Het bericht 'Overloon vraagt om actie tegen ‘foute vluchtelingen’' |
|
Madeleine van Toorenburg (CDA), Erik Ronnes (CDA) |
|
Mark Harbers (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht Overloon vraagt om actie tegen «foute vluchtelingen» en van de brief van de buurtbewoners van het ásielzoekerscentrum(AZC)?1
Ja.
Herkent u het beeld dat bij er de instanties een gevoel van machteloosheid bestaat zoals de inwoners stellen?
Ja. De overlast die sinds 2016 door een beperkte en wisselende groep asielzoekers wordt veroorzaakt is naar zijn aard en omvang disproportioneel groot. Samen met betrokken instanties in de migratie- en strafrechtketen zet ik alles op alles om deze groep aan te pakken. Uw Kamer is hierover het afgelopen jaar meerdere malen per brief2 geïnformeerd. Helaas blijken de genomen maatregelen nog te beperkt te leiden tot een vermindering van het aantal incidenten. Daarom worden er extra maatregelen genomen om de aanpak van overlastgevers nog verder aan te scherpen. Zie hiervoor ook de brief van 17 april3.
Klopt het, dat ze er maar aan moeten wennen en dat de bewoners tijdens een bijeenkomst van politie en gemeente te horen hebben gekregen camera’s op te hangen, een hond te nemen, een hek te plaatsen en verdachte situaties meteen te melden via 112?
Nee. Overlastgevend en crimineel gedrag is volstrekt onacceptabel. Het is dan ook zeker niet de boodschap dat bewoners maar aan dit gedrag moeten wennen. De gemeente heeft ons verzekerd dat tijdens de door u genoemde bijeenkomst noch door de gemeente noch door de politie is geadviseerd om een hond te nemen of een hek te plaatsen. Wel is in dit overleg aangegeven om altijd melding en/of aangifte te doen wanneer bewoners worden geconfronteerd met overlastgevend gedrag.
KLopt het, dat de bewoners het gevoel hebben dat zij worden gebruikt voor de dossieropbouw? Hoe gaat u hen daarbij helpen? Hoe gaat u ervoor zorgen dat bewijsvergaring wordt vergemakkelijkt?
De medewerking van bewoners om bij overlast of criminaliteit een melding of aangifte te doen helpt het OM en de politie in de bewijsvergaring en daarmee dossieropbouw. Er zijn mij geen signalen bekend dat bewijsvergaring een probleem is. Op dit moment zie ik dan ook geen aanleiding om bewijsvergaring te vergemakkelijken.
Hoe gaat u de omwonenden steunen en ervoor zorgen dat de overlastgevers sneller kunnen worden overgeplaatst naar een extra begeleiding en toezichtlocatie (EBTL) waar deze categorie veilige landers wel in hun vrijheid kunnen worden beperkt?
In de brief van 17 april4 is uw Kamer geïnformeerd over de extra maatregelen die worden genomen om de aanpak van overlastgevende asielzoekers aan te scherpen. Middels de persoonsgerichte aanpak wordt de hardnekkigste groep overlastgevers dicht op de huid gezeten. Daarnaast wordt op basis van het feitelijke gedrag van de overlastgever bezien welke maatregel het meest passend is. Hierbij kan worden gedacht aan overplaatsing naar de EBTL – waar onlangs de toezichtsmaatregelen verscherpt zijn – of anderszins specialistische opvang zoals Veldzicht of het (tijdelijk) ontzeggen van de opvang. Veiligelanders behoren momenteel tot de doelgroep van de EBTL wanneer zij Dublinclaimant zijn (spoor5 of hun asielaanvraag wordt afgedaan in de gebruikelijke asielprocedure (spoor6. Het overgrote deel van de veiligelanders heeft een Dublinclaim en kan daarom, wanneer het overlastgevers betreft, worden overgeplaatst naar de EBTL. Daarnaast verken ik de mogelijkheid om veiligelanders uit spoor 2 -die niet tot de EBTL doelgroep behoren- tijdens de asielprocedure apart op te vangen in een opvangvorm, gekenmerkt door toezicht en handhaving.
Hoe lang verblijven de veilige landers in het AZC in Overloon? Wordt hun aanvraag altijd binnen zo kort mogelijke termijn afgehandeld?
Gedurende de periode januari tot en met april 2019 bedroeg de gemiddelde verblijfstijd van veiligelanders die vertrokken uit AZC Overloon 98 dagen. AMV’s uit veilige landen worden opgevangen in de proces opvanglocatie in Overloon. Voor hen geldt een andere gemiddelde verblijfstijd, namelijk 33 dagen. In de proces opvanglocatie zijn de amv’s in afwachting van de behandeling van hun asielaanvraag. Het betreft personen die zowel uitstroomden uit de opvang als doorstroomden naar een andere opvanglocatie. Een gedeelte van de veiligelanders in zowel AZC Overloon als de proces opvanglocatie had een Dublinclaim.
Sinds de invoering van het sporenbeleid worden asielaanvragen van asielzoekers afkomstig uit een veilig land van herkomst versneld en met voorrang door de IND behandeld. In 2018 bedroeg de gemiddelde doorlooptijd in het versnelde spoor voor veiligelanders drie weken7. Dit is de gemiddelde tijd die de IND nodig had om een besluit te nemen in spoor twee. Tijdens de behandeling van de asielaanvraag in de versnelde procedure verblijven asielzoekers in Ter Apel of Budel; in de beroepsfase worden zij uitgeplaatst naar azc’s. In beginsel doet de rechtbank binnen vier weken na het instellen van beroep uitspraak, daarna eindigt in geval van ongegrondverklaring het recht op opvang. Een deel van deze zogenoemde veiligelanders heeft echter ook een Dublinindicatie. De gemiddelde doorlooptijd van Dublinzaken bedroeg in 2018 veertien weken8. Binnen deze groep heeft het afhandelen van de aanvragen van overlastgevers en Noord-Afrikaanse asielzoekers de hoogste prioriteit. Deze zaken worden dan ook met voorrang behandeld.
Zijn er al vorderingen te melden ten aanzien van de eerder aangekondigde maatregelen die zijn besproken in het debat van 18 april 2019?
Over de vorderingen van de maatregelen zal ik uw Kamer voor het zomerreces uitgebreid per brief informeren. Wel kan ik alvast aangeven dat de maatregelen die in de brief aangekondigd zijn rond de EBTL Hoogeveen sinds 13 mei ingevoerd zijn. Daarnaast zijn zowel de landelijke ketenmarinier en de twee regionale ketenmariniers in Noord-Nederland van start gegaan.
De gebrekkige aanpak van mensenhandel en arbeidsuitbuiting |
|
Jasper van Dijk (SP), Michiel van Nispen |
|
Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66), Mark Harbers (VVD) |
|
Kent u het bericht «Amper veroordelingen voor arbeids- en criminele uitbuiting»?1 Wat is uw oordeel hierover?
Ja, daar ben ik mee bekend. De dadermonitor Mensenhandel 2013–2017 van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel en Seksueel Geweld tegen Kinderen geeft een belangrijk inzicht in de strafrechtelijke aanpak van mensenhandel. Het geeft inzicht in het aantal daders van de verschillende mensenhandel vormen in iedere fase van de strafrechtketen. Dit zorgt ervoor dat het Kabinet een goed beeld krijgt van de problematiek van mensenhandel, om de aanpak te kunnen verbeteren.
Betreurt u ook het feit dat het in de helft van de zaken niet tot een veroordeling kwam, doordat vaak onduidelijk is of een gedraging kan worden gezien als mensenhandel? Bent u bereid om veel duidelijker aan te geven wat wel en niet tot uitbuiting wordt gerekend, zodat mensenhandel sneller en beter kan worden aangepakt?
Arbeidsuitbuiting is een onderdeel van mensenhandel. Er zijn echter veel zaken waarbij er sprake is van onderbetaling, slechte arbeidsomstandigheden en lange werkdagen, maar waarbij er geen (aantoonbaar) sprake is van dwang of een oogmerk van uitbuiting. In deze gevallen spreekt de Inspectie SZW van «ernstige benadeling» en wordt er naar een integrale aanpak gekeken in het bestuursrecht.
Ik ben op het moment met de Staatssecretaris van JenV aan het verkennen wat voor maatregelen er kunnen worden genomen om het «grijze gebied» tussen slecht werkgeverschap en mensenhandel beter te kunnen duiden en het daardoor beter aan te kunnen pakken.
Deelt u de mening van de Nationaal Rapporteur dat meer zaken voor de rechter moeten komen, zodat duidelijk wordt wat wel en niet kan?
Ik ben bekend met de aanbeveling van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel om meer zaken en een grotere verscheidenheid aan zaken van uitbuiting buiten de seksindustrie voor de rechter te brengen. Ik kijk gezamenlijk met het Ministerie van Justitie en Veiligheid, het Openbaar Ministerie, de Inspectie SZW en de politie naar deze aanbeveling en zal nog voor het najaar met een kabinetsreactie komen.
Valt het achterhouden van een zorgverzekeringspas volgens u onder arbeidsuitbuiting of onder criminele uitbuiting? Zo nee, waarom niet?
Iedereen die in Nederland voor een Nederlandse werkgever werkt, is verplicht een zorgverzekering af te sluiten. Een werknemer kan als verzekeringnemer een schriftelijke volmacht aan zijn werkgever verlenen om betalingen te verrichten aan de zorgverzekeraar. De werknemer blijft echter wel de verzekeringsnemer, wat betekent dat hij zelf de macht moet hebben over zijn zorgverzekering en dus ook de zorgverzekeringspas moet hebben. De werknemer kan dan dus zelf bijvoorbeeld een opzegging of wijziging doen. Het achterhouden van een zorgverzekeringspas mag dus niet, maar is op zichzelf geen vorm van uitbuiting.
De werkgever kan het bedrag van de zorgverzekering vervolgens inhouden op het wettelijk minimumloon (WML). De inhouding van zorgverzekeringskosten op het WML is gemaximeerd op de geraamde gemiddelde premie voor een verzekerde voor een zorgverzekering (zoals jaarlijks vastgesteld door het Ministerie van VWS). De werkgever mag uiteraard alleen de daadwerkelijke premie inhouden op het WML. Om die reden dient de werkgever afschriften van de zorgpolis in zijn bezit te hebben, zodat op verzoek van de Inspectie SZW kan worden aangetoond dat de betaling is gebaseerd op daadwerkelijke kosten.
Acht u het verplicht betalen van een bemiddelaar om te kunnen werken in Nederland aanvaardbaar of is dit eveneens een vorm van uitbuiting?
In de Wet allocatie arbeidskrachten door intermediairs (Waadi) is opgenomen dat een bemiddelaar geen geld of andere tegenprestatie mag ontvangen voor het bemiddelen naar werk in Nederland. Ook mag voor het ter beschikking stellen van werk geen tegenprestatie worden bedongen. Het betalen van een bemiddelaar voor werk is in Nederland dus verboden, maar op zichzelf geen vorm van uitbuiting. Het kan wel een signaal van arbeidsuitbuiting zijn.
Kent u het bericht «Dodelijk ongeluk Roemenen: «Omdat hij moest werken én rijden was de chauffeur moe»?2
Ja, ik ken dit bericht.
Deelt u de mening dat het zeer opmerkelijk is dat de aangifte van dit dodelijk ongeluk niet door het openbaar ministerie voor de rechter werd gebracht, omdat er «te weinig» was om dat te doen?
Ik begrijp de vragensteller zo dat het gaat om een vraag over een aangifte ter zake van uitbuiting tegen het uitzendbureau en niet een aangifte van dit dodelijk ongeluk. Ik ga niet in op individuele zaken. Het Openbaar Ministerie gaat over de vervolgingsbeslissing.
Deelt u de mening dat dit een voorbeeld betreft van arbeidsuitbuiting, onder andere vanwege de ongehoord lange werkdagen (van 03:30 uur tot 20:00 uur)? Hoe gaat u de handhaving op arbeidstijden verbeteren?
Zoals bij de beantwoording van vraag 7 is aangegeven, ga ik niet in op individuele zaken.
Het maken van lange werkdagen kan een element zijn van een situatie van arbeidsuitbuiting of ernstige benadeling, maar er spelen meer factoren mee voordat er sprake is van arbeidsuitbuiting.
De Inspectie SZW is verantwoordelijk voor de handhaving en het toezicht op de arbeidswetten zoals de Arbeidstijdenwet. In het Regeerakkoord is -geleidelijk oplopend naar 2021–50 miljoen extra per jaar vrijgemaakt voor de handhavingsketen waarin de Inspectie SZW opereert. Deze middelen stellen de Inspectie SZW in staat beter en intensiever toezicht te houden op de verschillende arbeidswetten en intensiever schijnconstructies, onveilige en ongezonde arbeidsomstandigheden en arbeidsuitbuiting tegen te gaan. Circa 50% van deze middelen wordt vrijgemaakt voor het terrein van eerlijk werk, waar handhaving op de Arbeidstijdenwet onder andere onder valt.
Welke concrete verbeterstappen gaat u nemen naar aanleiding van dit rapport van de Nationaal Rapporteur Mensenhandel? Kunt u de Kamer nauwgezet op de hoogte houden?
In de Dadermonitor Mensenhandel 2013–2017 zijn vijf aanbevelingen opgenomen. Momenteel wordt met de betrokken organisaties onderzocht hoe het beste aan deze aanbevelingen invulling kan worden gegeven. Uw Kamer ontvangt nog voor het najaar een kabinetsreactie waarin de uitkomsten van dit overleg zijn weergegeven.
Het uitzetten van Yezidi’s |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Mark Harbers (VVD) |
|
Klopt het dat u voornemens bent Yezidi’s uit te zetten naar Koerdische vluchtelingenkampen in Irak?1 Zo ja, bent u bereid af te zien van onomkeerbare beslissingen en handelingen totdat u met de Kamer van gedachten hebt kunnen wisselen over de uitzetting van Yezidi’s? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen periode heb ik gezien dat zich in Nederland jezidi’s hebben gemeld die recent uit de Koerdisch Autonome Regio zijn vertrokken en hier asiel aanvragen. Deze personen hebben gedurende langere tijd in de Koerdisch Autonome Regio verbleven, nadat zij uit een ander gebied van Irak zijn gevlucht. Bij zo’n aanvraag wordt altijd individueel gekeken wat de persoonlijke omstandigheden zijn, of er familie in Irak is, wat de duur van het verblijf in de Koerdisch Autonome Regio was, wat de verblijfsomstandigheden waren en tot slot wordt gekeken of iemand problemen heeft ondervonden in de Koerdische Autonome Regio en sprake kan zijn van een reëel risico bij terugkeer waartegen de Koerdische autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden.
Voor iedere aanvraag wordt een individuele afweging gemaakt of iemand recht heeft op bescherming van Nederland en of er sprake is van een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer.
Het kan voorkomen dat na een langdurig verblijf in een ontheemdenkamp waar iemand een »naar lokale maatstaven normaal leven» leidde wordt aangenomen dat het ontheemdenkamp de normale woon- of verblijfplaats was.
Van belang bij de vraag of een gebied waar een jezidi heeft verbleven aangemerkt wordt als de normale woon- of verblijfplaats is of de jezidi daar naar lokale maatstaven gemeten op een normaal niveau heeft kunnen functioneren. Gelet op recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zie ik dat dit niet geldt voor jezidi’s die uit andere delen van Irak naar de Koerdisch Autonome Regio zijn gevlucht. De ontheemde jezidi’s hebben het bovengemiddeld zwaar in de Koerdisch Autonome Regio.
Dat betekent dat voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en die zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar voor hun komst naar Nederland verbleven hebben, ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag de Koerdisch Autonome Regio niet (langer) aanmerk als hun normale woon- of verblijfplaats. Dat heeft tevens tot gevolg dat voor hen het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing is.
Het enkel behoren tot een kwetsbare minderheidsgroep is in zichzelf onvoldoende om als jezidi een verblijfsvergunning te krijgen. Er moet sprake zijn van geloofwaardige individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die duiden op een risico op ernstige schade als persoon.
De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare minderheid ligt, is relatief licht.
In reactie op uw vraag bij hoeveel personen uitzetting geïndiceerd is, laat ik u weten dat etniciteit en religie van (afgewezen) asielzoekers niet bijgehouden wordt. Ik heb bij uitzondering de Dienst Terugkeer en Vertrek gevraagd om handmatig de dossiers van Irakese staatburgers die in vreemdelingenbewaring zitten door te nemen. In de betreffende dossiers zijn geen indicaties gevonden dat zij tot de jezidi’s behoren.
Wat betreft het Koerdisch vermogen veel vluchtelingen op te vangen merk ik op dat het ambtsbericht Irak van april 2018 meldt dat de aanwezigheid van grote aantallen ontheemden en vluchtelingen een zwaar beslag op de bestaande voorzieningen legde. Dit wordt bevestigd door het meer recente bericht van UNHCR. Hoewel de situatie in sommige vluchtelingenkampen in de Koerdisch autonome regio niet optimaal is, kan niet in zijn algemeenheid gesteld worden dat de opvang aldaar niet voldoet.
Ik heb het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd bij het komende algemeen ambtsbericht over Irak, dat ik begin volgend jaar verwacht, extra aandacht te besteden aan de jezidi’s, zodat het beleid in overeenstemming blijft met hun positie in Irak. Eventuele belangrijke ontwikkelingen in de tussentijd worden uiteraard ook gevolgd.
Waarom bent u van mening dat uitzetting geïndiceerd is? Hoeveel personen betreft het? Deelt u de mening van genoemde deskundigen, dat hier sprake is van een trucje door vluchtelingenkampen aan te merken als hun plaats van herkomst? zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Wat vindt u ervan dat UNHCR Noord Irak, ondanks de verdrijving van IS, nog steeds als onveilig beschouwd? In hoeverre dreigt refoulement?
