Het pleidooi van gemeenten om meer soorten van de wietproef toe te staan |
|
Chris van Dam (CDA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA), Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() ![]() |
Kent u het bericht «Gemeenten: sta meer soorten wietproef toe»?1
Ja.
Hebben de diverse gemeenten en hun vertegenwoordigers dit signaal ook al persoonlijk of schriftelijk overgebracht aan u? Zo ja, wat is uw opvatting over het voorstel van gemeenten om diverse experimenten met gereguleerde wietteelt toe te staan?
In het regeerakkoord is opgenomen dat er wet- en regelgeving komt ten behoeve van uniforme experimenten. Wij bereiden inmiddels wet- en regelgeving voor ten behoeve van deze experimenten. De voorwaarden voor de inrichting van de experimenten zijn nog niet uitgewerkt en vergen nader overleg met andere betrokken partijen, zoals gemeenten.
De afgelopen periode hebben wij meerdere brieven ontvangen van burgemeesters of burgemeesters tezamen, al dan niet op verzoek van de gemeenteraad, in relatie tot de in het regeerakkoord aangekondigde experimenten met een gesloten coffeeshopketen. De inhoud van deze brieven richt zich met name op het al dan niet willen deelnemen aan de experimenten.
Het experiment en ook de evaluatie zullen wij vormgeven in overleg met betrokken partijen, maar ook op advies van een onafhankelijke commissie. Op die manier denken wij een onafhankelijke evaluatie te borgen.
Is de vrees van gemeenten terecht dat de regering maar een soort proef zal toestaan, te weten de centrale levering aan coffeeshops door een vaste, streng gecontroleerde producent? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de mening dat door slechts een soort proef toe te staan de kans bestaat dat bij het mislukken daarvan te snel de conclusie kan worden getrokken dat het reguleren van «de achterdeur» niet kan? Zo ja, welke conclusies verbindt u hier aan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid om op korte termijn in overleg te gaan met vertegenwoordigers van gemeenten (VNG) om te komen tot een gevarieerde en representatieve hoeveelheid experimenten? Zo nee, waarom niet?
Wij vinden het belangrijk om de inrichting van de experimenten – binnen de algemene kaders die in het regeerakkoord gegeven zijn – in gezamenlijkheid met meerdere partners vorm te geven. Uiteraard spreken we hierover met betrokken partijen, zoals de VNG.
Op welke termijn verwacht u met een voorstel naar de Kamer te komen, gelet op het feit dat er volgens het regeerakkoord binnen zes maanden regelgeving komt voor experimenten met gereguleerde wietteelt?
Wij streven ernaar om de benodigde wet- en regelgeving in het tweede kwartaal van 2018 bij uw Kamer in te dienen.
Het nieuws dat op Marktplaats illegale verkoop van glyfosaat plaatsvindt |
|
Frank Futselaar (SP) |
|
Carola Schouten (viceminister-president , minister landbouw, natuur en voedselkwaliteit) (CU) |
|
![]() |
Bent u bekend met het door de werkgroep NL Gifvrij en Greenpeace uitgevoerde onderzoek naar verkoop van glyfosaatproducten via Marktplaats? Wat is uw reactie op dit onderzoek?1
Ja, ik ben hiermee bekend en vind de uitkomsten zorgelijk.
Deelt u de mening dat online verkoop van bestrijdingsmiddelen, zeker wanneer ze illegaal zijn, onwenselijk is en moet worden tegengegaan? Zo ja, welke stappen bent u bereid te nemen om dit te bewerkstelligen tegen tussenhandelaar Marktplaats?
Ja, het is in Nederland alleen toegestaan om gewasbeschermingsmiddelen te verkopen die zijn toegelaten door het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb), zowel door rechtspersonen als natuurlijke personen. Middelen zonder toelating zijn illegaal en de verkoop daarvan is vanzelfsprekend verboden. Dat betekent dat toegelaten glyfosaathoudende middelen met de juiste voorlichting ook via internet aan particulieren verkocht mogen worden, maar middelen die niet toegelaten zijn (of alleen voor professioneel gebruik) niet.
Ik vind de online verkoop van illegale middelen op Marktplaats onwenselijk. Ik zal met Marktplaats in overleg treden om afspraken te maken zodat kan worden geborgd dat alleen toegelaten middelen met de juiste voorlichting worden aangeboden, of de online verkoop van gewasbeschermingsmiddelen anders geheel wordt geweerd.
Daarnaast neemt de NVWA al maatregelen tegen aanbieders in Nederland van illegale gewasbeschermingsmiddelen. Hierbij kunt u denken aan:
Deelt u de mening dat dit aanleiding is om over te gaan op een verbod op glyfosaat voor de particuliere markt (bijvoorbeeld hobbytuinders) en hier ook conform de uitspraken van het Europees parlement in Europees verband voor te pleiten?
Nee, deze mening deel ik niet. Er zijn voldoende wettelijke mogelijkheden om de ongewenste situatie aan te pakken. De verkoop van middelen die illegaal zijn is uit de aard der zaak al verboden. De Staatssecretaris van Infrastructuur en Waterstaat heeft u separaat geïnformeerd over de aanpak van het particuliere gebruik van bestrijdingsmiddelen, zoals toegezegd tijdens de behandeling van de Begroting Infrastructuur en Waterstaat (Kamerstuk 27 858, nr. 416).
Welke specifieke maatregelen gaat u nemen tegen aanbieders van in Nederland illegale glyfosaathoudende middelen, waarvan bijvoorbeeld het College voor de toelating van gewasbeschermingsmiddelen en biociden (Ctgb) de toelating heeft ingetrokken?
Ik verwijs u naar mijn antwoord op vraag 2.
Op welke wijze heeft de Nederlandse Voedsel- en Warenautoriteit (NVWA) tot nu toe opgetreden tegen aanbieders van illegale glyfosaathoudende middelen? Hoeveel controles hebben plaatsgevonden en hoeveel processen-verbaal zijn opgesteld in het afgelopen jaar op dit gebied?
Bij de online verkoop van illegale gewasbeschermingsmiddelen worden aanbieders in principe door de NVWA aangeschreven. Hierbij wordt aangegeven dat ze in overtreding zijn, wordt gewezen op mogelijke consequenties en wordt verzocht onmiddellijk te stoppen met de verkoop en de advertentie te verwijderen. Als hieraan geen gehoor wordt gegeven, kunnen meer repressieve handhavingsinstrumenten worden ingezet.
In 2017 zijn 45 aanbieders via marktplaats van illegale glyfosaathoudende middelen aangeschreven. Op twee aanbieders na had deze aanpak het gewenste resultaat. Voor deze twee aanbieders is één proces-verbaal (strafrecht) en één rapport van bevindingen (bestuursrecht) opgemaakt.
Jaarlijks wordt gemiddeld 15% van de handelaren in middelen voor professioneel gebruik door de NVWA geïnspecteerd. Naar aanleiding hiervan hebben in 2017 drie handelaren een schriftelijke waarschuwing gekregen, omdat ze glyfosaathoudende middelen verkochten na de uiterste afleverdatum. Deze handelaren hebben vervolgens de verkoop hiervan gestaakt.
De blokkade van een demonstratie |
|
Lodewijk Asscher (PvdA), Attje Kuiken (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u het bericht «OM start onderzoek naar blokkade A7 richting Sinterklaasintocht Dokkum»?1
Ja, ik ken het bericht.
Deelt u de mening dat het niet aan activisten is om een toegestane demonstratie te verstoren en dat het stellen van voorwaarden aan een demonstratie alleen aan het lokale gezag is?
De Wet openbare manifestaties (Wom) geeft de burgemeester de bevoegdheid om bij demonstraties voorschriften en beperkingen te stellen of een verbod te geven. Dit betreft een belangenafweging tussen het recht op de vrijheid van betoging en de beperking daarvan ter bescherming van de volksgezondheid, in het belang van het verkeer of bestrijding of voorkoming van wanordelijkheden. Een demonstratie mag door de burgemeester nooit worden beperkt of verboden vanwege de inhoudelijke boodschap, dus ook niet als die boodschap (voor anderen) storend of onwelgevallig is. De burgemeester is binnen deze kaders het bevoegd gezag om demonstraties te reguleren. Het is niet aan anderen dan de burgemeester om in de beoordeling van de toelaatbaarheid van een demonstratie te treden. Daarbij past het ook niet dat een demonstratie door anderen wordt verstoord of belemmerd. De vrijheid van demonstreren verdient respect en bescherming, ongeacht de boodschap.
Hoe oordeelt u over het feit dat een demonstratie die door de gemeente Dokkum was toegestaan geen doorgang kon vinden omdat een groep die het niet eens was met het doel die demonstratie blokkeerde?
Ik, noch enig ander lid van het kabinet, heeft een oordeel gegeven over de besluiten van de burgemeester om de demonstratie tegen Zwarte Piet aanvankelijk toe te staan en uiteindelijk te verbieden. Voor de inschatting van de plaatselijke omstandigheden en de uitoefening van de bevoegdheden op grond van de Wom is het lokaal gezag verantwoordelijk, daar treedt het kabinet niet in. Het is aan de gemeenteraad om hierover desgewenst met de burgemeester te spreken. Dat overigens bewindslieden door aandacht te vragen voor het aspect van het kinderfeest en begrip in de discussie voor elkaars vertrekpunten en emoties, geen begrip hebben getoond voor mogelijke wetsovertreding, noch hebben bepaald wanneer er gedemonstreerd wordt, spreekt vanzelf.
Deelt u de mening dat als een bewindspersoon begrip toont voor het blokkeren van een toegestane demonstratie, daarvan het signaal kan uitgaan dat het recht op demonstratie zo maar beperkt kan worden door iedereen die het niet eens is met het doel van die demonstratie? Zo ja, deelt u dan ook de mening dat dit onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Deelt u de mening dat het niet aan de Minister-President is te bepalen op welke dag Nederlanders hun grondrechten mogen uitoefenen?
Zie antwoord vraag 3.
Bent u, als degene die verantwoordelijkheid draagt voor het waarborgen van grondrechten, bereid om openlijk uit te dragen dat het verstoren van rechtmatige demonstraties niet aan de orde kan zijn? Zo ja, op welke wijze gaat u dit doen? Zo nee, waarom niet?
Het is in een democratische samenleving van wezenlijk belang dat de vrijheid van meningsuiting en de vrijheid van demonstreren worden beschermd en gerespecteerd. Het is vanuit mijn verantwoordelijkheid van groot belang om hiervoor steeds aandacht te hebben. Waar het gaat om het reguleren van (de gebeurtenissen rondom) demonstraties is zoals hiervoor vermeld de burgemeester het bevoegd gezag. Als door het verstoren van demonstraties strafbare feiten worden gepleegd, kan de politie daartegen optreden. In de praktijk zullen dus eerst en vooral de burgemeester en de politie (de situatie rondom) een demonstratie in goede banen moeten leiden. Naar aanleiding van de gebeurtenissen rondom de Sinterklaasintocht in Dokkum heb ik in het mondelinge vragenuur van 21 november jl. toegezegd om in overleg te treden met burgemeesters en de VNG over demonstraties en meer in het bijzonder het gebruik van het openbare-orde-criterium.
Zie ook de antwoorden op de vragen 2, 3 en 7.
Deelt u de mening dat het recht om te demonstreren juist van belang is om ook het uiten van afwijkende meningen mogelijk te maken en dat juist een democratie moet kunnen omgaan met meningen die niet door een meerderheid worden gedragen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Ik deel die mening. Nederland is een democratische rechtsstaat waarin een grote diversiteit bestaat aan levensbeschouwingen, opvattingen, leefstijlen en waardepatronen. Individuele burgers en de samenleving als geheel hebben er belang bij dat burgers de vrijheid hebben hun eigen waarden en opvattingen te ontwikkelen en uit te dragen. Het is van groot belang om te respecteren dat niet iedereen dezelfde mening heeft en om andersdenkenden dezelfde ruimte te geven als gelijkgestemden. Een debat over maatschappelijke vraagstukken en tradities leidt er soms toe dat de emoties hoog oplopen, zoals in het debat over de positionering van de figuur van Zwarte Piet.
Ik verwijs in dit verband graag naar de nota Grondrechten in een pluriforme samenleving (Kamerstuk 29 614, nr. 2).
Wat is de stand van het strafrechtelijk onderzoek naar de blokkade op de A7?
Het onderzoek van het Openbaar Ministerie loopt nog, daarover kan op dit moment verder niets worden gemeld.
Bent u bereid met voor- en tegenstanders van verandering van Zwarte Piet om tafel te gaan om te zorgen dat de intocht van 2018 zonder incidenten verloopt vanuit het principe «kinderfeest voor iedereen»?
Het Sinterklaasfeest is een eeuwenoude traditie die wordt vormgegeven door de samenleving en die is blijven bestaan door te veranderen. De overheid heeft hier geen sturende rol in. Het decentrale karakter van het Sinterklaasfeest met honderden lokale intochtcomités, scholen en vele vrijwilligers maakt dat er op veel verschillende plekken een maatschappelijk debat plaatsvindt. De dialoog hierover zal vooral in de gemeenten moeten plaatsvinden. De overheid kan een rol spelen om een respectvolle dialoog te faciliteren. Het Ministerie van Sociale Zaken en Werkgelegenheid (SZW) onderhoudt in dit kader contacten met stakeholders en gemeenten om spanningen te signaleren en tot vreedzame gesprekken te komen.
