Gepubliceerd: 20 september 2016
Indiener(s): Melanie Schultz van Haegen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD)
Onderwerpen: begroting financiƫn
Bron: https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34550-XII-2.html
ID: 34550-XII-2

Nr. 2 MEMORIE VAN TOELICHTING

Inhoudsopgave

   

Pagina

A.

ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

3

     

B.

BEGROTINGSTOELICHTING

4

1.

Leeswijzer

5

     

2.

Beleidsagenda

10

     

3.

De beleidsartikelen

27

 

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid

27

 

Beleidsartikel 12 Waterkwaliteit

42

 

Beleidsartikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

43

 

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

56

 

Beleidsartikel 15 OV-keten

65

 

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

66

 

Beleidsartikel 17 Luchtvaart

76

 

Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens

86

 

Beleidsartikel 19 Klimaat

94

 

Beleidsartikel 20 Lucht en geluid

104

 

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid

110

 

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

117

 

Beleidsartikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

128

 

Beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht

132

 

Beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering

138

 

Beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen

140

     

4.

De niet-beleidsartikelen

145

 

Niet-beleidsartikel 97 Algemeen Departement

145

 

Niet-beleidsartikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement

148

 

Niet-beleidsartikel 99 Nominaal en Onvoorzien

152

     

5.

Begroting Agentschappen

153

 

Agentschap Rijkswaterstaat

153

 

Agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport

162

 

Agentschap Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

167

 

Agentschap Nederlandse Emissieautoriteit

173

     

6.

Bijlagen

178

 

Bijlage 1 ZBO en RWT’s

178

 

Bijlage 2 Verdiepingsbijlage

181

 

Bijlage 3 Moties en toezeggingen

215

 

Bijlage 4 Subsidieoverzicht

268

 

Bijlage 5 Evaluatie/ en overig onderzoek

276

 

Bijlage 6 Overzichtsconstructie Milieu

292

 

Bijlage 7 Afkortingenlijst

296

A. ARTIKELSGEWIJZE TOELICHTING

Wetsartikel 1

De begrotingsstaten die onderdeel zijn van de Rijksbegroting, worden op grond van artikel 1, derde lid, van de Comptabiliteitswet 2001 elk afzonderlijk bij de wet vastgesteld. Het wetsvoorstel strekt ertoe om de onderhavige begrotingsstaten voor het aangegeven jaar vast te stellen. Alle voor dit jaar vastgestelde begrotingswetten tezamen vormen de Rijksbegroting voor dat jaar. Een toelichting bij de Rijksbegroting als geheel is opgenomen in de Miljoenennota. Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de uitgaven, verplichtingen en de ontvangsten vastgesteld. De in de begrotingsstaten opgenomen begrotingsartikelen worden in onderdeel B van deze memorie van toelichting toegelicht (de zogenaamde begrotingstoelichting).

Wetsartikel 2

Met de vaststelling van dit wetsartikel worden de baten en de lasten, het saldo van de baten en de lasten en de kapitaaluitgaven en -ontvangsten van de in de staat opgenomen agentschappen Rijkswaterstaat (RWS), Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) en de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) voor het onderhavige jaar vastgesteld. De in die begroting opgenomen begrotingsartikelen worden toegelicht in onderdeel B (Begrotingstoelichting) van deze memorie van toelichting en wel in de paragraaf inzake de agentschappen.

De Minister van Infrastructuur en Milieu, M.H. Schultz van Haegen-Maas Geesteranus

B. BEGROTINGSTOELICHTING

Het Ministerie van Infrastructuur en Milieu heeft drie begrotingen:

  • 1. de voorliggende beleidsbegroting Hoofdstuk XII van de Rijksbegroting,

  • 2. de begroting van het Infrastructuurfonds (Hoofdstuk A van de Rijksbegroting) en

  • 3. de begroting van het Deltafonds (Hoofdstuk J van de Rijksbegroting).

De twee fondsbegrotingen van IenM, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds, worden gevoed vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII via beleidsartikel 26 (Bijdrage Investeringsfondsen).

In de beleidsbegroting Hoofdstuk XII worden de uitgaven geraamd en verantwoord voor de beleidsuitgaven van IenM, waaronder beleidsonderzoeken, subsidies en bijdragen aan medeoverheden en/of internationale organisaties. Ook de apparaatsuitgaven voor het kerndepartement worden begroot op de beleidsbegroting.

Op beide fondsbegrotingen worden de uitgaven aan concrete investeringsprojecten en programma’s geraamd, evenals de uitgaven voor beheer, onderhoud en vervangingen van de infrastructuur. De doelstelling van het Infrastructuurfonds is wettelijk vastgelegd in de Wet op het Infrastructuurfonds (Stb. 1993, 319): «het bevorderen van een integrale afweging van prioriteiten en het bevorderen van continuïteit van middelen voor infrastructuur». De instelling van het Deltafonds is wettelijk geregeld in de Waterwet (Stb. 2009, 107), met als doel de bekostiging van maatregelen, voorzieningen en onderzoeken op het gebied van waterveiligheid en zoetwatervoorziening en sinds 2015 ook waterkwaliteit.

MIRT Overzicht

Alle investeringsprojecten en -programma’s in het Infrastructuurfonds en Deltafonds zijn opgenomen in het MIRT Overzicht (voorheen MIRT Projectenboek). Dit overzicht wordt aan de Tweede Kamer aangeboden op Prinsjesdag en biedt verdieping op de informatie die voor de projecten is opgenomen in het Infrastructuurfonds en Deltafonds. In principe is van ieder investeringsproject en -programma een projectblad opgenomen in het MIRT Overzicht. Om de verbinding tussen de begrotingen van de fondsen en het MIRT overzicht te verhelderen wordt vanaf Begroting 2016 in het Infrastructuurfonds en Deltafonds waar mogelijk digitale verwijzingen opgenomen naar het specifieke projectblad in het MIRT Overzicht. Naast specifieke informatie over projecten, biedt het MIRT Overzicht ook meer informatie over de belangrijkste opgaven die spelen in de verschillende MIRT Gebieden, zoals bijvoorbeeld verwoord in de MIRT Gebiedsagenda’s.

Deltaprogramma

Het Deltaprogramma is een nationaal programma. Rijksoverheid, provincies, gemeenten en waterschappen werken hierin samen met inbreng van maatschappelijke organisaties en het bedrijfsleven. Het doel is om Nederland ook voor de volgende generaties te beschermen tegen hoogwater en te zorgen voor voldoende zoetwater. In het Deltaprogramma wordt naast de lange termijn voorkeursstrategieën ook een overzicht gegeven van de financiële middelen voor het Deltaprogramma, waarvoor het Deltafonds een belangrijk financiële bron is.

De begrotingen van IenM zijn ook digitaal beschikbaar op www.rijksbegroting.nl, het MIRT Overzicht 2017 is te vinden op www.mirtoverzicht.nl en het Deltaprogramma op www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma.

1. LEESWIJZER

Algemeen

De opzet en structuur van de onderliggende begroting voor Hoofdstuk XII is gebaseerd op de rijksbegrotingsvoorschriften van het Ministerie van Financiën. In de rijksbegrotingsvoorschriften 2016 zijn onderstaande uniforme ondergrenzen opgenomen, welke worden gehanteerd bij het toelichten van begrotingsmutaties op het niveau van artikelonderdeel in het verdiepingshoofdstuk.

Norm bij te verklaren verschillen

Omvang begrotingsartikel

(stand ontwerpbegroting)

in € miljoen

Beleidsmatige mutaties

(ondergrens in € miljoen)

Technische mutaties

(ondergrens in € miljoen)

< 50

1

2

≥ 50 en < 200

2

4

≥ 200 < 1.000

5

10

≥ 1.000

10

20

Mede naar aanleiding van overleg met de Tweede Kamer zijn in aanvulling op deze regelgeving voor deze begroting de onderstaande punten verwerkt.

  • Het beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen kent de artikelonderdelen bijdrage aan het Infrastructuurfonds en bijdrage aan het Deltafonds. Per artikelonderdeel is een overzicht opgenomen van de bijdrage per modaliteit aan het Infrastructuurfonds en Deltafonds tot en met 2030.

  • Op de beleidsartikelen van Hoofdstuk XII waarop de bijdragen aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds betrekking hebben wordt direct onder de betreffende tabel «budgettaire gevolgen van beleid» extracomptabel de betrokken bijdrage aan het Infrastructuurfonds/Deltafonds gepresenteerd (zoals opgenomen in artikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen). Hiermee worden de beleidsprestaties van de investeringen die worden verantwoord op de investeringsfondsen betrokken bij het formuleren van het integrale beleid, inclusief beleidsindicatoren.

Opbouw

Dit wetsvoorstel kent een opbouw waarbij afhankelijk van de informatievraag- en behoefte verder kan worden ingezoomd. Deze verdiepingsslag is als volgt opgebouwd.

  • 1. Allereerst is de begrotings(wet)staat voor Hoofdstuk XII voor het jaar 2017 opgenomen. Deze dient ter autorisatie van de mutaties die op artikelniveau in de verplichtingen-, uitgaven- en ontvangstenramingen worden voorgesteld.

  • 2. In de Beleidsagenda is vervolgens een overzicht gegeven van prioriteiten voor 2017 en de hoofdlijnen van het (budgettaire) beleid.

  • 3. Daarna is eerst op hoofdlijnen inzicht verstrekt in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijziging van de begroting. Hiermee kan snel een indruk worden verkregen van de inhoud van dit wetsvoorstel.

  • 4. In de artikelsgewijze toelichting bij dit wetsvoorstel wordt per beleidsartikel beschreven wat per beleidsthema de algemene doelstelling is, wat de rollen en verantwoordelijkheden van de Minister hierbij zijn en welke budgetten er per financieel instrument voor het beleidsthema zijn begroot.

  • 5. In de verdiepingsbijlage (bijlage 4.2) worden per beleidsartikel de belangrijke mutaties toegelicht. In deze bijlage is door middel van een meerjarige mutatietabel op artikelonderdeelniveau de aansluiting gemaakt tussen de vorige stand van de begroting en de nu voorgestelde stand. Dit is een aanvulling op de «standen» die in de (niet-)beleidsartikelen zijn opgenomen.

  • 6. De overige bijlagen geven voor enkele specifieke onderwerpen inhoudelijk meer toelichting of betreffen overzichtsconstructies.

Motie Schouw c.s.

In juni 2011 is de motie Schouw (Kamerstukken II, 2011–2012, 21 501-20, nr. 537) aangenomen. Deze motie zorgt er voor dat de landenspecifieke aanbevelingen van de Raad op grond van de nationale hervormingsprogramma’s een eigenstandige plaats krijgen in de departementale begrotingen. Voor IenM heeft de Raad voor 2017 geen specifieke aanbevelingen gedaan (COM 2016; 339).

Motie Hachchi c.s.

In oktober 2012 is de motie Hachchi (Kamerstukken II 2011–2012 33 000 I, nr. 28) aangenomen. Een overzicht van alle rijksuitgaven Caribisch Nederland, inclusief die vanuit de IenM begrotingen, is opgenomen bij de begroting van het BES-fonds.

Motie Leegte c.s.

In januari 2015 is de motie Leegte (Kamerstukken II 2014–2015 30 196, nr. 278) aangenomen. In de begroting van het Ministerie van Economische Zaken wordt daarom een totaaloverzicht gepresenteerd van de maatregelen van alle ministeries in het kader van het Energieakkoord. Hierin zijn ook de maatregelen die onder de verantwoording van IenM vallen opgenomen. Bij de betreffende beleidsartikelen 14 Wegen en verkeersveiligheid en 19 Klimaat worden de maatregelen genoemd.

Wat is nieuw in deze begroting

Groeiparagraaf

In de groeiparagraaf worden de belangrijkste verbetering in de begroting beschreven ten opzichte van het voorgaande jaar.

Verbeteringen informatievoorziening via de begrotingscyclus

In het afgelopen jaar is er door de rapporteurs voor de begrotingscyclus vanuit de Tweede Kamer samengewerkt met vertegenwoordigers vanuit IenM om tot verbetervoorstellen voor de informatievoorziening via de begrotingscyclus te komen. In het Wetgevingsoverleg Jaarverslag op 30 juni hebben zij over hun aanbevelingen gerapporteerd. Dit heeft aanleiding gegeven om een aantal wijzigingen in de informatievoorziening door te voeren:

  • 1. In het MIRT Overzicht 2017 is bij de projecten in de planuitwerking- en realisatiefase via een tabel inzicht gegeven in de ontwikkeling van de planning en het budget. In de tabellen wordt in principe vijf jaar terug gekeken of vanaf het eerstvolgende jaar nadat er een MIRT-fasewisseling heeft plaatsgevonden. In het aankomende jaar wordt gewerkt aan het verder verbeteren van de kwalitatieve toelichting op de verschillen in budget, planning en realisatie.

  • 2. In het MIRT Overzicht 2017 is bij de projecten in de realisatiefase een tabel opgenomen waarin de voortgang van de realisatie zichtbaar is.

  • 3. In het MIRT Overzicht 2017 is aanvullende informatie opgenomen over de financiën, voortgang, budgetflexibiliteit en scope van de onderdelen van diverse programma’s van IenM, te weten: SmartwayZ.nl (programma bereikbaarheid Zuid-Nederland), Schiphol-Almere-Amsterdam, Beter Benutten, Programma Hoogfrequent Spoor, OV SAAL, nHWBP en de Vervanging en Renovatieprogramma’s van het Hoofdwegennet, Hoofdvaarwegennet en Hoofdwatersysteem. Er is door het departement gekozen voor deze lijst omdat de programma’s aan één of meer van de volgende kenmerken voldoen: er is sprake van een substantiële financiële omvang van het totaal of de afzonderlijke onderdelen, een lange looptijd en/of er wordt separaat gestuurd op de diverse onderdelen.

  • 4. Met betrekking tot de grote projecten geldt dat de aanvullende informatievoorziening blijft lopen via de voortgangsrapportages. Bij de ronde van rapportages van de grote waterprojecten dit najaar zal hierbij op advies van de rapporteurs in de aanbiedingsbrief kwalitatief expliciet worden gemaakt welke informatie nieuw is ten opzichte van voorgaande rapportages. Mocht deze werkwijze bevallen dan kan in overleg met de rapporteurs gekeken worden of deze naar meer domeinen of rapportages uitgebreid kan worden.

  • 5. In de bijlage 4 Instandhouding van de Infrastructuurfonds- Deltafondsbegroting 2017 is aanvullende informatie opgenomen over DBFM contracten en meer specifiek het onderhoud van welk deel van het areaal in de contracten is ondergebracht en op welke wijze dat areaal wordt onderhouden en gefinancierd na afloop van de contracten. Op de subartikelen voor geïntegreerde contracten op het Infrastructuurfonds is een extra informatie opgenomen met daarin de einddata van de lopende DBFM contracten en de mate van verplichting van de budgetten. Op het Deltafondsbegroting staan op dit moment nog geen uitgaven voor DBFM-contracten. Richting het jaarverslag 2016 wordt onderzocht of er in het jaarverslag informatie kan worden opgenomen over de DBFM projecten die in het afgelopen jaar opgeleverd zijn, bijvoorbeeld met betrekking tot de financiële voordelen en de risicoverdeling bij meerkosten.

  • 6. In de bijlage 4 instandhouding zal in de Infrastructuurfonds en Deltafondsbegroting 2018 inzicht worden geboden in de beschikbare budgetten en budgetbehoefte voor Instandhouding. Rijkswaterstaat brengt op basis van de theoretische referentie het benodigde langjarige bedrag voor Instandhouding bij gelijkblijvend prestatieniveau in beeld. Hierover worden de komende tijd gesprekken gevoerd gelijktijdig met de nieuwe prestatieafspraken (SLA). Deze afspraken zullen in de ontwerpbegroting 2018 worden meegenomen.

  • 7. In de IenM begroting is een nieuw overzicht opgenomen in de beleidsagenda waarin inzicht wordt geboden in de niet-juridisch verplichte uitgaven per begrotingshoofdstuk. Op de fondsen wordt reeds sinds enkele jaren aanvullend op de Rijksbegrotingsvoorschriften inzicht verschaft in de budgetflexibiliteit van de uitgaven die geprogrammeerd zijn voor de aanleg van infrastructuur. In de leeswijzer van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds wordt hier nadere uitleg over gegeven.

Met de eerste wijziging hierboven wordt er ook invulling gegeven aan de toezegging van de Staatssecretaris van IenM van 23 oktober 2015 om het inzicht te vergroten in het historisch perspectief van de grote spoorprojecten waaronder de stationsverbouwingen (Kamerstukken II, 2015–2016 29 984, nr. 631). Met de tweede wijziging wordt er tevens invulling gegeven aan de afspraak met de Algemene Rekenkamer om de informatie over de voortgang van de realisatie van de projecten in het vervolg vanuit IenM te publiceren. In het verleden was deze informatie enkel beschikbaar via het webdossier van de Algemene Rekenkamer zelf.

Het traject met de rapporteurs is meerjarig van aard. In overleg met de rapporteurs wordt in het aankomende jaar verder gewerkt. In dit jaar wordt in ieder geval onderzocht of in het MIRT overzicht 2018 een financiële eindverantwoording kan worden geïntroduceerd voor de opgeleverde projecten in lijn met de aanbevelingen van Algemene Rekenkamer op dat vlak en of op de projectbladen de koppeling tussen project- en beleidsdoelstellingen meer expliciet gelegd kan worden.

Wijziging en conversie naam en algemene doelstelling artikelen 15 OV-Keten en 16 Spoor

In het voorjaar van 2014 is het tweede deel van de Lange Termijn Spooragenda naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2013–2014 29 984, nr. 474). De kern van de ambitie zoals in de LTSA opgenomen is een optimale reis van deur tot deur binnen de Openbaar Vervoer en Spoorketen. De huidige begrotingsindeling sluit hier niet op aan, omdat er sprake is van een apart artikel voor Openbaar Vervoer en een apart artikel voor Spoor. Daarom heeft IenM bij Eerste suppletoire wet 2016 aangekondigd om bij Begroting 2017 de artikelen samen te voegen tot één nieuw artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor. Hiertoe wordt de naam en algemene doelstelling van artikel 16 aangepast van «Spoor» naar «Openbaar Vervoer en Spoor». Artikel 15 OV-keten wordt geschrapt en zal opgaan in het nieuwe artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor. Met dit integrale artikel wordt beoogd de samenhang tussen de artikelen te benadrukken. De Tweede Kamer is over deze wijziging geïnformeerd (Kamerstukken II 2015–2016 34 300, nr. 73)

Artikel

Huidige naam

Nieuwe naam

16

Spoor

Openbaar vervoer en Spoor

16.01

Spoor

OV en Spoor

Ontwikkeling informatievoorziening bij het Ministerie van IenM

Op 29 juni 2016 is de Tweede Kamer middels een brief (Kamerstukken II 2015–2016 34 300, nr. 72) inzicht gegeven in de beleidsprioriteiten die leidend zijn voor de ICT-projectenportfolio van het Ministerie van IenM, zoals bedoeld in de kabinetsreactie op het rapport «Grip op ICT» van de tijdelijke commissie-ICT (Kamerstukken II 2014–2015 33 326, nr. 13). Deze brief geeft een beeld van het belang van informatievoorziening (IV) voor IenM en de wijze waarop de organisatie wordt versterkt op het vlak van IV. Daarnaast geeft de brief inzicht in de rol van IV in een aantal beleidsbepalende projecten en programma’s van IenM. Dit laat zien dat informatievoorziening inmiddels een bepalende factor is bij beleid, uitvoering en inspecties van IenM. Om informatievoorziening een volwaardige rol te laten spelen zal een ontwikkeltraject van een aantal jaren moeten worden doorlopen. De complexiteit van het terrein en de veelheid aan factoren die een rol spelen, vergen een zorgvuldige aanpak. Met het lopende ontwikkeltraject sluit IenM aan op de rijksbrede aanpak Operatie Informatiebestel Rijk geleid door de Minister van WenR.

Indicatoren basisregistraties artikel 13

In de beleidsdoorlichting ruimtelijke ordening (artikel 13), die in 2015 is verschenen, is de aanbeveling opgenomen om vorm te geven aan een overkoepelende evaluatie- en monitoringprogramma voor het ruimtelijk beleid. In dit evaluatieprogramma zal expliciet aandacht gegeven moeten worden aan de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de ingezette financiële instrumenten. Als een eerste uitwerking daarvan is het voornemen om vanaf de Begroting 2018 samen met andere overheden jaarlijks een van de onderdelen te evalueren.

In de beleidsdoorlichting is tevens de aanbeveling gedaan om de structuur van artikel 13 te verbeteren. Naar aanleiding van deze aanbeveling is het voornemen dat in de Begroting 2018 een nieuwe set kernindicatoren wordt opgenomen. Deze zijn echter op het moment van publiceren van de Begroting 2017 nog niet gereed. De verouderde indicatoren voor de basisregistraties voor de Begroting 2017 zijn reeds komen te vervallen.

2. BELEIDSAGENDA

Inleiding

Ons land heeft veel om trots op te zijn. De internationale concurrentiepositie is sterk, er is een gezond werk- en leefklimaat en we lopen voorop met innovatieve oplossingen voor bereikbaarheids-, waterveiligheids-, en duurzaamheidsvraagstukken. Ook is onze infrastructuur van wereldklasse: volgens het World Economic Forum scoren alleen Singapore en Hong Kong hoger. Deze goede uitgangspositie is een aanmoediging om ons land voor te bereiden op de toekomst. Voor ons liggen volop vraagstukken en nieuwe mogelijkheden om ons land in de mondiale wereldtop te houden.

Zowel op het gebied van milieu als mobiliteit staan we aan de vooravond van grote veranderingen. Zo is er een forse inspanning nodig om klimaatverandering tegen te gaan en tegelijkertijd ons land weerbaar te maken. Ook zet de verstedelijking door: we zien dat mobiliteitsvraagstukken zich verplaatsen van tussen de steden naar binnen de steden. We hebben alles in huis om wereldleider te worden op het gebied van slimme en duurzame mobiliteit. Bovendien zien we veel kansen om onze economie duurzaam te maken: Nederland kan het Silicon Valley van de circulaire economie worden.

Het komend jaar willen we ingezette bewegingen op snelheid brengen en houden, resultaten zien voor korte termijn opgaven en nadrukkelijk de weg inslaan naar een mooier, mobieler en duurzamer land met een ijzersterke internationale concurrentiepositie.

De afgelopen jaren zijn hiervoor grote stappen gezet. Er zijn knopen doorgehakt om korte termijn vraagstukken op te lossen en tegelijkertijd de weg te banen en richting te geven voor oplossingen voor de lange termijn.

  • In 2016 ging de Eerste Kamer akkoord met de invoering van de Omgevingswet. De sterke vereenvoudiging en stroomlijning van het omgevingsrecht is een belangrijke mijlpaal.

  • Deze kabinetsperiode realiseren we 717 kilometer aan extra rijstroken. Daarnaast zijn er knopen doorgehakt over grote wegenprojecten zoals de A13/A16, Zuid-asdok, Blankenburgverbinding, het OTB van de Ring Utrecht is getekend, de verbreding van de A1 en de A12 gerealiseerd en bovendien is er voortgang geboekt met de verbreding van de corridor Schiphol, Amsterdam, Almere; het grootste wegproject ooit.

  • Met de Actieagenda Schiphol ondersteunen we de toekomst van een sterke luchtvaart. De groei van het aantal reizigers wordt opgevangen met een uitbreiding van station Schiphol.

  • Met de oplevering van vijf grote stations (Rotterdam CS, Den Haag CS, Arnhem CS, Breda CS en Utrecht CS) kunnen we de te verwachten groei van het OV-verkeer opvangen. Daarbij wordt er geïnvesteerd in de spoorverdubbeling Heerlen-Aken ten behoeve van de verbetering van de grensoverschrijdende verbindingen en wordt er hard gewerkt aan de veiligheid op en rond het spoor.

  • Met de Deltawet, het Deltaprogramma, het Deltafonds en de deltacommissaris zijn de randvoorwaarden gecreëerd voor een koersvaste, doelmatige en samenhangende aanpak van de langer termijn waterveiligheid.

  • In 2016 zijn alle Ruimte voor de Rivier projecten afgerond en is de waterveiligheid langdurig verankerd in de deltabeslissingen.

  • Met het verbod op plastic tasjes hebben we de hoeveelheid plastic afval verminderd.

  • Al ons busvervoer is in 2025 emissievrij: daarvoor hebben we met alle OV-partijen een bestuursakkoord gesloten.

  • Tijdens ons EU-voorzitterschap is de Declaration of Amsterdam afgesloten. Op Nederlands initiatief hebben EU-lidstaten, de EU-Commissie en de marktpartijen afgesproken dat Europa in 2019 klaar is voor autonoom rijden.

  • Daarnaast worden innovaties ook in de infrastructuur zelf volop toegepast. In 2030 zal het netwerk van Rijkswaterstaat volledig energieneutraal zijn.

We zetten in op innovaties in de mobiliteit...

De komende 20 jaar gaat er enorm veel aan mobiliteit veranderen. Vooral de ontwikkelingen op het gebied van zelfsturende auto’s en technologie voor lage emissie van auto’s volgen elkaar snel op. We zien hier grote kansen liggen om onze mobiliteit veiliger, schoner en effectiever te maken. We blijven dan ook ruimte geven aan die technologische ontwikkelingen en innovaties zoals de zelfrijdende auto, Intelligente Transport Systemen (ITS) en nieuwe brandstoffen. We zien daarbij dat de bestaande regelgeving wordt ingehaald door de nieuwe technologie. Daarom werken we er op nationaal en Europees niveau aan om de regelgeving aan te passen en te moderniseren. Nederland is nu een testland geworden dat voorop loopt in de wereld. Samen met Duitsland en Oostenrijk zijn we bijvoorbeeld het eerste internationale platooning experiment aangegaan.

Nederland kent een fijnmazig spoornetwerk en is internationaal een van de koplopers in spoorvervoer. Middels de programma’s PHS, ERTMS en Beter en Meer wordt het spoornetwerk gereed gemaakt voor hoogfrequent rijden («spoorboekloos rijden») en een grotere veiligheid, betrouwbaarheid en capaciteit. Voor de verdere verbetering die we willen realiseren hebben we met de Lange Termijn Spooragenda een duidelijke agenda neergezet en afspraken gemaakt met de OV-partijen. Een van de doelstellingen is om de deur-tot-deurreis te verbeteren. Daarnaast zijn we met alle OV-partijen gestart met een Toekomstbeeld Openbaar Vervoer 2040, waarin we een gezamenlijke langetermijnvisie op het gehele OV-netwerk ontwikkelen. De visie wordt opgesteld vanuit een ruimtelijk-economische invalshoek. Vervolgens is het de bedoeling om vanuit dit langetermijnperspectief terug te werken naar de transitie die dat in het hier en nu vraagt.

Een nieuwe brandstoffenmix met biobrandstoffen, waterstof en elektrisch zorgt voor de toekomst voor onze emissieloze mobiliteit. Door in Nederland vol de ruimte te bieden aan en stimuleren van alternatieve brandstoffen profiteren we volop van de groei van economie en werkgelegenheid die deze nieuwe technieken bieden. Om de emissie van alle modaliteiten te verlagen is Nederland een drijvende kracht om mondiale afspraken te maken om de lucht- en scheepvaartsector schoner te laten vervoeren. Dit vraagt nieuwe en stimulerende wetgeving en handhaving, zoals het instellen van control areas in de Noordzee. Hier worden strengere normen gesteld aan de uitstoot van schepen

... en houden tegelijk de infrastructuur op orde.

Naast innovaties in de mobiliteit blijven we onverminderd investeren in de aanpak van knelpunten in onze wegen, waterwegen en in de lucht. De afgelopen jaren zijn de files op de wegen afgenomen, hoofdzakelijk door investeringen in de verbreding van wegen. Deze investeringen hebben het fundament onder de Nederlandse economie verder versterkt. De Nederlandse economie is de laatste jaren weer aangetrokken en ook voor de komende jaren verwacht het CPB economische groei. Deze economische groei zorgt voor meer verplaatsingen en sinds 2014 zien we dan ook dat de congestie weer toeneemt. De verwachting van het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid (KiM) is dat de files tot 2020 verder groeien tot 10% boven het niveau van 2010. Om deze ontwikkeling te kunnen ondervangen blijft het kabinet investeren in mobiliteit. In 2017 zullen daarom de voor deze kabinetsperiode geplande 717 km aan extra rijstroken zijn opengesteld. Naast investeringen in ontbrekende schakels houden we ook de bestaande infrastructuur goed op orde. De komende jaren zullen we daarom ook steeds meer investeren in vervanging en renovatie. Bij de investeringen draagt IenM als netwerkbeheerder zelf ook bij aan de opgaven, zoals bijvoorbeeld Rijkswaterstaat dat de ambitie heeft te komen tot energieneutrale netwerken in 2030.

Vol inzetten op het klimaat en milieu is nodig om onze welvaart te behouden èn te versterken

Het historische klimaatakkoord van Parijs heeft een kentering gebracht in de maatschappelijke beleving van klimaatverandering: het economisch belang van het stoppen van de opwarming van de aarde is maatschappelijk breed gedragen. De vraag is niet meer of overheden en marktpartijen iets moeten doen aan klimaatverandering, maar hoe de klimaatverandering wordt gestopt. De uitdaging is om daarbij aan de ene kant de kosten voor de transitie naar een duurzame economie zo laag mogelijk te houden, maar wel tijdig de benodigde transitie in gang te zetten. Innovatie is daarbij essentieel. We moeten actief werken aan ontwikkeling van klimaatinnovaties op Nederlandse bodem en het wereldwijd vermarkten daarvan. Denk aan watermanagement, technologische oplossingen voor schoon en zuinig vervoer via de brandstofvisie en het Energie-akkoord. Daarbij moet ook een omslag in het gebruik van grondstoffen gemaakt worden. De ambitie is om niet meer onze grondstoffen te «verbruiken» totdat ze op zijn, maar om deze als het ware te «leasen» zodat ze altijd weer omgezet kunnen worden in een nieuw product. Ook dit biedt kansen voor nieuwe innovaties en ideeën. Bovendien biedt zo’n circulaire economie Nederland kansen in groei van werkgelegenheid en export.

De CO2-transitie van onze economie vraagt sturing van de overheid. Allereerst is een duidelijke en stabiele langetermijnvisie nodig. CO2-intensieve processen spelen een belangrijke rol in de Nederlandse economie, die daardoor hard geraakt kan worden door klimaatbeleid. Een abrupte overgang kan de economie sterk schaden. De transitie moet dus geleidelijk gaan maar tegelijk geloofwaardig zijn. Goede CO2-beprijzing is hiervoor essentieel. Een prijskaartje voor fossiel maakt investeren in duurzame alternatieven aantrekkelijker. Zo betaalt de vervuiler en ontstaat een prikkel om echt te investeren in een CO2-neutrale economie. Zowel Europees als mondiaal zet het kabinet zich in voor het ontwikkelen en verbeteren van emissiehandelsystemen, gericht op het beter beprijzen van CO2 en het creëren van een gelijk speelveld voor marktpartijen. Ook zijn we ervan overtuigd dat investeren in het klimaat kansen biedt voor het bedrijfsleven. Daar zetten we ons dan ook vol voor in door bijvoorbeeld handelsmissies te organiseren rondom klimaatvraagstukken. In oktober 2016 wordt daarbij nog de Nederlandse Klimaattop georganiseerd.

De overheid zet de koers uit voor de lange termijn en biedt zo zekerheid aan huishoudens en bedrijven. Op mondiaal niveau via de afspraken in Parijs voor klimaat, die Nederland wil aanvullen met internationale afspraken over CO2-emissiereducties voor de scheepvaart en voor luchtvaartemissies. Op Europees niveau gaan we mede dankzij Nederland voor minstens 40% CO2 reductie in 2030, en voor recyclingafspraken en duurzaam gebruik van grondstoffen via het zogenaamde circulaire economie pakket van de Europese Commissie. In Nederland is in 2013 het Energieakkoord gesloten en de Energiedialoog is inmiddels afgerond. De opbrengst van de Energiedialoog krijgt dit najaar een plek in de Energieagenda, die de samenleving en overheid voorbereidt op de verdere energietransitie richting 2050. Daarnaast zullen alle EU-lidstaten eind 2019 een nationaal energie- en klimaatplan voor de periode 2021–2030 opstellen. Ook hoort daarbij een ambitieus circulaire economie beleid dat de transitie in Europa en daarmee in Nederland ondersteunt. Belangrijk hierin is de betrokkenheid van stakeholders, een helder speelveld voor bedrijven en het wegnemen van belemmeringen in regelgeving. Tevens is het stimuleren van de Europese markt voor secundaire grondstoffen een randvoorwaarde voor de transitie. De inzet is om de positie van Nederlandse bedrijven die bijdragen aan een circulaire economie te versterken. Dit kan door het verder helpen ontwikkelen van een Europese markt voor herwonnen nutriënten, zoals gerecycled fosfaat.

En inzetten op een gezonde en veilige leefomgeving om ons welzijn op peil te houden.

Nederland is een van de fijnste landen om te leven maar heeft ook grote opgaven om de gezonde en veilige leefomgeving op peil te houden. De Gezondheidsraad brengt in het najaar van 2016 een advies uit over de manier waarop het meewegen van gezondheid goed verankerd kan worden in de besluitvorming over de inrichting van ons land. De Omgevingswet is een belangrijk middel om niet alleen ruimte voor ontwikkeling te bieden, maar ook de kwaliteit van de omgeving te waarborgen. Conform het wetsvoorstel Omgevingswet ontwikkelt het Rijk daartoe een integrale visie op het beleid voor de fysieke leefomgeving. Deze Nationale Omgevingsvisie wordt een strategische, samenhangende en inspirerende visie.

Ondanks de inzet op het tegengaan van klimaatverandering kunnen we er niet onze ogen voor sluiten dat een gedeeltelijke opwarming van de aarde een feit is met gevolgen voor onze leefomgeving, bijvoorbeeld op het gebied van water. Dat betekent dat we blijven investeren in slim en klimaatbestendig waterbeheer zodat we droge voeten houden en tegelijkertijd voldoende schoon water beschikbaar hebben. Met het Deltaprogramma en het Nationaal Waterplan is het waterveiligheidsbeleid voor de komende decennia stevig verankerd. Voor 2050 streven we naar een basisbeschermingsniveau tegen overstromingen die overeenkomt met een jaarlijkse kans op overlijden die kleiner is dan één honderdduizendste. In gebieden waar grote groepen slachtoffers kunnen vallen, grotere economische schade wordt geleden of ernstige schade door uitval van vitale en kwetsbare infrastructuur van nationaal belang, wordt de bescherming nog verder vergroot. Bij het realiseren van de veiligheid tegen overstromingen staat preventie voorop. Primair gaat het dan om de kwaliteit van waterkeringen en maatregelen in de ruimtelijke inrichting. Daarnaast is ook verbeterde zelfredzaamheid, rampenbeheersing en voorbereiding op evacuaties nodig om de kans op slachtoffers van overstromingen verder te beperken.

Wat we in 2017 gaan doen voor een Mobiel Nederland met een gezonde en veilige leefomgeving

Nieuwe technieken en Beter Benutten

In 2017 realiseert IenM samen met overheden en bedrijven diensten voor weggebruikers, onder andere via het programma Beter Benutten (Innovatie Partnerschap C-ITS voor nieuwe rijtaakondersteuning), de Praktijkproef Amsterdam, en de C-ITS corridor NL-DE-AU via hybride communicatie technieken (rij-assistentie). Deze zijn gericht op het verbeteren van de doorstroming, veiligheid en leefbaarheid in en rond stedelijk-economische centra. Daarnaast zet IenM zich ervoor in dat deze diensten ook in het buitenland soepel werken, zonder nationale barrières. Standaardisatie in Europees verband is dan ook een belangrijk doel. IenM past regelgeving aan zodat (vormen van) de verdere introductie van zelfrijdende voertuigen een impuls krijgt.

Het Beter Benutten Vervolgprogramma loopt tot eind 2017; volgend jaar staat daarom in het teken van de uitvoering van het programma. Daarnaast zetten we in op het uitwerken en nader aanscherpen van de tien acties uit het Meerjarenplan 2015–2020 van de Topsector Logistiek: Neutraal Logistiek Informatie Platform, Synchromodaal Transport, Kernnetwerk van (inter)nationale verbindingen en multimodale knooppunten, Trade compliance en border management, Cross Chain Control Centers, Service Logistiek, Supply Chain Finance, Buitenlandpromotie, Vereenvoudigen wet- en regelgeving, Human Capital Agenda en de Zero Emissie Stadslogistiek.

Investeringen in Infrastructuur

In 2017 zullen de tracébesluiten voor de Ring Utrecht, de A27 Houten-Hooipolder en A1 Apeldoorn-Azelo worden genomen. Daarnaast start de realisatie voor de A13/16 en de Blankenburgverbinding. Op spoorgebied wordt de projectbeslissing van het veiligheidsprogramma ERTMS verwacht waarna de realisatiefase kan beginnen. Dankzij het Programma Hoogfrequent Spoor (PHS) kan de frequentie van de treindienst in de dienstregeling 2018 worden verhoogd op de corridor Amsterdam – Eindhoven (de zogenaamde A2-corridor). Om realisatie van de ontbrekende schakels Blankenburgverbinding en ViA15 te bekostigen, kennen beide projecten een tolopgave (in totaal ca. € 600 miljoen). De Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 is in 2016 in werking getreden. In 2017 wordt de realisatie van het free-flow tolsysteem voorbereid en worden de Eerste en Tweede Kamer geïnformeerd over de uitvoering in een uitvoerings- en handhavingsplan.

In april 2016 heeft het kabinet de Actieagenda Schiphol gepresenteerd. Met de Actieagenda geeft het kabinet sturing aan het behouden en versterken van de concurrentiepositie van de mainport Schiphol. Er zijn lopende en nieuwe acties in opgenomen van alle betrokken stakeholders rond de mainport. Het gaat bijvoorbeeld om het uitvoeren van de MIRT-verkenning van station Schiphol Airport, de afronding van het adviestraject van de Omgevingsraad Schiphol voor het creëren van capaciteit voor de middellange termijn en om de analyse voor innovatieve maatregelen en investeringen op het gebied van security.

Rond vaarwegen start in 2017 de bouw van de zeesluis Terneuzen, sluis Eefde en de verruiming van de Twentekanalen. Ook worden in 2017 projectbeslissingen over de aanpak van ligplaatstekorten op de Waal (bij Lobith) en de Beneden-Lek voorzien. In 2017 wordt verder de openstelling van de verruimde vaargeul bij Eemshaven en de schutsluis bij Zwartsluis verwacht.

Verlenging looptijd fondsen voor toekomstige investeringen

Om reeds bestaande en toekomstige bereikbaarheidsvraagstukken adequaat aan te kunnen pakken verlengt dit kabinet het Infrastructuur- en Deltafonds tot en met 2030. Op deze manier wordt beter aangesloten bij de looptijd van grote projecten en komt € 3,3 miljard respectievelijk € 0,8 miljard beschikbaar om te investeren in bereikbaarheid en waterveiligheidopgaven. Daarnaast worden de middelen voor beheer en onderhoud en vervanging voor lange tijd veilig gesteld. Van de beschikbaar gekomen middelen zal het kabinet maximaal € 1,4 miljard respectievelijk € 0,4 miljard inzetten voor (nieuwe) ambities en risico’s. De rest van de middelen wordt apart gezet voor een volgend kabinet. In het eerste deel van 2017 wordt de nieuwe Nationale Markt Capaciteit Analyse (NMCA) opgeleverd. Deze NMCA geeft, op basis van de langetermijnontwikkelingen van de WLO scenario’s van het PBL en CPB, inzicht waar de bereikbaarheidsopgaven op de langere termijn 2030–2040 zich bevinden.

Vermindering van CO2 en verbetering van de luchtkwaliteit

In 2017 zal specifieke aandacht uitgaan naar roetfilters, katalysatoren en vergelijkbare systemen, die bedoeld zijn om de emissies van schadelijke stoffen te verlagen. Ook tijdens de gebruiksfase moeten deze technieken naar behoren blijven functioneren. Het kabinet maakt zich hard voor aanscherping van Europees bronbeleid van motorvoertuigen als kosteneffectieve manier om generiek reducties te bereiken. Begin 2017 verschijnt een voorstel van de Europese Commissie over nieuwe CO2-normen voor personen- en bestelauto’s na 2021 respectievelijk 2020.

Daarnaast zet Nederland zich in voor een besluit op Europees niveau om verlaging van het emissieplafond in de ETS-richtlijn voor de periode 2021–2030 vast te leggen. De EU-onderhandelingen over het EU klimaatbeleid worden naar verwachting in 2017 afgerond.

Eind 2019 zullen alle EU-lidstaten een nationaal energie- en klimaatplan voor de periode 2021–2030 aanleveren. Hierin worden nationale beleidsmaatregelen benoemd die bijdragen aan het halen van de doelen van de EU-Energie Unie. Nederland zal in dit plan, in lijn met de CO2-doelstelling, ook aangeven wat dit betekent voor hernieuwbare energie en energie-efficiëntie.

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is eerder verlengd tot 1 januari 2017, het voornemen is het NSL te verlengen tot aan de invoering van de Omgevingswet (Kamerstukken II 2015–2016 30 175, nr. 224). Er resteren nog enkele hardnekkige knelpunten in bepaalde gebieden, zoals die met intensieve veehouderij (fijnstof) en bij binnenstedelijke gebieden (NO2). Met name daar is het gewenst de NSL-aanpak nog enige tijd voort te zetten en te monitoren. Omdat luchtkwaliteit van invloed is op de gezondheid blijven we werken aan een permanente verbetering van de luchtkwaliteit, ook als de normen zijn gehaald. Het streven daarbij is om de waarden van de World Health Organisation (WHO) te realiseren.

Maatregelen voor een Circulaire economie

In het rijksbrede programma Circulaire Economie (CE) wordt de kabinetsinzet voor CE neergezet. De huidige programma’s VANG en Biobased Economy vormen hiervoor de basis. Hoofddoel van het programma is het versnellen van de transitie naar een circulaire economie. Vanuit de sectoren kunststof, bouw, electronica en schaarse metalen, huishoudelijk afval en biomassa wordt ingezet op het sluiten van ketens. Samen met vertegenwoordigers van deze sectoren wil ik nieuwe concepten, producten en diensten ontwikkelen waarmee we slimmer omgaan met onze grondstoffen. Dit vraagt om technologische ontwikkelingen en nieuwe businessmodellen.

Stelselherziening omgevingsrecht & visie

In 2016 is de Omgevingswet aangenomen door de Eerste Kamer. De AMvB’s onder de wet zijn aan de Tweede Kamer aangeboden. In 2017 wordt gewerkt aan de Ministeriële Regelingen van de Omgevingswet, de invoeringswetgeving en de nadere uitwerking van de aanvullingswetgeving van geluid, bodem, grondeigendom en natuur (deze laatste wordt opgesteld door het Ministerie van Economische Zaken).

In 2017 zullen de aanvullingswetten van de Omgevingswet en de AMvB’s in de Tweede Kamer aan bod komen. De Omgevingswet zal in 2019 in werking treden. De uitvoeringsregelgeving en invoeringswetgeving van de Omgevingswet moet nader uitgewerkt worden. Daarnaast wordt de uitvoeringsregelgeving van de aanvullingswetten geluid, bodem, grondeigendom en natuur (deze laatste door het Ministerie van Economische Zaken) nader uitgewerkt.

De stelselherziening staat of valt met een goede implementatie. Deze implementatie wordt samen met de koepels IPO, VNG en UvW vormgegeven. Het gaat hier onder andere om de invoeringsbegeleiding, het opzetten van een centrale helpdesk en het ontwikkelen van het digitaal stelsel Omgevingsrecht. Via het programma Nu al Eenvoudig Beter en de Crisis- en herstelwet is het voor gemeenten en provincies mogelijk gemaakt om (onder voorwaarden) vooruitlopend op de Omgevingswet te werken met het omgevingsplan en de omgevingsvisie.

Tegelijkertijd wordt in het programma Nationale Omgevingsvisie (NOVI) gewerkt aan de ontwikkeling van een Nationale Omgevingsvisie die verplicht wordt bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet. Ter voorbereiding hierop vergaart het programma inzicht in de actuele toestand van de fysieke leefomgeving en wordt de breedte, diversiteit en integraliteit van de leefomgeving in samenspraak met gemeenten, waterschappen, provincies, maatschappelijke organisaties en burgers in kaart gebracht. Zo wordt onderzocht wat geborgd moet blijven, welke wensen en ideeën er voor de NOVI zijn en waar de uitdagingen, kansen en verbindingen met andere ontwikkelingen liggen. De Nationale Omgevingsvisie is de langetermijnvisie over de noodzakelijke en de gewenste ontwikkelingen van de fysieke leefomgeving. De Nationale Omgevingsvisie komt in de plaats van in ieder geval het strategische gedeelte van het nationale waterplan, het verkeers- en vervoerplan, de nationale structuurvisie van het Rijk (meest recent de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte) en delen van het nationale natuurbeleidsplan (natuurvisie in de Wet natuurbescherming) en het nationale milieubeleidsplan.

Verdere verbetering van de Waterveiligheid

De invoering van de nieuwe normen voor waterveiligheid (door wijziging van de Waterwet) is voorzien per 1 januari 2017, na de parlementaire behandeling in 2016. De wijzigingen van de Waterwet landen bij invoeringsbesluit in de Omgevingswet. Bij de wijziging van de Waterwet hoort ook de aanpassing van de onderliggende regelgeving. Het Wettelijke Beoordelingsinstrumentarium zal in 2017 gereed zijn. Met dit nieuwe instrumentarium zal van 2017 tot en met 2023 de Eerste Wettelijke Beoordelingsronde van de primaire keringen worden uitgevoerd. Keringen die nog niet aan de nieuwe norm voldoen, kunnen na het rijksoordeel van de Inspectie Leefomgeving en Transport worden aangemeld bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). De meest urgente versterkingsmaatregelen in het HWBP zullen het snelst in uitvoering gaan. In het HWBP programma 2017–2023 wordt al zoveel mogelijk geanticipeerd op de veiligheidsopgave op grond van de nieuwe normen.

De kennis en expertise van Nederland op het gebied van water wordt ook internationaal ingezet om waterveiligheid en waterzekerheid te vergroten. We kunnen niet toekijken hoe de gevolgen van overstromingen, droogte, orkanen en tsunami’s steeds groter worden. Daarom wordt interdepartementaal ingezet op een coherente en effectieve aanpak in samenwerking met andere partijen zoals de VN, internationale banken, het bedrijfsleven en (lokale) overheden. Door deze inzet kan de Nederlandse watersector het handelspotentieel en verdienvermogen vergroten, gericht op duurzame integrale oplossingen met kansen voor private financiering.

Uitbannen van gevaarlijke stoffen in de leefomgeving

In Europees verband werkt Nederland aan een gezamenlijke aanpak van gevaarlijke stoffen, gericht op versnelling en completering van het stoffenbeleid (hormoonverstorende stoffen, cumulatieproblematiek, nanovorm van stoffen). Dit moet leiden tot concrete inbreng voor de review van REACH in 2017.

Een nog altijd hardnekkig probleem is de aanwezigheid van asbest in de leefomgeving. Het kabinet stelt zich ten doel te zorgen dat de laatst overgebleven substantiële bron van asbestvezels in de buitenlucht wordt weggenomen. Het verbod per 2024 op asbestdaken vraagt een forse inspanning van dakenbezitters en de asbestbranche. Daarom wordt op korte termijn een actieplan asbest gelanceerd. Met dit plan wordt de sanering versneld op gang gebracht door het organiseren van schaalgrootte, het uitwisselen van best pratices en het ontzorgen en faciliteren van niet-deskundige dakeigenaren. Vanuit het Rijk wordt de subsidieregeling verwijdering asbestdaken gecontinueerd.

De WRR, de Gezondheidsraad en de COGEM hebben in juni 2016 de «Trendanalyse Biotechnologie 2016: Regels Ontregeld» gepresenteerd. Deze ontwikkelingen kunnen grote consequenties hebben voor de samenleving. Eind 2016 zal het kabinet in een kabinetsreactie op de Trendanalyse aangeven welke acties in gang worden gezet om ook in de toekomst de kansen van de nieuwste technologische ontwikkelingen te benutten maar ook de risico’s van deze technologie te beheersen.

Met betrekking tot veilig vervoer van gevaarlijke stoffen zullen de incidentele chloortransporten over het spoor worden beëindigd. Voor meer veiligheid moeten ook enkele tunnels op het hoofdwegennet die onderdeel uitmaken van het netwerk voor vervoer van gevaarlijke stoffen worden opgewaardeerd naar categorie C waardoor gevaarlijke transporten niet langer door woonkernen gaan.

Versterken veiligheid in de leefomgeving

Het is van belang dat bedrijven in de chemische industrie blijven investeren in een sterke veiligheidscultuur. Door middel van het sluiten van de zogenaamde Safety Deals wordt het versterken van deze cultuur gestimuleerd en gefaciliteerd. Chemische bedrijven zijn niet alleen verantwoordelijk voor hun eigen veiligheidsprestaties, maar stimuleren ook verbetering van de prestaties bij hun partners. Goed presterende chemische bedrijven hebben ook positieve invloed op bedrijven in de omgeving of in hun productieketen, waaronder bij vervoer van gevaarlijke stoffen. Deze belangrijke ontwikkeling wordt ondermeer ondersteund door de in de loop van 2016 van kracht zijnde stimuleringsregeling voor Safety Deals die de versterking van de veiligheidscultuur in de ketens en de veiligheidsprestaties tot doel heeft.

Begroting op hoofdlijnen

De onderstaande tabel geeft de belangrijkste wijzigingen in de uitgaven en inkomsten aan ten opzichte van de Eerste suppletoire begroting 2016. Een meer gedetailleerd overzicht van de mutaties per artikel is in de verdiepingsbijlage te vinden.

Bedragen x € 1.000

art.

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022–2028

2029–2030

Stand ontwerpbegroting 2016

 

8.175.961

8.338.063

8.350.677

8.390.067

8.361.763

8.813.942

   

Nota's van wijziging

                 

Mutaties 1e suppletoire wet 2016

 

– 57.792

69.371

47.185

49.940

50.111

61.053

   

Stand Voorjaarsnota 2016

 

8.118.169

8.407.434

8.397.862

8.440.007

8.411.874

8.874.995

   

Belangrijkste mutaties Hoofdstuk XII

 

– 88.009

– 413.010

– 56.898

9.540

180.279

– 76.731

   
 

Kaderrelevante mutaties Hoofdstuk XII

                 

1

Ramingsbijsteling

                 
 

– Infrastructuurfonds

26

 

– 80.960

– 80.960

– 80.960

– 80.960

– 80.960

– 566.720

 
 

– Deltafonds

26

 

– 12.819

– 12.819

– 12.819

– 12.819

– 12.819

– 89.733

 
 

– Hoofdstuk XII

div.

 

– 12.221

– 12.221

– 12.221

– 12.221

– 12.221

   

2

Ramingsbijsteling HGIS

div.

 

– 146

– 146

– 146

– 146

– 146

   

3

Verlenging fondsen

                 
 

– Infrastructuurfonds

26

             

10.471.706

 

– Deltafonds

26

             

2.295.292

4

Regeringsvliegtuig

97

         

40.000

   
   

97

40.000

       

– 40.000

   

5

Ontvangsten BCT

15

6.195

             

6

Digipoort MSW

98

 

8.950

           

7

Basisregistratie Grootschalige Topografie

13

 

– 8.741

– 8.741

– 8.741

– 8.741

– 8.741

   

8

Impuls Omgevingsveiligheid

22

 

– 14.772

           

9

Overige interdepartementale overboekingen HXII

div.

– 1.076

1.806

5.722

6.299

10.282

5.795

   

10

Overige kaderrelevante mutaties IF/DF

26

– 136.630

– 291.510

53.059

118.920

285.676

32.361

– 86.801

– 266.000

 

Diversen

div.

3.502

– 2.597

– 792

– 792

– 792

     
                     
 

Overige mutaties Hoofdstuk XII

                 

11

Eenvoudig Beter

                 
 

– artikelonderdeel Eenvoudig Beter

13

4.500

9.250

4.050

700

4.000

4.000

   
 

– apparaatsuitgaven kerndepartement

98

6.500

11.400

4.100

600

600

600

   
 

– waarvan dekking uit apparaatsuitgaven

98

– 4.500

             
 

– waarvan dekking uit nominaal en onvoorzien

99

– 6.500

 

– 1.900

– 700

– 4.000

– 4.000

   
 

– waarvan dekking uit IF

26

 

– 20.650

– 6.250

– 600

– 600

– 600

   
 

– overboeking van DF naar IF

26

 

19.131

9.310

1.840

1.080

120

 

5.670

 

– overboeking van DF naar IF

26

 

– 19.131

– 9.310

– 1.840

– 1.080

– 120

 

– 5.670

12

Samenvoeging artikel 15 en 16

15

– 1.073

– 5.636

– 5.999

– 6.095

– 6.493

– 6.502

   
   

16

1.073

5.636

5.999

6.095

6.493

6.502

   

13

Caribisch Nederland

div.

– 4.653

– 4.987

– 9.241

– 4.156

– 4.211

– 4.364

   
 

– Drink- en afvalwaterkwaliteit

11

3.708

2.911

2.411

2.211

2.211

2.211

   
 

– Masterplannen luchtvaart

17

   

4.748

         
 

– Verbeteringen afvalbeheer

21

 

1.551

1.597

1.645

1.695

2.053

   
 

– Bedrijven en overige

22

895

425

385

200

205

     
 

– Crisisbeheersing

97

50

100

100

100

100

100

   

14

Herschikking ANVS

98

– 6.595

– 6.595

– 6.595

– 6.595

– 6.595

– 6.595

   
   

97

6.595

6.595

6.595

6.595

6.595

6.595

   

15

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

99

– 10.989

– 9.525

– 9.525

– 9.525

– 9.525

– 9.525

   
 

– Infrastructuurfonds

26

5.220

4.525

4.525

4.525

4.525

4.525

31.675

 
 

– Deltafonds

26

1.561

1.353

1.353

1.353

1.353

1.353

9.471

 
 

– Hoofdstuk XII

div.

4.208

3.647

3.647

3.647

3.647

3.647

   

16

Loon- en prijsbijstelling

99

– 47.041

– 45.893

– 44.637

– 44.555

– 44.511

– 45.343

   
 

– waarvan Infrastructuurfonds

26

21.204

21.334

20.248

20.179

20.456

20.253

142.794

 
 

– waarvan Deltafonds

26

5.286

4.927

4.990

4.989

4.757

5.416

37.912

 
 

– waarvan Hoofdstuk XII

div.

20.551

19.632

19.399

19.387

19.298

19.674

   

Stand ontwerpbegroting 2017

 

8.030.160

7.994.424

8.340.964

8.449.547

8.592.153

8.798.264

   

Ad 1. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar). Op de fondsen wordt de ramingsbijstelling opgevangen binnen de resterende investeringsruimte tot en met 2028.

Ad 2. Op de IenM verantwoorde HGIS middelen wordt een ramingsbijstelling van € 146.000 per jaar doorgevoerd om de Rijksbrede ruilvoetproblematiek op te lossen. Dit is onderdeel van de totale ramingsbijstelling op de HGIS middelen. De ramingsbijstelling voor IenM met betrekking tot de HGIS middelen is opgevangen binnen de artikelen 11, 17, 18 en 19.

Ad 3. Bij de Begroting 2017 wordt de looptijd van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds met twee jaar verlengd tot en met 2030. Het niveau van extrapolatie is gelijk aan het jaar 2028 stand begroting 2016 na verwerking van structurele begrotingsmutaties. In de begroting op hoofdlijnen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds is een nadere toelichting opgenomen op de invulling van de ruimte die beschikbaar is gekomen met de verlenging.

Ad 4. Op het artikel 97 worden de uitgaven van IenM voor het onderhoud, exploitatie en aanschaf van een vervangend Regeringsvliegtuig verantwoord. In de brief (Kamerstukken II 2015–2016 33 400, nr. 79) van 8 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanschaf van een vervangend Regeringsvliegtuig. De kosten daarvan liggen naar verwachting in de range van € 50 à € 90 miljoen. Ter dekking hiervan heeft het kabinet als eerste stap € 40 miljoen toegevoegd aan de begroting van IenM.

Ad 5. Het project / tijdelijke subsidieregeling Boord Computer Taxi is nagenoeg afgerond. Dit werd de afgelopen jaren uitgevoerd door de ILT in opdracht van IenM. De ILT hevelt de middelen over naar artikel 15 OV-keten op basis van de huidige inschatting van de geraamde uitgaven. De definitieve afrekening vindt naar verwachting in 2017 plaats.

Ad 6. Ten behoeve van het digiprogramma Maritime Single Window (MSW) wordt er € 9,0 miljoen overgeboekt vanuit de aanvullende post naar IenM. Het MSW in Nederland is ontwikkeld voor de uitwisseling van maritieme meldingsformaliteiten, in één portal voor scheeps- en ladingmeldingen aan overheidsinstanties.

Ad 7. De exploitatie van de Basisregistratie Grootschalige Topografie wordt vanaf 2017 door de gemeentes uitgevoerd. De middelen wordt structureel overgeboekt naar het Gemeentefonds (€ 7,7 miljoen) en het Btw-compensatiefonds (€ 1,1 miljoen).

Ad 8. Dit betreft een overboeking naar het Provinciefonds (€ 14,3 miljoen) en het Btw-compensatiefonds (€ 0,5 miljoen) ten behoeve van het programma Impuls Omgevingsveiligheid.

Ad 9. Deze reeks betreft een saldo van interdepartementale overboekingen, waaronder een overboeking naar het Gemeentefonds van € 8,0 miljoen voor het actieplan Luchtkwaliteit knelpunten Amsterdam (€ 2,0 miljoen in 2016 en € 6,0 miljoen in 2017), een bijdrage vanuit het Provinciefonds en het Btw-compensatiefonds van € 2,2 miljoen naar IenM voor de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afval (LMA) door RWS vanaf 2017, en een terugboeking van € 5,0 miljoen van het Gemeentefonds naar IenM als gevolg van een versnelde uitvoering van de saneringsopgave Amsterdam Nazorg Gasfabrieken (€ 0,5 miljoen in 2019 en € 4,5 miljoen in 2020).

Ad 10. De twee fondsbegrotingen van IenM, het Infrastructuurfonds en het Deltafonds, worden gevoed vanuit de beleidsbegroting Hoofdstuk XII via beleidsartikel 26 (Bijdrage Investeringsfondsen). Kaderrelevante mutaties op de fondsen hebben betrekking op Hoofdstuk XII. De toelichting op de kaderrelevante mutaties, waaronder interdepartementale overboekingen, van de investeringsfondsen zijn beschikbaar in het Infrastructuurfonds en het Deltafonds. De begroting op hoofdlijnen verstrekt hierbij inzicht in de belangrijkste budgettaire voorstellen die leiden tot wijzigingen van de begroting van de investeringsfondsen.

Ad 11. Dit betreft een toevoeging van € 26,5 miljoen aan artikelonderdeel 13.05 Eenvoudig Beter en een toevoeging van € 23,8 miljoen aan artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement voor het programma Eenvoudig Beter. Voor de eenmalige kosten ten behoeve van dit programma zijn middelen vrijgemaakt op Hoofdstuk XII en uit de investeringsruimten van alle modaliteiten op de investeringsfondsen. De op het Infrastructuurfonds en Deltafonds vrijgemaakte middelen staan gereserveerd op artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds en worden tranchegewijs naar Hoofdstuk XII overgeheveld waar de uitgaven voor de stelselherziening van het omgevingsrecht worden verantwoord. Voor de exploitatiekosten van Eenvoudig Beter worden vanuit artikel 99 Nominaal en onvoorzien middelen overgeheveld naar artikelonderdeel 13.05 Eenvoudig Beter. De totale rijksuitgaven aan Eenvoudig Beter worden weergegeven bij de artikelsgewijze toelichting van artikel 13.

Ad 12. In het voorjaar van 2014 is het tweede deel van de Lange Termijn Spooragenda (LTSA) naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2013–2014 29 984, nr. 474). De kern van de ambitie zoals in de LTSA opgenomen is een optimale reis van deur tot deur benadering binnen de Openbaar Vervoer en Spoorketen. In het verlengde hiervan wordt bij de Ontwerpbegroting 2017 artikel 15 OV-keten en artikel 16 Spoor samengevoegd tot één artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor. Met dit integrale artikel Openbaar Vervoer en Spoor wordt beoogd de samenhang te benadrukken.

Ad 13. In het kader van Caribisch Nederland zijn verschillende uitgaven voorzien. Deze uitgaven vallen onder diverse thema’s: Drink- en afvalwater (op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit), Luchtvaart (uitvoering masterplannen luchtvaart), Afvalbeheer (gescheiden afvalinzameling), Bedrijven en overige (activiteiten in het kader van de Milieuwet) en Crisisbeheersing (aansluiting van crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij processen en informatievoorziening van IenM). Dit betreft deels projecten in de uitvoeringsfase of die al in beheer zijn, maar ook projecten die nog in de verkenningsfase zijn.

Ad 14. In verband met de Kernenergiewet is met ingang van 1 mei 2015 de verantwoordelijkheid voor de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming overgedragen van EZ naar IenM (Kamerstukken II 2014–2015 34 000 XII, nr. 67). Hiervoor zijn budgetten overgeheveld vanuit EZ naar IenM en zijn verschillende diensten op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming van EZ en IenM samengevoegd tot de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Destijds was er nog geen verdeling naar programma en apparaat aangebracht. In het kader van verantwoord begroten worden de gebudgetteerde uitgaven op artikel 98 overgeheveld naar artikel 97 op het financieel instrument «bijdrage aan agentschappen».

Ad 15. In het najaar van 2015 is een akkoord bereikt tussen de Minister voor Wonen en Rijksdienst en betrokken vertegenwoordigers van de vakbonden CNV Overheid, Ambtenarencentrum en CMHF voor de CAO sector Rijk 2015–2016. Dit betreft de verwerking van het loonruimte-akkoord (€ 9,5 miljoen structureel) (Kamerstukken II 2015–2016 34 300, nr. 9). Daarnaast heeft het ABP de premie voor 2016 verhoogd vanwege een stijging van de kosten en ten behoeve van een verbetering van de vermogenspositie van het fonds. Als gevolg hiervan wordt IenM deels gecompenseerd voor de herstelopslag ABP voor het jaar 2016 (€ 1,5 miljoen incidenteel).

Ad 16. Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2016 die nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming

Op verzoek van de Tweede Kamer wordt per Begroting 2017 conform de Rijksbegrotingsvoorschriften 2016 inzicht gegeven in de niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel. Hiermee wordt de budgetflexibiliteit in de begroting beter inzichtelijk gemaakt en valt af te leiden welk deel van de geraamde uitgaven budgettair-technisch gezien beschikbaar is voor alternatieve besteding. Het percentage en het bedrag niet-juridisch verplichte uitgaven per beleidsartikel worden bepaald op basis van het percentage «juridisch verplicht» uit de budgettaire tabellen van de beleidsartikelen. In de kolom «Bestemming van de niet juridische verplichte uitgaven» wordt het niet verplichte bedrag opgesplitst naar de bestemming van de uitgaven.

Overzicht niet-juridische verplichte uitgaven en bestemming (bedragen x € 1.000)

Art. nr.

Naam artikel

Juridisch verplicht

Niet-juridisch verplichte uitgaven

Bestemming van de niet-juridisch verplichte uitgaven

11

Integraal waterbeleid

(56.206)

53.528 (95%)

2.678

(5%)

– 1.193 voor opdrachten algemeen waterbeleid (Staat van ons water, watereducatie, watercoalitie en Publiekscampagne Ons Water)

– 574 voor opdrachten ter ondersteuning van water internationaal

– 911 voor overige uitgaven

13

Ruimtelijke ontwikkeling

(102.337)

96.560

(94%)

5.777

(6%)

– 1.121 voor opdrachten ruimtelijk beleid (krimp, stedelijke herverkaveling, grondeigendom)

– 1.170 voor opdrachten ruimtelijk ontwerp (werkprogramma college van Rijksadviseurs, Gouden Piramide, Atelier Making Projects)

– 496 voor opdrachten Omgevingsloket Online2 (OLO2)

– 1.785 voor opdrachten Bodem en Structuurvisie Ondergrond

– 1.205 voor overige uitgaven

14

Wegen en verkeersveiligheid

(34.406)

26.638

(77%)

7.768

(23%)

– 1.700 voor diverse opdrachten/onderzoeken t.b.v. wegmaatregelen, het verduurzamen van mobiliteit ERRU en Smart Mobility

– 1.857 voor opdrachten Beter Benutten voor diverse onderzoeken, communicatie, gedrag en vraagbeïnvloeding, fietsbeleid en Intelligente Transport Systemen

– 4.211 voor diverse onderzoeken verkeersveiligheid en verkeersveiligheidcampagnes

16

Openbaar Vervoer en Spoor

(32.910)

29.883

(91%)

3.027

(9%)

– 600 voor het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV)

– 200 voor Taken werkagenda Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) OV-Chipkaart

– 300 voor het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van beheer- en vervoerconcessie

– 1.927 voor diverse opdrachten/onderzoeken t.b.v. uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda (LTSA), toegankelijkheid en het creëren van een gelijk speelveld van het Openbaar Vervoer

17

Luchtvaart

(14.049)

10.347

(74%)

3.702

(26%)

– 3.702 voor diverse opdrachten/onderzoeken m.b.t. luchtvaartveiligheid, luchthavenontwikkeling, luchtverkeer en economie en luchtvaartpolitiek

18

Scheepvaart en Havens

(27.752)

26.873

(97%)

879

(3%)

– 220 voor opdrachten Topsector Logistiek voor plannen vanuit jaarplan 2017

– 659 voor opdrachten Scheepvaart en Havens.

Hierbinnen (opdrachten Scheepvaart en Havens) valt:

° Bevorderen duurzame binnenvaart (180)

° Vernieuwen internationale regelgeving (75)

° BES-activiteiten veiligheid zeehavens (100)

° Onderzoek naar klimaat, luchtkwaliteit duurzame zeevaart (100)

° Overige uitgaven (204)

19

Klimaat

(61.434)

58.720 (96%)

2.714

(4%)

– 1.050 voor de uitvoering van de klimaatagenda

– 596 voor vrijwillige bijdragen aan (inter)nationale organisaties

– 322 voor cofinanciering INTERREG

– 300 voor diverse internationale missies

– 244 voor overig uitvoering HGIS

– 202 voor overig uitvoering niet-HGIS

20

Lucht en Geluid

(30.402)

28.402

(93%)

2.000

(7%)

– 1.000 voor de compensatieregeling milieuzonering

– 1.000 voor de uitvoering Slimme Gezonde Stad

21

Duurzaamheid

(20.900)

18.594

(89%)

2.306

(11%)

– 872 voor de uitvoering Duurzaamheidsinstrumentarium

– 458 voor de uitvoering Duurzame Productketens

– 976 voor de uitvoering Natuurlijk Kapitaal

22

Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

(33.780)

31.039

(92%)

2.741

(8%)

– 756 voor de uitvoering Veiligheid Chemische Stoffen

– 1.091 voor de uitvoering veiligheid inrichtingen en bedrijven

– 620 voor de uitvoering Veiligheid Bedrijven en Transport

– 274 voor diverse opdrachten

23

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

(41.719)

41.719

(100%)

0

(0%)

24

Handhaving en toezicht

(109.561)

109.561

(100%)

0

(0%)

25

Brede doeluitkering

(888.311)

888.311

(100%)

0

(0%)

26

Bijdrage investeringsfondsen

(6.168.329)

6.168.329

(100%)

0

(0%)

Totaal

7.622.096

7.588.504

33.592

Meerjarenplanning Beleidsdoorlichtingen

In onderstaande tabel is de meerjarenplanning van de beleidsdoorlichtingen opgenomen.

 

realisatie

 

planning

         

Artikel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Geheel artikel?

Artikel 11 Waterkwantiteit

           

X

Ja

Waterkwaliteit

X

             

Artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling (SVIR)

         

X

 

Ja

Artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid

   

X

       

Ja

Artikel 16 Openbaar vervoer en Spoor

     

X

     

Ja

Artikel 17 Luchtvaart overig

   

X

       

Ja

Artikel 18 Scheepvaart en havens

 

X

         

Ja

Artikel 19 Klimaat

     

X

     

Ja

Artikel 20 Lucht

       

X

   

Nee

Artikel 20 Geluid

X

         

X

Nee

Artikel 21 Duurzaamheid

         

X

 

Ja

Artikel 22 Externe veiligheid en risico’s

     

X

     

Ja

Artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

       

X

   

Ja

Artikel 24 Handhaving en toezicht

       

X

   

Ja

Van een aantal beleidsdoorlichtingen is de planning verschoven in de tijd ten opzichte van de vorige begroting.

  • Er is tot uitstel van de doorlichting van het onderdeel Lucht uit artikel 20 Lucht en Geluid besloten naar 2018 vanwege de verlenging van het NSL. De uitvoering van NSL is namelijk van betekenis is om een goede uitspraak te kunnen doen over de effectiviteit van het Klimaatbeleid.

  • Het ingaan van de wet taken meteorologie en seismologie in 2015 leidt ertoe dat de effecten van het beleid op artikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie beter worden beoordeeld als de doorlichting verschoven wordt van het jaar 2018 naar het jaar 2019.

  • De fusie van de Inspectie Verkeer en Waterstaat en de VROM-Inspectie is met de oprichting van de autoriteit woningcorporaties geheel geëffectueerd. Om een goed samenhangend inzicht te kunnen krijgen over de werking in de praktijk van de naleving en handhaving van beleidsterreinen en uitvoeringsverantwoordelijkheden ligt een jaar uitstel van de beleidsdoorlichting van artikel 24 naar 2019 in de rede. Daarbij spelen ook het nog lopende capaciteitsonderzoek en de geïntensiveerde ICT inspanningen een rol.

De Brede doeluitkering (artikel 25) en de bijdrage investeringsfondsen (artikel 26) worden zoveel mogelijk meegenomen in de doorlichtingen van de beleidsartikelen. De instrumentering en normering ten behoeve van handhaving en toezicht van het beleid wordt bij de doorlichting van de beleidsartikelen meegenomen. De doorlichting van beleidsartikel 24 betreft de keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door ILT kunnen worden gemaakt.

Het meest recente overzicht van de realisatie van beleidsdoorlichtingen staat op de website van de Rijksbegroting1. Voor een verdere onderbouwing van de meerjarenprogrammering zie bijlage 4.5 Evaluatie en overig onderzoek.

Overzicht garanties en achterborgstellingen

In het overzicht van risicoregelingen worden garanties en/of achterborgstellingen opgenomen die een departement verstrekt aan derden buiten de sector Overheid. Het Ministerie van IenM heeft één dergelijke garantieregeling, te weten het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB. Het betreft de mogelijkheid voor een ondernemer in het midden- en kleinbedrijf, met onvoldoende middelen of te weinig zekerheden voor krediet bij een bank, om een borgstelling voor een gedeelte van het benodigde budget voor bodemsanering.

Een garantie is een voorwaardelijke financiële verplichting van de overheid aan een derde buiten de overheid, die pas tot uitbetaling komt als zich bij de wederpartij een bepaalde omstandigheid (realisatie van een risico) voordoet.

Invulling aangescherpte garantiekader

In de kabinetsreactie op het rapport van de Commissie Risicoregelingen is het garantiekader aangescherpt (Kamerstukken II 2013–2014 33 750, nr. 13). Eén van de doelen is het afbouwen van niet-gebruikte plafonds en het stopzetten van slapende regelingen. Het verplichtingenplafond van het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is in lijn met de kabinetsreactie bij eerste suppletoire begroting 2014 verlaagd van € 65,3 miljoen naar € 15 miljoen. Overeenkomstig de aankondiging in de begroting 2016 heeft er in 2016 een evaluatie plaatsgevonden naar de doeltreffendheid en doelmatigheid van de regeling bijzondere financiering Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB. De conclusie van de evaluatie, uitgevoerd door EY, is dat hoewel de regeling bodemsaneringsborgstellingskrediet complementair is aan andere regelingen op het gebied van bodemsaneringen, de relevantie van de regeling gering is. In het MKB is beperkt behoefte aan een borgstellingskrediet voor bodemsanering. Wijzigingen in het bodembeleid en de komst van subsidieregelingen in 2006 (waaronder de bedrijvenregeling en cofinanciering), hebben ertoe geleid dat de relevantie van de regeling is afgenomen. Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van deze evaluatie in 2016 beëindigd. In 2017 wordt alleen nog garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 436.000.

Overzicht verstrekte garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitstaande garanties 2015

Geraamd te verlenen 2016

Geraamd te vervallen 2016

Uitstaande garanties 2016

Geraamd te verlenen 2017

Geraamd te vervallen 2017

Uitstaande garanties 2017

Garantieplafond

Totaal plafond

Artikel 13

MKB Krediet

436

0

0

436

0

0

436

0

0

 

Totaal

436

0

0

436

0

0

436

0

0

Overzicht uitgaven en ontvangsten garanties (bedragen x € 1.000)

Artikel

Omschrijving

Uitgaven 2015

Ontvangsten 2015

Saldo 2015

Uitgaven 2016

Inkomsten 2016

Saldo 2016

Uitgaven 2017

Ontvangsten 2017

Saldo 2017

Artikel 13

MKB Krediet

0

0

0

0

0

0

0

0

0

 

Totaal

0

0

0

0

0

0

0

0

0

3. DE BELEIDSARTIKELEN

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid

Algemene Doelstelling

Het op orde houden van een duurzaam watersysteem tegen maatschappelijk aanvaardbare kosten, waardoor Nederland droge voeten heeft, over voldoende zoetwater beschikt en schoon (drink)water heeft en kan blijven gebruiken, nu en in de toekomst.

(Doen) uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Vanuit de begroting Hoofdstuk XII wordt bijgedragen aan het Deltafonds (zie extracomptabele verwijzingen). Vanuit het Deltafonds worden maatregelen en voorzieningen op het gebied van waterveiligheid (artikel 1), zoetwatervoorziening (artikel 2), beheer, onderhoud en vervanging (artikel 3) en waterkwaliteit (artikel 7) bekostigd. De rol (doen) uitvoeren heeft betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterveiligheid, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en waterkwantiteit:

  • Waterveiligheid. Het waarborgen van de bescherming door primaire waterkeringen langs het kust- en IJsselmeergebied en de rivieren volgens het wettelijk niveau; alsmede het dynamisch handhaven van de kustlijn op het niveau 2012, conform herziene basiskustlijn 2012 en handhaving kustfundament.

  • Waterveiligheid en Zoetwatervoorziening. Het (doen) uitvoeren van verkenningen en planuitwerkingen.

  • Waterveiligheid en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van aanlegprojecten, zoals het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP), Ruimte voor de Rivier, de Maaswerken (allen waterveiligheid) en het Verbeterprogramma Waterkwaliteit Rijkswateren (waterkwaliteit).

  • Waterveiligheid, Waterkwantiteit en Waterkwaliteit. Het (doen) uitvoeren van beheer, onderhoud en vervanging.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het integrale waterbeleid, voor het Deltaprogramma en het toezicht op de uitvoering van de gerelateerde wet- en regelgeving. Ook is de Minister verantwoordelijk voor het verbeteren van de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de bestuurlijke organisatie en het instrumentarium ten behoeve van het waterbeleid.

De rol «regisseren» heeft in dit artikel betrekking op taken binnen de beleidsdomeinen waterkwantiteit, zoetwatervoorziening, waterkwaliteit en innovatie en exportbevordering.

  • Waterkwantiteit en Zoetwatervoorziening. Het zorgen voor het ontwikkelen en implementeren van integraal waterbeleid in een aanpak gericht op de gebieden met grote Rijkswateren. Het realiseren van een maatschappelijk afgewogen verdeling van water en het daartoe zo te beheren hoofdwatersysteem dat wateroverlast en -tekort worden voorkomen. Het zorgen voor kaders en instrumentarium voor regionale afwegingen om het regionale watersysteem op orde te brengen en te houden. Deze aanpak is onder andere terug te vinden in het Nationaal Waterplan 2016–20212 en het Beheer- en Ontwikkelprogramma voor de Rijkswateren 2016–20213.

  • Waterkwaliteit. Het ontwikkelen van beleid ten behoeve van het bereiken van een goede ecologische en chemische waterkwaliteit van de oppervlaktewateren in de Rijkswateren van de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde, Eems. De uitvoering gericht op het behalen van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden conform de voorschriften zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Water (KRW), om in drie planperiodes uiterlijk in 2027 aan de Europese verplichtingen te voldoen.

  • Nederlands deel van de Noordzee. Het gaat hier om het ontwikkelen van beleid om de nodige maatregelen te nemen die tot het bereiken en behouden van een goede milieutoestand in het Nederlandse deel van de Noordzee. Dit gebeurt in samenwerking en samenhang met de andere Noordzeelanden, conform de vereisten zoals opgenomen in de Kaderrichtlijn Mariene Strategie. Daarnaast geldt ten aanzien van de Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) dat de coördinerende verantwoordelijkheid ligt bij de Minister van IenM, tezamen met de Minister van EZ voor zover het aangelegenheden betreft die mede tot zijn verantwoordelijkheid behoren.

  • Innovatie en exportbevordering. Het ontwikkelen van beleid, onder andere ten behoeve van de Topsector Water, gericht op het ontwikkelen van kennis, het bevorderen van innovatie en het versterken van de samenwerking tussen het bedrijfsleven, de kennisinstellingen en de overheid (de gouden driehoek) om de internationale concurrentiekracht van het Nederlandse bedrijfsleven te versterken. Hierbij wordt een sterke thuismarkt (kennis en innovatie) gekoppeld aan een concurrerend Nederland in het buitenland. Voor dit laatste gaat het daarbij onder meer om het ontvangen van buitenlandse delegaties en het organiseren en uitvoeren van bilaterale handelsmissies.

  • Daarnaast regisseert de Minister de afstemming van het waterbeheer met de landen rondom de Noordzee en met de buurlanden bovenstrooms gelegen in de stroomgebieden van Rijn, Maas, Schelde en Eems.

  • Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op de beleidsterreinen waterkwantiteit en waterkwaliteit (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Waterkwantiteit

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor waterkwantiteit opgenomen. In productartikelen 1, 2 en 3 van het Deltafonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Ongeveer 60% van ons land zou regelmatig onder water staan als er geen dijken en duinen zouden zijn. In dit gebied wonen negen miljoen mensen en wordt 70% van ons BNP verdiend. Maatschappelijk gezien is aandacht voor de waterveiligheid dus van cruciaal belang voor de leefbaarheid en de economie van Nederland (Kamerstukken II 2012–2013 33 400, nr. 19).

Indicator één en twee: waterveiligheid (droge voeten)

Onderstaande indicatoren geven weer hoe het is gesteld met het aantal kilometers dijken en duinen en het aantal kunstwerken die zorgen voor waterveiligheid in Nederland. De cijfers zijn gebaseerd op de toetsronden uit 2001, 2006, 2011 en de verlengde derde toetsing uit 2014. Conform de Waterwet wordt periodiek getoetst of de primaire waterkeringen voldoen aan de wettelijke veiligheidsnormen. Deze toetsing wordt door de beheerder uitgevoerd volgens het door de Minister vastgestelde wettelijk toetsinstrumentarium. Indien een kering niet aan de norm voldoet, worden maatregelen getroffen.

In 2013 is de Verlengde Derde Toetsronde Primaire Waterkeringen (LRT3+) gehouden. Deze toetsing kwam voort uit de derde toetsing uit 2011, met als bedoeling om zoveel mogelijk de categorie die bij de derde toetsing het oordeel «nader onderzoek nodig» had gekregen weg te werken.

In 2014 is hierover aan de Tweede Kamer gerapporteerd met als belangrijkste conclusie dat voor circa 80% van de dijken en duinen het oordeel «nader onderzoek nodig» nu is omgezet in een definitief oordeel, wat eveneens geldt voor bijna 70% van de kunstwerken (Kamerstukken II 2013–2014 31 710, nr. 32). De waterkeringen en kunstwerken die bij de laatst gehouden toetsing niet aan de norm voldeden, worden in de nabije toekomst versterkt. Ongeveer de helft hiervan heeft reeds een plek in lopende verbeterprogramma’s, zoals HWBP-2, Ruimte voor de Rivier en Maaswerken. De afgekeurde keringen uit de derde en verlengde derde toetsing krijgen een plek in het nieuwe HWBP, mits wordt voldaan aan de subsidiecriteria. In 2017 start de volgende toetsronde. Over de resultaten van deze toetsing wordt in 2023 gerapporteerd aan de Eerste en Tweede Kamer (Kamerstukken II 2013–2014 33 750 J, nr. 20).

Dijken en duinen (km)

Dijken en duinen (km)

Dijken en duinen (in kilometers)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Kunstwerken (aangemerkt als primaire waterkering in aantallen)

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2014

Ten behoeve van een goede verdeling van water zodat Nederland over voldoende zoetwater kan beschikken wordt peilbeheer op het hoofdwatersysteem toegepast. Hiervoor dienen de streefpeilen van drie belangrijke watersystemen (het IJsselmeer, Amsterdam-Rijnkanaal/ Noordzeekanaal en het Haringvliet) op het afgesproken niveau te worden gehouden. Stuwen en spuien/gemalen zijn nodig om dit peil te beïnvloeden.

Indicator Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet
   

Realisatie

Streefwaarde

Streefwaarde

Indicator

Eenheid

2015

2016

2017

Beschikbaarheid streefpeilen voor Noordzeekanaal/ Amsterdam-Rijnkanaal, IJsselmeer en Haringvliet

%

100%

90%

90%

Bron: Rijkswaterstaat, 2016

De norm is dat 90% van de tijd (24-uursgemiddelde) de afgesproken (streef)peilen, onder normale omstandigheden, binnen de operationele marge worden gerealiseerd. De streefpeilen van het Haringvliet, Amsterdam-Rijnkanaal, Noordzeekanaal en IJsselmeer (alleen zomerpeil telt mee) waren in 2015 de gehele periode binnen de marge.

Waterkwaliteit (schoon (drink)water)

Over de ecologische en chemische kwaliteit van de oppervlaktewateren in de stroomgebieden van de Rijn, Maas, Schelde en de Eems en het bereiken van een goede chemische en kwantitatieve toestand van de grondwateren in de vier stroomgebieden, wordt de Tweede Kamer vanaf 2016 jaarlijks geïnformeerd via «De Staat van Ons Water»4. Omdat de Kaderrichtlijn Water werkt met planperiodes, is een volledige beschrijving van de toestand alleen om de zes jaar mogelijk. Het PBL rapporteert op verzoek van de Minister van IenM in het Compendium voor de Leefomgeving jaarlijks op basis van de beschikbare gegevens over waterkwaliteit.

Integraal waterbeleid

Over de voortgang van het integraal waterbeleid wordt vanaf 2016 jaarlijks gerapporteerd in «De Staat van Ons Water». Meer specifieke resultaatinformatie over het waterkwantiteitsbeleid wordt jaarlijks door de waterschappen gepubliceerd in de «Waterschapsspiegel»5.

Beleidswijzigingen

De nieuwe normering primaire waterkeringen zal middels de gewijzigde Waterwet per 1 januari 2017 in werking treden. De bijhorende regeling voor de beoordeling van de veiligheid van primaire waterkeringen, een wijziging van het Waterbesluit en aanpassing van de subsidieregeling voor de versterking van de primaire keringen treden dan ook in werking.

De primaire waterkeringen in Nederland worden periodiek beoordeeld. Met de doelen voor 2050 als uitgangspunt wordt dit jaar gestart met de beoordelingsronde op basis van nieuwe normen waterveiligheid. Deze ronde duurt 6 jaar. De keringbeheerders zullen de resultaten van de beoordeling rapporteren aan de Minister. Deze rapportage kan doorlopend plaatsvinden. Nadat de ILT heeft geconcludeerd dat de beheerder de beoordeling conform de voorschriften heeft uitgevoerd, kan de beheerder keringen die niet aan de norm voldoen aanmelden bij het Hoogwaterbeschermingsprogramma (HWBP). Programmering in het HWBP vindt plaats op basis van prioriteit, waarbij de meest urgente dijkversterkingen het snelst in uitvoering gaan. In het HWBP 2017–2022 is in de prioritering rekening gehouden met de nieuwe normen. In 2023 zal de Minister de Tweede Kamer informeren over het landelijke veiligheidsbeeld. Na deze ronde volgen nog twee beoordelingsrondes waarin verfijning van het veiligheidsbeeld plaatsvindt en op basis waarvan verdere versterkingsmaatregelen in het HWBP worden geprogrammeerd.

In de «Klimaatagenda: weerbaar, welvarend en groen» heeft het kabinet aangekondigd om de Nationale Adaptatie Strategie (NAS) uit te brengen. De NAS, die in 2016 verschijnt, heeft als doel om Nederland in alle opzichten goed voor te bereiden op gevolgen van klimaatverandering, om invulling te geven aan de EU adaptatiestrategie en om tegelijk marktkansen voor Nederlandse bedrijven te creëren. De adaptatiestrategie is een aanvulling op het Deltaprogramma 2015.

In 2017 vindt onder verantwoordelijkheid van de Staatssecretaris van EZ, overleg plaats met de Europese Commissie (EC) over het 6e Actieprogramma Nitraatrichtlijn dat per 1 januari 2018 in werking moet treden. In het Actieprogramma geeft Nederland (of de lidstaat) aan welke maatregelen genomen worden om de kwaliteit van grond- en opperwaterkwaliteit te verbeteren. Dit draagt bij aan de verduurzaming van de land- en tuinbouw, het realiseren van in Nederland vastgestelde doelen voor kwaliteit van grond- en oppervlaktewater, c.q. de implementatie van de Beleidsnota Drinkwater en de KRW (waaronder ook drinkwater valt).

De Internationale Waterambitie (IWA), uitgebracht in 2016, beschrijft het kader voor de nieuwe accenten van het (interdepartementale) waterbeleid. De basis voor de samenwerking zijn de verantwoordelijkheden en rollen van de drie ministeries van Buitenlandse Zaken (BZ), Economische Zaken (EZ) en Infrastructuur en Milieu (IenM). In 2017 verbindt de Internationale Waterambitie het waterbeleid, integreert de inzet en ondersteunt nieuwe kansen. De concrete activiteiten waarop wordt ingezet zijn:

  • Inzet op de 7 deltalanden (Indonesië, Vietnam, Myanmar, Bangladesh, Colombia, Egypte en Mozambique en gericht op het bestendigen van de samenwerking, het uitwisselen van kennis tbv strategische (delta-) plannen, toewerken naar de uitvoering van werken in de deltalanden, focus op financiering tbv de realisatiefase en stimuleren van preventieve aanpak.

  • Specifieke inzet op (maximaal) 8 stedelijke delta’s ten behoeve van het vergroten van waterveiligheid en waterzekerheid en het Nederlands aandeel hierin.

  • Inzet op Polen, Zuid-Afrika, Turkije, Mexico en Filippijnen om marktpartijen te stimuleren aansluiting bij de markt te krijgen via een verstrekte G2G component.

  • Stimuleren van samenwerking op specifieke domeinen gerelateerd aan water in Balkan, India, Roemenie, USA en Singapore.

  • Het inspelen op ad hoc verzoeken uit landen, initiatieven van de watergezant, study tours, en verduurzaming van DRR initiatieven.

  • Het stimuleren van financieringsoplossingen (PPS en innovatieve financiering) om realisatie fase van haalbaarheidsstudies te stimuleren en NLse verdienkansen te vergroten.

  • Coördinatie rondom WB advisory council en de SDG’s.

  • Sterkere verbondenheid tussen de nationale aanpak en internationale markt waarbij Nederland de etalage is voor (innovatieve) icoonprojecten.

  • Bijdragen aan het vergroten van het verdienvermogen van de Nederlandse watersector.

IenM ontsluit de kennis vanuit de beleidskern en Rijkswaterstaat (RWS) en verbindt het nationale kennisniveau met de internationale vraag en markt. Voor de uitvoering van het PvW 2016–2021 programma is mandaat verleend aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (zie ook 11.01.02 Subsidies).

