Het bericht ‘Politie pakt waker op bij abortuskliniek’ |
|
Diederik van Dijk (SGP) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Politie pakt waker op bij abortuskliniek» (Reformatorisch Dagblad)?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat iemand onterecht zes uur in de cel zit vanwege een vreedzaam «eenmensprotest»?
De politie treedt op onder verantwoordelijkheid van het lokaal gezag (burgemeester en de officier van justitie). Het is niet aan mij of aan de Minister van Justitie en Veiligheid om te treden in individuele casuïstiek.
Bent u het ermee eens dat het arresteren en vastzetten van personen zonder dat daar een aanklacht uit volgt niet gebruikt mag worden als oplossing voor een vermeende hinderlijke situatie?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u het ermee eens dat een dergelijke onterechte arrestatie en hechtenis als intimiderend kan worden ervaren?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u bevestigen dat een eenmensprotest geen betoging is in de zin van de Wet openbare manifestaties (Wom), maar valt onder de grondwettelijke beschermde vrijheid van meningsuiting?
Van een demonstratie of manifestatie die beschermd wordt onder de Wom is enkel sprake als er een «collectieve mening» wordt geuit. Dat betekent dat er sprake moet zijn van twee of meer personen. Een eenmansprotest wordt dus niet gezien als een demonstratie. Wel kan sprake zijn van een uiting die beschermd wordt onder de vrijheid van meningsuiting in artikel 7 van de Grondwet. Een gemeente kan, bijvoorbeeld in de Algemene Plaatselijke Verordening, regels stellen over eenmensprotesten. Deze regels mogen niet gaan over de inhoud van de uiting.
Erkent u dat een vreedzaam eenmensprotest, hoe choquerend, kwetsend of verontrustend dit ook wordt ervaren, in beginsel daarom niet kan worden verboden of beëindigd vanwege vijandige tegenreacties dan wel de vrees daarvoor?
De inhoud van een uiting mag zowel bij demonstraties als bij eenmensprotesten geen grond zijn voor een verbod op het doen van die uiting. Het censuurverbod, neergelegd in artikel 7 van de Grondwet, staat aan een preventief verbod in de weg. Ook grievende en kwetsende uitingen worden dus beschermd door de Grondwet, behoudens uitingen die strafbaar zijn gesteld (zoals groepsbelediging of bedreiging). Aan eenmensprotesten kunnen voorts wel vormvoorschriften worden gesteld door de gemeente waar het protest plaatsvindt, bijvoorbeeld door een plaatsaanduiding voor het protest te geven. De (vrees voor) vijandige tegenreacties op het eenmensprotest kan een rol spelen bij de overweging van de gemeente om zulke voorschriften op te stellen en daarmee de vrije meningsuiting te beperken. Die voorwaarden mogen echter geen algeheel verbod tot gevolg hebben, een vergunningstelsel instellen of de betekenis van de vrijheid van meningsuiting anderszins uithollen. Bovendien dienen deze en andere beperkingen van de vrijheid van meningsuiting of het demonstratierecht noodzakelijk te zijn in een democratische samenleving.2 Tot het beoordelen van de rechtmatigheid van een door het lokale gezag opgelegde beperking is alleen de rechter bevoegd. Als Minister ben ik dat niet.
Deelt u de mening dat het opkomen voor ongeboren leven en het uitdelen van flyers met hulp bij ongewenste zwangerschap valt onder de reikwijdte van vrijheid van meningsuiting en dus grondwettelijk beschermd wordt?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat artikel 11 lid 2 van het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens (EVRM) onder andere vereist dat een beperkingsmaatregel «noodzakelijk in een democratische samenleving» is en dat het slechts als «hinderlijk» ervaren van een waker onvoldoende juridische grond biedt om een eenmensprotest te beëindigen?
Zie antwoord vraag 6.
Klopt het dat een burgemeester niet de bevoegdheid heeft om, blijkens het artikel in het Reformatorisch Dagblad, een eenmensprotest op basis van de inhoud van het betreffende protest te beschouwen als manifestatie in de zin van de Wom?
Zie antwoord vraag 5.
Wat doet u om gemeenten te informeren en toe te rusten, over hoe zij, gelet op de grondrechtelijke bescherming, dienen om te gaan met eenmensprotesten?
De ministeries van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties en Justitie en Veiligheid zetten zich ervoor in om het lokaal bestuur in staat te stellen optimaal gebruik te maken van het bestaande instrumentarium. Het faciliteren, beschermen en indien noodzakelijk beperken van demonstraties en eenmensprotesten gebeurt door de burgemeester. Er bestaan diverse handreikingen over het demonstratierecht, zoals de handreiking van de gemeente Amsterdam.3 Hierin wordt ook ingegaan op eenmensprotesten. Daarnaast wordt door de Rijksuniversiteit van Groningen een landelijke website ontwikkeld waarop iedereen gratis en vrij toegankelijk informatie over het demonstratierecht kan inwinnen en een online adviestool kan raadplegen. Op deze manier kunnen zowel overheidsinstanties als demonstranten en andere betrokken partijen online demonstratierechtelijke vragen beantwoord krijgen. Ook het Nederlands Genootschap van Burgemeesters heeft op haar website praktische informatie over het demonstratierecht. Deze is toegankelijk voor zowel adviseurs als bestuurders.
De verplichtingen voor financiële instellingen om financiering aan ontbossing te voorkomen |
|
Tjeerd de Groot (D66), Joost Sneller (D66) |
|
Steven van Weyenberg (D66) |
|
Heeft u kennisgenomen van het rapport «Bankrolling ecosystem destruction. The EU must stop the cash flow to business destroying nature» van Greenpeace en Milieudefensie?
Onderschrijft u het beeld uit het rapport dat Europese financiële instellingen, ook die met hoofdkantoor in Nederland, nog relatief veel leningen verstrekken aan en beleggen in bedrijven waarvan het risico beduidend is dat deze bedrijven zijn betrokken bij ontbossing?
Onderschrijft u dat financiële instellingen een belangrijke verantwoordelijkheid hebben om erop toe te zien dat hun beleggingen, leningen en andere dienstverlening geen bijdrage leveren aan ontbossing, vernietiging van andere essentiële ecosystemen en aantasting van de biodiversiteit?
Herkent u het beeld dat «nultolerantiebeleid» dat banken al jaren zeggen te hanteren, in de praktijk niet altijd wordt nagekomen en dat het toezicht daarop kan worden verstevigd?1
Kunt u aangeven welke instrumenten van overheidswege nu al worden ingezet om te voorkomen dat Europese of Nederlandse financiële instellingen via hun beleggingen, leningen en andere dienstverlening bijdragen aan ontbossing?
Klopt het dat de Europese Bossenwet, die vorig jaar is aangenomen, de Europese Commissie opdraagt onderzoek te doen naar de bijdrage van financiële instellingen aan het voorkomen van geldstromen naar ontbossing en bosdegradatie en zo nodig met een wetsvoorstel te komen voor medio 2025? Op welke manieren bent u voornemens om zich op EU-niveau hard te maken voor een tijdige en correcte uitvoering van deze opdracht?
Welke mogelijkheden ziet u om, naar analogie met de bestaande eisen voor marktdeelnemers in de Europese Bossenwet, ook financiële instellingen wettelijk te verplichten om te verzekeren dat er geen of slechts een verwaarloosbaar risico bestaat dat hun beleggingen, leningen of andere diensten bijdragen aan ontbossing?
Bent u van mening dat transparantie-eisen, zoals onder meer bepaald in de Corporate Sustainability Reporting Directive (CSRD), afdoende zijn om de geldstromen naar ontbossing en natuurvernietiging te stoppen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Kunt u aangeven hoe vervolg is gegeven aan de voorstellen uit de initiatiefnota «van oliedom naar gezond verstand: verduurzaming van de financiële sector»2 van onder andere D66, om bijvoorbeeld financiële instellingen en beursvennootschappen klimaatverandering gerelateerde risico’s op lange termijn meer op te nemen in hun verslaglegging?
Wat heeft de International Accountants Standards Board (IASB) gedaan om standaarden hiervoor uit te werken? Zouden deze standaarden ook kunnen worden ingezet voor meer transparantie over de geldstromen die bijdragen aan de financiering van ontbossing?
Welke «hardere» maatregelen zouden kunnen worden ingezet als de sector de transitie niet maakt en niet beter toeziet op de leningen die de sector verstrekt? Hoe zou bijvoorbeeld een groene bankenbelasting, zoals ook voorgesteld in de initiatiefnota, of het opleggen van boetes, als stok achter de deur kunnen dienen?
Hoe verlopen de gesprekken met de Wetenschappelijk Raad voor het Regeringsbeleid (WRR) over een onderzoek naar een rechtvaardige verliesdeling van gematerialiseerde duurzaamheidsrisico’s? Wat is hiervan de uitkomst?
Welke stappen bent u voornemens om binnen Europa op korte termijn te nemen om betere afspraken te maken over het toezicht op financiële sectoren?
De berichten 'Costs overruns and delays risk nuclear’s place in energy transition' en 'Komt er nu wel een Borssele 2?' |
|
Tjeerd de Groot (D66) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Wat is uw appreciatie van de analyse van het Financial Times-artikel dat kostenstijgingen voor nucleaire energie de rol van kernenergie in de energietransitie bedreigen?1, 2
Ik ben mij bewust van de significante kostenoverschrijdingen bij de bouw van kerncentrales in andere landen en hecht groot belang aan een goed begrip van de oorzaken en de implicaties voor het nieuwbouwproject in Nederland. Kostenoverschrijdingen zijn niet uniek aan de bouw van kerncentrales, maar wel meer waarschijnlijk vanwege de complexe technische ontwerpen en veiligheidseisen. De lessen uit de buitenlandse ervaringen worden meegenomen in de Nederlandse benadering voor de bouw van de twee kerncentrales in Nederland. De BCG planningsanalyse van 2022, die destijds met uw Kamer is gedeeld (Kamerstuk 32 645, nr. 116), is gebaseerd op een vertaling van ervaringen uit eerdere nieuwbouwprojecten in het buitenland naar de context van het Nederlandse kernenergielandschap. Dit is gedaan door de planning en gerealiseerde tijdlijnen van recente internationale projecten te analyseren. Op die manier zijn redenen voor budget- of planningsoverschrijdingen geïdentificeerd en best practices uiteengezet voor het ondervangen daarvan. Met gebruik van deze analyse verklein ik het risico op vertraging, versnel ik waar mogelijk het proces, en wordt er meer zekerheid verkregen over de resterende tijdsduur en kosten.
De planningsanalyse van BCG is ook de basis voor de huidige voorbereiding op de bouw van de twee nieuwe kerncentrales. De resultaten van de verschillende technische haalbaarheidsstudies zullen een eerste indicatie geven van het risico op mogelijke kostenoverschrijdingen. Daarbij is ook aan de technologieleveranciers gevraagd om een gedetailleerde planning op te leveren vanaf de haalbaarheidsstudies tot aan het moment van exploitatie. De voorstellen van de technologieleveranciers in de aanbestedingsfase zullen een slag verder gaan en met veel detail hierover helderheid moeten geven, ook ten aanzien van risicomitigerende maatregelen. De eisen van de aanbesteding zullen ook voorwaarden stellen aan risicomitigatie als onderdeel van de biedingen. Na de uiteindelijke contractonderhandelingen met een voorkeursbieder worden er bindende afspraken gemaakt over mogelijke risico’s en verantwoordelijkheden bij kostenoverschrijdingen. Op deze manier zoek ik binnen de verschillende fases van de voorbereiding op de bouw van de twee kerncentrales in Nederland voortdurend naar duidelijkheid over de kans op mogelijke additionele kosten en mogelijkheid ter mitigatie hiervan.
Recente projecten, zoals Hinkley Point C en Voglte 3 en 4, zijn voorbeelden van de bouw van de eerste kerncentrales in lange tijd (first-of-a-kind), en hebben veel gevraagd qua het opbouwen van kennis en trainen van voldoende vakmensen met de juiste expertise. De financieringsstructuur is ook van groot belang geweest bij deze kostenoverschrijdingen – tijdens de lange bouwperiode is er in het verleden geen rendement geweest, waardoor rente zich op rente stapelde.
Nucleaire nieuwbouw moet uiteraard voldoen aan de strengste veiligheidseisen. Aanpassingen waren bij Hinkley Point C nodig om het Franse EPR-ontwerp (de eerste bouw van deze versie Generatie III+ reactor in het Verenigde Koninkrijk) te laten voldoen aan de Britse voorschriften, waardoor voor de bouw veel wijzigingen nodig waren. Hinkley Point C heeft daarnaast een aantal tegenslagen gehad die ook in andere grote bouwprojecten voorkomen en niet uniek zijn voor de ontwikkeling van kernenergie. Grondwerken waren bijvoorbeeld duurder dan verwacht. Inflatie is tevens een grote uitdaging geweest. De kosten van verschillende onderdelen van het bouwproces – van arbeid tot staal – zijn sterk gestegen in de afgelopen jaren. Ook dit is niet uniek aan kernenergie projecten, hoewel de bouw van kerncentrales wel bijzonder arbeidsintensief is en om het gebruik van veel verschillende materialen vraagt. De COVID-pandemie en Brexit waren additionele uitdagingen voor het project, en hebben een impact gehad op de arbeidsproductiviteit en de toeleveringsketen van Hinkley Point C. De kosten van financiering hebben ten slotte sterk bijgedragen aan de substantiële kostenoverschrijdingen voor Hinkley Point C.
Bij Vogtle waren er veel problemen vanwege fouten in de bouw, wat leidde tot veel werk dat opnieuw gedaan moest worden voor verschillende onderdelen van de kerncentrales. Ook waren er problemen met de levering van onderdelen: ze kwamen te laat of waren niet compleet. Soms waren ontwerpen al veranderd terwijl productie van bepaalde componenten al was begonnen. Sommige onderaannemers hadden eveneens moeite om de juiste kwaliteit te leveren – ze hadden geen recente ervaring met nucleaire bouw. De bouw van Vogtle 3 en 4 heeft tot slot ook vertraging opgelopen door veranderingen in het ontwerp die nodig bleken. Bij dit project begon de bouw voordat de ontwerpen voldoende compleet waren. De Fukushima-ramp in 2011 had daarbij ook gevolgen voor de eisen aan het ontwerp van de kerncentrale, waarbij er bijvoorbeeld aanpassingen nodig waren aan het reactorgebouw ten opzichte van het ontwerp dat de basis was voor de eerste kostenramingen.
Er zijn verschillende redenen om te verwachten dat deze risico’s lager liggen bij de plannen voor Nederlandse nieuwbouw. Er is simpelweg meer ervaring met de bouw van generatie III+ centrales en de uitdagingen: technische ontwerpen zijn bijvoorbeeld doorontwikkeld door de verschillende technologieleveranciers en aanleverketens zijn opgezet binnen en buiten Europa. De standaardisatie van bouwcomponenten en replicatie van bepaalde processen biedt voordelen voor nieuwe projecten. Het onderzoek naar de kaders van een mogelijke financieringsstructuur binnen de marktconsultatie zal meer inzichten bieden met betrekking tot de kosten van financiering voor de bouw van de twee kerncentrales.
Hoe weegt u de kostenstijgingen van de Hinkley Point C in het Verenigd Koninkrijk en de Georgia Power’s Voglte in de Verenigde Staten?
Zie antwoord vraag 1.
Welke factoren ziet u als de belangrijkste oorzaken van hogere kosten bij deze projecten en hoe mitigeert u deze risico’s bij de Nederlandse kernenergieplannen?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe schat u de haalbaarheid en wenselijkheid in van twee aanvullende kerncentrales (bovenop de geplande twee) conform motie-Erkens (Kamerstuk 32 813, nr. 1358), gelet op deze kostenstijgingen?
Zie voor de reactie op de motie Erkens mijn recente brief van 16 april jl. Daarin heb ik aangegeven dat, met name vanuit kostenoverwegingen, seriematige bouw de voorkeur heeft.
Wat vindt u een acceptabele prijs per opgewekte megawatt uur voor kernenergie?
Het is op dit moment niet te zeggen wat een acceptabele prijs is per opgewekte megawatt uur voor kernenergie. De Witteveen+Bos scenariostudie van 2022 biedt inzichten in de verschillende scenario’s met betrekking tot de prijs per opgewekte megawatt uur voor kerncentrales. Deze scenario’s zijn van veel verschillende factoren afhankelijk. Zo zijn de kosten van kapitaal bijvoorbeeld van groot belang, evenals toekomstige ontwikkelingen op de bredere energiemarkt (uitbreiding van vraag en aanbod). De resultaten van de technische haalbaarheidsstudies en biedingen van de verschillende technologieleveranciers tijdens de aanbesteding geven inzicht in de mogelijke prijs per opgewekte megawatt uur voor de geproduceerde elektriciteit van de twee kerncentrales.
