Het bericht ´Start nu met het opleiden van de politie van de toekomst’ |
|
Chris van Dam (CDA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het interview van de heer Frans Leijnse, voormalig voorzitter van de Politieonderwijsraad (POR) «Start nu met het opleiden van de Politie van de toekomst»?1
Ja.
Deelt u de opvatting van de heer Leijnse dat de Politieacademie door het korps (de Politie) in de positie moet worden gebracht om als (opleidings)makelaar te fungeren, ook als zij zelf een bepaald aanbod (nog) niet in huis heeft?
De Politieacademie is het enige opleidingsinstituut in Nederland dat politieonderwijs mag verzorgen en vervult daarmee een cruciale rol voor de kwaliteit van de uitoefening van de politietaak. Het gaat daarbij om de basispolitieopleidingen voor aspiranten en de vervolgopleidingen (vakspecialistisch onderwijs) voor zittende politiemedewerkers. De politie is verplicht dit onderwijs bij de Politieacademie af te nemen. Daarnaast verzorgt de Politieacademie vakspecialistische opleidingen voor partijen met een publiekrechtelijke taak op het gebied van politie, justitie en veiligheid, die bij ministerieel besluit zijn aangewezen.
De Politieacademie mag samenwerkingsverbanden aangaan met ketenpartners en het regulier onderwijs2 als deze in het verlengde liggen van het politieonderwijs. Voor deze laatste categorie opleidingen mag de Politieacademie als (opleidings)makelaar fungeren.
Ander onderwijs dan politieonderwijs – zoals een computercursus of een training vergadertechniek – wordt door de politie zelf ingekocht, waarvoor de politie jaarlijks een landelijk opleidings- en vormingsbudget heeft.
Welke ruimte hebben de afzonderlijke politieonderdelen (eenheden, teams, enz) om buiten de Politieacademie om (al dan niet door quasi-slimme bypasses) onderwijs binnen te halen?
Zie antwoord vraag 2.
Indien een onderdeel van de Politie (een eenheid, een district, een team) buiten de Politieacademie om een opleiding «inkoopt», komt die opleiding dan ten laste van het budget van de Politieacademie of komt die opleiding ten laste van het budget van dat politieonderdeel? Indien het ten laste van het budget van een politieonderdeel komt, gaat dat dan ten koste van de operationele inzet van politiepersoneel, inclusief budget voor overuren of voor materieel?
Elke eenheid van de politie heeft de beschikking over een Opleidingen & Ontwikkelingsbudget.3 Hierbij gaat het bijvoorbeeld om eenheidsspecifieke leerbehoeften die door de Politieacademie worden ondersteund of niet politie-specifieke leeractiviteiten die worden ingekocht bij andere partijen. De kosten voor deze opleidingen gaan daarmee niet ten koste van andere budgetten van de eenheid.
Komt het voor dat (operationele) politiemensen dan wel docenten van de Politieacademie naast hun reguliere werkzaamheden om, als privépersoon door de politie ingehuurd worden als docent voor een primaire of voortgezette opleiding? Wordt het toegestaan dat ze daarbij gebruik maken van kennis, ervaring, lesmateriaal die zij hebben opgedaan in hun reguliere baan bij de Politie of de Politieacademie? In hoeverre acht u dit wenselijk?
De basisopleidingen en vervolgopleidingen (vakspecialistisch onderwijs) worden verzorgd door de docenten van de Politieacademie. Dit geldt ook voor de DSI opleidingen. Omdat het hierbij gaat om publieke gelden, mogen deze opleidingen niet privaat door docenten als privépersonen worden verzorgd.
Binnen de DSI-opleidingen heeft de Politieacademie momenteel te weinig docenten voor de basisopleiding Aanhoudings- en Ondersteuningsteams (AOT),4 die beschikken over deze specifieke deskundigheid om te voldoen aan de actuele vraag voor extra instroom. Om die reden worden, in overleg met de politie, ervaren DSI-leden door de Politieacademie opgeleid tot docent/instructeur om onder verantwoordelijkheid van de Politieacademie tijdelijk te kunnen voorzien in de vraag naar extra AOT-opleidingen.
Kunt u de onder 5 gestelde vragen afzonderlijk en specifiek beantwoorden voor de Dienst Speciale Interventies (DSI)? Klopt het dat door de inzet van «eigen docenten» van DSI geen (voortgezette) opleidingen meer worden afgenomen van de Politieacademie locatie Ossendrecht? Vindt u dit een gewenste situatie?
Zie antwoord vraag 5.
Een tot de dood veroordeelde man in Iran |
|
Sadet Karabulut (SP) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Kurdish man sentenced to death after unfair trial»?1
Ja.
Kunt u bevestigen dat Ramin Hossein Panahi na een oneerlijk proces, waarbij mogelijk marteling is ingezet, is veroordeeld tot de doodstraf? Zo nee, wat zijn dan de feiten?
Nederland beschikt niet over eigen informatie over de procesgang van de heer Panahi. Het kabinet deelt evenwel de zorgen van Amnesty International ten aanzien van de mensenrechtensituatie in Iran en deze ter doodveroordeling in het bijzonder. Nederland onderschrijft de oproep van VN-mensenrechtenexperts die op 19 april jl. Iran hebben verzocht om verwerping van de doodstraf, een eerlijk proces en goede behandeling tijdens de detentie van de heer Panahi.2
In bredere zin zet Nederland in op een voortdurende, kritische en constructieve mensenrechtendialoog met Iran, zowel bilateraal als multilateraal. Minister Kaag besprak mensenrechten, inclusief de situatie van minderheden, met zowel president Rouhani als de Iraanse Minister van Buitenlandse Zaken, Zarif, tijdens haar bezoek aan Teheran in februari jl. Ook de EU dringt, mede namens Nederland, geregeld bij de Iraanse autoriteiten aan op een moratorium op de doodstraf en eerbieding van de rechten van gedetineerden en brengt daarbij ook specifieke gevallen onder de aandacht.
Deelt u de grote zorgen van Amnesty International over deze zaak en bent u bereid om, in navolging van deze mensenrechtenorganisatie, bij de Iraanse autoriteiten erop aan te dringen dat de doodstraf niet wordt uitgevoerd en de man wordt vrijgelaten zolang er geen bewijzen zijn geleverd?
Zie antwoord vraag 2.
Het verzet van de Duitse deelstaat Rijnland-Palts tegen het langer openhouden van de kerncentrales in Doel en Tihange |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
|
|
|
Kent de berichten «Duitse deelstaat Rijnland-Palts verzet zich tegen levensduurverlenging van Doel en Tihange»1 en «Ministerrat für Beitritt zur Greenpeace-Klage gegen AKW Tihange 1»?2
Ja.
Wat vindt u van het groeiend verzet in Duitsland tegen de Belgische lapwerk-kerncentrales (eerder al verzetten de Duitse stad Aken, en deelstaten Rijnland-Palts en Noordrijn-Westfalen zich tegen de heropening van de «Schrott»-kerncentrale Tihange3?
Het is de verantwoordelijkheid van de Belgische overheid om een besluit te nemen over levensduurverlenging van de Belgische kerncentrales. Hierbij is de veiligheid van de kerncentrales van doorslaggevend belang. Het FANC beoordeelt op onafhankelijke wijze de veiligheid van de Belgische kerncentrales. Het FANC oordeelt dat de kerncentrales veilig zijn. Ik heb geen reden aan het oordeel van FANC te twijfelen. Wel besteed ik extra aandacht aan het grondig laten onderzoeken van eventuele risico’s die specifiek zijn gekoppeld aan veroudering.
Bij de levensduurverlenging tot 2022–2025 voor de verschillende Belgische kerncentrales heeft het FANC in het kader van continue verbetering verschillende extra verbetermaatregelen opgelegd waaraan de reactoren moeten voldoen, zodat zij 10 jaar langer kunnen opereren op een nog hoger veiligheidsniveau. Daarnaast maakt België met regelmaat gebruik van internationale missies (georganiseerd door het Internationaal Atoomenergieagentschap), die specifieke aspecten zoals verouderingsbeheer bij kerncentrales auditen. Dergelijke missies maken deel uit van het internationaal systeem van controle op nucleaire veiligheid. Op dit moment onderzoekt het FANC de mogelijkheid van het aanvragen van een nieuwe missie (bijvoorbeeld een Operational Safety Review Team missie met mogelijk een module over veiligheidscultuur) voor de centrale van Tihange of Doel.
Deelt u de mening van de Staatssecretaris van Milieu van de Duitse deelstaat Rijnland-Palts dat de levensduurverlenging van de Belgische «Schrott»-kerncentrales onverantwoord en onbegrijpelijk is? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de zorgen van deze Staatssecretaris dat de 43 jaar oude kerncentrales ook een gevaar vormen voor inwoners in buurlanden van België? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u ervan op de hoogte dat er op 23 april een conferentie plaatsvindt van de «Alliantie van regio’s voor een Europese kernuitstap»? Zijn hier ook Nederlandse regio’s bij aanwezig? Bent u ervan op de hoogte wat daar besproken wordt?
Ja, hier ben ik van op de hoogte.
De Alliantie van regio’s voor een Europese kernuitstap is een samenwerkingsverband tussen Europese regio’s dat pleit voor een Europese energietransitie zonder kernenergie. Volgens de website van het Ministerie van Milieu, Energie, Voeding en Bosbouw van Rijnland-Palts zijn regio’s uit Duitsland, België en Oostenrijk aangesloten bij deze alliantie.4 Er zijn geen Nederlandse regio’s aangesloten. Daarnaast wordt de alliantie ondersteund door Luxemburg. Op de agenda van de conferentie in Mainz op 23 april jl. stonden onder meer het aanpassen van het EURATOM-verdrag, de veiligheidsrisico’s veroorzaakt door de Franse kerncentrale Cattenom en juridische procedures tegen de Belgische kerncentrales.5
Wat vindt u ervan dat de ministerraad van de Duitse deelstaat zich aansluit bij Greenpeace en Benegora (het Belgisch-Nederlands grensoverleg regio Antwerpen) in hun zaak tegen de levensduurverlening van de kernreactoren Tihange 1 en Doel 1 en 2 bij de Belgische Raad van State?
Ik respecteer de soevereiniteit van zowel regionale als nationale overheden. Aansluiting bij juridische procedures bij een nationale rechter is voor een soevereine staat niet aan de orde: op basis van het internationale beginsel van gelijkwaardigheid van staten onderwerpt een land zich als staat niet aan de rechtsmacht aan buitenlandse rechters. Dat geldt ook voor Nederland.
Bent u bereid zich uit te spreken tegen de levensduurverlenging van deze kerncentrales, in het belang van de veiligheid van inwoners en in het belang van het milieu? Zo nee, waarom niet?
Levensduurverlenging van de Belgische kerncentrales en keuzes op het gebied van het Belgische energiebeleid zijn beslissingen die vallen onder de bevoegdheid van de Belgische overheid. Dat neemt niet weg dat ik de besluitvorming over levensduurverlenging van de kerncentrales in België, waartoe onlangs een principebesluit is genomen door het Belgische kabinet, de komende tijd nauwlettend zal volgen en mij zal laten informeren over de veiligheidsaspecten hiervan, voor zover gerelateerd aan de veiligheid van de bevolking in Nederland. Daarbij vormen verouderingsaspecten een bijzonder aandachtspunt, zoals ik hierboven eerder heb aangegeven. Indien hierover twijfel zal ontstaan zal ik niet aarzelen hierover in overleg te treden met de regering van België. Op dit moment vindt een Europese peer review-sessie plaats in Luxemburg door de Europese toezichthouders, specifiek gericht op veroudering in kernreactoren. Nederland zal hierbij specifiek aandacht besteden aan de presentatie en toelichting van België hieromtrent.
Het afnemen van bloed van een overleden potentieel verdachte |
|
Attje Kuiken (PvdA) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u de berichten «Geen bloedonderzoek bij Poolse spookrijder»1 en «Dranktest op dode»2?
Ja.