In 2016 is het beleid uit de Human Capital Agenda geëvalueerd. De evaluatie leidt tot voorstellen tot beleidswijziging voor wat betreft de studiebeurzen. Voornemen is deze terug te brengen tot een jaar en het pakket aan contraprestaties beter af te bakenen. Bedoeling is dat hierdoor met dezelfde middelen twee keer zoveel studenten kunnen worden bereikt die zich inzetten voor de watersector. Hiermee wordt gestart in 2017. Ook is er het voornemen om te komen tot een flexibel en toekomstgericht personeelsmanagement. Dit wordt mede vormgegeven door intensievere samenwerking met de CIV’s en de CoE’s. Betrokkenheid bij bijpassende activiteiten zoals het Wereld Water College en de Battle of the Beach wordt voortgezet. De doelstelling om te zorgen voor een continue en zo mogelijk toenemende instroom van goed gekwalificeerd personeel in de watersector blijft gehandhaafd.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 11 Integraal waterbeleid (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

32.289

49.931

60.825

38.669

39.177

39.318

39.588

Uitgaven:

34.852

47.354

56.206

41.518

41.723

41.734

42.004

Waarvan juridisch verplicht

   

95%

       

11.01

Algemeen waterbeleid

29.857

35.169

44.543

31.079

31.231

31.202

31.419

11.01.01

Opdrachten

2.147

6.631

14.729

4.338

4.474

4.437

4.654

11.01.02

Subsidies

8.722

10.441

11.361

11.302

11.302

11.302

11.302

 

– Partners voor Water (HGIS)

8.597

10.391

11.311

11.302

11.302

11.302

11.302

 

– Overige subsidies

125

50

50

0

0

0

0

11.01.03

Bijdrage aan agentschappen

18.169

17.325

16.453

15.439

15.455

15.463

15.463

 

– waarvan bijdrage aan RWS

17.643

16.801

16.043

15.029

15.045

15.053

15.053

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

526

524

410

410

410

410

410

11.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

819

772

2.000

0

0

0

0

11.02

Waterveiligheid

2.788

2.693

2.889

2.925

2.889

2.890

2.890

11.02.01

Opdrachten

2.788

2.693

2.889

2.925

2.889

2.890

2.890

11.03

Grote oppervlaktewateren

2.207

2.003

2.727

2.479

2.529

2.579

2.579

11.03.01

Opdrachten

2.207

2.003

2.727

2.479

2.529

2.579

2.579

11.03.05

Bijdrage aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

11.04

Waterkwaliteit

0

7.489

6.047

5.035

5.074

5.063

5.116

11.04.01

Opdrachten

0

3.773

3.148

3.295

3.459

3.473

3.526

11.04.02

Subsidies

0

79

391

0

0

0

0

11.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

0

1.642

741

0

0

0

0

11.04.05

Bijdrage aan internationale organisaties

0

1.995

1.767

1.740

1.615

1.590

1.590

 

Ontvangsten

24.357

0

3.000

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

349.873

379.531

409.190

327.592

692.701

Andere ontvangsten van artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

186.805

192.608

150.433

177.389

153.406

Totale uitgaven op artikel 1 Investeren in Veiligheid van het Deltafonds

536.678

572.139

559.623

504.981

846.107

waarvan

         

1.01

Grote projecten waterveiligheid

373.919

323.350

267.896

245.997

43.914

1.02

Overige aanlegprojecten waterveiligheid

153.751

247.809

290.807

258.054

801.693

1.03

Studiekosten

9.008

980

920

930

500

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

38.973

38.505

33.622

35.542

32.404

Andere ontvangsten van artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

0

3.006

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 2 Investeren in zoetwatervoorziening van het Deltafonds

38.973

41.511

33.622

35.542

32.404

waarvan

         

2.01

Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

2.02

Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

36.928

38.561

30.672

31.992

32.289

2.03

Studiekosten

2.045

2.950

2.950

3.550

115

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

169.466

163.944

159.920

112.428

129.540

Andere ontvangsten van artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 3 Beheer, onderhoud en vervanging van het Deltafonds

169.466

163.944

159.920

112.428

129.540

waarvan

         

3.01

Watermanagement

7.031

7.030

7.002

7.002

7.002

3.02

Beheer, onderhoud en vervanging

162.435

156.914

152.918

105.426

122.538

Extracomptabele verwijzingen naar artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

26.124

34.861

54.175

88.549

62.200

Andere ontvangsten van artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 7 Investeren in waterkwaliteit van het Deltafonds

26.124

34.861

54.175

88.549

62.200

waarvan

         

7.01

Real.progr.Kaderrichtlijn water

24.850

33.098

51.376

66.625

62.200

7.02

Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

279

768

1.804

20.929

0

11.01 Algemeen Waterbeleid

Budgetflexibiliteit

Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van verplichtingen die tot en met 2016 zijn aangegaan, waaronder de versterking van de icoonwaarde van de Afsluitdijk, en op de structurele uitwerking van de wettelijke taken op basis van de Waterwet. Het restant heeft vooral betrekking op de uitwerking van de afspraken in het Bestuursakkoord Water (BAW). De uitgaven voor de subsidies, de bijdrage aan medeoverheden voor de tijdelijke subsidieregeling kwijtschelding door waterschappen en de agentschapbijdragen aan RWS en KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies en de bijdragen aan medeoverheden hebben een beperkte tijdshorizon en de agentschapbijdragen hebben een structureel karakter.

11.02 Waterveiligheid

Het opdrachtenbudget is grotendeels juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van verplichtingen die tot en met 2016 zijn aangegaan en de uitwerking van de wettelijke taken op basis van de waterwet zoals onder andere de implementatie van de nieuwe normering en de EU-richtlijn Overstromingsrisico’s (ROR).

11.03 Grote oppervlaktewateren

De uitgaven voor de opdrachten zijn deels juridisch verplicht. Dit heeft met name betrekking op de betaling van de lopende verplichtingen die aangegaan zijn tot en met 2016.

11.04 Waterkwaliteit

Een deel van het opdrachtenbudget is juridisch verplicht. Dit heeft betrekking op de betaling van diverse kleine verplichtingen die tot en met 2016 zijn aangegaan. De uitgaven voor de subsidies, de bijdragen aan medeoverheden en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig verplicht. De bijdragen aan medeoverheden zijn bestemd voor het synergieprogramma KRW en lopen door tot en met 2017. De bijdragen aan internationale organisaties zijn bestemd voor structurele jaarlijkse contributies voor de internationale riviercommissies en de OSPAR-commissie, die in internationale verdragen zijn opgericht. Daarnaast zijn ze bestemd voor de bijdragen aan VN organisaties, die onder andere het gevolg zijn van een tweetal Memoranda of Understanding.

Het niet-juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op de onder de financiële instrumenten opgenomen opdrachten op het gebied van de uitvoering van een aantal activiteiten. Dat gaat om activiteiten in het kader van de Kaderrichtijn Water (KRW), de Kaderrichtijn Mariene Strategie (KRM).Ook heeft het niet-juridisch verplichte deel betrekking op de ondersteuning van de internationale riviercommissies en OSPAR in de voorbereiding en de uitvoering van hun werkzaamheden.

11.01 Algemeen waterbeleid

Toelichting op de financiële instrumenten

11.01.01 Opdrachten

Vanaf 2016 wordt jaarlijks in mei de voortgangsrapportage «Staat van Ons Water» gepubliceerd. Hierin wordt gerapporteerd over de uitvoering van het Nationaal Waterplan 2016–2021, het Bestuursakkoord Water uit 2011 en het uitvoeringsprogramma van de Beleidsnota Drinkwater. Ook wordt hierin verslag gedaan over de voortgang van de uitvoering van de Europese richtlijnen over waterkwaliteit, overstromingsrisico’s en de mariene strategie. De Staat van Ons Water wordt gepubliceerd op de website www.staatvanonswater.nl. In aansluiting daarop wordt gerapporteerd over de voortgang in de uitvoering van het waterbeleid, onder meer aan de hand van mijlpalen en acties die voortkomen uit de diverse beleidsstukken. Door het opnemen van verwijzingen (links) naar andere websites is het nodige bronmateriaal makkelijk toegankelijk.

In het Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat (NKWK) werkt IenM met andere overheden (onder andere waterschappen), kennisinstellingen en bedrijfsleven samen met het doel de eigen onderzoeksprogramma’s vanuit vraagsturing efficiënt te combineren. Hiervoor vindt vanuit IenM jaarlijkse financiering aan het NKWK plaats. Het streven is ook om daarbij fundamenteel, strategisch en praktijkgericht onderzoek met elkaar en met innovatieve pilots meer te verbinden. Daarnaast gaat het om een betere aansluiting op Europese onderzoeksprogramma’s. Dat gebeurt in 14 onderzoekslijnen gericht op water- en klimaatvraagstukken waarvan de resultaten bijdragen aan de ambities van IenM. In 2017 zal het accent na de fases van netwerkvorming, agendering en programmering, meer op het uitvoeren van concrete projecten komen te liggen.

Verder wordt binnen het NKWK gewerkt aan het versterken van de verbinding met de Europese netwerken en Research & Development programma’s. In dit kader financiert IenM de Nederlandse deelname aan vier projecten binnen het ERA-net cofund WaterWorks 2014.

Building with Nature is voor het Ministerie van IenM een belangrijke ontwikkeling voor waterveiligheidsopgaven. Steeds meer oplossingen worden eendachtig met het bestaande natuursysteem ontworpen en uitgevoerd in pilots, zoals bijvoorbeeld bij de Zandmotor of bij de Houtribdijk. De kennis die wordt opgedaan in de verschillende pilots en wat daarvan generiek wordt geleerd, zowel inhoudelijk als van de processen, wordt door Stichting Ecoshape in 2017 verder uitgewerkt. De resultaten worden gedeeld met alle betrokken partijen. De activiteiten op het gebied van de Watercoalitie zijn gericht op het ontwikkelen van een nieuw sturingsinstrument voor het waterdomein. Rond het onderwerp «Water in en om het huis» wordt onderzocht of met adaptieve sturing bijgedragen kan worden aan de beleidsdoelen van water met als doel om huishoudens daarbij meer te activeren.

Voor het vergroten van het waterbewustzijn vormt het meerjarig communicatieprogramma Ons Water het fundament. Voor deze publiekscampagne vindt jaarlijkse financiering plaats. De strategie van Ons Water is erop gericht om een verandering in denken teweeg te brengen. Op deze wijze wordt er bewustzijn gecreëerd dat bescherming tegen hoogwater, het borgen van voldoende zoetwater en waterkwaliteit niet vanzelfsprekend is, het werken aan water nooit af is, en er ook een eigen verantwoordelijkheid en handelingsperspectief hierin bestaat.

Specifiek voor de doelgroep jongeren tot 18 jaar worden ook in 2017 weer een aantal op watereducatie gerichte activiteiten georganiseerd die tot doel hebben het waterbewustzijn te vergroten. Door onder andere bij te dragen aan de totstandkoming van lespakketten en gastlessen over waterbeleid wordt gestimuleerd dat in het onderwijs aandacht is voor wateronderwerpen.

Het programmabudget Water Internationaal wordt ingezet op kleine opdrachten die de uitvoering van de beleidsdoelstellingen ondersteunen. Dit houdt verband met relevante onderzoeken, ondersteunde diensten, marktanalyses/-evaluaties, communicatie en samenwerking met de sector (watertechnologie, deltatechnologie en maritiem).

Voor de uitvoering van het Omgevingsloket Online wordt een jaarlijkse bijdrage geleverd. Hiermee wordt geanticipeerd op de komst van de Omgevingswet.

Aan de Helpdesk Water, onderdeel van de dienst Water, Verkeer en Leefomgeving van RWS, wordt een jaarlijkse bijdrage geleverd. De Helpdesk Water zorgt voor beantwoording van vragen van waterprofessionals en publiek op het waterdossier. Met de ontwikkeling van de Omgevingswet wordt ook gekeken naar de mogelijkheden van verdere integratie van de helpdesks op dit terrein.

Voor de uitvoering van het project Icoon Afsluitdijk (totaal € 13 miljoen) door diverse opdrachtnemers wordt in 2017 € 10,6 miljoen beschikbaar gesteld. Dit is inclusief de bijdrage van € 5 miljoen van regionale partners en het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap.

11.01.02 Subsidies

In 2016 is het nieuwe programma Water Internationaal gestart als opvolger van het programma HGIS Partners voor Water 3. Dit betreft het centrale uitvoeringsprogramma van de interdepartementale Internationale Water Ambitie (IWA). Het programma wordt aangestuurd vanuit het Interdepartementale Water Cluster, waarin de drie ministeries BZ, EZ en IenM samenwerken. De uitgaven voor het programma Water Internationaal worden via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gefinancierd. Voor de uitvoering van het PvW 2016–2021 programma is mandaat verleend aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO). Het budget dat wordt ingezet is onderverdeeld in een deel voor lange termijn samenwerking met 7 Deltalanden, een subsidiedeel ten behoeve van marktbetrokkenheid en samenwerking met kansrijke nieuwe landen en Holland promotie. Een belangrijke doelstelling in 2017 binnen de IWA is om het PvW instrument inclusief het subsidie instrument beter te verbinden met het overige instrumentarium. Hiervoor is de pilot collectief programmeren gestart om synergie en logische aansluiting met andere instrumenten te stimuleren.

De op 16 december 2013 verstrekte subsidiebeschikking inzake de realisatie LiveDijk projecten aan de stichting FloodControl IJkdijk wordt met 1 jaar verlengd tot 31 december 2017. Vanwege het later dan gepland inbrengen van het verticaal zanddicht geotextiel, is een vertraging opgelopen van circa 1,5 jaar bij het onderdeel Livedijk Rivierenland. Bij dit onderdeel wordt het faalmechanisme piping onderzocht en wordt specifiek gekeken naar het reducerend effect op piping van een ingebracht kunststof geotextiel. Om een valide meetreeks op te bouwen en de reeds gedane investering optimaal te benutten, is het nodig om ook in het hoogwaterseizoen 2016–2017 metingen te verrichten. Dit betekent dat deze subsidiebeschikking eindigt op 31 december 2017.

11.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Deze bijdrage heeft betrekking op beleidsadvisering, vertegenwoordiging in internationale werkgroepen, opstelling van rapportages en evaluaties en begeleiding van opdrachten aan de markt en aan Deltares. Hiervoor wordt jaarlijks een opdracht aan RWS verstrekt. Tot deze opdracht behoren onder andere de bijdragen aan de uitwerking van de MIRT-onderzoeken waterveiligheid en zoetwatervoorziening.

Aan het KNMI worden diverse onderzoeken en analyses gevraagd omtrent wind op de Noordzee, verbeterde windmodellen, het klimaat in het Rijn- en Maasstroomgebied, het weer in de toekomst en risico-analyses ten aanzien van het samenvallen van extreme weerssituaties. De resultaten van deze analyses dragen bij aan projecten voor windenergie op zee, adaptatie onder het Deltaprogramma en het waterveiligheidsbeleid in het algemeen.

11.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

Sinds 1 januari 2012 mogen lokale overheden op grond van de Uitvoeringsregeling Invorderingswet 1990 bij het bepalen van het nettobesteedbaar inkomen in het kader van de kwijtschelding rekening houden met de nettokosten van kinderopvang. Ter compensatie van de gederfde inkomsten van de gemeenten en waterschappen heeft het Ministerie van SZW € 10 miljoen per jaar beschikbaar gesteld. Voor de waterschappen gaat het om € 2 miljoen per jaar tot 2018. Tot op heden hebben zes waterschappen van deze regeling gebruik gemaakt. Op verzoek van het Ministerie van SZW voert IenM deze regeling uit.

11.02 Waterveiligheid
11.02.01 Opdrachten

De overstromingsrisico- en gevaarkaarten en de overstromingsrisicobeheerplannen onder de Richtlijn Overstromingsrisico (ROR) kennen een zesjaarlijkse cyclus. De overstromingsrisicobeheerplannen voor de vier stroomgebieden Eems, Rijn, Maas en de Schelde zijn in 2016 aan de Europese Commissie gerapporteerd. Doel is om in 2019 de risicokaarten en in 2021 de plannen te hebben geactualiseerd. Voor de actualisatie van de risicokaarten en de plannen wordt opdracht gegeven voor ondersteuning, ontwikkeling en beheer.

In 2017 wordt gewerkt aan de eerste ronde beoordelen van de primaire waterkeringen op basis van de nieuwe normen. Voor deze beoordeling worden nog diverse opdrachten verstrekt ter ondersteuning waterkeringbeheerders, onder andere voor het voortzetten van het opleiden van waterbeheerders voor deze veiligheidsbeoordeling. Daarnaast worden opdrachten verstrekt om kennis ten aanzien van waterveiligheid te ontwikkelen en ook vast te leggen. Voor de kust worden in 2017 opdrachten verstrekt voor verdere kennisontwikkeling, onder andere over zeespiegelstijging.

Voor de rivieren worden in 2017 opdrachten verstrekt voor diverse verkenningen naar onder andere systeemwerking Maas en het effect van langsdammen, en wordt bijgedragen aan diverse MIRT-projecten in het rivierengebied.

11.03 Grote oppervlaktewateren
11.03.01 Opdrachten

De beschikbare budgetten worden in 2017 ingezet voor onder andere de uitvoering van de volgende beleidsonderwerpen:

Waddenzee

Het Ministerie van IenM zal (mede namens het Ministerie van Economische Zaken) naar verwachting begin 2017 zijn visie op de toekomstige ontwikkeling van het Waddengebied naar de Tweede Kamer zenden. Bij de ontwikkeling van deze visie worden de bevindingen betrokken van onder meer de Evaluatie van de SVW, de Beleidsverkenning en de tussentijdse evaluatie van de Samenwerkingsagenda Verbetering Beheer Waddenzee. In 2017 en 2018 wordt de Toekomstvisie voor het Waddengebied uitgewerkt in onder meer het instrumentarium van de Omgevingswet.

Eems Dollard

Het Rijk en regio spreken af om, onder gezamenlijke regie van het Ministerie van IenM en de provincie Groningen, een meerjarig adaptief programma Eems-Dollard op te stellen. Voor de eerste fase wordt een kwartiermakersteam aangesteld.

Noordzee

De Beleidsnota Noordzee 2016–2021 geldt als het maritieme ruimtelijke plan conform de eisen van de EU-Richtlijn Maritieme ruimtelijke planning. In 2017 worden de acties uit de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 verder in uitvoering gebracht (Kamerstukken II 2014–2015 31 710, nr. 35 bijlage blg-427951).

Om de duurzame energiedoelstellingen voor 2023 te halen wordt in 2017 met het Ministerie van Economische Zaken verder gewerkt aan de uitrol van windparken op zee.

In 2017 wordt een onderbouwende studie uitgevoerd naar de sociale, economische en ecologische samenhang tussen land en zee, op basis van de vereisten in de Europese Richtlijn Maritieme Ruimtelijke Planning. Zoals opgenomen in de Beleidsnota Noordzee 2016–2021 draagt deze studie ook bij aan internationale samenwerking rond de Noordzee. Die krijgt concreet vorm via de participatie in een Noordzee Interreg project dat doorloopt tot eind 2018. Dit project draagt bij aan een gezamenlijke kennisbasis van de Noordzeelanden over lopende en mogelijke nieuwe ontwikkelingen met een grensoverschrijdend karakter. De resultaten zijn mede input voor het hoofdstuk over de Noordzee in de Nationale Omgevingsvisie.

Zuidwestelijke Delta

In de ontwerp-rijksstructuurvisie Grevelingen en Volkerak-Zoommeer schetst het kabinet een ontwikkelrichting voor een verbeterde waterkwaliteit de natuur, recreatie en toerisme, landbouw, schelpdierteelt en de kwaliteit van de leefomgeving ten goede komt. Vanuit het Deltaprogramma zoetwater worden maatregelen getroffen om de zoetwatervoorziening van gebieden rondom het Volkerak-Zoommeer te verbeteren. De regio heeft een actieve rol in het zorgen voor de bekostiging en uitvoering van de plannen uit de ontwerp-rijksstructuurvisie. In maart 2015 is met regionale partijen een bestuursovereenkomst afgesloten met afspraken over de governance en wijze waarop wordt toegewerkt naar financiële dekking van de maatregelen uit de ontwerp-rijksstructuurvisie. Voorwaarde voor verdere stappen is dat er financiële dekking is voor de maatregelen uit de ontwerp-Rijksstructuurvisie. Meer specifiek betreft het in 2017 de uitvoering van de Scheldeverdragen en het doen van lopend onderzoek.

11.04 Waterkwaliteit
11.04.01 Opdrachten

Het doel is om in 2027 de doelstelling van chemisch schoon water en een ecologisch gezond watersysteem voor duurzaam gebruik bereikt te hebben. Ieder jaar wordt in De Staat van Ons Water de voortgang van de uitvoering van de maatregelen gerapporteerd. De toestand, doelen en maatregelen worden iedere 6 jaar vastgelegd en aan de Europese Commissie gerapporteerd middels stroomgebiedbeheerplannen onder de Kaderrichtlijn Water. De tweede stroomgebiedbeheerplannen voor Rijn, Maas, Schelde en Eems voor de periode 2016–2021 zijn eind december 2015 vastgesteld en op dit moment in uitvoering. De uitvoering van de tweede tranche maatregelen in het hoofdwatersysteem loopt via artikel 7 van het Deltafonds.

De Europese Kaderrichtlijn Mariene Strategie (KRM) kent, net als de KRW, een zesjarige plancyclus. In 2017 wordt de implementatie van het KRM-Programma van Maatregelen, onderdeel van het Nationaal Waterplan 2016–2021, voortgezet. Het betreft met name aanvullende maatregelen op vigerend beleid op het terrein van terugdringen van zwerfvuil in zee (plastic soep) en bescherming van ecologisch waardevolle gebieden op de Noordzee. Daarnaast geeft het kabinet meer invulling aan zijn faciliterende rol ten aanzien van «kansen benutten» voor het samengaan van een duurzame economische groei en gebruik met een gezond systeem, en voor eventueel ecosysteemherstel. In 2017 worden ook de resultaten uit het KRM-monitoringprogramma beoordeeld en wordt aanvullend onderzoek op gebied van vooral onderwatergeluid, zwerfvuil en microplastics uitgevoerd ten behoeve van het actualiseren van de beoordeling van de milieutoestand in 2018. Daarmee samenhangend vindt de voorbereiding plaats van het actualiseren van de beschrijvingen van de goede milieutoestand en beleidsdoelen in 2018. De uitvoering van de KRM vindt plaats in samenwerking met de Staatssecretaris van Economische Zaken. Er wordt ingezet op internationale afstemming en samenwerking (Noordzeeregio, OSPAR, EU), op samenwerking met kennisinstituten en belanghebbenden en op cofinanciering uit EU-fondsen als EFMZV en INTERREG.

11.04.02 Subsidies

Ter uitvoering van het Bestuursakkoord Water zijn door de Stichting RIONED met subsidie van het Ministerie van IenM vijftien kenniscoaches waterketen aangesteld. Deze kenniscoaches zijn beschikbaar voor de samenwerkende partijen in de regio’s om proces en inhoud te ondersteunen. In 2017 zal het programma worden afgerond. In dit laatste jaar zijn middelen vrijgemaakt voor onder andere de organisatie van bijeenkomsten, waarin regiospecifieke kwesties worden uitgediept, en worden ambtelijke trekkers van samenwerkingsregio’s vaardigheden bijgebracht om hun rol als spil in de (complexe) regionale samenwerking goed te vervullen.

Stichting De Noordzee ontvangt tot en met 2017 een incidentele subsidie voor de versterking van de kennisbasis binnen het netwerk van natuur- en milieuorganisaties en als verbinder bij besluitvormingsprocessen in het Noordzeebeleid.

11.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

Het Synergieprogramma KRW is gericht op synergie tussen ruimtelijke maatregelen ten behoeve van de doelstellingen van de KRW en andere rijksdoelen. Het programma omvat circa honderdtwintig projecten, waaronder ruim tachtig projecten in het landelijk gebied. Ingevolge het Bestuursakkoord natuur zijn deze laatste projecten gedecentraliseerd. De provincies zijn nu verantwoordelijk voor de verdere uitvoering van die projecten. Gemeenten en waterschappen zijn verantwoordelijk voor de uitvoering van de circa veertig synergieprojecten in het stedelijk gebied. Het Rijk was medeverantwoordelijk voor de financiering van de synergieprojecten in het stedelijk gebied tot en met 2016. In 2017 wordt dit programma financieel afgesloten.

11.04.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Nederland is partij in de verdragen waarin de internationale riviercommissies voor de Rijn, Maas en Schelde zijn opgericht. In deze commissies bespreekt Nederland watervraagstukken op het gebied van kwaliteit, droogte en overstroming. De contributie voor deze commissies wordt jaarlijks vastgesteld. Voor coördinatie van de EU-richtlijnen Kaderrichtlijn water en Overstromingsrisico’s bestaat voor de Eems geen vaste riviercommissie, maar heeft Nederland apart een contract afgesloten met Flussgebietsgemeinschaft Ems in Nedersaksen, Duitsland.

Voor de internationale samenwerking en afstemming over vraagstukken op het gebied van mariene milieu, ecologie en biodiversiteit in het noordoostelijk deel van de Atlantische Oceaan, inclusief de Noordzee, bestaat het OSPAR-verdrag. Ook voor OSPAR is jaarlijks contributie verschuldigd.

Nederland ambieert een internationale profilering als centrum voor watervraagstukken. Dit is verwoord in de Internationale Waterambitie van het kabinet. Het streven van Nederland als Centre of Excellence wordt gedeeltelijk ingevuld door middel van twee Memoranda of Understanding (MOU), waarmee UNESCO wordt ondersteund. Het gaat hier om ondersteuning van het grondwaterinstituut IGRAC en om capacity building door UNESCO-IHE.

Water speelt een verbindende rol in de in VN-kader afgesproken Sustainable Development Goals (SDG’s). Er is reeds een specifiek SDG voor water afgesproken. In een van de subdoelen van de SDG die zich richt op steden wordt specifiek de nadruk gelegd op het verminderen van risico’s van watergerelateerde rampen. Op dit moment is hiertoe de implementatiefase aangebroken. Hiervoor wordt met internationale organisaties en platforms samengewerkt en worden activiteiten ondersteund. Zo worden bijdragen geleverd aan het Sendai raamwerk van de UNISDR, HELP, Aqueduct, Wereldbank Global Water Practice GWP, OESO, Habitat III en World Water Council. Nederland steunt verder actief de activiteiten van UNECE Water op het gebied van grensoverschrijdend waterbeheer.

Beleidsartikel 12 Waterkwaliteit

In het verlengde van de overheveling van KRW middelen van artikel 12 Waterkwaliteit naar artikel 7 van het Deltafonds, heeft IenM bij Begroting 2015 aangekondigd om bij Begroting 2016 de artikelen 11 Waterkwantiteit en 12 Waterkwaliteit samen te voegen tot één integraal waterartikel, met behoud van het onderscheid tussen waterkwantiteit en waterkwaliteit. Hiertoe wordt de naam en algemene doelstelling van artikel 11 aangepast van «Waterkwantiteit» naar «Integraal waterbeleid». Artikel 12 Waterkwaliteit wordt geschrapt en zal deel uitmaken van het nieuwe artikel 11 Integraal waterbeleid als artikelonderdeel 11.04 Waterkwaliteit. Met dit integrale waterartikel wordt beoogd de samenhang tussen de artikelen te benadrukken, zonder af te doen aan de transparantie van de begroting.

Hieronder is de budgettaire tabel van artikel 12 Waterkwaliteit opgenomen. Door de samenvoeging van de beleidsartikelen 11 en 12 heeft deze alleen nog betrekking op de jaren 2015 en daarvoor. Voor de jaren 2016 en verder wordt verwezen naar artikel 11 Integraal waterbeleid.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 12 Waterkwaliteit (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

4.193

0

0

0

0

0

0

Uitgaven:

5.915

0

0

0

0

0

0

Waarvan juridisch verplicht

   

0%

       

12.01

Waterkwaliteit

5.915

0

0

0

0

0

0

12.01.01

Opdrachten

4.076

0

0

0

0

0

0

12.01.02

Subsidies

261

0

0

0

0

0

0

12.01.03

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

– Verbeterprogramma Waterkwaliteit rijkswateren

0

0

0

0

0

0

0

 

– Natuurcompensatie Perkpolder

0

0

0

0

0

0

0

 

– Natuurlijker Markermeer/IJ'meer

0

0

0

0

0

0

0

 

– Verruiming vaargeul Westerschelde

0

0

0

0

0

0

0

12.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

460

0

0

0

0

0

0

12.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

1.118

0

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

Algemene Doelstelling

Een ruimtelijk beleid voor een concurrerend, bereikbaar, leefbaar en veilig Nederland, waarin sprake is van regionaal maatwerk, waarin de gebruiker voorop staat, waarin investeringen scherp worden geprioriteerd en waarin ruimtelijke ontwikkelingen, milieu en mobiliteit met elkaar zijn verbonden.

Rollen en verantwoordelijkheden

Het Rijk is enerzijds verantwoordelijk voor het systeem van ruimtelijke ordening en stimuleert anderzijds de ruimtelijke investeringen en de kwaliteit daarvan. Daardoor heeft de Minister van IenM een stimulerende en een regisserende rol.

Stimuleren

IenM werkt aan meer eenvoudige regelgeving voor ruimtelijke ordening. Daarbij verwacht het Rijk dat medeoverheden zich eveneens inzetten voor meer eenvoud en verdere integratie op het gebied van ruimtelijke regelgeving. Hierdoor neemt de bestuurlijke drukte af en ontstaat er ruimte voor regionaal maatwerk. Om dit doel te bereiken is goede samenwerking met en inzet door medeoverheden van groot belang. Het Rijksbeleid voor ruimtelijke ontwikkeling en ordening is beschreven in de in 2012 vastgestelde Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) (Kamerstukken II 2011–2012 32 660, nr. 50). Dit ruimtelijk beleid kent een selectieve beleidsinzet op 13 nationale belangen. Bij deze 13 nationale belangen is het Rijk (mede) verantwoordelijk voor het behalen van deze doelen. Gebiedsontwikkeling wordt ingezet om bij te dragen aan een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland. Voor het onderdeel Ruimtegebruik Bodem is de algemene doelstelling om te komen tot een duurzaam en efficiënt beheer en gebruik van bodem en ondergrond. De (Rijks) structuurvisie Ondergrond vormt een belangrijke basis voor het ordenen van activiteiten in de bodem en ondergrond. De aanpak is onder meer beschreven in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016 – 2020 en het Convenant Bodem en Bedrijven 2015.

Het Rijk bevordert de ruimtelijke investeringen en de kwaliteit daarvan door middel van:

  • Zorg dragen voor een gestructureerde afstemming met de regio in de vorm van het Bestuurlijk Overleg MIRT, waarin het Rijk en de regio afspraken kunnen maken over afgestemde acties en investeringsbeslissingen.

  • Het, via de gebiedsagenda’s, in kaart brengen van de inhoudelijke samenhang tussen de verschillende onderdelen van het ruimtelijk-fysieke domein (onder andere woningbouw, bereikbaarheid, economie, energie, natuur en waterveiligheid).

  • Het bevorderen van de duurzame kwaliteit van de ruimtelijke inrichting en het doelmatig gebruik van het bodem- en watersysteem (gebiedsontwikkeling).

  • Het ontwikkelen van nationale ruimtelijke visies, zoals een Visie op de ruimtelijke kansen voor duurzame energie-opwekking, -opslag en -transport in 2050.

  • De inhoudelijke inbreng vanuit het ruimtelijk beleid in de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

  • Inbreng van ontwerp in ruimtelijke projecten en programma’s van IenM.

Regisseren

Daarnaast heeft de Minister van IenM – bij de onderwerpen Ruimtelijk Instrumentarium, Geo-informatie, Stelselherziening Omgevingsrecht en Ruimtegebruik Bodem – een systeemverantwoordelijkheid voor het goed laten verlopen van processen op het gebied van ruimtelijke ordening, ongeacht wie verantwoordelijk is voor het resultaat of welke doelen worden nagestreefd. De Minister van IenM is vanuit deze rolopvatting eerstverantwoordelijk voor:

  • Het opstellen, onderhouden en coördineren van nationale en EU-kaders en wet- en regelgeving op ruimtelijk gebied en ten aanzien van interbestuurlijke geo-informatie en de daarbij behorende informatievoorziening.

  • Het vertalen en implementeren van relevante Europese beleidskaders. Samenwerken met het bedrijfsleven en wetenschap in een topteam geo-informatie om de gezamenlijke opgestelde toekomstvisie GeoSamen te realiseren.

  • Zorg dragen voor de stelselherziening van het omgevingsrecht, waarin de wetgeving met betrekking tot het fysieke domein wordt gebundeld en gestroomlijnd. De Minister en de andere overheden zijn verantwoordelijk voor de implementatie (invoeringsbegeleiding, digitale ondersteuning en infopunt) daarvan.

  • De coördinatie van het opstellen van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI).

  • Het vanuit de ruimtelijke invalshoek bijdragen aan (de nieuwe) bestuurlijke structuren en inrichting.

  • Zorg dragen voor de structurele verankering van het ruimtelijk ontwerp in de beleidsprocessen en projecten van de ruimtelijke ontwikkeling van medeoverheden.

  • De verdere ontwikkeling van kennis van de fysieke leefomgeving ten behoeve van beleid in relatie tot maatschappelijke opgaven en het faciliteren van de toepassing daarvan door de andere overheden.

  • Het in staat stellen van de decentrale overheden om in 2030 de bodemverontreinigingproblematiek te beheersen.

  • Ten slotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

De monitor Infrastructuur en Ruimte onderzoekt de realisatie van de dertien nationale belangen uit de Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR), afgezet tegen de gestelde ambities.

Omdat gebleken is dat de afbeeldingen van de indicatoren veel ruimte innemen en de inzichtelijkheid niet bevorderen, is ervoor gekozen vanaf de begroting 2017 te verwijzen naar het PBL. Door de opname van links wordt bovendien bereikt dat er voortdurend geactualiseerde cijfers beschikbaar zijn. In september 2016 komt het PBL met nieuwe metingen van het doelbereik van de Nationale belangen genoemd in de SVIR.

In samenloop met de totstandkoming van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) zal vanaf de begroting 2018 bezien worden in welke mate indicatoren en kengetallen daarop moeten worden aangepast of geactualiseerd.

Nationaal belang SVIR

Doel SVIR

Voorlopige kengetallen Monitor Infrastructuur en Ruimte

Meting 2014/2016

Een excellente ruimtelijk-economische structuur van Nederland door een aantrekkelijk vestigingsklimaat in en goede internationale bereikbaarheid van de stedelijke regio’s met een concentratie van topsectoren

Versterken concurrentiekracht stedelijke regio’s

Internationale concurrentie Nederlandse regio’s

 

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2150-Economische-ontwikkeling-in-regio%27s-met-concentratie-topsectoren.html?i=40–189

Bereikbaarheid

Nabijheid wonen-werken

Sinds 1996 nabijheid wonen en werken met 2,5% toegenomen (periode 1996–2015).

Sinds 2012 gegroeid met 1%

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2134-Nabijheid-wonen---werken.html?i=40–189

Vestigingsklimaat

Fysiek vestigingsklimaat

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2133-Regionale-Quality-of-living.html?i=40–189

       

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor (duurzame) energievoorziening en de energietransitie

Realisering netwerk SEV-III

Toename netlengte hoogspanningslijnen met spanning 220 kV en hoger

2.800 km (2008), 2.890 km (2012), 2890 km (2015)

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2135-Hoogspanningsleidingen.html?i=40–190

Transitie duurzame energie

Verbruik hernieuwbare energie

4,2% (2011) 4,5% (2013), 5,5% (2014)

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0385-Verbruik-van-hernieuwbare-energie.html?i=40–190

Doelstelling windenergie

Opgesteld vermogen windenergie op land en op zee

2237 MW (2010) 2433 MW(2012), 2865 MW (2014) op land

228 MW (2012), 228 MW (2014) op zee

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl0386-Windvermogen-in-Nederland.html?i=40–190

       

Ruimte voor het hoofdnetwerk voor vervoer van (gevaarlijke) stoffen via buisleidingen

Buisleidingen in gereserveerde stroken

Toename rode ontwikkelingen buisleidingstroken

Netlengte 18.406 km (2008), Daarnaast ligt er ongeveer 133.546 (2014) aan gasleidingen voor lokale distributie en 5.000 km warmtenet (2014).

Aantal woningen binnen gereserveerde buisleidingstroken 283 (2012), 286 (2014), 286 (2015)1

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/nl2136-Hoofdnetwerk-buisleidingen.html?i=40–191

Efficiënt gebruik van de ondergrond

Winning opper-vlaktedelfstoffen verbinden met andere functies

Nog uit te werken op basis van structuurvisie ondergrond

Realisatiecijfers worden verwacht wanneer structuurvisie beschikbaar is.

Zorgvuldige afweging en transparante besluitvorming bij alle ruimtelijke en infrastructurele besluiten

Ladder voor duurzame verstedelijking

Ladder voor duurzame verstedelijking

Aandeel Ladderplichtige bestemmingsplannen waarbij de Ladder volledig is toegepast 8% (nulmeting 2013), 43% (2015).

http://www.compendiumvoordeleefomgeving.nl/indicatoren/ nl2173-Toepassing-Ladder-duurzame-verstedelijking.html?i=40–203

Bron: De kengetallen zijn afkomstig uit de Monitor Infrastructuur en Ruimte 2014, Planbureau voor de Leefomgeving (www.clo.nl). Gegevens zijn deels afkomstig uit de meting 2016. September 2016 zal deze meting beschikbaar zijn en gepubliceerd worden.

X Noot
1

Cijfers op basis van nieuwe bron

Voor het Meerjarenprogramma Bodem wordt verwezen naar het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015, 14854). In dit convenant is onder meer beschreven hoe de overheden de focus leggen bij de aanpak van de resterende verontreinigingen. Resterende verontreinigingen zijn verontreinigingen waarbij het risico voor mens, plant en dier het grootst is. De budgetten van het meerjarenprogramma Bodem worden over de bevoegde overheden ex Wet Bodembescherming (ex Wbb) verdeeld via het provincie- en gemeentefonds.

Beleidswijzigingen

In de beleidsdoorlichting ruimtelijke ordening (artikel 13), die in 2015 is verschenen, is de aanbeveling opgenomen om vorm te geven aan een overkoepelende evaluatie- en monitoringprogramma voor het ruimtelijk beleid samen met medeoverheden en private partijen. In dit evaluatieprogramma zal expliciet aandacht gegeven moeten worden aan de doeltreffendheid en de doelmatigheid van de ingezette financiële instrumenten.

Als een eerste uitwerking daarvan is het voornemen om vanaf de begroting 2018 samen met andere overheden jaarlijks een van de onderdelen te evalueren. De afspraken over de te leveren prestaties in relatie tot het Meerjarenprogramma Bodem zijn vastgelegd in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015. 14854). Hierover zijn rapportages aan de Kamer voorzien in 2018 en eind 2020.

In de beleidsdoorlichting is tevens de aanbeveling gedaan om de structuur van artikel 13 te verbeteren. Een eerste stap hiertoe is bij deze begroting gedaan. Vanaf de begroting 2018 zal, in samenloop met de totstandkoming van de Nieuwe Omgevingsvisie worden bezien in welke mate indicatoren en kengetallen daarop moeten worden aangepast of geactualiseerd.

In de zomer van 2016 is een Kustpact opgesteld voor de kust in brede zin, waarin de gezamenlijke waarden ten aanzien van de toekomstige ontwikkelingen zijn bepaald. Het Kustpact vormt het vertrekpunt om te komen tot een visie op basis van gedeelde waarden. Deze visie vormt de basis voor de verdere plannen van de betrokken partijen. De uitwerking van deze visie vindt plaats in 2016 en 2017. Parallel hieraan wordt met elkaar de bevoegdheden en het juridisch instrumentarium in beeld gebracht. Het doel hiervan is om eventuele hiaten dan wel problemen in de praktische toepassing op te lossen, waarbij rekening zal worden gehouden met de bestaande plannen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 13 Ruimtelijke ontwikkeling (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

69.162

107.294

90.220

95.625

83.308

97.218

186.528

Uitgaven:

112.043

118.265

102.337

98.885

90.561

98.258

186.528

Waarvan juridisch verplicht

   

94%

       

13.01

Ruimtelijk instrumentarium

12.065

10.275

9.081

7.310

7.377

7.689

8.500

13.01.01

Opdrachten

4.665

9.044

9.081

7.310

7.377

7.689

8.500

 

– Wabo

2

55

1.696

1.636

1.752

1.752

1.752

 

– Architectonisch beleid

1.744

2.128

2.920

2.919

2.918

2.919

2.919

 

– Overige opdrachten

2.919

6.861

4.465

2.755

2.707

3.018

3.829

13.01.02

Subsidies

4.472

1.016

0

0

0

0

0

 

– Programma Ruimtelijk Ontwerp

3.484

1.016

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

988

0

0

0

0

0

0

13.01.03

Bijdrage aan agentschappen

2.436

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.436

0

0

0

0

0

0

13.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

492

215

0

0

0

0

0

13.02

Geo-informatie

51.639

43.200

28.408

22.723

28.017

27.993

28.093

13.02.01

Opdrachten

2.385

4.387

2.510

1.941

1.941

1.941

1.941

13.02.02

Subsidies

12.532

6.699

690

380

380

380

380

 

– Basisregistraties

12.532

6.699

690

380

380

380

380

13.02.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

36.722

32.114

25.208

20.402

25.696

25.672

25.772

 

– Kadaster

36.722

32.114

25.208

20.402

25.696

25.672

25.772

13.03

Gebiedsontwikkeling

3.422

9.818

10.993

13.472

7.744

7.631

6.753

13.03.01

Opdrachten

932

3.290

2.642

3.862

4.064

4.050

4.143

13.03.02

Subsidies

134

60

60

60

60

60

60

13.03.03

Bijdrage aan agentschappen

0

0

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

0

0

0

0

0

13.03.04

Bijdrage aan medeoverheden

2.356

6.468

8.291

9.550

3.620

3.521

2.550

 

– Projecten BIRK

2.288

3.918

4.432

4.150

0

0

0

 

– Projecten Nota Ruimte

68

0

1.309

2.850

1.070

971

0

 

– Projecten Bestaand Rotterdams Gebied

0

2.550

2.550

2.550

2.550

2.550

2.550

13.04

Ruimtegebruik bodem

32.367

39.983

40.721

51.346

46.339

50.861

139.198

13.04.01

Opdrachten

1.784

6.258

5.054

5.354

5.328

5.319

5.369

13.04.02

Subsidies

17.654

12.000

12.000

8.684

10.000

10.000

10.000

 

– Bedrijvenregeling

10.746

10.000

10.000

8.684

10.000

10.000

10.000

 

– Bodemsanering NS

4.538

0

0

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

2.370

2.000

2.000

0

0

0

0

13.04.03

Bijdrage aan agentschappen

8.709

6.943

5.846

5.905

5.787

5.787

5.787

 

– waarvan bijdrage aan RWS

8.709

6.943

5.846

5.905

5.787

5.787

5.787

13.04.04

Bijdrage aan medeoverheden

1.900

14.782

17.821

31.403

25.224

29.755

118.042

 

– Meerjarenprogramma Bodem

1.900

10.280

14.910

28.992

23.013

27.544

115.831

 

– Programma Gebiedsgericht instrumentarium

0

4.502

2.911

2.411

2.211

2.211

2.211

13.04.07

Bekostiging

2.320

0

0

0

0

0

0

 

Uitvoering klimaatadaptatie

2.320

0

0

0

0

0

0

13.05

Eenvoudig Beter

12.550

14.989

13.134

4.034

1.084

4.084

3.984

13.05.01

Opdrachten

4.158

6.247

6.309

1.509

359

18

0

 

– Eenvoudig Beter

4.158

6.247

6.309

1.509

359

18

0

13.05.03

Bijdrage aan agentschappen

8.392

8.742

6.825

2.525

725

4.066

3.984

 

– waarvan bijdrage aan RWS

8.392

8.742

6.825

2.525

725

4.066

3.984

 

Ontvangsten

6.371

8.989

3.824

3.824

3.824

3.824

3.824

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds

75.001

40.300

8.600

4.800

0

Andere ontvangsten van artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.16 Reservering Omgevingswet van het Infrastructuurfonds

75.001

40.300

8.600

4.800

0

waarvan

         

18.16

Reservering Omgevingswet

75.001

40.300

8.600

4.800

0

13.01 Ruimtelijk instrumentarium

Budgetflexibiliteit

Van het opdrachtenbudget is het grootste deel juridisch verplicht door lopende opdrachten ten behoeve van de uitvoering van het ruimtelijk beleid. Het betreft onder meer opdrachten in de sfeer van het programma NOVI (Nieuwe Omgevingsvisie), de uitvoering Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo), het beleid voor architectuur en ruimtelijk ontwerp en het beleid met betrekking tot de Klimaat – en Ruimtelijke Adaptatie. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapbijdrage aan RWS voor de maatregelen op het gebied van het programma Ruimtelijke Adaptatie zijn eveneens juridisch verplicht. De subsidies hebben nog maar een beperkte tijdshorizon maar zijn volledig verplicht. Daarentegen heeft de agentschapbijdrage een structureel karakter.

13.02 GEO-informatie

Het opdrachtenbudget en het subsidiebudget zijn merendeels juridisch verplicht. Het opdrachtenbudget betreft voornamelijk de meerjarige opdrachtverlening aan de Stichting Geonovum in het kader van de uitvoering van wettelijke taken, zoals het beheer van de standaarden ruimtelijke informatie en de invoeringsverplichtingen van INSPIRE. Het budget voor bijdragen aan ZBO’s is jaarlijks volledig juridisch verplicht zijnde de opdracht aan het Kadaster ten behoeve van het beheer en onderhoud en de exploitatie van de basisregistraties.

13.03 Gebiedsontwikkeling

Het opdrachtenbudget is deels juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het gebiedsbeleid en MIRT projecten. De uitgaven voor de subsidie aan het Regionaal College Waddengebied, de agentschapbijdrage aan RWS, voor maatregelen op het terrein van het gebiedenbeleid en de bijdrage aan andere overheden voor de uitvoering van Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK), Nota Ruimte en Nieuwe Sleutel Projecten (NSP) projecten zijn allen juridisch verplicht.

13.04 Ruimtegebruik bodem

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de uitvoering van het bodembeleid. De uitgaven voor de subsidies en de agentschapsbijdrage aan RWS/WVL zijn juridisch verplicht.

Het niet-juridisch verplichte deel op dit artikel heeft met name betrekking op gelden conform de bestuurlijke afspraken voor knelpunten in de uitvoering van de Wet bodembescherming, grootschalige bodemsaneringsprojecten en de bijdragen aan drink- en afvalvoorzieningen in Caribisch Nederland.

13.05 Eenvoudig Beter

Van het opdrachtenbudget 2017 is al een groot deel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen vanwege de stelselherziening omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). Tevens is de agentschapbijdrage aan RWS en het RIVM juridisch verplicht.

13.01 Ruimtelijk instrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

13.01.01 Opdrachten

Uitvoering Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR)

De financiële middelen worden in 2017 met name ingezet om zicht te houden op de realisatie van de SVIR en om zorg te dragen voor kennisontwikkeling ten behoeve van de uitvoering van de SVIR. Hiertoe behoren evaluaties over de realisatie van doelen, het uitvoeren van beleidsverkenningen en het op peil houden van de vakkennis. De ondersteuning van provincies en gemeenten in krimp- en anticipeerregio’s door middel van kennis en experimenten wordt in 2017 voortgezet.

Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp

Architectuur en ruimtelijk ontwerp zijn van belang voor een goede ontwikkeling en beheer van de fysieke leefomgeving. De rijksinzet met de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp is geactualiseerd en vastgelegd voor de periode 2017 – 2020. Hierbij staat de inzet van ontwerpkracht op de maatschappelijke opgaven zoals geagendeerd in de Nationale Omgevingsagenda en bij het opstellen en toepassen van omgevingsplannen en -visies centraal.

De financiële middelen voor architectuur en ruimtelijk ontwerp worden enerzijds gebruikt voor de eigen rol en verantwoordelijkheid van het Rijk met het College van Rijksadviseurs en met ontwerpend onderzoek – interdepartementaal – op thema’s zoals energietransitie, klimaatopgave, herbestemming en mobiliteit. Anderzijds worden deze middelen ingezet voor programma’s zoals het O-team, de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam en stimuleringsprogramma’s voor de lokale praktijk bij uitvoeringspartners. De uitvoering van de Actieagenda gebeurt in een netwerk van het Rijk met lead partners.

Opdrachten Ruimtelijke Adaptatie en Klimaatadaptatie

Het programma Klimaatadaptatie richt zich op het bevorderen van een transitie van personen en organisaties naar meer klimaatbestendig handelen. Daarbij bevindt het programma zich in een breed speelveld, waarbinnen het een schakelfunctie vervult. Klimaat Adaptatie omvat drie onderdelen; allereerst de uitvoering van de Deltabeslissing Ruimtelijke Adaptatie van september 2014 (en het daarover gesloten bestuursakkoord). Hierin is een interbestuurlijke aanpak afgesproken teneinde Nederland op de lange termijn waterrobuust en klimaatbestendig in te richten, met als doel dat Nederland beter bestand is tegen dreigingen van overstromingen, neerslag, droogte en hitte. In 2017 wordt de voortgang geëvalueerd.

Eind 2016 wordt een nationale adaptatiestrategie uitgebracht. IenM heeft hierbij een coördinerende rol. Vervolgens wordt een agenda en maatregelpakket opgesteld en in 2017 aan Brussel toegestuurd. Proceskosten en ondersteuning van enkele pilots zijn de voorziene uitgaven in 2017.

13.01.02 Subsidies

Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp (AAARO)

Het budget van 2017 – 2021 voor de Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp wordt deels als een meerjarig subsidie uitgekeerd aan een aantal van de lead partners (waaronder het Stimuleringsfonds Creatieve Industrie, Architectuur Lokaal en de Internationale Architectuur Biënnale Rotterdam), om zo goed mogelijk aan te sluiten op ontwikkelingen en concrete activiteiten in de praktijk.

13.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Dit betreft de jaarlijkse opdracht aan het agentschap RWS ten behoeve van het beheer en onderhoud van het OLO2 systeem, dat nodig is ter ondersteuning van de uitvoering van het huidige Omgevingsloket.

13.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

Het Innovatieprogramma Mooi Nederland stimuleert vanaf begin 2009 verbetering van de ruimtelijke kwaliteit. In dit kader kregen achtenvijftig voorbeeldprojecten medefinanciering uit de Innovatieregeling Mooi Nederland. Uiterlijk 2019 zal het laatste project zijn gerealiseerd.

13.02 Geo informatie
13.02.01 Opdrachten

De structurele middelen zijn bestemd voor de exploitatie, beheer en onderhoud van de voorzieningen op basis van Europese verplichtingen, waaronder de implementatie van de Europese richtlijn INSPIRE, gericht op ontsluiting en harmonisatie van ruimtelijke gegevens. Verder zijn de opdrachten aan onder meer Geonovum in het licht van de beleidsuitvoering portefeuille geo-informatie hier opgenomen. Bovendien worden in het kader van de afronding van het programma Basisregistratie Grootschalige Topografie in 2017 nog enkele opdrachten verstrekt.

13.02.02 Subsidies

Met het oog op het uitvoeren van het basisprogramma op het terrein van geo-informatie en de geo-basisregistraties wordt een subsidie verleend aan de Stichting Geonovum.

13.02.06 Bijdragen aan ZBO/RWT

Betreft een structurele bijdrage aan het Kadaster. De bijdrage is bestemd voor beheer en ontwikkeling van de landelijke voorzieningen van basisregistraties en in enkele gevallen ook het actueel houden van de inhoud. Tevens gaat het om beheer en ontwikkeling van de gezamenlijke verstrekkingsvoorziening voor geo-informatie PDOK (Publieke Dienstverlening op de Kaart), het Nationaal GeoRegister (NGR) in relatie tot Europese richtlijn INSPIRE en de beheerkosten van het landelijke online portaal voor ruimtelijke plannen.

13.03 Gebiedsontwikkeling
13.03.01 Opdrachten

De opdrachten in relatie tot de gebiedsontwikkeling hebben veelal een relatie met het MIRT. Het MIRT is het meerjarenprogramma van de opgaven in het ruimtelijk fysieke domein. De nadruk ligt op opgaven waaraan het Rijk financieel bijdraagt. Ook opgaven waaraan het Rijk niet financieel bijdraagt, maar waar een rijksbelang heeft, worden in het MIRT besproken. Het streven is te komen tot een brede afweging tussen projecten van verschillende overheden, binnen diverse beleidssectoren, met het doel zo tot een doelmatige inzet van publiek geld te geraken. In het MIRT wordt ook de samenhang met regionale opgaven en initiatieven van bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties besproken. Het Rijk doet dit voor onderwerpen in het ruimtelijk fysieke domein. Samen met de regio’s en andere partijen in de bestuurlijke MIRT overleggen wordt aan de hand van de gezamenlijke gebiedsagenda’s gewerkt.

Daarnaast neemt IenM het initiatief vanuit zijn beleidsverantwoordelijkheid voor de Grote Wateren om samen met collega-departementen en gebiedspartners te werken aan gebiedsagenda's. Hierin worden zo veel mogelijk relaties tussen water, milieu, natuur, cultuur-historisch erfgoed en gebruiksfuncties in een ruimtelijk perspectief geplaatst en wordt op basis daarvan gewerkt aan een gezamenlijke adaptieve uitvoeringsagenda. In 2016–2017 wordt dit gedaan voor het IJsselmeergebied.

13.03.02 Subsidies

Er wordt jaarlijks een subsidie verstrekt aan het Regiecollege Waddengebied (RCW). Dit College is opgericht met het primaire doel het beleid en de plannen omtrent het besteden van het Waddenfonds te coördineren.

13.03.04 Bijdragen aan medeoverheden

Projecten BIRK

Het Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit (BIRK) is ingezet ter versterking van de ruimtelijke kwaliteit in stedelijke centra of stedelijke gebieden. De projecten zijn volop in uitvoering. Met een vijftal BIRK projecten bestaat er de komende jaren nog een subsidierelatie. De slotbetalingen zijn thans voorzien in 2018.

Nieuwe Sleutel Projecten (NSP)

Dit budget wordt ingezet ter ontwikkeling en versterking van zes centra in nationale stedelijke netwerken door (her)ontwikkeling van Hogesnelheidslijn (HSL) stations en omgeving. In 2016 heeft dit alleen nog maar betrekking op de NSP projecten Breda en Arnhem. De slotbetaling aan NSP Arnhem heeft begin 2016 plaatsgevonden en de slotbetaling aan NSP Breda is thans voorzien in 2018.

Projecten Nota Ruimte

Het budget is een extra impuls voor de versterking van de economische concurrentiepositie, krachtige steden en platteland, borging belangrijke ruimtelijke waarden en borging van veiligheid. Thans bestaat alleen nog met Rotterdam Stadshavens een subsidierelatie. De slotbetaling aan dit project is thans voorzien in2018.

Bestaand Rotterdams Gebied (BRG)

De financiële middelen voor BRG zijn een jaarlijkse bijdrage vanuit het Rijk als onderdeel van het Project Mainport Rotterdam, om de doelstellingen van het deelproject Bestaand Rotterdams Gebied te kunnen bereiken. BRG bestaat uit een aantal deelprogramma's en projecten dat tot doel heeft de ruimte in de haven beter te benutten en de leefbaarheid van de regio Rijnmond te vergroten.

13.04 Ruimtegebruik bodem
13.04.01 Opdrachten

De opdrachtverlening heeft betrekking op uitbesteding van beleidsinhoudelijke onderzoeksopdrachten en evaluaties aan derden op het gebied van: Taakveld Bodem, Taakveld Drinkwater en Waterketen, Taakveld BES -eilanden, Drinkwater commissie van deskundigen, Structuurvisie Ondergrond (STRONG), Taakveld bodemenergie, Uitvoering structuurvisie buisleidingen, Taakveld Energie en Ruimte, Taakveld Milieu Effect Rapportage en NEN regelgeving (drinkwater, bodem, zwemwater).

13.04.02 Subsidies

Bedrijvenregeling

Op grond van de Wet bodembescherming en het Besluit financiële bepalingen bodemsanering, worden subsidies ten behoeve van saneringsmaatregelen van bedrijven vastgelegd.

Programma Commissie m.e.r.

Sinds 1 juli 2014 brengt de Commissie voor de milieueffectrapportage de kosten van haar advies in rekening bij het bevoegd gezag dat het advies heeft gevraagd. Om de continuïteit van de Commissie m.e.r. niet in gevaar te brengen, is bij de Tweede Kamerbehandeling van het wetsvoorstel tarieven Commissie m.e.r. in 2013 toegezegd dat het Rijk in de jaren 2014–2017 een overbruggingsbudget van jaarlijks € 2 miljoen beschikbaar zal stellen.

13.04.03 Bijdragen aan agentschappen

De Uitvoeringsorganisatie bodem en ondergrond bij RWS/WVL: dit betreft een opdracht aan het agentschap RWS. Concreet gaat het hierbij om het verrichten van uitvoerende wettelijke taken op grond van de Wet bodembescherming en ondersteuning van de beleidsontwikkeling op het gebied van bodem en ondergrond.

13.04.04 Bijdragen aan medeoverheden

Meerjarenprogramma bodem

Het bodembeleid voor de periode 2016–2020 is opgenomen in het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 (stcrt. 2015, 14854). Dit convenant is ondertekend door het Rijk, het IPO, de VNG en de Unie van Waterschappen. Dit convenant vormt de basis voor het verstrekken van een bijdrage aan de andere overheden voor de financiering van de uitvoering van het convenant, inclusief de aanpak van verontreinigingen. Tevens vindt de betaling van eerdere toezeggingen voor de aanpak van enkele specifieke verontreinigingen plaats. Dit betreft onder andere de rijksbijdrage aan het Rotterdamse gasfabriekprogramma, de afkoop van de rijksbijdragen aan het Amsterdamse gasfabriekenprogramma, de Volgermeerpolder en de aanpak van asbest in het Gijmink in Overijssel.

Het resterende budget voor 2017 is voorzien voor eventuele knelpunten (artikel 11.4 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020) en voor benodigde aanvullende financiële middelen voor individuele bevoegde overheden Wbb in verband met de uitvoering van het convenant (artikel 11.3 Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020).

Programma Gebiedsgericht instrumentarium

Sinds 10 oktober 2010 zijn Bonaire, Sint Eustatius en Saba openbare lichamen binnen het Nederlandse staatsbestel. Met het uitvoeren van drinkwater- en afvalwaterprogramma’s zijn ook de bijdragen aan investeringen in drinkwatervoorzieningen en de exploitatiekosten drink- en afvalwater in Caribisch Nederland gestegen. In de IenM begroting wordt in een structurele bijdrage voorzien aan de drinkwater- en afvalwaterprogramma’s.

13.04.08 Garanties

Het Borgstellingkrediet Bodemsanering MKB is mede naar aanleiding van een evaluatie van deze garantieregeling in 2016 beëindigd. In 2017 wordt alleen nog garant gestaan voor een lopende garantie ter grootte van € 436.000. De openstaande garanties lopen af naar nul over de looptijd tot en met 2027.

13.05 Eenvoudig Beter

Algemeen

Binnen de interdepartementale programmadirectie Eenvoudig Beter (EB) wordt gewerkt aan de stelselherziening van het omgevingsrecht en de implementatie van de Crisis- en herstelwet (Chw). Daarnaast wordt vanuit de programmadirectie door een interbestuurlijke unit het opdrachtgeverschap voor de implementatie van de Omgevingswet, samen met de bestuurlijke koepels IPO, VNG en UvW georganiseerd. De stelselherziening is erop gericht om te komen tot minder regels en het vergroten van de inzichtelijkheid, een samenhangende benadering van de fysieke leefomgeving, meer ruimte voor decentrale afweging, en het versnellen en verbeteren van de besluitvorming over projecten. Goede implementatie van de Omgevingswet is essentieel. Het gaat hier om invoeringsbegeleiding, het vormen van één centraal infopunt en de ontwikkeling van een Digitaal Stelsel Omgevingswet.

Op 21 april 2016 is het Hoofdlijnenakkoord financiële stelselherziening omgevingsrecht door de Minister van IenM en de koepels VNG, IPO en UvW getekend. Over de eenmalige uitgaven is afgesproken dat de Rijksoverheid de investeringskosten betaalt voor het digitale stelsel, de invoeringsondersteuning en het informatiepunt. In deze begroting is invulling gegeven aan deze afspraak door dekking voor de periode 2016–2024 van totaal circa € 218,1 miljoen op te nemen. De dekking is grotendeels ten laste van de investeringsruimte op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds gebracht. Een deel van deze middelen staat gereserveerd op het IF artikel 18.16 onder het kopje «Reservering Omgevingswet» (totaal € 157,05 miljoen) en artikel 12.06 voor transitiekosten van Rijkswaterstaat (€ 0,9 miljoen). Het restant ad € 60,1 miljoen is op Hoofdstuk XII geboekt (waarvan € 30,7 miljoen op artikel 13.05 en € 29,4 miljoen op artikel 98). De hierboven genoemde middelen zijn bestemd voor de eerste fase (invoeringsbegeleiding, het oprichten van een centraal infopunt en het ontwikkelen van het Digitaal Stelsel Omgevingswet) met als uitgangspunt behoud van het huidige voorzieningenniveau. De benodigde middelen voor de vervolgfase van het Digitaal Stelsel Omgevingswet van circa € 93,1 miljoen zijn nog niet aan het projectbudget toegevoegd. Bij vervolg van dit programma zonder aanvullende externe financiering zal er additioneel bijgedragen worden vanuit alle modaliteiten op de investeringsfondsen. Voor de vervolgfase is het streefbeeld dat alle functionaliteiten beschikbaar zijn die helpen om de doelen van de Omgevingswet te realiseren, waarbij de informatiehuizen verder zijn uitgebouwd.

Om de Kamer een integraalbeeld te verschaffen van de totaal beschikbare middelen is onderstaande extracomptabele tabel opgenomen. De middelen die nog op het Infrastructuurfonds staan gereserveerd worden tranchegewijs overgeboekt naar Hoofdstuk XII, waar de uitgaven worden verantwoord. Voor de volledigheid zijn de middelen die vanaf de start (2011–2015) ten laste van de begroting van IenM zijn gebracht ook opgenomen (totaal € 44,8 miljoen). De besteding van het bedrag t/m 2015 (OLO-3, opdrachten verkenning/planuitwerking, apparaat, inhuur van expertise, etc.) is jaarlijks in de jaarverslagen van IenM verwerkt. Naast de toegekende budgetten voor de eenmalige uitgaven is in de tabel ook de op artikel 13.05 budgettair getroffen voorziening voor de exploitatiekosten Digitaal Stelsel Omgevingswet zichtbaar.

Extracomptabele Tabel Toegekende Budgetten Stelselherziening Omgevingsrecht (bedragen x € 1.000)

Eenmalige uitgaven

t/m 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2029/ 2030

Totaal vanaf 2016

 

Hoofdstuk XII

                 
 

13.05 Eenvoudig Beter

31.598

14.989

13.134

2.134

384

43

25

 

30.709

 

98.01 Apparaat

13.196

12.091

11.400

4.100

600

600

600

 

29.391

 

Infrastructuurfonds

                 
 

18.16 Reservering Omgevingswet

   

75.001

40.300

8.600

4.800

 

28.350

157.051

 

12.06 Apparaatskosten RWS

 

900

           

900

 

Totaal – eenmalig

44.794

27.980

99.535

46.534

9.584

5.443

625

28.350

218.051

                     

Exploitatie-uitgaven

                 
 

Hoofdstuk XII

                 
 

13.05 Eenvoudig Beter

     

1.900

700

4.041

3.959

 

10.600

 

Totaal – exploitatie

     

1.900

700

4.041

3.959

 

10.600

Totaal toegekend

 

27.980

99.535

48.434

10.284

9.484

4.584

28.350

228.651

13.05.01 Opdrachten

De financiële middelen worden ingezet voor het nader uitwerken van de uitgangspunten van de Omgevingswet in de uitvoeringsregelgeving (AMvB’s en Ministeriele Regelingen) en de invoeringswetgeving, toetsing en consultatie, voor het omgevingsmanagement en voor het versterken van kennis en kunde via het programma NU al EB.

Voor de inwerkingtreding van de wet is een tijdige en zorgvuldige implementatie essentieel. Het gaat hier om de invoeringsbegeleiding, het oprichten van een centraal infopunt en de digitale ondersteuning van de Omgevingswet. Er wordt onder andere gewerkt aan het beter uitwisselbaar maken van digitale gegevens. Hiermee wordt mede invulling gegeven aan de ambitie in het regeerakkoord om gegevens beter digitaal te ontsluiten en meer vergunningaanvragen digitaal te maken.

13.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de agentschapbijdrage voor de inzet van RWS voor de implementatie van het wetsvoorstel Omgevingswet en de Crisis- en herstelwet. Daarnaast levert RWS capaciteit voor de uitwerking van de uitvoeringsregelgeving van de Omgevingswet. Tot slot zijn de exploitatiekosten van Eenvoudig Beter van IenM hier geraamd.

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

Algemene Doelstelling

Het Ministerie van IenM streeft er naar om weggebruikers zo snel, verkeersveilig, betrouwbaar en duurzaam mogelijk van A naar B te laten reizen. Daarvoor worden verschillende instrumenten ingezet: regelgeving, investeringen, regisseren, uitvoering en toezicht. IenM werkt toe naar een modern en goed functionerend verkeerssysteem en ontwikkelt een hoofdwegennet dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland en dat voldoet aan de milieunormen. Daarnaast wordt ingezet op een landelijke afname van het aantal verkeersslachtoffers. Om deze doelen te bereiken werkt IenM samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikelen 15 OV-keten en 16 Spoor). Voor het hoofdwegennet betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, snelheden, doorstroming en duurzaamheid.

  • De besluitvorming over en uitvoering van infrastructuur in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De bijdragen zijn gerelateerd aan het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud, verkeersmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door RWS als beheerder van het hoofdwegennet. Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 12 Hoofdwegen).

  • Het bevorderen van de bereikbaarheid en veiligheid en beperken van de kosten door verbetering van de reisinformatie en het verkeersmanagement: via inzet op de laatste technologieën en samenwerking tussen bedrijfsleven en wegbeheerders verbetert de reisinformatie voor de reiziger, die zich daardoor zowel beter kan voorbereiden op de reis, als de reis kan aanpassen.

  • Het beheersen van de geluidproductie vanwege verkeer door middel van een jaarlijkse monitoring van de naleving van de geluidproductieplafonds langs het rijkswegennet en

het aanpakken van hoge geluidbelastingen langs rijkswegen door middel van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG).

  • Het oplossen van de knelpunten voor luchtkwaliteit langs het rijkswegennet door middel van maatregelen (zowel generiek en locatiespecifiek) in het kader van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het beleid inzake wegen en verkeersveiligheid, waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. Via wet- en regelgeving, aansturing van RWS in het beheer van het wegennet en afspraken met het bedrijfsleven en andere maatschappelijke organisaties, zorgt IenM voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan. Daarbij wordt ingespeeld op ontwikkelingen bij gebruikers, voertuigen en infrastructuur. Deze regierol wordt concreet ingevuld door:

  • Het vervolg van Beter Benutten, landelijk is de volgende programma-ambitie afgesproken: tenminste 10% vermindering van de reistijd van deur tot deur op de belangrijkste gesignaleerde knelpunten in de spits op de weg in de periode 2015 tot en met 2017. Dit ten opzichte van een situatie zonder het vervolgprogramma Beter Benutten. Voor het lopende programma Beter Benutten worden in de gebiedsprogramma’s de laatste maatregelen afgerond en loopt het programma Decentraal Spoor tot en met 2020.

  • De Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte (SVIR) en de gebiedsagenda’s vormen de kaders voor de bereikbaarheidsopgaven. Maatschappelijke en technologische ontwikkelingen maken een andere aanpak van deze bereikbaarheidsopgaven op (middel)lange termijn nodig én mogelijk. Voortbouwend op de ervaringen van het programma Meer Bereiken wordt deze andere aanpak in de praktijk vorm gegeven. Uitgangspunten hierbij zijn een gelijkwaardige samenwerking tussen Rijk, medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke partijen, het in samenhang bezien van bereikbaarheid met andere ruimtelijke opgaven (bijvoorbeeld wonen, natuur, leefbaarheid, veiligheid) en het onderzoeken van een brede set oplossingsrichtingen (innoveren, informeren, in stand houden, inrichten en investeren).

  • De inzet van het Strategisch Plan Verkeersveiligheid 2008–2020 en de Beleidsimpuls Verkeersveiligheid. De plannen richten zich op verbetering van infrastructuur, voertuigen en gedrag van weggebruikers ter vermindering van het aantal verkeersdoden en ernstige verkeersgewonden. Samen met medeoverheden en maatschappelijke partners is met name aandacht voor de groeiende risicogroepen onder de verkeersdeelnemers: ouderen, fietsers, notoire overtreders en beginnende bestuurders.

  • Samen met (internationale) overheden en marktpartijen te werken aan de marktcondities ten behoeve van veiligheid, bereikbaarheid en economie in het wegvervoer. Denk daarbij aan regelgeving over opleidingseisen, cabotage en maten en gewichten van het vrachtverkeer in Europa.

  • Inzetten op verbeteren van data van verkeersongevallen en in samenwerking met de decentrale overheden onderzoeken hoe een risicogestuurde aanpak kan worden gebruikt als nieuwe basis voor de inzet van maatregelen.

  • Specifiek voor smart mobility wordt in (inter)nationale samenwerking met overheden en marktpartijen gewerkt aan het faciliteren en versnellen van de ontwikkeling van informatisering van het verkeersysteem en automatisering van het voertuig. Dit gebeurt bijvoorbeeld door testen en proeven met innovatieve systemen in Nederland ruim baan te geven. In samenwerking met sociale partners, de transportsector en maatschappelijke organisaties wordt ingezet op verbeterde duurzaamheid van mobiliteit.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie artikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Wegen en verkeersveiligheid opgenomen. In productartikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Aanleg

In het notaoverleg MIRT, d.d. 23 november 2015, heeft de Tweede Kamer ingestemd om in de eerstvolgende Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse de indicator voor acceptabele reistijd te wijzigen. De indicator voor acceptabele reistijd uit de Nota Mobiliteit en de SVIR komt hiermee te vervallen en wordt vervangen door de hoofdwegennet indicator. Met deze indicator worden de economische verlieskosten van toekomstige knelpunten in beeld gebracht. Bij suppletoire begroting 2017 zal worden aangegeven hoe daarover wordt gerapporteerd.

Indicator: acceptabele reistijd
 

Basiswaarde 2001

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Streefwaarde 2020

percentage trajecten waar de streefwaarde wordt gehaald.

86%

84%

83%

88%

92%

94%

93%

87%

100%

Bron: Publieksrapportage RWS/WVL, 2016

Beter Benutten

Over de voortgang van de uitvoering van de gebiedsprogramma’s Beter Benutten wordt de Tweede Kamer geïnformeerd in het kader van het MIRT-proces (Kamerstukken II 2015–2016 34 300-A, nr. 70)

Beheer en onderhoud

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (verkeerssignalering op banen en verkeerscentrales) en 12.02 (km rijbaanlengte, km2 asfalt, km2 groen areaal).

Verkeersmanagement

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.01 (indicator van op alle bemeten wegvlakken ingewonnen betrouwbare reis en route-informatie en tijdige levering aan de serviceproviders).

Geluid en luchtkwaliteit

Indicator: lokale luchtkwaliteit NO2 en geluidsknelpunten langs hoofdwegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden opgesteld
 

Waarde

2012

Waarde

2013

Waarde

2014

Waarde

2015

Streefwaarde peildatum

Lokale luchtkwaliteit NO2

       

0 knelpunten

Geluidsknelpunten langs rijkswegen waarvoor nog een saneringsplan moet worden vastgesteld

8.700

8.650

8.600

8.300

0 knelpunten in 2020

Bron: RWS/WVL, 2016

Toelichting:

Omdat voor lokale luchtkwaliteit per 1 januari 2015 op alle locaties langs rijkswegen de grenswaarde voor stikstofdioxide (NO2) gehaald moest zijn, ligt deze streefwaarde inmiddels achter ons. In het najaar van 2016 zal blijken of de prognose van 0 knelpunten in 2015 ook daadwerkelijk is gehaald. Hierover zal in het jaarverslag over 2016 worden gerapporteerd. Tegelijk is het zo dat ook de komende jaren blijvend moet worden voldaan aan de normen voor luchtkwaliteit. Dat betekent dat 0 knelpunten het streven blijft. Ook hierover zal in de jaarverslagen steeds gerapporteerd worden op basis van de jaarlijkse monitoring over het gepasseerde jaar.

De genoemde getallen voor geluid betreffen het aantal objecten (met name woningen) met een geluidbelasting op de gevel boven de maximale waarde van 65dB, waarvoor nog een geluidsaneringsplan moet worden opgesteld. De peildatum van 2020 hangt samen met de hiervoor in de Wet milieubeheer opgenomen einddatum voor het opstellen van een saneringplan. In deze context is sprake van nul knelpunten als voor alle saneringsobjecten een saneringsplan is opgesteld. De termijn voor de uitvoering van de saneringsmaatregelen wordt in de saneringsplannen vastgelegd en zoveel mogelijk gecombineerd met reguliere vervanging van het wegdek en eventuele wegaanpassingen, dit zal dus ook deels na 2020 zijn.

De sanering wordt uitgevoerd in het kader van het Meerjarenprogramma Geluidsanering (MJPG). In dit programma worden onder bepaalde voorwaarden ook objecten met een geluidbelasting onder de 65dB gesaneerd. Vooruitlopend op het opstellen van regionale saneringsplannen vindt de geluidsanering plaats binnen een aantal tracébesluiten.

De gehanteerde geluidbelastingen zijn gebaseerd op een «worst-case» situatie (volledig benut geluidproductieplafond). Bij een deel van de gesaneerde objecten blijft de geluidbelasting op de gevel na het treffen van de doelmatige saneringsmaatregelen boven de 65dB en wordt toepassing van gevelmaatregelen onderzocht om te voldoen aan de geluidsnorm binnen de woning.

In vervolg op de brief aan de Tweede Kamer over de kostenbeheersing van het MJPG d.d. 20 november 2015 (Kamerstukken II 2015–2016 32 252, nr. 56 zal de komende jaren verder invulling hieraan worden gegeven.

Regelgeving en afspraken

Verwezen wordt naar het Infrastructuurfonds artikel 12.02.04 (beschikbaarheid, verhouding verstoring wegwerkzaamheden ten opzichte van totale verstoringen, tijdsduur percentage van het jaar dat de weg veilig beschikbaar is).

Verkeersveiligheid

Indicator: Ontwikkeling aantal verkeersslachtoffers
 

basiswaarde

       

realisatie

doelstelling

 

2002

2011

2012

2013

2014

2015

2020

aantal verkeersdoden

1.066

661

650

570

570

621

500

ernstig verkeersgewonden

16.100

20.100

19.200

18.800

20.700

dec-16

10.600

Bron: Rijkswaterstaat/WVL, 2013, 2014 en 2015

Marktcondities

Verwezen wordt naar de «Kerncijfers verkeersveiligheid» (Kamerstukken II 2015–2016 29 398, nr. 500).

Duurzaamheid

Voor de doelstellingen voor de sector verkeer en vervoer wordt verwezen naar artikel 19 Klimaat.

Beleidswijzigingen

In vervolg op de resultaten van de Informele Transportraad van 16 april 2016 met betrekking tot de Declaration of Amsterdam on Connected and automated driving wordt toegewerkt naar een interoperabel systeem dat innovatief grensoverschrijdend vervoer binnen de Europese Unie ruim baan geeft. Met het omarmen van de Declaration hebben de lidstaten de ambitie uitgesproken in 2019 een framework te hebben om ervoor te zorgen dat er ook internationaal geen belemmeringen zijn voor de interoperabiliteit van voertuigen met nieuwe technieken. Dit om te voorkomen dat er bij elke grens een ander werkend systeem bestaat. Thema’s die in de Declaration aan bod komen zijn bijvoorbeeld regelgeving, afspraken over gebruik data, privacy, security, maar ook het uitwisselen van kennis en het mogelijk maken van grensoverschrijdende test- en vervoer. In Nederland zijn we als een van de koplopers erg actief op het terrein van smart mobility dat ons in de gelegenheid stelt om inbreng te leveren en proactief voorstellen te doen op Europees niveau.

In lijn met het kabinetsbeleid tot afbouw van subsidies waar dat mogelijk is, zal vanaf 2017 nog slechts een gedeeltelijke vergoeding plaatsvinden aan het CBR voor geschiktheidsonderzoeken, het resterende bedrag zal worden doorberekend aan de burgers waarbij deze geschiktheidsonderzoeken moeten plaatsvinden.

In 2016 vindt een beleidsdoorlichting op het beleidsartikel plaats die in 2017 wordt afgerond.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 14 Wegen en verkeersveiligheid (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

40.149

34.002

31.892

27.901

27.397

27.455

28.716

Uitgaven:

40.064

35.739

34.406

28.357

27.466

27.657

29.216

Waarvan juridisch verplicht

   

77%

       

14.01

Netwerk

21.538

17.271

17.587

12.039

11.016

11.109

11.910

14.01.01

Opdrachten

16.980

12.894

11.790

6.777

5.804

5.897

6.698

 

– Beter Benutten

10.165

7.946

6.471

1.691

183

184

183

 

– BOA wegverkeersbeleid

1.773

1.913

2.165

2.096

2.350

2.387

2.722

 

– Wegverkeersbeleid

3.931

1.967

1.792

1.628

1.873

1.904

2.167

 

– Overige opdrachten

1.111

1.068

1.362

1.362

1.398

1.422

1.626

14.01.02

Subsidies

1.229

1.161

1.176

641

591

591

591

14.01.03

Bijdrage aan agentschappen

3.329

3.216

4.621

4.621

4.621

4.621

4.621

 

– waarvan bijdrage aan RWS

3.329

3.216

4.621

4.621

4.621

4.621

4.621

14.02

Veiligheid

18.526

18.468

16.819

16.318

16.450

16.548

17.306

14.02.01

Opdrachten

6.774

6.552

6.766

6.263

6.396

6.494

7.283

 

– Opdrachten Verkeersveiligheid

6.774

6.552

6.766

6.263

6.396

6.494

7.283

14.02.02

Subsidies

11.329

8.632

8.539

8.541

8.540

8.540

8.539

 

– VVN

3.619

3.746

3.744

3.744

3.744

3.744

3.744

 

– SWOV

3.738

3.912

4.020

4.021

4.020

4.020

4.020

 

– Overige subsidies

3.972

974

775

776

776

776

775

14.02.03

Bijdrage aan agentschappen

393

585

584

584

584

584

584

 

– waarvan bijdrage aan RWS

393

585

584

584

584

584

584

14.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

30

30

30

30

30

30

0

 

– Euro NCAP

30

30

30

30

30

30

0

14.02.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

0

2.669

900

900

900

900

900

 

– CBR

0

2.669

900

900

900

900

900

 

Ontvangsten

2.504

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

6.782

In artikel 12 van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds (x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

2.228.785

2.410.421

2.490.820

2.538.934

2.579.227

Andere ontvangsten van artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

126.245

81.400

79.498

105.493

86.230

Totale uitgaven op artikel 12 Hoofdwegennet van het Infrastructuurfonds

2.355.030

2.491.821

2.570.318

2.644.427

2.665.457

waarvan

         

12.01

Verkeersmanagement

3.638

3.638

3.639

3.638

3.635

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

609.164

631.992

616.981

537.601

454.296

12.03

Aanleg

631.536

815.629

1.090.180

1.200.544

1.332.627

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

561.811

508.934

332.315

374.991

357.405

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

548.881

531.628

527.203

527.653

517.494

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing van artikel 14 naar de belastinguitgaven (x € mln)

Belastinguitgaven (x € mln)

Bijstelling 2016 t.o.v. MN2016

2016 MN2017

Beleid 2017

Endogeen 2017

Endogeen in %

2017 MN2017

Belastingen op personenauto's en motorrijwielen

           

Teruggaaf taxi's

– 3

43

0

1

2,1%

44

Motorrijtuigbelasting

           

Nihiltarief OV-bussen op LPG

0

0

0

0

0,0%

0

Vrijstelling taxi's

– 5

46

0

0

0,0%

46

Vrijstelling wegenbouw

0

0

0

0

0,0%

0

Nihiltarief MRB zeer zuinige auto's

8

37

1

4

9,6%

35

Belasting op zware motorrijtuigen (eurovignet)

           

Teruggaaf internationaal gecombineerd vervoer

0

0

0

0

0,0%

0

Bron: Bijlage 6 van de Miljoenennota 2017

14.01 Netwerk

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. Voor subsidies betreft het hier onder andere verplichtingen die tot en met 2017/2018 zijn aangegaan. De budgetten voor subsidies worden per jaar gepubliceerd en hebben daarmee een vastomlijnde tijdshorizon, de agentschapsbijdrage heeft een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is het merendeel juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen.

14.02 Veiligheid

De uitgaven voor de agentschapsbijdrage aan RWS zijn volledig juridisch verplicht. De overige verplichtingen betreffen subsidies aan Veilig Verkeer Nederland (VVN), Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV) en Team Alert. Voor de subsidies aan VVN, SWOV en Team Alert zijn de maximaal beschikbare subsidiebudgetten vermeld in de gepubliceerde meerjarensubsidieregelingen c.q. jaarlijks gepubliceerde subsidieplafonds.

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van lopende opdrachten. Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor met name opdrachten voor het uitvoeren van onderzoeken en het uitvoeren van verkeersveiligheidscampagnes.

14.01 Netwerk

Toelichting op de financiële instrumenten

14.01.01 Opdrachten

De opdrachten betreffen diverse onderzoeken op het gebied van wegmaatregelen en het verduurzamen van mobiliteit. Daarnaast vinden uitgaven plaats voor het European Register of Road Transport Undertakings (ERRU), Smart Mobility zoals de zelfrijdende auto en Intelligente Transport Systemen (ITS), het kennisplatform tunnelveiligheid en taken in het kader van de wet SWUNG (Samen werken aan de uitvoering van nieuw geluidbeleid).

De opdrachten voor Beter Benutten betreffen kosten op het gebied van diverse onderzoeken, communicatie, monitoring en evaluatie, gedrag- en vraagbeïnvloeding, fietsbeleid en Intelligente Transport Systemen.

In het kader van het Energieakkoord voor duurzame groei (Kamerstukken II 2012–2013 30 196, nr. 202) is IenM betrokken bij de uitvoering van overeengekomen acties, zoals het programma Lean and Green Personal Mobility, waarbij werkgevers een plan maken om CO2 te reduceren (voor het zakelijk en woon-werkverkeer), de green deal Autodelen en de green deal Het Nieuwe Draaien met de bouwsector, over zuiniger gebruik van machines.

14.01.02 Subsidies

De uitgaven hebben betrekking op subsidies verstrekt voor het fietsbeleid onder andere aan de Fietsersbond en een incidentele subsidie verstrekt aan Nationale Hogeschool voor Toerisme en Verkeer (NHTV) te Breda en aan de Stichting Wandelnet en Fietsplatform.

14.01.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

14.02 Veiligheid
14.02.01 Opdrachten

Het verbeteren van de positie van kwetsbare verkeersdeelnemers gebeurt onder meer door onderzoeken op het gebied van fietsveiligheid en naar specifieke doelgroepen zoals ouderen. Opdrachten in verband met vergoedingen commissie rijgeschiktheid van de Gezondheidsraad en onderzoek rijden onder invloed. Het stimuleren van de verkoop van veilige voertuigen gebeurt door deelname aan Euro NCAP (New Car Assessment Programme). Euro NCAP beoordeelt onafhankelijk de veiligheidsprestaties van Europa’s meest verkochte auto’s. Om gedragsbeïnvloeding te bereiken wordt ondermeer het Meerjarenprogramma Campagnes Verkeersveiligheid uitgevoerd.

Op 4 maart 2015 heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State een uitspraak gedaan over het alcoholslotprogramma. De Afdeling heeft artikel 17 van de Regeling maatregelen rijvaardigheid en geschiktheid 2011 (RMRG 2011), het artikel waarin wordt geregeld in welke gevallen het alcoholslotprogramma wordt opgelegd, onverbindend verklaard. Dit betekent dat het artikel zoals het luidde niet meer mag worden toegepast en het CBR het alcoholslotprogramma niet meer kan opleggen. De RMRG 2011 is als gevolg van de uitspraak aangepast, waardoor in plaats van het alcoholslotprogramma een educatieve maatregel alcohol en verkeer (EMA) wordt opgelegd of – in geval van recidivisten – een geschiktheidonderzoek.

14.02.02 Subsidies

Er worden subsidies verstrekt aan maatschappelijke organisaties Veilig Verkeer Nederland (VVN), Fietsersbond, Team Alert en de Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid (SWOV).

14.02.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

14.02.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Ingevolge de Regeling maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid (RMRG) ontvangt het Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR), een RWT, in 2016 een volledige vergoeding voor de onderzoeken die zij uitvoeren naar de rijvaardigheid alsmede de geestelijke en lichamelijke geschiktheid. Herziening van het RMRG is voorzien per 1 januari 2017.

In lijn met het kabinetsbeleid tot afbouw van subsidies waar dat mogelijk is, zal vanaf 2017 nog slechts een gedeeltelijke vergoeding plaatsvinden. Het resterende bedrag zal worden doorberekend aan de burgers waarbij geschiktheidsonderzoek moet plaatsvinden.

Beleidsartikel 15 OV-keten

In het voorjaar van 2014 is het tweede deel van de Lange Termijn Spooragenda naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2013–2014 29 984, nr. 474). De kern van de ambitie zoals in de LTSA opgenomen is een optimale reis van deur tot deur binnen de Openbaar Vervoer en Spoorketen. De huidige begrotingsindeling sluit hier niet op aan, omdat er sprake is van een apart artikel voor Openbaar Vervoer en een apart artikel voor Spoor. Daarom heeft IenM bij Eerste suppletoire 2016 aangekondigd om bij Begroting 2017 de artikelen samen te voegen tot één nieuw artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor. Hiertoe wordt de naam en algemene doelstelling van artikel 16 aangepast van «Spoor» naar «Openbaar Vervoer en Spoor». Artikel 15 OV-keten wordt geschrapt en zal opgaan in het nieuwe artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor. Met dit integrale artikel wordt beoogd de samenhang tussen de artikelen te benadrukken. De samenvoeging is gemeld aan de Tweede Kamer middels een brief (Kamerstukken II 2015–2016 34 300, nr. 73).

Hieronder is de budgettaire tabel van artikel 15 OV-keten opgenomen. Door de samenvoeging van de beleidsartikelen 15 en 16 heeft deze alleen nog betrekking op de jaren 2016 en daarvoor. Voor de jaren 2017 en verder wordt verwezen naar artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 15 OV-keten (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

4.712

6.017

0

0

0

0

0

Uitgaven:

5.673

5.615

0

0

0

0

0

Waarvan juridisch verplicht

   

0%

       

15.01

OV-keten

5.673

5.615

0

0

0

0

0

15.01.01

Opdrachten

3.838

3.990

0

0

0

0

0

15.01.02

Subsidies

1.036

827

0

0

0

0

0

15.01.03

Bijdrage aan agentschappen

799

798

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

799

798

0

0

0

0

0

 

Ontvangsten

0

6.195

0

0

0

0

0

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

Algemene Doelstelling

Om er voor te zorgen dat reizigers veilig, betrouwbaar en betaalbaar kunnen reizen van A naar B ontwikkelt, beheert en stuurt IenM de benutting van de hoofdspoorweginfrastructuur aan en stelt zij decentrale overheden in staat het Openbaar Vervoer buiten de hoofdspoorweginfrastructuur hiertoe te ontwikkelen, beheren en benutten. Daarbij zorgt IenM tegelijkertijd dat verladers van goederen over het spoor de trein in toenemende mate als een aantrekkelijke vervoersoptie beschouwen.

IenM zet in op een hoofdspoorweginfrastructuur en Openbaar Vervoer dat bijdraagt aan de economische en ruimtelijke ontwikkeling van Nederland, aan het behalen van de milieunormen en de sociale functie van het Openbaar Vervoer. Om deze doelen, die ook beschreven staan in de Lange Termijn Spooragenda deel 2 (Kamerstukken II 2013–2014 29 984, nr. 474), te behalen werkt IenM samen met medeoverheden, bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties.

(Doen) Uitvoeren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor een robuust mobiliteitssysteem van sterke verbindingen, sterke modaliteiten, voorspelbare reistijden en goede bereikbaarheid (zie ook artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid). Voor het Openbaar Vervoer en Spoor betekent dit dat de Minister zorgt voor:

  • Een concessie voor het vervoer over het hoofdrailnet (NS) waarin het aanbod van het reizigersvervoer op het hoofdrailnet is vastgelegd.

