Het al dan niet starten met re-integratie activiteiten door een levenslanggestrafte |
|
Ulysse Ellian (VVD) |
|
Franc Weerwind (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (D66) |
|
Bent u bekend met het feit dat het Adviescollege Levenslang Gestraften advies aan het Pieter Baan Centrum vraagt ten behoeve van haar eigen advies over het al dan niet starten met re-integratie activiteiten door een levenslanggestrafte?
Ja, daar ben ik mee bekend. Dit is ook opgenomen in het Ketenwerkproces Levenslanggestraften.1
Waarom kunnen nabestaanden geen inzage in of afschrift krijgen van de rapportage van het Pieter Baan Centrum krijgen, terwijl nabestaanden wel het recht hebben om gehoord te worden door het Adviescollege Levenslang Gestraften?
Er bestaat op dit moment geen wettelijke grondslag voor inzage in of afschrift van stukken die onderdeel uitmaken van het advies van het Adviescollege levenslanggestraften voor slachtoffers en nabestaanden. Wel heb ik van slachtoffers en nabestaanden gehoord dat er behoefte kan zijn aan toegang tot stukken, zodat zij een beter beeld hebben van de actuele situatie van de levenslanggestrafte. Eerder heb ik toegezegd de wenselijkheid en haalbaarheid van een wettelijke grondslag voor deze inzage te onderzoeken.2 Zie verder ook het antwoord op vraag 5.
Ziet u dat het recht van nabestaanden om gehoord te worden door het Adviescollege Levenslanggestraften, illusoir dreigt te worden indien nabestaanden daaraan voorafgaand geen kennis kunnen nemen van de rapportage van het Pieter Baan Centrum? Zo ja/nee, waarom?
Ik vind het van groot belang dat slachtoffers en nabestaanden het recht hebben om gehoord te worden en dat zij goed worden geïnformeerd over besluiten in de herbeoordelingsprocedure. Als zij dat wensen, kunnen zij meewerken aan een slachtoffer- en nabestaandenonderzoek en een toelichting geven tijdens een hoorzitting bij het Adviescollege levenslanggestraften. Dit geeft hen, als zij dat willen, onder meer de mogelijkheid om hun verhaal te delen en om behoeftes aan contact- en gebiedsverboden te uiten in het geval van eventuele vrijheden van de levenslanggestrafte. Ook kan de toelichting van slachtoffers en nabestaanden bijdragen aan de beoordeling van het gedrag en de ontwikkeling van de levenslanggestrafte gedurende zijn detentie.
Sommige slachtoffers en nabestaanden hebben aangegeven daarbij behoefte te hebben aan kennisname van stukken die onderdeel uitmaken van het advies van het Adviescollege levenslanggestraften. Voor anderen geldt dit niet. Hoewel ik mij de behoefte kan voorstellen, zie ik inzage in of afschrift van het rapport van het Pieter Baan Centrum niet als een noodzakelijke randvoorwaarde voor het geven van een toelichting bij het Adviescollege levenslanggestraften, en het ontbreken van inzage in zijn algemeenheid niet als secundair victimiserend. Wel heb ik eerder geconstateerd hoe belastend de onzekerheid is die de huidige procedure met zich brengt en hoe belangrijk goede communicatie, informatie en ondersteuning zijn. Over mijn voorgestelde verbeteringen heb ik uw Kamer geïnformeerd per brief van 8 april jl.3 Naast het eerder toegezegde onderzoek naar een wettelijke grondslag voor inzage van stukken, werk ik ook op andere manieren aan het verbeteren van de informatievoorziening voor slachtoffers en nabestaanden. Zo licht ik bij het informeren over besluiten voortaan kort toe hoe de criteria in het individuele geval zijn toegepast, om beter inzichtelijk te maken waarom een besluit is genomen.
In hoeverre kan het voor nabestaanden secundair victimiserend zijn om met het Adviescollege Levenslanggestraften in gesprek te gaan zonder dat zij kennis kunnen dragen van het oordeel van het Pieter Baan Centrum?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat nabestaanden inzage moeten kunnen hebben in de rapportage van het Pieter Baan Centrum alvorens zij gehoord worden door het Adviescollege Levenslanggestraften? Zo ja, op welke wijze kan deze inzage gerealiseerd worden? Zo nee, waarom niet?
Zoals ik heb aangegeven bij het antwoord op vraag 2, bestaat er binnen de huidige wetgeving geen grondslag voor het inzien of het verkrijgen van een afschrift van stukken door slachtoffers en nabestaanden in de procedure van herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf.
In gesprekken met slachtoffers en nabestaanden is naar voren gekomen dat er in sommige gevallen wel behoefte is om kennis te kunnen nemen van stukken in de herbeoordelingsprocedure. Daarom onderzoek ik in het kader van de uitwerking van een nieuwe regeling voor de herbeoordeling van de levenslange gevangenisstraf de wenselijkheid en haalbaarheid van een mogelijke wettelijke grondslag.4 Ik betrek hierbij ook de reikwijdte van een grondslag. Overigens wijs ik erop dat er altijd een afweging dient plaats te vinden van de verschillende belangen die bij rapportages zijn betrokken. Dit betekent dat ook het belang dat de veroordeelde heeft bij de vertrouwelijkheid van rapporten en zijn recht op privacy moet meewegen. Een mogelijk recht voor slachtoffers en nabestaanden om te kunnen verzoeken om inzage of een afschrift, betekent dus niet dat een dergelijk verzoek ook steeds zal worden gehonoreerd.
Indien uw antwoord op vraag 5 bevestigend luidt, bent u bereid in overleg te treden met het Adviescollege Levenslanggestraften om te bezien hoe nabestaanden die dat wensen, alsnog inzage kunnen krijgen in de rapportage van het Pieter Baan Centrum?
De P-scenariosets en hun impact op pensioencommunicatie en beleggingsbeleid |
|
Agnes Joseph (NSC) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister zonder portefeuille sociale zaken en werkgelegenheid) (CU) |
|
Bent u bekend met de analyses van Bob Galesloot1 en Jelle Mensonides2 en het artikel «De Kunst van Balanceren: Risicohouding in de Wtp»?3
Klopt het dat de 1-jaars rente aan het begin van het eerste scenariojaar van de P-scenarioset van 2024Q1 gelijk is aan 3,3%, aan het begin van het tweede scenariojaar (rekenkundig) gemiddeld –0,2% is en aan het begin van het derde scenariojaar gemiddeld 1,3%? Zo nee, wat zijn volgens u de juiste getallen?
Klopt het dat de 30-jaars rente aan het begin van het eerste scenariojaar van de P-scenarioset van 2024Q1 gelijk is aan 2,2%, aan het begin van het tweede scenariojaar (rekenkundig) gemiddeld 0,6% is en aan het begin van het derde scenariojaar gemiddeld 1,8%? Zo nee, wat zijn volgens u de juiste getallen?
Hoe verklaart u de in de scenarioset 2024Q1 waargenomen «rentedip»?
Beseft u dat een «rentedip», zoals beschreven in vraag 2 en 3, zorgt voor een verwacht beschermingsrendement voor een dertigjarige van circa 100% in scenariojaar 1 en circa –40% in scenariojaar 2?
Vindt u dit soort uitkomsten zoals beschreven in vraag 5 realistisch voor een «verwacht gemiddeld» economisch scenario?
Klopt het dat de langetermijnvolatiliteit van aandelen (gemeten als de volatiliteit in scenariojaar4 in de scenario's gelijk was aan circa 14% in de sets van 2023Q1 en 2023Q2, gelijk aan circa 18% in 2023Q3 en 2023Q4 en gelijk aan circa 20% in 2024Q1? Zo nee, wat zijn volgens u de juiste getallen?
Klopt het dat de volatiliteit van aandelen als gemeten via de VSTOXX (de marktdata die zijn toegevoegd in de recente methodiek) juist is gedaald in 2023, van 21% aan het begin van 2023Q1 naar 14% aan het begin van 2024Q1 (tussenstappen: 19%, 14%, 18%)? Zo nee, wat zijn volgens u de juiste getallen?
Hoe verklaart u het feit dat de langetermijnvolatiliteit van aandelen in de scenariosets in een jaar met praktisch 50% is gestegen, terwijl de marktdata waar deze op gebaseerd zou moeten zijn juist een daling van de (kortetermijn)volatiliteit weergeven?
Bent u zich ervan bewust dat pensioenuitvoerders deze scenariosets moeten gebruiken in de communicatie van (verwachte) pensioenbedragen aan deelnemers?
Bent u zich ervan bewust dat voor een dertigjarige deelnemer de verhouding tussen het voorgeschreven goedweer- en slechtweerscenario 4:1 kan zijn bij de 2023Q1 scenarioset, maar 10:1 bij de 2024Q1 set?
Acht u het een accurate weergave van de werkelijkheid dat het pensioen dat een deelnemer over veertig jaar krijgt het afgelopen jaar circa 2,5 keer risicovoller is geworden? Kunt u dat toelichten?
Bent u zich ervan bewust dat pensioenuitvoerders deze scenariosets ook moeten gebruiken voor de berekening van de maatstaven van de risicohouding op basis waarvan pensioenfondsen, als zij de vooraf afgesproken grenzen overschrijden, hun beleggingsbeleid moeten wijzigen volgens Besluit uitvoering Pensioenwet en Wet verplichte beroepspensioenregeling, artikel 14d, lid 1?
Bent u zich ervan bewust dat de model-aanname van een stijging van de volatiliteit van aandelenrendementen (en rentebewegingen) in de voorgeschreven economische scenariosets een vergelijkbare stijging van de berekende (langetermijn)risicomaatstaf teweegbrengt?
Klopt het dat een uitvoerder met een beleid waarmee in 2023Q1 exact aan de risicomaatstaf wordt voldaan voor een cohort in de opbouwfase (de risicoblootstelling is gelijk aan de risicomaatstaf), daar bij ongewijzigd beleid in 2024Q1 opeens niet meer aan voldoet, en 20–30% van zijn zakelijke waarden zou moeten omruilen in vastrentende waarden om daar weer aan te voldoen?
Indien uw antwoord op vraag 15 nee is, kunt u aangeven wat volgens u het effect op de risicomaatstaf zou zijn voor een hypothetisch pensioenfonds met bij aanvang alleen maar vijftigjarige deelnemers, waarbij voor 60% belegd is in aandelen (geen diversificatie) en dat het nominale renterisico volledig heeft dichtgezet, onder de aannames dat alle deelnemers sterftekansen hebben gelijk aan de meest recente AG-prognosetafel (startjaar 2024), dat er geen carriѐreontwikkeling wordt verondersteld en dat alle deelnemers bij aanvang een kapitaal van € 200.000 hebben en een beschikbare (jaar)premie van € 10.000 tot pensioenleeftijd 67?
Acht u het wenselijk dat pensioenuitvoerders hun (langetermijn)beleggingsbeleid mogelijk jaarlijks drastisch moeten aanpassen als gevolg van een nieuw gepubliceerde scenarioset en kunt u dat toelichten?
Is het de bedoeling van wetgeving omtrent risicohouding (geweest) dat pensioenuitvoerders (zeer) frequent herbalanceren?
Herkent u zich in de constatering in het artikel van Potter van Loon e.a. dat de verwachtingsmaatstaf voor een cohort als gevolg van een nieuwe scenarioset kan veranderen van 40% naar 32%, zelfs bij een beleggingsbeleid met volledige afdekking van het renterisico?
En zo nee in antwoord op vraag 19, kunt u aangeven wat volgens u de verwachtingsmaatstaf is bij de scenariosets van 2022Q1, 2023Q1 en 2024Q1 voor het hypothetische pensioenfonds dat in vraag 16 werd beschreven?
Hoe verklaart u dat ook de verwachtingsmaatstaf sterk verandert en dat deze zelfs verandert bij volledige afdekking van het renterisico?
Acht u het wenselijk dat een pensioenuitvoerder in een jaar plotseling meer beleggingsrisico moet nemen om aan de verwachtingsmaatstaf te voldoen bij een nieuwe gepubliceerde scenarioset? Kunt u dat toelichten?
Kunt u bevestigen dat de inflatie is gemodelleerd op basis van de observaties in de jaren 2000 t/m 2020, zoals Jelle Mensonides aangeeft in zijn artikel?
Klopt het dat in de scenarioset van 2024 Q1 het aantal trekkingen met een inflatiecijfer boven de 12% in de totale scenarioset van 2 miljoen cijfers 0,02% is en dat dus de afgelopen twintig jaar een inflatie is geobserveerd die volgens het model minder dan eens per millennium plaatsvindt?
Bent u van mening dat het model hiermee een accurate weergave geeft van het werkelijke reële risico van uitkeringen in de communicatie naar deelnemers en van de berekeningen van de risicohoudingmaatstaven om het beleggingsbeleid aan te toetsen? Kunt u dat toelichten?
Wilt u aan De Nederlandsche Bank (DNB) – die de scenarioset elk kwartaal publiceert – vragen om de code en de gebruikte data te openbaren waarmee de economische scenariosets worden gegenereerd (open source maken), opdat iedereen inzicht kan krijgen in de exacte werking van het model? Zo nee, waarom niet?
Wilt u aan DNB vragen om bij het uitbrengen van een nieuwe scenarioset een kwantitatief en een kwalitatief overzicht te geven van de veranderingen ten opzichte van de laatste scenarioset?
Wie is op dit moment eigenaar van de methodiek achter het genereren van de scenariosets? En wie is verantwoordelijk voor de correctheid daarvan?
Acht u deze scenariosets geschikt voor het gebruik voor communicatie aan deelnemers van hun verwachte pensioenen in goed-, verwacht- en slechtweer en kunt u dat toelichten?
Acht u deze scenariosets geschikt voor het vaststellen van onder- en bovengrenzen op risicomaatstaven van de risicohouding en het toetsen hierop, waarna pensioenfondsen mogelijk verplicht hun beleggingsbeleid moeten aanpassen en kunt u dat toelichten?
Kunt u de vragen één voor één beantwoorden voor het commissiedebat Pensioenonderwerpen van 4 april?
Het evenement ‘Navigating Nicotine Regulation: Insights from Sweden’, 26 maart 2024 in Nieuwspoort |
|
Daniëlle Jansen (NSC), Harmen Krul (CDA) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Ben u op de hoogte van het evenement «Navigating Nicotine Regulation: Insights from Sweden», georganiseerd door Business Sweden en de ambassade van Zweden in Nederland?1
Bent u bekend met het artikel waarin vermeld staat dat Tweede Kamerleden zijn uitgenodigd voor een lobbybijeenkomst over «harm reduction», waarbij de sprekers banden hebben met de tabaksindustrie en producenten van nicotineproducten?2
Hoe beoordeelt u dit evenement? Deelt u de zorgen zoals beschreven in het artikel van Tabaknee, dat dit een poging van de tabaks- en nicotine-industrie zou kunnen zijn om via Business Sweden en de Zweedse ambassade het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid te beïnvloeden?
Kunt u bevestigen dat er geen wetenschappelijk bewijs is dat wijst op voordelen van het gebruik van snus of nicotinezakjes, maar dat wetenschappeijk bewijs juist het tegendeel aantoont?