Het is daarnaast belangrijk om de prijs van elektriciteit uit kerncentrales ook te bezien vanuit het perspectief van systeemkosten, waarbij eveneens gekeken wordt naar de benodigde investeringen in aspecten als de opslagcapaciteit en transmissie bij verschillende vormen van elektriciteitsproductie. Kerncentrales kunnen een zeer stabiele basislast aan elektriciteit leveren en zijn daarmee binnen het energiesysteem complementair aan hernieuwbare energiebronnen zoals windmolens of zonnecellen, die meer fluctueren op basis van de weersomstandigheden.
Acht u de prijs van 100 pond per opgewekte megawatt uur (waarvan het IEA zegt dat het haalbaar is) haalbaar voor de Nederlandse kernenergieplannen?
Zie antwoord vraag 5.
Kunt u ingaan op de noodzakelijke ruimte voor een bouwterrein voor nieuwe kerncentrales in Nederland? Verwacht u een vergelijkbare ruimteclaim van 175 hectare als het geval is bij Hinkley Point C?
De resultaten van de technische haalbaarheidsstudies die op dit moment worden uitgevoerd door de verschillende technologieleveranciers zullen meer inzicht geven in de benodigde ruimte voor een bouwterrein. Ik verwacht de resultaten van deze studies richting het einde van dit jaar met uw Kamer te kunnen delen.
Kunt u aangeven in hoeverre dit inpasbaar is op de beoogde locaties in Zeeland en de Eerste Maasvlakte, ook in combinatie met de beoogde aanlanding van windparken op zee en waterstofproductie aldaar?
De projectprocedure moet uitwijzen of en waar de door het kabinet voorgenomen twee kerncentrales ruimtelijk inpasbaar zijn. Het is nu nog te vroeg om daarop vooruit te lopen.
Naast het voornemen tot de bouw van de kerncentrales spelen er verschillende andere ontwikkelingen die aanspraak willen maken op schaarse ruimte. Voor de projectprocedure Nieuwbouw Kerncentrales betekent dit dat onderlinge raakvlakken met onder andere het programma Verkenning Aanlandingen Wind Op Zee 2031–2040 in beeld zullen worden gebracht. Zoals ik in mijn Kamerbrief van 29 februari jongstleden heb aangegeven (Kamerstuk 32 645, nr. 122), heb ik onderzoek gedaan naar de impact op het net. Ik laat een vervolgonderzoek uitvoeren naar de mogelijke inpasbaarheid, zodat ik in het tweede kwartaal van 2025 een integraal besluit kan nemen over de inpassing van zowel kernenergie als windparken op zee en de waterstofproductie.
Acht u het waarschijnlijk dat er ook nog ruimte gevonden zal worden voor twee extra kerncentrales, conform de motie-Erkens?
Zie het antwoord op vraag 4.
Voor hoeveel kernafval is er ruimte is de Nederlandse kernafvalopslag?
Hoogradioactief afval wordt bij de Centrale Organisatie Voor Radioactief Afval (COVRA) in het speciaal ontworpen Hoogradioactief Afval Behandelings- en Opslaggebouw (HABOG) opgeslagen. Het HABOG is ontworpen om modulair te kunnen uitbreiden. In 2021 is een eerste modulaire uitbreiding in gebruik genomen waar 50 m3 additioneel hoogradioactief afval, vanuit het huidige aanbod, kan worden geplaatst. Op het terrein van COVRA is plaats om het HABOG nog verder modulair uit te breiden. De mate waarin dit moet gebeuren is afhankelijk van het toekomstige aanbod.
In het najaar van 2022 hebben het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) en COVRA daarnaast samengewerkt om de afvalstromen in kaart te brengen en om een inventaris op te stellen (zie Radioactieve rest- en afvalstromen in Nederland. Een inventarisatie3 en Nationale Radioactief Afval Inventarisatie4). Zo weten we wat er gebeurt met het afval dat door de verschillende installaties in Nederland wordt geproduceerd. COVRA geeft in haar inventarisatie inzicht in de hoeveelheden afval die geproduceerd worden door de verschillende installaties over hun totale levensduur, inclusief ontmantelen.
Kunt u (bij wijze van een berekening) de termijn aangeven waarop een kerncentrale CO2-neutraal is, waarbij de CO2-uitstoot bij de bouw en de uitstoot bij de winning van grondstoffen worden inbegrepen?
Bij de opwekking van energie in kerncentrales komt geen CO2 vrij. Onderzoek laat zien dat ook als de CO2-uitstoot tijdens de constructie en ontmanteling van kerncentrales en in de splijtstofcyclus wordt meegenomen de broeikasgasemissie vergelijkbaar is met die van elektriciteitsproductie uit zon en wind (Intergovernmental Panel on Climate Change (IPCC), 2022).
Heeft u kennisgenomen van bovenstaande artikelen in het NRC van 12 en 18 maart 2024?1
Ja.
Klopt het dat door de top van het Openbaar Ministerie (OM) vorig jaar onder alle parketten een werkinstructie is verspreid die specifiek ziet op de vervolging van asielzoekers voor lichte misdrijven zoals winkeldiefstallen?
Op 5 juni 2023 is door het College van procureurs-generaal een routekaart voor ZSM2 gedeeld om de aanpak van misdrijven gepleegd door overlastgevende asielzoekers die binnenstromen op ZSM te verbeteren. De routekaart bevat handvatten en beoogt bij te dragen aan het (vaker) nemen van een effectieve afdoeningsbeslissing voor deze doelgroep. Dit is ook in het belang van de verdachte. Toepassing van de in de routekaart opgenomen mogelijke strafrechtelijke interventies blijft in alle gevallen een verantwoordelijkheid van de individuele officier van justitie binnen ZSM. De officier van justitie heeft hier ook alle ruimte toe, omdat de routekaart geen dwingend beleid bevat.
Kunt u bevestigen dat deze werkinstructie een nieuw soort geldboete introduceert die is bedacht voor asielzoekers die kleine misdrijven plegen en dat deze geldboete, anders dan normaal, wordt betaald met het aantal dagen dat de asielzoeker in voorarrest doorbrengt?
Het gaat hier niet om een nieuw soort geldboete. Het opleggen van een geldboete door middel van een strafbeschikking voor kleine misdrijven is niet nieuw, maar een bestaand uitgangspunt. Nieuw is dat de strafbeschikking wordt opgelegd met aftrek van de tijd van de inverzekeringstelling. Daarbij wordt de met de strafbeschikking opgelegde geldboete gelijkgesteld aan de door de rechter opgelegde geldboete.
In juni 2023 is abusievelijk ervan uitgegaan dat de strafbeschikking met aftrek van de inverzekeringstelling al in de praktijk kon worden toegepast. Om deze reden is deze vorm van afdoening opgenomen in de routekaart. Kort na verspreiding van de routekaart bleek echter dat deze nog niet kan worden toegepast vanwege noodzakelijke aanpassingen in de systemen voor de informatievoorziening. De strafbeschikking met aftrek is dus nog niet toegepast. Onderzocht wordt hoe dit instrument alsnog in de praktijk kan worden toegepast.
Klopt het dat het doel van de aanpak niet het innen van boetes is maar het opbouwen van documentatie tegen overlastgevende asielzoekers, die daarmee kunnen worden opgenomen in de overlastaanpak waarin hun asielaanvraag sneller kan worden afgewezen?
Misdrijven die worden gepleegd door overlastgevende asielzoekers, veelal uit zogenoemde veilige landen, die in een (nood-)opvang verblijven, tasten in de samenleving het draagvlak aan voor de (nood-)opvang van asielzoekers. Zoals bekend is de nood om voldoende opvangplekken te realiseren hoog en leidt het tekort aan (nood)opvanglocaties tot schrijnende situaties. Binnen die context moeten misdrijven gepleegd door overlastgevende asielzoekers in beginsel een (strafrechtelijke) afdoening krijgen. Het liefst zo snel mogelijk, zodat het overheidsoptreden naar aanleiding van een concreet misdrijf ook zichtbaar is voor de betrokkenen.
Het doel van de strafbeschikking met aftrek is om de officier van justitie een effectieve alternatieve (directe) afdoeningsmodaliteit te geven in tegenstelling tot bijvoorbeeld een dagvaarding. Bij een directe afdoening bij personen zonder vaste woon- of verblijfsplaats (hieronder vallen ook asielzoekers) kan worden voorkomen dat de betrokkene zich onttrekt aan de berechting en tenuitvoerlegging van de straf. Personen zonder vast woon- of verblijfplaats kunnen zich hier namelijk makkelijker aan onttrekken. Daarnaast leidt directe registratie van het strafbare feit in de justitiële documentatie ertoe dat de bestrafte vanaf dat moment geen «first offender» meer is en in aanmerking kan komen voor snelrecht. Dit is echter geen doel op zich.
Het is overigens aan de officier van justitie om te bepalen of in individuele gevallen vervolging wordt ingesteld en voor welke afdoeningsmodaliteit wordt gekozen. Net als in iedere andere zaak wordt bij een strafbaar feit gepleegd door een asielzoeker rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte.
Klopt het dat in deze werkinstructie is vermeld dat «de nieuwe OM aanpak er is gekomen na overleg met bewindslieden»?
Ja.
Indien het antwoord op de vorige vraag bevestigend luidt, kunt u aangeven met welke bewindspersonen dat overleg heeft plaatsgehad?
Er is met enige regelmaat overleg tussen het OM en de bewindspersonen van Justitie en Veiligheid over allerlei maatschappelijke thema’s. Het OM heeft na overleg met de betrokken bewindspersonen en de bestuurders van de organisaties in de asielketen en de (schrijnende) situatie in en rondom het asielzoekerscentrum in Ter Apel in de zomer van 2022 gekozen voor een meer actieve opstelling in de asielproblematiek. Zoals ook gemeld in de brief van 1 maart 2024, is het Openbaar Ministerie in september 2022, gelet op de hiervoor geschetste crisis in de asiel(nood)opvang, uit eigen beweging gestart met het verbeteren van de afdoening van misdrijven door overlastgevende asielzoekers (die binnenstromen op ZSM).
Waar misdrijven worden gepleegd, moet adequaat worden opgetreden. Dit is nodig om het maatschappelijk draagvlak voor asielzoekers die zich goed gedragen, niet te laten ondermijnen door misdrijven gepleegd door een kleine overlastgevende groep.
Klopt het dat de werkinstructie suggesties bevat voor juridische grondslagen zodat voor asielzoekers een langer voorarrest dan normaal «niet problematisch hoeft te zijn»?
Nee. De routekaart bevat geen suggesties om een langer voorarrest mogelijk te maken. In de routekaart staat expliciet dat verdachten niet enkel in verzekering kunnen worden gesteld om de strafbeschikking met aftrek toe te passen.
Er wordt wel toegelicht dat als de reeds bevolen inverzekeringstelling (iets) langer voortduurt onder de nieuwe werkwijze, dit niet problematisch hoeft te zijn, aangezien uitreiking van de strafbeschikking onder het onderzoeksbelang valt. De duur van de inverzekeringstelling mag langer zijn indien het onderzoeksbelang dit vergt. Directe uitreiking van de strafbeschikking vereist afronding van het onderzoek, inclusief schuldvaststelling en zou daardoor – om gerechtvaardigde redenen – meer tijd kunnen kosten dan bijvoorbeeld uitreiking van een dagvaarding. De lengte van de inverzekeringstelling wordt dus uitsluitend bepaald door het onderzoeksbelang en niet door de (gewenste) hoogte van de geldboete.
Kunt u deze werkinstructie aan de Kamer doen toekomen?
Ja, de werkinstructie is bijgevoegd.
Vindt u het onderscheid dat met deze aanpak wordt gemaakt doordat bij gelijksoortige delicten een andere aanpak wordt gericht op een specifieke groep verdachten, namelijk asielzoekers, gerechtvaardigd en zo ja, kunt u dat nader toelichten?
De handelingsperspectieven die zijn opgenomen in de routekaart zijn toepasbaar op eenieder die misdrijven pleegt. De routekaart zelf is specifiek toegespitst op asielzoekers.
Gezien het feit dat officieren in het artikel aangeven dat zij in deze aanpak een poging van het OM zien om ten behoeve van een politiek-bestuurlijke aanpak van vreemdelingen het voorarrest van asielzoekers langer op te rekken, zodat vervolgens de boete die wordt opgelegd daarmee wordt verrekend: bent u het eens met de kritische officieren die aangeven dat deze aanpak ertoe kan leiden dat asielzoekers onrechtmatig worden vastgehouden? Zo ja, wat kan eraan worden gedaan om dat te voorkomen? Zo nee, kunt u toelichten waarom niet?
Nee, het OM heeft deze aanpak bedacht met inachtneming van de wettelijke kaders. Zie ook de antwoorden op de vragen 4, 6 en 7.
Wat is uw visie op het feit dat door een officier van justitie in het artikel wordt aangegeven dat «een inverzekeringstelling is er om iemand gereed te houden voor het onderzoek. Hier draait het Openbaar Ministerie de zaken om en wordt de inverzekeringstelling gebruikt om een straf te executeren. Dat staat op gespannen voet met het Wetboek van Strafvordering»?
Zie het antwoord op vraag 10.
Klopt het dat er vanwege de door verschillende officieren van justitie geuite zorgen hierover intern overleg plaatsvindt bij het OM en de invoering van deze «asielzoekers-boete» nu «on hold» is gezet?
Er is geen sprake van een asielzoekersboete. De strafbeschikking met aftrek is nog niet ingevoerd omdat deze vooralsnog niet uitvoerbaar is vanwege de benodigde aanpassingen van de IV-systemen. Dit is ook zo binnen het OM bekend gemaakt.
Is deze werkinstructie sinds het uitbrengen daarvan in praktijk toegepast? Zo ja, om hoeveel asielzoekers gaat het?
Nee.
Kunt u aangeven welk vervolg aan deze werkinstructie wordt gegeven?
Onderzocht wordt op welke manier de strafbeschikking met aftrek op termijn zou kunnen toegepast als algemene afdoeningsmogelijkheid, toepasbaar op iedere zaak die daarvoor in aanmerking komt. Ik kan nog niet aangeven wanneer dit zal zijn.
Kunt u bovenstaande vragen één voor één beantwoorden binnen drie weken?
De Kamervragen zijn binnen de gebruikelijke termijn beantwoord.
De ongelijkheid voor bewoners van de Stadsweg in Ten Boer |
|
Sandra Beckerman , Julian Bushoff (PvdA) |
|
Hans Vijlbrief (staatssecretaris economische zaken) (D66) |
|
Bent u in uw gesprekken met de bewoners van de Stadsweg afgelopen donderdag ook geschrokken van de pijnlijke verhalen over de ongelijkheid doordat alle huizen om hen heen versterkt, sloop-nieuwbouw en/of verduurzaamt worden behalve de huizen aan de Stadsweg?
Deelt u de opvatting dat deze bewoners in een zeer onrechtvaardige situatie verkeren?
Hoe rijmt u deze ongelijkheid met het advies van de commissie-Van Geel: «Voor alle inwoners in het aardbevingsgebied een veilige, schadevrije en verduurzaamde woning in een leefbare wijk, dorp of buurt.»?
Bent u bekend met het bericht dat de gemeente Groningen de ongelijkheid voor de inwoners aan de Stadsweg wil oplossen, maar daarbij de hulp van meerdere partijen voor nodig is?1
Welke partijen blokkeren op dit moment nog een oplossing voor de ongelijkheid waarin de bewoners van de Stadsweg in Ten Boer zich in bevinden?
Bent u voornemens om conform het advies van de commissie-Van Geel en conform de wens van de gemeente Groningen de ongelijkheid voor de bewoners van de Stadsweg op te lossen? Zo ja, op welke termijn geeft u uitsluitsel? Zo nee, waarom wilt u geen recht doen aan de bewoners van de Stadsweg?
Herkent u het beeld dat inwoners in het aardbevingsgebied met eigen geld al geïnvesteerd hebben in het veilig, schadevrij en duurzaam maken van hun huis?
Deelt u de opvatting dat het onrechtvaardig is dat gedupeerden in het aardbevingsgebied dit met eigen geld hebben moeten doen, zeker als er op een later moment ook regelingen vanuit de overheid voor zijn gekomen en hoe staat het met de uitvoering van de motie-Beckerman/Nijboer (Kamerstuk 33 529, nr. 1154) om bewoners die eigen geld hebben moeten inzetten voor de versterking of sloop en nieuwbouw van hun huis schadeloos stellen?