Deelt u de mening dat slachtoffers of nabestaanden ook in het geval dat een mogelijke verdachte van een strafbaar overleden is, toch vragen kunnen hebben over de toedracht van dat strafbaar feit? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
In mijn beantwoording van Kamervragen van het lid Van Oosten (VVD) over de controle op drank c.q. drugsgebruik bij de overleden veroorzaker van een gruwelijk ongeval, ben ik uitgebreid ingegaan op deze problematiek.3 Ik verwijs naar die beantwoording. In het kader van de modernisering van het Wetboek van Strafvordering wordt gekeken naar de mogelijkheden om uitdrukkelijk in het nieuwe wetboek neer te leggen dat onder bepaalde voorwaarden onderzoek kan worden gedaan met betrekking tot het lichaam van een overleden verdachte of een overleden slachtoffer. Dat onderzoek kan bijvoorbeeld uit een sectie, een scan van het lichaam, het afnemen van celmateriaal voor DNA-onderzoek of een gebitsonderzoek bestaan.
Deelt u de mening dat het in het belang van slachtoffers en nabestaanden kan zijn om dergelijke vragen beantwoord te krijgen, ook als daarvoor bloed van de overleden verdachte moet worden afgenomen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
Is er wet- of regelgeving die het afnemen van bloed van een overleden verdachte verhindert of ontbreekt er wet- of regelgeving om dat mogelijk te maken? Zo ja, deelt u dan de mening dat dit wel mogelijk moet worden gemaakt en hoe gaat u dit bewerkstelligen? Indien u dit niet wilt mogelijk maken, waarom niet?
Zie antwoord vraag 2.
De geheime EU lijst van Amerikaanse producten waarop mogelijk importtarieven worden geïntroduceerd |
|
Mahir Alkaya (SP) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de lijst van Amerikaanse producten waarop de Europese Unie (EU) importtarieven gaat introduceren als de Verenigde Staten (VS) besluiten om heffingen op aluminium en staal in te voeren?1
Ja. De Commissie heeft op 16 maart 2018 een concept-lijst met Amerikaanse producten gepubliceerd.2 De Commissie is tegelijkertijd met de publicatie van de concept-lijst een consultatieprocedure gestart om belanghebbenden de gelegenheid te geven commentaar te geven op de lijst. Deze consultatie was open tot 26 maart 2018. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken heeft deze consultatie onder de aandacht gebracht van belanghebbenden via haar nieuwsbrief.3
De lidstaten hebben op 17 april jl. unaniem de uiteindelijke lijst vastgesteld. De Commissie heeft deze lijst, hangende de onderhandelingen met de VS over de uitzonderingspositie voor de EU, niet gepubliceerd. Deze lijst is voor Kamerleden in te zien in de leesruimte voor vertrouwelijke stukken op het Ministerie van Buitenlandse Zaken.
Over welke producten gaat het precies en op basis van welke criteria is er voor gekozen om juist deze producten op de lijst te plaatsen?
De concept-lijst bevat onder meer landbouwproducten, staal, cosmetica, gedestilleerde dranken, tabak, kleding en vaartuigen. Voor een volledig overzicht verwijs ik u naar de lijst. Bij het opstellen van de lijst is rekening gehouden met de politieke impact van de maatregelen in de VS en de belangen van Europese importeurs en consumenten. Er is zo veel mogelijk gekozen voor producten waarvoor de Europese Unie niet voor een belangrijke mate afhankelijk is van de importen uit de VS. Zo blijft nog voldoende aanbod van de goederen in de Europese Unie beschikbaar en is het effect op importeurs, industriële gebruikers en consumenten beperkt.
Heeft u in kaart gebracht hoe deze importtarieven de Nederlandse economie zullen raken als deze worden doorgevoerd? Verwacht u dat er bedrijven, werknemers of consumenten last gaan krijgen van de gevolgen van importtarieven op deze producten? Kunt u uw antwoord toelichten?
De concept-lijst is opgesteld door de Europese Commissie. Het ministerie heeft – in lijn met de analyse door de Europese Commissie – voor alle producten geanalyseerd voor welk deel van de importen Nederland afhankelijk is van de VS. Dat aandeel is veelal beperkt. Naar verwachting zijn de effecten op de meeste bedrijven, werknemers en consumenten dan ook beperkt. Uiteraard kan dat voor individuele bedrijven, werknemers en consumenten anders zijn, bijvoorbeeld wanneer een bedrijf uitsluitend handelt in de betreffende producten uit de VS.
Deelt u de mening dat moet worden vermeden dat deze vergeldingslijst in werking wordt gezet? Zo ja, wat voor stappen bent u hiervoor aan het ondernemen, zowel bilateraal richting de VS als in de EU?
U bent eerder geïnformeerd over de Nederlandse positie ten aanzien van de VS-maatregelen (Kamerstuk 33 625, nr. 256). Uiteraard is het in het Europees belang om een permanente uitzondering voor de EU van de maatregelen van de VS op staal en aluminium te krijgen of de maatregelen van tafel te krijgen. Dit zou voorkomen dat de EU deze rebalancerende maatregelen neemt. Omdat de EU tijdelijk is uitgezonderd van de VS-maatregelen, zijn de rebalancerende maatregelen nog niet genomen. Op dit moment zijn de EU en de individuele lidstaten gezamenlijk op hoog politiek niveau in gesprek met de VS om voor deze permanente uitzondering te pleiten.
Heeft u een actieve rol gespeeld bij het vaststellen van deze «vergeldingslijst»? Zo ja, wat was de inzet van de Nederlandse regering tijdens deze geheime stemming? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Het bericht ‘Statement Transvisie: Zorg voor transgender kinderen komt veel te laat' |
|
Maarten Hijink |
|
Bruno Bruins (minister volksgezondheid, welzijn en sport) (VVD), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
Kent u het bericht dat enorme wachttijden bestaan voor transgenderzorg, oplopend tot wel 62 weken, en dat daarmee de transgenderzorg volledig op slot zit?1
Ja.
Erkent u dat een dergelijk lange wachttijd onacceptabel is, zeker als het kinderen/adolescenten betreft omdat tijdens de lange wachttijden de ontwikkeling van het kind of de jongere vaak stil staat met als risico dat die achterstand moeilijk in te halen is? Erkent u tevens dat de lange wachttijd ervoor kan zorgen dat hulp voor kinderen in de puberteit te laat komt, met alle mogelijk traumatische effecten van dien? Deelt u de mening dat de wachtlijsten drastisch teruggedrongen moeten worden?
Ja. Een te lange wachttijd is over het algemeen onwenselijk en dat geldt uiteraard ook voor (jonge) mensen met genderdysforie. De professionele inhoud van zorg is uit de aard van de zaak niet mijn verantwoordelijkheid; ik kan niet beoordelen wat eventuele effecten zijn van wachttijden. Op dit moment wordt met partijen gewerkt aan een kwaliteitsstandaard voor somatische transgenderzorg. Deze standaard wordt nog dit jaar opgeleverd en zal, zo wordt mij aangegeven, ook uitspraken doen over wachttijden. Er bestaat overigens consensus bij betrokken partijen dat de huidige wachttijden in de (somatische) transgenderzorg zowel voor volwassenen als voor kinderen en jeugdigen te lang zijn.
De wachttijden lopen op omdat de aanzienlijke capaciteitsgroei die de afgelopen jaren is gerealiseerd bij de gendercentra van het VUmc en het UMCG de sterke en aanhoudende toename van zorgvragen niet meer kan bijbenen. VWS heeft de afgelopen jaren diverse initiatieven genomen om partijen die verantwoordelijk zijn voor deze zorg bijeen te brengen met als doel knelpunten te analyseren en oplossingen te stimuleren, zoals bijvoorbeeld netwerkzorg, een derde expertisecentrum en meer spreiding van zorg.
De verzekeraars melden mij desgevraagd het volgende. Bij kinderen die aangeven dat zij problemen met hun de genderidentiteit hebben, vinden verzekeraars zorgvuldigheid extra noodzakelijk en achten zij deskundige dat wil zeggen gespecialiseerde multidisciplinaire begeleiding noodzakelijk.
In de optiek van verzekeraars werken de GGZ Jeugdhulpverlening en de gespecialiseerde GGZ zorg samen met de somatische zorg vanuit de gendercentra van het VUmc en het UMCG in multidisciplinaire teams om een zorgvuldige indicatie stelling en behandeling te borgen. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 4.
Kunt u inzicht geven in het aantal kinderen/adolescenten dat nu op een wachtlijst staat? Kan dit per leeftijdscategorie inzichtelijk worden gemaakt?
Ik heb navraag gedaan naar de aantallen kinderen/adolescenten die op dit moment op de wachtlijst staan bij instellingen en GGZ psychologen praktijken waarvan op dit moment bij VWS bekend is dat zij een genderteam hebben dat zich richt op kinderen/jeudgigen dan wel zich in hun zorgaanbod mede richten op jeugdige transgenders. Daarmee kan ik niet verzekeren dat onderstaand overzicht volledig is. Ik wijs er bovendien op dat de aard van de zorg die door onderstaande instellingen geboden wordt, onderling kan verschillen, waardoor de hulpvraag waarmee deze groep zich aanmeldt ook kan verschillen.
organisatie
Aantal op de wachtlijst
Aantal op de wachtlijst
Aantal op de wachtlijst
Genderteam Zuid
4
21
3
Stepwork
3
7
11
PsyQ Zaandam
6
8
7
Genderteam Jonx
7
26
6
Genderteam VUmc
85
103
293
* De leeftijdscategorieën die gehanteerd werden bij de aangeleverde gegevens verschillen per instelling enigszins.
Gaat u actie ondernemen om de wachttijden drastisch in te perken, in ieder geval tot een wachttijd van minder dan dertien weken? Zo ja, welke acties gaat u ondernemen en wanneer? Bent u bijvoorbeeld bereid uw bevoegdheid tot het geven van een aanwijzing in te zetten om de zorgaanbieders en zorgverzekeraars te bewegen tot actie?
Feit is dat het aantal aanmeldingen sneller stijgt dan met de uitbreiding van capaciteit gerealiseerd kan worden. Ik vindt het belangrijk dat transgenders goede en gecoördineerde zorg krijgen; transgenderzorg is zorg net als alle zorg en is de verantwoordelijkheid van zorginstellingen en professionals. Ook verzekeraars en gemeenten hebben een verantwoordelijkheid. Alhoewel mijn formele verantwoordelijkheid beperkt is, meen ik dat ik als Minister voor MZS een actieve rol heb. Reeds sinds enige tijd draagt het ministerie bij met de volgende acties:
De kwaliteitsstandaard wordt naar verwachting nog dit jaar opgeleverd. Dat is voor aanbieders en verzekeraars een belangrijk uitgangspunt bij het aanbod en de inkoop van transgenderzorg.
Tot slot werk ik hieraan annex aan een subsidieregeling voor de vergoeding van borstimplantaten ten behoeve van transvrouwen. Het streven is openstelling rond de zomer van 2018. Ik verwijs ook naar de antwoorden op vraag 2 en 6.
Hoeveel gemeenten hebben in hun zorgovereenkomsten beperkingen opgelegd met betrekking tot het aantal transgender kinderen dat behandeld kan worden door de decentrale gespecialiseerde geestelijke gezondheidszorg (ggz)? Gaat u gemeenten oproepen deze beperkingen per direct op te heffen?
Ik beschik niet over deze informatie.
Overigens hebben gemeenten, conform de in 2015 ingevoerde Jeugdwet een zorgplicht en zijn zij verantwoordelijk voor het leveren van een kwalitatief en kwantitatief voldoende aanbod. Waar zich een onevenwichtigheid tussen vraag en aanbod voordoet, dienen gemeenten en aanbieders zich tot het uiterste in te spannen om tijdige en passende hulp aan te bieden binnen professioneel aanvaardbare termijnen en moeten zij samen op zoek gaan naar oplossingen. Wanneer er sprake is van crisis en kinderen acuut hulp nodig hebben moeten ze dit ook krijgen. Voor plaatsingsproblematiek van moeilijke gevallen bieden regionale expertteams een oplossing. Dit is wat verwijzers, aanbieders en gemeenten nu doen en geldt voor alle vormen van jeugdhulp, dus ook voor de behandeling van transgender kinderen.
Bent u het met Transvisie eens dat de zorgverzekeraars vergoedingen beschikbaar moeten stellen voor perifere kinderendocrinologen die transgenderzorg willen bieden? Zo ja, wat gaat u hierop ondernemen?
Zorgverzekeraars zijn autonoom waar het gaat om zorginkoop. De betrokken zorgverzekeraars hebben mij het volgende laten weten.