Deelt u de opvatting dat het onwenselijk is dat buitenlandse mogendheden proberen invloed uit te oefenen op Nederlandse parlementariërs, vooral wanneer dit wordt gedaan ten behoeve van de tabaksindustrie die een schadelijk product onder de aandacht wil brengen? Zo niet, waarom niet? Zo ja, welke stappen onderneemt u om dit tegen te gaan?
Bent u bereid om met uw Zweedse collega en de Zweedse ambassadeur in gesprek te gaan over dit onderwerp? Zo niet, waarom niet?
Deelt u de opvatting dat producten zoals snus en nicotinezakjes geen plaats hebben in het Nederlandse tabaksontmoedigingsbeleid? Bent u bereid om dit standpunt aan uw Zweedse collega toe te lichten?
Ziet u in deze bijeenkomst een schending van artikel 5.3 van het VN-Kaderverdrag inzake Tabaksontmoediging – dat stelt dat overheden geen contact onderhouden met de tabaksindustrie met betrekking tot tabaksontmoedigingsbeleid – door de Zweedse overheid? Zo niet, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om Zweden, als verdragspartner, hierop aan te spreken?
AKW+ |
|
Mariëtte Patijn (GroenLinks-PvdA) |
|
Karien van Gennip (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep van 28 juni 2023, over het recht op de zogenaamde «AKW+» van een koppel met een bijstandsuitkering?1
Wat vindt u ervan dat een groep ouders van kinderen die intensieve zorg nodig hebben door deze uitspraak plotseling niet langer recht heeft op een extra bedrag aan kinderbijslag? Vindt u dat dit past bij het bieden van rechtszekerheid aan mensen die een beroep doen op de sociale zekerheid?
Klopt het dat het hierbij gaat om kwetsbare gezinnen, namelijk alleenverdieners met een Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA), Werkloosheidswet (WW) of Wajong-uitkering, die nu geen recht meer hebben op Algemene Kinderbijslagwet (AKW)+? Deelt u de mening dat dit onwenselijk is?
Hoeveel gezinnen hebben door de uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep geen recht meer op AKW+, terwijl ze dat voorheen wel hadden?
Wat is volgens u precies het doel van de AKW+?
Bent u het ermee eens dat het onlogisch is dat rijkere gezinnen deze ondersteuning wél krijgen, maar juist gezinnen die een inkomen rond het sociaal minimum hebben niet?
Bent u bereid de eis dat één van de ouders een arbeidsinkomen dient te verdienen te schrappen, en in de wettekst een maximuminkomen voor het ontvangende gezin op te nemen (bijvoorbeeld ter hoogte van het wettelijk minimumloon), in plaats van een inkomensgrens per ouder?
Bent u bereid op zijn minst de wet zodanig te verduidelijken dat de Sociale Verzekeringsbank (SVB) dezelfde regels kan toepassen als voorheen (vóór de bovengenoemde uitspraak van de Centrale Raad voor Beroep)?
Welke mogelijkheden ziet u om de ondersteuning van ouders met kinderen die intensieve zorg nodig hebben te vereenvoudigen, opdat zij altijd weten waar ze aan toe zijn?
Een noodkreet van het Dijklander ziekenhuis over de geplande wegwerkzaamheden bij de versterking van brug A7 ter hoogte van Purmerend |
|
Caroline van der Plas (BBB) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD), Pia Dijkstra (D66) |
|
Bent u op de hoogte van de urgentie en de mogelijke gevolgen van de verminderde toegankelijkheid en bereikbaarheid van het Dijklander Ziekenhuis als gevolg van de werkzaamheden aan de A7? Zo ja, kunt u specificeren welke maatregelen u neemt of heeft genomen om de gevolgen van de werkzaamheden aan de A7 te beperken? Hoe zorgt u ervoor dat de zorg toegankelijk blijft voor patiënten en dat medewerkers van het ziekenhuis hun werk kunnen blijven uitvoeren?
Bent u bekend met de zorgen van het Dijklander Ziekenhuis over de mogelijkheid van een «code rood» of zelfs «code zwart» scenario als de situatie niet verbetert? Welke maatregelen neemt u om dit te voorkomen?
Klopt het dat Rijkswaterstaat heeft aangegeven dat een noodbrug voor ambulances vanwege CO2-uitstoot niet mogelijk is? En zo ja, kunt u Rijkswaterstaat ontheffen zodat zij alsnog een noodbrug kunnen aanleggen voor het verkeer?
Hoe gaat Rijkswaterstaat om met het feit dat er tijdens de werkzaamheden over een traject van vierhonderd meter geen aparte strook voor hulpdiensten beschikbaar zal zijn en ambulances zich door het verkeer moeten manoeuvreren om hun bestemming te bereiken? Zijn er specifieke plannen opgesteld om de verkeerssituatie voor ambulances te verbeteren?
Maakt het Dijklander ziekenhuis zich terecht zorgen over de kwaliteit van zorg die onder druk kan komen te staan door de verwachte verkeershinder in en rondom Purmerend? Wat zijn de mogelijke gevolgen hiervan?
Op welke manier kunnen in deze regio de normale verwijsstromen (tweede- en derdelijnzorg) gehandhaafd blijven zonder verlies kwaliteit van zorg?
Wat is uw reactie op de constatering dat er tijdens de periode van april 2023 tot augustus 2023 46 A1-ritten en 56 A2-ritten waren naar de omgeving Purmerend, Zaanstad en Amsterdam waar de patiënten werden opgehaald van het Dijklander ziekenhuis in Hoorn? Staan deze aanzienlijke hoeveelheid spoedritten niet onder druk bij de komende werkzaamheden?
Wat is uw reactie op de melding van het Dijklander Ziekenhuis dat zij met de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd (IGJ) in gesprek zullen gaan over het achterwege blijven van handhaving op hun verplichtingen met betrekking tot de kwaliteit van spoedzorg? Bent u bereid om samen met de IGJ en het Dijklander Ziekenhuis naar oplossingen te zoeken om de kwaliteit van zorg te waarborgen tijdens de werkzaamheden aan de A7?
Hoe groot is de verwachte chaos binnen Purmerend en op de snelweg tijdens de werkzaamheden? Wat zijn de mogelijke gevolgen hiervan en hoe kan dit de kwaliteit van zorg beïnvloeden? Zijn er plannen gemaakt om in de vijf maanden van werkzaamheden de bereikbaarheid van het ziekenhuis te waarborgen?
In hoeverre zijn er doemscenario's te verwachten met betrekking tot bevallingen, gezien het feit dat het bevalcentrum van het Dijklander ziekenhuis zich in Hoorn bevindt en patiënten vanuit Purmerend daarheen moeten reizen? Welke maatregelen zijn er genomen om ervoor te zorgen dat zwangere vrouwen tijdig en veilig bij het bevalcentrum kunnen komen?
Wanneer een noodbrug niet mogelijk is, is het dan mogelijk om helikoptervervoer te gebruiken om patiënten in levensbedreigende situaties van het Dijklander ziekenhuis naar het Amsterdam Universitair Medisch Centrum (UMC), locatie AMC, te vervoeren tijdens de werkzaamheden? En als dat mogelijk is, bent u bereid hierover in overleg te treden met het Amsterdam UMC?
Wat is uw standpunt ten aanzien van de aanvullende kosten en omzetderving die het Dijklander Ziekenhuis verwacht als gevolg van de verminderde toegankelijkheid en bereikbaarheid? Hoe denkt u de kosten en omzetderving van het Dijklander Ziekenhuis als gevolg van de verminderde bereikbaarheid en toegankelijkheid te compenseren? Bent u bereid om het ziekenhuis gebruik te laten maken van de Regeling Nadeelcompensatie Infrastructuur en Waterstaat 2024 om het ziekenhuis financieel te ondersteunen? Hoe verloopt de communicatie tussen uw organisatie en het Dijklander Ziekenhuis met betrekking tot het veiligstellen van schadevergoeding of compensatie?
Wat was de reden dat het Dijklander Ziekenhuis en het Amsterdam UMC pas zo laat mochten aansluiten bij het overleg met Rijkswaterstaat over deze werkzaamheden? En hoe gaat u dit in de toekomst anders aanpakken?
Hoe beoordeelt u de inspanning van Rijkswaterstaat om het Dijklander Ziekenhuis te faciliteren gezien de bijzondere positie en maatschappelijke verantwoordelijkheid van het ziekenhuis in de regio?
Heeft er overleg plaatsgevonden tussen de ministeries van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) en Infrastructuur en Waterstaat (I&W) bij het plannen van deze werkzaamheden? En als er geen dergelijk overleg heeft plaatsgevonden, is het dan mogelijk om bij toekomstige werkzaamheden te kijken naar de effecten op de gezondheidszorg in de regio?
In dezelfde periode (zomer) staan ook werkzaamheden gepland aan de Zeeburgertunnel en de Coentunnel. Hoe verhouden deze werkzaamheden zich met de werkzaamheden op de A7? Is er een goede risicoafweging gemaakt om deze werkzaamheden naast elkaar te laten bestaan? Versterken deze extra werkzaamheden de kans om in een code rood of zwart terecht te komen?
Kunt u deze vragen zo spoedig mogelijk beantwoorden?
Het grote verschil tussen de Duitse en de Nederlandse Schijf van Vijf |
|
Ines Kostić (PvdD) |
|
Maarten van Ooijen (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU), Piet Adema (minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
Heeft u gezien dat de Duitse versie van de Schijf van Vijf recent is herzien?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat in het herziene advies wordt aanbevolen om meer dan 75% plantaardig te eten en minder dan 25% dierlijk?
Dat klopt, het Duitse advies beveelt aan dat meer dan drie kwart van de levensmiddelen in het eetpatroon uit plantaardige producten bestaat en minder dan een kwart uit dierlijke producten.
Kunt u bevestigen dat het kabinet ernaar streeft om te komen tot een verhouding tussen plantaardige en dierlijke eiwitten van 50/50 in 2030?
Ja, de doelstelling is om een verschuiving van de balans in de consumptie van dierlijke en plantaardige eiwitten van de huidige 60/40-verhouding naar 50/50 in 2030 te realiseren. Deze verhouding past bij de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum.
Kunt u bevestigen dat de Gezondheidsraad een verhouding van 60/40 plantaardige en dierlijke eiwitten aanbeveelt?
Op verzoek van de Minister van Landbouw, Natuur en Voedselkwaliteit (LNV) en de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport (VWS) heeft de Gezondheidsraad de gevolgen van de eiwittransitie voor de gezondheid onderzocht, en in het bijzonder de verschuiving naar een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten. In het advies dat de Gezondheidsraad op 13 december 20232 heeft uitgebracht, concludeert zij dat een verschuiving naar een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten goed is voor de gezondheid van de meeste Nederlanders en tevens milieuwinst oplevert. De Gezondheidsraad adviseert allereerst in te zetten op beleidsmaatregelen gericht op de gehele bevolking om de huidige beleidsdoelen (verhouding 50/50) te behalen, en daarna in te zetten op een verdere verschuiving naar 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten.
Kunt u bevestigen dat, als de duurzaamheidsdoelen worden meegerekend, deze aanbeveling nog verder zou moeten worden aangescherpt? Zo nee, waarom niet?
Nee. De Gezondheidsraad heeft hier geen uitspraken over gedaan. De Gezondheidsraad adviseert allereerst in te zetten op beleidsmaatregelen om de huidige beleidsdoelen te behalen. Dit levert een directe en substantiële gezondheids- en duurzaamheidswinst op.
Kunt u uiteenzetten op welke onderzoeken het kabinetsbeleid en de Schijf van Vijf zijn gebaseerd?
Het voedselbeleid van het kabinet neemt de Schijf van Vijf als uitgangspunt voor wat een gezond en duurzaam eetpatroon is. De Schijf van Vijf is het wetenschappelijk onderbouwde voedingsvoorlichtingsmodel in Nederland over gezond, veilig en duurzaam eten, gemaakt door het Voedingscentrum. De Schijf van Vijf vormt de praktische vertaalslag van de Richtlijnen goede voeding van de Gezondheidsraad die in 2015 zijn gepubliceerd. In deze Richtlijnen goede voeding staat omschreven aan welke voedingskundige eisen de voeding moet voldoen om een preventieve bijdrage te leveren aan voeding-gerelateerde welvaartsziekten, en wordt de wetenschappelijke onderbouwing daarvoor beschreven. De Schijf van Vijf houdt ook rekening met de energiebehoefte, behalen van voedingsnormen en met duurzaamheid, namelijk door een maximum te stellen voor dierlijke producten met hoge broeikasgasuitstoot. Daarbij wordt ook gezorgd dat de adviezen niet te ver van de eetgewoonten in Nederland af staan, en dat ze herkenbaar zijn voor de diversiteit aan eetculturen die Nederland rijk is.
Hoe verklaart u het grote verschil tussen het Duitse- en Nederlandse advies?
Het Duitse voedingsadvies spreekt over 75% plantaardige en 25% dierlijke producten, terwijl de Nederlandse beleidsdoelstelling specifiek over de eiwitverhouding gaat. Binnen deze 75% plantaardige producten vallen bijvoorbeeld ook groente, fruit en plantaardige oliën: deze bevatten wel (plantaardige) eiwitten, maar zijn minder eiwitrijk dan bijvoorbeeld vlees, vis, zuivel, eieren en peulvruchten. Het Nederlandse advies gaat niet uit van voedselproducten, maar de verhouding plantaardige en dierlijke eiwitten, die in meer of mindere mate in verschillende voedselproducten aanwezig zijn. Dit zijn dus verschillende uitgangspunten. Daarnaast zijn de nieuwe Duitse adviezen met een andere methode dan in Nederland tot stand gekomen, met mogelijk andere randvoorwaarden. Tenslotte zijn in beide adviezen de lokale eetgewoonten meegewogen, deze gewoonten verschillen in enige mate tussen de landen, wat kan leiden tot verschillen in voedingsadviezen.
Overigens komt de verhouding van plantaardige en dierlijke producten zoals beschreven in de aanbevelingen in Duitsland aardig in de buurt van verhouding in een voedingspatroon met 60% plantaardige en 40% dierlijke eiwitten zoals beschreven in het Nederlandse advies. Naast dat de website van het
Voedingscentrum geraadpleegd kan worden over hoe te eten met de Schijf van Vijf, biedt deze ook informatie over hoe een eetpatroon met 60% plantaardig eiwit eruit zou kunnen zien. Hier wordt deze verhouding in producten zoals beschreven in het Duitse advies zichtbaar.
Kunt u bevestigen dat het kabinetsdoel en de Schijf van Vijf niet uitgaan van wat het meest optimaal is voor de humane gezondheid, het klimaat, de natuur en dierenwelzijn? Zo niet, op welke wetenschappelijke onderzoeken baseert u de stelling dat het kabinetsdoel en de Schijf van Vijf het meest optimaal is voor de humane gezondheid, het klimaat, de natuur en dierenwelzijn?