Het Ministerie van SZW heeft Dokkum als intochtstad 2017 ondersteuning geboden voor het ontwikkelen en uitvoeren van dialooginitiatieven. De gemeente heeft zich vooraf uitgebreid bij laten praten door de steden waar eerder een landelijke intocht is gehouden en voorafgaand aan de intocht is geprobeerd met zowel de (georganiseerde) voor- en tegenstanders van de figuur van Zwarte Piet in contact te komen. Er hebben dan ook met meerdere groepen gesprekken plaatsgevonden. Het lijkt mij dat deze benadering ook bij volgende Sinterklaasintochten een goed uitgangspunt vormt, waarbij ook lessen kunnen worden getrokken uit eerdere ervaringen.
Het bericht dat christenen in Noord-Irak bedreigd worden door sjiitische milities |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Heeft u kennisgenomen van het bericht «Iran-Backed Forces Persecuting Christians Who Survived ISIS, Kurdish Parliamentarian Says»1?
Ja.
Klopt het dat de Hashd al-Shaabi, een coalitie van sjiitische milities, na het offensief tegen de Koerdische Autonome Regio, nu christenen die voor dit offensief gevlucht zijn, ervan weerhoudt terug te keren naar hun huizen op de Ninivé-vlakte?
De VN meldt dat er in totaal 180.000 mensen ontheemd zijn geraakt bij de overname van de betwiste gebieden door het Iraakse leger. Ongeveer 20.000 daarvan zijn afkomstig van de Ninivé-vlakte. Daarbij vermeldt de VN ook dat veel mensen na 24–48 uur weer naar huis keren. Er zijn berichten over verschillende minderheden, evenals Koerden, die nog niet naar huis terug durven keren. Precieze cijfers zijn niet bekend.
Hoe beoordeelt u de berichten dat deze milities overgebleven christenen onderdrukken en vervolgen, waarbij de situatie met de dag verslechtert?
Veel ontheemden, met verschillende achtergronden, zijn inmiddels teruggekeerd naar hun huizen. Waarom mensen wel of niet terugkeren is niet altijd duidelijk, en kan per dorp verschillen. Er zijn geen concrete aanwijzingen dat dit is vanwege stelselmatige onderdrukking, ook niet van christenen.
Is het waar dat de milities systematisch de demografie proberen te veranderen in door hen veroverde gebieden en sektarische scholen openen in kerken en religieuze centra?
Het kabinet is bekend met dergelijke berichten. Navraag bij de VN leert dat ze deze berichten evenwel niet kunnen bevestigen. Het kabinet volgt de situatie nauwgezet, in samenwerking met de Iraakse overheid en onze internationale partners.
Bent u bekend met het bericht dat de milities christelijke kinderen in Bartella zouden dwingen om naar de door hen recent geopende Imam Khomeini School te gaan, tot woede van de lokale bevolking?2
Ja.
Hoe beoordeelt u de verontrustende berichtgeving over deze «sjiitificatie» van de Ninivé-vlakte, gericht tegen christenen die nota bene ISIS overleefd hebben? Ziet u aanwijzingen voor etnische zuiveringen?
Het kabinet is van mening dat ontheemden zo snel mogelijk veilig moeten kunnen terugkeren naar huis. Hiertoe ondersteunt Nederland stabilisatieprojecten in Irak. De situatie in de Ninivé-vlakte is op dit moment fluïde en baart het kabinet zorgen. Ook in dit geval kan de VN berichten van etnische zuiveringen niet bevestigen.
Bent u bereid contact op te nemen met de Iraaks-Koerdische parlementariër die de noodklok luidt, alsmede met de autoriteiten in de Koerdische Autonome Regio?
Er vinden zeer regelmatig gesprekken plaats met de autoriteiten in de Koerdische Autonome Regio (KAR). Ook de afgelopen weken hebben onze ambassadeur in Irak en de consul-generaal in Erbil gesprekken gevoerd met Iraakse en Koerdische parlementariërs en leden van de Iraakse regering en de Koerdische regionale regering, om de situatie in de Koerdische Autonome Regio (KAR) en de Ninivé-provincie te bespreken. Ook wordt regelmatig gesproken met vertegenwoordigers van minderheden. Tijdens de Raad Buitenlandse Zaken op 11 december jl. heeft Nederland eveneens expliciet om aandacht gevraagd voor de positie van minderheden in Irak.
Bent u bereid opheldering te vragen bij de Iraakse autoriteiten, de praktijken van de sjiitische milities scherp te veroordelen, te eisen dat de onderdrukking en vervolging van christenen stoppen en te pleiten voor een spoedige en veilige terugkeer van gevluchte christenen naar hun huis en haard? Zo nee, waarom niet?
Het kabinet maakt zich zorgen over de positie van alle minderheden in Irak, waaronder christenen. De mensenrechtensituatie in Irak wordt actief opgebracht in contacten met Iraakse autoriteiten. Daarnaast streeft Nederland ernaar dat alle ontheemden zo snel mogelijk terug naar huis kunnen en ondersteunt hiertoe meerdere initiatieven, zoals het Funding Facility for Stabilisation van de VN dat ten goede komt aan stabilisatieprojecten in Irak.
In hoeverre staan de Hashd al-Shaabi onder invloed van Iran? Deelt u de zorgen over de toenemende Iraanse invloed in Irak? Zo nee, waarom niet?
De term Hashd al-Shaabi wordt gebruikt voor verscheidene Iraakse milities. De Hashd al-Shaabi, oftewel Popular Mobilization Forces(PMF), zijn deels sjiitisch, maar kunnen ook Yezidi of christelijk zijn. Volgens de Iraakse wet zijn de PMF onderdeel van het Iraakse leger en vallen deze milities dus onder verantwoordelijkheid en leiding van de Iraakse premier. Iran stelt het afgelopen jaar het aantal militaire adviseurs in Irak te hebben uitgebreid. Een aantal hiervan is nauw betrokken geweest bij de strijd tegen IS in Irak.
Bent u bereid de lange arm van Iran in Irak te onderzoeken en te adresseren in EU-verband?
De rol van Iran in Irak wordt met regelmaat in EU-verband aan de orde gesteld bij Iraakse en Iraanse autoriteiten.
De controle op drank- cq. drugsgebruik bij de overleden veroorzaker van een gruwelijk ongeval |
|
Foort van Oosten (VVD) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Bent u op de hoogte gesteld van het verloop van het debat over de problemen bij het Nederlands Forensisch Instituut 30 mei 2017, waarin ik uw ambtsvoorganger de casus van een gruwelijk verkeersongeluk heb voorgelegd waarbij nabestaanden vragen houden over eventueel alcohol- of drugsgebruik door de eveneens overleden veroorzaker? Bent u eveneens bekend met de toezegging van uw ambtsvoorganger dat de Kamer in juli nader zou worden geïnformeerd op dit punt?
Ja, het verloop van dit debat is mij bekend. De toenmalige Minister van Veiligheid en Justitie heeft in dit debat toegezegd om deze vraag voor te leggen aan de Taskforce lijkschouw en gerechtelijke sectie. Gebleken is echter dat deze vraag de scope van de Taskforce te buiten gaat. Die richt zich namelijk op de vraag of misdrijven worden gemist doordat niet goed wordt gekeken naar een overledene als een mogelijk slachtoffer van een strafbaar feit.
Deelt u de mening dat het voor nabestaanden desgewenst zeer waardevol kan zijn te weten of de veroorzaker alcohol of drugs heeft gebruikt? Zo nee, waarom niet?
Ik kan mij zeer goed voorstellen dat nabestaanden veel waarde hechten aan dit soort informatie om de oorzaak van het ongeval te kunnen begrijpen. Informatie over de toedracht van het ongeval kan een bijdrage leveren aan de verwerking van het zware verlies dat zij hebben geleden. Hierbij teken ik wel aan dat door toxicologisch onderzoek kan worden vastgesteld of de veroorzaker drank c.q. drugs heeft gebruikt, maar dat dit soort informatie (hoewel aannemelijk) nog niet hoeft te betekenen dat het gebruik per definitie de enige oorzaak is geweest van het ongeval.
Welke vorderingen zijn inmiddels gemaakt als het gaat om informatieverstrekking aan nabestaanden die desgewenst op de hoogte willen zijn van de gesteldheid van de veroorzaker van dergelijk gruwelijk leed? Hoe is dan wel gaat worden georganiseerd dat de overleden veroorzaker wordt getest op drank en/of drugs in zijn bloed?
Indien strafvorderlijk onderzoek wordt gedaan kunnen de nabestaanden op grond van artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering de officier van justitie – indien zij dit wensen – vragen om van de uitkomsten op de hoogte te worden gebracht.
Wanneer de verdachte kort na het begaan van een ernstig misdrijf is overleden, zal ten aanzien van hem geen sprake meer kunnen zijn van een strafvorderlijke beslissing. Ook zal tegen hem uiteraard geen vervolging meer kunnen worden ingesteld (zie artikel 69 Wetboek van Strafrecht). De belangen van slachtoffers en nabestaanden, en van de maatschappij als geheel, kunnen er echter wel mee gediend zijn dat opsporingsambtenaren onder het gezag van het openbaar ministerie onderzoek doen naar de toedracht van het misdrijf en nagaan of de inmiddels overleden verdachte de dader is. Het belang van de maatschappij om ook in gevallen waarin de verdachte na een ernstig misdrijf is overleden, over de toedracht van dat misdrijf meer helderheid te verkrijgen, is ook een doel van de strafvordering. Daartoe kunnen ook strafvorderlijke bevoegdheden worden ingezet. Tegen deze achtergrond wordt in het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering gekeken naar de mogelijkheden om uitdrukkelijk in het nieuwe wetboek neer te leggen dat onder bepaalde voorwaarden onderzoek kan worden gedaan met betrekking tot het lichaam van een overleden verdachte of een overleden slachtoffer. Dat onderzoek kan bijvoorbeeld uit een sectie, een scan van het lichaam, het afnemen van celmateriaal voor DNA-onderzoek of een gebitsonderzoek bestaan.
Naast de mogelijkheid om informatie over de toedracht te vragen hebben de nabestaanden van het slachtoffer ook recht op opvang en hulp, zoals alle slachtoffers van (mogelijke) misdrijven. Zij worden opgevangen door de politie en worden, indien zij dit wensen, doorverwezen naar Slachtofferhulp Nederland voor verdere ondersteuning. Ook kunnen zij in sommige gevallen een beroep doen op financiële compensatie uit het Schadefonds Geweldsmisdrijven, dat per 1 juli 2016 is uitgebreid met dood door schuld.
In hoeverre moet hiertoe ook de wet aangepast worden zodat van een overleden bestuurder bloed- en/of drugstesten kunnen worden afgenomen, ook indien deze de enige verdachte van het ongeval zou zijn? Bent hiertoe bereid? Wanneer kan de Kamer op dit punt concrete stappen van u verwachten? Zo nee, kunt u uitleggen waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
De immense schaal waarop kinderen worden misbruikt op islamitische scholen in Pakistan |
|
Geert Wilders (PVV), Raymond de Roon (PVV) |
|
Halbe Zijlstra (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Islamic schools in Pakistan plagued by sex abuse of children»?1
Ik heb van het bericht kennisgenomen. De daarin gemelde zaken zijn zeer zorgwekkend. De aard en omvang kan het kabinet niet verifiëren.
Wordt u ook kotsmisselijk als u leest over de immense schaal waarop kinderen worden misbruikt op islamitische scholen in Pakistan?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het dat er niet of nauwelijks toezicht is op duizenden islamitische scholen, zodat geestelijken die in het voetspoor willen treden van hun profeet Mohammed zich onbestraft kunnen vergrijpen aan weerloze kinderen?
Er zijn zowel bij de overheid geregistreerde, als ongeregistreerde islamitische scholen, ofwel madrassa’s, in Pakistan. Zeker in het geval van de tweede groep is overheidstoezicht nauwelijks of niet aanwezig.
Welke islamitische (politieke) partijen, landen en zakenmensen zitten volgens u achter de financiering van de «madrassa’s» waar pedofilie kennelijk welig tiert?
Madrassa’s in Pakistan worden uit verschillende bronnen gefinancierd. Het kabinet beschikt niet over een overzicht van partijen die financieel bijdragen aan Pakistaanse madrassa’s.
Deelt u de mening dat de islamitische ideologie in combinatie met het shariarecht een giftige cocktail vormt die kindermisbruik niet alleen in de hand werkt, maar bestraffing achteraf ook in ernstige mate verhindert?
Nee, die mening deelt het kabinet niet. Helaas komt kindermisbruik overal ter wereld voor. Het kabinet zet zich in om kindermisbuik en andere schendingen van de rechten van kinderen tegen te gaan. Pakistan is partij bij het verdrag inzake de rechten van het kind. In de reguliere dialoog tussen de EU en Pakistan wordt Pakistan aangesproken op de implementatie en naleving van deze en andere mensenrechtenverdragen. Ook in Pakistan is kindermisbruik strafbaar. Uit diverse bronnen wordt echter duidelijk dat straffeloosheid een groot probleem is, waarbij diverse elementen een rol spelen, waaronder corruptie. De Mensenrechtenambassadeur heeft tijdens zijn bezoek aan Pakistan van 4–6 april 2017 bij de autoriteiten aangedrongen op aanpak van straffeloosheid.
Bent u bereid om de Nederlandse zetel in de VN-Veiligheidsraad in te zetten om voor een onderzoek te pleiten naar de schaal en omvang van dit kindermisbruik? Zo nee, waarom niet?
Gelet op het mandaat van de VN-Veiligheidsraad dat is gericht op zaken waarbij de internationale vrede en veiligheid in het geding zijn, past het niet om deze specifieke kwestie in dit forum aan de orde te stellen.
Naming and shaming op internet |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u de documentaire en tv-uitzending Shame/Fame?1
Ja.