Verzekeraars handhaven hun beleid om het somatische deel van de zorg aan transgenders integraal in te kopen bij de expert centra (VUmc/UMCG) en de door hen kwalitatief gecontroleerde zorgaanbieders, waarmee de expert centra een – gecontroleerd -netwerk vormen. Dat geldt ook voor de somatische – endocrinologische – genderzorg voor kinderen. Ik verwijs ook naar het antwoord op vraag 2.
Crimineel geld in de Amsterdamse huizenmarkt |
|
Sandra Beckerman (SP), Daniel Koerhuis (VVD) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66), Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht dat ladingen crimineel geld klaar liggen voor de Amsterdamse huizenmarkt?1
Ja.
Kunt u een inschatting maken hoeveel geld hiermee gemoeid is? Zo nee, bent u bereid dat in kaart te brengen? Hoeveel criminele verhuurders zijn er momenteel? Verwacht u een stijging van deze aantallen? Zo ja, waarom? Zo nee, waarom verwacht u dat niet?
Het artikel spreekt, net als het rapport «Trends en ontwikkelingen» van de politie-eenheid Amsterdam over risico’s, niet over vastgestelde feiten. Er wordt op dit moment door het Wetenschappelijk Onderzoek- en Documentatiecentrum (WODC) onderzoek gedaan naar de aard en omvang van witwassen. Dat onderzoek zal naar verwachting rond de zomer zijn afgerond.
Wat gebeurt er op dit moment om crimineel geld te weren uit de woningmarkt? Bent u bereid maatregelen te treffen zodat de (Amsterdamse) huizenmarkt beter wordt beschermd tegen criminele investeerders en daardoor beter betaalbaar en bereikbaar wordt voor inwoners die een huis willen kopen? Kunt u uw antwoord toelichten?
De vastgoedsector vormt een (legale) gelegenheidsstructuur die vanuit de onderwereld kan worden misbruikt voor andere doeleinden. Van belang is dan ook om tegen deze vorm van ondermijning zoveel mogelijk barrières op te werpen: strafrechtelijk, fiscaal en (preventief) bestuurlijk, maar ook door bij de branche zelf te appelleren aan eigen verantwoordelijkheid, alertheid en besef van misbruik.
Er worden reeds verschillende maatregelen getroffen om de huizenmarkt te beschermen tegen witwaspraktijken. Zo werkt de politie eenheid Amsterdam binnen het Regionaal Informatie Expertise Centrum (RIEC) onder meer samen met de FIOD, de gemeente Amsterdam (Bibob), Belastingdienst en het Openbaar Ministerie. Binnen het RIEC worden diverse signalen behandeld, die te maken hebben met ondermijning, zo ook signalen (o.a. dubieuze transacties m.b.t. aankoop van vastgoed, vergunningaanvragen etc.) op het gebied van de vastgoedsector. Interventies worden gepleegd daar waar het mogelijk is, bijvoorbeeld strafrechtelijk, bestuursrechtelijk, belastingtechnisch (boekenonderzoek). Ook tegenhouden is een onderdeel van de interventies, zodat criminelen geen kans krijgen om in de bovenwereld te investeren.
Verder zijn op grond van de Wet ter voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) bepaalde instellingen, waaronder makelaars, banken en notarissen, verplicht ongebruikelijke transacties te onderkennen en te melden aan de Financial Intelligence Unit (FIU)-Nederland. Hierbij gaat het kort gezegd om transacties waarbij een meldingsplichtige instelling aanleiding heeft om te veronderstellen dat deze transacties verband kunnen houden met witwassen of het financieren van terrorisme. De FIU-Nederland analyseert de meldingen van ongebruikelijke transacties, waarna de FIU-Nederland in bepaalde gevallen tot een verdachtverklaring komt. In dat geval wordt de beschikbare informatie met betrekking tot de verdachtverklaarde transactie verstrekt aan diverse (bijzondere) opsporingsinstanties, inlichtingen- en veiligheidsdiensten.
Met analyses van gemelde ongebruikelijke transacties legt de FIU-Nederland transacties en geldstromen bloot die mogelijk te relateren zijn aan witwassen, financiering van terrorisme en onderliggende gronddelicten. Daarbij kan het ook gaan om het witwassen van geld in bedrijfsmatig vastgoed en op de huizenmarkt.
Makelaars en notarissen zijn daarnaast, eveneens op grond van de Wwft, verplicht om onderzoek te verrichten naar hun cliënt (en, in het geval van makelaars, ook naar de wederpartij van de cliënt). Het cliëntenonderzoek strekt onder meer tot het verzamelen van informatie over de identiteit van de cliënt, diens uiteindelijk belanghebbende(n) en het doel en de aard van de beoogde dienstverlening. Hiermee wordt van de genoemde instellingen verlangd dat zij zich inspannen om te voorkomen dat hun dienstverlening wordt gebruikt voor bijvoorbeeld witwassen.
Speelt de genoemde problematiek ook in andere gemeenten, en hoe wordt het daar voorkomen of aangepakt?
Dat zal blijken uit het onderzoek van het WODC. Daarnaast zullen ook de ondermijningsbeelden die door de diverse RIEC’s in het land momenteel worden opgesteld, iets kunnen zeggen over aard, ernst en omvang van dit fenomeen. Voor de wijze waarop ondermijning binnen de vastgoedsector kan worden voorkomen of bestreden, verwijs ik naar het antwoord op vragen 3 en 5.
Wat doet u aan het witwassen van geld in bedrijfsmatig vastgoed en op de huizenmarkt? Op welke manieren ondersteunt u de Amsterdamse politie in hun strijd tegen malafide investeerders?
Zie antwoord vraag 3.
Heeft de politie voldoende capaciteit om de witwaspraktijken in de huizenmarkt op te sporen en aan te pakken, zowel in Amsterdam als in andere gemeenten? Kunt u uw antwoord toelichten?
Binnen de Eenheid Amsterdam is er (net zoals in de andere eenheden) een speciale afdeling die onder andere zelfstandig onderzoek doet naar criminele investeringen in vastgoed. Doordat er bij deze vorm van criminaliteit veelal gebruik wordt gemaakt van internationale constructies, zijn dit complexe onderzoeken die veel capaciteit kosten en een lange doorlooptijd kennen.
Politiecapaciteit is en blijft schaars en de gezagen zullen altijd scherpe keuzes moeten blijven maken over de inzet van de politie. Dit kabinet investeert echter daarom ook in versterking van de politie, onder andere in extra rechercheurs.
Een werkbezoek aan Schouwen-Duiveland |
|
André Bosman (VVD), Remco Dijkstra (VVD) |
|
Cora van Nieuwenhuizen (minister infrastructuur en waterstaat) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met de zorgen van de gemeente Schouwen-Duiveland ten aanzien van het alternatieve tracé voor tractoren die niet over een deel van de N59 mogen rijden?
Ja, daar ben ik mee bekend.
Klopt het dat alleen over het deel van de N59 wat door de stad Zierikzee loopt er een verbod is om op de N59 te rijden en dat er geen verbod is voor rest van de N59?
Op een groot deel van de N59 geldt in verband met de verkeersveiligheid een verbod voor tractoren. Grotendeels is een parallelweg aanwezig waar tractoren gebruik van kunnen maken. In Zierikzee is geen parallelweg aanwezig; daar maken de tractoren gebruik van de Calandweg. Dit betekent dat niet alleen voor het deel van de N59 dat door Zierikzee loopt een verbod voor tractoren geldt in verband met de verkeersveiligheid. Dit verbod geldt ook voor andere delen van de N59.
Wat is het verschil tussen de delen van de N59 waar wel en niet met de tractoren gereden mag worden?
De delen van de N59 die zijn afgesloten voor tractoren hebben een goede parallelweg of zijn te druk om tractoren veilig te kunnen toelaten. In het «Kwaliteitsnet Landbouwverkeer in Zeeland», in 2011 bestuurlijk vastgesteld door de gezamenlijke wegbeheerders, zijn criteria opgenomen voor het al dan niet toelaten van landbouwverkeer. Criteria zijn onder meer de verkeersdrukte, de aanwezigheid van een goede parallelweg en de ligging ten opzichte van de bebouwde kom.
Bent u bereid, gezien de langlopende discussie over de veiligste routekeuze voor tractoren, om de veiligheidsrisico’s van de verschillende opties onafhankelijk te laten onderzoeken?
In het verleden heeft mijn Ministerie een bijdrage geleverd om de veiligheidsrisico’s van de verschillende routes in beeld te laten brengen. Zo hebben de gemeente en Rijkswaterstaat in 2013 gezocht naar alternatieven. Een alternatief dat als kansrijk naar voren kwam, is in februari 2014 afgewezen door de commissie openbare ruimte van de gemeente Schouwen-Duiveland. In 2016 is vanuit de gemeente wederom een verkenning gestart naar mogelijke alternatieve routes. Rijkswaterstaat heeft destijds aangeboden om mee te denken maar van dit aanbod is toen geen gebruik gemaakt.
Zoals u weet zijn de bestuurlijke afspraken vastgelegd in het «Kwaliteitsnet Landbouwverkeer in Zeeland». Indien het nodig is ben ik bereid om mee te werken aan een nieuw en aanvullend onafhankelijk onderzoek.
Mijn inzet is dat een nieuw onderzoek en eventuele voorstellen uiteraard goed passen binnen de bestuurlijke afspraken en het kwaliteitsnet voor het landbouwverkeer.
Het aandelenbezit van de Koning |
|
Ronald van Raak (SP) |
|
Mark Rutte (minister-president , minister algemene zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Klopt het dat de Koning geen aandelen bezit van Shell of van andere bedrijven die het predicaat Koninklijk mogen voeren?1
De Koning bezit geen aandelen van bedrijven die het predicaat Koninklijk mogen voeren.
Klopt het dat de Koninklijke familie in het verleden wel aandelen bezat van Shell? Zo ja, wanneer zijn deze aandelen verkocht?
De omstandigheid dat de Koning geen aandelen bezit van bedrijven die het predicaat Koninklijk mogen voeren is niet van recente datum. Meer in algemene zin geldt ten aanzien van de vermogensrechtelijke handelingen van het Koninklijk Huis dat artikel 41 van de Grondwet van toepassing is. Dit artikel waarborgt de ruimte die de Koning heeft voor de inrichting van zijn Huis. Deze waarborg is van wezenlijk belang voor de eigen invulling die de Koning aan het koningschap geeft. Hieraan is de voorwaarde verbonden van de inachtneming van het openbaar belang door de Koning. Voor het in acht nemen van die voorwaarde bestaat ministeriële verantwoordelijkheid.
In dat kader kan ook worden verwezen naar de voorlichting van de Afdeling advisering van de Raad van State uit 2010 (Kamerstuk 32 791, nr.2. De voorlichting bevat onder meer het volgende:
«Gelet op de recente discussies wijst de Afdeling erop dat voor vermogensrechtelijke gedragingen als uitgangspunt moet worden genomen dat het aanwenden van het privévermogen door de Koning of door de leden van het koninklijk huis, of het nu gaat om een spaarrekening, het beleggen in aandelen of het investeren in onroerend goed, op zichzelf genomen behoort tot de persoonlijke levenssfeer. Het feit dat aspecten van dergelijke investeringen openbaar zijn of kunnen worden, al dan niet op grond van wettelijke bepalingen, doet hieraan op zichzelf niet af. Ook het enkele feit dat het investeringen in het buitenland betreft, betekent op zichzelf nog niet dat het openbaar belang is of wordt geraakt.»
Klopt het dat de Koning wel aandelen bezit van andere bedrijven, zijnde niet Koninklijk?
Zie antwoord vraag 2.
Deelt u de opvatting dat helder moet zijn welke financiële belangen het staatshoofd – als vertegenwoordiger van ons land – heeft?
Zie antwoord vraag 2.
Bent u bereid de financiële transparantie rondom het staatshoofd te vergroten en openbaar te maken in welke bedrijven of sectoren de Koning aandelen heeft?
Zie antwoord vraag 2.
Zij-instromers die binnen een jaar hun lesbevoegdheid halen |
|
Peter Kwint (SP), Lisa Westerveld (GL) |
|
Ingrid van Engelshoven (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (D66), Arie Slob (minister onderwijs, cultuur en wetenschap) (CU) |
|
|
|
|
Waarom geeft u geen antwoord op de vraag door wie de pabo opleiding in het tv-programma wordt aangeboden, terwijl u wel weet om welke aanbieder dit gaat?1 Nogmaals, door wie wordt deze opleiding verzorgd? En bent u daarnaast bereid om bij de betreffende aanbieder het onderwijsprogramma voor deze pabo opleiding op te vragen en te delen met de Kamer?2 Zo nee, waarom niet?