  • De uitvoering van het beheer, onderhoud en vervanging van railinfrastructuur, verkeersleiding, capaciteitsmanagement en het oplossen van veiligheidsknelpunten door ProRail onder aansturing van IenM (via de beheerconcessie). Deze activiteiten zijn terug te vinden op het Infrastructuurfonds (artikel 13).

  • De besluitvorming over en uitvoering van investeringen in de hoofdspoorweginfrastructuur (incl. stations) in relatie tot gebiedsontwikkeling. Aanlegprojecten worden in het MIRT vastgelegd. De middelen worden beschikbaar gesteld via het Infrastructuurfonds.

  • Een bijdrage aan de financiering (via het Provinciefonds of de BDU) van het gedecentraliseerde Openbaar Vervoer.

  • Een concessie voor de Waddenveren (met uitzondering van Texel)

  • De financiering (via het Infrastructuurfonds) van het programma Beter Benutten Decentraal Spoor.

  • Het vormgeven (in saneringsplannen) en uitvoeren van de aanpak van hoge geluidsbelastingen langs het hoofdrailnet door middel van het Meerjarenprogramma geluidsanering (MJPG)

  • Om onder meer de veiligheid verder te verhogen wordt het European Railway Traffic Management System (ERTMS) ingevoerd. Voor 2017 is het de verwachting dat het programma ERTMS van de planuitwerkingfase over kan gaan naar de realisatiefase.

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van het beleid inzake openbaar vervoer (per trein, bus, tram, metro, taxi en waddenveren), waaronder het toezicht op de uitvoering van de wet- en regelgeving. IenM zorgt voor veilige infrastructuur en optimaal gebruik daarvan via wet- en regelgeving, aansturing van ProRail en NS in het beheer van de hoofdspoorweginfrastructuur en stations en afspraken met decentrale overheden, het bedrijfsleven en maatschappelijke organisaties. Uitvoering vindt plaats door middel van samenwerking in de gehele OV-keten en de gehele goederenketen. Het beleid stimuleert en faciliteert deze samenwerking.

Deze regierol wordt ingevuld door:

  • Regelgeving en afspraken over voorzieningen- en kwaliteitsniveaus bij infrastructuur in het kader van veiligheid, betrouwbaarheid, doorstroming en duurzaamheid.

  • Regelgeving en afspraken over concessieoverstijgende onderwerpen waar het voor de reiziger van belang is dat zaken uniform geregeld worden, ongeacht de vervoerder of concessie (zoals sociale veiligheid, toegankelijkheid, OV-chipkaart, taxivervoer en OV-data).

  • Regelgeving en afspraken over de benutting van de Openbaar Vervoer infrastructuur en de ordening van de Openbaar Vervoer markt. Hierbij worden de aanbevelingen van de parlementaire enquête Fyra hierover betrokken.

  • Het stimuleren van de samenwerking in de gehele OV-keten en de spoorgoederenvervoerketen, door het organiseren van platforms en tafels.

  • De inzet van de Beleidsimpuls railveiligheid (Kamerstukken II 2015–2016 29 893, nr. 204), waarin de prioriteiten in de veiligheidsaanpak voor de komende jaren zijn benoemd, zoals het Landelijke Verbeterprogramma Overwegen, het programma niet-actief beveiligde overwegen (nabo), het STS-verbeterprogramma (reductie stoptonend sein passages), suïcidepreventie en externe veiligheid langs het spoor en bij emplacementen.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht)

Indicatoren en kengetallen

Hieronder staan de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor Openbaar Vervoer en Spoor.

In productartikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

In de vorige begroting is aangegeven dat het kengetal reizigerskilometers regionaal openbaar vervoer niet meer wordt opgenomen aangezien de gegevens niet langer verzameld worden en dus niet meer beschikbaar zijn. Het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad is nagegaan of gebruik kon worden gemaakt van geanonimiseerde OV-Chipkaartdata.

In 2015 zijn afspraken gemaakt over de gegevens die niet privacy gevoelig zijn. De Tweede Kamer is via de voortgangsrapportage van het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) hierover geïnformeerd (Kamerstukken II 2015–2016 23 645, nr. 605) en via een separate brief over OV-data (Kamerstukken II 2015–2016 23 645, nr. 623). In de Lange Termijn Spooragenda (LTSA) is in actie 43 aangegeven dat gezamenlijk een dashboard wordt ontwikkeld waarmee de verbetering van de reis van deur-tot-deur in beeld kan worden gebracht. Op basis van het dashboard wordt de deur-tot-deur ambitie gemonitord aan de landsdelige en landelijke OV&Spoortafels. Over de uitvoering van deze actie is de Tweede Kamer op 7 juli 2015 geïnformeerd via de voortgangsrapportage over de uitvoeringsagenda van de LTSA. (Kamerstukken II 2014–2015 29 984, nr. 611)

Kengetal klanttevredenheid regionaal openbaar vervoer
 

2005

2006

2011

2012

2013

2014

2015

Algemeen oordeel

7,0

7,0

7,2

7,4

7,4

7,5

7,5

Informatie en veiligheid

7,2

7,4

7,5

7,6

7,6

7,6

7,7

Rijcomfort

7,0

7,0

7,3

7,4

7,5

7,5

7,6

Tijd en doorstroming

6,1

6,2

6,6

6,8

6,8

6,9

7,0

Prijs

6,0

6,3

5,9

6,2

6,3

6,4

6,6

Bron: CROW/KpVV – Klantenbarometer 2015

Toelichting

De OV Klantenbarometer is het klanttevredenheidsonderzoek voor het regionale stads- en streekvervoer waarvoor de provincies en de metropoolregio’s verantwoordelijk zijn.

Het onderzoek wordt jaarlijks gehouden in de periode van eind oktober tot begin december.

Vanaf 2017 wordt ook de concessie voor het hoofdrailnet waarvoor het rijk de opdrachtgever is in de OV Klantenbarometer opgenomen.

Kengetal Sociale veiligheid in het stads- en streekvervoer
 

2011

2012

2013

2014

2015

Waardering veiligheidsgevoel in het voertuig als rapportcijfer

         

– Reizigers (1)

7,9

7,9

7,9

8

8

– Personeel (2)

nb

6,9

nb

7

nb

Onveiligheidsincidenten in en rond het OV in %

         

– Reizigers(3)

nb

15

15

16

14

– Personeel(4)

nb

60

nb

60

nb

Bron: CROW-KpVV Personeelsmonitor stads- en streekvervoer 2014 en CROW-KPvv OV-Klantenbarometer 2015.

Toelichting

Ad 1) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van de reizigers tijdens de rit.

Ad 2) Dit cijfer betreft het veiligheidsgevoel van het personeel zowel in als rond het openbaar vervoer. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten

Ad 3) Dit betreft het percentage reizigers dat slachtoffer is geworden van een incident. Het percentage in 2012 en verder is niet vergelijkbaar met voorgaande jaren omdat een andere vraagstelling heeft plaatsgevonden. Voor een toelichting wordt verwezen naar de uitgave Sociale Veiligheid van OV-reizigers in het stads- en streekvervoer.

Ad 4) Dit is het percentage van het personeel dat één of meerdere keren slachtoffer is geweest van een incident. Dit cijfer wordt tweejaarlijks gemeten.

Kengetal sociale veiligheid NS
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Klantoordeel sociale veiligheid (1)

78,3%

79,1%

78,3%

79,5%

80,2%

80,1%

Bron: Verantwoording NS over 2015

Toelichting

In 2015 heeft 80,1% van de reizigers sociale veiligheid met het cijfer zeven of hoger beoordeeld. In het Vervoerplan van NS wordt voor sociale veiligheid, net als voor diverse andere zorggebieden, het klantoordeel gebruikt. Het klantoordeel veiligheid geeft een percentage en niet een cijfer. Het klantoordeel is het gewogen gemiddelde van de klantoordelen overdag en ‘s avonds in de trein en overdag en ‘s avonds op stations.

Indicator: Reizigerspunctualiteit en Algemeen klantoordeel
 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Bodemwaarde

Progressiewaarde

Streefwaarde

 

2011

2012

2013

2014

2015

2015–20191

20161

20191

Reizigerspunctualiteit2

91,5%

91,5%

90,0%

90,5%

91,0%

90,0%

91,0%

92,3%

Algemeen klantoordeel3

74%

74%

75%

75%

74%

74%

75%

80%

Bron: NS, jaarlijkse vervoerplannen en operationele verantwoordingen

Ad 1) Met ingang van de nieuwe vervoerconcessie is de systematiek van jaarlijks veranderende grenswaarden gewijzigd in een systematiek van bodem- en streefwaarden. De bodemwaarde is de waarde waaronder NS niet mag presteren op straffe van een boete. De streefwaarde voor 2019 werkt met een bonus/malus-regime, waardoor er zowel een positieve als een negatieve prikkel is om de gewenste verbetering van de prestaties te realiseren. Voor elke prestatie-indicator geeft NS in het vervoerplan een zogeheten progressiewaarde voor het betreffende jaar waar de ambitie in zit. Progressiewaarden en realisaties moeten tezamen over het geheel gezien progressie tonen richting de streefwaarden voor 2019.

Ad 2) De indicator Reizigerspunctualiteit laat het percentage reizigers zien voor wie de treinreis qua reistijd is geslaagd. Dat wil zeggen dat de trein daadwerkelijk gereden heeft, bij aankomst minder dan 5 minuten vertraging had en de voor de overstappers geplande aansluiting is gehaald.

Ad 3) Het Algemeen klantoordeel geeft het percentage reizigers dat het reizen per trein op het hoofdrailnet met een zeven of hoger waardeert.

Spoorveiligheid (naar risicodrager)

Hieronder staan de indicatoren voor spoorveiligheid zoals die in de afgelopen jaren zijn gehanteerd. Dit betreft de ontwikkeling van de verschillende veiligheidsdoelstellingen voor de diverse risicodragers conform de Europese systematiek, zoals die ook wordt toegepast in de Derde Kadernota Railveiligheid. Risicodragers zijn actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen. In onderstaande tabel is voor de belangrijkste zeven spoorveiligheidsindicatoren aangegeven wat de stand van zaken eind 2014 was op basis van meerjarige voortschrijdende gewogen gemiddelden («Moving Weighted Average»). De stand van zaken 2015 komt in september 2016 beschikbaar. Voor de ontwikkelingen rondom deze spoorveiligheidsindicatoren geldt het beleid van de Derde Kadernota Railveiligheid, namelijk dat we de veiligheid op alle fronten, dus bij elk van deze zeven veiligheidsindicatoren, continu willen verbeteren. Er lopen verschillende veiligheidsverbeterprogramma’s om de gestelde doelstellingen te realiseren (onder andere het Landelijk Verbeterprogramma Overwegen en het STS (Stoptonend Sein)-verbeterplan).

In het kader van de tussentijdse evaluatie van de Derde Kadernota Railveiligheid en de als gevolg daarvan vast te stellen «Beleidsimpuls Railveiligheid» zullen deze tot nu toe gehanteerde indicatoren voor de spoorveiligheid worden geactualiseerd, in samenhang met de voor de korte en middellange termijn vast te stellen inhoudelijke prioriteiten6.

Indicator: spoorveiligheid (naar risicodrager)
     

Beoordelingsjaar

 

verbetering in 2014 t.o.v. 2013?

Nr.

Risico-drager

Omschrijving indicator

NRV

MWA 2014

MWA 2013

 

1.1

Reiziger

FWSI onder reizigers / jaar / mld reizigerstreinkm’s

7,43

3,87

4,22

ja

1.2

Reiziger

FWSI onder reizigers / jaar / mld reizigerskm’s

0,089

0,03

0,03

gelijk

2

Personeel

FWSI onder spoorpersoneel / jaar / mld treinkm’s

5,97

1,83

3,37

ja

3

Overweggebruiker

FWSI onder overweggebruikers / jaar / mld treinkm's

127

71,6

85,22

ja

4

Onbevoegden

FWSI onder onbevoegden op het spoor / jaar / mld treinkm’s

15,9

7,66

7,92

ja

5

Anderen

FWSI onder «anderen (derden)» / jaar / mld treinkm»

4,7

6,581

5,74

neen

6

Overall

Totaal FWSI / jaar / mld treinkm’s

148

90,09

110

ja

Bron: ILT Jaarverslag spoorveiligheid 2014 (Kamerstukken II 2015–2016 29 893, nr. 200)

Gebruikte afkortingen in de tabel:

FWSI = Fatalities and Weighted Serious Injuries (het aantal doden en gewogen zwaargewonden)

NRV = National Reference Value, de in Europees kader vastgestelde referentiewaarde per lidstaat voor de betreffende indicator

MWA = Moving Weighted Average (voortschrijdend gewogen gemiddelde)

Toelichting:

Hierboven staan de indicatoren voor railveiligheid. Dit betreft de ontwikkeling van de verschillende veiligheidsdoelstellingen voor de diverse risicodragers conform de Europese systematiek, zoals die ook wordt toegepast in de Derde Kadernota Railveiligheid. Risicodragers zijn actoren met verschillende rollen die binnen het spoorsysteem veiligheidsrisico’s lopen.

Kengetal aantal treinbewegingen goederentreinen per week
 

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Betuweroute

190

310

420

430

410

480

440

Zevenaar grens

340

380

480

490

490

540

470

Oldenzaal grens

80

70

60

60

70

60

100

Venlo grens

230

250

230

220

240

190

270

Maastricht grens

30

30

20

20

30

30

30

Roosendaal grens

120

120

120

110

110

110

130

Bron: ProRail Operatie, VL/PAB en ProRail Vervoer en Dienstregeling PV/POV

Toelichting

De treinbewegingen van goederentreinen in bovenstaande tabel zijn afgerond op tientallen. In 2015 is enige verschuiving van verkeer waarneembaar van de Betuweroute naar het gemengde net door omleidingen als gevolg van de bouw van het Derde spoor in Duitsland. In 2016 neemt naar verwachting het aantal treinbewegingen verder toe, maar ook dan zal sprake zijn van verschuiving.

Beleidswijzigingen

Nu de implementatie van de LTSA2 in volle gang is, zijn IenM en de OV-partners (overheden, vervoerders en infrabeheerder) het Programma Toekomstbeeld OV gestart om naar het OV voor de langere termijn (2040) te kijken en te komen tot een toekomstbestendig OV-netwerk in Nederland. In 2017 zullen we komen met een gezamenlijk Toekomstbeeld en een ontwikkelagenda die aangeeft hoe we beleid en uitvoering stap voor stap kunnen gaan richten op dat Toekomstbeeld.

Ten aanzien van de ordening van de vervoersdiensten op het spoor op de langere termijn (na 2024) wordt in 2016 een viertal scenario’s uitgewerkt. Dit is in lijn met de kabinetreactie op de parlementaire enquête Fyra. Daarnaast wordt, zoals aangekondigd in de kabinetsreactie, gewerkt aan het omvormen van ProRail tot een publieke organisatievorm.

De onderhandeling over het Europese Vierde Spoorwegpakket zijn afgerond. De implementatie daarvan gaat dit jaar van start. Daarnaast is in 2016 mede naar aanleiding van de voorstellen in het Vierde Spoorwegpakket en een recent Raad van State advies (W14150443) gestart met een inventarisatie naar de noodzaak tot aanpassing en modernisering van de Spoorwegwetgeving. Dit is een meerjarig herzieningstraject van wetgeving waarbij de stakeholders nauw worden betrokken. Over de voorstellen en de planning zal IenM de Tweede Kamer nog nader informeren.

In het voorjaar van 2014 is het tweede deel van de Lange Termijn Spooragenda naar de Tweede Kamer gestuurd (Kamerstukken II 2013–2014 29 984, nr. 474). De kern van de ambitie zoals in de LTSA opgenomen is een optimale reis van deur tot deur binnen de Openbaar Vervoer en Spoorketen. De huidige begrotingsindeling sluit hier niet op aan, omdat er sprake is van een apart artikel voor Openbaar Vervoer en een apart artikel voor Spoor. Daarom heeft IenM bij Eerste suppletoire 2016 aangekondigd om bij Begroting 2017 de artikelen samen te voegen tot één nieuw artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor. Hiertoe wordt de naam en algemene doelstelling van artikel 16 aangepast van «Spoor» naar «Openbaar Vervoer en Spoor». Artikel 15 OV-keten wordt geschrapt en zal opgaan in het nieuwe artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor. Met dit integrale artikel wordt beoogd de samenhang tussen de artikelen te benadrukken. De samenvoeging is gemeld aan de Tweede Kamer middels een brief (Kamerstukken II 2015–2016 34 300, nr. 73).

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 16 Openbaar Vervoer en Spoor (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

49.388

20.098

9.457

8.704

9.911

10.615

18.147

Uitgaven:

24.603

26.747

32.910

12.215

13.095

13.615

14.085

Waarvan juridisch verplicht

   

91%

       

16.01

OV en Spoor

24.603

26.747

32.910

12.215

13.095

13.615

14.085

16.01.01

Opdrachten

12.042

4.018

5.973

5.761

5.991

6.411

6.943

 

– ERTMS

10.417

47

0

0

0

0

0

 

– Overige opdrachten

1.625

3.971

5.973

5.761

5.991

6.411

6.943

16.01.02

Subsidies

12.388

20.347

23.562

3.079

3.729

3.829

3.767

 

– Bodemsanering NS

9.076

9.076

0

0

0

0

0

 

– GSM-R

1.092

8.625

20.283

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

2.220

2.646

3.279

3.079

3.729

3.829

3.767

16.01.03

Bijdrage aan agentschappen

44

44

1.022

1.022

1.022

1.022

1.022

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

44

44

0

0

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

0

0

1.022

1.022

1.022

1.022

1.022

16.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

0

2.253

2.253

2.253

2.253

2.253

2.253

 

– CLU Betuweroute en HSL

0

2.253

2.253

2.253

2.253

2.253

2.253

16.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

129

85

100

100

100

100

100

 

Ontvangsten

152

0

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

2.043.653

1.826.788

1.897.617

1.962.388

2.056.539

Andere ontvangsten van artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

185.262

314.308

200.642

195.736

200.651

Totale uitgaven op artikel 13 Spoorwegen van het Infrastructuurfonds

2.228.915

2.141.096

2.098.259

2.158.124

2.257.190

waarvan

         

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.245.661

1 226.826

1.192.105

1.213.190

1.215.680

13.03

Aanleg

735.505

674.583

676.245

705.775

769.580

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

158.806

159.508

162.083

169.070

169.882

13.07

Rente en aflossing

48.362

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

40.581

63.582

51.229

53.492

85.451

Extracomptabele verwijzing naar artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

216.332

332.243

184.395

146.541

110.356

Andere ontvangsten van artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 14 Regionaal, lokale Infrastructuur van het Infrastructuurfonds

216.332

332.243

184.395

146.541

110.356

waarvan

         

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

132.863

173.577

109.630

85.923

88.162

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

9.128

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

83.469

158.666

74.765

51.490

22.194

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

133.867

177.106

242.092

281.280

291.193

Andere ontvangsten van artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

40.441

22.119

28.553

60.681

67.487

Totale uitgaven op artikel 17.02 Betuweroute, 17.03 HSL-Zuid, 17.07 ERTMS en 17.08 ZuidasDok van het Infrastructuurfonds

174.308

199.225

270.645

341.961

358.680

waarvan

         

17.02

Betuweroute

942

942

4.807

0

0

17.03

HSL-Zuid

40.745

40.745

0

0

0

17.07

ERTMS

44.463

48.204

102.588

151.588

181.000

17.08

ZuidasDok

88.158

109.334

163.250

190.373

177.680

Extracomptabele verwijzing van artikel 16 naar de belastinguitgaven (x € mln)

Belastinguitgaven (x € mln)

Bijstelling 2016 t.o.v. MN2016

2016 MN2017

Beleid 2017

Endogeen 2017

Endogeen in %

2017 MN2017

Omzetbelasting verlaagd tarief

           

Vervoer van personen (w.o. openbaar vervoer)

– 524

677

0

28

4,2%

705

Bron: Bijlage 6 van de Miljoenennota 2017

16.01 OV en Spoor

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies, de agentschapsbijdrage aan RWS, de bijdragen aan mede overheden en de bijdragen aan internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. De agentschapbijdrage, de bijdrage aan mede overheden en de bijdragen aan internationale organisaties hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht op grond van lopende verplichtingen. Het betreft hier onder andere de bijdrage aan de Autoriteit Consument & Markt (ACM), uitgaven voor de Ov-begeleiderskaart, de continue screening van de taxibranche en het onderzoek verplaatsingen in Nederland (OViN). Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor uitvoering van taken die voortvloeien uit de werkagenda van het NOVB inzake de OV-chipkaart, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer en het uitvoeren van activiteiten ter ondersteuning van het beheer van en vervoer over het spoor via concessies en de uitvoering van de Lange Termijn Spooragenda. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer.

16.01 OV en Spoor

Toelichting op de financiële instrumenten

16.01.01 Opdrachten

Dit betreffen voornamelijk (lopende) opdrachten voor de implementatie van de OV-chipkaart, monitoring sociale veiligheid, het stimuleren van het beschikbaar stellen van (actuele) brongegevens voor reisinformatiediensten in het kader van het project Nationale Data Openbaar Vervoer (NDOV), de beheer- en vervoerconcessie en spoorwegwetgeving. Ook wordt bijgedragen aan de toegankelijkheid van het openbaar vervoer en aan uitgaven om een gelijk speelveld te creëren in het openbaar vervoer. Daarnaast maakt de jaarlijkse vergoeding aan de Autoriteit Consument en Markt (ACM) onderdeel uit van deze middelen, welke een vergoeding is voor haar werk op het gebied van spoor zoals de Vervoerkamer. De Vervoerkamer reguleert de relatie tussen de beheerders en de gebruikers van het spoor.

16.01.02 Subsidies

GSM-Rail: Uitgaven voor GSM-R(ail) ter mitigatie van de interferentieproblematiek bij ProRail en vervoerders door de uitrol van 3G- en 4G-netwerken door de telecom providers.

Tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten: Deze regeling heeft tot doel de marktpositie van het spoorgoederenvervoer ten opzichte van het meer vervuilende goederenvervoer over de weg te behouden gedurende de periode dat de Betuweroute door de aanleg van een derde spoor in Duitsland tussen Emmerich en Oberhausen verminderd beschikbaar is en spoorwegondernemingen daardoor geconfronteerd worden met extra kosten door omleiding. Voor de jaren 2016 tot en met 2020 bedraagt het subsidieplafond inclusief uitvoeringskosten € 13 miljoen.

Verder worden subsidie uitgaven gedaan voor het OV-loket, de beleidsondersteuning van ROVER, de ondersteuning van het consumentenplatform Friese Waddenveren, het landelijk klachtenmeldpunt taxi en de OV Klantenbarometer. Doel van deze subsidies is het ondersteunen van reizigers en een loket te organiseren waar zij terecht kunnen.

16.01.03 Bijdrage aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

16.01.04 Bijdrage medeoverheden

Dit betreft een jaarlijkse bijdrage voor de Complete Lijn Uitschakeling (waarbij bijvoorbeeld bij een incident een tracé als geheel wordt uitgeschakeld) en de inzet van de 25kV Spanningtester (CLU+) op de Betuweroute en HSL in het kader van de daartoe gesloten overeenkomst met de betrokken Veiligheidsregio’s.

16.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Dit betreft een bijdrage aan de Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires (OTIF). Deze internationale organisatie richt zich vooral op het creëren van een uniform rechtssysteem voor het vervoer van passagiers en vracht per rails.

Beleidsartikel 17 Luchtvaart

Algemene doelstelling

Het versterken van de internationale concurrentiekracht van de Nederlandse luchtvaartsector en het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam luchtvaartbestel voor goederen, passagiers en omwonenden.

Regisseren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving van de kaders en voor het binnen deze kaders (doen) realiseren van de gewenste ontwikkeling van de Nederlandse luchtvaart. De rol «regisseren heeft» betrekking op de volgende taken:

  • Voor een veilig en duurzaam gebruik van netwerken stelt de Minister normen en handhaaft deze. Daarbij valt te denken aan de wetgeving voor het Nieuw Normen- en Handhavinstelsel Schiphol om geluidshinder te beperken. Om de concurrentiekracht van de luchtvaart te versterken streeft de Minister internationaal naar een gelijk speelveld. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van de International Civil Aviation Organization (ICAO) en een gerichte bijdrage in de totstandkoming van Europese regelgeving inclusief een actieve rol in agentschappen als de European Aviation Safety Agency (EASA).

  • Voor het in stand houden en versterken van het luchtvaartnetwerk van verbindingen van Nederland met de rest van de wereld zijn internationale overeenkomsten cruciaal (multilateraal en bilateraal). De Minister sluit hiertoe overeenkomsten met de vanuit de Nederlandse luchtvaartpolitiek belangrijke landen.

  • Daarnaast wordt mede vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving de innovatie en de transitie naar een duurzame luchtvaart bevorderd.

  • IenM zorgt voor de regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, veiligheid, milieu en security. Veel van deze regelgeving komt in internationaal of Europees kader tot stand. In deze kaders levert Nederland een actieve bijdrage gericht op de Nederlandse belangen.

  • De Minister richt zich nationaal en internationaal op het veiligstellen en verbeteren van de inrichting, beheer en gebruik van het luchtruim en op verbetering van de prestaties van de Luchtverkeersleiding Nederland en het Maastricht Upper Area Control Centre, intensievere samenwerking tussen civiele en militaire luchtverkeersleidingsorganisaties (co-locatie) en betere samenwerking van internationale luchtverkeersleidingsorganisaties binnen het Functional Airspace Block Europe Central (FABEC).

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor duurzaamheid en voor een permanente verbetering van de veiligheid middels introductie van veiligheidsmanagement en toezicht gebaseerd op risico’s en veiligheidsprestatie.

  • De Minister richt zich op het veilig stellen van voldoende nationale luchthavencapaciteit en geeft invulling aan de wettelijke taken en verplichtingen ten aanzien van inrichting en gebruik van luchthavens en de omgeving.

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

  • Tevens draagt de Minister zorg voor een actieve inzet van Nederland in internationale gremia waar discussies worden gevoerd en besluiten worden genomen die van invloed zijn op het Nederlandse (mainport)beleid, zoals in de Europese Raad van Transportministers.

  • Het behalen van de doelstelling hangt af van de betrokkenheid van en samenwerking met andere overheden en het bedrijfsleven. Daarnaast spelen het innovatieve vermogen van en technologische ontwikkelingen in de luchtvaartsector, de internationale ontwikkelingen en ontwikkelingen in internationale organisaties (EU, Eurocontrol, EASA, ICAO, ea.) een rol alsmede economische ontwikkelingen in Nederland.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Indicator: Creëren van luchthavencapaciteit Schiphol
 

Basiswaarde 2009

2010

2011

2012

2013

2014

Gerealiseerd 2015

Streefwaarde 2020

Gerealiseerde vliegtuigbewegingen tov plafond 500.000

390.000

386.000

420.000

423.000

426.000

438.300

450.679

500.000

78%

77%

84%

85%

85%

88%

90%

100%

Bron streefwaarde: (Kamerstukken II 2014–2015 34 098, nr. 1–3)

Bron realisatie: 2015 Traffic Review Schiphol Amsterdam Airport, januari 2016

Voor de luchthaven Schiphol is in 2008 tot 2020 een plafond aan het aantal vliegtuigbewegingen afgesproken. Met het oog op de netwerkkwaliteit moet binnen dit plafond ruimte blijven voor de ontwikkeling van mainportgebonden verkeer. Het Rijk heeft hierbij de verantwoordelijkheid voor het creëren van capaciteit op de luchthavens Eindhoven en Lelystad. In 2012 is het convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol» tussen Schiphol en het Rijk bijgesteld en is afgesproken de inspanning er op te richten al bij 90% van de destijds gehanteerde 510.000 vliegtuigbewegingen extra regionale luchthavencapaciteit te kunnen inzetten ter ontlasting van Schiphol (Kamerstukken II 2011–2012 29 665, nr. 181).

Met de introductie van het nieuwe normen- en handhavingstelsel wordt in 2017 voor Schiphol de ontwikkelruimte verankerd middels het borgen van het plafond van totaal 500.000 vliegtuigbewegingen tot en met 2020, de 50/50 regel en de regels voor strikt preferentieel baangebruik.

Indicator: Creëren extra luchthavencapaciteit Eindhoven en Lelystad
 

Basiswaarde 2009

Gerealiseerd t/m 2016

Streefwaarde 2017

Streefwaarde 2020

Luchthaven capaciteit Eindhoven

0

25.000

25.000

25.000

Luchthaven capaciteit Lelystad

0

45.000

45.000

45.000

Bron: De individuele luchthavenbesluiten van het kabinet

Bron Eindhoven: Luchthavenbesluit Eindhoven 2014 (Kamerstukken II 2013–2014 31 936, nr. 187)

Bron Lelystad: Ontwerp Luchthavenbesluit Lelystad

De ontwikkeling van Eindhoven en Lelystad (met in totaal 70.000 extra vliegtuigbewegingen op jaarbasis) vindt plaats in een zodanig tempo dat Schiphol meer ruimte krijgt voor écht mainportverkeer en de concurrentiepositie van Schiphol wordt versterkt, conform het Convenant «Behoud en versterking mainportfunctie en netwerkkwaliteit luchthaven Schiphol». De feitelijke toevoeging van capaciteit vindt plaats op het moment dat deze is vastgelegd in het luchthavenbesluit.

In 2014 is voor Eindhoven met het vaststellen van het luchthavenbesluit de wettelijke basis gelegd voor 25.000 extra vliegtuigbewegingen tot 2020. In 2015 is de eerste tranche, op basis van de verleende vergunning burgermedegebruik voor 10.000 extra vliegtuigbewegingen, geëvalueerd.

(Kamerstukken II 2014–2015 31 936, nr. 291). Uit de evaluatie bleek dat aan alle elementen van de evaluatie was voldaan, zodat fase 2 in werking kon treden. Het kabinet heeft het Aldersadvies uit 2015 overgenomen en heeft hieraan enkele additionele hinderbeperkende maatregelen toegevoegd. Met ingang van 1 januari 2016 is een vergunning burgermedegebruik verleend voor de volledige ruimte van 25.000 extra vliegtuigbewegingen.

Voor Lelystad is in 2015 een luchthavenbesluit vastgesteld voor 45.000 vliegtuigbewegingen «groot handelsverkeer». Vanaf 2018 komt deze extra capaciteit op Lelystad gefaseerd beschikbaar afgestemd op de marktontwikkelingen.

Met het vaststellen van de beide luchthavenbesluiten is de eerste stap van de beleidsopgave van de creatie van 70.000 extra vliegtuigbewegingen op Eindhoven en Lelystad gerealiseerd.

Indicator: Luchthavengelden, ATC-heffingen en overheidsheffingen (aeronautical kosten)

Ranglijst kostenniveau (van hoog naar laag)

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie 2015

Streefwaarde 2015 e.v.

London Heathrow (LHR)

1

1

1

1

 

Parijs (CDG)

2

3

3

3

 

Frankfurt (FRA)

3

2

2

2

 

Gatwick

4

4

4

4

 

Schiphol

8

8

8

9

< LHR, FRA, CDG

Zürich

5

5

5

6

 

München

6

6

6

5

 

Brussel

9

9

9

8

 

Madrid

7

7

7

7

 

Bron: SEO, jaarlijkse Benchmark Luchthavengelden en Overheidsheffingen 2015

In de tabel geldt hoe hoger het getal, hoe lager het kostenniveau.

Toelichting

Om te kunnen vaststellen of Schiphol een concurrerend kostenniveau heeft, vindt jaarlijks een vergelijking plaats van de luchthavengelden, de ATC-heffingen en de overheidsheffingen op Schiphol en tien concurrerende luchthavens. In deze benchmark wordt berekend wat op de verschillende luchthavens voor een vergelijkbaar aantal vluchten betaald zou moeten worden. De resultaten van de benchmark van 2015 laten zien dat Schiphol medio 2015 op dit vlak de goedkoopste is van de negen onderzochte luchthavens in de benchmark. Van belang is dat Schiphol een concurrerend kostenniveau behoudt, zoals ook omschreven in de Actieagenda Schiphol (Kamerstukken II 2015–2016 29 665, nr.224), waarover meer onder beleidswijzigingen.

Kengetal: Geluidsbelasting rond Schiphol

Periode

2012

2013

2014

2015

grenswaarde TVG

Gedurende het gehele etmaal (Lden)

62,71

62,45

62,55

62,67

63.46 dB(A)

Gedurende de periode van 23.00 tot 7.00 uur (Lnight)

52,47

52,09

52,14

52,35

54.44 dB(A)

Bron: Handhavingsrapportage Schiphol van de ILT 2015

Bron grenswaarde: Luchthavenverkeerbesluit 2004

Toelichting

In het Luchthavenverkeerbesluit (Algemene Maatregel van Bestuur, 18 september 2008) zijn voor de luchthaven Schiphol de grenzen gesteld aan de totale hoeveelheid geluid (Totaal Volume Geluid, TVG) dat het vliegverkeer in een jaar mag produceren. De geluidsbelasting van het vliegverkeer moet worden begrensd met op handhavingpunten vastgestelde grenswaarden (aan de baankoppen en bij aanpalende bebouwde kom).

In het Luchthavenverkeerbesluit Schiphol is vastgelegd dat de totale hoeveelheid geluid van het luchthavenluchtverkeer bij Schiphol per gebruiksjaar overdag (Lden) niet meer dan 63,46 dB(A) en voor de nacht (Lnight) niet meer dan 54,44 dB(A) mag bedragen. IenM stelt de grenswaarden vast maar heeft geen directe invloed op de daadwerkelijk gerealiseerde geluidsbelasting, dat is de verantwoordelijkheid van de sector. Bij dreigende overschrijding wordt door de ILT handhavend opgetreden. De Handhavingsrapportage Schiphol 2015 van de ILT is aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2015–2016 29 665, nr. 223).

Voor de jaarlijkse totale risicogewicht score (TRG-score) voor Schiphol in relatie tot de TRG-grenswaarde in het Luchthavenverkeerbesluit wordt verwezen naar de Handhavingsrapportage Schiphol, ILT, 2015.

Kengetal: Aantal passagiersbestemmingen waarnaar (> 2 x per jaar) met vnl. geregelde vluchten wordt gevlogen per luchthaven

Luchthaven

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Amsterdam

263

271

266

261

264

263

Frankfurt

283

288

301

286

286

287

London Heathrow

165

174

176

176

179

180

Parijs Charles de Gaulle

271

268

256

258

278

274

Brussel

188

200

190

181

192

190

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), op basis van APGdat, januari 2016

Toelichting

In deze tabel zijn de bestemmingen opgenomen waarvoor geldt dat deze meer dan twee keer per jaar worden aangevlogen.

Kengetal: Aantal vliegtuigbewegingen, aantal passagiers en vrachttonnage per luchthaven
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Vliegbewegingen (x 1.000)

           

Amsterdam

386

420

423

426

438

451

Frankfurt

458

481

476

466

463

457

London Heathrow

449

476

471

470

471

472

Parijs Charles de Gaulle

492

507

491

472

465

469

Brussel

205

214

206

199

214

221

Passagiers (x miljoen)

           

Amsterdam

45

50

51

53

55

58

Frankfurt

53

56

57

58

59

61

London Heathrow

66

69

70

72

73

75

Parijs Charles de Gaulle

58

61

61

62

64

66

Brussel

17

19

19

19

22

23

Vracht (x 1.000 ton)

           

Amsterdam

1.512

1.524

1.483

1.531

1.633

1.621

Frankfurt

2.199

2.133

1.986

2.016

2.051

1.993

London Heathrow

1.473

1.484

1.465

1.423

1.499

1.497

Parijs Charles de Gaulle

2.177

2.088

1.950

1.876

1.896

1.861

Brussel

476

475

459

430

454

463

Bron: Amsterdam Airport Schiphol (AAS), januari 2016

Toelichting

Inzet van het beleid is het optimaliseren van de netwerkkwaliteit in combinatie met een concurrerende en duurzame luchtvaart. De netwerkkwaliteit wordt mede bepaald door overheidstarieven en -maatregelen, maar is voor een groot deel niet direct beïnvloedbaar. Bovenstaande kengetallen geven de omvang van het netwerk in aantallen bestemmingen en het verkeer en vervoer op Schiphol weer in vergelijking met andere grote Noordwest-Europese luchthavens.

In de jaarlijkse Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties laat IenM elk jaar de ontwikkeling van de netwerkkwaliteit van Schiphol monitoren. De jaarlijkse Monitor Netwerkkwaliteit en Staatsgaranties geeft een beeld van de ontwikkeling van de kwaliteit van het verbindingennetwerk (de connectiviteit) op Schiphol ten opzichte van enkele concurrerende buitenlandse luchthavens. Daarnaast wordt in de monitor het verbindingennetwerk van Skyteam (Air France KLM en alliantiepartners) vanaf Schiphol vergeleken met dat vanaf Parijs Charles de Gaulle. Zo wordt de naleving van de staatsgaranties gevolgd die in het kader van de fusie van KLM met Air France zijn afgesproken. Uit het onderzoek blijkt dat het verbindingennetwerk van Schiphol ook in 2015 sterker groeit dan de netwerken van de vier andere West-Europese luchthavens in de benchmark (Londen Heathrow, Parijs Charles de Gaulle, Frankfurt en München). De netwerken van Istanbul en Dubai ontwikkelen zich echter nog sterker. De connectiviteit van de Skyteam alliantie heeft zich de afgelopen jaren op Schiphol sterker ontwikkeld dan op Parijs Charles de Gaulle.

Kengetal: Gemiddelde EU-brede vertraging per en-route vlucht toe te rekenen aan Air Traffic Management (in minuten)
 

2012

2013

2014

2015

Taakstelling vanaf 2000 met herijking voor 2002–2006

0,7

0,6

0,5

0,5

Gerealiseerd

0,63

0,54

0,61

0,76

Bron: Performance Review Body, Performance monitoring Dashboard 2016

Toelichting

Het Rijk heeft geen directe invloed op het aantal minuten vertraging in het Europese luchtruim.

Dit kengetal is een internationaal gemiddelde en wordt bepaald door operationele factoren, zoals capaciteitsplanning, human resource management, weersomstandigheden en stakingen. Dit kengetal geeft wel een beeld van de efficiëntie van het luchtvaartbestel.

Kengetal: Gemiddelde ATFM in Nederlandsluchtruim (ATFM staat voor «Air Traffic Flow Management»-vertraging per vlucht (in minuten))
 

2015

Gemiddelde ATFM-vertraging per vlucht

2,0

Gerealiseerd

2,91

Bron: Luchtverkeersleiding Nederland 2016

Toelichting

Dit kengetal heeft betrekking op de gemiddelde en-route vertraging per vlucht in het Nederlandse luchtruim en de gemiddelde vertraging op Schiphol tezamen. Het merendeel van de vertragingen treedt op in de terminalfase van een vlucht en wordt veroorzaakt door weersomstandigheden (storm, mist, sneeuw) die een direct negatief effect hebben op de afhandeling van de starts en landingen in de vluchtfase onder een hoogte van één kilometer. Beperkte aantallen vliegtuigopstelplaatsen kunnen ook vertragingen veroorzaken. De vertragingen in 2015 zijn vooral veroorzaakt door weersomstandigheden, de implementatie van een nieuw Voice Communication System (VCS) en een aanbod van vliegtuigen dat de ATC-afhandelingscapaciteit overstijgt (bunching-effect).

Beleidswijzigingen

De komende jaren wordt uitwerking gegeven aan de Luchtvaartnota (Kamerstukken II 2011–2012 31 936 A), de Luchtruimvisie (Kamerstukken II 2011–2012 31 936, nr. 114) en het State Safety Programme 2015–2019. De bij deze nota’s behorende uitvoeringsagenda’s (Kamerstukken II, 2010–2011, 31 936, nr. 47) en het SSP Actieplan zijn hierbij leidend. Daarnaast is in april 2016 de Actieagenda Schiphol aan de Tweede Kamer aangeboden (Kamerstukken II 2015 -2016 29 665, nr. 224). Deze agenda bevat een overzicht van maatregelen voor de komende jaren die de overheid en sector gezamenlijk nemen om de concurrentiepositie van Schiphol te behouden en te versterken. Het gaat daarbij naast kostenreductie door de sector ook om de bereikbaarheid van Schiphol via spoor en weg, inzet op innovatie en duurzaamheid en het creëren van ruimte voor wonen en vliegen.

Het is tevens van groot belang dat Europa prioriteit geeft aan het vergroten van de concurrentiekracht van de Europese luchtvaart en het behoud van de regionale en mondiale connectiviteit van Europa. Ook dit is in de actieagenda opgenomen. De in 2016 onder Nederlands voorzitterschap overeengekomen onderhandelingsmandaten voor de Europese Commissie, om met ondermeer de Golfstaten afspraken te kunnen maken over eerlijke concurrentie in ruil voor geleidelijke marktopening, worden vanaf 2016 en verder gebruikt om te onderhandelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 17 Luchtvaart (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

19.220

31.678

11.956

14.474

13.889

6.846

7.332

Uitgaven:

21.288

28.136

14.049

13.165

13.157

10.966

8.652

Waarvan juridisch verplicht

   

74%

       

17.01

Luchtvaart

21.288

28.136

14.049

13.165

13.157

10.966

8.652

17.01.01

Opdrachten

5.651

9.429

8.739

6.019

9.973

8.382

6.168

 

– Opdrachten GIS

1.401

2.391

3.487

284

5.021

2.800

0

 

– Overige opdrachten

4.250

7.038

5.252

5.735

4.952

5.582

6.168

17.01.02

Subsidies

2.423

8.254

3.664

759

1.559

959

959

 

– Leefbaarheidsfonds

0

5.300

2.900

0

1.000

400

400

 

– Overige subsidies

2.423

2.954

764

759

559

559

559

17.01.03

Bijdrage aan agentschappen

12.068

9.040

69

4.811

49

49

49

 

– waarvan bijdrage aan RWS (Caribisch Nederland)

12.010

8.955

0

4.748

0

0

0

 

– waarvan bijdrage aan RWS

35

71

49

49

49

49

49

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

23

14

20

14

0

0

0

17.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

1.146

1.313

1.477

1.476

1.476

1.476

1.476

17.01.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

0

100

100

100

100

100

0

 

– LVNL

0

100

100

100

100

100

0

 

Ontvangsten

31.354

10.312

325

325

325

325

325

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing van artikel 17 naar de belastinguitgaven (bedragen x € mln)

Belastinguitgaven (x € mln)

Bijstelling 2016 t.o.v. MN2016

2016 MN2017

Beleid 2017

Endogeen 2017

Endogeen in %

2017 MN2017

Acczijns

           

Vrijstelling acczijns luchtvaartuigen

– 74

2.123

6

15

0,7%

2.145

Bron: Bijlage 5 van de Miljoenennota 2017

17.01 Luchtvaart

Budgetflexibiliteit

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor opdrachten en subsidies voor onder meer het project geluidsisolatie Schiphol (GIS), de uitgaven voor het Schadeschap Schiphol en voor de uitvoering van toezichtstaken door de Autoriteit Consument & Markt (ACM). Voor een overzicht van de subsidies wordt verwezen naar de bijlage Subsidies. De subsidies hebben een tijdshorizon. Op basis van de opdrachtbrief aan RWS voor Beleidsondersteuning en advies (BOA) is het budget voor 2017, ultimo 2016 juridisch verplicht.

De bijdrage aan internationale organisaties betreft de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization (ICAO), aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC). Dit bedrag is daarmee geheel juridisch verplicht.

De resterende niet juridisch verplichte ruimte is belegd met de activiteiten uit de uitvoeringsagenda bij de Luchtvaartnota (Kamerstukken II 2010–2011 31 936, nr. 47) en het State Safety Programme Actieplan 2015.

17.01 Luchtvaart

Toelichting op de financiële instrumenten

De afname van het budget na 2016 wordt met name veroorzaakt door een afname van de benodigde middelen voor opdrachten Geluidsisolatie Schiphol (GIS) en door de lagere agentschapsbijdrage aan RWS bestemd voor Caribisch Nederland. De agentschapsbijdrage wordt na 2018 beëindigd omdat de uitvoering van de masterplannen luchthavens Caribisch Nederland dan wordt voltooid.

17.01.01 Opdrachten

Opdrachten Geluidsisolatie Schiphol (GIS)

Doel van het project Geluidsisolatie Schiphol fase 3 (GIS-3) is het verminderen van geluidshinder voor omwonenden van Schiphol door middel van geluidsisolatie. De geplande uitgaven voor 2017 en verder hebben betrekking op aankopen in de geluidssloopzones, klachtenafhandeling en de behandeling en uitbetaling van schadeclaims.

Overige opdrachten

1. Luchtvaartnota, actieagenda, ORS en de overlegtafels

Sinds 2008 zijn drie Alderstafels actief: Schiphol, Eindhoven en Lelystad. In 2016 is de Alderstafel voor Eindhoven overgegaan in een uitvoeringstafel. De Alderstafels bieden een succesvolle overlegstructuur van belanghebbenden in deze luchthavenregio’s. De Aldersadviezen vormen voor het kabinet een waardevolle basis voor beleidskeuzes ten aanzien van de ontwikkeling van luchthavens in relatie tot de effecten op de leefomgeving. Ook in 2017 blijven de uitvoeringstafel Eindhoven en de Alderstafel Lelystad actief. Op Schiphol is de Alderstafel inmiddels samen met de Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS) overgegaan in de Omgevingsraad Schiphol (ORS).

2. Normen en handhavingsstelsel

De ontwikkeling van Schiphol tot 2020 vindt plaats binnen de aan de Alderstafel afgesproken kaders. Het budget is bestemd voor opdrachten ten behoeve van de implementatie van het nieuwe normen- en handhavingstelsel voor Schiphol en aanpassing van de wet- en regelgeving en het Luchthavenindelingbesluit Schiphol (LIB)/ Luchthavenverkeerbesluit Schiphol (LVB). Dit zal op basis van de huidige inzichten in 2017 van kracht worden.

3. Verminderen risico op vogelaanvaringen

In 2017 wordt opnieuw gewerkt aan het uitvoeren van de maatregelen uit het convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol om de vogelaanvaringsproblematiek te verminderen. De maatregelen betreffen het ontwikkelen en toepassen van detectieapparatuur, maatregelen gericht op populatiebeheer en een aanscherping van de ruimtelijke beperkingen ten aanzien van de foerageer-, rust- en broedgebieden.

4. State Safety Programme

Op basis van de door het ministerie en de luchtvaartsector uitgevoerde risicoanalyse zijn het State Safety Programme 2015–2019 en het SSP Actieplan 2015 opgesteld. Vanaf 2016 wordt uitvoering gegeven aan het Actieplan. Het plan betreft onder andere maatregelen om de wetgeving op orde te brengen, de veiligheid met prestatie-indicatoren meetbaar te maken en de introductie van veiligheidsmanagement door de gehele luchtvaartsector.

5. Nadere uitwerking luchtruimvisie en civiel-militaire samenwerking

Als uitwerking van de Luchtruimvisie worden verschillende onderzoeken en studies uitgevoerd voor de voorbereiding van luchtruimwijzigingen en aanpassingen van het luchtverkeersleidingsconcept. Hiertoe worden activiteiten uitgevoerd in samenwerking met de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) en het Commando Luchtstrijdkrachten (CLSK) van het Ministerie van Defensie.

Door middel van jaarlijkse voortgangsbrieven wordt de voortgang gemeld van hoe en wanneer de luchtverkeersleidingsorganisaties uitvoering geven aan de beoogde luchtruimwijzigingen en aan de aanpassingen aan het luchtverkeersleidingsysteem. De uitwerking van de verdergaande civiel-militaire samenwerking op het gebied van luchtverkeersdienstverlening is daarbij een belangrijk aspect.

6. KDC

De Stichting Knowledge & Development Center (KDC) levert kennis om innovatieve oplossingen te vinden voor de duurzame ontwikkeling van de Mainport Schiphol. In het KDC werken de partners KLM, Schiphol en Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) samen met universiteiten en kennisinstellingen om alle operationele processen op en rond Schiphol te innoveren, zowel op de grond als in de lucht.

7. Opdrachten Caribisch Nederland

Het betreft de aanschaf van apparatuur ter bevordering van het veilig gebruik van de luchthavens en ter verbetering van de bedrijfsvoering. Tevens betreft het de financiering van diverse onderzoeken en opleidingen.

17.01.02 Subsidies

Versneld onderploegen graanresten ten behoeve van reduceren risico vogelaanvaringen

Met het convenant Reduceren risico vogelaanvaringen Schiphol is een vergoedingsregeling in het leven geroepen voor het versneld onderwerken van de graanresten na de oogst in een deel van de Haarlemmermeerpolder. De boeren die de overeenkomst hebben ondertekend ontvangen hiervoor in 2016 een vergoeding per hectare versneld ondergewerkte graanakker.

Omgevingsraad Schiphol en commissies regionaal overleg

IenM draagt financieel bij aan de activiteiten van de Omgevingsraad Schiphol (ORS). Dit onafhankelijke overleg- en adviesorgaan verenigt bewoners, regionale en lokale overheden en luchtvaartpartijen met als doel om de hinder van Schiphol zoveel mogelijk te beperken en een optimaal gebruik van de luchthaven te bevorderen. De jaarlijkse bijdrage bedraagt maximaal € 0,369 miljoen. De luchthavens van nationale betekenis Eelde, Lelystad, Maastricht en Rotterdam kennen in 2017 eveneens commissies voor regionaal overleg. In 2017 is de rijksbijdrage per commissie maximaal € 0,035 miljoen.

Leefbaarheidsfonds

Bij de afnemende mogelijkheden van hinderbeperking is de tweede tranche van het leefbaarheidsfonds een belangrijke impuls voor de inpassing van de luchthaven Schiphol in zijn omgeving. De partijen Schiphol, de provincie Noord-Holland en het Rijk hebben afgesproken om in totaal € 30 miljoen voor een tweede fase ter beschikking te stellen aan de Stichting Leefomgeving Schiphol.

Het Rijk stelt maximaal € 10 miljoen ter beschikking, waarvan maximaal € 5,3 miljoen in 2016 en maximaal € 2,9 miljoen in 2017. De overige € 1,8 miljoen wordt in de jaren 2019 – 2021 ter beschikking gesteld.

Incidentele subsidies

IenM treedt toe tot het KLM Corporate Biofuel Programme. De bijdrage van € 0,2 miljoen aan het programma wordt door KLM voor 100% geïnvesteerd om duurzame biokerosine in te kopen en draagt daarmee bij aan de vergroening van de luchtvaartsector.

Voor het leefbaarheidsfonds Eindhoven zal in 2016 een incidentele subsidie van € 0,2 miljoen verstrekt worden.

17.01.03 Bijdrage aan agentschappen

Het betreft voornamelijk de bijdrage aan RWS voor uitvoering van activiteiten in het kader van Beleidsondersteuning en advies.

17.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Voor de jaarlijkse contributie aan de International Civil Aviation Organization, aan het hiertoe opgezette samenwerkingsverband binnen ABIS (de ABIS-groep vertegenwoordigt de burgerlijke luchtvaartautoriteiten van Oostenrijk, België, Nederland, Luxemburg, Ierland, Zwitserland en Portugal), en aan de European Civil Aviation Conference (ECAC) wordt in 2017 een bedrag uitgegeven van € 1,485 miljoen, waarvan € 1,32 miljoen via de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS).

17.01.05 Bijdragen aan ZBO’s (LVNL)

Ten behoeve van het geschikt maken van de Soesterbergradar voor burgermedegebruik wordt een bijdrage van € 0,1 miljoen verstrekt aan de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL).

Garantie LVNL

Het luchtvaartbegeleidingssysteem van de Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL) nadert het einde van zijn technische levensduur en dient te worden vervangen. Daarnaast wordt een uitbreiding van de huisvesting voorzien. Hiervoor gaat LVNL bij het Ministerie van Financiën leningen aan voor een totaalbedrag van € 165 miljoen. In het kader van de regelgeving met betrekking tot schatkistbankieren stelt het Ministerie van IenM zich garant voor deze leningen.

Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens

Algemene doelstelling

Het realiseren van een efficiënt, veilig en duurzaam goederenvervoersysteem, waarbinnen de internationale concurrentiekracht van de mainport en van de Nederlandse maritieme sector wordt versterkt.

(Doen) uitvoeren

Rollen en verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het in stand houden van een robuust hoofdnetwerk van vaarwegen. Vanuit de begroting Hoofdstuk XII (artikel 26.01) wordt een bijdrage gedaan aan het Infrastructuurfonds. Via het Infrastructuurfonds (artikel 15, 17 en 18) investeert de Minister door middel van aanleg en benutting in dit netwerk, in binnenhavens en in de maritieme toegang van zeehavens om een goede en betrouwbare bereikbaarheid over water van de economische kerngebieden te realiseren. Aanleg- en benuttingsprojecten worden in het Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport (MIRT) vastgelegd. De Minister is verantwoordelijk voor toezicht en nautisch beheer. Rijkswaterstaat voert als beheerder het beheer, onderhoud en vervanging uit. De uitgaven aan beheer, onderhoud en vervanging worden verantwoord op het Infrastructuurfonds (artikel 15).

Regisseren

De Minister is verantwoordelijk voor de vormgeving en deels ook voor de uitvoering van het maritiem beleid. De rol «regisseren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • De Minister stelt normen en handhaaft deze om het veilige en duurzame gebruik van netwerken te waarborgen. De Minister ijvert regionaal en internationaal voor deze normen, bijvoorbeeld in de Raad Vervoer, Telecommunicatie en Energie van de EU en de Internationale Maritieme Organisatie (IMO), ook omdat een internationaal level playing field goed is voor de Nederlandse concurrentiepositie. Daarin passen een actief Nederlands lidmaatschap van IMO en Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en een gerichte bijdrage aan de totstandkoming van Europese regelgeving, inclusief een actieve rol in agentschappen als het Europese Maritieme Veiligheidsagentschap (EMSA) en andere organisaties.

  • De in 2015 vastgestelde maritieme strategie geeft de leidende principes aan: meerwaarde door samenwerking, ruimte voor ondernemerschap en oog voor de stad en leefomgeving.Vanuit het oogpunt van verbetering van het milieu en van de kwaliteit van de leefomgeving in de zeehavengebieden wordt de innovatie en de transitie naar een duurzame scheepvaart bevorderd. IenM zorgt voor «state of the art» regelgeving op het gebied van marktordening, passagiersrechten, bemanningszaken en security. Waar nodig wordt hiervoor internationaal samengewerkt.

  • Met het programma Beter Benutten stimuleert de Minister een slim, efficiënt en veilig gebruik van de vaarwegen. Samen met de inspanningen van de vervoerders en verladers kan daarmee de capaciteit van de vaarwegen beter worden benut.

  • De Minister geeft zoveel mogelijk ruimte voor ondernemerschap, met een maximaal beroep op de eigen verantwoordelijkheid van het bedrijfsleven voor een permanente verbetering van de veiligheid en duurzaamheid met betrekking tot maritiem beleid.

  • IenM draagt, binnen het kabinetsbrede bedrijvenbeleid onder coördinatie van het Ministerie van Economische Zaken, als vakdepartement verantwoordelijkheid voor de overheidsinbreng op de Topsector Logistiek en het maritieme cluster binnen de Topsector Water.

  • Voorts zet de Minister in op een intensivering en stroomlijning van de inspanningen van alle overheden, belangenorganisaties en sectorpartijen betrokken bij bovenstaande beleidsopgaven.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de Inspectie Leefomgeving en Transport op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht) en door de Autoriteit Consument en Markt.

Indicatoren en Kengetallen

Hieronder zijn de beleidsmatige indicatoren en kengetallen voor scheepvaart en havens opgenomen. In productartikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds zijn de aan dit beleidsartikel gerelateerde productindicatoren en/of -kengetallen opgenomen.

Indicator: Passeertijd sluizen
 

Realisatie 2011

Realisatie 2012

Realisatie 2013

Realisatie 2014

Realisatie

2015

Streefwaarde 2016 en 2017

Hoofdtransportas

67%

68%

69%

70%

68%

85%

Hoofdvaarweg

79%

78%

80%

80%

80%

75%

Overige vaarweg

92%

93%

92%

92%

91%

70%

Bron: RWS, 2015

Toelichting

De «passeertijd sluizen» is een absolute normtijd die voor elke sluis afzonderlijk is bepaald. Voor elk type vaarweg wordt een te realiseren percentage schepen nagestreefd dat binnen de normtijd de sluis passeert. De gerealiseerde passeertijden op de hoofdtransportassen voldoen nog niet aan de streefwaarden. Dit speelt al langere tijd en wordt, naast geplande onderhoudsmaatregelen voornamelijk veroorzaakt door gebrek aan capaciteit op de trajecten tussen Rotterdam en Zeeland. Voor de sluizen op die corridor lopen dan ook MIRT-projecten, gericht op het verbeteren van de toekomstige capaciteit. De passeertijden voor de hoofd- en overige vaarwegen scoren overall gezien wel ruim voldoende.

Kengetal: Ontwikkeling van het procentuele marktaandeel (in tonnen) van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest Europese havenrange (de «Hamburg-Le Havre range»
 

Basis

waarde 2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Totaal Nederlandse Zeehavens

44,9

47,8

47,2

47,9

47,5

47,2

48,1

Mainport Rotterdam

34,9

37,0

36,3

37,0

36,6

36,2

37,3

Overige Nederlandse Zeehavens

10,0

10,8

10,9

10,9

10,9

11,0

10,8

Bron: 2002–2010 Nationale Havenraad, 2011–2015 IenM

Toelichting

Dit kengetal geeft informatie over het marktaandeel van de Nederlandse zeehavens ten opzichte van de concurrerende Noordwest Europese havenrange (de zogenaamde «Hamburg-Le Havre range»). Het streven is het marktaandeel van de Nederlandse havengebieden ten opzichte van de totale Noordwest (de «Hamburg-Le Havre range») ten minste te handhaven.

«Totaal Nederlandse Zeehavens» laat in 2015 weer een lichte stijging van het marktaandeel zien ten opzichte van voorgaande jaren. Met name Mainport Rotterdam, die na een lichte stijging in 2012 in 2013 en 2014 marktaandeel verloor, laat een behoorlijke stijging van het marktaandeel zien. Het marktaandeel van de overige Nederlandse zeehavens laat een lichte daling zien.

Kengetal: Ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT)1
 

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Van de vloot van in Nederland geregistreerde zeeschepen onder Nederlandse vlag2

Aantallen

           

Handelsvaart

725

769

800

822

808

790

Zeesleepvaart

249

235

247

260

258

275

Waterbouw

120

156

169

168

167

171

Totaal

1.094

1.160

1.216

1.250

1.233

1.236

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

           

Handelsvaart

6.075

6.883

6.740

7.045

6.978

6.572

Zeesleepvaart

310

290

362

347

360

409

Waterbouw

450

513

531

533

537

531

Totaal

6.835

7.686

7.633

7.925

7.875

7.512

Van de vloot onder buitenlandse vlag in Nederlands eigendom of beheer3

Aantallen

           

Handelsvaart

433

422

408

403

403

432

Zeesleepvaart

459

456

477

498

519

512

Waterbouw

63

55

55

52

52

62

Totaal

955

933

940

953

974

1.006

Bruto tonnage (GT) (x 1.000)

           

Handelsvaart

5.259

5.232

5.072

5.517

5.987

6.500

Zeesleepvaart

1.011

1.298

1.640

1.612

1.643

1.740

Waterbouw

251

210

264

248

285

312

Totaal

6.521

6.740

6.976

7.377

7.915

8.552

X Noot
1

Schepen > 100 GT en pontons > 1000 GT

X Noot
2

Bron: Inspectie Leefomgeving en Transport, 2016

X Noot
3

Bron: cijfers 2010–2015 Inspectie Leefomgeving en Transport (februari 2016). Cijfers van zeeschepen onder buitenlandse vlag op basis van IHS.

Toelichting

Bovenstaande kengetallen geven informatie over de ontwikkeling in aantallen en bruto tonnage (GT) van de vloot in Nederlands eigendom of beheer onder Nederlandse en buitenlandse vlag. De gegevens zijn opgesplitst naar de sectoren handelsvaart, zeesleepvaart en waterbouw. De groei c.q. afname van de vloot onder Nederlandse vlag is niet alleen van overheidsbeleid afhankelijk, maar van meerdere factoren zoals de wereldwijde groei van het ladingaanbod en investeringsklimaat, het zeevaartbeleid (waaronder fiscale klimaat) van andere landen en de individuele prestaties van de ondernemingen. Een toename van de vanuit Nederland beheerde vloot (en dan met name de Nederlandse vlag) is gunstig voor de ontwikkeling van de toegevoegde waarde.

Kengetal: veiligheid scheepvaart

Aantal scheepvaartongevallen (inclusief visservaartuigen en recreatievaart) op het Nederlandse deel van de Noordzee (Nederlandse en buitenlandse vlag)

 

2005

2010

2011

2012

2013

2014

2015

Zeer ernstige scheepvaartongevallen (ZESO)

1

1

0

4

2

0

0

Ernstige scheepvaartongevallen

4

9

4

15

13

12

11

Totaal (ESO)

5

10

4

19

15

12

11

Aantal significante ongevallen met schepen op de Nederlandse binnenwateren1

Aantal significante scheepsongevallen

96

164

159

161

136

138

157

Aantal doden en gewonden op schepen op de Nederlandse binnenwateren (ook onder niet Nederlandse vlag)

Aantal doden

7

4

8

4

9

4

5

Aantal gewonden

49

45

63

58

27

44

35

Bron: RWS, 2015

X Noot
1

Voor de beoordeling van de ontwikkeling van de veiligheid op de Nederlandse binnenwateren wordt gebruik gemaakt van het begrip «significant scheepsongeval». Significante scheepsongevallen zijn scheepsongevallen op de Nederlandse binnenwateren met schepen (ook onder niet Nederlandse vlag) waarbij schade is ontstaan die als ernstig wordt geclassificeerd in de vorm van slachtoffers (doden/gewonden), stremming van de vaarweg of schade aan de vaarweg, schip, lading of milieu.

Toelichting

In 2015 zijn op het Nederlandse deel van de Noordzee elf ESO’s (ernstige scheepvaartongevallen) geregistreerd. Er hebben in 2015 geen ZESO’s plaatsgevonden. De elf ESO’s zijn als volgt verdeeld: koopvaardij (vijf), visserij (vier) en recreatievaart (twee). Sinds 2012 is de registratie en classificatie van scheepsongevallen op de Noordzee aanzienlijk verbeterd en verfijnd. Dit heeft tot het inzicht geleid dat de historische reeks 2004–2011 waarschijnlijk een onderschatting van het aantal ESO’s geeft dat in werkelijkheid is opgetreden. Om een goede uitspraak te kunnen doen over de ontwikkeling van de veiligheid van scheepvaart op de Noordzee moet vanaf 2012 een nieuwe historische reeks van ESO’s worden opgebouwd. De historische reeks van ZESO’s wordt wel betrouwbaar geacht.

Het aantal geregistreerde significante scheepsongevallen op het binnenwater lag in 2015 op 157. Het aantal was iets hoger dan eerder gerapporteerd is voor 2013 en 2014 en ligt op het niveau van de getallen gerapporteerd over 2010, 2011 en 2012. Jaarlijks treedt variatie in het aantal ongevallen op en veranderingen in het aantal scheepsongevallen moet daarom over een langere periode gevolgd worden, voor uitspraken over veranderingen in de veiligheid gedaan kunnen worden. De variatie in aantal ongevallen ontstaat doordat het optreden van ongevallen deels door toeval wordt bepaald. Ook is de registratiegraad van scheepsongevallen niet altijd constant.

In 2015 vielen vijf doden bij scheepsongevallen. Vier doden vielen bij de recreatievaart, 1 bij de beroepsvaart. Naar aanleiding van een aantal ernstige scheepsongevallen in de recreatievaart in 2013, waarbij negen dodelijke slachtoffers vielen, is sprake van een hoger aantal doden dan gemiddeld. Onderzoek heeft uitgewezen dat structurele beleidswijzigingen niet noodzakelijk zijn. De watersportsector heeft naar aanleiding van de ongevallen zelf initiatief genomen om te komen tot verbetermaatregelen.

Beleidswijzigingen

In 2017 zijn er geen beleidswijzigingen. De met de rijksbrede Nederlandse Maritieme Strategie 2015 – 2025 (Kamerstukken II 2014–2015 31 409, nr. 70) ingezette koers wordt ook in 2017 voortgezet. Daarbij zal in 2017 nog meer accent worden gelegd op interdepartementale samenwerking bij de uitwerking van de maritieme strategie.

Inhoudelijk richt het maritieme beleid zich op zes grote thema’s: Human Capital, Innovatie, Handel, Bereikbaarheid, Veiligheid en Milieu en Veiligheidsdreigingen en Stabiliteit. Bij de uitwerking van deze thema’s zal zo veel mogelijk worden aangesloten bij maatschappelijke trends en ontwikkelingen. Concreet betekent dit dat in 2017 het accent en de beleidsfocus nog meer komt te liggen op:

  • Oplossingen die de gehele maritieme cluster versterken in plaats van oplossingen die zich richten op versterking van afzonderlijke deelsectoren van de maritieme cluster.

  • Maatwerkoplossingen waarbij beter rekening wordt gehouden met de wensen en kenmerken van specifieke gebruikersgroepen.

  • Het beter benutten van infrastructuur.

  • Het functioneren van de logistieke keten als geheel en ladingstromen in plaats van een focus op afzonderlijke vervoersmodaliteiten.

  • Informatiestromen (naast fysieke stromen).

  • Duurzame in plaats van incidentele oplossingen.

Het in 2016 aflopende werkprogramma zeehavens zal in 2017 worden vervolgd in een nieuw werkprogramma. Hierbij zal meer focus aangebracht worden op de thema’s waar de betrokken partners met elkaar het verschil kunnen maken. Versterking van de concurrentiepositie van de havens en het havenbedrijfsleven zal uitgangspunt blijven.

Begin 2016 is een beleidsdoorlichting voor het gehele beleidsartikel van start gegaan. De afronding daarvan is voorzien eind 2016.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 18 Scheepvaart en havens (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

30.508

37.571

11.665

4.098

4.197

4.244

4.738

Uitgaven:

10.932

26.385

27.752

17.315

14.197

11.222

4.738

Waarvan juridisch verplicht

   

97%

       

18.01

Scheepvaart en havens

10.932

26.385

27.752

17.315

14.197

11.222

4.738

18.01.01

Opdrachten

6.279

19.122

16.908

9.878

8.402

7.886

2.120

 

– Topsector logistiek

4.909

16.013

15.323

7.967

6.469

5.931

0

 

– Overige opdrachten

1.370

3.109

1.585

1.911

1.933

1.955

2.120

18.01.02

Subsidies

2.200

4.787

8.225

4.819

3.177

718

0

 

– Topsector logistiek

1.750

4.337

7.775

4.819

3.177

718

0

 

– Overige subsidies

450

450

450

0

0

0

0

18.01.03

Bijdrage aan agentschappen

1.283

1.290

1.441

1.441

1.441

1.441

1.441

 

– waarvan bijdrage aan RWS

1.283

1.290

1.441

1.441

1.441

1.441

1.441

18.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

1.170

1.186

1.178

1.177

1.177

1.177

1.177

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

778.903

909.789

997.938

858.087

779.931

Andere ontvangsten van artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

93.675

120.617

127.927

100.240

59.500

Totale uitgaven op artikel 15 Hoofdvaarwegennet van het Infrastructuurfonds

872.578

1.030.406

1.125.865

958.327

839.431

waarvan

         

15.01

Verkeersmanagement

8.428

8.428

8.428

8.428

8.428

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

366.969

382.587

326.299

298.791

236.016

15.03

Aanleg

186.361

302.555

285.586

203.503

262.811

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

10.904

40.448

211.999

155.058

41.970

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

299.916

296.388

293.553

292.547

290.206

15.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing naar artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

6.866

4.316

3.796

1.690

2.934

Andere ontvangsten van artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 17.06 PMR van het Infrastructuurfonds

6.866

4.316

3.796

1.690

2.934

waarvan

         

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

6.866

4.316

3.796

1.690

2.934

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds

4.723

0

0

0

0

Andere ontvangsten van artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.03 Intermodaal vervoer van het Infrastructuurfonds

4.723

0

0

0

0

waarvan

         

18.03

Intermodaal vervoer

4.723

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzing van artikel 18 naar de belastinguitgaven (x € mln)

Belastinguitgaven (x € mln)

Bijstelling 2016 t.o.v. MN2016

2016 MN2017

Beleid 2017

Endogeen 2017

Endogeen in %

2017 MN2017

Verlaging lastendruk op ondernemingen

           

Willekeurige afschrijving zeeschepen

0

3

0

0

0,0%

3

Keuzeregime winst uit zeescheepvaart (tonnagebelasting)

0

120

0

0

0,0%

120

Verlaging lastendruk op arbeid

           

Afdrachtvermindering zeevaart

1

116

0

3

2,3%

119

Acczijns

           

Vrijstelling communautaire wateren

37

1.284

4

5

0,4%

1.293

Bron: Bijlage 6 van de Miljoenennota 2017

18.01 Scheepvaart en havens

Budgetflexibiliteit

De bijdragen aan agentschappen en internationale organisaties zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.

Voor de Topsector Logistiek zijn zowel het subsidiedeel aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) als de opdrachten via Connekt volledig juridisch verplicht. Het opdrachtenbudget voor IenM opdrachten voor de topsector Logistiek is grotendeels juridisch verplicht.

Van het overige opdrachtenbudget is circa de helft juridisch verplicht. Het betreft de uitfinanciering van aangegane verplichtingen voor onder meer de uitvoering van toezichtstaken door de ACM, de uitvoering van inningstaken betreffende het Verkeersbegeleidingstarief door de Belastingdienst/douane en de monitoring van maritieme indicatoren en kengetallen. De bijdrage aan kennismakingsstages zeevaart en koopvaardij is conform de vastgestelde subsidieregeling verplicht.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor beleidsonderzoek gericht op onder meer binnenvaart, zeevaart, zeehavens en Caribisch Nederland.

18.01 Scheepvaart en havens

Toelichting op de financiële instrumenten

18.01.01 Opdrachten
  • IenM draagt financieel jaarlijks bij aan de ACM voor het uitvoeren van toezicht op het loodswezen. De overige kosten van het toezicht worden via het loodstarief doorberekend aan de scheepvaart.

  • Voor beleidswerk gericht op havens (onder andere havensamenwerking) en Caribisch Nederland (de openbare lichamen Bonaire, Sint Eustatius en Saba) is het benodigde budget gereserveerd.

  • In 2017 zal het in 2016 aflopende werkprogramma Zeehavens worden verlengd met nieuwe acties om samen met de Nederlandse havenbedrijven en het havenbedrijfsleven de concurrentiepositie van de zeehavens te versterken.

  • Als vlaggen-, kust- en havenstaat zet Nederland in IMO- en EU-verband in op verbetering van het stelsel van regelgeving (bij voorkeur door optimaliseren bestaande regelgeving).

  • De concurrentiepositie van het maritieme cluster vereist de implementatie van verdragen, een gelijk speelveld en vermindering van de administratieve lasten. De inzet richt zich bijvoorbeeld op een Europese maritieme ruimte zonder grenzen, de bevordering van de aanwas in het maritieme onderwijs, het monitoren van de arbeidsmarkt en het faciliteren van verbetering van de efficiency van bemanningen. Hiervoor wordt beleidsinformatie verzameld en onderzoek verricht.

  • Voor de topsector Logistiek worden de opdrachten op basis van het meerjarenprogramma en de op te starten activiteiten in 2016 en 2017 via het programmasecretariaat van de topsector uitgezet. Het programma is onderverdeeld in tien acties. Voor 2017 wordt in totaal voor € 15,3 miljoen aan activiteiten in de vorm van opdrachten uitgevoerd.

18.01.02 Subsidies
  • Een grotere instroom in het nautisch onderwijs is voor een voldoende aanbod van zeevarenden gewenst. IenM heeft de regeling voor kennismakingstages voor potentiële studenten tot 2018 verlengd. Dit heeft een positief effect op de wervingskracht van het nautische onderwijs.

  • Voor de topsector Logistiek worden de subsidies op basis van het meerjarenprogramma en de op te starten activiteiten in 2016 en 2017 via de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek (NWO) uitgezet.

  • Voor innovaties in de binnenvaart gericht op verduurzaming is er in 2016 en 2017 een subsidieregeling Innovaties Duurzame Binnenvaart ter grootte van € 0,2 miljoen per jaar.

18.01.03 Bijdragen aan agentschappen

In het kader van het Beleidsondersteuning en Advies (BOA) protocol met RWS zijn afspraken gemaakt over beleidsondersteuning en -advisering, die RWS uitvoert in opdracht van de beleids-DG’s. Door middel van de agentschapbijdrage wordt capaciteit hiervoor bij RWS gereserveerd.

18.01.05 Bijdragen aan internationale organisaties

Vanuit de Homogene Groep Internationale Samenwerking (HGIS) gelden betaalt Nederland circa € 0,5 miljoen contributie aan de Centrale Commissie voor de Rijnvaart (CCR) en circa € 0,4 miljoen contributie aan de International Maritime Organisation (IMO) conform verdragsverplichtingen. Daarnaast zijn bijdragen aan de International Association of Marine Aids to Navigation and Lighthouse Authorities (IALA) de Donaucommissie en North Atlantic Ice Patrol verschuldigd.

Beleidsartikel 19 Klimaat

Algemene Doelstelling

Klimaatverandering door menselijk handelen tegen gaan. Door uitstoot van CO2 en overige broeikasgassen stijgt de temperatuur op aarde. Hierdoor verandert het klimaat en stijgt de zeespiegel. Nederland heeft internationale afspraken gemaakt om de uitstoot van broeikasgassen te verminderen en zo de klimaatverandering te beperken. Vermindering van CO2-uitstoot biedt bovendien economische kansen, stimuleert slimme groene investeringen, creëert daarmee banen, en bevordert zo Nederlandse innovaties die ook buiten de landsgrenzen kunnen worden ingezet.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister van IenM regisseert de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese en het mondiale klimaatbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenM verantwoordelijk voor:

  • Het door Nederland nakomen van de (onder andere) in UNFCCC7 en EU-verband gemaakte afspraken over het reduceren van emissies van CO2 en overige broeikasgassen en voor het emissiehandelssysteem waaronder het toewijzen en het doen veilen van CO2-emissierechten;

  • De regie op het nationale klimaatbeleid en de internationale aspecten van het IenM-beleid, inclusief het politieke optreden en de vertegenwoordiging in de betreffende internationale gremia. Daartoe horen onder andere de Europese Transport- en Milieuraad en relevante VN-bijeenkomsten;

  • De opdracht aan de NEa voor het handelssysteem in CO2-emissierechten. Ook de registratie van hernieuwbare energie voor het verkeer en de rapportage hierover ter controle van de duurzaamheid en de CO2-prestatie zijn hier onderdeel van;

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van normen en plafonds, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen en normen hebben betrekking op het reduceren van CO2-emissies van motorvoertuigen, op brandstofkwaliteit, op productie en inzet van duurzame biobrandstoffen, op de mondiale uitfasering van ozonlaagafbrekende stoffen en van gefluorideerde broeikasgassen en op de handel in CO2-emissierechten (Emissions Trading System/ETS).

Het internationale IenM-beleid vindt niet alleen zijn grondslag in dit artikel. Specifieke rollen en verantwoordelijkheden van de Minister op de verschillende beleidsterreinen van IenM zijn bij de betreffende artikelen vermeld.

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van klimaat te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenM:

  • Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit de Klimaatagenda, de afspraken in het SER-Energieakkoord waar de Minister voor verantwoordelijk is en het Lokale Klimaatactieprogramma tot succesvolle uitvoering te brengen. Via het Lokale Klimaatactieprogramma, Green Deals en initiatieven voor reductie van CO2-emissies brengt de Minister ondernemers, burgers en andere overheden beter in positie om maatregelen te nemen die goed zijn voor klimaat en economie;

  • Zuinigere voertuigen. Dit gebeurt onder andere door de voorlopers in de sector te stimuleren en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren;

  • Het verduurzamen van brandstoffen in de sectoren mobiliteit en transport door afspraken te maken over de rijksbijdrage aan de Actieagenda duurzame brandstofvisie voor het doelbereik van 15 tot 20 petajoule energiebesparing voor 2020 en een maximumuitstoot van 25 megaton CO2 in 2030. Dit vanuit het SER-Energieakkoord, pijler zeven transport en mobiliteit. Het bereiken van de jaardoelstelling voor hernieuwbare energie stimuleren door ontwikkeling en toepassing van alternatieve energiedragers zoals elektrisch rijden en rijden op waterstof, en het faciliteren van de aanleg van tankinfrastructuur voor alternatieve energiedragers.

Tenslotte is de Minister van IenM verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Kengetal: Sectorale niet-ETS emissieplafonds voor 2020 (in megaton CO2equivalenten)
 

Verantwoordelijk ministerie

Nieuwe raming (Mton)

Emissieplafond (Mton)

CO2 industrie en energie

EZ

7,2

11

CO2 verkeer en vervoer

IenM

34,5

36

CO2 gebouwde omgeving

BZK

23,9

22,5

CO2land- en tuinbouw

EZ

6,0

6

Overige CO2 broeikasgassen landbouw

EZ

18,8

16

Resterende overige broeikasgassen

IenM

9,5

9

Bron: Nationale Energieverkenning 2015, tabel 3.4 op blz. 100 www.pbl.nl;

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-597873

Toelichting:

In deze tabel zijn de sectorale emissieplafonds en de raming weergegeven. De raming geeft aan in welke mate het doelbereik in zicht is. In deze raming is het effect van het begrotingsakkoord, het SER-energieakkoord en de Klimaatagenda «weerbaar, welvarend en groen» verwerkt.

In de kabinetsaanpak Klimaatbeleid op weg naar 2020 heeft het kabinet afgesproken dat indien in een sector tegenvallers optreden die samenhangen met (de uitvoering van) het beleid van het ministerie, de verantwoordelijke bewindspersoon in beginsel compenserende maatregelen neemt. Wanneer is aangetoond dat (alle) binnen de sector mogelijke compenserende maatregelen veel duurder zijn dan de oorspronkelijke maatregelen, zal het kabinet zoeken naar alternatieve kosteneffectieve maatregelen – binnen de beschikbare middelen – in andere sectoren. Vervolgens zal het kabinet een besluit nemen en de Tweede Kamer hierover informeren. Is er een tegenvaller die niets van doen heeft met tegenvallende beleidseffecten, dan volstaat naar verwachting het overschot in andere sectoren om deze tegenvaller op te vangen.

Kengetal: Ontwikkeling verplichting aandeel hernieuwbare energie in het vervoer (in %)

Verplichtingen

2007

2008

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2016

2017

2018

2019

2020

Besluit Hernieuwbare energie vervoer 2015

2

3,25

3,75

4

4,25

4,5

5

5,5

6,25

7

7,75

8,5

9,25

10

Realisatie

2

3,26

3,75

4,01

4,31

4,54

5,05

5,54

           

Bron: Besluit Hernieuwbare energie vervoer 2015 (Stb. 2014, 460)

Bron realisatie 2014: Rapportage hernieuwbare energie 2014 van de Nederlandse Emissieautoriteit (https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-586974)

Toelichting:

In artikel 2.1 van het Besluit Hernieuwbare Energie vervoer 2015 dat op 1 januari 2015 van kracht is geworden, is de ontwikkeling van de jaarverplichting hernieuwbare energie in het vervoer tot en met 2020 vastgelegd.

Kengetal: Ontwikkeling CO2-emissie nieuwe personenauto’s in gram CO2 per kilometer
 

2005

2009

2010

2011

2012

2013

2014

2015

2021

EU

162,6

145,7

140,3

135,7

132,2

127,0

123,4

130,01

95,01

Nederland

169,9

146,9

135,8

126,2

118,6

109,1

107,3

   

Bron: European Environment Agency; EEA Technical report No 16/2015. Monitoring CO2 emissions from new passenger cars and vans in 2014

X Noot
1

Norm

Toelichting:

Nadat vrijwillige afspraken over CO2-reductie met de Europese autofabrikanten niet tot gewenste resultaten hebben geleid, heeft de Europese Commissie in december 2007 een voorstel gedaan voor verplichte reductiedoelstellingen. Dat voorstel is in 2009 aangenomen en bevatte een verplichte norm van gemiddeld 130 g CO2/km in 2015. Daarnaast is in november 2013 overeenstemming bereikt dat een verplichte norm van gemiddeld 95 g CO2/km in 2021 zal gelden. Deze norm zal er straks toe leiden dat de gemiddelde automobilist op jaarbasis zo’n € 340 aan brandstofkosten bespaart ten opzichte van het referentiejaar 2007.

Alleen voor 2015 en 2021 zijn er EU-normen (voor fabrikanten). De CO2-uitstoot van nieuwe voertuigen in Nederland wordt jaarlijks gemonitord.

Met name fiscaal beleid, waaronder de korting op de bijtelling voor het privé gebruik van zakelijke auto’s, heeft ervoor gezorgd dat de gemiddelde CO2-uitstoot van nieuw verkochte voertuigen in Nederland sterk is gedaald, veel sterker dan in de rest van Europa. Daarmee onderstreept Nederland het belang van de reductie van broeikasgassen in het verkeer.

Volgens voorlopige cijfers die het Europese milieuagentschap in april 2016 heeft gepubliceerd, komt in 2015 de voorlopige gemiddelde CO2-uitstoot uit op 101,2 g/km in Nederland en op 119,6 g/km in Europa. Op Europees niveau is aan fabrikanten opgelegd om in 2015 een gemiddeld CO2-uitstoot te realiseren van 130 g/km. Omdat fabrikanten in Nederland onder de Europese norm komen, kunnen zij het zich veroorloven in andere landen minder zuinige auto's te verkopen: het zogenaamde «waterbedeffect». Door het waterbedeffect gaat klimaatwinst verloren en daarmee ook van de effectiviteit van nationale beleid. De voorlopige cijfers over 2015 laten echter zien dat in 2015 de werkelijke CO2-uitstoot in Europa ruimschoots onder norm ligt. Fabrikanten gebruiken dus niet «alle ruimte» om exact aan de norm te voldoen. Het is derhalve niet vast te stellen in welke mate het waterbedeffect in de praktijk daadwerkelijk optreedt.

Beleidswijzigingen

Met het sluiten van het klimaatakkoord in Parijs eind 2015 is een belangrijke stap gezet om in internationaal verband klimaatverandering tegen te gaan. Alle 195 bij de Verenigde Naties aangesloten landen hebben unaniem uitgesproken dat ze de opwarming van de aarde tot ruim onder de 2 graden zullen beperken en zullen streven de opwarming te beperken tot 1,5 graad. Om deze doelen te bereiken dienen de mondiale emissies zo snel mogelijk omgebogen te worden naar een daling en dient er in de tweede helft van deze eeuw een balans worden bereikt tussen de uitstoot en opname van broeikasgassen (klimaatneutraliteit).

Het kabinet kiest naar aanleiding van akkoord Parijs voor een tweesporenbenadering:

  • 1. Onverkort uitvoeren wat reeds is afgesproken via implementatie van de EU-klimaatdoelstelling voor 2030 in wetgeving en doorvertaling hiervan naar nationaal beleid;

  • 2. Verdere stappen zetten om de ambitie van Parijs te realiseren, door een proces waarmee door middel van het vijfjaarlijks indienen bij de UNFCCC van aangepaste bijdrages de afgesproken doelstelling wordt gerealiseerd en invulling wordt gegeven aan de afspraken rondom klimaatfinanciering.

Voor Nederland zijn de Europese afspraken leidend en heeft het uitvoeren van de bestaande 2030 afspraken prioriteit. Deze afspraken vormen de basis voor de klimaatbijdrage van de Europese Unie (EU) aan het Parijs-akkoord. De EU heeft zich gecommitteerd aan een broeikasgasreductie in 2030 van ten minste 40% ten opzichte van 1990. Dit is wat minimaal nodig is om het oorspronkelijke «beneden twee graden doel» te halen.

De in het klimaatakkoord aangescherpte mondiale ambitie onderstreept het belang om binnen de EU de reeds in gang gezette trajectenvoortvarend te behandelen, waaronder: (i) de aanpassing van het emissiehandelssysteem (EU ETS), waarvoor de Commissie al een voorstel heeft uitgebracht, en; (ii) de verdeling van de resterende opgave over de lidstaten. Voor de inspanningenverdeling voor de niet-ETS sectoren (landbouw, transport, gebouwen en lichte industrie) en de integratie van de landgebruiksector (LULUCF) in het 2030-raamwerk verwacht de Commissie rond de zomer van 2016 één of meerdere voorstellen te kunnen presenteren.

Het is de verwachting dat in de loop van 2017 een akkoord kan worden bereikt over de voorgenoemde voorstellen.

Conform de afspraak in de Energieraad in 2015 dienen de lidstaten uiterlijk eind 2019 een nationaal energie- en klimaatplan voor de periode 2021–2030 op te stellen, gevolgd door een eerste Europese evaluatie van de ingediende plannen in 2021 (Kamerstukken II 2015–2016 21 501-33, nr. 572). Voor de contouren van dit plan zal onder andere gebruik worden gemaakt van de Energiedialoog en het klimaatakkoord van Parijs. Nederland zal in lijn met de Europese 2030 CO2-doelstelling in dit plan ook maatregelen beschrijven.

Het interdepartementaal beleidsonderzoek (IBO) CO2 (Kamerstukken II 2015–2016 32 813, nr. 122) bevat een eerste analyse van elementen die van belang zijn voor een kostenefficiënt lange termijn klimaatbeleid. Mede naar aanleiding hiervan en op basis van de uitkomsten van de «faciliterende dialoog»8 in 2018 kan voor de lange termijn in kaart worden gebracht wat een nog vast te stellen hogere ambitie in de EU voor 2030, 2040 of 2050 zou betekenen voor Nederland.

Het huidige nationale klimaat- en energiebeleid richt zich op het behalen van de doelen voor 2020:

  • 16% CO2-reductie ten opzichte van het jaar 2005 in de niet-emissiehandelsectoren;

  • 14% hernieuwbare energie (16% in 2023);

  • 1,5% energiebesparing per jaar (als bijdrage aan het Europese doel voor 2020 van 20%);

  • 100 PJ energiebesparing.

In de voortgangsrapportage van het SER-Energieakkoord (Kamerstukken II 2015–2016 30 196, nr. 381) is aangegeven met welke aanvullende maatregelen het hernieuwbare-energiedoel van 14% en het energiebesparingdoel van 100 PJ zullen worden gerealiseerd.

In het kader van het Energieakkoord wordt binnen de sector Transport en Mobiliteit in 2020 15 tot 20 PJ energiebesparing gerealiseerd en wordt de CO2-uitstoot van deze sector gemaximeerd tot 25 Mton in 2030. In het najaar komt de nationale Energieverkenning (NEV) uit, waaruit blijkt hoe de voortgang is op deze en andere doelen. Indien de NEV daartoe aanleiding geeft zullen alle partijen in overleg treden om tot aanvullende maatregelen te komen zodat de doelstellingen worden gerealiseerd.

Volledige implementatie van het Energieakkoord leidt op basis van informatie uit NEV 2015 en de Nederlandse emissieregistratie tot een broeikasgasreductie van circa 21% in 2020 ten opzichte van 1990. De Rechtbank Den Haag heeft in zijn uitspraak van 24 juni 2015 bepaald dat de Staat de emissies van broeikasgassen in Nederland in 2020 moet beperken tot een niveau van 25% onder de uitstoot in 1990. De Staat heeft hoger beroep aangetekend tegen het vonnis. Het is echter uitvoerbaar bij voorraad verklaard, hetgeen betekent dat de Staat, hangende het hoger beroep, het vonnis uit moet voeren. De implementatie van het Energieakkoord is daarin een eerste stap. In aanvulling daarop is uw Kamer in de kabinetsreactie op het IBO CO2 geïnformeerd over de aanvullende maatregelen die het kabinet overweegt om uitvoering te kunnen geven aan de resterende opgave van het vonnis (Kamerstukken II 2015–2016 32 813, nr. 122). Besluitvorming over de in deze brief genoemde maatregelen volgt in het najaar van 2016.