Over welke wettelijke mogelijkheden beschikt een slachtoffer van shaming om filmpjes van het internet te krijgen en om degenen die dergelijke filmpjes maken en op het internet plaatsen juridisch aan te pakken?
Wanneer beelden eenmaal zijn vastgelegd, ook als dit rechtmatig is gebeurd, is vervolgens de vraag of deze beelden ook zonder meer gepubliceerd mogen worden. Publicatie kan onder omstandigheden verboden zijn, maar daar kan in concrete gevallen alleen achteraf tegen worden opgetreden.
Onrechtmatig vastgelegde beelden, bijvoorbeeld beelden die heimelijk zijn vastgelegd, mogen uiteraard niet worden verspreid. Hiertegen kan worden opgetreden op grond van artikel 139g in samenhang met 139f Sr. Daarnaast is het mogelijk dat beelden die op zichzelf rechtmatig zijn, op een strafbare wijze gepubliceerd worden. Bijvoorbeeld wanneer de beelden zodanig worden gepresenteerd dat sprake is van bedreiging (artikel 285 Sr), smaad of laster (artikel 261/262 Sr) of belediging (artikel 266 Sr). In deze gevallen kan aangifte worden gedaan bij de politie. Wanneer er sprake is van een strafbaar feit zoals online bedreiging of belediging, kan er contact met het betreffende social media bedrijf worden opgenomen.
Op basis van de Gedragscode Notice-and-Take-Down (NTD-gedragscode), die is opgesteld door overheid, bedrijfsleven en belangenverenigingen, kan een verzoek worden gericht aan aanbieders om informatie van internet te verwijderen vanwege haar onrechtmatige of strafbare inhoud. De officier van justitie kan daarnaast met een bevel op grond van artikel 54a Sr, na machtiging van de rechter-commissaris, de aanbieder aansporen om de strafbare content te verwijderen. Als de aanbieder hieraan gevolg geeft, wordt hij niet vervolgd. Het wetsvoorstel computercriminaliteit III, dat aanhangig is bij de Eerste Kamer, vergroot de mogelijkheden van de officier van justitie. Het wetsvoorstel (Kamerstukken 34 372) introduceert een zelfstandige bevelsbevoegdheid in artikel 125p van het Wetboek van Strafvordering. De officier van justitie kan in de toekomst na machtiging van de rechter commissaris een bevel afgeven tot verwijdering van de strafbare content ter beëindiging van strafbare feiten en ter voorkoming van nieuwe strafbare feiten.
Tot slot is van belang dat ter uitvoering van het regeerakkoord een wetsvoorstel in procedure wordt gebracht waarin een strafbaarstelling van wraakporno als zelfstandig delict in het Wetboek van Strafrecht wordt opgenomen. Zoals gemeld in de brief aan uw Kamer van 30 november 20172 is het voornemen om deze strafbaarstelling breder te trekken dan alleen wraakporno; ook situaties waarin intiem beeldmateriaal zonder iemands medeweten of zonder iemands toestemming wordt vervaardigd of verspreid zullen hieronder worden gebracht.
De (niet in eigen opdracht) geportretteerde kan zich beroepen op schending van het portretrecht in de zin van artikel 21 Auteurswet indien hij een «redelijk belang» heeft dat zich verzet tegen openbaarmaking. Door deze ingebouwde belangenafweging kan het publiceren van foto’s of filmpjes van herkenbare personen een schending van portretrecht opleveren. Dit hangt af van de omstandigheden van het geval. In algemene zin kan sprake zijn van een onrechtmatige daad vanwege schending van portretrecht (artikel 21 Auteurswet juncto artikel 6:162 Burgerlijk Wetboek). Betrokkene heeft hiermee een middel om dit door de rechter te laten toetsen. Overigens is ook een actie uit onrechtmatige daad denkbaar in andere gevallen dan schending van portretrecht.
Waar het portretrecht gaat over de publicatie van foto’s en filmbeelden, is de Wet bescherming persoonsgegevens (Wbp) veel breder: de verwerking van persoonsgegevens. Publicatie van foto’s of filmpjes van personen is ook een vorm van verwerking van persoonsgegevens. De Wbp vereist in ieder geval, net als bij verwerking van persoonsgegevens voor andere doeleinden, dat is voldaan aan een van de rechtvaardigingsgronden uit artikel 8 Wbp. Toestemming van de betrokkene kan hier een rechtvaardigingsgrond zijn (artikel 8, onder a). Een andere rechtvaardigingsgrond kan eventueel het gerechtvaardigd belang in de zin van artikel 8, onder f, Wbp zijn. Daarvan is sprake indien de gegevensverwerking noodzakelijk is voor de behartiging van het gerechtvaardigde belang van de verantwoordelijke, tenzij het belang of de fundamentele rechten en vrijheden van de betrokkene (de gefilmde persoon), in het bijzonder het recht op bescherming van de persoonlijke levenssfeer, prevaleert. Het is zeer afhankelijk van de omstandigheden van het geval of er een gerechtvaardigd belang aanwezig is voor de gegevensverwerking. Wanneer de belangen met minder ingrijpende middelen kunnen worden gediend, is de gegevensverwerking niet toestaan. En als er een gerechtvaardigd belang is, zal dit moeten worden afgewogen tegen het recht van betrokkene op bescherming van zijn persoonlijke levenssfeer. Of in het concrete geval sprake is van verwerking van persoonsgegevens, en of in dat geval voldaan is aan de Wbp, is aan de Autoriteit persoonsgegevens (AP) om te beoordelen. De wetgever heeft de onafhankelijke AP belast met het toezicht op de naleving en de handhaving van de Wbp. Ook hierbij gaat het derhalve om toetsing achteraf.
Bij een overtreding van deze wet kan een belanghebbende op grond van artikel 60 Wbp aan de Autoriteit persoonsgegevens verzoeken een onderzoek daarnaar in te stellen. Op 25 mei a.s. wordt de Wbp vervangen door de Algemene verordening gegevensbescherming (AVG) en zal vanaf die datum een betrokkene op grond van artikel 77 AVG een klacht bij de Autoriteit persoonsgegevens kunnen indienen, als hij van mening is dat de verwerking van persoonsgegevens inbreuk op deze verordening maakt.
Deelt u de mening dat het beter zou zijn om te voorkomen dat dergelijke filmpjes op internet komen? Zo ja, hoe kan dat worden voorkomen? Zo nee, waarom niet?
Voorkomen is lastig, maar een in de praktijk zeer belangrijke mogelijkheid om ontoelaatbare (waaronder onrechtmatige) publicaties tegen te gaan, is via het platform waarop de publicatie is gedaan. De grote social media, waarop de meeste publicaties ook plaatsvinden, hebben huisregels en beleid voor de content die op hun platform wordt gepubliceerd. Zo biedt YouTube gebruikers de mogelijkheid om melding te maken, indien zij van mening zijn dat een video content bevat die in strijd is met de huisregels. In een dergelijk geval beoordeelt YouTube de melding en wordt de betreffende video van YouTube verwijderd indien deze geacht wordt de gedragsregels te hebben overschreden. Indien een gebruiker zich stelselmatig onttrekt aan de huisregels kan YouTube overgaan tot het opheffen van het account van deze gebruiker. Zoals ik u heb geïnformeerd in mijn brief van 21 december 2016 is het verwijderbeleid van social media bedrijven als Google niet meer vrijblijvend.3 Tijdens het Nederlandse EU-voorzitterschap is een gedragscode overeengekomen tussen de Europese Unie en een aantal toonaangevende social media bedrijven als Facebook, Twitter, Google/YouTube en Microsoft. Deze gedragscode onderstreept het belang tot naleving van Europese wet- en regelgeving en verplicht tot optreden binnen 24 uur na een ontvangen melding. Een werkgroep van de Europese Commissie, waarin ook mijn ministerie participeert, monitort de afspraken die zijn gemaakt met de social media bedrijven.
Kent u de Zweedse wetgeving ten aanzien van het filmen of fotograferen van personen in de privésfeer en de publieke ruimte en het publiceren en verspreiden van dat beeldmateriaal? Biedt de Zweedse wet betere bescherming tegen shaming dan de Nederlandse? Zo ja, waar blijkt dat uit?
Sinds 1 juli 2013 is het in Zweden in de privésfeer in beginsel verboden te filmen of fotograferen als dat in het geheim gebeurt (Lag 2013:366). Kernbepaling is artikel 6 a uit hoofdstuk 4 van het Zweedse Wetboek van Strafrecht («Brottsbalk»):4
Het reeds genoemde artikel 139f uit het Nederlandse Wetboek van Strafrecht is zeer vergelijkbaar, waardoor de Nederlandse wet vergelijkbare bescherming biedt als de Zweedse wet.
Hoe oordeelt u – in de afweging tussen verschillende grondrechten, waaronder de vrijheid van meningsuiting, het verbod op censuur en het recht op vrij nieuwsgaring enerzijds en de bescherming van de persoonlijke levenssfeer anderzijds – over wetgeving die bepaalt dat het publiceren en verspreiden van fimpjes door privépersonen op het internet pas mag als degenen die daar op staan, daar toestemming voor hebben gegeven?
De regelgeving over bescherming van persoonsgegevens, het portretrecht en het Wetboek van Strafrecht zijn ook van toepassing op het verwerken van persoonsgegevens die met camera’s worden vastgelegd. Indien een particulier geen gerechtvaardigd belang heeft in de zin van artikel 8, onder f, Wbp resteert in principe alleen toestemming als relevante grondslag om de persoonsgegevens te mogen verwerken, waarbij dient te worden opgemerkt dat de Wbp niet van toepassing is verwerkingen ten behoeve van activiteiten met uitsluitend persoonlijke of huishoudelijke doeleinden. Hetzelfde geldt zoals reeds besproken in antwoord 2 voor de Auteurswet, waarbij de geportretteerde die noch opdracht noch anderszins toestemming heeft gegeven voor het portret, zich kan beroepen op schending van het portretrecht in de zin van artikel 21 Auteurswet indien hij een «redelijk belang» heeft dat zich verzet tegen openbaarmaking. Volledigheidshalve zij nog vermeld dat artikel 35 van de Auteurswet regelt dat degene die zonder daartoe gerechtigd te zijn een portret openbaar maakt, een overtreding begaat, die is gesanctioneerd met een geldboete van de vierde categorie. Zie voorts antwoord 4 en het slot van de passage «strafrechtelijke mogelijkheden» uit antwoord 2.
Het bericht ‘De muur van Mussert maakt deel uit van onze geschiedenis’ |
|
Vera Bergkamp (D66) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «De muur van Mussert maakt deel uit van onze geschiedenis»?1
Ja.
Klopt het dat deze maand een sloopmelding is ingediend door de eigenaar van het terrein waarop de zogenaamde «muur van Mussert» staat? Wat is hierop uw reactie?
Er is inderdaad een sloopmelding gedaan. Op dat moment was er geen sprake van bescherming vanuit gemeente of rijk. Het staat eigenaren vrij om binnen wet- en regelgeving een melding te doen.
Deelt u de mening dat ook herinneringen aan een donkere tijd in onze geschiedenis een belangrijk onderdeel van ons erfgoed kunnen zijn en voor toekomstige generaties bewaard zouden moeten blijven?
Ik vind dat historische plaatsen die de geschiedenis van ons land vertellen aandacht behoeven. Ook herinneringen uit de zwarte bladzijden van onze geschiedenis verdienen daarbij aandacht.
Zijn er momenteel aanvragen in procedure om de muur aan te wijzen als (gemeentelijk) monument? Klopt het dat er gedurende een aanvraag niet tot sloop mag worden overgegaan?
Op rijksniveau is een concrete aanvraag om bescherming gedaan. Deze aanvraag op zich heeft geen voorbeschermende werking.
Op lokaal niveau zijn door vijf erfgoedorganisaties, die zowel nationaal als lokaal werken, in totaal drie verzoeken om bescherming als gemeentelijk monument gedaan. De gemeente heeft gecommuniceerd dat deze verzoeken voorbescherming met zich meebrengen. Daarmee is de acute sloopdreiging volgens de gemeente afgewend.
Is het bij u bekend dat een woordvoerder van de gemeente heeft laten weten dat de gemeente de bijzondere waarde van de muur weliswaar ziet, maar van mening is dat het een nationaal monument is?2 Welke beschermingsmogelijkheden resten er dan nog, mocht het niet als gemeentelijk monument worden aangewezen?
Indien de status gemeentelijk monument niet aan de orde blijkt te zijn, kan van rijkswege bescherming worden overwogen.
Wanneer zal de verkenning naar militaire en herinneringsobjecten gereed zijn die door uw voorganger is toegezegd? Klopt het dat vooruitlopend op deze verkenning geen monumenten zullen worden aangewezen?
De verkenningen zijn eind 2018 gereed. De verkenningen zullen een afgewogen beeld schetsen van militair en herinneringserfgoed. Een onderdeel van de verkenningen is ook het bekijken van geschikte manieren om erfgoed onder de aandacht te brengen of te beschermen bijvoorbeeld via het bestemmingsplan.
De Erfgoedwet biedt ook los van verkenningen de mogelijkheid om tot rijksbescherming over te gaan.
Hoe wordt ervoor gezorgd dat de muur behouden blijft totdat de verkenning gereed is? Bent u bereid om hierover met de gemeente en de eigenaar in gesprek te gaan? Bestaat het risico dat de muur in de tussentijd verder in verval raakt met onherstelbare schade als gevolg? Zo ja, zijn er mogelijkheden om ervoor te zorgen dat verder verval wordt voorkomen totdat er een officiële beslissing over het behoud is gemaakt?
