar Verhulp juist dat hier niet in strijd wordt gehandeld met de Wet normering topinkomens?
Zie het antwoord op vraag 2. In de Wnt is geregeld, dat in geval de functie van topfunctionaris in een periode van achttien maanden voor meer dan zes maanden wordt vervuld anders dan op grond van een aanstelling of een arbeidsovereenkomst, de voor die vervulling per kalenderjaar verschuldigde vergoeding niet meer bedraagt dan het van toepassing zijnde bezoldigingsmaximum op grond van de Wnt.
Deelt u de mening dat «95.000 euro per maand wel heel dol is, en zeker niet in de geest van de wet [is]»?
Ik deel de mening dat in deze casus sprake is van een bovenmatige beloning.
Hoe beoordeelt u de stelling van de woordvoerder van de Raad van Toezicht van Humanitas DMH dat het hier gaat om een «privéaangelegenheid»?
De stelling van de woordvoerder van de Raad van Toezicht getuigt op dit punt niet van voldoende inzicht. In de zorg geldt al sinds 2003 een verplichting tot transparantie over de individuele bestuurdersinkomens.
Is er inmiddels bij u verantwoording afgelegd over deze kwestie? Zo ja, tot welke uitkomst heeft dat geleid? Heeft u ook gesproken met medewerkers? Zo ja, is het waar dat zij geen kritiek durven uiten op de consultant uit angst voor represailles?
Zie het antwoord op vraag 2.
Heeft u met afkeuring kennisgenomen van de rechtvaardiging van de consultant in kwestie, namelijk dat hij zijn tarief nu al ruimschoots waard is omdat hij nu al voor één miljoen euro aan overbodige kosten heeft weten weg te snijden?
Dit argument kan op geen enkele wijze de bovenmatige honorering rechtvaardigen.
Valt de genoemde assistent, die ruim 35.000 euro per maand zou hebben gedeclareerd voor werk in de maand juli, ook onder de huidige Wet normering topinkomens (indien deze minimaal zes maanden zou worden ingehuurd)? Op welke termijn verwacht u met een wetsvoorstel te komen ter uitvoering van de passage uit het regeerakkoord die regelt dat ook medewerkers (en niet enkel bestuurders) van (semi)publieke organisaties onder de Wet normering topinkomens vallen?
De assistent valt niet onder de Wnt. Op 10 juli 2013 heb ik de Voorzitter van de Tweede Kamer een brief geschreven over de uitvoering van de afspraken in het regeerakkoord terzake van het topinkomensbeleid voor de publieke en semipublieke sector (TK 30 111, nr. 64). In deze brief heb ik uiteengezet, dat een apart wetsvoorstel, gericht op de uitbreiding van de reikwijdte van de maximumnorm van de Wnt naar alle medewerkers in de publieke en semipublieke sector zal worden opgesteld. Dit voorstel zal er geruime tijd voor de nagestreefde, uiterlijke inwerkingtredingsdatum van 1 januari 2017 komen.
Kunt u de Kamer een overzicht sturen van publiek gefinancierde instellingen die zzp’ers/consultants inhuren die omgerekend fors meer betaald krijgen dan de Wet normering topinkomens voorziet of die een uurtarief ontvangen hoger dan 225 euro?
Zoals eerder aan uw Kamer is gemeld, is er sedert het kalenderjaar 2012 geen verplichting meer op grond van de ingetrokken Wet openbaarmaking uit publieke middelen gefinancierde topinkomens (Wopt) opgaven over topinkomens te doen. Met ingang van 2014 zullen de betreffende instellingen op grond van de Wnt opgave doen van overschrijdingen van het bezoldigingsmaximum van de Wnt, ook door niet-topfunctionarissen. In geval de functie wordt vervuld anders dan op grond van een aanstelling of een arbeidsovereenkomst voor meer dan zes maanden in een periode van achttien maanden, dan zal hiervan ook opgave worden gedaan. Naar mijn mening moeten we er voor waken om naast de nieuwe Wnt-rapportage nu andere, nieuwe registraties te introduceren.
Bent u van plan, nu blijkt dat (niet alle) zorginstellingen of andere publiek gefinancierde organisaties niet in staat zijn de inkomens van door hen voor een korte periode ingehuurde zzp’ers/consultants in de hand te houden, wettelijke normen te stellen aan de tarieven die mogen worden betaald aan deze categorie, al dan niet analoog aan het maximum uurtarief van 225 euro dat het Rijk zelf hanteert voor externe inhuur?
De Wnt voorziet heel bewust in de regeling van normering bij interim-vervulling van topfuncties voor meer dan zes maanden in een periode van achttien maanden. In de casus, die aanleiding heeft gegeven voor deze vragen, zal conform de wet worden gehandhaafd. Naar mijn mening verdient het de voorkeur aldus uitvoering te geven aan de wet en niet nu al naar aanleiding van deze casus conclusies te trekken over de wet.