In de Duurzame Brandstofvisie voor de transportsector (Kamerstukken II 2015–2016 30 196, nr. 353) is per modaliteit aangegeven hoe deze kan bijdragen aan de klimaatdoelstellingen en welke kansen er zijn voor de Nederlandse industrie. Het Rijk heeft medewerking toegezegd bij het nader vormgeven van zeven actiesporen. Hiermee maakt Nederland werk van groene mobiliteit. De Brandstofvisie met bijbehorende investeringsagenda is breed gedragen. Het Kabinet maakt zich hard voor aanscherping van Europees bronbeleid van motorvoertuigen als kosteneffectieve manier om generiek reducties te bereiken. Naar verwachting komt de Europese Commissie in 2017 met een voorstel voor «decarbonising» de transportsector. Daarbij zet het kabinet in op versnelling van de transitie naar elektrische aandrijflijnen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 19 Klimaat (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

32.414

76.702

60.195

55.927

54.216

53.148

53.818

Uitgaven:

81.400

76.607

61.434

56.602

54.216

53.147

53.817

Waarvan juridisch verplicht

   

96%

       

19.01

Tegengaan klimaatverandering

21.582

18.497

13.244

12.386

11.433

11.440

11.435

19.01.01

Opdrachten

3.327

6.461

2.506

2.160

1.624

1.627

1.627

19.01.02

Subsidies

4.697

452

0

0

0

0

0

19.01.03

Bijdrage aan agentschappen

13.558

11.584

10.738

10.226

9.809

9.813

9.808

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

716

809

398

398

109

109

109

 

– waarvan bijdrage aan NEa

7.320

8.084

6.934

6.789

6.789

6.789

6.789

 

– waarvan bijdrage aan RWS

5.522

2.691

3.406

3.039

2.911

2.915

2.910

19.02

Internationaal beleid, coordinatie en samenwerking

59.818

58.110

48.190

44.216

42.783

41.707

42.382

19.02.01

Opdrachten

8.868

11.806

7.643

6.365

6.010

5.189

5.979

 

– Uitvoering CDM

5.114

0

0

0

0

0

0

 

– RIVM

0

0

0

0

0

0

0

 

– RVO

0

0

0

0

0

0

0

 

– Interreg

1.671

215

322

1.255

777

244

244

 

– Overige opdrachten

2.083

11.591

7.321

5.110

5.233

4.945

5.735

19.02.02

Subsidies

913

1.215

1.533

0

267

0

0

 

– Interreg

913

1.215

1.533

0

267

0

0

19.02.03

Bijdrage aan agentschappen

46.222

42.215

36.695

35.521

33.926

33.938

33.823

 

– waarvan bijdrage aan RIVM

35.181

32.520

29.308

28.844

27.250

27.262

27.251

 

– waarvan bijdrage aan RVO

10.722

9.357

7.008

6.472

6.471

6.471

6.471

 

– waarvan bijdrage aan RWS

319

338

379

205

205

205

101

19.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

3.815

2.874

2.319

2.330

2.580

2.580

2.580

 

Ontvangsten

188.286

195.485

226.500

224.000

224.000

224.000

224.000

19.01 Tegengaan klimaatverandering

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van klimaat en duurzame mobiliteit.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

De uitfinanciering van de in voorgaande jaren aangegane verplichtingen in het kader van de uitvoering van de opdrachten 2015 aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (RVO.nl) en RIVM zijn juridisch verplicht. Deze bijdragen hebben een structureel karakter. De bijdrage aan internationale organisaties is grotendeels juridisch verplicht. Het betreft hier uitgaven op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken. Deels zijn deze structureel van aard.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor opdrachten die worden verstrekt voor wetenschappelijk internationaal klimaatonderzoek, onderzoekprogramma’s en bijdragen aan (inter)nationale organisaties die een bijdrage leveren aan de internationale beleidsdoelstellingen op het gebied van milieu.

19.01 Tegengaan klimaatverandering

Toelichting op de financiële instrumenten

19.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten in het kader van de beleidsterreinen klimaat, duurzame mobiliteit en industrie.

In het kader van het SER-Energieakkoord realiseert en bekostigt het Ministerie van IenM de volgende maatregelen:

  • 1. Verankering in de Wet milieubeheer en onderhoud van erkende maatregelenlijsten voor realiseren van energiebesparing bij bedrijven;

  • 2. Het samen met het Ministerie van Economische Zaken uitvoeren van negen pilots met betrekking tot de Energie Prestatie Keuring om energieprestaties bij bedrijven te verbeteren;

  • 3. Ondersteuning en activering van bevoegde gezagen bij handhaving van de Wet milieubeheer in het kader van energiebesparing bij bedrijven;

  • 4. Ontwikkelen en uitvoeren van de publiekscampagne veilige, zuinige, stille banden op spanning.

19.01.02 Subsidies

In het verleden heeft het Ministerie van IenM subsidies aan bedrijven, onderzoeksinstellingen en andere organisaties verstrekt, waarvoor in de jaren tot en met 2016 nog betalingen moeten plaatsvinden. Het betreffen subsidies in het kader van Lokale Klimaatinitiatieven, milieutechnologie, duurzame mobiliteit en energiebesparing.

19.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI)

Het KNMI verricht diverse werkzaamheden in het kader van klimaatonderzoek, het Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC) en andere internationale verplichtingen.

Nederlandse Emissieautoriteit (NEa)

Jaarlijks verstrekt het Ministerie van IenM een opdracht aan de NEa voor de uitvoering van alle werkzaamheden in het kader van emissiehandel, alsmede met betrekking tot het register voor biobrandstoffen.

Rijkswaterstaat (RWS)

Het betreft hier werkzaamheden die door RWS worden uitgevoerd. Het gaat met name om de uitvoering Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) en om de uitvoering van werkzaamheden en het leveren van expertise op de beleidsterreinen klimaat (uitvoering Klimaatagenda en SER-energieakkoord) en duurzame mobiliteit.

19.02 Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking
19.02.01 Opdrachten

Interreg

Interreg is een Europese subsidieregeling waarin partijen uit meerdere landen samenwerken op het terrein van innovatie, duurzaamheid, bereikbaarheid en regionale gebiedsontwikkeling. De deelname van Nederlandse organisaties aan de transnationale en interregionale programma’s van Interreg wordt bevorderd. Met de beschikbare middelen wordt de Nederlandse bijdrage voor de kosten van de internationale uitvoering en de uitvoering in Nederland (waaronder inbegrepen de stimulering van de deelname door Nederlandse partners) gefinancierd. De stimulering via de Interreg-subsidieregelingen is hieronder bij 19.02.02 vermeld.

Partnership for Market Readiness en Carbon Pricing Leadership Coalition

In 2016 en 2017 worden via de Wereldbank projecten uitgevoerd in het kader van Carbon Pricing. Het gaat daarbij om de programma’s Partnership for Market Readiness en Carbon Pricing Leadership Coalition. Een Nederlandse bijdrage voor dit laatste programma is reeds tijdens de Klimaattop van December 2015 aangekondigd. Genoemde programma’s worden gefinancierd uit de door de Wereldbank terug te storten resterende CDM-gelden; zie 19.09 Ontvangsten.

Overige opdrachten

Het Ministerie van IenM verstrekt aan nationale en internationale wetenschappelijke en adviserende instellingen opdrachten, onder andere op het gebied van de klimaatverandering, duurzame productie en consumptie en de inzet van biobrandstoffen. Ook worden de middelen aangewend voor het in Europees verband uitwerken van het klimaatbeleid richting 2050, activiteiten in het kader van internationale diplomatie, waaronder het uitvoeren van bedrijfslevenmissies, en het ondersteunen en faciliteren van delegaties bij internationale bijeenkomsten.

19.02.02 Subsidies

Interreg

Dit betreft uitgaven in het kader van subsidieregelingen ter stimulering van deelname door Nederlandse partners aan de Europese Interreg-subsidieprogramma’s Europe, North West Europe of North Sea Region:

  • Via de PSR-regeling (Projectstimuleringsregeling Interreg V; Stcrt. 2015, 10986) worden subsidies verstrekt in de voorbereiding en indiening van Interreg-projectvoorstellen.

  • Via de Cofinancieringsregeling (Stcrt. 2015, 30863) kunnen partners een bijdrage krijgen in hun aandeel in de projectkosten.

19.02.03 Bijdragen aan agentschappen

RIVM en RVO.nl

IenM heeft een deel van de beleidsuitvoering uitbesteed aan externe uitvoeringsorganisaties, zoals aan de Rijksdienst voor Ondernemend Nederland (uitvoering van subsidieregelingen en ander beleidsondersteunende werkzaamheden) en aan het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (uitvoering van wettelijke taken en beleidsonderbouwend onderzoek).

RWS

Dit betreft de agentschapsbijdrage voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van Infomil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieuwet- en regelgeving), de uitvoering van de Antarctica regelgeving en enkele ondersteunende activiteiten in het kader van het internationaal beleid van IenM.

19.02.05 Bijdragen aan (inter-)nationale organisaties

Het Ministerie van IenM kent op grond van internationale verdragen of andere internationale afspraken financiële bijdragen toe aan (inter-)nationale organisaties. Dat is nodig om de kosten te dekken van de doorlopende ontwikkeling van zo’n verdrag of organisatie.

In onderstaande tabel zijn de verwachte bijdragen voor 2017 vermeld.

Verwachte bijdragen 2017

Bedragen x € 1.000

Verdragen

1.215

United Nations Environment Programme (UNEP)

615

VNECE – environmental performance review

50

Verdrag van Wenen ter bescherming van de ozonlaag

10

Montrealprotocol (uitbanning ozonlaagaantastende stoffen)

67

VNECE CLRTAP-verdrag (grensoverschrijdende luchtverontreiniging)

73

VNECE PRTR-verdrag (emissieregisters)

20

Verdrag van Rotterdam (melding vooraf export chemicaliën)

40

Verdrag van Stockholm (persistente organische stoffen)

80

Verdrag van Bazel (overbrenging gevaarlijk afval)

100

OESO Programme on Chemicals Accidents (voorkomen en bestrijden van gevolgen van chemische ongelukken)

35

Cartagenaprotocol (verdrag over veiligheid van grensoverschrijdend vervoer van levend ggo's)

50

VNECE Aarhus-verdrag (toegang tot informatie, besluitvorming en rechter)

45

VNECE Helsinki-verdrag (bescherming tegen industriële ongevallen)

30

   

Contributies

533

UNFCCC International Transaction Log (verificatie transactie Kyoto units)

74

IPCC (Trustfund tbv draagvlak gebruik rapporten)

43

China Council (adviesraad voor duurzame ontwikkeling)

100

Control of Chemicals (OESO) (veiligheid van chemische producten)

20

European Sustainable Phosphorus Platform (gericht op duurzame productie en gebruik van fosfaat)

10

International Transport Forum (ontwikkelingen op vervoersgebied)

186

International Resource Panel (informatie over het gebruik van natuurlijke hulpbronnen)

100

Tevens worden de middelen ingezet voor het verstrekken van incidentele bijdragen en vrijwillige bijdragen aan (inter-)nationale organisaties voor activiteiten die het internationaal milieubeleid van het Ministerie van IenM ondersteunen.

Ontvangsten

De opgenomen ontvangsten betreffen de geraamde opbrengsten van de verkoop van CO2-emissierechten, als onderdeel van het Europese Emissions Trading System (EU ETS).

Daarnaast zijn in 2016 en 2017 ontvangsten van € 5,9 miljoen respectievelijk € 2,5 miljoen geraamd in verband met het door de Wereldbank terugstorten van HGIS-middelen die resteren na afloop van het Clean Development Mechanism (CDM)-programma. Deze gelden worden vervolgens ingezet voor de programma’s Partnership for Market Readiness en Carbon Pricing Leadership Coalition. Zie 19.02.01 Opdrachten.

Beleidsartikel 20 Lucht en Geluid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van een solide en gezonde leefomgeving door de luchtkwaliteit te verbeteren en door geluidhinder te voorkomen of te beperken.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Om qua luchtkwaliteit en geluid een solide en gezonde leefomgeving te bereiken, regisseert de Minister van IenM de inhoudelijke lijn voor de nationale inbreng in de ontwikkeling van het Europese luchtkwaliteits- en geluidbeleid. Meer specifiek is de Minister van IenM verantwoordelijk voor:

  • De coördinatie van de Nederlandse inzet in internationaal kader bij de vaststelling van grenswaarden en plafonds voor emissies van luchtverontreinigende stoffen, de vertaling daarvan naar Nederlandse wet- en regelgeving en de verdeling van doelstellingen over sectoren en milieuthema’s. De doelen, grenswaarden en normen hebben betrekking op verbetering van de luchtkwaliteit, op bronbeleid voor geluid- en industriële emissies en op bronbeleid om geluidemissies en schadelijke uitlaatgasemissies door de verkeerssector (motorvoertuigen, mobiele machines, lucht- en scheepvaart) tegen te gaan;

  • De ondersteuning van gemeenten en provincies bij het opstellen van algemene regels en bij de vergunningverlening ter vermindering van luchtemissies bij de industrie en bij een juiste toepassing van de geluidregelgeving;

  • De reductie van administratieve lasten voor het bedrijfsleven door vereenvoudiging van de monitoring- en rapportagestructuur voor emissies;

  • De implementatie van de geluidregelgeving (wet SWUNG9) waarmee een optimale gezondheidsbescherming van burgers en flexibiliteit voor de beheerders van rijkswegen en hoofdspoorwegen wordt beoogd. SWUNG-2 zal de aanpak van geluidhinder op gemeentelijk en provinciaal niveau beter uitvoerbaar maken. Deze nieuwe geluidregels worden ondergebracht in de Omgevingswet. Aan lagere overheden worden subsidiemiddelen ter beschikking gesteld om aan de voorschriften van deze regelgeving te kunnen voldoen en geluidsgevoelige locaties langs infrastructuur aan te pakken.

Stimuleren

Om de milieudoelen op het gebied van luchtkwaliteit en geluid te behalen, is het belangrijk deze op een proactieve wijze met maatschappelijke partners te delen. Daarom stimuleert de Minister van IenM:

  • Het aangaan en organiseren van allianties met en tussen bedrijven, branches, overheden en kennisorganisaties om de doelen uit het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) en SWUNG (geluid) tot een succesvolle uitvoering te brengen;

  • Schonere, zuiniger en stillere voertuigen. Door voorlopers in de sector te stimuleren en samen met de decentrale overheden en de sectorpartijen, slimme logistieke concepten te ontwikkelen voor stedelijke distributie, en voor ontwikkeling van diverse alternatieve voertuigen en brandstoffen een kansrijke omgeving te creëren;

  • Medeoverheden tot uitvoering van maatregelpakketten in het NSL om daarmee de Europese normen voor luchtkwaliteit (voor fijnstof in 2011 en voor NO2in 2015) te halen. Dit is belangrijk voor de gezondheid van burgers en hiermee schept de Minister tevens ruimte voor nieuwe infrastructuur, woningbouw en bedrijvigheid.

Tenslotte is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Algemeen

Jaarlijks ontvangt de Tweede Kamer een monitoringsrapportage over de voortgang van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). De monitoring dient om de voortgang van de uitvoering van het NSL te volgen en biedt een basis om het programma waar nodig bij te sturen. De monitoring betreft de ontwikkeling van de luchtkwaliteit en de uitvoering van projecten en maatregelen. De zesde rapportage is reeds aan de Kamer verzonden (Kamerstukken II 2015–2016 30 175, nr. 224).

Tegengaan geluidhinder (kengetallen sanering verkeerslawaai, aantal woningen)
 

t.g.v. Rijksinfrastructuur

t.g.v. andere infrastructuur

Totaal

Aantal woningen

Rijkswegen inclusief betreffende A-lijst woningen

Spoorwegen

A-lijst

Overig

 

Totaal

109.800

70.650

77.355

335.800

593.605

Uitgevoerd 1980–1990 (schatting)

40.000

7.450

40.000

87.450

Uitgevoerd 1990–2011

58.302

16.238

48.650

36.721

159.911

Uitgevoerd 2012

549

3.031

1.125

4.705

Uitgevoerd 2013

831

3.000

2.784

6.615

Uitgevoerd 2014

56

704

3.000

397

4.157

Uitgevoerd 2015

22

2.311

2.000

434

4.767

Planning 2016

1.400

1.600

1.940

4.940

Planning 2017

600

200

1.675

2.475

Gepland restant per eind 2017

11.420

40.567

15.874

250.724

318.585

Bron: Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), 18 maart 2016

Toelichting:

De hier gepresenteerde realisatiecijfers voor Rijksinfrastructuur hebben betrekking op de sanering die door Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV) onder de Wet geluidhinder wordt afgehandeld. Deze sanering kent een ander normenkader dan de sanering zoals die nu door RWS en ProRail wordt uitgevoerd onder de (meer recente) Wet milieubeheer. Hierdoor wijken de hier gepresenteerde aantallen af van de aantallen bij beleidsartikel 14, die zijn gebaseerd op sanering onder de Wet milieubeheer.

De gerealiseerde en geplande uitvoering van de A-lijst betreft een aanname op basis van de beschikbare budgetten en gemiddelde kosten per woning. Voortgangsgegevens zijn niet centraal beschikbaar.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen 1990, 2000, 2005, 2010 en latere jaren, doelstellingen en prognoses 2020 en 2030 in kton/jr.
 

1990

2000

2005

2010

2010

2010

2013

20151

2020

20202

2030

2030

         

Gotenburg Protocol

NEC- Richt lijn

Reali satie

Raming

Raming

Voorstel EC

Raming

Akkoord

30 juni 2016

SO2

192

73

65

34

50

50

30

38

30

46

30

30

NOx

575

395

341

274

266

260

240

222

172

201

125

133

NH3

355

162

160

144

128

128

134

117

127

124

118

126

NM VOS3

482

238

178

158

191

185

150

145

146

160

149

151

PM2,5

46

24

20

15

   

13

12

10,4

13

9,6

11

Bronnen: de informatie over de gerealiseerde emissies is afkomstig uit «Informative Inventory Report 2015» (RIVM Rapport 2014_0166) en «Nationale Energieverkenning 2015» (ECN, PBL, CBS, RVO.nl, Petten, 2015). De geraamde emissies komen uit de «Nationale Energieverkenning 2015» (ECN, PBL, CBS, RVO.nl, Petten, 2015). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid.

X Noot
1

Inschatting op basis van verwachte ontwikkelingen in de emissies tussen 2011 en 2020.

X Noot
2

Plafonds voor 2020 en 2030 zijn afgeleid van het akkoord dat op 30 juni 2016 gesloten is, met reductiepercentages geven ten opzichte van basisjaar 2005. De voorstellen voor 2020 zijn gelijk aan de waarden in het nog niet geratificeerde herziene Gotenburgprotocol, de voorstellen voor 2030 zijn nog niet bekrachtigd (Kamerstukken II 2014–2015 22 112, nr. 1942).

X Noot
3

NMVOS: Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan.

Toelichting:

In mei 2012 zijn in Genève de nieuwe doelstellingen voor luchtverontreinigende stoffen vastgesteld. Het betreft aanpassing van het zogenaamde Gothenburg Protocol. Enigszins complicerend is dat er, in tegenstelling tot het bestaande protocol alsook de National Emission Ceiling (NEC) richtlijn, geen emissieplafonds zijn opgenomen, maar reductiepercentages. Het referentiejaar voor die reducties is 2005 en de doelstellingen betreffen reductiepercentages die in 2020 dienen te zijn gerealiseerd. In bovenstaande tabel zijn de reductiepercentages omgerekend naar vrachten. Naast voorgaande verandering geldt dat aan de bestaande stoffenlijst (NOx, SO2, NH3 en VOS) ook fijnstof PM2,5 is toegevoegd. Elk jaar wordt een nieuwe analyse uitgevoerd en door nieuwe kennis kan dat betekenen dat ook eerdere cijfers soms nog enigszins worden aangepast.

In de laatste kolom zijn de plafonds opgenomen die afgeleid kunnen worden uit het akkoord dat Raad en Europees Parlement op 30 juni 2016 bereikt hebben. De plenaire vergadering van het Europees Parlement en de Raad moeten dit akkoord nog wel bekrachtigen.

Kengetal: Emissies luchtverontreinigende stoffen en broeikasgas door verkeer en vervoervervoer1 in kton/jr.
 

1990

2000

2005

2010

2012

2013

2014

2020

2030

 

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Realisatie

Raming

Raming

NOx

367

270

233

192

174

166

149

103

82

SO2

21

10

6

1

0,5

0,2

0,2

0,3

0,3

PM2,5

24

15

12

8

7

6

5

3

3

NH3

0,9

4,3

5,3

4,8

4,4

4,2

3,8

3,6

3,6

NMVOS2

202

81

52

41

36

34

34

28

26

Bronnen: Emission of trans boundary pollutants in the Netherlands 1990–2014 Informative Inventory Report 2016 (chapter 4, Transport page 45–84). De geraamde emissies NMVOS komen uit de Referentieraming energie en emissies: actualisatie 2012. Energie en emissies in de jaren 2020 en 2030 (pagina 66–67, tabel B4.6). De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid. De geraamde emissies NOx, SO2, PM2,5 en NH3 komen uit de Grootschalige concentratie- en depositiekaarten Nederland, Rapportage 2015, Bijlage 1 Tabellen B1.1 tot en met B1.6. De ramingen gaan uit van uitvoering van vastgesteld en voorgenomen beleid.

X Noot
1

Betreft mobiele bronnen totaal, dus transportmiddelen en mobiele werktuigen, exclusief zeevaart.

X Noot
2

NMVOS – Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan.

Toelichting:

De getallen worden jaarlijks aan de hand van nieuwe inzichten voor emissieregistratie door het Planbureau voor de Leefomgeving in samenwerking met het RIVM, TNO e.d. bepaald, waarna doorrekening plaatsvindt voor de hele reeks. Dit laatste betekent dat daarmee ook realisaties uit voorgaande jaren eventueel worden bijgesteld.

Beleidswijzigingen

Het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is eerder verlengd tot 1 januari 2017, het voornemen is het NSL te verlengen tot aan de invoering van de Omgevingswet (2015–2016, 30 175, nr. 224). Er resteren namelijk nog enkele hardnekkige knelpunten in bepaalde gebieden, zoals die met intensieve veehouderij (fijnstof) en bij binnenstedelijke gebieden (NO2). Met name daar is het gewenst de NSL-aanpak nog enige tijd voort te zetten en te monitoren.

Bij auto’s richt het kabinet zich op overschakeling naar elektrische aandrijflijnen, waarbij auto’s vrij zijn van schadelijke uitlaatgassen. Een dergelijke overgang kost echter tijd. In de tussenliggende periode is het van belang om aandacht te blijven houden voor naleving en verdere aanscherping van Europese emissienormen. Daarbij moet fraude zoals in september 2015 aan het licht kwam worden voorkomen. In 2017 zal daarnaast specifieke aandacht uitgaan naar roetfilters, katalysatoren en vergelijkbare systemen, die bedoeld zijn om de emissies van schadelijke stoffen te verlagen. Ook tijdens de gebruiksfase moeten deze technieken naar behoren blijven functioneren.

Geluid wordt gekenmerkt door vele en vaak complexe regels. In het kader van de Omgevingswet zullen, na de invoering van SWUNG-1, ook de overige regels worden gemoderniseerd. Voor steden en stedelijke gebieden is het daarbij van belang dat de saneringsoperatie verder wordt afgerond en waar mogelijk op een kosteneffectieve manier wordt verbreed. Naast deze ontwikkelingen zal worden gezocht naar tot nu toe onvoldoende gebruikte mogelijkheden. Dit heeft bijvoorbeeld geleid tot het streven naar het combineren van maatregelen aan woningen tegen geluid met maatregelen gericht op energiebesparing in het kader van het SER-energieakkoord. Met het oog op een kostenefficiënte inzet van de beschikbare middelen voor de geluidsanering langs de rijksinfrastructuur (Meerjarenprogramma Geluidsanering) is in 2016 de regelgeving beperkt aangepast en zijn uitgangspunten voor prioritering van saneringsmaatregelen geformuleerd. De verdere uitwerking van maatregelen in het kader van het Meerjarenprogramma Geluidsanering vindt op basis hiervan in 2017 plaats.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 20 Lucht en geluid (bedragen x 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

31.227

31.531

32.977

29.587

28.697

31.488

31.476

Uitgaven:

31.867

30.077

30.402

43.543

31.475

31.488

31.476

Waarvan juridisch verplicht

   

93%

       

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

31.867

30.077

30.402

43.543

31.475

31.488

31.476

20.01.01

Opdrachten

6.431

6.341

5.013

3.717

2.778

2.782

2.782

 

– Verkeersemissies

3.061

1.988

1.035

197

0

0

0

 

– Geluid- en luchtsanering

3.370

4.353

3.978

3.520

2.778

2.782

2.782

20.01.02

Subsidies

3.544

2.200

1.004

0

0

0

0

 

– Euro 6 en Euro-VI

3.544

0

0

0

0

0

0

 

– Verkeersemissies

0

2.200

1.004

0

0

0

0

20.01.03

Bijdrage aan agentschappen

2.477

2.365

1.419

804

1.251

1.260

1.248

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.477

2.365

1.419

804

1.251

1.260

1.248

20.01.04

Bijdrage aan medeoverheden

18.095

18.010

22.020

38.148

26.305

26.305

26.305

 

– NSL

0

0

385

11.239

0

0

0

 

– Wegverkeerlawaai

18.074

18.010

21.635

26.909

26.305

26.305

26.305

 

– Overige bijdrage medeoverheden

21

0

0

0

0

0

0

20.01.07

Bekostiging

1.320

1.161

946

874

1.141

1.141

1.141

 

Ontvangsten

169

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies (zie hiervo or de subsidiebijlage), alsmede de bijdragen aan medeoverheden in het kader van met name de wettelijke taken inzake de sanering van het wegverkeerslawaai en het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) zijn juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht door lopende opdrachten in de sfeer van de uitvoering van met name de geluidsanering en van de steekproefcontroleprogramma’s.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op de beleidsterreinen geluid en luchtkwaliteit.

20.01 Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

Toelichting op de financiële instrumenten

20.01.01 Opdrachten

Het Ministerie van IenM geeft uitvoerings- en onderzoeksopdrachten uit in het kader van verkeersemissies, geluidhinder en luchtkwaliteit. Op het gebied van verkeersemissies worden opdrachten verstrekt voor de uitvoering van steekproefcontroleprogramma's door de Nederlandse Organisatie voor toegepast natuurwetenschappelijk onderzoek (TNO) inzake voertuigemissies. Daarbij gaat het in hoofdzaak om metingen in het laboratorium als op de weg van schadelijke stoffen in uitlaatgassen van personen-, bestel- en vrachtauto’s en bussen. De uitkomsten van deze metingen worden onder andere toegepast voor de afleiding van emissiefactoren voor de berekening van de luchtkwaliteit in Nederland, voor de mogelijkheden om tijdens de APK de werking van affabriek roetfilters te kunnen controleren en voor de internationale onderhandelingen van de Real Driving Emissions testprocedure. Ten aanzien van het beleidsterrein geluidhinder gaat het met name om de opdrachtverlening aan het Bureau Sanering Verkeerslawaai (BSV), dat namens het Ministerie van IenM zorg draagt voor de uitvoering van de geluidsanering voor gemeentelijke en provinciale infrastructuur.

20.01.02 Subsidies

Het Ministerie van IenM heeft in het verleden subsidies verstrekt in de aanschafkosten van nieuwe voertuigen, uitgerust met schone motoren, welke voldoen aan normen voor Euro-6 (taxi's en bestelauto's) respectievelijk Euro-VI (vrachtwagens en bussen). Op deze subsidies vonden nog tot en met 2015 betalingen plaats.

De subsidie verkeersemissies heeft betrekking op compensatie in de aanschafkosten van schonere bestelauto’s voor ondernemers in grensgemeenten van NSL-gemeenten die een milieuzone voor bestelauto’s hebben ingevoerd.

20.01.03 Bijdragen aan agentschappen

RWS

De voornaamste werkzaamheden van RWS zijn de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving), de monitoring van duurzame mobiliteit en ondersteunende werkzaamheden bij de uitvoering van milieuzones.

20.01.04 Bijdragen aan medeoverheden

De betalingen aan de provincies en gemeenten in het kader van het NSL hebben in de afgelopen jaren plaatsgevonden, in diverse tranches. De financiële afwikkeling en nabetaling van het restant van de toegezegde bijdragen is in 2018 voorzien.

Bij het onderdeel wegverkeerslawaai gaat het om de bijdragen aan provincies en gemeenten voor het uitvoeren van saneringsmaatregelen met betrekking tot geluidhinder door het verkeer.

20.01.07 Bekostiging

Jaarlijks bekostigt het Ministerie van IenM een deel van het milieuonderzoeksprogramma van Energieonderzoek Centrum Nederland (ECN) te Petten. Over de invulling van dit programma worden afspraken gemaakt met ECN, mede om te borgen dat het onderzoek en de resultaten dienstbaar zijn aan de beleidsontwikkeling en -onderbouwing door IenM.

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid

Algemene Doelstelling

Bevorderen van de circulaire economie met als doelen het behouden van onze natuurlijke hulpbronnen, het verbeteren van de voorzieningszekerheid van grondstoffen en het versterken van de Nederlandse economie.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

Duurzaamheid moet expliciet onderdeel uit gaan maken van afwegingen en besluiten van organisaties en individuen in Nederland. Om dit te bereiken worden belemmeringen weggenomen, instrumenten ontwikkeld en samenwerkingsverbanden georganiseerd met de maatschappelijke partners. De Minister is hierbij verantwoordelijk voor:

  • De transitie naar een circulaire economie die wezenlijk bijdraagt aan het vitaal houden van ons natuurlijk kapitaal, het verbeteren van de voorzieningszekerheid en het versterken van het verdienvermogen van de Nederlandse economie;

  • Het ontwikkelen (samen met EZ) van instrumenten om de waarde van natuurlijk kapitaal tot uitdrukking te brengen in het economisch verkeer;

  • Het borgen van verduurzaming via wetgeving op nationaal en op internationaal niveau, bijvoorbeeld om ongewenste emissies van stoffen te kunnen voorkomen, de kwaliteit van de leefomgeving in veedichte gebieden te verbeteren of door het marktaandeel van circulaire producten te verhogen;

  • Het met behulp van de minimumstandaarden in het Landelijk Afvalbeheerplan (LAP) verder realiseren van hoogwaardige afvalverwerking;

  • Het coördineren van beleid in Europees en in mondiaal verband om het internationale level playing field voor duurzaamheid te versterken;

  • Het stellen van grenzen aan de uitputting en de aantasting van natuurlijke hulpbronnen. Dit gebeurt via generieke en brongerichte maatregelen ter versterking van de veerkracht van het natuurlijk kapitaal;

  • Het beprijzen van milieuschade door het toepassen van slimme marktprikkels;

  • Het voeren van de regie richting medeoverheden om de omvang van de inzet, de effectiviteit en de efficiëntie van het instrument MVI (Maatschappelijk Verantwoord Inkopen) bij de medeoverheden te vergroten.

Stimuleren

Zowel producenten als consumenten moeten concrete stappen kunnen zetten naar een meer circulaire economie. Om dit te bereiken steunt IenM duurzame initiatieven in de samenleving. Daarom stimuleert de Minister in samenwerking met andere Ministers door:

  • De verduurzaming van productketens waarbij bedrijven worden gestimuleerd om efficiënter om te gaan met grondstoffen, kringlopen verder te sluiten en meerwaarde uit afval te halen. Hiertoe worden partijen gefaciliteerd via bijvoorbeeld aanpassing van regelgeving, Green Deals en ketenprojecten;

  • Het stimuleren van ketenpartijen om duurzaamheidscriteria te hanteren. Door het bieden van meer transparantie en vergelijkingsmogelijkheden kan duurzaamheid een integraal onderdeel uitmaken van ieders afwegingen en besluiten;

  • Samenwerking met andere organisaties om begrippen als «duurzaam consumeren» en «maatschappelijk verantwoord ondernemen» concreet en hanteerbaar te maken voor (kleine) bedrijven en burgers;

  • De aanschaf van milieuvriendelijke producten of bedrijfsmiddelen, zoals de productie van groen gas en van energie op daken en in kassen. Dit wordt onder andere door middel van financiële stimulering (MIA10/Vamil11 en Groen Beleggen) aantrekkelijk gemaakt;

  • Het stimuleren van het natuurlijk kapitaal en het gebruik van ecosysteemdiensten door concrete projecten op het gebied van groene functiecombinaties mogelijk te maken. Hiervoor wordt kennis en informatie over het duurzaam gebruik ter beschikking gesteld door ondermeer het ontwikkelen van de «Digitale Atlas van het Natuurlijk Kapitaal», worden beslissingsondersteunende instrumenten aangeboden aan bedrijven en overheden en worden voorbeeldprojecten ondersteund;

  • Het beoordelen van innovatieve stalsystemen door de Tacrav (Technische adviescommissie regeling ammoniak en veehouderij). Op deze wijze wordt de ontwikkeling en toepassing van stalsystemen met minder ammoniakemissie bevorderd. De Minister verkent de mogelijkheden tot verbreding naar onderwerpen als geurhinder en fijnstof.

Tenslotte is de Minister van IenM verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en kengetallen

Duurzame ontwikkeling kan op meerdere manieren inzichtelijk worden gemaakt. In internationaal verband zijn najaar 2015 in de Verenigde Naties de Sustainable Development Goals vastgesteld. Wat betreft duurzaamheid in de Nederlandse samenleving zijn kengetallen te vinden in de Monitor Duurzaam Nederland (MDN) 2011 van het CPB, PBL, SCP en het Indicatorenrapport MDN 2016 van het CBS en in de CBS rapportage Green growth in the Netherlands 2015. In 2014 zijn aan de MDN ook indicatoren toegevoegd die meer gericht zijn op groene groei.

De grafiek zoals deze was opgenomen in artikel 21 als indicator met betrekking tot afvalaanbod en afvalverwerking is vervangen door tabellen die aansluiten bij de Van Afval Naar Grondstof (VANG) doelen. De nieuwe tabellen komen voort uit het Landelijk Afvalbeheer Plan (LAP). Onderstaande grafieken laten cijfers (realisatie) en prognoses (verwachtingen) zien met betrekking tot afvalaanbod (tabel 1) en afvalverwerking (tabel 2). Tabel 3 is een weergave van het werkelijke afvalaanbod in Nederland ten opzichte van het afvalaanbod als deze de groei van het BBP zou volgen. De ambitie is om de hoeveelheid afval die wordt gestort of verbrand terug te brengen van 10 miljoen ton naar 5 miljoen ton. Dat moet bereikt worden door inzet in de hele keten, door van de ontwerp- tot aan de afvalfase te werken aan preventie, hergebruik en recycling.

Tabel 1: De «hoeveelheid Nederlands afval die de keten verlaat» en doelstelling die van 2012 tot 2022 te halveren (cf. Uitvoeringsagenda VANG) (Mton)

Tabel 1: De «hoeveelheid Nederlands afval die de keten verlaat» en doelstelling die van 2012 tot 2022 te halveren (cf. Uitvoeringsagenda VANG) (Mton)

Tabel 2: Afvalverwerking (Kton)

Tabel 2: Afvalverwerking (Kton)

Tabel 3: Werkelijke afvalaanbod versus ontwikkeling BBP (Kton)

Tabel 3: Werkelijke afvalaanbod versus ontwikkeling BBP (Kton)

Beleidswijzigingen

Het circulaire economiepakket dat de Europese Commissie op 2 december 2015 heeft gepubliceerd, versterkt en ondersteunt de Nederlandse ambities voor een circulaire economie. Het pakket bestaat uit wijzigingsvoorstellen voor afvalwetgeving (voor het stimuleren van recycling en het uitfaseren van storten) en een actieplan met maatregelen die de Commissie de komende drie jaar zal nemen. Zo zal de Commissie in 2017 komen met een plasticstrategie, voorstellen die hergebruik van bouw- en sloopafval moeten stimuleren, en een kader voor monitoring van de circulaire economie. De ambities en maatregelen in het pakket dragen bij aan de circulaire economie in Nederland, bijvoorbeeld door Europese regelgeving beter af te stemmen op hergebruik van grondstoffen, of door de Europese markt voor recyclaten te stimuleren. Nederland zal erop aandringen dat de aangekondigde maatregelen met ambitie en daadkracht worden uitgevoerd. Bij concrete commissievoorstellen zal Nederland erop inzetten dat deze zo goed mogelijk aansluiten op Nederlands beleid.

Een belangrijk instrument om de doelstellingen ten aanzien van Circulaire Economie te realiseren is Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI). MVI betekent dat bij de inkoop van producten, diensten en werken de effecten op people, planet en profit worden meegenomen. De Minister van Infrastructuur en Milieu voert de regie richting medeoverheden om de omvang van de inzet, de effectiviteit en de efficiëntie van het instrument MVI bij de medeoverheden te vergroten.

Duurzaam Door is een belangrijk interbestuurlijk en interdepartementaal programma dat structureel educatieve activiteiten op het gebied van natuur, milieu en duurzaamheid stimuleert en daarvoor de nodige kennisstructuur ontwikkelt. Het huidige programma loopt af in 2016. IenM is voornemens een voortzetting vanaf 2017 te ondersteunen.

Het LAP is het wettelijk verankerende centrale beleidskader in Nederland op het gebied van afvalbeheer. Het LAP wordt regelmatig geactualiseerd en elke vijf tot zeven jaar wordt het compleet vernieuwd. In 2016 is gewerkt aan het derde LAP. Naar verwachting zal het nieuwe LAP in het voorjaar van 2017 in werking treden. Inzichten en maatregelen die de transitie naar een circulaire economie ondersteunen, zijn hierin opgenomen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art 21. Duurzaamheid (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

17.656

21.237

18.871

20.664

18.231

18.681

19.028

Uitgaven:

18.530

20.760

20.900

20.664

18.231

18.681

19.028

Waarvan juridisch verplicht

   

89%

       

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

1.310

741

1.594

1.537

988

1.047

1.047

21.04.01

Opdrachten

1.120

736

1.394

1.337

788

847

847

21.04.03

Bijdrage aan agentschappen

190

5

200

200

200

200

200

 

– waarvan bijdrage aan RWS

190

5

200

200

200

200

200

21.05

Duurzame Productketens

13.531

16.995

16.184

15.982

14.100

14.407

14.754

21.05.01

Opdrachten

4.818

9.983

8.733

8.699

6.846

7.153

7.500

 

– Uitvoering Duurzame productketens

4.818

9.983

7.182

7.100

5.200

5.458

5.465

 

– Caribisch Nederland afvalbeheer

0

0

1.551

1.599

1.646

1.695

2.035

21.05.02

Subsidies

1.494

1.495

621

520

520

520

520

21.05.03

Bijdrage aan agentschappen

7.219

5.517

6.830

6.763

6.734

6.734

6.734

 

– waarvan bijdrage aan RWS

7.219

5.517

6.830

6.763

6.734

6.734

6.734

21.06

Natuurlijk kapitaal

3.689

3.024

3.122

3.145

3.143

3.227

3.227

21.06.01

Opdrachten

1.322

2.092

1.460

1.455

1.453

1.537

1.537

21.06.02

Subsidies

138

72

287

359

359

359

359

21.06.03

Bijdrage aan agentschappen

2.229

860

1.375

1.331

1.331

1.331

1.331

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.229

860

1.375

1.331

1.331

1.331

1.331

 

Ontvangsten

6

2.170

0

0

0

0

0

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing van artikel 21 naar de belastinguitgaven (bedragen x € mln)

Belastinguitgaven (x € mln)

Bijstelling 2016 t.o.v. MN2016

2016 MN2017

Beleid 2017

Endogeen 2017

Endogeen in %

2017 MN2017

Verlaging lastendruk op ondernemingen

           

VAMIL

0

40

0

0

0%

40

Milieu-investeringsaftrek (MIA)

0

97

0

0

0%

97

Verlaging lastendruk op arbeid

           

Verlaging fiscale bijtelling IB (zeer) zuinige auto's

209

810

– 322

84

10,3%

404

Verlaging lastendruk op inkomsten uit vermogen

           

Vrijstelling groen beleggen forfaitair rendement

– 3

53

0

0

0,0%

53

Heffingskorting groen beleggen

– 2

34

0

0

0,0%

34

Energiebelasting

           

Teruggaaf kerkgebouwen

– 2

8

0

0

0,0%

8

Teruggaaf non-profit

– 3

23

0

0

0,0%

23

Teruggaaf grootverbruik

3

5

0

0

0,0%

5

Bron: Bijlage 6 van de Miljoenennota 2017

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Budgetflexibiliteit

De agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht en hebben een structureel karakter.

Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS in het kader van de uitvoering van het afvalbeleid.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzaamheidsinstrumentarium.

21.05 Duurzame productketens

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken en de uitvoering van de prioriteit VANG door onder andere RWS in het kader van de uitvoering van het beleid voor duurzame productketens.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein duurzame productketens.

21.06 Natuurlijk kapitaal

De uitgaven voor subsidies (zie hiervoor de subsidiebijlage) en agentschapsbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. De subsidies hebben een tijdshorizon en de agentschapsbijdragen hebben een structureel karakter. Meer specifiek betreft het opdrachten die betrekking hebben op de uitvoering van wettelijke taken onder andere door RWS op het gebied van biomassa, ecosystemen en landbouw.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikel wordt aangewend voor diverse (onderzoeks)opdrachten op het beleidsterrein natuurlijk kapitaal.

21.04 Duurzaamheidsinstrumentarium

Toelichting op de financiële instrumenten

Ontwikkelen van duurzaamheidsinstrumentarium en het verbeteren van het economisch functioneren van de huidige verdienmodellen, zodat alle (maatschappelijke) kosten een rol gaan spelen bij de afwegingen van consumenten.

21.04.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt voor de ontwikkeling en implementatie van duurzaamheidsinstrumentarium, zoals groene business cases, afwegingskaders op het gebied van verduurzaming en financiële instrumenten.

21.04.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van duurzaamheidsinstrumentarium. RWS zal adequate ondersteuning bieden aan circulair ontwerp van producten en diensten, circulair maken van waardeketens en -sectoren en materialenbeheer (van afval naar grondstof). Instrumenten daarbij zijn projectmanagement (o.a. matchmaking), kennisontwikkeling & monitoring, informatievoorziening en secretariaatvoering van diverse convenanten en Green Deals.

Aan RWS wordt gevraagd deze werkzaamheden uit te voeren ten behoeve van een goede beleidsontwikkeling en -evaluatie, primair gericht op de politieke en wettelijke verplichtingen en ambities, en ten behoeve van een adequate informatievoorziening (monitoring) voor zowel beleid en Tweede Kamer als bedrijven/burgers (website, vragen beantwoorden).

21.05 Duurzame Productketens

Productketens worden onderzocht met het oog op de gevolgen van de winning, verwerking en het (her)gebruik van grondstoffen. Actie- en resultaatgerichte samenwerking in ketens en in de «gouden driehoek» (onderzoekers, ondernemers en overheid) wordt ondersteund om te komen tot een circulaire economie gericht op het maximaliseren van de herbruikbaarheid van producten en grondstoffen en het minimaliseren van waardevernietiging.

21.05.01 Opdrachten

De opdrachten hebben betrekking op uitvoering van wettelijke taken op het gebied van het afvalbeleid (onder andere de uitvoering van het LAP). Daarnaast worden opdrachten geboekt voor de uitvoering van VANG en projecten ter verduurzaming van ketens in het kader van de circulaire economie. Dit betreft vooral de ketens: fosfaat, kunststof, voedsel, textiel, beton, hout en elektronica, alsmede sectoren met een grote milieudruk zoals landbouw en bouw.

De budgettaire reeks Caribisch Nederland afvalbeheer heeft betrekking op de verbetering van het afvalbeheer op Bonaire, Sint Eustatius en Saba.

21.05.02 Subsidies

Hier is een budget geraamd voor subsidieverlening in het kader van voorlichting aan burgers over duurzame handelingsperspectieven en ondersteuning van bedrijven bij verduurzaming van productieprocessen. Daarnaast is er budget geraamd voor de subsidieverlening in het kader van het ontwikkelen, beheren en toetsen van transparante duurzaamheidscriteria.

21.05.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van afval, grondstoffen en productketens. Het betreft hier ook een opdracht aan RWS van € 2,2 miljoen voor de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afval (LMA), waar IenM – ook namens gemeenten en provincies – de opdracht voor verleent.

21.06 Natuurlijk kapitaal

Ecosystemen zijn van groot belang voor het voortbestaan van de mens, onder andere door de levering van voedsel, van water en een schone leefomgeving. In stand houden en verbeteren van de vitaliteit van het «natuurlijk kapitaal» maakt het mogelijk om goederen, diensten of ecosysteemfuncties duurzaam te kunnen benutten. Voorts vindt ondersteuning plaats gericht op verduurzaming van de landbouw.

21.06.01 Opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor de ontwikkeling van criteria voor duurzaamheid van onder andere biomassa en voor de waardering van ecosystemen. Voor landbouw betreft het onder andere onderzoek op het gebied van de kwaliteit van de leefomgeving in veedichte gebieden.

21.06.02 Subsidies

Subsidies hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen die voor de ontwikkeling van het beleid van het duurzaam gebruik van ecosystemen bevorderlijk kunnen zijn. Per aanvraag zal een beoordeling op relevantie plaatsvinden.

21.06.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van het beleid op het gebied van natuurlijk kapitaal en landbouw. RWS wordt gevraagd om: een rapportage waarin, via casuïstiek, de relatie inzichtelijk wordt gemaakt tussen de inzet van ecosysteemdiensten en de gevolgen voor materiaalgebruik, CO2-emissie en energiegebruik; ondersteuning van Green Deals en (in samenwerking met het RIVM) invulling te geven aan het relatiebeheer voor de Atlas Natuurlijk Kapitaal. Verder gaat het om enkele taken in verband met het stortplaatsendossier, informatie- en kennisoverdracht m.b.t. milieubeleid en -regelgeving voor de landbouw en beleidsondersteuning (inbreng expertise), Helpdesk, website, voorlichting en opstellen handreikingen, bijdragen aan voorbereiding en opstellen regelgeving, advisering en ondersteuning beleidskern.

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s

Algemene Doelstelling

Mens en milieu beschermen tegen maatschappelijk onaanvaardbaar geachte veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s.

Regisseren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor de integrale kaderstelling rond activiteiten die risico’s kunnen veroorzaken voor het milieu en de gezondheid van de mens. Deze regisserende rol komt naar voren in:

  • De normstelling en regels waaraan bedrijven en overheden zich bij de uitoefening van hun activiteiten moeten houden. Dit beschermingsniveau wordt bij voorkeur op Europees of internationaal niveau vastgelegd en zonder «nationale kop» geïmplementeerd, waardoor een level playing field bereikt wordt. De veiligheid van mens en milieu bij handelingen met genetisch gemodificeerde organismen (GGO’s), bij de ontwikkeling en implementatie van regelgeving op het gebied van chemische stoffen (REACH) en bestrijdingsmiddelen (Biocideverordening, Wet gewasbeschermingsmiddelen en biociden), bij risicovolle bedrijven en bij het transport van gevaarlijke stoffen (water, rail, buisleidingen en weg) zijn voorbeelden waarbij dit in de vorm van wet- en regelgeving gebeurt. Voor deze dossiers geldt dat Nederland een actieve bijdrage levert aan de Europese processen die leiden tot verdere verbetering van deze internationale (voornamelijk Europese) regels.

  • Waar Europese regels (deels) ontbreken, of lidstaatspecifieke implementatie vereisen, of waar specifieke omstandigheden in Nederland het stellen van regels voor de veiligheid van de omgeving noodzakelijk maken, wordt in dialoog met stakeholders gezocht naar een optimum tussen de te bereiken doelen (en dus baten in termen van milieu en gezondheidswinst) en de lasten die deze regels veroorzaken. Dit is onder meer aan de orde bij de regelgeving rond buisleidingen, risicovolle bedrijven en basisnet vervoer gevaarlijke stoffen waarmee een balans wordt gezocht tussen de belangen van vervoer, ruimte en veiligheid. Voorts is dit aan de orde bij de beleidsontwikkeling ten behoeve van de veilige toepassing voor mens en milieu van nieuwe technologieën, zoals nanotechnologie en synthetische biologie. Het is ook aan de orde bij het gebruik van gewasbeschermingsmiddelen buiten de landbouw. Hier wordt, binnen de grenzen van Europese regelgeving, een balans gezocht tussen bescherming van mensen in de openbare ruimte en de wens overlast door onkruid te bestrijden. Een ander voorbeeld is het verbod op asbestdaken dat in 2016 in werking is getreden en in 2024 van kracht zal zijn. In Nederland vormen asbestdaken de belangrijkste bron van verspreiding van asbestvezels in de leefomgeving.

  • De reductie van administratieve lasten voor bedrijven en het terugdringen van het aantal regels door de vereenvoudiging van de bestaande wet- en regelgeving. Het Activiteitenbesluit, dat bij de inwerkingtreding van de Omgevingswet daarin opgaat, is hiervan het belangrijkste voorbeeld. Dit besluit is er onder meer op gericht de vergunningplicht te vervangen door algemene regels. Reductie van de regeldruk wordt ook nagestreefd door een betere kwaliteit van vergunningverlening, toezicht en handhaving. Deze taken worden door 29 Omgevingsdiensten (OD’s) uitgevoerd, waarbij zes OD’s een specialisatie in BRZO12– taken hebben. Tegengaan van lastendruk is ook een centrale invalshoek bij het transport van gevaarlijke stoffen. Om die reden stelt Nederland in principe geen hogere eisen aan verpakkingen en voer- of vaartuigen dan in de relevante internationale verdragen is vastgelegd, conform de EU-Kaderrichtlijn Transport Gevaarlijke Stoffen.

  • Het ontwikkelen van een integraal afwegingskader veiligheid dat behulpzaam is bij besluitvorming inzake activiteiten die veiligheid-, milieu- en gezondheidsrisico’s met zich mee kunnen brengen;

  • Het verlenen van vergunningen met als doel bescherming van mens en milieu voor activiteiten met GGO’s;

  • Het verlenen van vergunningen voor een beperkt aantal bedrijven met een verhoogd risico voor de externe veiligheid in Caribisch Nederland.

Stimuleren

Het is primair de verantwoordelijkheid van bedrijven die risico’s voor mens en milieu veroorzaken om deze risico’s te identificeren en te voorkomen of te beperken. Dit geldt ook voor overheden die, bijvoorbeeld in de ruimtelijke ordening, keuzes maken die invloed hebben op veiligheid en risico’s. De Minister stimuleert:

  • Het in beeld (doen) brengen van bestaande of nieuwe risicosituaties en het vermijden of beperken hiervan. Dit geschiedt door inventarisaties van deze risico’s en het stimuleren van de aanpak daarvan, door het in beeld brengen van de risico’s van nieuwe technologieën zoals het gebruik van nanomaterialen en synthetische biologie, het volgen van nieuwe wetenschappelijke inzichten op het gebied van hormoonverstoring en gecombineerde blootstelling aan stoffen en door het ontwikkelen van beleid ten aanzien van onzekere risico’s zoals bij elektromagnetische velden. De eigen verantwoordelijkheid van bedrijven en andere overheden is daarbij een belangrijk anker, onder andere door openheid te geven ten aanzien van feitelijke risico’s. De Risicokaart (in overleg met het Ministerie van Veiligheid en Justitie ontwikkeld) en de Atlas Leefomgeving zijn hiervan voorbeelden. Op basis van deze informatie kunnen burgers nagaan hoe het is gesteld met de kwaliteit van hun directe leefomgeving. Het landelijk asbestvolgsysteem voorziet alle ketenpartijen van de nodige informatie. Het verbod op asbestdaken gaat per 2024 in. Om de sanering tijdig op gang te brengen wordt dit verbod begeleid door een subsidieregeling die in 2016 is in gegaan. Tevens is in 2016 een strategisch samenwerkingsverband met alle betrokken partijen opgericht om onder meer met behulp van een meerjarig uitvoeringsprogramma de sanering van de asbestdaken te begeleiden. Hiermee moet worden voorkomen dat er rond 2023 een capaciteitsprobleem ontstaat bij de inventarisatie- en verwijderingbedrijven en dat er een handhavingprobleem ontstaat in 2024.

  • Het nemen van maatregelen ter bescherming van mens en maatschappij tegen moedwillige verstoring van onderdelen van de vitale infrastructuur door te bevorderen dat de risico’s op moedwillige verstoring (bijvoorbeeld terroristische aanslagen) worden geïdentificeerd en waar mogelijk beperkt. Het betreft hier onder andere chemische bedrijven en buisleidingen.

  • Het bevorderen van een continue verbetering van de omgevingsveiligheid bijvoorbeeld met behulp van het instrument van de Safety Deals.

Verder is de Minister verantwoordelijk voor het toezicht op en de handhaving van (een deel van) de wet- en regelgeving door de ILT op dit beleidsterrein (zie beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht).

Indicatoren en Kengetallen

Op het terrein van Omgevingsveiligheid en milieurisico’s worden de volgende kwantitatieve kengetallen gehanteerd:

REACH

In het kader van de Europese stoffenregelgeving (REACH) en de Biocideverordening worden stoffen beoordeeld en waar nodig van maatregelen voorzien (autorisatie, restrictie). Nederland levert een bijdrage aan dat proces, waarbij de Nederlandse inzet wordt bepaald door de eerder ontwikkelde beleidsprioriteringscriteria en de mate waarin de betreffende stof voor Nederland zorgen oplevert, of hier geproduceerd of gebruikt wordt. Onderstaande tabel geeft aan wat de realisatie is in 2015 bij deze producten van het Europese systeem en wat naar verwachting de Nederlandse inbreng en voor de hele EU is in 2016 en 2017. Daarbij betreft de Nederlandse bijdrage, naast het zelf inbrengen van dossiers, ook het actief becommentariëren van door andere lidstaten ingebrachte dossiers.

Tabel resultaten EU REACH in 2015, 2016 en 2017
   

Realisatie 2015

Geraamd 2016*

Geraamd 2017*

   

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

NL inbreng

Hele EU

1

Beoordelingen ontwerpbesluiten ECHA t.a.v. registratiedossiers en testvoorstellen van Europese bedrijven

74

286

100

480

75–100

273

2

Door Nederland uitgevoerde en becommentarieerde stofevaluaties (getallen tussen haakjes)

3 (18)

48

2 (30)

45

2 (30)

50

3

Door Nederland ingediende en becommentarieerde RMO-analyses en informatieverzoeken (getallen tussen haakjes)

8 (10)

n.v.t.

6 (12)

n.v.t.

4–6 (8–12)

n.v.t.

4a

Door Nederland ingebrachte en becommentarieerde Annex XV dossiers t.a.v. zeer ernstige zorgstoffen (getallen tussen haakjes)

1 (8)

8

3(20)

20

3 (20)

50

4b

Door Nederland gerapporteerde en (becommentarieerde) autorisatieverzoeken (getallen tussen haakes)

0 (7)

40

2 (8)

60

2 (10)

100

5

Door Nederland ingebrachte en becommentarieerde restrictiedossiers (getallen tussen haakjes)

0 (11)

3

1 (6)

14

1 (4–6)

11

6

Door Nederlandse ingebrachte en becommentarieerde voorstellen voor geharmoniseerde classificatie & labelling 6

6 (55)

52

7 (40)

60

5–10 (30–40)

70

7

Behandelde vragen door de REACH helpdesk 7

± 675

n.v.t.

400–500

n.v.t.

600–800

n.v.t.

Bron: ECHA’s «baseline figures for 2014–2018 (Annex 3)».

Toelichting:

Het beoordeling- en besluitvormingstraject met betrekking tot de REACH-werkprocessen stofevaluatie, autorisatieverzoeken en restrictiedossiers beperkt zich veelal niet tot één kalenderjaar waarmee de daarmee samenhangende werklast over meerdere jaren wordt verspreid. De getallen in dit overzicht voor genoemde processen geven daarmee veelal een onderschatting van het daadwerkelijk aantal dossiers waarop in dat betreffende jaar input is geleverd.

Voor de Nederlandse bijdrage in 2017 staan bandbreedtes (onzekerheidmarge) vermeld daar afstemming over de Nederlandse inzet nog niet is afgerond. Bij het prioriteren wordt de nadruk gelegd op stoffen die relevant zijn voor de Nederlandse situatie.

Ad 4b) De taken met betrekking tot de autorisatieverzoeken zijn nog vrij nieuw, wat blijkt uit het nog steeds verder oplopend aantal verwachte autorisatieaanvragen. Voor enkele autorisatieaanvragen treden Nederlandse RAC- dan wel SEAC-leden op als rapporteur, voor een deel van de andere autorisatieaanvragen wordt een reactie geschreven op een ontwerp opinie (de getallen tussen haakjes).

Ad 5) Nederland treedt mogelijk in 2016 en 2017 op als rapporteur voor een restrictiedossier en becommentarieerd restrictiedossiers van andere lidstaten en ECHA (de getallen tussen haakjes).

Ad 6) Onder becommentariëring vallen zowel reacties op publieke consultatie, reacties op ontwerp opinies van het RAC als rapporteurschappen van de Nederlandse leden van het Committee for Risk Assessment (RAC). Reacties op publieke consultatie en ontwerp opinie kunnen volgtijdelijk voor hetzelfde dossier worden ingediend, vandaar dat deze aantallen die van de hele EU overstijgen.

Ad 7) Sinds eind 2015 heeft het RIVM naast de taken die voortvloeien uit de REACH Helpdesk (zoals het beantwoorden van vragen van industrie en voorlichting MKB) ook de taken met betrekking tot de CLP-Helpdesk erbij gekregen. Vandaar dat er een stijging wordt voorzien in het aantal helpdeskvragen.

Bevt en Bevi

Het aantal (opgeloste) kwetsbare objecten binnen veiligheidszones met betrekking tot externe veiligheid bij transport en -inrichtingen. Voor het oplossen van knelpunten veroorzaakt door het Basisnet is de milde saneringsregeling Bevt (Besluit externe veiligheid transport) gestart.13 Het aantal knelpunten is in 2014 gereduceerd van 4214 naar 34 woningen omdat door extra veiligheidsmaatregelen aan de infrastructuur (snelheidsverlaging bij omrijdroute tunnel «de Noord») acht woningen niet meer binnen de risicozone vallen. Verder zijn voorafgaand aan het in werking treden op 1 april 2015 van de Aankoopregeling Basisnet15 zeven woningen aangekocht. Na 1 april 2015 is aan de eigenaren van de resterende 27 woningen een aanbod tot aankoop gedaan. De regeling loopt tot en met 2020, dan moeten alle woningen zijn aangekocht.

Bij de inwerkingtreding van de saneringsregeling Bevi (Besluit externe veiligheid inrichtingen) in 2004 was er sprake van 65 saneringssituaties. Ultimo 2015 was de stand van zaken dat er in acht gevallen sprake is van een achterstand bij de sanering. In vier van deze acht gevallen is er sprake van een latente situatie. Dat wil zeggen dat er geen kwetsbaar object binnen de risicocontour van het bedrijf aanwezig is, maar dat het bestemmingsplan het wel toelaat. De monitoring van de overgebleven saneringssituaties is overgedragen aan het bevoegd gezag.

GGO’s

In onderstaande tabel zijn voor 2015 als kengetallen de aantallen ontvangen vergunningaanvragen, aanvragen voor wijziging van vergunningen, kennisgevingen, wijzigingen op kennisgevingen en art. 2.8-verzoeken opgenomen, alsmede als indicator het percentage waarbij het risico voor mens en milieu gelijk of lager is dan een verwaarloosbaar risico.

 

Kengetal 2015

Indicator 2015

Ingeperkt gebruik

139

100%

Vergunningaanvragen

44

100%

Kennisgevingen1

230

100%

Verzoeken ex art. 2.8 Besluit ggo milieubeheer 2013

95

100%

Introductie in het milieu, landbouw (inclusief marktaanvragen)

5

100%

Introductie in het milieu, medisch, veterinair

13

100%

Totaal

526

100%

Bron: RIVM Bureau Genetisch Gemodificeerde Organismen

X Noot
1

Het betreft kennisgeving op niveau I, II-k, II-v, en III, inclusief de wijzigingen op de respectievelijke niveau’s

Toelichting:

Per 1 maart 2015 is het Besluit «GGO 2013» in werking getreden waarin een meldingsysteem wordt geïntroduceerd naast het al bestaande, maar door het Besluit aangepaste, systeem van vergunningen. Dit gegeven zorgt ervoor dat nog maar een beperkte set historische kengetallen voorhanden is. Een prognose voor 2016 en 2017 is daarom niet te geven.

Majeure risicobedrijven

Jaarlijks rapporteert de Staatssecretaris aan de Tweede Kamer de Staat van de Veiligheid bij de majeure risicobedrijven. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven schetst vanuit een breed perspectief een beeld van de veiligheidssituatie van de majeure risicobedrijven in Nederland. Met deze benadering wordt vanuit verschillende invalshoeken het beeld over de veiligheid bij deze groep bedrijven losgekoppeld van de individuele casuïstiek bij bedrijven. Op basis van een jaarlijks terugkerende rapportage (eerste rapportage in 2014) kunnen tevens trends en ontwikkelingen over de veiligheid bij de majeure risicobedrijven zichtbaar worden en waar nodig specifieke sturingsmaatregelen worden genomen. De Staat van de Veiligheid majeure risicobedrijven is een monitoringsinstrument voor de stelselverantwoordelijke departementen (IenM, VenJ en SZW).

Beleidswijzigingen

In het met de andere overheden in de jaren 2015 – 2018 uit te voeren programma Impuls Omgevingsveiligheid (IOV) wordt in 2017 een impuls gegeven aan het omzetten van de Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS) in een PGS Nieuwe Stijl (duidelijker governance gebaseerd op risicomethodiek). «Safety Deals» worden initiatieven van het bedrijfsleven en de overheden op het terrein van het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij bedrijven concreet opgepakt en uitgevoerd.

Het (Europese) beleid ten aanzien van nieuwe risico’s, bijvoorbeeld op het vlak van nanotechnologie, hormoonverstorende stoffen en synthetische biologie is nog in ontwikkeling. Het accentueren van het gezondheidsaspect in het milieubeleid moet helpen om op termijn te komen tot een omgevingskwaliteit die bijdraagt aan een goede gezondheid. Omgevingsfactoren vormen een significante oorzaak van de gezondheidslast (circa 5%, schatting PBL 2014). In 2017 zal, worden nagegaan welke aanpak mogelijk is voor andere en nieuwe, onzekere risico’s voor de gezondheid. Eind 2017 zal een «beleidsaanpak nieuwe risico’s» worden gepresenteerd waarin de acties beschreven zijn die moeten leiden tot de ontwikkeling van inherent veilige nieuwe technologieën. Daarbij zal het Safe-by-Design concept een prominente rol spelen.

In 2017 zal een begin worden gemaakt met het ontwikkelen van aanvullende instrumenten die ervoer moeten zorgen dat ook in de toekomst de veiligheid van mens en milieu gewaarborgd is bij toepassing van biotechnologie in de samenleving (programma modernisering veiligheid biotechnologie). Ook zal in de EU de aanpassing van de GGO-Europese regelgeving worden geagendeerd teneinde die veiligheid te waarborgen. Daarbij zal aangehaakt worden bij de Europese evaluatie van het EU veiligheidsbeleid ten aanzien van biotechnologie.

Bij de beperking van de risico’s van stoffen ligt de focus in 2017 op de Europese «review» van de Europese REACH-verordening. Hierbij is de inzet dat deze regelgeving op punten wordt verduidelijkt en waar nodig aangevuld om risico’s van zeer zorgwekkende stoffen beter te adresseren. Hierbij zoekt de Nederlandse inbreng aansluiting bij het zevende Milieu-Actieprogramma van de EU, waarin al werd geconcludeerd dat verbetering nodig is ten aanzien van onder meer nanomaterialen, hormoonverstorende stoffen en cumulatieve blootstelling. Daarbij zullen ook de resultaten worden meegenomen van het project dat samen met het bedrijfsleven verbeteringsmogelijkheden voor de uitvoering van REACH identificeerde.

In 2017 zal met het inwerkingtreden van de AMvB Verbetering vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH) de wetgeving voor VTH worden gecompleteerd. Met het volledige wetgevingspakket zijn de instelling en de taken van de omgevingsdiensten geborgd. De AMvB VTH benoemt onder andere de taken voor de omgevingsdiensten in het zogenaamde basistakenpakket en geeft bepalingen voor de uitwisseling van milieu-informatie.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico's (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

30.217

32.881

33.108

48.780

53.312

62.348

63.159

Uitgaven:

25.225

35.999

33.780

51.115

55.411

62.683

63.159

Waarvan juridisch verplicht

   

92%

       

22.01

Veiligheid chemische stoffen

11.802

8.148

5.853

6.215

5.985

5.986

5.986

22.01.01

Opdrachten

3.576

4.597

3.312

4.099

3.651

3.652

3.652

22.01.02

Subsidies

5.646

2.172

600

175

175

175

175

 

– NANoREG

5.266

1.827

425

0

0

0

0

 

– Overige subsidies

380

345

175

175

175

175

175

22.01.03

Bijdrage aan agentschappen

2.580

1.379

1.941

1.941

1.779

1.779

1.779

 

– waarvan bijdrage aan RWS

2.580

1.379

1.941

1.941

1.779

1.779

1.779

22.01.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

380

380

380

22.02

Veiligheid biotechnologie

1.516

3.602

3.070

3.000

2.870

2.870

2.870

22.02.01

Opdrachten

1.516

3.602

3.070

3.000

2.770

2.770

2.770

22.02.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

100

100

100

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

11.907

24.249

24.857

41.900

46.556

53.827

54.303

22.03.01

Opdrachten

3.422

4.147

4.377

19.556

22.144

25.312

27.788

 

– Omgevingsveiligheid

799

0

389

14.821

17.313

16.160

20.160

 

– Overige opdrachten

2.623

4.147

3.988

4.735

4.831

9.152

7.628

22.03.02

Subsidies

3.479

14.427

14.768

17.731

20.282

24.385

22.385

 

– Asbest en safety deals

2.472

10.275

12.278

15.441

17.992

22.095

22.095

 

– Overige subsidies

1.007

4.152

2.490

2.290

2.290

2.290

290

22.03.03

Bijdrage aan agentschappen

4.059

2.629

2.666

1.567

1.084

1.084

1.084

 

– waarvan bijdrage aan RWS

4.059

2.629

2.666

1.567

1.084

1.084

1.084

22.03.04

Bijdragen aan medeoverheden

75

0

0

0

0

0

0

 

– Bijdragen programma Externe Veiligheid

75

0

0

0

0

0

0

22.03.05

Bijdragen aan internationale organisaties

0

0

0

0

0

0

0

22.03.09

Inkomensoverdrachten

872

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

3.046

 

Ontvangsten

11.607

2.057

675

250

250

250

250

Extracomptabele verwijzingen

Extracomptabele verwijzing naar artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds (bedragen x € 1.000)
   

2017

2018

2019

2020

2021

Bijdrage uit artikel 26 van Hoofdstuk XII aan artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

4.568

1.008

872

769

0

Andere ontvangsten van artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

0

0

0

0

0

Totale uitgaven op artikel 18.06 Externe Veiligheid van het Infrastructuurfonds

4.568

1.008

872

769

0

waarvan

.

       

18.06

Externe veiligheid

4.568

1.008

872

769

0

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor subsidies en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten in de sfeer van wettelijke taken betreffende het (inter)nationale stoffenbeleid evenals de vergunningverlening op dat gebied, het NANoREG-programma, het (interdepartementale) meerjaren programma Gezondheidsrisico’s straling zendmasten (elektromagnetische velden), de jaarlijkse bijdragen aan de Gezondheidsraad en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb).

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel heeft met name betrekking op het uitvoeren van de programma’s REACH, Gezondheid in het milieubeleid (GiM) en Bewust Omgaan met Veiligheid.

22.02 Veiligheid biotechnologie

Het grootste deel van de uitgaven is juridisch verplicht als gevolg van de jaarlijkse bijdrage aan de COGEM en de uitgaven in het kader van het meerjaren onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering veiligheid biotechnologie.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport

De uitgaven voor inkomensoverdrachten en de agentschapbijdragen zijn volledig juridisch verplicht. Van het opdrachtenbudget en het subsidiebudget is een deel juridisch verplicht als gevolg van doorlopende opdrachten. Meer specifiek betreft het opdrachten en subsidies in de sfeer van (wettelijke) taken inzake omgevingsveiligheid, vervoer gevaarlijke stoffen, basisnetten en de subsidies in het kader van de Regeling Verwijderen Asbestdaken en de Safety Deals.

Het niet juridisch verplichte deel van dit artikelonderdeel wordt voor een deel aangewend voor uitgaven in het kader van de modernisering van het omgevingsveiligheidsbeleid.

22.01 Veiligheid chemische stoffen

Toelichting op de financiële instrumenten

22.01.01 Opdrachten

In dit kader worden opdrachten verstrekt aan onder andere de Gezondheidsraad voor de uitvoering van wettelijke taken op het gebied van asbest, chemische stoffen en externe veiligheid en het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) voor de uitvoering van het werkprogramma. Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor het meerjarig onderzoekprogramma elektromagnetische velden (EMV), de uitvoering van EU-regelgeving ten aanzien van zeer zorgwekkende stoffen in relatie tot andere overheden (vergunningverlening), voor de uitvoering van taken op de gebieden «veiligheid en gezondheid» (asbest) en «nieuwe risico’s en security» (nanotechnologie en synthetische biologie).

22.01.02 Subsidies

De subsidies hebben betrekking de bijdrage aan het Platform EMV en de bijdrage van de Europese Commissie (EC) voor de coördinatie van het EU-project NANoREG uit het zevende kaderprogramma voor onderzoek van de EC.

22.01.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor voornamelijk de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op het beleidsonderwerp «asbest». Daarnaast wordt inzet geleverd voor het beheer en verdere ontwikkeling van het Landelijk Asbestvolgsysteem (LAVS).

22.02 Veiligheid biotechnologie
22.02.01 Opdrachten

Ter uitvoering van de wettelijke taak wordt jaarlijks een opdracht verstrekt aan de Commissie Genetische Modificatie (COGEM) voor het maken van beoordelingen inzake risico’s verbonden aan werkzaamheden met genetisch gemodificeerde organismen en het adviseren over maatregelen risicobeheersing en monitoring die bij de uitvoering van werkzaamheden met GGO's kunnen worden toegepast. Daarnaast worden de uitgaven in het kader van het meerjarige onderzoeksprogramma Biotechnologie en Veiligheid hier verantwoord.

22.03 Veiligheid bedrijven en transport
22.03.01 Opdrachten

Omgevingsveiligheid

Het betreft hier uitgaven in het kader van de Impuls omgevingsveiligheid (IOV 2015–2018) voor de deelprogramma’s Besluit risico’s zware ongevallen (BRZO), Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen (PGS), Informatie/Kennisinfrastructuur en lokaal externe (omgeving) veiligheidsbeleid. Door middel van een programmatische aanpak wordt ingezet op het creëren van een veiligere leefomgeving. Het programma wordt uitgevoerd onder auspiciën van het Bestuurlijk Omgevingsberaad (BOB)

Overige opdrachten

Het betreft hier opdrachten voor (wettelijke) taken in het kader van BRZO bedrijven, olieterminals in Caribisch Nederland en vuurwerk, de monitoring van basisnetten (weg, water, spoor), aanpassing regelgeving vervoer gevaarlijke stoffen als gevolg van wijzigingen internationale verdragen, modellenbeheer buisleidingen (Bevb), onderhouden Activiteitenbesluit voor het realiseren vermindering regeldruk bedrijven en de stelselontwikkeling en het beheer van standaarden voor vergunningverlening, toezicht en handhaving (VTH). Daarnaast worden opdrachten verstrekt voor onderzoek en implementatie van risicoreductie maatregelen alsmede de ondersteuning en begeleiding van het verwijderen van asbestdaken.

22.03.02 Subsidies

Asbest

Het betreft hier de uitgaven in het kader van de Subsidieregeling verwijderen asbestdaken die door de RVO.nl wordt uitgevoerd. Jaarlijks wordt in de Staatscourant het beschikbare jaarbudget gepubliceerd. Tevens worden hieruit subsidies aan organisaties betaald die een bijdrage leveren aan het samenwerkingsprogramma «verwijderen asbestdaken».

Safety Deals

Als onderdeel van de uitvoeringsagenda BRZO worden ook uitgaven gedaan onder de noemer «Safety Deals». De Safety Deals zijn complementair aan de maatregelen die versterking van toezicht en handhaving tot doel hebben (IOV 2015–2018). Het gaat hier om het creëren van een duurzame veiligheidscultuur bij onder meer de bedrijfsprocessen binnen de chemiesector, te weten het gebruik en productie van gevaarlijke stoffen, evenals de opslag en het transport daarvan. De veiligheidsmaatregelen leveren een positieve bijdrage aan de veiligheid in de omgeving.

Overige subsidies

De overige subsidies hebben voornamelijk betrekking op de vuurwerkcampagnes en het vervolmaken van het stelsel van Omgevingsdiensten.

22.03.03 Bijdragen aan agentschappen

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van de uitvoering van InfoMil (centraal punt voor bundeling en verspreiding van milieu wet- en regelgeving) op de beleidsonderwerpen «kennisoverdracht omgevingsveiligheid» en «vergunningverlening». Daarnaast vinden hier uitgaven plaats voor werkzaamheden van de Dienst Verkeer en Scheepvaart van RWS in het kader van basisnetten en vervoer gevaarlijke stoffen.

22.03.09 Inkomensoverdrachten

De inkomensoverdrachten hebben betrekking op het honoreren van incidentele aanvragen in het kader van de Regeling tegemoetkoming niet-loondienst gerelateerde slachtoffers van mesothelioom (TNS). Deze regeling is bedoeld voor iedereen die de ziekte van maligne mesothelioom heeft als gevolg van contact met asbest buiten de werksituatie.

Ontvangsten

Dit betreffen de bijdragen van het Ministerie van Defensie voor de kosten van de BRIKS (Bouwen, Reclame, Inrit, Kap en Sloop) vergunningen defensie inrichtingen.

Beleidsartikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie

Algemene Doelstelling

Het KNMI garandeert als onafhankelijke autoriteit aan Nederland de best beschikbare informatie op het gebied van meteorologie, klimatologie en seismologie als bijdrage aan de veiligheid, bereikbaarheid en leefbaarheid van Nederland, inclusief de openbare lichamen Saba, Sint Eustatius en Bonaire.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het faciliteren van een internationaal systeem van organisaties waarin Nederland vertegenwoordigd wordt door het KNMI. Dit doet zij door haar rol van financier in de vorm van bijdragen en contributies. Met name te noemen zijn EUMETSAT16, ECMWF17 en WMO18.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap KNMI zoals vastgelegd in de Wet op het KNMI (2002). De rol «(doen) uitvoeren» heeft betrekking op de volgende taken:

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van een algemeen weerbericht voor de Nederlandse samenleving en het afgeven van weerwaarschuwingen;

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van meteorologische, seismologische en andere geofysische gegevens (onder andere voor hergebruik);

  • Het beschikbaar maken, houden en stellen van luchtvaartmeteorologische inlichtingen;

  • Het verrichten van met name wetenschappelijk meteorologisch en seismologisch onderzoek;

  • Het desgevraagd en onder voorwaarden ondersteunen van bestuursorganen, de rechterlijke organisatie, overheidsbedrijven of openbare lichamen op het terrein van meteorologie, seismologie of andere geofysische terreinen bij de uitvoering van aan hen opgedragen taken;

  • Het onderhouden van de nationale infrastructuur voor de meteorologie en andere geofysische terreinen;

  • Internationale samenwerking op het gebied van meteorologie en seismologie en andere geofysische terreinen.

De Minister van Buitenlandse Zaken is verantwoordelijk voor het Kernstopverdrag en de Minister van Economische Zaken is verantwoordelijk voor het kader van de Mijnbouwwet.

Indicatoren en kengetallen

Indicatoren en kengetallen
 

Realisatie

Streefwaarde/ norm

 

2011

2012

2013

2014

2015

 

Indicatoren

           

Algemene weersverwachtingen en adviezen

           

– afwijking min.temperatuur (°C)

– 0,06

– 0,17

– 0,01

– 0,18

0,45

ABS1 (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,33

– 0,37

– 0,25

– 0,25

– 0,31

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

– 0,03

– 0,06

0,26

0,00

0,00

ABS (<1,0)

Maritieme verwachtingen

           

– tijdigheid marifoonbericht (%)

99

98,6

99,3

99,9

99,5

> 99

Gereviewde publicaties

97

103

105

105

120

> 80

Kengetallen

           

Aantal uitgegeven weeralarmen

0

1

2

1

1

 

Percentage tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten (Bron: EUMETSAT)

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

>98,5

Bron: KNMI, 2016

X Noot
1

ABS: absolute waarde

Toelichting

De indicatoren ten aanzien van algemene weers- en maritieme verwachtingen geven een indruk van de tijdigheid van de berichtgeving door het KNMI en de gemiddelde afwijking van verwachte waardes voor temperatuur en windsnelheid ten opzichte van de uiteindelijk waargenomen waardes. Het aantal gereviewde publicaties is een maatstaf voor de kwantiteit en de kwaliteit van het onderzoek van het KNMI. Het aantal zogenoemde gereviewde publicaties in vooraanstaande wetenschappelijke tijdschriften wordt bepaald.

Het aantal weeralarmen is afhankelijk van de weersomstandigheden; hierdoor is er geen norm aan te geven. Bovendien is het afgeven van een weeralarm geen doel op zich. Wel is belangrijk dat het instrument weeralarm effectief wordt ingezet om de samenleving tijdig te waarschuwen voor maatschappij-ontwrichtend weer. In het jaarverslag zal worden ingegaan op het aantal opgetreden weeralarmsituaties en de mate waarin het KNMI gegrond heeft gewaarschuwd, dan wel gegrond niet heeft gewaarschuwd.

Het kengetal tijdige beschikbaarheid van de meteorologische producten geeft een beeld van de tijdige beschikbaarheid van de gegevens van de METEOSAT- en METOP-satellieten voor de meteorologische producten van het KNMI. Indien de streefwaarden niet worden gehaald, heeft dat een negatieve impact op de kwaliteit van de weersverwachting op de dagen van gebrekkige beschikbaarheid van de waarnemingen, een en anders afhankelijk van de dan optredende weerssituatie.

Beleidswijzigingen

Voor 2017 zijn er geen beleidswijzigingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

42.200

33.988

42.586

43.915

49.619

39.126

39.135

Uitgaven:

41.030

35.013

41.719

44.782

48.752

38.259

38.268

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

23.01

Meteorologie en seismologie

28.824

26.596

24.690

24.261

24.265

24.269

24.286

23.01.03

Bijdrage aan het agentschap KNMI

27.795

25.571

23.823

23.394

23.398

23.402

23.419

 

– Meteorologie

27.292

24.981

23.389

22.987

22.990

22.994

23.012

 

– Seismologie

503

590

434

407

408

408

407

23.01.05

Bijdrage aan internationale organisaties

1.029

1.025

867

867

867

867

867

 

– Contributie WMO (HGIS)

1.029

1.025

867

867

867

867

867

23.02

Aardobservatie

12.206

8.417

17.029

20.521

24.487

13.990

13.982

23.02.03

Bijdrage aan het agentschap KNMI

12.206

8.417

17.029

20.521

24.487

13.990

13.982

 

– Aardobservatie

12.206

8.417

17.029

20.521

24.487

13.990

13.982

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap KNMI zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap KNMI heeft een structureel karakter.

23.01 Meteorologie en seismologie

Toelichting op de financiële instrumenten

23.01.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI

Meteorologie

  • Reguliere uitgifte van een algemeen weerbericht en van waarschuwingen voor gevaarlijk weer (code geel, code oranje en weeralarm);

  • Ter beschikkingstelling van de meteorologische basisdata van het nationale meteorologische meetnet en de nationale meteorologische modelinfrastructuur, op basis van een open databeleid;

  • Ter beschikkingstelling van data, informatie en kennis over het huidige klimaat;

  • Het leveren van projecties over het toekomstige klimaat (klimaatscenario’s);

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de meteorologie;

  • Internationale vertegenwoordigingen op het gebied van de meteorologie (met name WMO, EUMETSAT en ECMWF);

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij over weer en klimaat.

Seismologie

  • Continue monitoring van natuurlijke en geïnduceerde seismiciteit in Nederland;

  • Verrichten van strategisch en toegepast onderzoek en het geven van beleidsadviezen op het gebied van de seismologie;

  • Beantwoorden van vragen vanuit de maatschappij op het gebied van aardbevingen en tsunami’s;

  • Verrichten van waarnemingen en onderzoek ten behoeve van het Nationaal Data Centre (NDC) voor de CBTBO.

23.01.04 Bijdragen aan internationale organisatie: contributie WMO

De beschikbare middelen worden gebruikt om de Nederlandse contributie aan de World Meteorological Organization (WMO) te voldoen. Deelname aan de activiteiten van het WMO wordt gefinancierd uit HGIS.

23.02 Aardobservatie
23.02.03 Bijdrage aan het agentschap KNMI: aardobservatie

Het verzorgen van de waarnemingen vanuit polaire en geostationaire weersatellieten in Europees verband (EUMETSAT).

Beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht

Algemene Doelstelling

Het stimuleren en bewaken van veilige vervoers- en watersystemen en een duurzame leefomgeving.

Financieren

Rollen en Verantwoordelijkheden

De Minister is verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van wet- en regelgeving in het transport en de leefomgeving. De Minister heeft een nationale coördinatie- c.q. verantwoordingsverplichting richting de EU ten aanzien van internationale milieuregelgeving.

Binnen het departement is de uitvoering van de handhaving en het toezicht opgedragen aan het agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT). De werkzaamheden van dit agentschap worden grotendeels gefinancierd via bijdragen vanuit IenM. Een deel van de kosten van vergunningverlening wordt gefinancierd vanuit tarieven aan externe partijen; het niet gedekte deel van de kosten van vergunningverlening wordt gefinancierd vanuit bijdragen op artikel 97 uit deze begroting. De tarieven die aan externe partijen voor vergunningverlening wordt gevraagd zijn dus niet geheel kostendekkend.

De Autoriteit woningcorporaties als onderdeel van de ILT houdt namens de Minister voor Wonen en Rijksdienst toezicht op de woningcorporaties. Dit toezicht wordt, met uitzondering van het toezicht op de naleving van de Wet normering topinkomens (WNT) en een deel van de kosten van Corpodata, gefinancierd via een jaarlijkse heffing op deze woningcorporaties. Het toezicht op de naleving van WNT wordt uit de begroting van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties gefinancierd, die voor Corpodata uit de begroting voor Wonen en Rijksdienst.

(Doen) uitvoeren

De Minister is verantwoordelijk voor de uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap ILT. De Minister voor Wonen en Rijksdienst is verantwoordelijk voor de taken op het terrein van wonen en bouwen die aan de ILT zijn gemandateerd.

De rol uitvoeren heeft betrekking op:

  • Vergunningverlening;

  • Toezicht door middel van objectinspecties, administratie controles, audits, convenanten en digitale inspecties;

  • Opsporing in geval van ernstige overtreding of fraude (onder aansturing van het OM);

  • Incidentafhandeling en onderzoek.

Een gedetailleerde beschrijving van het uitvoeringsprogramma van de ILT is te vinden in het Meerjarenplan 2017–2021 dat in dit najaar aan de Tweede Kamer wordt verzonden. De Tweede Kamer wordt jaarlijks separaat geïnformeerd over het toezicht op de woningcorporaties via het meerjarenprogramma van de Autoriteit woningcorporaties.

Bij de totstandkoming van wet- en regelgeving beoogt de wetgever een door zijn gewenst niveau van veiligheid en duurzaamheid te bewerkstelligen. Daarbij worden de rechtsbeginselen van rechtvaardigheid, rechtszekerheid en rechtsgelijkheid gehanteerd, met oog voor de nalevingseisen die van de ondertoezichtstaanden worden gevraagd. Zij streeft daarbij samenwerking met andere overheidspartners na.

Indicatoren en kengetallen

Deze tabel geeft inzicht in het geplande aantal te verstrekken vergunningen, het aantal uit te voeren administratieve controles, (digitale en object) inspecties, audits, het aantal af te sluiten convenanten en het aantal onderzoeken in het begrotingsjaar. Het Meerjarenplan ILT 2017–2021 bevat een verdere toedeling naar doelgroepen en een nadere toelichting op deze cijfers.

Overzicht geplande productie-aantallen 2017
 

Vergunningen

Adm.Contr.

Audits

Convenanten

Object inspecties

incidentafhandeling

onderzoek

Afval, Industrie en Bedrijven

3.518

299

89

4

1.374

10

10

Water, Producten en Stoffen

425

6.250

30

30

37.945

0

0

Scheepvaart

6.470

220

39

8

5.480

400

250

Rail- en wegvervoer

615

952

179

73

17.382

0

0

Luchtvaart

5.300

0

410

0

1.300

0

0

Autoriteit woningcorporaties

1.450

340

710

0

0

0

4

Transport gevaarlijke stoffen

275

275

54

8

6.470

1.402

20

Totaal

18.053

8.336

1.511

123

69.751

1.812

284

Beleidswijzigingen

De vorming binnen de inspectie van de Autoriteit woningcorporaties in 2015 leidt in 2016 tot een verschuiving van taken en middelen van het domein Wonen, Water en Producten naar de Autoriteit woningcorporaties en tevens tot de omvorming tot het domein Water, Producten en Stoffen. Dit wordt bij Begroting 2017 verwerkt.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 24 Handhaving en toezicht (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

119.051

118.983

109.561

106.755

106.783

106.785

106.801

Uitgaven:

119.051

118.983

109.561

106.755

106.783

106.785

106.801

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

24.01

Handhaving en toezicht

119.051

118.983

109.561

106.755

106.783

106.785

106.801

24.01.03

Bijdrage aan het agentschap ILT

119.051

118.983

109.561

106.755

106.783

106.785

106.801

 

– Afval, Industrie en bedrijven

27.706

27.569

24.549

23.711

23.711

23.712

23.718

 

– Rail en wegvervoer

24.691

27.482

24.765

24.331

24.359

24.360

24.367

 

– Scheepvaart

23.063

22.372

21.089

20.420

20.419

20.419

20.427

 

– Luchtvaart

19.166

18.415

17.352

16.967

16.968

16.968

16.966

 

– Water, producten en stoffen

24.425

23.145

21.806

21.326

21.326

21.326

21.323

 

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De uitgaven voor de bijdrage aan het agentschap ILT zijn volledig juridisch verplicht. De bijdrage aan het agentschap ILT heeft een structureel karakter.

Toelichting op de financiële instrumenten

De ILT levert voor de financiële bijdragen van het moederdepartement aan het agentschap in de hieronder weergegeven vijf domeinen de volgende producten. In het meerjarenplan 2016–2020 staat per domein uitgebreid beschreven welke taken worden uitgevoerd en de bijbehorende kengetallen ten aanzien van naleving, vergunningverlening en toezicht.

24.01 Handhaving en toezicht
24.01.03 Bijdrage aan het agentschap ILT

Domein Afval, Industrie en Bedrijven

Bij grensoverschrijdend transport van afval is de ILT de bevoegde autoriteit in Nederland om vergunningen te verlenen en toezicht op de naleving uit te voeren zoals voorgeschreven in de Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen (EVOA). Volgens het Besluit Inzameling Afvalstoffen dienen inzamelaars van scheepsafvalstoffen, klein gevaarlijk afval en afgewerkte olie vergund te zijn. De ILT verleent inzamelvergunningen en ziet toe op de naleving.

De ILT verleent vergunningen en verricht toezicht in het kader van de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht, de Wet milieubeheer en de vergunningen die daaraan verbonden zijn voor Defensie, een aantal bijzondere inrichtingen en twee BRZO-bedrijven op de BES-eilanden.

De handhaving is verder gericht op bedrijven en organisaties die verantwoordelijk zijn voor risicobronnen bij (externe) veiligheid, zoals geformuleerd in het Besluit externe veiligheid buisleidingen en/of inzake luchtemissies, energie en klimaat in de Wet algemene bepalingen omgevingsrecht (Wabo) en andere milieu- en veiligheidsregelgeving.

De inspectie ziet toe op toepassing, uitvoering en naleving van Europese en nationale normen en wettelijke regels door het bevoegd gezag op het gebied van onder andere externe veiligheid, afval, nationale ruimtelijke belangen en ongewone voorvallen.