Deelt u de mening dat het compenseren van dit onrecht cruciaal is, zeker gelet op het advies van de commissie-Van Geel, een overheid die aangeeft recht te willen doen aan Groningers en de ereschuld aan Groningen wil inlossen?
Herkent u dat de situatie aan de Stadsweg in Ten Boer niet uniek is maar symbool staat voor een groot probleem in het hele gebied? Deelt u de mening dat het daarom cruciaal is de van deur tot deur aanpak niet verder te vertragen?
De betrokkenheid van Nederland bij Ibu Kota Nusantara Indonesië |
|
Daniëlle Hirsch (GL) |
|
Gerrit van Leeuwen |
|
Bent u bekend met het artikelNetherlands Wants to Help Indonesia’s New Capital on Water Management over de Nederlandse steun voor de ontwikkeling van de nieuwe Indonesische hoofdstad?1
Klopt het dat Nederland zich tot voor kort, net als andere internationale partners van Indonesië, terughoudend opstelde tegenover dit project?
Kunt u aangeven welke overwegingen ten grondslag hebben gelegen aan het besluit van Nederland om als enige bilaterale partner van Indonesië, zich te committeren aan het ondersteunen van de nieuwe hoofdstad?
Kunt u aangeven welke Nederlands partijen betrokken zijn geweest en nu zijn bij de ontwikkeling van de plannen voor een nieuwe Indonesische hoofdstad?
Kunt u aangeven welke publieke financiële instrumenten vanuit Nederland al ingezet zijn of mogelijkerwijs worden ingezet ter ondersteuning van de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad?
Bent u bekend met het rapport «The New Capital for Whom» uit 2019 dat door een coalitie van Indonesische milieu- en mensenrechtenorganisaties is gepubliceerd, waarin zorgen worden geuit over corruptie rondom de uitkoop van landconcessies en (illegale) mijnbouw om zodoende het benodigde land vrij te maken voor de ontwikkeling van de hoofdstad?2
Zijn de zorgen rondom corruptie bij de uitkoop van land- en mijnbouwconcessies in het besluit van Nederland meegenomen om de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad te ondersteunen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, op welke wijze en kunt u deze overweging toelichten?
Bent u bekend met het 2023 rapport «NYAPU» dat door een coalitie van Indonesische milieu- en mensenrechtenorganisaties is gepubliceerd waarin zorgen worden geuit over de systematisch onteigening van inheemse gemeenschappen en in het bijzonder de negatieve effecten van de nieuwe hoofdstad op inheemse vrouwen?3
Bent u bekend met het feit dat de landrechten van de Inheemse Balik gemeenschap, die al generaties in het gebied wonen waar de nieuwe stad gepland is, niet door de Indonesische regering worden erkend? Zo ja, kunt u aangeven of de zorgen rondom de rechten van Inheemse gemeenschappen, en vrouwen in het bijzonder, zijn meegenomen in het besluit om de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad te ondersteunen?
Als u deze zorgen heeft meegewogen, kunt u aangeven hoe en welke consequenties dat heeft voor de betrokkenheid van Nederlandse partijen bij de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad? Zijn er randvoorwaarden voor deze betrokkenheid? Als u de zorgen niet heeft meegenomen, kunt u dan aangeven waarom niet?
Bent u bekend met de zorgen onder mensenrechtenexperts dat de verkiezingsoverwinning van Prabowo Subianto mogelijk voor een verdere verslechtering van mensenrechten in Indonesië zal zorgen? Deelt u deze zorgen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wordt de verkiezingsuitkomst meegewogen in de Nederlandse betrokkenheid bij de ontwikkeling van de nieuwe hoofdstad?
In de afgelopen jaren is de Nederlandse watersector, met steun van de Nederlandse overheid, betrokken geweest bij verschillende grootschalige infrastructuurprojecten, waaronder het NCICD in Jakarta; kunt u aangeven welke lessen hieruit zijn getrokken en hoe deze zijn meegenomen in het besluit om betrokken te worden bij de nieuwe Indonesische hoofdstad?
Het grote tekort aan huisartsen |
|
Jimmy Dijk (SP) |
|
Pia Dijkstra (D66) |
|
Wat vindt u er van dat er zo’n groot tekort aan huisartsen en betaalbare werkplekken is dat gemeenten hen moeten gaan lokken met financiële voordelen?1
Kijkend naar het aantal huisartsen in Nederland is er geen sprake van een huisartsentekort. Zoals aangegeven in de reactie van de voormalig Minister van VWS op Kamervragen van lid Van Dijk is het aantal werkzame huisartsen in Nederland de afgelopen jaren gegroeid, zowel absoluut als relatief.2
Jaar
Inwoners
Werkzame huisartsen1
Inwoners/huisartsen
2000
16,3 mln.
8.600
±1900
2021
17,5 mln.
13.400
±1300
NIVEL, Cijfers uit de registratie van huisartsen 2021, https://www.nivel.nl/sites/default/files/bestanden/1004234.pdf
Er is echter wel sprake van een spreidingsvraagstuk, waarbij sommige regio’s in Nederland relatief minder huisartsen hebben dan andere regio’s.3 Daarnaast verbinden relatief steeds minder huisartsen zich aan een vaste patiëntenpopulatie, omdat zij als (wisselende) waarnemer blijven werken.
Ik ben bekend met de huisvestingsproblematiek bij huisartsen en gezondheidscentra. Daarom heeft de voormalig Minister van VWS in samenwerking met de veldpartijen, waaronder de VNG, de HHhandreiking Huisvestingsproblematiek huisartsen en gezondheidscentra gepubliceerd.4 Ik vind het positief dat gemeenten, zoals Amstelveen, actief aan de slag gaan met het oplossen van huisvestingsproblematiek van huisartsen en gezondheidscentra en zo meewerken aan het behoud en aantrekken van vaste huisartsen in hun regio.
Deelt u de mening dat de drempel om een praktijk te starten te hoog is en startende huisartsen door de overheid ondersteund dienen te worden?
Ik vind het belangrijk dat het voor startende huisartsen aantrekkelijk is om met een vaste patiëntenpopulatie te werken, al dan niet als praktijkhouder. Daarom zet ik met de IZA-afspraken over de huisartsenzorg in op het aantrekkelijker maken van het praktijkhouderschap, zoals Meer Tijd Voor de Patiënt, het anders inrichten van avond-, nacht- en weekenddiensten van huisartsen en de handreiking Huisvestingsproblematiek huisartsen en gezondheidscentra.
In de kamerbrief Stand van zaken van de huisartsenzorg5 benoemt de voormalig Minister van VWS vier aangrijpingspunten om het werken met een vaste patiëntenpopulatie, waaronder het praktijkhouderschap, verder te stimuleren. Deze punten worden op dit moment ambtelijk uitgewerkt in samenwerking met het veld. De besluitvorming hierover en de eventuele uitvoering is aan een volgend kabinet.
Bent u het ermee eens dat het echter onwenselijk is als ondersteuning van huisartsen wordt gebruikt om huisartsen naar een gemeente te lokken, ten koste van andere gemeenten?
Nee, daar ben ik het niet mee eens. Zoals ik aangeef in mijn reactie op vraag 1 is er geen sprake van een landelijk huisartsentekort, maar van een spreidingsvraagstuk. Het gegeven dat er gemeenten zijn die in actie komen om de huisvestingsdrempel te verlagen voor (startende) huisartsenpraktijken, vind ik dan ook een positieve ontwikkeling. Dit draagt bij aan de aantrekkelijkheid van het vak, juist in regio’s die met tekorten kampen.
Bent u het ermee eens dat ondersteuning van huisartsen bij het vinden van betaalbare huisvesting erop gericht zou moeten zijn dat er in iedere gemeente voldoende huisartsen zijn en niet op het verplaatsen van het probleem?
De (formele) verantwoordelijkheid voor huisvesting van huisartsen ligt niet bij één partij. De handreiking Huisvestingsproblematiek huisartsen en gezondheidscentra is erop gericht om samenwerking tussen verschillende partijen, zoals huisartsen, gezondheidscentra, gemeenten, zorgverzekeraar, regionale huisartsenorganisaties (RHO’s), voor geschikte huisvesting voor huisartsen te stimuleren en hen daarin te ondersteunen door handelingsopties te bieden. Voor gemeenten is onder andere beschreven dat zij bij het maken van nieuwbouwplannen rekening houden met huisvesting voor huisartsen en andere eerstelijns zorgaanbieders en/of (delen van) kavels specifiek voor (eerstelijns-)zorg te bestemmen.6 Andere handelingsopties voor gemeenten zijn terug te vinden in de handreiking.
Ik blijf daarbij benadrukken dat er op dit moment voldoende huisartsen in Nederland zijn. Het is dus vooral van belang dat regionale partijen zich inzetten om huisartsen aan een regio en een vaste patiëntenpopulatie te verbinden. Ik vind het daarom positief wanneer gemeenten actie ondernemen om bij te dragen aan beschikbaarheid van betaalbare huisvesting voor huisartsen.
Welke andere gemeenten werken aan projecten of hebben reeds projecten geïmplementeerd om huisartsen te lokken?
Ik heb als Minister geen algemeen overzicht van initiatieven vanuit gemeenten. Wel weet ik van mooie voorbeelden waarin de gemeente, soms in samenwerking met andere partijen, acties onderneemt om huisartsen te ondersteunen bij bijvoorbeeld huisvesting. Voorbeeld hiervan is het H-team in Rotterdam, waarbij de gemeente Rotterdam met twee andere partijen samenwerkt bij het vinden van oplossingen voor vragen rondom huisvesting van huisartsen.7 Of de nieuwe buurt die in Amsterdam wordt ontwikkeld door de gemeente Amsterdam, waarbij 1.000 vierkante meter wordt vrijgemaakt voor een gezondheidscentrum.8 Zoals aangegeven in mijn antwoord op vraag 4 blijf ik benadrukken dat er geen sprake is van een landelijke huisartsentekort, maar van een spreidingsvraagstuk. Daarom is het belangrijk dat regionale partijen zich samen inzetten om huisartsen te binden aan een vaste patiëntenpopulatie en ook aan de regio.
In welke gemeenten zijn hier voorbeelden van succesvolle projecten van? Is er zicht op in hoeverre deze maatregelen tekorten in de ene gemeente wegnemen, maar ook in hoeverre dit de tekorten in andere gemeenten vergroot?
Zie antwoord vraag 5.
In hoeverre zijn de lage tarieven verantwoordelijk voor de tekorten aan huisartsen en het feit dat het zo lastig is voor huisartsen om betaalbare huisvesting te vinden?
In de maximumtarieven voor de huisartsenzorg zitten de kosten van de huisvesting verdisconteerd. Deze tarieven worden jaarlijks geïndexeerd. Daarnaast herijkt de NZa de tarieven regelmatig op basis van een kostprijsonderzoek. De tarieven in de huisartsenzorg worden per 1 januari 2025 herijkt. Deze nieuwe tarieven zullen worden gebaseerd op de resultaten van het nu lopende kostprijsonderzoek, dat de NZa binnenkort verwacht af te ronden.
De uitkomsten van het kostprijsonderzoek worden ook gebruikt om te toetsen of de tarieven van 2023 en 2024 gemiddeld kostendekkend waren. Dit doet de NZa naar aanleiding van de recente uitspraak door het College van Beroep voor het bedrijfsleven (CBb), waarbij de rechter heeft geoordeeld dat de NZa de tarieven voor deze jaren opnieuw moet vaststellen. Ik vertrouw erop dat de NZa hierover voor de zomer van 2024 duidelijkheid kan geven.
Zoals ook aangegeven in de Kamerbrief Stand van zaken versterking huisartsenzorg breng ik momenteel samen met de LHV, InEen, VNG en ZN financiële knelpunten rondom huisvesting in kaart. Ik zal uw Kamer hierover in de tweede helft van 2024 nader informeren.
Wat is de stand van zaken bij de herziening van de tarieven door de NZa?
Zie antwoord vraag 7.
Hoeveel huisartsen in Noord-Holland hebben een patiëntenstop? Hoeveel is dit in de rest van Nederland? Wat is de ontwikkeling van de omvang van dit probleem over de afgelopen tien jaar?
Het is een bekend probleem dat er regelmatig huisartsenpraktijken zijn die zich genoodzaakt voelen om de inschrijving voor nieuwe patiënten tijdelijk stop te zetten. Ik heb geen inzicht in het huidige aantal huisartsenpraktijken dat een patiëntenstop heeft ingevoerd. Het enige beeld dat bekend is, zijn de mensen die zich melden bij de zorgverzekeraar voor zorgbemiddeling omdat zij geen (nieuwe) huisarts kunnen vinden. De meest recente cijfers van de Monitor Toegankelijkheid van Zorg van de NZa (kwartaal 4 van 2024) zien dat ruim 5000 mensen zich hebben gemeld bij hun zorgverzekeraar omdat zij opzoek zijn naar een (nieuwe) huisarts en om zorgbemiddeling hebben gevraagd.9 De NZa monitort deze cijfers pas recent, dus ik heb geen inzicht in de ontwikkelingen over de afgelopen tien jaar.
Zoals toegezegd in mijn reactie op het Schriftelijk Overleg Stand van zaken huisartsenzorg10 zet ik een onderzoek uit om meer inzicht te vergaren in het totaal aantal mensen dat op zoek is naar een (nieuwe) huisarts maar zich niet kan inschrijven. Daarnaast blijft het van belang dat mensen die een huisarts zoeken zich melden bij hun zorgverzekeraar.
Hoeveel mensen hebben nu geen toegang tot een huisarts op redelijke reisafstand? Wat is de ontwikkeling van de omvang van dit probleem over de afgelopen tien jaar?
Zie antwoord vraag 9.
Wat zou uw advies zijn aan al die mensen in gemeenten als Amstelveen die geen huisarts kunnen krijgen omdat er een patiëntenstop is?
Ik vind het heel vervelend dat mensen zich niet kunnen inschrijven bij een huisartsenpraktijk. Ik adviseer de mensen om wie het gaat zich te melden bij hun zorgverzekeraar voor zorgbemiddeling. Daarbij benadruk ik dat mensen bij spoed altijd gezien kunnen worden bij een huisarts als passant.
Hoe gaat u gemeenten helpen om (beginnende) huisartsen te faciliteren zonder dit leidt tot onwenselijke concurrentie om huisartsen tussen gemeenten?
Bij de uitvoering van het IZA ben ik in samenwerking met andere partijen langs verschillende lijnen bezig om de eerstelijnszorg te versterken. Ook gemeenten spelen hierbij een belangrijke rol, bijvoorbeeld waar het gaat om huisvesting van huisartsenpraktijken en gezondheidscentra. De handreiking Huisvestingsproblematiek biedt handvatten aan het veld, onder andere gemeenten, voor het bijdragen aan oplossingen voor deze problematiek.
Het al dan niet starten met re-integratie activiteiten door een levenslanggestrafte |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat het Adviescollege Levenslang Gestraften advies aan het Pieter Baan Centrum vraagt ten behoeve van haar eigen advies over het al dan niet starten met re-integratie activiteiten door een levenslanggestrafte?
Ja, daar ben ik mee bekend. Dit is ook opgenomen in het Ketenwerkproces Levenslanggestraften.1
Waarom kunnen nabestaanden geen inzage in of afschrift krijgen van de rapportage van het Pieter Baan Centrum krijgen, terwijl nabestaanden wel het recht hebben om gehoord te worden door het Adviescollege Levenslang Gestraften?
Er bestaat op dit moment geen wettelijke grondslag voor inzage in of afschrift van stukken die onderdeel uitmaken van het advies van het Adviescollege levenslanggestraften voor slachtoffers en nabestaanden. Wel heb ik van slachtoffers en nabestaanden gehoord dat er behoefte kan zijn aan toegang tot stukken, zodat zij een beter beeld hebben van de actuele situatie van de levenslanggestrafte. Eerder heb ik toegezegd de wenselijkheid en haalbaarheid van een wettelijke grondslag voor deze inzage te onderzoeken.2 Zie verder ook het antwoord op vraag 5.
Ziet u dat het recht van nabestaanden om gehoord te worden door het Adviescollege Levenslanggestraften, illusoir dreigt te worden indien nabestaanden daaraan voorafgaand geen kennis kunnen nemen van de rapportage van het Pieter Baan Centrum? Zo ja/nee, waarom?