De gemeente heeft aangegeven dat de bij haar ingediende aanvragen om bescherming op gemeentelijk niveau, tot voorbescherming leiden. Het gesprek op lokaal niveau is inmiddels gestart. De bouwtechnische staat van de muur is matig maar geeft geen aanleiding om te veronderstellen dat hij op korte termijn verloren zal gaan.
Het bericht dat een ziekenhuis professionele tolken in gaat zetten |
|
Karen Gerbrands (PVV) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Ziekenhuis zet tolk in na baarmoederblunder»?1
Ja.
Wat is uw reactie op deze maatregel?
Het is een goede zaak dat het VieCuri ziekenhuis maatregelen heeft getroffen om herhaling te voorkomen na het incident met het ongewild verwijderen van een baarmoeder bij een vrouw.
Worden de kosten van deze maatregel betaald door patiënten die de tolk nodig hebben? Zo nee, waarom niet?
Deze kosten worden niet van rijkswege vergoed. VieCuri heeft mij laten weten zelf protocollen en beleid te hebben vastgesteld inzake de inzet van tolken. Ook is een contract met een Tolkencentrum afgesloten. Het uitgangspunt is dat het ziekenhuis gezien het belang (voor patiënt en zorgverlening) de kosten daarvan zelf voor zijn rekening neemt.
Deelt u de mening dat patiënten een eigen verantwoordelijkheid hebben en er voor dienen te zorgen dat ze voldoende Nederlands spreken? Zo nee, waarom niet?
De communicatie tussen zorgverlener en patiënt is een essentieel onderdeel van goede zorg. Als een zorgverlener en een patiënt onvoldoende met elkaar kunnen communiceren in een voor beiden begrijpelijke taal, dan kunnen zij elkaar niet goed informeren. Dit kan mogelijk een negatief effect hebben op de zorg. Met een goede beheersing van de Nederlandse taal, de inzet van hulpmiddelen of de inzet van (professionele) tolken kunnen dergelijke mogelijke negatieve gevolgen worden voorkomen. Patiënten zijn hier zelf verantwoordelijk voor.
Het RIVM onderzoek naar GenX in het drinkwater |
|
Suzanne Kröger (GL) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
![]() |
Bent u geschrokken van het onderzoek van het Rijkinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM) dat aangeeft dat er mogelijke sprake is van een andere GenX-vervuilingsbron of -vervuilingsbronnen?1 Kunt u aangeven welke extra maatregelen worden getroffen om de andere bronnen van GenX-vervuiling op te sporen?
Uw Kamer heeft op 20 november het RIVM-onderzoek ontvangen waarin onderzocht is in welke mate GenX in ons drinkwater voorkomt2. Belangrijkste conclusie uit het rapport van het RIVM is dat het onderzoek heeft bevestigd dat ons drinkwater veilig is.
In de brief van 24 november 2017 bent u nader geïnformeerd over de extra metingen in oppervlaktewater, naar aanleiding van verhoogde concentraties in het gezuiverde afvalwater van twee Rioolwaterzuiveringsinstallaties (RWZI’s). Hierin is tevens aangegeven welke maatregelen getroffen zijn om de mogelijke bron(nen) te achterhalen3. De aanpak vindt plaats in goede afstemming tussen alle betrokken bevoegde gezagen. Tijdens het wetgevingsoverleg van 27 november heb ik aangegeven dat de uitkomsten van het nadere onderzoek naar de bron(nen) begin 2018 worden verwacht. Uw Kamer wordt hierover zo spoedig mogelijk geïnformeerd.
Klopt het dat de GenX-technologie een gepatenteerd product van Dupont/Chemours is? Is momenteel een dialoog met Dupont/Chemours gaande over wat de andere bron van vervuiling zou kunnen zijn?
Het klopt dat de GenX-technologie gepatenteerd is. Als onderdeel van het brononderzoek hebben de betrokken bevoegde gezagen (provincie Zuid-Holland en Omgevingsdienst Zuidoost-Brabant) contact met alle betrokken stakeholders waaronder Chemours.
Heeft u zicht op welke bedrijven of overige instanties in Nederland de GenX-technologie toepassen waarbij GenX-stoffen ontstaan? Zo nee, waarom niet? Zo ja, heeft een ander bedrijf of instantie een vergunning om GenX-stoffen te lozen in het water?
De Omgevingsdiensten die over de BRZO-bedrijven gaan (Besluit Risico’s Zware Ongevallen) hebben samen met de Waterschappen en Rijkswaterstaat inzicht in de uitstoot van deze bedrijven, via de vergunningverlening en het toezicht. Zij zijn hiervoor het bevoegde gezag. Er zijn bij mij op basis daarvan geen andere gevallen bekend van emissies van GenX in Nederland. In het kader van het nu lopende brononderzoek in Noord-Brabant wordt specifiek onderzocht of er mogelijk andere bedrijven zijn die GenX-stoffen in hun proces gebruiken.
Wanneer wordt de Kamer geïnformeerd over de uitkomsten van het onderzoek naar bioaccumulatie en de mogelijke opstelling van een oppervlakte-kwaliteitsnorm? Wordt bij het opstellen van zo’n norm ook rekening gehouden met schadelijkheid voor biodiversiteit of milieu? Zo nee, waarom niet?
In de ambtshalve wijziging van de Provincie Zuid-Holland is een onderzoeksverplichting opgenomen gericht op het aanleveren van gegevens voor de bioaccumulatie. Op 27 juli jl. heeft Chemours conform de onderzoeksverplichting een onderzoeksvoorstel ingediend. Mede op advies van het RIVM heeft de DCMR namens gedeputeerde staten van Zuid-Holland op 6 september 2017 het door Chemours ingediende onderzoeksvoorstel goedgekeurd. Zodra het onderzoekrapport aan de Provincie Zuid-Holland is aangeboden zal ik advies vragen aan RIVM of het haalbaar is om met de aangeleverde gegevens een oppervlaktewater-kwaliteitsnorm af te leiden. Mocht uit de gegevens van dit onderzoek blijken dat een oppervlaktewater-kwaliteitsnorm haalbaar is, dan zal ik het RIVM verzoeken om met een advies te komen voor een indicatieve (ad-hoc) milieukwaliteits-norm (MKN). Bij het afleiden van een MKN wordt expliciet gekeken naar de ecologische effecten.
Het bericht ‘Gebiedsverbod haatimam blijft’ |
|
Machiel de Graaf (PVV), Geert Wilders (PVV) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Gebiedsverbod haatimam blijft»?1
Ja.
Deelt u de mening dat iemand die volgens de rechter een gevaar is voor de nationale veiligheid en tevens in het bezit is van een dubbele nationaliteit, niet in ons land thuishoort? Zo nee, waarom niet?
Ik ben van mening dat wanneer een persoon een bedreiging vormt voor de nationale veiligheid er alles aan gedaan moet worden om de dreiging die van de persoon uitgaat weg te nemen. Daartoe zijn verschillende maatregelen mogelijk, en elke individu vereist een andere combinatie van maatregelen. Vreemdelingrechtelijke maatregelen in het belang van de nationale veiligheid behoren tot de mogelijkheden en per geval zal een afweging gemaakt moeten worden of een dergelijke maatregel kan worden toegepast.
Bent u bereid op basis van de uitspraak van de rechter Fawaz Jneid zijn Nederlandse nationaliteit af te nemen en hem het land uit te zetten? Zo nee, waarom niet?
Intrekken van het Nederlanderschap kan, na een onherroepelijke uitspraak van een strafrechter, voor misdrijven genoemd in artikel 14, tweede lid, Rijkswet op het Nederlanderschap. De uitspraak van de bestuursrechter waar u naar verwijst vormt geen grondslag zoals bedoeld in artikel 14, tweede lid van de Rijkswet op het Nederlanderschap.
Ten overvloede vermeld ik dat in deze zaak ook niet wordt voldaan aan de criteria van artikel 14, vierde lid Rijkswet op het Nederlanderschap dat het mogelijk maakt om het Nederlanderschap in te trekken in het belang van de Nationale veiligheid. Deze bevoegdheid kan worden toegepast bij personen die de leeftijd van zestien jaar hebben bereikt en die zich buiten het Koninkrijk bevinden, en indien uit de gedragingen blijkt dat zij zich hebben aangesloten bij een organisatie die is geplaatst op een lijst van organisaties die deelnemen aan een nationaal of internationaal gewapend conflict en een bedreiging vormen voor de nationale veiligheid. Op dit moment staan Al Qa’ida, ISIS en Hay’at Tahrir al-Sham op deze lijst.
In zijn algemeenheid kan ik stellen dat een persoon niet kan worden uitgezet zolang deze de Nederlandse nationaliteit heeft.
Bent u bereid Fawaz Jneid tot aan zijn uitzetting preventief op te sluiten? Zo nee, waarom niet?
Zolang iemand de Nederlandse nationaliteit heeft zijn uitzetting en vreemdelingen-detentie niet aan de orde. Ik wil tevens benadrukken dat administratieve detentie, in de zin van preventieve detentie zonder dat sprake is van een redelijke verdenking, geen gerechtvaardigde vrijheidsontneming is.
Het bericht ‘Consumentenbond bezorgd over groot aantal ‘kloonpolissen’’ |
|
Aukje de Vries (VVD) |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD) |
|
![]() |
Bent u bekend met het bericht «Consumentenbond bezorgd over groot aantal «kloonpolissen»?1
Ja.
Deelt u de mening dat transparantie over de verschillen tussen polissen belangrijk is om mensen een keuze te laten maken voor een polis die past bij hun behoeften?
Ja.
Zijn de geconstateerde verschillen tussen polissen binnen hetzelfde verzekeringsconcern duidelijk zichtbaar op de website dan wel verzekeringskaart voor basisverzekeringen? Zo nee, waarom niet?
Vorig jaar werden 58 modelovereenkomsten aangeboden, een soort standaardpolis. Dit werd gedaan door 24 zorgverzekeraars. Voor 2018 worden nog 55 modelovereenkomsten aangeboden. Deze modelovereenkomsten zijn binnen één concern soms nagenoeg identiek, maar worden door verschillende risicodragers van dat concern aangeboden. Daarnaast worden ze aangeboden als label, via een volmacht of via een collectiviteit. De verzekerde is over het algemeen niet in staat om te beoordelen of hij van doen heeft met een nagenoeg identieke of unieke modelovereenkomst, label, volmacht of collectiviteit.
De NZa heeft in de «Regeling informatieverstrekking ziektekostenverzekeraars aan consumenten» daarom opgenomen dat een concern, dat bestaat uit meerdere verzekeraars en dat polissen aanbiedt die nagenoeg gelijk zijn, de betrokken in een overzicht op de website vermeldt dat deze polissen nagenoeg gelijk zijn. Vanaf 1 november 2017 heeft de NZa in de regeling opgenomen dat alle informatie op een logische, toegankelijke en relevante plek moet staan.
Formeel mag een zorgverzekeraar een andere premie vragen voor een polis die ook elders binnen het concern wordt aangeboden. De afwijkende premie kan veroorzaakt worden door de reserves die per zorgverzekeraar kunnen verschillen of het serviceniveau dat de zorgverzekeraar biedt. Zo worden bepaalde polissen binnen een concern goedkoper aangeboden als het product bijvoorbeeld alleen online-faciliteiten biedt.
Vorig jaar heeft de NZa een zorgverzekeraar aangesproken die als zorgverzekeraar een nagenoeg identieke polis aanbood als label met een andere premie. De zorgverzekeraar heeft hierna enkele aanspraken in de modelovereenkomst gewijzigd.
Ten aanzien van labels, volmachten en collectiviteiten heeft de NZa op verzoek van mijn ambtsvoorganger de regelgeving met ingang van november 2017 aangepast. Het collectief moet aan de verzekerde duidelijk maken op welke modelovereenkomst de collectiviteit is gebaseerd en wat de eventuele verschillen zijn ten opzichte van die modelovereenkomst. Ook moeten zorgverzekeraars op hun website een overzicht publiceren met de collectiviteiten waarmee zij een overeenkomst hebben. Hiermee moet het voor verzekerden eenvoudiger worden om te herkennen met welke modelovereenkomst zij van doen hebben en of ze deze elders met een betere premie of betere voorwaarden kunnen vinden. De handhavingsinstrumentaria van de NZa zijn van toepassing op deze regeling.
Hoe verhoudt het bestaan van «kloonpolissen» zich tot de verscherpte regelgeving van de Nederlandse Zorgautoriteit (NZa) om verzekerden beter te informeren over de inhoud van de polis en transparant te zijn over (nagenoeg) gelijke polissen?
Zie antwoord vraag 3.
Welke concerns houden zich op dit moment niet aan de verscherpte regelgeving?
De NZa houdt gedurende het gehele overstapseizoen toezicht op de regeling. In de eerste helft van 2018 zal de NZa rapporteren over de bevindingen gedurende het overstapseizoen.
Deelt u de mening dat de NZa strikt moet handhaven op het aanbieden van nagenoeg gelijke polissen en de daarvoor geldende regels?
Zie het antwoord op 4.
Bent u bereid met de NZa in gesprek te gaan met als doel verzekeraars aan te spreken op hun verplichting om transparant te zijn, zodat verzekerden het aanbod beter kunnen vergelijken?
Ja.
Het opkopen van emissierechten |
|
William Moorlag (PvdA) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Maak met kopgroep het Europese emissierechtensysteem weer effectief»?1
Ja, ik ben bekend met dit bericht.