De Inlichtingen en Opsporingsdienst (IOD)

De onderzoeken van de ILT zijn gericht op personen en bedrijven die de regelgeving op het gebied van milieu en wonen stelselmatig en op een ernstige manier overtreden. De ILT richt zich daarbij op georganiseerde criminaliteit met een ondermijnend karakter en vaak met internationale (financiële) constructies en handelsstromen, waarbij zonder ingrijpen van de overheid uiteindelijk onherstelbare schade ontstaat aan mens, milieu en maatschappij. De daadwerkelijke aansturing van strafrechtelijke onderzoeken gebeurt door het Functioneel Parket (FP) van het Openbaar Ministerie. Afspraken over prioriteiten en te bereiken resultaten liggen vast in een Handhavingsarrangement, dat jaarlijks wordt afgesloten tussen de ILT en het FP.

Domein Rail en Wegvervoer

Rail

De ILT houdt toezicht op de naleving van de Spoorwegwet. Ongevalonderzoek is een wettelijke taak van de ILT in dit domein. De markt voor het railgoederenvervoer is internationaal georiënteerd en geheel geliberaliseerd. De sector kent een hoog veiligheidsgehalte, maar het hoofdspoor blijft een kwetsbaar systeem. Daarnaast is de ILT toezichthouder voor lokaal en bijzonder spoor. In de Wet lokaal spoor is bepaald dat het toezicht bij de lokale overheid ligt, met de ILT als aangewezen toezichthouder. Tenslotte houdt de ILT toezicht op kabelbanen.

Taxi

De ILT richt zich op de naleving van de Wet en Besluit Personenvervoer 2000 en het Arbeidstijdenbesluit Vervoer. De ILT zet binnen haar toezicht veel capaciteit in op de aanpak van het aanbieden en verrichten van taxivervoer zonder vergunning.

Bus

De ILT houdt toezicht op de naleving van de arbeidstijdenbesluit Vervoer en de Wet Personenvervoer 2000. In het nationale busvervoer, met zijn relatief veilige status, sluit de ILT convenanten af met goed presterende bedrijven.

Goederenvervoer over de weg

De ILT houdt toezicht op de naleving van arbeidstijdenwetgeving (inclusief fraude met de digitale tachograaf) en wetgeving met betrekking tot maten en gewichten (overbelading). Het goederenvervoer over de weg is grensoverschrijdend. In Europees verband is de fraude met de digitale tachograaf een belangrijk probleem, waar in het toezicht extra aandacht aan wordt gegeven. Ook cabotage blijft een aandachtpunt in het toezicht. Daarnaast spelen overtredingen rond inleen van (buitenlandse) arbeidskrachten en ontduiken van sociale wetgeving een belangrijke rol. Vanaf 1 januari 2017 verricht de ILT toezicht in het kader van de naleving van de Wet rijonderricht motorvoertuigen (Wrm). De Wrm ziet toe op rij-instructeurs, transportbedrijven die praktische nascholing door eigen personeel laten uitvoeren en chauffeurs die een PTN-certificaat (Praktijktraining Nascholing) hebben.

Domein Scheepvaart

De taken van de ILT op het terrein van de binnenvaart zijn in belangrijke mate vastgelegd in Europese regelgeving. De ILT is primair verantwoordelijk voor het toezicht op de naleving van de Binnenvaartwet en van de Wet vervoer gevaarlijke stoffen (over het water). De handhaving van de Scheepvaartverkeerswet is primair een taak van de politie en Rijkswaterstaat. Gelet op de naleving blijft in de binnenvaart aandacht nodig voor ten minste stabiliteit/stuwage, ladinginformatie en documenten, de vaartijden en de bemanningssterkte. Gelet op risico’s die met deze vorm van vervoer gemoeid zijn, krijgt het vervoer van gevaarlijke stoffen meer aandacht.

Voor de koopvaardij is een complex van wet- en regelgeving van kracht, dat is geënt op overwegend mondiaal geldende regimes. Het algemene beeld is dat het veiligheidsbewustzijn in de koopvaardij op een behoorlijk niveau is en de naleving op de meeste onderdelen relatief hoog is (tussen de 80% en 95%).

Wet- en regelgeving voor de visserij is van (inter)nationale origine. Gelet op het aantal ongevallen is de visserij relatief onveiliger dan de andere scheepvaartsectoren. De meeste ongevallen in de visserij zijn het gevolg van menselijk handelen. Voor de naleving zijn met name de bemanningsaspecten in de visserij een aandachtspunt.

Domein Luchtvaart

De ILT houdt toezicht op de naleving van veiligheids- en milieuwetten en regels voor de luchtvaart. De luchtvaartsector is een hightech industrie waarin de zorg voor veiligheid vanaf zijn ontstaan een van de belangrijkste oorzaken is geweest voor uitgebreide en zeer gedetailleerde internationale regelgeving. De Europese regelgeving en de Europese vormen van samenwerking nemen een steeds prominentere plaats in. Het toezicht richt zich op de hele keten: luchtvervoerders, luchtvaartuigen, technische bedrijven, grondafhandelingsbedrijven, luchtverkeersleiding, bemanning, onderhoudstechnici, keurings- en examineringsinstanties, opleidingsinstellingen, meteodiensten, het luchtruim, luchthavens en luchtvaartvertoningen. Naast toezicht op veiligheid is de ILT wettelijk ook betrokken bij de handhaving van milieuvoorschriften met name op het gebied van geluid.

De inspectie ziet er in Nederland op toe dat de luchtvaartmaatschappijen en luchthavens zich houden aan de Europese regels voor passagiersrechten van zowel passagiers met een mobiliteitsbeperking als passagiers die te maken krijgen met vertraging, annulering of instapweigering.

Domein Water, Producten en Stoffen

De ILT verleent vergunningen (respectievelijk goedkeuringen en verklaringen van geen bezwaar) voor de eigen werken van Rijkswaterstaat, meetprogramma’s van drinkwaterbedrijven, vuurwerkimporteurs en precursoren.

Het toezicht op water en bodem richt zich op een breed palet van bedrijven, instellingen en personen: waterkeringbeheerders, Rijkswaterstaat en gecontracteerde aannemers, drinkwaterbedrijven en erkende bodemintermediairs. Op het gebied van hoogwaterveiligheid houdt de ILT toezicht op de beheerders van primaire waterkeringen. Bij de drinkwaterbedrijven richt het toezicht zich op de bepalingen in de Drinkwaterwet en de daaronder vallende regelingen maar ook op het tarief, de beveiliging en de afhandeling van calamiteiten.

De ILT houdt toezicht op bodemintermediairs en certificerende instellingen met als oogmerk de betrouwbaarheid van het werk van intermediairs te vergroten door toezicht te houden op werkzaamheden in het bodembeheer en aan de integriteit van de uitvoerders.

Het toezicht Producten is gericht op correcte labels en conforme producten voor bouwproducten, pleziervaartuigen en voertuigbanden. De verplichting geldt voor fabrikanten, importeurs en distributeurs. Verder wordt toezicht gehouden ter voorkoming van de verkoop van verkeersproducten (denk aan auto’s, bromfietsen, trekhaken, aanhangwagens) die niet zijn toegelaten of die niet overeenkomen met de toelating.

Bij de handhaving Wonen richt het toezicht zich op de overdracht van energielabels bij verkoop en verhuur van zowel woningen als utiliteitsgebouwen, en op de aanwezigheid van energielabels in overheidsgebouwen en overige voor publiek toegankelijke gebouwen. Verder richt het toezicht op de erkend deskundige en de juiste keuring van airconditioningssystemen groter dan 12kW door bevoegde keuringsinstanties. Tot slot worden beleidsmonitoringsonderzoeken op het gebied van ruimte en bouwen uitgevoerd.

Het toezicht op de naleving van de regelgeving voor risicovolle stoffen en producten richt zich op de gehele keten: productie, transport, opslag, gebruik, handel en verwijdering. Belangrijke aandachtsgebieden zijn asbest(verwijdering), biociden en stoffen in het kader van REACH.

De ILT houdt toezicht op de naleving van de Wet explosieven voor civiel gebruik en het Vuurwerkbesluit bij onder andere producenten, transporteurs en importeurs. Zowel bij vuurwerk als bij explosieven is steeds meer sprake van een ketenbenadering. Het toezicht richt zich enerzijds op het vergroten van de productveiligheid van consumentenvuurwerk en anderzijds op het terugdringen van ondeugdelijk en illegaal vuurwerk. Het laatste betreft onder andere het aanpakken van de georganiseerde handel in en het tegengaan van de invoer van dit soort vuurwerk. Vanwege het internationale karakter van de keten, heeft de ILT als ketenregisseur contact met internationale handhavingspartners.

Transport van gevaarlijke stoffen

Voor het toezicht op het vervoer van gevaarlijke stoffen ontwikkelt de ILT jaarlijks één integraal toezichtsprogramma waarvan de uitvoering is belegd bij de domeinen Rail- en Wegvervoer, Scheepvaart, Afval industrie en bedrijven, en Luchtvaart. Het programma richt zich op de grootste risico’s van het vervoer van gevaarlijke stoffen en op bedrijfsmatige producten en processen van betrokken bedrijven. De inzet is hierbij vooral multimodaal vervoer. Ook hier ligt de nadruk op systeemtoezicht en het afsluiten van convenanten met de best presterende bedrijven. Daarnaast wordt de ILT-capaciteit zoveel mogelijk ingezet op de logistieke knooppunten.

Beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering

Algemene doelstelling

Het realiseren van maatwerkoplossingen voor verkeers- en vervoersvraagstukken door de twee krachtens artikel 20, derde lid, van de Wet personenvervoer 2000 aangewezen openbare lichamen die verkeer- en vervoerstaken verrichten (vervoerregio’s). Dit betreffen thans de Stadsregio Amsterdam en het samenwerkingsverband van gemeenten in de zuidelijke Randstad, de Metropoolregio Rotterdam Den Haag.

Financieren

Rol en verantwoordelijkheden

De Minister is systeemverantwoordelijk voor de bijdrage aan de Brede Doeluitkering verkeer en vervoer (BDU), die het mogelijk maakt dat er in de gebieden waar de vervoerregio’s actief zijn maatwerkoplossingen kunnen worden geboden voor verkeers- en vervoervraagstukken. Dit artikel hangt samen met artikel 14 Wegen en verkeersveiligheid en artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor waarin het bredere beleidsveld wordt geschetst.

De samenwerkingsverbanden Stadsregio Amsterdam en Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn verantwoordelijk voor de beleidsinhoudelijke beslissingen over hun verkeer- en vervoeraangelegenheden.

Beleidswijzigingen

Voor 2017 zijn er geen beleidswijzigingen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art 25. Brede doeluitkering (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

884.538

888.514

866.780

866.751

865.361

879.532

868.912

Uitgaven:

1.878.691

893.936

888.311

866.805

866.752

865.341

854.721

Waarvan juridisch verplicht

   

100%

       

25.01

Brede doeluitkering

1.878.691

893.936

888.311

866.805

866.752

865.341

854.721

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

25.01 Brede Doeluitkering

Budgetflexibiliteit

Conform de wet BDU wordt jaarlijks voorafgaand aan het uitkeringsjaar de brede doeluitkering ten behoeve van de voorbereiding en de uitvoering van het regionaal verkeer- en vervoersbeleid geheel als betalingsverplichting vastgelegd.

Toelichting op de financiële instrumenten

Jaarlijks wordt een beschikking verstrekt voor de Brede Doeluitkering aan de Stadsregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag. Deze beschikking wordt berekend op basis van de in de Wet BDU Verkeer en Vervoer opgenomen methodiek. Uitbetaling vindt plaats in vijf termijnen, waarvan de tweede termijn een dubbele is.

De Stadsregio Amsterdam en de Metropoolregio Rotterdam Den Haag zijn vrij in de afweging aan welke verkeer- en vervoertaken zij de BDU-middelen besteden. Zij bepalen dat aan de hand van de doelen die zij willen bereiken op hun verkeer- en vervoersterrein. Daarbij hebben zij veel ruimte voor een eigen invulling, rekeninghoudend met de specifieke kenmerken van hun regio.

IenM financiert vanuit de BDU en op verzoek van de medeoverheden tot en met 2017 het CROW/KpVV-programma. Het CROW/KpVV-programma is een integraal pakket aan activiteiten op gebied van verkeer en vervoer, dat het CROW/KpVV in opdracht van decentrale overheden uitvoert. De middelen hiervoor zijn door deze medeoverheden vanuit de BDU beschikbaar gesteld.

Beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de bijdragen aan het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

Financieren

De rollen en verantwoordelijkheden

Zaken die op het Infrastructuurfonds en Deltafonds worden verantwoord zijn terug te vinden in de verschillende beleidsartikelen op de begroting Hoofdstuk XII.

Beleidswijzigingen

Voor de beleidswijzigingen wordt verwezen naar de betreffende beleidsartikelen.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 26 Bijdrage investeringsfondsen (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

5.874.315

6.085.444

6.168.329

6.597.992

6.732.281

6.880.418

7.013.510

Uitgaven:

5.874.315

6.085.444

6.168.329

6.597.992

6.732.281

6.880.418

7.013.510

26.01

Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

4.821.159

5.065.247

5.450.478

5.695.483

5.793.886

5.887.555

5.823.241

26.02

Bijdrage aan het Deltafonds

1.053.156

1.020.197

717.851

902.509

938.395

992.863

1.190.269

Ontvangsten

0

0

0

0

0

0

0

Budgetflexibiliteit

De mate van budgetflexibiliteit is terug te vinden bij de afzonderlijke artikelen op de beide fondsen van IenM.

26.01 Bijdrage aan het Infrastructuurfonds

Toelichting op de financiële instrumenten

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Infrastructuurfonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw art.ond. 26.01 Bijdrage aan het IF (bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

12

Hoofdwegennet

2.221.945

2.228.785

2.410.421

2.490.820

2.538.934

2.579.227

3.070.668

3.146.808

12.01

Verkeersmanagement

10.302

3.638

3.638

3.639

3.638

3.635

3.632

3.631

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

619.913

609.164

631.992

616.981

537.601

454.296

820.791

796.719

12.03

Aanleg

632.017

505.291

734.229

1.010.682

1.095.051

1.246.397

1.436.603

1.522.584

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

380.886

561.811

508.934

332.315

374.991

357.405

304.460

312.410

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

578.827

548.881

531.628

527.203

527.653

517.494

505.182

511.464

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

13

Spoorwegen

1.959.407

2.043.653

1.826.788

1.897.617

1.962.388

2.056.539

1.750.331

1.609.529

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.221.082

1.245.661

1.226.826

1.192.105

1.213.190

1.215.680

1.207.073

1.209.904

13.03

Aanleg

718.907

724.476

542.766

665.196

704.748

768.519

480.278

338.561

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

– 7.606

– 15.427

– 22.983

– 27.510

– 25.639

– 29.708

– 34.575

– 36.112

13.07

Rente en aflossing

17.021

48.362

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

10.003

40.581

63.582

51.229

53.492

85.451

80.958

80.579

                   

14

Regionaal, lokale infrastructuur

150.750

216.332

332.243

184.395

146.541

110.356

52.210

34.854

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

101.225

132.863

173.577

109.630

85.923

88.162

52.210

34.854

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

9.128

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

49.525

83.469

158.666

74.765

51.490

22.194

0

0

                   

15

Hoofdvaarwegennet

887.416

778.903

909.789

997.938

858.087

779.931

717.235

681.957

15.01

Verkeersmanagement

8.428

8.428

8.428

8.428

8.428

8.428

8.428

8.428

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

425.647

366.969

382.587

326.299

298.791

236.016

289.618

297.966

15.03

Aanleg

100.656

92.686

181.938

157.659

103.263

203.311

92.801

47.165

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

45.216

10.904

40.448

211.999

155.058

41.970

41.334

40.709

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

307.469

299.916

296.388

293.553

292.547

290.206

285.054

287.689

15.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

17

Megaprojecten

88.810

158.513

174.934

213.644

276.036

297.188

390.750

454.301

17.02

Betuweroute

6.035

942

942

4.807

0

0

0

0

17.03

Hogesnelheidslijn-Zuid

6.522

40.745

40.745

0

0

0

0

0

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

8.906

6.866

4.316

3.796

1.690

2.934

2.934

2.934

17.07

ERTMS

49.707

44.463

48.204

102.588

151.588

181.000

271.000

350.295

17.08

ZuidasDok

17.640

65.497

80.727

102.453

122.758

113.254

116.816

101.072

                   

18

Overige uitgaven

– 243.081

24.292

41.308

9.472

105.569

0

0

0

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

– 207.607

0

0

0

0

0

0

0

18.02

Beter Benutten

0

0

0

0

0

0

0

0

18.03

Intermodaal vervoer

904

4.723

0

0

0

0

0

0

18.04

Gebiedsgerichte aanpak (UPR)

0

0

0

0

0

0

0

0

18.06

Externe veiligheid

3.622

4.568

1.008

872

769

0

0

0

18.07

Mobiliteitsonafhankelijke kennis en expertise

0

0

0

0

0

0

0

0

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

0

0

0

0

0

0

0

0

18.11

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

0

0

0

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

0

0

0

0

0

0

0

0

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

0

18.14

Minregel: rentevrijval

0

0

0

0

0

0

0

0

18.15

Ramingsbijstelling en kasschuif

– 40.000

– 60.000

0

0

100.000

0

0

0

18.16

Resevering Omgevingswet

0

75.001

40.300

8.600

4.800

0

0

0

Totaal

5.065.247

5.450.478

5.695.483

5.793.886

5.887.555

5.823.241

5.981.194

5.927.449

   

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

12

Hoofdwegennet

2.953.201

2.823.408

2.459.400

2.302.358

2.343.008

1.948.879

1.936.745

12.01

Verkeersmanagement

3.630

3.628

3.628

3.628

3.636

3.636

3.636

12.02

Beheer, onderhoud en vervanging

800.952

801.253

773.447

746.027

735.612

735.612

735.612

12.03

Aanleg

1.361.280

1.227.653

898.023

653.255

465.649

217.210

217.210

12.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

283.777

285.852

278.846

395.471

175.677

175.677

175.677

12.06

Netwerkgebonden kosten HWN

503.562

505.022

505.456

503.977

510.783

510.783

510.783

12.07

Investeringsruimte

0

0

0

0

451.651

305.961

293.827

                 

13

Spoorwegen

1.539.904

1.627.643

1.532.756

1.574.568

1.295.199

1.775.065

1.766.106

13.02

Beheer, onderhoud en vervanging

1.190.864

1.229.572

1.228.591

1.298.154

1.178.499

1.178.499

1.178.499

13.03

Aanleg

303.314

468.758

260.856

236.307

82.527

229.463

290.173

13.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

– 20.784

– 145.042

– 26.047

– 27.121

– 32.092

– 32.092

– 32.092

13.07

Rente en aflossing

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

16.597

13.08

Investeringsruimte

49.913

57.758

52.759

50.631

49.668

382.598

312.929

                 

14

Regionaal, lokale infrastructuur

1.606

9.336

9.335

9.336

9.426

0

0

14.01

Grote regionaal/lokale projecten

1.606

9.336

9.335

9.336

9.426

0

0

14.02

Regionale mobiliteitsfondsen

0

0

0

0

0

0

0

14.03

RSP-ZZL: pakket bereikbaarheid

0

0

0

0

0

0

0

                 

15

Vaarwegen

658.156

656.553

821.696

821.774

694.356

631.609

630.022

15.01

Verkeersmanagement

8.428

8.428

8.428

8.428

8.428

8.428

8.428

15.02

Beheer, onderhoud en vervanging

249.914

191.986

192.714

191.160

225.710

225.710

225.710

15.03

Aanleg

71.256

128.735

293.559

237.894

103.816

28.420

28.420

15.04

Geïntegreerde contractvormen/PPS

40.102

39.653

39.077

38.514

37.961

37.961

37.961

15.06

Netwerkgebonden kosten HVWN

288.456

287.751

287.918

288.535

291.161

291.161

291.161

15.07

Investeringsruimte

0

0

0

57.243

27.280

39.929

38.342

                 

17

Megaprojecten

406.979

335.391

197.043

233.170

499.864

0

0

17.02

Betuweroute

0

0

0

0

0

0

0

17.03

Hogesnelheidslijn-Zuid

0

0

0

0

0

0

0

17.06

Project Mainportontwikkeling Rotterdam

2.934

2.934

2.934

2.934

63.163

0

0

17.07

ERTMS

314.000

270.000

189.301

159.301

409.732

0

0

17.08

ZuidasDok

90.045

62.457

4.808

70.935

26.969

0

0

                 

18

Overige uitgaven

0

0

0

0

0

777.970

794.980

18.01

Saldo afgesloten rekeningen

0

0

0

0

0

0

0

18.02

Beter Benutten

0

0

0

0

0

0

0

18.03

Intermodaal vervoer

0

0

0

0

0

0

0

18.04

Gebiedsgerichte aanpak (UPR)

0

0

0

0

0

0

0

18.06

Externe veiligheid

0

0

0

0

0

0

0

18.07

Mobiliteitsonafhankelijke kennis en expertise

0

0

0

0

0

0

0

18.08

Netwerkoverstijgende kosten

0

0

0

0

0

0

0

18.11

Investeringsruimte

0

0

0

0

0

772.300

772.300

18.12

Nader toe te wijzen BenO en Vervanging

0

0

0

0

0

0

0

18.13

Tol gefinancierde uitgaven

0

0

0

0

0

0

0

18.14

Minregel: rentevrijval

0

0

0

0

0

0

0

18.15

Ramingsbijstelling en kasschuif

0

0

0

0

0

0

0

18.16

Reservering Omgevingswet

0

0

0

0

0

5.670

22.680

Totaal

5.559.846

5.452.331

5.020.230

4.941.206

4.841.853

5.133.523

5.127.853

26.02 Bijdrage aan het Deltafonds

Het betreft hier de bijdrage vanuit de begroting Hoofdstuk XII aan het Deltafonds ten behoeve van uitgaven die op het fonds worden verantwoord.

Opbouw art.ond. 26.02 Bijdrage aan het DF (bedragen x € 1 000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

2022

2023

1

Investeren in waterveiligheid

507.204

349.873

379.531

409.190

327.592

692.701

563.361

397.723

1.01

Grote projecten waterveiligheid

250.431

187.114

130.742

117.463

68.608

43.914

72.234

76.497

1.02

Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

245.307

153.751

247.809

290.807

258.054

648.287

491.127

321.226

1.03

Studiekosten

11.466

9.008

980

920

930

500

0

0

                   

2

Investeren in zoetwatervoorziening

33.145

38.973

38.505

33.622

35.542

32.404

1.833

1.833

2.01

Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

0

2.02

Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

30.448

36.928

35.555

30.672

31.992

32.289

1.833

1.833

2.03

Studiekosten

2.697

2.045

2.950

2.950

3.550

115

0

0

                   

3

Beheer, onderhoud en vervanging

213.604

169.466

163.944

159.920

112.428

129.540

195.776

217.182

3.01

Watermanagement

7.047

7.031

7.030

7.002

7.002

7.002

7.002

7.002

3.02

Beheer, onderhoud en vervanging

206.557

162.435

156.914

152.918

105.426

122.538

188.774

210.180

                   

4

Experimenteren cf art. III Deltawet

0

0

0

0

0

0

0

0

4.01

Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

0

0

0

                   

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

237.009

133.415

285.668

281.488

428.752

273.424

264.590

266.088

5.01

Apparaat

222.711

218.112

221.983

218.158

215.428

211.910

202.895

204.369

5.02

Overige uitgaven

14.298

63.703

63.685

63.330

63.324

61.514

61.695

61.719

5.03

Investeringsruimte

0

– 148.400

0

0

150.000

0

0

0

                   

7

Investeren in waterkwaliteit

29.235

26.124

34.861

54.175

88.549

62.200

54.713

52.425

7.01

Real.progr.Kaderrichtlijn water

25.978

24.850

33.098

51.376

66.625

62.200

54.713

52.425

7.02

Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

2.262

279

768

1.804

20.929

0

0

0

7.03

Studiekosten waterkwaliteit

995

995

995

995

995

0

0

0

Totaal

1.020.197

717.851

902.509

938.395

992.863

1.190.269

1.080.273

935.251

   

2024

2025

2026

2027

2028

2029

2030

1

Investeren in waterveiligheid

349.508

277.105

280.510

393.104

263.401

250.522

224.442

1.01

Grote projecten waterveiligheid

175.082

0

0

0

0

0

0

1.02

Overige aanlegprojecten Waterveiligheid

174.426

277.105

280.510

393.104

263.401

250.522

224.442

1.03

Studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

                 

2

Investeren in zoetwatervoorziening

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

2.01

Aanleg waterkwantiteit

0

0

0

0

0

0

0

2.02

Overige waterinvesteringen zoetwatervoorziening

1.833

1.833

1.833

1.833

1.833

0

0

2.03

Studiekosten

0

0

0

0

0

0

0

                 

3

Beheer, onderhoud en vervanging

231.584

278.870

224.296

240.111

230.037

230.037

230.037

3.01

Watermanagement

7.027

7.027

7.027

7.225

6.829

6.829

6.829

3.02

Beheer, onderhoud en vervanging

224.557

271.843

217.269

232.886

223.208

223.208

223.208

                 

4

Experimenteren cf art. III Deltawet

0

0

0

0

0

0

0

4.01

Experimenteerprojecten

0

0

0

0

0

0

0

                 

5

Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven

392.045

415.822

461.637

323.140

500.250

661.417

693.167

5.01

Apparaat

207.261

209.123

213.659

213.658

213.682

213.682

213.682

5.02

Overige uitgaven

61.994

62.135

62.131

63.870

59.982

59.982

59.982

5.03

Investeringsruimte

122.790

144.564

185.847

45.612

226.586

387.753

419.503

                 

7

Investeren in waterkwaliteit

51.277

53.130

54.930

54.989

0

0

0

7.01

Real.progr.Kaderrichtlijn water

51.277

53.130

54.930

54.989

0

0

0

7.02

Overige aanlegprojecten Waterkwaliteit

0

0

0

0

0

0

0

Totaal

1.026.247

1.026.760

1.023.206

1.013.177

995.521

1.141.976

1.147.646

4. DE NIET-BELEIDARTIKELEN

Niet-beleidsartikel 97 Algemeen Departement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel worden de IenM brede programma uitgaven verantwoord.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 97 Algemeen departement (bedragen x € 1.000)
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

50.181

103.485

43.309

42.173

49.144

48.901

49.592

Uitgaven:

50.901

103.828

50.480

50.839

50.195

49.900

49.841

97.01

IenM-brede programmamiddelen

50.901

103.828

50.480

50.839

50.195

49.900

49.841

97.01.01

Opdrachten

30.907

72.956

22.618

22.998

22.545

22.149

22.697

 

– Onderzoeken ANVS

3.217

4.998

3.696

3.678

3.801

3.801

3.853

 

– Overige opdrachten

27.690

67.958

18.922

19.320

18.744

18.348

18.844

97.01.02

Subsidies

2.167

1.830

1.430

1.450

1.255

1.356

752

97.01.03

Bijdrage aan agentschappen

12.600

23.686

21.205

21.164

21.168

21.168

21.165

 

– waarvan bijdrage aan KNMI

0

2.626

213

213

213

213

213

 

– waarvan bijdrage aan ILT

11.986

12.209

12.188

12.195

12.199

12.199

12.196

 

– waarvan bijdrage aan RWS

614

2.469

2.422

2.374

2.374

2.374

2.374

 

– waarvan bijdrage aan RIVM

0

6.382

6.382

6.382

6.382

6.382

6.382

97.01.06

Bijdrage aan ZBO's en RWT's

5.227

5.356

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

 

– StAB

5.227

5.356

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

Ontvangsten

3.646

1.994

2.189

1.994

1.994

1.994

1.994

97.01 IenM-brede programmamiddelen

Toelichting op de financiële instrumenten

97.01.01 Opdrachten

Onderzoeken ANVS

Het betreft uitgaven voor opdrachten aan (inter)nationale technische support organisaties (waaronder de dienstverlening door agentschappen) inzake technische ondersteuning, advisering en onderzoek op terreinen van nucleaire veiligheid, stralingsbescherming alsmede beveiliging en waarborging (safeguards). Daarnaast worden ook de uitgaven die verband houden met samenwerking tussen ANVS en internationale organisaties (zoals bijvoorbeeld HERCA, OECD/NEA en IAEA) inzake voornoemde terreinen op dit artikel verantwoord.

Overige opdrachten

Regeringsvliegtuig

Dit betreft de uitgaven van IenM voor het onderhoud, exploitatie en aanschaf van een vervangend regeringsvliegtuig.

Onderzoeken PBL

Dit betreft uitgaven ten behoeve van onderzoeksactiviteiten van PBL, zoals de aanschaf van databestanden, ontwikkeling van modellen, uitbesteding van onderzoek en vervaardiging van (web)publicaties. Een deel van deze uitgaven wordt door externe opdrachtgevers vergoed. Voor nieuws en publicaties van het PBL, zie de website van het PBL19.

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC)

DCC is verantwoordelijk voor een effectief crisisbeheersingsbeleid en een professionele aanpak van crises. Tijdens een (dreigende) crisis coördineert het DCC-IenM de informatievoorziening binnen het ministerie op het gebied van Infrastructuur en Milieu en is het DCC verantwoordelijk voor het crisisbeheersingsproces. Het beleid op het gebied van crisisbeheersing is het laatste decennium flink in ontwikkeling. Dit is vooral veroorzaakt door de opkomst van andere crisisvormen (terreuraanslagen, extreme weersomstandigheden en infectieziekten), door de internationale dimensies van crises en de verantwoordelijkheid voor nucleaire crisisbeheersing. Voor het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing zijn er meer uitgaven voor het programma Opleiden, Trainen en Ontwikkelen. Verder zijn er incidentele kosten voor de opschoningsactie van de Integrale Crisis Advies Website (ICAWEB).

Overig

Dit betreft voornamelijk de uitgaven die worden gedaan inzake corporate- en beleidscommunicatie, grote publiekscampagnes als van A naar Beter, alsmede artikeloverstijgende onderzoeksopdrachten van bijvoorbeeld het Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid, op het gebied van Kennis, Innovatie en Strategie alsmede Bestuurlijke en Juridische Zaken.

97.01.02 Subsidies

Deze uitgaven hangen samen met subsidies die IenM verstrekt, met name aan de Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek voor het programma SURF (Smart Urban Regions in the Future) en het programma Duurzame Logistiek.

97.01.03 Bijdragen aan agentschappen

KNMI

Dit betreft de bijdrage aan het KNMI voor afname van meteorologische producten en diensten van voor uitvoering diverse taken door RWS waaronder gladheidbestrijding en afname van maatwerk dienstverlening door ANVS.

ILT

De bijdrage aan ILT is bestemd voor de kosten van vergunningverlening die niet geheel gedekt worden door de inkomsten die de ILT verkrijgt vanuit de tariefheffing. Dit wordt veroorzaakt door tarieven, waarvan het bij ministeriële regeling vastgestelde bedrag lager is dan de werkelijke kosten van de vergunningverlening en door vergunningverlenende activiteiten van ILT waarvoor geen tarief is vastgesteld, waardoor de betreffende aanvragers van vergunningen de kosten van de aanvraag niet aan ILT hoeven te vergoeden. De vastgestelde tarieven worden in de Staatscourant gepubliceerd.

RWS

Dit betreft de bijdrage aan RWS voor de capaciteitsinzet in het kader van beleidsondersteuning en advies en de capaciteitsinzet van het DCC.

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM)

Het RIVM is de vaste partner van de ANVS voor een aantal taken op het terrein van stralingsbescherming. Dit zijn taken als beleidsondersteuning bij stralingsbescherming, ondersteuning bij stralingsinspecties, het beheer van de ongevalorganisatie, het in stand houden van het Radionucliden laboratorium alsmede het beheer van het Nationaal Meetnet Radioactiviteit en de stralingsmeetwagens. De bijdrage aan het RIVM hangt hiermee samen.

97.01.06 Bijdrage aan ZBO en RWT’s

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

Deze uitgaven hangen samen met de subsidie die IenM verstrekt aan de Stichting Advisering Bestuursrechtspraak. De StAB adviseert, door middel van deskundigenberichten, op verzoek van de Raad van State en de rechtbanken over geschillen op het terrein van de fysieke leefomgeving zoals milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade.

Ontvangsten

Hierop worden de ontvangsten geraamd die IenM onder andere ontvangt voor het Regeringsvliegtuig en voor onderzoeken van het PBL.

Niet-beleidsartikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement

Algemene Doelstelling

Op dit artikel staan alle personele en materiële uitgaven en ontvangsten van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu met uitzondering van de agentschappen Inspectie Leefomgeving en Transport, Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut, Nederlandse Emissieautoriteit en Rijkswaterstaat. Het omvat de verplichtingen en uitgaven voor ambtelijk personeel, inhuur externen en materieel voor het kerndepartement.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement (bedragen x € 1.000
   

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

325.007

332.456

317.847

287.290

284.877

281.184

281.662

Uitgaven:

326.186

341.205

321.827

290.304

285.210

281.397

281.875

98.01

Personele uitgaven

218.813

237.469

218.900

205.830

200.119

195.974

195.970

 

– waarvan eigen personeel

197.627

203.761

192.144

185.712

182.319

178.173

178.169

 

– waarvan externe inhuur

12.071

24.454

17.418

10.229

8.023

8.023

8.023

 

– waarvan overige personele uitgaven

9.115

9.254

9.338

9.889

9.777

9.778

9.778

98.02

Materiële uitgaven

107.373

103.736

102.927

84.474

85.091

85.423

85.905

 

– waarvan ICT

25.542

25.534

19.845

19.751

19.773

19.797

19.998

 

– waarvan bijdrage aan SSO's

59.460

52.361

54.937

40.607

40.568

40.333

40.133

 

– waarvan overige materiële uitgaven

22.371

25.841

28.145

24.116

24.750

25.293

25.774

Ontvangsten

37.258

17.891

3.530

3.530

3.530

3.530

3.530

Personele uitgaven

Dit betreft alle uitgaven van het eigen personeel, de externe inhuur en postactieven voor het kerndepartement.

Eigen personeel

Onder uitgaven eigen personeel vallen de loonkosten en de uitgaven voor de personele exploitatie.

  • Onder loonkosten wordt verstaan alle uit de rechtspositiebepalingen en aanverwante (wettelijke) regelingen voortvloeiende uitgaven aan en ten behoeve van de werknemers, zoals salaris, vakantie- en eindejaarsuitkering, vergoedingen voor inbesteding van personeel, toelagen, toeslagen en vergoedingen, gratificaties, onkostenvergoedingen waaronder woon-werkverkeer (ook collectieve inkoop openbaar vervoerskaarten), sociale lasten en de bijdrage aan de zorgverzekeringswet, pensioenpremies en de eindheffing loonbelasting.

  • Onder personele exploitatie worden andere personele uitgaven verstaan zoals verhuiskosten, hotels in het kader van dienstreizen, werving en selectie, keuringen, assesments, outplacement, loopbaanbegeleiding en re-integratie, arbeidsgezondheidskundige begeleiding, werkplekaanpassing, uitbesteding arbo-dienstverlening, bedrijfshulpverlening, representatie voor eigen personeel, opleiding, coaching, training, bezoek van symposia en congressen, personeelsevenementen, bijeenkomsten en recepties, noodzakelijke contributies van personeel, uitgaven sociaal flankerend beleid en dergelijke.

Externe inhuur

Dit betreft de uitgaven voor externe inhuur.

Overige personele uitgaven

De overige personele uitgaven betreft de uitgaven aan postactieven. Onder postactieven wordt verstaan uitgaven aan en ten behoeve van voormalig personeel, voor zover niet ten laste komend van derden (pensioen- of uitkeringsfonds) zoals Functioneel leeftijdsontslag (FLO), werkloosheidsuitkeringen, wachtgelden en de daarmee samenhangende uitvoeringskosten van derden.

Materiële uitgaven

Dit betreft materieeluitgaven van het kerndepartement waarvoor geldt dat deze betrekking hebben op uitgaven die bedoeld zijn voor activiteiten ter ondersteuning van het primaire proces.

ICT bevat zowel de uitgaven voor projecten als structurele uitgaven zoals onderhoud en licenties. De bijdrage aan de Shared Service Organisaties betreft onder andere P-Direkt (Salarisbedrijf van het Rijk), FM Haaglanden en de Rijksvastgoedbedrijf.

Apparaatsuitgaven per dienstonderdeel van de Bestuurskern (bedragen x € 1 000)

Totaal apparaat Bestuurskern

321.827

   

Directoraat-Generaal Bereikbaarheid

47.507

Directoraat-Generaal Milieu en Internationaal

35.656

Directoraat-Generaal Ruimte en Water

25.792

Beleids- en Bestuursondersteuning

37.494

Financiën en Bedrijfsvoering

136.443

– waarvan IenM-brede apparaatsuitgaven

93.054

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

16.725

Planbureau voor de Leefomgeving

22.210

Deze tabel splitst de apparaatsuitgaven van het kerndepartement per integratieonderdeel uit voor het jaar 2017.

Extracomptabele verwijzingen

Apparaatsuitgaven Staf Deltacommissaris (bedragen x € 1 000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal apparaatsuitgaven Staf Deltacommissaris

1.502

2.038

1.813

1.762

1.762

1.762

1.762

De apparaatuitgaven van de Staf Deltacommissaris worden in lijn met de Waterwet op het Deltafonds begroot en verantwoord (zie artikel 5 Netwerkgebonden kosten en overige uitgaven van het Deltafonds).

Apparaatsuitgaven agentschappen (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal apparaatsuitgaven agentschappen

1.190.676

1.211.331

1.187.588

1.169.984

1.155.543

1.154.596

1.138.164

RWS

1.001.817

1.010.701

997.445

983.843

968.700

967.212

950.308

ILT

141.572

150.921

143.541

139.478

140.307

140.806

141.269

KNMI

40.202

42.320

40.009

39.994

39.860

39.860

39.869

NEA

7.085

7.389

6.593

6.669

6.676

6.718

6.718

Vier agentschappen vallen onder IenM: Rijkswaterstaat (RWS), de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT), het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) en de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa). Bovenstaand zijn de begrote apparaatsuitgaven van deze agentschappen opgenomen. IenM draagt hier deels aan bij. Voor nadere toelichting wordt verwezen naar de agentschapsparagrafen.

Apparaatsuitgaven ZBO's en RWT's (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totaal apparaatsuitgaven ZBO's en RWT's

652.991

616.227

599.227

590.227

590.227

590.227

590.227

               

ProRail

483.000

446.000

429.000

420.000

420.000

420.000

420.000

Kadaster

165.000

165.000

165.000

165.000

165.000

165.000

165.000

StAB

4.991

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

5.227

IenM verstrekt bijdragen aan drie begrotingsgefinancierde ZBO’s en RWT’s: Prorail, Kadaster en StAB. Voor meer informatie over ZBO’s en RWT’s van IenM zie de bijlage ZBO’s en RWT’s van deze begroting.

Taakstelling Rutte II

Conform de Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften wordt hieronder aangegeven hoe de taakstelling Rutte II binnen IenM is verdeeld naar de verschillende onderdelen van het ministerie (inclusief agentschappen en ZBO’s). Onderstaande tabel geeft de verdeling weer.

Tabel verdeling taakstelling Rutte II 2016–2018 (bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

Structureel

Kerndepartement

– 15.138

– 40.807

– 37.320

– 37.320

Agentschappen

       
 

NEa

– 90

– 180

– 269

– 269

 

KNMI

– 261

– 519

– 777

– 777

 

ILT

– 1.726

– 3.430

– 5.135

– 5.135

 

RWS

– 18.289

– 37.972

– 53.100

– 53.100

ZBO's

         
 

Kadaster

– 310

– 618

– 924

– 924

Overig

         
 

RIVM

– 361

– 824

– 1.000

– 1.000

 

Prorail

– 6.825

– 13.650

– 20.475

– 20.475

Totale taakstelling

– 43.000

– 98.000

– 119.000

– 119.000

Toelichting

Bij het Kerndepartement, zijn maatregelen om de taakstelling Rutte II (2016 en volgende) in te vullen voor het grootste deel gevonden in:

  • Versobering van de bedrijfsvoering; verlaging van de centrale budgetten op het gebied van materiële uitgaven (onder andere door efficiency of productiviteitverbeteringen, door verdergaande digitalisering).

  • Verbeterde inzet op integrale programma-aanpak, standaardisering, uniformering en vereenvoudiging van processen, vakmanschap en flexibele inzet over de grenzen van de organisatieonderdelen.

  • Maatregelen met personele gevolgen worden in overleg met de medezeggenschap opgepakt. Omdat de grens van het haalbare steeds dichterbij komt wordt getracht om de personele krimp zoveel mogelijk te beperken.

Bij de agentschappen wordt het grootste deel van de financiële taakstelling ten laste van de personele budgetten gebracht. Invulling geschiedt middels het nemen van efficiencymaatregelen en indien nodig taakversobering. Dit betekent dat bepaalde taken dan niet meer of minder intensief zullen worden uitgevoerd.

Niet-beleidsartikel 99 Nominaal en Onvoorzien

Algemene Doelstelling

Dit artikel is een administratief begrotingstechnisch artikel. Dit betekent dat er geen daadwerkelijke uitgaven ten laste van artikel 99 worden gedaan. Het artikel dient hoofdzakelijk als tussenstation voor de overboeking van middelen naar de andere artikelen op de IenM begroting, zoals loon- en prijsbijstelling. Ook taakstellingen die nog niet direct kunnen worden doorgeboekt worden op dit artikel geadministreerd.

Budgettaire gevolgen van beleid

art. 99 Nominaal en onvoorzien (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Verplichtingen

0

67

21

108

42

602

545

Uitgaven:

0

67

21

108

42

602

545

Loonbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Prijsbijstelling

0

0

0

0

0

0

0

Onvoorzien

0

67

21

108

42

602

545

5 BEGROTING AGENTSCHAPPEN

Agentschap Rijkswaterstaat

Introductie

Rijkswaterstaat (RWS) is de uitvoeringsorganisatie van het Ministerie van Infrastructuur en Milieu. RWS beheert en ontwikkelt de rijkswegen, -vaarwegen en -wateren en zet in op een duurzame leefomgeving.

Samen met anderen werkt RWS aan een land dat beschermd is tegen overstromingen. Waar voldoende groen is en voldoende en schoon water. En waar je vlot en veilig van A naar B kunt. Samenwerken aan een veilig, leefbaar en bereikbaar Nederland. Dat is Rijkswaterstaat.

Het Ministerie van IenM kent een scheiding tussen beleid, toezicht en uitvoering. RWS fungeert hierbij als uitvoeringsorganisatie van het ministerie. Het formuleren van beleid is belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. Dit betekent dat de doelstellingen van het agentschap afhankelijk zijn van de (veelal lange termijn-) beleidsdoelstellingen en kaders die door IenM worden aangegeven. Deze beleidsdoelen zijn geformuleerd in de beleidsartikelen van de beleidsbegroting Hoofdstuk XII.

Producten en diensten

RWS treedt op als manager van het gebruik van een aantal hoofdinfrastructuurnetwerken (hoofdwegennet, hoofdvaarwegennet, hoofdwatersystemen), als beheerder van die netwerken, als realisator van uitbreidingen van deze netwerken en als adviseur voor het ten aanzien hiervan te voeren beleid. RWS voert deze taken uit vanuit een netwerkbenadering. Belangrijkste producten zijn:

  • Verkeersmanagement: het inzetten van instrumenten en hulpmiddelen om vraag en aanbod op elk moment zo goed mogelijk op elkaar af te stemmen en om het verkeersaanbod zo goed mogelijk af te wikkelen. Het betreft vooral bediening van objecten als bruggen en sluizen, verstrekken van route-informatie en incidentmanagement.

  • Watermanagement: reguleren van de hoeveelheden water in het hoofdwatersysteem en van de kwaliteit daarvan, door het hanteren van de te onderscheiden categorieën «vasthouden/bergen/afvoeren» en «schoonhouden/scheiden/zuiveren».

  • Beheer, onderhoud en vervanging: instandhouding van objecten en areaal op een vooruitstrevende, toekomstgerichte manier, gericht op het ook in technische zin steeds verder ontwikkelen van het netwerk of systeem.

  • Aanleg: dit betreft investeringen om de functionaliteit van het netwerk te vergroten. Nieuwe verbindingen of verbreding van bestaande. Sleutelwoord: capaciteitsvergroting.

  • Beleidsondersteuning en -advisering: het uitvoeren van studies of het leveren van bijdragen daaraan, adviezen met betrekking tot beleidsnota’s en de uitvoerbaarheid van beleid.

  • Leveren van kennis en expertise: ten behoeve van beleidsondersteuning en -advisering, milieu en leefomgeving, grote (aanleg)projecten en aansturing projecten en uitvoeringsorganisaties, het verstrekken van subsidies en basisinformatie.

De begroting van baten en lasten voor het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)

Totaal

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Baten

             

Omzet IenM

2.224.488

2.323.511

2.173.987

2.136.835

2.096.244

2.060.019

1.899.632

Omzet nutv werkzaamheden

 

252.495

0

0

0

0

0

Omzet overige departementen

61.005

28.360

28.360

28.360

28.360

28.360

28.360

Omzet derden

159.464

172.895

175.683

177.970

178.861

177.316

177.316

Rentebaten

156

800

800

800

800

800

800

Bijzondere baten

3.484

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

3.000

Vrijval voorziening

21.880

           

Totaal baten

2.470.477

2.781.061

2.381.830

2.346.965

2.307.265

2.269.495

2.109.108

               

Lasten

             

Apparaatskosten

1.001.817

1.010.701

997.445

983.843

968.700

967.212

950.308

Personele kosten

775.035

744.971

744.372

739.920

728.615

726.950

710.100

waarvan eigen personeel

701.290

690.488

691.030

690.405

682.198

681.841

664.990

waarvan externe inhuur

73.745

52.983

51.842

48.015

44.917

43.609

43.610

waarvan overige p-kosten

 

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

1.500

Materiele kosten

226.782

265.730

253.073

243.923

240.085

240.262

240.208

waarvan apparaat ICT

24.628

30.000

30.000

30.000

30.000

30.000

30.000

waarvan bijdrage aan SSO's

54.683

56.000

56.000

56.000

56.000

56.000

56.000

waarvan overige M-kosten

147.471

179.730

167.073

157.923

154.085

154.262

154.208

Onderhoud

1.362.290

1.712.637

1.326.662

1.305.399

1.280.843

1.244.559

1.101.075

Rentelasten

4.562

8.748

8.748

8.748

8.748

8.749

8.750

Afschrijvingskosten

34.811

39.975

39.975

39.975

39.975

39.975

39.975

Materieel

33.769

38.500

38.500

38.500

38.500

38.500

38.500

waarvan apparaat ICT

3.856

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

6.000

Immaterieel

1.042

1.475

1.475

1.475

1.475

1.475

1.475

Dotaties

64.310

0

         

Bijzondere lasten

1.351

           

Totaal lasten

2.469.141

2.772.061

2.372.830

2.337.965

2.298.266

2.260.495

2.100.108

Saldo

1.336

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

Dotatie aan reserve Rijksrederij

10.416

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

9.000

te verdelen resultaat

– 9.080

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM betreft de omzet voor activiteiten (en de daarmee samenhangende producten) die RWS verricht voor IenM, zoals:

  • het beheer en onderhoud van de infrastructuur en waterkwaliteit;

  • de apparaatskosten (personeel en materieel) van RWS die verband houden met de aanleg, verkeers- en watermanagement en onderhoud van infrastructuur;

  • de capaciteit die RWS levert in het kader van zijn kennis- en adviestaken en de activiteiten in het kader van Leefomgeving.

Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar). Het aandeel van RWS in deze ramingsbijstelling bedraagt € 18 duizend voor de jaren 2017 en verder.

Ramingsbijstelling 2017–2021 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totale ramingsbijstelling Rijkswaterstaat

0

18

18

18

18

18

RWS vult de bezuiniging in door deze te verwerken in het opdrachtenpakket aan het Nederlands Normalisatie Instituut (NNI).

Specificatie omzet IenM (bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Deltafonds

469.429

406.553

418.295

407.459

398.149

393.086

Artikel 1

Investeren in waterveiligheid

1.757

401

401

401

401

401

 

waarvan programma

1.757

401

401

401

401

401

Artikel 3

Beheer Onderhoud en Vervanging

173.329

127.845

135.194

128.538

101.790

121.059

 

waarvan programma

173.329

127.845

135.194

128.538

101.790

121.059

Artikel 5

Netwerkgebonden kosten en overig

292.898

278.028

281.932

277.752

275.029

271.626

 

waarvan programma

72.225

61.729

61.711

61.356

61.363

61.478

Artikel 7

Waterkwaliteit

1.445

279

768

768

20.929

0

 

waarvan programma

1.445

279

768

768

20.929

0

Infrastructuurfonds

1.788.428

1.710.365

1.664.392

1.641.642

1.611.365

1.456.244

Artikel 12

Hoofdwegennet

1.135.975

1.105.514

1.079.902

1.069.794

1.043.716

968.041

 

waarvan programma

678.037

664.128

647.173

644.147

617.635

552.483

Artikel 15

Hoofdvaarwegennet

652.453

604.850

584.489

571.848

567.650

488.203

 

waarvan programma

374.208

332.080

315.205

305.432

302.241

225.453

Hoofdstuk XII

65.654

57.069

54.148

47.143

50.505

50.302

Artikel 11

Integraal waterbeleid

16.801

16.043

15.029

15.045

15.053

15.053

Artikel 13

Ruimtelijke ontwikkeling

15.685

12.671

8.430

6.512

9.853

9.771

Artikel 14

Wegen en verkeersveiligheid

3.801

5.205

5.205

5.205

5.205

5.205

Artikel 15

OV-keten

798

0

0

0

0

0

Artikel 16

Openbaar vervoer en spoor

0

1.022

1.022

1.022

1.022

1.022

Artikel 17

Luchtvaart

9.026

49

4.797

49

49

49

 

waarvan programma

8.955

0

4.748

0

0

0

Artikel 18

Scheepvaart en Havens

1.290

1.441

1.441

1.441

1.441

1.441

Artikel 19

Klimaat

3.029

3.785

3.244

3.116

3.120

3.011

Artikel 20

Lucht en geluid

2.365

1.419

804

1.251

1.260

1.248

Artikel 21

Duurzaamheid

6.382

8.405

8.294

8.265

8.265

8.265

Artikel 22

Omgevingsveiligheid en milieurisico's

4.008

4.607

3.508

2.863

2.863

2.863

Artikel 97

Algemeen departement

2.469

2.422

2.374

2.374

2.374

2.374

 

waarvan programma

302

283

283

283

283

283

Totaal

2.323.511

2.173.987

2.136.835

2.096.244

2.060.019

1.899.632

Van totaal omzet IenM

           

apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

1.013.253

987.242

971.352

955.318

955.377

938.474

programma

1.310.258

1.186.744

1.165.482

1.140.926

1.104.642

961.158

Nog uit te voeren werkzaamheden

Dit betreffen middelen die RWS in 2015 van het moederdepartement heeft ontvangen en bestemd waren voor werkzaamheden die gepland waren in 2015, maar waarvan de uitvoering doorloopt in 2016 (€ 253 miljoen).

Omzet overige departementen

De omzet overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor het gebruik van vaartuigen van de Rijksrederij. De bijdrage van het Ministerie van Defensie ten behoeve van de Rijksrederij in 2017 ev. betreft een extrapolatie van het jaar 2016. Over de precieze bijdrage in 2017 ev. vindt nog nader overleg plaats.

Specificatie omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Ministerie van Defensie

15.500

15.500

15.500

15.500

15.500

15.500

Ministerie van Financiën

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

5.000

Ministerie van Economische zaken

7.860

7.860

7.860

7.860

7.860

7.860

Totaal

28.360

28.360

28.360

28.360

28.360

28.360

Omzet derden

De omzet derden heeft betrekking op vergoedingen van onder meer provincies, gemeenten en de Europese Unie in het kader van het beheer en onderhoud van de infrastructuur en de kennis- en adviesfunctie. Daarnaast bevat deze post de verwachte opbrengsten uit schaderijdingen en schadevaringen ter dekking van de kosten van reparatiewerkzaamheden, opbrengsten uit vergunningverlening, beheeropbrengsten op het areaal, opbrengsten voor de Nationale Bewegwijzeringsdienst en adviezen over leefomgeving aan onder meer gemeenten.

Specificatie omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Schaderijdingen/schadevaringen

24.500

24.500

24.500

24.500

24.500

24.500

Vergunningen WVO

19.000

19.000

19.000

19.000

19.000

19.000

Vergoeding provincies etc.

38.000

38.000

38.000

38.000

38.000

38.000

Nationale Bewegwijzeringsdienst

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

20.000

Beheeropbrengsten areaal

45.000

48.000

50.000

50.000

50.000

50.000

Overig

26.395

26.183

26.470

27.361

25.816

25.816

Totaal

172.895

175.683

177.970

178.861

177.316

177.316

Bijzondere baten

De geraamde bijzondere baten betreffen voornamelijk verwachte boekwinst op de verkoop van vaste activa.

Lasten

Personele kosten

Specificatie personele kosten (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal fte

8.544

8.682

8.564

8.517

8.447

8.429

8.214

Eigen Personeelskosten

701.290

690.488

691.030

690.405

682.198

681.841

664.990

Inhuur

73.745

52.983

51.842

48.015

44.917

43.609

43.610

Een aantal ontwikkelingen zorgt bij RWS in de komende jaren voor een toename van het aantal ambtelijke fte ten opzichte van de Begroting 2016. In 2017 neemt het aantal fte toe door:

  • Kasschuif apparaat: In de begroting 2014 heeft het kabinet besloten om op de fondsen te werken met een overprogrammering. Dit instrument heeft als doel om zorg te dragen dat vertragingen bij projecten niet onmiddellijk tot onderbesteding leiden op de fondsen. In de praktijk betekent dit dat Rijkswaterstaat eerder capaciteit voor projecten inzet dan er oorspronkelijk begroot was. Doordat de voorbereidende werkzaamheden voor deze projecten niet in een later stadium opnieuw hoeven te worden uitgevoerd is een kasschuif verwerkt binnen de apparaatbudgetten vanuit de periode na 2020 naar voren. Het effect op de organisatieomvang bedraagt 108 fte in 2017 en 178 in 2018 aflopend naar 0 fte in 2020.

  • Omzetting niet kerntaken Basis ICT: RWS heeft in 2012 op IV/ICT gebied een aantal niet-kerntaken benoemd. Een deel hiervan wordt als dienst ingekocht bij de marktpartijen. Het afnemen van diensten zorgt voor reductie van inhuur maar vraagt ook iets van de beheerorganisatie en de borging van kennis en uitvoering. Inmiddels is duidelijk geworden dat het inkopen van diensten niet betekent dat er geen eigen (beheer)activiteiten meer hoeven te worden uitgevoerd of dat er geen (technische ICT en Industriële Automatisering) kennis meer aanwezig hoeft te zijn om als volwaardig gesprekspartner op te treden. RWS heeft op dit niveau veel kennis en vaardigheden verloren en is daardoor kwetsbaar geworden. Daarom is opnieuw beperkte bijstelling nodig in de verdeling van kerntaken en niet-kerntaken en is een omzetting geëffectueerd van 50 fte, waarvan 13 fte in 2018.

  • Ontwerpbureau RWS: Met de oprichting van een eigen ontwerpbureau wordt een deel van het ontwerpen weer in eigen beheer uitgevoerd. Het gaat dan met name om ontwerpen in de weg- en waterbouw (sluizen, bruggen en wegen). De ervaring heeft geleerd dat door alles bij de markt te beleggen de kennispositie van RWS en het kennisbehoud binnen RWS onder druk komen te staan. Dit heeft risico’s tot gevolg. Daarnaast kan een eigen ontwerpbureau de aantrekkelijkheid van RWS als werkgever vergroten, een welkome ontwikkeling gezien de flinke wervingsopgave waar RWS komende jaren voor gesteld staat. Met het ontwerpbureau zijn in 2016 10 fte en in 2017 en latere jaren 20 fte gemoeid.

  • Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing (DCC): het DCC, dat namens de Minister van IenM uitvoering geeft aan het crisisbeheersingsbeleid, is sinds 2015 verantwoordelijk voor het dossier nucleair. In 2015 is onderzocht wat de noodzakelijke producten en inzet zijn die hiermee gemoeid gaan, wat tot een beperkte uitbreiding van de formatie van 2,5 fte heeft geleid.

Eigen personeel

De kracht van Rijkswaterstaat ligt in de zakelijke en professionele wijze waarop het zijn kerntaken uitvoert. Om daarop te kunnen sturen is gedefinieerd welke taken RWS met eigen mensen uitvoert (de kerntaken) en welke taken aan de markt worden overgelaten (de niet-kerntaken).

De bovengenoemde kosten van externe inhuur betreffen de inzet van derden op de kerntaken van RWS. Daarnaast vindt er inzet van derden plaats op taken die RWS van de markt betrekt (niet-kerntaken). Deze inhuur van niet-kerntaken vindt plaats uit programmiddelen. Omwille van de aansluiting op de Rijksbrede rapportages is ervoor gekozen om de daarmee samenhangende kosten ook hier afzonderlijk inzichtelijk te maken. In de doorlichting van het agentschap RWS (Kamerstukken II 2015–2016 34 300 A, nr. 68) is vastgesteld dat de huidige uitzondering op de regeling agentschappen, waarin is geregeld dat RWS het beheer en onderhoud (programma) in het agentschap mag verantwoorden, kan komen te vervallen. Voor RWS verandert hiermee niets aan de huidige situatie, waarbij inhuur van expertise plaatsvindt uit programmiddelen voor taken die RWS van de markt betrekt.

Inhuur apparaat (kerntaken)

RWS streeft ernaar om de inhuur van externen op kerntaken zoveel mogelijk te beperken vanuit het basisprincipe dat Rijkswaterstaat op kerntaken eigen mensen inzet, ter vermindering van de kwetsbaarheid en het verkleinen van de afhankelijkheid van externen. Inhuur op kerntaken vindt in beginsel alleen plaats als er sprake is van piekbelasting in de directe productie of in geval van onderbezetting, ziekte of vervanging. Inhuur op kerntaken kan ook een keuze zijn als vanuit de arbeidsmarkt hele specifieke kennis/specialisme niet kan worden aangetrokken.

Door een aantal maatregelen zal de inhuur op kerntaken de komende jaren gaan dalen:

  • extra inzet op het werven van voldoende gekwalificeerd eigen personeel en versnelling van het wervingsproces om vacatures zo snel mogelijk in te vullen;

  • een flexibele interne pool om snel interne inzet te kunnen organiseren;

  • versterking van cruciale kennis binnen de organisatie is geborgd met interne loopbaanontwikkeling;

  • er zijn afspraken gemaakt over omzetting van niet-kerntaken naar kerntaken.

Inhuur kerntaken (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Inhuur kerntaken

73.745

52.983

51.842

48.015

44.917

43.609

43.610

Inhuur programma (niet-kerntaken)

Gelet op de productieopgave van RWS blijft de inhuur op taken die bij de markt zijn gelegd (de niet-kerntaken) in 2017 op ongeveer hetzelfde niveau als voorgaande jaren. Voor het betrekken van externe capaciteit op niet-kerntaken geldt dat deze zoveel mogelijk op basis van op productafspraken gebaseerde contracten zal worden gedaan, tenzij dat om inhoudelijke of aansturingsredenen niet doelmatig is.

Daarnaast is besloten om met ingang van 2016 geleidelijk 100 fte aan niet-kerntaken, waarvoor veelal werd ingehuurd, om te zetten naar eigen personeel om de kennis binnen RWS verder te borgen en de afhankelijkheid van de markt te laten afnemen. Daarbovenop wordt om gelijksoortige redenen geleidelijk aan van 2016 tot en met 2018 oplopend 50 fte op het gebied van basis ICT omgezet naar eigen personeel.

Hierdoor zal de inhuur op niet-kerntaken de komende jaren geleidelijk gaan dalen. De inhuur op niet-kerntaken in het primaire proces wordt met name onder de posten onderhoud en aanleg op het Infrastructuurfonds en het Deltafonds verantwoord.

Inhuur niet-kerntaken (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Inhuur niet-kerntaken

146.983

142.680

123.608

106.835

96.385

86.835

86.835

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, bureaukosten en communicatie.

Onderhoud

De kosten beheer en onderhoud hebben betrekking op de kosten die in rekening worden gebracht door derden (met name aannemers en ingenieursbureaus). Deze voeren werkzaamheden uit die direct bijdragen aan het beheer en de instandhouding van de infrastructuur.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)
 

realisatie 20151

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekening

481.793

462.943

250.657

283.432

310.507

307.182

273.857

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+/+)

2.457.497

2.528.566

2.376.530

2.346.965

2.307.265

2.269.495

2.109.098

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 2.436.714

– 2.732.086

– 2.327.555

– 2.297.990

– 2.258.291

– 2.220.520

– 2.060.123

Totaal operationele kasstroom

20.783

– 203.520

48.975

48.975

48.975

48.975

48.975

Totaal investeringen (-/-)

– 23.750

– 28.982

– 29.400

– 60.900

– 60.900

– 60.900

– 60.900

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

2.434

           

Totaal investeringskasstroom

– 21.316

– 28.982

– 29.400

– 60.900

– 60.900

– 60.900

– 60.900

Eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

0

0

0

0

Eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

7.300

15.800

14.200

6.000

8.600

8.600

8.600

Aflossingen op leningen (-/-)

– 42.117

– 23.584

– 34.000

– 38.000

– 42.000

– 72.000

– 42.000

Beroep op leenfaciliteit (+/+)

16.500

28.000

33.000

71.000

42.000

42.000

42.000

Totaal financieringskasstroom

– 18.317

20.216

13.200

39.000

8.600

– 21.400

8.600

Rekening-courant RHB 31 december 2012 + stand depositorekening) (=1+2+3+4)

462.943

250.657

283.432

310.507

307.182

273.857

270.532

X Noot
1

(maximale roodstand 0,5 miljoen Euro)

Toelichting

Operationele kasstroom

Hieronder vallen de inkomsten en uitgaven uit de reguliere bedrijfsvoering. Meerjarig wordt gestreefd naar een stabiel saldo van baten en lasten.

Investeringskasstroom

Hieronder vallen de verkopen van activa en de nieuwe investeringen. De investeringen hebben betrekking op het in stand houden van de activa van RWS. Deels betreft het investeringen in activasoorten, zoals voertuigen, waarbij de omvang van de jaarlijkse investeringen op een constant niveau ligt.

Financieringskasstroom

Hieronder vallen alle geldstromen die gerelateerd zijn aan de financiering van het agentschap. RWS doet een beroep op de leenfaciliteit bij het Ministerie van Financiën ter financiering van de investeringen. Daarnaast wordt in de begroting van het agentschap rekening gehouden met aflossing op deze leenfaciliteit. De storting door moederdepartement betreft de aflossing van de langlopende vordering die RWS heeft op het moederdepartement.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving

2015 realisatie

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Apparaatskosten per eenheid areaal (x € 1)

             

Hoofdwegennet

24.646

25.915

24.947

24.877

24.420

24.283

24.077

Hoofdvaarwegennet

24.719

25.951

25.575

25.445

25.255

25.193

25.113

Hoofdwatersystemen

1.068

1.148

1.112

1.102

1.093

1.087

1.069

               

Apparaatskosten t.o.v. omzet

             

Apparaatskosten t.o.v. omzet

29%

25%

28%

25%

22%

23%

21%

               

Tarieven per fte (x € 1)

             

Kosten per fte

128.710

123.017

122.588

122.297

121.518

121.601

119.948

               

Omzet BLD per product (x € 1.000)

             

Hoofdwatersystemen

401.466

468.044

410.080

421.822

410.986

401.676

396.614

Hoofdwegen

934.897

1.135.592

1.104.334

1.080.607

1.070.499

1.044.421

968.746

Hoofdvaarwegen

557.634

653.214

605.625

585.189

572.656

563.658

488.411

Overig

330.491

66.661

53.948

49.216

42.103

50.265

45.861

TOTAAL

2.224.488

2.323.511

2.173.987

2.136.835

2.096.244

2.060.019

1.899.632

               

Bezetting

             

Fte formatie

8.544

8.685

8.564

8.517

8.447

8.429

8.404

Overhead

13%

13%

13%

13%

13%

13%

13%

               

Exploitatiesaldo

             

Exploitatiesaldo

0%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Gebruikerstevredenheid

             

Publieksgerichtheid

65%

70%

70%

70%

70%

70%

70%

Gebruikerstevredenheid HWS

65%

70%

70%

70%

70%

70%

70%

Gebruikerstevredenheid HWN

80%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

Gebruikerstevredenheid HVWN

69%

75%

75%

75%

75%

75%

75%

               

Ontwikkeling pinwaarde

             

Hoofdwatersystemen

70

80

100

100

100

100

100

Hoofdwegen

99

100

100

100

100

100

100

Hoofdvaarwegen

100

100

100

100

100

100

100

Toelichting

Apparaatkosten per eenheid areaal

Deze indicator geeft informatie over hoe de kosten die het apparaat van RWS maakt voor verkeersmanagement en beheer en onderhoud zich ontwikkelen ten opzichte van het areaal. Een dalende trend van de kosten per eenheid areaal geeft een indicatie van een toename in de efficiëntie van de organisatie op het gebied van Beheer en Onderhoud en Verkeersmanagement.

Percentage apparaatskosten ten opzichte van de omzet

Deze indicator geeft de verhouding weer tussen de kosten van het apparaat en de totale omzet (inclusief GVKA-middelen) van RWS.

Kosten per fte

Deze indicator geeft de ontwikkeling weer van de kosten (loonkosten en materiële kosten) per formatieve ambtelijke FTE. Wanneer deze kosten dalen kan dit een indicatie van een toename in doelmatigheid van de organisatie zijn.

Omzet per productgroep

In de tabel is de Omzet IenM uitgesplitst naar de verschillende netwerken.

Organisatiegrootte in fte

Deze voorgeschreven indicator geeft aan hoe de ambtelijke formatie van RWS zich ontwikkelt.

Percentage overhead

Deze indicator geeft aan welk deel van het ambtelijke personeel (in fte) binnen RWS zich bezig houdt met de bedrijfsvoering. Bedrijfsvoering bevat alle processen die ondersteunend zijn aan de organisatie. Het streven is daarbij voortdurend een optimale kwalitatieve en kwantitatieve omvang van de bedrijfsvoering.

Exploitatiesaldo (% van de omzet)

Deze voorgeschreven indicator toont de ontwikkeling van het exploitatiesaldo als percentage van de omzet.

Gebruikerstevredenheid

Publieksgerichtheid: geeft aan hoe tevreden onze gebruikers en partners over RWS zijn als publieke dienstverlenende organisatie. Dan gaat het over zaken als «luisteren; verwachtingenmanagement; aanspreekbaarheid; houding en gedrag en de wijze waarop wij communiceren».

Gebruikerstevredenheid (per netwerk)

Deze indicator geeft aan hoe tevreden onze gebruikers over de kwaliteit van de drie netwerken zijn. Denk daarbij aan veiligheid, doorstroming; kwaliteit infrastructuur en tijdige en betrouwbare informatievoorziening (gekoppeld aan de netwerken).

Ontwikkeling PIN-waarden

De ontwikkeling van de PIN-waarden (prestatie-indicator waarden) geeft een beeld hoe de ontwikkeling is in de toestand van het door RWS beheerde areaal. Het weergegeven cijfer betreft een index ten opzichte van het jaar 2015. De bijlage instandhouding bij de begrotingen van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds biedt inzicht in instandhouding en de gehanteerde PIN-waarden.

Agentschap Inspectie Leefomgeving en Transport

Introductie

Het Ministerie van IenM kent een scheiding tussen beleid, uitvoering en toezicht. Het formuleren van beleid en wet- en regelgeving is primair belegd bij de beleidsdirectoraten-generaal. De toezichthoudende taken zijn bij IenM belegd bij de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT).

Producten en diensten

De producten en diensten van de ILT betreffen de toelating op de markt (vergunningen) en vervolgens de handhaving van de van toepassing zijnde wet- en regelgeving.

1. Vergunningverlening

Nieuwe toetreders tot een markt moeten aantonen dat ze aan de wettelijke eisen voldoen. Wordt daar aan voldaan, dan verleent de ILT één of meer vergunning(en) of certificaten. De wetgever verbindt door die keuze veiligheidseisen aan marktordeningsprincipes: zonder vergunning mag het bedrijf niet handelen.

2. Handhaving

Het handhaven van wet- en regelgeving geschiedt door middel van dienstverlening, toezicht en opsporing. Het zwaartepunt van de inspectieactiviteiten ligt op het terrein van het toezicht. De ILT kent de volgende toezichtsvormen:

  • objectinspecties;

  • administratiecontroles;

  • audits;

  • convenanten;

  • digitale inspecties.

Toezicht wordt gehouden vanuit het beginsel «vertrouwen, tenzij». Basis daarvoor vormt een nog verder uit te werken risicoselectiesysteem. Bij correcte naleving krijgt de onder toezichtstaande minder toezicht en kunnen handhavingsconvenanten worden gesloten (horizontaal toezicht). Fysieke inspecties (objecten, producten en personen), audits, administratiecontroles, steekproefcontroles en acties (landelijk, regionaal of themagericht) vormen het verdere instrumentarium.

3. Incident- en ongevalsonderzoek

Ongevallenonderzoek is bij ernstige ongevallen opgedragen aan de Onderzoeksraad voor Veiligheid (OvV). In voorkomende gevallen levert de ILT expertise en deskundigen en soms (zoals bij scheepvaart en railvervoer) heeft de ILT een eigen taak bij het onderzoeken van ongevallen. Ongevallenonderzoek kan aanleiding zijn om de dienstverlening te vergroten en/of het toezicht te versterken. In ernstige gevallen van falen kan uit het onderzoek een toezichtmaatregel voortvloeien.

Incidenten en ongevallen vragen om een snelle respons en een gecoördineerde aanpak. Ondanks dat crisismanagement geen toezichtstaak is, is de (systeem)verantwoordelijkheid voor de uitvoering van de crisisbeheersingstaak belegd bij de Inspecteur-generaal. Het betreft de preparatie, respons en (deels) nazorg van incidenten.

De begroting van baten en lasten voor het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)
 

realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Baten

             

Omzet IenM

132.694

131.192

121.749

118.950

118.982

118.984

118.997

Omzet overige departementen

460

723

375

375

375

375

375

Omzet derden

13.602

22.070

23.566

21.792

22.139

22.186

22.186

Rentebaten

60

50

50

50

50

50

50

Vrijval uit voorzieningen

247

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

552

0

0

0

0

0

0

               

Totaal baten

147.615

154.035

145.740

141.167

141.546

141.595

141.608

               

Lasten

             

Apparaatskosten

141.572

150.921

143.541

139.478

140.307

140.806

141.269

Personele kosten

104.190

107.042

100.525

99.121

98.984

98.944

98.944

waarvan eigen personeel

96.023

100.396

96.825

95.819

95.682

95.642

95.642

waarvan externe inhuur

8.167

6.446

3.500

3.102

3.102

3.102

3.102

waarvan overige personele kosten

0

200

200

200

200

200

200

Materiële kosten

37.382

43.879

43.016

40.357

41.323

41.862

42.325

waarvan apparaat. ICT

4.828

100

200

200

200

200

200

waarvan bijdrage aan SSO’s

13.891

15.900

12.666

12.660

12.560

12.560

12.560

waarvan overige materiële kosten

18.663

27.879

30.150

27.497

28.563

29.102

29.565

               

Afschrijvingskosten

2.620

2.200

2.099

1.589

1.139

689

239

Materieel

2.620

2.200

2.099

1.589

1.139

689

239

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

Immaterieel

0

0

0

0

0

0

0

               

Overige kosten

1.897

914

100

100

100

100

100

Dotaties voorzieningen

1.455

914

100

100

100

100

100

Rentelasten

0

0

0

0

0

0

0

Bijzondere lasten

442

0

0

0

0

0

0

               

Totaal kosten

146.089

154.035

145.740

141.167

141.546

141.595

141.608

               

Saldo van baten en lasten

1.526

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM is een vergoeding voor de productgroepen vergunningverlening en handhaving (toezicht, incidentmelding en onderzoek).

Specificatie omzet IenM (bedragen x € 1.000)

Hoofdstuk XII

2016

2017

2018

2019

2020

2021

artikel 24 Handhaving en Toezicht

118.983

109.561

106.755

106.783

106.785

106.801

artikel 97 Algemeen departement

12.209

12.188

12.195

12.199

12.199

12.196

Totaal

131.192

121.749

118.950

118.982

118.984

118.997

Van totale omzet IenM

           

– apparaats-en afschrijvingskosten en rentelasten

131.192

121.749

118.950

118.982

118.984

118.997

– programma

0

0

0

0

0

0

Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar). Het aandeel van de ILT in deze ramingsbijstelling bedraagt € 0,4 miljoen voor de jaren 2017 en verder.

Ramingsbijstelling 2017–2021 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totale ramingsbijstelling ILT

0

– 386

– 386

– 386

– 386

– 386

ILT streeft ernaar de taakstelling in te vullen door efficiencybesparing op huisvesting en ICT.

Omzet overige departementen

De omzet afkomstig van andere departementen betreft de middelen voor het toezicht op naleving van de Wet normering topinkomens in opdracht van de Minister voor Wonen en Rijksdienst.

Omzet derden

De opbrengsten derden betreffen de doorberekende kosten aan de afnemers van de vergunningen en overige externe opdrachten. Het toezicht op de woningcorporaties wordt doorbelast aan de sector en is ook opgenomen onder omzet derden. De heffing wordt voor 2017 geraamd op € 15,5 miljoen.

Lasten

Personele kosten

Vanaf 2017 zal de omvang van de ILT beperkt dalen door pensionering van een groot aantal medewerkers en gedeeltelijke vervanging van medewerkers. Eerder heeft anticiperende werving plaatsgevonden zodat vertrekkende medewerkers tijdig vervangen konden worden door goed opgeleide, nieuwe medewerkers.

Personele kosten
 

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal fte’s

1.152

1.138

1.121

1.113

1.113

1.113

1.113

Eigen personeelskosten (x € 1.000)

96.023

100.396

96.825

95.819

95.682

95.642

95.642

Externe inhuur (x € 1.000)

8.167

6.446

3.500

3.102

3.102

3.102

3.102

In 2017 daalt het personeelsbestand met 17 fte ten opzichte van 2016 en daalt daarna door tot 1.113 fte. De externe inhuur betreft voornamelijk inhuur op ICT-terrein.

Materiële kosten

De materiële kosten omvatten onder andere ICT, huisvesting, opleidingen en overige kosten voor middelen ten behoeve van de uitvoering van de inspectietaken. Vanwege continuerende ICT-investeringen en beperkte kostenontwikkeling op huisvestingsgebied blijven de materiële kosten constant.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)
 

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1. Rekening courant RHB 1 januari + stand depositorekeningen

39.749

40.672

31.374

25.374

21.374

18.374

15.374

2a totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

4.905

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

2b totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

– 3.220

– 8.000

– 6.000

– 4.000

– 3.000

– 3.000

– 3.000

2. Totaal operationele kasstroom

1.685

– 6.000

– 4.000

– 2.000

– 1.000

– 1.000

– 1.000

3a. totaal investeringen (-/-)

– 432

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

3b. totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

161

– 

– 

– 

– 

– 

– 

3. Totaal investeringskasstroom

– 271

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

– 200

4a. eenmalige uitkering aan moederdepartement (-/-)

– 491

– 1.689

4b. eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

4c. aflossingen op leningen (-/-)

4d. beroep op leenfaciliteit(+/+)

4. Totaal financieringskasstroom

– 491

– 1.689

0

0

0

0

0

               

5. Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekening (=1+2+3+4)

40.672

32.783

27.174

23.174

20.174

17.174

14.174

(Maximale roodstand € 0,5 miljoen)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De resterende middelen voor het project Boordcomputertaxi komen in 2016 tot definitieve uitbetaling, waarna de operationele kasstroom zal afvlakken.

Investeringskasstroom

De investeringenkasstroom is naar verwachting beperkt. Gelet op de beschikbare liquiditeiten is het doelmatig om investeringen te financieren met eigen kasmiddelen.

Financieringskasstroom

De eenmalige uitkering aan het moederdepartement betreft het, op basis van de Regeling agentschappen, uitkeren van het surplus van het eigen vermogen aan de eigenaar.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Omschrijving Generiek Deel

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1. Kostprijzen per produktgroep (x € 1.000)

             

– Handhaving

126.080

134.242

125.968

121.388

121.763

121.815

121.828

– Vergunningverlening

19.750

19.793

19.772

19.779

19.783

19.783

19.780

2. Tarieven/uur (x € 1)

             

– Handhaving

129,7

140,9

139,8

137

137

137

137

– Vergunningverlening

132,5

124,9

123,6

120,5

120,5

120,5

120,5

3. Omzet per produktgroep (x € 1.000)

             

– Handhaving

133.145

134.242

125.968

121.388

121.763

121.815

121.828

– Vergunningverlening

6.881

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

7.584

4. Fte-totaal (gemiddeld excl. externe inhuur)

1.135

1.138

1.121

1.113

1.113

1.113

1.113

               

5. Saldo van baten en lasten

1,02%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

0,00%

               

6. Kwaliteitsindicator 1: Doorlooptijd vergunningen binnen norm

90%

95%

95%

95%

95%

95%

95%

7. Kwaliteitsindicator 2: wachttijden informatiecentrum

21 seconden

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

<20sec.

               

Omschrijving Specifiek Deel Inspectiediensten

             

8. Kwaliteit Handhaving:

             

Klachten (bezwaar en beroep)

1.448

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

1.000

Waarvan gegrond

48%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

Toelichting

Het aantal fte in de organisatie is gebaseerd op de geraamde formatie passend binnen de randen van de begroting.

De daling van kosten en tarieven in de komende jaren zijn het gevolg van de bezuinigingen die in eerste instantie gerealiseerd worden op de ondersteunende functies.

De kwaliteitsindicatoren (6, 7 en 8) betreffen de kwaliteit van vergunningverlening, dienstverlening en handhaving. Aangezien «gegronde klachten» in het inspectieproces niet bestaan, cq. van de klachten niet formeel wordt vastgesteld of deze wel of niet gegrond zijn, is deze vervangen door «bezwaar- en beroepszaken». De ILT streeft naar 0% gegrond verklaarde bezwaren en beroepen.

Agentschap Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

Introductie

Het Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut (KNMI) adviseert en waarschuwt de samenleving om risico’s met een atmosferische of seismische oorsprong terug te dringen. Het KNMI ontwikkelt daartoe hoogwaardige kennis, verricht waarnemingen, en zet die om in producten en diensten die de veiligheidsrisico’s verminderen, bijdragen aan een duurzame samenleving en economische mogelijkheden bevorderen.

Per 1 januari 2016 is de Wet taken meteorologie en seismologie in werking getreden.

Producten en diensten

De samenleving wordt steeds gevoeliger voor extreem weer, klimaatverandering, luchtkwaliteit, vulkaanuitbarstingen en aardbevingen. Om deze toegenomen risico’s zoveel mogelijk te helpen beperken past het KNMI het concept van de risico-reductie-cyclus toe.

We bewaken en waarschuwen, maar we geven ook adviezen en handelingsperspectieven voor zowel acute als toekomstige gevaren. Daarbij trekken we actief lessen uit gebeurtenissen om toekomstige adviezen nog beter te maken en zo tot risico reductie te komen. Dit doen we samen met onze omgeving: het algemene publiek, overheden en (weer)bedrijven. We innoveren permanent onze dienstverlening en creëren daarbij (duurzame) economische kansen voor het bedrijfsleven terwijl we bijdragen aan een veilig, bereikbaar en leefbaar Nederland.

Het KNMI heeft zijn producten en diensten ingedeeld in de productgroepen Meteorologie en Seismologie. Daarnaast wordt Aardobservatie als product onderscheiden. Meetbare gegevens voor deze productgroepen zijn opgenomen in beleidsartikel 23.

De begroting van baten en lasten voor het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Baten

             

Omzet IenM

46.668

39.854

44.528

47.585

51.252

40.759

40.768

Waarvan omzet nutv werkzaamheden

1.402

1.745

0

0

0

0

0

Omzet overige departementen

1.744

3.102

2.402

2.402

2.402

2.402

2.402

Omzet derden

17.673

23.195

23.347

23.843

24.036

23.994

24.159

Rentebaten

25

0

0

0

0

0

0

Vrijval uit voorzieningen

632

0

0

0

0

0

0

Bijzondere baten

             

Totaal baten

66.742

66.150

70.277

73.830

77.690

67.155

67.329

               

Lasten

             

Apparaatskosten

40.202

42.320

40.009

39.994

39.860

39.860

39.869

Personele kosten

30.904

30.115

29.960

29.949

29.863

29.863

29.863

waarvan eigen personeel

27.871

29.286

29.460

29.449

29.363

29.363

29.363

waarvan externe inhuur

3.033

830

500

500

500

500

500

waarvan overige personele kosten

0

0

0

0

0

0

0

Materiële kosten

9.298

12.205

10.049

10.045

9.997

9.997

10.006

waarvan apparaat ICT

1.612

1.612

1.612

1.612

1.612

1.612

1.612

waarvan bijdrage aan SSO's

2.617

4.966

4.966

4.966

4.966

4.966

4.966

waarvan overige materiele kosten

5.069

5.627

3.471

3.467

3.419

3.419

3.428

Materiele Programmakosten

             

Aardobservatie

13.050

8.417

17.029

20.521

24.487

13.990

13.982

Overig

10.174

13.345

10.986

10.982

10.930

10.930

10.939

waarvan ICT

2.230

2.230

2.230

2.230

2.230

2.230

2.230

waarvan overige materiele kosten

7.944

11.115

8.756

8.752

8.700

8.700

8.709

Afschrijvingskosten

             

Materieel

2.061

1.826

2.011

2.091

2.171

2.133

2.297

Apparaat

661

426

611

691

771

733

897

waarvan apparaat ICT

0

0

0

0

0

0

0

Programma

1.400

1.400

1.400

1.400

1.400

1.400

1.400

waarvan ICT

1.400

1.400

1.400

1.400

1.400

1.400

1.400

– immaterieel

             

Overige kosten

             

Dotaties voorzieningen

642

           

Rentelasten

10

242

242

242

242

242

242

Programma

8

182

182

182

182

182

182

Apparaat

3

61

61

61

61

61

61

Bijzondere lasten

263

           

Totaal lasten

66.402

66.150

70.277

73.830

77.690

67.155

67.329

               

Saldo van baten en lasten

340

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM betreft een vergoeding voor de producten op het gebied van meteorologie, seismologie en aardobservatie. Het betreft zowel een vergoeding voor wettelijke taken als de vergoeding van RWS, ILT en beleids-DG’s voor maatwerk. De stijging in de opbrengsten IenM wordt veroorzaakt door fluctuatie in de opbrengsten voor Aardobservatie (programma).

Specificatie omzet IenM (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Hoofdstuk XII

             

Artikel 11 Integraal waterbeleid

526

524

410

410

410

410

410

Artikel 16 Openbaar vervoer en spoor

44

44

0

0

0

0

0

Artikel 17 Luchtvaart

23

14

20

14

0

0

0

Artikel 19 Klimaat

716

809

398

398

109

109

109

Artikel 23 Meteorologie en seismologie en aardobservatie

40.001

33.988

40.852

43.915

47.885

37.392

37.401

Artikel 97 Algemeen departement

             

Inzet middelen balans

2.136

1.745

0

0

0

0

0

Bijdrage ILT

313

104

104

104

104

104

104

Bijdrage ANVS

 

213

213

213

213

213

213

Bijdrage RWS

2.909

2.413

2.531

2.531

2.531

2.531

2.531

Totaal

46.668

39.854

44.528

47.585

51.252

40.759

40.768

Van totale omzet IenM

             

* apparaats- en afschrijvingskosten en rentelasten

33.618

31.437

27.499

27.064

26.765

26.769

26.786

* programma

13.050

8.417

17.029

20.521

24.487

13.990

13.982

Omzet IenM per product (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Meteorologie

33.959

30.962

27.169

26.755

26.455

26.459

26.477

Seismologie

503

475

330

309

310

310

309

Aardobservatie

12.206

8.417

17.029

20.521

24.487

13.990

13.982

Totaal

46.668

39.854

44.528

47.585

51.252

40.759

40.768

Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar). Het aandeel van het KNMI in deze ramingsbijstelling bedraagt € 0,8 miljoen voor de jaren 2017 en verder.

Ramingsbijstelling 2017–2021 (bedragen x € 1.000)
 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Totale ramingsbijstelling KNMI

0

– 774

– 774

– 774

– 774

– 774

De inpassing van de ramingsbijstelling KNMI zal nader worden bezien in samenhang tot het meerjarenprogramma EUMETSAT.

Omzet overige departementen

De opbrengst overige departementen heeft betrekking op van andere ministeries ontvangen vergoedingen voor dienstverlening door het KNMI.

Specificatie omzet overige departementen (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu

0

476

476

476

476

476

476

Het Ministerie van Defensie

991

976

976

976

976

976

977

Het Ministerie van Economische Zaken

716

1.650

950

950

950

950

951

Overig

37

 

0

0

0

0

0

Totaal

1.744

3.102

2.402

2.402

2.402

2.402

2.404

Het KNMI ontvangt een vergoeding van het Rijksinstituut voor Veiligheid en Milieu (RIVM) voor facilitaire dienstverlening in het kader van de samenwerking in het Shared Service Centrum Campus en voor de levering van luchtkwaliteitsverwachtingen. De bijdrage van het Ministerie van Defensie is een bijdrage voor onderhoud meteorologische infrastructuur. De bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken betreft dienstverlening op seismologisch gebied.

Omzet derden

Specificatie omzet derden (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Opbrengsten luchtvaart

9.362

9.350

9.232

9.116

9.001

9.001

9.001

Projecten extern gefinancierd

6.270

9.477

9.477

9.477

9.477

9.477

9.477

Dataverstrekkingen en licenties

667

511

511

511

511

511

512

Overige opbrengsten

1.374

3.857

4.127

4.739

5.047

5.005

5.169

Totaal

17.673

23.195

23.347

23.843

24.036

23.994

24.159

Opbrengsten luchtvaart zijn inkomsten uit een drietal tarieven die via Eurocontrol of LVNL bij luchtvaartmaatschappijen in rekening worden gebracht. Projecten extern gefinancierd bestaat uit gelden van de Europese Unie, ESA/Estec, Universiteiten en NSO ter financiering van onderzoeksprojecten in de meteorologie en seismologie. De opbrengsten dataverstrekking en licenties bestaan uit ontvangsten van voornamelijk weerproviders voor de levering van meteorologische data. De overige opbrengsten betreffen diverse opbrengsten, deels lopende contracten en deels nog te realiseren.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

Personele kosten (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Gem. aantal fte's

348

367

370

370

370

370

370

Eigen personeelskosten

27.871

29.286

29.460

29.449

29.363

29.363

29.363

Inhuur

3.033

830

500

500

500

500

500

Materiële kosten

De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT, huisvesting, communicatie en contributies.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)
   

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Rekening-courant RHB 1 januari + stand depositorekening

20.400

22.333

13.400

11.100

8.563

9.989

3.613

                 

2a.

Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+)

 

1.826

2.011

2.091

2.171

2.133

2.297

2b.

Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

 

– 10.759

– 3.945

– 3.569

494

– 7.090

– 1.966

2.

Totaal operationele kasstroom

2.908

– 8.933

– 1.934

– 1.478

2.665

– 4.957

331

                 

3a.

Totaal investeringen (-/-)

– 2.918

– 2.979

– 3.927

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

3b.

Totaal boekwaarde desinvesteringen (+/+)

1.943

0

0

0

0

0

0

3.

Totaal investeringskasstroom

– 975

– 2.979

– 3.927

– 1.500

– 1.500

– 1.500

– 1.500

                 

4a.

Eenmalige uitkeringen aan moederdepartement (-/-)

0

0

0

0

0

0

0

4b.

Eenmalige storting door het moederdepartement (+/+)

0

0

0

0

0

0

0

4c.

Aflossingen op leningen (-/-)

 

0

– 366

– 1.059

– 1.239

– 1.419

– 1.599

4d.

Beroep op leenfaciliteit (+/+)

 

2.979

3.927

1.500

1.500

1.500

1.500

4.

Totaal financieringskasstroom

0

2.979

3.561

441

261

81

– 99

                 

5.

Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

22.333

13.400

11.100

8.563

9.989

3.613

2.345

 

(maximale roodstand 0,5 miljoen €)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen en mutaties in de voorzieningen en vooruitontvangen bedragen.