Het kabinet streeft een voedselbeleid na waarin gezondheid en duurzaamheid integraal samenkomen. Dit wordt ook beoogd in de Schijf van Vijf van het Voedingscentrum. Gezonde en duurzame keuzes gaan vaak samen. Inmiddels is steeds meer bekend over duurzaamheidsaspecten van voedsel en is het nodig dat deze meer geïntegreerd worden meegewogen in de voedingsadviezen. Daarom zal hier bij de actualisering van de Richtlijnen goede voeding door de Gezondheidsraad specifiek aandacht voor zijn.
Bent u bereid om naar aanleiding van het advies van de Gezondheidsraad2 en de nieuwe richtlijnen in Duitsland opdracht te geven om de Schijf van Vijf te herzien? Zo nee, waarom niet?
De Commissie Voeding van de Gezondheidsraad is in 2023 gestart met de advisering over de Richtlijnen goede voeding. De commissie evalueert op basis van de huidige stand van wetenschap of de bestaande Richtlijnen goede voeding uit 2015 gehandhaafd kunnen blijven of moeten worden aangepast. Ook gaat de commissie na of er een wetenschappelijke basis is voor nieuwe richtlijnen. De Richtlijnen goede voeding zijn gericht op de preventie van chronische ziekten, maar daarnaast worden ook milieuaspecten meegewogen. De publicatie van een eerste advies wordt verwacht eind 2025.4 Het Voedingscentrum zal vervolgens bekijken hoe de adviezen van de Gezondheidsraad het beste in de Schijf van Vijf tot uiting kunnen komen. Het Voedingscentrum zorgt ervoor dat hun voedingsadvies betrouwbaar is door nieuwe bevindingen te verwerken wanneer daar voldoende wetenschappelijke consensus over is. Periodiek wordt daarom de Schijf van Vijf geactualiseerd, de laatste grote update van de Schijf van Vijf heeft in 2016 plaatsgevonden.
Bent u bereid om bij het kabinetsdoel en bij de herziening van de Schijf van Vijf niet alleen mee te wegen hoeveel consumptie van dierlijke producten vanuit humane gezondheid verantwoord is, maar ook de impact die de productie ervan heeft op dieren, klimaat en natuur? Zo nee, waarom niet?
Het formuleren van nieuwe ambities of beleidsdoelen is aan een nieuw kabinet.
Zoals aangegeven bij vraag 9, zullen bij de herziening van de Richtlijnen goede voeding, waar de Schijf van Vijf grotendeels op gebaseerd is, milieuaspecten worden meegewogen. Dit is ook gebeurd bij de voorgaande actualisatie op basis van de destijds beschikbare kennis. Indien nodig, kan het Voedingscentrum de Schijf van Vijf vervolgens actualiseren op basis van de herziene Richtlijnen goede voeding.
Bent u bereid om de wetenschappelijke adviezen zoals vormgegeven in de Schijf for Life, een plek te geven in het voedselbeleid? Zo nee, waarom niet?
In het voedselbeleid speelt de Schijf van Vijf een belangrijke rol. De Schijf van Vijf is gebaseerd op de laatste inzichten van de wetenschap die op brede consensus kunnen rekenen. De Richtlijnen goede voeding en voedingsnormen die door de Gezondheidsraad worden opgesteld vormen hiervoor een belangrijke basis. Bij het opstellen van deze Gezondheidsraad-adviezen worden alle beschikbare wetenschappelijke inzichten meegenomen en gewogen door onafhankelijke experts.
Indien nodig kunnen specifieke onderwerpen extra aandacht krijgen in het voedselbeleid en de uitvoering daarvan, omdat de Nederlandse situatie of actualiteit hier aanleiding toe geeft. De overheid bemoeit zich echter niet met de voedingsadviezen aan de burger.
Bent u voornemens om de adviezen van de Gezondheidsraad door te vertalen in concrete voedingsadviezen? Zo nee, waarom niet?
Het doorvertalen van de adviezen van de Gezondheidsraad in concrete voedingsadviezen ligt bij het Voedingscentrum. Het Voedingscentrum biedt consumenten en professionals wetenschappelijke en onafhankelijke informatie over een gezonde, veilige en meer duurzame voedselkeuze. Deze voedingsadviezen worden gefinancierd door de overheid en zijn in die hoedanigheid onderdeel van het voedselbeleid, maar worden inhoudelijk enkel gebaseerd op wetenschappelijke inzichten.
Kunt u deze vragen één voor één en binnen de daarvoor gestelde termijn beantwoorden?
Ja.
De uitlatingen van de woordvoerder van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken |
|
Jan Paternotte (D66) |
|
Hanke Bruins Slot (minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Bent u bekend met de uitspraken van Maria Zakharova, woordvoerder van het Russische Ministerie van Buitenlandse Zaken, waarin ze de civiele Europese Unie (EU)-missie aan de Armeens-Azeri grens beschuldigt van spionage-activiteiten gericht op Rusland, Azerbeidzjan en Iran?1
Hoe beoordeelt u de dreigementen vanuit Moskou richting deze noodzakelijke civiele missie in de regio en de persoonlijke veiligheid van de aanwezige waarnemers tegen het licht van deze volledig ongegronde beschuldigingen?
Kunt u aangeven hoeveel Nederlanders deel uitmaken van deze missie?
Hoe gaat u zich, samen met uw Europese ambtsgenoten, inspannen voor de waarborging van veiligheid van EU-onderdanen die onderdeel zijn van deze civiele missie aan de grens?
Bent u bereid om in dat kader te pleiten voor gewapende beveiliging van deze waarnemers nu Rusland via officiële kanalen heeft gewaarschuwd dat de activiteiten van deze civiele missie grote gevolgen zouden kunnen hebben voor de regio als ze niet worden tegengehouden?
Het bericht dat het budget voor de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) voor dit jaar al bijna op is |
|
Inge van Dijk (CDA) |
|
Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Klopt het dat het budget voor dit jaar voor de subsidieregeling Stimulering bouw en onderhoud sportaccommodaties (BOSA) voor het einde van de maand al op zal zijn?1
Deelt u de zorg dat sportverenigingen mede hierdoor niet meer financieel kunnen uitkomen waardoor (verdere) contributieverhoging noodzakelijk wordt?
Klopt het dat het Ministerie van VWS op dit moment aan het kijken is of er mogelijkheden zijn het budget te verhogen? Zo ja, aan welke opties denkt u daarbij?
Klopt het dat het budget voor dit jaar al zo snel op is doordat aanvragen vanaf de zomer van 2023 nu pas behandeld en beschikt worden ten laste van het budget voor 2024?
Welk deel van het subsidiebudget voor 2024 wordt uitgegeven aan aanvragen die in 2023 zijn gedaan?
Bent u bereid het budget het subsidiebudget voor de BOSA voor 2024 minimaal met een zodanig bedrag te verhogen zodat alle aanvragen uit 2023 daarmee toegekend kunnen worden, zodat in de loop van 2024 ook nog BOSA-subsidie aangevraagd en toegekend kan worden?
Bent u bereid samen met bijvoorbeeld NOC*NSF en het Register voor Verenigingsbestuurders (RVVB) te onderzoeken wat op langere termijn de hoogte van het jaarlijkse subsidiebudget zou moeten zijn en de Kamer daarover uiterlijk voor de zomer van 2024 te informeren? Zou u daarbij tevens kunnen onderzoeken of het meerwaarde kan hebben in het budget een splitsing te maken in een regulier budget en duurzaamheidsbudget?
De berichten ‘Op welk nijpend probleem zijn deze nieuwe kerndoelen een antwoord’ en ‘Curriculumherziening stevent af op mislukking’ |
|
Aant Jelle Soepboer (FNP) |
|
Mariëlle Paul (VVD) |
|
Kan de Minister onderbouwen waarom zij denkt dat aanvullende zaken op het gebied van burgerschap en digitale vaardigheden niet leidt tot aanzienlijke taakverzwaring voor de docent, dan wel tot verarming van de bestaande vakinhoud?1 2
Het verminderen van de overladenheid van het curriculum voor docenten is een van de belangrijke redenen achter de bijstelling van het curriculum. Het onderwijs is namelijk gebaat bij een duidelijke opdracht met daarin heldere verwachtingen van wat leerlingen moeten kennen en kunnen wanneer zij het onderwijs verlaten. Door kerndoelen meer te concretiseren is het voor leraren duidelijker wat leerlingen moeten leren (en dus ook wat niet verplicht is). Dit leidt tot minder overladenheid, doordat methodes «dunner» kunnen worden en er daarmee minder werkdruk ontstaat en dat is een belangrijk doel van de huidige curriculumherziening.
Specifiek ten aanzien van burgerschap en digitale geletterdheid geldt dat scholen nu al veel aan burgerschap en digitale geletterdheid doen, ondanks dat de huidige kerndoelen er slechts impliciet en beperkt aandacht aan besteden. De Onderwijsraad stelt in haar advies dat het Nederlandse onderwijs in democratisch burgerschap beter, doordachter en systematischer kan en moet.3 Ook op het gebied van digitale geletterdheid wordt niet altijd gewerkt op basis van een visie en een gestructureerde aanpak. Volgens een focusgroep van experts zou dit kunnen komen doordat er nog geen kerndoelen voor digitale geletterdheid zijn vastgelegd.4 Scholen weten op het terrein van burgerschap en digitale geletterdheid momenteel dus niet goed wat er van hen wordt verwacht en dat maakt het ingewikkeld om er op een doelgerichte manier aan te werken. Juist het expliciteren van de opdracht op burgerschap en digitale geletterdheid kan dan ook leiden tot een taakverlichting.
Scholen zullen voor alle leergebieden goed moeten bekijken of dat wat zij deden onder de vlag van de oude kerndoelen nog wel echt allemaal nodig is. In de werkopdracht aan de Stichting Leerplanontwikkeling (SLO) is meegegeven dat de conceptkerndoelen beproefd moeten worden door scholen. Voor burgerschap en digitale geletterdheid zal dat na de zomer 2024 plaatsvinden. Als scholen aangeven dat zij de doelen niet kunnen onderwijzen in de beschikbare onderwijstijd, dan zullen er aanpassingen worden gedaan.
Deelt de Minister de mening dat er wél politieke besluitvorming ligt onder het feit dát we burgerschapsdoelen moeten hebben maar niét over de manier waarop en dat het in principe aan scholen is om invulling te geven aan burgerschapsonderwijs?
Ja. Er ligt politieke besluitvorming onder het feit dat we landelijke burgerschapsdoelen moeten hebben en hoe deze eruit komen te zien. In de memorie van toelichting op het wetsvoorstel over de verduidelijking van de burgerschapsopdracht aan scholen staat toegelicht dat burgerschapsonderwijs ook een (vak)inhoudelijke component heeft.5 Ook heeft uw Kamer via de motie-Rog/Van Meenen expliciet aangegeven dat een kenniscomponent over democratie en rechtsstaat een sterkere positie moet krijgen in het voortgezet onderwijs.6 Daarnaast kan uw Kamer zich op meerdere momenten uitspreken over de inhoud van de kerndoelen burgerschap. Hoe scholen in de praktijk vervolgens uitwerking geven aan de kerndoelen burgerschap en de burgerschapswet is inderdaad aan de scholen zelf. Dit volgt uit de vrijheid van onderwijs die geborgd is in de Grondwet.
In hoeverre deelt de Minister de mening dat de uitwerking van de nieuwe kerndoelen en vele leergebieden niet in lijn zijn met de focus die in het onderwijs aangebracht zou moeten worden om de grote problemen zoals het lerarentekort en achteruitgang van resultaten onder leerlingen op bijvoorbeeld de basisvaardigheden, het hoofd te kunnen bieden?
Nee, die mening deel ik niet. Het is van groot belang dat er focus is op het aanpakken van de grote uitdagingen in het onderwijs; het verbeteren van de basisvaardigheden (lezen, rekenen, burgerschap en digitale geletterdheid) en het verminderen van het lerarentekort. De nieuwe kerndoelen leveren daar een belangrijke bijdrage aan. Om voldoende toe te komen aan de basisvaardigheden is het belangrijk dat het curriculum niet overvol raakt en er een duidelijke opdracht aan het onderwijs ligt. Een glasheldere opdracht leidt uiteindelijk tot beter onderwijs in de klas. Op verzoek van uw Kamer is prioriteit gegeven aan de ontwikkeling van de kerndoelen voor de basisvaardigheden. Doordat de kerndoelen lezen en rekenen nu ook beter worden geïntegreerd in andere leergebieden, kan er bovendien meer prioriteit gegeven worden in de klas aan de basisvaardigheden. Met duidelijke en concrete kerndoelen willen we bovendien de werkdruk van docenten verlichten. Als duidelijker is wat «moet» dan wordt ook duidelijk wat er niet door de docent hoeft te worden gedaan en wat «mag». Zo heeft de docent meer eigenaarschap over zijn eigen curriculum. Dat draagt ook bij aan het verminderen van het lerarentekort.
Wat vindt de Minister van de signalen dat de manier waarop op dit moment uitvoering wordt gegeven aan de nieuwe kerndoelen in de praktijk zorgt voor verdringing in het curriculum (bijvoorbeeld de vakken biologie en natuurkunde die ruimte zouden moeten maken voor burgerschap en digitale vaardigheden) bijvoorbeeld door het ontstaan van nieuwe vakken?
Er wordt gewerkt aan nieuwe examenprogramma’s die aangeven wat leerlingen in de bovenbouw van het voortgezet onderwijs moeten kennen en kunnen. Dit doen we omdat de huidige examenprogramma’s verouderd zijn. Sommige examenprogramma’s dateren zelfs uit 1998. Daarnaast is ook het schooleigen programma overladen. Het totale onderwijsprogramma moet voor leerlingen en leraren behapbaar zijn. Bij het ontwikkelen van de nieuwe examenprogramma’s, zo ook voor biologie en natuurkunde, wordt gekeken naar de ruimte die een leergebied in het totale onderwijspakket kan innemen. Het totaal aantal beschikbare uren wordt als het ware verdeeld over de vakgebieden. Wij hebben aan SLO de opdracht gegeven hier een voorstel voor te doen. Ook uw Kamer is hier in meegenomen.7
We hebben de afgelopen jaren steeds weer gezien dat leerlingen de basisvaardigheden onvoldoende beheersen, terwijl ze die nodig hebben om zich later goed in de samenleving te kunnen redden. Dit betekent dat voor het verbeteren van de basisvaardigheden ook relatief veel ruimte komt in het nieuwe curriculum. De nieuwe kerndoelen voor burgerschap en digitale geletterdheid sorteren overigens niet voor op nieuwe vakken maar dit wordt voor een belangrijk deel geïntegreerd in vakken die alle leerlingen volgen, zodat ook álle leerlingen van die extra aandacht voor de basisvaardigheden profiteren. Zo is het bijvoorbeeld essentieel dat alle leerlingen leren over hoe de Nederlandse democratie werkt. Dit moet dus terugkomen bij maatschappijleer, een vak dat alle leerlingen verplicht moeten volgen. En niet alleen bij bijvoorbeeld geschiedenis, dat een keuzevak is.
Deelt de Minister de mening dat de verankering van het nieuwe curriculum in wet- en regelgeving gebaat is bij een goed en voorspoedig proces?