Deelt u de mening dat Europees systeem voor emissiehandel (ETS) onvoldoende bijdraagt aan de vermindering van CO2-reductie, vooral omdat de prijs van emissierechten op dit moment te laag is om bedrijven aan te zetten tot schoner produceren? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Het ETS is een marktinstrument waarmee de EU de uitstoot van broeikasgassen op kosteneffectieve wijze wil verminderen. De emissieruimte waarbinnen gehandeld kan worden, is vooraf gedefinieerd en daalt jaarlijks. Hiermee worden de reductiedoelen binnen de ETS-sectoren voor 2020 en 2030, respectievelijk 21% en 43% reductie ten opzichte van 1990, hoe dan ook gehaald. Doordat vragers en aanbieders handelen in emissierechten, krijgt broeikasgasuitstoot een prijs. Deze prijs is momenteel lager dan vooraf gedacht. De huidige prijs geeft Nederlandse energiecentrales en bedrijven – die relatief efficiënt zijn – een beperkte prikkel om bij te dragen aan CO2-reductie in Nederland. Nederlandse bedrijven worden daarmee als een van de laatste in de EU geprikkeld om hun CO2-uitstoot te verlagen.
Deelt u de mening dat het opkopen van ETS-rechten niet alleen kan dienen als flankerend beleid voor het voorkomen van een hogere CO2-uitstoot elders als een aantal Noordwest Europese landen tot ambitieuzere afspraken komen, maar dat het opkopen van deze rechten ook nodig is om tot een prijs van CO2 te komen waarvan wel een stimulans tot schoner produceren uitgaat? Zo ja, waarom? Deelt u dan ook de mening dat het opkopen van emissierechten door een koplopergroep leidt tot versnelling van de klimaatambities van de regering? Zo nee, waarom niet?
Nee, ik deel dit niet. Het opiniestuk uit het Financieele Dagblad (FD) gaat voorbij aan enkele cruciale aanpassingen die worden doorgevoerd in het ETS. Bij de herziening van de ETS-richtlijn voor de periode 2021–2030 zijn namelijk al maatregelen overeengekomen om het overschot aan emissierechten aan te pakken. Met deze maatregelen wordt jaarlijks een deel van het overschot aan emissierechten in de marktstabiliteitsreserve (MSR) opgenomen en vanaf 2023 vernietigd. In de periode 2019–2023 wordt jaarlijks 24% van het aanwezige overschot op de markt aan de MSR toegevoegd, daarna jaarlijks 12%. Met ingang van 2023 wordt jaarlijks een hoeveelheid emissierechten in de MSR vernietigd boven de hoeveelheid emissierechten die in het voorafgaande jaar is geveild. Dit leidt ertoe dat het overgrote deel van het bestaande surplus vanaf 2023 vanzelf verdwijnt. Zodra er een formeel akkoord is over de herziening van de ETS-richtlijn, zal ik uw Kamer een brief toesturen waarin nader ingegaan wordt op de belangrijkste elementen van het akkoord en de consequenties daarvan voor de werking van het ETS. In aanvulling op de wijzigingen van het ETS heeft het kabinet aangekondigd om een minimum CO2-prijs voor de elektriciteitssector te introduceren, die oploopt tot 43 euro per ton CO2 in 2030. Dit draagt bij aan het versterken van de prikkels om te komen tot verdere emissiereductie.
Is het waar dat bij de huidige marktprijs het opkopen van de overschotten aan emissierechten ruim 10 miljard euro zou kosten? Zo nee, wat is het bedrag dan wel?
Ervanuit gaande dat de marktprijs zich blijft bevinden rond de huidige prijs van ongeveer 7 euro per ton CO2, is de schatting juist.
Past het idee om in een koplopergroep emissierechten op te kopen in het streven, dat in het regeerakkoord is verwoord, om samen met buurlanden op te trekken om een extra inzet af te spreken bovenop de EU-afspraken?
Zoals aangegeven in het regeerakkoord nemen we in de EU het voortouw om het reductiedoel voor 2030 te verhogen van 40% naar 55% ten opzichte van 1990. Mocht een aangescherpte doelstelling in de EU niet haalbaar blijken, dan streeft Nederland ernaar om met gelijkgestemde Noordwest-Europese landen tot ambitieuzere afspraken te komen. Door samen op te trekken met onze buurlanden voorkomen we grote concurrentienadelen voor de Nederlandse economie. Zoals hiervoor aangegeven zal als gevolg van de herziening van de ETS-richtlijn een significant deel van het huidige surplus vanaf 2023 vanzelf verdwijnen, wat maakt dat het opkopen van rechten, zoals voorgesteld in het opiniestuk uit het FD, nu niet aan de orde is.
Welk aandeel zou Nederland binnen tien koploperlanden kunnen hebben als het gaat om het opkopen van overschotten aan emissierechten? Welke verdeelsleutel is daarbij denkbaar?
Zie antwoord vraag 5.
Deelt u de mening dat hogere CO2-prijzen er toe leiden dat duurzame energie ten opzichte van niet-duurzame energie rendabeler wordt en daardoor de noodzaak tot subsidiering van windmolenparken op zee zouden met miljarden zou kunnen verminderen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Een hogere prijs van emissierechten maakt duurzame energie inderdaad aantrekkelijker ten opzichte van andere energiebronnen, waardoor minder subsidiëring van duurzame energie nodig is.
Wat zijn naar uw oordeel de maatschappelijke kosten en baten van het gezamenlijk opkopen van deze emissierechten?
Zoals aangegeven in antwoord op vraag 5 en 6 is het opkopen van emissierechten op dit moment niet nodig. Als gevolg van de herziening van de ETS-richtlijn zal een significant deel van het huidige surplus vanaf 2023 vanzelf verdwijnen. Daarmee beschouw ik het niet als zinvol om een overzicht te geven van de volledige maatschappelijke kosten en baten.
Kunt u deze vragen voor de behandeling van uw begroting beantwoorden?
Ja.
Concurrentie op het spoor |
|
Cem Laçin (SP) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
![]() |
Kent u het het artikel «Duitse aanval op NS»?1
Ja.
Hoe beoordeelt u de uitspraken van de directeur van het Duitse Arriva? Hoe beoordeelt u zijn oproep om het volledige Nederlandse openbaar vervoer te liberaliseren?
Ik zie de uitspraken van de directeur van Arriva als een wens van een van de belanghebbenden om het openbaar vervoer te liberaliseren. Het staat eenieder vrij om zijn belangen te behartigen, ook in de media. Zoals ik in de brief in reactie op het rapport Kiezen voor een goed spoor heb aangegeven, die ik u mede namens de Minister van Financiën en de Staatssecretaris van Economische Zaken en Klimaat heb toegezonden, wil ik een keuze over marktordening en sturing op het spoor in 2020 zorgvuldig en stapsgewijs maken en daarbij samen met partijen uit de sector, de decentrale overheden en de reizigersorganisaties optrekken. De belangen van de reiziger moeten voorop staan. Maar de reizigersbelangen moeten ook in een breder kader afgewogen worden. Financiële aspecten en dus de belangen van de belastingbetaler spelen eveneens een rol.
Hoe rijmt u deze oproep met het rapport van Ecorys en Arcadis in opdracht van uw ministerie uit 2011 naar decentralisatie van het spoor, waarin wordt gesteld dat losknippen van treindiensten uit het hoofdrailnet veel nadelen voor reizigers heeft (onder andere meer overstappen, hogere kosten) en weinig reizigersvoordelen oplevert?2
In het rapport Kiezen voor een goed spoor uit 2017 hebben de onafhankelijke onderzoeksleiders Van der Vlist en Van den Berg verschillende scenario’s voor marktordening op het spoor onderzocht, waaronder een scenario waarbij sprake is van (volledige) concurrentie. Zij hebben bij elk van de scenario’s voor zover mogelijk in kaart gebracht welke effecten een scenario met zich mee brengt. De onderzoeksleiders hebben daarbij gebruik gemaakt van de bestaande literatuur, zoals ook het rapport van Ecorys en Arcadis. Bij de keuze over marktordening en sturing op het spoor in 2020 zal ik (onder meer) gebruik maken van het rapport Kiezen voor een goed spooren op (volledige) concurrentie ingaan.
Hoe gaat u nu en in de toekomst voorkomen dat buitenlandse, commerciële partijen hier alleen komen voor «omzetverhoging van 40%», zoals de voorman van de dochteronderneming van Deutsche Bahn stelt?
Ik vind dat we het belang van de reiziger voorop moeten stellen. Die moet snel, comfortabel en veilig van A naar B kunnen reizen. Uiteraard moet daarbij niet het belang van de belastingbetaler uit het oog worden verloren. Dit vormt voor mij het uitgangspunt bij de keuze over de marktordening en sturing op het spoor. Of dit het beste bereikt kan worden met meer concurrentie op het spoor of juist niet, is onderwerp van de keuze voor marktordening en sturing op het spoor.
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voorafgaand aan het algemeen overleg Spoor van 30 november 2017?
Ja.
Mogelijk nog grotere fraude bij CASA klinieken |
|
Kees van der Staaij (SGP) |
|
Hugo de Jonge (viceminister-president , minister volksgezondheid, welzijn en sport) (CDA) |
|
![]() |
Is het u bekend dat de gezamenlijke abortusklinieken naast CASA hadden verwacht dat zij in de maand september 2017 – toen de CASA Klinieken zo goed als stil lagen – gezamenlijk ongeveer 1.250 abortussen extra zouden uitvoeren, maar dat deze 1.250 vrouwen zich bij lange na niet bij hen hebben gemeld?
Ik beschik niet over deze cijfers. Abortusklinieken zijn op grond van de artikel 11 van de Wet Afbreking Zwangerschap verplicht om over ieder kwartaal gegevens aan te leveren, onder meer over het aantal uitgevoerde zwangerschapsafbrekingen. Deze gegevens worden uiterlijk drie maanden na het einde van ieder kwartaal verstrekt. Op dit moment zijn de gegevens over het derde kwartaal van 2017 dus nog niet bekend.
Bent u, gelet op de constatering in vraag 1, bereid te onderzoeken of er mogelijk ook fraude door CASA Klinieken is gepleegd met het declareren van abortussen die helemaal niet hebben plaatsgevonden?
Zoals u weet heeft VWS onderzoek gedaan naar mogelijke onregelmatigheden in de subsidieverstrekking aan CASA. Van de bevindingen van dit onderzoek heb ik aangifte gedaan bij het Openbaar Ministerie (OM). Ik heb uw signaal ook doorgeleid naar het OM.
Kunt u – om te controleren of er mogelijk sprake was van extra fraude – de Inspectie Gezondheidszorg en Jeugd in oprichting (IGJ i.o.) opdracht geven om bij alle abortusklinieken op te vragen hoeveel abortussen zij in de maanden augustus, september en november 2017 hebben uitgevoerd, en deze aantallen te vergelijken met de door hen opgegeven aantallen in deze maanden van 2016? Kunt u de Kamer inzicht geven in de resultaten hiervan?
Zoals ik ook bij vraag 1 heb aangegeven zijn abortusklinieken wettelijk verplicht over ieder kwartaal gegevens aan te leveren. Gelet op de wettelijke verplichting om gegevens aan te leveren acht ik een aanvullende uitvraag niet nodig.
Uiterlijk 1 januari 2018 zal de IGJ i.o. de gegevens ontvangen over de periode juli t/m september 2017. In maart komen de gegevens van het laatste kwartaal van 2017 bij de IGJ i.o. binnen. Ik zal de IGJ i.o. vragen de gegevens over deze periode te vergelijken met dezelfde periode in 2016. Wanneer dit aanleiding geeft om strafbaar handelen te vermoeden geeft de IGJ i.o. dit door aan het OM.
In januari 2018 zal de IGJ i.o. de jaarrapportage wet afbreking zwangerschap over 2016 publiceren. Zodra deze gepubliceerd is zal ik de rapportage aan de Kamer doen toekomen.
Klopt het dat er bij het antwoord op vraag 3 een opvallend groot verschil zichtbaar wordt tussen september 2017 ten opzichte van september 2016, zoals de abortusklinieken richting mij hebben aangegeven? Zo ja, hoe is dit verschil volgens te verklaren?
Zie antwoord vraag 3.
Indien er in september 2017 inderdaad minder abortussen zijn uitgevoerd dan op basis van de door CASA opgegeven historische aantallen verwacht zou worden, wat betekent dat dan voor het aantal abortussen dat in andere maanden en jaren is uitgevoerd door CASA Klinieken?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat er een groot verschil is in «no-show»-percentages tussen de CASA Klinieken (volgens jaarverslag 2015 6,5%)1 en de overige abortusklinieken (uit navraag: 25–30%)? Zo ja, hoe kan dat grote verschil in «no-show» volgens u verklaard worden?
Uit het laatste kostenonderzoek abortuszorg uit 2015 bleek dat er grote verschillen bestaan in de wijze waarop de no-show door verschillende klinieken geregistreerd wordt.2 Hierdoor zijn deze percentages niet onderling vergelijkbaar.
Kunt u uw stelling uit de brief d.d. 9 november 2017 (Kamerstuk 34 775 XVI, nr. 17) onderbouwen dat een snelle doorstart van CASA noodzakelijk is voor de continuïteit van de hulpverlening? Geldt dit voor alle locaties voor CASA, of kan er ook onderscheid worden gemaakt tussen de verschillende locaties?
Voor de continuïteit op de langere termijn is volgens de sector van belang dat in de regio’s Amsterdam en Rotterdam weer abortusklinieken komen, al dan niet op de locaties van CASA. De afgelopen maanden waren vier locaties van CASA gesloten en waren de locaties in Amsterdam, Rotterdam en Maastricht geopend. Deze situatie heeft niet tot continuïteitsproblemen geleid. Ik heb overleg gehad met de abortusklinieken over de mogelijkheid dat ook deze CASA-locaties zouden sluiten (wat inmiddels is gebeurd). Zij hebben mij aangegeven dat zij tijdelijk extra capaciteit kunnen inzetten om de continuïteit voor de korte termijn zeker te stellen.