UNHCR heeft op 3 mei 2018 een nieuw bericht over Irak gepubliceerd waarin is aangegeven dat zij gelet op de grote aantallen ontheemden in de Koerdisch Autonome Regio het niet langer als vestigingsalternatief ziet voor personen die niet uit de regio afkomstig zijn. UNHCR noemt de Koerdisch Autonome Regio niet onveilig.
Of refoulement dreigt wordt bij iedere asielaanvraag individueel beoordeeld. Daarbij betrekt de IND onder meer de individuele omstandigheden, bijvoorbeeld de individuele kwetsbaarheid van een persoon, de familie en de eventuele relatie met de Koerdische autoriteiten en of daar mogelijk problemen aanwezig zijn.
Waarom kiest u er kennelijk voor deze bevolkingsgroep niet naar hun herkomststreek Sinjar, maar naar vluchtelingenkampen uit te zetten? Waarom voldoen deze kampen naar uw oordeel aan de eisen die aan een vestigingsalternatief gesteld mogen worden?Klopt het, dat UNHCR constateert dat het Koerdisch vermogen een miljoen vluchtelingen op te vangen uitgeput raakt? Zo ja, welke gevolgen zijn op middellange termijn voor de Yezidi’s te verwachten?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe verhoudt de beslissing tot uitzetting van Yezidi’s zich tot de toegekende status van kwetsbare groep? Deelt u de mening dat daaruit zou moeten volgen dat niet tot uitzetting wordt overgegaan, dan dat voor de veiligheid van deze mensen kan worden ingestaan?
Zie antwoord vraag 1.
Het bericht 'Nederland stuurt Yezidi’s terug naar de tentenkampen en dat is tegen eigen regels zeggen advocaten' |
|
Pieter Omtzigt (CDA), Chris van Dam (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Nederland stuurt Yezidi’s terug naar de tentenkampen en dat is tegen eigen regels zeggen advocaten»?1
Ja.
Herinnert u zich dat de Minister voor Buitenlandse Handel recent in de Kamer aangaf naar aanleiding van het onderzoek van de Commissie van advies inzake volkenrechtelijke vraagstukken (CAVV) naar het gebruik van de term genocide door politici: «De onderzoekscommissie [International Commission of Inquiry on the Syrian Arab Republic van mevr. Carla del Ponte] heeft in juli 2016 geconcludeerd dat «IS had committed crimes of genocide as well as multiple crimes against humanity, war crimes against the Yazidis, thousands of whom were held captive in the Syrian Arab Republic, where they are subjected to almost unimaginable horrors.» Het geeft dus een zeer ingrijpend beeld van de gruwelheden jegens jezidi’s en ook andere minderheden, maar jezidi’s in het bijzonder. Met dit onderzoek staat voor de regering voldoende feitelijk vast dat IS zich hoogstwaarschijnlijk schuldig heeft gemaakt aan genocide en misdrijven tegen de menselijkheid»? (Kamerstuk 34 775 V, nr. 71 herdruk)
Ja. Het kabinet heeft meerdere malen gesteld dat IS hoogstwaarschijnlijk verantwoordelijk is voor zeer ernstige misdrijven, zoals genocide, misdrijven tegen de menselijkheid en oorlogsmisdrijven. De Minister van Buitenlandse Handel en Ontwikkelingssamenwerking heeft dit standpunt herhaald.
Krijgen slachtoffers van de IS-genocide nu erkenning en bescherming als genocide slachtoffers of moet op die bescherming gewacht worden totdat een internationaal hof genocide heeft vastgesteld, dan wel dat de VN veiligheidsraad het formeel heeft vastgesteld?
Indien u bedoelt of slachtoffers van de IS-genocide erkend zijn als slachtoffer, dat klopt. Er bestaat echter niet zoiets als bescherming als genocideslachtoffer onder het VN-Vluchtelingenverdrag dan wel onder Europeesrechtelijke of Nederlandse wet- en regelgeving.
Dat laat onverlet dat bij de behandeling van het asielverzoek natuurlijk wordt gekeken hoe de situatie nu in het land van herkomst is voor de persoon die asiel heeft aangevraagd. De asielaanvraag zal worden afgewezen als er geen gronden voor vluchtelingschap aanwezig zijn of terugkeer naar het land van herkomst geen reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling zoals bedoeld in artikel 3 EVRM betekent.
Kunt u precies aangeven of Yezidi’s teruggestuurd worden naar kampen in Noord Irak?
In de afgelopen periode heb ik gezien dat zich in Nederland jezidi’s hebben gemeld die recent uit de Koerdisch Autonome Regio zijn vertrokken en hier asiel aanvragen. Deze personen hebben gedurende langere tijd in de Koerdisch Autonome Regio verbleven, nadat zij uit een ander gebied van Irak zijn gevlucht. Bij zo’n aanvraag wordt altijd individueel gekeken wat de persoonlijke omstandigheden zijn, of er familie in Irak is, wat de duur van het verblijf in de Koerdisch Autonome Regio was, wat de verblijfsomstandigheden waren en tot slot wordt gekeken of iemand problemen heeft ondervonden in de Koerdische Autonome Regio en sprake kan zijn van een reëel risico bij terugkeer waartegen de Koerdische autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden.
Voor iedere aanvraag wordt een individuele afweging gemaakt of iemand recht heeft op bescherming van Nederland en of er sprake is van een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer.
Het kan voorkomen dat na een langdurig verblijf in een ontheemdenkamp waar iemand een »naar lokale maatstaven normaal leven» leidde wordt aangenomen dat het ontheemdenkamp de normale woon- of verblijfplaats was.
Van belang bij de vraag of een gebied waar een jezidi heeft verbleven aangemerkt wordt als de normale woon- of verblijfplaats is of de jezidi daar naar lokale maatstaven gemeten op een normaal niveau heeft kunnen functioneren. Gelet op recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zie ik dat dit niet geldt voor jezidi’s die uit andere delen van Irak naar de Koerdisch Autonome Regio zijn gevlucht. De ontheemde jezidi’s hebben het bovengemiddeld zwaar in de Koerdisch Autonome Regio.
Dat betekent dat voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en die zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar voor hun komst naar Nederland verbleven hebben, ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag de Koerdisch Autonome Regio niet (langer) aanmerk als hun normale woon- of verblijfplaats. Dat heeft tevens tot gevolg dat voor hen het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing is.
Het enkel behoren tot een kwetsbare minderheidsgroep is in zichzelf onvoldoende om als jezidi een verblijfsvergunning te krijgen. Er moet sprake zijn van geloofwaardige individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die duiden op een risico op ernstige schade als persoon.
De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare minderheid ligt, is relatief licht.
Ik heb het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd bij het komende algemeen ambtsbericht over Irak, dat ik begin volgend jaar verwacht, extra aandacht te besteden aan de jezidi’s, zodat het beleid in overeenstemming blijft met hun positie in Irak. Eventuele belangrijke ontwikkelingen in de tussentijd worden uiteraard ook gevolgd.
Klopt het, dat mensen die voor IS gevlucht of ontsnapt zijn en in kampen leven, teruggestuurd worden naar die kampen omdat dat gezien wordt als hun thuis?
Zie antwoord vraag 4.
Indien Nederland mensen terugstuurt, kunt u dan aangeven welke andere landen in West Europa dat ook doen?
Zie antwoord vraag 4.
Is het beleid aangaande Yezidi’s recent veranderd? Zo ja, waarop is dat gebaseerd?
Zie antwoord vraag 4.
Hoeveel en welke slachtoffers van de zeer waarschijnlijk IS/Da’esh-genocide hebben in Nederland bescherming gevonden?
Nederland registreert niet op de soort grond waarop een vergunning wordt aangevraagd of tot welke groep men behoort.
De door u gevraagde cijfers zijn derhalve helaas niet beschikbaar.
Hoeveel mensen worden in Nederland vervolgd voor deelname of medeplichtigheid aan de genocide door IS/Da’esh?
Ik doe geen uitspraken over lopende onderzoeken over internationale misdrijven, omdat dit het onderzoek mogelijk kan schaden.
Voor internationale misdrijf-zaken die de afgelopen jaren onder de rechter waren attendeer ik u op de jaarlijkse rapportagebrief internationale misdrijven die op 27 maart jl. aan de Kamer is gestuurd.
Doet u voldoende teneinde de daders van de IS-genocide te vervolgen?
Het kabinet hecht grote waarde aan het berechten van IS-strijders. Straffeloosheid kan niet het antwoord zijn op hun misdaden. Het opsporen en vervolgen van misdrijven die door IS-strijders zijn gepleegd is een zeer complexe aangelegenheid en vergt uitgebreid onderzoek. Dit onderzoek wordt vaak bemoeilijkt door het feit dat bewijsvergaring moet plaatsvinden in een conflictgebied of op het grondgebied van een partij waarmee niet kan worden samengewerkt. Zowel het OM als de politie heeft gespecialiseerde teams die zich uitsluitend bezighouden met de opsporing en vervolging van internationale misdrijven (genocide, oorlogsmisdrijven, misdrijven tegen de menselijkheid, gedwongen verdwijningen, foltering en het misdrijf agressie).
In Nederland zijn internationale misdrijven strafbaar gesteld in de Wet Internationale Misdrijven (WIM). Nederland kan, ongeacht de nationaliteit van de verdachte of waar deze misdrijven hebben plaatsgevonden, rechtsmacht uitoefenen, mits de verdachte zich op Nederlands grondgebied bevindt.
Op het moment dat (voormalig) IS leden zich in Nederland bevinden en er aanwijzingen zijn dat zij zich schuldig hebben gemaakt aan internationale misdrijven, zullen de gespecialiseerde internationale misdrijven Officieren van Justitie, indien zij daartoe voldoende aanleiding zien, niet nalaten om vervolging in te stellen op basis van de WIM. Naast de WIM biedt het commune strafrecht ook mogelijkheden om IS-strijders strafrechtelijk te vervolgen. Daarbij kan worden gedacht aan terrorisme-delicten en ontvoering, moord en doodslag, Voor een uitgebreide beschouwing van de Nederlandse aanpak van internationale misdrijven verwijs ik u naar de jaarlijkse rapportagebrief internationale misdrijven.
Naast deze nationale aanpak blijft Nederland internationaal leidend bij het opzetten en financieren van internationale bewijsvergarings-mechanismen, zoals de bewijzenbank voor Syrië (IIIM), de VN-missie in Irak (UNAMI) en het VN Onderzoeksteam voor misdrijven gepleegd door ISIS in Irak (UNITAD). Deze mechanismen voldoen aan internationale standaarden die Nederland belangrijk vindt bij het ter verantwoording roepen van daders.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘IND stuurt yezidi’s terug naar kampen in Noord-Irak, VN ongerust’ |
|
Jasper van Dijk (SP), Lilianne Ploumen (PvdA), Attje Kuiken (PvdA), Kirsten van den Hul (PvdA), Joël Voordewind (CU), Sadet Karabulut |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66), Mark Harbers (VVD), Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht « IND stuurt yezidi’s terug naar kampen in Noord-Irak, VN ongerust» van 27 april jl?1
Ja.
Kunt u toelichten waarom u in tegenstelling tot de Hoge Commissaris voor de Vluchtingen van mening bent dat Noord-Irak veilig is voor de yezidi’s?
In de afgelopen periode heb ik gezien dat zich in Nederland jezidi’s hebben gemeld die recent uit de Koerdisch Autonome Regio zijn vertrokken en hier asiel aanvragen. Deze personen hebben gedurende langere tijd in de Koerdisch Autonome Regio verbleven, nadat zij uit een ander gebied van Irak zijn gevlucht. Bij zo’n aanvraag wordt altijd individueel gekeken wat de persoonlijke omstandigheden zijn, of er familie in Irak is, wat de duur van het verblijf in de Koerdisch Autonome Regio was, wat de verblijfsomstandigheden waren en tot slot wordt gekeken of iemand problemen heeft ondervonden in de Koerdische Autonome Regio en sprake kan zijn van een reëel risico bij terugkeer waartegen de Koerdische autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden.
Voor iedere aanvraag wordt een individuele afweging gemaakt of iemand recht heeft op bescherming van Nederland en of er sprake is van een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer.
Het kan voorkomen dat na een langdurig verblijf in een ontheemdenkamp waar iemand een »naar lokale maatstaven normaal leven» leidde wordt aangenomen dat het ontheemdenkamp de normale woon- of verblijfplaats was.
Van belang bij de vraag of een gebied waar een jezidi heeft verbleven aangemerkt wordt als de normale woon- of verblijfplaats is of de jezidi daar naar lokale maatstaven gemeten op een normaal niveau heeft kunnen functioneren. Gelet op recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zie ik dat dit niet geldt voor jezidi’s die uit andere delen van Irak naar de Koerdisch Autonome Regio zijn gevlucht. De ontheemde jezidi’s hebben het bovengemiddeld zwaar in de Koerdisch Autonome Regio.
Dat betekent dat voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en die zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar voor hun komst naar Nederland verbleven hebben, ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag de Koerdisch Autonome Regio niet (langer) aanmerk als hun normale woon- of verblijfplaats. Dat heeft tevens tot gevolg dat voor hen het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing is.
Het enkel behoren tot een kwetsbare minderheidsgroep is in zichzelf onvoldoende om als jezidi een verblijfsvergunning te krijgen. Er moet sprake zijn van geloofwaardige individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die duiden op een risico op ernstige schade als persoon.
De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare minderheid ligt, is relatief licht.
Wat betreft de Koerdische opvangcapaciteit merk ik op dat het ambtsbericht Irak van april 2018 meldt dat de aanwezigheid van grote aantallen ontheemden en vluchtelingen een zwaar beslag op de bestaande voorzieningen legde. Dit wordt bevestigd door het meer recente bericht van UNHCR. Hoewel de situatie in sommige vluchtelingenkampen in de Koerdisch autonome regio niet optimaal is, kan niet in zijn algemeenheid gesteld worden dat de opvang aldaar niet voldoet.
Ik heb het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd bij het komende algemeen ambtsbericht over Irak, dat ik begin volgend jaar verwacht, extra aandacht te besteden aan de jezidi’s, zodat het beleid in overeenstemming blijft met hun positie in Irak. Eventuele belangrijke ontwikkelingen in de tussentijd worden uiteraard ook gevolgd.
Bent u bekend met het feit dat de Koerden die al zorg dragen voor bijna 1 miljoen vluchtelingen en hun capaciteit daarmee vrijwel is uitgeput? Zo ja, hoe kunt u dan stellen dat vluchtelingen in de tentenkampen op onderdak en voldoende voedsel kunnen rekenen? Zo nee, verandert dit iets aan uw opvatting dat de zorg in de tentenkampen toereikend is, zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bekend met het feit dat Koerden yezidi’s soms tegenhouden en uitzetten naar andere gebieden? Zo ja, wat betekent dat voor het terugsturen van de yezidi’s? Zo nee, verandert dit iets aan uw opvatting dat de yezidi’s terug kunnen naar vluchtelingenkampen in Noord-Irak? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Kunt u aangeven hoeveel yezidi’s op de nominatie staan om terug gestuurd te worden?
De etniciteit en religie van (afgewezen) asielzoekers wordt niet bijgehouden. Ik heb bij uitzondering de Dienst Terugkeer en Vertrek gevraagd om handmatig de dossiers van Irakese staatburgers die in vreemdelingenbewaring zitten door te nemen. In de betreffende dossiers zijn geen indicaties gevonden dat zij tot de jezidi’s behoren.
Geldt het beleid van de overheid nog steeds dat de yezidi’s een kwetsbare groep zijn? Zo nee, waarom niet? Zo ja, kunt u toelichten waarom yezidi’s dan alsnog teruggestuurd worden?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat er een onderscheid is tussen niet tegen de regels in gaan en het uitzetten van mensen naar een – in de ogen van de Hoge Commissaris voor de vluchtelingen – onveilig gebied?
Uit de beschikbare informatie volgt niet dat de Koerdisch Autonome Regio niet geschikt zou zijn als opvang voor ontheemden. UNHCR noemt de Koerdisch Autonome Regio ook niet onveilig – zie de recente rapporten van UNHCR van mei 2019.
Bij de individuele asielaanvraag wordt uitdrukkelijk gekeken wat het persoonlijk relaas van iemand is. Als een jezidi destijds uit Centraal-Irak naar de Koerdisch Autonome Regio is gevlucht en daar de afgelopen jaren zonder noemenswaardige problemen heeft gewoond en nu pas door is gereisd naar Nederland en hier asiel aanvraagt, dan wordt dit meegenomen bij de beoordeling van het beschermingsverzoek. Als laatste woon/verblijfplaats wordt dan net als bij andere zaken, aangenomen dat dit de Koerdisch Autonome Regio is en wordt individueel bezien of het redelijk is dat iemand daar naartoe terug kan keren.
Zoals ik hiervoor heb aangewezen, zal ik bij de beoordeling van de asielaanvraag van jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en die zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar nu verblijven ervan uitgaan dat zij afkomstig zijn uit Centraal-Irak. Voor hen is het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing.
Het bericht ‘Nederland stuurt Yezidi’s terug naar de tentenkampen en dat is tegen de eigen regels zeggen advocaten’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Nederland stuurt Yezidi’s terug naar de tentenkampen en dat is tegen de eigen regels zeggen advocaten»?1
Ja.
Klopt het, dat de IND gevluchte Yezidi’s terugstuurt naar Irak? Klopt het, dat deze mensen doorgaans terechtkomen in Koerdische opvangkampen in Irak, terwijl dat volgens de VN-vluchtelingenorganisatie UNHCR niet verantwoord is? Zo nee, hoe ziet u de situatie dan? Hoe verklaart u dit verschil in beoordeling tussen de IND en UNHCR?