De opleiding tot leraar basisonderwijs waar in het tv-programma naar wordt verwezen, wordt aangeboden door LOI Hogeschool. De opleiding van LOI Hogeschool is geaccrediteerd en voldoet daarmee aan de eisen om de opleiding te mogen verzorgen. Het is een opleiding van 240 studiepunten. Er worden geen vrijstellingen verleend.
De onderwijsgroep «Dit is Wijs» ondersteunt personen die al in het bezit zijn van een hoger onderwijsgetuigschrift om deze opleiding versneld te doorlopen. Hierbij wordt samengewerkt met schoolbesturen. Het is een intensief traject van dertien maanden waarbij de deelnemers wekelijks drie dagen les volgen en drie dagen stage lopen. Ook in de schoolvakanties gaat het traject door. De deelnemers ontvangen van «Dit is Wijs» tijdens het traject een vergoeding van € 800 bruto per maand en «Dit is Wijs» betaalt de opleiding. De deelnemers hebben na het behalen van hun diploma bij LOI Hogeschool een baangarantie bij «Dit is Wijs» van twee jaar. Het eerste jaar bestaat uit een detachering. Vanaf het tweede jaar is het mogelijk om in dienst te worden genomen bij een schoolbestuur. Tijdens de detachering blijven de leercoaches van «Dit is Wijs» de deelnemers volgen en coachen, om verdere ontwikkeling te stimuleren en uitval uit het beroep te voorkomen.
De geldende Onderwijs- en examenregeling inclusief het onderwijsprogramma van de opleiding tot leraar basisonderwijs van LOI Hogeschool zijn opgevraagd en zijn in de bijlage3 opgenomen.
Hoeveel opleidingen in Nederland bieden zo’n éénjarige pabo opleiding aan? En wat zijn de vereiste vooropleidingseisen van de instromers?
Voor zover bij ons bekend, is dit de enige opleiding waarbij in ruim een jaar tijd wordt opgeleid tot leraar po. De onderwijsgroep «Dit is Wijs» laat de opleiding in dertien maanden alleen volgen door personen die al in het bezit zijn van een hoger onderwijsgetuigschrift. Wel bieden verschillende hogescholen versnelde trajecten aan, vooral via de (verkorte) deeltijdopleiding. Via zijinstroom in het beroep is het voor mensen met een afgeronde ho-opleiding in principe ook mogelijk om in ruim een jaar een getuigschrift voor leraar po te behalen. Dit is over het algemeen alleen haalbaar voor personen die al in het onderwijs werken.
Op welke wijze wordt toezicht gehouden op de kwaliteit van deze opleidingen? Gaat het hier om een geaccrediteerde opleiding?
De door LOI Hogeschool verzorgde opleiding tot leraar basisonderwijs is geaccrediteerd door de NVAO. De accreditatie is geldig tot 15 mei 2021.
Hoe weet u dat leraren die via deze onbekende aanbieder hun bevoegdheid halen, dezelfde kwaliteiten bezitten als leraren die via de reguliere pabo opleiding of zij-instroom-route hun bevoegdheid halen?
Zoals hierboven is aangegeven, betreft het een geaccrediteerde opleiding aangeboden door LOI Hogeschool. Studenten volgen een programma van 240 studiepunten in een periode van dertien maanden. Accreditatie impliceert dat het ho-niveau is geborgd en de opleiding zodanig is dat de student kan voldoen aan de wettelijke bekwaamheidseisen.
Hoe valt het te rijmen met elkaar dat een reguliere opleiding tot leraar in het basisonderwijs vier jaar duurt en zij-instromers een geschiktheidsonderzoek moeten afronden – waarna bepaald wordt in hoeverre iemand geschikt is voor het onderwijs en in kaart wordt gebracht welke scholing en begeleiding de zij-instromer nodig heeft – en binnen twee jaar zijn bevoegdheid moet halen, terwijl bij deze aanbieder iedereen in één jaar een pabo opleiding kan afronden en bevoegd voor de klas kan staan? Wordt hiermee niet getornd aan de eisen van het leraarschap? Kunt u uw antwoord toelichten?
Het gaat om een volledige opleiding tot leraar basisonderwijs aangeboden door LOI Hogeschool. De studenten dienen onverminderd alle leerresultaten van de opleiding te behalen en hebben daar, evenals studenten buiten het traject van «Dit is Wijs», ten minste vier jaar de tijd voor. Het traject van «Dit is Wijs» stimuleert hen dit sneller te volbrengen. Er wordt niet getornd aan de eisen van het leraarschap.
Het bericht ‘Populaire games overtreden gokregels’ |
|
Jan de Graaf (CDA) |
|
Sander Dekker (minister zonder portefeuille justitie en veiligheid) (VVD), Paul Blokhuis (staatssecretaris volksgezondheid, welzijn en sport) (CU) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Populaire games overtreden gokregels»?1
Ja, ik ken dit bericht.
Kunt u een inschatting geven in hoeverre ook andere spellen gebruik maken van «loot boxes»?
Het is niet bekend hoeveel andere spellen gebruikmaken van loot boxes. De Kansspelautoriteit (hierna: Ksa) schat in dat dit er meer dan duizend zijn.
Kunt u toelichten waarom niet alle «loot boxes» die tegen betaling kunnen worden geopend, aangemerkt en aangepakt kunnen worden als kansspel?
Op grond van artikel 1, eerste lid, onder a van de Wet op de kansspelen (hierna: Wok) is het verboden om zonder vergunning van de Ksa kansspelen aan te bieden waarbij een prijs kan worden gewonnen. Naast de klassieke geldprijzen of prijzen in natura kunnen spelers thans ook virtuele goederen winnen. De virtuele goederen uit loot boxen zijn daar een voorbeeld van. In de Leidraad beoordeling kansspelen beschrijft de Ksa hoe zij beoordeelt of er sprake is van een prijs, bezien vanuit de doelstellingen van de Wok en in aansluiting op de Wet op de kansspelbelasting.2 Hieruit volgt dat er sprake is van een prijs wanneer het verworven goed verhandelbaar is in het economisch verkeer. Bij een groot aantal virtuele goederen in loot-boxes is dat niet het geval. Zij kunnen derhalve niet worden aangepakt als kansspel op grond van de Wok.
Kunt u bevestigen dat ook de spellen waar de prijzen uit de «loot boxes» niet te verhandelen zijn, het risico op verslaving en grote financiële uitgaven vergroten? Zouden deze «loot boxes» niet ook onder de kansspelwet moeten vallen? Bent u bereid daartoe voorstellen te doen?
Alhoewel spellen met niet-verhandelbare loot boxes geen kansspelen zijn, kunnen deze spellen leiden tot verslavings- of financiële risico’s.
Ik hecht eraan dat er op verschillende manieren wordt ingezet op het creëren van bewustwording over deze risico’s. Het potentiële risico op verslaving bij spellen waarin niet-verhandelbare loot boxes worden aangeboden is sterk afhankelijk van de wijze waarop ze worden aangeboden, zo blijkt uit recent onderzoek verricht door de Ksa.3 De Ksa deelt daarom haar kennis over risicoverlagende factoren met de game sector. Ook wijst zij bij hen op het belang van leeftijdsgrenzen bij games met kansspelelementen zoals niet-verhandelbare loot boxes.
Ouders spelen daarnaast een belangrijke rol bij het verantwoord speel- en koopgedrag van kinderen. Zie over de aanpak om bewustwording te bereiken ook het antwoord bij vraag 8. Niet-verhandelbare loot boxes zijn reguliere producten die vallen onder het consumentenrecht, waaronder het verbod op misleiding en oneerlijke handelspraktijken. Spelers worden derhalve door middel van deze wetgeving beschermd.
Gezien deze bestaande mogelijkheden tot het aanpakken van de risico’s en de inzet op bewustwording, acht ik het niet nodig om niet-verhandelbare loot boxes onder de Wok te brengen.
Welk deel van de 24 miljard euro die grote bedrijven naar schatting verdienen aan de virtuele schatkistjes wordt door Nederlandse jongeren opgebracht?
De Ksa noch mij is dit bekend.
Wat gaat u doen teneinde te voorkomen dat jongeren als «cash-cow» dienen van de game industrie, waarbij het risico op verslaving en onverantwoorde financiële uitgaven levensgroot is? Bent u bereid de game-industrie hierop aan te spreken?
Zie ook mijn antwoord bij vraag 4. Daarnaast vind ik het belangrijk dat illegaal aanbod van kansspelen aangepakt wordt. Daarom zal de Ksa handhavend optreden tegen aanbieders van games met hierin verhandelbare loot boxes. Zij is hierin vooruitstrevend ten opzichte van andere Europese toezichthouders. Ook houdt de Ksa de grens tussen gamen en gokken nauwlettend in de gaten, voert zij diverse onderzoek uit naar de risico’s binnen dit grensgebied en is zij in gesprek met andere toezichthouders en de gamesector om hen te wijzen op de risico’s voor met name jongeren.
Kunt u aangeven hoeveel mensen zich laten behandelen in de verslavingszorg vanwege een kansspelverslaving en/of een gameverslaving? Hoeveel daarvan zijn kinderen of jongeren? Zijn de cijfers uit te splitsen naar leeftijdscategorie?
Uit het Landelijk informatiesysteem drugs en alcohol blijkt dat voor internetgamen de hulpvraag bij de verslavingszorg tot 2013 sterk gestegen is en sinds dat jaar stabiel blijft met ruim 500 hulpvragers. In 2015 bedroeg het aantal hulpvragen voor internetgamen 537. Van deze hulpvragers is 82% jonger dan 25 jaar. Een verdere uitsplitsing naar leeftijdscategorieën is niet mogelijk.
Voor gokken is het beroep op de hulpverlening sinds 2010 gedaald. In 2015 bedroeg de hulpvraag voor gokken 2.186 hulpzoekers. Van hen is 16% onder de 25 jaar.
Wat is de aanpak om game-verslaving te voorkomen en de jongeren bewust te maken van de risico’s op gokverslaving ook bij dit soort spellen?
Gamen is voor veel jongeren een populaire en normale vorm van vrijetijdsbesteding. Een klein deel heeft echter moeite het gamegedrag onder controle te houden, wat kan leiden tot structurele problemen met de psychosociale ontwikkeling, lichamelijke conditie of het bredere functioneren. Er bestaat helaas geen eenduidige oplossing om game-verslaving te voorkomen. Er wordt daarom door VWS en JenV ingezet op het informeren van spelers en hun omgeving, het bespreekbaar maken van risicovol speelgedrag en het stimuleren van het vroegtijdig vinden van passende hulp. Ouders, professionals en gamers kunnen hiervoor terecht op verschillende websites.
Op www.gameninfo.nl en www.gokkeninfo.nl is bijvoorbeeld informatie te vinden over loot boxes, evenals tips om gezond te gamen, een zelftest waarmee jongeren inzicht krijgen in hun eigen game- of gokgedrag en een totaal overzicht van beschikbare hulp. Via de gameninfolijn is direct contact mogelijk, telefonisch of via de chat. Specifiek voor ouders staan op de website www.uwkindengamen.nl
tips voor onder andere het in gesprek gaan met hun kind en het stellen van regels.
Het vervolg van de aanpak van schimmelhuizen |
|
Sandra Beckerman (SP) |
|
Kajsa Ollongren (viceminister-president , minister binnenlandse zaken en koninkrijksrelaties) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bereid om uw antwoord op de 37 sets schriftelijke vragen over woningen met vocht- en schimmelproblemen, inclusief de vragen, door te sturen naar de desbetreffende gemeenten? Kunt u uw antwoord toelichten?1
Ik zal de inhoud van de betreffende antwoordbrief van 12 april jl., alsmede van de daaraan ten grondslag liggende vragen, op korte termijn onder de aandacht van de betrokken gemeenten brengen. Gegeven het tijdstip van binnenkomst daarvan, bleek het niet mogelijk de vragen van mevrouw Beckerman nog voorafgaand aan het genoemde algemeen overleg te beantwoorden.
Wilt u deze vragen voorafgaand aan het algemeen overleg Bouwopgave op 25 april 2018 beantwoorden?