Investeringskasstroom

Investeringen vinden vooral plaats in waarneemapparatuur en computersystemen.

Financieringskasstroom

Het beroep op de leenfaciliteit van het Ministerie van Financiën betreft investeringen met een afschrijvingstermijn van 3 jaar of langer.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Omschrijving generiek deel1

             

Kostprijzen per product (groep)

             

– percentage overhead

100

109

109

109

109

109

109

– fte’s overhead

100

99

95

95

95

95

95

               

Tarieven/uur

100

104

104

104

104

104

104

               

Omzet per productgroep (x € 1.000)

             

– Meteorologie

50.946

55.060

51.420

51.502

51.395

51.357

51.538

– Seismologie

2.089

2.673

1.828

1.807

1.808

1.808

1.808

– Aardobservatie

13.050

8.417

17.029

20.521

24.487

13.990

13.982

               

FTE-totaal (excl. externe inhuur)

358

367

370

370

370

370

370

               

Saldo van baten en lasten

1%

0%

0%

0%

0%

0%

0%

               

Omschrijving specifiek deel

             

Algemene weersverwachtingen en adviezen

             

– afwijking min.temperatuur (°C)

0,45

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– afwijking max.temperatuur (°C)

– 0,31

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

ABS (<0,5)

– gemiddelde afwijking windsnelheid (m/s)

0

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

ABS (<1,0)

               

Maritieme verwachtingen

             

– tijdigheid marifoonbericht

99,5%

> 99%

> 99%

> 99%

> 99%

> 99%

> 99%

X Noot
1

Geïndexeerd; 2015 = 100

Toelichting

De verlaging van de agentschapsbijdrage, die tot uiting komt in daling van de omzet op de productgroepen meteorologie en seismologie in de komende jaren zal voornamelijk worden gecompenseerd door hogere opbrengsten voor maatwerk. Daarnaast wordt een kleine daling in het aantal fte’s overhead verwacht. De tarieven per uur stijgen als gevolg van een daling van de begrote productieve uren per fte.

Agentschap Nederlandse Emissieautoriteit

Introductie

De nieuwe missie van de Nederlandse Emissieautoriteit (NEa) luidt: De Nederlandse Emissieautoriteit borgt als uitvoeringsorganisatie en toezichthouder dat bedrijven die deelnemen aan het Europese emissiehandelssysteem (EU ETS) en de wet- en regelgeving voor hernieuwbare energie vervoer en brandstoffen luchtverontreiniging, voldoen aan hun verplichtingen. Dat doet de NEa door bedrijven te informeren, te adviseren en door toezicht te houden.

Producten en diensten

De uitvoering van de wettelijke taken van het agentschap NEa vallen onder de eindverantwoordelijkheid van het bestuur van de NEa dat als zodanig een ZBO is. Het gaat daarbij waar het emissiehandel betreft om het verlenen en actualiseren van emissievergunningen, het onderhouden van het CO2-register en toezicht en handhaving van de wetgeving. Voor wat betreft biobrandstoffen gaat het om uitvoering en toetsing van de Richtlijnen Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit.

Begroting van baten en lasten voor het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Baten

             

Omzet IenM

7.622

8.129

7.002

6.857

6.857

6.857

6.857

Omzet overige departementen

0

0

106

116

121

121

121

Omzet derden

19

0

0

0

0

0

0

Rentebaten

             

Totaal baten

7.641

8.129

7.108

6.973

6.978

6.978

6.978

               

Lasten

             

Apparaatskosten

7.085

7.389

6.593

6.669

6.676

6.718

6.718

Personele kosten

5.324

5.644

5.423

5.423

5.413

5.393

5.393

waarvan eigen personeel

4.681

4.591

4.586

4.608

4.603

4.603

4.603

waarvan externe inhuur

527

572

517

515

510

490

490

waarvan overige personele kosten

116

481

320

300

300

300

300

Materiële kosten

1.761

1.745

1.170

1.246

1.263

1.325

1.325

waarvan apparaat ICT

265

734

448

448

448

448

448

waarvan bijdrage aan SSO's

501

519

502

502

502

502

502

waarvan overige materiële kosten

995

492

220

296

313

375

375

Rentelasten

13

16

8

4

2

0

0

Afschrijvingskosten

608

724

507

300

300

260

260

Materieel

2

2

         

waarvan apparaat ICT

2

2

         

Immaterieel

606

722

507

300

300

260

260

Totaal lasten

7.706

8.129

7.108

6.973

6.978

6.978

6.978

               

Saldo van baten en lasten

– 65

0

0

0

0

0

0

Toelichting

Baten

Omzet IenM

De omzet IenM is een vergoeding voor het leveren van producten en diensten betreffende wettelijke- en niet wettelijke taken vanuit ETS en werkzaamheden voortkomend uit de Richtlijnen voor hernieuwbare energie en brandstoffenkwaliteit.

De omzet IenM bestaat deels (voor € 730.000) uit inzet van balansmiddelen omdat de opdrachtsom voor 2016 aangepast is vanwege een verrekening tussen de opdrachtgever en de NEa.

Specificatie omzet IenM (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Artikel 19 Klimaat

8.129

7.002

6.857

6.857

6.857

6.857

Inzet middelen balans

730

         

Totaal

8.859

7.002

6.857

6.857

6.857

6.857

Omzet overige departementen

De post omzet overige departementen betreft vergoedingen voor diensten van NEa medewerkers aan andere overheidsorganisaties.

Lasten

Personele kosten

De specificatie van de personele kosten is als volgt:

Personele kosten (bedragen x € 1.000)

Omschrijving

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal fte’s

48,5

56

60

60

60

60

60

Eigen personeelskosten

4.681

4.591

4.586

4.608

4.603

4.603

4.603

Inhuur

527

572

517

515

510

490

490

Overige personele kosten

De overige personele kosten omvatten onder andere de vacatiegelden voor het bestuur, de kosten van vorming en opleiding en de reiskosten binnen- en buitenland.

Materiële kosten

De materiële uitgaven omvatten onder andere ICT beheer- en onderhoudskosten, communicatie en facilitaire kosten. De beheerskosten voor het biobrandstoffenregister liggen hoger dan oorspronkelijk geschat. De verwachte verhuizing van de NEa naar de Hoftoren wordt in 2017 verwacht.

Kasstroomoverzicht over het jaar 2017 (bedragen x € 1.000)
 

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1. Rekening-courant RHB 1 januari

1.476

578

1.510

927

937

947

917

               

2a. Totaal ontvangsten operationele kasstroom (+/+)

7.641

8.129

7.108

6.973

6.978

6.978

6.978

2b. Totaal uitgaven operationele kasstroom (-/-)

7.010

7.407

6.601

6.673

6.678

6.718

6.718

2. Totaal operationele kasstroom

631

722

507

300

300

260

260

               

3a. totaal investeringen (-/-)

– 932

 

– 750

       

3b. totaal desinvesteringen (+)

             

3. Totaal investeringskasstroom

– 932

0

– 750

0

0

0

0

               

4a. eenmalige uitkering aan moederdepart. (-/-)

– 897

           

4b. eenmalige storting door moederdepart. (+)

             

4c. aflossingen op leningen (-/-)

– 400

– 540

– 340

– 290

– 290

– 290

– 150

4d. beroep op leenfaciliteit (+)

700

750

         

4. Totaal financieringskasstroom

– 597

210

– 340

– 290

– 290

– 290

– 150

               

5. Rekening courant RHB 31 december + stand depositorekeningen (=1+2+3+4)

578

1.510

927

937

947

917

1.027

(maximale roodstand € 0,5 miljoen)

             

Toelichting

Operationele kasstroom

De operationele kasstroom bestaat uit het geraamde saldo van baten en lasten gecorrigeerd voor afschrijvingen.

Investeringskasstroom

In 2017 wordt het zelf ontwikkelde Register Energie voor vervoer fase 2 verder ontwikkeld.

Financieringskasstroom

In 2016 zal er een beroep worden gedaan op de leenfaciliteit voor de doorontwikkeling van het Register Energie voor Vervoer.

Overzicht doelmatigheidsindicatoren

Uitgangspunt van de NEa is dat zij op een doelmatige wijze haar rol als bevoegd gezag voor emissiehandel en voor Hernieuwbare energie en Brandstofkwaliteit binnen Nederland vervult. In onderstaande tabel zijn de indicatoren voor de komende jaren weergegeven.

Doelmatigheidsindicatoren
 

Realisatie 2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Kostprijzen per product (x € 1):

             

Naleving ETS (per broeikasgasinstallatie)

10.078

10.311

9.682

9.473

9.378

9.378

9.378

Naleving EV (per deelnemersrol)

 

12.089

10.824

10.595

10.800

10.800

10.800

               

Marginale tarieven per uur (x € 1):

             

Laag

75

74

74

74

74

74

74

Midden

94

94

93

92

92

92

92

Hoog

123

120

120

120

118

118

118

               

Fte totaal (excl. externe inhuur)

48,5

56

60

60

60

60

60

               

Omzet per productgroep (x € 1.000)

             

Naleving ETS

4.636

4.853

4.430

4.333

4.290

4.290

4.290

Nationale Verplichtingen onder EU en VN

120

124

120

120

120

120

120

Naleving ETS luchtvaart

222

           

Tijdelijk regime Hernieuwbare energie en brandstoffen

2.866

           

Naleving EV

 

2.659

2.313

2.265

2.308

2.308

2.308

Advies, ontwikkeling en implementatie EV

 

463

139

139

139

139

139

Koppeling data NEa en CBS

 

30

         

Overige

19

 

106

116

121

121

121

Totaal

7.863

8.129

7.108

6.973

6.978

6.978

6.978

Saldo van baten en lasten

– 0,85%

0

0

0

0

0

0

               

Kwaliteitsindicatoren

             

Naleving ETS

             

Vergunningaanvragen binnen wettelijke termijn afgehandeld

100%

90%

90%

90%

90%

90%

90%

Meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld

96%

80%

80%

80%

80%

80%

80%

BKG's waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden

21%

           

BKG's en luchtvaartmaatschappijen waarvoor toezichtactiviteit heeft plaatsgevonden

 

20%

20%

20%

20%

20%

20%

Emissie ETS stationair waarvoor tijdig emissierechten zijn ingeleverd

100%

           

Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

 

80%

80%

80%

80%

80%

80%

               

Naleving ETS luchtvaart

             

Monitoringsplannen binnen gestelde termijn getoetst

100%

           

Meldingen binnen wettelijke termijn afgehandeld

100%

           
               

Tijdelijk regime hernieuwbare energie en brandstoffen

             

Biobrandstofbalansen die tijdig zijn ingediend

96%

           

Deelnemers tijdelik regime waarvoor toezichtsactiviteit heeft plaatsgevonden

32%

           
               

Naleving EV

             

Opleveringsdatum rapportage Naleving jaarverplichting HEV en brandstoffen luchtverontreiniging

 

< 15 juli

         

Tijdig opgeleverde rapportages naleving jaarverplichting HEV en brandstoffen luchtverontreiniging

   

90%

90%

90%

90%

90%

Deelnemers waarvoor toezichtsactiviteit heeft plaatsgevonden

 

20%

20%

20%

20%

20%

20%

Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

 

80%

80%

80%

80%

80%

80%

               

Infodesk NEa

             

Vragen binnen de gestelde termijn afgerond

96%

           
               

Algemeen

             

Aantal formele klachten

0

0

0

0

0

0

0

Aantal gegronde bezwaarprocedures waarbij de NEa onjuist heeft gehandeld

0

0

0

0

0

0

0

Aantal fraude gevallen EU-register die NEa had kunnen voorkomen

0

0

0

0

0

0

0

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

59%

>66%

>70%

>70%

>70%

>70%

>70%

Toelichting

Naleving ETS stationair

Het gaat hier om het percentage meldingen en vergunningen dat binnen de wettelijke termijn van acht weken is afgehandeld.

Naleving EV

Het gaat hier om het percentage van het totaal aantal tijdig opgeleverde rapportages naleving jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer en brandstoffen luchtverontreiniging.

Directe uren/totaal aantal gewerkte uren

Hieronder wordt verstaan het percentage van het totaal aantal directe uren gedeeld door het totaal aantal gewerkte uren van alle medewerkers (primair en secundair proces). Gewerkte uren is gelijkgesteld aan de beschikbare productieve uren op jaarbasis, zoals vastgesteld in de tarievennotitie.

6 BIJLAGEN

BIJLAGE 1 ZBO’S EN RWT’S

Naam organisatie1

RWT

ZBO

Functie

Begrotingsartikel(en)

Begrotingsraming2

(x € 1.000)

Apparaatskosten3/

Begrotingskosten

(x € 1.000)

Verwijzing naar website RWT/ZBO4

APK-erkenninghouders

 

X

Keuren motorvoertuigen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen (CBR)*

X

X

Afnemen div. mobiliteitsexamens

14.02

900

n.v.t.

www.cbr.nl

College voor toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb)

X

X

Besluitvorming omtrent de toelating van bestrijdingsmiddelen in Nederland

22.01

561

n.v.t.

www.ctgb-wageningen.nl

Commissie MER

X

 

Adviseert over de inhoud en kwaliteit van milieueffectrapporten

13.04

2.000

2.000

www.commissiemer.nl

Dienst voor het Kadaster en de openbare registers*5

X

X

Het bijhouden van de openbare registers en kadastrale registratie en het cartografisch weergeven van geografische basisgegevens. Het verstrekken van inlichtingen aan belanghebbenden

13.02

25.208

165.000

www.kadaster.nl

Dienst voor het Wegverkeer (RDW)*

X

X

Keuren en registreren voertuigen/onderdelen

14

n.v.t.

n.v.t.

www.rdw.nl

Havenbeheerders

 

X

Zorgdragen voor ontvangstinrichtingen voor scheepsafval

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

Innovam Branche Kwalificatie Instituut van de stichting VAM (IBKI)*

X

X

Afnemen examen rij-instructeur, APK-keurmeester

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.ibki.nl

Keuringsartsen Scheepvaart

 

X

Medische keuring

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.ilent.nl

Keuringsinstanties Pleziervaartuigen

 

X

Keuren pleziervaartuigen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

Keuringsinstanties Scheepsuitrusting

 

X

Keuren scheepsuitrusting

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

KIWA

X

 

Vergunningverlening voor IVW

div.

n.v.t.

n.v.t.

www.kiwa.nl

Klassebureaus art. 6 Schepenwet en art. 6 en 3.1 Schepenbesluit 1965 en Binnenvaart

X

X

Classificeren van schepen

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

div.

Luchtverkeersleiding Nederland (LVNL)*

X

X

Luchtverkeersbegeleiding

17

n.v.t.

n.v.t.

www.lvnl.nl

Nederlandse Emissieautoriteit*

 

X

Ondersteunen van de uitvoering van emissiehandel en de inzet van hernieuwbare energie in het vervoer en transport en het toezicht op de naleving van de regels op deze terreinen

19.01

n.v.t.

n.v.t.

www.emissieautoriteit.nl

Nederlands Loodswezen BV

X

 

Faciliteren beloodsen schepen

18.01

n.v.t.

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Nederlandse Loodsencorporatie (NLC)

div

div

Beloodsen van schepen

18.01

n.v.t.

n.v.t.

www.loodswezen.nl

ProRail

X

 

Beheren spoorinfrastructuur

13. IF

2.228.915

429.000 (incl. BTW)

www.prorail.nl

Regionale Loodsencorporaties (RLC’s)

X

X

Beloodsen van schepen

18.01

n.v.t.

n.v.t.

www.loodswezen.nl

Rijkshavenmeester Rotterdam en Amsterdam

X

X

Havenverkeersleiding

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.portofrotterdam.com

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak (StAB)

X

 

Het op verzoek van de bestuursrechter uitbrengen van onafhankelijke deskundigenberichten op het gebied van milieu, ruimtelijke ordening, water, bouw en schade

98

5.227

5.227

www.stab.nl

Stichting Airport Coordination Netherlands (SACN)*

 

X

Slottoewijzing luchtvaart

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.slotcoordination.nl

Stichting Buisleidingenstraat Nederland (LSNed)

x

 

LSNed beheert een obstakelvrij leidingentracé tussen de industriegebieden van Rotterdam en Moerdijk, in de richting van Vlissingen en Antwerpen.

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.lsned.nl

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoer Organisatie (NIWO)*

X

X

Afgeven vergunningen

14

n.v.t.

n.v.t.

www.niwo.nl

Stichting Scheepsafvalstoffen en Vaardocumenten Binnenvaart (SAB)

X

 

Afgeven olieafgifteboekje

18

n.v.t.

n.v.t.

www.sabni.nl

Stichting Vaarbewijs- en Marifoonexamens (VAMEX)*

X

X

Afnemen examen klein vaarbewijs

n.v.t.

n.v.t.

n.v.t.

www.vamex.nl

X Noot
1

Organisaties met een (*) zijn onder de werking van de Kaderwet ZBO gebracht. Een groot aantal organisaties is deeltijd ZBO/RWT.

X Noot
2

Het overgrote deel van de onder IenM ressorterende ZBO’s en RWT’s wordt gefinancierd vanuit tarieven.

X Noot
3

De apparaatskosten betreffen voor CBR, Kadaster en ProRail de uitgaven op basis van het jaarverslag 2015 van deze organisaties.

X Noot
4

Voor de algemene toezichtvisie en ministeriële regelingen en sturingsvisies op ZBO’s, zie: http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ienm/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/03/07/toezichtvisie-ienm-2013–2017-verantwoorde-uitvoering.html

X Noot
5

Voor Kadaster zijn bij het opstellen van dit overzicht de gegevens voor het jaar 2017 nog niet beschikbaar. Het bedrag aan apparaatskosten betreft totaal aan apparaatskosten Kadaster aangezien die niet te specificeren is.

BIJLAGE 2 VERDIEPINGSBIJLAGE

Beleidsartikel 11 Integraal Waterbeleid
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

45.973

43.634

41.870

42.426

42.812

42.812

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

840

12.755

2.035

2.072

2.072

2.072

Nieuwe mutaties

541

– 183

– 2.387

– 2.775

– 3.150

– 2.880

Stand ontwerpbegroting 2017

47.354

56.206

41.518

41.723

41.734

42.004

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

11.01

Algemeen waterbeleid

           

1.

Ramingsbijstelling HGIS

 

– 75

– 84

– 84

– 84

– 84

2.

Caribisch Nederland

– 791

– 830

– 908

– 1.548

– 1.876

– 1.876

3.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

897

789

751

783

786

934

4.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

89

78

74

77

78

78

 

Diversen

67

– 115

– 115

– 38

– 76

– 36

11.02

Waterveiligheid

           

5.

Ramingsbijstelling

   

– 2.000

– 2.000

– 2.000

– 1.971

 

Diversen

24

         

11.03

Grote oppervlaktewateren

           
 

Diversen

– 50

50

– 25

75

75

75

11.04

Integraal waterbeleid

           
 

Diversen

305

– 80

– 80

– 40

– 53

 

Totaal

541

– 183

– 2.387

– 2.775

– 3.150

– 2.880

Ad 1. Dit betreft de ramingsbijstelling op de HGIS middelen om de Rijksbrede ruilvoetproblematiek op te lossen.

Ad 2. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 3. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 4. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Ad 5. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ontvangsten (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

0

5.000

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

0

– 2.000

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2017

0

3.000

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Overboeking OCW Icoon Afsluitdijk

 

– 2.000

       

Totaal

0

– 2.000

0

0

0

0

Ad 1. Bij Eerste suppletoire begroting is een desaldering opgenomen van € 5 miljoen voor de bijdragen van derde partijen aan de kosten van het Icoon Afsluitdijk. Het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap draagt middels een interdepartementale overboeking van € 2 miljoen bij aan het project Icoon Afsluitdijk. Daarom wordt via een administratieve correctie de tot dit project behorende ontvangsten in de Eerste suppletoire begroting van € 5 miljoen naar € 3 miljoen bijgesteld. De totale kosten wijzigen niet.

Beleidsartikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

112.233

105.804

108.302

100.746

100.503

186.833

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 7.674

– 6.322

– 7.474

– 6.874

– 6.674

3.020

Nieuwe mutaties

13.706

2.855

– 1.943

– 3.311

4.429

– 3.325

Stand ontwerpbegroting 2017

118.265

102.337

98.885

90.561

98.258

186.528

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

13.01

Ruimtelijke instrumentarium

           

1.

Ramingsbijstelling

         

– 1.000

2.

Kasschuif Nationale Omgevingsvisie

2.900

1.341

– 500

– 1.970

– 1.771

 
 

Diversen

691

120

120

 

60

 

13.02

Geo-informatie

           

1.

Ramingsbijstelling

   

– 800

– 800

– 800

– 800

3.

Basisregistratie Grootschalige Topografie

 

– 8.741

– 8.741

– 8.741

– 8.741

– 8.741

4.

Overboeking Basisregistratie Kadaster

1.071

1.071

1.071

1.071

1.071

1.071

 

Diversen

433

– 1.200

 

– 400

– 100

 

13.03

Gebiedsontwikkeling

           

5.

RRAAM

1.908

         

6.

Kasschuif Stadshavens Rotterdam

 

– 2.541

500

1.070

971

 

7.

Overboeking ICRV

 

2.402

2.356

2.356

2.340

2.340

 

Diversen

20

         

13.04

Ruimtegebruik bodem

           

1.

Ramingsbijstelling

 

– 3.771

     

– 2.913

8.

Drinkwater- en afvalwaterkwaliteit Caribisch Nederland

3.016

2.576

2.354

2.874

3.202

3.202

9.

Caribisch Nederland

– 378

– 830

– 2.732

– 778

– 800

– 861

10.

Correctie Convenant Bodem en Ondergrond

     

530

4.520

 

11.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

92

100

101

99

99

99

12.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

25

25

25

25

25

25

 

Diversen

537

– 847

253

253

253

253

13.05

Eenvoudig beter

           

13.

Eenvoudig Beter

3.237

13.150

4.050

1.100

4.100

4.000

11.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

121

         

12.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

33

         

Totaal

13.706

2.855

– 1.943

– 3.311

4.429

– 3.325

Ad 1. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ad 2. Dit betreft een kasschuif om de programmering en budget van de Nationale Omgevingsvisie (NOVI) in balans te houden.

Ad 3. De exploitatie van de Basisregistratie Grootschalige Topografie wordt vanaf 2017 door de gemeentes uitgevoerd. Het geraamde budget wordt hiervoor structureel overgeboekt naar het Gemeentefonds en het Btw-compensatiefonds.

Ad 4. Deze overboeking betreft een bijdrage van het Ministerie van Economische Zaken met betrekking tot de opdracht aan het Kadaster inzake Basisregistratie Kadaster.

Ad 5. Het project RRAAM in het kader van de Structuurvisie is afgerond en de resterende middelen worden teruggeboekt van het Infrastructuurfonds naar Hoofdstuk XII op artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling en worden ingezet voor de meerjarige benodigde inspanningen op het terrein van MIRT en de gebiedsontwikkeling.

Ad 6. Dit betreft een kasschuif om de programmering en budget van de Nota Ruimte project Stadshavens Rotterdam in balans te houden.

Ad 7. Deze overboeking betreft de structurele bijdrage van het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties in het kader van het overgedragen voorzitterschap van de Interdepartementale Commissie Rijksvastgoed (ICRV)

Ad 8. Dit betreft een toevoeging vanuit andere artikelen aan artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling voor het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit in Caribisch Nederland (BES-eilanden). De uitgaven voor drinkwater- en afvalwaterkwaliteit worden verantwoord op artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling.

Ad 9. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 10. Dit betreft een overboeking vanuit het Gemeentefonds naar IenM in het kader van het Convenant Bodem en Ondergrond 2016–2020 vanwege een aangepast betalingsritme in 2019 en 2020 van de saneringsopgave Amsterdam Nazorg Gasfabrieken.

Ad 11. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 12. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Ad 13. Dit betreft een toevoeging aan artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling voor het programma Eenvoudig Beter. Voor de eenmalige kosten ten behoeve van dit programma zijn middelen vrijgemaakt op de begroting Hoofdstuk XII en uit de investeringsruimten van alle modaliteiten op de investeringsfondsen. De op de investeringsfondsen vrijgemaakte middelen staan gereserveerd op het Infrastructuurfonds en worden tranchegewijs naar de begroting Hoofdstuk XII overgeheveld, waar de uitgaven voor de stelselherziening van het omgevingsrecht worden verantwoord. Daarnaast worden voor de exploitatiekosten vanuit artikel 99 Nominaal en onvoorzien middelen overgeheveld naar artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling.

Ontvangsten (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

934

934

934

934

934

934

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

7.890

2.890

2.890

2.890

2.890

2.890

Nieuwe mutaties

165

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2017

8.989

3.824

3.824

3.824

3.824

3.824

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Bijdrage EU/UNEP Provia 2016

165

         

Totaal

165

0

0

0

0

0

Ad 1. De EU en de UNEP (United Nations Environment Programme) dragen bij aan de kosten van de klimaatconferentie Provia 2016. De organisatie van dit evenement ligt bij IenM.

Beleidsartikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

33.414

31.621

29.149

28.170

28.372

28.565

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

1 850

2.033

75

0

0

0

Nieuwe mutaties

475

752

– 867

– 704

– 715

651

Stand ontwerpbegroting 2017

35.739

34.406

28.357

27.466

27.657

29.216

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

14.01 Netwerk

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

16

15

15

15

15

15

2.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

59

59

59

59

59

59

3.

Ramingsbijstelling

 

– 750

– 653

– 618

– 606

– 662

4.

Caribisch Nederland

 

– 259

– 481

– 219

– 222

– 233

5.

Topsector logistiek

 

– 119

– 585

– 750

– 770

 

6.

Inzet BOA-capaciteit

 

2.178

2.178

2.178

2.178

2.178

 

Diversen

– 100

         

14.02 Veiligheid

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

251

275

261

256

257

257

2.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

49

38

40

39

39

38

3.

Ramingsbijstelling

 

– 404

– 575

– 633

– 621

– 761

4.

Caribisch Nederland

 

– 281

– 521

– 231

– 234

– 240

5.

Topsector logistiek

   

– 605

– 800

– 810

 
 

Diversen

200

         

Totaal

475

752

– 867

– 704

– 715

651

Ad 1. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 2. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Ad 3. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ad 4. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 5. Deze mutatie betreft een bijdrage voor de laatste tranche van het programma Top Sector Logistiek. De laatste tranche betreft € 40,9 miljoen. Hiervan wordt 20% gevonden binnen Hoofdstuk XII. De rest is afkomstig uit het Infrastructuurfonds. Verantwoording vindt plaats op artikel 18 Scheepvaart en Havens.

Ad 6. Dit betreft de overboeking van apparaat uit het Infrastructuurfonds naar Hoofdstuk XII ten behoeve van capaciteitsinzet door RWS in het kader beleidsondersteuning en advies (BOA) op het gebied van wegen.

Beleidsartikel 15 OV-keten
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

6.135

5.398

6.071

6.183

6.506

6.575

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

241

– 5

– 2

0

0

0

Nieuwe mutaties

– 761

– 5.393

– 6.069

– 6.183

– 6.506

– 6.575

Stand ontwerpbegroting 2017

5.615

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

15.01 OV-keten

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

90

         

2.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

5

         

3.

Ramingsbijstelling

 

– 226

– 332

– 371

– 378

– 414

4.

Caribisch Nederland

– 931

– 61

– 115

– 52

– 53

– 52

5.

Topsector logistiek

 

– 14

– 136

– 178

– 181

 

6.

BCT

6.195

         

7.

Kasschuif taxi initiatieven

– 2.562

544

513

513

599

393

8.

Onderploegen graanresten

– 2.000

         

9.

Conversie

– 1.073

– 5.636

– 5.999

– 6.095

– 6.493

– 6.502

 

Diversen

– 485

         

Totaal

– 761

– 5.393

– 6.069

– 6.183

– 6.506

– 6.575

Ad 1. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 2. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Ad 3. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ad 4. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 5. Deze mutatie betreft een bijdrage voor de laatste tranche van het programma Top Sector Logistiek. De laatste tranche betreft € 40,9 miljoen. Hiervan wordt 20% gevonden binnen Hoofdstuk XII. De rest is afkomstig uit het Infrastructuurfonds. Verantwoording vindt plaats op artikel 18 Scheepvaart en Havens.

Ad 6. Het project/subsidieregeling Boord Computer Taxi is nagenoeg afgerond. Dit werd de afgelopen jaren uitgevoerd door de ILT in opdracht van IenM. De ILT hevelt de middelen over naar het moederdepartement op basis van de huidige inschatting van de geraamde uitgaven. De definitieve afrekening vindt naar verwachting in 2017 plaats.

Ad 7. Betreft een kasschuif voor meerjarige dekking taxi initiatieven.

Ad 8. Betreft een overboeking naar artikel 17 Luchtvaart in verband met onderploegen graanresten.

Ad 9. In verband met de samenvoeging van artikelen 15 en 16 worden de middelen geconverteerd naar artikel 16 Openbaar vervoer en Spoor.

Ontvangsten (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

6.195

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2017

6.195

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

BCT

6.195

         

Totaal

6.195

0

0

0

0

0

Ad 1. Het project/subsidieregeling Boord Computer Taxi is nagenoeg afgerond. Dit werd de afgelopen jaren uitgevoerd door de ILT in opdracht van IenM. De ILT hevelt de middelen over naar het moederdepartement op basis van de huidige inschatting van de geraamde uitgaven. De definitieve afrekening vindt naar verwachting in 2017 plaats.

Beleidsartikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

23.996

14.055

4.830

4.870

4.906

4.940

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 1.608

11.064

– 6

0

0

0

Nieuwe mutaties

4.359

7.791

7.391

8.225

8.709

9.145

Stand ontwerpbegroting 2017

26.747

32.910

12.215

13.095

13.615

14.085

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

16.01 Spoor

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

12

89

79

79

81

83

2.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

0

5

5

5

5

5

3.

Ramingsbijstelling

 

– 125

– 183

– 206

– 210

– 230

4.

Caribisch Nederland

 

– 175

– 324

– 146

– 148

– 153

5.

Topsector logistiek

 

– 39

– 385

– 502

– 512

 

6.

Kasschuif taxi initiatieven

2 562

– 544

– 513

– 513

– 599

– 393

7.

Compensatieregeling 3e Spoor Duitsland

 

2.944

2.713

3.413

3.599

3.331

8.

Conversie samenvoeging artikel 15 en 16

 

5.636

5.999

6.095

6.493

6.502

9.

Prorail

1.073

         
 

Diversen

712

         

Totaal

4.359

7.791

7.391

8.225

8.709

9.145

Ad 1. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 2. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Ad 3. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ad 4. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 5. Deze mutatie betreft een bijdrage voor de laatste tranche van het programma Top Sector Logistiek. De laatste tranche betreft € 40,9 miljoen. Hiervan wordt 20% gevonden binnen Hoofdstuk XII. De rest is afkomstig uit het Infrastructuurfonds. Verantwoording vindt plaats op artikel 18.

Ad 6. Betreft een kasschuif voor meerjarige dekking taxi initiatieven.

Ad 7. Voor de tijdelijke subsidieregeling voor bijzondere omleidingskosten voor spoorgoederenvervoer worden middelen overgeboekt uit het Infrastructuurfonds. Deze regeling heeft tot doel de marktpositie van het spoorgoederenvervoer ten opzichte van het meer vervuilende goederenvervoer over de weg te behouden gedurende de periode dat de Betuweroute door de aanleg van het derde spoor in Duitsland tussen Emmerich en Oberhausen verminderd beschikbaar is en spoorwegondernemingen daardoor geconfronteerd worden met extra kosten door omleiding.

Ad 8. In verband met de samenvoeging van artikelen 15 en 16 worden de middelen geconverteerd naar artikel 16 Openbaar vervoer en Spoor.

Ad. 9 De ophoging van het opdrachtenbudget op artikel 16 Openbaar vervoer en Spoor is het gevolg van tegenvallers in de uitgaven ten aanzien van onder andere de ontwikkelingen rondom Prorail van 2015. De uitgaven in dit kader waren niet voorzien.

Beleidsartikel 17 Luchtvaart
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

24.985

15.186

11.466

11.579

8.657

8.748

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

552

592

605

611

611

605

Nieuwe mutaties

2.599

– 1.729

1.094

967

1.698

– 701

Stand ontwerpbegroting 2017

28.136

14.049

13.165

13.157

10.966

8.652

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

17.01

Luchtvaart

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

476

89

64

65

47

48

2.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

46

1

0

0

0

0

3.

Ramingsbijstelling

 

– 331

– 526

– 499

– 540

– 599

4.

Caribisch Nederland

 

– 160

– 143

– 133

– 134

– 141

5.

Masterplannen luchtvaart Caribisch Nederland

   

4.596

     

6.

Topsector logistiek

 

– 35

– 351

– 457

– 466

 

7.

Kasschuif GIS

– 778

– 1.285

– 2.737

2.000

2.800

 

8.

Onderploegen graanresten

2.000

         

9.

Eindejaarsmarge

1.066

         

10.

Ramingsbijstelling HGIS

 

– 8

– 9

– 9

– 9

– 9

11.

Kasschuif Biofuels

– 200

 

200

     
 

Diversen

– 11

         

Totaal

2.599

– 1.729

1.094

967

1.698

– 701

Ad 1. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 2. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Ad 3. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ad 4. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 5. De RWS neemt de Masterplannen Luchtvaart in Caribisch Nederland (BES-eilanden) in uitvoering voor het voldoen van de luchthavens aan de minimale internationale voorschriften voor de vliegveiligheid van de International Civil Aviation Organisation (ICAO). De uitgaven worden gedekt middels een interne verdeelsleutel op Hoofdstuk XII.

Ad 6. Deze mutatie betreft een bijdrage voor de laatste tranche van het programma Top Sector Logistiek. De laatste tranche betreft € 40,9 miljoen. Hiervan wordt 20% gevonden binnen Hoofdstuk XII. De rest is afkomstig uit het Infrastructuurfonds. Verantwoording vindt plaats op artikel 18 Scheepvaart en Havens.

Ad 7. Voor zowel de klachtenafhandeling geluidsisolatie in het kader van geluidsisolatie Schiphol (GIS) als de aankopen Luchthavenindelingsbesluit (LIB) veiligheidssloopzones Schiphol zijn nieuwe ramingen gemaakt. Op basis hiervan vindt een kasschuif plaats.

Ad 8. Een voorstel voor het instellen van een heffing ter financiering voor het onderploegen van graanresten ter voorkoming van vogelaanvaringen is juridisch niet haalbaar gebleken. Voor de looptijd van de contracten met agrariërs vindt hierdoor financiering plaats uit Hoofdstuk XII.

Ad 9. Betreft mutatie in het kader van de opgevraagde eindejaarmarge voor financiering van overlopende verplichtingen uit 2015.

Ad 10. Dit betreft de ramingsbijstelling op de HGIS middelen om de Rijksbrede ruilvoetproblematiek op te lossen.

Ad 11. Door vertraging op het programma KLM biofuels, ontstaan in afwachting van een uitspraak van de Europese Commissie over staatssteunaspecten, vindt een kasschuif van de middelen plaats.

Beleidsartikel 18 Scheepvaart en Havens
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

24.997

28.332

14.804

10.980

8.838

4.810

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

1.145

131

144

150

150

150

Nieuwe mutaties

243

– 711

2.367

3.067

2.234

– 222

Stand ontwerpbegroting 2017

26.385

27.752

17.315

14.197

11.222

4.738

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

18.01

Scheepvaart en havens

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

121

188

109

85

72

48

2.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

           

3.

Ramingsbijstelling

 

– 1.037

– 604

– 546

– 518

– 207

4.

Caribisch Nederland

 

– 61

– 113

– 50

– 50

– 54

5.

Topsector logistiek

– 1.822

207

2.984

3.587

2.739

 

6.

Ramingsbijstelling HGIS

 

– 8

– 9

– 9

– 9

– 9

7.

Eindejaarsmarge

1.822

         
 

Diversen

122

         

Totaal

243

– 711

2.367

3.067

2.234

– 222

Ad 1. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 2. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ad 3. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 4. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 5. Deze mutatie betreft een bijdrage voor de laatste tranche van het programma Top Sector Logistiek. De laatste tranche betreft € 40,9 miljoen. In verband met afspraken met de sector over cofinanciering is de kasbehoefte gewijzigd en vindt een kasschuif plaats.

Ad 6. Dit betreft de ramingsbijstelling op de HGIS middelen om de Rijksbrede ruilvoetproblematiek op te lossen.

Ad 7. Betreft mutatie in het kader van de opgevraagde eindejaarmarge voor financiering van overlopende verplichtingen uit 2015.

Beleidsartikel 19 Klimaat
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

57.761

55.442

53.436

52.406

52.414

50.914

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

13.139

7.281

5.122

3.457

3.457

3.457

Nieuwe mutaties

5.707

– 1.289

– 1.956

– 1.647

– 2.724

– 554

Stand ontwerpbegroting 2017

76.607

61.434

56.602

54.216

53.147

53.817

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

19.01

Tegengaan klimaatverandering

           

1.

Ramingsbijstelling

 

– 120

– 56

     

2.

Brandstoffenvisie

1.100

         

3.

Aanvullende maatregelen tegengaan klimaatverandering

3.700

         

4.

Caribisch Nederland

– 57

– 178

– 277

– 123

– 119

– 124

5.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

93

90

88

88

88

88

6.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

26

23

22

22

22

22

 

Diversen

809

– 112

– 68

– 68

– 68

– 68

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

           

1.

Ramingsbijstelling

 

– 283

– 864

– 1.096

– 2.200

– 800

7.

Ramingsbijstelling HGIS

0

– 55

– 44

– 44

– 44

– 44

8.

Overboeking OCW Polair Programma

– 792

– 792

– 792

– 792

– 792

 

4.

Caribisch Nederland

– 108

– 474

– 790

– 379

– 369

– 382

5.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

786

732

825

745

758

754

 

Diversen

150

– 120

       

Totaal

5.707

– 1.289

– 1.956

– 1.647

– 2.724

– 554

Ad 1. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ad 2. De brandstofvisie vormt een belangrijk onderdeel van het Energieakkoord. Met de uitvoering van de brandstofvisie worden de komende paar jaar de randvoorwaarden gecreëerd voor langere termijn C02-reductie. De toevoeging aan dit artikel is bedoeld om de voorbereidende werkzaamheden van de uitvoering van de brandstofvisie te dekken.

Ad 3. Het budget op dit artikel wordt verhoogd in verband met nadere maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan, waaronder intensivering van handhaving van de Wet milieubeheer voor het uitvoeren van maatregelen voor energiebesparing en voor invoering van de energieprestatiekeuring (EPK).

Ad 4. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 5. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 6. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Ad 7. Dit betreft de ramingsbijstelling op de HGIS middelen om de Rijksbrede ruilvoetproblematiek op te lossen.

Ad 8. Voor de uitvoering van het Nederlands Polair Programma 2016–2020 worden middelen overgeheveld naar het Ministerie van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap. De verantwoording van dit programma verloopt via het genoemde ministerie.

Ontvangsten (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

189.000

224.000

224.000

357.000

294.000

224.000

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

5.900

2.500

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

585

0

0

– 133.000

– 70.000

0

Stand ontwerpbegroting 2017

195.485

226.500

224.000

224.000

224.000

224.000

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

 

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Bijstelling ontvangsten Emissions Trading System (ETS)

     

– 133.000

– 70.000

 
 

Diversen

585

         

Totaal

0

0

0

– 133.000

– 70.000

0

Ad 1. In de ontvangstenraming van de veilingopbrengsten van het Emissions Trading System (ETS) werd ervan uitgegaan dat de niet geveilde rechten in latere jaren alsnog geveild konden worden. De Europese Raad en het Europees Parlement hebben echter besloten van deze mogelijkheid af te zien. Dit leidt tot een verlaging van de ontvangstenraming in de jaren 2019 (€ 133,0 miljoen) en 2020 (€ 70,0 miljoen).

Beleidsartikel 20 Lucht en Geluid
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

30.983

30.514

44.979

31.870

31.874

31.874

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

1.624

5.950

– 106

– 98

– 98

– 98

Nieuwe mutaties

– 2.530

– 6.062

– 1.330

– 297

– 288

– 300

Stand ontwerpbegroting 2017

30.077

30.402

43.543

31.475

31.488

31.476

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidhinder

           

1.

Overboeking Gemeentefonds knelpunten luchtkwaliteit

– 2.000

– 6.000

       

2.

Caribisch Nederland

– 667

– 394

– 988

– 336

– 327

– 339

3.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

40

36

34

31

31

31

4.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

10

9

9

8

8

8

 

Diversen

87

287

– 385

     

Totaal

– 2.530

– 6.062

– 1.330

– 297

– 288

– 300

Ad 1. Uit de op het Infrastructuurfonds gereserveerde budgetten voor het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL) is bij de Eerste suppletoire begroting € 16,0 miljoen overgeheveld naar 20.01 Luchtkwaliteit en tegengaan geluidshinder. Dit omdat de uitvoering van maatregelen in het kader van NSL wordt verantwoord op Hoofdstuk XII. De middelen worden ingezet om enkele knelpunten in de luchtkwaliteit in Amsterdam en Rotterdam te mitigeren. Er wordt in 2016 en 2017 respectievelijk € 2,0 miljoen en € 6,0 miljoen naar het Gemeentefonds overgeboekt ten behoeve van de gemeente Amsterdam.

Ad 2. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 3. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 4. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Beleidsartikel 21 Duurzaamheid
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

23.564

20.888

21.596

18.669

18.672

18.672

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 4.569

– 3.595

– 3.611

– 3.605

– 3.605

– 3.605

Nieuwe mutaties

1.765

3.607

2.679

3.167

3.614

3.961

Stand ontwerpbegroting 2017

20.760

20.900

20.664

18.231

18.681

19.028

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

           

1.

Ramingsbijstelling

 

– 69

– 100

– 59

   

2.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

4

4

4

4

4

4

3.

Loonruimte-akkoord en herstelopslag ABP

1

1

1

1

1

1

 

Diversen

– 13

         

21.05

Duurzame productketens

           

1.

Ramingsbijstelling

 

– 106

– 374

– 249

   

4.

Overboeking Landelijk Meldpunt Afval (LMA)

 

2.209

2.209

2.209

2.209

2.209

5.

Verbetering afvalbeheer Caribisch Nederland

 

1.551

1.599

1.646

1.695

2.035

6.

Caribisch Nederland

– 377

– 269

– 475

– 197

– 191

– 180

7.

VANG en MVI

2.170

         

2.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

95

86

85

84

84

84

3.

Loonruimte-akkoord en herstelopslag ABP

26

21

21

21

21

21

 

Diversen

– 187

207

– 226

– 226

– 226

– 230

21.06

Natuurlijk kapitaal

           

1.

Ramingsbijstelling

 

– 46

– 82

– 84

   

2.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

36

33

32

32

32

32

3.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

10

8

8

8

8

8

 

Diversen

 

– 23

– 23

– 23

– 23

– 23

Totaal

1.765

3.607

2.679

3.167

3.614

3.961

Ad 1. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ad 2. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 3. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Ad 4. Vanaf 2017 verloopt de uitvoering van het Landelijk Meldpunt Afval (LMA) via IenM in plaats van via medeoverheden. Hiervoor wordt structureel budget vanuit het Provinciefonds en Btw-compensatiefonds toegevoegd aan Hoofdstuk XII.

Ad 5. Voor de uitvoering van een afvalbeheerprogramma in Caribisch Nederland zijn aanvullende middelen toegekend. Dit afvalbeheerprogramma heeft als doel afval gescheiden in te zamelen in plaats van te storten. Dit afval komt beschikbaar voor hergebruik en het restant wordt op een veilige manier verbrand.

Ad 6. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 7. Dit betreft een toevoeging aan artikel 21 Duurzaamheid voor de uitvoering van het programma Van Afval Naar Grondstof (VANG) en Maatschappelijk Verantwoord Inkopen (MVI).

Ontvangsten (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

0

0

0

0

0

0

Nieuwe mutaties

2.170

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2017

2.170

0

0

0

0

0

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Afrekening Rijkswaterstaat

2.170

         

Totaal

2.170

0

0

0

0

0

Ad 1. Dit betreft de afrekening van verstrekte opdrachten aan Rijkswaterstaat over de jaren 2013, 2014 en 2015 voor het ondersteunen en adviseren van beleid.

Beleidsartikel 22 Omgevingsveiligheid en Milieurisico’s
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

34.012

52.711

53.142

59.508

66.022

66.122

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 2.338

– 1.883

– 1.769

– 260

– 260

– 260

Nieuwe mutaties

4.325

– 17.048

– 258

– 3.837

– 3.079

– 2.703

Stand ontwerpbegroting 2017

35.999

33.780

51.115

55.411

62.683

63.159

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

22.01

Veiligheid chemische stoffen

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

39

35

35

32

32

32

2.

Loonruimte-akkoord en herstelopslag ABP

10

9

9

8

8

8

 

Diversen

485

 

750

     

22.02

Veiligheid biotechnologie

           

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

           

3.

Ramingsbijstelling

 

– 2.758

– 1.906

– 1.894

– 1.182

– 2.582

4.

Eindejaarsmarge

1.700

         

5.

Kasschuif Safety Deals

1.500

500

2.000

– 2.000

– 2.000

 

6.

Milieuwet Caribisch Nederland

537

255

231

120

122

 

7.

Caribisch Nederland

– 294

– 510

– 1.013

– 548

– 596

– 702

8.

Impuls Omgevingsveiligheid

 

– 14.772

       

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

218

255

312

359

433

434

2.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

59

63

78

90

108

107

 

Diversen

71

– 125

– 754

– 4

– 4

 

Totaal

4.325

– 17.048

– 258

– 3.837

– 3.079

– 2.703

Ad 1. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 2. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Ad 3. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ad 4. Dit betreft een toevoeging aan dit artikel vanuit de eindejaarsmarge. Een uitbetaling in het kader van een zogenoemde Safety Deal met de vuurwerkbranche heeft niet meer in 2015 plaatsgevonden. De betaling schuift door naar 2016.

Ad 5. Op het vlak van omgevingsveiligheid en milieurisico's worden diverse samenwerkingsverbanden met private partijen aangegaan om bepaalde doelstellingen te behalen, zogenoemde Safety Deals. Er vindt een kasschuif plaats om de programmering en het budget van de Safety Deals in balans te houden.

Ad 6. Dit betreft een toevoeging voor een aantal projecten en activiteiten in Caribisch Nederland die voortvloeien uit de Wet volkshuisvesting, ruimtelijke ordening en milieubeheer BES.

Ad 7. Dit betreft de bijdrage aan diverse projecten en activiteiten in Caribisch Nederland waaronder gescheiden afvalinzameling (artikel 21 Duurzaamheid), de aansluiting van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM (artikel 97 Algemeen departement), activiteiten in het kader van de milieuwet (artikel 22 Omgevingsveiligheid en milieurisico’s), het op orde brengen van de drinkwater- en afvalwaterkwaliteit (artikel 13 Ruimtelijke ontwikkeling) en uitvoering van de masterplannen luchtvaart (artikel 17 Luchtvaart).

Ad 8. Dit betreft een overboeking naar het Provinciefonds en het Btw-compensatiefonds ten behoeve van het programma Impuls Omgevingsveiligheid.

Beleidsartikel 23 Meteorologie, seismologie en aardobservatie
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

33.433

42.011

45.044

48.984

38.545

38.545

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

164

– 26

– 8

     

Nieuwe mutaties

1.416

– 266

– 254

– 232

– 286

– 277

Stand ontwerpbegroting 2017

35.013

41.719

44.782

48.752

38.259

38.268

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1 000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

23.01 Meteorologie en seismologie

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

360

342

337

338

338

355

2.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

84

74

73

73

73

73

 

Diversen

922

         

23.02 Aardobservatie

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

50

92

110

131

77

69

3.

Ramingsbijstelling

 

– 774

– 774

– 774

– 774

– 774

Totaal

1.416

– 266

– 254

– 232

– 286

– 277

Ad 1. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 2. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Ad 3. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Beleidsartikel 24 Handhaving en Toezicht
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

110.655

104.919

102.604

102.600

102.606

102.606

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

3.329

3.181

2.730

2.758

2.758

2.758

Nieuwe mutaties

4.999

1.461

1.421

1.425

1.421

1.437

Stand ontwerpbegroting 2017

118.983

109.561

106.755

106.783

106.785

106.801

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1 000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

24.01 Handhaving en toezicht

           

1.

Ramingsbijstelling

 

– 386

– 386

– 386

– 386

– 386

2.

Verhuiskosten

2.200

         

3.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

1.629

1.514

1.478

1.483

1.479

1.497

4.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

385

333

329

328

328

326

 

Diversen

785

         

Totaal

4.999

1.461

1.421

1.425

1.421

1.437

Ad 1. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ad 2. Ten gevolge van enkele verhuisbewegingen wordt de ILT geconfronteerd met incidentele kosten. Dit betreft een toevoeging aan dit artikel om deze incidentele kosten op te vangen.

Ad 3. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 4. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de verwerking van de compensatie voor de herstelopslag premieverhoging van het ABP.

Beleidsartikel 25 Brede Doeluitkering
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

852.688

853.519

854.998

854.944

853.553

867.744

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

29.263

3.472

0

0

0

– 25.000

Nieuwe mutaties

11.985

31.320

11.807

11.808

11.788

– 13.023

Stand ontwerpbegroting 2017

893.936

888.311

866.805

866.752

865.341

829.721

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

25.01

Brede doeluitkering

           

1.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

11.985

11.782

11.807

11.808

11.788

11.977

2.

Amsterdam CS Fietsenstalling

 

19.538

       

3.

Overboeking AROV

         

– 25.000

Totaal

11.985

31.320

11.807

11.808

11.788

– 13.023

Ad 1. Dit betreft de verwerking van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 2. Het Rijk draagt bij aan de nieuwe fietsenstalling Amsterdam CS als onderdeel van het project De Entree. Het hiervoor gereserveerde budget van € 23,6 miljoen wordt vanuit het infrastructuurfonds overgebracht naar HXII voor de BDU (€ 19,5 miljoen) en het Btw-compensatiefonds (€ 4,1 miljoen).

Ad 3. Naar aanleiding van het coalitieakkoord Balkenende IV is er structureel € 100 miljoen geïntensiveerd op Openbaar Vervoer. Van deze € 100 miljoen is in de periode 2013–2020 € 25 miljoen per jaar ingezet voor het Actieprogramma Regionaal Openbaar Vervoer. Dit actieprogramma loopt af in 2020. Middels deze mutatie worden bij deze begroting de middelen vanaf 2021 structureel overgeheveld naar het Infrastructuurfonds (artikel 13) zodat deze middelen – in lijn met het coalitieakkoord Balkenende IV – kunnen worden ingezet voor investeringen ten behoeve van het Openbaar Vervoer.

Beleidsartikel 26 Bijdrage Investeringsfondsen
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)

26

Bijdrage investeringsfondsen

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

6.375.221

6.605.286

6.625.537

6.685.031

6.666.553

7.023.352

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

– 184.353

– 38.642

– 6.164

– 2.060

– 2.060

– 2.060

Nieuwe mutaties

– 105.424

– 393.015

– 21.381

49.310

215.925

– 7.782

Stand ontwerpbegroting 2017

6.085.444

6.173.629

6.597.992

6.732.281

6.880.418

7.013.510

Voor een specificatie van de nieuwe mutaties wordt verwezen naar de verdiepingsbijlage van de begroting van het Infrastructuurfonds (artikel 19) en het Deltafonds (artikel 6).

Niet-beleidsartikel 97 Algemeen Departement
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

45.738

43.800

44.364

43.542

43.248

43.148

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

3.217

– 214

– 190

0

0

0

Nieuwe mutaties

54.873

6.894

6.665

6.653

6.652

6.693

Stand ontwerpbegroting 2017

103.828

50.480

50.839

50.195

49.900

49.841

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

97.01 Algemeen departement

           

1.

Exploitatiekosten en marktverkenning KBX

2.714

         

2.

Vervanging KBX

         

40.000

   

40.000

       

– 40.000

3.

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing

1.518

         

4.

Crisisbeheersing Caribisch Nederland

50

100

100

100

100

100

5.

Ramingsbijstelling

 

– 1.037

– 1.037

– 1.037

– 1.037

– 1.037

6.

Splitsing materieel-budget ANVS

6.595

6.595

6.595

6.595

6.595

6.595

7.

Bijdrage ANVS

1.250

         

8.

Centralisering juridische advisering door de Landsadvocaat

900

         

9.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

535

901

862

853

852

894

10.

Structurele verwerking loonruimte-akkoord XII

91

89

94

91

91

90

 

Diversen

1.220

246

51

51

51

51

Totaal

54.873

6.894

6.665

6.653

6.652

6.693

Ad 1. De KBX (het regeringsvliegtuig) wordt uitgefaseerd. Omdat de KBX tot eind 2017 in de lucht gehouden moet worden nemen de kosten van onderhoud en bemanning toe. Daarnaast is ook het gebruik toegenomen. Verder betreft het de kosten voor marktverkenning en de begeleiding voor de vervanging van de KBX. Voor de uitgaven van de KBX vindt er een overheveling plaats vanuit artikel 98 naar artikel 97.

Ad 2. Op het artikel 97 worden de uitgaven van IenM voor het onderhoud, exploitatie en aanschaf van een vervangend Regeringsvliegtuig verantwoord. In de brief (Kamerstukken II 2015–2016 33 400, nr. 79) van 8 juli 2016 is de Tweede Kamer geïnformeerd over de aanschaf van een vervangend Regeringsvliegtuig. De kosten daarvan liggen naar verwachting in de range van € 50 à € 90 miljoen. Ter dekking hiervan heeft het kabinet als eerste stap € 40 miljoen toegevoegd aan de begroting van IenM.

Ad 3. Voor het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing zijn er meer uitgaven voor het programma Opleiden, Trainen en Ontwikkelen. Verder zijn er incidentele kosten voor de opschoningsactie van de Integrale Crisis Advies Website (ICAWEB). De middelen worden overgeheveld naar artikel 97 waar DCC wordt verantwoord.

Ad 4. Dit betreft uitgaven in het kader van crisisbeheersing in Caribisch Nederland (BES-eilanden) ten behoeve van het aansluiten van de crisisorganisatie in Caribisch Nederland bij de processen en informatievoorziening van IenM.

Ad 5. Als gevolg van de tegenvallende ruilvoetontwikkeling heeft het Kabinet besloten tot ramingsbijstellingen op de departementale begrotingen. Voor de IenM begrotingen gaat het om een ramingsbijstelling van € 106 miljoen per jaar. De ramingbijstelling is naar rato van de begrotingsomvang in 2017 verdeeld over Hoofdstuk XII (€ 12 miljoen per jaar), het Infrastructuurfonds (€ 81 miljoen per jaar) en het Deltafonds (€ 13 miljoen per jaar).

Ad 6. In verband met de Kernenergiewet is met ingang van 1 mei 2015 de verantwoordelijkheid voor de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming overgedragen van EZ naar IenM (Kamerstukken II 2014–2015 34 000 XII, nr. 67). Hiervoor zijn budgetten overgeheveld vanuit EZ naar IenM en zijn verschillende diensten op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming van EZ en IenM samengevoegd tot de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Destijds was er nog geen verdeling naar programma en apparaat aangebracht. In het kader van verantwoord begroten worden de gebudgetteerde uitgaven van artikel 98 overgeheveld op het financieel instrument «bijdrage aan agentschappen».

Ad 7. Dit betreft uitgaven voor onder andere een adviesaanvraag bij de Commissie m.e.r. inzake nieuwe vergunningen met betrekking tot de Kernenergiewet, een evaluatie van de huidige ministeriële regeling Beveiliging Nucleaire Inrichtingen en Splijtstoffen, de integratie van DBT Fysieke Beveiliging en tot slot de bijdrage aan het programma Opera voor onderzoek eindberging nucleair afval. De middelen worden overgeheveld vanuit artikel 98.

Ad 8. Deze mutatie hangt samen met de eenmalige kosten ten behoeve van de centralisering van de opdrachtbesteding voor juridische advisering door de Landsadvocaat.

Ad 9. Dit betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstelling tranche 2016.

Ad 10. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord.

Ontvangsten (x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

1.994

1.994

1.994

1.994

1.994

1.994

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

           

Nieuwe mutaties

0

195

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2017

1.994

2.189

1.994

1.994

1.994

1.994

Specificatie nieuwe mutaties (x € 1.000)

Ontvangsten

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Ontvangsten ANVS

 

195

       

Totaal

0

195

0

0

0

0

Ad 1. Dit betreft ontvangsten voor de dekking van de meerkosten voor de vergunningverlening van ANVS waaronder voor revisievergunning voor de elektriciteitsproducent EPZ.

Niet-beleidsartikel 98 Apparaatsuitgaven Kerndepartement
Uitgaven beleidsartikel (Bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

340.148

284.943

286.536

286.861

283.139

283.139

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

9.812

18.162

1.585

– 333

– 333

146

Nieuwe mutaties

– 8.755

18.722

2.183

– 1.318

– 1.409

– 1.410

Stand ontwerpbegroting 2017

341.205

321.827

290.304

285.210

281.397

281.875

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1 000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

98.01

Personele uitgaven

           

1.

Overboeking van EZ bijdrage Liaisonfunctie ANVS

211

211

211

211

211

211

2.

Herschikking binnen apparaat

3.766

35

70

31

31

31

3.

Eenvoudig Beter

6.500

11.400

4.100

600

600

600

4.

Participatiewet en Sociaal Akkoord

1.120

         

5.

Tijdelijk overplaatsing van- en naar IF apparaat

35

35

– 80

– 80

– 80

– 80

6.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

1.047

876

848

842

828

820

7.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

3.919

3.599

3.451

3.451

3.377

3.381

 

Diversen

173

196

196

196

196

196

98.02

Materiële uitgaven

           

2.

Herschikking binnen apparaat

– 8.266

– 35

– 70

– 31

– 31

– 31

4.

Participatiewet en Sociaal Akkoord

– 1.120

         

8.

Aanvullende maatregelen tegengaan klimaatverandering

– 1.500

         

9.

Exploitatiekosten en marktverkenning KBX

– 2.714

         

10.

Bijdrage ANVS

– 1.250

         

11.

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing

– 1.518

         

12.

Overboeking aan BZK bijdrage bundeling WNT-toezicht

– 23

– 12

       

13.

Bijdrage agentschappen uitgaven bedrijfsvoering

1.345

         

14.

Herverdeling budget ANVS

– 6.595

– 6.595

– 6.595

– 6.595

– 6.595

– 6.595

15.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

826

521

511

516

513

516

16.

Bijdrage programma Maritime Single Window

 

8.950

       

17.

Overdracht regie Bedrijfsgeneeskundige dienstverlening aan RWS

– 418

– 280

– 280

– 280

– 280

– 280

 

Diversen

– 4.293

– 179

– 179

– 179

– 179

– 179

Totaal

– 8.755

18.722

2.183

– 1.318

– 1.409

– 1.410

Ad 1. In het kader van de beleidsoverdracht nucleaire veiligheid en stralingsbescherming is in de regiegroep ANVS afgesproken dat voor de liaisonfunctie vier extra fte nodig zijn. Met EZ is een verdeling afgesproken. Dit betreft het EZ-aandeel.

Ad 2. Dit betreft een herschikking binnen de apparaatsuitgaven als gevolg van een actualisatie van personele en materiële budgetten.

Ad 3. Dit betreft een toevoeging aan artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement voor de personele kosten van het programma Eenvoudig Beter. In 2016 vindt dekking plaats middels een herschikking op artikel 98 Apparaatsuitgaven kerndepartement. Voor de periode 2017 en verder vindt dekking plaats vanuit de investeringsfondsen. Voor de eenmalige kosten ten behoeve van dit programma zijn middelen vrijgemaakt uit de investeringsruimten van alle modaliteiten op de investeringsfondsen.

Ad 4. De uitgaven voor de uitvoering van de Participatiewet en het Sociaal Akkoord zijn centraal begroot op het daarvoor bestemde transitiebudget op artikelonderdeel 98.02. De uitgaven worden gerealiseerd op artikelonderdeel 98.01. Daarom worden de middelen overgeheveld.

Ad 5. Deze overboeking betreft enerzijds een tijdelijke overplaatsing voor twee jaar van 1 fte vanuit RWS (apparaat) naar de BeleidsDG’s en anderzijds de overdracht van 2 chauffeurs van het Kerndepartement naar RWS (apparaat).

Ad 6. Dit betreft de structurele verwerking van het loonruimteakkoord en de toedeling van de incidentele compensatie voor de herstelopslag premieverhoging ABP voor het jaar 2016.

Ad 7. Dit betreft de toedeling van de loon- en prijsbijstelling tranche XII 2016.

Ad 8. Dit betreft uitgaven in verband met nadere maatregelen om klimaatverandering tegen te gaan, waaronder intensivering van handhaving van de Wet milieubeheer voor het uitvoeren van maatregelen voor energiebesparing en voor invoering van de energieprestatiekeuring (EPK).

Ad 9. De KBX (het regeringsvliegtuig) wordt uitgefaseerd. Omdat de KBX tot eind 2017 in de lucht gehouden moet worden nemen de kosten van onderhoud en bemanning toe. Daarnaast is ook het gebruik toegenomen. Verder betreft het de kosten voor marktverkenning en de begeleiding voor de vervanging van de KBX. Voor de uitgaven van de KBX vindt er een overheveling plaats naar artikel 97 Algemeen departement.

Ad 10. Dit betreft uitgaven voor onder andere een adviesaanvraag bij de Commissie m.e.r. inzake nieuwe vergunningen met betrekking tot de Kernenergiewet, een evaluatie van de huidige ministeriële regeling Beveiliging Nucleaire Inrichtingen en Splijtstoffen, de integratie van DBT Fysieke Beveiliging en tot slot de bijdrage aan het programma Opera voor onderzoek eindberging nucleair afval. De middelen worden overgeheveld naar artikel 97.

Ad 11. Voor het Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing zijn er meer uitgaven voor het programma Opleiden, Trainen en Ontwikkelen. Verder zijn er incidentele kosten voor de opschoningsactie van de Integrale Crisis Advies Website (ICAWEB). De middelen worden overgeheveld naar artikel 97 waar DCC wordt verantwoord.

Ad 12. Dit betreft de afgesproken bijdrage van IenM aan het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties voor de WNT-toezicht (Wet Normering bezoldiging Topfunctionarissen publieke en semipublieke sector).

Ad 13. De toename is met name het gevolg van ontvangsten van agentschappen voor centraal betaalde uitgaven voor ICT en facilitaire dienstverlening.

Ad 14. In verband met de Kernenergiewet is met ingang van 1 mei 2015 de verantwoordelijkheid voor de nucleaire veiligheid en stralingsbescherming overgedragen van EZ naar IenM (Kamerstukken II 2014–2015 34 000 XII, nr. 67). Hiervoor zijn budgetten overgeheveld vanuit EZ naar IenM en zijn verschillende diensten op het gebied van nucleaire veiligheid en stralingsbescherming van EZ en IenM samengevoegd tot de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS). Destijds was er nog geen verdeling naar programma en apparaat aangebracht. In het kader van verantwoord begroten worden de gebudgetteerde overgeheveld naar artikel 97 op het financieel instrument «bijdrage aan agentschappen».

Ad 15. Dit betreft de toedeling van de prijsbijstelling tranche 2016 XII.

Ad 16. Vanuit de aanvullende post vindt, in het kader van het Digiprogramma (GDI), een interdepartementale overboeking plaats naar IenM ten behoeve het programma Maritime Single Window.

Ad 17. De tactische regie over de bedrijfsgeneeskundige dienstverlening binnen IenM wordt structureel overgedragen aan RWS.

Ontvangsten (bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

3.530

3.530

3.530

3.530

3.530

3.530

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

13.016

         

Nieuwe mutaties

1.345

0

0

0

0

0

Stand ontwerpbegroting 2017

17.891

3.530

3.530

3.530

3.530

3.530

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Ontvangsten

2016

2017

2018

2019

2020

2021

1.

Bijdrage agentschappen uitgaven bedrijfsvoering

1.345

         

Totaal

1.345

0

0

0

0

0

Ad 1. De toename is met name het gevolg van ontvangsten van agentschappen voor centraal betaalde uitgaven voor ICT en facilitaire dienstverlening.

Niet-beleidsartikel 99 Nominaal en Onvoorzien
Uitgaven beleidsartikel (bedragen x € 1.000)
   

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Stand ontwerpbegroting 2016

25

0

1 949

698

4.543

4.543

Mutatie Amendement 2016

0

0

0

0

0

0

Mutatie 1e suppletoire begroting 2016

77.574

55.437

54.219

54.122

54.093

54.868

Nieuwe mutaties

– 77.532

– 55.416

– 56.060

– 54.778

– 58.034

– 58.866

Stand ontwerpbegroting 2017

67

21

108

42

602

545

Specificatie nieuwe mutaties (bedragen x € 1.000)

Uitgaven

2016

2017

2018

2019

2020

2021

99.01

Nominaal en onvoorzien

           

1.

Toedeling eindejaarmarge

– 19.502

         

2.

Loonruimteakkoord en herstelopslag ABP

– 10.989

– 9.525

– 9.525

– 9.525

– 9.525

– 9.525

 

– waarvan Hoofdstuk XII

4.208

3.647

3.647

3.647

3.647

3.647

 

– Waarvan Infrastructuurfonds

5.220

4.525

4.525

4.525

4.525

4.525

 

– waarvan Deltafonds

1.561

1.353

1.353

1.353

1.353

1.353

3.

Loon- en prijsbijstelling tranche 2016

– 47.041

– 45.893

– 44.637

– 44.555

– 44.511

– 45.343

 

– waarvan Hoofdstuk XII

20.551

19.632

19.399

19.387

19.298

19.674

 

– Waarvan Infrastructuurfonds

21.204

21.334

20.248

20.179

20.456

20.253

 

– waarvan Deltafonds

5.286

4.927

4.990

4.989

4.757

5.416

4.

Eenvoudig Beter

   

– 1.900

– 700

– 4.000

– 4.000

 

Diversen

0

2

2

2

2

2

Totaal

– 77.532

– 55.416

– 56.060

– 54.778

– 58.034

– 58.866

Ad 1. Bij Eerste suppletoire begroting is de eindejaarsmarge van 2015 (€ 27,7 miljoen) toegevoegd op artikel 99 en is een deel van de eindejaarsmarge overgeheveld naar artikel 16 ten behoeve van de subsidieregeling Beheersing GSM-R interferentie. Bij Begroting 2017 vindt de overige toedeling van de eindejaarmarge plaats op Hoofdstuk XII.

Ad 2. In het najaar van 2015 is een akkoord bereikt tussen de Minister voor Wonen en Rijksdienst en betrokken vertegenwoordigers van de vakbonden CNV Overheid, Ambtenarencentrum en CMHF voor het CAO sector Rijk 2015–2016. Dit betreft de verwerking van het loonruimte-akkoord (€ 9,5 miljoen structureel). Daarnaast heeft het ABP de premie voor 2016 verhoogd vanwege een stijging van de kosten en ten behoeve van een verbetering van de vermogenspositie van het fonds. Als gevolg hiervan wordt IenM deels gecompenseerd voor de herstelopslag ABP voor het jaar 2016 (€ 1,5 miljoen incidenteel). Bij deze begroting vindt de verdere toedeling plaats binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ad 3. Jaarlijks wordt besloten of de overheidsuitgaven van de Rijksbegroting gecorrigeerd worden voor loon- en prijsontwikkelingen. Dit betreft de toegekende loonbijstelling en prijsbijstelling tranche 2016 die op artikel 99 Nominaal en onvoorzien is toegevoegd bij Eerste suppletoire begroting 2016 en die bij deze Begroting 2017 nader wordt toegedeeld binnen de begrotingen Hoofdstuk XII en de fondsen.

Ad 4. Voor de exploitatiekosten van Eenvoudig Beter worden vanuit artikel 99 Nominaal en onvoorzien middelen overgeheveld naar artikelonderdeel 13.05 Eenvoudig Beter.

BIJLAGE 3 MOTIES EN TOEZEGGINGEN

Moties bewindspersonen Infrastructuur en Milieu

Bron

Omschrijving

Bewindspersoon

Stand van zaken

VAO initiatiefnota Koopmans «De grenzen voorbij»

22-04-2010

Motie Anker/Mastwijk 32 351-8 over meenemen van de inbouw van ERTMS in de infrastructuur.

Staatssecretaris

Deze motie wordt betrokken in de

Planuitwerkingsfase, onder andere via gesprekken met de buurlanden

VAO Eenvoudig beter

23-11-2011

Motie 31 953-48 Van Veldhoven verzoekt de regering in de Omgevingswet maatregelen op te nemen die voorzien in eventuele compensatie op het gebied van milieu en natuur.

Minister

Wordt opgepakt bij de vormgeving van de uitvoeringsregelgeving

Ontwerpbesluit wijziging Crisis- en herstelwet

26-01-2012

Motie Van Veldhoven 32 127-154 verzoekt de regering in gesprekken met het bevoegd gezag en de exploitant erop aan te dringen dat zij onderzoeken met welke maatregelen, zoals bijvoorbeeld het aanbrengen van een oxidatielaag, extra methaanuitstoot kosteneffectief kan worden teruggebracht.

Minister

In de brief Circulaire Economie van 7 juli 2016 is vermeld dat de Kamer wordt geïnformeerd voor het AO CE van 5 oktober.

VAO Vervoersconcessie Hoofdrailnet

20-12-2012

Motie Van Veldhoven c.s. 29 984-350 verzoekt de regering na vijf jaar de ervaringen van de op dat moment reeds gedecentraliseerde lijnen in kaart te brengen en hierbij de wenselijkheid van het decentraliseren van aanvullende verbindingen te verkennen, en tevens te evalueren of een eventuele openbare aanbesteding van het hoofdrailnet vanaf 2025 in het belang van de reiziger is.

Staatssecretaris

In samenwerking met de provincie Limburg is de uitvoering van de (nulmeting) evaluatie inmiddels aanbesteed. Daarnaast komt dit onderwerp naar voren bij het scenario onderzoek in het kader van de Kabinetsreactie Parlementaire Enquête Fyra.

NO – MIRT Infra

08-04-2013

Motie De Boer/Kuiken 33 400A-95 verzoekt de regering om eerst sluitende afspraken te maken met de regio over de dekking van de exploitatieverliezen voor de 1e fase, het zogenaamde voorloopbedrijf waarbij zonder infrastructurele investeringen een diesel-IC moet gaan rijden vanaf 2014 danwel de huidige Euregiobaan wordt voortgezet; overwegende dat aansluitend voor de tweede fase maximaal 18 miljoen euro extra benodigd is voor de infrastructuur tussen Heerlen en Herzogenrath; verzoekt de regering tevens, als voorwaarde hierbij afspraken te maken over de tweede fase met betrokken partijen (provincie Limburg, de Duitse overheid en vervoerders) over de noodzakelijke stappen om een geëlektrificeerde IC-verbinding te realiseren en als de plannen nader uitgewerkt zijn afspraken te maken over de daarvoor benodigde kosteneffectieve infrastructurele investeringen en de verdeling van de exploitatieverliezen om de IC tussen Eindhoven-Heerlen-Aken op een verantwoorde manier te kunnen laten rijden.

Staatssecretaris

Sinds eind 2015 doet een consortium onder gezamenlijke aansturing van Limburg, Brabant en het Ministerie van IenM onderzoek naar mogelijke Intercityverbindingen tussen Eindhoven-Düsseldorf en Eindhoven-Keulen. Dit is mede mogelijk gemaakt door een TEN-T subsidie vanuit Brussel.

Op dit moment worden elementen zoals benodigde capaciteit, noodzakelijke infrastructuur, potentiële vervoerwaarden en exploitatiekosten in beeld gebracht. Voor beide verbindingen wordt op basis hiervan een aantal kansrijke oplossingen uitgewerkt. Uiteindelijk moet aan de hand van deze kansrijke oplossingen een voorkeursbesluit worden genomen. Eind 2016 wordt hierover uitsluitsel verwacht.

VAO Grondstoffen en afval

05-06-2013

Motie Van Gerven 30 872-140 spreekt uit dat met de industrie harde afspraken moeten worden gemaakt om te komen tot een snelle overschakeling naar biologisch afbreekbare plastics als verpakkingsmateriaal.

Staatssecretaris

In de brief Circulaire Economie van 7 juli 2016 is vermeld dat de Kamer wordt geïnformeerd voor het AO CE van 5 oktober.

VAO Gewasbescherming

01-07-2013

Motie Geurts 27 858-205 verzoekt de regering de Kamer na twee jaar te informeren over de voortgang in de verbetering van de waterkwaliteit alvorens nadere maatregelen te treffen.

Staatssecretaris

De rapportage vindt eind 2016 plaats

Begrotings

behandeling IenM

05-11-2013

Motie Dik-Faber 33 750 XII-45 verzoekt de regering zich in Brussel hard te maken voor het ten spoedigste, en uiterlijk in 2017, geldig worden van emissie-eisen voor ultrafijnstof voor bromfietsen, kwalitatief gelijk aan het niveau van personenauto.

Staatssecretaris

De motie ondersteunt de inzet van de Staatssecretaris in Europa

Begrotings

behandeling IenM

05-11-2013

Motie Dik-Faber 33 750 XII-46 verzoekt de regering de controle op voertuigeisen van bromfietsen aanzienlijk te verscherpen, zowel op papier als in de praktijk, om zo een halt toe te roepen aan de verkoop van bromfietsen die feitelijk niet aan de wetgeving voldoen.

Staatssecretaris

Het wetstraject is nu in de voorbereidende fase. Daarnaast is Verordening 168/2013 per 01-01-2016 van kracht geworden

VAO Grondstoffen en afval

26-11-2013

Motie Van Gerven 30 872-153 verzoekt de regering in overleg met de kunststofrecyclers in kaart te brengen welke mogelijkheden er zijn om de kwalitatieve resultaten van de recycling te verbeteren, welke belemmeringen er zijn om dit in praktijk te brengen en de Kamer voor 1 mei 2014 te informeren over hoe de mogelijkheden beter zijn te benutten.

Staatssecretaris

In de brief Circulaire Economie van 7 juli 2016 is vermeld dat de Kamer wordt geïnformeerd voor het AO CE van 5 oktober.

VAO MIRT

25-11-2013

Motie De Rouwe cs. 33 750-A-31 verzoekt de regering om samen met de verantwoordelijke decentrale overheden de uitwerking van de Toekomstagenda voor Snelfietsroutes te ondersteunen, zodat maatregelenten behoeve van het fietsgebruik onderdeel kunnen zijn van het programma Beter Benutten en daarna kunnen de uitkomsten bij het MIRT-overleg worden besproken

Minister

De Kamer is op 16 juni 2016 schriftelijk over de voortgang van het vervolgprogramma geïnformeerd.

VAO MIRT

25-11-2013

Motie Van Veldhoven/Dik-Faber 33 750 A-55 verzoekt de regering bij de herziening van de OEI-richtlijnen te onderzoeken hoe de MKBA-systematiek op deze punten, waar wenselijk, zou kunnen worden gemoderniseerd.

Minister

In het najaar van 2016 zal een adviesbureau de MKBA werkwijzer natuur gaan opstellen. Naar verwachting zal deze begin 2017 gereed zijn.

VAO Spoor

29-01-2014

Motie Van Tongeren/Van Veldhoven 29 984-451 verzoekt de regering om samen met de NS te bezien of het mogelijk is om als tussenoplossing in elk geval laadpalen op de stations en perrons te plaatsen waar reizigers hun tablets, telefoons en laptops kunnen opladen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt rond de zomer geïnformeerd.

VAO Duurzaam hout

20-02-2014

Motie Van Veldhoven c.s. 30 196-238 verzoekt de regering te garanderen dat de TPAC bij deze toets met bijbehorend veldonderzoek ook vertegenwoordigers van inheemse volkeren en lokale milieuorganisaties consulteert, in het bijzonder JOAS, de Jaringan Orang Asal SeMalaysia (The Indigenous Peoples Network of Malaysia) en MNS, de Malaysian Nature Society.

Staatssecretaris

In de brief van 30 mei 2016 heeft de Staatssecretaris gemeld dat het veldbezoek vertraging heeft opgelopen, de Kamer wordt na de zomer hierover geïnformeerd.

VAO Duurzaam hout

20-02-2014

Motie Van Veldhoven c.s. 30 196-239 verzoekt de regering, in overleg met de Malaysian Timber Certification Council een tijdsgebonden stappenplan op te zetten om ervoor te zorgen dat het MTCS-keurmerk binnen twee jaar volledig voldoet aan de door de TPAC vier geconstateerde tekortkomingen in het eindoordeel van TPAC over MTCS (d.d. 22 oktober 2010) en op die manier dus ook volledig voldoet aan inkoopcriteria duurzaamheid van de rijksoverheid; verzoekt de regering tevens, te bewerkstelligen dat deze eindevaluatie van TPAC binnen twee jaar wordt afgerond en dat daarbij geen uitloop zal zijn; verzoekt de regering voorts, te garanderen dat indien de TPAC over twee jaar constateert dat MTCS nog niet op alle vier de eerder genoemde punten voldoet aan de inkoopcriteria van de rijksoverheid voor duurzaam hout dit er toe zal leiden dat hout met het MTSC-keurmerk niet langer zal worden toegestaan voor het Nederlandse duurzaam inkoopbeleid.

Staatssecretaris

In de brief van 30 mei 2016 heeft de Staatssecretaris gemeld dat het veldbezoek vertraging heeft opgelopen, de Kamer wordt na de zomer hierover geïnformeerd.

VAO OV, OV-chipkaart en Taxi

26-03-2014

Motie Dik-Faber 23 645-563 verzoekt de regering de ov-begeleiderskaart zo spoedig mogelijk te verchippen zodat een extra toegangskaart voor deze doelgroep niet nodig is.

Staatssecretaris

Er is een principebesluit genomen over de uitvoeringsvariant van een geïntegreerde OV-begeleiderskaart. Hierover wordt in het volgende voortgangsrapport NOVB gerapporteerd.

33 834 Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer)

20-05-2014

Motie Van Gerven/Van Veldhoven 33 834-21 verzoekt de regering, over drie jaar de werking van voorliggende Wijziging van de Wet milieubeheer onafhankelijk te laten evalueren waar bij douanegegevens geanalyseerd worden om te bezien of de kwantiteit van de daadwerkelijke importstromen overeenkomt met de gegevens uit het HBEsysteem.

Staatssecretaris

Evaluatie is toegezegd en wordt uitgevoerd in 2018.

VAO Vervoer en beheer hoofdrailnet

25-06-2014

Motie De Rouwe/Hoogland 29 984-510 verzoekt de regering om met de NS, ROCOV en de Noordelijke regio oplossingen in kaart te brengen om de reistijd eerder te verkorten dan 2021, en de Kamer hierover in het najaar te informeren.

Staatssecretaris

Vorige zomer is de Quick-Scan reistijdverkorting NNL uitgevoerd. Inmiddels heeft NS een conceptdienstregeling 2017 waarbij de reistijd al korter is. Reizigers tussen Groningen/Leeuwarden en Den Haag via de Hanzelijn zijn tot zes minuten sneller, omdat NS de nieuw aangelegde infrastructuur op de Amsterdamse Zuidtak en rond Almere meteen na oplevering gebruikt. Reizigers tussen het noorden (Zwolle) en Brabant (Roosendaal) zijn tot zes minuten sneller. Dit zijn significante reistijdversnellingen die mede mogelijk gemaakt zijn door nieuwe infrastructuur.

Begrotings

behandeling IenM

29-10-2014

Motie Bisschop cs. 34 000 XII-45 verzoekt de regering, te bevorderen dat de tachograafkaarten zo veel mogelijk op kostprijsniveau worden verkocht en de Kamer hierover nader te informeren.

Minister

De Staatssecretaris heeft de Tweede Kamer in haar brief van 27 januari 2016 geïnformeerd over de voorgenomen herziening van het tarievenstelsel van de ILT en Kiwa. De Tweede Kamer zal binnenkort opnieuw door de ILT worden geïnformeerd over de stand van zaken.

VAO Water

17-11-2014

Motie Smaling 34 000-J-24 verzoekt de regering een inventarisatie te doen samen met provincies, gemeenten, waterschappen, kennisinstellingen en het bedrijfsleven om te bezien welke oplossingen noodzakelijk zijn voor het probleem van de slappe bodems en bodemdaling, waarbij kennisdeling, kennisontwikkeling en oplossingen voor de lange termijn centraal staan.

Minister

De Kamer wordt medio 2016 geïnformeerd.

VAO MIRT

24-11-2014

Motie Van Helvert c.s. 34 000 A-45 verzoekt de regering om binnen het project Nieuwe Sluis Terneuzen in overleg met de stakeholders te komen tot een veilige locatie voor maritieme dienstverlening, waarin kwaliteit en continuïteit van dienstverlening zijn geborgd, op een zodanige termijn dat het project geen vertraging oploopt.

Minister

Op 24 mei j.l. is een overeenkomst gesloten met een maritieme dienstverlener over de inrichting van de dienstenhaven en de verplaatsing van bedrijfseenheden. Hiermee is tegemoet gekomen aan de wens van de Kamer om bij de realisatie van de Nieuwe Sluis voorzieningen te treffen waarin kwaliteit en continuïteit van de dienstverlening geborgd zijn.

VSO Advies Corbey inzake dubbeltelling biobrandstoffen, ILUC-akkoord en toezeggingen biobrandstoffenbeleid

04-12-2014

Motie van Veldhoven/Van Tongeren 32 813-97 verzoekt de regering om, het bijmengpercentage van conventionele biobrandstoffen te beperken tot 5%.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer geïnformeerd.

VAO Grondstoffen en Afval

04-12-2014

Motie Ouwehand 30 872-177 verzoekt de regering gemeenten op te roepen om het oplaten van ballonnen actief te ontmoedigen.

Staatssecretaris

In de brief Circulaire Economie van 7 juli 2016 is vermeld dat de Kamer wordt geïnformeerd voor het AO CE van 5 oktober.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

04-12-2014

Motie De Rouwe 23 645-589 verzoekt de regering te bewerkstelligen dat reizigersorganisaties een volwaardige en eigenstandige plek krijgen in de nieuwe TLS-organisatie.

Staatssecretaris

Ter uitvoering van de motie zijn wensen van consumentenorganisaties geïnventariseerd. Deze zullen aan de coöperatie Openbaar Vervoerbedrijven worden voorgelegd. De coöperatie onderzoekt momenteel verschillende vormen van structureel overleg met haar stakeholders.

VSO Aanbieding Besluit externe veiligheid in verband met het vervoer van gevaarlijke stoffen over transportroutes

04-12-2014

Motie van Tongeren 30 373-57 verzoekt de regering te bewerkstelligen dat het akkoord tot beëindiging van chloortransporten gehandhaafd wordt en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris

De Staatssecretaris zal de Kamer schriftelijk informeren over de verlenging van het chloorconvenant met AkzoNobel

VAO Waddenzee en Noordzee

11-03-2015

Motie Smaling/Jacobi 33 450-40 constaterende dat de behoefte eerder is om «meer samen te doen» dan om «samen meer te doen»; verzoekt de regering voor eind 2016 onafhankelijk te laten evalueren of de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voldoende zijn opgevolgd.

Minister

Evaluatie zal in 2016 plaatsvinden

VAO Scheepvaart

11-03-2015

Motie Van Helvert 31 409-77 verzoekt de regering bij het uitwerken van de rijksbrede maritieme strategie: de rol van de visserijsector voor de voedselzekerheid nadrukkelijk op te nemen; de diversiteit van de binnenvaartvloot als kwaliteit nadrukkelijk op te nemen.

Minister

Bij de uitwerking van de maritieme strategie zal deze motie worden betrokken via een beoogde jaarlijkse voortgangsbrief over de implementatie van de maritieme strategie die interdepartementaal wordt afgestemd in samenwerking met EZ.

VAO Milieuraad

17-03-2015

Motie Jan Vos 21 501-08-553 verzoekt de regering een extra inspanning te leveren om door middel van bilaterale en multilaterale overeenkomsten met minder ontwikkelde landen klimaatvervuiling tegen te gaan.

Staatssecretaris

De motie is ondersteuning van beleid.

VAO Milieuraad

17-03-2015

Motie Remco Dijkstra c.s. 21 501-08-557 verzoekt de regering zich binnen de EU, wanneer het gaat om de nieuwe voorstellen voor een circulaire economie, hard te maken voor het bevorderen van investeringen en het wegnemen van belemmeringen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden

VAO Wijziging van de Wet personenvervoer 2000 (34 042)

27-05-2015

Motie Van Helvert 34 042-15 verzoekt de regering spoedig te komen met een tijdsplan om het in- en uitchecken bij het overstappen naar andere vervoerders definitief te beëindigen.

Staatssecretaris

Het tijdsplan is vastgesteld in het Bestuurlijk NOVB van 21 april 2016. Na de uitspraak van ACM op de pilot Valleilijn wordt het tijdsplan naar de Kamer gestuurd.

VAO Milieuraad

10-06-2015

Motie Van Veldhoven/Remco Dijkstra 21 501-08-577 verzoekt de regering, zich er in de EU hard voor te maken dat bij de allocatie van emissierechten de administratieve lasten en de complexiteit van het ETS niet teveel toenemen en dat emissiereducties worden beloond.

Staatssecretaris

De motie is ondersteuning van beleid.

VAO Duurzaamheid

16-06-2015

Motie Van Veldhoven 30 196-321 verzoekt de regering te verzekeren dat per 1 juni 2016 alle negen minimumeisen voor de inkoop van duurzaam hout voor de Nederlandse overheid weer onverkort gelden.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden.

VAO Luchtvaart

18-06-2015

Motie Hachchi 31 936-282 verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat ook de psychologische gesteldheid van piloten en het testen daarvan volwaardig onderdeel worden van de samenwerking binnen de ASG; verzoekt de regering tevens, er zorg voor te dragen dat alle luchtvaartmaatschappijen die onder de Nederlandse wetgeving vallen, deel uitmaken van deze samenwerking.

Staatssecretaris

IenM heeft in december 2015 een werkgroep «Fit to Fly» ingericht waarbij de luchtvaartmaatschappijen, vakorganisaties, de Anti Skid Groep en het Onafhankelijk Vertrouwensteam Burgerluchtvaart samenwerken aan de beperking van het veiligheidsrisico dat mogelijk gekoppeld is aan piloten met psychische problemen.

De werkgroep komt ieder kwartaal bijeen en is een gezamenlijk doel overeengekomen om binnen de Europese en nationale regels te komen tot afspraken over:

• Voorlichting over herkenning verhoogd risico op psychologische problemen die de vliegveiligheid in gevaar kunnen brengen;

• Concretisering van de psychologische aspecten bij keuringen;

• Inrichten van een systeem met als doel begeleiding van piloten met psychische problemen gericht op volledige re-integratie in de vliegende functie en veilige continuering van hun beroep.

Het streven is om de afspraken vast te leggen in een protocol dat in december 2016 door alle partijen ondertekend zal worden.

Wetsvoorstel taken meteorologie en seismologie

18-06-2015

Motie Van Tongeren 33 802-19 verzoekt de regering, erop toe te zien dat de gewenste cultuurverandering bij het KNMI tot stand komt en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris

Motie is in uitvoering.

VAO Spoorveiligheid / ERTMS

17-06-2015

Motie De Boer en Hoogland 29 893-193 verzoekt de regering om in de aanbestedingsstrategie de volgende aspecten te borgen en duidelijkheid te hebben over deze aspecten alvorens de aanbesteding kan plaatsvinden: de afstemming tussen materieel en baan, die passend moet zijn en waarbij minder uitval dan met het huidige ATB en GSM-R mag voorkomen; de verschillende levels en systemen van ERTMS moeten op elkaar aansluiten; duidelijkheid ten aanzien van het aantal en de omvang van de kavels, waarin het spoor en materieel worden aanbesteed en een duidelijke fasering waarbij niet alle kavels in een keer worden aanbesteed; de aanleg van ERTMS moet afgestemd worden met de buurlanden; de uitwerking van ERTMS in wet- en regelgeving die Europees is afgestemd; een duidelijke verantwoordelijkheidsverdeling van het project, ook na het aflopen van de huidige concessieperiode; een goede financiële verantwoording met jaarlijks goedkeurende accountantscontrole.

Staatssecretaris

De genoemde aspecten vormen reeds belangrijke aandachtspunten van het programma en zullen terugkomen in de definitieve aanbesteding- en contracteringstrategie dan wel via de halfjaarlijkse voortgangsrapportages danwel de jaarlijkse ADR-rapportages.