In de afgelopen periode heb ik gezien dat zich in Nederland jezidi’s hebben gemeld die recent uit de Koerdisch Autonome Regio zijn vertrokken en hier asiel aanvragen. Deze personen hebben gedurende langere tijd in de Koerdisch Autonome Regio verbleven, nadat zij uit een ander gebied van Irak zijn gevlucht. Bij zo’n aanvraag wordt altijd individueel gekeken wat de persoonlijke omstandigheden zijn, of er familie in Irak is, wat de duur van het verblijf in de Koerdisch Autonome Regio was, wat de verblijfsomstandigheden waren en tot slot wordt gekeken of iemand problemen heeft ondervonden in de Koerdische Autonome Regio en sprake kan zijn van een reëel risico bij terugkeer waartegen de Koerdische autoriteiten geen bescherming kunnen of willen bieden.
Voor iedere aanvraag wordt een individuele afweging gemaakt of iemand recht heeft op bescherming van Nederland en of er sprake is van een reëel risico op een onmenselijke of vernederende behandeling bij terugkeer.
Het kan voorkomen dat na een langdurig verblijf in een ontheemdenkamp waar iemand een «naar lokale maatstaven normaal leven» leidde wordt aangenomen dat het ontheemdenkamp de normale woon- of verblijfplaats was.
Van belang bij de vraag of een gebied waar een jezidi heeft verbleven aangemerkt wordt als de normale woon- of verblijfplaats is of de jezidi daar naar lokale maatstaven gemeten op een normaal niveau heeft kunnen functioneren. Gelet op recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zie ik dat dit niet geldt voor jezidi’s die uit andere delen van Irak naar de Koerdisch Autonome Regio zijn gevlucht. De ontheemde jezidi’s hebben het bovengemiddeld zwaar in de Koerdisch Autonome Regio.
Dat betekent dat voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en die zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar voor hun komst naar Nederland verbleven hebben, ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag de Koerdisch Autonome Regio niet (langer) aanmerk als hun normale woon- of verblijfplaats. Dat heeft tevens tot gevolg dat voor hen het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing is.
Het enkel behoren tot een kwetsbare minderheidsgroep is in zichzelf onvoldoende om als jezidi een verblijfsvergunning te krijgen. Er moet sprake zijn van geloofwaardige individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die duiden op een risico op ernstige schade als persoon.
De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare minderheid ligt, is relatief licht.
Wat betreft de situatie in de kampen merk ik op dat het ambtsbericht Irak van april 2018 meldt dat de aanwezigheid van grote aantallen ontheemden en vluchtelingen een zwaar beslag op de bestaande voorzieningen legde. Dit wordt bevestigd door het meer recente bericht van UNHCR. Hoewel de situatie in sommige vluchtelingenkampen in de Koerdisch autonome regio niet optimaal is, kan niet in zijn algemeenheid gesteld worden dat de opvang aldaar niet voldoet.
Ik heb het Ministerie van Buitenlandse Zaken gevraagd bij het komende algemeen ambtsbericht over Irak, dat ik begin volgend jaar verwacht, extra aandacht te besteden aan de jezidi’s, zodat het beleid in overeenstemming blijft met hun positie in Irak. Eventuele belangrijke ontwikkelingen in de tussentijd worden uiteraard ook gevolgd.
Hoeveel Yezidi’s heeft Nederland in de jaren 2017, 2018 en 2019 teruggestuurd? Welke informatie heeft u over hoe het hen nadien is vergaan? Hoeveel Yezidi’s hebben wel een verblijfsvergunning gekregen? Hoeveel Yezidi’s zitten er op dit moment in een (asiel)procedure?
De etniciteit en religie van (afgewezen) asielzoekers wordt niet bijgehouden. Omdat ik begrijp dat dit nu voor uw Kamer niet afdoende is, heb ik bij uitzondering de Dienst Terugkeer en Vertrek gevraagd om handmatig de dossiers van Irakese staatburgers die in vreemdelingenbewaring zitten door te nemen. In de betreffende dossiers zijn geen indicaties gevonden dat zij tot de jezidi’s behoren.
Waarom wordt in de vreemdelingencirculaire een onderscheid gemaakt tussen Irak en Noord-Irak en de Koerdische regio? Kunt u toelichten waarop dit verschil is gebaseerd?
Ik maak onderscheid tussen de verschillende delen van Irak, omdat uit de beschikbare informatie, waaronder het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken blijkt dat de Koerdisch Autonome Regio in de Grondwet van Irak autonome bevoegdheden heeft in een drietal provincies. Daarom maak ik in het asielgebonden landenbeleid voor Irak onderscheid tussen (noordelijk, centraal en zuid) Irak enerzijds en de Koerdisch Autonome Regio anderzijds.
De positie van de jezidi’s die afkomstig zijn uit de Koerdische Autonome Regio is anders en deels beter in de Koerdische Autonome Regio dan in de rest van Irak. Juist in de rest van Irak hebben de jezidi’s grote problemen ondervonden door IS.
In het asielgebonden landenbeleid wordt enkel voor (noordelijk, centraal en zuid)Irak een aantal bijzondere groepen onderscheiden, de zogenaamde kwetsbare minderheidsgroepen. Deze groepen ondervinden in Centraal-Irak mensenrechtenschendingen waartegen de overheid geen bescherming biedt.
In de Koerdische Autonome Regio is de situatie voor jezidi’s in dat opzicht deels beter onder meer wetgeving, maar ook de autoriteiten beschermen de rechten en jezidi’s zijn een erkende minderheid. Dit blijkt ook uit de ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken over Irak.
Klopt het, dat de meeste Yezidi’s uit de regio Sinjar in Irak komen en dus niet uit de Koerdische regio? Hoe beoordeelt u de situatie in de regio Sinjar? Klopt het, dat de regio grotendeels verwoest is? Zo nee, waarom niet? Bent u van oordeel dat Yezidi’s veilig kunnen terugkeren naar Sinjar? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zoals mijn voorganger uw Kamer bij brief van 11 juli 2018 heb laten weten, is geen enkel deel van Irak meer aangewezen als 15c-gebied, omdat uit het ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken, als ook uit andere bronnen blijkt, dat in geen van de eerder aangewezen gebieden meer sprake is van een uitzonderlijke situatie waarin de mate van willekeurig geweld dermate hoog is dat een burger louter door zijn aanwezigheid aldaar een reëel risico loopt op een schending van artikel 3 EVRM.
Er waren zowel jezidi gemeenschappen in die provincie als in de Koerdisch autonome regio. De meeste jezidi’s zijn inderdaad gevlucht uit Sinjar in de provincie Nineveh, dat onderdeel uitmaakt van de betwiste gebieden in Irak. Zij zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio, naar andere gebieden in Irak alsook naar het buitenland. De infrastructuur van Sinjar is zwaar getroffen door alle gevechten. Hoewel een klein deel van de jezidi’s is teruggekeerd, is de overgrote meerderheid nog altijd ontheemd en is de terugkeer beperkt.
Sinjar is gelegen in Irak, buiten de Koerdische Autonome Regio. Daarvoor geldt dat een jezidi die daarvandaan afkomstig is behoort tot een kwetsbare minderheidsgroep. Voor de toepassing van kwetsbare minderheidsgroep moet sprake zijn van geloofwaardige individualiseerbare verklaringen, waaruit beperkte indicaties naar voren komen die duiden op een risico op ernstige schade als persoon. De vreemdeling zal de individuele elementen die moeten worden gewogen zelf moeten aandragen en aannemelijk maken, maar de bewijslast die dan op een jezidi als kwetsbare minderheid ligt, is relatief licht. Mij zijn geen zaken bekend waarbij een jezidi woonachtig en afkomstig uit Sinjar daarheen is uitgezet
Waarom behoren de Yezidi’s uit de Koerdische regio in Irak niet tot een kwetsbare groep? In hoeverre is hierbij rekening gehouden met het gegeven dat deze mensen zijn gevlucht uit een ander deel van Irak en dus niet uit de Koerdische regio?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe gaat het terugsturen van Yezidi’s naar Noord-Irak in de praktijk? In hoeverre heeft Nederland zicht op waar deze mensen (uiteindelijk) terecht komen?
Zoals uw Kamer bekend is, wordt terugkeer nooit door Nederland gemonitord.
Klopt het, dat Duitsland vrouwen uit Koerdische opvangkampen in Irak ophaalt om ze te behandelen voor trauma’s? Zo ja, hoe beoordeelt u in dat licht, het gegeven dat Nederland mensen terugstuurt naar deze kampen?2
De deelstaat Baden Württemberg heeft in 2014 met een speciaal nood hervestigingsprogramma jezidische vrouwen uit Irak gehaald. Dit zag met name op vrouwen die door IS-leden verkracht waren en door de jezidische gemeenschap niet meer werden geaccepteerd. De situatie van deze vrouwen is niet te vergelijken met een persoon die zich vrij in de Koerdisch autonome regio heeft bewogen en daar tijdens zijn verblijf geen problemen heeft ondervonden. Overigens wordt bij de beoordeling van iedere asielaanvraag door de IND meegewogen of terugkeer aan de orde is en of er geen sprake is van individuele kwetsbaarheden waardoor dit niet mogelijk is.
In hoeverre beoordeelt de IND, bij de beslissing om iemand terug te sturen, of deze persoon mogelijk in een vluchtelingenkamp terecht komt? Hoe en in hoeverre beoordeelt de IND of er in een vluchtelingenkamp voldoende voedsel, schoon drinkwater, onderdak en medische voorzieningen beschikbaar zijn?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe zeker weet de IND dat Yezidi’s die worden teruggestuurd naar Noord-Irak ook daadwerkelijk tot een vluchtelingenkamp worden toegelaten? In hoeverre monitort de IND dit?
Zie antwoord vraag 7.
Wat vindt u van de stelling van, onder andere, Vluchtelingenwerk dat er sprake is van nieuw beleid? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe beoordeelt u de huidige situatie in de vluchtelingenkampen in de Koerdische regio in Irak? Bent u van mening dat de omstandigheden in die kampen voldoende zijn om vluchtelingen op een humane manier te huisvesten? Zo ja waarom? Zo nee, waarom stuurt Nederland dan toch mensen naar deze kampen/dan wel naar de regio waarbij er een gerede kans is dat mensen in deze kampen terecht komen?
Zie antwoord vraag 2.
Hoe verhoudt de stellingname van het Europese asielagentschap EASO dat Yezidi’s in de Koerdische regio worden gediscrimineerd en belaagd, zich met de positie van de IND dat Yezidi’s veilig teruggestuurd kunnen worden?
Laat ik voorop stellen dat EASO nog geen advies over Irak heeft uitgebracht. Dit verwacht ik in juli.
Tot nu toe heeft EASO diverse landeninformatierapporten gepubliceerd over de veiligheidssituatie en de situatie van bepaalde groepen. Daaruit blijkt dat jezidi’s in een aantal gevallen in de Koerdisch autonome regio te maken kunnen krijgen met discriminatie, maar dat van structurele mensenrechtenschendingen geen sprake is. Wel blijkt dat de jezidi’s die ontheemd zijn in de Koerdisch Autonome Regio een andere positie hebben dan de jezidi’s die van oudsher in de Koerdisch Autonome Regio wonen.
EASO is op dit moment bezig met de Country Guidance Notes Iraq. Als het advies van EASO openbaar is, zal ik het natuurlijk aan uw Kamer sturen.
Los hiervan, het Nederlandse asielsysteem is zo ingericht dat iedere aanvraag zelfstandig wordt behandeld en daar worden alle relevante omstandigheden van de aanvrager bij betrokken.
Als een jezidi gewag maakt van discriminatie of andersoortige problemen gedurende zijn verblijf in de Koerdische Autonome Regio, wordt dat bij de besluitvorming betrokken. Niet iedere vorm van discriminatie leidt tot de conclusie dat sprake is van vervolging, maar dit wordt wel nader onderzocht bij de individuele beoordeling van de asielaanvraag. Ook wordt gekeken of er andere factoren zijn die meegenomen moeten worden, dan kan het gaan om familie in de regio, maar ook om individuele kwetsbaarheden.
Op welke manier houdt de IND rekening met informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat de Koerden Yezidi’s niet altijd toelaten tot vluchtelingenkampen en hen soms zelfs uitzetten naar andere regio’s in Irak, terwijl die volgens de UNHCR nog altijd onveilig zijn?
Deze informatie, zie het algemeen ambtsbericht van het Ministerie van Buitenlandse Zaken uit 2018, p. 53, geeft aan dat een aantal jezidi’s uit ontheemdenkampen in de Koerdische Autonome Regio zijn gezet, onder meer omdat hun familieleden bij de PMF zaten en daardoor door de Koerden als vijand werden gezien of omdat zij opkwamen voor de rechten van jezidi’s.
Mocht een jezidi die hierbij betrokken was zich in Nederland melden, dan wordt dit natuurlijk bij de afdoening van de individuele asielaanvraag betrokken. In zo’n zaak is het zeer waarschijnlijk dat voor die persoon geen veilige terugkeer naar de Koerdisch Autonome Regio mogelijk is.
Deelt u de mening dat als mensen worden teruggestuurd naar een gebied waar zij gediscrimineerd en belaagd worden, of het risico lopen te worden uitgezet naar een onveilig gebied waar zij gevaar lopen, dit in strijd is met het VN-vluchtelingenverdrag en het Europese Verdrag voor de Rechten van de Mens? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u doen om te voorkomen dat Nederland handelt in strijd met deze verdragen?
Ja. Het Nederlandse beleid voor asielzoekers is in lijn met geldende verdragen en richtlijnen. Bij iedere asielaanvraag vindt een zorgvuldige, individuele beoordeling plaats. Iedere persoon die het niet eens is met de afwijzing van zijn asielaanvraag kan naar de rechter stappen, waarna wordt gekeken of de IND correct besloten heeft. Tegen de uitspraak van de rechter staat hoger beroep open bij de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.
Hoeveel procedures zijn momenteel aanhangig bij rechtbanken en de Raad van State waarin de kwestie van het terugsturen van een Yezidi een rol speelt? Wat is de lijn van de IND in deze procedures? Wat is de lijn in de rechtspraak?
Het betreft de afwijzing van de asielaanvraag en daar wordt door de vreemdeling beroep tegen ingesteld. De IND geeft dan aan waarom geen asielbescherming wordt verleend in deze individuele aanvraag, omdat sprake is van een veilige verblijfsplaats waarbij alle individuele, relevante omstandigheden zijn meegewogen.
De rechtbank toetst of de IND tot dit besluit heeft mogen komen. Uit recente jurisprudentie3 blijkt dat eventueel een vluchtelingen- of ontheemdenkamp in de Koerdisch autonome regio voor een vreemdeling onder specifieke omstandigheden aangemerkt kan worden als vaste woon- of verblijfplaats.
Zoals ik hiervoor aan heb gegeven blijkt recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken dat de ontheemde jezidi’s het bovengemiddeld zwaar hebben in de Koerdisch Autonome Regio. Voor jezidi’s die afkomstig zijn uit andere delen van Irak en zijn gevlucht naar de Koerdisch Autonome Regio en daar nu verblijven, zal ik bij de beoordeling van hun asielaanvraag zien als afkomstig zijn uit Centraal-Irak en voor hen is dan het beleid van kwetsbare minderheden van toepassing.
De etniciteit en religie van asielzoekers wordt niet geregistreerd. Omdat ik begrijp dat dit voor uw Kamer niet afdoende is, heb ik bij uitzondering de IND gevraagd om handmatig de dossiers van Irakese staatsburgers waar juridische procedures openstaan na te lopen. Vooralsnog gaat het om een zeer beperkt aantal zaken van jezidi’s dat voorligt bij de rechtbanken en de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, waaronder de beroepen tegen de hiervoor genoemde jurisprudentie.
Gelet op de recente informatie van het Ministerie van Buitenlandse Zaken zal ik de IND vragen deze zaken opnieuw te bezien.
Kunt u deze vragen afzonderlijk beantwoorden?
Waar mogelijk heb ik uw vragen afzonderlijk beantwoord, maar gelet op de samenhang van de vragen heb ik er voor gekozen om een aantal vragen ook gezamenlijk te beantwoorden.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘COC wil dat Nederland Amerikaanse haatprediker weert’ |
|
Vera Bergkamp (D66), Kathalijne Buitenweg (GL) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «COC wil dat Nederland Amerikaanse haatprediker weert»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat de Amerikaanse prediker Steven Anderson op 23 mei 2019 naar Nederland wil komen?
Ik verwijs u voor deze vragen naar de beantwoording van de vragen van de leden Van den Hul, Kuiken en Ploumen (PvdA) over de toegang weigeren van een haatprediker tot Nederland.
Is bekend welke activiteiten de heer Anderson zal ondernemen in de tijd dat hij in Nederland zal verblijven?
Zie antwoord vraag 2.
Klopt het dat hij aan «soul winning» wil gaan doen? Gaat dat om zieltjes winnen voor de ideeën die de heer Anderson uitdraagt?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat de heer Anderson zich geregeld extreem hatelijk uitlaat over LHBTI-personen?2
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat de heer Anderson eerder heeft opgeroepen tot het vermoorden van homoseksuelen?3
Wat vindt u ervan dat de heer Anderson openlijk antisemitische uitspraken doet?4
Klopt het dat andere landen de heer Anderson eerder toegang hebben geweigerd, zoals Zuid-Afrika, het Verenigd Koninkrijk, Jamaica en Botswana?
Over eventuele toegangsweigeringen van andere landen kan ik geen informatie geven.
Op welke gronden is de heer Anderson de toegang tot deze landen ontzegd?
Zie antwoord vraag 8.
Wat zijn in Nederland de mogelijkheden iemand de toegang tot Nederland te ontzeggen? Wat zijn specifiek de mogelijkheden voor iemand met de Amerikaanse nationaliteit, die niet visumplichtig is? Onder welke voorwaarden is het mogelijk iemand de toegang tot Nederland te ontzeggen?
In deze zaak is contact geweest met de gemeente Amsterdam.
Zijn er mogelijkheden de heer Anderson nu al te vervolgen voor zijn uitspraken voor groepsbelediging, aanzetten tot haat of geweld op basis van artikel 137c of 137d van het Wetboek van Strafrecht, hoewel hij deze in een ander land heeft begaan? Kunnen overtredingen van de Nederlandse wet die in een ander land zijn begaan argumenten zijn om iemand de toegang tot Nederland te ontzeggen, ook als hij deze overtredingen dus (nog) niet in Nederland heeft begaan?