Veranderen de antwoorden op de vragen uit deze vragenreeks uw inschatting dat de doorstart nodig is voor de continuïteit?
Nee.
Ligt het faciliteren van een doorstart van CASA voor de hand in het licht van de Wet marktordening gezondheidszorg, aangezien daarin geregeld wordt dat de overheid alleen maar de continuïteit van zorg mag waarborgen wanneer een zorgaanbieder failliet is gegaan en er na het faillissement geen vervangend aanbod gevonden kan worden?
Voor de goede orde: abortushulpverlening om niet-medische redenen valt niet onder de Wet marktordening gezondheidszorg. Het principe dat u aanhaalt is echter steeds het uitgangspunt bij het handelen van VWS. Zoals ik ook heb aangegeven in het antwoord op vraag 7 heeft de sector mij laten weten dat het voor de continuïteit van belang is dat in ieder geval in de regio’s Amsterdam en Rotterdam weer abortusklinieken komen. Ik ben bereid om dat te faciliteren door snel te beslissen over de vergunning- en subsidieaanvraag. Dat geldt niet alleen voor een eventuele doorstart van CASA (die nu niet meer aan de orde is), maar ook voor andere partijen die een locatie van CASA willen overnemen dan wel een nieuwe kliniek willen vestigen.
Kunt u garanderen dat u geen vergunning afgeeft aan (de opvolger van) CASA voordat de Kamer de antwoorden heeft ontvangen op de bovenstaande vragen en in de gelegenheid is geweest hierop te reageren?
Zoals ik u in mijn brief van 28 november heb gemeld, is de doorstart van CASA zoals de curator eerder voorzag niet gelukt. Vergunningverlening aan een nieuwe partij zal gezien de duur van de beoordeling van de aanvraag niet plaatsvinden voordat u deze antwoorden heeft ontvangen.
Beschimmelde huizen in Bedum en Groningen |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Weet u dat er huurders zijn in Bedum die langdurig in beschimmelde woningen wonen?1
Ja, de berichten hierover zijn mij bekend.
Wat vindt u ervan dat, ondanks veelvuldig aandringen van bewoners, woningcorporatie Wierden en Borgen niets doet aan de situatie?
Ik zou het een ongewenste situatie vinden als bewoners bij (aanhoudende) klachten over de tekortschietende kwaliteit van hun huurwoning geen gehoor vinden bij hun verhuurder. Verhuurders hebben immers de plicht hun woningen in goede staat te houden.
Huurders, in dit geval die van woningstichting Wierden en Borgen, beschikken over diverse mogelijkheden om hun corporatie ertoe te bewegen het onderhoud van de woningen op peil te houden of daaraan voorzieningen te treffen. Allereerst door deze onderwerpen in te brengen in het reguliere overleg met de corporatie en voor te stellen deze op te nemen in de jaarlijkse prestatieafspraken tussen gemeente, corporatie en huurdersorganisatie. Klachten over het uitblijven van een concrete aanpak van (individuele) onderhouds- en andere klachten kunnen zij voorleggen aan de onafhankelijke klachtencommissie van de corporatie. Ook kunnen zij gebreken aanhangig maken bij de Huurcommissie, die naar aanleiding daarvan onder meer kan besluiten dat een huurverlaging op zijn plaats is zolang de gebreken niet verholpen zijn. Verder kunnen zij een procedure aanspannen bij de kantonrechter, die de verhuurder tot onderhoud kan verplichten en kunnen zij zich met ernstige klachten over de bouwtechnische kwaliteit van de woningen wenden tot het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht. In algemene zin is de rol van de Minister kaderstellend en past het op voorhand niet om te interveniëren in een dergelijke casus, gelet op de diverse wettelijke mogelijkheden en verplichtingen die er zijn om de problematiek te verhelpen.
Voorts heb ik vernomen van woningstichting Wierden en Borgen dat zij de klachten over vocht en schimmel bij de woningen in Bedum inmiddels door een gespecialiseerd bureau heeft laten onderzoeken. Uit dit onderzoek blijkt dat de problemen mede zijn ontstaan door de beperkte isolatie van de woningen en het ontbreken van voldoende ventilatiemogelijkheden. De corporatie stelt dat zij op korte termijn in overleg met de bewonerscommissie werkzaamheden zal uitvoeren in de woningen om de klachten te verhelpen.
Hoe lang acht u het acceptabel dat mensen in slecht geventileerde en beschimmelde woningen wonen?
Vanwege de eventuele gezondheidsrisico’s die dit kan opleveren dient een dergelijke situatie naar mijn mening zo mogelijk te worden voorkomen. Mocht de situatie zich echter toch voordoen, dan zouden eventuele problemen op de kortst mogelijke termijn moeten worden verholpen. Zoals in het antwoord hiervoor al staat, ligt de verantwoordelijkheid voor de (bouwtechnische) kwaliteit van huurwoningen bij de verhuurder. Deze dient bij klachten van bewoners adequaat te reageren zodat eventuele gebreken zo snel mogelijk worden hersteld.
Denkt u dat mensen ziek kunnen worden van beschimmelde woningen? Beseft u dat steeds meer mensen snotterig zijn, ademhalingsproblemen hebben en last hebben van verkoudheid en hoofdpijn?
Dat vocht en schimmels in de woning het risico op gezondheidsproblemen, zoals astma en luchtweginfecties, kan verhogen, is eerder onder meer vastgesteld door het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM). Het RIVM heeft in dit kader tezamen met GGD-en een richtlijn ontwikkeld waarmee kan worden beoordeeld of gezondheidsklachten zoals de genoemde ademhalingsproblemen en hoofdpijn hun oorzaak vinden in een schimmel- of vochtprobleem in de woning. Aan de hand daarvan kan de GGD adviseren hoe de oorzaken kunnen worden aangepakt. Dit kunnen zowel bouwtechnische oplossingen zijn, als aanpassing van bewonersgedrag.
Hoe denkt u dat het is voor huurders als zij hun kinderen in zo’n huis moeten laten opgroeien?
Ik vind het, gelet op de mogelijke gezondheidsrisico’s die daarmee kunnen samenhangen, onwenselijk als vocht- en schimmelproblemen of andere ernstige gebreken aan een woning niet voortvarend worden verholpen. Daarbij heb ik het welzijn van álle bewoners die met dergelijke gebreken geconfronteerd worden voor ogen, dus ook dat van de aldaar opgroeiende kinderen.
Beseft u dat er in Bedum hele straten zijn waar de woningen onvoldoende geventileerd kunnen worden, waardoor het vocht op de ramen staat, muren vol schimmel zitten en de luchtkwaliteit abominabel is?
Deze problematiek lijkt vooral samen te hangen met de grootschalige naoorlogse bouw. Woningen uit die periode hebben niet zelden te maken met vocht- en schimmelproblemen door slechte isolatie en het ontbreken van (mechanische) ventilatie om overtollig vocht af te voeren. Ook bij een deel van het bezit van woningstichting Wierden en Borgen is dit het geval.
De corporatie heeft gemeld dat zij de werkzaamheden om de problemen aan te pakken aanvankelijk graag wilde combineren met de versterking van de betreffende woningen om deze aardbevingsbestendig te maken. Op die manier wilde zij voorkomen dat bewoners twee keer overlast zouden hebben van de werkzaamheden. Zoals aangegeven in de beantwoording van vragen van de leden Nijboer (PvdA) en Beckerman (SP) over dit onderwerp, op 15 november jl. door de Minister van Economische Zaken en Klimaat mede namens mij aan uw Kamer verzonden (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 432), is er vertraging ontstaan in de versterkingsoperatie. De corporatie heeft besloten om vooruitlopend op versterking van de woningen maatregelen te treffen om de klachten te verhelpen. Het Huurdersplatform Bedum – Ten Boer en de in overleg met dit platform opgerichte bewonerscommissie worden nauw betrokken bij deze aanpak van de vocht- en schimmelproblematiek.
Hoe zorgt u ervoor dat hierdoor de volksgezondheid niet in gevaar komt?
Zie de antwoorden op de vragen 2, 3 en 4. Woningstichting Wierden en Borgen geeft inmiddels invulling aan haar verantwoordelijkheid in deze.
Bent u bereid de directie van Wierden en Borgen aan te spreken op de situatie waarin zij huurders laten verkeren en actie te vragen?
Zie antwoord vraag 2.
In hoeverre leidt de uiterst trage aanpak van de aardbevingsproblematiek tot de situatie dat onderhoud telkens wordt uitgesteld? Bent u het eens dat huurders niet de dupe mogen worden van discussies over vergoedingen, nieuwbouw en versteviging? Zo ja, waarom gebeurt dit dan toch?
Voor het antwoord op deze vraag verwijs ik naar de hiervoor vermelde beantwoording van vragen van de leden Nijboer (PvdA) en Beckerman (SP) over dit onderwerp verzonden (Aanhangsel Handelingen, vergaderjaar 2017–2018, nr. 432). Hierin is onder meer aangegeven dat de aanpak van de problematiek in Groningen prioriteit heeft en dat er bij de versterking zoveel mogelijk wordt gezocht naar samenhang van een gebiedsgerichte aanpak met de plannen van de corporaties. Dit ontslaat de corporaties echter niet van de verplichting om het noodzakelijke onderhoud aan hun woningen te plegen.
Hoe kan het dat ook in de wijk Selwerd in Groningen problemen zijn met beschimmelde woningen en die problemen onvoldoende worden opgelost?2
Net als in Bedum betreffen ook de woningen van woningcorporatie De Huismeesters in de wijk Selwerd in Groningen oudere, minder goed geïsoleerde en te ventileren woningen die gevoelig zijn voor vocht- en schimmelproblemen. De corporatie heeft gemeld dat zij naar aanleiding van de klachten van bewoners op 7 november jl. een bewonersbijeenkomst heeft georganiseerd. Eerder al maakte zij met instemming van de bewonerscommissie een stappenplan, waarvan de uitvoering in mei van dit jaar is gestart. Hierbij wordt in een probleem-verkennende pilot met 10 woningen eerst alle schimmel uit de woningen verwijderd en wordt de mechanische ventilatie uitgebreid naar keuken en toilet. Ook brengt de corporatie spouwisolatie aan in de zijgevels van de proefwoningen. Een onafhankelijk bureau begeleidt de pilot. In het voorjaar van 2018 wordt op basis van de bevindingen uit de pilot besloten of deze maatregelen een afdoende oplossing vormen voor de problematiek. De prioriteit van de corporatie ligt bij verbetering van het binnenklimaat, waarbij zij de informatie en klachten van de bewoners betrekt. Zij heeft aangegeven eventuele onderhoudsklachten van bewoners in de tussenliggende periode serieus te zullen nemen en te zullen oppakken.
Snapt u de wanhoop van huurders dat zo met hen en hun gezondheid wordt omgegaan?
Ik vind die gevoelens begrijpelijk en acht het dan ook een goede zaak dat in beide situaties die in deze vragen aan de orde zijn gesteld, de betrokken corporaties in samenspraak met de huurders tot actie zijn overgegaan.
Wanneer is het probleem met de beschimmelde woningen in Bedum en Groningen verholpen?
Zowel in Bedum als in Groningen is inmiddels in samenspraak met de bewoners een aanvang gemaakt met de aanpak van de vocht- en schimmelproblematiek. Naar ik aanneem zullen de problemen daarmee binnen afzienbare tijd tot tevredenheid van de bewoners zijn opgelost.
Wat vindt u ervan dat in Nederland in 2021 mensen in zulke leefomstandigheden verkeren? Past het bij de grondwettelijke taak van de overheid om orde op zaken te stellen? Zo ja, wat gaat u eraan doen? Zo nee, waarom niet?
In de beantwoording hiervoor bracht ik reeds tot uitdrukking dat dergelijke omstandigheden zo mogelijk moeten worden voorkomen of anders zo snel mogelijk moeten worden opgelost. Het is de taak van de verhuurders om ervoor te zorgen dat de kwaliteit en het onderhoud van hun woningen op peil blijft. Hiertoe bestaan er wettelijke mogelijkheden voor huurders. Zo kunnen huurders zich wenden tot de Huurcommissie en het gemeentelijk bouw- en woningtoezicht. Voorts is met de herziening van de Woningwet per 1 juli 2015 zowel de positie van de huurders als ook die van de gemeente versterkt. Gemeenten kunnen in hun woonvisie de kwaliteit van sociale huurwoningen als inzet van beleid opnemen. Corporaties zijn er dan aan gehouden hier naar redelijkheid aan bij te dragen, hetgeen in de prestatieafspraken tussen gemeente, huurdersorganisaties en woningcorporaties verder zijn beslag kan krijgen.
Kunt u aangeven of dit probleem zich breder voordoet in Nederland en hoe dit wordt aangepakt?
Gelet op de omstandigheid dat deze problematiek zich met name manifesteert bij oudere, minder goed geïsoleerde en te ventileren woningen en het feit dat een groot deel van de Nederlandse woningvoorraad bestaat uit woningen die zijn gerealiseerd voor 1975, doen deze problemen zich ook elders in Nederland voor. De wijze en het tempo van aanpak is de verantwoordelijkheid van de betrokken verhuurders, in samenspraak met de belanghebbende huurders- en bewonersorganisaties. Zoals hiervoor aangegeven kan ook de gemeente hier een rol in spelen via agendering van de gewenste woningkwaliteit in de woonvisie en daarover vervolgens afspraken in prestatieafspraken met corporaties en huurdersorganisaties vast te leggen.