Ja.
In hoeverre deelt de Minister de mening dat de Kamer daarom vroegtijdig op de hoogte moet worden gebracht van en dat de kamer vroegtijdig zeggenschap moet krijgen over de manier waarop gestalte wordt gegeven aan de opdracht herziening curriculum en de keuzes die daarin worden gemaakt en niet pas nadat het «op de scholen is beproefd»?
De curriculumherziening loopt al een lange tijd. Sinds 2014 zijn er verschillende trajecten geweest die hebben gepoogd het curriculum bij te stellen. Op 6 april 2022 is er uitgebreid met uw Kamer gesproken over een andere aanpak voor de curriculumherziening.8 De opdracht zoals die toen in samenspraak met uw Kamer is geformuleerd, is ook de vorm waarop de curriculumherziening nu wordt uitgevoerd. In deze opdracht zijn dan ook de wensen van uw Kamer meegenomen, zoals het voorrang geven aan de basisvaardigheden.9 Na het verstrekken van de opdracht voor de curriculumherziening volgens de nieuwe aanpak in april 2022 is uw Kamer op verschillende momenten geïnformeerd. Dit is drie keer gedaan via separate Kamerbrieven over de curriculumherziening. Zo is in februari 2023 de tussenbalans van de curriculumherziening aan uw Kamer verzonden. In de tussenbalans is uw Kamer geïnformeerd over de eerste stappen die destijds gezet waren en ook over de opdrachten voor de curriculumherziening die vervolgens werden gegeven.10 Nadat de eerste conceptkerndoelen waren opgeleverd, is uw Kamer hierover ook geïnformeerd. In september 2023 over de conceptkerndoelen Nederlands en rekenen/wiskunde en in maart 2024 over de conceptkerndoelen burgerschap en digitale geletterdheid.11, 12 Daarnaast heeft uw Kamer in mei 2022 het Masterplan basisvaardigheden ontvangen waarin de curriculumherziening één van de vijf pijlers is. Vervolgens ontvangt uw Kamer twee maal per jaar via de voortgangsrapportage van het Masterplan basisvaardigheden informatie over de voortgang van de herziening.
Op 26 juni aanstaande staat er een commissiedebat geagendeerd over dit onderwerp. Van tevoren ontvangt uw Kamer de vierde voortgangsrapportage van het Masterplan basisvaardigheden, waarin ook de laatste ontwikkelingen ten aanzien van de bijstelling van het curriculum worden meegenomen. Omdat ik me kan voorstellen dat er nog vragen zijn over de curriculumherziening, zijn mijn ambtenaren graag bereid een technische briefing te geven voorafgaand aan het commissiedebat.
De Kamer heeft en krijgt dus alle gelegenheid om zich – nog voor de pilotfase – uit te spreken over het curriculum en de huidige herziening. Tenslotte worden de kerndoelen, na de pilotfase en voordat deze in werking treden, aan uw Kamer voorgelegd (middels een nahangprocedure). Eventuele opmerkingen en wensen van uw Kamer kunnen dan worden verwerkt.
De brief van 11 maart 2024 (Kamerstuk 32140, nr. 181) inzake het rapport ‘VAT Gap in the EU, report 2023’ |
|
Wendy van Eijk-Nagel (VVD), Folkert Idsinga (VVD) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Wat betekent in nominale termen een btw-nalevingsgat van 4,9%; met andere woorden hoeveel euro aan btw wordt jaarlijks gemist?
Het VAT GAP report 2023 (hierna rapport) gaat in 2022 uit van € 73,5 miljard aan verwachte btw-inkomsten ingeval er sprake zou zijn van volledige naleving van de wet- en regelgeving. De daadwerkelijke btw-inkomsten worden in het rapport in 2022 echter geschat op € 69,9 miljard. Dit resulteert in een verwacht btw-nalevings-gat in 2022 van € 3,6 miljard, hetgeen gelijk staat aan 4,9% van € 73,5 miljard. Deze cijfers zijn ook terug te vinden in en te herleiden uit Tabel 2 van de Kamerbrief.1
Kunt u meer details geven rondom de hoofdzakelijke veroorzakers (de genoemde top vijf onderaan in de brief op pagina twee) betreffende het btw-nalevingsgat? Wat voor soort fraude hebben we het hoofdzakelijk over? Wat is de aard van de belastingontwijking? Wat is de aard van de belastingplanning? Wat voor soort administratieve fouten hebben we het over? Is hier een trend in te bespeuren? Wat is de genoemde onduidelijkheid rondom verlaagde tarieven en vrijstellingen? Welke tarieven? Welke specifieke vrijstellingen?
Het btw-nalevings-gat is het verschil tussen de verwachte en de daadwerkelijke inkomsten. De verdeling naar aard wordt niet vastgesteld. De oorzaak van het nalevings-gat kan zoals in de brief aangegeven diverse oorzaken hebben en ook de verdeling kan in lidstaten verschillen.
De fraude kan alle vormen van btw-fraude omvatten, bijvoorbeeld door minder dan de verschuldigde btw aan te geven, meer btw terug te vragen dan waarop een recht is ontstaan, zwarte omzet en carrouselfraude.
Belastingontwijking en belastingplanning kunnen vormen van optimaal gebruikmaken van de btw-regelgeving betreffen. Voorbeelden daarvan in Nederland zijn de constructies waarbij via aandelenoverdracht onroerend goed wordt verkregen voor het gebruik daarvan voor van btw-vrijgestelde prestaties of door verbouwd onroerend goed eerst kort btw-belast te verhuren met het oog op aansluitende btw-vrijgestelde verhuur. In beide voorbeelden wordt de belastingdruk geoptimaliseerd.
Administratieve fouten hebben betrekking op toepassing en verwerking van de btw-regels in de administratie van de ondernemer. Zulke fouten kunnen verschillend van aard zijn. Bijvoorbeeld verkeerde toepassing van tarieven, percentages of andere specifieke regelingen. Dat houdt mede verband met de complexiteit van de regelgeving en het doenvermogen van de ondernemer. In het antwoord op vraag 8 wordt nader ingegaan op bevindingen op dit vlak vanuit de MKB-steekproef.
De fouten met tarieven variëren van toepassing van een verkeerd tarief tot lastige afbakeningssituaties en samengestelde prestaties met verschillende tarieven. Nagenoeg alle vrijstellingen zijn technisch lastig door de uitzondering op de belaste prestaties qua toepassingsbereik, voorwaarden en de doorwerking die vrijstellingen hebben op de mate en berekening van aftrek van btw op aankopen ten behoeve van die van btw-vrijgestelde prestaties. De btw-vrijstellingen worden dit jaar geëvalueerd.
Vorig jaar is de evaluatie van het verlaagde btw-tarief gepubliceerd.2 Deze evaluatie vloeide voort uit de Regeling Periodiek Evaluatieonderzoek (RPE).3 Op 19 september heb ik uw Kamer de kabinetsreactie van de evaluatie opgestuurd.4 De belangrijkste uitkomst van de evaluatie is dat het verlaagde btw-tarief deels doeltreffend, maar in het algemeen géén doelmatig instrument is om de beoogde doelen te bereiken.5 In het algemeen voldoet het verlaagde btw-tarief volgens de onderzoekers verder niet aan het toetsingskader fiscale regelingen. De onderzoekers bevelen aan kritisch te evalueren of de doelen van het verlaagde btw-tarief (die vaak decennia geleden zijn vastgesteld) nog actueel en relevant zijn. Zij raden bovendien aan meer doelmatige beleidsinstrumenten te overwegen om de beoogde beleidsdoelen te bereiken.
Ingeval wordt besloten om bepaalde fiscale regelingen die zien op het verlaagd btw-tarief af te schaffen zal dit niet alleen leiden tot een verkleining van het btw-beleids-gat, maar indirect mogelijk tot gevolg hebben dat de hiervoor bij de tarieven genoemde onduidelijkheden in de wetgeving bij die tariefposten verdwijnen.
Welke specifieke opvolging bent u voornemens te treffen ten aanzien van deze hierboven genoemde top vijf?
De Belastingdienst blijft altijd streven naar een juiste en volledige btw-afdracht door de ondernemer. De inzet van de Belastingdienst focust zich zoals beschreven is in de werkwijze van de Belastingdienst in de brief op alle oorzaken van het btw-nalevings-gat. De volgende grote stap die gezet gaat worden hangt samen met het nu voorliggende voorstel van de Europese Commissie (Commissie) betreffende het VAT in the digital age-pakket (VIDA) dat vereenvoudigingen doorvoert voor ondernemers zodat zij minder geconfronteerd worden met registratie en afdrachten betreffende btw-verplichtingen over de EU-grenzen heen. Dit zal de naleving verhogen en de kans op fouten verminderen. Daarnaast zal de inning van btw verbeteren en eenvoudiger worden door de introductie van de platformfictie voor de sectoren waar niet altijd zicht op is. Ook zal sneller geacteerd kunnen worden op de carrouselfraude door de snelle data-rapportage van transacties tussen ondernemers in verschillende EU-landen gekoppeld aan data-analyse.
Betreffende de onder 2 genoemde voorbeelden van belastingontwijking en -planning is recent via het Belastingplan 2024 regelgeving aangepast die ziet op structuren met vastgoedaandelentransacties. Voor de aanpassing van de btw-herzieningsregels betreffende verbouwingsdiensten staat tot en met 2 april 2024 een internetconsultatie uit.
Voor het zoveel mogelijk voorkomen van fouten wordt gewerkt aan het versterken van de zogenaamde administratieve keten. Het aanleveren en verzamelen van gegevens voor de belastingheffing is een administratief proces dat een hele keten doorloopt. In iedere fase van de administratieve keten en bij elk(e) overdrachtsmoment of ketenpartner kunnen fouten worden gemaakt. Softwareprogramma’s kunnen ondernemers ondersteunen en sturen hen bij het doorlopen van die administratieve keten. In het jaarplan 2024 van de Belastingdienst is aangekondigd dat dit jaar analyse plaatsvindt welke aangiftefouten met software kunnen worden voorkomen, zodat softwareontwikkelaars hun programma’s nog effectiever kunnen maken.6
Tot slot merk ik op dat het btw-nalevings-gat nooit helemaal zal verdwijnen. Bepaalde oorzaken, zoals faillissementen en het maken van vergissingen, kunnen niet voorkomen worden.
Wat gaat u doen met de constatering dat de Europese Commissie inschatte dat een kwart van het btw-gat in de Europese Unie (EU) te wijten is aan btw-fraude?
Welk deel van het btw-nalevings-gat is toe te rekenen aan btw-fraude is vanwege het verhullende karakter van fraude voor niemand bekend of niet anders dan bij deze grove inschatting te becijferen. Op basis van een inmiddels oude inschatting door de Europese Commissie wordt een kwart van het btw-gat toegerekend aan btw-fraude (waaronder btw-carrouselfraude) en driekwart aan andere oorzaken zoals belastingoptimalisatie, administratieve fouten of faillissementen.
Sindsdien hebben de Commissie en de lidstaten veel maatregelen doorgevoerd, waaronder de oprichting en uitbreiding van Eurofisc, de inzet van Transaction Netwerk analysis (TNA) de oprichting van het Central Electronic System of Payment information (CESOP), het verbeteren van de samenwerking tussen belastingdiensten en aangescherpte regelgeving op het gebied van fraude.
Zoals in mijn antwoord onder vraag 3 toegelicht, is de volgende stap via het VIDA-pakket onder andere gericht op vereenvoudiging van naleving van de btw-verplichtingen en snellere detectie van btw-relevante transacties. Dit pakket aan maatregelen heeft mogelijk net als de eerdere invoering van de regels voor e-commerce en de uitbreiding van de One-Stop-Shop een breder bereik dan btw-fraude alleen, zodat ook de overige oorzaken van het btw-nalevings-gat worden aangepakt.
Wat zijn de verklaringen achter het «succes» dat grote dalingen hebben plaatsgevonden ten aanzien het btw-nalevingsgat in Italië, Cyprus, Polen, et cetera?
Het is lastig om een volledige verklaring te geven van dalingen of stijgingen in het btw-nalevings-gat, zeker in andere lidstaten. Het rapport geeft aan dat positieve veranderingen in de naleving voor de EU als geheel veroorzaakt kunnen zijn door steunmaatregelen tijdens de covid-19 pandemie, welke ook bijdroegen aan het verminderen van de frequentie van faillissementen. Een andere oorzaak van de geconstateerde daling van het btw-nalevings-gat kan verband houden met veranderingen in de structuur van de consumptie van huishoudens naar categorieën en kanalen waar de naleving doorgaans hoger is (bv. online winkelen) en het toegenomen aandeel van niet-contante betalingen. Verder geeft het rapport voor de lidstaten afzonderlijk verschillende verklaringen.
Het rapport geeft aan dat de daling van het btw-nalevings-gat in Italië van 11,1% over de periode 2019–2021 door Italië zelf wordt ingeschat op 9%. Het grootste deel van deze daling lijkt toe te schrijven aan een permanente verhoging van de naleving door belastingbetalers. De achterliggende reden(en) van deze verhoging wordt in het rapport niet benoemd.
In 2019 betrof het btw-nalevings-gat in Cyprus 12%, in 2020 17,5% en in 2021 8,3%. Deze volatiliteit in de cijfers suggereert volgens het rapport dat de modellen van de Commissie niet goed rekening konden houden met de regelingen voor uitgestelde betalingen die in 2020 en 2021 zijn genomen in reactie op de covid-19 pandemie. Vandaar dat de Commissie bij Cyprus geen inschatting kon maken voor 2022.
Polen wordt in het rapport als één van de succesverhalen benoemd door de grote daling van het btw-nalevings-gat tussen 2013 en 2021. Polen heeft grote vooruitgang geboekt bij het terugdringen van de niet-naleving door zijn rapportageverplichtingen uit te breiden, toezicht uit te oefenen en maatregelen te nemen tegen grootschalige intracommunautaire btw-fraude. Polen heeft in 2016 een nationale versie van de door de OESO ontwikkelde Standard Audit File for Tax (SAF-T) ingevoerd. Aanvankelijk werd de rapportageplicht ingevoerd voor grote ondernemingen, maar de reikwijdte werd geleidelijk uitgebreid, wat leidde tot een wijdverbreid gebruik door alle 1,6 miljoen belastingbetalers. Tegen oktober 2020 had het de reguliere maandelijkse btw-aangifte volledig vervangen. De overige maatregelen die Polen heeft genomen staan opgesomd in het rapport.
Volgens het rapport is de sterke daling in België mogelijk toe te schrijven aan de uitgestelde betalingen in het kader van de covid-19 pandemie. Het rapport schat in dat het btw-nalevings-gat in 2022 (11,6%) weer meer in lijn zal zijn met die van de periode 2017–2020 (gemiddeld 12,5%).
Ook bij Ierland gaat het rapport ervan uit dat de grote daling het gevolg is van de getroffen betalingsregelingen tijdens de covid-19 pandemie. In 2021 is het btw-gat met 6,7% weer meer in lijn met de periode 2017–2019 (gemiddeld 6,9%). 2020 lijkt met 12,7% de uitschieter.