VAO Spoorveiligheid / ERTMS

17-06-2015

Motie Bashir 29 893-194 verzoekt de regering om, ook andere spoorvervoerders aan te sporen om gebruik te maken van het ORBIT-systeem

Staatssecretaris

Conform de motie Bashir zijn spoorvervoerders aangespoord om gebruik te maken van ORBIT. Prioriteit ligt echter bij ingebruikname van ORBIT door NS. Helaas heeft NS onlangs wederom vertraging gemeld. NS is geïnformeerd dat overwogen wordt om te handhaven op realisatie van de door NS in het Vervoerplan 2016 opgenomen implementatietermijn in 2016.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Veldman 33 962-113 verzoekt de regering het Adviescollege toetsing regeldruk (Actal) opnieuw te consulteren ten aanzien van de financiële effecten van de uitvoeringsregelgeving op de regeldruk en de Tweede Kamer te informeren over de conclusies van Actal.

Minister

De motie is in uitvoering

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Veldman c.s. 33 962-117 verzoekt de regering om in het voorgenomen Besluit kwaliteit leefomgeving een regeling op te nemen die voorziet in de afwijkingsmogelijkheden naar analogie van de regeling voor ontwikkelingsgebieden in de Crisis- en herstelwet en de regeling van de interim-wet stad-en milieubenadering.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Veldman/De Vries 33 962-120 verzoekt de regering om in het implementatietraject van de Omgevingswet gemeenten te stimuleren de adviescommissie (zoals genoemd in art 17.9) ook in te zetten om initiatiefnemers aan de voorkant van het proces te adviseren en uit te dagen om hun plannen met zo veel mogelijk kwaliteit en consensus te realiseren en het welstandstoezicht achteraf geleidelijk af te bouwen.

Minister

Motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries/Dik-Faber 33 962-122 verzoekt de regering dit VN-verdrag na ratificering bij de invoeringswet op te nemen in artikel 4.20 van de Omgevingswet.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries c.s. 33 962-123 verzoekt de regering om de verdere ontwikkeling van de MGR krachtig te ondersteunen, zodat een breed en gebruiksvriendelijk instrument ontstaat, waarmee gemeenten gezondheidsrisico’s beter kunnen meenemen in hun besluitvorming.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries c.s. 33 962-124 verzoekt de regering om te bezien of het mogelijk is om bij AMvB (algemene maatregel van bestuur) een verplichting op te nemen om voorafgaand aan de uitvoering van vergunningvrije werkzaamheden aan rijksmonumenten de start hiervan te melden bij de gemeente.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries 33 962-126 overwegende dat er een bestuursovereenkomst is aangekondigd met de betrokken overheden over de uitvoering van de Omgevingswet; overwegende dat in die bestuursovereenkomst het uitvoeren van een onderzoek zal worden opgenomen volgens artikel 2 van de Financiële verhoudingswet teneinde te bezien of overheden financieel voldoende zijn toegerust om de hun toebedeelde taken op een adequaat kwaliteitsniveau uit te voeren; verzoekt de regering, dit onderzoek na vijf en tien jaar te herhalen.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie De Vries c.s. 33 962-173 verzoekt de regering in de rijksomgevingsvisie aan te geven welke afspraken nodig zijn om de recreatieve fiets-, wandel- en vaarnetwerken in stand te houden en hoe deze afspraken doorwerken in provinciale en gemeentelijke omgevingsvisies.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Smaling 33 962-128 verzoekt de regering: bij het implementatietraject expliciet aandacht te schenken aan de kennis en kunde van overheden op dit gebied; te onderzoeken of een kennisplatform zoals het Kennisplatform Veehouderij en Humane gezondheid hier een rol in kan spelen.

Minister

Wordt meegenomen in de Invoeringswet (medio 2017).

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Smaling 33 962-130 verzoekt de regering de resultaten van de evaluatie van de Crisis- en herstelwet, de jurisprudentie die zich de komende jaren ontwikkelt, het voortschrijdend inzicht uit het programma Nu Eenvoudig Beter én de ervaringen van zowel bestuurders als ambtenaren die met de Omgevingswet moeten werken een plaats te geven in de Invoeringswet Omgevingswet.

Minister

Wordt meegenomen in de Invoeringswet (medio 2017).

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Smaling 33 962-131 verzoekt de regering één of meerdere interactieve games te laten ontwikkelen die: harde en zachte waarden van de fysieke leefomgeving goed met elkaar verbinden; het leren denken in verschillende ruimte- en tijdschalen ondersteunen; inzichtelijk maken hoe het maken van afwegingen zich vertaalt in keuzes voor de inrichting van de fysieke leefomgeving; zowel individueel als in de aardrijkskundeles goed toepasbaar zijn.

Minister

Wordt meegenomen in de Invoeringswet (medio 2017).

VAO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

28-05-2015

Motie Visser/ Hoogland 29 398-472 verzoekt de regering samen met betrokken partijen na te gaan welke eisen minimaal aan een helm gesteld moeten worden ter bescherming van berijders van gemotoriseerde tweewielers met snelheden van tussen 25 en 45 km/u, dit als nieuwe norm vast te leggen en te stimuleren dat nieuwe producten zo snel als mogelijk op de markt kunnen worden gebracht.

Minister

Op initiatief van RAI Vereniging is een NEN-werkgroep aan de slag met het opstellen van een nieuwe helmnorm voor speed-pedelelcs (snelle elektrische tweewieler met trapondersteuning tot 45 km/u). NEN en RAI hebben aangegeven de norm in het najaar van 2016 gereed te willen hebben en vanaf 2017 ook geschikte helmen in de verkoop te willen hebben.

IenM draagt bij aan dit proces door expertise van TNO met betrekking tot helmveiligheid in te brengen.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Ronnes/Veldman 33 962-174 verzoekt de regering te onderzoeken wat de gevolgen zijn van de afschaffing van het systeem van de vergunningverlening van rechtswege en of gehele of gedeeltelijke invoering ervan mogelijk en wenselijk is en de Kamer daarover te informeren.

Minister

Wordt meegenomen in de Invoeringswet (medio 2017).

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Veldhoven/Ronnes 33 962-175 verzoekt de regering om onderzoek te doen naar de mogelijke negatieve gevolgen hiervan voor deze werelderfgoederen en op basis hiervan zo nodig voorstellen te doen om de vergunningsvrije bouwmogelijkheden in deze erfgoederen af te schaffen dan wel in te perken.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Veldhoven 33 962-136 verzoekt de regering gemeenten in staat te stellen om zonder te veel administratieve lasten te sturen op de kwaliteit van de leefomgeving.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Veldhoven/Dik-Faber 33 962-137 verzoekt de regering de lopende projecten in het kader van Eenvoudig Beter specifiek te evalueren op het punt van participatie, en de Kamer daar voorafgaand aan de invoeringswet over te informeren; verzoekt de regering tevens, participatie expliciet mee te nemen in de reeds voorziene evaluatiemomenten van de stelselherziening.

Minister

Wordt meegenomen in de Invoeringswet (medio 2017).

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Van Tongeren c.s. 33 962-142 verzoekt de regering om bij het vaststellen van het Besluit kwaliteit leefomgeving een omgevingswaarde vast te stellen die overeenkomt met de door de rechter opgedragen verplichting en de Kamer hierover te informeren.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie 33 962-176 verzoekt de regering om het nationale belang van de transitie hernieuwbare energie en de daarvoor benodigde installaties en voorzieningen in wet- en regelgeving te verankeren en stelselmatig in het omgevingsrecht te betrekken en de Kamer daarover te informeren.

Minister

Wordt meegenomen in de Invoeringswet (medio 2017).

VAO Omgevingswet

24-06-2015

Motie Bisschop/Veldman 33 962-146 verzoekt de regering te bezien hoe onnodige verlenging van de reguliere voorbereidingsprocedure ingeperkt kan worden, bijvoorbeeld door invoering van een motiveringsplicht of een verplichte legeskorting.

Minister

Wordt meegenomen in de Invoeringswet (medio 2017).

VAO Grondstoffen en Afval

01-09-2015

Motie Ouwehand 30 872-194 verzoekt de regering in overleg te treden met gemeenten om het gebruik van nee/nee-stickers beter te faciliteren.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden.

VAO Grondstoffen en Afval

01-09-2015

Motie Ouwehand 30 872-195 verzoekt de regering te bezien hoe de sluiproute van de quasi-adressering bij reclamedrukwerk kan worden aangepakt.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden.

Algemene Politieke Beschouwingen (TK)

16-09-2015

Motie Klaver 34 300-24 verzoekt de regering om in het jaar 2016 te starten met de uitvoering van aanvullende maatregelen om de uitstoot van broeikasgassen te reduceren en de Kamer hierover te informeren

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering

Wetsvoorstel tijdelijke tolheffing Blankenburg

verbinding en ViaA15

09-09-2015

Motie Visser/Hoogland 34 189-17 verzoekt de regering zo spoedig mogelijk voorbereidingen te treffen om de tol te beëindigen zodra voorzienbaar is dat de netto-opgaven binnen afzienbare tijd gelijk zullen zijn aan de tolopgave, zodat deze niet langer voortduurt dan strikt noodzakelijk

Minister

Zodra duidelijk is dat de tolopgave binnen afzienbare tijd wordt gerealiseerd, zal de tol worden beëindigd.

Wetsvoorstel tijdelijke tolheffing Blankenburg

verbinding en ViaA15

09-09-2015

Motie Visser/Hoogland 34 189-18 verzoekt de regering te zoeken naar een prikkel waarmee de uitvoeringskosten van de tolheffing op de Blankenburgverbinding en de ViA15 onder de 20% van de totale tolopbrengsten worden gehouden en de Kamer te informeren over de verwachte kosten van de uitvoering van de tolheffing.

Staatssecretaris

In de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 is opgenomen dat het tolsysteem wordt uitgewerkt in een uitvoeringsplan dat aan de Staten-Generaal wordt overgelegd, uiterlijk vier weken voordat de tolheffing van start gaat. In dit plan wordt naast de verwachte inningskosten, een algemene beschrijving van het tolsysteem, de registratiemiddelen, de betalingsmogelijkheden en de klantenservice gegeven.

Wetsvoorstel tijdelijke tolheffing Blankenburg

verbinding en ViaA15

09-09-2015

Motie Hachchi 34 189-19 verzoekt de regering ervoor zorg te dragen dat privacygevoelige gegevens niet langer dan strikt noodzakelijk worden bewaard en de Kamer over de precieze invulling hiervan te informeren bij de aanbieding van de nadere uitwerking van het systeem.

Minister

In de Wet tijdelijke tolheffing Blankenburgverbinding en ViA15 is opgenomen dat het tolsysteem wordt uitgewerkt in een uitvoeringsplan dat aan de Staten- Generaal wordt overgelegd, uiterlijk vier weken voordat de tol heffing van start gaat. In dit plan wordt naast de verwachte inningskosten, een algemene beschrijving van het tolsysteem, de registratiemiddelen, de betalingsmogelijkheden en de klantenservice gegeven. Ook zal dan worden ingegaan op hoe gewaarborgd wordt dat privacy gevoelige gegevens niet langer dan strikt noodzakelijk worden bewaard.

Wijziging van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht

14-09-2015

Motie Remco Dijkstra/Cegerek 33 872-14 verzoekt de regering de nieuwe Wet algemene bepalingen omgevingsrecht voor inwerkingtreding te evalueren en de daaruit voortkomende aanbevelingen mee te nemen in de Invoeringswet Omgevingswet, en vervolgens vanaf 2018 te starten met de wettelijk vastgelegde vijfjaarlijkse evaluatiecyclus.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

Wijziging van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht

14-09-2015

Motie Cegerek/Dijkstra 33 872-15 verzoekt de regering vanaf 1 januari 2018 te komen tot een uniform stelsel van omgevingsdiensten, en de Kamer te informeren over de voortgang bij de begrotingsbehandeling voor het jaar 2018.

Staatssecretaris

Deze motie betreft de voortgang van de transitie van de netwerk-omgevingsdiensten naar een openbaar lichaam Wgr. Hierover zal de kamer in 2017 bij de begrotingsbehandeling voor het jaar 2018 worden geïnformeerd.

VAO Transportraad

06-10-2015

Motie Van Tongeren/Van Veldhoven 21 501-33-557 verzoekt de regering te onderzoeken wat de gevolgen zijn van het gelijktrekken van de emissie-eisen voor dieselvoertuigen aan de emissie-eisen van benzinevoertuigen en Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

15-10-2015

Motie Remco Dijkstra/Van Veldhoven 21 501-08-591 verzoekt de regering zich in de onderhandelingen over beide genoemde voorstellen in te zetten voor het afschaffen van de algehele kortingsfactor, gekoppeld aan blijvende prikkels voor energiebesparing in juist die «carbon leakage»-sectoren.

Staatssecretaris

De motie ondersteunt het beleid van de Staatssecretaris.

Begrotings

behandeling IenM

29-10-2015

Motie Visser/Hoogland 34 300 XII-18 verzoekt de regering om op de A2, tussen Holendrecht en Maarssen, waar de trajectcontrole is, in beide richtingen de maximumsnelheid overdag en ’s nachts zo snel mogelijk, maar uiterlijk medio 2016, gelijk te trekken naar 130 km/u met inachtneming van de wettelijke normen en voor dit project de extra investeringen te plannen en tevens om, vooruitlopend op het gelijktrekken van de maximumsnelheid, de snelheid beter aan te duiden met bijvoorbeeld matrixborden.

Minister

De Kamer zal in het najaar 2016 worden geïnformeerd.

Begrotings

behandeling IenM

29-10-2015

Motie Van Helvert 34 300 XII-20 verzoekt de regering te onderzoeken hoe de beleving van verkeersveiligheid en de verkeersveiligheid zelf bevorderd kunnen worden als burgers locaties kunnen aandragen waar zij vinden dat de politie snelheidscontroles zou moeten houden.

Minister

De Kamer zal in het najaar 2016 worden geïnformeerd.

Begrotings

behandeling IenM

29-10-2015

Motie Cegerek/Van Tongeren 34 300 XII-26 overwegende dat het een sterke stimulans voor het circulair inkopen zou zijn als een vast percentage hiervan minimaal aan circulair inkopen wordt besteed; verzoekt de regering, ernaar te streven om 10% circulair in te kopen.

Staatssecretaris

De Staatssecretaris heeft op 7 juli 2016 de Kamer geïnformeerd over het eind van dit jaar samen met bestuurders te ondertekenen manifest met concrete afspraken waarin tot uiting gebracht wordt hoe deze duurzaamheidambities een stap verder te brengen. Dit betekent dat onder meer via het manifest invulling gegeven wordt aan de motie.

Begrotings

behandeling IenM

29-10-2015

Motie Cegerek/Remco Dijkstra 34 300 XII-27 verzoekt de regering voor het algemeen overleg Circulaire economie te komen tot één overkoepelend programma voor de circulaire economie.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden

Begrotings

behandeling IenM

29-10-2015

Motie Hoogland 34 300 XII-30 verzoekt de regering de volgende maatregelen te nemen om kilometertellerfraude tegen te gaan: oordeel «onlogisch» toevoegen bij toelating geïmporteerde auto’s, en indien daarbij bekend de werkelijke kilometerstand vermelden; zo snel als mogelijk uitwisseling van kilometerstanden tussen de landen die participeren in Eucaris; per 1-1-2018 verplichte uitwisseling van kilometerstanden in geval van im- en exportauto’s binnen EU.

Minister

Bij herimport van een eerder in NL geregistreerd voertuig wordt bij een lagere stand dan de voorheen geregistreerde in het register reeds automatisch «onlogisch» vastgelegd.

Volgens planning zal RDW vanaf het najaar 2016 het oordeel «onlogisch» geven als de tellerstand op het APK-rapport hoger is dan de stand in het voertuig.

Nederland blijft zich inzetten voor een Europese verplichting tellerstanden uit te wisselen.

Begrotings

behandeling IenM

29-10-2015

Motie Madlener 34 300 XII-53 verzoekt de regering te onderzoeken op welke wijze de kosten van het schorsen van een kenteken fors in prijs kan worden verlaagd.

Minister

In de verzamelbrief van december 2015 is aangegeven dat de kamer in het najaar van 2016 hierover geïnformeerd zal worden, op het moment dat de RDW de tarieven voor het volgende jaar indient.

Begrotings

behandeling IenM

29-10-2015

Motie Van Veldhoven/Cegerek 34 300 XII-37 verzoekt de regering met genoemde partijen het sluiten van een geïntegreerd Grondstoffenakkoord te verkennen, te verkennen waar ambities en knelpunten liggen en wie wat zou bijdragen om de kansen die er liggen voor Nederland te realiseren; verzoekt de regering tevens, de Kamer daarover te informeren.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden

Begrotings

behandeling IenM

29-10-2015

Motie Dik-Faber/Bisschop 34 300 XII-57 verzoekt de regering om het project «Elke vierde vrachtwagen synchromodaal» op te nemen binnen het MIRT programma goederenvervoer corridors Oost- en Zuid-Nederland met een bedrag van € 125.000,– voor 2016 en dit met de betrokken regio’s nader in te vullen binnen de condities van cofinanciering.

Minister

Voor de uitvoering van de motie is aansluiting gezocht bij bestaande initiatieven van de Topsector Logistiek. Onder de actielijn synchromodaliteit van deze topsector is een werkwijze ontwikkeld om vrachtwagens van de weg naar het spoor en het water te krijgen. Momenteel wordt verkend op welke goederencorridor deze werkwijze toegepast kan worden.

VAO Luchtvaart 24-11-2015

Motie Hachchi/Van Helvert 31 936-319 verzoekt de regering om minimaal € 200.000 bij te dragen aan het op te richten Leefbaarheidsfonds Eindhoven Airport, en zo mogelijk dit bedrag te vergroten om zo de combinatie wonen en vliegen rondom Eindhoven Airport voor mens en milieu acceptabel te houden.

Staatssecretaris

Aan deze motie zal uitvoering worden gegeven. De oprichting van het leefbaarheidsfonds is een van de onderwerpen die door de Uitvoeringstafel Eindhoven Airport, onder voorzitterschap van Pieter van Geel, ter hand wordt genomen. De Kamer zal met de eerstvolgende luchtvaartbrief worden geïnformeerd.

Over de wijziging van het Besluit gewasbeschermingsmiddelen en biociden; gewasbescherming buiten de landbouw 24-11-2015

Motie Grashoff/Leenders 27 858-340 verzoekt de regering met de partijen in gesprek te blijven en daarbij Vewin en de Natuur en Milieufederaties te betrekken, ten einde te komen tot zodanige aanvullende afspraken, dat alsnog het draagvlak onder de «Green Deal Sportvelden» kan worden verbreed.

Staatssecretaris

Motie is in uitvoering. Op 18 januari is er een bijeenkomst van de Stuurgroep Green Deal Sport geweest, waar ook Vewin en NMF aan deelgenomen hebben. Intentie van die betrokkenheid is om medio 2016 alsnog tot ondertekening door deze partijen te komen.

VAO MIRT

23-11-2015

Motie Visser/Hoogland 34 300 A-23 verzoekt de regering om in het programma Beter Benutten een oplossing te vinden voor de aansluiting van de A7 en de Westfrisiaweg, via de spitsstrook A7 tussen Avenhorn en Hoorn en middelen ook vrij te maken conform de kaders van het programma Beter Benutten.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO MIRT

23-11-2015

Motie De Boer/Jacobi 34 300 A-27 verzoekt de regering mee te denken met de regio in de zoektocht naar alternatieve en creatieve financieringsmogelijkheden voor een grotere sluis op Kornwerderzand en hierbij de mogelijkheden van de Europese Investeringsbank, de Junckergelden in combinatie met pps-constructies, het Waddenfonds en een hernieuwde aanmelding voor financiering uit het CEF-fonds in de overweging mee te nemen, en de Kamer hierover te informeren.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO MIRT

23-11-2015

Motie Hoogland c.s. 34 300 A-28 verzoekt de regering een fietsbrug over de Lek op te nemen in het tracébesluit A27 Houten-Hooipolder, een financiële bijdrage te leveren aan de realisatie van deze fietsbrug op basis van een 50%-50%-verdeling, hierover met de regio in gesprek te gaan en de Kamer over de uitkomsten hiervan voor het AO MIRT voorjaar 2016 te informeren.

Minister

Zowel regio als Rijk heeft geld gereserveerd voor een uitbreiding van de brug over de Lek met een fietsverbinding. IenM is in gesprek met de regio over deze snelfietssverbinding. Aandachtspunt hierbij is dat deze brug onderdeel uit zal moeten maken van het snelfietstraject Houten-Vianen. De planvorming hiervan is echter nog niet ver gevorderd. De fietsverbinding zal niet meer in het OTB (gepland voor juni) worden opgenomen.

VAO MIRT

23-11-2015

Motie Hoogland/Visser 34 300 A-29 verzoekt de regering een actualisatie uit te voeren van de problematiek en beoogde maatregelen op dit traject, de procedure voor dit traject zo spoedig mogelijk te starten en de te treffen maatregelen zo snel mogelijk ter hand te nemen.

Minister

RWS heeft de opdracht gekregen om de in 2009 in het kader van «Rotterdam Vooruit» uitgevoerde deelverkenning van het wegvak A20 Nieuwerkerk – Gouwe te actualiseren, zodat zo spoedig mogelijk, bij voorkeur nog in 2016, de Startbeslissing kan worden genomen. De wens om nog in 2016 een Startbeslissing te nemen is mede afhankelijk van de uitkomsten van het in 2016 gestarte onderzoek. Er is nog geen planning voor het wegproject, ook dat is afhankelijk van de uitkomsten van het onderzoek.

VAO MIRT

23-11-2015

Motie Hachchi/Smaling 34 300 A-50 verzoekt de regering om zich in te zetten voor het behoud van een intercityverbinding tussen station Dordrecht en Breda.

Staatssecretaris

Bij de beantwoording van Kamervragen van het lid Bruins (ChristenUnie) over de intercity Dordrecht-Breda (Kamervragen, aanhangsel 2015–2016, 2139) heeft de Staatssecretaris aangegeven dat zij bereid is om voor een periode van twee jaar een intercityverbinding Dordrecht-Breda te realiseren. In de komende twee jaar blijft zij met alle partijen zoeken naar een meer structurele oplossing in de toekomst.

VAO MIRT

23-11-2015

Motie Van Tongeren 34 300 A-37 verzoekt de regering oplossingen te versnellen van de aanpak van spoorknelpunten in het Zaanlijntraject Alkmaar-Uitgeest-Amsterdam.

Staatssecretaris

Zoals tijdens het Notaoverleg MIRT ook aan de Kamer is gemeld wordt de Zaanlijn als onderdeel van PHS aangepakt. Er komen extra intercity's naar Alkmaar en extra sprinters naar Uitgeest

De Kamer wordt met de voortgangsrapportage over PHS op de hoogte gehouden van de voortgang.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming 17-12-2015

Motie Dik-Faber cs. 25 422-138. verzoekt de regering bij de volgende Voorjaarsnota in kaart te brengen welke financiële stappen gezet moeten worden om de eindberging van radio-actief afval te kunnen bekostigen.

Minister

De Kamer zal na de zomer worden geïnformeerd.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

Motie Van Tongeren/Vos 25 422-127 verzoekt de regering er bij de Belgische regering op aan te dringen om eerst een milieueffectrapportage te laten uitvoeren, alvorens deze kernreactor opnieuw wordt opgestart.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

Motie Van Tongeren/Dik-Faber 25 422-137 verzoekt de regering om te onderzoeken wat de kosten zijn van het overnemen van het juridisch en economisch eigendom van de kerncentrale in Borssele en de Kamer hierover te informeren.

Minister

De Kamer zal na de zomer door EZ worden geïnformeerd.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

Motie Vos/Dik-Faber 25 422-132 verzoekt de regering te bewerkstelligen dat beide toezichthouders, de Nederlandse ANVS en de Belgische FANC, gezamenlijke inspecties gaan doen bij de kerncentrales aan beide kanten van de grens.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

Motie Vos 25 422-133 overwegende dat een verzelfstandiging van de kerncentrale buiten de DELTA-holding overwogen wordt;overwegende voorts dat met de aangenomen motie Van Gent de Kamer uitgesproken heeft dat de kerncentrale in overheidshanden moet blijven;

verzoekt de regering te onderzoeken of de kerncentrale kan worden genationaliseerd, analoog aan de nationalisatie van TenneT in 2000;

verzoekt de regering daarbij de betrokkenheid van EBN, TenneT, COVRA en URENCO te overwegen, en hierover binnen drie maanden aan de Kamer te rapporteren.

Minister

De Kamer zal na de zomer door EZ worden geïnformeerd.

VAO Nucleaire veiligheid en stralingsbescherming

17-12-2015

Motie Smaling/De Vries 25 422-134 constaterende dat burgers in Zeeland en West-Brabant een slechte informatiepositie hebben omtrent de toestand van en incidenten betreffende de kerncentrale in Doel;verzoekt de regering deze informatiepositie structureel te verbeteren.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Scheepvaart

17-12-2015

Motie Jacobi en Cegerek 31 409-96 verzoekt de regering om te onderzoeken hoe het maritiem onderzoek versterkt kan worden en binnen de topsectoren onderzoeks- en ontwikkelprojecten op te starten voor en met de maritieme sector, en de Kamer hierover voor het zomerreces 2016 te informeren.

Minister

De Rijksoverheid en partijen uit de maritieme cluster samen verkennen hoe de kennisbasis voor maritiem onderzoek kan worden versterkt, zodat specifieke maritieme kennis behouden blijft en de maritieme cluster optimaal gebruik kan maken van de mogelijkheden van de topsectoren. Hierover ontvangt de Kamer een separate brief naar aanleiding van de motie van de Kamerleden Jacobi en Cegerek.

De uitvoeringstermijn van deze motie is met drie maanden verlengd tot 1 oktober 2016 (Kamerstukken II 2015–2016 31 409, nr. 21)

VAO Scheepvaart

17-12-2015

Motie Jacobi/De Boer 31 409-97 verzoekt de regering bij de aanbesteding van de renovatiewerkzaamheden een verkorting van de stremmingsduur zwaarder mee te laten wegen als leidend criterium, rekening houdend met de financiële kaders, dan wel gefaseerd, en bij het zoeken naar creatieve oplossingen om de stremmingsduur te beperken de getroffen bedrijven te betrekken.

Minister

Aanbesteding van de renovatiewerkzaamheden loopt zoals besproken in het AO Scheepvaart 17 december 2015. De Tweede Kamer zal worden geïnformeerd over de uitkomsten.

VAO Scheepvaart

17-12-2015

Motie De Boer/Jacobi 31 409-103 verzoekt de regering om bij de Europese Commissie aan te blijven dringen op gelijke spelregels voor zeehavens en erop aan te sturen dat de EU-havenverordening voor 1 januari 2017 van kracht wordt, inclusief richtsnoeren met betrekking tot staatssteun voor zeehavens, en ervoor zorg te dragen dat de concurrentiepositie van de Nederlandse zeehavens gewaarborgd blijft

Minister

Naar aanleiding van het EC besluit waarin Nederland wordt verplicht om de Vpb-vrijstelling voor zeehavens per 1 januari 2017 op te heffen, is een brief aan EU Commissaris Vestager gestuurd waarbij wordt aangedrongen op een voortvarend onderzoek naar de Vpb-vrijstelling in België en Frankrijk. Daarnaast heeft het kabinet aangekondigd zich te zullen voegen in het beroep dat de zeehavens zullen instellen tegen het besluit van de EC. Tot slot is de EC een consultatie gestart naar de toevoeging van categorieën van investeringen aan zeehavens aan de Algemene Groepsvrijstellingsverordening. Hierin worden bepaalde categorieën van staatssteun aan zeehavens uitgezonderd van voorafgaande staatssteunaanmelding. Ook in deze consultatie zal Nederland het belang van eerlijke concurrentie blijven onderstrepen en aandringen op richtsnoeren staatssteun. Het EP heeft 8 maart ingestemd met een onderhandelingsmandaat voor de havendienstenverordening. De voorbereidingen en ambtelijke werkgroepen zijn daarop direct van start gegaan en het streven is om nog tijdens het Nederlands voorzitterschap overeenstemming met EP en Transportraad te bereiken.

VAO Scheepvaart

17-12-2015

Motie Van Helvert cs. 31 409-104 verzoekt de regering een geschillencommissie in te stellen die op basis van nader te bepalen normen conflicten op het water objectief beoordeelt; verzoekt de regering tevens om, de Kamer daarover binnen twee maanden te rapporteren.

Minister

De Kamer zal medio 2016 worden geïnformeerd.

VAO Leefomgeving

17-12-2015

Motie Geurts 30 175-226 verzoekt de regering de uitkomsten van het onafhankelijk onderzoek door het Vlaamse Instituut voor Landbouw- en Visserijonderzoek (ILVO) naar de huidige rekenmodellen en onderzoeksmethoden te betrekken bij de verdere beleidsbepaling die volgt naar aanleiding van het advies van de bestuurlijke werkgroep.

Staatssecretaris

De Kamer wordt eind 2016 geïnformeerd.

VAO Leefomgeving

17-12-2015

Motie Cegerek cs. 30 175-230 verzoekt de regering in overleg te treden met het RIVM en de gemeenten en in kaart te brengen wat de problemen en mogelijke oplossingen zijn voor de gezondheidsklachten die een deel van de Nederlanders ervaart door houtstook en de Kamer hierover in het voorjaar van 2016 te informeren.

Staatssecretaris

Voor de zomer ontvangt de Kamer een brief over luchtkwaliteit. Daarin wordt ook aandacht besteed aan de voortgang van het Platform Houtrook dat zich buigt over mogelijke oplossingen. Het Platform Houtrook heeft naar schatting nog een half jaar nodig om deze mogelijke oplossingen in kaart te brengen.

Begrotings

behandeling IenM

29-10-2015

Motie Hoogland en Van Tongeren 34 300 XII-29 verzoekt de regering zo spoedig mogelijk over te gaan tot het verbieden van het verwijderen van een roetfilter of een ander milieusysteem en het adverteren hierover; verzoekt de regering tevens, zo spoedig mogelijk over te gaan tot invoering van een effectieve test in de apk rondom de uitstoot van schadelijke stoffen.

Staatssecretaris

Voor de uitvoering van deze motie moet de regelgeving worden gewijzigd.

De verwachting is dat dit in 2019 afgerond zal zijn.

VAO Circulaire economie

17-12-2015

Motie Van Tongeren en Cegerek 33 043-59 verzoekt de regering om te onderzoeken welke producten het meest aangeboden worden voor reparatie bij repair cafés en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden

VAO Circulaire economie

17-12-2015

Motie Van Tongeren 33 043-51 verzoekt de regering om te onderzoeken op welke wijze Nederland fosforterugwinning uit slachtafval en rioolwaterzuivering het meest effectief kan regelen, en de Kamer hier voor de zomer over te informeren.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden

VAO Circulaire economie

17-12-2015

Motie Dik-Faber en Cegerek 33 043-61 verzoekt de regering met een voorstel te komen waarmee hindernissen in wet- en regelgeving om te komen tot een circulaire economie worden weggehaald.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

19-01-2016

Motie Hoogland/Visser 29 398-485 verzoekt de regering om de effecten van het instrument tunneldoseren op de verkeersveiligheid en de doorstroming binnen een halfjaar nader te onderzoeken en gedurende het onderzoek pas op de plaats te maken met de verdere invoering van het instrument tunneldoseren; verzoekt de regering tevens om, de Kamer over de uitkomsten van het onderzoek te informeren, zodat dit betrokken kan worden bij een verdere invoering en heroverweging van de toepassing van het instrument in de drie bestaande tunnels.

Minister

Het onderzoek is in gang gezet. De Kamer zal na de zomer over resultaten worden geïnformeerd.

VAO Duurzaamheid en Milieu

10-02-2016

Motie Dijkstra/Cegerek 30 196-400 verzoekt de regering om onderzoek te doen naar het groeipad voor (meer) bijmenging van biobrandstoffen voor de periode 2020–2030 om een omslag naar meer geavanceerdere biobrandstoffen te kunnen bereiken, en de Kamer hierover voor 1 juli 2016 te rapporteren.

Staatssecretaris

Motie wordt na de zomer afgedaan. De mededeling van de EC over decarbonisering van transport is uitgesteld tot 20 juli.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

10-02-2016

Motie Van Helvert 23 645-616 verzoekt de regering in overleg te treden met de leden van het NOVB teneinde te bewerkstelligen dat er een regulier overleg plaatsvindt tussen de aanbieders van mobiliteitskaarten en de leden van het NOVB.

Staatssecretaris

Aan deze motie wordt invulling gegeven door regulier overleg tussen vervoerders en MKA’s. In de volgende voortgangsrapportage van het NOVB wordt hierover gerapporteerd aan de Kamer.

Wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingsstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (34 098)

10-02-2016

Motie Belhaj 34 098-10 verzoekt de regering de invoering van het nieuwe stelsel aan te grijpen voor het ontwikkelen van een moderne socialemediastrategie, met als kernpunt een applicatie voor smartphones en tablets die voornoemde functionaliteiten biedt.

Staatssecretaris

Er is inmiddels een taskforce binnen de Omgevingsraad Schiphol actief om in de komende periode verder uitwerking te geven aan die effectieve en efficiënte informatievoorziening. De Staatssecretaris heeft de ORS verzocht om in goed overleg met de partijen ervoor zorg te dragen dat er reeds in de loop van dit jaar (2016) de eerste resultaten voor de omgeving zichtbaar worden.

Wijziging van de Wet luchtvaart in verband met de invoering van een nieuw normen- en handhavingsstelsel voor de luchthaven Schiphol en enige andere wijzigingen (34 098)

10-02-2016

Motie Visser 34 098-14 verzoekt de regering tot een zodanige invulling van de vierdebaanregel dat de luchtvaartsector een prikkel tot innovatie blijft behouden en ook in de toekomst verdere volumegroei binnen de gelijkwaardigheidscriteria kan blijven realiseren.

Staatssecretaris

Naar aanleiding van de motie heeft de Staatssecretaris de ORS middels een adviesopdracht gevraagd zich te buigen over de toekomstbestendigheid van het NNHS. Dit zodat het ORS advies kan worden betrokken bij de doorvertaling van de NNHS afspraken in een toekomstbestendig ontwerp-Luchthavenverkeerbesluit (LVB).

VAO Milieuraad

02-03-2016

Motie Van Tongeren 21 501-08-622 verzoekt de regering om de Europese Commissie tijdens de Milieuraad op te roepen om op termijn injectie van afvalwater van mijnbouwactiviteiten onder de richtlijn industriële emissies te brengen.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

02-03-2016

Motie Cegerek/Remco Dijkstra 21 501-08-619 verzoekt de regering voorafgaand aan de reguliere AO’s Milieuraad en Circulaire economie, de Kamer schriftelijk te informeren over de voortgang op dit dossier, de Kamer te informeren over de standpuntbepaling en wijzigingen hierin en de Kamer tijdig te informeren zodra een finaal akkoord aanstaande is tussen de Raad, het Europees parlement en de Europese Commissie, zodat dit in concept kan worden bestudeerd.

Staatssecretaris

De Kamer is geïnformeerd over de voortgang via de geannoteerde agenda Milieuraad 20 juni 2016. De motie wordt afgehandeld in 2017

Debat Rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid naar de ramp met de MH17

01-03-2016

Motie Ten Broeke c.s 33 997-75 verzoekt de regering zich ervoor in te spannen dat alle luchtvaartmaatschappijen een gecertificeerd veiligheidsmanagementsysteem hebben, waarin duidelijk is vastgelegd welke keuzes een luchtvaartmaatschappij maakt wat betreft de vliegroutes over gevaarlijke gebieden, bijvoorbeeld door dit vast te leggen in annex 19 bij het Verdrag van Chicago; verzoekt de regering voorts, te onderzoeken in hoeverre het mogelijk is luchtvaartmaatschappijen die niet een bovengenoemd gecertificeerd veiligheidsmanagementsysteem hebben, bepaalde sancties op te leggen.

Staatssecretaris

In het AO van 1 juni is melding gedaan over de voortgang hiervan.

Inhoudelijk resultaat is mede afhankelijk van of en hoe onze voorstellen door ICAO worden opgenomen.

VAO Circulaire economie

17-12-2015

Motie Remco Dijkstra/Agnes Mulder 33 043-49 verzoekt de regering zo snel mogelijk een einde-afvalstatus te bepalen voor fosfaat, nutriënten, secundaire grondstoffen uit meststromen en afvalstromen, teneinde de export te bevorderen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden.

VAO Circulaire economie

17-12-2015

Motie Agnes Mulder c.s. 33 043-52 verzoekt de regering de kwaliteit van de grondstof leidend te laten zijn en niet de herkomst en in lijn daarmee de wijziging van de nitraatrichtlijn en kunstmestverordening een belangrijk onderdeel te laten zijn van het circulaire-economiepakket.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden.

VAO Leefomgeving

03-03-2016

Motie Van Veldhoven 30 175-231 verzoekt de regering het RIVM de kans te laten onderzoeken dat de dit jaar doorgevoerde en nog door te voeren snelheidsverhogingen op snelwegen zullen leiden tot een overschrijding van de Europese luchtkwaliteitsnormen.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer ontvangt op korte termijn een brief waarin staat aangegeven dat de motie uitgevoerd zal worden en het RIVM gevraagd zal worden het gevraagde onderzoek uit te voeren.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Cegerek c.s 29 383-254 verzoekt de regering binnen dit kustpact harde garanties ter bescherming van de gehele Nederlandse kust op te nemen en de Kamer te informeren over de voortgang en uitkomsten van dit kustpact;verzoekt de regering tevens, het ontwerpbesluit Besluit algemene regels ruimtelijke ordening van 18 december 2015 waar het de kust betreft in te trekken en het beleid rondom het kustgebied op te nemen in de Nationale Omgevingsvisie.

Minister

Het streven is de Tweede Kamer na het zomerreces te informeren over de Kustpact. Daarbij wordt ook de uitvoering van deze motie betrokken.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Van Tongeren 29 383-256 verzoekt de regering om in nauw overleg met de Vereniging van Nederlandse Gemeenten maatregelen te treffen die gemeenten in staat stellen om deze belangen te waarborgen en de Kamer hierover te informeren.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Van Tongeren 29 383-258 verzoekt de regering om de evaluatie van de Wet natuurbescherming ondanks de opgelopen vertraging mee te nemen bij het opstellen van de aanvullingswet en het aanvullingsbesluit natuur.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Smaling/Cegerek 29 383-268 verzoekt de regering de twee wetten zo te stroomlijnen dat genoemde problemen tijdig ondervangen.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Veldman/Ronnes 29 383-262 constaterende dat de Wet plattelandswoningen een groot deel van zijn meerwaarde verliest door de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waardoor er als gevolg van de Europese richtlijn voor luchtkwaliteit alsnog aanvullende maatregelen ten behoeve van de luchtkwaliteit moeten worden genomen; verzoekt de regering deze problematiek op Europees niveau aan te kaarten en daarbij te zoeken naar oplossingen die ervoor zorgen dat de wet plattelandswoningen weer kan worden toegepast, zodat ook niet-werknemers op een boerderij kunnen blijven wonen.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Ronnes/Veldman 29 383-263 verzoekt de regering haar visie op de toekomstige vormgeving van onteigening ter advies voor te leggen aan de Raad voor de rechtspraak, de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, de president en de procureur-generaal bij de Hoge Raad en de Nederlandse Vereniging voor Rechtspraak, en de Kamer over de resultaten te informeren.

Minister

De motie zal worden verwerkt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

VAO Omgevingswet

03-03-2016

Motie Koşer Kaya 29 383-269 verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat in dit pact geen afbreuk wordt gedaan aan het huidige beschermingsniveau van de natuur, in het bijzonder de duinen.

Minister

Het streven is de Tweede Kamer na het zomerreces te informeren over het Kustpact. Daarbij wordt ook de uitvoering van deze motie betrokken.

VAO Spoor

23-03-2016

Motie De Boer/Van Helvert 28 642-82 verzoekt de regering de flexibele veiligheidsteams inzetbaar te krijgen in het gehele openbaar vervoer en in gesprek te gaan met de regionale concessiehouders, waarvan in dezen ook een bijdrage mag worden verwacht, en afspraken met hen te maken over maatregelen ter bescherming van het openbaar vervoerpersoneel en de Kamer voor 1 mei a.s. over de uitkomsten te informeren.

Staatssecretaris

De Kamer zal in het najaar met een brief verder worden geïnformeerd.

VAO Spoor

23-03-2016

Motie Houwers 28 642-81 verzoekt de regering om in samenwerking met lagere overheden, ook te streven naar vergroten van de sociale veiligheid op het regionale spoor.

Staatssecretaris

IenM en VenJ werken aan een integrale veiligheidsaanpak voor het OV (hoofdrailnet en regionaal OV), in overleg met decentrale overheden, vervoerders en vakbonden. Dit overleg is in volle gang.

In het najaar 2016 vindt hierover bestuurlijk overleg plaats met bewindspersonen IenM en VenJ.

VAO Milieu- en Transportraad

07-04-2016

Motie Visser/Van Helvert 21 501-33-582 verzoekt de regering om zich te blijven verzetten tegen tolplannen van lidstaten die discriminerend werken voor personen en bedrijven, zich blijvend in te zetten op werkbare afspraken bij eventuele invoering en de Kamer hierover te informeren.

Minister

De ontwikkelingen op het wegbeprijzingsdossier in het buitenland worden scherp gevolgd, zeker waar er een indicatie is dat de eigen burgers van de desbetreffende lidstaat worden bevoordeeld, zoals bij de Duitse tol voor personenvoertuigen.

VAO Milieu- en Transportraad

07-04-2016

Motie Geurts c.s. 21 501-33-583 verzoekt de regering om in Europees verband en in de Transportraad in te zetten op een spoedige standaardisering van de systemen en apparatuur voor tolheffing.

Minister

Het wegenpakket (road package) gaat over diverse richtlijnen en verordeningen, waaronder EETS en Eurovignet-richtlijn (voor wegbeprijzing vracht). Er zijn op dit moment nog geen concrete voorstellen ontvangen.

VAO Wadden

07-04-2016

Motie Aukje de Vries/Jacobi 29 684-128 spreekt uit, afhankelijk van de uitkomsten van het open planproces, eventueel mee te willen werken aan een wijziging van de dienstregeling en ruimte te willen bieden in de Structuurvisie Waddenzee voor een aanpassing van de vaargeul en optimalisatie van het vaargeulonderhoud.

Minister

De motie wordt meegenomen in het open plan proces. Eind 2016 worden de resultaten van het open plan proces naar de verbeteringen voor de vertraging van de waddenveerverbinding tussen Holwerd en Ameland naar de kamer opgestuurd. Eventuele oplossingsrichtingen worden dan ter besluitvorming door de Minister daarin opgenomen. De dienstregeling en de vaargeul zijn hierin dus ook opgenomen als oplossingsrichting. Of deze in 2017 ook al kunnen worden gerealiseerd hangt af van de besluitvorming over het OPP en de daarvoor beschikbare middelen.

VAO Wadden

07-04-2016

Motie Aukje de Vries c.s. 29 684-129 verzoekt de regering om hierover in overleg te treden met de betrokken partijen in de regio, zoals Waddengemeenten en watertaxibedrijven; verzoekt de regering tevens, nogmaals kritisch te kijken naar het uitgevoerde onderzoek, inclusief de daaruit voortvloeiende conclusie; verzoekt de regering voorts, te komen met een werkbare oplossing en de Kamer hierover te informeren.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Wadden

07-04-2016

Motie Van Helvert/Aukje de Vries 29 684-131 verzoekt de regering om spoedig te onderzoeken of en hoe de concessie-verlening van de veerdiensten naar de Waddeneilanden overgelaten kan worden aan de betrokken provincies.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Wadden

07-04-2016

Motie Van Helvert/Jacobi 29 684-132 verzoekt de regering om de gemeentebesturen van de betrokken Waddeneilanden de mogelijkheid te bieden om rechtstreeks te overleggen over de veerverbindingen met het Rijk en de concessiehouder.

Minister

De motie is in uitvoering.

VAO Wadden

07-04-2016

Motie Van Helvert 29 684-133 verzoekt de regering om erop toe te zien dat de bouw van windturbines wordt tegengegaan in de Waddenzee.

Minister

De motie is in uitvoering.

Debat Uitstoot van dieselauto’s

12-04-2016

Motie Van Veldhoven/Hoogland 31 209-181 verzoekt de regering in Europees verband te pleiten voor volledige openbaarheid en transparantie van de resultaten van de RDE-testen en de Kamer hierover nog dit jaar te informeren; verzoekt de regering, ervoor te zorgen dat de klant zo spoedig mogelijk weet wat een auto daadwerkelijk uitstoot, bijvoorbeeld op basis van de testresultaten van TNO, en ervoor te zorgen dat deze informatie gemakkelijk toegankelijk wordt, bijvoorbeeld door deze informatie toe te voegen aan reclame-uitingen zoals in showrooms.

Staatssecretaris

De motie is in uitvoering.

Debat Uitstoot van dieselauto’s

12-04-2016

Motie Hoogland/Van Tongeren 31 209-184 verzoekt de regering in Europees verband te bezien hoe software voor meer partijen (de verschillende typegoedkeuringsinstanties, de technische diensten, aangewezen technische universiteiten, et cetera) toegankelijk kan worden gemaakt

Minister

Nederland brengt dit in tijdens de onderhandelingen over het voorstel voor een Verordening markttoezicht en typegoedkeuring motorvoertuigen.

Debat Uitstoot van dieselauto’s

12-04-2016

Motie Hoogland/Van Veldhoven 31 209-185 verzoekt de regering, TNO een sterkte-zwakteanalyse van de volledig uitgewerkte RDE-test te laten uitvoeren en de resultaten hiervan voorafgaand aan de definitieve besluitvorming in de Raad van Ministers aan de Tweede Kamer te sturen.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Uitstoot van dieselauto’s

12-04-2016

Motie Dik-Faber 31 209-190 verzoekt de regering, bij de omzetting van CO2-normen naar WLTP in te zetten op een conversiefactor zo dicht mogelijk bij 0 en niet akkoord te gaan met een omzetting waarbij de CO2-normen worden afgezwakt; verzoekt de regering tevens, de Nederlandse auto-importeurs op te roepen zich aan te sluiten bij initiatieven die testen op CO2in de praktijk.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Uitstoot van dieselauto’s

12-04-2016

Motie Geurts/Van Veldhoven 31 209-197 verzoekt de regering zich in te spannen voor een second opinion op de door KBA goedgekeurde oplossing, waarbij onderzocht en gecontroleerd wordt wat de consequenties zijn voor automobilist en milieu.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Uitstoot van dieselauto’s

12-04-2016

Motie Visser 31 209-194 verzoekt de regering om eventuele lacunes inzichtelijk te maken en daar oplossingen voor aan te dragen waarbij normen worden gehandhaafd en innovatie wordt gestimuleerd, en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieu- en Transportraad

07-04-2016

Motie Hoogland 21 501-33-589 verzoekt de regering eigenstandig Europees toezicht, handhaving en sanctionering te bepleiten met de mogelijkheid voor lidstaten en typegoedkeurders om ook anoniem onregelmatigheden bij de Europese Commissie te melden, zodat politieke afwegingen geen rol kunnen spelen bij het al dan niet aankaarten van misstanden.

Staatssecretaris

Nederland brengt dit in tijdens de onderhandelingen over het voorstel voor een Verordening markttoezicht en typegoedkeuring motorvoertuigen.

VAO Energie

Motie 30 196-433 verzoekt de regering het 1,5°C-doel uit het klimaatakkoord als uitgangspunt te nemen bij de hervorming van het emissiehandelssysteem (ETS)

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Drones

19-05-2016

Motie Elias 31 936-331 roept de regering op om zeer spoedig en in nauw overleg met de drone- en luchtvaartsector, te komen tot nader aangescherpte eisen voor recreatieve dronegebruikers en hierbij specifiek aandacht te besteden aan een verantwoord maximumgewicht, het verbeteren van de inzet van de handhavingscapaciteit en de afstemming van verantwoordelijkheden tussen politie en ILT, het verzwaren van de (bestuurlijke boete en) strafmaat voor incidenten met drones en het in Europees verband voorschrijven van identificatie- en technische veiligheidsmogelijkheden, zoals een elektronisch hek rond een vliegveld.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Drones

19-05-2016

Motie Belhaj 31 936-333 verzoekt de regering om in samenwerking met de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit, zo snel mogelijk te komen tot een convenant met fabrikanten en detailhandel zodat bij de verkoop van drones voorlichtingsmateriaal wordt verstrekt.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Drones

19-05-2016

Motie Van Helvert 31 936-336 verzoekt de regering om in overleg met Europa de mogelijkheden te onderzoeken voor een systeem waarbij drones geregistreerd kunnen worden met minimale administratieve lasten en daarover de Kamer te informeren.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Drones

19-05-2016

Motie Monasch 31 936-337 verzoekt de regering zich in te zetten om geofencing onderdeel te laten zijn van de Europese productie-eisen van drones.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Uitkomsten klimaattop Parijs

19-05-2016

Motie Dik-Faber/Van Veldhoven 31 793-143 verzoekt de regering, in overleg met De Nederlandsche Bank en de financiële sector: te komen tot afspraken over de vraag hoe financiële instellingen gaan bijdragen aan de doelstelling van 1,5°C zoals afgesproken in Parijs; te bezien welke maatregelen de sector hierbij kunnen ondersteunen en te onderzoeken op welke manier de klimaatintensiteit van leningen en investeringen van Nederlandse financiële instellingen transparanter kan worden.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Uitkomsten klimaattop Parijs

19-05-2016

Motie Van Veldhoven cs. 31 793-145 verzoekt de regering om er in Brussel op aan te dringen dat, wanneer een CO2-intensieve fossiele installatie, zoals een kolencentrale, wordt gesloten, een gelijk aandeel CO2-rechten uit de markt kan worden gehaald.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Uitkomsten klimaattop Parijs

19-05-2016

Motie Van Veldhoven c.s 31 793-146 verzoekt de regering om door een onafhankelijke partij te laten doorberekenen of de maatregelen ten behoeve van de Urgenda-uitspraak optellen tot het CO2-reductiedoel van de rechter

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Uitkomsten klimaattop Parijs

19-05-2016

Motie Smaling c.s. 31 793-149 verzoekt de regering gedeeltelijke vernatting van veenweidegebieden in Nederland als optie mee te nemen om de klimaatdoelen te verwezenlijken.

Minister

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Uitkomsten klimaattop Parijs

19-05-2016

Motie Mulder/Van Veldhoven 31 793-151 verzoekt de regering ervoor te zorgen dat klimaatinnovatie als overkoepelend doel specifiek aandacht krijgt in het innovatiebeleid.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Uitkomsten klimaattop Parijs

19-05-2016

Motie Jan Vos 31 793-152 verzoekt de regering om te investeren in technieken die CO2-afvang bij industriële processen stimuleren, zodat de inzet van aardgas en biomassa in de energievoorziening, zolang noodzakelijk, mogelijk blijft; verzoekt de regering tevens om te investeren in onderzoek, ontwikkeling en demonstratie van technieken waarbij CO2uit de atmosfeer wordt gehaald en op aarde wordt vastgelegd, bijvoorbeeld in bossen, in producten of in gesteenten, dan wel ondergronds wordt opgeslagen, wat ook wel «negatieve emissie van CO2» wordt genoemd; verzoekt de regering voorts om over de vorderingen in het najaar te rapporteren aan de Kamer.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Debat Uitkomsten klimaattop Parijs

19-05-2016

Motie Jan Vos/Van Veldhoven 31 793-153 verzoekt de regering te onderzoeken of het mogelijk is in de Wet ruimtelijke ordening vast te leggen dat in bestemmingsplannen van gemeenten een strategie opgenomen wordt voor CO2-neutraliteit in 2050.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Nucleaire Veiligheid

31-05-2016

Motie Van Veldhoven 32 645-70 verzoekt de regering de rol van de veiligheidsregio in de onafhankelijke informatievoorziening omtrent een incident of stillegging van een nabijgelegen kerncentrale te versterken en zo nodig daarin samen te werken met de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (ANVS).

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Nucleaire Veiligheid

31-05-2016

Motie Van Tongeren 32 645-72 verzoekt de regering om te onderzoeken hoe inspraak voor bewoners binnen die straal van 100 kilometer op de veiligheid van kerncentrales vormgegeven kan worden en de Kamer hierover te informeren.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Nucleaire Veiligheid

31-05-2016

Motie Van Tongeren 32 645-75 verzoekt de regering om te inventariseren wat de actuele status is van alle relevante binnenlandse en buitenlandse veiligheids- en evacuatie-plannen; verzoekt de regering voorts, aan te geven wanneer alle plannen volledig gereed zullen zijn.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Nucleaire Veiligheid

31-05-2016

Motie Remco Dijkstra 32 645-76 verzoekt de regering de communicatie over nucleaire veiligheid te verbeteren zodat bewoners van de grensprovincies tijdig en beter weten waar ze aan toe zijn, en hiervoor een plan van aanpak aan de Kamer te doen toekomen.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Nucleaire Veiligheid

31-05-2016

Motie Smaling 32 645-77 verzoekt de regering aan te sluiten bij Duitsland en Luxemburg in het verzoek aan België om de kerncentrales bij Doel en Tihange stil te leggen en vervolgens België aan te bieden om te helpen bij de omschakeling naar alternatieve stroomvoorziening.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Nucleaire Veiligheid

31-05-2016

Motie Jan Vos/Fokke 32 645-82 verzoekt de Nederlandse regering zich aan te sluiten bij Duitsland en Luxemburg, en de Belgische regering te verzoeken Tihange en Doel te sluiten; verzoekt de regering tevens om, met de Belgische regering in overleg te treden om de interconnectiecapaciteit tussen Nederland en België versneld uit te breiden, zodat op deze manier met behulp van schone energie een stroomtekort in België niet meer zal voorkomen.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

31-05-2016

Motie Smaling/Jacobi 31 409-113 verzoekt de regering om bij schepen tot 86 meter de CCR-eisen alleen van toepassing te laten zijn bij nieuwbouw, verbouw of ombouw van een binnenvaartschip.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

31-05-2016

Motie Jacobi/Van Tongeren 31 409-114 verzoekt de regering te onderzoeken hoe verdere CO2-reductie kan worden gestimuleerd en bewerkstelligd en hiertoe in samenwerking met de sector nog deze kabinetsperiode een maritiem verduurzamingsprogramma te presenteren.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

31-05-2016

Motie Helvert/Jacobi 31 409-118 verzoekt de regering, in overleg met belanghebbenden te voorkomen dat de bestaansbasis van Den Helder Airport zal versmallen onder druk van het helikopterveld bij de Eemshaven door goede onderlinge afstemming te bewerkstelligen.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Scheepvaart

31-05-2016

Motie Helvert/Jacobi 31 409-119 verzoekt de regering om, rondom de bemannings- en arbeidstijdenregels een instructie te geven aan de ILT om zogeheten «anticiperend te gaan handhaven» en in overleg met de branche de regels te evalueren.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieu- en Transportraad

07-04-2016

Motie Van Veldhoven/Belhaj 21 501-33-586 verzoekt de regering: het percentage gecontroleerde grote zeeschepen aanzienlijk te verhogen zodat de pakkans wordt vergroot; een lik-op-stukbeleid te voeren ten aanzien van boetes en er zorg voor te dragen dat boetes zodanig in verhouding staan tot de baten van het ontduiken van de regels dat sjoemelen daadwerkelijk wordt ontmoedigd; hiervoor voldoende capaciteit en middelen aan de Inspectie Leefomgeving en Transport (ILT) ter beschikking te stellen; te streven naar maximale harmonisatie van de handhaving tussen inspectiediensten van landen gelegen aan de Noord- en Oostzee.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

WGO Wetsvoorstel herziening mer-richtlijn

25-05-2016

Motie Van Veldhoven/Cegerek 34 287-12 verzoekt de regering deze «handreiking» of «modelverordening» met de Kamer te bespreken alvorens deze wordt vastgesteld.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

WGO Wetsvoorstel herziening mer-richtlijn

25-05-2016

Motie Van Tongeren 34 287-14 verzoekt de regering te onderzoeken waarom het aantal vrijwillige mer-adviezen is teruggelopen en de Kamer hierover bij de evaluatie te informeren.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

16-06-2016

Motie Remco Dijkstra/Jan Vos 21 501-08-626 verzoekt de regering het beprijzen van uitstoot wereldwijd onder de aandacht te brengen en verschillende initiatieven voor het beprijzen van uitstoot aan elkaar te koppelen.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

16-06-2016

Motie Remco Dijkstra/Van Veldhoven 21 501-08-639 verzoekt de regering tijdens de onderhandelingen in te zetten op:

– een zo beperkt mogelijke lijst van bedrijven die gevoelig zijn voor koolstoflekkage;

– het niet langer door middel van gratis emissierechten compenseren van bedrijven die van de koolstoflekkagelijst afvallen;

– het zoveel mogelijk beperken van de administratieve lasten;

– het regelmatig actualiseren van de wijze van toedeling van emissierechten en deze te baseren op werkelijke productie en stand van de technologie per sector;

– het zoveel mogelijk vermijden van generieke kortingen (zoals cscf) en andere kaasschaafmethoden; zich in te zetten om de jaarlijkse lineaire reductiefactor van het totale emissieplafond op tenminste – 2,2% vast te stellen, ingaande uiterlijk 2021;

zoveel mogelijk gelijke voorwaarden in Europa en het voorkomen dat ieder land eigen aanvullende maatregelen op het gebied van het beprijzen van koolstof optuigt.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

16-06-2016

Motie Remco Dijkstra 21 501-08-628 verzoekt de regering tijdens de onderhandelingen over de ontwikkeling van biobrandstoffen in te zetten op: CO2-klimaatwinst; Kosteneffectiviteit; Investeringszekerheid; en een zoveel mogelijk gelijk speelveld binnen de EU.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

16-06-2016

Motie Van Tongeren cs. 21 501-08-640 verzoekt de regering om in Europa te pleiten voor globaal inzicht in de CO2 uitstoot van internationale zeescheepvaart en luchtvaart, waar mogelijk per lidstaat.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

16-06-2016

Motie Van Tongeren 21 501-08-633 overwegende dat de EU haar ambitie voor de uitstoot van luchtvervuilende stoffen heeft afgezwakt;overwegende dat de Omgevingswet voor milieukwaliteit bouwt op EU richtlijnen; verzoekt de regering in kaart te brengen wat het gevolg is van lagere EU doelen, die in de omgevingswet komen, op lucht in Nederland.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Milieuraad

16-06-2016

Motie Cegerek/Van Veldhoven 21 591-01-634 verzoekt de regering zich op EU-niveau in te zetten voor een verbeterplan voor de controle op giftige stoffen in textiel.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

Motie Van Veldhoven 33 678-18 verzoekt de regering om in overleg met de Belgische regering te streven naar een verbetering van de reistijd met de IC direct, ook voor de treinen die direct van Den Haag naar Brussel rijden, en de Kamer te informeren over de uitkomst.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

Motie Van Veldhoven 33 678-19 constaterende dat de parlementaire enquêtecommissie aanbeveelt om een expliciete keuze voor de mate van marktwerking te maken en hiertoe verschillende scenario’s uit te werken; verzoekt de regering, deze aanbeveling over te nemen en de Autoriteit Consument en Markt (ACM), directie spoor, te vragen om over de verschillende scenario’s advies uit te brengen.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

Motie Smaling 33 678-21 van mening dat de Fyra-enquête slechts de tweede helft van een slechte voetbalwedstrijd beschrijft; verzoekt de regering om bij de vervolgacties die uit het rapport voortvloeien ook de eerste helft in beschouwing te nemen.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

Motie De Boer/Hoogland 33 678-22 verzoekt de regering het onderzoek naar de scenario’s uit te laten voeren door een onafhankelijk onderzoeksbureau en de opdrachtformulering aan dat bureau te delen met de Tweede Kamer.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

Motie De Boer 33 678-23 verzoekt de regering de marktverkenning zo op te zetten dat er een onafhankelijke toets door een derde partij op de haalbaarheid van de uitkomsten van diezelfde marktverkenning plaatsvindt; verzoekt de regering voorts om, als hieruit blijkt dat een beter aanbod mogelijk is, dit als basis te nemen voor het aanbod op de HSL-Zuid en de NS te verzoeken om dit uit te voeren.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

Motie Van Helvert/Van Veldhoven 33 678-32 verzoekt de regering de ILT te verzoeken het meerjarenplan 2016–2020 aan te vullen met de implementatie van de organisatiebrede veranderingen en de koerswijziging zoals door de enquêtecommissie Fyra is aanbevolen.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

07-07-2016

Motie Jacobi/Cegerek 27 625-354 verzoekt de regering in het kustpact met de lagere overheden bindende afspraken te maken over de bescherming van het kustlandschap inclusief handhaving.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

07-07-2016

Motie Jacobi 27 625-354 overwegende dat er veel rumoer is bij omwonenden en natuurorganisaties over de ongebreidelde bomenkap in het kader van het project Stroomlijn; overwegende dat in een aantal van deze gebieden (Varik-Heesselt, Kampen) grote maatregelen op het gebied van waterveiligheid op stapel staan; verzoekt de regering in overleg met natuurorganisaties nog eenmaal te bezien of minder ingrijpende maatregelen een werkbaar alternatief kunnen vormen voor de nu geplande bomenkap.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

07-07-2016

Motie Jacobi c.s. 27 625-356 verzoekt de regering in overleg met de regio bij het vaststellen van de Rijksstructuurvisie een gefaseerde aanpak en mogelijke financieringsconstructies uit te werken en samen met de, andere betrokken overheden nog voor de aanstaande begrotingsbehandeling l en M hierover te rapporteren, verzoekt de regering tevens, voor het Volkerak-Zoommeer een ontwikkelperspectief tot 2028 aan de Kamer toe te zenden en ook hier mogelijke financieringsconstructies in kaart te brengen.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

07-07-2016

Motie Geurts/Bisschops 27 625-372 verzoekt de regering op korte termijn in gesprek te gaan met waterschappen om monitoring waaronder monstername te uniformeren en zo in te richten dat maatwerk ten aanzien van nutriënten in oppervlakte- en grondwater mogelijk wordt;verzoekt de regering op korte termijn de verschillende bronnen van nutriënten in oppervlakte- en grondwater in beeld te brengen per waterschap, en in het bijzonder onderzoek te faciliteren en ondersteunen naar achtergrondwaarden van kwel, natuur en veen.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

07-07-2016

Motie Visser c.s. 27 625-363 constaterende dat het van belang is om tussen alle betrokken partijen eenduidige afspraken te maken over bronnen, meten, normen en maatregelen; overwegende dat een dergelijke systematiek bij het beleid voor waterkwaliteit ontbreekt en het beleid kan verduidelijken; verzoekt de regering, een dergelijke systematiek ook toe te passen op het waterbeleid.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

07-07-2016

Motie Visser 27 625-364 verzoekt de regering het onderzoek naar de Beleving Windparken Hollandse Kust (het vrijdag verschenen rapport-Motivaction) onderdeel te laten zijn van de totstandkoming van het kustpact.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

07-07-2016

Motie Koşer Kaya 27 625-367 verzoekt de regering de kustpactafspraken die naar gemeentelijke regelgeving vertaald worden nauw te monitoren op naleving.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

07-07-2016

Motie Koşer Kaya/Belhaj 27 625-368 verzoekt de regering onderzoek te doen naar de effectiviteit van natuurlijke retentie in de brongebieden van de Rijn in het Middelgebergte in Duitsland en de Kamer hierover te informeren.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

07-07-2016

Motie Bisschop cs. 27 625-369 verzoekt de regering, in rapportages en internationale inzet: onderscheid te maken tussen KRW-waterlichamen (Kaderrichtlijn Water) en niet-KRW-waterlichamen, en voor de niet-KRW-water-lichamen geen toestandsbeoordeling op te nemen; aan te geven dat in een groot deel van West-Nederland sprake is van aanzienlijke fosfaatrijke kwel, en dat nog niet alle doelen hierop zijn afgestemd; duidelijk te maken dat naast de landbouw en fosfaatrijke kwel ook nalevering vanuit de bodem, rioolwaterzuiveringsinstallaties, overstorten en watervogels een bijdrage leveren aan de (regionale) belasting van het oppervlaktewater en dat de respectievelijke (regionale) bijdragen nog onvoldoende in kaart zijn gebracht; duidelijk te maken dat bedrijven die gebruikmaken van de derogatie van de Nitraatrichtlijn relatief goed scoren qua waterkwaliteit.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

07-07-2016

Motie Bisschop c.s. 27 625-370 verzoekt de regering in lijn met de motie-Bisschop c.s. in ieder geval de in overleg met de visserijsector nader te bepalen visrijke delen van het Friese Front niet te sluiten voor de bodemberoerende visserij.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Water

07-07-2016

Motie Houwers 27 625-371 verzoekt de regering die stappen te ondernemen die nodig zijn om rioolwaterzuiveringsinstallaties verplicht de zuivering van medicijnresten te laten uitvoeren.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

07-07-2016

Motie Visser/Hoogland 34 300 A-75 Constaterende dat de filezwaarte bij de A4 tussen Zoeterwoude en Leiden inmiddels is vervijfvoudigd in twee jaar; Constaterende dat de tijdelijke oplossing met drie rijstroken in 2012 leidde tot een spectaculaire daling van de filezwaarte; Constaterende dat het aantal ongevallen fors is toegenomen volgens Stichting incident management; Verzoekt de regering om het definitief openstellen van een derde rijbaan te onderzoeken en de voorbereidingen hiervoor te treffen om zo de doorstroming en veiligheid te verbeteren.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

07-07-2016

Motie Visser c.s. 34 300 A-76 verzoekt de regering om binnen het Deltafonds, onder de noemer meekoppelkansen na te gaan of het mogelijk is om, naast de regionale bijdrage, een landelijke bijdrage aan het regionale project «sluizen Kornwerderzand» te leveren. Verzoekt de regering de Kamer hierover voor het MIRT overleg 2017 te informeren.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

07-07-2016

Motie Visser/Hoogland 34 300 A-77 verzoekt de regering om in kaart te brengen welke investeringsbehoefte er bestaat bij decentrale overheden bij de volgende regionale projecten die aansluiten bij grote rijksinvesteringen: A1/A30 Barneveld- N35 Overijssel- N50 Overijssel- N57/N59 Zeeland- Hooipolder Noord Brabant- oeververbinding RotterdamA8/A9 Noord-Holland. Verzoekt de regering tevens dit overzicht, met duiding over nut en noodzaak, mede in relatie tot de lopende MIRT-studies, voor het MIRT overleg 2017, aan de Kamer toe te sturen.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

07-07-2016

Motie Smaling/Visser 34 300 A-79 constaterende dat bewoners rondom de A8 in Zaanstad rond de Coenbrug zich zorgen maken over de milieuoverlast en de gemeente Zaanstad nader onderzoek verricht; overwegende dat de regering al bereidheid heeft getoond te onderzoeken welke maatregelen mogelijk zijn om de geluidsoverlast van de Coenbrug te beperken; verzoekt de regering de uitkomsten van beide onderzoeken te bespreken met de gemeente Zaanstad en de Kamer te informeren over de uitkomst.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

07-07-2016

Motie Van Helvert 34 300 A-85 verzoekt de regering in overleg met de stad Utrecht te treden teneinde te voorkomen dat stedelijke plannen de verkeersstromen buiten de stad te zeer beïnvloeden.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

07-07-2016

Motie Bruins 34 300 A-87 verzoekt de regering de kosten en baten in kaart te brengen van het plaatsen van zonnepanelen op veel meer verkeersknooppunten.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO MIRT

07-07-2016

Motie Hoogland/De Boer 34 300 A-97 verzoekt de regering om in kaart te brengen welke investeringsbehoefte er bestaat bij decentrale overheden bij de volgende regionale projecten die aansluiten bij grote rijksinvesteringen:-Fietsparkeren- 4 Sporigheid Delft-Rotterdam- Op- en overslagpunt Valburg- Verdubbeling spoorbrug Ravenstein- Overwegenproblematiek- Station Eindhoven Airport. Verzoekt de regering tevens dit overzicht, met duiding over nut en noodzaak, mede in relatie tot de lopende MIRT-studies, voorafgaand aan het MIRT-overleg dit najaar aan de Kamer toe te sturen.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

07-07-2016

Motie Van Helvert/De Boer 23 645-632 verzoekt de regering in kaart te brengen hoe enkelvoudig in- en uitchecken zo goed mogelijk en op welke termijn kan worden gerealiseerd en met het NOVB een plan op te stellen om dit te bewerkstelligen.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

07-07-2016

Motie De Boer 23 645-629 verzoekt de regering om in overleg met de spoorbranche te komen tot het formuleren van deze maatregelen en bij het PHS tussentijds de balans op te maken en te toetsen of het nog voldoet aan de oorspronkelijke uitgangspunten.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

07-07-2016

Motie De Boer/Van Veldhoven 23 645-630 verzoekt de regering, voor 2017 zich in het Nationaal Openbaar Vervoer Beraad (NOVB) er hard voor te maken om te bewerkstelligen dat vervoerders informatie over reizigersaantallen en -stromen in een speciale databank openbaar beschikbaar maken met waarborgen voor de privacy van de individuele reiziger; verzoekt de regering tevens, in het Besluit personenvervoer een leveringsplicht van ov-chipkaartdata en andere gegevens voor het verkrijgen van een compleet beeld van het reisgedrag te overwegen, indien het overleg met decentrale overheden en vervoerders in het NOVB niet voor 2018 heeft geleid tot een adequaat informatiesysteem over het gebruik van het openbaar vervoer.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

07-07-2016

Motie de Boer/Hoogland 23 645-631 verzoekt de regering om met regionale partijen en de doelgroepen in gesprek te gaan over de vraag in hoeverre het doelgroepenvervoer veel meer geïntegreerd kan worden in het reguliere vervoer en daarbij te kijken naar het ontschotten van de verschillende regelingenvervoerscontracten en de bijbehorende uitvoering en geldstromen waarbij de regie bij de uitvoerders kan komen te liggen, en de Tweede Kamer hierover in het najaar te informeren.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

07-07-2016

Motie De Boer 29 984-675 een gedegen onderzoek uit te voeren naar de exacte omvang en oorzaak van de overschrijding van de risicoplafonds en de resultaten verkregen uit de actualisatie van de marktverwachtingen uit 2006 te vergelijken met de voor de wet gehanteerde prognose en routering; met de sector tot afspraken te komen over routering van het spoorvervoer van gevaarlijke stoffen om het overschrijden van risicoplafonds tegen te gaan en indien nodig deze goederenpaden met de Duitse spoorbeheerder af te stemmen; de aanbevelingen van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid inzake het ongeluk in Tilburg uit te voeren; op locaties waar risicoplafonds (dreigen te) worden overschreden met spoorgoederenvervoer van gevaarlijke stoffen, zoals op de Brabantroute, of locaties in grootstedelijk gebied, zoals in de Drechtsteden, met de decentrale overheid in overleg te gaan over een samenhangende aanpak om veiligheid en leefbaarheid voor omwonenden te verhogen alsmede het versnellen van bestaande plannen en programma’s op de omleidingsroutes; te onderzoeken of de prikkels in de gebruiksvergoeding met Duitsland en België op elkaar af kunnen worden gestemd; in overleg met de sector te komen tot een betere registratie van de wagons met gevaarlijke stoffen op het spoor; en in overleg met ProRail te bezien of de flexibiliteit in het proces van capaciteitsverdeling kan worden vergroot, zodat er meer mogelijkheden ontstaan voor het, binnen de risicoplafonds van Basisnet, inpassen van lastminute goederenvervoer.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

07-07-2016

Motie Van Veldhoven c.s. 29 984-684 verzoekt de regering de concessie te handhaven en de NS te laten onderzoeken hoe een fiets meegenomen kan worden in de Intercity Direct en de Kamer hierover voor het einde van 2017 te informeren.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

07-07-2016

Motie Cegerek 29 984-677 verzoekt de regering, nu reeds te specificeren wat de oorzaken zijn van overschrijdingen van de Wet basisnet en in kaart te brengen welke oplossingen, waaronder het nemen van een routeringsbesluit, binnen het kader van de Wet basisnet mogelijk zijn en de Kamer hierover voor 1 oktober 2016 te informeren.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

07-07-2016

Motie Cegerek 29 984-678 verzoekt de regering de mogelijkheden voor het vervoer van gevaarlijke stoffen over water te verkennen en, waar dit een alternatief biedt, te bevorderen.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

07-07-2016

Motie Van Helvert 29 984-679 verzoekt de regering in overleg met de goederenvervoerders op het spoor een plan te ontwikkelen om trillingshinder en trillingsschade te voorkomen en de Kamer daarover te informeren.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spoor

07-07-2016

Motie Van Tongeren 29 984-682 verzoekt de regering te onderzoeken of en, zo ja, hoe het treinennachtnet kan worden uitgebreid, rekening houdend met de betrokken belangen van onder meer gebruikers, treinpersoneel en omwonenden van het spoornetwerk en de Kamer hierover te informeren.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Luchtvaart

07-07-2016

Motie Elias 31 936-341 verzoekt de regering in overleg te treden met ICAO om processen te ontwikkelen die ertoe leiden dat binnen een jaar uitvoering wordt gegeven aan aanbevelingen uit een ongevalsonderzoek.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Luchtvaart

07-07-2016

Motie Van Helvert 31 936-342 verzoekt de regering onderzoek te doen of en hoe het pay-to-fly-systeem voor in Nederland gestationeerde vliegtuigmaatschappijen verboden kan worden, en de Kamer daarover te informeren.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Luchtvaart

07-07-2016

Motie Monasch 31 936-349 Verzoekt de regering in kaart te brengen wat de mogelijkheden zijn om het rendement van de opleiding tot verkeersleider bij LVNL te vergroten.

Staatssecretaris

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

WGO Jaarverslagen

30-06-2016

Motie Van Veldhoven 34 475 XII-10 verzoekt de regering er zorg voor te dragen dat het jaarverslag en het Infrastructuurfonds voortaan beter inzicht bieden in de beoogde en gerealiseerde uitgaven en verplichtingen, en dat de aanpak van luchtkwaliteit en geluidshinder duidelijker van elkaar gescheiden zijn.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

WGO Jaarverslagen

30-06-2016

Motie Van Helvert/Van Veldhoven 34 475 XII-12 verzoekt de regering, vast te houden aan de eerder gemaakte afspraak dat bij begrotingsartikelen in de begroting van IenM van € 1 miljard alle mutaties vanaf € 5 miljoen worden toegelicht.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

WGO – Wijziging Waterwet en andere wetten (34 436)

04-07-2016

Motie Visser c.s. 34 436-8 verzoekt de regering om, los van de evaluatie van het Bestuursakkoord Water, met de waterschappen en gemeenten in overleg te treden om een plan te maken hoe er in de toekomst in deze extreme gevallen sneller gehandeld kan worden, om daarmee de schade zo veel mogelijk te beperken.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Havens

05-07-2016

Motie Van Helvert 29 862-31 verzoekt de regering om in overleg met de regio een plan te ontwikkelen dat voorziet in de gegarandeerde ontsluiting van Voorne-Putten.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

05-07-2016

Motie Belhaj c.s. 29 398-509 verzoekt de regering om een plan van aanpak te ontwikkelen voor een sluitende registratie van de plaats en de oorza(a)k(en) van verkeersongevallen en de Kamer hierover voor Prinsjesdag te informeren.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

05-07-2016

Motie Van Helvert 29 398-512 verzoekt de regering een campagne tegen het appen op de fiets te starten die vergelijkbaar is aan de BOB-campagne.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

05-07-2016

Motie Van Helvert/Visser 29 398-513 verzoekt de regering een nader onderzoek te (laten) doen naar de aansprakelijkheid van fietsers bij roekeloos app- en belgedrag, en de Kamer daarover te informeren.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Wegverkeer en verkeersveiligheid

05-07-2016

Motie Hoogland 29 398-514 verzoekt de regering voor de begrotingsbehandeling IenM met een actieplan te komen om het opvoeren van snorfietsen tegen te gaan.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spitsmijdenprojecten

05-07-2016

Motie Hoogland/Visser 29 398-519 verzoekt de regering het rechtstreeks uitkeren van geld aan automobilisten in ruil voor het mijden van de spits te maximeren tot een periode van drie maanden, waarbij bovendien sprake moet zijn van grote werkzaamheden.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spitsmijdenprojecten

05-07-2016

Motie Visser 29 398-520 verzoekt de regering ervoor te zorgen dat onterecht uitgekeerde beloningen zo veel mogelijk worden terugbetaald en deze zo nodig met verhaal van de incassokosten worden teruggevorderd; verzoekt de regering tevens, ervoor te zorgen om in geval van het opzettelijk opgeven van onjuiste informatie of anderszins manipulatief gedrag de mogelijkheid te hebben om een privaatrechtelijke boete op te leggen, onverlet de mogelijkheid om bij daadwerkelijke fraude aangifte te doen.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

VAO Spitsmijdenprojecten

05-07-2016

Motie Visser 29 398-521 verzoekt de regering om ervoor zorg te dragen dat het automatisch fotograferen of registreren voor spitsmijdenprojecten beperkt wordt door het alleen in de volgende uitzonderlijke gevallen toe te staan en het ontwerpbesluit administratieve bepalingen inzake het wegverkeer hierop aan te passen: 1.groot onderhoud en/of renovatiewerkzaamheden; 2.werkzaamheden tijdens aanleg/uitbreiding van infrastructuur; 3.situaties vooruitlopend op voorgaande activiteiten.

Minister

Uitvoering van de motie wordt voorbereid.

Toezeggingen bewindspersonen Infrastructuur en Milieu

Bron

Toezegging

Bewindspersoon

Stand van zaken

VAO Loodsenwet

21-04-2010

De Minister zal het uitvoeren van de eindevaluatie naar Bedienen op afstand breder betrekken, en ook ondermeer Schuttevaer benaderen.

Minister

Conform de toezegging aan de Tweede Kamer om een evaluatie uit te voeren van twee pilotprojecten: Zeeland (project MOBZ) en Limburg (project Regiocentrale zuid) waarbinnen bediening op afstand wordt gerealiseerd. Huidige planning: Limburg in 2016 en Zeeland in 2018/2019. De evaluatie kan pas worden opgesteld zodra deze pilotprojecten zijn afgerond. Naar verwachting oktober 2019.

AO Waterkwantiteit (2e termijn)

20-06-2011

De Kamer ontvangt in 2018 de evaluatie van de 50/50% financiering tussen Rijk en waterschappen van het Hoogwaterbeschermingsprogramma.

Minister

De Tweede Kamer wordt in 2023 hierover geïnformeerd

AO Duurzaam Hout (2e termijn)

04-12-2013

De Staatssecretaris van IenM gaat in overleg met het Verenigd Koninkrijk en andere gelijkgezinde EU-lidstaten over harmonisatie van of gezamenlijke toetsing van MCTS en informeert de Kamer hierover voor de zomer van 2014.

Staatssecretaris

De Kamer wordt hierover geïnformeerd in de tweede helft van 2016

AO Duurzaam Hout (2e termijn)

04-12-2013

Bij de evaluatie van MCTS over twee jaar zal ook ter plaatse worden gekeken.

Staatssecretaris

De Tweede Kamer wordt voor 1 januari 2017 geïnformeerd (evaluatie vindt plaats in eerste helft 2016).

Debat 33781 rijbewijsplicht voor landbouw- en bosbouwtrekkers en motorrijtuigen met beperkte snelheid

(T-rijbewijs)

10-04-2014

Bij de evaluatie van de Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 en de Wet rijonderricht motorvoertuigen 1993 zal de Minister rekening houden met administratieve kosten, proportionaliteit (welke groepen bestuurders vallen wel of niet onder de wet) en zal eventuele mazen in de wet onderzoeken.

Minister

De toezegging zal bij de evaluatie worden betrokken.

AO Waddenveren

23-04-2014

De Staatssecretaris bericht de Kamer over de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheid om de concessieverlening voor de Waddenveren te decentraliseren naar de provincie.

Staatssecretaris

Onderzoek moet nog gestart worden. Dit jaar worden hierover afspraken gemaakt met provincie Friesland.

Debat 33 834 Wijziging van de Wet milieubeheer (jaarverplichting hernieuwbare energie vervoer, hernieuwbare brandstofeenheden en elektronisch register hernieuwbare energie vervoer)

20-05-2014

De Staatssecretaris zal de definitieve nalevingsstrategie voor hernieuwbare energie uiterlijk medio 2016 naar de Kamer sturen. NB: in 2015 zal eerst ervaring worden opgedaan met de strategie en zullen eventuele veranderingen worden doorgevoerd.

Staatssecretaris

De Kamer wordt na de zomer geïnformeerd.

AO Transportraad

28-05-2014

In het voorjaar van 2015 zal de Kamer nader worden geïnformeerd over het nader onderzoek naar de cabotageactiviteiten in Nederland en over de handhaving hierop in Nederland en andere EU-lidstaten.

Minister

Het onderzoek zal op korte termijn aan de Tweede Kamer worden gestuurd.

AO ERTMS/

Spoorveiligheid

24-06-2014

De Staatssecretaris brengt bij de planuitwerking van ERTMS in beeld welke trajecten buiten PHS extra aandacht krijgen en waarom.

Staatssecretaris

Deze toezegging wordt meegenomen in de

onderzoeken die plaatsvinden in de Planuitwerkingsfase. Hier wordt de Tweede Kamer over geïnformeerd.

AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) – 2e termijn

15-10-2014

De Staatssecretaris informeert de Kamer er schriftelijk over als ze een besluit neemt over een voorstel van NS om tariefdifferentiatie toe te passen.

Staatssecretaris

De Staatssecretaris informeert de Kamer er schriftelijk over als ze een besluit neemt over een voorstel van NS om tariefdifferentiatie toe te passen.

AO Vervoer en Beheer Hoofdrailnet (concept-ontwerpconcessies) – 2e termijn

15-10-2014

De Staatssecretaris informeert de Kamer binnen twee maanden schriftelijk over hoe de aandacht voor het goederenvervoer geborgd wordt in de samenstelling van de directie van ProRail.

Staatssecretaris

Aan deze toezegging kan pas voldaan worden als de opheffing van KeyRail afgerond is.

AO Water

17-11-2014

De Minister zal overleg plegen met haar ambtsgenoot van financiën over de verlenging van het Infrastructuurfonds en het Deltafonds en zal de Kamer daar in verband met de ontwerpbegroting 2016 over informeren.

Minister

De Tweede Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Scheepvaart

21-01-2015

De Minister informeert de Kamer over de mogelijkheid de BTW op walstroom af te schaffen.

Minister

De uitkomsten rond de zomer 2016 aan de Kamer gemeld worden.

AO Waddenzee en Noordzee

04-02-2015

De Minister zal de evaluatie van de Samenwerkingsagenda Waddenzee aan de Kamer doen toekomen.

Minister

De Kamer zal begin 2017 geïnformeerd worden.

AO Leefomgeving

26-02-2015

De Staatssecretaris van Infrastructuur en Milieu informeert de Kamer over de uitkomst van het overleg met het lid Van Veldhoven (D66) inzake aanpassing van de nalevingsverslagen geluidsproductieplafonds met betrekking tot de werkruimte van 1,5 db.

Staatssecretaris

Het aangekondigde overleg van de Staatssecretaris met het lid Van Veldhoven heeft nog niet plaatsgevonden. Nadat dit overleg heeft plaatsgevonden informeert de Staatssecretaris de Kamer.

Mondelinge vragen Van Veldhoven (D66) d.d. 22-01-2013

De Minister heeft toegezegd de Kamer te informeren als er meer duidelijkheid is hoe hoog de kosten zijn en waar de kosten van opruimen landen.

Minister

De Kamer wordt eind 2016 geïnformeerd

Dertigledendebat Thermphos d.d. 02-04-2015

De Minister zegt volledig toe inzicht te geven aan de Tweede Kamer als het hele proces, waaronder het zoveel mogelijk verhalen van de kosten op de boedel, achter de rug is.

Minister

De Kamer wordt eind 2016 geïnformeerd

Dertigledendebat Thermphos d.d. 02-04-2015

De Minister zegt toe dit jaar een onderzoek uit te laten voeren naar de wenselijkheid van het verplichten van bedrijven die in de categorie laagradioactieve stoffen vallen om een financiële zekerheid te stellen. Hierbij zal in beeld worden gebracht wat de financiële gevolgen zijn voor overheid en bedrijfsleven en zal de internationale context in beeld worden gebracht.

Minister

De Kamer wordt eind 2016 geïnformeerd

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

In de volgende voortgangsrapportage VANG zal de Staatssecretaris per actie ingaan op de verschillende indicatoren, zoals de betrokken partijen en de financiële instrumenten.

Staatssecretaris

In de brief Circulaire Economie van 7 juli 2016 wordt vermeld dat de Kamer wordt geïnformeerd voor het AO CE van 5 oktober.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

De Staatssecretaris zal nagaan of er ten aanzien van kassabonnetjes fiscale verplichtingen zijn en de Kamer hierover informeren.

Staatssecretaris

In de brief Circulaire Economie van 7 juli 2016 wordt vermeld dat de Kamer wordt geïnformeerd voor het AO CE van 5 oktober.

AO Grondstoffen en Afval en ILT rapport

25-06-2015

In de volgende voortgangsrapportage VANG zal de Kamer worden geïnformeerd over de recycling van tweewielers.

Staatssecretaris

In de brief Circulaire Economie van 7 juli 2016 wordt vermeld dat de Kamer wordt geïnformeerd voor het AO CE van 5 oktober.

AO MIRT

02-07-2015

De Minister doet de Kamer binnenkort het besluit van de Europese Commissie over de toewijzing van TEN-T-gelden toekomen en daarna een kabinetsreactie daarop.

Staatssecretaris

De Kamer wordt rond de zomer 2016 geïnformeerd.

Debat Wijziging van de wet algemene bepalingen omgevingsrecht

14-09-2015

De Staatssecretaris van IenM zal de volgende evaluatie [van het VTH-stelsel] in 2017 in ieder geval voor het in werking treden van de Omgevingswet aan de Kamer doen toekomen.

Staatssecretaris

Zal conform toezegging in 2017 gestand worden gedaan

AO Luchtvaart

30-09-2015

De Staatssecretaris zal het ORS-advies aan de Kamer doen toekomen.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform de toezegging worden geïnformeerd.

AO Luchtvaart

30-09-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer na 8 oktober verder informeren over het verloop van de infractieprocedure door de Europese Commissie inzake FABEC.

Staatssecretaris

Op19 mei 2016 heeft een FABEC Council plaatsgevonden. De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd

AO ProRail

29-09-2015

Na elke aandeelhoudersvergadering (halfjaarlijks) zal de Staatssecretaris de Kamer op hoofdlijnen informeren over wat daarin is besproken.

Staatssecretaris

Deze toezegging is een continue proces.

AO Externe veiligheid

30-09-2015

De Staatssecretaris zegt toe dat de inventarisatie van de risico's van windturbines, in relatie tot de risicokaarten, betrokken zal worden bij de regelgeving ten aanzien van de Omgevingswet.

Staatssecretaris

Risico's worden meegenomen in volgende Kamerbrief over windenergie.

AO Leefomgeving

01-10-2015

De Staatssecretaris zal bij de reeds toegezegde brief inzake het Eindadvies en de beleidsreactie daarop over de evaluatie van de regelgeving met betrekking tot geurhinder en veehouderij ook de haalbaarheid van de aanbevelingen meenemen en deze in het najaar van 2016 aan de Kamer sturen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt vóór het kerstreces 2016 geïnformeerd

AO Transportraad

01-10-2015

De Staatssecretaris zal onderzoek laten verrichten naar de effecten van het gelijktrekken van de normen voor benzine en diesel, en zal er schriftelijk op terugkomen wat de precieze scope van dit onderzoek zal zijn.

Staatssecretaris

De scope van het onderzoek is gedeeld met de Tweede Kamer. Het onderzoek loopt en de toezegging kan naar verwachting in het najaar worden afgedaan.

AO Transportraad

01-10-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer op enig moment na vaststelling in Europees verband van de «Real Driving Emissions»-test informeren over openstaande risico’s op verstoring van de marktwerking in dit nieuwe systeem en mogelijkheden voor handhaving bij misstanden onder dit systeem. Daarbij zal de Kamer inzage worden geboden in de manier waarop de onafhankelijkheid van de verschillende toezichtsinstanties voor emissies afkomstig van auto’s in de Europese lidstaten is gewaarborgd.

Staatssecretaris

Op Europees niveau staat het toezicht door derden of voldaan wordt aan de emissielimieten van RDE pas begin 2017 op de agenda. Aan deze toezegging kan pas daarna invulling worden gegeven.