Zie antwoord vraag 1.
1,3 miljard euro belastinggeld voor de promotie van Europese waarden |
|
Vicky Maeijer (PVV) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «EU zet zinnen op moraalridderfonds»?1
Ja
Deelt u de mening dat het volslagen hypocriet is dat de eurofiele elite, die meermalen heeft laten zien hoe zij met democratische beslissingen zoals referenda omgaat, 1,3 miljard euro wil vrijmaken om democratische waarden te promoten binnen de Europese Unie (EU)? Zo ja, wat gaat u doen om dit voorstel tegen te houden? Zo nee, staat de Minister positief tegenover dit idee?
Deelt u de mening dat de EU, die uitkomsten van referenda negeert, vrijheid van meningsuiting aan banden wil leggen, de pers wil muilkorven en islamisering over Europa afroept, het grootste gevaar is voor de fundamentele waarden waarvoor zij zegt te staan? Zo nee, waarom niet?
Bent u van plan om de Brusselse elite te laten weten dat het tijd wordt dat zij haar morele verhevenheid laat varen en eerst naar zichzelf gaat kijken voordat ze anderen de maat neemt?
Bent u voornemens om in Brussel kenbaar te maken dat er geen cent Nederlands belastinggeld naar dit fonds gaat?
Mensenrechtenschendingen in Ethiopië |
|
Martijn van Helvert (CDA) |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD), Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van de petitie1 die 28 maart 2018 aan de Kamer is aangeboden door de Oromo gemeenschap uit Ethiopië?
Ja.
Hoe beoordeelt u de strekking van de petitie dat de Ethiopische overheid zich schuldig maakt aan ernstige repressie van de bevolking van Ethiopië in het algemeen en de Oromo gemeenschap in het bijzonder?
De afgelopen jaren is de breed gedragen onvrede onder de Ethiopische bevolking steeds nadrukkelijker naar voren gekomen, met name in de regio’s Amhara en Oromia. Veel van die protesten zijn in 2015 en 2016 door de regering hard neergeslagen. Er vielen honderden doden en tienduizenden mensen werden gearresteerd. Nederland heeft in EU kader, maar ook in bilateraal verband, grote zorgen geuit over het geweld en heeft alle partijen opgeroepen af te zien van het gebruik van geweld.
Een nieuwe golf van protesten eind 2017 en begin 2018 in de regio’s Amhara en Oromia hebben mede de aanzet gegeven tot het aftreden van de vorige premier Hailemariam Desalegn op 15 februari dit jaar. Op 2 april 2018 is de nieuwe premier Abiy Ahmed benoemd. Abiy maakt deel uit van een hervormingsgezinde groep Oromo politici en heeft toegezegd het politieke klimaat en de mensenrechtensituatie te verbeteren. Abiy, als eerste Oromo premier ooit, kan rekenen op brede steun, niet alleen onder de Oromo, maar ook onder andere delen van de Ethiopische bevolking.
Bent u ervan op de hoogte dat er sinds 2015 in Ethiopië volksprotesten plaatsvinden waarbij reeds honderden burgers zijn doodgeschoten2 3?
Ja.
Klopt het dat er veel politieke gevangenen die bij de protesten zijn opgepakt nog steeds niet vrij zijn en in de gevangenissen worden gemarteld en gefolterd4?
Er zijn tijdens de noodtoestand tienduizenden mensen gevangen genomen, van wie de meesten na twee tot drie maanden detentie in een heropvoedingskamp zijn vrijgelaten. Al onder de vorige Minister-President heeft Ethiopië in de eerste maanden van dit jaar nog eens meer dan 6000 gevangenen vrijgelaten, onder wie belangrijke oppositieleiders, journalisten en andere activisten.
De Maekelawi gevangenis, die bekend stond om de martelingen die er plaatsvonden, is inmiddels gesloten. Ook heeft de nieuwe premier Abiy, als één van zijn eerste besluiten, de beruchte Kaliti gevangenis gesloten.
Ondanks de positieve trend bevestigt het kantoor van het VN Commissariaat van de Mensenrechten dat nog duizenden mensen gevangen zitten in Oromia en Amhara. Het is lastig vast te stellen of er sprake is van marteling en foltering van deze gevangenen. VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten, Zeid Ra'ad Al Hussein, riep de Ethiopische regering tijdens een bezoek in april jl. op om ook andere detentiecentra met een slechte staat van dienst te sluiten.
Hoe beoordeelt u de berichtgeving van Human Rights Watch dat de Ethiopische overheid grove mensenrechtenschendingen begaat5 6? Deelt u de ernstige zorgen van de Hoge Commissaris voor de Mensenrechten van de Verenigde Naties (VN) over de mensenrechtensituatie in Ethiopië7?
Human Rights Watch heeft geen toegang tot Ethiopië en is derhalve aangewezen op informatie uit de tweede hand. Niettemin stellen vele organisaties – net als HRW – vast dat tijdens de noodtoestand in Ethiopië in 2016 en 2017 ernstige schendingen van mensenrechten zijn gepleegd. Ook de aan de Ethiopische overheid gelieerde Mensenrechtencommissie (HRC) concludeerde dat veiligheidstroepen in verschillende locaties in Oromia en Amhara buitensporig geweld hadden gebruikt.
Nederland deelt de zorgen over de mensenrechtensituatie in Ethiopië en heeft daarom in dialoog met de Ethiopische autoriteiten de afgelopen periode regelmatig het belang benadrukt van het verbeteren van de mensenrechtensituatie.
Nederland heeft daarbij ook gewezen op de noodzaak van spoedige hervormingen richting een meer inclusief bestuur, waarbij respect voor mensenrechten centraal staat.
De VN Hoge Commissaris voor de Mensenrechten Zeid Ra'ad Al Hussein constateerde tijdens zijn eerder genoemde bezoek dat met het aantreden van de hervormingsgezinde premier Abiy een «positieve impuls» is ontstaan. Tot nu toe lijkt de nieuwe premier – zelf een vertegenwoordiger van de Oromo gemeenschap – zich te willen committeren aan het beter waarborgen van mensenrechten, waaronder verruiming van politieke vrijheden voor de bevolking. Volgens Zeid zou de internationale gemeenschap dit gunstige moment moeten aangrijpen om de Ethiopische regering vanuit een positieve, maar ook kritische betrokkenheid te ondersteunen. Nederland deelt deze inschatting.
Bent u met het Amerikaanse Congres eens dat de Ethiopische overheid de noodtoestand moet opheffen, politieke gevangenen moet vrijlaten, het recht van vrije vergadering zou moeten respecteren en het excessieve geweld door regeringstroepen moet staken8?
Toen de noodtoestand in februari jl. opnieuw werd afgekondigd hebben Nederland en een aantal andere landen hun zorgen uitgesproken, onder andere over het excessieve geweld en het inperken van het recht van vrije vergadering, richting de Ethiopische autoriteiten. Nederland zou een spoedige opheffing van de noodtoestand toejuichen, evenals vrijlating van de resterende politieke gevangenen.
Is het waar dat er met steun van Nederland een gevangenis wordt gebouwd door de Ethiopische regering9? Zo ja, kunt u deze steun, in het licht van het bovenstaande, uitleggen?
Nee, dat klopt niet. Wel steunt Nederland samen met Denemarken, Zweden en Noorwegen de Ethiopische NGO Justice for All. Deze NGO voert in Ethiopië een uitgebreid programma uit, dat onder meer bestaat uit mensenrechten-trainingen voor gevangenispersoneel en (lokale) politieagenten. Daarnaast bouwt (of renoveert) Justice for All in een aantal gevangenissen rechtshulpcentra, vakopleidingsvoorzieningen, en onderkomens voor vrouwelijke gevangenen.
Welke mogelijkheden ziet u binnen de diplomatieke en ontwikkelingsrelatie met Ethiopië om de mensenrechtenschendingen te adresseren en druk uit te oefenen?
De Nederlandse hulp- en handel agenda met Ethiopië biedt diverse aanknopingspunten om met de Ethiopische autoriteiten het gesprek aan te gaan over mensenrechten. Alleen al in 2017 vonden drie ontmoetingen plaats op ministerieel of hoog politiek niveau, waarin ook de mensenrechtensituatie werd besproken. Daarnaast bezocht de Nederlandse Mensenrechtenambassadeur Ethiopië van 19 tot 22 juni 2017. Hij sprak onder meer met de plaatsvervangend Minister van Justitie, de Ethiopian Human Rights Commission (EHCR), DG Europa van het Ethiopische Ministerie van Buitenlandse Zaken, lokale en internationale NGO’s en leden van oppositiepartijen. Bij al deze gesprekken bracht de Mensenrechtenambassadeur de Nederlandse zorgen duidelijk naar voren, onder andere over de beperkte ruimte voor de oppositie, onafhankelijke media en het maatschappelijk middenveld. In bilaterale gesprekken met de federale en regionale autoriteiten benadrukt de ambassade steevast dat mensenrechtenschendingen niet alleen de stabiliteit, maar ook het investeringsklimaat negatief beïnvloeden.
Ook bouwt de ambassade met ontwikkelingsgeld mee aan de capaciteit van het Ministerie van justitie, rechters, aanklagers, politieagenten en gevangenispersoneel. Nederland probeert het proces van politieke hervormingen en dialoog te ondersteunen via onder meer een programma met het Netherlands Institute for Multiparty Democracy (NIMD). Aandacht voor mensenrechten vormt in deze activiteiten een rode draad.
Tot slot zet Nederland zich ook op het niveau van de EU in voor een dialoog met Ethiopië over deze onderwerpen.
Bent u bereid bilateraal en in EU- en VN-verband protest aan te tekenen tegen de repressie van de Ethiopische overheid jegens haar bevolking? Zo nee, waarom niet?
De nieuwe premier Abiy heeft bij zijn aantreden diverse hervormingen aangekondigd om het respect voor de mensenrechten in Ethiopië te verbeteren. Al in zijn eerste week als premier nam hij enkele belangrijke maatregelen, zoals de hierboven genoemde sluiting van de Maelekawi gevangenis in Addis Abeba en een ontmoeting met vertegenwoordigers van oppositiepartijen en maatschappelijk middenveld. Dit zijn eerste maatregelen die erop kunnen duiden dat de regering onder leiding van Abiy daadwerkelijk hervormingen richting een meer open en inclusief bestuur zal doorvoeren. Nederland neemt, zoals uiteengezet in het antwoord op vraag 8, signalen over mensenrechtenschendingen serieus en gaat daarover de dialoog aan met de Ethiopische regering. De internationale gemeenschap zou in deze fase premier Abiy moeten ondersteunen en zich achter zijn hervormingsagenda moeten scharen. Daar hoort bij dat de internationale gemeenschap zorg blijft uitspreken over de mensenrechtensituatie.
Bent u ervan op de hoogte dat veel Ethiopiërs hun land ontvluchten vanwege de onveiligheid en mensenrechtenschendingen?
In de afgelopen jaren zijn er inderdaad Ethiopiërs hun land ontvlucht, onder andere vanwege onveiligheid en incidenten van buitensporig geweld. Zo staken recentelijk nog Ethiopiërs de grens met Kenia over, nadat Ethiopische militairen op 10 maart 2018 tenminste negen mensen doodschoten en twaalf mensen verwondden. UNHCR registreerde op 16 april 2018 in Kenia een aantal van 3902 Ethiopische vluchtelingen.
Klopt het dat asielaanvragen van Ethiopische asielzoekers in Nederland mede worden beoordeeld op basis van een ambtsbericht uit 2013?
Bij de besluitvorming over asielaanvragen zijn de ambtsberichten van het Ministerie van Buitenlandse Zaken één van de bronnen op basis waarvan asielaanvragen worden beoordeeld. Daarnaast betrekt de IND ook andere rapporten uit openbare bronnen. Dit kunnen rapporten zijn van niet-gouvernementele instellingen, zoals Human Rights Watch en Amnesty International, maar ook van bijvoorbeeld de UNHCR of andere overheden.
Het gebruik van andere bronnen gaat zeker op voor landen waarover geen of een minder actueel ambtsbericht beschikbaar is. Op basis van actuele informatie in relatie tot de verklaringen van de vreemdeling wordt het asielverzoek gewogen.
Erkent u dat de veiligheidssituatie en mensenrechtensituatie in Ethiopië sindsdien verslechterd zijn? Op welke wijze wordt deze ontwikkelingen betrokken in de beoordeling van asielaanvragen?