Het bericht dat de consument nog steeds onterechte kosten betaalt aan verhuurmakelaars |
|
Henk Nijboer (PvdA) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
![]() |
Kent u de uitzending van Kassa van 18 november 2017?1
Ja.
Wat zijn de regels ten aanzien van het berekenen van kosten door makelaars en woningbemiddelaars aan huurders? Is het woningbemiddelaars, die worden ingehuurd door verhuurders, toegestaan om een bedrag bij nieuwe huurders in rekening te brengen?
Zoals eerder aan uw Kamer aangegeven2, is de wet duidelijk dat aan de consument-huurder van woningen geen bemiddelingskosten, onder welke benaming dan ook, in rekening mag worden gebracht in het geval dat de bemiddelaar (ook) in opdracht van de verhuurder bemiddelt.
En de Hoge Raad heeft in oktober 20153 geoordeeld dat van bemiddeling in opdracht van de verhuurder (al) sprake is, wanneer de bemiddelaar op zijn website een woning van die verhuurder te huur aanbiedt. Dit wordt anders als de bemiddelaar de contactgegevens van de verhuurder vermeldt zodat de huurder buiten de bemiddelaar om met de verhuurder een huurcontract kan aangaan.
Maakt het uit onder welke titel kosten in rekening worden gebracht?
Zie antwoord vraag 2.
Wat vindt u ervan dat bemiddelaars nog altijd kosten in rekening brengen bij nieuwe huurders? Hoe vaak komt dit voor?
Het is ongewenst dat het nog steeds voorkomt dat bemiddelaars, al dan niet onder andere benaming, bemiddelingskosten van de consument-huurder verlangen, terwijl zij voor de verhuurder bemiddelen. Dit is immers volgens de wet verboden.
Huurders kunnen de ten onrechte aan hen in rekening gebrachte bemiddelings-kosten binnen vijf jaar na dato terugvorderen, zo nodig met de hulp van een deurwaarder.
Ook de Woonbond is bekend met het signaal dat er nog steeds bemiddelaars zijn die ten onrechte bemiddelingskosten bij huurders in rekening brengen. Op de website4 adviseert de Woonbond de consument-huurder om de ten onrechte betaalde bemiddelingskosten terug te vorderen en staat een voorbeeldbrief voor terugvordering. Bovendien is op de website van de Woonbond een online check bemiddelingskosten te vinden aan de hand waarvan de consument-huurder kan beoordelen of hij kans maakt met het terugvorderen van de betaalde bemiddelingskosten.
Ik beschik niet over cijfers van de aantallen bemiddelaars die ten onrechte al dan niet verkapte bemiddelingskosten in rekening brengen. De verwachting is dat dit fenomeen afneemt na de eerdergenoemde uitspraak van de Hoge Raad van oktober 2015 en de wetswijziging van 1 juli 2016. Ik beschik niet over aanwijzingen dat de schaarste aan huurwoningen in bepaalde regio’s deze afname remt.
Merkt u dat dit probleem toeneemt nu er te weinig huurwoningen beschikbaar zijn en huurders noodgedwongen meewerken aan dit ontoelaatbare gedrag?
Zie antwoord vraag 4.
Waarom is er geen einde aan deze illegale praktijken gemaakt? Waarom wordt hier blijkbaar onvoldoende tegen opgetreden? Hoe gaat u ervoor zorgen dat er vanaf nu wel opgetreden wordt?
De wet is duidelijk, bemiddelaars mogen geen bemiddelingskosten (onder welke benaming dan ook) bij consument-huurders van woningen in rekening brengen als zij (mede) in opdracht van de verhuurder bemiddelen.
De Autoriteit Consument en Markt (ACM) ziet toe op de naleving van consumentenbescherming. Op de website5 van de ACM en op haar informatieloket voor consumenten, ConsuWijzer6, is informatie te vinden over welke kosten de bemiddelaar wel en niet in rekening mag brengen en hoe de consument-huurder kan weten of een huurbemiddelaar een opdracht van de verhuurder heeft gekregen. Huurders aan wie ten onrechte bemiddelingskosten in rekening zijn gebracht kunnen daarvan melding maken bij de ACM. Bij structurele overtredingen kan de ACM verschillende instrumenten (boete of last onder dwangsom) inzetten om bemiddelaars die ten onrechte bemiddelingskosten bij de huurder in rekening brengen aan te pakken en te zorgen dat zij deze praktijken stoppen. De ACM heeft dit in het recente verleden ook gedaan. In 2015 heeft de ACM onderzoek gedaan naar vier bemiddelaars, hetgeen leidde tot aanpassing van de werkwijze bij drie van die bemiddelaars en een last onder dwangsom voor de vierde bemiddelaar.
Wat kan een huurder doen die ten onrechte heeft betaald aan een woningbemiddelaar?
Zie antwoord vraag 4.
Wat moet een huurder doen die een woning niet krijgt toegewezen, omdat hij of zij geen vergoeding wil betalen aan de bemiddelaar? Is er een reële kans dat een huurder dan nog wel de woning krijgt, of kan er beter eerst betaald worden en erna teruggevorderd (met al het gedoe van dien)?
De aspirant-huurder kan niet afdwingen dat de verhuurder, de opdrachtgever van de bemiddelaar, zijn woning aan de betreffende aspirant-huurder verhuurt; het staat eigenaren vrij om te bepalen aan wie zij hun woning verhuren7.
Hoe meer huurders hun ten onrechte in rekening gebrachte bemiddelingskosten terugvorderen, des te minder lucratief wordt het voor bemiddelaars om nog steeds bemiddelingskosten aan aspirant-huurders te vragen. En hoe meer huurders melding doen bij de ACM van de ten onrechte aan hen in rekening gebrachte bemiddelingskosten, des te eerder zal blijken van structurele overtredingen van het verbod op het vragen van bemiddelingskosten aan consument-huurders van woningen, waarna de ACM kan besluiten tot optreden.
Welke sancties kunnen bemiddelaars opgelegd krijgen als zij ten onrechte kosten in rekening brengen? Welke instantie houdt hier toezicht op?
Zie antwoord vraag 6.
In hoeverre houdt de Autoriteit Consument en Markt (ACM) actief toezicht of bemiddelaars zich aan de regels houden? Hoeveel zijn er al beboet?
Zie antwoord vraag 6.
De rulingpraktijk |
|
Renske Leijten (SP) |
|
Menno Snel (staatssecretaris financiën) (D66) |
|
![]() |
Hoe kan het, dat veel belastingdeals met multinationals niet conform afspraak uitgewisseld worden met andere landen waarin de multinational belastingplichtig is?1
In OESO- en EU-verband wordt informatie over rulings met een internationaal karakter uitgewisseld. Hierbij wordt onderscheid gemaakt tussen bestaande rulings en nieuwe rulings. Bestaande rulings zijn rulings die vóór een bepaalde datum zijn afgegeven. In OESO-verband wordt onder bestaande rulings verstaan rulings die zijn afgegeven in de periode 1 januari 2010 tot 1 april 2016 en geldig waren op 1 januari 2014. In EU-verband wordt onder bestaande rulings verstaan rulings die zijn afgegeven in de periode 1 januari 2012 tot 1 januari 2017 en geldig op 1 januari 2014.
In beleidsbesluiten staat voor welke rulings de betrokkenheid van het APA/ATR-team vereist is. Daarnaast zijn er rulings met een internationaal karakter die niet worden afgegeven door het APA/ATR-team in Rotterdam. De rulings die zijn afgegeven door het APA/ATR-team zijn centraal geregistreerd. Om de overige rulings met een internationaal karakter in beeld te brengen zijn de dossiers handmatig doorzocht. Uitkomst van deze inventarisatie is dat in totaal ruim 4.000 bestaande rulings in beeld zijn gekomen, waarover informatie moet worden uitgewisseld.
De deadline voor het uitwisselen van informatie over bestaande rulings in OESO-verband was 1 januari 2017. Net als veel andere landen heeft Nederland de oorspronkelijke deadline niet gehaald. Hierover heeft mijn ambtsvoorganger uw Kamer geïnformeerd in zijn brief van 11 januari 2017.2 In deze brief werden ook aanvullende maatregelen geschetst waardoor Nederland voor 1 januari 2018 aan zijn verplichtingen zal voldoen. Als gevolg van deze maatregelen zal voor 1 januari 2018 informatie over alle in beeld zijnde bestaande rulings zijn uitgewisseld. Ik verwijs hiervoor naar mijn brief van 4 december 2017.3 Hiermee wordt ook tijdig voldaan aan de verplichtingen in EU-verband.
Eerder heb ik toegezegd dat ik begin 2018 uw Kamer een brief stuur waarmee ik uw Kamer inlicht over de stand van zaken met betrekking tot de uitwisseling van informatie over rulings. Hierbij zal worden ingegaan op zowel de uitgaande als de inkomende informatie over rulings.
Kunt u helder op een rij zetten hoeveel rulings er de afgelopen tien jaar zijn afgegeven, hoeveel daarvan grensoverschrijdende effecten hebben, hoeveel daarvan beoordeeld zijn door het Advance Pricing Agreements (APA) / Advance Tax Rulings (ATR)-team en hoeveel rulings er inmiddels zijn uitgewisseld met andere landen?
Zie antwoord vraag 1.
Klopt het, dat het onderzoek naar de 4000 afgegeven rulings, degenen betreft die beoogd zijn te worden uitgewisseld?2 Waarom worden niet álle rulings van de afgelopen jaren onderzocht? Kunt u uw antwoord toelichten?
In mijn brief aan uw Kamer van 8 november 2017 heb ik uw Kamer geïnformeerd dat ik opdracht heb gegeven om te onderzoeken of de ruim 4000 bestaande rulings met een internationaal karakter, die in beeld zijn gebracht en waarover informatie zal worden uitgewisseld, zijn afgegeven conform de daarvoor bestemde procedures. Dit onderzoek richt zich op de bestaande rulings met een internationaal karakter waarover in OESO- en EU-verband informatie moet worden uitgewisseld. Mijn inspanningen zijn erop gericht deze groep grondig te onderzoeken en daaruit lessen te leren. Het onderzoeken van alle rulings acht ik niet noodzakelijk om deze lessen te leren.
Gezien de aanleiding van het onderzoek richt het onderzoek zich met name op de vraag of een ruling-verzoek al dan niet terecht is voorgelegd aan het APA/ATR-team en of bij de afgifte van de ruling het «meer-paar-ogen-principe» is toegepast.
In het APA-besluit en het ATR-besluit staat beschreven welke situaties voor bindend advies moeten worden voorgelegd aan het APA/ATR-team. Dit gebeurt enerzijds om de kwaliteit te borgen en anderzijds om de eenheid van beleid en uitvoering te bewaken. Om de kwaliteit van APA’s en ATR’s verder te borgen worden deze binnen het APA/ATR-team altijd beoordeeld door minimaal twee medewerkers van het APA/ATR-team en als gevolg daarvan zijn de APA’s en ATR’s voorzien van minimaal twee handtekeningen. In het onderzoek zal worden beoordeeld of alle afgegeven APA’s en ATR’s inderdaad zijn getekend door minimaal twee medewerkers.
Van de overige bestaande rulings met een internationaal karakter, die niet door het APA/ATR-team zijn afgegeven, zal worden beoordeeld of deze terecht niet zijn voorgelegd aan het APA/ATR-team. Daarnaast zal deze categorie rulings middels een a-selecte deelwaarneming worden beoordeeld in hoeverre deze rulings zijn afgegeven conform de overige daarvoor geldende interne procedures.
Ook als een ruling met een internationaal karakter niet is afgegeven conform de daarvoor geldende procedures, kan sprake zijn van een uitlating waaraan belastingplichtige vertrouwen kan ontlenen. Indien dat het geval is, zijn dit ook rulings die worden uitgewisseld. Het betekent echter niet dat een inspecteur geheel zelfstandig het verzoek tot zekerheid vooraf heeft behandeld. Ook betekent het niet dat deze rulings zijn afgegeven in strijd zijn met wet, beleid en jurisprudentie. Om die reden zal worden onderzocht of in het geval de daarvoor geldende procedures niet zijn gevolgd, er meerdere medewerkers betrokken zijn geweest bij de afgifte van de ruling en of de ruling is afgegeven in lijn met de geldende wet, beleid en jurisprudentie.
Kunt u concreet aangeven wat de reikwijdte van het onderzoek is en welke onderzoeksvragen worden gesteld?
Zie antwoord vraag 3.
Wie doen het onderzoek en welke maatregelen zijn er getroffen teneinde het onderzoek zo onafhankelijk mogelijk te laten plaatsvinden, conform de toezegging in het debat over de Algemene Financiële Beschouwingen?3
De Belastingdienst maakt voor de kwaliteitscontrole gebruik van een meetinstrument, de Fiscale Kwaliteitsindex (FIX). Binnen het FIX-onderzoek wordt op onafhankelijke wijze een oordeel gegeven over de vaktechnische kwaliteit. Het FIX-onderzoek vindt plaats door de meest deskundige specialisten binnen de verschillende middelen en processen. Door externe toezichthouders als de Auditdienst Rijk (ADR) en de Algemene Rekenkamer (ARK) wordt gebruik gemaakt van de FIX uitkomsten.
Het onderzoek zal plaatsvinden via de FIX-methodiek waardoor de onderzoekers niet worden ingezet bij de beoordeling van afgegeven rulings waar zij zelf bij betrokken zijn. Met de ADR is inmiddels contact geweest over de onderzoeksopzet. Er zal nog worden bekeken op welke wijze de ADR verder kan worden betrokken bij het onderzoek. Ook wordt gekeken of de onafhankelijke commissie die onderzoek doet naar de APA/ATR-praktijk betrokken kan worden bij het oordeel of de rulings zijn afgegeven binnen de kaders van wet, beleid en jurisprudentie.