Hoe worden landen als Roemenië en Hongarije gewezen op het terugdringen van hun respectievelijke btw-nalevingsgaten?
Lidstaten dragen een eigen verantwoordelijkheid om het btw-nalevings-gat te verkleinen. Natuurlijk wordt er in de EU samengewerkt waar het kan. Het VIDA-pakket, Eurofiscen TNA zijn daar goede voorbeelden van. Hierbij werken belastingdiensten met elkaar samen om fraude op te sporen. Daarnaast dienen lidstaten de Commissie in kennis te stellen van de door hen toegepaste procedures betreffende de registratie van belastingplichtigen en de bepaling en invordering van de btw, alsmede van de voorschriften en resultaten van hun controlestelsels op het gebied van de btw. De Commissie gaat in samenwerking met de afzonderlijke betrokken lidstaten na of er eventueel verbeteringen in de procedures kunnen worden voorgesteld ter verhoging van de doeltreffendheid. Ook stelt de Commissie om de drie jaar een verslag op over de in de lidstaten toegepaste procedures en over de eventuele daarin aangebrachte verbeteringen.
Wat zijn de gevolgen voor de afdrachten aan de EU indien landen relatief grote btw-nalevingsgaten laten zien? Klopt het dat landen met betere naleving relatief meer afdragen aan de EU dan landen met slechtere cijfers?
Er zijn verschillende manieren waarop lidstaten afdragen aan de EU-begroting, waaronder op basis van de btw-afdracht. De btw-afdracht wordt vastgesteld op basis van een uniform afdrachtenpercentage (0,3 procent) van de geharmoniseerde btw-grondslag. Omdat afzonderlijke lidstaten verschillende btw-tarieven hanteren, wordt afgedragen op basis van een gewogen gemiddelde tarief (GGT). Er wordt bij de berekening van de btw-grondslag geen rekening gehouden met de naleving in lidstaten. Daarom kan een minder hoge naleving van een lidstaat leiden tot een kleinere grondslag en daarmee een lagere afdracht op basis van de btw aan de EU-begroting. Het «gat» wat daardoor ontstaat wordt vervolgens door alle lidstaten gezamenlijk gedekt via de afdracht op basis van het bni. Andere lidstaten hebben er dus belang bij dat de naleving wordt verbeterd.
Wat tonen de steekproeven bij de Belastingdienst (pagina vier van de brief) aan als «andere oorzaken dan fraude»?
Uit de steekproef omzetbelasting naar oorzaken van het btw-gat kwam het onderstaande resultaat naar voren.
(Doel)bewust
8,3%
Grenzen van de wet opzoeken
5,8%
Slordigheid of gemakzucht
33,2%
Onwetendheid / gebrek aan kennis
37,8%
Administratie slecht op orde
10,2%
Ingewikkelde / onduidelijke regelgeving
6,2%
Persoonlijke of financiële problemen
4,5%
Pleitbaar standpunt
3,0%
Foutje; vergissing
25,8%
Anders
6,2%
Waarom wordt in het lijstje van maatregelen (pagina vier van de brief) het doen van boekenonderzoeken niet genoemd? Wat is thans de controledichtheid btw ten aanzien van het midden- en kleinbedrijf en het grootbedrijf? Wat zijn de resultaten hiervan?
Boekenonderzoeken zijn niet afzonderlijk in de brief genoemd, maar maken deel uit van de activiteiten voor «toezicht achteraf» zoals vermeld in het overzicht van activiteiten. Over de ontwikkelingen met betrekking tot boekenonderzoeken en fraudebestrijdingsinitiatieven is de Tweede Kamer in mei 2023 bij de jaarrapportage over het Jaarplan Belastingdienst geïnformeerd over de in de motie Idsinga gevraagde gegevens en resultaten voor 2022.7 Dit jaar zal hierover in de jaarrapportage 2023 worden gerapporteerd.
Wat is uw inzet op het gebied van e-factureren en databeheer, zowel in de EU als op nationaal gebied?
Deze onderwerpen maken een belangrijk deel uit van het in mijn antwoord onder 3 genoemde VIDA-pakket. Mijn inzet op het gebied van e-facturatie en databeheer is in het BNC-fiche weergegeven voor het deel van VIDA dat ziet op de digitale rapportageverplichtingen in samenhang met de verplichte e-facturatie8. Daarin is de inzet uitgebreid beschreven alsmede in mijn daarop volgende brief van 20 april 2023 met de beantwoording van de gestelde vragen tijdens het schriftelijke overleg inzake voorgenoemde BNC-fiche9. Kortheidshalve verwijs ik hier naar die stukken.
Wat is uw inzet ten aanzien van het btw-gat op de Ecofin in mei 2024?
Het Belgische voorzitterschap is voornemens het VIDA-pakket te agenderen tijdens de Ecofin van mei en hoopt tot een akkoord te komen op het hele pakket. Nederland is positief over het voorstel en zet bij de onderhandelingen en bij de Ecofin in op zoveel mogelijk harmonisatie tussen lidstaten. De doelen van het voorstel – het tegengaan van fraude en administratieve lastenverlichting – moeten niet uit het oog worden verloren. Dit pakket zal naar verwachting de naleving verhogen en de kans op fouten verminderen. Hierdoor zal het btw-gat in Nederland en de EU naar verwachting ook afnemen. Gezien het pakket – zeker ten aanzien van de digitale rapportage verplichtingen – grote IT wijzigingen vereist, zet Nederland ook in op voldoende implementatietijd voor ondernemers en de Belastingdienst.
Wordt in het btw-beleidsgat (pagina 6 en verder van de brief) ook het btw-nultarief voor grensoverschrijdende transacties meegewogen? Zo ja, hoe zou het beleidsgat eruitzien als dat niet gedaan zou worden?
Nee, dit ziet alleen op 0% btw-belaste goederen en diensten genoemd in bijlage III van de btw-richtlijn. Voor Nederland betreft dat de toepassing van post 10quater van deze bijlage dat ziet op levering en installatie van zonnepanelen. Gezien dit geen element betreft in de bepaling van het btw-beleids-gat heeft het daar geen effect op. Het 0%-tarief dat wordt aangewend voor grensoverschrijdende transacties als intracommunautaire prestaties of export, is van technische aard en ziet niet op de uiteindelijke btw die in de prijs is begrepen voor het goed of de dienst aan de consument. Deze 0% is eigenlijk een btw-vrijstelling met aftrek van voorbelasting dat erin voorziet dat de prestatie wordt ontdaan van btw-druk en de prestatie op die manier in het land van bestemming tegen de daar geldende btw-regelgeving en tarief op het product aan de eindconsument wordt geleverd.
Kunt u de vragen beantwoorden vóór het aanstaande commissiedebat Internationale fiscaliteit?
Ja.
Het bericht ‘Politie vindt steeds vaker met AI gemaakte kinderporno: groot probleem’ |
|
Ingrid Michon (VVD) |
|
Alexandra van Huffelen (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met het bericht «Politie vindt steeds vaker met AI gemaakte kinderporno: groot probleem»?1
Klopt het dat het aantal kinderpornografische afbeeldingen gemaakt door, of met behulp van, AI sterk toeneemt? Heeft u enig inzicht in om hoeveel afbeeldingen dit gaat in Nederland?
Klopt het dat het bezit en veelvuldig bekijken van dit soort materiaal op termijn fysiek misbruik van kinderen in de hand werkt?
In hoeverre is het mogelijk het identificeren of herkennen van AI-gegenereerde afbeeldingen te vergemakkelijken, zodat de politie/het Team ter bestrijding van Kinderpornografie en Kindersekstoerisme (TBKK) hier minder tijd aan kwijt is? Bestaan er mogelijkheden om te traceren waar of door wie dit soort afbeeldingen gemaakt worden?
Ondersteunt u de oproep van landelijk coördinator van het TBKK Van Mierlo aan techbedrijven om hun verantwoordelijkheid te pakken? Zo ja, hoe jaagt u dit aan?
Deelt u de mening van de VVD-fractie dat online platforms ook een rol hebben om dit soort content te identificeren en uit de lucht te halen? Zo ja, hoe ziet u daarop toe?
In hoeverre draagt de Europese AI-verordening bij aan het bestrijden van AI-kinderporno?
In hoeverre draagt de Europese DSA-verordening bij aan het bestrijden van AI-kinderporno?
In hoeverre wordt het met de Wet bestuursrechtelijke aanpak online kinderporno beter mogelijk om deze vorm van kinderpornografisch materieel aan te pakken en in hoeverre is de Autoriteit Online Terroristisch en Kinderpornografisch Materiaal (AKTM) voldoende toegerust en geëquipeerd om deze vorm van kinderpornografisch materiaal aan te pakken?
De politie ziet steeds meer mensen – met name jongeren – die afgeperst worden met naaktbeelden die door AI gemaakt zijn; op hoeveel mensen heeft de politie zicht? Wordt hier aangifte voor gedaan? Zo nee, waarom niet en hoe kan de aangiftebereidheid verhoogd worden?
Klopt het dat de overheid meldpunten faciliteert voor dienstverleners binnen de internetsector om illegale content/deepfakes aan te geven? Is het hier ook mogelijk om dit soort AI-gegeneerde pornografische afbeeldingen te melden? Hoe vlot de ontwikkeling van een laagdrempelige voorziening waar evident onrechtmatige content gemeld kan worden?
Wat is de stand van zaken van het onderzoeksprogramma van het Nederland Forensisch Instituut (NFI) met als doel de mogelijkheden voor deepfakedetectie in de rechtspraktijk verder te verbeteren?
Het gesprek van de gedeputeerde staten van Zuid-Holland betreffende woningbouwafspraken |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Hugo de Jonge (minister zonder portefeuille binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
Kunt u inzichtelijk maken welke juridische instrumenten u bedoelt die u in de Kamerbrief van 15 maart aanhaalt om de woningbouwimpasse in Zuid-Holland door te breken wanneer het bestuurlijk overleg niet tot een oplossing leidt?1
Kunt u aangeven welke juridische instrumenten u kan en wil inzetten met betrekking tot de 130% realistische plancapaciteit, het toevoegen van meer dan 3ha buitenstedelijke locaties, 40% sociale nieuwbouw verplichting uit het coalitieakkoord van Zuid-Holland en de afwijking van «betaalbare koop» van € 355.000 in Zuid-Holland ten opzichte van het landelijk vastgestelde € 390.000?
Bent u bekend met het persbericht van de gezamenlijke fractie van GroenLinks-PvdA Zuid-Holland die naar aanleiding van de situatie in Zuid-Holland is geschreven?2
In hoeverre bent u het eens met de opmerking in de brief van de fractie van GroenLinks-PvdA Zuid-Holland dat u de beweegruimte van een missionair provinciebestuur op deze manier dreigt aan te tasten – en daarmee de maatwerkmogelijkheden van alle provinciebesturen –, en dat dit volstrekt onacceptabel en ondemocratisch is?
U gaf aan in Bleizo-West liever woningen in plaats van windturbines gerealiseerd te zien worden3. Bent u bereid hierin ook juridische stappen te nemen om dit te bewerkstelligen? Zo nee, waarom niet?
De berichten 'EU biedt Egypte miljardensteun om stabiliteit in de regio te waarborgen' en 'Egypte ontvangt 7,4 mrd van EU voor bestrijden-migratie' |
|
Anne-Marijke Podt (D66), Jan Paternotte (D66) |
|
Gerrit van Leeuwen , Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat de lidstaten en het Europees Parlement nog moeten instemmen met de miljardensteun? Deelt u de mening dat het toezeggen van 7,4 miljard voordat het Europees Parlement democratische instemming kon verlenen de verkeerde volgorde is?1 2
Wat is uw reactie op de zorgen van vluchtelingenorganisaties en experts dat vooral investeren in grensbewaking vooral zal leiden tot het openen van andere vluchtroutes naar Europa?
Deelt de Staatssecretaris de mening dat afspraken over legale migratieroutes een cruciaal onderdeel zijn van migratiepartnerschappen, zowel voor het partnerland zelf als voor het bieden van een alternatief voor mensensmokkelaars? Is het kabinet in dat licht voornemens om gebruik te maken van de mogelijkheden voor legale arbeids- en studiemigratie? Zo nee, kunt u aangeven waarom niet en aangeven wat andere lidstaten doen?
Hoe verklaart u dat, ondanks de EU-investeringen in grensbewaking, Egypte sinds 2018 consistent in de top tien herkomstlanden van ongedocumenteerde migranten staat?
Bent u bekend met het feit dat Egypte een «no camp policy» hanteert voor de opvang van vluchtelingen? Kunt u uitleggen hoe deze beleidslijn verenigbaar is met de overeenkomst tussen Egypte en de EU, waarin is vastgesteld dat een deel van het migratiebudget wordt bestemd voor de opvang van vluchtelingen in Egypte, en waarbij beide partijen zich inzetten voor de naleving van de rechten van migranten?
Wat is uw reactie op de beschrijving van vluchtelingen en migranten als een van de meest kwetsbare groepen in Egypte?3 Hoe beoordeelt u de documentatie van fysiek misbruik, willekeurige detentie en onwettige deportatie van vluchtelingen en migranten door de Egyptische autoriteiten, zoals gerapporteerd door Human Rights Watch?4
Welke afspraken zijn er gemaakt met president Sisi om de mensenrechtensituatie in Egypte te verbeteren en hoe worden deze uitgevoerd?
Hoe beoordeelt u de huidige situatie in Egypte, waarin de ruimte voor het maatschappelijk middenveld flink is beperkt gedurende de afgelopen tien jaar, waarbij vele advocaten, journalisten, activisten en ngo-medewerkers zijn gearresteerd?5 Deelt u de mening dat de beperkte ruimte voor maatschappelijke betrokkenheid het waarborgen van mensenrechten, vooral die van vluchtelingen, uiterst moeilijk maakt?
Kunt u duidelijk maken hoe Nederland en de EU zich inzetten voor de versterking van het maatschappelijk middenveld in Egypte, waardoor onder andere de monitoring van de situatie rondom vluchtelingen kan worden verbeterd?
De interactieve tablettour van het Nationaal Holocaustmuseum voor groepen leerlingen uit het voortgezet onderwijs |
|
Jimmy Dijk , Chris Stoffer (SGP), Diederik van Dijk (SGP) |
|
Gräper-van Koolwijk , Mariëlle Paul (VVD), Dilan Yeşilgöz-Zegerius (minister justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Bent u bekend met de interactieve tablettour van het Nationaal Holocaustmuseum voor groepen leerlingen uit het voortgezet onderwijs?1
Ja, hier zijn we mee bekend.
Deelt u de opvatting dat het onmisbaar is dat leerlingen inzicht krijgen in de Holocaust? Onderkent u dat een bezoek aan het Holocaustmuseum voor scholen een waardevol hulpmiddel kan zijn om, zoals verplicht in de kerndoelen, de Holocaust aan de orde te stellen?