Sinds 2013 zijn gedurende perioden in delen van Ethiopië de veiligheidssituatie en de mensenrechtensituatie verslechterd. Een asielaanvraag van een persoon uit Ethiopië wordt beoordeeld op basis van de individuele omstandigheden afgezet tegen de veiligheids- en mensenrechtensituatie, zoals die blijkt uit de eerder genoemde bronnen.
Herinnert u zich de overgenomen motie10, waarin de regering begin 2017 werd verzocht zo spoedig mogelijk een actueel ambtsbericht voor Ethiopië op te stellen met aandacht voor de wijziging in de mensenrechtensituatie van het land? Herinnert u zich tevens de toezegging van de toenmalige Staatssecretaris van Veiligheid & Justitie dat het nieuwe ambtsbericht eind 2017, wellicht begin 2018, af zou zijn11?
Ja.
Waarom is er ondanks de overgenomen motie en de toezegging van de regering nog steeds geen nieuw ambtsbericht voor Ethiopië? Bent u bereid dit alsnog zo spoedig af te ronden? Zo nee, waarom niet en binnen welke termijn dan wel?
Voor de zomer van 2017 is gestart met het opstellen van een actueel ambtsbericht Ethiopië. Het Ministerie van Buitenlandse Zaken zou het ambtsbericht normaliter in januari 2018 publiceren. Door onvoorziene omstandigheden heeft het ambtsbericht helaas vertraging opgelopen en wordt de publicatie nu voor het zomerreces 2018 verwacht. De regering betreurt het dat het ambtsbericht niet tijdig kon worden aangeleverd.
Het bericht dat Oxfam weer in opspraak is geraakt en bonussen zou hebben uitgekeerd aan personeel verantwoordelijk voor de hulpoperatie in Haïti |
|
Bente Becker (VVD) |
|
Sigrid Kaag (minister zonder portefeuille buitenlandse zaken) (D66) |
|
|
|
|
Bent u bekend met het bericht «Oxfam weer in opspraak»?1
Ja.
Bent u tevens bekend met het in het artikel vermelde Franse auditrapport uit 2011?
Ja.
Hoe beoordeelt u het percentage dat blijkens het Franse auditrapport opging aan personeelskosten in het project op Haïti? Is het gebruikelijk dat bij dergelijke projecten meer dan de helft van de middelen wordt besteed aan personele kosten?
Bij de beoordeling van een projectbudget, alsook bij de aansluitende beoordeling van financiële rapportages en auditrapporten wordt voor personeelskosten enerzijds gekeken naar het algemene projectmanagement (in dit geval 14,7% van het budget) en anderzijds bezien welke specifieke expertise wordt ingezet bij de uitvoering van een project (in dit geval 37,3% van het budget). Wat betreft het laatste bestond het genoemde project in Haïti uit het verschaffen van water en sanitaire voorzieningen, voedselzekerheid en bescherming/opvang, waarvoor technici en specialisten zijn aangetrokken.
Voor de verhouding tussen personele kosten en materiaalkosten bestaan geen absolute normen. Dat is afhankelijk van de aard van het project. Zo is de ervaring dat bij onderwijsprojecten de salarissen vaak de grootste kostenpost vormen, terwijl in het geval van infrastructurele projecten personeels- en materiaalkosten doorgaans dichter bij elkaar liggen.
Wat is er bij u bekend over door Oxfam Novib of de Britse zusterorganisatie uitgekeerde bonussen aan personeel dat verantwoordelijk was voor de hulpoperatie in Haïti? Zijn er in de periode 2010–2012 inderdaad bonussen uitgekeerd? Zo ja, met welke reden?
Navraag leert dat er geen bonussen zijn betaald door Oxfam Novib of Oxfam GB in Haïti. De budgetlijn die het auditrapport uit 2011 signaleert betreft pensioencompensatie voor een persoon die in de periode van februari 2010 tot januari 2011 in Haïti heeft gewerkt. In landen waar geen goed werkend pensioensysteem bestaat, dat wil zeggen dat er geen instellingen zoals pensioenfondsen of pensioenverzekeraars actief zijn, betaalt Oxfam GB aan haar werknemers bij beëindiging van het arbeidscontract een pensioengratificatie uit («gratuity payment»), ter compensatie van het ontbreken van pensioenopbouw. Dat is in dit geval gebeurd.
Hoe staat u in algemene zin tegenover het uitkeren van bonussen in de (met overheidsgeld gesteunde) hulpsector?
Het personeelsbeleid is de verantwoordelijkheid van de organisaties zelf, inclusief fatsoenlijke arbeidsvoorwaarden voor werknemers. Het ministerie controleert of bij de besteding van de toegekende financiële middelen de gestelde richtlijnen voor personele kosten niet worden overschreden. Dit geldt in het bijzonder voor de beloningen van directeuren die onder de Wet Normering Topinkomens (WNT) vallen, waarbij verlaagde maxima voor instellingen in de sector ontwikkelingssamenwerking gelden.
Hoeveel ruimte krijgen door uw ministerie gesteunde hulporganisaties in het subsidiekader voor het uitkeren van bonussen en kunt u aangeven in welke mate dit voorkomt?
Zie antwoord vraag 5.
Zijn er richtlijnen voor door uw ministerie gesteunde hulporganisaties ten aanzien van de verdeling van bestedingen? Stelt u (in het geval van noodhulpprojecten) minimale percentages voor hulpgoederen of maximale percentages vast voor personeelskosten en overheadkosten? Zo ja welke? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 3.
Het aangekondigde Britse verbod op plastic rietjes, roerstaafjes en wattenstaafjes |
|
Frank Wassenberg (PvdD) |
|
Stientje van Veldhoven (staatssecretaris infrastructuur en waterstaat) (D66) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «UK to ban sale of plastic straws and drinks stirrers that blight the country’s seas and rivers, ministers say»?1
Ja.
Wat vindt u ervan dat plastic rietjes een van de meest gebruikte producten zijn (in Groot-Brittannië jaarlijks zo’n 8,5 miljard stuks, in de VS dagelijks 0,5 miljard2 3, terwijl ze voor de meeste mensen onnodig zijn?
Ik maak mij zorgen over het aantal plastic wegwerpproducten dat in het zwerfafval terecht komt. Daarom juich ik het toe dat het Verenigd Koninkrijk initiatief neemt om plastic rietjes, roerstaafjes en wattenstaafjes te verbieden. In de kabinetsreactie op de transitieagenda’s circulaire economie zal ik nader ingaan op de wijze waarop ik met wegwerpproducten wil omgaan. Ook zal ik daarbij aandacht besteden aan het ontwerp van producten gericht op meer circulariteit en het daarmee voorkomen van zwerfafval.
Weet u hoeveel plastic rietjes in Nederland jaarlijks verkocht worden en hoeveel er daarvan in het milieu terecht komen? Bent u bereid dit na te gaan? Zo nee, waarom niet?
Het totaalaantal in Nederland op de markt gebrachte rietjes is mij niet bekend. Zoals aangegeven in het antwoord op vraag 2 maak ik mij zorgen over het aantal plastic wegwerpproducten dat in het zwerfafval terecht komt. Ik vind het belangrijk om dit aantal te meten. Monitoring van het zwerfafval wordt jaarlijks in opdracht van Rijkswaterstaat uitgevoerd volgens het Monitoringprotocol zwerfafval. Volgens Rijkswaterstaat worden rietjes in het kader van de monitoring op het moment niet apart geteld. Wel zijn rietjes opgenomen in een bredere categorie waar ook wegwerp bestek en roerstaafjes onder vallen. Een ruwe schatting van Rijkswaterstaat is dat per jaar ongeveer 70 miljoen voorwerpen binnen deze categorie in het zwerfafval terecht komen, waarvan 10–15% rietjes.
Vindt u het zorgelijk dat rietjes vaak niet in speciale afvalbakken voor plastic terechtkomen, maar in de natuur zoals op het strand en in de zee?4
Uiteraard geldt dat ieder rietje in zee of op het strand er één te veel is. Voor oplossingen kijk ik niet enkel naar rietjes, maar naar zwerfafval in het algemeen. In de Kamerbrief «Naar een circulaire verpakkingsketen»5 van 10 maart 2018 ben ik hierop in gegaan. Daarin heb ik onder meer aangegeven dat ik nog dit jaar met betrokken partijen de Landelijke Aanpak Zwerfafval verder wil vormgeven en uitvoeren. Dit biedt een geschikt platform voor brede samenwerking, het ontplooien van acties en het betrekken van de burger bij het schoon houden van de eigen omgeving. Daarnaast is het zo dat het schoon houden van de openbare ruimte de primaire verantwoordelijkheid van burgers zelf is.
Wat vindt u ervan dat plastic rietjes door hun kleine omvang juist verraderlijke vervuilers zijn die worden opgegeten door zeedieren en vissen?5 Kent u de video van wetenschappers die een drinkrietje uit de neus van een zeeschildpad verwijderen?6
Plastic voorwerpen van kleine omvang vormen inderdaad een bedreiging voor dieren, bijvoorbeeld omdat ze kunnen worden opgegeten. Uiteraard geldt daarmee niet dat de aanpak van zwerfafval beperkt moet worden tot kleine producten. Ik ben bekend met het filmpje.
Deelt u de mening dat de strijd tegen «plastic soep» in zeeën en oceanen niet alleen vraagt om meer recycling, maar juist ook om het bestrijden van de wegwerpcultuur? Zo nee, waarom niet?
Ja. Een uitgangspunt van mijn beleid is dat plastic afval niet in de zee thuishoort. Om dit te voorkomen richt ik mij op de hele keten van producten, waaronder ontwerp, productie, gebruik, hergebruik en afvalverwerking. Kortom, door in te zetten op een circulaire economie. Hierop zal verder in worden gegaan in het kader van de kabinetsreactie op de transitieagenda’s.
Wat vindt u ervan dat steeds meer landen verschillende plastic wegwerpproducten verbannen, zoals wegwerpbordjes, -bekers en -bestek door Frankrijk7, en dat Costa-Rica zelfs een volledig verbod van wegwerpplastic heeft aangekondigd per 2021?8 Volgt u de onderzoeken naar alternatieven in deze landen? Zo nee, waarom niet?
Ik vind dit een interessante ontwikkeling, die ik nadrukkelijk volg. Ik juich het toe dat ook andere landen maatregelen nemen om het aantal wegwerpproducten in het zwerfafval te verminderen.
Bent u bereid om de verkoop en het aanbieden van plastic wegwerprietjes en plastic roerstaafjes te verbieden om het ontstaan van «plastic soep» tegen te gaan? Zo nee, waarom niet?
Plastic rietjes en roerstaafjes beschouw ik als wegwerpproducten. In het kader van de kabinetsreactie op de transitieagenda’s zal ik ingaan op het beleid om het gebruik van wegwerpproducten te verminderen. Ook de Europese Commissie heeft aangegeven wetgeving te zullen voorstellen met betrekking tot plastic wegwerpproducten.10 Initiatieven die het aantal plastic wegwerpproducten in het zwerfafval kunnen reduceren omarm ik. Met de motie Van Eijs/Mulder (Kamerstuk 33 043, nr. 86) is verzocht om producentenverantwoordelijkheid zo snel mogelijk uit te breiden naar andere productgroepen en daarbij als eerste te kijken naar wegwerpproducten, meubels en textiel. Deze motie voer ik uit en ik kom hier in de kabinetsreactie verder op terug.
Het ‘Ontwerpadvies Energietransitie en werkgelegenheid’ |
|
Tom van der Lee (GL), Zihni Özdil (GL) |
|
Eric Wiebes (minister economische zaken) (VVD), Wouter Koolmees (minister sociale zaken en werkgelegenheid) (D66) |
|
|
|
|
Heeft u kennisgenomen van het «Ontwerpadvies Energietransitie en werkgelegenheid», waaruit blijkt dat er een tekort aan gekwalificeerd personeel is voor de groene energiesectoren om te voldoen aan de stijgende vraag?1 Zo ja, wat is uw oordeel over dit bericht?
Ja, ik heb kennisgenomen van het advies. Het advies onderstreept nog eens dat de energietransitie zal leiden tot meer werkgelegenheid. Dat betekent dat tienduizenden mensen extra aan de slag zullen kunnen. Dat vind ik positief.