In mijn brief van 8 november jl. aan uw Kamer heb ik toegezegd dat ik begin volgend jaar aan uw Kamer verslag zal uitbrengen van de uitkomsten van dit onderzoek. Ik hecht aan een gedegen onderzoek en betrouwbare uitkomsten. Deze twee aspecten gaan wat mij betreft boven het tempo waarin dit wordt uitgevoerd. Op het moment dat ik de resultaten met uw Kamer deel zal ik ook de daarbij gehanteerde onderzoeksopzet met uw Kamer delen.
Wanneer is het onderzoek klaar en stuurt u dit onverwijld naar de Kamer? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 5.
Wordt in het onderzoek naar de afgegeven rulings ook gekeken waarom een vijfde daarvan niet langs het APA-/ATR-team is gegaan?4
Zie antwoord vraag 3.
Hoe verhoudt dat bericht zich tot de antwoorden op Kamervragen waarin wordt geantwoord: «Voor de afgifte van APA’s en ATR’s wordt derhalve zonder meer voldaan aan de aanbeveling die is opgenomen in de Europese richtsnoeren omtrent het twee-paar-ogen-vereiste»?5
Zie antwoord vraag 3.
Wanneer is de ruling voor Nike afgegeven en gold toen al de afspraak van het twee-paar-ogen-principe? Komt de fout voort uit een persoonlijke fout of meer een cultuur waarin duidelijk was dat het principe niet zo nauw genomen werd? Kunt u uw antwoord toelichten?
Over belastingaangelegenheden van een individuele belastingplichtige kan ik gelet op de geheimhoudingsplicht van artikel 67 Algemene wet inzake rijksbelastingen in het openbaar geen mededelingen doen.
Bent u bereid de beoordeling(en) van de Nederlandse belastingrulingpraktijk door de Gedragscodegroep met de Kamer te delen? Zo nee, waarom niet? Zo ja, wanneer wordt de beoordeling verwacht?
Recent heeft de Gedragscodegroep richtsnoeren (guidelines) aangenomen met werkmethoden voor een effectieve controle van naleving door de lidstaten van richtsnoeren die in de Gedragscodegroep zijn overeengekomen.8 Hierin hebben de EU-lidstaten vastgelegd dat de naleving van de overeengekomen richtsnoeren zal worden gecontroleerd, door te toetsen of nationale bepalingen die van kracht zijn op het moment van de toetsing in overeenkomst zijn met de vastgestelde richtsnoeren.
In de regel zal de Gedragscodegroep bij het vaststellen van haar werkprogramma een prioriteitenlijst opstellen met de richtsnoeren die tijdens een bepaalde periode worden gecontroleerd. Voor de richtsnoeren die zien op de belastingrulingpraktijken9 moet nog worden vastgesteld wanneer de naleving wordt getoetst. Ik zal de eerstvolgende keer wanneer een nieuw werkprogramma wordt vastgesteld aan de orde stellen of en wanneer een controle van de toepassing door de lidstaten van de richtsnoeren over het afgeven van rulings al kan worden uitgevoerd. Ik zal uw Kamer door middel van de geannoteerde agenda voor het algemeen overleg voorafgaand aan de Ecofinraad waarop het halfjaarlijkse verslag van de Gedragscodegroep wordt vastgesteld, informeren over de voortgang op dit terrein of, indien nodig, via een andere weg.
Ik neem aan dat de rapportage van een dergelijke controle openbaar zal worden gemaakt. Indien dat niet het geval is, dan zal ik de beoordeling(en) van de Nederlandse rulingpraktijk door de Gedragscodegroep met uw Kamer delen.
Bent u bereid aan te dringen op een onderzoek of beoordeling naar de implementatie van de richtsnoeren van de Gedragscodegroep? Zo nee, waarom niet? Zo ja, hoe houdt u de Kamer op de hoogte van uw inspanningen?
Zie antwoord vraag 10.
Het bericht dat de vingerafdruk op het Nederlandse paspoort nooit wordt gecontroleerd |
|
Femke Merel Arissen (PvdD) |
|
Raymond Knops (staatssecretaris binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (CDA) |
|
![]() |
Kent u het bericht «Vingerafdruk in paspoort wordt nooit gecontroleerd»?1
Ja
Kunt u bevestigen dat vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten nooit gecontroleerd worden op (inter)nationale luchthavens en slechts in zeer uitzonderlijke situaties door gemeenten of de politie? Zo ja, hoe is dat mogelijk? Zo nee, hoe vaak worden de vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten gecontroleerd en in hoeveel gevallen was er sprake van identiteitsfraude?
Op dit moment worden vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten niet gecontroleerd op (inter)nationale luchthavens. Nederland en andere lidstaten zijn wel bezig om dit mogelijk te maken. Het proces daartoe neemt veel tijd in beslag, omdat iedere lidstaat zijn vingerafdrukken beveiligd opslaat op het paspoort. De controlerende instantie kan de vingerafdruk alleen zien als hij beschikt over een digitaal certificaat van de lidstaat die het paspoort uitgeeft (een soort sleutel). Het uitwisselen van deze certificaten tussen lidstaten is een gevoelig proces. De Commissie heeft daaraan normen gesteld, zodat certificaten niet in onbevoegde handen kunnen komen.2 Pas als een lidstaat aan deze normen voldoet, zal Nederland zijn certificaten uitwisselen. Zoals in 2014 aan Uw Kamer is toegezegd, informeer ik u zodra de eerste certificaten aan andere lidstaten zijn verstrekt.3 Nederland verwacht zelf medio 2018 aan de alle eisen van de Commissie te voldoen.
Verder kunnen gemeenten de vingerafdrukken bij de uitreiking van een nieuw paspoort uitlezen als er twijfel is over de identiteit van de aanvrager. Ik houd geen administratie bij van hoe vaak dat gebeurt. Ook worden de vingerafdrukken incidenteel uitgelezen voor de identificatie van moeilijk herkenbare overledenen.
Deelt u de mening dat het opnemen van vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten niet heeft bijgedragen aan het doel, namelijk het tegengaan van identiteitsfraude? Zo nee, kunt u dan uitvoerig toelichten hoe het opnemen van vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten wel heeft bijgedragen aan het tegengaan van identiteitsfraude?
Verificatie van vingerafdrukken is een middel om meer zekerheid te krijgen of de identiteit van de houder overeenstemt met de gegevens in het paspoort. Een goede bijdrage aan de bestrijding van identiteitsfraude, bij bijvoorbeeld de Schengengrens, is mogelijk als de implementatie in de uitvoering is voltooid. Nederland en andere lidstaten zijn bezig om dit mogelijk te maken. Ik verwijs naar mijn antwoord op vraag 2.
Hoeveel de invoering van de vingerafdruk in het Nederlandse paspoort de samenleving heeft gekost? Kunt u een gespecificeerde berekening geven?
De kosten die uitsluitend betrekking hebben op de invoering van vingerafdrukken betreffen de aanschaf van vingerafdrukscanners en de benodigde software. Dit heeft in 2009 ongeveer € 2 miljoen gekost. Deze scanners zijn in 2014 éénmaal vervangen voor ongeveer € 1 miljoen. Verder leidde de invoering van de vingerafdruk er toe dat de afhandeling van de aanvraag van een paspoort iets langer duurt.
In de media is het beeld ontstaan dat de invoering van de vingerafdrukken € 32 miljoen heeft gekost. Dat is niet juist. Dit bedrag is in 2006 eenmalig gereserveerd voor de invoering van de chip op het paspoort, waarop ook andere gegevens staan, zoals de digitale pasfoto. De digitale pasfoto wordt gebruikt voor bijvoorbeeld de automatische gezichtsherkenning op luchthavens. Verder leidde in 2006 de invoering van deze chip tot een verhoging van het maximumtarief voor het paspoort met € 8,05.4
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid, wegens de Europese verplichting om vingerafdrukken op te nemen in het paspoort, het recht op privacy van Nederlanders burgers schendt en dat noodzaak en proportionaliteit ontbreken? Zo nee, waarom niet?
Het Hof van Justitie van de Europese Unie heeft in het arrest Schwarz geoordeeld dat de opname van vingerafdrukken de privacy van burgers raakt, maar wordt gerechtvaardigd door het doel om fraude met paspoorten te voorkomen.5 Het gebruik en de opslag van biometrische gegevens op het paspoort moeten bijdragen aan het voorkomen van de illegale binnenkomst van personen op het grondgebied van de Unie.
Deelt u de mening dat de Nederlandse overheid de bewegingsvrijheid van burgers ernstig beperkt door hen te verplichten vingerafdrukken af te geven, gezien het feit dat bij weigering vingerafdrukken te laten afnemen het paspoort niet meer wordt verlengd en zij zonder paspoort niet meer buiten Europa kunnen reizen? Zo nee, waarom niet?
Europese regels kennen twee uitzonderingen op de verplichting om vingerafdrukken af te geven. Namelijk voor minderjarigen jonger dan 12 jaren en voor personen bij wie het nemen van vingerafdrukken fysiek onmogelijk is. De regels laten geen ruimte aan lidstaten om andere uitzonderingen daaraan toe te voegen.
Bent u, afgezien van de verplichtingen uit de Europese richtlijn, voor- of tegenstander van het opnemen van vingerafdrukken in het Nederlandse paspoort?
Het gebruik van vingerafdrukken kan bijdragen aan het beter beveiligen van het paspoort tegen fraude. In het bijzonder kan het bijdragen aan de vaststelling dat een paspoort wordt gebruikt door een onbevoegd persoon, die uiterlijk veel gelijkenissen toont met de werkelijke houder van het paspoort (de zogenaamde look-alike fraude). Met het oog daarop wil de Koninklijke Marechaussee de vingerafdrukvergelijking dan ook aan de grens toepassen.
Kunt u bevestigen dat het uitwisselen van cryptografische sleutels binnen Europa vermoedelijk binnen een aantal jaar gerealiseerd wordt? Zo ja, waarop baseert u dat?
Het uitwisselen van de sleutels tussen Unielanden gebeurt bilateraal. De Europese Commissie heeft daarvoor beveiligingseisen gesteld, om te voorkomen dat de sleutels niet in verkeerde handen vallen. Op basis van de vorderingen die lidstaten hiermee maken, verwacht ik dat binnen een aantal jaar diverse Unielanden aan de gestelde eisen voldoen. Met die landen kan Nederland de sleutels uitwisselen. Nederland verwacht medio 2018 aan de gestelde eisen te voldoen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Deelt u de mening dat het uitwisselen van cryptografische sleutels met landen binnen of buiten Europa zeer onwenselijk is? Zo nee, waarom niet?
Om illegale binnenkomst van personen op het grondgebied van de Unie te voorkomen, is het wenselijk dat Unielanden, bij twijfel over de echtheid van het paspoort of over de identiteit van de houder, de vingerafdrukken op alle Uniepaspoorten kunnen verifiëren. Hiervoor is het noodzakelijk dat de sleutels uitgewisseld worden.
Welke andere Europese landen controleren op dit moment op luchthavens wel grootschalig de vingerafdrukken in de paspoorten van hun eigen of buitenlandse burgers, en welke Europese landen doen dat niet?
Ik beschik niet over een actueel overzicht van Unielanden waar vingerafdrukken in paspoorten daadwerkelijk worden geverifieerd. Mij is wel bekend dat in bijvoorbeeld Duitsland en Frankrijk vingerafdrukken uit paspoorten worden uitgelezen ten behoeve van de verificatie van de houder. De vingerafdrukken in Nederlandse paspoorten worden nog niet door andere Unielanden uitgelezen. Zie ook mijn antwoord op vraag 2.
Het bericht ‘Cybersecurity hoogleraren vrezen dat Nederland digitaal onder water komt te staan’ en het bijbehorende position paper |
|
Judith Tielen (VVD) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD) |
|
![]() |
Hebt u kennisgenomen van het bericht «Cybersecurity hoogleraren vrezen dat Nederland digitaal onder water komt te staan» en het bijbehorende position paper?1
Ja.
Hoe verklaart u dat Nederland zo weinig investeert in wetenschappelijk onderzoek naar digitale veiligheid? Onderschrijft u dat het onderzoeksgeld in Nederland in het niet valt bij de investeringen die de Duitse overheden doen in onder andere het Helmholtz Center in Saarbrücken, Center for Advanced Security Research (CASED) in Darmstadt en Forschungszentrum Cyber Defence (CODE) in München? Herkent u het beeld dat topwetenschappers de Nederlandse universiteiten daardoor verlaten?
Welke langetermijngevolgen kan dit hebben voor de digitale veiligheid van de Nederlandse samenleving?
Hoe past het idee van een kennisfonds voor onderzoeksgroepen in de prioriteit die cybersecurity heeft gekregen in het regeerakkoord? Vindt u een bedrag van € 6 miljoen per jaar realistisch als aanzet voor zo’n fonds? Welke ambitie heeft u als het gaat om leerstoelen voor cybersecurity?
Als de Kamer een gerichte impuls zou willen geven aan dit soort onderzoek, ligt het dan voor de hand dit via de begroting van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap te doen? Of zou een dergelijke investering juist gedaan moeten worden via het topsectorenbeleid, dan wel via een van de ministeries die zich bezighouden met cybersecurity?
Bent u bereid deze vragen te beantwoorden voor de aanstaande begrotingsbehandelingen van de ministeries van Onderwijs, Cultuur en Wetenschap, Economische Zaken en Klimaat en Justitie en Veiligheid?