Ik vind het van groot belang dat slachtoffers en nabestaanden het recht hebben om gehoord te worden en dat zij goed worden geïnformeerd over besluiten in de herbeoordelingsprocedure. Als zij dat wensen, kunnen zij meewerken aan een slachtoffer- en nabestaandenonderzoek en een toelichting geven tijdens een hoorzitting bij het Adviescollege levenslanggestraften. Dit geeft hen, als zij dat willen, onder meer de mogelijkheid om hun verhaal te delen en om behoeftes aan contact- en gebiedsverboden te uiten in het geval van eventuele vrijheden van de levenslanggestrafte. Ook kan de toelichting van slachtoffers en nabestaanden bijdragen aan de beoordeling van het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie.
Sommige slachtoffers en nabestaanden hebben aangegeven daarbij behoefte te hebben aan kennisname van stukken die onderdeel uitmaken van het advies van het Adviescollege levenslanggestraften. Voor anderen geldt dit niet. Hoewel ik mij de behoefte kan voorstellen, zie ik inzage in of afschrift van het rapport van het Pieter Baan Centrum niet als een noodzakelijke randvoorwaarde voor het geven van een toelichting bij het Adviescollege levenslanggestraften, en het ontbreken van inzage in zijn algemeenheid niet als secundair victimiserend. Wel heb ik eerder geconstateerd hoe belastend de onzekerheid is die de huidige procedure met zich brengt en hoe belangrijk goede communicatie, informatie en ondersteuning zijn. Over mijn voorgestelde verbeteringen heb ik uw Kamer geïnformeerd per brief van 8 april jl.3 Naast het eerder toegezegde onderzoek naar een wettelijke grondslag voor inzage van stukken, werk ik ook op andere manieren aan het verbeteren van de informatievoorziening voor slachtoffers en nabestaanden. Zo licht ik bij het informeren over besluiten voortaan kort toe hoe de criteria in het individuele geval zijn toegepast, om beter inzichtelijk te maken waarom een besluit is genomen.
In hoeverre kan het voor nabestaanden secundair victimiserend zijn om met het Adviescollege Levenslanggestraften in gesprek te gaan zonder dat zij kennis kunnen dragen van het oordeel van het Pieter Baan Centrum?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat nabestaanden inzage moeten kunnen hebben in de rapportage van het Pieter Baan Centrum alvorens zij gehoord worden door het Adviescollege Levenslanggestraften? Zo ja, op welke wijze kan deze inzage gerealiseerd worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 2, bestaat er binnen de huidige wetgeving geen grondslag voor het inzien of het verkrijgen van een afschrift van stukken door slachtoffers en nabestaanden in de procedure van herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf.
In gesprekken met slachtoffers en nabestaanden is naar voren gekomen dat er in sommige gevallen wel behoefte is om kennis te kunnen nemen van stukken in de herbeoordelingsprocedure. Daarom onderzoek ik in het kader van de uitwerking van een nieuwe regeling voor de herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf de wenselijkheid en haalbaarheid van een mogelijke wettelijke grondslag.4 Ik betrek hierbij ook de reikwijdte van een grondslag. Overigens wijs ik erop dat er altijd een afweging dient plaats te vinden van de verschillende belangen die bij rapportages zijn betrokken. Dit betekent dat ook het belang dat de veroordeelde heeft bij de vertrouwelijkheid van rapporten en zijn recht op privacy moet meewegen. Een mogelijk recht voor slachtoffers en nabestaanden om te kunnen verzoeken om inzage of een afschrift, betekent dus niet dat een dergelijk verzoek ook steeds zal worden gehonoreerd.
Indien uw antwoord op vraag 5 bevestigend luidt, bent u bereid in overleg te treden met het Adviescollege Levenslanggestraften om te bezien hoe nabestaanden die dat wensen, alsnog inzage kunnen krijgen in de rapportage van het Pieter Baan Centrum?
De P-scenariosets en hun impact op pensioencommunicatie en beleggingsbeleid |
|
Agnes Joseph (NSC) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Bent u bekend met de analyses van Bob Galesloot1 en Jelle Mensonides2 en het artikel «De Kunst van Balanceren: Risicohouding in de Wtp»?3
Klopt het dat de 1-jaars rente aan het begin van het eerste scenariojaar van de P-scenarioset van 2024Q1 gelijk is aan 3,3%, aan het begin van het tweede scenariojaar (rekenkundig) gemiddeld –0,2% is en aan het begin van het derde scenariojaar gemiddeld 1,3%? Zo nee, wat zijn volgens u de juiste getallen?
Klopt het dat de 30-jaars rente aan het begin van het eerste scenariojaar van de P-scenarioset van 2024Q1 gelijk is aan 2,2%, aan het begin van het tweede scenariojaar (rekenkundig) gemiddeld 0,6% is en aan het begin van het derde scenariojaar gemiddeld 1,8%? Zo nee, wat zijn volgens u de juiste getallen?
Hoe verklaart u de in de scenarioset 2024Q1 waargenomen «rentedip»?
Beseft u dat een «rentedip», zoals beschreven in vraag 2 en 3, zorgt voor een verwacht beschermingsrendement voor een dertigjarige van circa 100% in scenariojaar 1 en circa –40% in scenariojaar 2?
Vindt u dit soort uitkomsten zoals beschreven in vraag 5 realistisch voor een «verwacht gemiddeld» economisch scenario?
Klopt het dat de langetermijnvolatiliteit van aandelen (gemeten als de volatiliteit in scenariojaar4 in de scenario's gelijk was aan circa 14% in de sets van 2023Q1 en 2023Q2, gelijk aan circa 18% in 2023Q3 en 2023Q4 en gelijk aan circa 20% in 2024Q1? Zo nee, wat zijn volgens u de juiste getallen?
Klopt het dat de volatiliteit van aandelen als gemeten via de VSTOXX (de marktdata die zijn toegevoegd in de recente methodiek) juist is gedaald in 2023, van 21% aan het begin van 2023Q1 naar 14% aan het begin van 2024Q1 (tussenstappen: 19%, 14%, 18%)? Zo nee, wat zijn volgens u de juiste getallen?
Hoe verklaart u het feit dat de langetermijnvolatiliteit van aandelen in de scenariosets in een jaar met praktisch 50% is gestegen, terwijl de marktdata waar deze op gebaseerd zou moeten zijn juist een daling van de (kortetermijn)volatiliteit weergeven?
Bent u zich ervan bewust dat pensioenuitvoerders deze scenariosets moeten gebruiken in de communicatie van (verwachte) pensioenbedragen aan deelnemers?
Bent u zich ervan bewust dat voor een dertigjarige deelnemer de verhouding tussen het voorgeschreven goedweer- en slechtweerscenario 4:1 kan zijn bij de 2023Q1 scenarioset, maar 10:1 bij de 2024Q1 set?
Acht u het een accurate weergave van de werkelijkheid dat het pensioen dat een deelnemer over veertig jaar krijgt het afgelopen jaar circa 2,5 keer risicovoller is geworden? Kunt u dat toelichten?
Bent u zich ervan bewust dat pensioenuitvoerders deze scenariosets ook moeten gebruiken voor de berekening van de maatstaven van de risicohouding op basis waarvan pensioenfondsen, als zij de vooraf afgesproken grenzen overschrijden, hun beleggingsbeleid moeten wijzigen volgens Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, artikel 14d, lid 1?
Bent u zich ervan bewust dat de model-aanname van een stijging van de volatiliteit van aandelenrendementen (en rentebewegingen) in de voorgeschreven economische scenariosets een vergelijkbare stijging van de berekende (langetermijn)risicomaatstaf teweegbrengt?
Klopt het dat een uitvoerder met een beleid waarmee in 2023Q1 exact aan de risicomaatstaf wordt voldaan voor een cohort in de opbouwfase (de risicoblootstelling is gelijk aan de risicomaatstaf), daar bij ongewijzigd beleid in 2024Q1 opeens niet meer aan voldoet, en 20–30% van zijn zakelijke waarden zou moeten omruilen in vastrentende waarden om daar weer aan te voldoen?
Indien uw antwoord op vraag 15 nee is, kunt u aangeven wat volgens u het effect op de risicomaatstaf zou zijn voor een hypothetisch pensioenfonds met bij aanvang alleen maar vijftigjarige deelnemers, waarbij voor 60% belegd is in aandelen (geen diversificatie) en dat het nominale renterisico volledig heeft dichtgezet, onder de aannames dat alle deelnemers sterftekansen hebben gelijk aan de meest recente AG-prognosetafel (startjaar 2024), dat er geen carriѐreontwikkeling wordt verondersteld en dat alle deelnemers bij aanvang een kapitaal van € 200.000 hebben en een beschikbare (jaar)premie van € 10.000 tot pensioenleeftijd 67?
Acht u het wenselijk dat pensioenuitvoerders hun (langetermijn)beleggingsbeleid mogelijk jaarlijks drastisch moeten aanpassen als gevolg van een nieuw gepubliceerde scenarioset en kunt u dat toelichten?
Is het de bedoeling van wetgeving omtrent risicohouding (geweest) dat pensioenuitvoerders (zeer) frequent herbalanceren?
Herkent u zich in de constatering in het artikel van Potter van Loon e.a. dat de verwachtingsmaatstaf voor een cohort als gevolg van een nieuwe scenarioset kan veranderen van 40% naar 32%, zelfs bij een beleggingsbeleid met volledige afdekking van het renterisico?
En zo nee in antwoord op vraag 19, kunt u aangeven wat volgens u de verwachtingsmaatstaf is bij de scenariosets van 2022Q1, 2023Q1 en 2024Q1 voor het hypothetische pensioenfonds dat in vraag 16 werd beschreven?
Hoe verklaart u dat ook de verwachtingsmaatstaf sterk verandert en dat deze zelfs verandert bij volledige afdekking van het renterisico?
Acht u het wenselijk dat een pensioenuitvoerder in een jaar plotseling meer beleggingsrisico moet nemen om aan de verwachtingsmaatstaf te voldoen bij een nieuwe gepubliceerde scenarioset? Kunt u dat toelichten?
Kunt u bevestigen dat de inflatie is gemodelleerd op basis van de observaties in de jaren 2000 t/m 2020, zoals Jelle Mensonides aangeeft in zijn artikel?
Klopt het dat in de scenarioset van 2024 Q1 het aantal trekkingen met een inflatiecijfer boven de 12% in de totale scenarioset van 2 miljoen cijfers 0,02% is en dat dus de afgelopen twintig jaar een inflatie is geobserveerd die volgens het model minder dan eens per millennium plaatsvindt?
Bent u van mening dat het model hiermee een accurate weergave geeft van het werkelijke reële risico van uitkeringen in de communicatie naar deelnemers en van de berekeningen van de risicohoudingmaatstaven om het beleggingsbeleid aan te toetsen? Kunt u dat toelichten?
Wilt u aan De Nederlandsche Bank (DNB) – die de scenarioset elk kwartaal publiceert – vragen om de code en de gebruikte data te openbaren waarmee de economische scenariosets worden gegenereerd (open source maken), opdat iedereen inzicht kan krijgen in de exacte werking van het model? Zo nee, waarom niet?
Wilt u aan DNB vragen om bij het uitbrengen van een nieuwe scenarioset een kwantitatief en een kwalitatief overzicht te geven van de veranderingen ten opzichte van de laatste scenarioset?
Wie is op dit moment eigenaar van de methodiek achter het genereren van de scenariosets? En wie is verantwoordelijk voor de correctheid daarvan?
Acht u deze scenariosets geschikt voor het gebruik voor communicatie aan deelnemers van hun verwachte pensioenen in goed-, verwacht- en slechtweer en kunt u dat toelichten?
Acht u deze scenariosets geschikt voor het vaststellen van onder- en bovengrenzen op risicomaatstaven van de risicohouding en het toetsen hierop, waarna pensioenfondsen mogelijk verplicht hun beleggingsbeleid moeten aanpassen en kunt u dat toelichten?
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden voor het commissiedebat Pensioenonderwerpen van 4 april?
Het evenement ‘Navigating Nicotine Regulation: Insights from Sweden’, 26 maart 2024 in Nieuwspoort |
|
Daniëlle Jansen (NSC), Harmen Krul (CDA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Ben u op de hoogte van het evenement «Navigating Nicotine Regulation: Insights from Sweden», georganiseerd door Business Sweden en de ambassade van Zweden in Nederland?1
Bent u bekend met het artikel waarin vermeld staat dat Tweede Kamerleden zijn uitgenodigd voor een lobbybijeenkomst over «harm reduction», waarbij de sprekers banden hebben met de tabaksindustrie en producenten van nicotineproducten?2
Hoe beoordeelt u dit evenement? Deelt u de zorgen zoals beschreven in het artikel van Tabaknee, dat dit een poging van de tabaks- en nicotine-industrie zou kunnen zijn om via Business Sweden en de Zweedse ambassade het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid te beïnvloeden?
Kunt u bevestigen dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat wijst op voordelen van het gebruik van snus of nicotinezakjes, maar dat wetenschappeijk bewijs juist het tegendeel aantoont?
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat buitenlandse mogendheden proberen invloed uit te oefenen op Nederlandse parlementariërs, vooral wanneer dit wordt gedaan ten behoeve van de tabaksindustrie die een schadelijk product onder de aandacht wil brengen? Zo niet, waarom niet? Zo ja, welke stappen onderneemt u om dit tegen te gaan?
Bent u bereid om met uw Zweedse collega en de Zweedse ambassadeur in gesprek te gaan over dit onderwerp? Zo niet, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat producten zoals snus en nicotinezakjes geen plaats hebben in het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid? Bent u bereid om dit standpunt aan uw Zweedse collega toe te lichten?
Ziet u in deze bijeenkomst een schending van artikel 5.3 van het VN-Kaderverdrag inzake Tabaksontmoediging – dat stelt dat overheden geen contact onderhouden met de tabaksindustrie met betrekking tot tabaksontmoedigingsbeleid – door de Zweedse overheid? Zo niet, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om Zweden, als verdragspartner, hierop aan te spreken?
AKW+ |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep van 28 juni 2023, over het recht op de zogenaamde «AKW+» van een koppel met een bijstandsuitkering?1
Wat vindt u ervan dat een groep ouders van kinderen die intensieve zorg nodig hebben door deze uitspraak plotseling niet langer recht heeft op een extra bedrag aan kinderbijslag? Vindt u dat dit past bij het bieden van rechtszekerheid aan mensen die een beroep doen op de sociale zekerheid?
Klopt het dat het hierbij gaat om kwetsbare gezinnen, namelijk alleenverdieners met een Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Werkloosheidswet (WW) of Wajong-uitkering, die nu geen recht meer hebben op Algemene Kinderbijslagwet (AKW)+? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is?
Hoeveel gezinnen hebben door de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep geen recht meer op AKW+, terwijl ze dat voorheen wel hadden?
Wat is volgens u precies het doel van de AKW+?
Bent u het ermee eens dat het onlogisch is dat rijkere gezinnen deze ondersteuning wél krijgen, maar juist gezinnen die een inkomen rond het sociaal minimum hebben niet?
Bent u bereid de eis dat één van de ouders een arbeidsinkomen dient te verdienen te schrappen, en in de wettekst een maximuminkomen voor het ontvangende gezin op te nemen (bijvoorbeeld ter hoogte van het wettelijk minimumloon), in plaats van een inkomensgrens per ouder?
Bent u bereid op zijn minst de wet zodanig te verduidelijken dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dezelfde regels kan toepassen als voorheen (vóór de bovengenoemde uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep)?
Welke mogelijkheden ziet u om de ondersteuning van ouders met kinderen die intensieve zorg nodig hebben te vereenvoudigen, opdat zij altijd weten waar ze aan toe zijn?
Een noodkreet van het Dijklander ziekenhuis over de geplande wegwerkzaamheden bij de versterking van brug A7 ter hoogte van Purmerend |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Pia Dijkstra (D66), Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u op de hoogte van de urgentie en de mogelijke gevolgen van de verminderde toegankelijkheid en bereikbaarheid van het Dijklander Ziekenhuis als gevolg van de werkzaamheden aan de A7? Zo ja, kunt u specificeren welke maatregelen u neemt of heeft genomen om de gevolgen van de werkzaamheden aan de A7 te beperken? Hoe zorgt u ervoor dat de zorg toegankelijk blijft voor patiënten en dat medewerkers van het ziekenhuis hun werk kunnen blijven uitvoeren?
Ja, de zorgen van het bestuur van het Dijklander Ziekenhuis zijn bekend.
Er is uitgebreid contact tussen de Ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Infrastructuur en Waterstaat/Rijkswaterstaat over de werkzaamheden aan de A7 brug ter hoogte van Purmerend. Rijkswaterstaat is verantwoordelijk voor de maatregelen om de omgeving bereikbaar en toegankelijk te houden. Gedurende de werkzaamheden zijn er per richting twee versmalde rijstroken beschikbaar op een helft van de brug, terwijl de andere helft van de brug versterkt wordt. In de ochtendspits kan dit naar verwachting leiden tot (extra) files van noordelijke naar zuidelijke richting en in de avondspits van zuidelijke naar noordelijke richting.