Tegelijkertijd wijst de SER op een uitdaging: de extra banen zullen niet altijd gemakkelijk te vervullen zijn en vergen soms andere vaardigheden. De SER adviseert werkgevers en werkenden om zich hier op voor te bereiden. Ook voor het onderwijs geldt dat het zich tijdig zal moeten aanpassen. Dit advies past bij de inzet van het kabinet op een moderne arbeidsmarkt waarbij ondernemingen en werkenden inspelen op veranderingen. Goede arbeidsvoorwaarden en -omstandigheden zijn daarbij essentieel.
Ik ben het eens met de SER dat we – bedrijfsleven, werkenden en de overheid – ervoor moeten zorgen dat mensen die door de energietransitie hun baan dreigen te verliezen snel een nieuwe baan vinden.
In eerste instantie kunnen werkenden weerbaarder worden door een goede voorbereiding op de toekomst en indien nodig om- of herscholing. Daar waar dit niet tot de gewenste resultaten leidt moet er een goed sociaal plan zijn.
Gelukkig zien we dat veel partijen in de praktijk al volop bezig zijn met de uitdagingen van de energietransitie. In het kader van het Nationaal Klimaatakkoord, dat moet leiden tot een halvering van de CO2-uitstoot in Nederland in 2030, gaan alle betrokkenen gezamenlijk bekijken wat aanvullend nodig is. Het advies van de SER vormt een belangrijke input in dat proces.
Kunt u bevestigen dat er voor de energietransitie voldoende gekwalificeerd personeel moet zijn voor werkzaamheden in de groene energiesectoren? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u van plan om het advies van de Sociaal Economische Raad (SER) om te investeren in personeel voor de groene energiesectoren op te volgen?
De beschikbaarheid van voldoende gekwalificeerde mensen is van belang voor het slagen van de energietransitie. Investeringen in mensen zijn mede daarom in het belang van ons allemaal.
De SER beveelt aan dat werkgevers- en werknemersorganisaties initiatieven uitbreiden voor opleiding en omscholing en het realiseren van werk-naar-werk trajecten. Daarnaast beveelt de SER aan dat mbo en hbo samen met ondernemers – en met steun van regionale fondsen – onderwijsprogramma’s ontwikkelen die goed aansluiten op de veranderende arbeidsmarkt in de energietransitie.
De taakgroep Arbeidsmarkt en Scholing is opgezet om de voorzitters van het Klimaatakkoord te ondersteunen op dit thema. In dit verband gaan werkgevers- en werknemersorganisaties, onderwijsinstellingen en andere partijen afspraken maken over hoe zij de benodigde aanpassingen gaan realiseren. Welke rol de overheid daar verder in speelt, zal te zijner tijd worden bezien.
Bent u bekend met het feit dat een groot deel van de statushouders staat te springen om een baan om zo sneller en beter te kunnen integreren in de maatschappij?2 Zo ja, is het waar dat taal een barrière kan vormen voor statushouders bij het vinden van een baan?
Het leren van de Nederlandse taal is belangrijk voor alle aspecten van het leven in Nederland. Dus ook voor het vinden van werk, de uitvoering van het werk, het communiceren met collega’s en de veiligheid op het werk. Daarom wordt er op ingezet dat statushouders zo snel mogelijk de Nederlandse taal leren. Tegelijkertijd is het ook zo dat het leren van de taal vaak het beste gaat in een omgeving waar de taal moet worden toegepast. Dus waar mogelijk moeten het (verder) leren van de taal en werk worden gecombineerd. Onnodige taaleisen kunnen belemmeren en voor werkgevers zijn er mogelijkheden om medewerkers die de taal nog weinig beheersen extra taal te laten leren.
Deelt u de mening dat enkel taal geen barrière zou moeten vormen voor de mogelijkheid tot uitvoering van een praktisch beroep? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord vraag 3.
Klopt het dat het certificaat Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers (VCA) alleen te behalen is met goede beheersing van de Nederlandse taal? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om met de industrie in gesprek te gaan over mogelijkheden om de toegankelijkheid van beroepen in groene energiesectoren te vergroten voor statushouders door bijvoorbeeld het toelaten van een door het bedrijf betaalde tolk bij de afname of het ontwikkelen van een toets die meer visueel dan tekstueel is opgezet?
Het certificaat Veiligheid, Gezondheid en Milieu Checklist Aannemers (VCA) is een privaat certificaat. Opdrachtgevers van werk kunnen het hebben van het VCA als voorwaarde stellen voor opdrachtverlening. De Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid krijgt vaker signalen dat het examen een onnodige taalbeheersing vereist en gaat ervan uit dat de partijen die werk vragen en aanbieden zelf in staat zijn om te beoordelen of de wijze van examineren tot onnodige belemmeringen leidt en deze belemmeringen weg te nemen. De veiligheid en de gezondheid van de werkenden en andere personen mag daarbij niet uit het oog worden verloren.
De industrie heeft er zelf belang bij dat VCA-certificatie bijdraagt aan veilig werk en tegelijkertijd geen onnodige belemmering vormt voor toegang door werkenden. In de contacten met de industrie zal de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid differentiatie van certificatie aan de orde stellen.
Klopt het dat er één versie van het VCA-certificaat als kwalificatie-eis wordt gebruikt in de gehele Nederlandse industrie? Zo nee, waarom niet? Zo ja, bent u bereid om met de industrie in gesprek te gaan over mogelijkheden om de toegankelijkheid van specifieke beroepen in groene energiesectoren te vergroten door bijvoorbeeld per sector of functie een certificaat in te stellen?
Zie antwoord vraag 5.
Het bericht dat particulieren steeds vaker een privédetective inhuren |
|
Monica den Boer (D66), Maarten Groothuizen (D66) |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Kent u het bericht «Waar de politie verzaakt, duikt de privédetective op»?1
Ja.
Klopt het dat het aantal zaken dat door particuliere rechercheurs wordt behandeld toeneemt? Zo ja, hoe duidt u dit?
De keuze voor de inzet van particuliere recherchebureaus en het aantal onderzoeken dat zij draaien, is afhankelijk van de markt en kan fluctueren. Ik beschik niet over objectieve cijfers die de groei van het aantal in behandeling genomen zaken kunnen bevestigen.
Hoeveel particuliere recherchebureaus kent Nederland?
Per 1 april 2018 zijn er in Nederland 456 particuliere recherchebureaus met een vergunning van de dienst Justis.
Beschikt u over cijfers van zaken die door de politie worden opgepakt, nadat ze zijn aangedragen door particuliere rechercheurs? Zo ja, kunt u deze cijfers aan de Kamer doen toekomen?
De politie registreert de zaken die door particulieren rechercheurs worden behandeld niet als een apart type zaken. Deze zaken worden ook niet op een andere wijze behandeld door de politie dan reguliere zaken.
Op welke wijze behandelt de politie zaken die door particuliere recherchebureaus worden aangedragen? Zijn hier bepaalde werkwijzen of protocollen binnen de politie voor?
Zie antwoord vraag 4.
Hoe duidt u het feit dat door de afgenomen capaciteit van de politie in de periode 2012–2017 er meer particuliere rechercheurs worden ingeschakeld?
De inzet van particuliere recherchebureaus is afhankelijk van de markt en fluctueert. Een groei van het aantal in behandeling genomen zaken kan meerdere oorzaken hebben. Particuliere recherchebureaus voorzien in de behoefte van met name particulieren om onderzoek te doen naar bijvoorbeeld fraude in eigen kring. Bij het verrichten van onderzoeken dienen particuliere recherchebureaus proportionaliteit en subsidiariteit in acht te nemen en hebben zij zich daarbij te houden aan de privacy gedragscode die voor hun branche geldt. De Autoriteit Persoonsgegevens controleert of particuliere recherchebureaus persoonsgegevens correct verwerken. Op deze wijze is het handelen van particuliere recherchebureaus gereguleerd.
In hoeverre acht u de opkomst van particuliere recherchebureaus een risico voor de rechtsorde?
Zie antwoord vraag 6.
Aan welke voorwaarden moeten particuliere recherchebureaus voldoen om een vergunning te krijgen? Welke opleidingsvereisten zijn verbonden aan het beroep particulier rechercheur?
Een vergunning wordt verleend indien, gelet op de voornemens en antecedenten van de aanvrager en beleidsbepalers, naar redelijke verwachting zal worden voldaan aan de voor particuliere recherchebureaus geldende regels en zal worden gehandeld in overeenstemming met hetgeen van een goed recherchebureau in het maatschappelijk verkeer mag worden verwacht. Bij deze beoordeling wordt advies ingewonnen bij de politie.
Een particulier onderzoeker dient in het bezit te zijn van het diploma particulier onderzoeker van de Stichting Vakexamens voor de Particuliere Beveiligingsorganisaties of een gelijkwaardige EU-beroepskwalificatie.
In hoeverre komen vergunningsvoorwaarden voor particuliere recherchebureaus overeen met de reguliere politierecherche?
Er is geen relatie tussen de vergunningsvoorwaarden voor particuliere recherchebureaus en de opleiding en taakomschrijving van de politie. Particuliere rechercheurs zijn geen opsporingsambtenaren en hebben derhalve geen opsporingsbevoegdheden. Omdat zij bij hun onderzoeken handelingen kunnen verrichten die aan de privacy van burgers kunnen raken, zijn hun werkzaamheden gereguleerd en dienen zij over een vergunning te beschikken. De vergunning geeft particuliere recherchebureaus geen extra bevoegdheden.
Op welke wijze worden de richtlijnen die zijn opgesteld door de branchevereniging voor particuliere rechercheurs gemonitord? Acht u deze vorm van zelfregulering afdoende om particuliere rechercheurs aan hun wettelijke restricties te houden? Zo ja, waarom? Zo nee, bent u bereid de regulering van en het toezicht op particuliere rechercheurs aan te scherpen?
Tussen mijn ministerie en de brancheverenigingen van particuliere recherchebureaus vindt regelmatig overleg plaats, waarbij onder andere aandacht wordt besteed aan interne regulering. De door de branche opgestelde privacy gedragscode voor particuliere recherchebureaus is goedgekeurd door de Autoriteit Persoonsgegevens en maakt onderdeel uit van de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus en wordt regelmatig geactualiseerd. Ieder particulier recherchebureau dient daarnaast een eigen privacy gedragscode te hebben en na te leven die minimaal gelijk is aan de voornoemde door de branche vastgestelde privacy gedragscode. Op het naleven van de gestelde regels wordt door de politie toezicht gehouden. Zelfregulering is derhalve slechts een onderdeel van het totale pakket aan controle mechanismen voor de sector van particuliere recherchebureaus.
Klopt het dat de politie verantwoordelijk is voor het wettelijk toezicht op de particuliere recherche? Heeft de politie voldoende capaciteit om hier effectief toezicht op te kunnen uitoefenen?
De politie is verantwoordelijk voor het wettelijk toezicht op de particuliere recherchebureaus. Op tal van terreinen staat de politie voor de uitdaging om capaciteit en taken met elkaar in evenwicht te brengen. Ook voor wettelijk toezicht op de particuliere recherchebureaus geldt dat politie zoekt naar evenwicht tussen taken en capaciteit.
Hoe vaak zijn de afgelopen vijf jaar boetes aan particuliere recherchebureaus opgelegd omdat ze zich niet aan de regels hielden?
Het sanctie-instrumentarium bestaat uit het doen van waarschuwingen, het opleggen van een bestuurlijke boete of in het uiterste geval het intrekken van de vergunning. Factoren als de ernst van de overtreding of recidive zijn van invloed op de keuze voor welk instrumentarium wordt gekozen. In de afgelopen vijf jaar is er door de Dienst Justis acht keer een bestuurlijke boete opgelegd op particuliere recherchebureaus en zijn er zes vergunningen ingetrokken.
Hoe vaak zijn de afgelopen vijf jaar vergunningen van particuliere recherchebureaus ingetrokken omdat ze zich niet aan de regels hielden?
Zie antwoord vraag 12.
Aan welke wettelijke restricties zijn particuliere rechercheurs gebonden als het gaat om het vergaren van bewijs?