De toegangsvoorwaarden voor kort verblijf in het Schengengebied zijn vastgelegd in het Schengen acquis, in het bijzonder de Schengengrenscode. Deze voorwaarden gelden ook voor niet-visumplichtige derdelanders. In de Schengengrenscode staan ook de grondslagen om de toegang niet te verlenen, bijvoorbeeld indien op basis van een afweging van alle omstandigheden geconcludeerd mag worden dat er sprake is van een bedreiging voor de openbare orde, nationale veiligheid en/of de internationale betrekkingen van een lidstaat. Openbare orde kan een reden zijn de persoon ter fine van weigering van de toegang tot het Schengengebied te signaleren worden in het Schengen Informatiesysteem (SIS II) en ongewenst te verklaren. Mocht een persoon ondanks de signalering toch Nederland zijn ingereisd dan zal hem tegengeworpen worden dat hij een gevaar voor de openbare orde vormt hetgeen tot de conclusie leidt dat hij geen verder recht op verblijf heeft.
Kan er preventief worden opgetreden als verwacht wordt dat de heer Anderson hier in Nederland zal aanzetten tot haat of geweld? Zijn er aanwijzingen dat ernstig strafbare feiten ophanden zijn?
Nee, het is niet mogelijk te vervolgen voor overtreding van de artikelen 137c of 137d Wetboek van Strafrecht voor uitlatingen gedaan in een ander land. De Nederlandse strafwet is toepasselijk op ieder die zich in Nederland aan enig strafbaar feit schuldig maakt. Daarnaast is het de Nederlandse strafwet in sommige gevallen ook van toepassing op strafbare feiten gepleegd buiten Nederland, maar daarvan is in deze casus geen sprake.
Zijn er precedenten waarbij iemand de toegang tot Nederland is ontzegd op basis van de ideeën die hij of zij er op nahield of omdat diegene aanzette tot haat of geweld?
Voor een volledige beschrijving van de mogelijkheden van het weren van extremistische sprekers verwijs ik u naar de brief van de Minister van Justitie en Veiligheid van 28 mei 2018 over de integrale aanpak van extremistische sprekers.3 Deze maatregelen zijn evenzeer van toepassing op niet-visumplichtige derdelanders. Het overzicht opgenomen in de bijlage bij deze brief laat zien dat de overheid een groot aantal maatregelen tot haar beschikking heeft om op te treden tegen extremistische sprekers die antidemocratische denkbeelden uiten, en hen te beletten hun boodschap te verspreiden waarmee zij oproepen tot gewapende strijd, tot geweld of haatzaaien tegen andere bevolkingsgroepen of gezindten. In de meeste gevallen biedt dit instrumentarium voldoende handvatten om doeltreffend op te treden.
Is er contact met de burgemeester van de gemeente waar Anderson zal verblijven?
Ja. Sinds 2015 zijn van 15 personen van wie bekend was dat zij in de openbaarheid hadden aangezet tot vijandigheid, haat, of geweld tegen personen of groepen van andere gezindten het visum geweigerd/laten weigeren of ingetrokken/laten intrekken. Alsook zijn zij in het SIS II gesignaleerd ter fine weigering toegang.
Zijn er aanwijzingen dat zijn aanwezigheid van invloed kan zijn op de openbare orde?
Ik verwijs u voor deze vragen naar de beantwoording van de vragen van de leden Van den Hul, Kuiken en Ploumen (PvdA) over de toegang weigeren van een haatprediker tot Nederland.
Als de heer Anderson naar Nederland komt, wat zijn mogelijkheden om in te grijpen als hij hier de wet overtreedt?
Zie antwoord vraag 13.
Kunt u deze vragen voor 14 mei 2019 beantwoorden?
Ja.
De toegang weigeren van een haatprediker tot Nederland |
|
Kirsten van den Hul (PvdA), Lilianne Ploumen (PvdA) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «COC: weiger haatprediker toegang tot Nederland»?1
Ja.
Deelt u de mening dat hetgeen de in het bericht genoemde prediker over LHBTI’s en de Holocaust zegt meer dan verwerpelijk is? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet staat op het standpunt dat in de Nederlandse samenleving ruimte is voor een grote diversiteit van beschouwingen, opvattingen, waardepatronen en leefstijlen. Voor discriminatie, het oproepen tot haat of onverdraagzaamheid en geweld op enige grond, is geen plaats in een democratische rechtsstaat als de onze. Onze vrijheden zijn geen vrijbrief voor onverdraagzaam gedrag waarmee andere vrijheden worden begrensd. Het kabinet is er alles aan gelegen om krachtig op te treden tegen extremistische sprekers die met het verspreiden van hun denkbeelden de vrijheden van anderen inperken, of zelfs aanzetten tot haat of geweld. Zo heeft de Minister van Justitie en Veiligheid, op verzoek van de Kamer, in zijn brief van 28 mei 2018 een overzicht gegeven van de integrale aanpak tegen extremistische sprekers en de verspreiding van radicaal gedachtegoed, inclusief strafrechtelijke en vreemdelingrechtelijke maatregelen.2 Deze maatregelen zijn van toepassing op visumplichtige en niet-visumplichtige derdelanders.
In het Actieplan Veiligheid LHBTI 2019–2022 en begeleidende Kamerbrief van de Minister van Justitie en Veiligheid en de Minister van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap van 2 april 2019 leest u, welke maatregelen het kabinet heeft genomen – en de komende jaren nog zal nemen – om de veiligheid te bevorderen van specifiek lesbische vrouwen, homoseksuele mannen, biseksuele personen, transgender personen en intersekse personen (LHBTI).
Uit het hierboven geschetste handelingskader volgt uit het hierboven geschetste handelingskader dat ik maatregelen heb genomen om de inreis van betrokkene in de Schengenzone te voorkomen.
Deelt u de mening dat de genoemde uitspraken indien die in Nederland zouden worden geuit tot vervolging zouden kunnen leiden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de vrijheid van meningsuiting een groot goed is dat beschermd dient te worden en dat die bescherming er ook uit bestaat dat misbruik van die vrijheid ten behoeve van haatzaaien of andere strafbare feiten tegen gegaan moet worden? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Over welke juridische mogelijkheden beschikken u of uw diensten om deze persoon de toegang tot Nederland te ontzeggen?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat de uitspraken van de genoemde prediker al meer dan genoeg zijn om hem de toegang tot Nederland te ontzeggen? Zo ja, hoe gaat u hiervoor zorgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Over welke juridische mogelijkheden beschikken u of uw diensten om deze persoon indien hij onverhoopt toch toegang tot Nederland heeft weten te krijgen uit te zetten?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat alles wat mogelijk is moet worden gebruikt om deze man indien hij naar Nederland is gekomen zo snel als mogelijk moet worden uitgezet? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Het bericht ‘Meer migranten claimen slachtoffer van mensenhandel te zijn’ |
|
Bente Becker (VVD), Jeroen van Wijngaarden (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mark Harbers (VVD) |
|
Kent u het bericht «Meer migranten claimen slachtoffer van mensenhandel te zijn»?1
Ja, dat bericht ken ik.
Klopt het dat steeds meer Afrikaanse migranten claimen slachtoffer te zijn van mensenhandel? Zo ja, kunt u cijfers geven van het jaarlijks aantal mensen per land van herkomst, dat claimt slachtoffer van mensenhandel te zijn in de afgelopen tien jaar?
Onderstaande tabel laat de ontwikkeling van de top 5 nationaliteiten in de jaren 2013–2017 zien. Recente cijfers voor 2018 en 2019 van alle nationaliteiten die aangeven slachtoffer te zijn van mensenhandel zijn nog niet beschikbaar.
Nederland
1 (455)
1 (462)
1 (433)
1 (288)
1 (339)
Polen
2 (94)
2 (90)
2 (69)
2 (80)
Roemenië
3 (62)
3 (90)
4 (44)
3 (66)
3 (70)
Bulgarije
4 (60)
5 (55)
3 (85)
5 (41)
Nigeria
5 (54)
4 (44)
4 (46)
4 (46)
Hongarije
2 (85)
Filipijnen
4 (75)
Oeganda
5 (34)
Bron: Nationaal Rapporteur (2018): 75–76
Sinds begin 2019 is er echter een substantiële stijging te zien van het aantal vreemdelingen dat aangifte wil doen van mensenhandel, met name van Dublinclaimanten. Zo heeft de politie in de eerste vier maanden van dit jaar al ruim 475 verzoeken ontvangen om aangiftes op te nemen, wat een enorme stijging is ten opzichte van het afgelopen jaar. Volgens signalen vanuit de politie en de Immigratie- en Naturalisatiedienst (hierna: IND) betrof dit met name een toename van Nigeriaanse Dublinclaimanten. Om deze reden zijn cijfers bij de IND opgevraagd. Hieruit blijkt dat er een stijging te zien is van het aantal toegekende tijdelijke vergunningen mensenhandel door de IND, de zogeheten B8-aanvragen. Uit deze cijfers van de IND blijkt ook dat een groot deel van de tot 1 mei 2019 verstrekte mensenhandelvergunningen verleend is aan Nigerianen.
Zo blijkt dat er in 2019 (januari t/m april) ongeveer 80 Nigerianen een B8-aanvraag hebben ingediend. In heel 2018 waren dit ongeveer 110 B8-aanvragen door Nigerianen. Ook blijkt uit de cijfers dat in de eerste vier maanden van dit jaar al evenveel Nigeriaanse mannen een aanvraag hebben ingediend als in heel 2018 (60)2.
Kunt u aangeven in hoeveel procent van de gevallen het gaat om mensen die eerder in een ander Europees land waren en bij wie, door de bewering mensenhandel, de Dublinclaim op dat andere land wordt opgeheven?
Cijfers van de IND laten de laatste drie jaar een substantiële stijging zien van het aantal Dublinclaimanten dat, na het doen van aangifte, aanspraak heeft gemaakt op een tijdelijke verblijfsvergunning mensenhandel. In 2016 ging het om 36 vreemdelingen, in 2017 om 70 vreemdelingen en in 2018 om 173 vreemdelingen.
Deze stijging zet ook dit jaar door. Tot en met april 2019 zijn er door de IND in totaal ongeveer 170 tijdelijke B8-verblijfsvergunningen verstrekt, waarvan ongeveer 140 aan (potentiële) Dublinclaimanten. In ongeveer 80% van de zaken ging het om een (potentiële) Dublinclaimant. In 2016 lag dit percentage op 24% (op totaal 156 vergunningen).
Welk beroep legt de toename van het aantal beweringen dat sprake is van mensenhandel op de beschikbare capaciteit van justitie, recherche en slachtofferhulp? Klopt het geschetste beeld in het artikel dat de aanpak van mensenhandel vastloopt door de snelle toename? Zo ja, wat is hiertegen uw aanpak?
Er is een stijging te zien van het aantal aangiftes van mensenhandel door migranten eind 2018 en begin 2019. Hierdoor is de wachttijd voor het opnemen van een aangifte bij de politie opgelopen. In 2019 gaat het volgens het Openbaar Ministerie (hierna: OM) naar verwachting om (minstens) een verdubbeling ten opzichte van 2018. Het behandelen van deze grote hoeveelheid aangiftes met een zeer gering aantal opsporingsindicaties bestaat voor politie en het OM voornamelijk uit administratieve handelingen. Deze administratieve handelingen gaan evenwel ten koste van de beschikbare capaciteit voor de opsporing en vervolging van andere mensenhandelzaken. De aanpak van mensenhandel loopt hierdoor vast. Zo liggen bij de politie momenteel rond de 300 aanvragen voor het doen van aangifte. Daarnaast is er sprake van allerlei keteneffecten, bijvoorbeeld voor de Dienst Terugkeer en Vertrek (hierna: DT&V), de IND en zorgpartners/opvang.
In hoeveel gevallen per jaar stelt u vast dat het verhaal bij een asielaanvraag over mensenhandel niet klopt of zelfs om fraude gaat en welke gevolgen worden hieraan verbonden? In hoeveel gevallen wordt overgegaan tot aangifte tegen de valse aanvraag en wat zijn de gevolgen per geval voor de asielaanvraag en het recht op verblijf?
Bij de beoordeling of een vreemdeling in aanmerking komt voor een verblijfsvergunning asiel, spelen de verklaringen van de vreemdeling over mensenhandel over het algemeen geen rol. Deze verklaringen hangen immers niet samen met de gronden uit het Vluchtelingenverdrag. Daarnaast is het vrijwel onmogelijk voor de politie om vast te stellen dat er sprake is van een onterechte of zelfs frauduleuze aangifte.
Is het de uniforme werkwijze van politie en justitie de aangifte van mensenhandel niet op te nemen als nadere details niet worden gegeven? Zo nee, bent u bereid dit te overwegen?
Er is geen sprake van een uniforme werkwijze om de aangifte van mensenhandel niet op te nemen als nadere details niet worden gegeven. Op grond van artikel 163, zesde lid, Sv is er namelijk sprake van een plicht om aangiftes op te nemen. Van deze plicht kan, blijkens uitspraken van de Nationale ombudsman, in beginsel alleen worden afgeweken wanneer «zonder enig verder onderzoek en zonder de minste twijfel kan worden vastgesteld dat de gedraging of gebeurtenis die ter kennis van de politie wordt gebracht niet is te kwalificeren als een strafbaar feit». Onvoldoende opsporingsindicaties vallen niet onder dit criterium, waardoor dergelijke aangiftes altijd opgenomen worden.3 Deze werkwijze kan juridisch gezien niet gewijzigd worden.
Echter, wanneer een vreemdeling niet in staat is geweest om aangifte van mensenhandel in Nederland te doen wegens de hoge wachttijd bij de politie, kan die persoon in het kader van de Dublinverordening wel worden overgedragen aan een andere lidstaat. Op grond van het interstatelijk vertrouwensbeginsel committeert iedere Europese lidstaat zich aan zowel de mensenhandelrichtlijn als internationale regelgeving op het gebied van mensenrechten. Dat betekent dat Nederland niet de enige aangewezen lidstaat is om een dergelijke aangifte op te nemen. Voorgaande neemt niet weg dat er te allen tijde naar gestreefd wordt iedereen tijdig aangifte te laten doen.
Heeft u internationaalrechtelijk gezien de mogelijkheid de regelgeving dusdanig te wijzigen dat de Dublin-claim op het andere EU-land niet vervalt bij een bewering dat sprake is van mensenhandel, zodat dit geen reden meer is om hierover te liegen? Zo ja, bent u bereid dat te overwegen?
Wanneer een vreemdeling aangifte doet van mensenhandel, wordt deze aangifte ambtshalve aangemerkt als aanvraag voor een verblijfsvergunning en wordt er in vrijwel alle gevallen4 een tijdelijke verblijfsvergunning verstrekt voor de duur van het strafrechtelijk onderzoek. Uit de Dublinverordening volgt dat wanneer een lidstaat een verblijfsvergunning verstrekt aan een Dublinclaimant die ook een asielaanvraag heeft ingediend, de verantwoordelijkheid voor de asielaanvraag hiermee ook overgaat op deze lidstaat en de claim vervalt. Dublinclaimanten kunnen door het doen van aangifte van mensenhandel relatief eenvoudig bewerkstelligen dat Nederland verantwoordelijk wordt voor de asielaanvraag. Dit maakt de verblijfsrechtelijke mensenhandelregeling kwetsbaar voor oneigenlijk gebruik.
De afgelopen maanden heb ik van verschillende stakeholders het signaal ontvangen dat er een substantiële stijging te zien is van met name Dublinclaimanten die aangifte willen doen van mensenhandel. Hierdoor is de wachttijd om aangifte te doen opgelopen tot een aantal maanden. Als gevolg hiervan verkeren potentiële slachtoffers langer in onduidelijkheid, en komen ook uitvoeringsorganisaties als de IND en DT&V in de knel.
Bij brief van 28 juni 2019 heb ik uw Kamer geïnformeerd over een integraal pakket aan maatregelen die bovengenoemde problematiek adresseert.
Het bericht ‘Dat COC wil dat Nederland Amerikaanse haatprediker weert’ |
|
Dilan Yeşilgöz-Zegerius (VVD), Malik Azmani (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
Kent u het bericht «Dat COC wil dat Nederland Amerikaanse haatprediker weert»?1
Ja.
Kent u de extreem hatelijke uitspraken richting LHBT’ers van deze Amerikaanse prediker Steve Anderson en andere hatelijkheden richting bijvoorbeeld vrouwen en de Joodse gemeenschap?
Deelt u de mening dat deze prediker, die de bloedige aanslag op een homobar in Orlando, Verenigde Staten, «goed nieuws» heeft genoemd en stelt dat LGBT staat voor «Let God Burn Them», door zijn oproepen een gevaar kan vormen voor de openbare orde in Nederland en een zeer onveilige sfeer kan creëren voor onder andere de LHBT-gemeenschap in Nederland? Zo ja, welke acties bent u van plan te ondernemen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u voorts de mening dat mensen die haat en verderf prediken niets te zoeken hebben in Nederland? Zo ja, welke instrumenten heeft u hem aan te merken als ongewenste vreemdeling en de toegang tot Nederland te weren? Bent u bereid alles in het werk te stellen wat mogelijk is teneinde deze prediker uit Nederland te weren?
Deelt u de mening dat de vrijheid van meningsuiting een groot goed in Nederland, daar mag geen enkele twijfel over bestaan, en dat in dit geval de grenzen van deze vrijheid worden overschreden en misbruikt doordat er hatelijke en verderfelijke uitspraken worden gedaan over groepen in onze samenleving?
Is bekend welke podia deze haatprediker van plan is te bezoeken en op wiens uitnodiging hij naar Nederland komt? Welke rol ziet u voor de lokale driehoek in gemeenten die hij zal bezoeken om een dergelijk podium onmogelijk te maken? In het uiterste geval, indien deze man niet geweerd kan worden, bent u bereid in elke openbare zaal waar hij spreekt een officier van justitie en een politieagent paraat te laten zijn zodat er acuut ingegrepen kan worden op het moment dat hij de wet overschrijdt met zijn uitspraken?