Ja, die opvatting delen wij. Het is noodzakelijk dat in het onderwijs actief aandacht is en blijft voor de verschrikkingen van de Holocaust. We moeten ons als samenleving realiseren wat er is gebeurd en we moeten zorgen dat de verschrikkingen van de Holocaust nooit vergeten worden. Het onderwijs speelt daar een belangrijke rol in door aandacht te besteden aan de Holocaust. Specifieke kennisoverdracht, bijvoorbeeld tijdens de geschiedenisles en de onderlinge gesprekken tussen docenten en leerlingen, is essentieel. Ook activiteiten die buiten de interactie tussen docent-leerling plaatsvinden, zoals de inzet van gastsprekers of het bezoeken van historische plekken, dragen bij aan waardevolle en belangrijke inzichten. Daar valt een bezoek aan het Holocaustmuseum of een andere plek waar de Holocaust zichtbaar en tastbaar wordt, zeker onder.
Deelt u de opvatting dat een bezoek aan het Holocaustmuseum voor iedereen van belang is om te leren over onze gedeelde geschiedenis en de oorzaken en gevolgen van de Tweede Wereldoorlog?
Ja. Ook buiten het regulier onderwijs is het voor iedereen van belang om kennis te nemen van de verschrikkingen van de Holocaust en van de ontwikkelingen die hebben geleid tot de Holocaust.
Wat vindt u van de ambitie dat ten minste alle middelbare scholieren in de komende jaren het Holocaustmuseum bezoeken? Welke plannen heeft u om dit te bereiken?
Het is zeer waardevol als middelbare scholieren een bezoek brengen aan het Holocaustmuseum of aan herinneringscentra zoals Herinneringscentrum Kamp Westerbork. Deze instellingen kunnen in belangrijke mate bijdragen aan kennis over de Holocaust. Het is echter aan scholen zelf om hier initiatief toe te nemen en te kijken welke activiteit past bij de school en doelgroep.
Aan scholen in het primair onderwijs is structureel 4,5 miljoen euro (prijspeil 2018) beschikbaar gesteld voor het bezoeken van musea en historische plaatsen. Scholen kunnen deze middelen ook gebruiken voor een bezoek aan het Holocaustmuseum of een andere instelling, waar het verhaal van de Holocaust wordt verteld. Vanuit de Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs is het initiatief genomen om een bezoek aan het Holocaustmuseum en aan andere instellingen, waar het verhaal van de Holocaust verteld wordt, onder de aandacht te brengen bij scholen.
Er is nu geen totaaloverzicht beschikbaar van het aantal bezoekers, waaronder scholieren, aan een herinneringslocatie. De Staatssecretaris van VWS heeft de stichting WO2NET gevraagd periodiek een zo scherp mogelijk inzicht te verschaffen van het publieksbereik van WO2-musea en herinneringscentra, zodat gericht aan een versterking hiervan gewerkt kan worden.
De Nationaal Coördinator Antisemitismebestrijding (NCAB) heeft daarnaast het initiatief genomen tot overleg met betrokken organisaties om te komen tot een Nationaal Plan Holocausteducatie in afstemming met de betrokken bewindspersonen van SZW en VWS en met ons. In beeld wordt gebracht op welke onderdelen de (informele) educatie over de Holocaust versterkt zou moeten worden. Er wordt naar effectieve manieren gezocht om docenten en herinneringsorganisaties hierin te ondersteunen.
Naast de ambities rondom Holocausteducatie wil de Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs, de komende tijd ook extra inzetten op de veiligheid van Joodse leerlingen op niet-Joodse scholen. Volgens de zeer recente CIDI Monitor vinden scholen het lastig om een antisemitisch incident aan te pakken.2 Daarom werk ik momenteel met het CIDI, en andere Joodse organisaties, aan het ontwikkelen van een handreiking. Deze handreiking moet scholen helpen bij het omgaan met en het melden van antisemitische incidenten, zodat er daadkrachtig opgetreden kan worden wanneer antisemitisme op school zich voordoet. Mijn streven is om deze handreiking eind april te publiceren.
Vindt u ook dat het kennis hebben van de Holocaust een plaats verdient in het burgerschapsonderwijs? Op welke wijze betrekt u dit bij de ontwikkeling van de nieuwe kerndoelen?
De Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs deelt zeker de mening dat de Holocaust een structurele plaats moet hebben in het funderend onderwijs. De invulling van Holocausteducatie kan op meerdere plekken binnen het curriculum plaatsvinden.
Kennis van de Holocaust komt niet specifiek terug in de algemene wettelijke burgerschapsopdracht aan scholen en de kerndoelen voor burgerschap, omdat de kennisoverdracht van de Holocaust al een andere plek heeft binnen het curriculum. In het primair onderwijs is kennis over de Holocaust verwerkt in de kerndoelen 52 en 53, vallend onder het domein Oriëntatie op jezelf en de wereld – tijd. In de onderbouw van het voortgezet onderwijs is kennisoverdracht van de Holocaust verwerkt in kerndoel 37, vallend onder onderdeel Mens en maatschappij. Voor kennisoverdracht van de Holocaust is de context (omvang en tijdspad) van de Tweede Wereldoorlog essentieel. Daarom vind ik dat specifieke kennisoverdracht passend is bij bijvoorbeeld de geschiedenisles.
Het voeren van schurende gesprekken over het conflict Midden-Oosten is een belangrijk onderdeel van het burgerschapsonderwijs. Daarom vind ik het goed dat vanuit het Expertisepunt Burgerschap handvatten geboden worden aan docenten in het po, vo en mbo om deze schurende gesprekken op een goede, respectvolle manier te stimuleren tussen leerlingen. Ik blijf mij inzetten voor versterking van beide beleidsaspecten: enerzijds holocausteducatie, anderzijds het voeren van het schurende gesprek.
Kunt u aangeven welke plaats het Holocaustmuseum heeft in het beleid om antisemitisme te bestrijden? Hoe werkt u aan de verdere bekendheid van het museum? Bent u hierover in gesprek met de vertegenwoordigende organisaties uit het onderwijsveld?
Het organiseren van bekendheid van het Holocaustmuseum is aan de organisatie zelf. Zij slagen daar goed in. In de eerste week na de opening was het museum al uitverkocht.3
Ook heeft de NCAB, zoals al geantwoord op vraag 5, het initiatief genomen tot overleg met betrokken organisaties om te komen tot een Nationaal Plan Holocausteducatie. Ook vertegenwoordigende organisaties uit het onderwijsveld worden hierbij betrokken. Een van de doelstellingen van dit plan is om scholieren (en anderen) buiten de klas kennis te laten nemen van de Holocaust. Een bezoek aan het Holocaustmuseum is daar een voorbeeld van.
Vanuit de Minister voor Primair en Voortgezet onderwijs is, zoals aangegeven, het initiatief genomen om een bezoek aan het Holocaustmuseum en aan andere instellingen, waar het verhaal van de Holocaust verteld wordt, onder de aandacht te brengen bij scholen.
Bent u bereid om samen met het Holocaustmuseum te verkennen hoe een gratis bezoek aan het museum voor alle Nederlanders mogelijk gemaakt kan worden? En bent u bereid om te onderzoeken hoe de Rijksoverheid dit het beste financieel mogelijk kan maken?
Het is van groot belang dat veel Nederlanders en anderen kennisnemen van het Holocaustmuseum en van herinneringscentra in Nederland. Het Ministerie van VWS draagt structureel bij aan de exploitatie van de herinneringscentra en zal ook structureel bijdragen aan het Nationaal Holocaustmuseum. Zoals hierboven benoemd is er budget beschikbaar voor scholen in het primair onderwijs voor museumbezoek. Op basis van het eerdergenoemde Nationaal Plan Holocausteducatie wordt bekeken of extra investeringen (in den brede) nodig zijn om de kennis over de Holocaust te vergroten. Het beleid van musea met betrekking tot de prijs en de toegankelijkheid is uiteindelijk aan musea zelf.
De kamerbrief Uitplaatsing vreemdelingen naar hotels van 1 maart 2024 |
|
Mona Keijzer (BBB) |
|
Eric van der Burg (staatssecretaris justitie en veiligheid) (VVD) |
|
Klopt het dat u in de kamerbrief Uitplaatsing vreemdelingen naar hotels van 1 maart 2024 de Kamer heeft geïnformeerd dat bij plaatsing van vreemdelingen in hotels «de burgemeesters van de betreffende gemeenten worden gevraagd om instemming voor het plaatsen van de vreemdelingen»?1
Was de keuze in deze brief voor het bestuursorgaan burgemeester ingegeven door de situatie voordat de Spreidingswet in werking treedt, aangezien daarin de bevoegdheid voor realisering van asielzoekerscentra bij het college van burgemeester en wethouders wordt gelegd?
Is met de inwerkingtreding van de Spreidingswet het niet vanzelfsprekend geworden het college te betrekken bij realisatie van woon- c.q. verblijfsvoorzieningen voor vreemdelingen c.q. asielzoekers? Zo ja, hoe gaat u dit vormgeven?
Klopt het dat u op 14 maart 2024 heeft besloten om statushouders te plaatsen in Van der Valk Hotel Akersloot in de gemeente Castricum zonder instemming van de burgemeester, het college van burgemeester en wethouders dan wel de gemeenteraad?
Heeft u een analyse gemaakt van de bestemmingsplannen die horeca/hotels mogelijk maken en in hoeverre een asielzoekerscentrum, dan wel huisvesting van asielzoekers, vergund kan worden onder zo’n bestemmingsplan?
Hoe compenseert u de lokale middenstand voor inkomstenderving vanwege plaatsingen van asielzoekers en statushouders in hotels en andere toeristische verblijfsaccommodaties in het toerismeseizoen?
Is er sprake van nieuw beleid waarin vreemdelingen zonder instemming van burgemeesters c.q. colleges c.q. gemeenteraden worden geplaatst in hotels door het COA, zoals u in Castricum heeft gedaan?
Hoe is dit nieuwe beleid zoals tot uiting gekomen in Castricum tot stand gekomen?
Heeft u de Tweede Kamer daarover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Heeft u gemeenten daarover geïnformeerd? Zo nee, waarom niet?
Zou u deze vragen een-voor-een en in detail kunnen beantwoorden?
Het bericht dat er bij een Nederlandse wapeninzet in Afghanistan in 2007 mogelijk zes burgerslachtoffers zijn gevallen |
|
Sarah Dobbe |
|
Kajsa Ollongren (minister defensie) (D66) |
|
Kunt u de wapeninzet van 14 september 2007 uitgebreider toelichten inclusief de precieze toedracht van de betreffende aanval, met daarbij onder andere locatie, soort wapeninzet, aantal betrokken militairen en het doel van de inzet? Zo nee, waarom niet? (Kamerstuk 27 925, nr. 964)
Zoals aan uw Kamer gemeld op 20 februari 2024 (Kamerstuk 27 925, nr. 964) is door een mediaverzoek gebleken dat de geweldsaanwending van 14 september 2007 met mogelijke burgerslachtoffers niet is opgenomen in de registratie die door het Ministerie van Defensie op 18 december 2009 openbaar is gemaakt.1 In deze brief heb ik toegezegd uw Kamer hierover nader te informeren.
Op 14 september 2007 verleende een Nederlandse eenheid vuursteun aan een politiepost die door vijandelijke strijders werd aangevallen. De Afghaanse politie dreigde de post te moeten opgeven. Ter verdediging viel de Nederlandse eenheid de vijandelijke strijders aan, die twee wooncomplexen (quala’s) als gevechtsposities gebruikten. Op 17 september werd op basis van informatie van een nabijgelegen ziekenhuis bekend dat er mogelijk zes burgers waren omgekomen en twee kinderen gewond waren geraakt. De dodelijke slachtoffers waren toen al begraven en waren daarvoor niet door medici gezien. Op 18 september hebben Nederlandse militairen in het ziekenhuis gesproken met familieleden van één van de gewonde kinderen. Om een feitencomplex te kunnen reconstrueren werd gepoogd ter plaatse te gaan. Dit werd echter bemoeilijkt doordat de locatie wegens verhoogde dreiging niet toegankelijk was. Op 29 december werd een bezoek mogelijk waarbij bleek dat niet met zekerheid kon worden vastgesteld waardoor en onder welke omstandigheden de slachtoffers hun (dodelijke) verwondingen hadden opgelopen. Een situatierapport van 30 december vermeldt dat er aan één van de families een ex-gratia betaling is gedaan.
Sinds wanneer is het u bekend dat er mogelijk zes burgerslachtoffers zijn gevallen op 14 september 2007 door de Nederlandse wapeninzet?
Zie antwoord vraag 1.
Sinds wanneer is deze informatie bekend bij het ministerie?
Zie antwoord vraag 1.
Hoe komt het dat deze informatie in 2009 niet bekend is gemaakt?
Het betreft een omissie in de registratie die op 18 december 2009 door Defensie per Wob-besluit openbaar is gemaakt, waarbij destijds ook is aangegeven dat deze registratie mogelijk niet volledig was (Kamerstuk 27 925, nr. 403). In aanloop naar de publicatie van het artikel in de NRC over de vaandelopschriften Afghanistan (28 februari 2024) werd dit opgemerkt en is de Kamer hierover geïnformeerd (Kamerstuk 27 925, nr. 964).
U schrijft dat er «mogelijk» burgerslachtoffers zijn gevallen op 14 september 2007; wat is hierover bekend en worden de feiten onderzocht zodat hier uitsluitsel over kan worden gegeven? Zo ja, wanneer kan de Kamer hier meer duidelijkheid over verwachten? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
Deelt u de mening dat het verzwijgen van burgerslachtoffers een ernstige zaak is?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom is de toedracht en het vallen van burgerslachtoffers op 14 september 2007 niet eerder met de Kamer gedeeld tussen 2007 en 2024?
Zie antwoord vraag 4.
Is er contact geweest met de slachtoffers en nabestaanden van 14 september 2007, in het geval er sprake is van burgerslachtoffers? Zo ja, wanneer was dit, met wie, hoe vaak, en wat was de aard van dit contact?
Zie antwoord vraag 1.
Is er met de slachtoffers en nabestaanden van 14 september 2007 gesproken over compensatie en excuses? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 1.
In een artikel in NRC Handelsblad van 28 februari 2024 wordt gesteld dat in juni 2009 acht burgers werden gedood; klopt dit?1
De Task Force Uruzgan was op 13 juni 2009 op de hoogte dat er sprake was van een vermoeden van burgerslachtoffers ten gevolge van deze geweldsaanwending op 11 juni 2009. Deze geweldsaanwending is opgenomen in de op 18 december 2009 door Defensie per Wob-besluit openbaar gemaakte registratie met de vermelding dat er sprake was van zeven doden, en dat het waarschijnlijk om vijandige strijders ging.
Hoe rijmt u dit artikel met de antwoorden op Kamervragen van de SP van 23 december 2009 waarin staat: «Op 11 juni 2009 hebben twee Nederlandse helikopters luchtsteun gegeven aan Afghaanse en Australische eenheden die in het Mirabad-gebied in gevecht waren geraakt met Talibanstrijders. De Nederlandse helikopters hebben een beschieting uitgevoerd op twee voertuigen die daarbij betrokken waren, en die tijdens het wegrijden duidelijk herkenbaar reageerden op opdrachten van de Talibanstrijders die door middel van radiocontact werden gegeven.»?2
Zie antwoord vraag 10.