Particuliere rechercheurs dienen bij het verrichten van hun onderzoeken de privacy van burgers te respecteren. In geen geval mogen zij inbreuk maken op de persoonlijke levenssfeer van hun onderzoeksubjecten of andere betrokkenen. Daarbij dienen zij zich te houden aan de door de branche vastgestelde en door de Autoriteit Persoonsgegevens goedgekeurde privacy gedragscode, welke algemeen verbindend is verklaard in de Regeling particuliere beveiligingsorganisaties en recherchebureaus. Hierin wordt geregeld welke normen particuliere rechercheurs in acht dienen te nemen bij het vergaren van bewijs.
Wat zijn de gevolgen als het openbaar ministerie in een strafzaak gebruik maakt van onrechtmatig verkregen bewijs dat door een particulier recherchebureau is verzameld? In hoeverre wordt de rechter bij zijn toetsing van dergelijk bewijs gehinderd door het feit dat het bewijs niet is verzameld door een opsporingsambtenaar, maar door een particulier (bedrijf)? Welke risico’s ziet u voor de integriteit van de opsporing? Hoe kijken het openbaar ministerie en de rechtspraak hier tegenaan?
Ook bewijs dat door een particulier recherchebureau is verzameld – en bijvoorbeeld door de aangever bij zijn politieaangifte is verstrekt – kan in een strafzaak als bewijsmiddel worden gebezigd, bijvoorbeeld als overig schriftelijk bescheid als bedoeld in artikel 344, eerste lid, onder 5 van het Wetboek van Strafvordering.
Wanneer zich bij het vergaren van dat bewijs onrechtmatigheden hebben voorgedaan, zal de rechter aan de hand van de concrete omstandigheden van het geval beoordelen wat daarvan de gevolgen zijn voor de concrete zaak. Bewijsuitsluiting kan in die gevallen aangewezen zijn als de onrechtmatige bewijsvergaring door de politie is geïnitieerd of gefaciliteerd. Bewijsuitsluiting kan echter ook in situaties waarbij de politie niet bij de onrechtmatige bewijsverkrijging betrokken is.
Het bericht dat Meld Misdaad Anoniem gegevens doorverkoopt |
|
Ronald van Raak (SP), Michiel van Nispen |
|
Ferdinand Grapperhaus (minister justitie en veiligheid) (CDA) |
|
|
|
|
Bent u ervan op de hoogte dat Meld Misdaad Anoniem tegen betaling anonieme tips doorverkoopt?1
Ik ben ervan op de hoogte dat Meld Misdaad Anoniem naast publieke financiering ook private gelden ontvangt voor de exploitatie van de meldlijn.
NL Confidential, de beheerder van Meld Misdaad Anoniem, is een stichting en heeft geen winstoogmerk. De tarieven die deze stichting in rekening brengt, zijn bedoeld om de kosten te dekken. Er is geen sprake van «verkoop van anonieme tips».
Deelt u de mening dat het in eerste instantie een overheidstaak is om meldingen van misdaad aan te nemen? Zo nee, waarom niet?
Publiek-private samenwerking en financiering levert in Nederland een belangrijke bijdrage aan de realisatie van diverse maatschappelijke opgaven. In het geval van NL Confidential worden burgers geactiveerd en ondersteund om informatie te delen via haar meld- en hulplijnen.
Het doel van Meld Misdaad Anoniem is burgers te adviseren en te activeren om door middel van het delen van informatie een bijdrage te leveren aan het vergroten van de veiligheid in Nederland.
Deelt u de mening dat gemeenten en instanties als de Algemene Inlichtingen- en Veiligheidsdienst (AIVD) en de belastingdienst niet zouden hoeven te betalen om meldingen over misdaad te kunnen krijgen? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 1.
Vindt u het gerechtvaardigd dat de gemeente Amsterdam aanzienlijk meer per melding moet betalen dan bijvoorbeeld de gemeente Utrecht? Zo ja, waarom? Zo nee, wat gaat u hierop ondernemen?
De tarieven die gerekend worden aan partners verschillen onderling, dat is historisch zo gegroeid. NL Confidential heeft aangegeven deze tarieven de komende drie jaar stapsgewijs te harmoniseren.
Waarom is er gekozen voor een subsidieconstructie en is er geen anonieme «kliklijn» bij bijvoorbeeld de politie ondergebracht?
Vanuit een succesvolle pilot in 2003 is door de hieronder genoemde opdrachtgevers het besluit genomen om Meld Misdaad Anoniem in te voeren in Nederland. Als gevolg daarvan is destijds de Stichting Meld Misdaad Anoniem opgericht (voorloper van de stichting NL Confidential) en is de meldlijn begin 2004 landelijk ingevoerd. De vier opdrachtgevers van de stichting waren: het Ministerie van Binnenlandse Zaken en Koninkrijkrelaties, de Raad van Hoofdcommissarissen, het Verbond van Verzekeraars en het toenmalige Ministerie van Justitie.
Subsidiering kan een middel zijn om beleidsdoelen te realiseren. Een subsidie is een instrument om maatschappelijk gewenst gedrag en gewenste ontwikkelingen te stimuleren. In dit geval is een subsidie verstrekt ten behoeve van activiteiten inzake openbare orde en veiligheid die gericht zijn op:
Uit de pilot is gebleken dat een groot deel van de informatie die via Meld Misdaad Anoniem beschikbaar komt, op andere wijze niet rechtstreeks bij de politie gemeld zou worden. Dit omdat Meld Misdaad Anoniem de anonimiteit van de melder waarborgt en de melder daarop vertrouwt.
In opdracht van mijn ministerie en de stichting NL Confidential is een onderzoek gestart om te komen tot een toekomstbestendige publiek – private samenwerking en financiering. Voorts zal ik zoals toegezegd in het AO Strafrecht van 18 april jl. overleggen met de Raad van Toezicht over de rationalisering van de bedrijfsvoering. Uw Kamer zal over de uitkomsten van dit overleg worden geïnformeerd.
Deelt u de mening dat de politie eerst onderzoek zou moeten doen wanneer er een anonieme tip binnenkomt, alvorens iemand op basis daarvan te arresteren?
NL Confidential stuurt meldingen niet zonder meer naar partners. Vooraf wordt onder meer op feitelijkheden gecheckt in openbare bronnen (straatnaam, kenteken, kleur auto, et cetera).
De ontvangende partijen moeten zich houden aan wet- en regelgeving. De regelgeving belemmert de onderscheiden partijen om uitsluitend op basis van een anonieme tip een aanhouding, binnentreding of iets dergelijks te verrichten. De ontvangende partijen voeren een eigen controle op juistheid uit. Daarnaast doen zij aanvullend onderzoek. Een anonieme tip is daarbij slechts sturingsinformatie.
Pas als de uitkomsten van het aanvullend onderzoek de anonieme melding onderbouwen dan kunnen de ontvangende partijen overgaan tot actie. Een melding die binnen is gekomen via Meld Misdaad Anoniem is hiermee een puzzelstuk in een groter geheel en wordt onderdeel van de gebruikelijke onderzoeken van bijvoorbeeld de politie of het fraudeloket van een verzekeraar.
Hoe wordt voorkomen dat meldingen, die online gemakkelijk kunnen worden gedaan, leiden tot onnodige stigmatisering?
Zie antwoord vraag 6.
Deelt u de mening dat het verkopen van deze gegevens kan leiden tot perverse prikkels om meer eigen inkomsten te genereren en zo de kwaliteit van de doorgegeven meldingen achteruit kan gaan? Zo nee, waarom niet?
Zie antwoord op vraag 1, 6 en 7.
Het vastzittende onderzoek naar de moord op onderzoeksjournalist Daphne Caruana Galizia op Malta |
|
Renske Leijten |
|
Stef Blok (minister buitenlandse zaken) (VVD) |
|
Erkent u dat het schokkend is dat op 16 oktober 2017 de Maltese onderzoeksjournalist Daphne Caruana Galizia door een moordaanslag om het leven is gekomen en dat het noodzakelijk is dat deze moord tot op de bodem moet worden uitgezocht?
De moord op de onderzoeksjournaliste Daphne Caruana Galizia heeft terecht veel aandacht gekregen, ook in Nederland, en verdient een grondig onderzoek. Het is belangrijk dat elke journalist zijn of haar vak in veiligheid kan beoefenen.
Klopt het dat het onderzoek naar de moord op de Maltese onderzoeksjournalist Daphne Caruana Galizia faalt en de vragen wie haar vermoordde en waarom niet worden beantwoord?1 Kunt u uw antwoord toelichten?
Het onderzoek naar de moord op de onderzoeksjournaliste Daphne Caruana Galizia is zes maanden geleden opgestart en is momenteel nog gaande. Er zijn drie mannen opgepakt die worden verdacht van de uitvoering van deze moord.
Gezien het belang van deze zaak heeft deze inmiddels ook de aandacht van de Europese Commissie. De Commissie heeft aangegeven het proces zorgvuldig te zullen volgen en bereid te zijn tot actie indien daar grond voor is. Het Kabinet verwelkomt deze betrokkenheid en volgt daarnaast ook zelf de ontwikkelingen op de voet.
Erkent u dat het zorgelijk is dat, naast de directe familie, ook een anonieme bron van binnen de politie stelt dat de Maltese politie niet onderzoekt of haar dood verband houdt met haar onderzoekswerk als journalist naar corruptie en witwaspraktijken van politici en dat deze aantijging onderzocht dient te worden? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 2.
Herinnert u zich dat u, via de Minister van Financiën, p 18 april 2018 aangaf geen indicatie te hebben dat het onderzoek niet gedegen verloopt?2 Op basis waarvan heeft u uw oordeel gebaseerd en leidt het artikel in The New York Times tot een ander inzicht bij u? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zowel de Raad van Europa als de Europese Commissie hebben in de afgelopen maanden vertrouwen uitgesproken in de autoriteiten van EU-lidstaat Malta bij het uitvoeren van het onderzoek naar de moord op de onderzoeksjournaliste. Recent hebben beide hun aandacht voor de kwestie verhoogd en aangegeven dat zij de ontwikkelingen nauwgezet zullen blijven volgen. Het kabinet is van mening dat deze aandacht terecht is en steunt deze aanpak.
Kan u aangeven hoe de Nederlandse bijdrage aan het onderzoek, door middel van steun aan het forensisch team, is verlopen? Hoe wordt de samenwerking tussen de Nederland en de Maltese regering tijdens het onderzoek beoordeeld? Kunt u uw antwoord toelichten?
Op verzoek van de Maltese autoriteiten is door het Nederlands Forensisch Instituut (NFI) assistentie verleend aan de Maltese politie bij hun onderzoek naar de moord. Dit verzoek is gebaseerd op een Memorandum van Overeenstemming uit 2016 tussen het Nederlandse Ministerie van Justitie en Veiligheid en het Maltese Ministerie van Sociale Dialoog, Consumentenzaken en Burgervrijheden op het terrein van forensische samenwerking. Forensisch onderzoekers van het NFI hebben ter plaatse onderzoek verricht en geadviseerd over de verdere onderzoeksmogelijkheden. Daarnaast hebben zij in Nederland een explosieven- en sporenonderzoek uitgevoerd. Deze samenwerking verliep goed.
Deelt u de mening van de voormalig leider van de Maltese Nationalistische Partij, de heer Bussutil, dat er op Malta een «cultuur van straffeloosheid» heerst? Zo nee, waarom niet? Zo ja, welke acties moeten er worden ondernomen om deze cultuur te veranderen?
Nederland acht het van groot belang dat de rechtsstaat in de Europese Unie en haar lidstaten goed functioneert. De Commissie heeft hierin een belangrijke rol. Eurocommissaris Jourova heeft aangekondigd dat zij binnenkort een bezoek zal brengen aan Malta. Het Kabinet hecht er aan dat de Commissie de situatie op Malta goed volgt en indien nodig maatregelen voorstelt.
Onderschrijft u de conclusie van een onderzoeksmissie van het Europees parlement op Malta naar aanleiding van de moord of Caruana Galizia, dat er sprake is van een onduidelijke scheiding der machten in Malta, met als gevolg een gebrek aan onafhankelijkheid van de rechtstaat en politie?3 Wordt door de Europese Raad of Europese Commissie hier actie op ondernomen? Kunt u uw antwoord toelichten?
Zie antwoord vraag 6.
Hoe gaat u zich inzetten in Europees verband om te zorgen dat Malta zich gaat inspannen voor de nodige hervormingen om weer een goed functionerende rechtstaat te worden?
De rechtsstaat heeft de actieve aandacht van de Europese Commissie zoals hierboven beschreven. Nederland steunt dit.