Vanuit de hinderaanpak Rijkswaterstaat wordt maximaal ingezet om de weggebruikers te bewegen gebruik te maken van alternatief vervoer, zoveel als mogelijk buiten de spits te reizen of, indien mogelijk, niet te reizen. Dit gebeurt door een uitgebreide communicatie- en bewustwordingscampagne om mensen te vragen thuis te werken of voor een andere modaliteit (bijvoorbeeld openbaar vervoer) te kiezen. Huidige weggebruikers wordt een gratis NS-kortingskaart aangeboden. Samen met gemeenten is een groot aantal inrijverboden vastgesteld om sluipverkeer en daarmee het vastlopen van het onderliggende wegennet te voorkomen. Ervaring van andere projecten leert dat met het pakket aan maatregelen dat hier getroffen is, het verkeer met 20% afneemt. Ook van patiënten en zorgpersoneel wordt gevraagd om, waar dat mogelijk is, niet met de auto te reizen en als dat geen optie is, rekening te houden met extra reistijd.
Vanaf oktober 2023 heeft Rijkswaterstaat de zorginstellingen geïnformeerd over de werkzaamheden. Daarnaast zijn de werkzaamheden en de maatregelen besproken in het Regionaal overleg acute zorg (ROAZ) Noord-Holland/Flevoland.
Bent u bekend met de zorgen van het Dijklander Ziekenhuis over de mogelijkheid van een «code rood» of zelfs «code zwart» scenario als de situatie niet verbetert? Welke maatregelen neemt u om dit te voorkomen?
Ja. De voorzitter van de Raad van Bestuur van het Dijklander Ziekenhuis heeft in contact met zowel Rijkswaterstaat als met het Ministerie van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) zijn zorgen geuit.
Het is primair de verantwoordelijkheid van de zorgpartijen om samen in ROAZ-verband afspraken te maken over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de acute zorg in de regio. Onder regie van het ROAZ Noord-Holland/Flevoland is de situatie besproken met alle betrokken (acute) zorgpartijen, waaronder het Amsterdam UMC en het Dijklander Ziekenhuis, en Rijkswaterstaat. Er is op basis van de maatregelen die Rijkwaterstaat neemt gekeken of er aanvullende afspraken noodzakelijk zijn om de zorg toegankelijk te houden. Dit wordt gemonitord en partijen houden hierover contact gedurende de uitvoering van de werkzaamheden, om zo te kunnen bijsturen als dat nodig mocht zijn.
De maatregelen vanuit de hinderaanpak (zie het antwoord op vraag 1) zijn ook bedoeld om de zorg bereikbaar te houden.
Klopt het dat Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat een noodbrug voor ambulances vanwege CO2-uitstoot niet mogelijk is? En zo ja, kunt u Rijkswaterstaat ontheffen zodat zij alsnog een noodbrug kunnen aanleggen voor het verkeer?
Allereerst, er zijn alternatieve maatregelen genomen om de acute zorg in de regio toegankelijk te houden en de ambulancedienst heeft aangegeven tevreden te zijn met de in te zetten maatregelen in de gegeven situatie.
In het voortraject is het gebruik van een tijdelijke brug onderzocht. Dit is als optie afgevallen om zowel verkeerskundige redenen, als vergunning-technische redenen. De aansluitingen op de A7 en toe- en afritten zouden aangepast moeten worden. Dit kost extra tijd en daarvoor zouden er bomen gekapt moeten worden. Daarnaast zou tijdens de bouw van de tijdelijke brug geen scheepvaart over het Noordhollandsch Kanaal mogelijk zijn. Het bouwen van een tijdelijke brug zorgt voor extra stikstof. Binnen de huidige regelgeving over stikstof is deze optie daarom niet mogelijk.
Hoe gaat Rijkswaterstaat om met het feit dat er tijdens de werkzaamheden over een traject van vierhonderd meter geen aparte strook voor hulpdiensten beschikbaar zal zijn en ambulances zich door het verkeer moeten manoeuvreren om hun bestemming te bereiken? Zijn er specifieke plannen opgesteld om de verkeerssituatie voor ambulances te verbeteren?
Rijkswaterstaat heeft samen met de drie betrokken Veiligheidsregio’s en de ambulancedienst een uitgebreid pakket aan maatregelen afgesproken ten behoeve van de nooddiensten om daarmee de zorg op voldoende niveau te kunnen houden. Denk hierbij aan de inzet van extra materieel en personeel, het overnachten van personeel bij de ambulancepost en de inzet van ambulancemotoren. Hierover is met de drie Veiligheidsregio’s en met de
Ambulancezorg een convenant opgesteld. Ook zijn er verkeersmaatregelen genomen, waardoor spoedritten met voorrang door het werk worden begeleid en wordt indien noodzakelijk, de spitsstrook afgekruist.
Maakt het Dijklander ziekenhuis zich terecht zorgen over de kwaliteit van zorg die onder druk kan komen te staan door de verwachte verkeershinder in en rondom Purmerend? Wat zijn de mogelijke gevolgen hiervan?
Zoals in het antwoord op vraag 1 is aangegeven, hanteert Rijkswaterstaat een aanpak om extra verkeershinder zoveel mogelijk te tegen te gaan. Daarnaast is het, zoals in het antwoord op vraag 2 is toegelicht, de verantwoordelijkheid van de zorgpartijen om gegeven de situatie samen in ROAZ-verband afspraken te maken over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de acute zorg in de regio. De zorgen van het Dijklander Ziekenhuis kunnen daar aan de orde worden gesteld, zodat gezamenlijk kan worden gekeken naar (alternatieve) maatregelen.
Op welke manier kunnen in deze regio de normale verwijsstromen (tweede- en derdelijnzorg) gehandhaafd blijven zonder verlies kwaliteit van zorg?
Patiënten, cliënten en personeel moeten rekening houden met langere reistijden, maar de zorgorganisaties blijven bereikbaar voor geplande en ongeplande zorg. Voor de (acute) zorg zijn afspraken gemaakt tussen de Veiligheidsregio’s, de ambulancedienst in betreffende regio en Rijkswaterstaat over in te zetten maatregelen.
De Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) houdt toezicht op de wijze waarop de risico’s voor zorg die (mogelijk) ontstaan door de wegwerkzaamheden, zo goed mogelijk in kaart gebracht én beheerst worden.
Wat is uw reactie op de constatering dat er tijdens de periode van april 2023 tot augustus 2023 46 A1-ritten en 56 A2-ritten waren naar de omgeving Purmerend, Zaanstad en Amsterdam waar de patiënten werden opgehaald van het Dijklander ziekenhuis in Hoorn? Staan deze aanzienlijke hoeveelheid spoedritten niet onder druk bij de komende werkzaamheden?
Zoals in het antwoord op vraag 4 is aangegeven, zijn er met de hulpdiensten afspraken gemaakt over de spoedritten die over het traject waar werkzaamheden plaatsvinden, gereden moeten worden. De betrokken ambulancedienst heeft aangegeven tevreden te zijn over de maatregelen.
Wat is uw reactie op de melding van het Dijklander Ziekenhuis dat zij met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in gesprek zullen gaan over het achterwege blijven van handhaving op hun verplichtingen met betrekking tot de kwaliteit van spoedzorg? Bent u bereid om samen met de IGJ en het Dijklander Ziekenhuis naar oplossingen te zoeken om de kwaliteit van zorg te waarborgen tijdens de werkzaamheden aan de A7?
De IGJ houdt toezicht op de wijze waarop de risico’s voor zorg die (mogelijk) ontstaan door de wegwerkzaamheden zo goed mogelijk in kaart gebracht én beheerst worden. Het is daarbij in eerste instantie aan de partijen zelf om de kwaliteit van de zorg te waarborgen. De IGJ heeft intensief contact met de zorgaanbieders in de regio en ook met het ROAZ Noord-Holland/Flevoland.
De IGJ heeft benadrukt dat er geen sprake is van het achterwege blijven van handhaving. Net als in andere situaties is het ook hier zo dat in de gegeven omstandigheden de risico's voor patiënten zo goed mogelijk moeten worden beheerst. Dit gebeurt door de betrokken zorgaanbieders door zoveel mogelijk vooraf te organiseren en te regelen. De bedoeling hiervan is dat calamiteiten worden voorkomen. Mochten zich toch calamiteiten voordoen, dan worden die zoals altijd beoordeeld in de context waarin ze zijn opgetreden. Het is niet mij om te treden in de onafhankelijke wijze waarop de IGJ haar toezicht invult en uitvoert.
Hoe groot is de verwachte chaos binnen Purmerend en op de snelweg tijdens de werkzaamheden? Wat zijn de mogelijke gevolgen hiervan en hoe kan dit de kwaliteit van zorg beïnvloeden? Zijn er plannen gemaakt om in de vijf maanden van werkzaamheden de bereikbaarheid van het ziekenhuis te waarborgen?
Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat in de hinderaanpak die gehanteerd wordt, het streven is om hinder tot een maximale vertraging van één uur te beperken. Gestreefd wordt de extra reistijd op doelmatige wijze verder te beperken tot 40 minuten. Hiervoor is het nodig dat met de maatregelen 20% van het wegverkeer van de A7 af gaat. Dit is onderzocht op basis van de impactanalyse, de beschikbare capaciteit van de weg en de verkeersintensiteiten. In het antwoord op vraag 1 en vraag 4 is ingegaan op de maatregelen die getroffen zijn ten behoeve van de bereikbaarheid van de regio en de toegankelijkheid van de acute zorg.
In hoeverre zijn er doemscenario's te verwachten met betrekking tot bevallingen, gezien het feit dat het bevalcentrum van het Dijklander ziekenhuis zich in Hoorn bevindt en patiënten vanuit Purmerend daarheen moeten reizen? Welke maatregelen zijn er genomen om ervoor te zorgen dat zwangere vrouwen tijdig en veilig bij het bevalcentrum kunnen komen?
De geboortezorgpartijen in de regio hebben een set maatregelen afgesproken over het omgaan met de te verwachten bevallingen. Dat betreft onder andere het eerder insturen van zwangeren en voor spoedeisende bevallingen kan de ambulance worden ingezet. Verloskundigen kunnen voor spoedbevallingen een beroep doen op escorte door de politie en ze kunnen voor niet-spoedbevallingen een gratis ontheffing krijgen voor alle inrijverboden. De regionale geboortezorg heeft hiervoor een draaiboek en escalatiemodel gemaakt. Zwangere vrouwen kunnen ook uitwijken naar andere nabije ziekenhuizen (zoals in Zaandam of Amsterdam).
Wanneer een noodbrug niet mogelijk is, is het dan mogelijk om helikoptervervoer te gebruiken om patiënten in levensbedreigende situaties van het Dijklander ziekenhuis naar het Amsterdam Universitair Medisch Centrum (UMC), locatie AMC, te vervoeren tijdens de werkzaamheden? En als dat mogelijk is, bent u bereid hierover in overleg te treden met het Amsterdam UMC?
Het Mobiel Medisch Team (MMT) van Amsterdam UMC is nauw betrokken bij de overleggen over de versteviging van de brug op de A7. Er is afgesproken dat het MMT laagdrempeliger het besluit neemt tot vervoer van de patiënt per helikopter in het geval van een MMT-inzet boven of nabij Purmerend.
Met de Meldkamer Ambulance Noord Holland en het Air Ambulance Team van Groningen is afgesproken om te overwegen om de Waddenhelikopter in te zetten. Gegeven de drukte gedurende de zomermaanden is het wel de vraag of dit in alle gevallen zal lukken.
Daarnaast is er afstemming geweest met ANWB Medical Air Assistance over eventueel extra inzet van een helikopter gedurende de versteviging van de brug op de A7. Naast dat er onvoldoende (helikopter)capaciteit is om dit te organiseren leerde de afsluiting van de Haringvlietbrug en de Heinenoordtunnel in 2023, dat de kosten niet in verhouding staan tot de geringe vraag naar helikoptervervoer.
Wat is uw standpunt ten aanzien van de aanvullende kosten en omzetderving die het Dijklander Ziekenhuis verwacht als gevolg van de verminderde toegankelijkheid en bereikbaarheid? Hoe denkt u de kosten en omzetderving van het Dijklander Ziekenhuis als gevolg van de verminderde bereikbaarheid en toegankelijkheid te compenseren? Bent u bereid om het ziekenhuis gebruik te laten maken van de Regeling Nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2024 om het ziekenhuis financieel te ondersteunen? Hoe verloopt de communicatie tussen uw organisatie en het Dijklander Ziekenhuis met betrekking tot het veiligstellen van schadevergoeding of compensatie?
Het Dijklander Ziekenhuis kan, net zoals andere partijen, een beroep doen op de Regeling Nadeelcompensatie IenW 2024 en heeft dit ook gedaan. Rijkswaterstaat stelt een onafhankelijk commissie samen die de claim van het Dijklander Ziekenhuis zal beoordelen. Over voorstaande vindt ook overleg plaats tussen Rijkswaterstaat en het Dijklander Ziekenhuis.
Wat was de reden dat het Dijklander Ziekenhuis en het Amsterdam UMC pas zo laat mochten aansluiten bij het overleg met Rijkswaterstaat over deze werkzaamheden? En hoe gaat u dit in de toekomst anders aanpakken?
Tijdens een inspectie in oktober 2022 bleek dat de steunpunten van de brug niet sterk genoeg meer zijn om het gewicht van zwaar verkeer, zoals grote vrachtwagens, te dragen. De steunpunten worden daarom in de periode april tot 1 september 2024 versterkt. Het project betreft dus een spoedproject waardoor de voorbereiding korter is dan gebruikelijk, ongeveer een half jaar in plaats van de gebruikelijke twee á drie jaar.
Vanaf oktober 2023 is Rijkswaterstaat in overleg met de overlegorganen uit de zorg (GHOR en ROAZ) en is er door hen een impactanalyse uitgevoerd. Vanaf november zijn het Dijklander Ziekenhuis en Amsterdam UMC bij de overleggen over het project aangesloten en zijn de gevolgen van de werkzaamheden besproken in het ROAZ Noord-Holland/Flevoland.
Voor toekomstige projecten zal Rijkswaterstaat in afstemming met het Ministerie van VWS samen met de sector afspraken maken over wijze waarop zij betrokken worden bij dergelijke projecten, ten behoeve van de bereikbaarheid van de zorg. Gezien de grote vernieuwingsopgave zullen situaties zoals bij dit project zich vaker voor doen.
Hoe beoordeelt u de inspanning van Rijkswaterstaat om het Dijklander Ziekenhuis te faciliteren gezien de bijzondere positie en maatschappelijke verantwoordelijkheid van het ziekenhuis in de regio?
RWS heeft zich maximaal ingespannen om het Dijklander Ziekenhuis en de andere partijen in de zorgketen te faciliteren. Vanaf het begin van het project zijn er constructieve gesprekken gevoerd in ROAZ verband, over de maatregelen en de compensatieregeling. Daarbij heeft RWS zo veel als mogelijk de specifieke wensen van de sector ingevuld.
Heeft er overleg plaatsgevonden tussen de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Infrastructuur en Waterstaat (I&W) bij het plannen van deze werkzaamheden? En als er geen dergelijk overleg heeft plaatsgevonden, is het dan mogelijk om bij toekomstige werkzaamheden te kijken naar de effecten op de gezondheidszorg in de regio?
Het is niet gebruikelijk dat er overleg plaatsvindt tussen de werkzaamheden die Rijkswaterstaat uitvoert aan het wegennet en het Ministerie van VWS. Het Ministerie van VWS heeft beleidsinhoudelijk geen rol bij de beoordeling of de bereikbaarheid van de (acute) zorg belemmerd wordt. Het is aan de zorgpartijen gezamenlijk om (in ROAZ verband) afspraken te maken over de beschikbaarheid en bereikbaarheid van de acute zorg.
RWS deelt met de partijen in de zorgketen de zorg over mogelijke gevolgen van wegwerkzaamheden voor de bereikbaarheid van zorgorganisaties. De hinder van werkzaamheden is weliswaar niet te vermijden, maar RWS doet z'n uiterste beste de effecten daarvan zoveel mogelijk te beperken. Vandaar ook dat Rijkswaterstaat hier standaardprocedures voor heeft en afspraken maakt hoe de gevolgen van deze werkzaamheden zoveel als mogelijk kunnen worden voorkomen en beperkt. Zoals in het antwoord op vraag 8 is aangegeven, zijn en worden hier constructieve gesprekken met partijen over gevoerd. Het Ministerie van VWS en Rijkswaterstaat, zullen gezamenlijk bezien hoe de betrokkenheid van zorgpartijen bij dergelijke werkzaamheden waar nodig verbeterd kan worden.