Kent u het feit dat de haatprediker ook van plan is binnenkort Zweden en Ierland te bezoeken en heeft u contact gehad met uw collega’s in die en andere Europese landen? Is gezamenlijke inzet om deze man te weren besproken? Zo ja, welke acties worden ondernomen? Zo nee, bent u bereid dit alsnog te doen en de Kamer hierover te informeren?
Op ambtelijk niveau zijn de genoemde landen geïnformeerd over de door mij genomen stappen.
Bent u bereid in EU-verband nogmaals te pleiten voor een gezamenlijke zwarte lijst met haatpredikers zodat predikers die door een buurland geweigerd worden niet uitwijken naar een ander EU-land? Zo nee, waarom niet? Deelt u de mening dat dit een belangrijke aanvulling is bovenop de registratie van visumplichtige haatpredikers?
Conform de Minister van Justitie en Veiligheid in zijn brief van 28 mei 2018 over de aanpak van extremistische sprekers2 schreef, blijft de Minister aandacht vragen voor de aanpak van extremistische sprekers in de EU-kopgroep van ministers van de meest betrokken lidstaten.
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden in verband met het op korte termijn geplande bezoek van Anderson?
Ja.
Het bericht ‘VN: 1.500 migranten in levensgevaar in Libië’ |
|
Attje Kuiken (PvdA), Maarten Groothuizen (D66), Sjoerd Sjoerdsma (D66), Joël Voordewind (CU) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Mark Harbers (VVD) |
|
Kent u het bericht «VN: 1.500 migranten in levensgevaar in Libië»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u het bericht dat ongeveer 1.500 migranten die vastzitten in detentiecentra ten zuiden van Tripoli in levensgevaar verkeren door geweld?2
Hoe beoordeelt u het bericht dat de VN tot nu toe slechts 400 vluchtelingen en migranten heeft kunnen verplaatsen uit de detentiecentra in het zuiden van Tripoli, Ain Zara en Abu Selim, waar de gevechten plaatsvinden?3
Kunt u bevestigen dat er nog zeker 3.000 migranten zijn gedetineerd op plaatsen waar wordt gevochten?4
Heeft u kennisgenomen van het bericht dat het leger en de politie in Tripoli de gedetineerde migranten dwingen deel te nemen aan het conflict?5 Kunt u dit bericht bevestigen? Zo ja, hoe beoordeelt u dit bericht?
Deze berichten zijn tot op heden niet bevestigd door de internationale gemeenschap. Het kabinet geeft steun aan de VN die actief bemiddelt tussen de Libische partijen. Het is van groot belang om zo snel mogelijk te komen tot de-escalatie, een staakt-het-vuren in conflictgebieden en een nieuwe politieke dialoog. Daarbij vraagt het kabinet samen met onze partners blijvend aandacht voor respect voor het internationaal humanitair recht en het afleggen van verantwoording, zodat mogelijke oorlogsmisdaden niet ongestraft blijven. Het moge duidelijk zijn dat de gedwongen inzet van burgers in gevechten te allen tijde een schending is van het internationaal humanitair recht.
Op welke wijze volgt Nederland de ontwikkelingen in Libië? Welke bevindingen zijn daarbij gedaan? Welke maatregelen worden internationaal genomen teneinde migranten die klem zitten door de gevechten te assisteren? Is daarbij speciaal oog voor de positie van kinderen? Zo nee, waarom niet?
Deelt u de mening dat het gedwongen inzetten van migranten bij de strijd mogelijk een misdaad is? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke stappen kunt u zetten teneinde deze misdaden te laten onderzoeken en te laten berechten?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u van plan in de Europese Unie te pleiten voor de evacuatie van deze vluchtelingen en migranten? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe beoordeelt u de steun voor een dergelijk plan?
De EU steunt op verschillende manieren de inspanningen om te zorgen dat de situatie van deze groep vluchtelingen en migranten verbetert en zij Libië kunnen verlaten. Naar aanleiding van de oproep van UNHCR aan de gehele internationale gemeenschap zijn meerdere landen, waaronder ook EU lidstaten, in actie gekomen. Naar aanleiding van eerdere oproepen, is bekend dat meerdere EU lidstaten, waaronder ook Nederland, maatregelen hebben getroffen om geplande hervestigingen van vluchtelingen via het Emergency Transit Mechanisme te versnellen. Ook buiten de Europese Unie bekijken meerdere landen hoe zij hier aan kunnen bijdragen. Verder heeft de EU aanvullende steun beschikbaar gesteld aan UNHCR, IOM, en andere VN-organisaties om hun belangrijk werk in Libië voort te kunnen zetten en steunt de EU, de inspanningen van de VN om bij de strijdende partijen aan te dringen op een staakt het vuren c.q. humanitaire pauze.
Bent u bereid politieke en diplomatieke middelen in te zetten teneinde deze migranten bij te staan? Zo ja, welke politieke en diplomatieke middelen ziet u voor zich? Zo nee, kunt u uitleggen waarom u kiest deze middelen niet in te zetten?
Zoals hierboven aangegeven vraagt het kabinet in verschillende internationale overleggen aandacht voor de verslechterde humanitaire situatie in Libië en die van de vluchtelingen en migranten in de detentiecentra in het bijzonder. Op dit moment beziet het kabinet de mogelijkheid om aanvullend financiële steun te geven aan organisaties die deze groep in Libië op dit moment bijstaan, als ook initiatieven in andere landen om deze groep mogelijk op te vangen. De organisaties moeten daarvoor wel voldoende capaciteit hebben. Ook zal het kabinet bij belangrijke herkomstlanden aandringen op de (consulaire) evacuatie van hun onderdanen zoals vaak gebruikelijk is in conflictsituaties. Waar mogelijk zal Nederland deze steunen. Het kabinet volgt de ontwikkelingen rondom de recente oproep van UNHCR en de lopende hervestigingsinspanningen via het ETM nauwgezet, mede met het oog op de mogelijkheden om landen in de regio die geëvacueerde migranten uit Libië opvangen te ondersteunen.
Uitspraken van de Raad van State inzake jihadisten |
|
Machiel de Graaf (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de uitspraken 201806107/1/V6 en 201806104/1/V6 van de Raad van State?1
Ja.
Weet u zeker dat beide jihadisten zich niet in Nederland bevinden? Zo nee, heeft u dan enig idee waar ze wel zijn? Zo ja, waar zijn ze?
Over individuele casussen doe ik geen uitspraak.
Bent u bereid om ondanks deze uitspraak van de Raad van State te zorgen dat beide jihadisten nooit meer in Nederland zullen komen en als ze hier wel zijn, ze vast te zetten en na hun straf alsnog uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Momenteel onderzoekt de Staatssecretaris de uitspraak van de Raad van State om te bezien wat dit betekent voor deze en andere reeds genomen besluiten tot intrekking Nederlanderschap ingevolge art 14, vierde lid, Rijkswet op het Nederlanderschap (RWN). Indien onderkende uitreizigers terugkeren naar Nederland worden zij aangehouden, waarna de strafrechtelijke en vreemdelingrechtelijke opties grondig zullen worden onderzocht met inachtneming van alle feiten en omstandigheden. Het Openbaar Ministerie zal een vervolging starten indien het daartoe aanleiding ziet. Ten aanzien van personen die bij verstek veroordeeld zijn geldt dat zij, zodra zij terugkeren in Nederland, zullen worden gedetineerd ten behoeve van effectuering van hun straf. Na een onherroepelijke veroordeling wegens terroristische misdrijven is het mogelijk de nationaliteit in te trekken van personen met een dubbele nationaliteit op grond van art 14, tweede lid RWN. Na intrekking van het Nederlanderschap kan het terugkeerproces aangevangen worden.
Wilt u deze vragen uiterlijk maandag 22 april a.s. beantwoorden?
Ja.
Het bericht ‘Verscherpte aanpak klanten van jeugdprostitutie door politie en OM’ |
|
Gert-Jan Segers (CU), Anne Kuik (CDA) |
|
Mark Harbers (VVD) |
|
Heeft u kennisgenomen van het bericht van het openbaar ministerie (OM) van 10 april 2019 «Verscherpte aanpak klanten van jeugdprostitutie door politie en OM »?1
Ja.
Deelt u de grote zorgen van de politie en het OM over het grote aantal minderjarige slachtoffers van seksuele uitbuiting? In hoeverre is deze groep de laatste jaren gegroeid? Bent u van mening dat wij inmiddels meer zicht krijgen op deze groep dan de schatting van de Nationaal Rapporteur uit 2017 waarin duidelijk werd dat 89% van deze groep onzichtbaar blijft?2
Ja, deze mening deel ik. Het is onaanvaardbaar dat uitbuiting van kinderen en volwassenen plaatsvindt. Elk slachtoffer is er namelijk één te veel. Het is daarom goed dat het Openbaar Ministerie (OM) om de minderjarigen te beschermen steeds vaker vervolging instelt voor artikel 248b Wetboek van Strafrecht, dat ontucht met een jongere van 16 of 17 jaar oud die zich prostitueert strafbaar stelt.
Op basis van de cijfers van de Rapporteur in de Slachtoffermonitor Mensenhandel 2013–2017 blijkt dat in deze jaren 578 minderjarige mogelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting in Nederland geregistreerd zijn bij het landelijk Coördinatiecentrum tegen Mensenhandel (CoMensha).3 In absolute aantallen zijn in de jaren 2016–2017 minder minderjarige mogelijke slachtoffers van seksuele uitbuiting gemeld dan in de jaren 2014–2015.
In 2017 hebben United Nations Office on Drugs and Crime (UNODC) een eerste schatting van de slachtoffers van mensenhandel gepubliceerd.4 Het Ministerie van Justitie en Veiligheid zal in het kader van het programma Samen tegen Mensenhandel, een tweede schatting laten uitvoeren in 2020. Op basis van een tweede schatting wordt het mogelijk om eventuele trends in het aantal mogelijke slachtoffers te ontwaren.
Hoeveel klanten zijn de afgelopen jaren onder artikel 248b Sr vervolgd?
Over de jaren 2015, 2016, 2017 en 2018 zijn in totaal 107 verdachten door het Openbaar Ministerie vervolgd ter zake van overtreding van
artikel 248b van het wetboek van Strafrecht (jeugdprostitutie).
Kunt u aangeven in hoeverre deze zaken leiden tot een veroordeling dan wel een sepot? Kunt u tevens aangeven wat hierbij de gemiddelde strafmaat is en in hoeverre deze afwijkt van de strafmaat van één dag cel c.q. een taakstraf welke destijds in de Valkenburgse zedenzaak tot aan de Hoge Raad is opgelegd?
Van de hierboven genoemde 107 verdachten zijn 14 verdachten door de rechter vrijgesproken en 93 verdachten zijn veroordeeld tot een (voorwaardelijke) gevangenisstraf dan wel een taakstraf of een combinatie hiervan.
Sinds de Schiedamse kelderbox zaak, lijkt de strafmaat af te wijken van de Valkenburgse zedenzaak. In de Schiedamse kelderbox zaak heeft het gerechtshof Den Haag op 4 oktober 2018 bepaald dat bij een overtreding van het bepaalde in artikel 248b van het Wetboek van Strafrecht als uitgangspunt bij de bepaling van de straf een onvoorwaardelijke gevangenisstraf voor de duur van drie maanden dient te worden opgelegd. In beginsel kan niet worden volstaan met een andere, lichtere, strafmodaliteit. In deze zaak zijn dan ook vijf verdachten ieder afzonderlijk veroordeeld tot een gevangenisstaf van 5 maanden, waarvan een deel voorwaardelijk. 5
Deze lijn van het opleggen van gevangenisstraffen lijkt zich voort te zetten nu de rechtbank Rotterdam recentelijk twee verdachten heeft veroordeeld tot drie maanden gevangenisstraf, waarvan twee maanden voorwaardelijk.6 Deze zaken zijn nog niet onherroepelijk.
Ik ga er vanuit dat uit deze jurisprudentie een generaal preventieve werking uit gaat nu voor iedereen duidelijk kan zijn dat bij overtreding van strafbare feiten als onderhavige een onvoorwaardelijke gevangenisstraf tegemoet kan worden gezien.
Kunt u aangeven op welke wijze uw programma «Samen tegen Mensenhandel» bijdraagt aan een meer effectieve bestrijding van de vraagkant van mensenhandel en of u tevens nog andere maatregelen overweegt om dit te versterken aangezien, volgens het bericht, veel klanten aangeven niet op de hoogte te zijn van het feit dat het slachtoffer minderjarig was? Kunt u verder aangeven hoe vaak door klanten een verplichte melding is gedaan bij vermoedens van jeugdprostitutie?
Burgers en klanten kunnen een belangrijke rol spelen in de bestrijding van mensenhandel. Enerzijds hebben zij een signalerende functie en kunnen zij melding maken van de verschillende vormen van uitbuiting. Anderzijds kunnen zij, als afnemers van (seksuele) diensten, misstanden in de seksindustrie voorkomen. Zonder afnemers van deze diensten wordt de handel bemoeilijkt. In het programma Samen tegen mensenhandel is dan ook oog voor deze rol van burgers en klanten. Het programma kent op dit moment echter geen specifieke maatregelen die zien op de bestrijding van de vraagkant van seksuele uitbuiting van minderjarigen.
Er zijn op dit moment geen cijfers beschikbaar over het aantal verplichte meldingen door klanten bij vermoedens van seksuele uitbuiting van minderjarigen, omdat cijfers niet op deze wijze worden geregistreerd bij de politie.
Is bij u bekend hoe vaak de politie en het OM gebruik zal gaan maken van de mogelijkheden onder de Wet Computercriminaliteit III om klanten en daders middels (virtuele) lokprofielen in de kraag te vatten? Kunt u aangeven in hoeverre zij hierin getraind zijn/worden? Bent u, zo nodig, bereid te voorzien in extra training?
Het OM en de politie wegen per geval af of en in hoeverre de inzet van een lokmiddel passend en geboden is. Nu dit maatwerk betreft, zijn algemene cijfers niet te geven.
De inzet van lokmiddelen vergt specifieke deskundigheid van de politie. In de opleiding van kinderporno-rechercheurs en zedenrechercheurs is aandacht voor dit onderwerp. Het daadwerkelijk binnendringen dan wel de inzet van lokprofielen wordt gecoördineerd door speciale teams binnen de Landelijke Eenheid van de Nationale Politie.
Kunt u voorts aangeven hoe andere landen binnen de Europese Unie, met name de landen met een vergelijkbaar rechtssysteem, omgaan met de vervolging van klanten die seks kopen van minderjarigen en de vervolging hiervan?
Op 1 februari 2008 is het Mensenhandel verdrag van de Raad van Europa in werking getreden. Artikel 6 van dit verdrag legt lidstaten een verplichting op om wettelijke maatregelen te treffen die zien op het tegengaan van de vraag naar diensten verricht door slachtoffers van mensenhandel.7 In Nederland is het plegen van ontucht met een jongere van 16 of 17 jaar oud die zich prostitueert strafbaar gesteld in artikel
248b van het wetboek van Strafrecht en nader uitgewerkt in de Richtlijn voor strafvordering art. 248b Sr. Hoe andere Europese landen met een vergelijkbaar rechtssysteem, en landen aangesloten bij het verdrag van de Raad van Europa, omgaan met de vervolging van klanten die seks kopen van minderjarigen valt voor mij niet eenduidig te beantwoorden. Zo hebben enkele lidstaten afnemers van seksuele diensten van minderjarigen of bijzonder kwetsbare personen strafbaar gesteld. Dit is lang niet bij alle Europese lidstaten het geval. Daarnaast hebben enkele lidstaten ook bepaald dat klanten niet worden vervolgd als zij vrijwillig een melding maken van mensenhandel bij de verantwoordelijke autoriteiten. De uiteindelijke keuze voor vervolging ligt bij de hiervoor verantwoordelijke autoriteiten in die landen.
De asielbus tussen Ter Apel en Emmen |
|
Sietse Fritsma (PVV), Roy van Aalst (PVV) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66), Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het artikel «Staatssecretaris: Ter Apel krijgt asielbus» van 10 april 2019?1
Ja
Deelt u de mening dat deze asielbus er komt omdat overlastgevende asielzoekers het personeel op lijn 73 stelselmatig intimideren en bedreigen?
Overlastgevende asielzoekers zijn een maatschappelijk probleem, dat zich onder andere manifesteert in het openbaar vervoer. Aangezien zowel chauffeurs als medereizigers ondanks de inzet van OV stewards ernstige overlast op lijn 73 ervaren, heb ik besloten om bij wijze van proef drie maanden een pendelbus tussen Ter Apel en station Emmen te laten rijden. Elk incident is er één teveel en het is belangrijk dat de overlastgevers worden aangepakt.
Deelt u de mening dat deze overlastgevende asielzoekers niet beloond moeten worden voor deze agressie met een eigen pendeldienst, maar keihard moet worden aangepakt?
Zoals ik uw Kamer de afgelopen periode meerdere malen heb gemeld2 vindt dit Kabinet dit soort agressie volstrekt onacceptabel. Overlastgevend gedrag wordt niet getolereerd, leidt tot lik-op-stuk maatregelen en kan zowel vreemdelingrechtelijke als strafrechtelijke gevolgen hebben. De pendelbus tussen Ter Apel en station Emmen is niet de oplossing, maar een van de stappen op weg naar een meer structurele aanpak van overlastgevers. Over de invulling van het vervoer worden op korte termijn nadere afspraken gemaakt met vervoerders en andere betrokkenen.
In mijn brief van 17 april 20193 meld ik dat ik opdracht heb gegeven tot de ontwikkeling van een landelijke «Top-X-aanpak» voor de zwaarste groep overlastgevers. Door deze landelijke en gecoördineerde aanpak kunnen al bestaande maatregelen doeltreffender en slagvaardiger worden ingezet en moet het voor de overlastgevende vreemdeling zichtbaar en voelbaar worden dat hij in beeld is en het gedrag niet getolereerd wordt én consequenties heeft.