Indien dit bericht in NRC klopt, waarom is de Kamer niet geïnformeerd over de acht burgerdoden die zijn gevallen op 11 juni 2009?
Zie antwoord vraag 10.
Sinds wanneer is het u bekend dat er mogelijk burgerslachtoffers zijn gevallen op 11 juni 2009 door Nederlandse wapeninzet?
Zie antwoord vraag 10.
Sinds wanneer is deze informatie bekend bij het ministerie?
Zie antwoord vraag 10.
Wat is bekend over de toedracht van 11 juni 2009 en worden de feiten onderzocht zodat hier uitsluitsel over kan worden gegeven? Zo ja, wanneer kan de Kamer hier meer duidelijkheid over verwachten? Zo nee, waarom niet?
De toedracht staat beschreven in de registratie die op 18 december 2009 door Defensie per Wob-besluit openbaar is gemaakt. Destijds zagen Defensie en het Openbaar Ministerie (OM) geen aanleiding voor vervolgonderzoek. In 2021 maakt het OM openbaar dat er aanvullend onderzoek was ingesteld naar deze geweldsaanwending, op basis van nieuwe informatie die het OM in de loop van 2018 bereikte. Defensie wacht het onderzoek af.
Is er contact geweest met de slachtoffers en nabestaanden van 11 juni 2009, in het geval er sprake is van burgerslachtoffers? Zo ja, wanneer was dit, met wie, hoe vaak, en wat was de aard van dit contact?
De Nederlandse Apaches handelden op verzoek van Australische grondeenheden die zij ondersteunden. Het is Defensie niet bekend of er nadien door Australische eenheden contact is gelegd met burgerslachtoffers en/of nabestaanden. Defensie zal Australië verzoeken de bij hen bekende informatie over mogelijke burgerslachtoffers te delen.
Is er met de slachtoffers en nabestaanden van 11 juni 2009 gesproken over compensatie en excuses? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 16.
Op 20 april 2023 antwoordde u op Kamervragen van de SP dat een intern onderzoek zou worden gestart naar burgerslachtoffers tijdens een inzet op 22 maart 2016 bij een gebouw in Mosul in Irak dat volgens de coalitie door ISIS werd gebruikt als hoofdkwartier; zijn de resultaten van dit onderzoek er inmiddels en wanneer verwacht u deze naar de Kamer te sturen?3
De Kamer is op 30 maart 2023 geïnformeerd dat er een intern onderzoek naar dit vermoeden van burgerslachtoffers is gestart. Dit onderzoek is gaande, zodra dit is afgerond wordt uw Kamer hierover geïnformeerd.
Het afzwakken van de klimaatdoelen door Shell |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Rob Jetten (minister zonder portefeuille economische zaken) (D66) |
|
Bent u bekend met de door Shell gepubliceerde Energy Transition Strategy 2024 en het jaarverslag 2023?1 2
Ja.
Wat vindt u ervan dat een bedrijf als Shell haar klimaatambities naar beneden bijstelt en dat in de week dat de European Environment Agency met een rapport komt dat aantoont dat Europa serieus in gevaar kan komen door klimaatverandering?3
Het betreft hier de ambitie van Shell op «carbon intensity»: de uitstoot per eenheid product. Die is aangepast van 20% in 2030 naar 15–20% in 2030. Het net-zero doel in 2050 is niet veranderd.
Wat vindt u ervan dat ook het aandeel in de investeringen van Shell in hernieuwbare energie afneemt?
Ik kan een afname van investeringen in hernieuwbare energie niet vaststellen op basis van beschikbare gegevens. Op grond van onderstaande cijfers stelt Shell dat het om een toename van investeringen gaat. Het bedrijf rapporteert tussen 2023 en 2025 10–15 miljard dollar in low carbon energy solutions.4 In 2023 ging volgens het bedrijf 5,6 miljard dollar naar low-carbon energieprojecten (23% van de totale kapitaaluitgaven).5 In 2022 was dit nog 4,3 miljard dollar (17% van de totale kapitaaluitgaven).6 In 2021 investeerde Shell naar eigen zeggen 2,4 miljard dollar in schonere processen.7 Volgens Shell werd in 2023 wereldwijd 628 miljoen dollar in R&D-projecten geïnvesteerd die bijdragen aan CO2-reductie, waar dat in 2022 nog 440 miljoen dollar was.8
Wat vindt u ervan dat het vonnis van de klimaatzaak tegen Shell op basis waarvan zij 45% van de totale emissies moeten reduceren dus niet wordt uitgevoerd?
In april vinden zittingen plaats over het hoger beroep. Ik onthoud mij van een reactie zolang de uitspraak onder de rechter is.
Heeft de Nederlandse overheid (al dan niet via Shell Nederland) contact met Shell Global? Zo ja, wat wordt hier besproken?
Ja, ik spreek een tot twee keer per jaar met de CEO van Shell PLC en met de president-directeur van Shell Nederland. In die gesprekken kan alles aan de orde worden gesteld dat relatie heeft met de activiteiten van Shell in Nederland en elders in de wereld. Bijvoorbeeld de verduurzaming van de fabrieken in Nederland, energiezekerheid en het vestigings- en investeringsklimaat. Daarnaast voer ik gesprekken met Shell over projecten en actualiteiten in het kader van bijvoorbeeld maatwerkafspraken en innovatie.
Stuurt u in uw contact met Shell actief aan op het halen van de klimaatdoelen? Zo ja, op welke manier?
Ja. Als onderdeel van de maatwerkafspraken heb ik 13 april 2023 de Expression of Principles getekend met Shell waarin ik met het bedrijf een ambitieus klimaatdoel voor de activiteiten van Shell in Nederland ben overeengekomen. We werken nu met Shell toe naar maatwerkafspraken over de realisatie van deze klimaatambities in Nederland. De voortgang komt in mijn gesprekken met Shell aan de orde.
Bent u van plan om Shell aan te spreken op het niet halen van de doelen? Zo nee, waarom niet?
Ik spreek Shell aan op de doelen die ik ben overeengekomen in de Expression of Principles.
Het bericht ‘Appelsientje ontwijkt suikertaks met truc: vleugje zuivel maakt sap belastingvrij’ |
|
Joost Sneller (D66) |
|
Marnix van Rij (staatssecretaris financiën) (CDA) |
|
Bent u bekend met het bericht «Appelsientje ontwijkt suikertaks met truc: vleugje zuivel maakt sap belastingvrij»?1.
Ja
Deelt u de opvatting dat een verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken die (suikerhoudende) zuivelconsumptie stimuleert haaks staat op de ambities op het gebied van gezonde levensstijl en de eiwittransitie?
Zuivel- en sojadranken zijn van oudsher uitgezonderd van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken. De uitzondering geldt voor de uit melk of melkproducten bereide drank met een gehalte aan melkvetten van 0,02%mas of meer waarin zich melkeiwit en melksuiker bevinden.2 Hierbij is het suikergehalte van de drank niet relevant. Dat betekent dat ook suikerrijke zuiveldranken, zoals chocolade- of frambozenmelk, op dit moment onder de uitzondering kunnen vallen. Ook kan een klein percentage melkvet aan dranken worden toegevoegd die niet traditioneel als zuivel worden gezien, zoals vruchtensap of frisdrank, waardoor deze dranken ook onder de uitzondering komen te vallen.
Zuivel- en sojadranken kunnen een belangrijke bron zijn van eiwit, calcium en vitamines B2 en B12. Deze voedingsstoffen kunnen echter ook op een andere manier worden geconsumeerd dan via het drinken van zuiveldrank zoals bijvoorbeeld via yoghurt en kaas. Vanuit gezondheidsoptiek is er daarom geen noodzaak om zuivel- en sojadranken door middel van uitzondering een afwijkende behandeling te geven.
Wat betreft de ambitie van de eiwittransitie geldt dat toevoeging van een bepaald percentage melkvet op zich niet haaks staat op het kabinetsbeleid ten aanzien van de eiwittransitie. Het beleid van de Nederlandse overheid richt zich op een verschuiving naar een voedingspatroon met in verhouding meer plantaardige en minder dierlijke eiwitten. Binnen de huidige doelstelling, een consumptieverhouding van 50/50 in 2030, is er nog ruimte voor de consumptie van dierlijke eiwitten. De overheid zet in op een duurzaam en gezond eetpatroon voor alle Nederlanders. Via onder andere het Voedingscentrum worden burgers hierover geïnformeerd. Daarnaast zijn er in 2023 diverse monitors uitgevoerd om de verschuiving naar een meer plantaardig eetpatroon te kunnen volgen. Over de resultaten van deze monitors bent u recent geïnformeerd.3
Deelt u nog steeds2 de mening dat een effectieve suikerbelasting zou moeten leiden tot het minder consumeren van suikerhoudende producten?
Ja, die mening deel ik nog steeds. Ik verwijs hierbij naar de uitkomsten van het onderzoek naar de mogelijkheden voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken van de Ministeries van Financien en Volksgezondheid, Welzijn en Sport die vorig jaar met uw Kamer zijn gedeeld.5
Welke acties heeft u ondernomen om te komen tot een effectieve suikerbelasting?
Vorig jaar hebben de Ministeries van Financien en Volksgezondheid, Welzijn en Sport onderzoek gedaan naar de mogelijkheden voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken op basis van suikergehalte. Over de uitkomsten van dit onderzoek heb ik samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de Kamer geïnformeerd per brief.6
In navolging van dit onderzoek zend ik uw Kamer, mede namens de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport, tegelijkertijd met deze beantwoording ook een contourenbrief. Deze contourenbrief richt zich op de mogelijkheid van een gedifferentieerde verbruiksbelasting op basis van het suikergehalte in de drank (hierna: gedifferentieerde verbruiksbelasting) en is opgesteld naar aanleiding van aangenomen moties op dit onderwerp.7 In de contourenbrief worden verschillende opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting uiteengezet. Het demissionaire kabinet heeft de route van een contourenbrief gekozen vanwege haar demissionaire status, de verscheidenheid in politieke wensen – de aangenomen moties geven geen eenduidig beeld – en de nog te maken keuzes. Afhankelijk van de voorkeur van uw Kamer voor één van de in deze brief opgenomen opties kan het demissionaire kabinet deze desgewenst uitwerken in een wetsvoorstel.
Bent u in staat om, conform de aangenomen moties 36 418, nr. 72 en 36 418, nr. 87, uiterlijk in 2026 een zo eenvoudig mogelijke gedifferentieerde verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken in te voeren op basis van suikergehalte?3 4
Vanwege de demissionaire status van het kabinet, de verscheidenheid in politieke wensen – de aangenomen moties geven geen eenduidig beeld – en de nog te maken keuzes, legt het kabinet de verschillende opties voor een gedifferentieerde verbruiksbelasting eerst aan uw Kamer voor via een contourenbrief. Indien een meerderheid zich uitspreekt voor een voorkeursoptie uit de contourenbrief kan het kabinet deze desgewenst uitwerken in een wetsvoorstel.
Bent u voornemens om, conform de genoemde moties, uiterlijk in 2026 een zo eenvoudig mogelijke gedifferentieerde verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken in te voeren op basis van suikergehalte?
Zie antwoord vraag 5.
Bent u bereid maatregelen te nemen om het ontwijken van de verbruiksbelasting op alcoholvrije dranken tegen te gaan?
In bijgaande contourenbrief heb ik samen met de Staatssecretaris van Volksgezondheid, Welzijn en Sport de vormgeving van de huidige uitzondering voor zuivel- en sojadranken toegelicht. In de brief wordt uiteengezet welke opties voor de behandeling van zuivel- en sojadranken bestaan binnen een nieuwe, gedifferentieerde verbruiksbelasting. Ook binnen het húidige systeem geldt dat de vormgeving van de uitzonding kan worden aangepast. De definitie van zuiveldranken kan zodanig worden aangepast dat voortaan alleen zuiveldranken zónder toegevoegde suiker of andere zoetstoffen nog onder de uitzondering vallen. Dat betekent dat over bijvoorbeeld vruchtensap of frisdrank met een kleine hoeveelheid zuivel voortaan wel verbruiksbelasting is verschuldigd. De systematiek hieromtrent is toegelicht in paragraaf 3.6 van de contourenbrief.
Aanpassing van de uitzondering voor zuivel is een structuurwijziging met een voorbereidingsperiode van minimaal 12 tot 24 maanden voor de Douane vanaf het moment dat de wetswijziging is aangenomen door beide Kamers. Mocht uw Kamer een wijziging willen op dit gebied, dan dient met die termijn rekening te worden gehouden.
Deelt u de mening dat ontwijking van de huidige verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken onvermijdelijk is zolang zuiveldranken uitgezonderd zijn van deze belasting?
Zoals aangegeven geldt de huidige uitzondering van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken voor de uit melk of melkproducten bereide drank met een gehalte aan melkvetten van 0,02%mas of meer waarin zich melkeiwit en melksuiker bevinden.10 Deze vormgeving heeft tot gevolg dat ook dranken die traditioneel niet als zuivel worden gezien, zoals vruchtensap of frisdrank, onder de uitzondering kunnen komen te vallen door de toevoeging van bepaalde melkvetten. Het is mogelijk de huidige uitzondering van zuivel- en sojadranken aan te passen, zowel binnen een systeem van gedifferentieerde verbruiksbelasting op basis van het suikergehalte van de drank als binnen de huidige verbruiksbelasting.
Waarom acht u het niet-includeren van zuiveldranken voor deze verbruiksbelasting noodzakelijk en gerechtvaardigd?
Zuivel- en sojadranken kunnen een belangrijke bron van eiwit, calcium en vitamines B2 en B12 zijn in een gevarieerd dieet. Deze voedingsstoffen kunnen echter ook op een andere manier worden geconsumeerd dan via het drinken van zuiveldrank, zoals bijvoorbeeld via yoghurt en kaas.11 Vanuit gezondheidsoptiek is er daarom geen noodzaak om zuivel- en sojadranken door middel van uitzondering een afwijkende behandeling te geven. Ik acht het uitzonderen van zuiveldranken voor de verbruiksbelasting dan ook niet noodzakelijk. Zoals aangegeven worden via de contourenbrief verschillende opties aan uw Kamer voorgelegd, en wacht ik – vanwege de demissionaire status van het kabinet, de te maken keuzes en de verscheidenheid aan moties – een breed gedragen voorkeur vanuit uw Kamer op dit punt af.
Welke mogelijkheden ziet u om de uitzonderingen voor mineraalwater en voor zuiveldranken aan te merken als fiscale regeling en zodoende jaarlijks te rapporteren over de budgettaire omvang hiervan, de regeling te evalueren en een horizonbepaling toe te voegen?
Op dit moment worden de uitzonderingen voor mineraalwater en zuivel- en sojadranken al aangemerkt als fiscale regelingen. Zodoende staan deze uitzonderingen opgenomen in bijlage 9 van de miljoenennota en wordt jaarlijks de budgettaire omvang van deze fiscale regelingen gerapporteerd. Regelingen in bijlage 9 worden periodiek geëvalueerd. De uitzondering op mineraalwater heeft een horizonbepaling tot 1 januari 2029. Op de uitzondering van zuiveldranken zit momenteel geen horizonbepaling.