In dezelfde periode (zomer) staan ook werkzaamheden gepland aan de Zeeburgertunnel en de Coentunnel. Hoe verhouden deze werkzaamheden zich met de werkzaamheden op de A7? Is er een goede risicoafweging gemaakt om deze werkzaamheden naast elkaar te laten bestaan? Versterken deze extra werkzaamheden de kans om in een code rood of zwart terecht te komen?
Deze werkzaamheden zijn zo gepland dat ze samen in de verkeersluwe periode plaatsvinden. Rijkswaterstaat heeft daarmee een totaalpakket zomerwerken, inclusief de Neckerstraat, waarvoor zij alle mobiliteitsmaatregelen gezamenlijk regionaal inzet, voor een maximaal hinderbeperkend effect.
Tijdens werkzaamheden aan de Coentunnel worden de ontbrekende rijstroken gecompenseerd door extra rijstroken open te zetten in de andere tunnelbuizen.
Bij de afsluiting van de A10, tussen de Zeeburgertunnel en knooppunt Watergraafsmeer, wordt een speciale rijbaan voor de hulpdiensten vrijgehouden, zodat de verbindingen tussen de ziekenhuizen Noordwest Ziekenhuisgroep en Amsterdam intact blijven. Rijkswaterstaat monitort de situatie en past daar waar nodig de planning aan.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het grote verschil tussen de Duitse en de Nederlandse Schijf van Vijf |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU), Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Heeft u gezien dat de Duitse versie van de Schijf van Vijf recent is herzien?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in het herziene advies wordt aanbevolen om meer dan 75% plantaardig te eten en minder dan 25% dierlijk?
Dat klopt, het Duitse advies beveelt aan dat meer dan drie kwart van de levensmiddelen in het eetpatroon uit plantaardige producten bestaat en minder dan een kwart uit dierlijke producten.
Kunt u bevestigen dat het kabinet ernaar streeft om te komen tot een verhouding tussen plantaardige en dierlijke eiwitten van 50/50 in 2030?
Ja, de doelstelling is om een verschuiving van de balans in de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten van de huidige 60/40-verhouding naar 50/50 in 2030 te realiseren. Deze verhouding past bij de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum.
Kunt u bevestigen dat de Gezondheidsraad een verhouding van 60/40 plantaardige en dierlijke eiwitten aanbeveelt?
Op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft de Gezondheidsraad de gevolgen van de eiwittransitie voor de gezondheid onderzocht, en in het bijzonder de verschuiving naar een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten. In het advies dat de Gezondheidsraad op 13 december 20232 heeft uitgebracht, concludeert zij dat een verschuiving naar een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten goed is voor de gezondheid van de meeste Nederlanders en tevens milieuwinst oplevert. De Gezondheidsraad adviseert allereerst in te zetten op beleidsmaatregelen gericht op de gehele bevolking om de huidige beleidsdoelen (verhouding 50/50) te behalen, en daarna in te zetten op een verdere verschuiving naar 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten.
Kunt u bevestigen dat, als de duurzaamheidsdoelen worden meegerekend, deze aanbeveling nog verder zou moeten worden aangescherpt? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Gezondheidsraad heeft hier geen uitspraken over gedaan. De Gezondheidsraad adviseert allereerst in te zetten op beleidsmaatregelen om de huidige beleidsdoelen te behalen. Dit levert een directe en substantiële gezondheids- en duurzaamheidswinst op.
Kunt u uiteenzetten op welke onderzoeken het kabinetsbeleid en de Schijf van Vijf zijn gebaseerd?
Het voedselbeleid van het kabinet neemt de Schijf van Vijf als uitgangspunt voor wat een gezond en duurzaam eetpatroon is. De Schijf van Vijf is het wetenschappelijk onderbouwde voedingsvoorlichtingsmodel in Nederland over gezond, veilig en duurzaam eten, gemaakt door het Voedingscentrum. De Schijf van Vijf vormt de praktische vertaalslag van de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad die in 2015 zijn gepubliceerd. In deze Richtlijnen goede voeding staat omschreven aan welke voedingskundige eisen de voeding moet voldoen om een preventieve bijdrage te leveren aan voeding-gerelateerde welvaartsziekten, en wordt de wetenschappelijke onderbouwing daarvoor beschreven. De Schijf van Vijf houdt ook rekening met de energiebehoefte, behalen van voedingsnormen en met duurzaamheid, namelijk door een maximum te stellen voor dierlijke producten met hoge broeikasgasuitstoot. Daarbij wordt ook gezorgd dat de adviezen niet te ver van de eetgewoonten in Nederland af staan, en dat ze herkenbaar zijn voor de diversiteit aan eetculturen die Nederland rijk is.
Hoe verklaart u het grote verschil tussen het Duitse- en Nederlandse advies?
Het Duitse voedingsadvies spreekt over 75% plantaardige en 25% dierlijke producten, terwijl de Nederlandse beleidsdoelstelling specifiek over de eiwitverhouding gaat. Binnen deze 75% plantaardige producten vallen bijvoorbeeld ook groente, fruit en plantaardige oliën: deze bevatten wel (plantaardige) eiwitten, maar zijn minder eiwitrijk dan bijvoorbeeld vlees, vis, zuivel, eieren en peulvruchten. Het Nederlandse advies gaat niet uit van voedselproducten, maar de verhouding plantaardige en dierlijke eiwitten, die in meer of mindere mate in verschillende voedselproducten aanwezig zijn. Dit zijn dus verschillende uitgangspunten. Daarnaast zijn de nieuwe Duitse adviezen met een andere methode dan in Nederland tot stand gekomen, met mogelijk andere randvoorwaarden. Tenslotte zijn in beide adviezen de lokale eetgewoonten meegewogen, deze gewoonten verschillen in enige mate tussen de landen, wat kan leiden tot verschillen in voedingsadviezen.
Overigens komt de verhouding van plantaardige en dierlijke producten zoals beschreven in de aanbevelingen in Duitsland aardig in de buurt van verhouding in een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten zoals beschreven in het Nederlandse advies. Naast dat de website van het
Voedingscentrum geraadpleegd kan worden over hoe te eten met de Schijf van Vijf, biedt deze ook informatie over hoe een eetpatroon met 60% plantaardig eiwit eruit zou kunnen zien. Hier wordt deze verhouding in producten zoals beschreven in het Duitse advies zichtbaar.
Kunt u bevestigen dat het kabinetsdoel en de Schijf van Vijf niet uitgaan van wat het meest optimaal is voor de humane gezondheid, het klimaat, de natuur en dierenwelzijn? Zo niet, op welke wetenschappelijke onderzoeken baseert u de stelling dat het kabinetsdoel en de Schijf van Vijf het meest optimaal is voor de humane gezondheid, het klimaat, de natuur en dierenwelzijn?
Het kabinet streeft een voedselbeleid na waarin gezondheid en duurzaamheid integraal samenkomen. Dit wordt ook beoogd in de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Gezonde en duurzame keuzes gaan vaak samen. Inmiddels is steeds meer bekend over duurzaamheidsaspecten van voedsel en is het nodig dat deze meer geïntegreerd worden meegewogen in de voedingsadviezen. Daarom zal hier bij de actualisering van de Richtlijnen goede voeding door de Gezondheidsraad specifiek aandacht voor zijn.
Bent u bereid om naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad2 en de nieuwe richtlijnen in Duitsland opdracht te geven om de Schijf van Vijf te herzien? Zo nee, waarom niet?
De Commissie Voeding van de Gezondheidsraad is in 2023 gestart met de advisering over de Richtlijnen goede voeding. De commissie evalueert op basis van de huidige stand van wetenschap of de bestaande Richtlijnen goede voeding uit 2015 gehandhaafd kunnen blijven of moeten worden aangepast. Ook gaat de commissie na of er een wetenschappelijke basis is voor nieuwe richtlijnen. De Richtlijnen goede voeding zijn gericht op de preventie van chronische ziekten, maar daarnaast worden ook milieuaspecten meegewogen. De publicatie van een eerste advies wordt verwacht eind 2025.4 Het Voedingscentrum zal vervolgens bekijken hoe de adviezen van de Gezondheidsraad het beste in de Schijf van Vijf tot uiting kunnen komen. Het Voedingscentrum zorgt ervoor dat hun voedingsadvies betrouwbaar is door nieuwe bevindingen te verwerken wanneer daar voldoende wetenschappelijke consensus over is. Periodiek wordt daarom de Schijf van Vijf geactualiseerd, de laatste grote update van de Schijf van Vijf heeft in 2016 plaatsgevonden.
Bent u bereid om bij het kabinetsdoel en bij de herziening van de Schijf van Vijf niet alleen mee te wegen hoeveel consumptie van dierlijke producten vanuit humane gezondheid verantwoord is, maar ook de impact die de productie ervan heeft op dieren, klimaat en natuur? Zo nee, waarom niet?
Het formuleren van nieuwe ambities of beleidsdoelen is aan een nieuw kabinet.
Zoals aangegeven bij vraag 9, zullen bij de herziening van de Richtlijnen goede voeding, waar de Schijf van Vijf grotendeels op gebaseerd is, milieuaspecten worden meegewogen. Dit is ook gebeurd bij de voorgaande actualisatie op basis van de destijds beschikbare kennis. Indien nodig, kan het Voedingscentrum de Schijf van Vijf vervolgens actualiseren op basis van de herziene Richtlijnen goede voeding.
Bent u bereid om de wetenschappelijke adviezen zoals vormgegeven in de Schijf for Life, een plek te geven in het voedselbeleid? Zo nee, waarom niet?
In het voedselbeleid speelt de Schijf van Vijf een belangrijke rol. De Schijf van Vijf is gebaseerd op de laatste inzichten van de wetenschap die op brede consensus kunnen rekenen. De Richtlijnen goede voeding en voedingsnormen die door de Gezondheidsraad worden opgesteld vormen hiervoor een belangrijke basis. Bij het opstellen van deze Gezondheidsraad-adviezen worden alle beschikbare wetenschappelijke inzichten meegenomen en gewogen door onafhankelijke experts.
Indien nodig kunnen specifieke onderwerpen extra aandacht krijgen in het voedselbeleid en de uitvoering daarvan, omdat de Nederlandse situatie of actualiteit hier aanleiding toe geeft. De overheid bemoeit zich echter niet met de voedingsadviezen aan de burger.
Bent u voornemens om de adviezen van de Gezondheidsraad door te vertalen in concrete voedingsadviezen? Zo nee, waarom niet?
Het doorvertalen van de adviezen van de Gezondheidsraad in concrete voedingsadviezen ligt bij het Voedingscentrum. Het Voedingscentrum biedt consumenten en professionals wetenschappelijke en onafhankelijke informatie over een gezonde, veilige en meer duurzame voedselkeuze. Deze voedingsadviezen worden gefinancierd door de overheid en zijn in die hoedanigheid onderdeel van het voedselbeleid, maar worden inhoudelijk enkel gebaseerd op wetenschappelijke inzichten.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
De uitlatingen van de woordvoerder van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitspraken van Maria Zakharova, woordvoerder van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin ze de civiele Europese Unie (EU)-missie aan de Armeens-Azeri grens beschuldigt van spionage-activiteiten gericht op Rusland, Azerbeidzjan en Iran?1
Hoe beoordeelt u de dreigementen vanuit Moskou richting deze noodzakelijke civiele missie in de regio en de persoonlijke veiligheid van de aanwezige waarnemers tegen het licht van deze volledig ongegronde beschuldigingen?
Kunt u aangeven hoeveel Nederlanders deel uitmaken van deze missie?
Hoe gaat u zich, samen met uw Europese ambtsgenoten, inspannen voor de waarborging van veiligheid van EU-onderdanen die onderdeel zijn van deze civiele missie aan de grens?
Bent u bereid om in dat kader te pleiten voor gewapende beveiliging van deze waarnemers nu Rusland via officiële kanalen heeft gewaarschuwd dat de activiteiten van deze civiele missie grote gevolgen zouden kunnen hebben voor de regio als ze niet worden tegengehouden?
Het bericht dat het budget voor de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) voor dit jaar al bijna op is |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het dat het budget voor dit jaar voor de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) voor het einde van de maand al op zal zijn?1
Deelt u de zorg dat sportverenigingen mede hierdoor niet meer financieel kunnen uitkomen waardoor (verdere) contributieverhoging noodzakelijk wordt?
Klopt het dat het Ministerie van VWS op dit moment aan het kijken is of er mogelijkheden zijn het budget te verhogen? Zo ja, aan welke opties denkt u daarbij?
Klopt het dat het budget voor dit jaar al zo snel op is doordat aanvragen vanaf de zomer van 2023 nu pas behandeld en beschikt worden ten laste van het budget voor 2024?
Welk deel van het subsidiebudget voor 2024 wordt uitgegeven aan aanvragen die in 2023 zijn gedaan?
Bent u bereid het budget het subsidiebudget voor de BOSA voor 2024 minimaal met een zodanig bedrag te verhogen zodat alle aanvragen uit 2023 daarmee toegekend kunnen worden, zodat in de loop van 2024 ook nog BOSA-subsidie aangevraagd en toegekend kan worden?
Bent u bereid samen met bijvoorbeeld NOC*NSF en het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB) te onderzoeken wat op langere termijn de hoogte van het jaarlijkse subsidiebudget zou moeten zijn en de Kamer daarover uiterlijk voor de zomer van 2024 te informeren? Zou u daarbij tevens kunnen onderzoeken of het meerwaarde kan hebben in het budget een splitsing te maken in een regulier budget en duurzaamheidsbudget?
De berichten ‘Op welk nijpend probleem zijn deze nieuwe kerndoelen een antwoord’ en ‘Curriculumherziening stevent af op mislukking’ |
|
Aant Jelle Soepboer (FNP) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
Kan de Minister onderbouwen waarom zij denkt dat aanvullende zaken op het gebied van burgerschap en digitale vaardigheden niet leidt tot aanzienlijke taakverzwaring voor de docent, dan wel tot verarming van de bestaande vakinhoud?1 2
Het verminderen van de overladenheid van het curriculum voor docenten is een van de belangrijke redenen achter de bijstelling van het curriculum. Het onderwijs is namelijk gebaat bij een duidelijke opdracht met daarin heldere verwachtingen van wat leerlingen moeten kennen en kunnen wanneer zij het onderwijs verlaten. Door kerndoelen meer te concretiseren is het voor leraren duidelijker wat leerlingen moeten leren (en dus ook wat niet verplicht is). Dit leidt tot minder overladenheid, doordat methodes «dunner» kunnen worden en er daarmee minder werkdruk ontstaat en dat is een belangrijk doel van de huidige curriculumherziening.
Specifiek ten aanzien van burgerschap en digitale geletterdheid geldt dat scholen nu al veel aan burgerschap en digitale geletterdheid doen, ondanks dat de huidige kerndoelen er slechts impliciet en beperkt aandacht aan besteden. De Onderwijsraad stelt in haar advies dat het Nederlandse onderwijs in democratisch burgerschap beter, doordachter en systematischer kan en moet.3 Ook op het gebied van digitale geletterdheid wordt niet altijd gewerkt op basis van een visie en een gestructureerde aanpak. Volgens een focusgroep van experts zou dit kunnen komen doordat er nog geen kerndoelen voor digitale geletterdheid zijn vastgelegd.4 Scholen weten op het terrein van burgerschap en digitale geletterdheid momenteel dus niet goed wat er van hen wordt verwacht en dat maakt het ingewikkeld om er op een doelgerichte manier aan te werken. Juist het expliciteren van de opdracht op burgerschap en digitale geletterdheid kan dan ook leiden tot een taakverlichting.
Scholen zullen voor alle leergebieden goed moeten bekijken of dat wat zij deden onder de vlag van de oude kerndoelen nog wel echt allemaal nodig is. In de werkopdracht aan de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) is meegegeven dat de conceptkerndoelen beproefd moeten worden door scholen. Voor burgerschap en digitale geletterdheid zal dat na de zomer 2024 plaatsvinden. Als scholen aangeven dat zij de doelen niet kunnen onderwijzen in de beschikbare onderwijstijd, dan zullen er aanpassingen worden gedaan.
Deelt de Minister de mening dat er wél politieke besluitvorming ligt onder het feit dát we burgerschapsdoelen moeten hebben maar niét over de manier waarop en dat het in principe aan scholen is om invulling te geven aan burgerschapsonderwijs?