Ondertussen werken de verschillende ketenpartners aan de terugkeer van die vreemdelingen die niet langer in Nederland mogen verblijven.
Bent u bereid een streep door deze pendeldienst te halen en in plaats daarvan een pendeldienst tussen Ter Apel en Marrakech in het leven te roepen, om hen daar eruit te gooien?
Nee.
Oplichters die in het bezet zijn van gegevens van Kinderpardon-aanvragers |
|
Bram van Ojik (GL) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht van de Immigratie en Naturalisatie Dienst (IND) dat aanvragers van een vergunning in het kader van het Kinderpardon worden gebeld door oplichters die hen verzoeken leges te betalen?1
Ja.
Hoe kan het, dat oplichters weten wie er een aanvraag heeft gedaan bij de IND?
Het is niet bekend hoe oplichters zouden weten wie er een aanvraag heeft gedaan bij de IND. Op 22 februari 2019 is de IND gebeld door een medewerker van Vluchtelingenwerk Nederland (VWN) met de melding dat een gezin benaderd zou zijn door een persoon met een 088-nummer, die zich voordeed als IND-medewerker, over de betaling van leges. Het gezin vertrouwde het verhaal niet en heeft geen leges betaald. Er is dus geen sprake van oplichting als zodanig en om deze reden heeft VWN geen aangifte gedaan.
Naar aanleiding van deze melding is op de IND website gemeld dat de IND geen telefonisch contact opneemt om te verzoeken de leges te betalen. Ook zijn de medewerkers telefonie en webcare direct hiervan op de hoogte gesteld, om zo alert te zijn op eventuele nieuwe meldingen.
Eind maart gaf een IND-medewerker aan dat er weer drie meldingen binnen waren gekomen. Vervolgens is op 2 april 2019 op de IND-website een prominenter bericht geplaatst met een waarschuwing voor deze praktijk. Op de site wordt benadrukt dat de IND niet met herkenbare nummers belt en ook niet telefonisch verzoekt leges te betalen.
Tegelijkertijd is nader onderzoek gestart naar de herkomst van de meldingen. Uiteindelijk bleek dat de drie «nieuwe» meldingen allen te herleiden waren tot de oorspronkelijke melding van 22 februari 2019. Desalniettemin blijft de IND alert.
Bent u bereid een onderzoek in te laten stellen naar de herkomst van deze oplichting? Zo nee, waarom niet?
Omdat geen sprake is van oplichting, is er geen aangifte gedaan. Wel verricht het Bureau Integriteit van de IND met nadere informatie van VWN onderzoek naar deze melding.
Het staken van reddingsacties op de Middellandse Zee |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Waarom is de inzet van zeeschepen in het kader van operatie Sophia beëindigd?1
Kortheidshalve verwijs ik u naar de beantwoording van vergelijkbare vragen hierover die uw Kamer op 29 maart 2019 is toegestuurd.2
Hoe wordt het redden van drenkelingen en het aanpakken van smokkelaars gewaarborgd, nu operatie Sophia geen zeeschepen meer inzet?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat de twee overgebleven zeeschepen helikopters aan boord hadden alsmede voorzieningen om medische hulp te kunnen verlenen?2
Zowel het Italiaanse fregat Luigi Rizzo als het Spaanse schip Rayohadden helikopters aan boord met casualty evacuation(CASEVAC)-capaciteit. Daarnaast beschikten beide schepen over Role 1-medische faciliteiten, waarmee eerste hulp en direct levensreddende handelingen verricht konden worden.
Op welke wijze wordt het optreden van de Libische kustwacht gecontroleerd en gemonitord, nu de laatste twee zeeschepen niet meer uitvaren?
Zie antwoord vraag 1.
Hebben inwoners van Libië recht op asiel in Europa, in het bijzonder nu de situatie in dat land escaleert?3
Iedereen heeft het recht om asiel te vragenin de EU, ongeacht zijn of haar nationaliteit. De vraag of iemand recht heeft op asiel wordt vervolgens in zorgvuldige asielprocedures beoordeeld. Over het algemeen maken Libiërs in veel mindere mate gebruik van de levensgevaarlijke oversteek naar Europa. In de periode augustus 2018 tot en met januari 2019 zijn circa 280 eerste asielaanvragen door Libiërs ingediend in de gehele EU plus Noorwegen, Zwitserland, IJsland en Liechtenstein. Verhoudingsgewijs wordt het merendeel ingewilligd.6 De verwachting is dat bij een verdere escalatie van het geweld, Libiërs eerder naar de buurlanden zullen uitwijken dan de oversteek zullen wagen, zoals ook in 2014 en 2015 het geval was. Verreweg de grootste groep mensen die vanuit Libië in Italië aankomt, heeft niet de Libische nationaliteit.
Het is duidelijk dat de situatie in Libië zorgwekkend is. De recente ontwikkelingen waarbij gevechten zijn ontstaan en het geweld toeneemt, baren het kabinet grote zorgen. Nederland geeft steun aan de VN, die actief bemiddelt tussen de Libische partijen. Het is van groot belang om zo snel mogelijk te komen tot de-escalatie, een staakt-het-vuren in conflictgebieden en een nieuwe politieke dialoog. Ook dringt Nederland in multilaterale fora voortdurend aan op effectieve samenwerking binnen de internationale gemeenschap en vraagt aandacht voor de verslechterde humanitaire situatie. Het kabinet volgt de ontwikkelingen nauwgezet.
Wat is uw oplossing voor het «ongemakkelijke dilemma» dat Libiërs die recht hebben op asiel geen asiel kunnen aanvragen in Europa? Waar moeten zij volgens u naartoe?4
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het onaanvaardbaar is dat opvarenden met steun van de EU door de Libische kustwacht in mensonwaardige detentiecentra worden vastgezet? Zo nee, waarom niet?
Wanneer de Libische kustwacht mensen op zee van onzeewaardige bootjes haalt, ligt het voor de hand dat zij naar Libië worden teruggebracht. Ontscheping vindt doorgaans plaats in aanwezigheid van o.a. UNHCR en IOM, waarna betrokkenen meestal naar detentiecentra worden overgebracht. Een groot deel van hen vertrekt vervolgens met steun van IOM vrijwillig naar hun landen van herkomst. Om hier beter zicht op te krijgen, dringt het kabinet samen met internationale partners bij de Libische autoriteiten aan op de invoering van een registratiesysteem.
Bij reddingen door de Libische Kustwacht in de Libische search and rescue (SAR-) zone is er geen sprake van refoulement – of in die zin van terugkeer – omdat de betrokken personen onder de rechtsmacht van de Libische autoriteiten zijn gebleven.
Het is duidelijk dat de situatie in de detentiecentra uiterst zorgwekkend is. Daarom steunt het kabinet alle internationale inspanningen om de situatie in deze centra te verbeteren en alternatieven te organiseren met het uiteindelijk doel om deze centra te sluiten. Hierover wordt met regelmaat met uw Kamer gewisseld.7
Gelet op de huidige ontwikkelingen is het zaak om vluchtelingen en migranten uit de detentiecentra te krijgen die in de gevarenzone in Tripoli liggen. Daar werken IOM en UNHCR hard aan, met steun van de EU.
Deelt u de mening dat het beginsel van non-refoulement wordt geschonden wanneer opvarenden (ook van buiten de Libische territoriale wateren) door de Libische kustwacht worden opgevangen en teruggebracht naar Libië? Zo ja, wat onderneemt u hiertegen?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat drenkelingen gered moeten worden en dat de EU werk moet maken van een structurele oplossing van onvrijwillige migratie door aanpak van de grondoorzaken? Zo ja, wanneer gaat u hiermee beginnen?
Het kabinet zet zich al langer in voor een structurele oplossing voor de ontscheping van drenkelingen in de EU.8 Daarnaast meent het kabinet dat samenwerking op dit terrein ook moet worden geïntensiveerd met partners in Noord-Afrika.9 Een mechanisme in zowel de EU als in andere landen rond de Middellandse Zee zal echter niet de volledige oplossing zijn.
Zoals uw Kamer bekend voert het kabinet een integrale migratie agenda uit.10 Veel elementen komen overeen met de gezamenlijke Europese aanpak die zich inderdaad eveneens richt op de aanpak van grondoorzaken voor irreguliere migratie en het versterken van bescherming en opvang van vluchtelingen in de regio. Zowel het kabinet als de EU hebben hier veel middelen voor beschikbaar gesteld en investeren hier ook in.11 Daarnaast richten het kabinet en de EU zich op de aanpak van illegale migratie inclusief mensensmokkel en -handel, versterking van grensbeheer, het bevorderen van het gebruik van bestaande legale migratiekanalen en het verbeteren van terugkeersamenwerking. Over de voortgang van de Europese aanpak wordt uw Kamer met enige regelmaat geïnformeerd. 12
Verdwenen Vietnamese kinderen |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u de uitzending van het programma Argos over verdwenen Vietnamese minderjarigen?1 Wat is uw oordeel daarover?
Ja. De in de uitzending van Argos besproken signalen waren mij reeds bekend en zijn zorgelijk.
Klopt het dat meer dan 10.000 kinderen na aankomst in Europa zijn verdwenen?
Ik herken het genoemde aantal. Het is een inschatting die door Europol is gemaakt over 2015. Er bestaan echter geen betrouwbare Europese cijfers over het aantal minderjarige vreemdelingen die met onbekende bestemming zijn vertrokken. Ik kan dit aantal dan ook niet verifiëren.
Klopt het voorts dat volgens de cijfers van het Centraal Orgaan opvang Asielzoekers (COA) de afgelopen vijf jaar in Nederland meer dan duizend kinderen zijn verdwenen? Om hoeveel kinderen gaat het exact?
Dat klopt. Tussen 2014 en februari 2019 zijn ongeveer 1400 alleenstaande minderjarige vreemdelingen (amv’s) zelfstandig zonder toezicht vertrokken uit opvanglocaties.
2014
2015
2016
2017
2018
2019
100
160
300
360
380
110
Bron: KMI+; tot en met februari 2019. Afgerond op tientallen.
Hoe groot is de groep kinderen die met onbekende bestemming uit de beschermde opvang is verdwenen? Hoeveel van de kinderen zijn van Vietnamese afkomst?
Tussen 2014 en februari 2019 zijn ongeveer 50 amv’s zelfstandig zonder toezicht vertrokken uit de beschermde opvang. Ongeveer 40 hiervan hadden de Vietnamese nationaliteit.
2014
2015
2016
2017
2018
2019
0
< 10
30
10
10
0
Bron: KMI+; tot en met februari 2019. Afgerond op tientallen.
Klopt het dat Vietnamese kinderen als een bijzondere groep gezien worden binnen het COA omdat zij een grote kans hebben slachtoffer te worden van mensenhandel?
Het klopt dat er speciale maatregelen zijn genomen voor Vietnamese amv’s. Bij aankomst in Ter Apel krijgen alle amv’s een voogd van Stichting Nidos toegewezen. De voogd bepaalt in welke vorm van opvang de amv wordt geplaatst. Bij signalen van slachtofferschap mensenhandel wordt de amv in de beschermde opvang geplaatst. Vietnamese amv’s worden op dit moment standaard in de beschermde opvang geplaatst. Daarnaast is voor deze specifieke groep met Nidos de afspraak gemaakt dat Nidos voor jongeren met de Vietnamese nationaliteit een machtiging voor gesloten opvang jeugdzorg kan aanvragen bij de rechter als de verwachting er is dat zij de opvang vroegtijdig gaan verlaten. Een dergelijke machtiging is bij enkele jongeren aangevraagd en voor een beperkte termijn verkregen.
Klopt het dat Vietnamese kinderen zonder uitzondering in beschermde opvang worden geplaatst omdat zij een zeer grote kans maken slachtoffer te worden van mensenhandel?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat het onacceptabel is dat alleenstaande minderjarigen voor wie de overheid een zorgplicht heeft, met onbekende bestemming uit een beschermde opvang kunnen verdwijnen, terwijl zij in die opvang werden geplaatst omdat zij bescherming nodig hadden?
Zoals ik aan uw Kamer heb gemeld (bijvoorbeeld in de beantwoording van Kamervragen van de leden Bouali en Groothuizen van 14 december 2018), kan ik verdwijningen uit de opvang nooit helemaal tegengaan. Reguliere opvang van amv’s vindt plaats in een open setting. Hoewel in de beschermde opvang extra beschermingsmaatregelen worden getroffen, zoals extra toezicht, is ook deze vorm van opvang geen gesloten setting. Dat betekent dus ook dat amv’s de opvang kunnen verlaten.
Vermeende signalen van mensenhandel bij Vietnamese amv’s hebben in 2016 geleid tot een onderzoek van de Landelijke Recherche, in gezamenlijkheid met de Koninklijke Marechaussee en het Team Mensenhandel en Mensensmokkel van de politie Noord-Nederland. Dit onderzoek heeft niet geleid tot vaststelling van strafbare feiten. In veel gevallen bleek bovendien geen sprake van minderjarigheid. Over dit onderzoek, het zogeheten Pasadena-onderzoek, heeft mijn voorganger uw Kamer bij brief van 5 september 2016 (vergaderjaar 2015–2016, 27 062, nr. 103) geïnformeerd.
Het bovenstaande neemt niet weg dat ik signalen, zoals in het programma Argos naar voren gebracht, altijd serieus neem. De komende maanden zal het EMM als expertisecentrum een fenomeenonderzoek doen naar enerzijds de verdwijningen van Vietnamese amv’s uit de beschermde opvang en anderzijds de betrokkenheid van vreemdelingen met de Vietnamese nationaliteit bij mensenhandel en mensensmokkel in Nederland. Daarnaast laat ik een analyse uitvoeren van binnen de migratieketen beschikbare gegevens over de verdwijningen van amv’s (dus niet alleen amv’s met de Vietnamese nationaliteit) uit amv-opvangvoorzieningen. Over dit onderzoek en deze analyse heb ik uw Kamer bij brief van 24 april jl. geïnformeerd.2 De resultaten daarvan zullen dit najaar gereed zijn.
Zoals ik ook nader toelicht in mijn brief van 24 april jl. zet Nederland zich in toenemende mate in om door internationale samenwerking migratiecriminaliteit en mensenhandel te voorkomen en te bestrijden. Zo wordt Nederland trekker van het Europol-project EMPACT THB («Trafficking Human Beings»), waarin Europese operationele samenwerking tegen mensenhandel plaatsvindt.
Wat doet u teneinde te achterhalen wie deze kinderen zijn, waar zij exact vandaan komen, waar hun familie is en wat de exacte reden is waarom zij in Nederland zijn en of daarbij sprake is van mensenhandel?
Zie antwoord vraag 7.
Hoe lang bent u al op de hoogte van deze problematiek?
Zie antwoord vraag 7.
Wat heeft u ondernomen teneinde deze afschuwelijke vorm van mensenhandel te bestrijden dan wel bloot te leggen?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid een onderzoek in te stellen naar deze problematiek? Zo ja, wanneer krijgen wij hiervan de resultaten?
Zie antwoord vraag 7.
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid er alles aan moet doen te voorkomen dat in de toekomst nog meer kinderen met onbekende bestemming verdwijnen en dat menskracht en middelen daarbij geen beperking zouden mogen zijn?
Zie antwoord vraag 7.
Realiseert u zich dat als u niet in staat bent om deze Vietnamese kinderen te beschermen, u daarmee onbedoeld een keten van mensenhandel in stand houdt? Zo nee, hoe rijmt u dat met de feiten?
Zie antwoord vraag 7.
Bent u bereid de opsporing van deze kinderen ook internationaal te bevorderen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wat gaat u ondernemen?
Zie antwoord vraag 7.
Een visumplicht voor Albanezen |
|
Jasper van Dijk (SP) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Visumplicht voor Albanees»?1
Ja
Wat is op dit moment de aard en omvang van de in het bericht geschetste probleem van criminele Albanezen in Nederland? Ziet u net als de politie een toename van dit probleem? Welke cijfers liggen hieraan ten grondslag?
Het aantal geregistreerde incidenten met personen met de Albanese nationaliteit is in absolute en relatieve aantallen laag. Het aandeel zware delicten met een georganiseerd karakter is binnen deze groep relatief hoog. Na een stijging naar 710 door de politie geregistreerde Albanese verdachten in 2016 is in 2017 het aantal geregistreerde verdachten gedaald naar 499. Die daling zet zich voort in 2018 naar 476. Hieruit blijkt niet dat er sprake is van een toename van het aantal Albanese verdachten.
Het aantal Albanese criminelen in de georganiseerde drugscriminaliteit is zorgelijk en heeft de volle aandacht van het kabinet zowel in het binnenlands als het buitenlands beleid. Gezien bovenstaande ontwikkelingen deel ik niet de mening dat in algemene zin sprake is van een verhoogd veiligheidsrisico. Wel is het zaak gezien de ontwikkelingen rondom de Albanese criminelen in de georganiseerde drugscriminaliteit, hier specifiek aandacht voor te hebben en werk te maken van een stevige aanpak. Bij de beantwoording van de vragen negen en tien wordt teruggekomen op de vraag over herinvoering van de visumplicht.
Deelt u de mening dat sprake is van een verhoogd veiligheidsrisico voor Nederland? Zo ja, ziet u hierin een grond voor herinvoering van de visumplicht voor personen met de Albanese nationaliteit? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Erkent u dat dit probleem al langer op de agenda staat, maar dat er steeds geen actie wordt ondernomen, zie bijvoorbeeld de brief van 18 december 2017?2
De problematiek rondom criminele Albanezen heeft reeds enkele jaren de aandacht van het kabinet. Hierbij is langs verschillende sporen actie ondernomen. Op 23 mei 2018 is een «Letter of Intent combatting International crime» getekend, als begin van een nauwere samenwerking tussen Nederland en Albanië om de effecten van criminaliteit veroorzaakt door Albanezen in Nederland te verminderen. Bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit wordt specifiek ingezet op de georganiseerde drugscriminaliteit, criminele Albanezen die zich bezighouden met drugscriminaliteit maken van deze aanpak onderdeel uit.