Wat is het budgettaire gevolg van het niet-belasten van zuiveldranken in de verbruiksbelasting voor niet-alcoholische dranken?
Het uitzonderen van zuiveldranken in de verbruiksbelasting resulteert in een budgettaire derving van € 232 mln.12
Naar welk tarief zou de verbruiksbelasting kunnen dalen indien zuiveldranken ingesloten zouden worden en de budgettaire opbrengsten gelijk zouden blijven?
Indien de uitzondering van zuivel komt te vervallen in de huidige verbruiksbelasting terwijl de budgettaire opbrengst gelijk wordt gehouden kan het tarief in de verbruiksbelasting dalen van € 26,13 per hectoliter naar € 19,62 per hectoliter.
Kunt u ingaan op de uitvoeringsaspecten van het insluiten van zuiveldranken in de verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken?
Als de uitzondering voor zuivel komt te vervallen dan zijn deze dranken voortaan, net als andere alcoholvrije dranken (behalve mineraalwater), belast met verbruiksbelasting. Dat betekent dat deze dranken zullen moeten worden aangegeven via een aangifte. Het systeem van de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken werkt op dit moment zo dat de belasting is verschuldigd op het tijdstip van de zogenoemde uitslag. Kort gezegd wordt onder uitslag verstaan het brengen van de alcoholvrije drank buiten een plaats die voor die drank als «inrichting» is aangewezen. De inrichting is bijvoorbeeld een plaats waar dranken mogen worden vervaardigd of verwerkt. Binnen het systeem van de verbruiksbelasting zal moeten worden bekeken wie inzake de verbruiksbelasting van zuivel- en sojadranken precies als belastingplichtige (en aangifteplichtige) kan worden aangemerkt. Keuzes hieromtrent zullen in nauwe samenwerking met Douane moeten worden gemaakt, waarbij onder andere aspecten van uitvoering en handhaving worden betrokken. Uiteraard wordt ook goed gekeken naar de doenbaarheid voor de uiteindelijke belastingplichtigen. Door het brengen van zuivel- en sojadranken onder de verbruiksbelasting van alcoholvrije dranken zullen er meer belastingplichtigen ontstaan en zullen er meer vergunningaanvragen worden ingediend. Deze vergunningaanvragen zullen door de Douane moeten worden beoordeeld, afgegeven en gehandhaafd door middel van bijvoorbeeld toezicht. Verder geldt dat met het laten vervallen van de uitzondering er mogelijk minder afbakeningsvraagstukken spelen die leiden tot discussie tussen de Douane en belastingplichtigen.
Op welke termijn zou u een dergelijke wijziging van de verbruiksbelasting op niet-alcoholische dranken kunnen realiseren?
Het laten vervallen van de uitzondering voor zuivel- en sojadranken is een structuurwijziging die voor de Douane een voorbereiding en realisatie vergt van minimaal 12 tot 24 maanden. De voorbereiding kan pas aanvangen vanaf het moment dat de wetswijziging is aangenomen door beide Kamers. De daadwerkelijke voorbereidings- en realisatieperiode is afhankelijk van complexiteit van de structuurwijziging en moet blijken uit enerzijds de Uitvoeringstoets en anderzijds de ruimte die er is in het IV portfolio van de Douane. Concreet voor het accijns en verbruiksbelastingportfolio geldt dat deze de komende jaren overvol is met onder andere aanpassingen naar aanleiding van (Europese) wetgeving en noodzakelijke modernisering van het ICT-landschap voor het borgen van de continuïteit van de accijns- en verbruiksbelastingprocessen.
Het artikel 'Klimaatactie treft reizigers Eindhoven Airport' |
|
Joost Eerdmans (EénNL) |
|
Mark Harbers (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
Bent u bekend met het artikel «Klimaatactie treft reizigers Eindhoven Airport»?1
Ja.
Is het inmiddels duidelijk hoeveel activisten van de demonstratie in het voorjaar van 2023 waarbij meer dan 100 demonstranten van Extinction Rebellion (XR) wisten door te dringen op verboden vliegterrein door een hek te vernielen, door het OM zijn vervolgd?
Uit navraag bij het openbaar ministerie (hierna: OM) blijkt dat bij de demonstratie op Eindhoven Airport op 25 maart 2023 106 personen zijn aangehouden op grond van artikel 62a van de Luchtvaartwet. Daarvan zijn er 62 geïdentificeerd, zoals eerder ook aangegeven in de beantwoording van de vragen van het lid Koerhuis van 2 mei 20232. Ten aanzien van die personen is een dossier opgemaakt, dat naar het OM is gestuurd ter afdoening. Het OM schat in dat de beoordeling van de dossiers binnenkort definitief wordt gemaakt, waarna de vervolgingsbeslissingen worden genomen.
Zijn deze eerdere, grootschalige overtredingen aanleiding om de komende XR-demonstratie van 23 maart 2024, in overleg met de burgemeester van Eindhoven, te verbieden? Zo nee, waarom niet?
De burgemeester is op grond van de Wet openbare manifestaties (Wom) het bevoegd gezag voor het faciliteren van een demonstratie en het eventueel opleggen van voorschriften, beperkingen of een verbod. Een burgemeester kan wanneer dit noodzakelijk is ter bescherming van de gezondheid, in het belang van het verkeer of ter bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden voorschriften, beperkingen of een verbod opleggen. Het is niet aan de Minister om in deze bevoegdheid te treden.
Impliceert de aankondiging van XR om op zaterdag 23 maart «verrassingsacties» uit te voeren niet dermate veel verstoring richting Eindhoven Airport, dat het gerechtvaardigd is om in gesprek te treden met de burgemeester van Eindhoven en in te zetten op het beperken of verbieden van deze demonstratie? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Welke maatregelen zijn genomen die het opnieuw openknippen van hekken voorkomt, zodat de veiligheid van luchthavenpersoneel, piloten en reizigers ditmaal wel zijn gewaarborgd?
Naar aanleiding van dreigingsbeelden, operationele informatie en analyse worden beveiligingsmaatregelen genomen door overheid en commerciële partijen. Over de aard van de maatregelen kunnen geen mededelingen worden gedaan.
Kunt u aangeven welke kosten de gemeente en het Rijk hebben gemaakt/extra gaan maken, aangezien het ditmaal geen reguliere demonstratie, maar een demonstratie met verrassingseffecten betreft?
De gemeente Eindhoven geeft aan dat zij accepteren dat de inzet rondom het beschermen van grondrechten kosten met zich meebrengt. Over tactische informatie zoals de benodigde inzet en de gemaakte kosten in relatie tot de bescherming van deze grondrechten worden door de gemeente Eindhoven geen uitspraken gedaan.
De kosten van het Rijk beperken zich tot de inzet van Politie en Koninklijke Marechaussee (hierna: KMar) en zijn onderdeel van het in goede banen leiden en veilig kunnen laten verlopen van een demonstratie en de politietaken op de luchthaven. Het faciliteren van het demonstratierecht is namelijk een overheidstaak. De kosten daarvan neemt de overheid voor haar rekening.
Bent u van mening dat het organiseren van demonstraties met een verrassingseffect onderhevig dienen te zijn aan andere beoordelingscriteria dan gewone demonstraties? Zo ja, hoe reflecteert u daarop met betrekking tot demonstraties rondom luchthavens en militaire installaties en terreinen?
Op grond van de Wom kan een gemeente bepalen dat voor een demonstratie het doen van een kennisgeving vereist is. Dit geeft de gemeente de mogelijkheid een demonstratie zo goed mogelijk te faciliteren. Hoewel de Wom het niet voldoen aan de vereiste kennisgeving als beperkingsgrond geeft (artikel 5 lid 2), volgt uit jurisprudentie dat het niet voldoen aan de vereiste kennisgeving geen zelfstandige grond is om een demonstratie te verbieden of anderszins te beperken.3
In de driehoek (burgemeester, OM, Politie/KMar), worden afspraken gemaakt over tolerantiegrenzen en uitvoeringsaspecten ten aanzien van een demonstratie. Ook bij een niet-aangekondigde demonstratie zal de driehoek beoordelen op welke wijze de handhaving plaatsvindt. De aard van de locatie, zoals een luchthaven of militaire locatie en de te beschermen belangen wegen mee in het besluit tot (en de wijze van) handhaven. Zie verder de beantwoording bij vragen 3 en 4.
Ligt het in de lijn der verwachting dat bij een mogelijke dreiging van het openknippen van hekken, zoals vorig jaar heeft plaatsgevonden, ditmaal wel gepaste acties vanuit politie/Koninklijke Marechaussee zullen worden toegepast? Onderschrijft u deze noodzaak, gelet op de veiligheid van luchthavenpersoneel, piloten en reizigers? Onderschrijft u deze noodzaak, gelet op het feit dat het een militaire luchthaven betreft?
Ook vorig jaar zijn er gepaste acties ondernomen vanuit Politie en KMar tegen mogelijke dreigingen. Deze waren er op gericht de demonstranten weg te houden van het militair deel van de luchthaven en het kritische deel waar vliegtuigen taxiën en landen en opstijgen. Dit jaar zijn er wederom op meerdere fronten voorbereidingen getroffen om de orde adequaat te kunnen handhaven.
Zoals genoemd, worden in de driehoek afspraken gemaakt over tolerantiegrenzen en uitvoeringsaspecten ten aanzien van een demonstratie. De driehoek weegt alle aspecten mee in het besluit tot handhaving, ook het feit dat het een militaire luchthaven betreft.
Welk effect heeft een dergelijke demonstratie, al dan niet met «verrassing», volgens u op het aanzien van Eindhoven en Nederland voor wat betreft de rol die Eindhoven Airport heeft als internationale hub voor NAVO-transport?
Eindhoven Airport is civiele medegebruiker van de militaire Vliegbasis Eindhoven. De taakuitvoering van het militaire deel van de locatie, Vliegbasis Eindhoven, is tijdens de demonstratie niet in gevaar geweest. Het effect van een demonstratie op het aanzien van Eindhoven en Nederland in relatie tot de rol die de locatie heeft als internationale hub voor NAVO-transport lijkt beperkt.
Bent u bereid om een gezamenlijke civiele procedure te verkennen met de mede-eigenaren (gemeente, provincie en Rijk) van Eindhoven Airport, om schade te verhalen op de demonstranten van XR?
De Staat heeft, op grond van informatie die nu bekend is, geen schade geleden door de klimaatdemonstratie op Eindhoven Airport. Op dit moment is er dan ook geen aanleiding om een civiele procedure, al dan niet gezamenlijk, te beginnen tegen (bepaalde) klimaatdemonstranten.
Het bericht dat gemeenten de nieuwe norm voor grotere schoolpleinen niet meenemen in beleid |
|
Michiel van Nispen (SP), Sandra Beckerman (SP) |
|
Mariëlle Paul (VVD), Conny Helder (minister zonder portefeuille volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
Wat is uw reactie op het bericht dat gemeenten de nieuwe norm voor grotere schoolpleinen niet meenemen in beleid?1
De normen voor schoolpleinen hebben geen wettelijke basis en zijn een richtlijn voor gemeenten bij het realiseren van schoolpleinen. Buiten spelen is enorm belangrijk voor kinderen en draagt bij aan een goede gezondheid. Afwegingen in de ruimtelijke ordening, waaronder het realiseren van voldoende schoolpleinen en speelgelegenheid is een verantwoordelijkheid van gemeenten. Het is mogelijk dat gemeenten soms in de knel komen op dit vlak en keuzes moeten maken; het is nu eenmaal de realiteit dat wij hier in Nederland een beperkt aantal vierkante meters beschikbaar hebben waarop alles gerealiseerd moet worden: wonen, werken, parkeren, sporten en spelen. Soms gaan deze keuzes dan helaas ten koste van een groter schoolplein. Desondanks wordt het belang van een schoolplein voor de gezondheid en beweeggedrag van kinderen erkend, daarom is het wenselijk dat gemeenten deze richtinggevende norm meenemen in ruimtelijke ordeningsafwegingen.
Bent u het ermee eens dat het weinig nut heeft om een ruimere norm op de stellen voor de grootte van schoolpleinen als deze vervolgens niet in het beleid van gemeenten wordt verwerkt?
Omdat er geen wettelijke basis is voor deze normen, is de norm dus niet verplicht, maar een richtlijn of uitgangspunt voor die gemeenten en scholen die bezig zijn een schoolplein te realiseren.
Het kwaliteitskader waar deze norm in opgenomen is, is een instrument van kenniscentrum Ruimte-OK dat tot stand is gekomen in samenwerking met de PO-Raad, VO-raad en de Vereniging Nederlandse Gemeenten (VNG). Het kwaliteitskader is bedoeld als praktisch hulpmiddel voor gemeenten en schoolbesturen om een afweging te maken over het niveau van kwaliteit van bestaande en nieuw te bouwen schoolgebouwen. Daarin zijn dus normen opgenomen die daadwerkelijk tot een kwalitatief goed schoolplein leiden om voldoende te bewegen en te spelen, en is daarmee van waarde.
Bent u het ermee eens dat grotere schoolpleinen belangrijk zijn om scholieren te stimuleren en in staat te stellen om meer te bewegen?
De schoolomgeving is zeer kansrijk om bewegen te stimuleren en zitten te onderbreken. Uit onderzoek blijkt dat voldoende ruimte belangrijk is om kinderen meer bewegingsvrijheid en mogelijkheden om dingen uit te proberen te geven. Maar niet enkel de grootte van schoolpleinen is hierbij van belang, voornamelijk de inrichting van het schoolplein is belangrijk. Kinderen bewegen bijvoorbeeld vaker op het schoolplein wanneer deze beweegvriendelijk is ingericht. Denk aan de aanwezigheid van sport- en speeltoestellen en voldoende variatie in beweegmogelijkheden om motorische vaardigheden te ontwikkelen. Ook het aanbieden van materialen zoals ballen kunnen kinderen stimuleren om meer op het schoolplein te bewegen.2
Bent u bereid om in gesprek te gaan met de VNG, de PO-Raad en VO-raad over het belang van grotere schoolpleinen?
De VNG, PO-Raad en VO-raad zijn goed doordrongen van het belang van grotere schoolpleinen, aangezien zij medeopsteller zijn van het kwaliteitskader. Er wordt veelvuldig overleg gevoerd met deze partijen in het kader van onderwijshuisvesting. In deze gesprekken zal ik informeren hoe zij eventueel geholpen kunnen worden bij keuzes hieromtrent, bijvoorbeeld door het delen van goede voorbeelden.
Bent u het ermee eens dat gemeenten ook wel financieel in staat moeten worden gesteld om grotere schoolpleinen te realiseren? Zo ja, bent u bereid om daarvoor meer te investeren in het gemeentefonds?
Gemeenten ontvangen middelen voor onderwijshuisvesting via het gemeentefonds. Het gemeentefonds is voor gemeenten vrij besteedbaar. Gemeenten mogen daarmee zelf hun afweging maken wat zij doen met de middelen.