Ja. Er ligt politieke besluitvorming onder het feit dat we landelijke burgerschapsdoelen moeten hebben en hoe deze eruit komen te zien. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel over de verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen staat toegelicht dat burgerschapsonderwijs ook een (vak)inhoudelijke component heeft.5 Ook heeft uw Kamer via de motie-Rog/Van Meenen expliciet aangegeven dat een kenniscomponent over democratie en rechtsstaat een sterkere positie moet krijgen in het voortgezet onderwijs.6 Daarnaast kan uw Kamer zich op meerdere momenten uitspreken over de inhoud van de kerndoelen burgerschap. Hoe scholen in de praktijk vervolgens uitwerking geven aan de kerndoelen burgerschap en de burgerschapswet is inderdaad aan de scholen zelf. Dit volgt uit de vrijheid van onderwijs die geborgd is in de Grondwet.
In hoeverre deelt de Minister de mening dat de uitwerking van de nieuwe kerndoelen en vele leergebieden niet in lijn zijn met de focus die in het onderwijs aangebracht zou moeten worden om de grote problemen zoals het lerarentekort en achteruitgang van resultaten onder leerlingen op bijvoorbeeld de basisvaardigheden, het hoofd te kunnen bieden?
Nee, die mening deel ik niet. Het is van groot belang dat er focus is op het aanpakken van de grote uitdagingen in het onderwijs; het verbeteren van de basisvaardigheden (lezen, rekenen, burgerschap en digitale geletterdheid) en het verminderen van het lerarentekort. De nieuwe kerndoelen leveren daar een belangrijke bijdrage aan. Om voldoende toe te komen aan de basisvaardigheden is het belangrijk dat het curriculum niet overvol raakt en er een duidelijke opdracht aan het onderwijs ligt. Een glasheldere opdracht leidt uiteindelijk tot beter onderwijs in de klas. Op verzoek van uw Kamer is prioriteit gegeven aan de ontwikkeling van de kerndoelen voor de basisvaardigheden. Doordat de kerndoelen lezen en rekenen nu ook beter worden geïntegreerd in andere leergebieden, kan er bovendien meer prioriteit gegeven worden in de klas aan de basisvaardigheden. Met duidelijke en concrete kerndoelen willen we bovendien de werkdruk van docenten verlichten. Als duidelijker is wat «moet» dan wordt ook duidelijk wat er niet door de docent hoeft te worden gedaan en wat «mag». Zo heeft de docent meer eigenaarschap over zijn eigen curriculum. Dat draagt ook bij aan het verminderen van het lerarentekort.
Wat vindt de Minister van de signalen dat de manier waarop op dit moment uitvoering wordt gegeven aan de nieuwe kerndoelen in de praktijk zorgt voor verdringing in het curriculum (bijvoorbeeld de vakken biologie en natuurkunde die ruimte zouden moeten maken voor burgerschap en digitale vaardigheden) bijvoorbeeld door het ontstaan van nieuwe vakken?
Er wordt gewerkt aan nieuwe examenprogramma’s die aangeven wat leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs moeten kennen en kunnen. Dit doen we omdat de huidige examenprogramma’s verouderd zijn. Sommige examenprogramma’s dateren zelfs uit 1998. Daarnaast is ook het schooleigen programma overladen. Het totale onderwijsprogramma moet voor leerlingen en leraren behapbaar zijn. Bij het ontwikkelen van de nieuwe examenprogramma’s, zo ook voor biologie en natuurkunde, wordt gekeken naar de ruimte die een leergebied in het totale onderwijspakket kan innemen. Het totaal aantal beschikbare uren wordt als het ware verdeeld over de vakgebieden. Wij hebben aan SLO de opdracht gegeven hier een voorstel voor te doen. Ook uw Kamer is hier in meegenomen.7
We hebben de afgelopen jaren steeds weer gezien dat leerlingen de basisvaardigheden onvoldoende beheersen, terwijl ze die nodig hebben om zich later goed in de samenleving te kunnen redden. Dit betekent dat voor het verbeteren van de basisvaardigheden ook relatief veel ruimte komt in het nieuwe curriculum. De nieuwe kerndoelen voor burgerschap en digitale geletterdheid sorteren overigens niet voor op nieuwe vakken maar dit wordt voor een belangrijk deel geïntegreerd in vakken die alle leerlingen volgen, zodat ook álle leerlingen van die extra aandacht voor de basisvaardigheden profiteren. Zo is het bijvoorbeeld essentieel dat alle leerlingen leren over hoe de Nederlandse democratie werkt. Dit moet dus terugkomen bij maatschappijleer, een vak dat alle leerlingen verplicht moeten volgen. En niet alleen bij bijvoorbeeld geschiedenis, dat een keuzevak is.
Deelt de Minister de mening dat de verankering van het nieuwe curriculum in wet- en regelgeving gebaat is bij een goed en voorspoedig proces?
Ja.
In hoeverre deelt de Minister de mening dat de Kamer daarom vroegtijdig op de hoogte moet worden gebracht van en dat de kamer vroegtijdig zeggenschap moet krijgen over de manier waarop gestalte wordt gegeven aan de opdracht herziening curriculum en de keuzes die daarin worden gemaakt en niet pas nadat het «op de scholen is beproefd»?
De curriculumherziening loopt al een lange tijd. Sinds 2014 zijn er verschillende trajecten geweest die hebben gepoogd het curriculum bij te stellen. Op 6 april 2022 is er uitgebreid met uw Kamer gesproken over een andere aanpak voor de curriculumherziening.8 De opdracht zoals die toen in samenspraak met uw Kamer is geformuleerd, is ook de vorm waarop de curriculumherziening nu wordt uitgevoerd. In deze opdracht zijn dan ook de wensen van uw Kamer meegenomen, zoals het voorrang geven aan de basisvaardigheden.9 Na het verstrekken van de opdracht voor de curriculumherziening volgens de nieuwe aanpak in april 2022 is uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd. Dit is drie keer gedaan via separate Kamerbrieven over de curriculumherziening. Zo is in februari 2023 de tussenbalans van de curriculumherziening aan uw Kamer verzonden. In de tussenbalans is uw Kamer geïnformeerd over de eerste stappen die destijds gezet waren en ook over de opdrachten voor de curriculumherziening die vervolgens werden gegeven.10 Nadat de eerste conceptkerndoelen waren opgeleverd, is uw Kamer hierover ook geïnformeerd. In september 2023 over de conceptkerndoelen Nederlands en rekenen/wiskunde en in maart 2024 over de conceptkerndoelen burgerschap en digitale geletterdheid.11, 12 Daarnaast heeft uw Kamer in mei 2022 het Masterplan basisvaardigheden ontvangen waarin de curriculumherziening één van de vijf pijlers is. Vervolgens ontvangt uw Kamer twee maal per jaar via de voortgangsrapportage van het Masterplan basisvaardigheden informatie over de voortgang van de herziening.
Op 26 juni aanstaande staat er een commissiedebat geagendeerd over dit onderwerp. Van tevoren ontvangt uw Kamer de vierde voortgangsrapportage van het Masterplan basisvaardigheden, waarin ook de laatste ontwikkelingen ten aanzien van de bijstelling van het curriculum worden meegenomen. Omdat ik me kan voorstellen dat er nog vragen zijn over de curriculumherziening, zijn mijn ambtenaren graag bereid een technische briefing te geven voorafgaand aan het commissiedebat.
De Kamer heeft en krijgt dus alle gelegenheid om zich – nog voor de pilotfase – uit te spreken over het curriculum en de huidige herziening. Tenslotte worden de kerndoelen, na de pilotfase en voordat deze in werking treden, aan uw Kamer voorgelegd (middels een nahangprocedure). Eventuele opmerkingen en wensen van uw Kamer kunnen dan worden verwerkt.
De brief van 11 maart 2024 (Kamerstuk 32140, nr. 181) inzake het rapport ‘VAT Gap in the EU, report 2023’ |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Folkert Idsinga (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Wat betekent in nominale termen een btw-nalevingsgat van 4,9%; met andere woorden hoeveel euro aan btw wordt jaarlijks gemist?
Het VAT GAP report 2023 (hierna rapport) gaat in 2022 uit van € 73,5 miljard aan verwachte btw-inkomsten ingeval er sprake zou zijn van volledige naleving van de wet- en regelgeving. De daadwerkelijke btw-inkomsten worden in het rapport in 2022 echter geschat op € 69,9 miljard. Dit resulteert in een verwacht btw-nalevings-gat in 2022 van € 3,6 miljard, hetgeen gelijk staat aan 4,9% van € 73,5 miljard. Deze cijfers zijn ook terug te vinden in en te herleiden uit Tabel 2 van de Kamerbrief.1
Kunt u meer details geven rondom de hoofdzakelijke veroorzakers (de genoemde top vijf onderaan in de brief op pagina twee) betreffende het btw-nalevingsgat? Wat voor soort fraude hebben we het hoofdzakelijk over? Wat is de aard van de belastingontwijking? Wat is de aard van de belastingplanning? Wat voor soort administratieve fouten hebben we het over? Is hier een trend in te bespeuren? Wat is de genoemde onduidelijkheid rondom verlaagde tarieven en vrijstellingen? Welke tarieven? Welke specifieke vrijstellingen?
Het btw-nalevings-gat is het verschil tussen de verwachte en de daadwerkelijke inkomsten. De verdeling naar aard wordt niet vastgesteld. De oorzaak van het nalevings-gat kan zoals in de brief aangegeven diverse oorzaken hebben en ook de verdeling kan in lidstaten verschillen.
De fraude kan alle vormen van btw-fraude omvatten, bijvoorbeeld door minder dan de verschuldigde btw aan te geven, meer btw terug te vragen dan waarop een recht is ontstaan, zwarte omzet en carrouselfraude.
Belastingontwijking en belastingplanning kunnen vormen van optimaal gebruikmaken van de btw-regelgeving betreffen. Voorbeelden daarvan in Nederland zijn de constructies waarbij via aandelenoverdracht onroerend goed wordt verkregen voor het gebruik daarvan voor van btw-vrijgestelde prestaties of door verbouwd onroerend goed eerst kort btw-belast te verhuren met het oog op aansluitende btw-vrijgestelde verhuur. In beide voorbeelden wordt de belastingdruk geoptimaliseerd.
Administratieve fouten hebben betrekking op toepassing en verwerking van de btw-regels in de administratie van de ondernemer. Zulke fouten kunnen verschillend van aard zijn. Bijvoorbeeld verkeerde toepassing van tarieven, percentages of andere specifieke regelingen. Dat houdt mede verband met de complexiteit van de regelgeving en het doenvermogen van de ondernemer. In het antwoord op vraag 8 wordt nader ingegaan op bevindingen op dit vlak vanuit de MKB-steekproef.
De fouten met tarieven variëren van toepassing van een verkeerd tarief tot lastige afbakeningssituaties en samengestelde prestaties met verschillende tarieven. Nagenoeg alle vrijstellingen zijn technisch lastig door de uitzondering op de belaste prestaties qua toepassingsbereik, voorwaarden en de doorwerking die vrijstellingen hebben op de mate en berekening van aftrek van btw op aankopen ten behoeve van die van btw-vrijgestelde prestaties. De btw-vrijstellingen worden dit jaar geëvalueerd.
Vorig jaar is de evaluatie van het verlaagde btw-tarief gepubliceerd.2 Deze evaluatie vloeide voort uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE).3 Op 19 september heb ik uw Kamer de kabinetsreactie van de evaluatie opgestuurd.4 De belangrijkste uitkomst van de evaluatie is dat het verlaagde btw-tarief deels doeltreffend, maar in het algemeen géén doelmatig instrument is om de beoogde doelen te bereiken.5 In het algemeen voldoet het verlaagde btw-tarief volgens de onderzoekers verder niet aan het toetsingskader fiscale regelingen. De onderzoekers bevelen aan kritisch te evalueren of de doelen van het verlaagde btw-tarief (die vaak decennia geleden zijn vastgesteld) nog actueel en relevant zijn. Zij raden bovendien aan meer doelmatige beleidsinstrumenten te overwegen om de beoogde beleidsdoelen te bereiken.
Ingeval wordt besloten om bepaalde fiscale regelingen die zien op het verlaagd btw-tarief af te schaffen zal dit niet alleen leiden tot een verkleining van het btw-beleids-gat, maar indirect mogelijk tot gevolg hebben dat de hiervoor bij de tarieven genoemde onduidelijkheden in de wetgeving bij die tariefposten verdwijnen.
Welke specifieke opvolging bent u voornemens te treffen ten aanzien van deze hierboven genoemde top vijf?
De Belastingdienst blijft altijd streven naar een juiste en volledige btw-afdracht door de ondernemer. De inzet van de Belastingdienst focust zich zoals beschreven is in de werkwijze van de Belastingdienst in de brief op alle oorzaken van het btw-nalevings-gat. De volgende grote stap die gezet gaat worden hangt samen met het nu voorliggende voorstel van de Europese Commissie (Commissie) betreffende het VAT in the digital age-pakket (VIDA) dat vereenvoudigingen doorvoert voor ondernemers zodat zij minder geconfronteerd worden met registratie en afdrachten betreffende btw-verplichtingen over de EU-grenzen heen. Dit zal de naleving verhogen en de kans op fouten verminderen. Daarnaast zal de inning van btw verbeteren en eenvoudiger worden door de introductie van de platformfictie voor de sectoren waar niet altijd zicht op is. Ook zal sneller geacteerd kunnen worden op de carrouselfraude door de snelle data-rapportage van transacties tussen ondernemers in verschillende EU-landen gekoppeld aan data-analyse.
Betreffende de onder 2 genoemde voorbeelden van belastingontwijking en -planning is recent via het Belastingplan 2024 regelgeving aangepast die ziet op structuren met vastgoedaandelentransacties. Voor de aanpassing van de btw-herzieningsregels betreffende verbouwingsdiensten staat tot en met 2 april 2024 een internetconsultatie uit.
Voor het zoveel mogelijk voorkomen van fouten wordt gewerkt aan het versterken van de zogenaamde administratieve keten. Het aanleveren en verzamelen van gegevens voor de belastingheffing is een administratief proces dat een hele keten doorloopt. In iedere fase van de administratieve keten en bij elk(e) overdrachtsmoment of ketenpartner kunnen fouten worden gemaakt. Softwareprogramma’s kunnen ondernemers ondersteunen en sturen hen bij het doorlopen van die administratieve keten. In het jaarplan 2024 van de Belastingdienst is aangekondigd dat dit jaar analyse plaatsvindt welke aangiftefouten met software kunnen worden voorkomen, zodat softwareontwikkelaars hun programma’s nog effectiever kunnen maken.6
Tot slot merk ik op dat het btw-nalevings-gat nooit helemaal zal verdwijnen. Bepaalde oorzaken, zoals faillissementen en het maken van vergissingen, kunnen niet voorkomen worden.
Wat gaat u doen met de constatering dat de Europese Commissie inschatte dat een kwart van het btw-gat in de Europese Unie (EU) te wijten is aan btw-fraude?
Welk deel van het btw-nalevings-gat is toe te rekenen aan btw-fraude is vanwege het verhullende karakter van fraude voor niemand bekend of niet anders dan bij deze grove inschatting te becijferen. Op basis van een inmiddels oude inschatting door de Europese Commissie wordt een kwart van het btw-gat toegerekend aan btw-fraude (waaronder btw-carrouselfraude) en driekwart aan andere oorzaken zoals belastingoptimalisatie, administratieve fouten of faillissementen.
Sindsdien hebben de Commissie en de lidstaten veel maatregelen doorgevoerd, waaronder de oprichting en uitbreiding van Eurofisc, de inzet van Transaction Netwerk analysis (TNA) de oprichting van het Central Electronic System of Payment information (CESOP), het verbeteren van de samenwerking tussen belastingdiensten en aangescherpte regelgeving op het gebied van fraude.
Zoals in mijn antwoord onder vraag 3 toegelicht, is de volgende stap via het VIDA-pakket onder andere gericht op vereenvoudiging van naleving van de btw-verplichtingen en snellere detectie van btw-relevante transacties. Dit pakket aan maatregelen heeft mogelijk net als de eerdere invoering van de regels voor e-commerce en de uitbreiding van de One-Stop-Shop een breder bereik dan btw-fraude alleen, zodat ook de overige oorzaken van het btw-nalevings-gat worden aangepakt.
Wat zijn de verklaringen achter het «succes» dat grote dalingen hebben plaatsgevonden ten aanzien het btw-nalevingsgat in Italië, Cyprus, Polen, et cetera?