Erkent u dat het aantal personen met de Albanese nationaliteit dat zich in Nederland ophoudt en daarbij de verblijfstermijn overschrijdt, substantieel is toegenomen sinds de visumliberalisatie? Kunt u dat met feiten en cijfers onderbouwen? Ziet u hierin een grond voor herinvoering van de visumplicht voor personen met de Albanese nationaliteit? Zo nee, waarom niet?
In de afgelopen jaren is het uitvoeringskader rond het registreren van vreemdelingen die hun verblijfstermijn overschrijden, de zogenoemde «overstayers», een aantal keer gewijzigd. Hierdoor zijn er geen vergelijkbare cijfers beschikbaar over de periode 2009–2019. De implementatie van het Europese in- en uitreissysteem (EES) zal bijdragen om beter inzicht te krijgen in het aantal overstayers. In het EES zullen in de toekomst de gegevens inzake in- en uitreis van onderdanen van derde landen, en dus ook Albanezen, die de buitengrenzen van het Schengengebied overschrijden, worden geregistreerd.
Kunt u bevestigen dat sprake is van een lage erkenningsgraad als het gaat om asielaanvragen van personen met de Albanese nationaliteit? Kunt u dat met cijfers onderbouwen?
Onderstaand vindt u een overzicht van het aantal asielaanvragen en inwilligingen van asielaanvragen van Albanezen.
Jaar
Aantal aanvragen in NL
Inwilligingen
2009
15
0
2010
15
0
2011
20
0
2012
15
0
2013
30
0
2014
85
0
2015
1.005
0
2016
1.665
5
2017
365
0
2018
550
0
Bron: Eurostat
Uit de tabel blijkt dat er geen sprake is van een toename van het aantal asielaanvragen rond de tijd van de visumliberalisatie in 2010. Er is wel een flinke toename van het aantal asielverzoeken van Albanezen ten tijde van de hoge asielinstroom waar Nederland in 2015 en 2016 mee te maken had. Mogelijk hebben Albanezen meegelift op de hoge instroom van migranten in de EU in die jaren. Duidelijk is dat door de jaren sprake is van een lage erkenningsgraad. Afgewezen asielzoekers dienen, liefst zelfstandig, anders gedwongen, al dan niet via vreemdelingenbewaring, Nederland te verlaten. Het kabinet zet dan ook in de eerste plaats in op samenwerking tussen Albanië en Nederland op het gebied van terugkeer en ontmoediging van het aanvragen van asiel door Albanezen. Deze samenwerking verloopt goed.
Kunt u bevestigen dat sinds de visumliberalisatie sprake is van een toename van asielaanvragen van personen met de Albanese nationaliteit? Kunt u dat met cijfers onderbouwen? Ziet u hierin – in combinatie met de lage erkenningsgraad – een grond voor herinvoering van de visumplicht? Zo nee, waarom niet? 8. Kunt u bevestigen dat sprake is van een substantiële toename van irreguliere migratie van personen met de Albanese nationaliteit sinds de visumliberalisatie? Kunt u uw antwoord met feiten en cijfers onderbouwen? Ziet u hierin een grond voor herinvoering van de visumplicht? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat er genoeg redenen zijn om de visumplicht voor personen met de Albanese nationaliteit zo snel mogelijk weer in te voeren? Zo ja, wanneer gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Onderstaand vindt u een overzicht van het aantal grensgeweigerden en in het kader van binnenlandse vreemdelingentoezicht aangetroffen Albanezen in Nederland.
Jaar
Grensweigeringen in NL
Illegaal aangetroffen in NL
2009
15
75
2010
15
75
2011
25
65
2012
50
100
2013
40
100
2014
105
130
2015
185
155
2016
200
370
2017
285
395
Bron: Eurostat
Over 2018 zijn nog geen geaggregeerde cijfers beschikbaar bij Eurostat. In 2018 heeft de KMar 190 grensweigeringen geregistreerd. Het aantal vreemdelingen met Albanese nationaliteit dat illegaal is aangetroffen in het grensgebied bedraagt 100. Uit de tabel blijkt dat er sprake is van een stijging van het aantal grensgeweigerde en illegaal in Nederland aangetroffen Albanezen.
Een andere vorm van irreguliere migratie zijn inklimmers. Het aantal Albanese inklimmers dat de KMar aantrof in 2017 bedroeg circa 640. In 2018 was dit aantal rond 410. Ook de politie treft inklimmers aan. Cijfers hierover zijn vooralsnog alleen beschikbaar voor de Rotterdamse haven. Het gaat om circa 25 Albanese inklimmers per maand. De politie is bezig met het verbeteren van de datakwaliteit zodat cijfers van de politie en de KMar over inklimmers binnenkort gecombineerd kunnen worden tot één landelijk beeld.
Om irreguliere migratie vanuit Albanië aan te pakken, heeft het kabinet verschillende maatregelen genomen. Zo is Nederland in 2017 samen met België en IOM een ontmoedigingscampagne gestart in Albanië. Begin deze week bracht Staatssecretaris Harbers een bezoek aan Albanië dat in het teken stond van het tegengaan van irreguliere migratie. Ook is het toezicht van de KMar en de politie aan de maritieme grensdoorlaatposten en in en rondom de havengebieden geïntensiveerd en werkt Nederland op operationeel niveau samen met België, het Verenigd Koninkrijk maar ook Albanië om het fenomeen van inklimmers te bestrijden.
Waarom is nog geen beroep gedaan op de noodremprocedure? Bent u van mening dat de problematiek niet ernstig genoeg is? Kunt u dit toelichten?
In 2010 is de visumplicht voor burgers met de Albanese nationaliteit afgeschaft, nadat was vastgesteld dat Albanië voldoet aan de voorwaarden hiervoor. Jaarlijks wordt gemonitord of Albanië nog steeds voldoet aan deze voorwaarden. In december jl. oordeelde de Commissie nog dat Albanië meer werk moet maken van criminaliteitsbestrijding, maar dat aan de voorwaarden die eerder tot afschaffing van de visumplicht hebben geleid nog steeds wordt voldaan.3 Voor de effectieve inzet van de noodremprocedure en herinvoering van de visumplicht voor burgers van Albanië is voldoende draagvlak binnen de EU nodig. Daar is op dit moment geen sprake van.
Dit betekent niet dat het kabinet de ogen sluit voor de zorgelijke gegevens rondom Albanese burgers in Nederland. Het kabinet handelt hier actief naar, zoals uit bovenstaande antwoorden blijkt. Het kabinet heeft daarbij de afgelopen jaren stevig ingezet op onder andere samenwerking t.a.v. grensoverschrijdende criminaliteit, en versterking van de rechtsstaat in Albanië, zowel binnen het EU-toetredingstraject als bilateraal. De medewerking van de Albanese autoriteiten is goed en de bereidheid tot samenwerking op het gebied van bestrijding van grensoverschrijdende criminaliteit en terugkeer groot. Het kabinet kiest er daarom voor om die samenwerking effectief te gebruiken en verder te versterken.
De inzet van de noodremprocedure blijft als instrument voor het kabinet echter in beeld. Bij het uitblijven van voldoende resultaat zal het kabinet de inzet hiervan opnieuw bezien.
Het bericht ‘Europa stopt met oppikken van vluchtelingen op Middellandse Zee’ |
|
Maarten Groothuizen (D66) |
|
Mark Harbers (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Kent u het bericht «Europa stopt met oppikken van vluchtelingen op Middellandse Zee»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat operatie Sophia op 1 april 2019 ten einde loopt? Zo ja, door wie wordt het werk van operatie Sophia opgevangen?
De operatie Sophia is niet stilgelegd. De EU-lidstaten hebben besloten om het mandaat van Operatie Sophia ongewijzigd met 6 maanden te verlengen tot 30 september 2019. Alle lidstaten waren voorstander van deze verlenging, waarover met unanimiteit is besloten. Ondertussen zal de komende zes maanden verder onderhandeld worden om tot een structurele oplossing voor het vraagstuk rond de ontscheping van geredde drenkelingen te komen.
Wat houdt het in dat operatie Sophia tijdelijk wordt stilgelegd? Wat betekent dit concreet?
Zie antwoord vraag 2.
Waarom wordt operatie Sophia stilgelegd? Welke lidstaten zijn hier voorstander van en welke niet? Kunt u het krachtenveld nader toelichten? Hoe vindt besluitvorming plaats? Is hier sprake van besluitvorming door een meerderheid of is unanimiteit vereist? Is de mogelijkheid besproken om met een «coalition of the willing» de taken van operatie Sophia (deels) over te nemen?
Zie antwoord vraag 2.
Wat heeft Nederland gedaan om stillegging te voorkomen? Welke mogelijkheden ziet u om operatie Sophia weer op te starten en op wat voor termijn zou dit kunnen?
Nederland heeft gedurende de onderhandelingen een constructieve houding ingenomen en duidelijk gemaakt open te staan voor een oplossing die tot een structurele verlenging van de operatie zou leiden. Deze discussie richt zich op het vraagstuk rond de ontscheping van geredde drenkelingen. Over het standpunt en de inzet van het kabinet in deze is uw Kamer eveneens geïnformeerd.2 Voor Nederland is het van belang dat afspraken over operatie Sophia niet vooruitlopen op een structurele oplossing voor ontscheping in de EU die in lijn is met de conclusies van de Europese Raad van juni 2018 en niet vooruit zou lopen op onderhandelingen over het gemeenschappelijke Europees asiel stelsel (GEAS). Met de huidige verlenging is een tussenoplossing overeengekomen om de komende maanden aan te wenden om tot een structurele oplossing gevonden.
Wat is de consequentie van het (tijdelijk) stilleggen van operatie Sophia voor de Libische kustwacht, die door operatie Sophia werd getraind?
Het mandaat van de operatie is ongewijzigd verlengd en daarmee worden ook de taken omtrent capaciteitsopbouw van de Libische kustwacht voortgezet.
Op welke wijze wordt nu toezicht gehouden op de Libische kustwacht en of die zich wel aan mensenrechtenverdragen houdt?
Zoals eerder met uw Kamer gedeeld (Kamerstukken 32 735 en 28 638, nr. 207) is er mede op aandringen van het kabinet binnen operatie Sophia een monitoringsmechanisme opgericht. Dit mechanisme houdt toezicht op het functioneren van de Libische kustwacht en het onderhoud van het door de EU geleverde materiaal. Voor het kabinet is het van groot belang dat met de ongewijzigde verlenging van het mandaat van operatie Sophia ook de monitoring van de Libische kustwacht is gewaarborgd. Het kabinet zal de uitvoering van het monitoringsmechanisme binnen de missie kritisch blijven volgen en zich zolang dit nodig is in blijven zetten voor het versterken van de effectiviteit hiervan.
Wat zijn volgens u de gevolgen van het stoppen van operatie Sophia? Kunt u daarbij specifiek ingaan op de gevolgen voor het bestrijden van mensensmokkel? Deelt u de mening dat het onacceptabel is als door het stoppen van deze operatie talloze migranten zullen verdrinken? Wat gaat u doen om dit zoveel mogelijk te voorkomen? Hoe gaat u uw Europese collega’s hiervoor mobiliseren?
Zoals gesteld in het antwoord op voorgaande vragen wordt operatie Sophia niet stopgezet. Wel worden de twee schepen die in de operatie meevaren voor de duur van de verlenging teruggeroepen naar de haven. Hierdoor zal de operatie geen optimale invulling kunnen geven aan bepaalde taken binnen het mandaat, waaronder uitvoering van het VN-wapenembargo. Om te waarborgen dat het mandaat, waaronder ook het ontwrichten van mensensmokkelnetwerken, kan worden blijven uitgevoerd, wordt de surveillance door luchteenheden en de steun aan de Libische kustwacht en marine versterkt. Het delen van informatie met de relevante JBZ-agentschappen in het kader van de aanpak van mensensmokkel, zal worden voortgezet.
Libië blijft als kuststaat primair verantwoordelijk voor het redden van migranten in de Libische search and rescue (SAR) zone. Door verlenging van het mandaat van operatie Sophia kan de capaciteit van de Libische kustwacht om deze wettelijke taak uit te voeren verder worden versterkt. Daarmee groeit ook het vermogen om migranten in onzeewaardige bootjes te redden.
Het kabinet constateert daarbij dat het aantal door Sophia-schepen geredde migranten de afgelopen maanden zeer beperkt was: tussen juni en december 2018 vond één reddingsactie plaats waarbij 106 mensen werden gered en sinds december jl. hebben Sophia-schepen geen enkele keer reddend op hoeven treden. Voorts worden andere vormen van maritieme aanwezigheid in de Middellandse Zee, zoals de Frontex Operaties die in de territoriale wateren van de EU-lidstaten plaatsvinden en verscheidene nationale kustwachten van zowel EU als niet EU-lidstaten, onverminderd doorgezet.
Kunt u deze vragen voor 29 maart 2019 beantwoorden?
Het bericht Ombudsman slaat alarm: 'Het centrum van Amsterdam is 's nachts een wetteloze jungle’ en daarbij het conceptrapport van de Ombudsman van Amsterdam |
|
Gert-Jan Segers (CU), Nico Drost (CU) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Mark Harbers (VVD) |
|
Kent u het bericht «Ombudsman slaat alarm: «Het centrum van Amsterdam is ’s nachts een wetteloze jungle»»1 en daarbij het conceptrapport «Feesten of Beesten 3»?2
Ja, ik heb kennis genomen van het rapport en ken ook het voornoemde bericht.
Bent u bereid met een integrale reactie op het conceptrapport van de ombudsman metropool Amsterdam te komen en hierin specifiek op de gesuggereerde oplossingen in te gaan waar zij het landelijk beleid raken?
Het conceptrapport van de Ombudsman metropool Amsterdam betreft een lokale aangelegenheid. Als zodanig is het aan de burgemeester van Amsterdam of zij dit conceptrapport wil voorzien van een integrale reactie. Zowel mijn departement als het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijksrelaties staan in nauw contact met de gemeente Amsterdam. Op de hiernavolgende vragen zal, voor zover zij betrekking hebben op het landelijk beleid, nader worden ingegaan.
Wat vindt u ervan dat Amsterdam het imago heeft van een wetteloze jungle en dat Amsterdam het drugs- en drankwalhalla van Europa wordt genoemd? Deelt u de mening dat onze hoofdstad beter verdiend?
Ik ben bekend met de problematiek die zich in het centrum van Amsterdam, en dan met name in het «1012»-postcodegebied afspeelt. Het toezicht en de handhaving van de openbare orde betreft een lokale aangelegenheid, evenals het beleid ten opzichte van het type toerisme dat de stad aantrekt. Het College van de gemeente Amsterdam heeft de gemeenteraad onlangs geïnformeerd over bestaande en aanvullende maatregelen die zij in verband met overlast zal inzetten.3 Waar de problematiek zoals in het concept-rapport omschreven het landelijk beleid raakt, zal de gemeente Amsterdam vanuit de voornoemde departementen ondersteund worden. Een voorbeeld hiervan betreft onder andere de uitbreiding van de operationele sterkte van de politiecapaciteit, zoals te lezen is in het antwoord op vraag 5.
Ook bij de aanpak van ondermijnende criminaliteit vindt nauwe samenwerking plaats tussen mijn ministerie en de gemeente Amsterdam, onder meer door het ter beschikking stellen van extra incidentele en structurele investeringen ter versterking van de aanpak, met een focus op de drugsindustrie. Het programma «De Weerbare Stad», dat de gemeente Amsterdam onlangs heeft gepubliceerd, sluit hier goed bij aan. In dit programma kondigt het Amsterdamse college aan op korte termijn ook naar buiten te treden met een meer omvangrijk programma tegen de drugsindustrie, gericht op het tegengaan van het afglijden van kwetsbare jongeren in de drugshandel, het versterken van wijken en groepen en netwerken in de strijd tegen drugshandel, en op preventiemaatregelen in het kader van de volksgezondheid.
Deelt u ook de zorgen van de Amsterdamse Ombudsman over de leefbaarheid en de veiligheid van de bewoners van het centrum van Amsterdam? Deelt u de mening dat het rijk, de gemeente Amsterdam dient te ondersteunen bij het borgen van deze leefbaarheid en veiligheid?
Zie antwoord vraag 3.
Hoe beoordeelt u de capaciteit met betrekking tot de handhaving, de politie en de vergunningverlening in de gemeente Amsterdam? Op welke termijn verwacht u dat de toegezegde capaciteitsuitbreiding zal plaatsvinden?
De handhavingscapaciteit in de openbare ruimte wordt bepaald door gemeenten. In de lokale driehoek wordt bepaald op welke manier de beschikbare toezichtscapaciteit door buitengewone opsporingsambtenaren (boa’s) in de openbare ruimte wordt ingezet.
De intensivering van politie zoals in het regeerakkoord van het kabinet Rutte III opgenomen, betekent voor de regionale eenheid Amsterdam een uitbreiding van de formatie van de volledig opgeleide operationele sterkte met 60 FTE. De intensivering wordt geleidelijk gerealiseerd. Het «Begroting en Beheerplan politie 2019–2022» gaat uit van een volledige realisatie vanaf eind 2022. De doelformatie operationele sterkte van de regionale eenheid Amsterdam was ultimo 2018 5.279 FTE (inclusief aspiranten). De bezetting per 31 december 2018 is 5.316 FTE (inclusief aspiranten). De operationele sterkte per inwoner is in de regionale eenheid Amsterdam verreweg het grootst van heel Nederland.