AO Milieuraad

15-10-2015

De Staatssecretaris zal het CPB of de Europese Commissie verzoeken om onderzoek te doen naar de werkgelegenheidseffecten van het herziene ETS en de Kamer hierover informeren.

Staatssecretaris

De Kamer rond de zomer 2016 geïnformeerd.

Begrotingsonderzoek Infrastructuur en Milieu

15-10-2015

De Staatssecretaris doet de Kamer vóór de begroting voor 2017 de meerjarenreeksen voor de financiering van het hoofdrailnet na 2028 toekomen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt volgens planning toezegging geïnformeerd.

Begrotingsonderzoek Infrastructuur en Milieu

15-10-2015

De Minister komt begin 2016 terug op de evaluatie inzake het kasstelsel.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2016 geïnformeerd.

Begrotingsonderzoek Infrastructuur en Milieu

15-10-2015

De Minister overlegt met haar collega van Financiën over het verwerken van de voortgang van DBFM-projecten in informatievoorziening van Infrastructuur en Milieu.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2016 geïnformeerd.

Begrotingsonderzoek Infrastructuur en Milieu

15-10-2015

De Minister zal de Kamer informeren over budgetspanningen.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2016 geïnformeerd.

Begrotingsbehandeling IenM

29-10-2015

De Minister zal onderzoek laten doen naar de capaciteit binnen de ILT.

Minister

De Kamer wordt geïnformeerd zodra het onderzoek is afgerond.

AO Nucleaire veiligheids- en stralingsbescherming

12-11-2015

De Minister vraagt de Minister van Financiën om de Kamer te informeren over de ontwikkeling van het Waarborgfonds eindberging.

Minister

De Kamer wordt in het najaar 2016 geïnformeerd.

AO Spoor

19-11-2015

De Staatssecretaris zal in gesprek gaan met bewoners van de Hofstraat in Eindhoven over de overlast die zij van het spoor ondervinden en de Kamer de uitkomst van dat gesprek terugkoppelen.

Staatssecretaris

De gesprekken zijn gestart. Naar verwachting zal de Kamer in het najaar worden geïnformeerd.

AO MIRT

23-11-2015

Voor het algemeen overleg MIRT van juni 2017 wordt het onderzoek afgerond naar capaciteitsverruiming van de A2 Eindhoven-Weert. Over de uitkomst wordt de Kamer geïnformeerd.

Minister

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO MIRT

23-11-2015

De Minister zal de Kamer voor het notaoverleg MIRT van 2017 de evaluatie toesturen van de toepassing van de Code Participatie.

Minister

De Kamer wordt voor het Notaoverleg MIRT van 2017 geïnformeerd.

AO ProRail

03-12-2015

In het eerste kwartaal van 2016 ontvangt de Kamer actuele en nadere informatie over de risicoreserveringen en indexatieverschillen en de budgettaire gevolgen daarvan voor ProRail.

Staatssecretaris

De Kamer wordt rond de zomer geïnformeerd.

AO Circulaire economie

17-12-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer voor de zomer van 2016 een brief sturen ten aanzien van de voortgang inzake de Raamovereenkomst verpakkingen en daarbij ook inzichtelijk maken in hoeverre individuele retourpremies op bepaalde materialen toepasbaar zouden kunnen zijn.

Staatssecretaris

De brief Raamovereenkomst verpakkingen is op 11 juli 2016 naar de Kamer gezonden. De informatie over de retourpremies wordt opgenomen in de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober verzonden wordt.

AO Circulaire economie

17-12-2015

De Staatssecretaris zal in het Rijksbrede programma inzake circulaire economie aandacht aan de positie van het MKB besteden en de Kamer daarin informeren over de wijze waarop het MBK geholpen zou kunnen worden om financiering te vinden.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden

AO Circulaire economie

17-12-2015

De Staatssecretaris zal de verkenningen die verband houden met autobanden en staalslakken aan de Kamer sturen.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden

AO Circulaire economie

17-12-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer in het voorjaar van 2016 een brief sturen over sorteerbedrijven in relatie tot milieustraten.

Staatssecretaris

De Kamer wordt geïnformeerd met de brief Circulaire Economie die voor het AO van 5 oktober 2016 wordt verzonden

WGO Omgevingswet

21-01-2016

De Minister zal naar de (verdeling van) proceskosten bij onteigeningsrechtszaken kijken en de Kamer een voorstel doen toekomen ten aanzien hiervan.

Minister

De toezegging zal worden verwerkt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel

WGO Omgevingswet

21-01-2016

De Minister zal nochtans geen invulling geven aan hetgeen in het aan de Kamer voorgehangen ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening (Barro) (Kamerstukken II 29 383, nr. 252) voor zover dit het bouwen in het kustgebied-gerelateerde gedeelte betreft.

Minister

Conform toezegging.

WGO Omgevingswet

21-01-2016

De Minister zal bij de indiening van het wetsvoorstel inzake Grondeigendom voorbeelden geven van hoe realisatie van middeldure huurwoningen en andere typen woningen er in de praktijk uit zou kunnen gaan zien.

Minister

De toezegging zal worden verwerkt in de memorie van toelichting bij het wetsvoorstel.

AO Duurzaamheid en Milieu

28-01-2016

De Staatssecretaris zal voor de zomer van 2016 de uitslag van het veldonderzoek van TPAC en haar appreciatie daarvan aan de Kamer sturen.

Staatssecretaris

In de brief van 30 mei 2016 heeft de Staatssecretaris gemeld dat het veldbezoek vertraging heeft opgelopen, de Kamer wordt na de zomer hierover geïnformeerd

AO Duurzaamheid en Milieu

28-01-2016

De Staatssecretaris zal in februari 2016 een brief aan de Kamer sturen over de stand van zaken met betrekking tot de ILUC-richtlijn en daarbij in gaan op de problematiek rond transparantie van biobrandstoffen en daarbij ingaan op de Duitse aanpak op dit gebied.

Staatssecretaris

Toezegging wordt afgedaan na overleg met de Minister van BHOS, naar verwachting na de zomer.

AO Duurzaamheid en Milieu

28-01-2016

De Staatssecretaris zal in mei 2016 meer informatie over zero-emissie busvervoer aan de Kamer sturen.

Staatssecretaris

Wordt gecombineerd met de Voortgangsrapportage Brandstofvisie. Afdoening zal rond de zomer plaatsvinden.

Debat 33424 Wijziging van de Wegenverkeerswet 1994 ivm wijziging tellerstand motorrijtuigen

24-04-2013

De Minister zal na twee jaar de wet- en regelgeving in verband met het wijzigen van tellerstanden van motorvoertuigen evalueren.

Minister

De Kamer wordt na de zomer over de resultaten van de evaluatie geïnformeerd

AO OV, OV-Chipkaart en taxi

02-02-2016

De Staatssecretaris zal bij haar quick scan naar nieuwe betaalmogelijkheden in het openbaar vervoer ook het punt van de heer Houwers betrekken over contactloos betalen.

Staatssecretaris

Het eindrapport wordt van de quick scan wordt naar verwachting in oktober aan IenM opgeleverd. Door IenM wordt gevraagd hierin ook aandacht te schenken aan contactloos betalen.

AO Leefomgeving

11-02-2016

De Staatssecretaris zal de resultaten van het overleg met het Platform Houtstook vóór het zomerreces aan de Kamer sturen.

Staatssecretaris

De Kamer is op 5 juli 2016 middels een brief geïnformeerd over luchtkwaliteit. Daarin is ook aandacht besteed aan de voortgang van het Platform Houtrook dat zich buigt over mogelijke oplossingen. Het Platform Houtrook heeft naar schatting nog een half jaar nodig om deze mogelijke oplossingen in kaart te brengen.

AO Spoor

17-02-2016

In het najaar van 2016 ontvangt de Kamer van de Staatssecretaris nadere informatie over de windproblematiek met hogesnelheidstreinen op de Moerdijkbrug.

Staatssecretaris

De Staatssecretaris zal de Kamer conform toezegging in het najaar informeren

AO Spoor

17-02-2016

De Staatssecretaris zal voor de zomer van 2016 een plan van aanpak presenteren voor het mijden van de spits op het spoor.

Staatssecretaris

Rond de zomer wordt de Tweede Kamer geïnformeerd over de spitsaanpak voor de trein. Hierbij wordt een koppeling gemaakt wordt met de opvolging van de Taskforce voor het reizen door studenten, waarover de Minister van OCW de Tweede Kamer informeert.

AO Spoor

17-02-2016

De Staatssecretaris zal de Kamer voor de zomer van 2016 per brief informeren over gevelisolatie van huizen langs het spoor in Rheden.

Staatssecretaris

De Kamer zal rond de zomer worden geïnformeerd.

AO Wadden

24-03-2016

De Minister zal de Kamer in het najaar van 2016 informeren over de vorderingen van het open planproces voor de vaarverbinding Holwerd-Ameland.

Minister

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

Debat Rapport van de Onderzoeksraad Voor Veiligheid naar de ramp met de MH17

01-03-2016

De Staatssecretaris zal met de geannoteerde agenda van de Transportraad, het Nederlandse standpunt geven ten aanzien van het rapport van de EASA High-level Group. De Staatssecretaris zal de Kamer eveneens het working paper voor het neerzetten van een inzet in de assemblee in september 2016 toesturen.

Staatssecretaris

26-05-2016 De geannoteerde agenda voor het AO van de Transportraad geeft het Nederlandse standpunt over het rapport van de EASA High Level Group weer.

Debat Wijziging van de Kernenergiewet in verband met de instelling van de Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming (34 219)

07-04-2016

Rond de zomer en bij begroting capaciteitsverhaal en Toezichtsvisie.

Minister

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Gastvrijheidseconomie EZ d.d. 13-4-2016

De Minister IenM zal de Kamer informeren over wat er gaat gebeuren met de rekeningen die het waterbedrijf Evides sinds 1/1/2016 gestuurd heeft aan de ondernemers.

Minister

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Scheepvaart

21-04-2016

De Minister zal de Kamer voor juni 2016 per brief informeren over het gesprek tussen de Vereniging Nederlandse Verkeersvliegers (VNV) en het Nationaal Lucht- en Ruimtevaartlaboratorium (NLR) over de SAR-helikopters.

Minister

Het gesprek tussen VNV en NLR heeft nog niet plaatsgevonden omdat het vinden van een geschikte datum nog niet was gelukt. Daarnaast had het NLR vanwege andere verplichtingen, meer tijd nodig om een schriftelijke reactie op het VNV standpunt op te stellen. Inmiddels is er een overleg gepland waarna de Kamer zo spoedig mogelijk worden geïnformeerd.

Debat Omgevingswet

15-03-2016

Bij de vormgeving van de AMvB aangeven hoe om te gaan met de afwegingsruimte inzake geluid, geur en bodem (33.962)

Minister

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat Omgevingswet

15-03-2016

Het in beeld brengen van de effecten op burgers en bedrijven inzake administratieve lasten bij regelgeving (33.962)

Minister

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat Omgevingswet

15-03-2016

Het op de hoogte houden van de Kamer over de vorderingen op het gebied van het opnemen van het onderwerp «schade» (33.962)

Minister

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat Omgevingswet

15-03-2016

Het in lijn brengen van de Omgevingswet met de aangenomen motie EK 33 962, K (33.962)

Minister

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat Omgevingswet

15-03-2016

Het reflecteren op de weging inzake het aspect «waternorm» bij de invoeging van de Waterwet (33.962)

Minister

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat Omgevingswet

15-03-2016

Het geven van inzicht in de laatste stand van zaken omtrent participatie (33.962)

Minister

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat Omgevingswet

15-03-2016

Het informeren van de Kamer over het leegstandsinstrument (33.962)

Minister

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

Debat Omgevingswet

15-03-2016

Het bespreekbaar maken van het participatieproces in het overleg met medeoverheden (33.962)

Minister

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

AO Spoor

19-11-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer per brief informeren over hoe het meenemen van fietsen in de trein zich verhoudt tot de materieelkrapte bij NS.

Staatssecretaris

Wordt uitgevoerd conform toezegging.

AO Spoor

19-11-2015

In het najaar van 2016 zal de Staatssecretaris de Kamer informeren over de uitkomst van haar gesprek met telefoonproviders over mobiele dekking in spoortunnels.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Spoor

19-11-2015

De Staatssecretaris zal nagaan of het mogelijk is dat reizigers met een kaartje voor de tweede klasse mogen staan in de eerste klasse als de tweede klasse vol is.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

19-11-2015

Bij het beheer- en vervoerplan in het najaar van 2016 zal de Staatssecretaris terugkomen op de doelmatigheid van de huidige kernprestatie-indicatoren.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Spoor

19-11-2015

De Kamer wordt geïnformeerd over de vraag of toekenning van het normbedrag voor trillinghinder afhankelijk is van de grootte van een woning.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

19-11-2015

Na de zomer ontvangt de Kamer nadere informatie in het kader van maatregelen ter verhoging van de sociale veiligheid, waaronder invoering van een speciaal noodnummer.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Spoor

19-11-2015

De Staatssecretaris zal de Kamer informeren over de mogelijkheid de IZY van Parijs naar Brussel v.v. door te laten rijden naar Nederland.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Spoor

19-11-2015

De Kamer ontvangt nadere informatie over de spoorproblematiek in Hilversum.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Nucleaire Veiligheid

24-05-2016

De Minister zal na de zomer van 2016 de Kamer informeren over de afspraken inzake de informatievoorziening omtrent de Belgische kerninstallaties bij Doel en Tihange.

Minister

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Nucleaire Veiligheid

24-05-2016

De Minister zal er zorg voor dragen dat de Kamer jaarlijks geïnformeerd wordt inzake de financiële zekerheidsstelling voor de ontmantelingskosten van de nucleaire installaties in Nederland.

Minister

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Transportraad

25-05-2016

De Kamer zal worden geïnformeerd over relevante ontwikkelingen ten aanzien van de ITS-richtlijn.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Transportraad

25-05-2016

De Kamer zal aan het einde van het jaar worden geïnformeerd over het Eurovignet.

Minister

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

26-05-2016

De Minister van Infrastructuur en Milieu zal een onderzoek instellen naar een eventueel verbod op het gebruik van de mobiele telefoon op de fiets.

Minister

Het onderzoek zal in gang worden gezet

AO Wegverkeer en Verkeersveiligheid

26-05-2016

De Minister van Infrastructuur en Milieu komt terug op eventuele maatregelen tegen het opvoeren van scooters.

Minister

Voor het uitvoeren van deze toezegging is overleg met de Minister, RAI en BOVAG nodig.

De uitvoering is in gang gezet.

AO Luchtvaart en Vliegen boven conflictgebieden

01-06-2016

De Staatssecretaris zal de Kamer voor 1 oktober 2016 informeren over de voortgang van de maatregelen om het tekort aan luchtverkeersleiders terug te dringen.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Spitsmijdenprojecten

14-06-2016

Na de zomer ontvangt de Kamer informatie over aanpassing van het ontwerpbesluit tot wijziging van het Besluit administratieve bepalingen inzake wegverkeer (facilitering verkeersonderzoeken en spitsmijdenprojecten) met het oog op verbetering van de borging van privacy.

Minister

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Spitsmijdenprojecten

14-06-2016

Na de zomer wordt de Kamer geïnformeerd over het terugvorderen van geld dat is betaald aan deelnemers van spitsmijdenprojecten die ten onrechte deelnamen aan spitsmijdenprojecten.

Minister

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Milieuraad 14-06-2016

Na verschijning van het Commissievoorstel over het non-ETS op 20 juli, zal de Kamer in het BNC-fiche hierover worden geïnformeerd over de mogelijkheden om een brug te slaan tussen het ETS en de non-ETS-sectoren.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Water

16-06-2016

De Minister zal de reactie van de ACM op de kostprijsmodellen van drinkwatertarieven in het najaar van 2016 aan de Kamer zenden.

Minister

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Water

16-06-2016

De Minister zal de Kamer in het najaar van 2016 informeren over het tijdpad van de vervolggesprekken over het Friese Front en de Centrale Oestergronden.

Minister

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

Debat Fyra/nieuwe NS-strategie

22-06-2016

De Staatssecretaris zal na de zomer een brief sturen over marktverkenning.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Spoor (3e termijn)

23-06-2016

De Staatssecretaris zal eind 2016 de Kamer een brief sturen over de problematiek rond trillinghinder rond het spoor en welke maatregelen zij in dat verband wil treffen.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer en OV-chipkaart

28-06-2016

In september ontvangt de Kamer informatie over een eventueel vervolg op het experiment single check-in/check-out.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer en OV-chipkaart

28-06-2016

Voor de begrotingsbehandeling informeert de Staatssecretaris de Kamer over het toetsingskader voor het busvervoer op lange afstand.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Openbaar vervoer en OV-chipkaart

28-06-2016

In het najaar informeert de Staatssecretaris de Kamer over de resultaten van overleg met decentrale overheden over fietsparkeren bij stations.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

WGO Wijziging Waterwet en andere wetten (34 436)

04-07-2016

De Minister zal bij de waterschappen aandacht vragen voor het model van de Rijnlandse Molenstichting en zal de Kamer over de resultaten van dit overleg informeren in de eerstvolgende waterbrief, voor het WGO Water in het najaar van 2016.

Minister

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Havens

05-07-2016

De Minister zal uiterlijk 1 oktober 2016 de Kamer een reactie sturen op het rapport van de Rli over de mainports.

Minister

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Actieagenda Schiphol

07-07-2016

De Staatssecretaris zal de Kamer vóór het kerstreces van 2016 een brief sturen over de uitvoerbaarheid van het idee van het lid Elias om meer vliegverkeer via de commerciële banen te leiden.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Actieagenda Schiphol

07-07-2016

De Staatssecretaris zal verifiëren of de luchtvaartmaatschappijen op Schiphol op dit moment al meer geluidsbeperking (reductie van 20% in plaats van 5%) realiseren dan overeengekomen in het «Convenant hinderbeperking en ontwikkeling Schiphol middellange termijn» en zal de Kamer hierover schriftelijk informeren zodra de MER van Schiphol er is.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

AO Actieagenda Schiphol

07-07-2016

De Staatssecretaris zal de Kamer voor Prinsjesdag 2016 een brief sturen met haar reactie op het SEO-rapport «Lastenverlichting voor luchtvaartmaatschappijen op Nederlandse luchthavens», waarbij zij tevens zal ingaan op de securitykosten en de selectiviteit.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

AO Actieagenda Schiphol

07-07-2016

De Staatssecretaris zal de Kamer per brief informeren over het aantal op Schiphol uitgevoerde nachtvluchten dat niet noodzakelijk is voor de hubfunctie van de luchthaven zodra de MER van Schiphol er is.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

VAO Openbaar vervoer, OV-chipkaart en taxi

07-07-2016

De Staatssecretaris zal voor het MIRT-overleg in december een brief aan de Kamer sturen over het plan van verschillende vervoerders over het meer integraal aanbieden van openbaar vervoer in de Randstad, en haar appreciatie daarvan.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform planning worden geïnformeerd.

VAO Spoor

07-07-2016

De Staatssecretaris zal de Kamer schriftelijk informeren over de verlenging van het chloorconvenant met AkzoNobel.

Staatssecretaris

De Kamer zal conform toezegging worden geïnformeerd.

BIJLAGE 4 SUBSIDIEOVERZICHT

Begrotings- artikel

Naam subsidie (regeling) (met hyperlink naar vindplaats)

2015

2016

2017

2018

2019

2020

2021

Aantal verleningen 2015

Laatste evaluatie1 (jaartal) (met hyperlink naar vindplaats)

Volgende evaluatie2 (jaartal)

Einddatum subsidie3 (regeling) (jaartal)

 

cfm JV

cfm definitieve IBA stand 13-6-16

Artikel 11 Integraal Waterbeleid

                       
 

Programma

                       
   

Subsidieprogramma wereldwijd werken met water: Partners voor Water (HGIS)

8.597

1.505

0

0

0

0

0

0

2015

*

2015

16

   

Subsidieregeling waterveiligheid in stedelijke delta's in het buitenland: Partners voor Water (HGIS)

0

8.886

11.311

11.302

11.302

11.302

11.302

0

*

2018

2021

 
 

Besluit

                       
   

St. Rioned – Project Kenniscoaches

137

0

331

0

0

0

0

0

2014

*

2011

4

 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 11.01 Waterkwantiteit

125

50

50

0

0

0

0

0

2014

2019

   
   

Incidentele subsidies 11.04 Waterkwaliteit

124

79

60

0

0

0

0

0

2015

2019

   
   

Totaal artikel

8.983

10.520

11.752

11.302

11.302

11.302

11.302

0

       

Artikel 13 Ruimtelijke Ontwikkeling

                       
 

Besluit

                       
   

Besluit financiële bepalingen bodemsanering – Bedrijvenregeling

10.746

10.000

10.000

8.684

10.000

10.000

10.000

14

2015

2020

2024

5

   

Regiecollege Waddengebied – Rijksbijdrage secretariaat Regiecollege Waddengebied (RCW)

60

60

60

60

60

60

60

0

2014

2019

 

6

   

St. Kennisontwikkeling Kennisoverdracht Bodem (SKB) – Programma Duurzame Ontwikkeling Ondergrond 2010–2014

350

0

0

0

0

0

0

0

2014

*

2009

 
   

NWO – Duurzame dynamiek in de delta

640

0

0

0

0

0

0

0

 

*

2010

 
 

Begroting

                       
   

Klimaatbuffers

348

0

0

0

0

0

0

0

2014

*

2010

 
   

St. Bureau Commissie voor de Milieu-Effectrapportage – Programma Commissie MER

2.000

2.000

2.000

0

0

0

0

0

2013

2018

2012

7

 

Convenant

                       
   

St. Bodemsanering NS (SBNS) – Bodemsanering NS-percelen

4.538

0

0

0

0

0

0

0

2010

*

2015

8

 

Incidenteel

                       
   

Landelijk Samenwerkingsverband GBKN – Subsidies Basisregistraties

12.152

6.319

310

0

0

0

0

0

2013

2017

2013

 
   

St. Geonovum – Basisprogramma Geonovum

380

380

380

380

380

380

380

0

2014

2019

2010

9

   

Beleidsprogramma AAARO: Actieagenda Architectuur en Ruimtelijk Ontwerp 2013–2016

3.036

616

0

0

0

0

0

0

2014

2016

2012

 
   

Incidentele subsidies 13.01 Ruimtelijk Instrumentarium

448

400

0

0

0

0

0

0

2014

2020

   
   

Incidentele subsidies 13.02 Gebieden en projecten

74

0

0

0

0

0

0

1

2014

2020

   
   

Incidentele subsidies 13.04 Ruimtegebruik Bodem

20

0

0

0

0

0

0

0

2014

2020

   
   

Totaal artikel

34.792

19.775

12.750

9.124

10.440

10.440

10.440

15

       

Artikel 14 Wegen en Verkeersveiligheid

                       
 

Regeling

                       
   

Subsidieregeling Veilig Verkeer Nederland

3.619

3.746

3.744

3.744

3.744

3.744

3.744

1

2014

2018

2018

 
   

Subsidieregeling SWOV

3.737

3.912

4.020

4.021

4.020

4.020

4.020

1

2014

2018

2018

 
   

ubsidieregeling Team Alert

511

497

775

776

776

776

775

1

2015

2019

2018

 
   

ubsidieregeling Fietsersbond

576

591

591

591

591

591

591

1

2012

2016

2016

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 14.01 Wegvervoer

653

570

585

50

0

0

0

3

2012

2017

   
   

Incidentele subsidies 14.02 Veiligheid Wegen

362

477

0

0

0

0

0

2

2012

2017

   
   

Totaal artikel

9.458

9.793

9.715

9.182

9.131

9.131

9.130

9

     

18

Artikel 15 OV-keten

                       
 

Regeling

                       
   

Eenmalige subsidieregeling update software Boordcomputer taxi

403

0

0

0

0

0

0

3

*

2016

2016

 
 

Begroting

                       
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – OV-loket

300

371

0

0

0

0

0

0

*

2016

2018

 
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – Beleidsondersteuning

190

264

0

0

0

0

0

0

*

2016

2018

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 15.01 Openbaar Vervoer

143

192

0

0

0

0

0

0

2014

2020

   
   

Totaal artikel

1.036

827

0

0

0

0

0

3

       

Artikel 16 Openbaar Vervoer en Spoor

                       
 

Regeling

                       
   

Subsidieregeling beheersing GSM-R interferentie

1.092

8.625

20.283

0

0

0

0

0

*

2017

2016

 
   

Tijdelijke subsidieregeling spoorgoederenvervoer voor bijzondere omleidingskosten

0

2.562

2.400

2.200

2.900

3.000

2.938

0

*

2020

2022

 
 

Begroting

                       
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – OV-loket

0

0

320

320

320

320

320

0

*

2016

2018

 
   

Vereniging Reizigers Openbaar Vervoer (ROVER) – Beleidsondersteuning

0

0

238

238

238

238

238

0

*

2016

2018

 
 

Convenant

2.220

0

0

0

0

0

0

0

*

2015

2016

 
   

t. Bodemsanering NS (SBNS) – Bodemsanering NS-percelen

9.076

9.076

0

0

0

0

0

1

2010

*

2015

8

 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 16.01 Spoor

0

84

321

321

271

271

271

1

2012

2018

 

18

   

Totaal artikel

10.168

20.347

23.562

3.079

3.729

3.829

3.767

2

       

Artikel 17 Luchtvaart

                       
 

Regeling

                       
   

Bijdrage Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol (CROS) / Omgevingsraad Schiphol (ORS)

280

369

369

369

369

369

369

1

2013

2017

 

10

   

Regeling commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis

131

140

140

140

140

140

140

4

*

2017

 

11

   

Subsidieregeling KDC (Bijdrage Knowledge Development Centre)

39

40

50

50

50

50

50

1

2010

2017

2017

 
   

Regeling Bijdrage onderwerken graanresten

1.958

2.000

0

0

0

0

0

78

2014

2017

2017

 
 

Begroting

                       
   

Stichting Leefomgeving Schiphol – Subsidie tweede tranche leefbaarheidsfonds Schiphol

0

5.300

2.900

0

1.000

400

400

0

*

2022

2021

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 17.01 Luchtvaart

15

405

205

200

0

0

0

2

2009–2012

2017

   
   

Totaal artikel

2.423

8.254

3.664

759

1.559

959

959

86

       

Artikel 18 Scheepvaart en havens

                       
 

Regeling

                       
   

Tijdelijke subsidieregeling EICB 2012

0

0

0

0

0

0

0

0

2012

*

2013

 
   

Tijdelijke subsidieregeling kennismakingsstages scheepvaart

250

250

250

0

0

0

0

608

2014

2017

2017

 
   

Subsidieregeling innovaties duurzame binnenvaart

0

200

200

0

0

0

0

0

*

2017

2017

 
 

Programma

                       
   

ubsidieprogramma innovaties duurzame binnenvaart

200

0

0

0

0

0

0

4

2015

*

2015

 
 

Incidenteel

                       
   

NWO – Subsidie Topsector Logistiek

1.750

4.337

7.775

4.819

3.177

718

0

1

*

2020

2015

 
   

Totaal artikel

2.200

4.787

8.225

4.819

3.177

718

0

613

       

Artikel 19 Klimaat

                       
 

Regeling

                       
   

Rijkscofinancieringsregeling Interreg V

0

533

1.200

0

267

0

0

5

*

2020

2020

 
   

Projectstimuleringsregeling Interreg V

913

682

333

0

0

0

0

62

*

2020

2020

 
 

Programma

                       
   

Subsidieprogramma Milieu en Technologie (ProMT)

57

0

0

0

0

0

0

0

2015

*

2011

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 19.01 Klimaat

4.640

452

0

0

0

0

0

 

2013

2018

   
   

Totaal artikel

5.610

1.667

1.533

0

267

0

0

67

       

Artikel 20 Lucht en Geluid

                       
 

Regeling

                       
   

Subsidieregeling milieuzonering

0

2.200

1.004

0

0

0

0

0

*

2020

2020

12

 

Programma

                       
   

Subsidieprogramma Euro-6 (taxi's en bestelwagens)

3.544

0

0

0

0

0

0

 

2015

*

2014

 
   

Subsidieprogramma Euro-VI (trucks en bussen)

0

0

0

0

0

0

0

0

2014

*

2014

 
   

Totaal artikel

3.544

2.200

1.004

0

0

0

0

0

       

Artikel 21 Duurzaamheid

                       
 

Besluit

                       
   

St. Milieu Centraal – Programma Duurzaam Consumeren

722

0

0

0

0

0

0

0

2015

*

2013

 
   

verige subsidies Besluit Milieusubsidies

550

0

0

0

0

0

0

0

2014

*

2015

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 21.05 Duurzame Productketens

272

1.495

621

520

520

520

520

2

2014

2020

 

17

   

Incidentele subsidies 21.06 Natuurlijk Kapitaal

88

72

287

359

359

359

359

0

2014

2020

   
   

Totaal artikel

1.632

1.567

908

879

879

879

879

2

       

Artikel 22 Externe veiligheid en risico's

                       
 

Regeling

                     
   

Subsidieregeling verwijderen asbestdaken

0

10.275

12.278

15.441

17.992

22.095

22.095

0

*

2021

2021

 
   

Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemiesector

0

2.000

2.000

2.000

2.000

2.000

0

0

*

2021

2021

13

 

Europese regeling

                       
   

EU-project NANoReg

5.266

1.827

425

0

0

0

0

 

*

2018

2017

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 22.01 Veiligheid Stoffen

380

345

175

175

175

175

175

1

2013

2018

   
   

Incidentele subsidies 22.03 Externe veiligheid inrichten en transport

1.007

2.152

490

290

290

290

290

6

2013

2018

   
   

Totaal artikel

6.653

16.599

15.368

17.906

20.457

24.560

22.560

7

     

18

Artikel 97 Algemeen Departement

                       
 

Besluit

                       
   

COVRA N.V. – Onderzoeksprogramma Eindberging Nucleair Afval (OPERA)

1.167

500

102

122

0

0

0

0

*

2019

2009

 
 

Regeling

                       
   

Universiteit van Utrecht – Urban Futures Studio

0

250

250

250

250

250

250

0

*

2021

2021

14

 

Begroting

                       
   

NWO – Programma Duurzame Logistiek

250

250

250

250

0

0

0

0

*

2018

2014

 
   

NWO – Programma Duurzame bereikbaarheid Randstad

0

0

0

0

0

0

 

0

2014

*

2009

 
   

NWO – Programma Smart Urban Regions of the Future (SURF)

750

750

750

750

750

750

0

1

*

2020

2021

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies 97.01 Algemeen Departement

0

80

78

78

255

356

502

0

*

2021

   
   

Totaal artikel

2.167

1.830

1.430

1.450

1.255

1.356

752

1

       
                             
   

Totaal Hoofdstuk XII

88.666

98.166

90.787

59.205

62.843

63.833

60.308

805

       
                             

Infrastructuurfonds

                       
 

Regeling

                       
   

Bijdrageregeling opgeviste explosieven 1992

8

8

15

15

15

15

15

1

2016

*

 

15

   

Premieregeling opgeviste milieugevaarlijke stoffen

0

0

0

0

0

0

0

0

2016

*

 

15

   

Subsidieregeling riolering woonboten

60

560

560

49

0

0

0

85

2010

*

2010

 
   

Tijdelijke regeling subsidiëring Vereniging van Oud Medewerkers van de Rijkswaterstaat

85

85

85

0

0

0

0

0

*

2016

2013

 
   

Subsidieprogramma ZeehavenInnovatieProject voor duurzaamheid

754

0

0

0

0

0

0

0

*

2016

2014

 
 

Begroting

                       
   

St. Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij (KNRM) – Subsidie KNRM: Communicatiemiddelen SAR

130

130

0

0

0

0

0

0

*

2016

2013

 
 

Incidenteel

                       
   

Incidentele subsidies IF

6

0

0

0

0

0

0

0

       
   

Totaal Infrastructuurfonds

1.043

783

660

64

15

15

15

86

       
                             
                             
   

Totaal IenM

89.709

98.949

91.447

59.269

62.858

63.848

60.323

891

       

Toelichting

  • 1 Een * in deze kolom betekent dat een eerder evaluatiemoment op grond van de vigerende regelgeving niet aan de orde is.

  • 2 Een * in deze kolom betekent dat een volgend evaluatiemoment op grond van de vigerende regelgeving niet aan de orde is.

  • 3 Bij de subsidies die aangegeven zijn als Incidentele Subsidies is geen einddatum aangegeven. Deze posten betreffen diverse subsidies die conform de Awb artikel 4:23 derde lid, sub d worden verleend. Hieraan ligt derhalve geen subsidieregeling aan ten grondslag; een einddatum is niet aan de orde.

  • 4 Art. 11 en 12 St. Rioned – Project Kenniscoaches. Deze subsidie is in 2014 geëvalueerd, de evaluatie is echter nog niet gepubliceerd.

  • 5 Art. 13 Besluit financiële bepalingen bodemsanering – Bedrijvenregeling. Aanmeldingen voor subsidieaanvragen moesten uiterlijk 1 januari 2008 zijn gemeld. Nieuwe subsidieaanvragen die niet waren gemeld waren na die datum niet meer mogelijk.

  • 6 Art. 13 Regiecollege Waddengebied. Dit betreft de jaarlijkse subsidieverstrekking conform afspraken Regie College Waddengebied Nieuwe Stijl (loopt tot de beëindiging van het Waddenfonds) en de subsidie van de visieontwikkeling ten behoeve van het Noordzee Kanaalgebied.

  • 7 Art. 13 St. Bureau Commissie voor de Milieueffectrapportage – Programma Commissie MER. De Commissie MER heeft een wettelijke basis in de Wet milieubeheer. Het betreft een structurele exploitatiesubsidie die wordt afgebouwd inverband met overgang naar tarieffinanciering.

  • 8 Art. 13 en 16 St. Bodemsanering NS – Bodemsanering NS percelen. In 2010 is deze subsidie volgens de voorwaarden uit het convenant geëvalueerd. Het rapport van deze evaluatie, de «Derde Herijking Bodemsanering NS-percelen» is niet gepubliceerd. In maart 2015 hebben de convenantpartners de beëindigingovereenkomst ondertekend gericht op het beëindigen van de werkzaamheden door SBNS per 1 januari 2017. Gezien deze spoedige beëindiging en de jaarlijkse toets door een accountant op SBNS, heeft er geen evaluatie in 2015 plaatsgevonden.

  • 9 Art. 13 De Stichting Geonovum ontvangt structureel subsidie van IenM om haar basisprogramma te kunnen uitvoeren.

  • 10 Art. 17 Bijdrage Commissie Regionaal Overleg Luchthaven Schiphol. Deze commissie is verankerd in de Wet luchtvaart, het is een structurele exploitatiesubsidie. De Omgevingsraad Schiphol (ORS) is de rechtsopvolger van de CROS (zie TK 34 098 nr. 3).

  • 11 Art. 17 Regeling commissies regionaal overleg burgerluchthavens van nationale betekenis. Deze commissies zijn verankerd in de Wet luchtvaart, het zijn structurele exploitatiesubsidies.

  • 12 Art. 20 Subsidieregeling Milieuzonering. Dit is een nieuwe regeling. De regeling is nog niet gepubliceerd.

  • 13 Art. 22 Subsidieregeling versterking omgevingsveiligheid chemiesector. Dit is een nieuwe regeling die naar verwachting op 1 oktober 2015 in werking treedt. De regeling is nog niet gepubliceerd.

  • 14 Art. 97 Universiteit van Utrecht – Urban Futures Studio. Dit is een nieuwe regeling die naar verwachting medio 2016 in werking treedt. De regeling is nog niet gepubliceerd.

  • 15 IF Bijdrageregeling opgeviste explosieven 1993 en Premieregeling opgeviste milieugevaarlijke stoffen. Deze regelingen zullen worden samengevoegd tot een nieuwe regeling waarbij conform regelgeving een horizonbepaling wordt opgenomen. Het aantal verleningen in 2015 met betrekking tot de Bijdrageregeling opgeviste explosieven 1993 is nog niet bekend.

  • 16. Art.11 Subsidieprogramma Wereldwijd werken met water. De evaluatie wordt in de tweede helft van 2016 gepubliceerd.

  • 17. Art. 21 Incidentele subsidies 21.05 Duurzame productketens. Hierbij zijn inbegrepen subsidies aan de Stichting Milieukeur en de Stichting Milieu Centraal. Voor deze subsidies zal een subsidieregeling opgesteld worden.

  • 18. Art. 14, 16 en 22. De totalen op deze artikelen voor 2015 wijken af van de begrotingsstaten wegens omzetting van een aantal posten naar een ander begrotingsinstrument, waarbij de omzetting in 2015 om administratieve redenen niet mogelijk was.

BIJLAGE 5 EVALUATIE- EN OVERIG ONDERZOEK

Soort onderzoek

Onderwerp

Artikel

Start

Afronding

Vindplaats

 

Waterkwantiteit

11

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Waterkwantiteit

11

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442254

 

Waterkwantiteit en kwaliteit

11

20201

2021

 
 

Waterkwaliteit

11

2015

2015

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2015/11/23/beleidsdoorlichting-beleidsartikel-12-waterkwaliteit

           

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Effectenonderzoek ex-post evaluatie van enkele onderdelen van de waterwet

11

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–336.html

 

Effectenonderzoek ex-post: evaluatie Waterschapswet verkiezingsstelsel

11

2015

2015

 
 

Leefomgevingsbalans (1x per 2 jaar)

11

 

2014

2016

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2014

 

Tussentijds evaluatie Bestuursakkoord water

11

2013

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966–28.html

 

MIRT-onderzoeken in het kader van (de deelprogramma’s van)het Deltaprogramma gericht op voorstellen van het Deltaprogramma in 2014 voor de Deltabeslissingen

(hebben betrekking op de waterveiligheid, zoetwaterstrategie, peilbeheer Ijsselmeergebied, Rijn-Maasdelta en ruimtelijke adaptatie).

11

2009

2014

http://www.deltacommissaris.nl/deltaprogramma/inhoud/publicaties

 

¾ Evaluatie Ruimte voor de Rivier

11

2012

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-216364.html

 

Evaluatie Deltawet (experimenteerartikel in 2021/2)

11

2016

2016

 
 

Diverse voortgangsrapportages in het kader van de «Regeling grote projecten», oa HWBP2,Ruimte voor de rivier en Maaswerken

11

2012

Einde project

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26399–13.html

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/32698/kst-32698–13?resultIndex=1&sorttype= 1&sortorder=4

ttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/dossier/30080

ttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-18106–221.html

 

Evaluatie structuurvisie Waddenzee

Conform

11

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29684–112.html

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

CPB: MKBA waterveiligheid IJsselmeergebied

11

2010

2013

http://www.cpb.nl/publicatie/economisch-optimale-waterveiligheid-het-ijsselmeergebied

 

MKBA bij ontwerp RGV

11

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33531–2.html

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
           
 

Ex ante evaluatie SGBP’s

11

 

2016

http://www.pbl.nl/publicaties/waterkwaliteit-nu-en-in-de-toekomst

 

Nader onderzoek Windenergie op Zee-aanvulling Hollandse Kust

11

2015

2016

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/kamerstukken/2015/04/23/aanbieden-van-de-notitie-reikwijdte-en-detailniveau-aanvulling-gebied-hollandse-kust

 

Deltaprogramma

Ontwerp Nationaal Waterplan 2016–2021

Onder andere: overstromingsrisicobeheersplannen

11

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710–35.html

 

Onderzoeken mbt totstandkoming omgevingswet

11

   

http://www.omgevingswetportaal.nl/publicaties/publicaties-eenvoudig-beter

 

PBL: Leefomgevingsbalans (1x per 2 jaar)

11

 

2014

2016

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2014

 

Actualisatie initiële beoordeling KRM: beoordeling het bereiken van de goede milieutoestand en daarbij behorende doelen in 2020 n.a.v. het treffen van maatregelen in het kader van bestaand en voorgenomen beleid

11

 

2018

 
 

Voortgangsrapportage uitvoering Programma van Maatregelen KRM, cf. art.8

11

2017

2018

 
 

Evaluatie doelmatigheid drinkwatervoorziening (evaluatie van hoofdstuk 5 vd drinkwaterwet ogv art 60 vd drinkwaterwet)

11

2015 of 2016

2016

 
 

Evaluatieonderzoek of de aanbevelingen van de Algemene Rekenkamer voldoende zijn opgevolgd (Gewijzigde motie van de leden Smaling en Jacobi TK 33 450 nr 40).

11

2016

2016

 

Overig onderzoek

         
 

Policy dialoque naar aanleiding van OESO onderzoek gericht op toekomstige opgaven in het waterbeheer

11

2013

2014

http://www.oecd.org/env/watergovernanceprogramme.htm

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966–27.html

http://www.rijksoverheid.nl/nieuws/2014/03/17/schultz-oeso-rapport-bevestigt-noodzaak-wake-up-call-waterrisico-s.html

 

Jaarlijkse voortgangsrapportage waterbeleid in Nederland 2014 (Water in Beeld)

11

 

Jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–317.html

 

Periodieke toetsing van primaire waterkeringen:

ILT:Rapportage Derde toets primaire waterkeringen; Landelijke toets 2006–2011

ILT:Rapportage verlengde derde toetsing

11

 

2011

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710–22.html

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710–26.html

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31710–32.html

 

Toetsing van de Basiskustlijn (kustlijnkaartenboek)

11

 

Jaarlijks

http://www.rijkswaterstaat.nl/water/veiligheid/bescherming_tegen_het_water/veiligheidsmaatregelen/kustlijnzorg/kustlijnkaarten/

 

Verkenning van de veiligheid in Nederland fase 2

11

2006

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–335.html

 

5-jaarlijkse evaluatie activiteiten Schelde estuarium conform verdrag met Vlaanderen inzake samenwerken beleid en beheer

11

2012

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30862–95.html

 

Nader onderzoek naar de doorwerking van het Besluit algemene regels ruimtelijke ordening voor het Waddengebied

11

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29684–121.html

 

PBL: Monitor SVIR

11

13

14

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660–60.html

http://www.compendiumvoorde leefomgeving.nl/onderwerpen/nl0041-Monitor-Infrastructuur-en-Ruimte.html?i=40

 

De kwaliteit van het drinkwater in Nederland 2012 (jaarlijkse ILT rapportage)

11

 

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–313.html

 

De kwaliteit van het drinkwater in Nederland 2013.

11

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–333.html

 

Policy dialoque n.a.v. OESO onderzoek gericht op toekomstige opgaven in het waterbeheer

11

2013

2014

http://www.oecd.org/env/watergovernanceprogramme.htm

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966–27.html

 

Midterm review beleidsnota drinkwater

11

2017

2017

 
 

Eindrapport visitatiecommissie Waterketen

11

2013

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28966–28.html

 

EC evaluatie over toestand zwemwater (jaarlijks)

11

 

Jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–290.html

 

RIVM beleidsevaluatie legionellapreventie

11

2015

2016

(https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–316.html p. 48)

 

Evaluatie nieuwe regelgeving voor badinrichtingen

11

2016

2019

http://www.internetconsultatie.nl/zwembaden

 

RIVM: bescherming drinkwaterbronnen in het nationaal beleid

11

 

2013

http://www.rivm.nl/Documenten_en_publicaties/Wetenschappelijk/Rapporten/2013/april/Bescherming_ drinkwaterbronnen_in_het_nationaal_beleid

 

ILT: bedrijfsvergelijking in de drinkwatersector

(benchmark 2012–2013)

11

 

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-277498.html

 

ILT: Jaarevaluatie drinkwatertarieven

(jaarlijks)

11

 

2013

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27625–309.html

 

PBL: Monitor SVIR

11

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660–60.html

     

2015

2016

http://www.compendiumvoorde leefomgeving.nl/onderwerpen/nl0041-Monitor-Infrastructuur-en-Ruimte.html?i=40

 

Ex-ante evaluatie van de ontwerp stroomgebiedbeheersplannen door PBL

12

2015

2016

 
 

Beleidsverkenning Toekomstige rol en ambitie Rijk en Regio voor het Waddengebied

11

2016

2016

 
           
 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442256

 

Ruimtelijke ontwikkeling

13

2019

2020

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Leefomgevingsbalans PBL (1x per 2 jaar)

13

2013

2015

2014

2016

http://themasites.pbl.nl/balansvandeleefomgeving/2014

 

Evaluatie Basisregistratie Gebouwen

13

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33926–1.html

 

Evaluatie Besluit en regeling financiele bepalingen bodemsanering

13

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30015–52.html

 

Evaluatie structuurvisie derde nota Waddenzee

13

 

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-665763

 

Eindevaluatie sleutelprojecten

13

 

2020

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–8.html

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

KEA SMASH

13

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660–57.html

 

MKBA Zandhonger Oosterschelde

13

2012

2013

http://www.rijkswaterstaat.nl/water/plannen_en_projecten/vaarwegen/oosterschelde/oosterschelde_zandhonger/

 

MKEA/MKBA Haalbaarheidsstudie 12-mijlszone

13

2013

2013

http://www.rijksoverheid.nl/documenten-en-publicaties/rapporten/2013/06/27/quickscan-haalbaarheidsstudie-windparken-binnen-12-mijlszone.html

 

MKBA Structuurvisie Ondergrond

13

2013

 

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/ruimtelijke-ordening-ondergrond

 

Actualisatie KBA Inspire

13

 

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-749616

 

Kansrijk mobiliteitsbeleid

13

14

17

18

   

http://www.cpb.nl/publicatie/kansrijk-mobiliteitsbeleid

           

Overig onderzoek

         
 

Structuurvisies

13

   

http://www.ruimtelijkeplannen.nl/web-roo/roo/bestemmingsplannen?tabFilter=VISIE

 

PBL: Monitor SVIR

13

2013

2015

2014

2016

http://www.compendiumvoorde leefomgeving.nl/onderwerpen/nl0041-Monitor-Infrastructuur-en-Ruimte.html?i=40

 

Inspire monitor EU

13

2011

2017

http://inspire.jrc.ec.europa.eu/index.cfm/pageid/182

 

Ex-durante Evaluatie AMvB Ruimte 1e tranche

13

 

2017

 
 

Ex-durante evaluatie Wet voorkeursrecht gemeenten

13

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-27581–53.html

 

Evaluatie ladder voor duurzame verstedelijking

13

2013

2014

http://www.pbl.nl/publicaties/infrastructuur-en-verstedelijking-kennis-en-beleid-voor-een-betere-afstemming

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–8.html

 

Uitvoeringsmonitor SVIR

13

 

jaarlijks

http://www.pbl.nl/publicaties/2012/monitor-infrastructuur-en-ruimte-2012-nulmeting

 

Plan MER Structuurvisie Ondergrond

13

2013

2015

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/structuurvisie-ondergrond

 

Heroverweging bodem(sanerings)beleid

13

2013

2014/2015

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/bodem-en-ondergrond/ruimtelijke-ordening-ondergrond

 

Voortgangsrapportage Groot Project RRAAM

13

 

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31089–109.html

 

Ex-durante evaluatie SVIR

 

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660–66.html

           
 

Wegen en Verkeersveiligheid

14

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Wegen en verkeersveiligheid

14

2016

2017

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Verslag over de wijze waarop Tracéwet is toegepast

14

2013

2015

http://mirt2015.mirtprojectenoverzicht.nl/ financien/bijlage_2_vgr/index.aspx

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-69.html

 

Verslag over de wijze waarop de Tracéwet is toegepast (incl. infrastructuurfonds art 12)

14

2015

2016

http://mirt2016.mirtoverzicht.nl/mirt_overzicht_2016/mirt_overzicht_2016/

https://www.tweedekamer.nl/kamerstukken/brieven_regering/detail?id=2016Z06928&did= 2016D14275

 

Rijgeschiktheid langdurig gebruik Cat. III medicijnen

14

2015

2017

 
 

Voortgang Beter Benutten

 

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-15

 

Monitoring en evaluatie «beter benutten»

14, 15 en 16

2012

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264684.html

 

Beter Benutten

   

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-763135

 

ARK rapport instandhouding hoofdwegennet

 

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-8.html

 

Effectonderzoek Wet Rijonderricht motorrijtuigen

14

2012

2013

http://wetten.overheid.nl/BWBR0024674/geldigheidsdatum_24-07-2013

 

Evaluatie meerjarenprogramma Geluidsanering

14

2016

2016

 
 

Evaluatie aantal doden en gewonden in het verkeer

14

 

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29398–463.html

 

NMCA

14

 

Tweejaarlijks vanaf 2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264683

 

Wettelijke evaluatie RDW

14

 

2017

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         

MKBA

         
 

MIRT Projectenboek

   

Jaarlijks bij begroting

 
 

Uitkomsten bestuurlijke overleggen MIRT

     

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-15

 

Inventarisatie KBAs transportinfrastructuur 2001–2014

   

2015

http://www.syconomy.nl/Inventarisatie_MKBAs_def.pdf

 

Investeren in Infrastructuur

14

16

18

 

2016

http://www.cpb.nl/publicatie/investeren-in-infrastructuur

 

Toekomstverkenning welvaart en leefomgeving cahier mobiliteit

14

16

17

18

 

2016

http://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/bijlagen/cpb-pbl-boek-19-wlo-2015-mobiliteit.pdf

Overig onderzoek

         
 

Mobiliteitsbeeld 2014

14

16

17

18

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31305–211.html

 

Alcoholslotprogramma

14

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29398–430.html

 

ILT: Staat van de veiligheid in de leefomgeving en transport 2014

14

16

17

 

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28089–28.html

 

Publieksrapportage rijkswegennet 2014

14

 

Elke 4 maanden

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-34000-A-56.html

           
 

Openbaar vervoer en Spoor

16

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Spoor

16

2018

2018

 
 

Openbaar vervoer

16

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442259

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Parlementair onderzoek onderhoud en innovatie spoor

16

2011

2012

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32707–27.html

 

Evaluatie HSL-Zuid groot project status IF artikel 17

16

   

Kamerstukken II, 22 026

 

Evaluatie sociale veiligheid OV

16

2014

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28642–60.html

 

Evaluatie taxiwet

16

2014

2015

http://www.rijksoverheid.nl/ministeries/ienm/documenten-en-publicaties/kamerstukken/2015/05/05/evaluatie-taxiwet.html

 

Evaluatie boordcomputer taxi

16

2015

2016

 
 

Ruimte voor de fiets

16

 

3jaarlijkse monitoring

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984–317.html

 

Evaluatie dubbeltariefsysteem taxi

16

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31521–72.html

 

OV-klantenbarometer

16

2013

2013

http://www.ovklantenbarometer.nl/

 

Eindrapport «Krachten bundelen voor toekomstvast doelgroepenvervoer en OV»

16

2013

2013

ttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-25847–117.html

 

Benchmark gebruiksvergoeding spoorgoederenvervoer

16

 

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-579106

 

Beleidsevaluatie maximum tarieven taxivervoer

16

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-772802

 

Evaluatie aanlegprojecten spoor

16

2017

2025

 
 

Evaluatie beheer en onderhoud spoor

16

2017

2015

 

Ex-ante onderzoek naar doeltrefffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

ERTMS (voorkeursbeslissing)

16

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33652–14.html

 

PHS (voorkeursbeslissing)

16

 

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32404–74.html

Overig onderzoek

         
 

ERTMS groot project

16

2013

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33652–4.html

 

Evaluatie spoorwetgeving

 

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31987–10.html

 

LTSA-1

16

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984–384.html

 

LTSA-2

16+15

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29984–474.html

 

Jaarlijkse evaluatie one stop shop op corridors Rotterdam-Genua en Rotterdam-Lyon

16

2014

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-33-508.html

 

Staat van de veiligheid in de leefomgeving en transport

16

 

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-478750

 

MER Evaluatie Betuweroute Aspect Sociaal

16

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-239593.html

 

Impact analyse EU DG Transport

16

2012

2013

http://ec.europa.eu/transport/facts-fundings/evaluations/index_en.htm

 

Jaarverslag van de Nederlandse Autoriteit voor spoorveiligheid

16

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29893–156.html

 

Ruimte voor de fiets

15

 

3 jaarlijkse monitoring

http://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/fiets/meer-fietsenstallingen-bij-stations

 

OV-klantenbarometer

16

2014

2014

http://www.crow.nl/vakgebieden/verkeer-en-vervoer/bibliotheek/kennisdocumenten/resultaten-onderzoek-ov-klantenbarometer-2014

 

Eindrapport «Krachten bundelen voor toekomstvast doelgroepenvervoer en OV»

16

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-239777

 

Mobiliteitsbeeld 2014

16

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31305–211.html

 

Luchtvaart

17

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Luchtvaart

17

2018

2019

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Luchtvaart (GIS)

17

2012

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-26959–140.html

 

Jaarverslagen Alderstafel en evaluatie

17

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29665–214.html

 

Evaluatie regeling versneld onderwerken graanresten

17

2016

2016

 
 

Evaluatie Schipholbeleid

17

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29665–211.html

 

Evaluatie gebruiksprognose Schiphol en safety

17

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936–263.html

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

KEA SMASH

13

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32660–57.html

 

Actualisatie quick scan MKBA Schiphol en Lelystad Airport Middellange termijn

 

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-342891

 

Luchthavenbesluit Twente

17

   

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936–198.html

 

Luchthavenbesluit Lelystad

Quick Scan Maatschappelijke Kosten en Baten Analyse

17

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936–264.html

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Bekostiging luchtverkeersleiding

     

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31936–258.html

Overig onderzoek

         
 

Uitvoeringsagenda Luchtvaartnota

17

2014

2015

 
 

Wettelijke ZBO evaluatie functioneren LVNL

17

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30398–1.html

 

Externe veiligheid

17

2013

 

http://easa.europa.eu/language/nl/home.php

 

Beleidsagenda luchtvaartveiligheid

17

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112–2063.html

 

Evaluatie subsidie Knowledge & Development Center (KDC)

17

2017

2017

 
 

Een luchtvaartstrategie voor Europa

17

2016

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-22112–2062.html

 

Scheepvaart en havens

18

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Scheepvaart en havens

18

2015

2016

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Evaluatie Loodsenwet/toezicht ACM

18

2013

2013

https://www.acm.nl/nl/publicaties/publicatie/11402/Autoriteit-Consument-en-Markt-verlaagt-vergoeding-vermogenskosten-Loodswezen/

 

Evaluatie zeevaartbeleid 2008–2013

18

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409–67

 

Evaluatie van fiscaal maritiem beleid met Financiën

18

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-381165

 

Evaluatie subsidieregeling Zeehaveninnovatieproject IF artikel 15

18

2014

2015

 
 

Evaluatie Quick wins binnenhavens IF artikel 15

18

2016

2017

 
 

Evaluatie Project Mainport Rotterdam (evaluatie status groot project) IF artikel 17

18

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-24691–119.html

 

Actualisatie MKBA IDVV programma

 

2014

2015

http://www.beterbenuttenvaarwegen.nl/Rapporten+en+publicaties/RP+Eindrapporten/default.aspx

Ex-ante onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA’s

         
 

KBA Volkeraksluizen

(voorkeursbeslissing)

18

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33400-A-53.html

 

Capaciteitsuitbreiding Ligplaatsen IJssel, onderdeel Boven-IJssel (voorkeursbeslissing)

18

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-5.html

 

KBA Twentekanalen

(voorkeursbeslissing)

18

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-56.html

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Totaaloverzicht Beheer, onderhoud, vervanging en renovatie wegen, vaarwegen en water

 

2015

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-413631

 

Toelichting programma IDVV: De Nederlandse vaarwegen beter benut

 

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33750-A-61

 

Versterking marktstructuur binnenvaart

 

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409–79.html

 

Rijksbrede maritieme strategie 2015–2025

 

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409–70.html

Overig onderzoek

         
 

Beveiliging door moedwillige verstoring – audit EC

18

2012

2012

Vertrouwelijk

 

Onderzoek naar de concurrentieverhoudingen tussen de zeehavens in Duitsland, Frankrijk, Nederland, Vlaanderen en het Verenigd Koninkrijk

18

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29862–24.html

 

Havenstaatcontrole 2013

 

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31409–66.html

           
 

Klimaat

19

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

klimaat

 

2018

2018

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

IBO kostenefficiëntie CO2-reductiemaatregelen

 

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32813–122.html

 

Hernieuwbare energie: evaluatie Europese richtlijn (EZ)

EZ

   

http://ec.europa.eu/energy/studies/index_en.htm

 

Lokale klimaatinitiatieven

19

2013

2015

https://www.rijksoverheid.nl/binaries/rijksoverheid/documenten/rapporten/2015/06/29/evaluatie-lokale-klimaatagenda-2011–2014/evaluatie-lokale-klimaatagenda-2011–2014.pdf

 

SER energieakkoord (EZ)

EZ

2016

2016

 
 

ECN: Evaluatie Besluit Emissie-eisen middelgrote stookinstallaties

19

2012

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-231228.html

 

Kabinetsreactie op parlementair onderzoek naar klimaat

19

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33193–7.html

 

MIA/VAMIL

19

 

2013

ttps://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33752–5.html

 

CDM

19

 

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-346237.html

 

Energie Prestatie Keuringsysteem (EPK)

19

2016

2016

 

Ex-ante onderzoeken naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

– PBL

19

2015

2015

http://www.pbl.nl/sites/default/files/cms/publicaties/150902 Quickscan_Emissiereductie2020_ final.pdf

 

Toekomstverkenning welvaart en leefomgeving cahier klimaat en energie

19

 

2015

http://www.cpb.nl/sites/default/files/publicaties/bijlagen/cpb-pbl-boek-19-wlo-2015-klimaat-en-energie.pdf

Overig onderzoek

         
 

Voortgang klimaatbeleid in de balans voor de leefomgeving

19

 

2 jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-31253–32.html

 

Agentschapsevaluatie NEa

19

2013

2015

 

kio3,0

KIM: Beleidsopties voor vermindering van de CO2-uitstoot van het wegverkeer deel 1 en 2

.

19

 

2013

http://www.kimnet.nl/publicatie/beleidsopties-voor-vermindering-van-de-co2-uitstoot-van-het-wegverkeer

 

ECN/CE Delft/TNO: Scenarios for energy carriers in the transport sector

19

 

2014

http://www.energieakkoordser.nl/nieuws/brandstofvisie.aspx

 

TNO/CE Delft/ECN: Verzamelde kennisnotities ten behoeve van de visie duurzame brandstoffenmix

19

 

2014

http://www.energieakkoordser.nl/nieuws/brandstofvisie.aspx

 

Stratelligence: Kosten en effecten van de actie-agenda: inschatting van de potentie

19

 

2015

http://www.energieakkoordser.nl/nieuws/2015/ministerraad-duurzame-brandstofvisie.aspx

 

CE Delft/TNO/ECN: CO2-reductie door gedragsverandering in de verkeerssector

19

 

2014

http://www.cvs-congres.nl/cvspdfdocs_2015/cvs15_046.pdf

 

Tussenevaluatie Potential benefits of Triple A tyres in the Netherlands

19

2016

2018

2016

2018

 
 

PBL: Stimuleren van elektrisch rijden

19

 

2016

http://www.pbl.nl/publicaties/stimuleren-van-elektrisch-rijden-effect-van-enkele-beleidsprikkels

 

PBL: Effecten van autodelen op mobilteit en CO2-uitstoot

19

 

2016

http://www.pbl.nl/publicaties/effecten-van-autodelen-op-mobiliteit-en-co2-uitstoot

           
 

Geluid

20

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Geluid

 

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32861–17.html

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Allocatie budgetten Swung I

20

2012

2018

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

– Swung 1 en Meerjarenprogrammering geluidsanering 2018

     

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32252–56.html

           
 

Lucht

20

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Nationaal samenwerkingsprogramma luchtkwaliteit

 

20182

2019

Schuift op i.v.m. verlenging NSL

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Rapportage Euro VI subsidieregeling ongebruikte vrachtwagens en bussen

 

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-363446

 

Rapportage Euro VI subsidieregeling emissiearme taxi’s en bestelwagens

 

2015

2015

 
           

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

KIM: De lucht klaren. Over de relatie tussen verkeer, luchtkwaliteit en gezondheid en mogelijke aangrijpingspunten voor beleid.

 

2014

2015

http://www.kimnet.nl

Overig onderzoek

         
 

Jaarlijks monitoringrapport NSL

20

 

jaarlijks

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30175-E.html

 

Jaarlijkse onderzoeken naar mogelijke knelpunten NSL

     

http://www.rijkswaterstaat.nl/wegen/wegbeheer/natuur-en-milieu/luchtkwaliteit/nationaal-samenwerkingsprogramma-luchtkwaliteit/documenten.aspx

           
 

Duurzaamheid

21

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Duurzaamheid

21

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-442260

 

Duurzaamheid

21

2019

2020

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

De Regeling groenprojecten periode 2010–2016 zal in 2017 worden geëvalueerd

21

2017

2018

aangekondigd in brief aan TK 30 196 nr.399

 

MIA/VAMIL

21

2017

2018

Genoemd in brief aan TK

33 752 van stas FIN van 17 sept. 2013

 

Het programma Van Afval Naar Grondstof

21

2017

2018

Uit 1ste vrtg brief aan de TK

 

Evaluatie instrument duurzaam inkopen

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-290001.html

 

Evaluatie ketenaanpak

21

2013

2013

http://www.rwsleefomgeving.nl/onderwerpen/duurzaam_produceren/ketenaanpak/nieuws-ketenaanpak/

 

Voortgangsrapportage programma Van Afval Naar Grondstof (VANG)

21

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33043–41.html

 

Evaluatie of de voordelen van covergisting opwegen tegen de nadelen (EZ en IenM)

21

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33037–152.html

 

Evaluatie Activiteitenbesluit milieubeheer mbt landbouwactiviteiten

21

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-29383–237.html

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Ander ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Ex-ante-evaluatie ontwikkelingsrichtingen mestbeleid op realisatie milieudoelen voor de veehouderij

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-281083.html

 

Evaluatie Green Deals

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-264765.html

 

Ex-ante evaluatie Circulaire economie (inclusief consumentenbeleid en Van Afval naar Grondstof (VANG))

21

2013

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-234688.html

 

Evaluatie LAP 1 en 2

21

2014

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-342379

 

Een verkennend onderzoek naar de haalbaarheid en wenselijkheid van doelstellingen met betrekking tot recycling en preventie van huishoudelijk afval

21

 

2016

http://www.cpb.nl/publicatie/verkennend-onderzoek-recycling-preventie-huishoudelijk-afval

           

Overig onderzoek

         
 

Voortgangsrapportage uitvoering Landelijk Afval Plan

21

– -

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-30872–161.html

 

National ecosystem assessment

PBL Quick Scan Hoofdlijnennotitie

21

2013

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-252785.html

 

PBL ea:monitor duurzaam Nederland

21

 

2014

http://www.pbl.nl/publicaties/2011/monitor-duurzaam-nederland-2011

           
 

Omgevingsveiligheid en milieurisico’s

22

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Omgevingsveiligheid en milieurisico’s

22

2018

2018

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Evaluatie GGO-beleid 2000–2013

22

2014

2016

 
 

Evaluatie TNS regeling

22

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-28663–62.html

 

Voortgangsrapportage op grond van biocideverordening

22

2014

2020

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

MKBA

         
 

Actualisatie MKBA asbestdaken

22

 

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-514238

 

– 

       

Overig onderzoek

         
 

Derde vijfjaarlijkse evaluatie resultaten beleid prioritaire stoffen

22

2016

2016

 
 

Tweede tussentijdse evaluatiedoelstelling vernieuwing stoffenbeleid (REACH/SOMS)

Gevolgen voor MKB Reach

22

2013

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-210976

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-21501-08-548.html

 

Tussentijdse evaluatie omgaan met risico’s van nanotechnologie

22

2015

2016

 
 

Vierjaarlijkse wettelijke evaluatie Commissie Genetische Modificatie

Beleidsnota Biotechnologie; Brief regering; Aanbieding COGEM Trendanalyse Biotechnologie 2016

22

2015

2016

 
 

Evaluatie VTH, inclusief BRZO-OD structuur

22

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-573158.html

 

Evaluatie TNS regeling

22

2014

2015

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-478157.html

 

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

23

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Meteorologie, seismologie en aardobservatie

23

2018

2019

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Evaluatie Agentschap KNMI

 

2014

2015

https://www.rijksoverheid.nl/documenten/rapporten/2015/12/18/doorlichting-knmi

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

– 

       

Overig onderzoek

         
 

Verkenning toekomst KNMI en heroverweging wet KNMI

23

 

2013

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-32379–8.html

 

Evaluatie wet taken metereologie en seismologie

23

2018

 

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/kst-33802–3.html

 

Belang Eurometsat satellieten voor KNMI

23

2012

 

http://www.knmi.nl/cms/content/95298/nieuwe_serie_meteosat-weersatellieten

           
 

Handhaving en Toezicht

24

     

Ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         

Beleidsdoorlichtingen

         
 

Handhaving en toezicht (keuzes die in het handhavings- en toezichtbeleid door de ILT kunnen worden gemaakt).

24

2018

2019

 

Ander ex-post onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid

         
 

Evaluatie agentschap ILT

24

2014

2016

 

Ex-ante onderzoek naar doeltreffendheid en doelmatigheid van beleid

         
 

Meerjarenplan 2015–2019 ILT

14

16

17

24

2013

2014

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-480938

 

Meerjarenplan 2016–2020 ILT

 

2015

2016

https://zoek.officielebekendmakingen.nl/blg-771829

Overig onderzoek

         
 

       
X Noot
1

De eindevaluatie van Bestuurs Akkoord Water vindt in 2020 plaats. De beleidsdoorlichting vindt aansluitend plaats.

X Noot
2

De beleidsdoorlichting Luchtkwaliteit (artikel 20) vindt plaats na afronding van het Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit (NSL). Het NSL is verlengd tot de beoogde datum van invoering van de omgevingswet (2018).

Toelichting

Bij MIRT projecten en de te nemen voorkeursbeslissingen ligt altijd een MKBA ten grondslag. Deze wordt bij de voorkeursbeslissing openbaar. Over de voortgang van de besluitvorming over MIRT projecten wordt de Tweede Kamer ieder half jaar geïnformeerd via een rapportage.

KIM publiceert zijn werkprogramma en rapporten op http://www.kimnet.nl

PBL publiceert zijn werkprogramma en onderzoeken op de site http://www.pbl.nl

ILT publiceert haar rapporten op http://ilent.nl/

BIJLAGE 6 OVERZICHTSCONSTRUCTIE MILIEU

In de ministerraad van 24 augustus 2001 is besloten om vanaf de begroting 2003 een Overzichtsconstructie Milieu op te nemen als vervanging van het Milieuprogramma. Dit is een overzicht waarin informatie bijeen wordt gebracht van (onderdelen van) beleidsartikelen van verschillende begrotingen met een milieudoelstelling. In de overzichtsconstructie zijn operationele doelen uit beleidsartikelen van de verschillende departementen opgenomen.

De overzichtsconstructie heeft een informerende functie voor de Staten-Generaal. Op deze wijze wordt het integrale overheidsbeleid op een beleidsterrein zichtbaar gemaakt in één begroting, ook al wordt het beleid door meerdere ministers ontwikkeld en/of uitgevoerd. De individuele ministeriële verantwoordelijkheid blijft daarbij gehandhaafd.

De Overzichtsconstructie Milieu is opgezet volgens de vigerende Regeling Rijksbegrotingsvoorschriften. Er wordt een overzicht gegeven van alle met milieubeleid in verband staande artikelen en onderdelen bij IenM en andere ministeries. Begrotingsprestaties en -bedragen zijn niet in de overzichtsconstructie opgenomen; in de begrotingen van de ministeries kan de precieze invulling van het operationele doel worden teruggevonden.

De Overzichtsconstructie Milieu kent primair een thematische indeling waarbij is uitgegaan van de kerntaken van het milieubeleid bij het Ministerie van IenM:

  • 1. Klimaatverandering en luchtkwaliteit

  • 2. Duurzaam produceren

  • 3. Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

  • 4. Versterken van het internationale milieubeleid

  • 5. Leefomgevingskwaliteit

Aangezien een artikelonderdeel kan bijdragen aan meerdere taken, komen sommige onderdelen in de overzichtsconstructie op meerdere plaatsen voor. De overzichtsconstructie bevat geen andere informatie dan in de individuele begrotingen is terug te vinden.

Niet alle ministeries hebben specifieke beleidsdoelstellingen op milieugebied of de milieubijdrage is niet expliciet ondergebracht in een artikelonderdeel:

  • III Algemene Zaken (AZ)

Algemene Zaken heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen milieu-uitgaven.

  • VII Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties (BZK)

De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is verantwoordelijk voor het beleid en de kaders op het terrein van de bedrijfsvoering van de rijksdienst. Dit betreft onder meer duurzame faciliteiten, duurzame huisvesting en ICT, duurzame mobiliteit en duurzaam inkopen. De uitgaven hiervoor maken onderdeel uit van de begrotingen van departementen zelf.

Gemeenten en provincies ontvangen van het Rijk verschillende bijdragen voor milieu. Deels staan die uitgaven op de betreffende departementale begrotingen (specifieke uitkering) en deels maken zij onderdeel uit van het Gemeente- (B) en/of het Provinciefonds (C) (algemene uitkering, integratie- of decentralisatie-uitkering). De Minister van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties is beheerder van beide fondsen; de Staatssecretaris van Financiën is medefondsbeheerder.

  • VIII Onderwijs, Cultuur en Wetenschap (OCW)

OCW heeft geen taken en specifieke doelen ten aanzien van milieubeleid. OCW oormerkt geen subsidies of begrotingsbedragen aan milieubeleid.

  • IX Financiën (Fin)

Financiën heeft geen specifieke beleidsdoelstellingen op het milieugebied en ook geen significante milieu-uitgaven.

Voor de volledigheid is voor de fiscale ontvangsten uit de diverse vergroeningsmaatregelen wel een verwijzing in de overzichtsconstructie opgenomen naar het desbetreffende belastinguitgavenoverzicht in bijlage 6 en het belastingontvangstenoverzicht in bijlage 2 van de Miljoenennota. Er mag overigens geen relatie gelegd worden tussen fiscale ontvangsten en milieu-uitgaven; milieugerelateerde fiscale ontvangsten zijn uit hun aard niet geoormerkt voor milieu-uitgaven.

  • X Defensie (Def)

Defensie heeft in de Ontwerpbegroting voor 2017 geoormerkte uitgaven voor energiebesparende maatregelen voor de bestaande infrastructuur (artikel 6). Daarnaast heeft Defensie niet zichtbare milieu-uitgaven in investerings- en exploitatiebudgetten. Deze niet zichtbare uitgaven betreffen onder andere de (meer)kosten voor inkoop van groene stroom, meerkosten voor duurzaam bouwen en energie-efficiënte apparaten en voertuigen, het bodemsaneringsprogramma en energiebesparende maatregelen op militaire kampementen.

Taak 1: Klimaatverandering en luchtkwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

X

Def

6

 

Investeringen krijgsmacht

XII

IenM

14

14.01

Netwerk

XII

IenM

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

19

19.01

Tegengaan klimaatverandering

XII

IenM

20

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder

XII

IenM

23

23.01

Meteorologie en seismologie

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenM

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZ

4

 

Een doelmatige en duurzame energievoorziening

XIII

EZ

6

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XVIII

WenR

2

2.1

Energie en bouwkwaliteit

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 6 van de Miljoenennota

Taak 2: Duurzaam produceren

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

XII

IenM

11

11.04

Waterkwaliteit

XII

IenM

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenM

21

21.04

Duurzaamheidsinstrumentarium

XII

IenM

21

21.05

Duurzame Productketens

XII

IenM

21

21.06

Natuurlijk kapitaal

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenM

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZ

6

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XIII

EZ

8

 

Natuur

XVII

BHOS

2

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 6 van de Miljoenennota

Taak 3: Verminderen van risico’s van stoffen, straling en GGO’s

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

VI

VenJ

36

36.2

Nationale Veiligheid en terrorismebestrijding

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

22

22.01

Veiligheid chemische stoffen

XII

IenM

22

22.02

Veiligheid biotechnologie

XII

IenM

22

22.03

Veiligheid bedrijven en transport

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenM

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZ

6

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XV

SZW

1

 

Subsidies, bekostiging en opdrachten

XV

SZW

6

 

Inkomensoverdrachten

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastingontvangsten in bijlage 2 van de Miljoenennota

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 6 van de Miljoenennota

Taak 4: Versterken van het internationale milieubeleid

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

V

BZ

1

1.1

Goed functionerende internationale instellingen met een breed draagvlak

V

BZ

2

2.4

Bevordering van veiligheid, stabiliteit en rechtsorde in internationaal verband

V

BZ

3

3.1

Een democratische, slagvaardige en transparante Europese Unie die haar burgers vrijheid, recht, veiligheid, welvaart en duurzame economische groei biedt

V

BZ

3

3.2

Een effectief, efficiënt en coherent optreden van de Unie ten opzichte van derde landen en regio’s, incl. ontwikkelingslanden

V

BZ

3

3.3

Een hechtere Europese waardengemeenschap

XII

IenM

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

19

19.02

Internationaal beleid, coördinatie en samenwerking

XII

IenM

24

24.01

Handhaving en toezicht

XII

IenM

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZ

2

 

Bedrijvenbeleid: innovatief & duurzaam ondernemen

XIII

EZ

6

 

Concurrerende, duurzame, veilige agro-, visserij- en voedselketens

XIII

EZ

8

 

Natuur

XVI

VWS

1

1.1

Gezondheidsbescherming

XVI

VWS

6

6.1

Passend sport- en beweegaanbod

XVI

VWS

10

 

Gezondheidsraad

XVII

BHOS

2

2.1

Toename van voedselzekerheid

XVII

BHOS

1

1.3

Versterkte private sector en een verbeterd investeringsklimaat in ontwikkelingslanden

XVII

BHOS

2

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

XVII

BHOS

2

2.3

Duurzaam gebruik natuurlijke hulpbronnen, tegengaan van klimaatverandering en vergrote weerbaarheid van de bevolking tegen onafwendbare klimaatverandering

XVIII

WenR

2

2.1

Energie en bouwkwaliteit

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 6 van de Miljoenennota

Taak 5: Leeofmgevingskwaliteit

Hoofdstuk

Ministerie

Artikel

Artikelonderdeel

Naam artikel(onderdeel)

XII

IenM

11

11.04

Waterkwaliteit

XII

IenM

13

13.01

Ruimtelijk Instrumentarium

XII

IenM

13

13.04

Ruimtegebruik bodem

XII

IenM

16

16.01

Openbaar Vervoer en Spoor

XII

IenM

17

17.01

Luchtvaart

XII

IenM

18

18.01

Scheepvaart en havens

XII

IenM

20

20.01

Gezonde lucht en tegengaan geluidshinder

XII

IenM

26

 

Bijdrage investeringsfondsen

XIII

EZ

8

 

Natuur

XVII

BHOS

2

2.2

Verbeterd waterbeheer, drinkwater en sanitatie

XVIII

WenR

2

2.3

Kwaliteit woonomgeving

 

Fin

Bijlage Milj.nota

 

Toelichting op de belastinguitgaven in bijlage 6 van de Miljoenennota

BIJLAGE 7 AFKORTINGENLIJST

A.

 

AAARO

Actieagenda Architectuur en Ruimtelijke Ontwerp

AAS

Amsterdam Airport Schiphol

ABS

Absolute waarde

ACM

Autoriteit Consument & Markt

AMvB

Algemene Maatregel van Bestuur

ANVS

Autoriteit Nucleaire Veiligheid en Stralingsbescherming

AO

Algemeen Overleg

APK

Algemene Periodieke Keuring

AR

Algemene Rekenkamer

ATB-V

Arbeidstijdenbesluit Vervoer

AWACS

Airbone Warning And Control Station

AWB

Algemene Wet Bestuursrecht

AZ

Ministerie van Algemene Zaken

   

B.

 

BAG

Basisregistraties Adressen en Gebouwen

BAW

Bestuursakkoord Water

BBP

Bruto Binnenlands Product

BDU

Brede Doeluitkering

BES

Bonaire, Sint Eustatius en Saba

Bevb

Besluit externe veiligheid buisleidingen

Bevi

Besluit externe veiligheidinrichtingen

Bevt

Besluit externe veiligheid transportroutes

BGT

Basisregistratie Grootschalige Topografie

BIRK

Budget Investeringen Ruimtelijke Kwaliteit

BNP

Bruto Nationaal Product

BOA

Beleidsondersteuning en Advies

BRG

Bestaand Rotterdams Gebied

BRK

Basisregistratie Kadaster

BRT

Basisregistratie Topografie

BRZO

Besluit Risico’s Zware Ongevallen

BSV

Bureau Sanering Verkeerslawaai

BZ

Ministerie van Buitenlandse Zaken

BZK

Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties

   

C.

 

CACC

Climate and Clean Air Coalition

CBR

Centraal Bureau Rijvaardigheidsbewijzen

CBS

Centraal Bureau voor de Statistiek

CCR

Centrale Commissie voor de Rijnvaart

CDM

Clean Development Mechanism

Chw

Crisis- en herstelwet

CLH

Classification and Labelling Harmonisation

CLRTAP

Convention on Long-Range Transboundary Air Pollution

CLSK

Commando Luchtstrijdkrachten

CO2

Koolstofdioxide

COGEM

Commissie Genetische Modificatie

CPB

Centraal Planbureau

CROS

Commissie Regionaal Overleg luchthaven Schiphol

CROW/KpVV

CROW Kennisplatform Verkeer en Vervoer

CTBTO

Comprehensive Nuclear-Test-Ban Treaty Organisation

Ctgb

College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden

   

D.

 

dB(A)

Decibel (audio)

DBFM

Design-Build-Finance-Maintenance

DCC

Departementaal Coördinatiecentrum Crisisbeheersing

DEF

Ministerie van Defensie

DF

Deltafonds

DGB

Directoraat-Generaal Bereikbaarheid

   

E.

 

EASA

European Aviation Safety Agency

EB

Eenvoudig Beter

EC

Europese Commissie

ECAC

European Civil Aviation Conference

ECHA

European Chemicals Agency

ECMFW

European Centre for Medium-Range Weather Forecasts

ECN

Energieonderzoek Centrum Nederland

EEA

European Environment Agency

EICB

Expertise- en InnovatieCentrum Binnenvaart

EMSA

Europese Maritieme Veiligheidsagentschap

EMV

Meerjarige onderzoeksprogramma elektromagnetische velden

ERA-NET

European Research Area Network

ERRU

European Register of Road Transport Undertakings

ERTMS

European Rail Traffic Management System

ESA

European Space Agency

ESD

Effort Sharing Decision

ESO

Ernstige Scheepsongevallen

EU

Europese Unie

EU ETS

Europese CO2 emissiehandelssysteem / EU Emissions Trading System

EVOA

Europese Verordening Overbrenging Afvalstoffen

EZ

Ministerie van Economische Zaken

   

F.

 

FABEC

Functional Airspace Block Europe Central

Fin

Ministerie van Financiën

FLO

Functioneel Leeftijdontslag

FP

Functioneel Parket

FWSI

Fatalities and Weighted Serious Injuries

   

G.

 

GBKN

Grootschalige Basiskaart Nederland

GGO

Genetisch Gemodificeerd Organisme

GDI

Generieke Digitale Infrastructuur

GIS

Geluidsisolatie Schiphol

GT

Bruto Tonnage

GVKA

Geïntegreerde Verplichtingen-Kasadministratie

GWP

Global Water Partnership

   

H.

 

HGIS

Homogene Groep Internationale Samenwerking

HSL

Hogesnelheidslijn

HVWN

Hoofdvaarwegennet

HWBP

Hoogwaterbeschermingsprogramma

HWN

Hoofdwegennet

   

I.

 

IBO

Interdepartementaal Beleidsonderzoek

ICAO

International Civil Aviation Organization

ICT

Informatie- en communicatie Technologie

IDDRI

Institute for Sustainable Development and International Relations

IenM

Ministerie van Infrastructuur en Milieu

IF

Infrastructuurfonds

IGRAC

International Groundwater Resources Assessment Centre

ILT

Inspectie Leefomgeving en Transport

IMO

International Maritime Organisation

Inspire

Europese Richtlijn voor harmonisatie van geo-informatie

Interreg

Programma voor transnationale samenwerking op het gebied van de ruimtelijke ordening

IOD

Inlichtingen- en Opsporingsdienst

IOV

Impuls Omgevingsveiligheid

IPCC

Intergovernmental Panel on Climate Change

IPM

Integraal Project Management

IPO

Interprovinciaal Overleg

ITS

Intelligente Transportsystemen

IV

Informatievoorziening

IWA

Internationale Wateraanpak

   

K.

 

KDC

Knowledge & Development Center

KIM

Kennisinstituut voor Mobiliteitsbeleid

KLM

Koninklijke Luchtvaart Maatschappij N.V.

KNMI

Koninklijk Nederlands Meteorologisch Instituut

KNRM

Koninklijke Nederlandse Redding Maatschappij

KpVV

Kennisplatform Verkeer en Vervoer

KRM

Kaderrichtlijn Mariene Strategie

KRW

(Europese) Kaderrichtlijn Water

Kton

Kiloton (miljoen kilo)

   

L.

 

LAP

Landelijk Afvalbeheerplan

LAVS

Landelijk Asbest Volg Systeem

Lden

Day-evening-night level

LIB

Luchthavenindelingbesluit

Lnight

Night Level

LPG

Liquified Petrol Gas

LSNed

Leidingenstraat Nederland

LTSA

Lange Termijn Spooragenda

LVB

Luchthavenverkeerbesluit Schiphol

LVNL

Luchtverkeersleiding Nederland

   

M.

 

MARPOL

Marine Pollution

MDN

Monitor Duurzaam Nederland

MER

Milieueffectrapportage

MESMA

Monitoring en Evaluation of Spatially Managed Areas

MIA

Milieu investeringsaftrek

MIRT

Meerjarenprogramma Infrastructuur, Ruimte en Transport

MJPG

Meerjarenprogramma Geluidsanering

MKB

Midden- en Kleinbedrijf

MKBA

Maatschappelijke Kosten-Batenanalyse

MMP

Modernisering Milieubeleid

MOU

Memorandum of Understanding

MSW

Maritiem Single Window

Mton

Megaton (1 miljard kilo)

MW

Megawatt

MWA

Moving Weighted Average (voortschrijdend gewogen gemiddelde)

   

N.

 

NAS

Nationale Adoptie Strategie

NCAP

New Car Assessment Programme

NDOV

Nationale Data Openbaar Vervoer

NEa

Nederlandse Emissieautoriteit

NEC

National Emission Ceiling

NGO

Non-gouvernementele organisatie

NGR

Nationaal Geo Register

NH3

Ammoniak

NIWO

Stichting Nationale en Internationale Wegvervoerorganisatie

NKWK

Nationaal Kennis- en Innovatieprogramma Water en Klimaat

NLC

Nederlandse Loodsencorporatie

NLR

Nationaal Lucht- en Ruimtevaart Laboratorium

NMCA

Nationale Markt- en Capaciteitsanalyse

NMVOS

Vluchtige organische stoffen, exclusief methaan

NO2

Stikstofdioxide

NONS

Notification of New Substances

NOVB

Nationaal Openbaar Vervoer Beraad

NOx

Stikstofoxiden

NRV

National Reference Value

NS

Nederlandse Spoorwegen

NSL

Nationaal Samenwerkingsprogramma Luchtkwaliteit

NSP

Nieuwe Sleutel Projecten

NWO

Nederlandse Organisatie voor Wetenschappelijk Onderzoek

NWP

Nationaal Waterplan

   

O.

 

OCW

Onderwijs, Cultuur en Wetenschap

OD

Omgevingsdiensten

OECD

Organisation for Economic Co-operation and Development

OESO

Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling

OLO

Omgevingsloket Online

ORS

Omgevingsraad Schiphol

OSPAR

Oslo-Parijs

OTIF

Organisation pour les Transports Internationaux Ferroviaires

OV

Openbaar vervoer

OVV

Onderzoeksraad voor Veiligheid

Ow

Omgevingswet

   

P.

 

PBL

Planbureau voor de Leefomgeving

PBT

Persistent Bioaccumulative and Toxic

PDOK

Publieke Dienstverlening op de Kaart

PGS (15)

Publicatiereeks Gevaarlijke Stoffen

PHS

Programma Hoogfrequent Spoorvervoer

PM10

Fijnstof met een aerodynamische diameter kleiner dan 10 micrometer

PROVIA

Global Programme on Climate Change, Vulnerability, Impacts and Adaption

PRTR

Kiev Protocol on Pollutant Release and Transfer Registers

ProMT

Programma Milieu en Technologie

PSR

Projectstimuleringsregeling

   

R.

 

RAC

Committee for Risk Assessment

RACE

Realisatie Acceleratie Circulaire Economie

RCW

Regiecollege Waddengebied

RDW

Rijksdienst voor het Wegverkeer

REACH

Registratie, Evaluatie en Autorisatie Chemische Stoffen

Revb

Regeling externe veiligheid buisleidingen

RGV

Rijksstructuurvisie Grevelingen-Volkerak-Zoommeer

RHB

Rijkshoofdboekhouding

RIONED

Stichting Riolering Nederland

RIVM

Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu

RMO

Risk Management Options

RMRG

Regeling Maatregelen Rijvaardigheid en Geschiktheid

RPAS

Remotely Piloted Aircraft Systems

RRAAM

Rijk – regioprogramma Amsterdam-Almere-Markermeer

RSP

Regiospecifiek Pakket

RUD

Regionale Uitvoeringsdiensten

RVO.nl

Rijksdienst voor ondernemend Nederland

RvS

Raad van State

RWS

Rijkswaterstaat

RWT

Rechtspersoon met een wettelijke taak

   

S.

 

SACN

Stichting Airport Coordination Netherlands

SAGEO

Stichting Arbeidsmarkt Geo

SBNS

Stichtingen Bodemsanering Nederlandse Spoorwegen

SCP

Sociaal en Cultureel Planbureau

SECA

Sulphur Emmission Control Area

SER

Sociaal-Economische Raad

SEV-III

Derde Structuurschema Elektriciteitsvoorziening

SKB

Stichting Kennisontwikkeling en Kennisoverdracht Bodem

SMASH

Structuurvisie Mainport Schiphol Haarlemmermeer

SO2

Zwaveldioxide

SSO

Shared Services Organisatie

SSP

State Safety Programme 2015–2019

StAB

Stichting Advisering Bestuursrechtspraak

STS

Stoptonend Sein

SURF

Smart Urban Regions in the Future

SVHC

Substance of Very High Concern

SVIR

Structuurvisie Infrastructuur en Ruimte

SVOV

Sociale Veiligheid Openbaar Vervoer

SWOV

Stichting Wetenschappelijk Onderzoek Verkeersveiligheid

SWUNG

Samen Weken aan de Uitvoering van Nieuw Geluidsbeleid

SZW

Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid

   

T.

 

TCB

Technische Commissie Bodembescherming

TK

Tweede Kamer

TLS

Trans Link System

TNO

Nederlandse Organisatie voor Toegepast Natuurwetenschappelijk Onderwijs

TRG

Totaal Risicogewicht Grenswaarde

TVG

Totaal Volume Geluid

   

U.

 

UNISDR

United Nations International Strategy for Disaster Reduction

UNEP

United Nations Environment Programme

UNESCO

United Nations Educational, Scientific and Cultural Organization

UNFCCC

United Nations Framework Convention on Climate Change

UvW

Unie van Waterschappen

   

V.

 

VAMEX

Stichting Vaarbewijzen- en Marifoon Examens

VAMIL

Vrijwillige afschrijving milieu-investeringen

VANG

Van Afval Naar Grondstof

VenW

Verkeer en Waterstaat

VN

Verenigde Naties

VNECE

Economische Commissie voor Europa van de Verenigde Naties (United Nations Economic Commission for Europe, UNECE)

VNG

Vereniging Nederlandse Gemeenten

VOS

Vluchtige Organische Stoffen

VROM

Ministerie van Volkshuisvesting, Ruimtelijke Ordening en Milieubeheer

VTH

Vergunningverlening, Toezicht en Handhaving

VVN

Veilig Verkeer Nederland

VWS

Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport

   

W.

 

Wabo

Wet algemene bepalingen omgevingsrecht

Wbb

Wet bodembescherming

WenR

Ministerie voor Wonen en Rijksdienst

WGR

Wet Gemeenschappelijke Regelingen

WMO

Wereld Meteorologische Organisatie

   

Y.

 

YEP

Young Expert Programme

   

Z.

 

ZBO

Zelfstandig Bestuursorgaan

ZESO’s

Zeer Ernstige Scheepvaartongevallen