Het is lastig om een volledige verklaring te geven van dalingen of stijgingen in het btw-nalevings-gat, zeker in andere lidstaten. Het rapport geeft aan dat positieve veranderingen in de naleving voor de EU als geheel veroorzaakt kunnen zijn door steunmaatregelen tijdens de covid-19 pandemie, welke ook bijdroegen aan het verminderen van de frequentie van faillissementen. Een andere oorzaak van de geconstateerde daling van het btw-nalevings-gat kan verband houden met veranderingen in de structuur van de consumptie van huishoudens naar categorieën en kanalen waar de naleving doorgaans hoger is (bv. online winkelen) en het toegenomen aandeel van niet-contante betalingen. Verder geeft het rapport voor de lidstaten afzonderlijk verschillende verklaringen.
Het rapport geeft aan dat de daling van het btw-nalevings-gat in Italië van 11,1% over de periode 2019–2021 door Italië zelf wordt ingeschat op 9%. Het grootste deel van deze daling lijkt toe te schrijven aan een permanente verhoging van de naleving door belastingbetalers. De achterliggende reden(en) van deze verhoging wordt in het rapport niet benoemd.
In 2019 betrof het btw-nalevings-gat in Cyprus 12%, in 2020 17,5% en in 2021 8,3%. Deze volatiliteit in de cijfers suggereert volgens het rapport dat de modellen van de Commissie niet goed rekening konden houden met de regelingen voor uitgestelde betalingen die in 2020 en 2021 zijn genomen in reactie op de covid-19 pandemie. Vandaar dat de Commissie bij Cyprus geen inschatting kon maken voor 2022.
Polen wordt in het rapport als één van de succesverhalen benoemd door de grote daling van het btw-nalevings-gat tussen 2013 en 2021. Polen heeft grote vooruitgang geboekt bij het terugdringen van de niet-naleving door zijn rapportageverplichtingen uit te breiden, toezicht uit te oefenen en maatregelen te nemen tegen grootschalige intracommunautaire btw-fraude. Polen heeft in 2016 een nationale versie van de door de OESO ontwikkelde Standard Audit File for Tax (SAF-T) ingevoerd. Aanvankelijk werd de rapportageplicht ingevoerd voor grote ondernemingen, maar de reikwijdte werd geleidelijk uitgebreid, wat leidde tot een wijdverbreid gebruik door alle 1,6 miljoen belastingbetalers. Tegen oktober 2020 had het de reguliere maandelijkse btw-aangifte volledig vervangen. De overige maatregelen die Polen heeft genomen staan opgesomd in het rapport.
Volgens het rapport is de sterke daling in België mogelijk toe te schrijven aan de uitgestelde betalingen in het kader van de covid-19 pandemie. Het rapport schat in dat het btw-nalevings-gat in 2022 (11,6%) weer meer in lijn zal zijn met die van de periode 2017–2020 (gemiddeld 12,5%).
Ook bij Ierland gaat het rapport ervan uit dat de grote daling het gevolg is van de getroffen betalingsregelingen tijdens de covid-19 pandemie. In 2021 is het btw-gat met 6,7% weer meer in lijn met de periode 2017–2019 (gemiddeld 6,9%). 2020 lijkt met 12,7% de uitschieter.
Hoe worden landen als Roemenië en Hongarije gewezen op het terugdringen van hun respectievelijke btw-nalevingsgaten?
Lidstaten dragen een eigen verantwoordelijkheid om het btw-nalevings-gat te verkleinen. Natuurlijk wordt er in de EU samengewerkt waar het kan. Het VIDA-pakket, Eurofiscen TNA zijn daar goede voorbeelden van. Hierbij werken belastingdiensten met elkaar samen om fraude op te sporen. Daarnaast dienen lidstaten de Commissie in kennis te stellen van de door hen toegepaste procedures betreffende de registratie van belastingplichtigen en de bepaling en invordering van de btw, alsmede van de voorschriften en resultaten van hun controlestelsels op het gebied van de btw. De Commissie gaat in samenwerking met de afzonderlijke betrokken lidstaten na of er eventueel verbeteringen in de procedures kunnen worden voorgesteld ter verhoging van de doeltreffendheid. Ook stelt de Commissie om de drie jaar een verslag op over de in de lidstaten toegepaste procedures en over de eventuele daarin aangebrachte verbeteringen.
Wat zijn de gevolgen voor de afdrachten aan de EU indien landen relatief grote btw-nalevingsgaten laten zien? Klopt het dat landen met betere naleving relatief meer afdragen aan de EU dan landen met slechtere cijfers?
Er zijn verschillende manieren waarop lidstaten afdragen aan de EU-begroting, waaronder op basis van de btw-afdracht. De btw-afdracht wordt vastgesteld op basis van een uniform afdrachtenpercentage (0,3 procent) van de geharmoniseerde btw-grondslag. Omdat afzonderlijke lidstaten verschillende btw-tarieven hanteren, wordt afgedragen op basis van een gewogen gemiddelde tarief (GGT). Er wordt bij de berekening van de btw-grondslag geen rekening gehouden met de naleving in lidstaten. Daarom kan een minder hoge naleving van een lidstaat leiden tot een kleinere grondslag en daarmee een lagere afdracht op basis van de btw aan de EU-begroting. Het «gat» wat daardoor ontstaat wordt vervolgens door alle lidstaten gezamenlijk gedekt via de afdracht op basis van het bni. Andere lidstaten hebben er dus belang bij dat de naleving wordt verbeterd.
Wat tonen de steekproeven bij de Belastingdienst (pagina vier van de brief) aan als «andere oorzaken dan fraude»?
Uit de steekproef omzetbelasting naar oorzaken van het btw-gat kwam het onderstaande resultaat naar voren.
(Doel)bewust
8,3%
Grenzen van de wet opzoeken
5,8%
Slordigheid of gemakzucht
33,2%
Onwetendheid / gebrek aan kennis
37,8%
Administratie slecht op orde
10,2%
Ingewikkelde / onduidelijke regelgeving
6,2%
Persoonlijke of financiële problemen
4,5%
Pleitbaar standpunt
3,0%
Foutje; vergissing
25,8%
Anders
6,2%
Waarom wordt in het lijstje van maatregelen (pagina vier van de brief) het doen van boekenonderzoeken niet genoemd? Wat is thans de controledichtheid btw ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf en het grootbedrijf? Wat zijn de resultaten hiervan?
Boekenonderzoeken zijn niet afzonderlijk in de brief genoemd, maar maken deel uit van de activiteiten voor «toezicht achteraf» zoals vermeld in het overzicht van activiteiten. Over de ontwikkelingen met betrekking tot boekenonderzoeken en fraudebestrijdingsinitiatieven is de Tweede Kamer in mei 2023 bij de jaarrapportage over het Jaarplan Belastingdienst geïnformeerd over de in de motie Idsinga gevraagde gegevens en resultaten voor 2022.7 Dit jaar zal hierover in de jaarrapportage 2023 worden gerapporteerd.
Wat is uw inzet op het gebied van e-factureren en databeheer, zowel in de EU als op nationaal gebied?
Deze onderwerpen maken een belangrijk deel uit van het in mijn antwoord onder 3 genoemde VIDA-pakket. Mijn inzet op het gebied van e-facturatie en databeheer is in het BNC-fiche weergegeven voor het deel van VIDA dat ziet op de digitale rapportageverplichtingen in samenhang met de verplichte e-facturatie8. Daarin is de inzet uitgebreid beschreven alsmede in mijn daarop volgende brief van 20 april 2023 met de beantwoording van de gestelde vragen tijdens het schriftelijke overleg inzake voorgenoemde BNC-fiche9. Kortheidshalve verwijs ik hier naar die stukken.
Wat is uw inzet ten aanzien van het btw-gat op de Ecofin in mei 2024?
Het Belgische voorzitterschap is voornemens het VIDA-pakket te agenderen tijdens de Ecofin van mei en hoopt tot een akkoord te komen op het hele pakket. Nederland is positief over het voorstel en zet bij de onderhandelingen en bij de Ecofin in op zoveel mogelijk harmonisatie tussen lidstaten. De doelen van het voorstel – het tegengaan van fraude en administratieve lastenverlichting – moeten niet uit het oog worden verloren. Dit pakket zal naar verwachting de naleving verhogen en de kans op fouten verminderen. Hierdoor zal het btw-gat in Nederland en de EU naar verwachting ook afnemen. Gezien het pakket – zeker ten aanzien van de digitale rapportage verplichtingen – grote IT wijzigingen vereist, zet Nederland ook in op voldoende implementatietijd voor ondernemers en de Belastingdienst.
Wordt in het btw-beleidsgat (pagina 6 en verder van de brief) ook het btw-nultarief voor grensoverschrijdende transacties meegewogen? Zo ja, hoe zou het beleidsgat eruitzien als dat niet gedaan zou worden?
Nee, dit ziet alleen op 0% btw-belaste goederen en diensten genoemd in bijlage III van de btw-richtlijn. Voor Nederland betreft dat de toepassing van post 10quater van deze bijlage dat ziet op levering en installatie van zonnepanelen. Gezien dit geen element betreft in de bepaling van het btw-beleids-gat heeft het daar geen effect op. Het 0%-tarief dat wordt aangewend voor grensoverschrijdende transacties als intracommunautaire prestaties of export, is van technische aard en ziet niet op de uiteindelijke btw die in de prijs is begrepen voor het goed of de dienst aan de consument. Deze 0% is eigenlijk een btw-vrijstelling met aftrek van voorbelasting dat erin voorziet dat de prestatie wordt ontdaan van btw-druk en de prestatie op die manier in het land van bestemming tegen de daar geldende btw-regelgeving en tarief op het product aan de eindconsument wordt geleverd.
Kunt u de vragen beantwoorden vóór het aanstaande commissiedebat Internationale fiscaliteit?
Ja.
Het bericht ‘Politie vindt steeds vaker met AI gemaakte kinderporno: groot probleem’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Politie vindt steeds vaker met AI gemaakte kinderporno: groot probleem»?1
Klopt het dat het aantal kinderpornografische afbeeldingen gemaakt door, of met behulp van, AI sterk toeneemt? Heeft u enig inzicht in om hoeveel afbeeldingen dit gaat in Nederland?
Klopt het dat het bezit en veelvuldig bekijken van dit soort materiaal op termijn fysiek misbruik van kinderen in de hand werkt?
In hoeverre is het mogelijk het identificeren of herkennen van AI-gegenereerde afbeeldingen te vergemakkelijken, zodat de politie/het Team ter bestrijding van Kinderpornografie en Kindersekstoerisme (TBKK) hier minder tijd aan kwijt is? Bestaan er mogelijkheden om te traceren waar of door wie dit soort afbeeldingen gemaakt worden?
Ondersteunt u de oproep van landelijk coördinator van het TBKK Van Mierlo aan techbedrijven om hun verantwoordelijkheid te pakken? Zo ja, hoe jaagt u dit aan?
Deelt u de mening van de VVD-fractie dat online platforms ook een rol hebben om dit soort content te identificeren en uit de lucht te halen? Zo ja, hoe ziet u daarop toe?
In hoeverre draagt de Europese AI-verordening bij aan het bestrijden van AI-kinderporno?
In hoeverre draagt de Europese DSA-verordening bij aan het bestrijden van AI-kinderporno?
In hoeverre wordt het met de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderporno beter mogelijk om deze vorm van kinderpornografisch materieel aan te pakken en in hoeverre is de Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (AKTM) voldoende toegerust en geëquipeerd om deze vorm van kinderpornografisch materiaal aan te pakken?
De politie ziet steeds meer mensen – met name jongeren – die afgeperst worden met naaktbeelden die door AI gemaakt zijn; op hoeveel mensen heeft de politie zicht? Wordt hier aangifte voor gedaan? Zo nee, waarom niet en hoe kan de aangiftebereidheid verhoogd worden?
Klopt het dat de overheid meldpunten faciliteert voor dienstverleners binnen de internetsector om illegale content/deepfakes aan te geven? Is het hier ook mogelijk om dit soort AI-gegeneerde pornografische afbeeldingen te melden? Hoe vlot de ontwikkeling van een laagdrempelige voorziening waar evident onrechtmatige content gemeld kan worden?
Wat is de stand van zaken van het onderzoeksprogramma van het Nederland Forensisch Instituut (NFI) met als doel de mogelijkheden voor deepfakedetectie in de rechtspraktijk verder te verbeteren?
Het gesprek van de gedeputeerde staten van Zuid-Holland betreffende woningbouwafspraken |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kunt u inzichtelijk maken welke juridische instrumenten u bedoelt die u in de Kamerbrief van 15 maart aanhaalt om de woningbouwimpasse in Zuid-Holland door te breken wanneer het bestuurlijk overleg niet tot een oplossing leidt?1
Kunt u aangeven welke juridische instrumenten u kan en wil inzetten met betrekking tot de 130% realistische plancapaciteit, het toevoegen van meer dan 3ha buitenstedelijke locaties, 40% sociale nieuwbouw verplichting uit het coalitieakkoord van Zuid-Holland en de afwijking van «betaalbare koop» van € 355.000 in Zuid-Holland ten opzichte van het landelijk vastgestelde € 390.000?
Bent u bekend met het persbericht van de gezamenlijke fractie van GroenLinks-PvdA Zuid-Holland die naar aanleiding van de situatie in Zuid-Holland is geschreven?2
In hoeverre bent u het eens met de opmerking in de brief van de fractie van GroenLinks-PvdA Zuid-Holland dat u de beweegruimte van een missionair provinciebestuur op deze manier dreigt aan te tasten – en daarmee de maatwerkmogelijkheden van alle provinciebesturen –, en dat dit volstrekt onacceptabel en ondemocratisch is?
U gaf aan in Bleizo-West liever woningen in plaats van windturbines gerealiseerd te zien worden3. Bent u bereid hierin ook juridische stappen te nemen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
De berichten 'EU biedt Egypte miljardensteun om stabiliteit in de regio te waarborgen' en 'Egypte ontvangt 7,4 mrd van EU voor bestrijden-migratie' |
|
Jan Paternotte (D66), Anne-Marijke Podt (D66) |
|
Gerrit van Leeuwen , Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat de lidstaten en het Europees Parlement nog moeten instemmen met de miljardensteun? Deelt u de mening dat het toezeggen van 7,4 miljard voordat het Europees Parlement democratische instemming kon verlenen de verkeerde volgorde is?1 2
Wat is uw reactie op de zorgen van vluchtelingenorganisaties en experts dat vooral investeren in grensbewaking vooral zal leiden tot het openen van andere vluchtroutes naar Europa?
Deelt de Staatssecretaris de mening dat afspraken over legale migratieroutes een cruciaal onderdeel zijn van migratiepartnerschappen, zowel voor het partnerland zelf als voor het bieden van een alternatief voor mensensmokkelaars? Is het kabinet in dat licht voornemens om gebruik te maken van de mogelijkheden voor legale arbeids- en studiemigratie? Zo nee, kunt u aangeven waarom niet en aangeven wat andere lidstaten doen?
Hoe verklaart u dat, ondanks de EU-investeringen in grensbewaking, Egypte sinds 2018 consistent in de top tien herkomstlanden van ongedocumenteerde migranten staat?
Bent u bekend met het feit dat Egypte een «no camp policy» hanteert voor de opvang van vluchtelingen? Kunt u uitleggen hoe deze beleidslijn verenigbaar is met de overeenkomst tussen Egypte en de EU, waarin is vastgesteld dat een deel van het migratiebudget wordt bestemd voor de opvang van vluchtelingen in Egypte, en waarbij beide partijen zich inzetten voor de naleving van de rechten van migranten?
Wat is uw reactie op de beschrijving van vluchtelingen en migranten als een van de meest kwetsbare groepen in Egypte?3 Hoe beoordeelt u de documentatie van fysiek misbruik, willekeurige detentie en onwettige deportatie van vluchtelingen en migranten door de Egyptische autoriteiten, zoals gerapporteerd door Human Rights Watch?4
Welke afspraken zijn er gemaakt met president Sisi om de mensenrechtensituatie in Egypte te verbeteren en hoe worden deze uitgevoerd?
Hoe beoordeelt u de huidige situatie in Egypte, waarin de ruimte voor het maatschappelijk middenveld flink is beperkt gedurende de afgelopen tien jaar, waarbij vele advocaten, journalisten, activisten en ngo-medewerkers zijn gearresteerd?5 Deelt u de mening dat de beperkte ruimte voor maatschappelijke betrokkenheid het waarborgen van mensenrechten, vooral die van vluchtelingen, uiterst moeilijk maakt?
Kunt u duidelijk maken hoe Nederland en de EU zich inzetten voor de versterking van het maatschappelijk middenveld in Egypte, waardoor onder andere de monitoring van de situatie rondom vluchtelingen kan worden verbeterd?