Ik heb uw Kamer op 3 december 2018 geïnformeerd over de ontwikkelingen van de operationele sterkte van de gehele Nederlandse politie.4 De inzet van politiepersoneel komt tot stand door lokale beslissingen die afhankelijk van de lokale veiligheidssituatie genomen worden. Hoeveel agenten er op enig moment feitelijk ingezet kunnen worden voor de handhaving en andere operationele taken wisselt hierdoor voortdurend. Ik heb uw Kamer 14 maart 2019 geïnformeerd over de voorgenomen samenwerking op de arrestantenzorg tussen de politie Amsterdam en de Dienst Justitiële Instellingen (DJI).5 Het beoogde resultaat van deze samenwerking is een substantiële verhoging van de inzetbaarheid van de politie, in eerste instantie binnen de eenheid van de politie Amsterdam.
Deelt u de mening dat extra capaciteit en de vernieuwde wijzen van handhaving niet zorgen voor een toename in de effectiviteit en de productiviteit als er geen betere communicatie en samenwerking tussen de uitvoeringsdiensten van de rijksoverheid en de gemeentelijke uitvoeringsdiensten plaatsvindt? Welke mogelijkheden ziet u teneinde deze communicatie en samenwerking tussen de uitvoeringsdiensten te faciliteren en te verbeteren?
Deze mening deel ik niet. Er wordt intensief samengewerkt tussen Rijks- en gemeentelijke diensten. Informatie tussen de partners wordt gedeeld en per casus wordt besproken wat de meest effectieve interventie is. Goede samenwerking en communicatie zijn hierbij van groot belang. Dit krijgt continu aandacht in het samenwerkingsverband van de Regionale Informatie en Expertise Centra (RIEC’s).
Verschillende onderdelen van de Nederlandse overheid werken samen om onder andere georganiseerde criminaliteit en het ondermijnende effect daarvan te voorkomen en te bestrijden. Integrale samenwerking staat hierbij centraal. Dit betekent dat strafrechtelijke, fiscale en bestuurlijke maatregelen in samenhang met elkaar worden ingezet. Deze samenwerking wordt gecoördineerd door de tien RIEC’s, het Landelijk Informatie en Expertise Centrum (LIEC). De basis voor de samenwerking is het «Convenant ten behoeve van Bestuurlijke en Geïntegreerde Aanpak Georganiseerde Criminaliteit, Bestrijding Handhavingsknelpunten en Bevordering Integriteitsbeoordelingen».
Aan het regionale samenwerkingsverband RIEC nemen alle gemeenten, provincies, Belastingdienst (waaronder de onderdelen Douane en Fiscale Inlichtingen- en Opsporingsdienst (FIOD)), Inspectie Sociale Zaken en Werkgelegenheid (Inspectie SZW), Nationale Politie, Koninklijke Marechaussee (KMar), Openbaar Ministerie (OM), waaronder arrondissementsparketten, Landelijk Parket (LP) en Functioneel Parket (FP)) en Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND) en het UWV deel.
Hoe beoordeelt u de constatering van de ombudsman dat, binnen het RIEC (Regionaal Informatie en Expertise Centrum) -verband, in Amsterdam nog regelmatig langs elkaar heen wordt gewerkt? Hoe zou binnen het RIEC meer gebruik kunnen worden gemaakt van proactief informatie gestuurd handelen in plaats van handelen op plaats van verdenkingen?
Binnen RIEC Amsterdam-Amstelland werken verschillende partners samen binnen werkgroepen of clusters aan de integrale aanpak van georganiseerde en ondermijnende criminaliteit. Er wordt gebruik gemaakt van elkaars specialismen waardoor ondermijnende criminaliteit effectiever kan worden aangepakt. De samenwerking is gebaseerd op vertrouwen en het besef dat samenwerking loont. Door de veelheid aan partners en de complexiteit van de zaken waaraan wordt gewerkt komt het soms voor dat partners in het RIEC-verband langs elkaar heen werken. Daar wordt specifiek aandacht aan besteed. De RIEC’s en het LIEC zijn dit jaar het «Next-Level» traject gestart dat ziet op een verdere professionalisering van de samenwerking tussen de partners in RIEC-verband. Een speerpunt binnen dit traject is dat binnen de RIEC-samenwerking meer informatiegestuurd gewerkt gaat worden. Dat betekent dat relevante gegevens uit politieonderzoeken door de politie actief worden aangeleverd bij het RIEC ten behoeve van de aanpak van een of meerdere casussen in RIEC-verband. Om een beter zicht te krijgen op ondermijning maken de RIEC’s, in aanvulling op de informatie die wordt aangeleverd door de partners, lokale en regionale ondermijningsbeelden.
Bent u op de hoogte van de door de Ombudsman beschreven toename van ATM’s (Automated Teller Machines), waarbij er nauwelijks toezicht is op de geldstromen die daar rondom circuleren? Om hoeveel van deze ATM’s gaat het? Speelt dit enkel in het Amsterdams centrumgebied of ook in andere gemeenten?
Ja, ik ben op de hoogte van de toename in het aantal geldautomaten zoals geconstateerd door de Ombudsman, metropool Amsterdam.
Naast de bancaire geldautomaten (hierna: gea’s) zijn er in Nederland twee andere categorieën geldautomaten operationeel. Deze gea’s worden meestal bij retaillocaties geplaats. Zij worden óf door een waardevervoerder óf door de retailer zelf gevuld.
De retailers die de gea’s met kassaopbrengsten vullen, verrichten geen financiële diensten zoals nu gedefinieerd is in de Wet op het Financieel toezicht (Wft) en vallen als zodanig niet onder de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft). Het opnemen van contant geld uit een geldautomaat, voor zover de winkelier geen andere betaaldiensten verleent, wordt niet als betaaldienst aangemerkt in de zin van artikel 1:5a, lid 2, onder o van de Wft.6 De Nederlandsche Bank (DNB) houdt op grond van de Wft en de Wwft wel toezicht op de banken die deze retailers als cliënten hebben. Banken dienen hun cliënten, in dit geval de exploiterende winkeliers, te kennen en hun cliëntenonderzoek te verscherpen als er sprake is van een hoger risico. Ook dienen zij ongebruikelijke transacties te melden bij de Financial Intelligence Unit
Bij navraag bij DNB blijkt er op dit moment sprake te zijn van een daling van het aantal gea’s dat door retailers zelf in Nederland wordt gevuld.
Is er onderzoek gedaan naar de herkomst van de ATM’s en in hoeverre is hier sprake van dubieuze geldstromen? Zo nee, bent u bereid dit te doen en hierin ook de door de Ombudsman beschreven negatieve ervaringen vanuit Canada en Australië mee te nemen?
Voor zover te achterhalen, zijn de gea’s afkomstig van verschillende partijen. Nederlandse banken kunnen gea’s plaatsen in winkels, maar deze worden in beginsel door de banken zelf geëxploiteerd en gevuld. Ook kunnen de gea’s afkomstig zijn van andere partijen zoals onder meer Travelex, Yourcash Ltd en Icard AD, waarbij winkeliers zelf de gea’s kunnen bijvullen. Het RIEC Amsterdam Amstellland en de gemeente Amsterdam hebben aangegeven geen signalen te hebben ontvangen van dubieuze geldstromen bij gea’s. Verder heeft de gemeente Amsterdam mij laten weten dat op dit moment de opties worden verkend om de wildgroei van gea’s in de gemeente te beperken.7
Wat vindt u van de constatering dat het imago van Amsterdam als stad waar alles kan een toeristendoelgroep trekt die een voorname bron van overlast maar ook bron van belasting van het systeem – zoals de spoedeisende hulp – vormt? Herkent u het beeld dat een kleine groep ondernemers op de Wallen een groot en gevarieerd aanbod van vastgoed en ondernemingen in bezit heeft, waaronder souvenirwinkels, coffeeshops en seksbedrijven, en dat deze groep daarmee een groot belang heeft in de komst van toeristen en een actieve rol speelt in het werven van deze toeristen en het in stand houden van eerdergenoemd imago?
Het is mij bekend dat de overlast in de Amsterdamse binnenstad door het toerisme is toegenomen. Zoals ik al eerder heb verwoord, betreft dit een lokale aangelegenheid. De autoriteiten in Amsterdam staan dan ook voor een opgave. Die opgave vraagt niet alleen maatregelen op korte termijn, maar ook een visie voor langere termijn.8
Op welke wijze kan het rijk een bijdrage leveren aan het veranderen van dit imago? Bijvoorbeeld door het opvolgen van de aanbeveling maatregelen te nemen tegen goedkope vluchten, met name uit Engeland, naar Schiphol?
De in het conceptrapport gesuggereerde oplossingen zijn met name gericht aan de gemeente Amsterdam. Voor wat betreft de aanbeveling omtrent het opvolgen van maatregelen tegen goedkope vluchten kan ik het volgende mededelen. Binnen de EU (aangevuld met de EVA landen Noorwegen, Zwitserland, IJsland en Liechtenstein) is sprake van een vrije luchtvaartmarkt. Luchtvaartmaatschappijen uit deze landen kunnen zelf bepalen op welke bestemmingen ze willen vliegen en welke vliegtarieven ze daarbij in rekening willen brengen. De overheden hebben geen instrumenten om bijvoorbeeld goedkope vluchten of tickets te verbieden. Wat specifiek het Verenigd Koninkrijk betreft is niet te verwachten dat na de Brexit hiertoe voor vluchten tussen het Verenigd Koninkrijk en Nederland wel directe mogelijkheden zullen ontstaan om in te grijpen. Wel kan de invoering van een vliegbelasting invloed hebben op de ticketprijzen. In het Verenigd Koninkrijk bestaat al een dergelijke belasting en Nederland bereidt een nationale vliegbelasting voor, die zoals in het regeerakkoord is aangegeven in 2021 van kracht moet worden.
Deelt u de mening dat intimidatie en vervelende opmerkingen van toeristen jegens mensen die in prostitutie werken niet wenselijk is en dat hier dan ook handhavend in moet worden opgetreden? In hoeverre is hiervoor, en voor de handhaving in de Amsterdamse prostitutiebranche in de brede zin, afdoende capaciteit?
Ik deel de mening dat intimidatie en vervelende opmerkingen van toeristen jegens mensen die in prostitutie werken niet wenselijk zijn.
De handhaving van de Amsterdamse prostitutiebranche betreft toezicht op de prostitutiebranche en niet het toezicht op gedrag van bezoekers binnen de openbare ruimte. Indien intimidatie wordt geconstateerd, dan wordt daar daartegen opgetreden door politie of handhavers. De complicatie is echter dat straatintimidatie zelden waarneembaar is in de nabijheid van politie of handhavers.
Hoe beoordeelt u de geluiden toe te willen werken naar een Wallengebied zonder prostitutie? Deelt u de mening dat dit een betekenisvolle stap zou zijn voor de leefbaarheid en het imago van onze hoofdstad, maar dat hier enkel sprake van zou kunnen zijn wanneer de vrouwen en mannen die achter de ramen werken zicht hebben op volwaardige alternatieven, bijvoorbeeld in de vorm van uitstapprogramma’s en toegang tot huisvesting?
Het Wallengebied al dan niet prostitutievrij maken valt onder het Amsterdamse gemeentelijk beleid. Vanzelfsprekend moet er bij de vrouwen en mannen die achter de ramen werken en de prostitutie willen verlaten, bekend zijn wat hun mogelijkheden zijn. Het is aan de gemeente om hier invulling aan te geven. Er zijn in Amsterdam meerdere uitstapprogramma’s voor diverse doelgroepen om ondersteuning te bieden aan sekswerkers bij het uitstappen naar ander werk en eventueel bij opvang en zorg. Sekswerkers die in de raamprostitutie op de Wallen werken worden daarbij regelmatig bezocht door veldwerkers. Sekswerkers kunnen bij deze veldwerkers terecht met hulpvragen onder andere over de alternatieven voor het doen van (seks)werk.
Deelt u de mening dat het zorgelijk is dat er vrouwen en mannen in de prostitutie zijn die wel willen uitstappen, maar hiertoe geen mogelijkheid zien «doordat ze nog in het krijt staan bij hun bemiddelaars»? Gaat het hierbij om klassieke pooiers of zijn er ook bemiddelaars in andere hoedanigheden die het uitstappen bemoeilijken?
Het zou niet zo mogen zijn dat vrouwen en mannen die ander werk willen doen, hiertoe geen mogelijkheid zien door schulden. Het hebben van schulden bij bemiddelaars is een signaal van slachtofferschap van uitbuiting. De daders kunnen mensenhandelaren zijn. Als uitbuiting ofwel mensenhandel zich voordoet, dan is dat een zeer ernstige situatie.
Veldwerkers van uitstapprogramma’s melden signalen van uitbuiting bij de politie. Ook exploitanten van raamprostitutie hebben een verantwoordelijkheid in het melden van signalen van uitbuiting bij de politie. In Amsterdam is daarbij specialistische ondersteuning beschikbaar voor (mogelijke) slachtoffers van mensenhandel.
Herkent u het beeld dat het voor mensen die uit de prostitutie stappen moeilijk is huisvesting, werk en/of scholing te vinden en dat dit ook een drempel is om überhaupt uit de prostitutie te schrappen? Welke mogelijkheden ziet u deze drempels weg te nemen en de toegang tot huisvesting, werk en/of scholing te verbeteren?
Dit beeld herken ik en wordt ook bevestigd in het onderzoek dat in opdracht van de gemeente Amsterdam, in 2017 heeft plaatsgevonden.9 Sekswerkers die uitstappen, kunnen te maken krijgen met lagere inkomsten. Bij gelijkblijvende vaste lasten kan de betaalbaarheid van huisvesting onder druk komen staan en is uiteindelijk verlies van de vaste woon- en/of verblijfplaats mogelijk. De uitstapprogramma’s hebben tot doel het uitstappen van sekswerkers te faciliteren. Sekswerkers worden geholpen met het daadwerkelijk uitstappen naar ander werk en ook bestaat de mogelijkheid dat zij worden gefaciliteerd bij huisvesting en zorg. Gemeenten beschikken over diverse mogelijkheden om- indien gewenst- bepaalde groepen, zoals bijvoorbeeld uitstappende sekswerkers, met voorrang te huisvesten in bijvoorbeeld sociale huurwoningen.
Zou het invoeren van een urgentieverklaring voor een sociale huurwoning voor mensen die, bijvoorbeeld via een uitstapprogramma, uit de prostitutie stappen, een oplossing kunnen zijn? In hoeveel gemeenten is zo een dergelijke regeling er momenteel al? Kan er reden zijn deze grond voor verlening van een urgentieverklaring ook landelijk voor te schrijven?
Gemeenten hebben diverse mogelijkheden om groepen woningzoekenden met voorrang te huisvesten. Iedere gemeente kan daartoe een urgentieregeling opstellen. Het is mij onbekend hoeveel gemeenten een specifieke voorrangsregeling kennen voor de huisvesting van uittredende sekswerkers.
Indien een gemeente gebruik maakt van een huisvestingsverordening waarin urgentiecategorieën zijn bepaald, dan behoren mantelzorgers en «personen die in een voorziening voor tijdelijke opvang van personen, die in verband met problemen van relationele aard of geweld verblijven» (blijf-van-mijn-lijf huizen) volgens artikel 12 van de Huisvestingswet in ieder geval tot de urgente woningzoekenden. Wanneer uitstappende sekswerkers eerst hun toevlucht hebben moeten zoeken bij blijf-van-mijn-lijf huizen vallen zij onder de voorrangsregeling. De gemeente kan daarnaast aanvullende categorieën mensen aanwijzen voor urgentie. Ook uittredende sekswerkers zouden als aanvullende categorie benoemd kunnen worden. Gezien het geringe aantal gemeenten waar de problematiek van uitstappende sekswerkers speelt, ligt het niet voor de hand een dergelijke voorrangsregeling voor hen op landelijk niveau in te stellen.
In de praktijk maken woningcorporaties, gemeenten, en huurdersorganisaties, met betrokkenheid van zorgorganisaties, prestatieafspraken over aantallen sociale huurwoningen (zogenaamde «contingenten») die via directe bemiddeling worden toegewezen aan mensen die uitstromen uit het beschermd wonen of de maatschappelijke opvang en zelfstandig (begeleid) gaan wonen, vaak onder de noemer van een programma voor huisvesting voor kwetsbare of bijzondere doelgroepen. Dergelijke afspraken zouden ook voor uitstappende sekswerkers kunnen worden gemaakt.
In hoeverre ervaren mensen tijdens hun uitstapprogramma al problemen op het gebied van huisvesting? Bent u bereid in kaart te brengen in hoeverre er behoefte is aan een tussenvoorziening voor de huisvesting van vrouwen en mannen die uit de prostitutie willen stappen en welke mogelijkheden er zijn dit integraal in de uitstapketen te verwerken?
In het eerdergenoemde onderzoek door Regioplan gaven deelnemers van uitstapprogramma’s aan het lastig te vinden om hun nieuwe levensstijl aan te passen aan de nieuwe situatie. De periode van sekswerk ging soms gepaard met dure huisvesting, in de nieuwe situatie is vaak een vermindering van uitgaven noodzakelijk.
Op dit moment wordt door mijn departement de laatste hand gelegd aan een nieuwe tijdelijke Regeling Uitstapprogramma’s voor prostituees. Deze nieuwe regeling heeft een tijdsbestek van anderhalf jaar. De komende periode wordt daarnaast een nieuwe, structurele, toekomstgerichte financieringssystematiek voor uitstapprogramma’s met betrokken partners verkend en nader uitgewerkt. De behoefte aan een tussenvoorziening voor huisvesting kan in deze verkenning worden meegenomen.
Kunt u ingaan op de constatering van de Amsterdamse Ombudsman dat de Belastingdienst minder controles is gaan uitvoeren op de boekhouding van mensen die in de prostitutie werken en van exploitanten? Wat is de aanleiding hiervan? Bent u bereid hierover met de verantwoordelijk bewindspersoon in gesprek te gaan?
Desgevraagd heeft de Belastingdienst aangegeven zich niet te herkennen in deze constatering. In het jaar 2018 heeft de Belastingdienst meer controles uitgevoerd dan in de jaren 2016 en 2017. Een gesprek met de Staatssecretaris van Financiën is dan ook niet nodig.